Qui van Woerdekom
Opleiders van de nieuwe generatie strijkersdocenten aan het woord.
Vakmethodiek in Nederland en Vlaanderen
Een serie artikelen, waarin Qui van Woerdekom Conservatoria in Nederland en Vlaanderen bezoekt en de desbetreffende vakmethodiekdocenten interviewt. In dit tweede artikel de spot op: Hogeschool Gent, Departement Conservatorium Dirk Lievens (alle strijkers) ArtEZ Conservatorium, lokatie Enschede Tina Nijman (viool / altviool) Prins Claus Conservatorium - Groningen Liesbeth Ackermans (viool / altviool) & Corine ‘t Hoen (cello)
▲
7
ARCO
Qui van Woerdekom
Opleiders van de nieuwe generatie strijkersdocenten aan het woord.
Vakmethodiek in Nederland en Vlaander
Een serie artikelen, waarin Qui van Woerdekom Conservatoria in Nederland en Vlaanderen bezoekt en de desbetreffende vakmethodiekdocenten interviewt. In dit tweede artikel de spot op: Hogeschool Gent, Departement Conservatorium Dirk Lievens (alle strijkers) ArtEZ Conservatorium, lokatie Enschede Tina Nijman (viool / altviool) Prins Claus Conservatorium - Groningen Liesbeth Ackermans (viool / altviool) & Corine ‘t Hoen (cello)
Ook deze keer ben ik weer voor ARCO op stap geweest om met diverse methodiekcollega’s te praten. Toen mij gevraagd werd te schrijven over de strijkersmethodiek op diverse conservatoria leek me dat een heel spannende ervaring. Ik ontmoet allemaal zeer gedre-
Dirk Lievens
Je geeft methodiek in Gent?
Ik geef vakdidaktiek strijkers. Dat is eigenlijk hoe het heet. Dat slaat dus niet alleen op viool?
ven docenten, die in soms heel moeilijke omstandigheden moeten werken. Wat me nu al
Nee, het gaat om alle strijkers.
opvalt is het grote verschil tussen de opleidingen aan de bezochte instituten.
Ik heb het eerst acht jaar in Antwerpen gegeven en nu ongeveer vijf jaar in Gent.
In dit artikel zien we bijvoorbeeld dat de vakdidaktiek voor viool, alt, cello èn contrabas in Gent gegeven wordt door één en dezelfde persoon, namelijk de violist Dirk Lievens. In Enschede zien we een gedreven docente vioolmethodiek in de persoon van Tina Nijman, maar er studeren nauwelijks strijkers op dit conservatorium, dat door een fusie en reorganisatie in een moeilijke periode zit. Cellomethodiek is er door gebrek aan studenten dit jaar helemaal niet. In Groningen tenslotte zien we jonge docenten die nog volop in de race zijn om hun vak verantwoord in te vullen. Het artikel is weer een weerslag van de interviews. Voor algemene informatie over de verschillen in structuur en gebruikte termen in Vlaanderen en Nederland verwijs ik naar de inleiding van het artikel in de vorige ARCO. In de laatste aflevering hoop ik met een korte samenvatting en wat eigen conclusies af te sluiten.
Hoelang geef je al methodiek?
Heb je het van iemand geleerd, zelf ontwikkeld of is het een weerslag van je eigen opleiding?
Er is één figuur voor mij persoonlijk eigenlijk, die mij inzicht heeft gegeven in bewegingsmechanismen. Toen ik was afgestudeerd in België – ik studeerde bij Rudolf Werthen, een veeleisende leraar - ben ik verder gaan studeren in Keulen aan de Musik Hochschule bij Johannes Prelle. Aan deze man kon ik gewoon vragen “ik kan dit of dat niet spelen, hoe komt dat?” Hij legde dan uit waardoor het kwam. Dus de frustratie om iets niet te kunnen kantelde hij altijd op de inhoud van het bewegingsmechaniek. Je leerde van Prelle dus het analyseren?
Ja, de frustraties verdwenen en op den duur was het alleen nog zoeken naar het juiste puzzelstukje. Hij heeft mij een veel beter inzicht gegeven. Daarna ben ik ook als een bezetene begonnen met lezen, want ik had nooit gedacht, dat je als violist zoveel uit boeken kon opdoen. Als jonge violist wil je eigenlijk alleen maar spelen, maar dat is dus de aanzet geweest. Hoe heb je zelf de vakmethodiek gehad?
Dat was vooral gericht op het repertorium. Alles over het bewegingsapparaat werd niet gestructureerd aangeleverd. Tenminste zo heb ik het niet getraceerd. Hoe groot zijn je groepen studenten?
Dat zijn hele kleine groepjes. Drie soms vier studenten. Dit jaar één voor de theorie en één voor de stage. Voor cello dit jaar niemand. We hebben voor viool en alt twee Russische hoofdvakdocenten, die veel buitenlandse studenten trekken. Die doen dan weer geen pedagogische opleiding. Dus dat is zo de situatie. ▲
ARCO
8
ren
Is de methodiek voor alle studenten verplicht?
Iedereen die leerkracht wil worden moet vakdidaktiek volgen. Kun je er ook voor kiezen geen didaktiek te volgen?
Ja inderdaad, want een lerarenopleiding bij ons is een initiële opleiding van academisch niveau en eigenlijk een supplement op de basisopleiding. Je kunt het vergelijken met b.v. een opleiding voor ingenieur en nadien een opleiding om les te mogen geven. De opleiding is erop gebaseerd, dat je die tijdens de laatste twee jaar van je studie kunt realiseren. Toch komt het voor, dat studenten het verschuiven. Ze doen het dan direct na het afstuderen. Ze moeten zich dan wel opnieuw inschrijven. Het is dus facultatief, de student kiest ervoor. In Antwerpen begreep ik, dat de opleiding twee jaar duurt; klopt dat?
Toen ik er les gaf was de opleiding er modulair (in blokken) georganiseerd. Je kon de modules afwerken en je had voor elke module vier zittijden. Per blok wa-
ren er toen wel verschillende vakken, die je niet kon opsplitsen. De pure vakdidaktiek en de stages duurden twee jaar. De opleiding is natuurlijk veel breder dan de vakdidaktiek. En hoe is dat in Gent?
De opleiding vakdidaktiek duurt één jaar en er is ook één jaar stageoefeningen. Sommige studenten doen beide tegelijk in hetzelfde jaar, maar de meesten doen het na elkaar. Helemaal duidelijk, maar nu een vraag over iets wat mij niet duidelijk is. Je geeft dus methodiek aan alle strijkers. Zelf ben je violist, dus voor viool en alt zal dat geen probleem zijn, maar hoe zit dat met de cello en contrabas?
