▲
7
ARCO
Qui van Woerdekom
Opleiders van de nieuwe generatie strijkersdocenten aan het woord
Vakmethodiek in Nederland en Vlaander
Een serie artikelen, waarin Qui van Woerdekom Conservatoria in Nederland en Vlaanderen bezoekt en de desbetreffende vakmethodiekdocenten interviewt. In dit derde artikel de spot op: Lemmens Instituut, Leuven / Bernadette Bracke (viool/ altviool) Codarts Conservatorium, Rotterdam / Peter de Leeuw (viool/ altviool) & Ad van Dongen (cello) HKU Faculteit Muziek, Utrecht / Peter de Leeuw (viool/ altviool) & Els van Oldenborgh (cello) Fontys Conservatorium, Tilburg / Peter de Leeuw (viool / altviool) Ook deze keer ben ik weer voor ARCO op stap geweest om diverse methodiekcollega’s te interviewen. Jaap Kruithof geeft in Leuven de cellovakdidactiek, maar hij was reeds aan het woord als docent in Antwerpen in het eerste artikel (Arco 2006 nr.4). Zijn inbreng in Leuven behelst uitsluitend de lessen vakmethodiek, want de stagebegeleiding wordt door iemand anders gedaan. Zoals uit de kop van het artikel blijkt is Peter de Leeuw docent vioolmethodiek aan drie conservatoria en in het interview met hem komt naar voren, dat op elk instituut de werkomstandigheden weer een beetje anders zijn. Met zijn cellocollega in Tilburg, Frank van den
gen zang en de diverse instrumenten en bovendien een compositieafdeling. Hoe groot zijn je groepen studenten?
Het aantal is wisselend. Dit jaar heb ik zes studenten in het vierde jaar en twee in het vijfde. Hoelang duurt de opleiding?
De totale vakopleiding duurt vijf jaar en de didactiek valt in de laatste twee jaar. Hoelang duren de lessen?
Een uur per week. Er zijn gedurende het jaar tien projectweken en dan vallen de klassikale lessen uit, dus je kunt uitrekenen, hoe weinig lessen er dan overblijven en dan moet ik niet ook nog eens een keer ziek worden. Wat is de plaats van de altviolen?
Berg, had ik wel een uitvoerig gesprek, maar aangezien hij sinds zijn aanstelling
De alten hebben hun eigen docent.
twee jaar geleden nog geen studenten heeft gehad plaats ik geen bijdrage van
Weinig, eerlijk gezegd.
hem. In het gesprek bleek dat hij een grote ervaring heeft als docent en goede
Nee, ze kiezen er voor en zijn hopelijk daardoor meer gemotiveerd.
ideeën wat betreft de methodiek. Aan zijn kwaliteiten zal het zeker niet liggen, maar er moeten wel studenten zijn. Hebben we misschien toch teveel conservatoria in ons kleine landje?
Bernadette Bracke Hoelang geef je al methodiek?
Hier aan het Lemmens instituut zal dat vanaf 1983 of 1984 zijn. Daarvoor gaf ik het al een jaar of twee in Gent, waar ik ook assistent viool was.. Hoe zijn ze bij jou terechtgekomen?
Ik kom oorspronkelijk van Gent. Je kon daar als kind van negen jaar beginnen. Had je het hele traject doorlopen, dan mocht je gewoon gaan lesgeven. Had je de eerste prijs, dan was je eerste-graads bevoegd, deed je nog een driejarige hogere opleiding dan was je tweede-graads. Ik ben daarna nog naar de Koningin Elizabeth Kapel gegaan, een landelijke opleiding in Brussel. Het grappige is, dat de Walen daar automatisch de hoogste bevoegdheid, hun derde graad, kregen en de Vlamingen niet. Ondertussen begon er in 1974 een driejarige pedagogische cursus en daar schreef ik mij voor in. We moesten van alles opzoeken in de bibliotheek, kregen ook psychologie en der▲
ARCO
8
gelijke. Ik vond dat wel interessant. Je leerde ook een beetje piano spelen. Bestond er tevoren dan geen bevoegdheid voor lesgeven?
Als er een baan vrij kwam, moest je een bekwaamheidsexamen afleggen voor een jury in aanwezigheid van de inspecteur voor het muziekonderwijs. Je moest wat voorspelen, een les geven en je algemene ontwikkeling op het gebied van cultuur in het algemeen werd getoetst. Je sprong er direct al uit en werd daarom aangesteld?
Ik was in Gent een van de eersten, die het pedagogische diploma behaalde. Waarschijnlijk werd ik zodoende de eerste, die in Gent vakdidactiek ging geven. En voor het Lemmens instituut in Leuven ben je gevraagd?
Ja, ik wist niet eens, dat de school hier bestond. Ik ben hier binnengerold. Ik geef niet alleen de didactiek, maar ook hoofdvak viool. Hoeveel vakstudenten zijn er in Leuven?
Ik denk tussen de vijf - en zeshonderd. We hebben een grote afdeling voor muziekdocent in het reguliere onderwijs, daarnaast de afdelin-
Hebben jullie inhoudelijk contact? Is de methodiek voor alle studenten verplicht?
Kun je iets vertellen over je lesplan?
Ik begin met een grondige analyse te maken van één van de modernere methodes aan de hand van een aantal vragen, b.v. Sandor of Crickboom, Zwartjes of Doflein, noem maar op. De studenten mogen zelf een methode kiezen. Ze maken aan de hand van de vragenlijst een uitgebreide analyse. Ze bestuderen de evolutie van het ritme voor de linkerhand maar ook van de rechterhand. In de groep van zes heeft ieder een andere methode geanalyseerd en die gaan we dan vergelijken. Daar steek ik wel veel tijd in, maar als ze eenmaal een methode zo grondig hebben geanalyseerd dan kunnen ze bij iedere methode die ze openslaan ook snel een oordeel geven. In het tweede jaar behandel ik natuurlijk alle onderwerpen van de praktijk en ik ben heel blij met uw DVD’s. Dan kunnen de studenten alles ook in de praktijk bekijken. Eigenlijk moet ik dat in een aparte sessie doen, want als we een deel bekijken is mijn les al om. We vergelijken ook Suzuki en Rolland. Het eindwerkstuk van een student met de uitwerking van Paul Rolland in het Nederlands gebruiken we daarbij. Rolland gaat van de eigenlijke, innerlijke mens naar buiten en bij Suzuki is het meer van buiten uit en doe het maar na. Daarnaast krijgen de studenten een heel pak fotokopieën van mij en ze moeten zelf een repertorium van achttien stukken maken ook met concertino’s. Dat is verplicht. Samen kijken we ook etudeboeken in. Iemand, die het lesgeven in zich heeft komt er wel en voor een ander blijft het moeilijk, maar ik probeer zoveel mogelijkheid informatie door te geven. Ik probeer altijd de vonk door te geven, zodat de studenten in de literatuur duiken en zich verdiepen. Ze zijn
eens iemand meenemen, die nog nooit viool heeft gespeeld om daar het eerste begin mee te oefenen. Voor de moeilijker streektechnieken gebruik ik ook vioolstudenten van mijzelf, want ik geef hier ook hoofdvak viool. Hoeveel aandacht is er in de opleiding voor onderwijs aan beginners?
ren
Zeker vijftig procent, want de basis vind ik heel belangrijk en daar moet je ook steeds op terugvallen. Geef je aandacht aan het geven van groepsles?
