▲
11
ARCO
Qui van Woerdekom
Opleiders van de nieuwe generatie strijkersdocenten aan het woord
Vakmethodiek in Nederland en Vlaanderen
Een serie artikelen, waarin Qui van Woerdekom Conservatoria in Nederland en Vlaanderen bezoekt en de desbetreffende docenten vakmethodiek interviewt. In dit vijfde en laatste artikel de spot op: Hogeschool Zuyd, Conservatorium Maastricht Simone van Glabbeek (viool/ altviool) Koninklijk Conservatorium voor Muziek en Dans, Den Haag Koosje van Haeringen (viool/ altviool) & Anne van Laar (cello)
Ook deze keer weer enkele methodiekcollega’s in ARCO aan het woord. In Maastricht sprak ik met een gedreven docente vioolmethodiek, die een jarenlange ervaring heeft in het muziekschoolbedrijf en er is daar al twee jaar een vacature voor de cello methodiek. Hoe moeten de cellostudenten zich wel voelen. In Den Haag geeft Anne van Laar de cellomethodiek. Zij nam het stokje over van haar moeder, Maria Hol. Heel speciaal vind ik het om mijn opvolgster voor de vioolmethodiek aan het Koninklijk Conservatorium als laatste te interviewen. Koosje van Haeringen was tijdens haar conservatoriumopleiding een van mijn methodiekstudenten. Toen al bleek haar grote betrokkenheid bij het lesgeven. Later werd zij viooldocent aan de jongtalentklas van het KC in Den Haag. De laatste twee jaar voor mijn pensionering heeft Koosje de hele methodiekcursus nogmaals meegelopen als voorbereiding c.q. opleiding om de methodiek van mij over te nemen.
Simone van Glabbeek Hoelang geef je al methodiek in Maastricht?
Ik zit nu denk ik in het zesde jaar. Heb je gesolliciteerd naar deze baan?
Ik werd gebeld met de vraag: “onze methodiekdocent is zwanger, zou je haar lessen over kunnen nemen?” Wie was je voorganger en heb je een overdracht gehad?
Dat weet ik niet, want ik heb haar nooit ontmoet. Er was van mijn voorgangster ook geen curriculum. Ze hebben mij gewoon in het diepe gegooid. Hoe is het conservatorium bij jou terechtgekomen?
Bij een regionale bijeenkomst voor muziekschooldocenten in Heerlen kwam o.a. mevrouw Bennebroek, de docent pianomethodiek, iets vertellen over de methodiek. De meeste muziekschooldocenten, die daar aanwezig waren, gaven alleen een beetje gas achteruit, maar ik gaf gas vooruit en stelde allerlei vragen. Later hoorde ik dat ik daardoor opgevallen was. Heb je het vak vioolmethodiek zelf ontwikkeld of is het een weerslag van je eigen opleiding?
Het is een mix van een heleboel dingen. Ik heb altijd gezegd, dat ik wil lesgeven; ben het ook altijd blijven doen en zou het ook altijd weer doen. Daarom heb ik veel zomercursussen gevolgd, b.v. in Hongarije bij Sandor en ook kamermuziek in Zweden; daar werkte het Vlagh kwartet en dat bracht mij weer naar Praag waar ik bij prof. Ko’dousek altviool studeerde. Ik heb ook bij diverse mensen, o.a. bij Coosje Wijzenbeek in een hoekje van de leskamer zitten kijken en luisteren. Om ook iets te weten van de Suzuki-methode heb ik drie jaar lang bij Johannes Lievaart in Utrecht meegelopen en ben ik daarvoor ook naar Engeland geweest. Hoewel ik wel elementen gebruik, wil ik geen ‘Suzuki-juf’ zijn. Ik wil nergens bijhoren en mijn eigen weg gaan. Zelf heb ik van Tibor Berkovitch methodiek gehad, want in die tijd kreeg je gewoon methodiek van je eigen hoofdvakdocent. Is de methodiek voor alle studenten verplicht?
In het eerste jaar krijgt iedereen de module Ik en mijn docent▲
ARCO
12
schap, in het tweede jaar de module Mijn docentschap en ik en in het derde jaar is er de module Het docent zijn. In die colleges wordt een heel scala aan onderwerpen behandeld zoals de presentatie van hun instrument en communicatie. De algemene modules zijn voor iedereen verplicht en daarna hebben de studenten de keuze om wel of niet voor de pedagogische vakken te kiezen. De reguliere methodiek komt dan in het derde en vierde jaar. Dus daar kiezen de studenten echt voor?
Velen voelen zich eigenlijk ‘solist’ maar denken zo’n papiertje is toch wel handig. Wat is de plaats van de altviolen?
De alten horen bij mij. Voor hen zet ik ook weer aparte lijnen uit, vooral i.v.m. het andere repertoire. Hoelang duurt de pedagogische opleiding?
De pedagogische vakken vallen dus in het derde en vierde jaar. In het derde jaar is er in de eerste plaats het college algemene methodiek. Geef jij die lessen algemene methodiek?
Nee, daar is een andere docent voor. Ik heb wel het overzicht van onderwerpen, die aan bod komen en ben zo op de hoogte van wat er gebeurt tijdens deze colleges. Soms is er wel eens een blokje, waarbij ik participeer, bijvoorbeeld in het eerste jaar bij de presentatie van hun instrument. Dan werken ze in werkgroepen en daar ben ik dan bij om te luisteren en te reflecteren. Ook worden wel mensen van buiten uitgenodigd.
En verder?
In het derde jaar geef ik een half uur specifieke methodiek, mijn vak dus en in het vierde jaar duren de lessen specifieke methodiek een uur. Verder geef ik in beide jaren een uur ‘werkveld repertoire’. Wat moet ik me daarbij voorstellen?
Het is alles wat met de praktijk te maken heeft zoals: welke boeken zijn er allemaal? Waarom doe je deze oefening? Wat vooral niet? Welke vingerzetting gebruik je en waarom? Dat soort dingen. Het werkveldexamen, van blad spelen, is aan het eind van het derde jaar. We nemen de boekenlijst mee naar het vierde jaar om deze te voorzien van theoretische en technische oefeningen binnen elk niveau. Ga je uit van het vademecum van Metz?
