Openbare Jenaplanschool Dolfijn School Ondernemingsplan
2012-2016
1 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
Inhoud School Ondernemings Plan Voorwoord Directe .................................................................................................................................... 1 Analyse van interne en externe ontwikkelen .................................................................................... 1.1 Externe maatschappelijke ontwikkelingen .............................................................................. 1.1.1 Globalisering.................................................................................................................... 1.1.2 Internationalisering ......................................................................................................... 1.1.3 Nederland als kennisland ................................................................................................ 1.1.4 Sociale cohesie en burgerschap ....................................................................................... 1.1.5 Multi mediale technieken ................................................................................................ 1.2 Externe onderwijskundige ontwikkelingen.............................................................................. 1.2.1 Zorgplicht en passend onderwijs ..................................................................................... 1.2.2 Arbeidsmarktproblematiek in onderwijs ......................................................................... 1.2.3 Interne governance ......................................................................................................... 1.2.4 Maatschappelijk ondernemen......................................................................................... 1.2.5 Politieke opvattingen over goed onderwijs ..................................................................... 1.3 Interne bestuurlijke ontwikkelingen ........................................................................................ 1.3.1 Leerlingenprognoses ....................................................................................................... 1.3.2 Tevredenheid van ouders, leerlingen en medewerkers . ................................................. 1.3.3 Personeelsbestand........................................................................................................... 1.3.4 Financiën ......................................................................................................................... 1.3.5 Huisvesting ...................................................................................................................... 1.3.6 Besturingsfilosofie ........................................................................................................... 1.4 Externe ontwikkelingen rondom de school ............................................................................. 1.4.1 hoe ziet die markt eruit? 1.4.2. Marktaandeel ten opzichte van andere scholen in Driebergen 1.4.3. Concurrentie analyse 1.4.4. Passend onderwijs 1.5 Interne ontwikkelingen binnen de school ............................................................................... 1.5.1. Profilering 1.5.2. School- tevredenheidsonderzoek 1.6 Sterkte Zwakte analyse ............................................................................................................ 1.7 Conclusies op bestuurlijk niveau.............................................................................................. 1.7.1 Optimaal presteren: op naar Excellence! ........................................................................ 1.7.2 Maatwerk gericht op ontplooiing en ontwikkeling ......................................................... 1.7.3 Intensieve samenwerking in de onderwijsketen.............................................................. 1.7.4 Aantrekkelijk werkgeverschap ........................................................................................ 1.7.5 Maatschappelijk ondernemerschap ................................................................................ 1.7.6 Continue innovatie .......................................................................................................... 1.8 Conclusies op schoolniveau ..................................................................................................... 2 Missie en visie van Stichting Rijn- en Heuvelland .............................................................................. 2.1 Missie ....................................................................................................................................... 2.1.1. Hoe vertalen we deze missie naar schoolorganisatie 2.1.2. Missie van Jenaplanschool Dolfijn 2.2 Visie .......................................................................................................................................... 2.2.1 Resultaatgericht .............................................................................................................. 2.2.2 Ontwikkelingsgericht ....................................................................................................... 2.2.3 Toekomstgericht .............................................................................................................. 3. Hoe vertalen we de strategische speerpunten naar de school-organisatie 3.1.1 Ambities, doelen en acties 3.1.2. Planning schooljaar 2011/2012....................................................................................... 3.1.2. Planning schooljaar 2012/2013.......................................................................................
