gemeente Eindhoven
Dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer
Raadsnummer 05.RI346.OOI Inboeknummer oSbstoxa6x Beslisdatum Baxw x4 juni 2005 Dossiernummer Sx4.aSx
Oplegvel Raadsvoorstel inzake de instelling van de voorziening Focus Investeringsfond s 1 Samenvatting Het college heeft 26 oktober 2004 besloten tot het instellen het Focus investeringsfonds (FIF). Dit is een investeringsfonds voor (door)starters en bestaande ondernemers in het zgn. Focusgebied. Met dit fonds wil de gemeente Eindhoven het bedrijfsleven versterken en het ondernemerschap stimuleren. Hiervoor heeft Focus een subsidie toegekend van 6 800.000,ÃćâĆňâĂİ. De benodigde cofinanciering komt van het SRE
(6 400.000,-) en de gemeente Eindhoven (6400.000,-). Van de totaal beschikbare 1.600.000,ÃćâĆňâĂİ is ca. 6 1.250.000,ÃćâĆňâĂİ -voor leningen beschikbaar, en is het restant voor
het beheer, de promotie etc. van het fonds tot 2008. De beheerkosten na 2008 dienen uit de rente-inkomsten van het fonds te kunnen worden betaald.
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de regeling blijft bij de dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer. De dienst Werk, Zorg en Inkomen voert de regeling uit.
2 Bijlage(n) Geen.
BE05011404
gemeente Eindhoven
Dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer
Raadsnummer 05.RIJG.6.OOI lnboeknummer osbstoxs6r Beslisdatum Bikw t4 juni 2005 Dossiernummer Sa4.aSa
Raadsvoorstel inzake de instelling van de voorziening Focus Investeringsfonds (FIF) 1 Inleiding Het college heeft 26 oktober 2004 besloten tot het instellen van een revolving fondsconstructie voor de Focusinvesteringsregeling. Doelstelling van het Focus Investeringsfonds (FIF) is het instellen van een investeringsfonds voor (door)starters en bestaande ondernemers in het zgn. Focusgebied. Dit gebied bestaat uit Hemelrijken, Doornakkers, Kruidenbuurt, Tivoli, Lakerlopen, ’t Groenewoud en de binnenstad. Dit gebied is aangewezen als zgn.’Doelstelling 2 Stedelijk Gebied’. Voor dit gebied is het Focusprogramma opgesteld. Een prioriteit van dit Focusprogramma is gericht op stimuleringsmaatregelen ten behoeve van het bedrijfsleven in het Focusgebied (ook wel aangeduid als het stEw-gebied).
Met dit fonds wil de gemeente Eindhoven het bedrijfsleven versterken en het ondernemerschap stimuleren. In navolging van het besluit van 26 oktober 2004 heeft de dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer een subsidieaanvraag voor 6 800.000,ÃćâĆňâĂİ
ingediend bij Focus, het Europees Economisch Stimuleringsprogramma. Deze subsidie is met een beschikking van 15 november 2004 toegekend. Daarnaast heeft het SRE op 29 november 2004 besloten een cofinancieringsbijdrage toe te kennen van 6 400.000,ÃćâĆňâĂİ. Vanuit Eindhoven is 6 400.000,ÃćâĆňâĂİ aan cofinanciering bijgedragen (dek-
king: eenderde Centrale Rente GSB, eenderde Reserve Economische Ontwikkeling, eenderde Reserve Technologie). In totaal is derhalve 61.600.000,ÃćâĆňâĂİ beschikbaar, waarvan ca. 61.250.000,ÃćâĆňâĂİ voor
leningen beschikbaar is en het restant voor het beheer, de promotie etc. van het fonds tot 2008. De beheerskosten na 2008 dienen uit de rente-inkomsten van het fonds te kunnen worden betaald. Het idee dat bij de aanvraag van de Focussubsidie is gepresenteerd is dat van een ’revolving fund’. De hoofdsom wordt in een fonds gestort. Door de rente over de leningen en over het restant kapitaal van het fonds toe te voegen aan het fonds ontstaat nieuw kapitaal voor leningen. Zo kan het fonds zichzelf voor jaren in stand houden. In dit raadsvoorstel moet het concept van het ’revolving fund’ uitgewerkt
worden.
Raadsnummer 05.RZg46.OOI
2 Wat willen we bereiken Het FIF heeft niet als doelstelling te concurreren met bestaande voorzieningen op het gebied van het verstrekken van vermogen en andere kredieten. Het FIF is een hulpmiddel dat is toegespitst op de bedrijvigheid in het Focusgebied en aanvullend is op andere voorzieningen. Het fonds zet in op het verstrekken van kleine kredieten aan die doelgroepen die door banken of andere reguliere financiele instellingen thans niet worden bediend. Financiering via het FIF kan er toe leiden dat de ondernemer ook makkelijker andere financiele bronnen kan aanboren. Om die reden kan sprake zijn van een soort aanjaagfunctie. De werking van het fonds moet er toe leiden dat vooroordelen over de slaagkans van kleinschalig ondernemerschap worden doorbroken. Het fonds stimuleert economische bedrijvigheid en diversiteit in het aanbod binnen branches en kwetsbare gebieden van Eindhoven door financiering van ondernemersplannen die anders niet gefinancierd zouden worden.