Ik heb er de tijd niet voor en ik moet eerlijk zeggen: ik neem er ook de tijd niet voor. Ik vind het zo beperkt en het gaat gauw in de richting van samenspel. Hoeveel aandacht krijgt de historische ontwikkeling van het instrument?
De historie behandel ik in het eerste jaar aan de hand van Strijkinstrumenten vroeger en nu van Louis Metz en De viool van Eduard Melkus. Ik gebruik ook veel artikelen van Karel Moens, omdat ze wetenschappelijk goed onderbouwd zijn. Ook het Lemmensinstituut in Leuven
Welke andere onderwijskundige vakken zijn er?
Ze hebben algemene psychologie en een breed vakkenpakket, waardoor ze niet alleen op hun instrument mogen lesgeven, maar ook theorie en solfège. Ze krijgen als het ware een dubbele bevoegdheid. Geldt dat voor heel Vlaanderen?
Ik denk, dat het alleen voor dit instituut geldt. Hoe wordt er geëxamineerd?
Het eerste jaar is theoretisch en wordt schriftelijk afgesloten. Ze krijgen van mij een hele vragenlijst en dan ze zijn wel verplicht alles goed te bestuderen en ook de bijbehorende literatuur. Het tweede jaar kent ook een schriftelijk deel. Dat is meer op de praktijk gericht. Ze krijgen van mij een partituur. Die moeten ze bespreken, voorspelen en vragen beantwoorden zoals: welke vingerzettingen gebruik je en welke bogen? wat zijn de moeilijkheden? welke specifieke oefeningen zou je daarvoor geven? En tenslotte komt het praktische examen. Hoelang duurt zo’n examen?
Dat duurt drie kwartier. Daarin moeten ze een les geven aan een leerling. Nadien moeten ze vertellen wat ze gedaan hebben. Een gesprek dus met vragen en antwoorden en misschien nog iets uit het repertorium voorspelen. Wat voor examencommissie is er?
De commissie bestaat uit de coördinator van alle instrumenten en ikzelf. Alleen als iemand niet geslaagd is, dan komt er de tweede keer iemand van de directie bij. Vind je daarmee je vak niet ondergewaardeerd?
In zekere zin wel. Ga je in een orkest spelen dan komt het op je spel aan en dan is een papiertje niet echt nodig, maar wil je op een muziekschool werken wel. Dus het enige vak waar je in de praktijk een papiertje voor nodig hebt wordt verwaarloosd en ondergewaardeerd. Een aantal Leuvense studenten in het conservatoriumorkest
wel altijd dankbaar, moet ik zeggen. Heb je favoriete literatuur?
Menuhin natuurlijk en ik heb ook Otto Szende. Een oud-studente heeft ook een heel uitgebreid werkstuk in het Nederlands geschreven over het vibrato. Hoe zijn de stages en het hospiteren georganiseerd?
De studenten krijgen allerlei stage opdrachten. Je hebt drie soorten stage: observatie, participatie en effectief. Ik kan dat helaas niet begeleiden. Ze doen de stages bij een muziekschool en dan moeten ze een heel schema invullen. De docent evalueert de les en ondertekent het verslag en ik krijg dat dan ter controle. Zijn de uren niet in orde dan mag de student geen examen doen. Kies jij de scholen uit, waar ze gaan stage lopen?
Soms wel, maar ik heb bijvoorbeeld een school, waar ik ze graag naar toe stuur, maar van de directie mogen er maar twee per jaar komen. Zelf begeleid je dus de stage niet?
Nee, maar ik laat ze wel eens een leerling meebrengen. Dan moeten ze een model lesvoorbereiding maken en dat doe ik dan extra in de avonduren. Volgend jaar kunnen ze de stages niet meer combineren met het laatste studiejaar. Ze krijgen dan een pakket opdrachten voor 150 uur, maar waar en hoe dat moet? Dat weet ik niet. Gebruik je ook leerlingen in de lessen om iets te demonstreren?
Binnen de les moeten de studenten wel
verschillende vioolbouwers en stokkenbouwers per land, de houtsoorten van de onderdelen enzovoort moeten ze weten. Ik geef de studenten een hele bibliografie, waarin ze van alles kunnen nalezen en van belangrijke zaken maak ik een fotokopie. Besteed je ook tijd aan de oude methodes en de uitvoeringspraktijk?
Van de oude methodes maak ik een lijst, want ik heb weinig tijd en dat moeten ze dan maar nalezen. Wat de uitvoeringspraktijk betreft, dat valt niet onder mijn vakgebied, en voor de barokmuziek moeten ze dan naar Brussel gaan. Daar geeft Sigiswald Kuyken les. Vanuit de didactiek is het enige dat ik zeg: let op welke editie je hebt als je oude muziek laat spelen en speel niet de Mozart uit het Suzukiboek, maar een orginele versie of Urtekst.
Zijn er ook nascholingscursussen?
Nascholing wordt door de muziekscholen of gewest georganiseerd. Heb je contacten met methodiekcollega’s intern, landelijk of internationaal?
Omdat ikzelf ook nog in een orkest speel ontmoet ik veel docenten die op muziekscholen lesgeven, maar met vakdidactiek collega’s heb ik eigenlijk geen contact. Is er volgens jou nog een toekomst voor docenten?
De muziekschool is aan het afknabbelen. We gaan een beetje terug naar vroeger, waarbij de mensen met meer geld privé-lessen gaan nemen. Heb je nog wensen voor de methodiekopleiding?
Ik zou graag wat meer uren willen hebben om nog meer informatie door te kunnen geven. En natuurlijk de link tussen de theorie en de praktijk, dus een stagebegeleiding onder mijn supervisie. Wil je nog iets kwijt?
Ik zou ook nog meer over het specialisme van de oude muziek willen doorgeven. Helaas is daar helemaal geen tijd voor. ❚ ▲
9
ARCO
Peter de Leeuw Hoelang geef je al methodiek?
Toen ik in Utrecht begon in 1992 was het beleid voor de methodieklessen heel overzichtelijk. Het was mijn taak naar beste eer en geweten de studenten didactisch te scholen, als ik me goed herinner 36 uur per jaar. Ik kijk daar nu nostalgisch op terug, met het idee: toen kreeg ik de tijd om studenten adequaat voor het lesvak op te leiden. De toenmalige docent, dat was jij dus, vertrok. Ja dat klopt. Ik had in Utrecht 25 jaar methodiek gegeven en voor mijn gevoel kreeg het vak daar steeds minder kansen. Hoe zijn ze bij jou terechtgekomen?
In Utrecht kende men mijn werk als viooldocent, omdat soms leerlingen van mij aan het Conservatorium in Utrecht gingen studeren. Dat was dus in Utrecht, maar je geeft op meer conservatoria vioolmethodiek.
Toen ik in Utrecht werkte dacht ik dat het goed zou zijn om meer ervaring op te doen. Zodoende werd ik in 1995 na een sollicitatieprocedure in Rotterdam als methodiekdocent aangesteld en in 1997 zocht het Brabants Conservatorium in Tilburg contact en kreeg ik ook daar een kleine aanstelling. In hoeverre heeft je eigen ontwikkeling nog invloed gehad op je methodiek lesgeven?
Betrekkelijk weinig. Methodiek werd op een heel andere wijze gegeven in vergelijking met wat wij nu doen, trouwens niets ten nadele van docenten uit die tijd, die ook heel serieus lesgaven. Er is ook geen enkele opleiding voor het vak methodiek.