Ik kan me je vraag goed voorstellen. Toen ik hiervoor gevraagd werd, had ik dezelfde reflex. Ik ben me toen eigenlijk gaan oriënteren op het Angel-Saksische systeem. Denk aan Paul Rolland, een project al uit de jaren 50 - 60. Men heeft daar een hele methodiek omheen gebouwd en daar heb ik me voor een stuk op gebaseerd. Niet alleen over bewegingsmechanica, maar je kunt daarover ook veel halen uit boeken. Je zegt, dat er grote verschillen zijn, maar er zijn toch ook grote overeenkomsten. Anderzijds mag je ook de eigen bagage van de student niet onderschatten, die als hij bij ons begint al meester is op het instrument. Dus die gasten kunnen zelf ook al analyseren. Je moet ze dikwijls nog wel prikkelen om na te denken, zo van “wat moet je doen om recht te strijken?” en dan is het “ja, gewoon recht strijken.” Het antwoord op die vraag kun je heus in de boeken vinden. Hetzelfde vraag je toch ook aan de hoge strijkers? Het grootste probleem voor mijzelf is het repertorium, hoewel er uiteraard minder repertoire is voor de bas, maar ook voor cello. Ik denk wel, dat jouw inzet cruciaal is om ook de lage strijkers een goede vakdidaktiek opleiding te geven.
’t Is een uitdaging. Het belangrijkste vind ik de nooit te stillen honger, het nieuwsgierig maken. Dat moet je op de een of andere manier genereren. Daar komt dan het analytisch inzicht bij. Dat zijn mijn twee parameters.
▲
9
ARCO
Vakmethodiek in Nederland en Wat betreft het basisrepertorium heb ik een slechte reputatie, want ze moeten er heel hard voor werken. Ik vraag wel eens “als je volgend jaar full time zou kunnen beginnen, ben je dan blij of niet?” “Fantastisch!”, zeggen de meeste studenten dan. Mijn antwoord is dan vaak: “Dan heb je 65 leerlingen; geef ze allemaal drie stukjes per jaar; hoeveel heb je er dan en daar vraag ik je de helft van.” Dat is dus wat je minimaal moet kennen en dat wordt vaak als verschrikkelijk veel ervaren. Heel vaak krijg ik dan na twee jaar, als ze echt begonnen zijn, de opmerking dat het eigenlijk echt wel nodig was deze repertoirebasis te hebben. Gebruik je ook de boeken van Mantel voor de cellisten?
Ik gebruik geen boeken van hem, maar wel een artikel over Gruppenunterricht, omdat de studenten zelf meestal opgeleid zijn via individueel onderwijs en daardoor een natuurlijke weerstand hebben tegen groepsonderwijs. Je collega in Antwerpen heeft de boeken van Mantel over techniek vertaald in het Nederlands. Zijn studenten kunnen hiervan via een USBstick gebruik maken.
Goed om te weten. Welke andere onderwijskundige vakken zijn er?
Het is een heel breed spectrum van vakken dat aangeboden wordt, o.a. kunstagogiek. Het is een beetje moeilijk om uit te leggen, omdat ze in de basisopleiding al allerlei vakken als keuzevak kunnen nemen. Daarom is het niet eenduidig, maar het is heel breed, te breed vinden sommigen. Horen de onderwijskundige vakken in Gent bij de lerarenopleiding net als in Antwerpen?
Nee, in Gent heeft men er bewust voor gekozen om onder het Departement Conservatorium te blijven.
In Antwerpen gaat het veranderen, begreep ik, maar het conservatorium heeft daar geen geld voor.
Ik weet het en wie moeten dan de opleiding gaan verzorgen? Dat zijn dan de academies en die hebben ook geen middelen. De warme aardappel wordt eigenlijk doorgegeven. De bouw en ontwikkeling van het instrument is dat ook een issue bij jullie?
Niet in de vakmethodiek, maar ik geef ook onderzoeksmethodiek. Dat heette vroeger “literatuur van het instrument”. Deze cursus duurt twee jaar. De muziekgeschiedenis wordt bekeken geheel vanuit de hoek van de strijkers. Ik geef diverse opdrachten zoals: bestudeer de ontwikkeling van de strijkers binnen het orkest, de methodes per land vanaf de barokperiode, de ontwikkeling van het strijkkwartet, maar ook schrijf een kritiek over vijf CD opnames van hetzelfde stuk. Ze moeten dan ook rond een bepaalde bouwer onderzoek doen. We hebben binnen het conservatorium een departement Vioolbouw en we gaan dan op bezoek in het vioolbouwatelier. Er ontwikkelt zich een interessante discussie over boeken en papers en we beloven bepaalde boeken uit te wisselen over uitvoeringspraktijk, oude methodes en strijkkwartet. Valt bij jullie de uitvoeringspraktijk ook onder de vakdidaktiek?
Nee. Er zijn wel regelmatig externen, die rond een bepaald thema komen werken. Daar zit dan een stukje specialisme wat betreft uitvoeringspraktijk bij. Men heeft in Gent bij de begeleiders van kamermuziek iemand, die vanuit de oude muziek-traditie komt. Daar kunnen de studenten ook terecht. Ik vind ook, dat dit onderwerp niet specifiek aan de vakmethodiek gekoppeld moet worden, omdat het een essentieel onderdeel hoort te zijn van de opleiding van iedere musicus.
Hoe zijn de stages geregeld?
Bij ons doet de student drie soorten stage. Een luisterstage (observeren), een doe-stage (zelf lesgeven) en het observeren van een medestudent, waarbij ze onderling feedback geven. Het stagedossier, dat de studenten bijhouden wordt per periode door de docenten vakdidaktiek en pedagogiek onderling besproken en daarna door beiden één op één met de student. Het doen is in Gent een absolute prioriteit, omdat daar het sleutelmoment ligt om ook de competentie van de aankomende leraar te beoordelen, terwijl de vakdidaktiek eigenlijk de theoretische ondersteuning van dat moment is. We doen ook stageoefeningen in de klas. Als ik weinig studenten heb, neem ik ze ook wel een hele week mee in de academie, ook naar vergaderingen, echt alles. Hoe is die doe-stage precies georganiseerd?
Er zijn twee periodes. Eén in het eerste semester en één in het tweede semester. In die periodes moeten er afspraken gemaakt worden met de vakdidakticus. Hij stelt een aantal mentoren voor, want we zien dat de studenten zelf meestal terug naar ‘huis’ willen; dat is veilig; daar hadden ze zelf les. We raden toch liever mentoren aan in heel Vlaanderen, waarvan bekend is dat ze goed lesgeven. Die mentoren moeten wel willen meewerken, want het is toch ook een belasting op de eigen klas om anderen toe te laten om les te geven. Als de mentor overleg heeft met de student over de leerlingen, dan kost dat toch lestijd. Hoeveel lestijd hebben dan die leerlingen?
De sleutel is één uur met een maximum van vier leerlingen in dat uur. Zo is dat op de academies geregeld. Nou nou, dat is ook niet riant.
De directeuren van de academies proberen hier wel creatief mee om te gaan. Dat houdt in, dat de beginners vooral in groepjes van vier les krijgen, maar naarmate men in de hogere graden komt, probeert men met minder leerlingen in een uur te werken. Dus dikwijls drie, maar soms ook twee in een uur. Moet er dan binnen die tijd ook nog met de stagestudent geëvalueerd worden?
Nee. Het gaat zo, dat de stagestudent de hele les overneemt en dat daarna overleg met de mentor plaatsvindt. Maar dat berust dan wel op goodwill van de mentor.
▲
ARCO
10
Waarvan acte !
Het is wel in beweging, want in Brussel is er een heel kleine vergoeding voor de mentoren. Ook is er vanuit de academies een heel klein bedragje. Als voorbeeld op de academie, waar ik directeur ben, hebben we op 2700 leerlingen 1,3 mentoruur per week. Hoeveel uur geven je studenten nu precies les in een jaar?