3 Wat gaan we daarvoor doen Met de instelling van het FIF wordt aan het bestaande MKB-beleid een eigen investeringsfonds voor kleine kredieten toegevoegd om de doorgroeiplannen van (door)starters en ook bestaande ondernemers te verwezenlijken. Hiermee wordt ingespeeld op de problemen van de kleinere bedrijvigheid in en rondom het centrum van Eindhoven. De beoogde doelgroep voor deze kleine kredieten heeft geen toegang tot reguliere financieringsmogelijkheden. Het fonds stimuleert ook de economische
bedrijvigheid en diversiteit in aanbod binnen branches en kwetsbare gebieden van Eindhoven door het financieren van ondernemersplannen die anders niet gefinancierd worden. Verder gaan we ervan uit dat er gemiddeld een extra arbeidsplaats ontstaat per vijf ondernemingen die een krediet ontvangen. De te hanteren selectiecriteria houden onder meer in dat een aanvrager een startende of bestaande ondernemer is vallend onder de definitie van midden- en kleinbedrijf. Als het bedrijf onderdeel uitmaakt van een lokale of landelijk keten wordt geen subsidie verstrekt indien het totale aantal medewerkers van de keten meer bedraagt dan 50. Tevens wordt de voorwaarde gesteld dat het bedrijf is gevestigd in het Focusgebied, dan wel binnen drie maanden na subsidieverlening in het Focusgebied zal zijn gevestigd. Het gaat om het verstrekken van in eerste instantie 50 kredieten van gemiddeld ongeveer 6 25.000,ÃćâĆňâĂİ (maximaal 6 100.000,-) in twee jaar tijd. Het totaal beschikbare kapitaal voor subsidieverstrekking is zoals gezegd 6 1.250.000,ÃćâĆňâĂİ. De kredieten moe-
ten binnen vijf jaar worden afgelost plus een marktconforme rente. Het FIF kent een ’revolving’ karakter. Dit betekent dat de terugontvangen bedragen worden toegevoegd aan het fonds en opnieuw kunnen worden ingezet ten behoeve van het financieren van kredieten aan de doelgroep. Dit geldt ook voor de verschul-
Raadsnummer 05.RI346.OOI
digde rente. De inschatting is dat 609o van de uitgezette middelen uiteindelijk wordt teruggestort. Bij een succesvol verhaal zijn we voornemens om private financieringsbronnen aan te boren. De dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer heeft de dienst Werk, Zorg en inkomen gevraagd om het verstrekken van de Focuskredieten uit te voeren vanaf 1 september 2005 tot 31 december 2008. Tot eind 2008 zijn er namelijk financiele middelen beschikbaar voor de uitvoering. Het beheer van het FIF na 31 december 2008 (tot eind 2011) kan door de dienst Werk, Zorg en Inkomen worden uitgevoerd indien dit uit de rente-inkomsten van het fonds kan worden betaald. Verder moet worden opgemerkt dat in de beschikking van Focus wordt gesproken van de volgende periode: 3 november 2004 startdatum t/m 31 oktober 2008 (einddatum). Dit betekent dat de daadwerkelijke start veel later is dan gepland.
4 Wat kost het De financiele vertaling van een ’revolving fund’ is in dit geval een voorziening, omdat het voornamelijk gelden van derden zijn. Uit deze voorziening zullen, conform de verordening, leningen worden verstrekt voor vijf jaar. Daarnaast zal de voorziening de beheerkosten moeten dekken. Over de leningen krijgt de gemeente Eindhoven een rentevergoeding van de ondernemer, die moet worden toegevoegd aan de voorziening. Daarnaast vloeien ook de aflossingen van de leningen terug naar de voorziening. De Focussubsidie, de subsidie van het SRE en de eigen bijdrage van de gemeente Eindhoven zijn reeds in 2004 gestort, en in de jaarrekening verantwoord als voorziening. Volgens het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) mag aan een voorziening geen rente toegeschreven worden. De subsidieregels van de Focussubsidie echter stellen het verplicht om inkomsten die met de subsidie worden gegenereerd, in dit geval rente, in te zetten voor hetzelfde doel. Daarbij is het de bedoeling om een ’revolving fund’ constructie op te zetten, waarbij de ontvangen rente van de leningen structureel toegevoegd moet worden aan de voorziening. Om deze tegenstrijdigheid op te lossen, is de volgende weg gekozen. De subsidievoorwaarden stellen dat aan het einde van de subsidieperiode de resterende middelen, voorzover aanwezig, (inclusief de rente-inkomsten) moeten worden terugbetaald (naar verhouding van de inbreng). Om aan deze verplichting te kunnen voldoen moet de voorziening aan het einde van de looptijd dus ook de opgebouwde rente-inkomsten bevatten alsmede de inkomsten van de leningen (voorzover niet inmiddels al weer uitgezet in nieuwe leningen). Aangezien een voorziening conform het BBV altijd voldoende middelen moet bevatten om aan de verplichtingen te kunnen voldoen, zal de gemeente Eindhoven moeten bijstorten, en wel precies het bedrag van de verkregen rente-inkomsten.