Dat is zo. Ik werd gelijk in het diepe gegooid. Het was een eenzaam gebeuren. Mijn grote angst was: als de studenten maar niet meer weten dan ikzelf. Ik ben toen als volgt te werk gegaan: in de zomervakantie ben ik eerst mijn eigen lesgeven gaan analyseren. Ik heb alles opgeschreven, literatuur doorgenomen en vervolgens een syllabus geschreven. In de loop der jaren heb ik die syllabus nog twee maal herschreven qua inhoud en taalgebruik. Toen ik begon had ik mijn twijfels of ik het wel zou kunnen en of ik het wel echt wilde. Ik heb desondanks doorgezet, waar ik nu heel gelukkig mee ben omdat ik het nu ontzettend leuk en inspirerend werk vind. Het heeft invloed op de ontwikkeling van mijn eigen lespraktijk, maar omgekeerd komt de basis van mijn methodieklessen vanuit mijn eigen leservaring. De weg is ook geëffend door mensen als Tom de Vree, Coosje Wijzenbeek en uiteraard jijzelf, zowel als mijn voorganger als mijn grote voorbeeld, hoe▲
ARCO
10
wel ik nooit les van je heb gehad. Ik heb ook informatie gekregen via oud-studenten van jullie en dat alles bij elkaar is mijn leerschool geweest. Ik gebruik trouwens ook jouw DVD’s in mijn lessen en je laat daarop heel diep in je keuken kijken. Ook geven ze mij een heel inspirerende basis, temeer daar ik er nu naar kijk als methodiekdocent met zo’n 15 jaar ervaring; heel prettig om weer eens op het feit gedrukt te worden dat je je in een altijd lerende situatie bevindt, een ontwikkeling die gelukkig nooit eindigt. Hoelang duurt de opleiding en is dat op alle drie de conservatoria gelijk?
De opleiding in Utrecht is over drie jaren verspreid. In het tweede jaar krijgen ze slechts acht uren les, in het derde jaar zestien lessen van een uur en tenslotte krijgen ze in het vierde jaar dan officieel nog vijf uur les. Vergeleken met de situatie uit mijn begintijd is de situatie erg verslechterd en zal het nogal eens gebeuren dat ik meer lessen geef dan ik officieel hoef te doen. Daarnaast ben ik een van de docenten die ook zogenoemde stagereflectielessen mag geven, die mij nog wat ruimte geven. Wat houdt het vak stagereflectie precies in?
Deze term komt uit het zogenaamde competent gerichte leren, een hot item zoals je wellicht weet. Een aantal methodiekdocenten krijgt een training tot coach om de stagereflectie te kunnen doen. Er zitten ongetwijfeld heel interessante aspecten in deze benadering van het onderwijs, hoewel er voor mij nog veel vraagtekens zijn. Gelukkig hebben we totnogtoe de vrijheid om de lessen naar eigen inzicht in te vullen, zodat ik via vragen van studenten over hun stageleerling toch veel methodiekstof kwijt kan. Dat vangt het dramatische tekort aan lestijd weer een beetje op. Hoe is de opleiding in Rotterdam geregeld?
In Rotterdam is de situatie weer heel anders. Sinds dit studiejaar geef ik daar de propedeuse studenten vijf lessen vakmethodiek ter introductie en vervolgens acht lessen waarbij de studenten elkaar onder mijn toezicht in een rollenspel lesgeven. Het tweede jaar start met acht lessen vakmethodiek, gevolgd door twintig stagelessen. Ik ben daar stagebegeleider en ze moeten met mij afspreken wanneer ik een les kan bijwonen. Als dat niet lukt bespreek ik een video-opname van hun les. Met vier lessen, die een reflectie moeten zijn op hun stageperiode, wordt afgesloten. De derde jaars, die het oude curriculum volgen, heb ik gewoon het hele jaar les gegeven en zij moeten hospiteren en stageren op muziekscholen. Ik wil wel, hoewel dit in de studiegids niet verplicht is, een summier stappenplan ontvangen over het hele vioolonderwijstraject. Tijdens het eindgesprek worden ze daarover aan de tand gevoeld. In het vierde jaar moeten de studenten een scriptie schrijven over een zelf gekozen onderwerp. In sommige perioden van het jaar zijn er veel orkestprojecten. Ik mis dan altijd een aantal studenten in mijn methodieklessen. Dat geeft vooral in een beginperiode van de studie nogal eens hiaten in hun kennis. In het tweede jaar merk ik ook dat lang niet alles beklijft. In hoeverre word jij als vakman betrokken bij al die veranderingen in het curriculum?
Wisselend; in Rotterdam hebben we nogal eens vergaderingen waar we op de hoogte worden gehouden van alle veranderingen. We kunnen daar ons ei wel kwijt en er wordt ook wel naar geluisterd. In Utrecht zijn de veranderingen ons medegedeeld. Het is zo jammer dat er nooit gemeten wordt bij het ‘eindproduct’. Krijgen we een betere docentenopleiding of is het een verarming van de opleiding?
Ik heb me in ieder geval voorgenomen om mijn eigen verantwoordelijkheid te nemen, wat er van hogerhand ook allemaal wordt opgelegd, en de studenten te leren wat ze naar mijn idee nodig hebben. Dat kan nog wel getorpedeerd worden als we die stagereflectielessen met heterogene groepen moeten doen b.v met klarinet, viool en piano in één groep, maar ik denk dat men zelf ook wel zal inzien dat zoiets gedoemd is te mislukken. Al dit soort probeersels komt niet uit de koker van de vakmethodiekmensen, maar van de pedagogen en schoolmusici. Je moet gewoon allerlei voorkennis hebben voordat je in de praktijk gaat werken. Hoe groot zijn je groepen studenten?
Dat wisselt heel erg. In Utrecht gemiddeld vier per jaar. In Rotterdam zijn de groepen veel groter. Daar heb ik zelfs een aparte groep van zes buitenlandse studenten. In Tilburg heb ik twee groepen van ieder drie studenten. Wat is de plaats van de altviolen?
Die doen gewoon bij mij mee, maar voor de leergang stuur ik ze vaak naar mijn collega Margot Näring. Is de methodiek voor alle studenten verplicht?
In Rotterdam krijgen studenten dus eerst vrij veel oriëntatie op het pedagogische traject, waarna ze een keuze moeten maken of ze het vak echt kiezen of niet. Toch is dat jammer, want als het goed is geven de vakmethodieklessen ook een verbreding voor hun eigen vioolspel. Het voordeel van kiezen is wel dat voornamelijk in lesgeven geïnteresseerde studenten zullen komen. Utrecht zal ongeveer hetzelfde beeld geven. Hoe het komt weet ik niet, maar in Utrecht heb ik altijd erg gemotiveerde studenten. In Tilburg is de methodiek verplicht. Daar geef ik ze nog twee jaar methodiek. Kun je iets over je lesinhoud vertellen? Gebruik je de door jou gemaakte syllabus in je lessen?