3 4 4 4 4 4 4 4 4 5 5 5 5 5 6 6 6 6 6 6 6 7 8 8 8 8 9 12 13 12 13 13 13 13 13 13 13 13 16 17 24 19 19 20 21 29 29 30 30
4 Uitwerking van de strategische, collectieve ambitie ......................................................................... 29 Bijlage 1 Uitwerking 21st Century Skills Bijlage 2 Uitwerking onderzoeksmatige cultuur Bijlage 3 Uitwerking innovatief onderwijsaanbod Bijlage 4 Uitwerking ICT Bijlage 4 Schoolplan Bijlage 5 Onderwijscontinuüm Stichting Rijn- en Heuvelland Bijlage 6 Resultaatverwachting volgens PO raad
2 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
Voorwoord Directeur “Education is the most powerful instrument which you can use to change the world.” Nelson Mandela (bewerking originele tekst)
Voor u ligt het schoolondernemingsplan dat de beleidsspeerpunten van de Jenaplanschool Dolfijn beschrijft voor de periode 2012- 2015. Het Schoolondernemingsplan is gekoppeld aan het Strategisch Beleidsplan waarin de stichting Openbaar Onderwijs Stichting Rijn- en Heuvelland haar ambities naar de samenleving helder maakt. Deze ambities zijn geformuleerd in een missie, visie en strategische doelen. Met dit schoolondernemingsplan geven wij vanuit Jenaplanschool Dolfijn aan hoe we de bestuurlijk geformuleerde strategische speerpunten op schoolniveau willen realiseren. De inhoud van het schoolondernemingsplan is gericht op het organiseren, faciliteren en realiseren van de strategische speerpunten. Bijlage bij dit schoolondernemingsplan is het schoolplan waarin de wettelijke kaders worden gekoppeld aan dit schoolondernemingsplan. De strategische visie en de beleidskeuzen van Jenaplanschool Dolfijn zijn mede tot stand gekomen door de aanbevelingen uit de tevredenheidonderzoeken van ouders, kinderen en personeel en de aanbevelingen van externe belanghebbenden. Daarnaast heeft het team van Jenaplanschool Dolfijn op verschillende momenten belangrijke input gegeven. We beogen met elkaar optimaal onderwijs te bieden voor alle kinderen van Dolfijn, kijkend naar de maatschappelijke ontwikkelingen. Vanuit deze passie komen wij uit op zeven speerpunten voor komende 4 schooljaren. Deze zijn verder uitgewerkt in hoofdstuk 1.8. Dit schoolondernemingsplan heeft de goedkeuring van het College van Bestuur en de Medezeggenschapsraad. De directie en het team zijn trots op dit plan en nodigen belangstellende lezers uit Jenaplanschool Dolfijn en haar ontwikkelingen kritisch te volgen. Gina Mimpen Directeur Openbare Jenaplanschool Dolfijn Driebergen
3 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
1
Analyse van interne en externe ontwikkelingen
In deze paragraaf brengen wij in kaart welk effect belangrijke maatschappelijke, economische en onderwijskundige ontwikkelingen hebben op de maatschappelijke vraag naar het onderwijs dat wij verzorgen. Ook brengen we aan de hand van een aantal thema’s interne ontwikkelingen binnen Stichting Rijn- en Heuvelland en binnen de eigen school ter sprake.
1.1
Externe maatschappelijke ontwikkelingen
Globalisering De economische activiteiten van ons land worden steeds meer internationaal bepaald. We kijken met een mengeling van ontzag en zorg naar opkomende economieën als China en India. Deze landen konden nog niet zo heel lang geleden niet aan onze welvaart en ontwikkeling tippen, maar schieten ons intussen in internationale benchmarks, ook als het om onderwijsprestaties gaat, voorbij1. Ook zien we dat bedrijven over nationale grenzen heen fuseren en dat economieën steeds meer met elkaar verbonden raken. Deze trend van globalisering brengt met zich mee dat activiteiten daar ontwikkeld worden waar de omstandigheden het gunstigst zijn. Zo besteden bedrijven laaggeschoolde arbeid uit aan lagelonenlanden. Wij moeten onze welvaart behouden en verzekeren voor de toekomst door blijvend te investeren in de ontwikkeling van onze kenniseconomie en de ontwikkeling van ons onderwijs. 1.1.1
Internationalisering Het thema internationalisering komt in het (Nederlandse) onderwijs steeds vaker en prominenter terug. In het primair en voortgezet onderwijs worden lesprogramma’s aangepast om kinderen kennis te laten nemen van de verschillende thema’s van internationalisering, waardoor zij later beter in staat hier op een goede wijze invulling aan te geven. Instellingen voor beroeps- en hoger onderwijs zoeken steeds meer internationale samenwerking (bijvoorbeeld in de vorm van uitwisselingsprogramma’s). Daarnaast is er internationale diploma-erkenning (zoals de bachelor-master-structuur). 1.1.2