Dat komt toch neer op een uur of twintig tot vijfentwintig per jaar, dit buiten de oefenlessen van de vakdidaktiek gerekend. Dat is toch aanmerkelijk meer, dan de vier uren observeren en vier uren lesgeven in Antwerpen.
Dat klopt. Daar komt nog bij, dat we hier gedurende twee jaar nog een ander praktijkproject hebben. Dat speelt zich niet af op de academies, maar is meer een algemeen cultureel traject. Daar zijn dagscholen bij betrokken, instellingen voor gehandicapten enzovoort. Daarom geloof ik ook echt in de basisopleiding, die gegeven wordt uit de noodzaak van het toekomstige werkveld. Je moet die competenties dus ook breder zien. Kun je iets over je lesplan vertellen?
De cursus is zo opgebouwd, dat ik eerst de overheidsmodellen behandel. Dus: wat wil de overheid dat wij doen met kinderen. Dan komt er vanzelf een discussie over wat haalbaar is en wat niet. Dan koppel ik dat terug naar de behandeling van de techniek in de lagere graad. Basistechniek bestaat uit twee linken: een korte terugblik in de literatuur tot Leopold Mozart, maar ook kijken hoe je zelf dingen doet b.v. hoe sta je, op welk been steun je meer enz. enz. Vooral om het eigen denken in gang te zetten. Dan zijn ook de eerste stages al begonnen. Daar haak ik natuurlijk ook op in. Ondertussen krijgen ze ook repertoire-opdrachten. Die worden om de zoveel tijd getoetst. De repertoriumlijst bestaat uit een algemeen deel en een persoonlijk gedeelte. Het algemene deel kun je als naslag gebruiken. Je kopieert alles wat je tegenkomt en stopt dat in je map. Voor het persoonlijke deel is de opdracht om tien werken te kiezen per jaar van elk van de graden, zoals we die op de academie kennen. Het basis-repertorium moeten ze door en door kennen en ze worden daarover ook ondervraagd. Afgelopen twee jaar heb ik ook didaktiek in houtskool voor onderwijs aan beginners behandeld, omdat daar baanbrekende dingen in staan vergeleken met ons systeem van onderwijs aan de academies met minder theoretische voorkennis, net als bij de privépraktijken, die ook steeds meer opkomen. Gebruik je nog meer boeken?
Voor de techniek in een later stadium heb ik voor de viool, altviool en cello belangrijke literatuur vertaald en samengevat. Dat was voor mijzelf ook verrijkend en geweldig inspirerend. Ik zie mezelf met mijn echtgenote (ook een violiste) nog op huwelijksreis naar Turkije met laptop en een koffer vol techniekboeken. Er ontspint zich weer een discussie over wat er allemaal geschreven is over b.v. vioolspelen. Niet alles is wetenschappelijk getoetst. Veel mensen schrijven uit hun eigen ervaring en intuitie. Ook wordt regelmatig opnieuw het wiel uitgevonden. Maar je moet wel blijven lezen en zoeken, want soms komen er ook verrassende nieuwe ideeën naar voren. Heb je favoriete literatuur?
Natuurlijk Galamian en verder bijvoorbeeld Flesch, Menuhin en Rolland. Zeer goed is ook de publicatie van Marianne Murray Perkins die Kato Havas, Paul Rolland en Shinichi Suzuki als benadering van de viooltechniek met elkaar vergelijkt. Geef je aandacht aan het geven van groepsles?
Onze overheid noemt dat “groepsgericht lesgeven” en dat geeft een mengvorm aan van soms hoofdelijk en soms in groepsverband. Ik besteed in de cursus veel aandacht aan het omgaan met groepjes leerlingen. Wanneer je er vier in een uur hebt, dat je dan niet vier keer een kwartier moet lesgeven, maar een lesvorm moet ontwikkelen, waarbij je voortdurend
Vlaanderen iedereen betrekt. Natuurlijk is deze vorm ontstaan om financiële redenen, maar goedkoper hoeft niet per definitie slechter te zijn. Het kan ook meerwaarde hebben, zoals de groepsdynamiek. Ik kan uit eigen ervaring veel voordelen opnoemen. Na enkele jaren moet er wel een differentiatie plaatsvinden natuurlijk. Hoeveel aandacht is er in de opleiding voor onderwijs aan vier- en vijfjarigen?
Het wordt wel behandeld, maar niet uitgebreid. Wel de methodologie. Ik lees elk jaar de onderzoeken van de Universiteit Nijmegen, eerlijk gezegd vooral de conclusies. Daar gaat het om onderzoek naar beginleeftijden enz. In de stages komt het ook niet voor, omdat de beginleeftijd op de academies officieel negen jaar is, maar natuurlijk gebeurt er toch wel veel met jongere kinderen. Hoeveel aandacht is er in de opleiding voor meer gevorderd en jong talent?
Het meer gevorderde zien ze door met mij mee te lopen. Op de meeste academies zie je het pyramideprincipe, zodat het topje ook daar bediend kan worden. De academies zien we qua instroom steeds breder worden aan de basis. Dat geeft ook een bredere top. Ik vind dat een goede zaak. Hoe wordt er geëxamineerd? Wat voor commissie?
Dat is meestal mondeling na afsluiting van de vakdidaktiek. Daar is de coördinator van de afdeling bij en ook altijd een extern jurylid. De vraag kan zijn over hoe je spiccato aanleert, maar net zo goed over een artikel over de voors en tegens van groepsles en de eigen opinie van de student. Het repertorium wordt getoetst op grondige kennis en tenslotte een stukje analyseren om het in een voorgeschreven casus aan te bieden. De studenten worden ook gevolgd en beoordeeld bij een bepaald pedagogisch project. Dus bij het afstuderen zijn toch zes of zeven docenten betrokken. Zijn er ook nascholingscursussen?
Nascholing wordt georganiseerd door OVSG. Dat is het overkoepelend orgaan van stedelijke instellingen. Hopelijk gaat ook ESTA Vlaanderen daar een steeds grotere rol in spelen. Vanuit het werkveld zijn er ook studiedagen voor docenten, soms per school georganiseerd, soms provinciaal. Heb je contacten met methodiekcollega’s intern, landelijk of internationaal?
Landelijk heb ik contact met Filip Verpoest, docent in Brussel, die zich erg in Suzuki heeft verdiept en Bernadette Bracke uit Leuven. Ik heb je nog niet verteld over mijn bezoekjes aan Amerika. De ASTA (de Amerikaanse ESTA) is onvoorstelbaar goed georganiseerd en het waren interessante ervaringen. Er heeft ook een uitwisseling plaatsgevonden en niet alleen van klassieke muziek, maar ook van alternatieve genres. Zo hebben we een specialist in volksmuziek van blue grass tot jazz gehad. Ik vind het leuk om zulke dingen binnen te brengen. Vooral voor ons onbekende dingen ontploffen dan gelijk. Naar mijn gevoel is het ook de aard van het instrument, dat we als strijkers nog vrij traditioneel zijn. Zo zie je wat we nog allemaal kunnen doen…. vroeger gaf ik altijd als examenopdracht een etude voor het motorisch gevoel, maar pas kwam ik met een reel of een hornpipe. Dan kom je streektechnisch ook alles tegen, maar het is minstens zo leuk. Die mannen stonden te swingen, dat waren nog eens etudes.