Ik geef die paper pas als ik heel veel behandeld heb, zodat de studenten nog eens kunnen nalezen wat allemaal ter sprake is gekomen. Ik ga het eerste jaar stap voor stap het hele methodiektraject langs. Te beginnen met voorbereidende oefeningetjes met een balletje en een bamboestokje; dan het auditieve voortraject waar de innerlijke gehoorontwikkeling, de ont-
wikkeling van het ritmegevoel, de tastzin (de aanzet tot het oriëntatiegevoel op de toets en strijkstok) en niet in de laatste plaats de vioolhouding en de strijkstokhouding uitgebreid aan bod komen. Laat ik niet vergeten de behandeling van de houding van het lichaam, dus de stand van voeten, knieën, heupen, rug, nek en hoofd. De behandeling van diverse vioolmethodes en hoe je die kunt gebruiken komt uitgebreid aan bod. Volwassenen geef je meestal andere vioolmethodes, terwijl mijn opleiding vooral gericht is op kinderen. Een methode die ikzelf vaak gebruik voor kinderen is Sassmanshaus of Mary Cohen, in combinatie met Vioolboek I en II van Marleen Dupont en een enkele keer Doflein. Voor volwassen beginners zal ik gauw Doflein of Sandor gebruiken. Het tweede jaar wordt vooral gebruikt voor de behandeling van de leergang en het uitdiepen van de leerstof in de vorm van methode ~, etude~, voordracht~ en concertrepertoire. De studenten moeten ook aan elkaar lesgeven, waarbij ze via een rollenspel diverse typen leerlingen in verschillende ontwikkelingsfasen moeten nabootsen. Uiteraard levert dat soms hilarische taferelen op, maar ik denk dat hen dat wel een voorbereiding op hun toekomstige werkveld geeft. Adviseer je de studenten bepaalde boeken te bestuderen?
De boeken van Simon Fischer, Iwan Galamian, Samuel Applebaum, Christine Heman en verder natuurlijk Paul Rolland, Yehudi Menuhin en Kato Havas. Ik laat de studenten ook een spreekbeurt houden, waarbij ook een vergelijking van twee boeken aan bod komt. Nogal eens heb ik dan heel interessante spreekbeurten, zoals kort geleden van een studente die ook psychologie studeert en het altijd aansprekende onderwerp van podiumangst behandelde, waarbij zij ook het gebruik besprak van de zogenoemde bètablokkers. Gebruik je het boek van Otto Szende ook? Hij is toch een van de weinigen die het vioolspel wetenschappelijk onderbouwt, terwijl heel veel andere boeken meer vanuit de praktijk van het vioolspelen geschreven zijn.
Nee, ik ken het niet eens, dus reden om het te lezen. Hoe zijn de stages en het hospiteren georganiseerd en hoe kom je aan stageleerlingen?
Rotterdam heeft een eigen stagebureau waar zich ieder jaar veel stageleerlingen aanmelden. Verder zijn er altijd andere instrumentalisten die viool willen leren spelen. Voor de buitenlandse studenten is dat een goede oplossing i.v.m.het taalprobleem, maar toch geef ik zelf de voorkeur aan kinderen als stageleerlingen, aangezien daarop bij het werken aan een muziekschool toch het zwaartepunt zal liggen. Ook het hospiteren wordt via het stagebureau gecoördineerd. In Utrecht moeten de studenten zelf een stageleerling zoeken. Eigenlijk lukt dat altijd. Hospiteren wordt niet door het instituut geregeld. Ik sleep mijn studenten vaak mee naar Amstelveen om bij mijn lessen te komen kijken. Ze zien dan mijn methodiekverhaal in de praktijk onderbouwd. Bovendien is het goed als studenten in de praktijk zien dat er ook altijd een groep leerlingen is
Vakmethodiek in Nederland en Vlaanderen Peter de Leeuw met een groep Utrechtse studenten
die heel hard moet knokken om het instrument te leren bespelen. Hoe is je samenwerking met de collega’s die de andere onderwijskundige vakken geven?
Er is geen samenwerking. In Utrecht is dat Joep Knapen, maar die zie ik alleen bij het examen, hoewel hij nu de coaching voor het competent gerichte leren verzorgt. In Rotterdam is er nogal wat wisseling van docenten geweest, maar sinds kort zijn er twee nieuwe docenten en nu loopt het op hun eigen vakgebied beter. Heb jij rechtstreeks met hen te maken?
Nee en ze participeren ook niet bij de stagebegeleiding. En hoe is dat in Tilburg?
Daar zijn ze weer een beetje doorgeslagen. Daar zijn aparte stagebegeleiders en ik kom daar als methodiekdocent niet aan te pas. Heb je daar een prettig gevoel over?
Het kan me niet zoveel schelen, dan hoef ik me ook niet te ergeren over fouten in hun lesgeven. Ik vraag mijn studenten wel eens om een video-opname van de stageleerling mee te nemen. Dus het maakt je wel uit.
Ja natuurlijk wil ik liever mijn eigen studenten begeleiden. Wie begeleidt dan de stages in Tilburg; is het een violist?
Nee het is geen violist. Ik denk een pianist of een schoolmusicus. De studenten beklagen zich er ook over, want het slaat natuurlijk nergens op, maar het past wel in de filosofie van vrijblijvendheid. Wel vrij, maar niet blijvend!
Ja, ik voel nog al eens in het hele onderwijs de tendens: kwaliteit is niet belangrijk. Gebruik je ook demoleerlingen in de lessen?
In Utrecht heb ik dat wel gedaan. Dan mochten de studenten om de beurt lesgeven. In de praktijk stond ik dan vaak zelf les te geven om meer vaart in de les te houden. Wat jij met oefenkinderen op je DVD doet wil ik toch ook eens organiseren, met name in Rotterdam, waar ten-
slotte een grote dansacademie is met veel kinderen rond de brugklasleeftijd. Je bedoelt gewoon ambachtelijk trainen zonder dat je brokken kunt maken?
Inderdaad. Kun je geen deal maken met een school in de buurt?
In Utrecht had ik contact met een vrije school. Ik zoek nu via een van mijn studenten opnieuw contact met een vrije school om daar een oriëntatiecursus te gaan geven met de stagereflectie groep. In Rotterdam is dat een beetje problematisch, omdat in de omgeving van het conservatorium weinig scholen zijn. Maak je ook gebruik van video?
Ja en het valt mij op hoe de studenten daar vaak op reageren. Ze praten direct over wat niet goed is en te weinig over het goede.. Juist het zien van het goede is toch de basis van een positieve feedback.
Ik merk bij de methodiekstudenten dat ze het heel moeilijk vinden kritiek op te bouwen vanuit positieve feedback naar een iets kritischer feedback. Vertel je ook iets over het geven van groepslessen?
Mijn lessen zijn gericht op lessen zowel op individuele basis als in groepsverband. Hier komt mijn eigen praktijkervaring aan de muziekschool in Amstelveen goed van pas, waar ik vooral beginnende vioolleerlingen bijna altijd in groepsverband moet doceren, wat zo’n twee of drie jaar prima kan. Je kunt daarbij zeker niets overslaan. Je gaat hetzelfde ontwikkelingstraject in als een individuele leerling. Misschien iets langzamer, maar zeker met het idee: we willen leren vioolspelen. We leiden niet op om af te haken!!! ▲
11
ARCO
Vakmethodiek in Nederland en
Qui en Peter de Leeuw
Hoeveel aandacht is er in de opleiding voor onderwijs aan vier - en vijfjarigen?
Dit is een serieus onderwerp, waar ik zelf niet het grootste talent voor heb. Weliswaar geef ik momenteel les aan een kind van drie en één van vijf jaar en ik kijk ook goed rond hoe anderen dat doen. Ik vertel in mijn methodieklessen, dat een kind van circa vier jaar een heel andere begeleiding nodig heeft en iets eerst moet kunnen zingen. Verder verwijs ik studenten naar mijn collega’s Wiesje Miedema, die vaak groepsgewijs aan kleuters lesgeeft en Anneke Schilt, die een zeer bruikbare, auditieve methode voor heel jonge kinderen ontwikkeld heeft. Hoeveel aandacht krijgt de historische ontwikkeling van het instrument en de uitvoeringspraktijk?