Nederland als kennisland Samen met andere EU-landen heeft Nederland in 2000 haar doelstellingen op het gebied van kennisontwikkeling in het Lissabon-akkoord vastgelegd. Het strategische doel van het akkoord is om binnen tien jaar tijd (2000-2010) van Europa de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld te maken ten behoeve van een duurzame economische groei. Als Nederland de Lissabon-doelstellingen wil halen zal er dringend extra geïnvesteerd moeten worden in alle typen onderwijs, zo ook in het om- en bijscholen van de huidige beroepsbevolking. De klokt tikt en het behalen van de doelstellingen voor 2010 zijn nog lang niet in zicht. 1.1.3
Sociale cohesie en burgerschap Naast de noodzaak van kennisvermeerdering en –verbreding is er ook internationale aandacht voor de ontwikkeling van burgerschapsvaardigheden. Omgaan met levensbeschouwelijke en multiculturele kwesties speelt een belangrijke rol om in de (Europese, multiculturele) samenleving van de toekomst te kunnen functioneren. Immigratie heeft Nederland tot een multi-etnisch land gemaakt. Verschillen tussen bevolkingsgroepen zijn hierdoor toegenomen en bijvoorbeeld het recente succes van de PVV laat zien dat niet iedere burger daar onverdeeld gelukkig mee is. De multiculturele samenleving vraagt scholen actief burgerschap en sociale integratie te bevorderen. Scholen in het primair onderwijs zijn daarom sinds 1 februari 2006 verplicht om in hun onderwijs aandacht te besteden aan actief burgerschap en sociale integratie. 1.1.4
Multimediale technieken Kinderen komen op steeds jongere leeftijd in aanraking met ICT. Kleuters leren al spelend met hun speciale kinderlaptops, kinderprogramma’s leren hen rekenen. Oudere kinderen leren op jonge leeftijd Engels spreken en de wereld onderzoeken. Zij spelen interactieve games op hun eigen pc of die van hun ouders en het internet kent weinig geheimen meer voor ze. Onderwijs is haar monopoliepositie als solitair leer- en kennisinstituut kwijt. Het onderwijs zal in deze ontwikkeling mee moeten gaan en er vooral kansen in moeten zien om door de toepassing van ICT het onderwijs interessanter, relevanter en effectiever te maken. Digitale schoolborden zijn daar een mooi voorbeeld van. Echter, het ophangen van dit soort borden op zich is onvoldoende. Leraren moeten leren optimaal gebruik te maken van de uitdagende mogelijkheden van digitale schoolborden. 1.1.5
1.2
Externe onderwijskundige ontwikkelingen
1
Zie bijvoorbeeld de recente publicaties van de OESO, Education at a glance, waarin onder meer naar voren komt dat landen als Korea en Singapore omhoog schieten als het gaat om de kwaliteit van hun onderwijssysteem.
4 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
Zorgplicht en passend onderwijs Het onderwijsstelsel voor zorgleerlingen wordt de komende jaren sterk vereenvoudigd, overzichtelijker (onder meer voor ouders) en meer resultaatgericht gemaakt. Met de nieuwe Wet Passend Onderwijs, die in 2012 in werking treedt, komt niet het aanbod, maar het kind centraal te staan. Hiermee wordt elk schoolbestuur verantwoordelijk voor het bieden van een onderwijsarrangement op maat aan iedere leerling. Iedere leerling wordt uitgenodigd en uitgedaagd talenten te ontwikkelen. De door het kabinet Rutte I aangekondigde bezuinigingen op het passend onderwijs lijken overigens strijdig met de ambitie om leerlingen met een zorgbehoefte goed op te vangen in het reguliere onderwijs. 1.2.1
Arbeidsmarktproblematiek in onderwijs Zowel voor het primair als voor het voortgezet onderwijs worden grote tekorten in het onderwijspersoneel verwacht. De effecten van vergrijzing in het onderwijs laten zich sterker voelen dan in andere sectoren. Het grootste probleem in het primair onderwijs blijft het tekort aan schoolleiders. Dit tekort loopt op tot 5 procent in 2013. Het Ministerie van OCW en sectororganisaties hebben de afgelopen jaren een scala aan maatregelen genomen om het tekort aan onderwijspersoneel op te vangen en het lerarenberoep aantrekkelijker te maken. Voorbeelden hiervan zijn de lerarenbeurs en de functiemix. Alle inspanningen van de rijksoverheid ten spijt, moet de Stichting Rijn- en Heuvelland door middel van een boeiend en bindend HRM-beleid proberen een aantrekkelijke werkgever te zijn voor de professionals die hun loopbaan in het onderwijs willen vormgeven. 1.2.2