Nee, als uitgangspunt neem ik het raamleerplan. Daar staan zoveel boeken in. Het is ook voor de buitenlandse studenten een goede leidraad. Ze kennen zo weinig boeken. Voor alle studenten zet ik dan een eigen lijntje uit, dat aansluit bij wat zij uit hun eigen school meebrengen. Hoe groot zijn je groepen studenten?
Momenteel heb ik zes studenten onder mijn hoede. Er waren er nog meer,
maar die kwamen vanwege hun geschnabbel niet op de lessen. Je kent dat wel: klussen bij MARCO Borsato en dergelijke. Zij kregen een ultimatum en zijn in ieder geval voor dit jaar afgevoerd van mijn lijst. Die zes zijn dat derdejaars?
Nou dat is allemaal heel speciaal hoor! In mijn klasje zit maar één Nederlandse studente, verder drie Polen, een Franstalige Belgische en een Duitse jongen. Ik combineer nu de derde- en vierdejaars, want sommige studenten zijn als vierdejaars bij mij binnengekomen en moeten dan even in één jaar klaargestoomd worden. Het probleem is, dat hun voortraject niet aansluit met wat de anderen in de eerste twee jaar gehad hebben. Ik probeer er toch flexibel mee om te gaan en vraag me af wat ik ze nog kan leren in dat ene jaar. Ik maak het probleem wel bespreekbaar bij de directie en binnen de groep methodiekcollega’s. Wat is de voertaal binnen jouw lessen?
Dat is het Engels, maar het is voor iedereen een tweede taal, dus het blijft behelpen. Kun je iets vertellen over je lesplan?
Ik heb een eigen structuur ontwikkeld met
allerlei onderwerpen die aan bod komen, zoals de lesopbouw en alle stof, die ook op jouw DVD’s staat. Fantastisch, zo compleet en geordend en ook nog een goede uitleg. Natuurlijk begin ik met het strijken van losse snaren, maar dat vinden ze dikwijls te min en ik moet dan vertellen dat er echt geen Paganini’s van vijf jaar binnenkomen. Verder steek ik veel tijd in het repertoire. Ik laat ze ook stukjes bewerken b.v. voor een groepje, waarbij ik dan het niveau van spelers aangeef. Ik ben altijd verbaasd hoe moeilijk ze het vinden om dat in te schatten. Heb je favoriete literatuur?
Ik heb veel gehad aan de boeken van Ivan Galamian, Kato Havas en Paul Rolland. En natuurlijk Basics van Simon Fischer. Heb je zelf voorkeur voor een bepaalde methode?
Ik ben zelf ook nog altijd in ontwikkeling. Ik zoek steeds nieuwe impulsen en maak ook eigen oefeningen. Ik wil graag ieder nieuw boek hebben, dat ik op tafel leg om in te zien, ook al zal ik het zelf nooit voor een leerling gebruiken. Zo komt van alles op tafel: Szilvay met zijn kleuren, Anneke Schilt, Sandor, Sassmannshaus en die nieuwe methode “ Speel viool”. Dan kunnen de studenten die boeken inzien en hun eigen keuze maken. Ik laat ook altijd een methode analyseren, want dan leren ze die grondig kennen en ze moeten deze dan aan de medestudenten presenteren.
Gebruik je ook demoleerlingen in de lessen?
Alle methodieklessen worden op de woensdagochtend gegeven. Het is moeilijk om dan kinderen als leerling te krijgen. We hebben wel eens iemand van de gang geplukt en de studenten oefenen soms op elkaar. Maar ja, zij kunnen hun stok al vasthouden, dus dat geeft snel irritaties. Ook niet voor gevorderde technieken?
Het probleem is dat er vier verschillende hoofdvakdocenten zijn voor de viool. Je moet de afkeurende blikken zien als iemand de pols net iets anders of hoger houdt. Het is toch een kwestie van natuurwetten?
Ik ben dan toeschouwer en zeg wat dacht je van ‘èn èn’ in plaats van ‘zo moet het’? Ze denken nog zo zwart / wit. Alleen dat al losmaken vind ik uitdagend. Als opdracht had ik pas een Telemann Kanon meegegeven met de opdracht die te betekenen. Het resultaat was bij iedereen zo verschillend en alleen al de tempi die ze namen. Daar komt het verschil in opvatting van de vier hoofdvakdocenten erg naar voren. Hoeveel aandacht is er in de opleiding voor onderwijs aan beginners?
Het begin vind ik erg belangrijk en ik neem daar ook ruimschoots uren voor. Als docent moet je ook respect hebben voor je leerling. Helaas geven de studenten vaak een slecht voorbeeld. Ze komen te laat of bellen vlak voor mijn les af. Ik spreek ze daar altijd op aan. Jij bent in dat geval een soort opvoeder.
Ik heb wel eens een probleem met de mentaliteit van de studenten. Ik vraag me soms af: ‘wat word jij voor een docent?’ Normaal los ik dat zelf op, maar een enkele keer moet de directie maatregelen nemen. Vertel je ook iets over het lesgeven aan vier- en vijfjarigen?
Ik benoem dat ik zelf graag met heel jonge kinderen werk. Ik heb een lijstje met punten waar ze op moeten letten. Dat ook voor jonge kinderen alles zijn eigen naam heeft, dus b.v. gewoon ‘de toets’ en niet ‘dat zwarte ding’. Ik leg de studenten iets uit over de grove en fijne motoriek, waarom je een klein streekje gebruikt en waarom je in het begin in het midden strijkt. Ook de auditieve aanpak komt aan de orde en dat je de ouders meer bij de les moet of kunt betrekken. Hoe zijn de stages en het hospiteren georganiseerd en hoe kom je aan stageleerlingen?