Uit tijdgebrek eerlijk gezegd niet veel. Ik heb een syllabus geschreven en daar moeten ze het mee doen. Het is vooral zelfstudie dus. Wel geef ik ze een tentamen over dit onderwerp. Ik heb wel eens een barokvioliste in de les gehad. Ze heeft vooral over het gebruik van de stok gepraat. Was dat jouw initiatief?
En van haarzelf, want ze wilde graag studenten hebben. Hoe ziet de examencommissie eruit?
Het is beschamend hoe klein de commissies zijn. Er hoort een vioolcollega in de commissie, verder de pedagogiekdocent en ik. In de praktijk zit een violist er niet op te wachten en ik zie het al in Rotterdam met al die Russen en in Utrecht lukt het ook meestal niet om er iemand bij te krijgen. In Tilburg is altiste Gisella Bergman hoofd van de strijkers en zij heeft er meermalen bij gezeten. Dus alles wat ter sprake komt over de vakmethodiek wordt niet door een ‘kenner’ beoordeeld?
Ik zou niets liever willen dan een beetje discussie tussen de kandidaat en de vioolcollega. Is er een tweede fase methodiek mogelijk en bestaat er een curriculum?
In Utrecht wel, maar ik heb geen idee van de inhoud. Joyce Tan is daarbij betrokken; het is meer haar eigen cursus. In Tilburg en in Rotterdam niet; wel ben ik een keer gebeld door een studente met de vraag of dat bij mij kon. Ik heb gezegd, dat ze dat maar moest aanvragen en ik heb nooit meer iets gehoord. Heb je contacten met methodiekcollega’s intern?
Niet in Tilburg en Rotterdam, maar wel in Utrecht met Els van Oldenborgh. Ook omdat ik ▲
ARCO
12
haar studenten moet begeleiden tijdens de stagereflectielessen. Maar ja, ik ben geen cellist, dus vraag mij niet naar het effect. En landelijk of internationaal?
Wel eens met Maarten Veeze, die in Amsterdam vioolmethodiek geeft. Vanuit Erasmus ben ik wel eens bij een Europese bijeenkomst geweest en mij is toen gebleken, dat in Nederland de methodiek naar verhouding nog best veel aandacht krijgt. Terwijl er hier toch nog heel veel kanttekeningen te plaatsen zijn. Wat zijn je ideeën over het toekomstige werkveld van je methodiekstudenten?
Soms denk ik: eigenlijk leid ik ze op voor de privé-praktijk. Daar bepaal je je eigen grenzen in wat het beste is voor je leerlingen. Vioolles geven is geen bezigheidstherapie. Op de muziekschool in Amstelveen, waar ik zelf lesgeef, hebben we tot nog toe een gunstig klimaat, hoewel wij ook leerlingen hebben met een lestijd van twintig minuten. Ik weiger dat niet, maar als het kind het waard is, tref ik een regeling met de ouders over een langere lestijd. Hoe zie je de mogelijkheden voor jong talent op muziekscholen?
Als mensen echt iets willen, moeten ze vaak naar een privé-praktijk. Ik vind dat onjuist, want het zou op een muziekschool moeten kunnen, maar de praktijk is niet anders, hoewel ik in Amstelveen toch een stel leerlingen heb, die het predikaat jong talent mogen dragen.. Wat is je wensenlijstje voor de methodiekopleiding?
Veel meer stagebegeleiding en dan wel door de eigen methodiekdocent. Maar ook meer grip op de mentaliteit van de studenten, omdat velen zich aan hun verplichtingen wat betreft stage en hospiteren proberen te onttrekken. ❚
Ad van Dongen Hoelang geef je al methodiek?
Toen mij acht jaar geleden in Tilburg gevraagd werd een celloklas op te zetten, werd het geven van methodiek daar automatisch aan gekoppeld en dat heb ik vijf jaar gedaan.In Rotterdam geef ik nu alweer een jaar of zes methodiek. Hoe zijn ze bij jou terechtgekomen?
Ik was hoofdvakdocent in Rotterdam. Michel Roche gaf daar methodiek; hij ging met pensioen en heeft me als zijn opvolger voorgedragen Heb je het van iemand geleerd, zelf ontwikkeld of is het een weerslag van je eigen opleiding?
Ik heb in Utrecht gestudeerd bij Michel Roche. In die tijd bestond er nog geen echte aparte methodiekles. Hij liet mij toen al leerlingen lesgeven en vond dat ik daarin verder moest gaan. Hij liet me van alles lezen, ook (semi)wetenschappelijke kost. Ik was de eerste van zijn studenten die het er niet zomaar een beetje bij deed. Hij maakte er dus wel werk van en ongetwijfeld ben je zelf daarna ook gegroeid.
Ik geef al vanaf mijn achttiende jaar les en heb meer dan dertig jaar ervaring, ook via het regelmatig lesgeven in internationale masterclasses. Hoe groot zijn je groepen studenten?
Ik heb nu twee studenten in het tweede jaar en vier in het andere jaar. Wat is de plaats van de contrabassen?
Zij hebben een aparte methodiekdocent. Is de methodiek voor alle studenten verplicht?
In de eerste fase was het altijd voor iedereen verplicht. We zitten echt in een overgangsfase. Mijn studenten nú zitten allemaal nog in de oude structuur. Dat verandert in het nieuwe curriculum met een indeling in majors en minors: dan hebben de studenten allemaal keuze-onderwerpen en stellen eigenlijk hun eigen pakket samen. Op dat moment wordt volgens mij de methodiek facultatief. Het is een beetje onduidelijk; ze zijn van alles aan het proberen; de studenten weten ook niet precies waar ze aan toe zijn. Het is nog niet helemaal uitontwikkeld. Hoelang duurt de opleiding?
Tot nu toe was het een tweejarige opleiding en dit jaar voor het eerst heb ik drie volledige jaren. Hoe lang duren je lessen?
Uit praktische overwegingen (ik reis momenteel op en neer vanuit Spanje) kom ik eens in de veertien dagen naar Rotterdam en geef dan twee volle dagen les. Daar zit dan ook een heel groot blok methodiek in, volgens de hieronder beschreven methode. Eerst was daar kritiek op en was men enigszins sceptisch over deze formule, nu is men erg tevreden. De studenten zijn enthousiast en ze doen heel goede examens en ik wordt nu zelfs als voorbeeld gesteld voor andere afdelingen Hoe zijn de stages en het hospiteren georganiseerd en hoe kom je aan stageleerlingen?
De studenten moeten als opdracht vanuit de methodiek op een muziekschool gaan hospiteren en daar een verslag van maken. Ik stuur daar wel wat in, want ik weet zo langzamerhand wel bij wie ze wat kunnen leren. Als ze een paar keer gekeken hebben, gaan ze zelf lesgeven. Deze externe stage wordt in principe door het conservatorium geregeld. De ene student is actiever dan de ander en soms duurt het allemaal te lang, daarom ben ik op een gegeven moment met het prakti-
Vlaanderen sche gedeelte in mijn methodieklessen begonnen. De studenten moeten vanuit het zelf lesgeven de confrontatie met de praktijk aangaan. Wie begeleidt die externe stage?