Interne governance Op 7 juli 2005 bracht de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de ‘Beleidsnotitie governance: Ruimte geven, verantwoording vragen en van elkaar leren’ uit en zette daarmee een belangrijke beweging in gang. Onze definitie van ‘good governance’ (oftewel goed bestuur) is dat scholen strategische, onderwijskundige keuzes in direct overleg met belanghebbenden, zoals onderwijsprofessionals en zo mogelijk leerlingen, maken. Scholen leggen actief verantwoording af over de gemaakte keuzes en zij maken zich afhankelijk van het oordeel van de belanghebbenden. Stichting Rijn- en Heuvelland is lid van de PO Raad, de sectororganisatie voor het primair onderwijs. De PO Raad heeft een code voor goed bestuur opgesteld waaraan Stichting Rijn- en Heuvelland zich als lid wil houden. Goed bestuur is volgens deze code het gezond tegenspel organiseren tussen belanghebbenden en de school zelf. De dialoog met direct betrokkenen en het aan elkaar verantwoording afleggen, ligt aan de basis van de code waarin transparantie, verantwoording, vertrouwen en integriteit leidende begrippen zijn. 1.2.3
Maatschappelijk ondernemen Moderne onderwijsinstellingen hanteren de principes van good governances. Het zijn daarmee maatschappelijke (of publieke) ondernemingen die de kritische reflectie van relevante belanghebbenden gebruiken om het onderwijs te verbeteren. Het gaat bijvoorbeeld om een verbinding tussen onderwijsinstellingen enerzijds en leerlingen, hun ouders (educatief partnerschap), het eigen personeel, gemeenten, deelgemeenten, jeugdzorginstellingen, GG&GD, welzijn, sport, kunst en cultuur, politie en justitie anderzijds. Zo ontstaan ketens of netwerken waarin men elkaar gezamenlijk vindt om een meerwaarde voor de leerling te bieden. In toenemende mate zien we in het primair onderwijs de noodzaak om intensiever samen te werken met peuterspeelzalen en kindervang aan de instroomkant en het voortgezet onderwijs aan de uitstroomkant. Dit wordt wel funderend onderwijs genoemd. 1.2.4
Politieke opvattingen over goed onderwijs Landelijke onderwijsontwikkelingen zijn uiteraard van invloed op een scholenorganisatie als Stichting Rijn- en Heuvelland. De ambities die op politiek-bestuurlijk niveau in Den Haag worden geformuleerd en (soms) geconcretiseerd, vinden hun weg in diverse wet- en regelgevinginitiatieven, maar ook in beleidsnota’s zoals de Koers PO en de Kwaliteitsagenda PO. 1.2.5
Koers PO In de beleidsnota Koers PO staat centraal het streven naar meer beleidsruimte voor de school zodat zij kan werken aan: 1. Onderwijs dat kinderen een optimale start geeft om uiteindelijk als volwaardig democratisch burger in onze samenleving te kunnen functioneren; de school speelt daarbij in op allerlei maatschappelijke ontwikkelingen; 2. Onderwijskundige profilering, vernieuwing van onderop en scholen die van elkaar leren; 3. De school als eigentijdse en professionele organisatie; 4. Goede relaties met leerlingen en hun ouders; 5. Onderwijs op maat voor iedere leerling, met extra aandacht voor de leerlingen die dit nodig hebben vanwege bepaalde achterstanden, individueel bepaalde leerstoornissen en handicaps. Kwaliteitsagenda PO Samen met het onderwijsveld heeft Staatssecretaris Dijksma in de Kwaliteitsagenda PO “Scholen voor morgen” vijf tijdgebonden en meetbare doelen geformuleerd: 1. In 2011 zijn de gemiddelde leerprestaties voor alle groepen leerlingen op het gebied van rekenen en taal aantoonbaar gestegen ten opzichte van 2005; 2. In 2011 voldoet minimaal 70% van de scholen aan de indicatoren van goede kwaliteitszorg, zoals die zijn omschreven in het toezichtkader van de inspectie; 3. In 2009 is duidelijk vastgelegd wat leerlingen aan het eind van het primair onderwijs op het gebied van taal en rekenen moeten weten; 4. In 2011 is het aantal zeer zwakke scholen gehalveerd en is een school niet langer dan één jaar zeer zwak; 5. In 2011 bestaat een dekkend aanbod van voor- en vroegschoolse educatie, en is de taalachterstand van achterstandsleerlingen aan het einde van de basisschool met 40% gereduceerd ten opzichte van het meetjaar 2002.