Is er nog werk voor de afgestudeerden?
Zeker; het groeit nog altijd. De markt is nog niet verzadigd. Daar ben ik blij mee. Er is altijd nood aan goede krachten. De situatie is zo, dat een directeur kan selecteren bij het invullen van een vacature. Het criterium zou dan moeten zijn ‘zou ik mijn eigen kind aan deze docent toevertrouwen’, want niet iedereen met een diploma is even goed. Wat zou je – als er geld genoeg was – aan de methodiekopleiding willen veranderen?
Ik ben er voor, dat er meer tijd en ruimte binnen de opleiding komt om te doen, doen, doen, omdat de theorie toch vaak niet inspeelt op de grote verschillen in elke lessituatie. Ideaal zou ook zijn om niet alleen de eigen traditie van de academies mee te nemen, maar het zou ook interessant en leerzaam zijn om mensen met een privé praktijk te laten vertellen hoe het daar toe gaat. Wil je nog iets kwijt wat niet gevraagd is?
Aangezien ik nog veel speel, merk ik dat mijn eigen spel nog steeds groeit en verbetert, omdat ik analytisch heb leren denken. Mijn ideaal is dan ook, dat hoofdvakdocenten al in een vroeg stadium meewerken om inzicht en analytisch denken te bevorderen. Dat is belangrijk voor het eigen spel, maar ook voor een toekomstig docentschap.
Verder wil ik nog benadrukken, dat het niveau van docenten en leerlingen ondanks alles steeds hoger wordt. Er is meer uitwisseling en overleg. De mensen zijn erg gemotiveerd. Je moet ze vooral op hun sterke punten aanspreken. Met ons pyramide systeem proberen we wel het topje binnen te houden, terwijl aan de basis heel veel mogelijk moet zijn. Ook als je volwassen bent of gehandicapt of weinig talent hebt, moet een brede culturele opleiding veel mensen de kans geven. Dat zie je over de hele linie. Zo hebben we op de basisscholen standaard muzische vorming.
Tel je zegeningen, zou ik zeggen, want daar kunnen we in Nederland jaloers op zijn.
Dat zie ik ook zo en het pessimisme, waar we ons soms aan bezondigen, vind ik niet nodig. Ik denk dat we trots mogen zijn op de plaats die het muziekleven in Vlaanderen krijgt. Fijn, dat ik dat ook nog even kwijt kan. ❚
Op alle scholen? En is dat gestructureerd?
Dat staat los van ons muziekonderwijs. De basisschooldocenten krijgen dat mee in hun opleiding. Waar de docenten niet voldoen aan de eisen vangen onze AMV docenten dat op en coachen de docenten.
▲
11
ARCO
Stagebegeleiding door Wilfried Wouters
Vakmethodiek in Nederland en
Tina Tijnman Hoelang geef je al methodiek?
Sinds twee jaar. Hoe zijn ze bij jou terecht gekomen?
Het conservatorium heeft mij benaderd om de vioolmethodiek te geven. Collegae hebben mij aanbevolen. Ik geef les in Hengelo en Winterswijk en was daardoor aardig in de regio bekend, denk ik. Heb je het van iemand geleerd, zelf ontwikkeld of is het een weerslag van je eigen opleiding?
Van het eerste en derde. Ik ben van oorsprong Oost Duitse en heb mijn opleiding in Weimar gehad. Die was heel intensief, wel met een socialistische inslag. Twee jaar pedagogiek, twee jaar psychologie en dan nog de vakmethodiek heel gedegen, wel wat droog, maar vakinhoudelijk oké. Daarna ben ik de orkestwereld in gegaan. Ook met de gedachte: lesgeven is het niet helemaal voor mij. Dat denken veel jonge mensen nu ook nog. Had je ook een beetje angst voor het vak?
Ja dat ook, maar vooral andere ambities. Later ben ik toch bij het lesgeven terecht gekomen. Dat beviel me zo goed, dat het nu een deel van mijn leven is. Nu ook komen mijn eigen methodiek en wat ik bij mijn vioolprofessor leerde echt samen. Hoe groot zijn je groepen studenten?
Dat is een triest verhaal. In Enschede hebben we op dit moment drie hoofdvakdocenten en zes vioolstudenten in de eerste fase, waarvan drie voor methodiek. Ze krijgen alle drie individueel les, omdat ze in verschillende studiejaren zitten. Op dit moment weinig klassikaal en daarom ook weinig feedback. We zitten op dit moment in een reorganisatiefase en zijn inmiddels gefuseerd met Arnhem en Zwolle en heten nu ArtEZ. Sinds de fusie hebben we een andere lokatiedirecteur en en ik heb het gevoel, dat alles nu weer een beetje in balans komt. Wat is dan de Messiaen Academie?
Dat is de tweede fase voor deze drie instituten. Is de methodiek voor alle studenten verplicht?
Wij werken met majors en minors. Dat schijnt een beetje anders te zijn dan bij andere conservatoria. Na de fusie willen ze daarmee verder, dus het blijven majors en minors en het is zo: je moet een major kiezen, dat is eigenlijk je hoofdvak, en methodiek is al een minor.
▲
ARCO
12
De methodiek is dus niet verplicht.
Nee, tenzij je docerend musicus wil worden, maar zelfs dan heb je nog de keuze om maar een gedeelte te doen. Ik had bijv. een student, die heeft in het derde jaar methodiek gevolgd en in het vierde studiejaar een andere minor gekozen. Ik vind dat erg, want de student krijgt geen diploma en is dan ook niet bevoegd om les te geven, bijvoorbeeld aan een muziekschool. Die student gaat dus iets minder beunen dan iemand die nooit methodiek gedaan heeft.
Zo zou je het kunnen zeggen. Ik vind trouwens, dat de methodiek een hoofdvak moet zijn, dus een major, want ik vind het minstens even belangrijk als goed viool kunnen spelen. We hebben hier ook een opleiding muziektherapie. Sommige van deze studenten nemen in de loop van hun studie viool als tweede hoofdvak. Dit zijn wel vaak de betere methodiekstudenten vanwege hun pedagogische / psychologische achtergrond, maar hun spelniveau is meestal minder voor solospel geschikt en een proefspel bij een orkest zal waarschijnlijk niet lukken. Ken je de niveaus landelijk gezien? Volg je de concoursen in Nederland? De provinciale concoursen, Jordens Viooldagen, Davina van Wely Concours en het Nationaal Vioolconcours Oscar Back?
Ik ken wel de niveaus, maar ik moet eerlijk zeggen dat ik door tijdgebrek de concoursen niet zoveel afreis. Ik ben hier in de regio wel regelmatig bij het Haydn festival, het Prinses Christina Concours en een concours in Deventer.
Hoelang duurt de methodiekopleiding?
De methodiek begint aan het einde van het tweede studiejaar en loopt door tot en met de stages in het vierde jaar. Wat is de plaats van de altviolen?
Als die er zijn volgen zij hetzelfde traject als de violen. Maar dan zou ik bepaalde technische punten ook met de hoofdvakdocent kortsluiten. Welke anderonderwijskundige vakken zijn er?
In de eerste twee jaar krijgen de studenten algemene pedagogiek en psychologie, daarnaast ook muziekpedagogiek. In deze lessen staat het lesgeven in het algemeen centraal, ook het lesgeven aan groepen wordt hier be-
Vlaanderen handeld, maar dan in algemene zin. Nogmaals: Ik beschouw de fusie wel als een kans om ook de methodiek in positieve zin te veranderen. Ze volgen deze vakken dus, voordat ze kiezen voor de pedagogische minor?