Raadsnummer 05.RI346.OOI
Met het Stimulus programmamanagement is afgesproken dat de praktische invulling van de subsidievoorwaarden bestaat uit: het doteren van de rente-inkomsten over de leningen. De rente over de leningen wordt voor 2005 geschat op 6 2.000,ÃćâĆňâĂİ ;
het doteren van een begrote rente-inkomsten voor de hoofdsom: twee jaar lang over de focussubsidie van 6 800.000,ÃćâĆňâĂİ tegen een rente van 29<> per jaar. Dat wil
zeggen 6 16.000,- in 2005 en nogmaals 616.000,ÃćâĆňâĂİ in 2006.
Om deze dotaties aan de voorziening te regelen dient de begroting te worden gewijzigd. Een ontwerpraadsbesluit bieden wij u hierbij ter vaststelling aan.
Burgemeester en wethouders van Eindhoven,
C. Langerwerf, secretaris.
Raadsnummer 05.RI346.OOI
Raadsbesluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 juni 2005; besluit:
1 de voorziening Focus investeringsfonds in te stellen ter financiering van de beheerkosten van het fonds en het verstrekken van leningen conform de onder punt 5 van dit besluit genoemde en aan de Subsidieverordening gemeente Eindhoven toe te voegen, Paragraaf 4.1.3.; 2 de voorziening Focus Investeringsfonds jaarlijks te voeden met de rente over de hoofdsom en de rente over de uitgezette leningen en de aflossingen van de leningen; 3 voor 2005 voor de rentetoevoeging de begrotingswijziging vast te stellen; 4 de Subsidieverordening gemeente Eindhoven, paragraaf1.2.5ubsidieverlening als volgt te wijzigen: In artikel 4, tweede lid wordt na "en paragraaf 4.1.1." en voor "van deze verordening" toegevoegd: ", 4.1.3."; 5 paragraaf 4.1.3. Het Focus Investeringsfonds toe te voegen aan de Subsidieverordening gemeente Eindhoven:
Paragraaf 4.1.3. Het Focus lnvesteringsfonds. Artikel 1. Begripsomschrij vingen. In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. Startende ondernemers: ondernemers behorende tot het midden- en kleinbedrijf die niet langer dan een jaar ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel; b. Bestaande ondernemers: ondernemers behorende tot het midden- en kleinbedrijf die langer dan een jaar ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel; c. Focusgebied: het Focus lnvesteringsgebiedbetreft(delen van) de wijken Hemelrijken, Doornakkers, Kruidenbuurt, Tivoli, Lakerlopen, ’t Groenewoud en de binnenstad van de gemeente Eindhoven, als bedoeld in de bijlage bij deze paragraaf; d. 5ubsidieverstrekking: het verstrekken van subsidie in de vorm van een krediet tegen een marktconforme rente aan startende of bestaande ondernemers behorende tot het midden- en kleinbedrijf in het Focusgebied; e. Marktconforme rente: rente zoals op de markt wordt gehanteerd voor vergelijkbare kredieten met een looptijd van vijf jaar. Het college stelt deze rente vast; f. Midden- en kleinbedrijf: een bedrijf, niet zijnde een vereniging of stichting, waarbinnen minder dan 50 personen werkzaam zijn; g. Verklaring Omtrent het Gedrag: een verklaring omtrent het gedrag afgegeven door het Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag (COVOG) te Den Haag.
rp
Raadsnummer 05.RI346.00I
Artikel 2. Aanvrager.
1. Voor subsidie komt slechts in aanmerking een startende of bestaande ondernemer die voldoet aan de volgende criteria: a. het bedrijf van de ondernemer maakt geen deel uit van een van een (lokale) keten met meer dan 50 werknemers;
b. het bedrijf van de ondernemer staat als rechtsvorm ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;
c. de ondernemer wordt door de Belastingdienst aangemerkt als ondernemer, dan wel zal volgens het ingediende ondernemingsplan binnen drie jaar na subsidieverlening aan de hiervoor geldende criteria van de Belastingdienst voldoen; en d. het bedrijf is gevestigd in het Focusgebied of voldoende concreet wordt aangetoond dat het bedrijf binnen drie maanden na subsidieverlening in het Focusgebied zal zijn gevestigd. 2. In afwijking van artikel 5 van hoofdstuk 1 mag de rechtspersoon statutair gevestigd zijn buiten Eindhoven. Artikel 3. Doelgroep Focus Investeringsfonds, subsidieverlening. 1. Het college kan een incidentele subsidie verlenen aan startende of bestaande
ondernemers ten behoeve van investeringen in het bedrijf c.q. bedrijfsmiddelen. 2. Om in aanmerking te komen voor subsidie dient aan de volgende criteria te worden voldaan: a. uit het ondernemingsplan moet blijken dat het bedrijf levensvatbaar is: op het niveau van het bedrijf of de persoon van de startende of bestaande ondernemer; en op het niveau van de bedrijfsmatigheid van het initiatief waarvoor subsidie wordt aangevraagd;
b. de ondernemer moet er als persoon een solide financiele handelswijze op nahouden; c. de ondernemer mag als persoon niet in enigerlei opzicht van slecht levensgedrag zijn; d. het bedrijf kan niet op andere wijze in de financiering voorzien; e. de financiering mag geen betrekking hebben op sanering van schulden, dan wel op een afbouw van de bedrijfsactiviteiten; f. het bedrijf moet zich rechtmatig kunnen vestigen dan wel rechtmatig zijn gevestigd; g. het bedrijf mag niet in staat van faillissement, vereffening, surseance van betaling of akkoord verkeren, dan wel dat of faillissement zijn ingediend dan wel reeds aanhangig zijn; en h. per bedrijf en per ondernemer mag geen andere aanvraag voor subsidieverlening zoals bedoeld in deze paragraaf in behandeling zijn.
ufo
Raadsnummer 05.RI346.OOI
Artikels. Subsidiebedrag. 1. Het maximum subsidiebedrag dat wordt verstrekt bedraagt per startende of bestaande ondernemer 6 100.000,ÃćâĆňâĂİ in een periode van drie jaar.