Die begeleiding doe ik meestal zelf. Het is niet altijd even simpel om een afspraak te maken, want ik ben er alleen op maandag en dinsdag en soms kan iemand alleen op donderdag lesgeven. Daarom moet het in dat geval door middel van een video-opname. Die bekijk ik meestal separaat. Alleen als het voor de hele klas interessant is bespreek ik het in de les. Kun je iets vertellen over je lesplan?
Ik heb een vaste structuur in mijn lessen. Iedere les bestaat uit drie onderdelen. In het eerste deel bespreek ik het werk dat ik de keer ervoor heb opgegeven. Die opdrachten hebben met de opbouw van hun eigen methode te maken. Verder is er het praktische gedeelte, waarin de studenten onder mijn supervisie aan een externe leerling lesgeven. Dat is vaak iemand die cello wil leren spelen als bijvak. Dat begint dus helemaal bij nul. In die drie jaar probeer ik dan alle onderwerpen van elke fase van A tot D te behandelen. Daarnaast geven de studenten elkaar les in een leerling/leraar situatie, zodat ook onderwerpen uit bijvoorbeeld de D-fase kunnen worden behandeld. Er is altijd een student die notulen maakt van de les. Daar staat alles in dat behandeld is en ook hoe je het didactisch aanpakt. Die Ad van Dongen
bliotheek en ook laat ik ze dingen op internet opzoeken. Tot slot wordt de nieuwe opdracht voor de volgende les opgegeven. De controle van hun werk gaat ook vaak via internet, op die manier hoeven ze niet tot de volgende les te wachten om feedback te krijgen. De studenten werken ook vaak in groepjes van twee of drie, ze werken veel samen. Dan moet de hele club er wel zijn elke keer, als ze hun ontwikkeling niet willen schaden.
Dat klopt, maar ze vinden het ook leuk, vooral het praktische gedeelte motiveert de studenten veel meer. Het is geen droge les, waar in een klasje aan tafel alles voorgekauwd wordt. De behandelde stof wordt meteen in de praktijk toegepast. Hoeveel aandacht is er in de opleiding voor onderwijs aan beginners?
De basishouding is vreselijk belangrijk. Hoe moet je zitten, de balans en hoe houd je je rug. Daarnaast de streektechniek natuurlijk, waarvan de basis streekbeweging, bijvoorbeeld de detaché, benaderd wordt vanuit een eenvoudige, penduleachtige beweging met de hele arm. De studenten leren het spel te analyseren, zodat ze altijd op de basis terug kunnen vallen. In alle fases moeten ze terug kunnen koppelen naar de basis. Ik hamer op bepaalde basisprincipes, mijn stokpaardjes zo gezegd, maar dat gaat wel om iets wezenlijks. Ik zie heel veel leerlingen van andere docenten en bij veel fouten moet je terug naar de basis. Ik zeg ook tegen mijn studenten: we moeten dat ombuigen. Heb je favoriete literatuur?
De boeken van Mantel en Bunting. Ik laat ze ook veel op internet snorren en er komt veel nieuwe informatie uit Amerika. Ik heb 25 jaar geleden als eerste Paul Rolland helemaal geanalyseerd en daarna kwamen zijn navolgers zoals Sheila Young. Ik vind hun uitgangspunt om alle strijkbewegingen te koppelen naar bewegingen in het dagelijks leven heel interessant. Bespreek je ook de methode voor duimpositie van Dries Munnik?
Ik ken de methode wel, gebruik er leuke stukjes uit en hij zet de hele duimpositie wel netjes op een rij. De grote vraag bij ons is altijd: wanneer introduceer je de duimpositie. Over het moment van introductie bestaat een hele filosofie. Ik heb zelf als kind via de Duitse school les gehad en dan mocht je daar pas na een jaar of acht mee beginnen. De intonatie moest eerst zeer solide zijn voordat je er aan begon. Het wierp een enorme mentale barrière op. Nu wordt de duimpositie veel eerder geïntroduceerd. Je hebt natuurlijk het probleem van de toonvorming, omdat je dichterbij de kam moet strijken. Sommige leerlingen vinden dat moeilijk, maar anderen doen het vanzelf goed. Vertel je ook iets over het lesgeven aan vier - en vijfjarigen?
Zelf geef ik al jaren geen kinderen meer les. Ik heb twee oud-leerlingen, die heel leuk met jonge kinderen werken en ik stuur de studenten naar hen als ze daar wat van willen weten. Geef je aandacht aan het geven van groepsles?
Daarmee worden de studenten geconfronteerd als ze met externe stage bezig zijn. Dan praten we er over, maar mijn lessen zijn voornamelijk gericht op de individuele les. Hoeveel aandacht krijgt de historische ontwikkeling van het instrument en de uitvoeringspraktijk?
worden gekopieerd en zo heeft iedereen na drie jaar een heel pak informatie, waar ze uit kunnen putten voor hun eigen methode. Het derde gedeelte bestaat uit een evaluatie van de les. Daar kan iedereen zijn zegje doen en zo krijgen ze feedback van de hele groep. Ik geef daar ook mijn suggesties. Ik geef ook nadrukkelijk feedback op het pedagogische vlak zoals: “hoe heb je dit aangepakt? wat is je toon? probeer eens niet te praten, maar eerst gewoon voor te doen.” Ze hebben ook een aparte pedagogiekles, maar ik vind het belangrijk om op het moment zelf te reageren. Als ik merk, dat ze ergens te weinig over weten stuur ik ze naar de bi-
Dit maakt deel uit van het examen. Voor een groot deel bestaat het uit het bestuderen van literatuur. Ik heb ook een stapel artikelen van internet, die interessant zijn. Als ik aan het eind nog tijd heb ga ik in op de Bach Suites voor de uitvoeringspraktijk en dan komt ook het boek van Leopold Mozart ter sprake. We beluisteren ook opnames. Er is over de Bach Suites veel geschreven, maar niet vaak vanuit de praktijk. Het boek van Anner Bijlsma is daarop een uitzondering. Heb je contact met de docent van de andere onderwijskundige vakken?
Een aantal jaren geleden waren er problemen met de docent peda/didactiek. Die had veel te veel invloed en wilde ongeveer voorschrijven hoe de studenten celloles behoorden te geven. Die is vertrokken en er is nu een ander. Hoe is de examencommissie samengesteld?
Ja, dat is een teer punt. In principe bestaat de commissie uit vier mensen: de methodiekdocent, de peda/didactiekdocent, de coördinator van de onderwijsafdeling en een hoofdvakdocent. In de praktijk ben ik meestal alleen met de coördinator.
Is er 2e fase methodiek mogelijk?
Nu met de major en minorstructuur is het wellicht mogelijk, maar dat is nog in de onderzoeksfase. Zijn er ook nascholingscursussen en geef je die zelf?
Echte nascholing zou ik het niet willen noemen, ik zie het als een methodiekproject, want de studenten spelen daar ook een actieve rol in als assistent en ze maken een verslag als bij het hospiteren. Vorig jaar heb ik voor het eerst een cellodag georganiseerd voor docenten uit de regio met hun leerlingen, in ons geval vooral het Hellendaal Instituut, en pas geleden is de tweede cellodag geweest. Er waren zes docenten met dertig leerlingen. ’s Morgens waren er allerlei lessen zowel individueel en in groepen, waarbij een bepaald onderwerp aan bod kwam. ’s Middags was er samenspel en we sloten af met een concertje. Het was een initiatief van mij en van de methodiekstudenten. Nu het zo’n succes gebleken is, wil men het voor andere instrumenten, contrabas en lichte muziek, ook gaan doen. Heb je contacten met methodiekcollega’s intern, landelijk of internationaal?