Ja en dat blijft ook zo. Bepaalde vakken in de eerste twee jaar blijven verplicht. Hoeveel aandacht krijgt de historische ontwikkeling van het instrument?
Dat doet Mechteld Lindeboom (celliste) voor alle strijkers. Weet je wat daar inhoudelijk gebeurt?
Het gaat over de historie van de bouw van de instrumenten, de vioolbouwscholen enz. Gezien de tijd die je daarvoor krijgt als docent, kun je er niet te diep op in gaan. Is de uitvoeringspraktijk ook een issue?
Ik heb de tijd niet om daar diep op in te gaan, moet ik eerlijk zeggen. We hebben wel barok-specialisten gehad, maar niet op strijkersgebied. Ik hoop dat er nieuwe kansen komen nu we gefuseerd zijn tot Artez. Hoe zijn het hospiteren en de stages georganiseerd?
Voor alle eerste jaar studenten, dus dan zijn ze nog maar net binnen op het conservatorium, is hospiteren verplicht en bedoeld als een algemene oriëntatie. Gedurende vier lessen moeten ze zo breed mogelijk gekeken hebben binnen een muziekschool. Eerste jaars?… dus dat staat nog buiten jouw vak en jij hebt dat niet ingeleid?
Nee. Ze moeten echt alleen maar kijken, het maakt niet uit bij wie. Hoe zit het met de stages?
We hebben een stage-coördinator, daar werk ik vrij nauw mee samen. De studenten mogen zelf op zoek gaan naar een stageplaats. Dat is meestal in Enschede of in Hengelo. Beide muziekscholen werken heel positief mee. Ze moeten eerst twee lessen hospiteren om het kind te leren kennen en dan komt het lesgeven. We kennen twee stagevormen: een kleine stage van zes weken aan het eind van het derde jaar, nadat ze de hele methodiek gehad hebben, waarin ze twee uur per week les moeten geven en een grote stage van twaalf weken aan het begin van het vierde jaar met drie uur per week om alles nog een keer uit te diepen. Er wordt op gelet, dat de studenten leerlingen van verschillende niveaus lesgeven. De lessen zijn meestal combinaties van twee tot vier leerlingen en ook individuele. Is de muziekschooldocent er als mentor bij?
Ja. Hij houdt toezicht op het gehele proces en moet ook bepaalde verslagen invullen. En daar ben jij niet bij?
Bij de lange stage kom ik na enkele weken kijken en tevoren heb ik met de mentor contact. We hebben nu in totaal twaalf weken, maar dat is natuurlijk nog te weinig. Ik adviseer de studenten ook altijd: zoek iemand die je privé les kunt geven om ervaring op te doen. En ga veel hospiteren, dus kijken, kijken, kijken. Niet alleen doen wat verplicht is. Kun je iets over je lesplan vertellen?
Ik begin de methodiek met wat algemene informatie over het werkveld, ontwikkelen van visie naar model van je DVD en ik behandel uitgebreid de beginsituatie. En dan gewoon eerst maar snuffelen aan het ‘doen’. Bij gebrek aan oefenkinderen gaan studenten van diverse instrumenten de beginsituatie met elkaar oefenen. Wij hebben er erg voor gepleit om dat te doen voordat ze de stage ingaan. In het derde jaar hebben de studenten de hele vakmethodiek. Ik vind dat een jaar eigenlijk te kort is. Ik merk, dat ik altijd tijd te kort kom. Ik laat ze daarom verplicht eerst DVD 1 kijken en ik moet zeggen je neemt mij het werk echt uit handen, want als ik dat ook nog allemaal moest vertellen, dan zou ik met de uren helemaal niet uitkomen. De hele beginsituatie, daar ben ik heel alert op en als ik merk, dat ik daar meer tijd voor nodig heb, dan moet dat maar. Misschien wel ten koste van andere dingen, maar dat zie ik dan aan het eind van het jaar wel. De beginsituatie vind ik gewoon ontzettend belangrijk en dat moet staan als een huis. Ik heb alle onderwerpen die in de eerste anderhalf jaar aan bod moeten komen door elkaar op papier gezet. De student moet die met argumenten in de juiste volgorde zetten. Daarmee wil ik het ontwikkelen van visie en analytisch inzicht kweken. Dan komen DVD 2 en DVD 3 en hoofdzakelijk Galamian, dus de hele uitbouw van de linker- en rechterhand. Daarna maak ik de koppeling naar de literatuur en etudes. Om de studenten zelfstandiger te maken qua analyse, visie ontwikkelen en ook om de hiaten bij de stage op te vangen krijgen ze van mij cases op mentaal, technisch en muzikaal gebied. Dat kunnen ze allemaal schriftelijk uitwerken, kan ook via de email, dat maakt helemaal niet uit, maar zo kan ik zien waar nog hiaten zijn. Moeten ze zelf ook een leergang maken?
In het vierde jaar moeten ze een leerplan /-gang schrijven. Gebruik je boeken?
Voor mij moeten ze verplicht Galamian lezen. Daarnaast vind ik het ook belangrijk om soms terug te koppelen naar de oude methodes zoals Geminiani en Leopold Mozart. Heb je favoriete literatuur?
Allereerst de boeken van Carl Flesch en Paul Rolland. Ook naar aanleiding van wat er in de ARCO over geschreven werd heb ik beide boeken van Simon Fisher besteld, maar ik moet er nog echt mee aan de gang. Ik heb al begrepen dat je daar echt tijd voor moet hebben. Gebruik je op hoger niveau demo-leerlingen in de lessen?
Omdat ik zo weinig studenten heb, komen die gewoon bij mij op de muziekschool langs en dan koppel ik een en ander. Mijn visie is sowieso dat je alles op een zeer basaal niveau kunt aanleren. Echt alles wat ‘moeilijk’ is, dubbelgrepen, spiccato, noem maar op. Vibrato natuurlijk iets later, maar ook niet té laat. Vanuit dát basale niveau bouw ik alles verder uit. Geef je ook aandacht aan het lesgeven aan vieren vijfjarigen?
Wat ik de studenten in ieder geval altijd meegeef is, dat er bepaalde onderwijsverschillen zijn. Vaak werk ik ook met de artikelen uit ARCO, omdat daar heel veel over geschreven is. Zo heel jong is natuurlijk wel een verhaal apart, alleen al omdat ze nog niet kunnen lezen. De discussie gaat vaak ook over het rendement van de lessen als ze zo jong beginnen.
Ik vind het grote voordeel, dat je als docent meer tijd hebt. Dat merk ik echt. Je néémt gewoon meer tijd. Oudere kinderen, dat is de cultuur ook tegenwoordig, willen allemaal snel resultaat, snel scoren, maar dat gaat natuurlijk niet. In Hengelo bijvoorbeeld mogen kinderen met vijf jaar beginnen, in tegenstelling tot Winterswijk, daar moeten ze eerst twee jaar AMV doen.
Op veel muziekscholen moeten ze wel vier in een uur lesgeven. En dat is toch ook een vorm van groepsles?