2. Het subsidiebedrag kan niet hoger zijn dan de investeringen in het bedrijf c.q. bedrijfsmiddelen waarop de gevraagde subsidie betrekking heeft. Artikel S. Nadere regels.
Het college kan ter uitvoering van deze paragraaf nadere regels stellen omtrent het maximum subsidiebedrag per bedrijf in een bepaalde branche indien de diversiteit in de branches dreigt te worden verstoord. Artikel 6. Verplichtingen voor de subsidieontvanger. 1. Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk1 van deze verordening legt het college bij subsidieverlening de volgende verplichtingen op: a. de verleende subsidie moet uiterlijk binnen een periode van vijf jaar worden afgelost. Het college kan nadere voorwaarden verbinden aan de aflossing; en b. voor de subsidie is een marktconforme rente verschuldigd, welke maandelijks aan de gemeente Eindhoven dient te worden betaald. De verplichting tot rentebetaling stopt wanneer de subsidie volledig is terugbetaald. 2. Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1 van deze verordening kan het college
bij subsidieverlening de volgende verplichtingen opleggen: a. de verplichting tot het vestigen van een recht van pand op goederen waarvoor subsidie wordt verleend; b. de verplichting tot het vestigen van een recht van hypotheek op goederen waarvoor subsidie wordt verleend. Artikel 7. Subsidieweigering.
Onverminderd het bepaalde in artikel 10 van hoofdstuk 1 van deze verordening wordt subsidie geweigerd indien het bedrijven betreft in de volgende branches: a. prostitutie; b. sekswinkels; c. coffeeshops; d. growshops; e. belwinkels. Artikel 8. Subsidieplafond.
1. Het subsidieplafond wordt als volgt bepaald. Bij inwerkingtreding van deze regeling is 61.250.000,ÃćâĆňâĂİ beschikbaar. Verleende subsidies worden hierop in
mindering gebracht, terwijl terugbetaalde subsidies en ontvangen rente over het tegoed van het fonds hieraan worden toegevoegd. 2. Het subsidieplafond bedraagt tot 1 juli 2006 61.250.000,ÃćâĆňâĂİ. Het college stelt na
deze periode per jaar, of voor een kortere periode, het subsidieplafond vast. 3. Indien het bedrag waarvoor op grond van ingediende aanvragen subsidie wordt gevraagd groter is dan het plafond, beslist het college op de aanvragen in de
Raadsnummer 05.RI346.00I
ufo
volgorde waarin de aanvragen zijn binnengekomen. Wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt de dag waarop de aanvraag is aangevuld voor de verdeling als datum van ontvangst. Artikel 9. Indieningtermijn aanvraag. In afwijking van het bepaalde in artikel 8 van hoofdstuk 1 van deze verordening kan een aanvraag voor een subsidie doorlopend bij het college worden ingediend. Artikel 10. Te overleggen gegevens. 1. Onverminderd het in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht en het be-
paalde in artikel 5 van hoofdstuk1 dient de aanvraag voor subsidieverlening te worden ingediend overeenkomstig het door het college vastgestelde aanvraagformulier en dient in ieder geval vergezeld te gaan van:
a. b. c. d.
een ondernemersplan; een investerings- en kostenbegroting; een financieringsplan;
een verklaring van een commerciele bank dat geen krediet wordt verschaft; e. een kopie van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel; f. een kopie van een geldig legitimatiebewijs; g. bij een bestaand bedrijf een kopie van de laatste jaarstukken; h. bij een bestaand bedrijf een kopie van de laatste aangifte inkomstenbelasting; i. een kopie van de relevante diploma’s en vergunningen. 2. Binnen vijf weken na het indienen van de subsidieaanvraag dient een Verklaring Omtrent het Gedrag te worden ingediend bij het college. Artikel 11. Advisering.
Alvorens te beslissen op de aanvraag kan het college advies inwinnen bij deskundigen. Artikel 12. Beslistermijn subsidieaanvraag.
1. Het college beslist binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag. 2. De termijn bedoeld als in het eerste lid kan door het college in bijzondere omstandigheden ter beoordeling aan het college met een termijn van acht weken worden verlengd. Het college informeert de aanvrager hierover schriftelijk. Artikel 13. Ui tvoeringsovereenkomst.
Het college kan ter uitvoering van het verlenen van subsidie een uitvoeringsovereenkomst aangaan met de subsidieaanvrager. Artikel 14. Betaling subsidie en bevoorschotting. 1. Het subsidiebedrag wordt binnen acht weken na het verlenen van subsidie uitbetaald aan de subsidieaanvrager.