De studenten lopen twee jaar stage. We hebben voor de stages een coördinator. Hij zoekt een stageplek. Dat is zoveel mogelijk op de muziekscholen in de regio. Daar zijn de docenten dan mentor. Ik krijg een overzicht, zodat ik weet wie, wanneer en waar zit. De studenten hebben een stageboek. Ze moeten de muziekschool helemaal uitkammen als het ware. Tot januari van het derde jaar hospiteren ze door te kijken bij de mentor. Vanaf januari geven ze dan een paar leerlingen les, waar de mentor bij is en vervolgens gaan ze zonder mentor lesgeven. Zo’n leerling krijgt dan een extra les op een andere dag of tijd. Daar kom ik in beeld om ze te begeleiden. Sluit het niveau van de leerling aan bij wat jij hebt behandeld in de methodieklessen?
MeESTAl niet en er is te weinig variatie in de niveaus. De Nederlandse studente betrek ik bij mijn eigen klas op de muziekschool. Daar kan ik de directe koppeling beter maken. Hoe gaat het met overige studenten?
De buitenlandse studenten doen een interne stage. Ouders accepteren het niet als hun kind de docent niet kan verstaan. Ze moeten dus medestudenten lesgeven. Een violist geeft bijvoorbeeld vioolles aan een cellist. Het is wel moeilijk, want die cellist heeft geen eigen viool en kan dus niet oefenen. Kun je geen regeling treffen voor studenten van de Universiteit met gratis lessen of iets dergelijks?
Dan hebben we het probleem van het instrument nog steeds, maar misschien moeten we dat maar eens proberen. Het is allemaal extra gecompliceerd.
Ja, maar ik ga er heel ‘juffig’ mee om. Ik geef ze een blaadje waarop staat
hoeveel lessen ze moeten geven en wanneer ik het stageboek wil zien. Ik zeg dat ze alles moeten invullen en de lessen ook moeten reflecteren. Verder ga ik er ook vaak bij zitten om te zien hoe er wordt gewerkt. Begeleid jij de stages zelf?
Sinds september 2006 begeleid ik de stages zelf. Daar heb ik wel voor gestreden. Daarvoor was de stagebegeleiding een taak voor de docent cellomethodiek. Ik merkte, dat hij o.a. door ziekte weinig kwam en ik wilde dat graag anders doen. Welke argumenten waren er om hem dat te laten doen?
Hij had nu eenmaal als strijker die uren en die wilde ik hem ook niet afnemen, maar toen hij met pensioen ging heb ik direct geroepen: “dat wil ik nu zelf doen”. Daaronder vallen nu gek genoeg ook nog de celli en bassen. Is dat andersom ook niet moeilijk?
Tot nu toe heb ik nog geen celli en bassen gehad, want er is momenteel geen docent voor de cellomethodiek, maar het lijkt me wel leuk om nu eens bij de celli te kijken. Als ik tekort schiet, hou ik ermee op en als er een nieuwe docent cellomethodiek komt en die wil het zelf doen dan vind ik dat prima, zo niet beter. Hoeveel aandacht krijgt de historische ontwikkeling van het instrument?
Dat wordt inderdaad van mij verwacht. De oude me-
thodes behandel ik heel miniem. Ik heb daar zelf een overzichtje van gemaakt. Voor de historische ontwikkeling van het instrument gebruik ik Strijkinstrumenten vroeger en nu van Louis Metz. Hoe doe je dat met de buitenlandse studenten?
Van Maarten Veeze heb ik wat van zijn vertalingen gekregen. Hoort de uitvoeringspraktijk ook bij jouw pakket?
Ja, maar daar hebben we wel discussie over met de methodiekdocenten. Moeten wij dat blijven doen? Het maakt de student toch tot een breder instrumentalist? Waarom doet de hoofdvakdocent het niet? Maar ja, die is meer bezig om ze klaar te stomen voor het examen. Hoe wordt er geëxamineerd?
Het werkveldexamen vindt dus plaats aan het einde van het derde jaar en voor de pedagogische vakken zijn aparte examens. Het echte methodiekexamen duurt een uur en valt uiteen in drie delen: 20 minuten historie, 20 minuten vakmethodiek en 20 minuten over de scriptie. Van wie komt de opdracht voor een scriptie?
Van mijzelf, maar in overleg met de student. We bespreken allerlei onderwerpen waaruit de student mag kiezen. Daar zitten algemene onderwerpen tussen zoals podiumangst en pijnklachten, maar ook specialistische als verschillen tussen alt en viool of zittend spelen in een orkest. Soms heeft de student een duidelijk eigen plan. Regelmatig bespreek ik de vorderingen. Wie vormen de examencommissie?
Voorzitter is het hoofd van de afdeling Jan Ramaekers of de stagecoördinator, die zelf klarinettist is en methodiek geeft aan blazers. Verder zitten daar ikzelf en ▲
13
ARCO
Zijn er nascholingscursussen voor docenten uit de regio?
Nee. Die cursussen hebben vaak een tweeledig doel, want het is ook reclame voor het instituut.
Vijfenzestig procent van onze studenten komt uit het buitenland. Zijn jullie hoofdvakdocenten niet geïnteresseerd in jong talent uit de regio?
Er is wel een samenwerking met een middelbare school, de Voco-klas. Bij wie krijgt zo’n leerling dan les?
Bij de hoofdvakdocent. Het is een soort voorbereidende klas van meerdere jaren. Hoeveel vioolstudenten heeft Maastricht ongeveer?
Ik weet het niet precies, wel ben ik SLB-coach, studieloopbaan begeleider, van de bachelor strijkerstudenten en daarbij heb ik zo’n 33 violen, alten, celli en bassen onder mijn hoede. Maar er zijn ook nog de master-studenten. Heb je contacten met methodiekcollega’s?
We hebben hier een leuke enthousiaste club methodiekdocenten en we komen regelmatig bij elkaar. We hebben ook overlegd wat we doen met al die studenten die geen Nederlands spreken en dus nooit een baan vinden aan een Nederlandse muziekschool. Momenteel zijn de colleges en onze lessen dus allemaal in het Engels. Wordt dat overleg aangestuurd door de pedagogen?
Nee met die vakdocenten zelf hebben wij te weinig contact Heb je ook landelijke of internationale contacten?
Alleen met Maarten Veeze, die in Amsterdam vioolmethodiek geeft en hier als hoofdvakdocent werkt, wissel ik wel eens iets uit. Ik zou het leuk vinden om meer vioolmethodiekdocenten te leren kennen. Is er volgens jou nog een toekomst voor docenten?