Intern nauwelijks. Met Dries Munnik, die in Amsterdam cellomethodiek geeft heb ik een goed contact, ook vanwege het cellofestival in Dordrecht. Internationaal nauwelijks, ook niet in Spanje, omdat de methodiek daar geen belangrijk issue is. Is er volgens jou nog een toekomst voor docenten?
Gezien het enthousiasme van kinderen en ouders op de afgelopen cellodag zie je dat het muziekmaken leeft. De arbeidsomstandigheden wat betreft de lestijdminuten voor de docenten zijn droevig. Velen geven extra lestijd aan hun leerlingen. Het is verbazend dat er nog steeds mensen enthousiast het vak in stappen. Heb je nog een wensenlijstje?
Ik zou willen dat de studenten gemakkelijker over de grenzen zouden kunnen kijken; dat er vanuit de Conservatoria initiatieven zouden worden ontwikkeld om een uitwisseling mogelijk te maken met bijvoorbeeld de celloklassen van Manchester of Berlijn. ❚ ▲
13
ARCO
Vakmethodiek in Nederland en Vlaanderen Hoe kom je aan stageleerlingen?
De studenten moeten zelf een stageleerling zien te vinden. Als dat lukt tenminste, want ik heb een student die na een half jaar nog geen leerling heeft kunnen regelen. Ik probeer daar wel zo creatief mogelijk mee te helpen. Waar geven ze dan die stageles?
Els van Oldenborgh
Dat mag overal zijn. Als ze willen, krijgen ze zelfs een camera mee van het conservatorium om een les op te nemen. En jij begeleidt die stagelessen?
Dat is niet het geval. Zelf krijg ik anderhalf uur op een heel jaar om me met de stages te bemoeien. De studenten moeten tijdens het tweede en derde studiejaar soms een les op video opnemen en dan hun product tonen en eventueel vragen stellen tijdens de zogenoemde stagereflectieles, die gegeven wordt door de docent vioolmethodiek. Ik sprak Peter de Leeuw hier al over. Zijn verhaal was dat hij het predikaat coach gekregen heeft na drie bijeenkomsten met de pedagogiekdocent. Voor de vioolstudenten vond hij dat geen probleem natuurlijk en voor de cellisten vond hij het altijd nog een betere oplossing dan wanneer ze b.v. bij een saxofonist ingedeeld zouden worden.
Natuurlijk kan het geen kwaad als er eens een andere docent commentaar geeft, maar ik mis in deze structuur toch ontzettend het begeleiden van mijn eigen methodiekstudenten in de praktijk. Het terugkoppelen naar wat we in de les behandelen is zo erg moeilijk. De nieuwe structuur wordt verkocht als onderwijsvernieuwing, maar in september zijn de uren, die ik had toen ik in februari vorig jaar begon, gehalveerd vanwege deze nieuwe structuur. Het gesprek met Els begint al in de gang op weg naar haar leskamer. Ze is nog maar ruim een jaar docent cellomethodiek in Utrecht, waar veel illustere docenten zijn verdwenen. Elias Arizcuren is weg en Lenian Benjamins, toch een topper als het over de cellomethodiek gaat, is nu opgevolgd door Els van Oldenborgh. Voordat ik de kans krijg mijn vragen te stellen, begint zij mij al te bevragen. Heb je al met Peter de Leeuw gesproken en heb je zijn mening gehoord, want wat mij betreft zijn er toch wel wat vraagtekens te zetten bij de nieuwe koers, die we moeten varen. Gelukkig is het eerste plan na protest van veel methodiekdocenten al bijgesteld. En dat plan was?
Als de methodiek begint in het tweede studiejaar moesten de studenten direct beginnen met stagelessen geven. De filosofie was: je leert in de praktijk het meest en iedereen weet al iets van cellospelen en ze spelen zelf toch goed? Ik dacht dat we van zulke praktijken af wilden, want waar dient de vakkennis methodiek dan nog voor? Trouwens in het begin van het tweede jaar zou ik ook de verantwoording niet willen nemen. Het conservatorium zet mijns inziens erg zwaar in op de eigen verantwoordelijkheid van de student. Ik vind het ook onverantwoord tegenover de stageleerling, die de dupe kan worden van een ongeschoolde, onzekere en niet begeleide student. Na de protesten is dit dus niet doorgegaan en er wordt nu met de stage begonnen na acht methodieklessen, die dan stoppen voor de rest van dat studiejaar. ▲
ARCO
14
Van Peter begreep ik, dat er nog geen cellist was geweest met een bandje van een leerling.
Dat is dus de start van het nieuwe leren. Moeten de studenten ook hospiteren?
De studenten hoeven van het conservatorium uit niet te hospiteren. Zelf stimuleer ik zeker wel, dat ze gaan observeren waar ze maar de kans krijgen. Hoe ben je aan deze baan aan het Utrechts conservatorium gekomen?
Ik heb zelf in Utrecht gestudeerd en heb bij Lenian ook de methodiek gehad. Lenian heeft mij voorgedragen en de hele cellosectie heeft er mee ingestemd. Hoe is de overdracht gegaan?
Met heel veel overleg tussen Lenian en mijzelf. De overdracht is denk ik nooit klaar. We hebben regelmatig contact over het lesgeven en de methodiek komt dan ook ter sprake. Ik heb veel aantekeningen van Lenian in huis. Toch doe ik het weer anders. Met name door de tijdsdruk probeer ik de stof meer gestructureerd, ook wel schoolser, aan te bieden. Is de methodiek voor alle studenten verplicht?
Volgens mij niet verplicht. Ik geloof, dat de studenten kunnen kiezen tussen productie en educatie en de educatiemensen krijgen automatisch methodiek. Hoe groot zijn je groepen studenten?
Ik heb dit jaar totaal zes studenten, twee in het tweede, twee in het derde en twee in het vierde jaar. Hebben de contrabassen een eigen methodiekdocent?
Volgens mij is er een gastdocent op school, in mijn lessen zie ik in ieder geval geen bassisten. Hoelang duurt de opleiding?
We beginnen in het tweede studiejaar en het loopt door tot en met het vierde. In het tweede jaar geef ik acht lessen van 45 minuten. En voor de jaren daarna geef ik zestien lessen van 45 minuten in het derde jaar en vijf hele uren in het vierde jaar. Die vijf uren in het vierde jaar zijn eigenlijk voor de scriptiebegeleiding, maar ik mag ze ook anders gebruiken. Mijns inziens is dit erg summier, maar ik wil tegelijkertijd opmerken dat ik het een uitdaging vind om er met weinig tijd toch iets van te maken. Hoe werkt je rooster dan, als je maar zestien keer lesgeeft?
Ik word geacht zelf de lessen in te delen en ik spreek van les naar les af. Kun je iets vertellen over je lesplan?
Ik heb eerst mijn oude aantekeningen bestudeerd en daarin een structuur aangebracht. Alle vaste onderwerpen die ik behandel worden steeds teruggekoppeld naar basisprincipes zoals denken vanuit grote bewegingen. Ik geef lessen over houding en coördinatie. Daarna over de basisprincipes van de linker- en rechterhandtechniek en vervolgens de ontwikkeling daarvan. Ik leer de studenten dat deze principes voor elke leerling gelijk zijn, maar ik geef steeds aan hoe de toepassingen kunnen zijn voor b.v. lessen aan jonge kinderen (onder de zes jaar), een groepsles of remedial teaching. In elke les is er ruimte voor vragen en verzoeken. Ook onderwerpen zoals leren studeren of motiveren komen zijdelings aan bod. Gebruik je nog bepaalde boeken?