5 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
Extra aandacht gaat uit naar het reduceren van zeer zwakke scholen en de toename van opbrengstgericht werken, dat als voorwaarde voor het versterken van reken- en taalprestaties van leerlingen wordt gezien. Wat uit de nota Koers PO en de Kwaliteitsagenda komt bovendrijven is een stevige focus op de maximale talentontwikkeling van het individu. Dat komt tot uitdrukking in meer vraaggestuurd, maatwerkgericht onderwijs en het in ieder geval voldoen aan de minimale kwaliteitseisen die aan scholen gesteld met betrekking tot bijvoorbeeld reken- en taalvaardigheden en de kwaliteit van de organisatie als geheel. De tolerantie voor falende basisscholen is steeds verder afgenomen. Om aan de behoeften van leerlingen, ouders/verzorgers en andere belanghebbenden tegemoet te komen, wordt het steeds belangrijker om verbindingen te zoeken met (maatschappelijke) partnerorganisaties zoals het vervolgonderwijs, culturele en sportorganisaties, jeugdzorg en welzijn, gemeenten et cetera. Ook aan deze partnerorganisaties legt de moderne basisschool rekenschap af en betrekt hen meer bij het wel en wee van de school. 1.3
Interne bestuurlijke ontwikkelingen
Hieronder wordt beknopt een aantal interne ontwikkelingen geschetst, waarmee in de strategische doelstellingen van Stichting Rijn- en Heuvelland rekening gehouden moet worden. Leerlingenprognoses Over het algemeen heeft ons land te maken met een krimpscenario van een paar procent, met op regionaal niveau enkele zorgwekkende uitschieters. Een analyse van Stichting Rijn- en Heuvelland laat zien dat er sprake is van een licht dalende trend van 1 tot 2% en dat we daarin de gemiddelde demografische trend in Nederland volgen. 1.3.1
Tevredenheid van ouders, leerlingen en medewerkers Uit onderzoek naar de tevredenheid van ouders komt naar voren dat zij de school gemiddeld een 7 geven. Er zijn wel aandachtspunten: de hygiëne, schoonmaak, onderhoud, klachtenafhandeling, ICT, leerlingvolgsysteem, begeleiding van zwakke leerlingen en gedragscorrecties. Onze leerlingen zijn nog meer tevreden; zij geven ons gemiddeld een 8. Zij wijzen ons op de veiligheid en de speelplaats als te verbeteren aspecten. Onze scholen hebben goed notie genomen van de resultaten van dit onderzoek en er verbeteracties op geformuleerd. Onze medewerkers waarderen hun baan gemiddeld met een 7,6, maar zijn ontevreden over de werkdruk. Andere fronten waarop de resultaten vatbaar zijn voor verbetering zijn loopbaanmanagement, inwerken nieuwe collega’s, interne communicatie, besluitvorming, hygiëne en onderhoud, ICT, reiskosten en een relaxruimte in de pauze. 1.3.2