Raadsnummer 05.RI346.OOI
2. In afwijking van het eerste lid wordt het subsidiebedrag binnen acht weken na ontvangst van de ondertekende uitvoeringsovereenkomst betaald indien ter uitvoering van het verlenen van subsidie een uitvoeringsovereenkomst wordt aangaan. 3. Voorzover in het besluit tot subsidieverlening is bepaald dat voorschotten worden verleend, zijn de leden 1 en 2 van dit artikel niet van toepassing. Artikel 15. Aanvraag tot vaststelling van de subsidie.
1. Subsidievaststelling vindt plaats na de periode, zoals genoemd in de beschikking waarvoor subsidie is verleend, dan wel zoveel eerder als de subsidie is terugbetaald. 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 15 van hoofdstuk 1 van deze verordening dient de subsidieontvanger binnen twee maanden na de in het eerste lid genoemde termijn een verzoek tot subsidievaststelling in. Artikel 16. Intrekking, wijziging van de subsidi e verlening.
Naast de gevallen genoemd in artikel 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 13 van hoofdstuk 1 van deze verordening kan het college de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen indien: a. de subsidieontvanger wijzigingen in aanwending van de subsidie niet vooraf ter beoordeling heeft voorgelegd aan het college; b. de subsidieontvanger de bedrijfsactiviteiten beeindigt; c. de subsidieontvanger zich niet binnen drie maanden na subsidieverlening in het Focusgebied heeft gevestigd; d. de subsidieontvanger niet binnen drie jaar na subsidieverlening door de Belastingdienst als ondernemer wordt aangemerkt; e. de subsidieontvanger het economisch eigendom van de bedrijfsactiviteiten waarvoor de subsidie is verleend binnen vijf jaar na subsidieverlening overdraagt; f. de subsidieontvanger de voorwaarden in deze verordening, de beschikking of de uitvoeringsovereenkomst bij de beschikking niet nakomt; g. de rechtsvorm gewijzigd dan wel ontbonden wordt. Artikel 17. Verslag en evaluatieplicht. Het college publiceert jaarlijks een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verstrekte subsidies in het kader van het Focus lnvesteringsfonds. Artikel 18. In werkingtreding. Deze paragraaf treedt in werking met ingang van 1 november 2005.
Raadsnummer 05.RI346.00I
4/e Bijlage bij paragraaf 4.1.3., zoals bedoeld in artikel 1, sub c.
gemeente gin Afdeling DBO
w$a
Raadsnummer 05.RI346.00I
6. De volgende toelichting op paragraaf 4.1.3. het Focus lnvesteringsfonds vast te stellen:
Artikelsgewijze toelichting FlF.
Algemeen. Het Focus Investeringsfonds richt zich op startende en bestaande ondernemers in het Focusgebied en heeft als doel het bedrijfsleven te versterken en het ondernemerschap te stimuleren. Hiertoe worden kredieten verstrekt. Op deze wijze moet het gebied, ook qua uitstraling, een belangrijke impuls krijgen. Omdat het verstrekken van kredieten valt onder de definitie van subsidie als bedoeld
in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht is onderhavige regeling opgenomen in de Algemene Subsidieverordening. Naast het bepaalde in deze paragraaf is hoofdstuk 1 en 5 van de Algemene Subsidieverordening en hoofdstuk 4, titel 4.2, van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Artikel 1. Sub a, b en f.
Alvorens een subsidieaanvraag inhoudelijk te kunnen beoordelen, dient het formele kader te worden onderzocht. Een aanvrager moet een startende of bestaande ondernemer zijn (sub a en b), het bedrijf van de ondernemer moet vallen onder de definitie van midden- en kleinbedrijf (sub f) en tenslotte moet worden voldaan aan de criteria zoals genoemd in artikel 2. Sub c.
Het Focusgebied is het gebied zoals aangewezen in het kader van het Doelstelling 2 Focusprogramrna voor Eindhoven, bekend als het stEw-gebied. Artikel 2. Lid 1.a.
Als het bedrijf onderdeel uitmaakt van een lokale of landelijk keten wordt geen subsidie verstrekt indien het totale aantal medewerkers van de keten meer bedraagt dan 50. Lid 1.c.
Ook wordt de voorwaarde gesteld dat een ondernemer binnen drie jaar aan de criteria moet voldoen die de Belastingdienst hanteert om in het kader van de inkom-
stenbelasting als ondernemer te worden beschouwd. De Belastingdienst beoordeelt onder meer of geen sprake is van hobbymatige activiteiten en stelt thans bijvoorbeeld als vereiste dat minimaal 1.225 uren per jaar in het bedrijf worden gestoken. Achterliggende gedachte van het opnemen van deze voorwaarde is de volgende. Onderhavige subsidieregeling beoogt mede een kans te bieden aan kleine, hobbymatige bedrijven die op kleine schaal van start gaan (bijvoorbeeld omdat de ondernemer naast het bedrijf nog een reguliere baan heeft), mits uit het ondernemings-
Raadanummer 05.RI346.00I
plan blijkt dat binnen drie jaar het bedrijf dusdanig zal zijn gegroeid dat aan de minimale eisen die de Belastingdienst stelt, zal zijn voldaan. Zie ook artikel 16. Lid 7.d.