Ik voel me zelf wel eens een samenraapsel van ideeën, die ik overal opdoe uit boeken, maar ook uit gesprekken met collega’s. Ik gebruik veel ideeën van de methode van Elias Arizcuren en Lenian Benjamins. Alles is daarin heel bruikbaar en overzichtelijk gerangschikt. In de vorm van wetenschappelijke boeken hebben wij eigenlijk veel minder een traditie dan bij de viool. Ik zou ook in de ARCO wel wat meer specifieke celloartikelen willen zien. Heb je nog favoriete literatuur?
Dat wisselt nog wel eens, maar o.a. Playing the Stringgame van Phyllis Young. Van Christofer Bunting zijn er twee mooie werkboeken, waar ik ideeën en oefeningen uit haal. De boeken van Mantel zijn uitstekend, ook speciaal zijn boek voor jonge kinderen en verder Dickson, Paul Rolland en Fischer. Fischer is natuurlijk speciaal voor de viool, maar gebruik je dan bepaalde principes?
Het goede van die vioolworkshop van Fischer in Amsterdam vond ik dat hij benadrukte dat je alles precies kunt omschrijven. Dus niet: “een beetje naar de kam”, maar je kunt heel precies via een schaalverdeling laten zien welk plekje op de snaar tussen de kam en de toets gebruikt moet worden in een bepaalde situatie. Dat zijn gewoon natuurkundige wetmatigheden en daardoor kun je het ook zo goed duidelijk maken. Daarom probeer ik de studenten ook te leren zich exact uit te drukken. Hoeveel aandacht geef je aan het onderwijs aan beginners?
Ongeacht het niveau zijn de meeste problemen terug te voeren naar de basis. Het is dus logisch dat daar in verhouding de meeste aandacht naar uit gaat. Ik neem ook veel tijd om de studenten te leren hoe ze AMV elementen, zoals noten lezen, in het onderwijs aan beginners moeten integreren. In het begin moet alles eerst gezongen worden en daarna pas gespeeld. Ook ritmische elementen moeten eerst eigen gemaakt worden en daarna gekoppeld.. Gebruik je ook demoleerlingen in je lessen?
Vaak stel ik één of meerdere studenten in de gelegenheid om iets wat we behandeld hebben te leren aan een van mijn eigen leerlingen of op die leerling te oefenen. Een andere keer oefenen we op elkaar of plukken iemand uit de kantine. Is er aandacht voor lessen aan vier - en vijfjarigen?
Daar gebruik ik vooral mijn ritmekaartjes en solfa-systeem voor. Ik probeer wel de angst voor het lesgeven aan jonge kinderen weg te nemen bij mijn studenten. De techniek blijft gewoon hetzelfde en alleen de manier van aanbieden is anders, maar je moet er niet bang voor zijn. Soms neem ik een vijfjarig meisje mee. Samen met de studenten vormen we dan een groepje en dan geeft één student ons les. Dan kan ik veel tips geven. Wat vind je zelf de ideale leeftijd om te beginnen?
Dat hangt erg van het kind af. Jongetjes ontwikkelen zich meestal iets langzamer. Vier of vijf jaar kan soms best als het kind gedreven is en er aan toe, maar circa zeven jaar kan ook heel goed en die leerling leert natuurlijk sneller. We krijgen nu een leuk gesprek over hoeveel je als docent in een getalenteerde leerling zou moeten investeren, terwijl een middelmatig talent minstens zoveel aandacht nodig heeft. Geef je aandacht aan het geven van groepsles?
Continu maak ik, waar mogelijk, de link naar groepsles tijdens mijn methodieklessen, omdat dit toch in het werkveld veel voorkomt. Is er uitwisseling van informatie over de inhoud van de andere onderwijskundige vakken?
Nee, ik heb nog geen contact gehad met de pedagogiekdocent. Het is wel de bedoeling om hem te ontmoeten en de handen ineen te slaan. Het is geen desinteresse, maar met veel te weinig lestijd om het meest noodzakelijke te doen kom ik er ge-
woon niet aan toe om dat soort contacten te onderhouden. Zoals ik het nu zie, spreken de lessen algemene pedagogiek pas echt tot de verbeelding, wanneer de student al in de praktijk bezig is en al wat vaktechnische vaardigheden heeft. Dan valt het kwartje, dus de peda lessen als aanvulling op de methodiek en niet andersom. Hoeveel aandacht krijgt de historische ontwikkeling van het instrument en de uitvoeringspraktijk?
Zelf heb ik het wel gehad en het hoort er wel bij, maar ik zie daar geen kans toe met mijn weinige lessen. De prioriteit ligt bij mij gewoon bij het ambacht. Zijn er dan geen exameneisen waarin dat vermeld staat?
Die eisen zijn mij niet bekend. Ik vind wel dat alles wat met uitvoeringspraktijk samenhangt meer bij het hoofdvak hoort. Hopelijk ziet de hoofdvakdocent dat net zo. Hoe wordt er geëxamineerd?
Het examen is mondeling en de student wordt bevraagd over het eindwerkstuk, waarin een leerplan, leergang, lesvoorbeelden en een scriptie over een vrij onderwerp verwerkt zijn. Toevallig heb ik vorige week gevraagd of de Engelstalige studenten ook een scriptie moeten maken. De directie vond dat er geen reden was om het niet te doen. Ook zij maken dus een scriptie en die komen ze verdedigen. Wat voor examencommissie is er?
Ik denk, dat ik het samen met de docent algemene pedagogiek moet doen. Met Peter de Leeuw heb ik het plan opgevat om bij elkaars examens te gaan zitten.
De contactdagen dienen om docenten in het land gelegenheid te geven hun (getalenteerde) leerlingen te laten voorspelen. Docenten kunnen mij ook advies vragen met betrekking tot het lesgeven en ook is er de mogelijkheid om samen met de docent eens op een andere manier naar de leerling te kijken. Heb je contacten met methodiekcollega’s intern, landelijk of internationaal?
Nog erg weinig, omdat ik het nog maar heel kort doe. Eigenlijk alleen met Peter de Leeuw hier in Utrecht. Wat zou je aan de methodiekopleiding willen veranderen?
Van alles. Ten eerst zelf mijn studenten bij de stages begeleiden. Ten tweede heb ik veel meer tijd nodig. Methodiek zou zwaarder moeten wegen als een soort tweede hoofdvak. Ik zou ook graag meer support vanuit de directie willen, juist in een verwarrende periode van verandering, vernieuwing en bezuiniging. Ik zou ook in de toekomst willen bekijken hoe ik b.v. de algemene vakken zou kunnen integreren in mijn methodieklessen of misschien nog eens hoe ik een project buiten de lessen om kan doen. ❚
Bestaat er een tweede fase methodiek?
Niet dat ik weet, maar je zou toch de mogelijkheid tot verbreden moeten hebben. Dan zou je veel dieper in kunnen gaan op b.v het auditief lesgeven bij jonge kinderen of meer training met het geven van groepsles. Jullie hebben geen nascholing, maar wel contactdagen voor muziekschooldocenten. Vertel eens? ▲
15
ARCO