Personeelsbestand Ons personeelsbestand laat een aantal uitdagingen zien. Zo is in totaal slechts 18,6% van het onderwijzend personeel (OP) een man. Dit is een verhouding die het onderwerp van feminisering van het onderwijs ook voor Stichting Rijn- en Heuvelland van belang maakt. De samenstelling van ons personeelsbestand laat zien dat 61,3% van het OP ouder is dan 45 jaar. Ook bij onze instelling lijkt de verhouding tussen oudere en jongere leerkrachten uit balans. De gemiddelde leeftijd van directie en leraren was in 2009-2010 met 46,2 jaar hoger dan het landelijke beeld (43,2 jaar). Bij ons werken meer mensen parttime dan landelijk (53% versus 49% in 2009-2010). Opvallend is dat Stichting Rijn- en Heuvelland aanmerkelijk meer vrouwen in het management heeft dan landelijk te zien is. Onze organisatie scoort zeer positief op ziekteverzuim in vergelijking met het landelijke perspectief (4,6% versus 7,9%) en ook de verzuimdagen steken positief af. 1.3.3
Financiën Op het gebied van financiën zit Stichting Rijn- en Heuvelland qua solvabiliteit, rentabiliteit en kapitalisatiefactor onder de streefwaarden, die deels afkomstig zijn van de Commissie Don. Met betrekking tot de liquiditeit zitten we boven onze streefwaarde. 1.3.4
Huisvesting De stichting streeft naar een zo doelmatig mogelijke inzet van de gebouwen, rekening houdend met minimale exploitatiekosten en maximale (onderwijs)prestaties. De stichting is in samenspraak met de directieleden van de scholen verantwoordelijk voor het beheer van de schoolgebouwen. Het bedrijfsbureau coördineert alle zaken gerelateerd aan huisvesting en onderhoud. Het dagelijks herstel onderhoud omvat alle kleine bouwkundige en installatietechnische werkzaamheden in, aan en om het schoolgebouw, zodat het dagelijks gebruik niet gehinderd dan wel belemmerd wordt. Veel klein en serviceonderhoud is preventief; het voorkomen van erger. De technische kwaliteit van het schoonmaakonderhoud wordt periodiek gemeten door een onafhankelijk bureau. In een kwaliteitsmeting wordt zowel het hoog- als laagfrequente onderhoud gecontroleerd. Op basis van visuele controle wordt per handeling vastgesteld of dit correct is uitgevoerd. 1.3.5
Besturingsfilosofie Op het gebied van de besturing is door CBE in december 2009 een rapportage opgeleverd op grond van een zogenaamde besturingsaudit. Uit de risico-inventarisatie die onderdeel is van deze audit, blijkt dat de grootste risico’s schuilen in het achterblijven van de cultuurontwikkeling op de scholen (in de richting van professioneel, maatschappelijk ondernemerschap), dat het HRM-instrumentarium op de scholen te divers en soms slechts ten dele wordt toegepast, de borging van beleid en activiteiten op de scholen onvoldoende tot stand komt en dat de planning en control cyclus nog in de kinderschoenen staat. 1.3.6
6 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
1.4
Externe ontwikkelingen rondom de school
1.4.1
Hoe ziet die markt eruit?