Tevens wordt de voorwaarde gesteld dat het bedrijf is gevestigd in het Focusgebied, dan wel binnen drie maanden na subsidieverlening in het Focusgebied zal zijn gevestigd. Dit dient voldoende concreet te worden aangetoond (bijvoorbeeld een huurovereenkomst/ koopovereenkomst). Bedrijven hebben derhalve na subsidieverlening drie maanden de tijd om benodigde procedures te doorlopen om zich daar te kunnen vestigen. Zie ook artikel 16. Artikel 3.
Zie ook artikel 10 van hoofdstuk 1 van deze verordening (ten overvloede: voorzover sprake is van ongeoorloofde staatssteun - bijvoorbeeld door een cumulatie van steun - kan op grond van hoofdstuk 1 de subsidie worden geweigerd). Lid l.
Subsidieverlening dient plaats te vinden met het oog op bepaalde activiteiten. Zowel in de subsidieaanvraag alsmede in de subsidieverlening dient dan ook duidelijk te worden aangegeven voor welke concrete investeringen subsidie wordt gevraagd dan wel verleend. Lid 2.a.
Het bedrijf moet levensvatbaar zijn op twee niveaus. Ten eerste op het niveau van het initiatief waarvoor subsidie wordt aangevraagd. In dat kader moet worden beoor-
deeld of het bedrijf voldoende omzet genereert of kan genereren om de bedrijfsvoering te kunnen continueren. Hierbij is van mede belang of er voor een (uitbreiding van een) bedrijf een markt is. Indien bijvoorbeeld reeds diverse shoarmazaken in een wijk zijn gevestigd, bestaat de kans dat een nieuwe shoarmazaak niet meer levensvatbaaris. Ten tweede moet worden gekeken op het niveau van de persoon van de ondernemer. Onder omstandigheden kan een bedrijf namelijk voldoende inkomsten genereren om te continueren, maar kan de aanvrager daarvan niet leven. Ter illustratie: een alleenstaande ouder met kinderen en een hoge huur heeft een bepaald inkomen nodig om noodzakelijke uitgaven te bekostigen. Indien de inkomsten uit het bedrijf hierin niet voorzien, is in de zin van deze paragraaf het bedrijf op het niveau van de persoon van de ondernemer niet levensvatbaar. Lid 2.b.
Als een ondernemer aanzienlijke prive-schulden heeft dan wel blijk heeft gegeven op een andere wijze er geen solide financiele handelswijze op na te houden, is de kans reeel aanwezig dat de verleende subsidie niet wordt terugbetaald. Indien bijvoorbeeld schulden in de prive-sfeer aanwezig zijn, kan een schuldeiser onder omstandigheden verhaal halen op het bedrijf. Er moet dan ook worden beoordeeld of de hoogte van de prive-schuld een belemmering kan vormen om een bedrijf te starten of voort te zetten. Aan aanvragers moet dan ook worden gevraagd of zij bijvoorbeeld schulden hebben of bij een faillissement zijn betrokken.
r+W
Raadsnummer 05.RI346.OOI
Onder omstandigheden kan ook iemand die in het verleden bijvoorbeeld vaak of grote schulden heeft opgebouwd (maar waarvan de schulden al zijn afbetaald), niet worden geacht om een solide financiele handelswijze er op na te houden. Lid 2.c.
Indien een ondernemer als persoon van slecht levensgedrag is, is de kans aannemelijk dat de verleende subsidie voor andere doeleinden zal worden gebruikt, dan wel dat subsidieverlening op enigerlei andere wijze onwenselijk is voor de samenleving. Daarom dient binnen vijf weken na het indienen van een subsidieaanvraag een Verklaring Omtrent het Gedrag te worden overhandigd (zie ook artikel 10, lid 2). Het COVOG beoordeelt vervolgens, mede gelet op het belang dat deze weigeringgrond beoogt te beschermen, of de verklaring wordt verstrekt. Indien geen verklaring wordt verstrekt moet ingevolge artikel 3, lid 2, sub c, de subsidie worden geweigerd. Lid 2.d. Subsidie wordt slechts verleend indien (normale) commerciele banken geen krediet verschaffen (tegen marktconforme voorwaarden). Dit moet door de aanvrager aannemelijk worden gemaakt. In artikel 10, lid 1, sub d, is in ieder geval de verplichting opgenomen om een verklaring te overhandigen van een commerciele bank dat geen krediet wordt verschaft (uiteraard tegen haalbare en marktconforme voorwaarden). Mocht ondanks de aanwezigheid van deze verklaring twijfel bestaan of geen marktconform krediet kan worden verkregen, dan kan de aanvraag niet buiten behandeling worden gesteld (wegens het ontbreken van een verklaring), maar kan wel om aanvullende informatie (bijvoorbeeld een verklaring van een andere bank) worden verzocht en eventueel de aanvraag ingevolge dit lid inhoudelijk worden geweigerd. Lid 2.f.