Ja. Ik leg uit dat ze kijk moeten hebben op alle leerlingen, bijvoorbeeld ook hoe ze de leerlingen moeten opstellen, hoe ze de les organisatorisch moeten opbouwen. Het is aan te raden iedere les zo veel mogelijk een bepaalde volgorde aan te houden. Dat doe je bij een individuele les natuurlijk ook, maar bij een groep is dit nog belangrijker. Je moet wel als docent een behoorlijke ervaring en routine hebben om dat goed te doen. Voor een student is dat heel moeilijk, maar ze kunnen de eerste ervaringen via de stage opbouwen. Hoe wordt er geëxamineerd? Wat is er voor een commissie?
Het is een theoretische afronding, het onderwerp is hun leerplan en leergang. De commissie is altijd samengesteld uit verschillende strijkers, de methodiekdocent, het afdelingshoofd en meestal ook de hoofdvakdocent van de desbetreffende student. De stages worden ook beoordeeld en de studenten krijgen hiervoor studiepunten. En de pedagoog is daar niet bij?
Nee, tot nu toe niet, want tijdens de methodiek hebben de studenten helemaal geen pedagogiek meer! Dat hebben ze in de eerste jaren verplicht gehad en dat houdt na het vierde semester op. Is er tweede fase methodiek mogelijk?
Ik denk dat het wel mogelijk is, want tweede fase studenten mogen heel duidelijk kiezen welke kant ze op willen, maar ik heb ze nog niet gehad. Bestaat daarvoor een curriculum?
Ik denk voor de tweede fase methodiek niet. We zijn nu bezig met een nieuw curriculum, omdat dat natuurlijk voor ArtEZ op alle lokaties gelijk moet zijn. Dat zie ik ook wel als een grote kans om daar dingen aan te dragen. Dus ik ga ervan uit, dat het, wat dat betreft, ook vooruitgaat. Zijn er ook nascholingscursussen bijvoorbeeld speciaal voor docenten uit de regio?
Of wij dat als conservatorium aanbieden? Nee op dit moment niet. Dat is ook een goede klantenbinding, want als je daar iets positiefs te bieden hebt, dan krijg je daar ook precies diegenen die je later naar je instituut wilt hebben…
Dat zijn wel de plannen, maar daar zijn we op dit moment nog niet mee bezig. Heb je contacten met methodiekcollega’s?
Intern b.v. met cello en fluit, iets dat ik heel prettig vind. Twee jaar geleden zijn we bezig geweest om het curriculum te moderniseren en daarbij hebben we als methodiekdocenten regelmatig en intensief contact gehad. Is er volgens jou nog een toekomst voor docenten?
Ik zie nog steeds een markt. Ik vind wel, dat je als docent veel in huis moet hebben, want mensen maken steeds duidelijker een keuze, ook voor een bepaalde docent en als je niet voldoende kunt bieden wordt het wel moeilijk. Hoe zie je de toekomst van het ‘muziekschoolbedrijf’?
De tendens van de laatste tien jaar was: “Het moet vooral leuk zijn.” Dat vind ik in sommige opzichten verontrustend en als je dan zegt “ik wil toch graag het niveau vasthouden” ontstaat er helaas vaak een discussie. Positief is wel, dat muziekscholen zich proberen te moderniseren, maar ik vind dat je de kwaliteit moet vasthouden. Absoluut! Wat zou je – als er geld genoeg was – aan de methodiekopleiding willen veranderen?
Ik deel heel sterk jouw visie dat het lesgeven ontzettend belangrijk is. Dus de degelijke opleiding in het lesgeven. Dat moet je geleidelijk opbouwen, echt vier jaar lang - een persoonlijkheid moet ook rijpen - zodat je als methodiekdocent weet: jij kunt het vak in, daar heb ik geen zorgen over. Verder zou ik meer ontwikkelingspsychologie, vakspecifieke pedagogiek en het meer uit diepen van de historie in het pakket wensen. ❚
Geef je aandacht aan het geven van groepsles?
Nou ja, dat zien de studenten op de DVD, en vinden het meestal erg interessant, maar met wat gangbaar is rond Enschede, komen ze daar niet echt mee in aanraking. ▲
13
ARCO
Vakmethodiek in Nederland en Vlaanderen ding. De externe stages van het tweede jaar zijn als volgt georganiseerd: er is een aantal mentoren op muziekscholen beschikbaar. Gedurende drie maanden geven de studenten enkele leerlingen les in het bijzijn van de mentor. Aan het einde van die periode geven ze een week les aan de hele klas van de betreffende mentor. Zo voelen ze, hoe het is om de verantwoording te hebben voor een groep eigen leerlingen.
maar mensen die het moeilijk vinden hebben echt wat aan dit boek, want het is toch fantastisch als je je leerlingen een klein beetje kunt begeleiden aan de piano.
Dat is een prachtige praktijkervaring, maar die externe stage is dan geen verlengstuk van jouw methodieklessen meer?
Ik heb één les gewijd aan het lesgeven aan kinderen jonger dan zes jaar. Ik vind dat een echt specialisme. Daarom denk ik bij het behandelen van de hele lesstof meer aan iets oudere kinderen.
Nee. We proberen wel de mentoren een beetje te screenen en we nodigen ze ook uit om in de tentamencommissie zitting te nemen aan het einde van het derde jaar. Hoe kom je aan stageleerlingen?
Liesbeth Ackermans Hoelang geef je al methodiek?
Ik geef nu ongeveer vier jaar methodiek. Heb je het van iemand geleerd, zelf ontwikkeld of is het een weerslag van je eigen opleiding?
In eerste instantie was het echt een weerslag van de methodiek zoals ik die bij jou gehad heb. Toen ik begon, was het enorm veel werk. Voor ieder lesuur ben je een hele dag met de voorbereiding bezig. Ik heb alle aantekeningen van vroeger opgezocht en ik heb die structuur overgenomen. Natuurlijk heb ik daar mijn eigen ervaringen aan toegevoegd. Zo heb ik in Londen de cursus Colour Strings van Szilvay gevolgd en daar is ook veel van in mijn lessen terug te vinden. Is de methodiek voor alle vioolstudenten verplicht?
Het is op dit moment alleen verplicht voor de Nederlandstalige studenten. Gelukkig wordt hier aan gesleuteld, ik heb zelf moeite met deze beperking, want ik vind het een heel belangrijk vak, dus ook voor buitenlanders. Zo heb ik nu twee Spaanse studenten, die in de toekomst terug willen naar Spanje en daar een muziekschool willen beginnen. Je kunt die mensen toch geen diploma geven zonder dat ze methodiek gevolgd hebben? Ik ben dan ook blij, dat ze nu toch mee kunnen draaien op vrijwillige basis. Het gevolg is, dat ik de lessen in het Engels geef. Studenten die in het buitenland tijdens hun studie al vakmethodiek gevolgd hebben kunnen vrijstelling krijgen. Hoeveel studenten heb je?
Dat is wisselend per jaar. Het varieert van drie tot acht studenten. Wat is de plaats van de altviolen?
De alten draaien mee in mijn groep. Er wordt aan de leergang een addendum gekoppeld, dat onder leiding van de altviooldocente Gisella Bergman gemaakt wordt. Hoe lang duurt de opleiding?