Zelf zou ik het, als ik jong was, altijd weer doen en zo vertel ik het ook de studenten. Ik zou het net iets beter en leuker dan de ander proberen te doen. De situatie op de muziekscholen is qua lestijd erbarmelijk en wie persé wil lesgeven moet eigenlijk een privé-praktijk opzetten. Hier op de muziekschool krijgen de leerlingen twintig minuten les en kunnen tien minuten ongesubsidieerd bijkopen voor dubbel tarief. Het is verre van ideaal, maar ik ben er helemaal op getraind en probeer er flexibel mee om te gaan. Ik weet dat het op andere plaatsen nog minder is. Wat zou je – als er geld genoeg was – aan de methodiekopleiding willen veranderen?
Een intensievere stage en een camera om de stages op te nemen. Verder een volle bibliotheek met bladmuziek voor de lagere niveaus en instrumenten voor de interne stages. Ik zou ook meer contact met de hoofdvakdocenten willen. Ik kom echt tijd tekort voor dit prachtige vak. Wil je nog iets kwijt?
Ik heb nog vaak het gevoel tekort te schieten en al weet ik dat ik veel leer van de dinge, die fout gaan, toch ben ik daar niet tevreden mee. Integendeel! Maar het blijft een heerlijk vak. ❚
Vakmethodiek in Nederland en Vlaanderen / 5
tot voor kort de cellodocent. We proberen nu ook een hoofdvakdocent viool in de commissie plaats te laten nemen.
Koosje van Haeringen
Hoeveel jaar geef je nu alweer vioolmethodiek?
Ik ben in september aan mijn zevende jaar begonnen. Had je altijd al affiniteit met het lesgeven?
Na mijn studie heb ik een aantal jaren in het Residentie Orkest gespeeld, maar daarnaast had ik ook altijd een lespraktijk, eerst aan een muziekschool en later privé. Hoe groot zijn je groepen studenten?
Het aantal studenten varieert heel erg, maar gemiddeld vijf per jaargroep met een keer een uitschieter van veertien.
▲
14
Komen de studenten daarna ook nog altijd met een eigen ‘model’?
Ja, dat gebeurt nog altijd en is heel confronterend voor de methodiekstudent. Na de periode met de oefenkinderen krijgen de studenten de opdracht om helemaal zelfstandig en zonder hulp dezelfde lesstof, die met de oefenkinderen getraind was, in een lesje of drie te leren aan een eigen ‘model’. Dit is meESTAl een
Is de methodiek voor alle studenten verplicht?
Met ingang van dit jaar is er veel veranderd. Ook hier is het studiepuntensysteem ingevoerd. De studenten stellen zelf hun vakkenpakket samen. Zo kunnen ze nu kiezen voor een minor educatie. Wat het precies inhoudt weet ik nog niet helemaal ( wie wel?), maar er is in ieder geval veel meer aandacht voor de pedagogische vakken dan voorheen. De studenten beginnen nu in het tweede jaar met methodiek en gaan daar langer mee door. Ik heb zo dus veel meer tijd voor verbreding. Ik vind dat een enorm winstpunt. Daarnaast heb je de zogenoemde één-punts studenten. Zij volgen alleen de oriënterende fase, dus het eerste half jaar, en gaan niet lesgeven. Omdat dit een overgangsjaar is, heb ik daarnaast nog de oude garde van studenten die in het derde jaar beginnen. De keuze voor de pedagogische vakken is dus nog steeds facultatief. In het oude systeem begon in september bijna iedereen, omdat het facultatief was, maar rond de kerst haakte een aantal af vanwege allerlei bijvakken die rondom de vakmethodiek gegeven worden. Dat scheelt dus niet zoveel met de nieuwe situatie. Ik vind het heel jammer dat niet iedereen het hele curriculum volgt, maar ook de één-punts student heeft zich dan toch een paar maanden kunnen oriënteren op de methodiek. Het betekent in elk geval dat ik een zeer gemotiveerde groep studenten overhoud. De methodiek is dus naar voren gehaald in de opleiding. Wat is jouw mening daarover?
Ik ben daar niet echt op tegen, omdat het instroomniveau de laatste jaren veel hoger is geworden. Ik vind wel, dat er veel aandacht besteed moet worden aan het reflecteren. Je ziet trouwens dat studenten in de methodieklessen enorm gaan nadenken over wat ze eigenlijk aan het doen zijn. Hoelang duurt de pedagogische opleiding?
De pedagogische vakken startten bij alle instrumenten in het derde jaar van de bachelor. Er stond bij ons een kleine twee jaar voor, maar dat gold alleen voor de viool, altviool en cello. Dat gevecht heb ik nog meegemaakt. Alle anderen namen genoegen met één jaar. Hoe lang duren jouw lessen?
Mijn lessen duren vijf kwartier en daarnaast krijg ik tien minuten per student voor de stagebegeleiding. Wat is de plaats van de altviolen?
De altvioolstudenten doen het hele traject bij mij, maar zij krijgen aan het einde nog een aanvullende cursus van de altviooldocent Liebeth Steffens. Weet je ook inhoudelijk wat zij doet buiten de altvioolleergang?
Vaag weet ik het wel, vooral uit de examens van haar gedeelte. Ze doet eigenlijk hetzelfde, maar zij bekijkt alles meer vanuit het altvioolspel. Ik weet uiteraard hoe de opleiding er ongeveer uit ziet, maar ik laat jou nu aan het woord bijvoorbeeld over de oefenkinderen aan het begin van de opleiding. Daarin onderscheidt Den Haag zich toch eigenlijk van de andere conservatoria.
Ik werk nog steeds met jouw concept met de oefenkinderen. In september beginnen we met de methodiek lesstof over het onderwijs aan beginners. Daarna komt er gedurende drie à vier lessen een aantal vrijwilligers. Dit zijn meESTAl brugklassers van ARCO
het Zandvlietcollege hier in buurt. Zij spelen geen viool en willen dat ook niet, maar zij komen als ‘levend oefenmateriaal’. Het conservatorium bezit een aantal kleinere violen die we dan gebruiken. Zo kunnen alle handelingen die van belang zijn bij het onderwijs aan beginners getraind worden. Door tijdens zo’n sessie steeds te wisselen van kind kunnen de studenten de fysieke verschillen bij kinderen ervaren en ontdekken hoe verschillend elk kind reageert.
vriend, vriendin of studiegenoot. Het resultaat moet dan in de methodiekles aan de medestudenten en mij getoond worden. Vaak ontdekken ze dan pas hoe complex het lesgeven is. Dan komen ook de echte vragen los. Dus je geeft veel aandacht aan het onderwijs aan beginners?