Een bedrijf moet zich legaalkunnen vestigen. Dit moet ruim worden uitgelegd. Onder meer mag geen strijd bestaan met het bestemmingsplan en de Leefmilieuverordening. Daarnaast moeten bijvoorbeeld de juiste vergunningen zijn verkregen op het moment dat de bedrijfsactiviteiten beginnen (zoals een exploitatievergunning of een Drank- en Horecavergunning). Indien rechtmatige vestiging niet mogelijk is, moet de subsidie worden geweigerd. Indien op het moment van subsidieverlening een bedrijf zich niet rechtmatig kan vestigen, maar het aannemelijk is dat dit wel het geval is op het moment dat de bedrijfsactiviteiten beginnen, kunnen hieromtrent in het besluit tot subsidieverlening verplichtingen worden opgelegd (deze moeten expliciet worden opgenomen). Indien de verplichtingen niet worden nagekomen, kan ingevolge artikel 16 van deze paragraaf de subsidie worden gewijzigd dan wel ingetrokken. Artikel 10, lid 1, sub i, bepaalt daarnaast dat relevante diploma’s en vergunningen bij de aanvraag moeten worden overlegd. Lid 2.h.
Er mag gelijktijdig maar een aanvraag in behandeling zijn. Daarbij wordt aangetekend dat in totaal per startende of bestaande ondernemer maximaal< 100.000,ÃćâĆňâĂİ per
drie jaar kan worden verstrekt.
Raadsnummer 05.RI346.OOI
Artikel 4. Lid 1.
Zie ook artikel 3, lid 2, sub h. Om te voorkomen dat de regeling mogelijk staatssteun oplevert, is de bepaling op deze wijze geredigeerd. Lid 2.
Het Focus Investeringsfonds is gericht op economische stimulering, zodat alleen bedrijfsmatige activiteiten mogen worden gefinancierd. Artikel 5.
De kans bestaat dat een bepaalde branche onevenredig gebruik maakt van de mogelijkheden die deze paragraaf biedt (terwijl de bedrijven wel levensvatbaar zijn). Een van de doelstellingen van het Focus investeringsfonds is echter om de diversiteit in het Focusgebied te vergroten. Indien wordt geconstateerd dat een bepaalde branche de diversiteit dreigt te verstoren, heeft het college de bevoegdheid het maximum subsidiebedrag voor bedrijven in een bepaalde branche lager vast te stellen dan 6100.000,ÃćâĆňâĂİ per bedrijf. Dit bedrag kan zo laag worden vastgesteld dat
het verkrijgen van subsidie voor bedrijven in een bepaalde branche weinig toegevoegde waarde heeft, zodat de diversiteit weer in evenwicht komt. Artikel 6. Lid 1.
Bij de subsidieverlening wordt bepaald op welke wijze moet worden afgelost. Dit moet in ieder geval binnen vijf jaar zijn. Wanneer de aflossing ingaat (bijvoorbeeld ieder jaar of pas na twee jaar) en met welke frequentie (per maand, kwartaal, jaar etc.) moet afhankelijk van de individuele omstandigheden worden vastgesteld (het ondernemingsplan vormt hierbij een handvat) en in de subsidiebeschikking worden vermeld. Lid 2.
Een investering in het bedrijf c.q. bedrijfsmiddelen kan betrekking hebben op goederen. Eventueel kan de verplichting worden opgelegd dat een recht van pand dan wel een recht van hypotheek wordt gevestigd op de goederen waarvoor (mede) subsidie wordt verleend. Deze voorwaarde moet expliciet worden opgenomen in de subsidieverlening. Artikel 7.
I-let verlenen van subsidie moet passen binnen het beleid van de gemeente. Voor bepaalde branches is het niet wenselijk dat de overheid deze stimuleert. Derhalve zijn vijf uitzonderingen opgenomen. Of een ondernemer valt onder een van deze
branches moet worden beoordeeld aan de hand van de gangbare opvattingen hieromtrent.
Raadsnummer 05.RI346.OOI
Artikel 8.
Het Focus Investeringsfonds is een zogenaamd revolving fund; subsidies worden verleend en een gedeelte hiervan zal weer worden terugbetaald. Daarnaast wordt rente ontvangen. Het bedrag dat beschikbaar is, zal dan ook steeds fluctueren. De artikelen 4:25, 4:26 en 4:27 juncto artikel 4:26 van de Algemene wet bestuursrecht bepalen echter, gelet op de rechtszekerheid, dat een subsidieplafond moet worden vastgesteld en bekendgemaakt, Het is dan ook niet mogelijk om te bepalen dat het plafond gelijk is aan de beschikbare gelden. Het plafond is tot 1 juli 2006 door de raad vastgesteld. Daarna kan het college het plafond vaststellen. De termijn waarvoor het plafond geldt, is flexibel (maximaal een jaar): al naar gelang op dat moment een bepaalde termijn verantwoord wordt geacht. Uitdrukkelijk wordt vermeld dat het plafond ingevolge artikel 4:27 van de Algemene wet bestuursrecht moet worden bekendgemaakt. Op het moment dat het plafond is bereikt, moeten subsidieaanvragen worden geweigerd (artikel 4:25 van de Algemene wet bestuursrecht). Artikel 9.
Een aanvraag kan het gehele jaar door worden ingediend. Op deze wijze worden ondernemers niet belemmerd in de mogelijkheden om subsidie te verkrijgen. Artikel 10. Lid 1.
Het college stelt een aanvraagformulier vast. Het aanvraagformulier dient volledig en ondertekend en met de gevraagde bescheiden te worden ingediend. Lid 2.