Driebergen-Rijsenburg is het grootste dorp binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Van oudsher lag binnen het grondgebied van de gemeente als een enclave het dorp Rijsenburg, gesticht in 1810. In de loop der jaren is Driebergen met de buurgemeente Rijsenburg aaneengegroeid zodat zij samen vanaf 1931 de gemeente Driebergen-Rijsenburg gingen vormen. In de loop van de jaren is Rijsenburg stedenbouwkundig geheel in Driebergen opgegaan. Het is in feite een wijk van Driebergen, maar heeft een eigen karakter behouden. Het dorp heeft momenteel circa 18.500 inwoners. Het dorp wordt doorkruist door de N225, waardoor er enigszins sprake is van twee aparte wijken. Daarom wordt dit dorp bij de analyse naar onderwijshuisvesting in twee wijken verdeeld, te weten Driebergen-Rijsenburg Noord (ten noorden van de N225) en Driebergen-Rijsenburg Zuid (ten zuiden van de N225). Ten noorden van de N225 bevinden zich naast Jenaplanschool Dolfijn nog drie andere basisscholen, alle drie met een christelijke signatuur. Daarmee is Jenaplanschool Dolfijn ten noorden van de N225 de enige basisschool met een openbare signatuur. Volgens het rapport Vitri zullen de leerlingaantallen in Driebergen-Rijsenburg Noord dalen (rapportage Vitri 2010). Door de nieuwbouw van woningen blijft de daling nog enigszins beperkt. De daling volgt bij iedere school in Driebergen-Rijsenburg aan de noordzijde nagenoeg dezelfde trend. 1 oktober-telling aantal leerlingen Dolfijn locatie Noord: 2008 2009 2010 2011
200 211 212 203
Ten zuiden van de N225 bevinden zich nog vier andere basisscholen. Daarvan is er een katholiek, twee christelijk en een openbaar. Van de twee christelijke scholen is er een Jenaplanschool. In tegenstelling tot deze school is Jenaplanschool Dolfijn openbaar. De tweede openbare school is een vrije school. Ook de leerlingenaantallen van de meeste scholen van de zuidzijde dalen. De voornaamste daling vindt de komende 5 jaar plaats, daarna stabiliseren de aantallen. 1 oktober-telling aantal leerlingen Dolfijn locatie Zuid: 2008 2009 2010 2011
80 68 66 60
Aantal leerlingen (beide locaties):
1,00 0,30 1,20
20092010 01-1009 266 9 4
20102011 01-1010 264 9 5
20112012 01-1011 253 6 4
Totaal
279
278
263
Gewicht
20122013
20132014
1-10-12 1-10-13 258 258 5 5 2 2 265
265
20142015
258 5 2 265
7 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
1.4.2 Marktaandeel ten opzichte van andere basisscholen in Driebergen Locatie Noord:
Locatie Zuid:
1.4.3 1Concurrentieanalyse Jenaplanschool Dolfijn heeft te maken met zes concurrerende scholen in Driebergen-Rijsenburg: Vrije School Driebergen CBS De Uilenburcht RK Daltonschool De Valkenheuvel CBS De Zonheuvel CBS Coolsma CBS De Kring Elk van deze scholen werkt vanuit een eigen onderwijsconcept dat een specifiek deel van de ouders aanspreekt. Zo zijn de Uilenburcht, de Zonheuvel en Coolsma christelijke, jaarstofklassengerichte scholen, is De Valkenheuvel een katholieke Daltonschool en werken de Vrije School en De Kring volgens de traditionele vernieuwingspedagogiek. Tussen deze concurrerende scholen neemt Jenaplanschool Dolfijn een specifieke positie in, omdat het de enige openbare school is. Dolfijn kent geen wachtlijst. Samenwerking met Fibou en voorgezet onderwijs (VO) Samen met Stichting Fibou vormt Dolfijn binnen Driebergen een uniek samenwerkingsverband. Al vanaf inschrijving op de peuterspeelzaal ‘het vijvertje’ van Fibou worden de kinderen volgens de Jenaplanvisie begeleid. Deze samenwerking volgens dezelfde Jenaplanvisie zet zich voort op school, waar de kinderen na schooltijd door Fibou worden opgevangen. Op dit moment nemen 180 kinderen per week BSO af. De kracht van de samenwerking tussen Dolfijn en Fibou is vooral dat dezelfde pedagogische lijn herkenbaar is in beide organisaties. Op beide locaties van Dolfijn vindt men een BSO. Fibou heeft plannen om per 2012 op locatie Zuid een peuterspeelzaal te starten. De gedeelde ambitie van Fibou en Dolfijn is om steeds meer te werken naar een gezamenlijk concept. Onderzocht wordt of het concept “Balans leren” wat binnen Stichting Rijn- en Heuvelland ontwikkeld is, ook toepasbaar kan zijn voor Fibou en Dolfijn.