Dat is de basis, waarop veel techniek in een later stadium is terug te voeren. Natuurlijk behandel ik daarna alle andere onderwerpen zowel voor links als voor rechts. We maken ook veel werk van een leergang om inzicht te krijgen in het beschikbare repertoire. Gebruik je de DVD’s in de lessen?
Het is een prima aanvulling. Ik word ook steeds handiger in de bediening van het apparaat, zodat ik ook snel een bepaald stukje op kan zoeken. De twintig casussen van deel 4 zijn heel bruikbaar als discussie materiaal, maar het zijn er slechts twintig. Daarom toon ik ook voortdurend opnames van mijn eigen leerlingen, zodat de studenten heel veel ervaring opdoen in het analyseren. Hoe zijn de stages en het hospiteren georganiseerd?
Het hospiteren wordt vooral aangestuurd door de docent algemene pedagogiek en vindt voornamelijk plaats op het Koorenhuis, de muziekschool hier in Den Haag. Beginnen de echte stages in januari en duren die dan anderhalf jaar?
Dat was in jouw tijd zo, maar de stages duren nu één jaar, dus dat heb ik verloren! De studenten hebben nog wel allemaal twee eigen stageleerlingen en nog altijd volgens jouw recept. Elke student heeft op donderdagmiddag een eigen leskamer waar de stageleerling les krijgt. Ik ben dan beschikbaar om van kamer naar kamer te gaan en te helpen waar dat gewenst is. Ze hebben nog altijd een uur per leerling om gewoon het ambachtelijk gedeelte te leren zonder de druk van ‘alles moet in een paar minuten’. Er zijn nu ook nieuwe ontwikkelingen om de stages uit te breiden naar de muziekschool om zo ook bijvoorbeeld met groepen geconfron-
teerd te worden, maar die ontwikkeling wil ik los laten staan van de interne stages. Hoe kom je aan stageleerlingen?
De stageleerlingen worden vooral door mijzelf geworven via contacten met scholen in de buurt. Ook komen er vaak aanmeldingen voort uit de groep oefenkinderen, terwijl dat niet de opzet is, maar een leuke bijkomstigheid. Verder melden zich ook veel ouderen aan, meESTAl studenten. We hebben dan behoorlijk wat keus. Heb je favoriete literatuur?
Natuurlijk Basics van Simon Fischer. De meeste studenten kennen dit boek tegenwoordig wel. Toch gebruik ik het om hun creativiteit te prikkelen bij het oplossen van problemen. De boeken van Hansen en Intonation auf Streichinstrumenten van Christine Heman haal ik ook vaak aan.
Gebruik je ook demoleerlingen in de lessen?
Als het uitkomt, bijvoorbeeld met sautillé, probeer ik een eigen leerling, die daar net mee bezig is, binnen de les te halen. Hoeveel aandacht krijgt het onderwijs aan vier- en vijfjarigen?
Ik zie het echt als een specialisme. Toch besteed ik er in mijn lessen meer aandacht aan dan vroeger, omdat in de praktijk ook steeds jonger begonnen wordt met vioolspelen. Bij de stages krijg ik ook altijd aanmeldingen van heel jonge kinderen. Die geef ik dan wel aan studenten die daar de meeste affiniteit mee hebben. Ik vind het niet ideaal als een student als eerste stage-ervaring daar al de verantwoordelijkheid voor krijgt. Ook activeer ik de studenten om bij het Pivo-project te stageren om zo ervaring op te doen. Inderdaad, het Pivo-project, vertel daar eens over?
De doelstelling is wat vaag, omdat het enerzijds als onderzoeksproject is opgestart in samenwerking met de Universiteit Nijmegen. Anderzijds is het ook een beetje gedacht als vóór-vóórtraject, dus zeg maar kweekvijver, voor de jongtalentklas. Als onderzoeksproject is het logisch dat daar ook vanuit de methodiek geparticipeerd kan worden, ook als verdieping tijdens de tweede fase. Maar bij het idee om via de kweekvijver door selectie tot een elitegroepje te komen kun je je afvragen of dit zich binnen het conservatorium moet afspelen, omdat dit bij ouders ook bepaalde verwachtingen geeft die misschien niet waargemaakt kunnen worden. De formule van het PI-project, dat al enkele jaren loopt voor piano, viool, cello, slagwerk en sinds kort voor blokfluit, is natuurlijk wel heel interessant. Alles is gericht op vijfjarigen, dus erg auditief. De lessen worden gegeven op zaterdag en de aanwezigheid van één van de ouders wordt bij de lessen verwacht. De kinderen krijgen een les BMO (Brede Muzikale Ontwikkeling), een soort AMV les, in combinatie
met een instrumentale les, terwijl er een samenhang is in de lesstof van beide lessen. Voor de viool wordt er zowel in groepsverband als individueel gewerkt. Geef je ook aandacht aan het geven van groepsles?
Ik link wel naar het fenomeen groepsles, zoals die eerste ervaring met de oefenkinderen, maar het leren geven van een goede individuele les moet je eerst enigszins beheersen voor je hetzelfde gecontroleerd aan een groep kunt leren. Welke andere onderwijskundige vakken zijn er?
Dat verandert heel erg. Ik weet dat het niet meer hetzelfde is als in mijn eigen studietijd. Je hebt algemene methodiek en pedagogiek. Psychologie is tegenwoordig niet meer een apart vak, geloof ik. Is er inhoudelijk ook uitwisseling met de docenten van die vakken?