Een Verklaring omtrent het Gedrag wordt normaliter binnen twee tot vier weken verstrekt. Echter, indien het COVOG voornemens is de verklaring te weigeren, kan de procedure drie maanden in beslag nemen. In dat geval kan ingevolge artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht het college besluiten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, mits de aanvrager in de gelegenheid is gesteld om binnen een door het college te stellen termijn de aanvraag alsnog aan te vullen. Ex artikel 4:15 van de
Algemene wet bestuursrecht wordt de termijn voor het geven van een beschikking (artikel 12) dan opgeschort. Mocht ook binnen de nieuwe termijn de verklaring niet zijn overhandigd, dan is het raadzaam om de aanvraag niet in behandeling te nemen; eventueel kan later een nieuwe aanvraag worden ingediend. Artikel 11.
Eenvoudige aanvragen kunnen ambtelijk worden getoetst en afgehandeld. Er kunnen zich echter ingewikkelde aanvragen voordoen waarbij advisering is gewenst door deskundigen (bijvoorbeeld over de vraag of het bedrijf levensvatbaar is). In dat geval kan, ter beoordeling van het college, aan een of meerdere deskundigen advies worden gevraagd. Het college besluit vervolgens of zij dit advies overnemen.
Raadsnummer 05.RI346.OOI
Artikel 12. Zie ook artikel 10, lid 2.
Artikel 13.
Artikel 4:33 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat subsidie kan worden verstrekt onder de voorwaarde dat de subsidieontvanger meewerkt aan de totstandkoming van een overeenkomst. Deze voorwaarde moet derhalve expliciet in het besluit tot het verlenen van subsidie worden opgenomen. De uitvoeringsovereenkomst wordt geregeld in artikel 4:36 van de Awb. Duidelijk is dat de essentiele elementen van de subsidieverhouding in de beschikking moeten staan en niet alleen (of nogmaals) in de uitvoeringsovereenkomst. In de uitvoeringsovereenkomst kunnen in ieder geval overeenkomsten van geldlening of van borgtocht worden opgenomen. Artikel 14.
Subsidie wordt acht weken na verlening - of het ontvangen van een ondertekende uitvoeringsovereenkomst - uitbetaald. Wanneer echter met voorschotten wordt gewerkt, dan zijn de termijnen van dit artikel niet van toepassing. In dat geval geldt de algemene bepaling van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 4:52): betaling vindt plaats binnen vier weken na subsidievaststelling zoals bedoeld in artikel 15. Verleende voorschotten worden hierop in mindering gebracht. Artikel 18 van hoofdstuk 1 verschaft de bevoegdheid tot het verlenen van voorschotten. Het college kan bij de subsidieverlening bepalen dat voorschotten worden verleend, wanneer en voor welk bedrag. Dit moet dus expliciet bij de subsidieverlening worden vermeld. De voorschotten moeten binnen vier weken na voorschotverlening worden betaald. Artikel 15. Zie ook hoofdstuk 1 artikel 17. Artikel 16. Zie ook hoofdstuk 1, artikel 13.
Artikel 17.
De Algemene wet bestuursrecht verplicht het college om minimaal een keer in de vijf jaar een verslag te publiceren (artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht). Het is echter wenselijk dat het college jaarlijks wordt geÃŕnformeerd. Daarnaast heeft het college in het kader van de ontvangen subsidie in het kader van het Doelstelling 2 Focusprogramma voor Eindhoven diverse Europeesrechtelijke verplichtingen. Verwezen kan worden naar de beschikking in voormeld kader van 15 november 2004. Deze verplichtingen zijn niet in deze paragraaf opgenomen.
Raadsnummer 05.RI346.OOI
7 Paragraaf 4.1.3. treedt in werking met ingang van 1 november 2005.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 26 september 2005.
A. Sakkers, voorzitter.
J. Verheugt, griffier.
BE05011368
gemeente Eindhoven
Griffie gemeenteraad Commissiesecretariaat
Retouradres Postbus 9orSo, S6oo RB Eindhoven
Raadsnummer 05.Rrg46.002
Aan de leden van de raad van de gemeente Eindhoven.
Telefoon (oqo) z38 z4 Bq
Behandeld door F. Biemans
Ons kenmerk griffie Verzenddatum r3 september zoog
Commissieadvies Betreft cie. Fp: Raadsvoorstel inzake de instelling van de voorziening Focus Investeringsfonds (FIF).
De commissie Financiele pijler heeft in haar vergadering van 12 september 2005 beraadslaagd over het bovengenoemde onderwerp. De commissie heeft als volgt geadviseerd:
’leefbaar eindhoven’: akkoord;
CDA: akkoord;
PvdA: sternvoorbehoud; vooraf schriftelijk doorgegeven; (was niet aanwezig) akkoord; akkoord;
D66:
Ouderen Appel De Stadspartij:
stemvoorbehoud met een positieve grondhouding; vooraf mondeling doorgegeven; (was niet aanwezig) akkoord; akkoord; akkoord; vooraf mondeling doorgegeven; (was niet aanwezig)
Liberaal Eindhoven: akkoord.
De secretaris van de commissie, F. Biemans.
Bijlage(n): 0. FBI.
Bezoekadres Stadhuisplein ro Eindhoven Openingstijden
Postadres Postbus 90150 s6oo RB Eindhoven
ma t/m vr 9.oo-r6.oo uur
Telefonisch bereikbaar
Bereikbaar per openbaar vervoer met bus z
Fax (oqo) 243 35 SS
9.oo-rz.3o en r3.3o-r6.oo uur