In het tweede studiejaar is er een wekelijkse les van vijftig minuten. In November begint de eerste stageleerling - een beginner - en in Januari komt er een tweede stageleerling bij, een gevorderde. Dit duurt tot de zomervakantie en dan wordt de vakmethodiek afgesloten. Het jaar daarna zijn er nog twee stages buiten het instituut. Betekent dat dus, dat je de hele lesstof in één jaar moet behandelen?
Ja, in zesendertig lessen om precies te zijn. Dat is een probleem lijkt me.
Ja, dat is zeker een probleem, ook omdat de lessen maar vijftig minuten duren. Je kunt ook niet meer tijd bevechten?
Nou ja, we zijn er mee bezig. Er is nu een stuurgroep waar we alles op tafel leggen. Ik heb me in eerste instantie hard gemaakt om die zesendertig lessen te behouden en de suggestie gedaan om de vakmethodiek een uitbreiding te geven in de vorm van een aantal introductielessen in het eerste jaar en een aantal lessen op maat in het derde jaar. Hoe zijn de stages georganiseerd?
Wat betreft de interne stage geven de studenten, als het lukt, allemaal tegelijkertijd les, zoals bij jou vroeger in Utrecht en kom ik bij iedereen binnen voor de begelei▲
ARCO
14
Het conservatorium adverteert in regionale kranten en hangt briefjes op bij vioolbouwers en op basisscholen. Dit jaar hebben we dat ook op de Internationale School gedaan in verband met mijn Engelstalige studenten. Wat voor andere onderwijskundige vakken zijn er?
Het vak algemene methodiek. Is er ook intensief contact over het curriculum van die algemene methodiek?
Nog niet, maar ik moet zeggen dat is wel één van de belangrijkste speerpunten van de brainstormgroep. Men wil graag meer overleg en gemeenschappelijke thema’s, natuurlijk binnen alle redelijkheid en met behoud van de sterke kanten van de vakken zoals we die nu kennen. Hoeveel aandacht krijgt de historische ontwikkeling van het instrument en de uitvoeringspraktijk?
Ik kom er wel aan toe, maar heel summier. Ik heb een indeling gemaakt van alles wat aan bod moet komen en ik heb een les of drie om aan historische ontwikkeling te besteden. Ik ben speciaal daarvoor natuurlijk ook weer in de boeken gedoken. The Amadeus Book of the Violin heeft me van heel veel waardevolle informatie voorzien. Ik behandel de ontwikkeling van het instrument en vertel over belanghebbende violisten en componisten door de eeuwen heen. Dan heb je zeker papers gemaakt?
Inderdaad. Met mijn Engelstalige Spaanse en Poolse studenten dit jaar krijg ik straks wel weer een klus, want de papers heb ik in eerste instantie in het Nederlands gemaakt. Ik heb wel een tip voor je. In Amsterdam en Den Haag zijn Engelstalige papers ontwikkeld. Zo zie je hoe belangrijk onderlinge contacten kunnen zijn. Gebruik je nog speciaal materiaal voor de uitvoeringspraktijk?
Ik maak voornamelijk gebruik van mijn eigen ervaring in het Combattimento Consort met Jan Willem de Vriend. Kun je iets over je lesplan vertellen?
Ik behandel alle items van het beginonderwijs, de opbouw rechts, de opbouw links, en alle andere zaken die bij de eerste tien lessen van belang zijn. Wat ik behandel over de eerste lessen is gericht op de leeftijd van circa acht jaar. We bekijken, vergelijken en analyseren een aantal methodeboeken en etudes. Het begeleiden van kinderliedjes aan de piano komt aan bod en de Colour Strings Methode van Szilvay en het Solfa systeem van Kodaly krijgen aandacht. Hierna komt de verdere ontwikkeling van rechts en links uitgebreid aan de orde. We bekijken de films van Paul Rolland en verder de wat wij noemen “Qui DVD’s”. Door de lessen heen maken de studenten kennis met een selectie van het beschikbare repertoire, soms zelfs doordat we in de les wat beginnersstukken voor elkaar voorspelen. Heb je favoriete literatuur?
Ja, Playing the String Game van Phyllis Young, en natuurlijk het boek van Galamian en Basics van Simon Fischer. Sketching at the piano raad ik ook graag aan, omdat ik daar zelf heel veel aan gehad heb. Onze studenten krijgen erg goed bijvak piano, pianopracticum genaamd,
Besteed je ook aandacht aan het lesgeven aan vier- en vijfjarigen?
Heb je nog ideeën over het lesgeven aan jong talent?
Ik vind dat rechtstreeks met de kwaliteiten van de docent samenhangen. Het gaat ook om eigenschappen, die niet overdraagbaar zijn. Dus je kunt daar niet speciaal voor opleiden, je moet gewoon proberen ontzettend goede docenten te “kweken”. Geef je aandacht aan het geven van groepsles?
Weinig. Ik geef zelf ook weinig groepsles. Er zijn natuurlijk wel wat algemene items, die je aan een groep kunt leren, maar de vakmethodiek gaat in de eerste plaats over het geven van een individuele les. Ik vind een groepsles als aanvulling op de individuele les heel waardevol, voornamelijk in de vorm van een samenspeelklas. Met groepsles in de plaats van de individuele les kan ik zelf moeilijk uit de voeten. Ik vind het heel normaal hoor, dat het geven van groepsles niet in jouw programma zit. Je moet uiteindelijk toch eerst een goede geroutineerde individuele les kunnen geven voor je in het stadium komt, dat je een goede groepsles kunt geven. En dan is de opleiding allang voorbij. Hoe wordt er geëxamineerd en wat is er voor een examencommissie?
Aan het einde van mijn eerste jaar is er een afrondend tentamen over de vakmethodiek. Dat neem ik zelf mondeling af in tegenwoordigheid van mijn cellomethodiek collega Corine ’t Hoen. De historische ontwikkeling en vioolbouw toetsen we schriftelijk. Dat is geen “zware” commissie, terwijl het toch om veel examenstof gaat.
Dat vind ik ook. Het is mijn eigen initiatief om de tentamens met Corine samen af te nemen. Het jaar daarna, na de externe stages, vindt het grote methodiekexamen plaats. Daar vormen de docent algemene methodiek, de mentor, ikzelf en als voorzitter het hoofd van de methodische vakken de commissie. Dat examen gaat meer over algemene onderwerpen zoals bijvoorbeeld het verschil tussen muziekschool en privé-praktijk en de visie van de student op het docentschap. De leergang en stageverslagen komen hier ook op tafel.
Is er ook nascholing voor docenten vanuit het conservatorium?
We hebben een jaarlijkse strijkersdag voor docenten uit de regio. Het is begonnen als initiatief van onze eigen docenten en kreeg een erg enthousiaste respons van de regiodocenten die daarbij aanwezig waren. De afgelopen keren hebben we als hoofdvakdocenten allemaal een bepaald onderwerp belicht in een presentatie van twintig minuten per persoon. Allerlei onderwerpen kwamen langs zoals de connectie tussen streekgebruik en frasering, bewegingsvrijheid in verschillende delen van je lichaam tijdens je spel, of hoe je d.m.v. barokke uitvoeringsregels ook wat saaiere etudes heel levendig kunt spelen. ‘s Middags gaven de hoofdvakdocenten openbare lessen voor leerlingen van docenten uit de regio. Heb je contacten met methodiekcollega’s intern, landelijk of internationaal?