Ik heb de papers, en ik weet dat ik soms overlap, maar toch vind ik het belangrijk om sommige algemene onderwerpen ook vanuit de vioolmethodiek te behandelen. Toen ik wegging hebben we de historische ontwikkeling van het instrument en de uitvoeringspraktijk uit de vakmethodiek gehaald en ondergebracht bij de altviolist en musicoloog Kolja Meeuwsen.
Dat was inderdaad een prima oplossing. Hij geeft het vak nu in het tweede jaar voor alle strijkinstrumenten en het is verplicht voor alle studenten. Dat is eigenlijk heel logisch. Heb je inhoudelijk bemoeienis met zijn lessen?
Nee, maar ik weet wat hij behandelt, en het gebeurt dikwijls dat ik in mijn les daar naar kan verwijzen. Is er ook speciale aandacht voor de uitvoeringspraktijk van de barokperiode? Een aantal jaren geleden gaven Lucy van Dael en Sigiswald Kuijken daar aparte lessen over. Met zo’n beroemde afdeling oude muziek zou je toch plenty mogelijkheden moeten hebben.
Ik heb daarvoor gevochten, maar dat gaat heel moeizaam. Ik ben in gesprek met Jan Kleinbussink, hoofd van de afdeling oude muziek. Ik hoop zo tot wat uitwisseling te komen met docent Rachaël Beesley, die barokmethodiek geeft. Wij kunnen zo profiteren van hun specialisme wat betreft uitvoeringspraktijk en de barokspelers zullen op een muziekschool ook gewoon vioolles moeten kunnen geven. Uitvoeringspraktijk hoort ook los van de methodiek aan alle studenten gegeven te worden. Nu hangt het teveel af van de hoofdvakdocent en de eigen interesse van de student.
Gelukkig kun je tegenwoordig binnen de school dit soort dingen wel zeggen. Daar ben ik erg blij mee. Het helpt ook om de oudemuziekmensen van hun eiland te halen. Hoe wordt er geëxamineerd?
Het examen is mondeling en duurt veertig minuten. De meeste tijd wordt besteed aan de vakmethodiek, daarnaast worden ook algemene methodiek en pedagogiek geëxamineerd. Ik probeer tijdens het examen zoveel mogelijk alle facetten die zijn behandeld aan bod te laten komen, zoals de technische opbouw van het vioolspelen, analyse en zoeken van oplossingen voor problemen in etudes en stukken. Bovendien krijgt elke leerling een videocasus voorgelegd. Ook komt het schriftelijk werk aan bod dat is ingeleverd: de leergang en een leerplan. Hoe is de commissie samengesteld?
De coördinator van de pedagogische afdeling is voorzitter. Verder zitten naast de methodiekdocent ook de docenten psychologie en algemene pedagogiek in de commissie, omdat hun gedeelte ook geëxamineerd wordt. Zit er geen collegaviolist meer bij? In Amsterdam zit de hoofdvakdocent er zelfs bij.
Hier niet en dat vind ik jammer. Alleen als er een altvioolexamen is, zit Liesbeth Steffens ook in de commissie.
Op de website zag ik, dat de tweede fase methodiek een voltijdse opleiding is met een zwaar programma.
Het is alleen heel jammer dat de echte praktijkverbreding er wat mager in bedeeld is, maar gelukkig heb ik in de nieuwe minor educatie veel meer tijd. Zelf heb ik het begin van de tweede fase methodiek meegemaakt en had de vrije hand om samen met de student een mooi verbredingsprogramma te realiseren.
Dat is helemaal voorbij. De invulling nu wordt vooral vanuit de wetenschappers aangestuurd. Zoals daar zijn een cultuurfilosoof, een pedagoog en een psycholoog. De vakmethodiekdocenten hebben maar heel weinig inbreng bij het hele curriculum. Het hele programma is meer gericht op wetenschap en onderzoek dan op de meer praktijkgerichte HBO-opleiding. Zijn er ook nascholingscursussen?
Daar hebben we helaas geen ruimte voor. Heb je contacten met methodiekcollega’s intern, landelijk of internationaal?
Er is geen structureel overleg met alle methodiekdocenten. De nieuwe coordinator educatie Aad de Been, die ook directeur is van het Koorenhuis de muziekschool in Den Haag - probeert hier wel verandering in te brengen. Persoonlijk heb ik een summier contact met Gerda van Zelm, die hier in Den Haag methodiek zang geeft, en Liesbeth Steffens. Is er volgens jou nog een toekomst voor docenten?
Als je het werkveld op muziekscholen bekijkt is er veel veranderd. Er wordt veel meer van de docent verlangd dan alleen goed vioolles geven. Als dat het enige is wat je wilt en kunt zie ik het somber in. Toch weet ik dat echt betrokken en enthousiaste studenten zeker aan het werk komen. Als je ziet wat sommigen ondernemen met projecten via basisscholen bij het opzetten van leuke privé-praktijken dan zijn er echt nog mogelijkheden. Je moet wel meer selfsupporting zijn dan vroeger. Daarom zijn de lessen ondernemerschap, die hier gegeven worden, ook heel nuttig. Wat zou je – als er geld genoeg was – aan de methodiekopleiding willen veranderen?
Mijn eerste wens is niet een kwestie van geld, maar van keuzes die je maakt. Ik zou de methodiek verplicht willen stellen voor alle studenten, omdat de methodiek ook iets kan toevoegen aan de ontwikkeling van hun eigen spel. Verder zou ik meer tijd willen voor de lessen, zodat ik meer kan doen aan onderwerpen die ik nu noodgedwongen moet laten liggen. Ook zou ik de stagebegeleiding willen uitbreiden. Wil je nog iets kwijt wat niet gevraagd is?
Ik heb gemerkt, dat ik - sinds ik methodiek geef - zelf ook nog een ontwikkeling heb doorgemaakt bij mijn lesgeven. ❚ ▲
15
ARCO
Vakmethodiek in Nederland en Anne van Laar
Hoelang geef je al methodiek?
Volgens mij ben ik nu aan mijn zevende jaar bezig. Hoe is het conservatorium bij jou terechtgekomen?
Ik ben altijd heel erg bezig geweest met lesgeven. Toen ik gevraagd werd, gaf ik al jaren les aan het Koorenhuis, de muziekschool van Den Haag. Misschien was de binding met het werkveld de reden om mij te benaderen. Heb je het vak cellomethodiek van iemand geleerd, zelf ontwikkeld of is het een weerslag van je eigen opleiding?
Na de middelbare school heb ik eerst de opleiding aan de Pedagogische Academie gedaan. Daarna studeerde ik cello bij Maria Hol en Ron Varon aan het conservatorium in Zwolle. In Londen voltooide ik de Suzuki-opleiding bij Carey Beth Hockett. Masterclasses volgde ik bij Christopher Bunting in Londen en Shmuel Magen in Jeruzalem. Hoe groot zijn je groepen studenten?
De groepsgrootte varieert van één tot vier. Doordat de groepen klein zijn kan ik de studenten veel persoonlijke aandacht geven. Is de methodiek voor alle studenten verplicht in de bachelor of is het facultatief?
Op dit moment zijn de onderwijskundige vakken niet verplicht, maar dat gaat veranderen. Ben je niet bang dat je dan ongeïnteresseerde studenten krijgt?
Nee. Ik vind het juist uitdagend en spannend om de studenten te motiveren. Ik geef ook niet een droog college, maar ik probeer elke student persoonlijke aandacht te geven. Het is ook nuttig voor hun eigen ontwikkeling. Daarom is het voor iedere student belangrijk; het is een verrijking van hun eigen opleiding. Kun je aangeven wat het belangrijkste doel is van jouw methodiek?
Mijn doel is om de studenten aan het denken te zetten over lesgeven, het analytisch denken te ontwikkelen en hun creativiteit te prikkelen. Hun persoonlijkheidsvorming vind ik ook belangrijk en hun houding ten opzichte van anderen, bijvoorbeeld leerlingen, ouders of collega’s. Ik wil ook graag het enorme plezier dat ikzelf beleef aan het lesgeven doorgeven aan mijn studenten. Hoelang duurt de pedagogische opleiding?
De pedagogische vakken beginnen in het derde jaar van de opleiding en worden in april van het vierde jaar afgesloten. Dus eigenlijk duurt het bijna twee jaar. Je kunt misschien wel alle leerstof in kortere tijd behandelen, maar er moet ook een rijpingsproces plaatsvinden. Daarom ben ik blij met de uitgerekte periode. Het is ook goed, dat deze lessen niet in het eerste of tweede jaar gegeven worden. De studenten zijn dan nog teveel op hun eigen ontwikkeling gericht en niet rijp om zich op een ander te richten. Wat is de plaats van de contrabassen?
De bassen hebben hun eigen methodiekdocent. Dat is Quirijn van Regteren Altena. Hoeveel aandacht krijgt de historische ontwikkeling van het instrument en de uitvoeringspraktijk?
Alle strijkers, ook degenen die niet voor de pedagogische vakken kiezen, krijgen in het tweede jaar van de bachelor les van Kolja Meeuwsen, altviolist en musicoloog. Als aanvulling op zijn les▲
ARCO
16
sen organiseert hij elk jaar een excursie naar een museum in Parijs, waar alles over de bouw en ontwikkeling van allerlei instrumenten te zien is. Hij geeft ook colleges met luistervoorbeelden over uitvoeringspraktijk en interpretatie. Heb je contact met de docenten van de andere pedagogische vakken?
Ik ken de collega’s wel, die de andere vakken geven, maar ik heb geen inhoudelijke kennis van hun lessen, behalve wat ik via mijn studenten hoor. Hoe zijn de stages georganiseerd en hoe kom je aan stageleerlingen?
Het instituut schrijft een interne stage voor. Het is de bedoeling dat de student gedurende een jaar lesgeeft aan twee leerlingen van verschillend niveau. In de praktijk werkt dat niet geweldig. Ik ben vooral op oudere stageleerlingen aangewezen, want er melden zich nauwelijks kinderen aan. Er zijn wel aanmeldingen van studenten uit Leiden of conservatoriumstudenten, die een ander instrument bespelen. Het probleem is dat die leerlingen, behalve dat ze vaak niet consistent studeren, zeer onregelmatig komen. De methodiekstudent moet de stageleerling af en toe meenemen in de methodiekles. Ik neem de methodiekstudenten veel liever mee naar de muziekschool hier in Den Haag om in mijn ‘winkel’ ervaring op te doen, zodat ze ook met kinderen kunnen werken. Is dat niet nadelig voor je eigen leerlingen?
Nee, dat vind ik niet. Ten eerste zijn mijn leerlingen gewend aan invloeden van meerdere docenten. Dat geeft mijns inziens juist een meerwaarde. Ten tweede ben ik altijd in de les aanwezig zodat het altijd goed kan gaan. Verder kunnen de studenten ook bij allerlei andere docenten stageren. Dan moet jij wel vertrouwen in die docenten hebben.
Ik ga ervan uit dat de studenten bij iedereen wel iets kunnen leren. Ook bij docenten, die het totaal anders aanpakken dan ikzelf doe. Ik moet de studenten wel de format aanreiken; zeg maar de stappen die bij een ontwikkeling horen. Die stappen moeten de studenten ook heel gedetail-
leerd in een leerplan vastleggen, zodat ze het jarenlang als naslagwerk kunnen gebruiken. Kun je iets vertellen over je lesplan?
Ik begin samen met de studenten met het bekijken van verschillende methodes om inzicht te krijgen. Ten eerste om ze te leren analyseren wat ze zien en bovendien om ze ervan te doordringen dat iedere methode creatief ingericht kan worden voor elke leerling. Daarnaast heb ik vaste onderwerpen die aan bod komen. Een voorbeeld is hoe je een leerling creatief leert studeren. Ikzelf ben gek op toonladders, maar die laat ik nooit zomaar gewoon spelen, maar altijd met een speciale opdracht. Gebruik je boeken?
Ik gebruik de twee boeken van Christopher Bunting: Essay on the craft of cello playing. Hij komt uit de school van Pablo Casals. Die boeken bespreek ik in de methodiek, maar ik gebruik ze ook graag bij mijn eigen leerlingen. Verder neem ik zoveel mo-
kunnen het in de praktijk meemaken. Ben je ook betrokken bij Pico, het speciale vijfjarigen project van het conservatorium?