Intern met mijn cellocollega Corine ’t Hoen, landelijk of internationaal niet zozeer. Dat is wel een wens voor de toekomst. Is er volgens jou nog een toekomst voor docenten?
Absoluut! Lesgeven is zo mooi en waardevol. Je ziet wel een verschuiving. Mensen met een echt grote ambitie voor het lesgeven proberen steeds vaker via een privé-praktijk aan de
bak te komen, omdat de mogelijkheden op muziekscholen zo beperkt zijn wat betreft de weinige minuten lestijd per leerling. Wat zou je – als er geld genoeg was – aan de methodiekopleiding willen veranderen?
In de eerste plaats meer lestijd voor de methodiekopleiding. Ook de mogelijkheid om te proeven aan de praktijk van het lesgeven aan vier- tot zesjarigen. Een andere wens is, dat echt voor iedere student de vakmethodiek verplicht wordt. Er zijn mensen, die nooit methodiek volgden, maar ineens aan een conservatorium les gaan geven, terwijl heel veel noodzakelijke kennis niet aanwezig is. Daarbij is de vakmethodiek een belangrijke steun voor iedereen tijdens de eigen studie. Het analytisch leren denken werkt op die manier dubbel: in de eerste plaats voor je toekomstige leerlingen maar ook voor je eigen violistische ontwikkeling. ❚
▲
15
ARCO
Vakmethodiek in Nederland en
Corine ’t Hoen Hoelang geef je al methodiek?
Ik geef sinds 2003 methodiek, dus een jaar of drie nu. Hoe zijn ze bij jou terechtgekomen?
Ik denk, dat de resultaten van mijn privé-praktijk opvielen en ik leverde al een aantal goede leerlingen aan het conservatorium. Heb je het van iemand geleerd, zelf ontwikkeld of is het een weerslag van je eigen opleiding?
Het is een combinatie. Ook de contacten met mijn voorganger Marianne Vrijland waren belangrijk. Verder heb ik veel met collega’s gesproken. Ook lees ik ontzettend veel over het vak. Is de methodiek voor alle cellisten verplicht?
De methodiek is nu niet verplicht. Ik heb meestal maar één of twee studenten. Het zouden er meer kunnen zijn, maar het is een voorwaarde, dat de studenten goed Nederlands kunnen spreken. Veel buitenland-
▲
ARCO
16
se studenten kunnen dat niet. We zijn wel bezig dat te veranderen. Dit jaar wordt er een aantal pilots gedaan om te kijken hoe een en ander in de praktijk werkt. Hoelang duurt de opleiding?
Net als de bij de violen duurt de cursus één jaar. Daarin moet ik de hele stof behandelen. Wat is de plaats van de contrabassen?
De bassen hebben hun eigen docent, Sorin Orcinschy.
Hoeveel aandacht krijgt de historische ontwikkeling van het instrument en de uitvoeringspraktijk?
Ik geef de meeste aandacht aan de methodiek en door tijdgebrek maar weinig historische ontwikkeling, maar dat moeten de studenten zich dan buiten mij om eigen maken. Hoe zijn de stages georganiseerd?
Bij de interne stage krijgen de studenten in november een beginner toegewezen en vanaf februari een gevorderde leerling. Deze stage begeleid ik zelf. Dat loopt in juni af. In het tweede jaar is er een externe stage met een mentor op een muziekschool. Daar heb ik geen directe bemoeienis mee, maar ik heb regelmatig contact met de mentor over hoe het gaat enz.
Vlaanderen Zie je het lesgeven aan jong talent ook als een specialisme?
Hoe kom je aan stageleerlingen?
Via een advertentie, die ook op basisscholen in de regio wordt opgehangen om ook jongere leerlingen (vanaf ongeveer zes jaar) te werven. Heb je een lesplan?
Ik heb naar mijn eigen inzicht een duidelijke structuur in mijn lesstof aangebracht. Dat had ik in mijn eigen methodiekopleiding gemist. Ik werk met werkbladen per onderwerp met daaraan gekoppelde vragen. Ik probeer ook een overlap te maken met de algemene didactiek omdat in de praktijk ook alles in elkaar grijpt (b.v. de integratie van solfège binnen de celloles). Gebruik je nog speciale boeken?
Ik gebruik het boek Basisprincipes van het cellospel van Elias Arizcuren en Playing the String Game van Phyllis Young. Verder ben ik altijd op zoek naar interessante artikelen b.v. in de ARCO, die ik dan voor mijn leerlingen kopieer. Gebruik je ook demoleerlingen in de lessen?
Soms pikken we wel eens iemand uit de kantine en andere keren speel ikzelf voor leerling. Hoeveel aandacht is er in de opleiding voor onderwijs aan beginners?
Dat doe ik in verhouding heel uitgebreid, omdat je bij gevorderde technieken toch altijd weer de basis als uitgangspunt hebt. Besteed je ook aandacht aan het lesgeven aan vier- en vijfjarigen?
Ik bespreek dat aan de hand van de Szilvay methode Colourstrings en Suzuki, maar ik zie het als een specialisme. Eerst goed leren celloles geven aan leerlingen van ongeveer acht jaar.
Naar mijn idee is het enige verschil bij het lesgeven aan jong talent het verschil in ontwikkelingstempo. Je moet daarop kunnen anticiperen. Bij een andere leerling werk je in verhouding meer in de breedte. Hoe beter ik de studenten dus de basismethodiek bijbreng des te beter zullen ze daartoe in staat zijn. Zelf geef ik sinds kort ook jong talent les aan het conservatorium en kan mijn ervaringen doorgeven. Geef je aandacht aan het geven van groepsles?
Ja, dat doe ik uitgebreid. Ik besteed daar twee lessen aan, waarin we de voor- en nadelen tegen elkaar afwegen. Hoe wordt er geëxamineerd?
Er worden door de commissie vragen gesteld n.a.v. de leergang, die de student geschreven heeft en over de verslagen van de interneen externe stages. Verder worden de studenten nog gevraagd naar hun ideeën en visie met betrekking tot lesgeven. In het mooiste geval ontstaat er een interessant gesprek. Wie maken deel uit van de examencommissie?
Voorzitter is de kerndocent Teacher Training Programme, verder de docent vakmethodiek, docent algemene methodiek en de mentor die de externe stage begeleid heeft. Heb je contacten met methodiekcollega’s intern, landelijk of internationaal?
Het contact met Liesbeth Ackermans van de vioolmethodiek in-
tern is erg goed; ook spreek ik regelmatig met Wieke Karsten van de fluitmethodiek. Samen met mijn man Jan-Ype Nota (hoofdvakdocent cello) was ik op het Conservatoire Superieur in Parijs en kwam daar in contact met de fantastische cellist en zeer bevlogen pedagoog Michel Strauss. Michel Strauss is voorzitter van ESTA France. Dat mondde uit in masterclasses van hem in Groningen en uitwisseling van methodiekervaringen. Ik ga ook nog bij hem in Parijs methodieklessen bijwonen. Is er volgens jou nog een toekomst voor docenten?
Als je echt wilt en creatief bent is er altijd een toekomst, denk ik. Maar natuurlijk wordt het steeds moeilijker. Wat zou je – als er geld genoeg was – aan de methodiekopleiding willen veranderen?
Veel meer tijd voor de vakmethodiek en veel meer begeleidingstijd voor de stages. ❚
▲
17
ARCO