In eerste instantie wel, maar mijn Suzuki-ideeën stroken niet helemaal met de experimentele lijn, die bij Pico gevolgd wordt, terwijl ik toch echt geen dogmatische Suzuki-adept ben. Geef je aandacht aan het geven van groepsles?
Jazeker. Zelf geef ik op het Koorenhuis regelmatig groepsles. De studenten kunnen het daar ook ervaren. Ik teken daarbij aan dat ik een groepsles zonder individuele begeleiding helemaal niets vind. De persoonlijke, individuele zorg is onmisbaar. Eigenlijk is de opleiding op het conservatorium gericht op
gelijk verschillende boeken mee, maar welke dat zijn kan per jaar verschillen. Dat zijn zowel vakinhoudelijke, methodische als speelboeken. Gebruik je ook de duimpositieboeken van Dries Munnik?
Dries kent zelf de kracht van zijn boeken en kan dus het maximale resultaat bereiken, doordat hij zo goed ingevoerd is. Ikzelf vind ze best ingewikkeld en gebruik daarom meESTAl andere boeken, maar als ik tijd krijg wil ik ze nog eens doorspitten want ze zijn ontzettend goed! Hoeveel aandacht is er in de opleiding voor onderwijs aan beginners?
In verhouding is er veel aandacht voor het onderwijs aan beginners. Het begin is voor de studenten verder weg, meestal ook onbewuster gebeurd, en daardoor voor hen vaak lastiger invoelbaar. Het gevorderde niveau staat dichterbij de eigen belevingswereld van de studenten. Verder is inzicht in de basistechniek belangrijk omdat het fundament van het cellospelen goed moet zijn en er geen stenen mogen ontbreken. Door met name met basismateriaal veel te experimenteren worden de studenten gestimuleerd hun creativiteit te ontwikkelen, zodat ze dat daarna op een hoger niveau kunnen voortzetten. Dat komt hun docentschap ten goede. Besteed je aandacht aan het lesgeven aan vier- en vijfjarigen?
Het is echt een specialisme. Het is in zekere zin ook moeilijker. Je moet een andere benadering hebben. Je moet veel meer auditief werken en veel aanbieden in de vorm van spelletjes. De spanningsboog van zulke jonge kinderen is ook veel kleiner. Alles wat je als docent doet moet doordrenkt zijn met plezier. Toch moet er wel aandacht zijn voor goede techniek enzovoort. Omdat ik zelf deze specialisatie heb, vind ik het leuk om de studenten daar iets van mee te geven. Hier op het Koorenhuis in Den Haag heb ik ook leerlingen van deze leeftijd dus ze
het geven van een individuele les, dus vooral op de privé-praktijk. Persoonlijk vind ik het hele muziekschoolgebeuren veel rijker door alle extra’s. Hoe wordt er geëxamineerd?
Het examen is mondeling en daarbij wordt vooral ingegaan op het schriftelijk werk, dat de student gemaakt heeft. Voor mijn vakgebied maken ze een totaal leerplan voor een fictieve leerling. Daar vind je dan de hele lesstof in terug. Hoe is de examencommissie samengesteld?
Voorzitter is het hoofd van de pedagogische afdeling. Verder zitten daarin de collega’s van de pedagogische vakken en ikzelf. Er zit dus geen collega cellist in de commissie?
Nee, dat klopt. Is dat tegenover de studenten niet een onderwaardering van hun opleiding door het instituut?
Ja, daar ben ik het wel mee eens. Is er een tweede fase methodiek mogelijk?
Sinds enkele jaren kun je een tweede fase methodiek doen als je bachelorniveau hoog genoeg is. In de eerste jaren had de vakmethodiekdocent nog
Vlaanderen / 5 wel enige invloed op het curriculum, maar nu is er een strak semi-universitair programma dat weinig ruimte laat voor verdieping en uitbreiding van de praktijk van het lesgeven. Heb je contacten met methodiekcollega’s intern, landelijk of internationaal?
In alle jaren dat ik methodiek geef is er één keer een bijeenkomst voor alle methodiekdocenten geweest. Dat was heel leerzaam moet ik zeggen. Ik heb wel contact met Dries Munnik, die in Amsterdam cellomethodiek geeft. Verder heb ik veel contacten in de Suzuki-wereld, waar erg veel uitwisseling inzake lesideeën is met collega’s. Ik ben Teacher-trainer Suzuki Cello. Dat betekent dat ik de docentenopleiding tot Suzuki-docent geef. Is er volgens jou nog een toekomst voor docenten?
Absoluut! Overdracht van liefde voor het instrument blijft altijd bestaan. Ik ben er van overtuigd, dat het in deze tijd van verkilling en individualisering in de maat-
VIOOLBOUWER Restauratie, reparatie, verkoop en verhuur van violen, altviolen en celli verkoop van accessoires
Geopend: dinsdag t/m vrijdag 10-13/14-18 zaterdag 10-13/14-17
Josef Israëlslaan 127 6813 JD Arnhem tel: 026 - 351 87 73
schappij van wezenlijk belang is om deze liefde over te brengen. De stageleerlingen proberen we na afloop van de stage te stimuleren om bij de student les te houden. Zo kan de student alvast een lespraktijk beginnen op te bouwen. Wat zou je – als er geld genoeg was – aan de methodiekopleiding willen veranderen?
Ik zou het wel goed vinden als we meer gebruik konden maken van gastdocenten om meer invloeden te proeven. Bijvoorbeeld door specialisten te vragen op specifieke gebieden (improvisatie, hedendaagse muziek enz.) en dat alles gerelateerd aan het lesgeven. Wil je nog iets kwijt wat niet gevraagd is?
Niet echt. Ik hoop dat ik nog lang met mensen kan werken aan een mooiere, creatievere en plezieriger invulling van het vak lesgeven. ❚
Hendrik Woldring BOUWER VIOLEN, ALTVIOLEN, CELLI R E PA R AT I E S . A C C E S S O I R E S JOZEF ISRAELSPLEIN 6 - 9718 EN GRONINGEN - TEL 050 31 84 178
w w w. h e t s t r i j k e r s h u i s . n l
▲
17
ARCO