8 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
Jenaplanschool Dolfijn zoekt naar verbetering van de onderwijskwaliteit en samenhang in de contexten waarbinnen kinderen opgroeien: het gezin, de school, de opvang, de wijk en de club. Door betere samenhang in voorzieningen kunnen kinderen betere kansen krijgen zich te ontwikkelen. Het is dan ook mogelijk dat in de toekomst geen onderscheid meer bestaat tussen Fibou en Dolfijn. Ontspanning, leren et cetera zal dan gedurende de hele dag aangeboden worden. Samenwerking met OSG Schoonoord (VO) heeft inmiddels geleid tot een stichtingsbrede aanpak. Deze aanpak is er niet alleen op gericht om de overstap van de leerlingen van groep 8 te professionaliseren, maar ook om te komen tot initiatieven die leiden tot een meer inhoudelijke afstemming tussen beide schooltypen. Jenaplanschool Dolfijn wil zich in Driebergen profileren op basis van het openbare Jenaplan karakter. Tegen de achtergrond van de verwachtte daling in het leerlingenaantal, hopen we door het duidelijk neerzetten van onze missie en visie de daling wat te beperken. Voor locatie Zuid is nieuwbouw gepland. Als termijn wordt hierbij gesproken over 2014. De gemeenteraad doet hier eind juni 2011 verdere uitspraken over. Er zijn gesprekken met verschillende partners om vorm en inhoud te geven aan dit plan. Dit zijn onder andere Stichting Rijnen Heuvelland, de gemeente, andere basisscholen (Het Sticht en de Ontdekkingsreis) en Stichting Fibou. In afwachting op het besluit van de gemeente zijn nog geen concrete plannen geformuleerd. 1.4.4. Passend Onderwijs De implementatie van ‘Passend Onderwijs’ per 1 augustus 2012 houdt in dat het bestuur van Stichting Rijn- en Heuvelland de verplichting heeft een passend onderwijsarrangement aan te bieden aan elke leerling (nieuwe aanmelding of al aanwezig), op één van de eigen scholen of op een andere school uit de regio. Een goed overzicht over mogelijkheden en grenzen van de scholen, ook in de diverse samenwerkingsverbanden in de regio’s, is hierbij noodzakelijk. Hiertoe dient een zogenaamd ‘zorgprofiel’ (wij spreken liever van een onderwijsprofiel ) per school te worden opgesteld. In dit profiel wordt aangegeven welk onderwijsaanbod de school kan bieden, waarin de school zich wil ontwikkelen, en wat de grenzen zijn aan de mogelijkheden van de school. 1.5 Interne ontwikkelingen binnen de school 1.5.1. profilering Zicht krijgen op en vergroten van de toegevoegde waarde van ons onderwijs is een belangrijk uitgangspunt voor de komende periode. Dit houdt onder andere in dat meer dan voorheen de interne en externe belanghebbenden worden betrokken bij de totstandkoming van de beleidskeuzes en bij de feed back over behaalde resultaten. Dit willen we doen door minimaal 2 keer per jaar met belanghebbenden in gesprek te gaan over onze ontwikkelingen binnen school. Hiermee krijgt de school beter gereedschap om zich voortdurend te richten op die toegevoegde waarde, zodat de strategie en de doelen beter afgestemd kunnen worden op de eisen van de omgeving. Dolfijn heeft de ambitie en maakt de keuze om ‘van goed naar beter’ te gaan en is gericht op een toenemend vertrouwen van ouders en leerlingen en het vergroten van hun loyaliteit ( high trust). Voor directie en medewerkers houdt dit in dat deze gezamenlijke strategische denkrichting bijdraagt aan de excellentie van de school. Het streven naar maatschappelijke meerwaarde vertaalt zich in : a) excellent onderwijsaanbod b) effectievere resultaatverantwoording c) zoeken naar onderwijsinnovatie, streven naar continue verbetering en vernieuwing d) verder professionaliseren van schoolmanagement en leraren Het is van belang veranderingen en verbeteringen te bezien vanuit de verbinding met de Jenaplan-identiteit; op basis van de biografische identiteit herijking van de pedagogische opvatting over ontwikkeling en groei van kinderen. In de komende beleidsperiode wordt dan ook vanuit die zingeving (kernkwaliteiten) naar verbeteringen en veranderingen gezocht en worden plannen in uitvoering genomen. Het is de verwachting dat ontwikkeling van meer deskundige leraren leidt tot interne specialismen, onder meer op het gebied van taal en rekenen. Dit leidt tot verhoging van de verandercapaciteit binnen de school. Jenaplanschool Dolfijn wil zich de komende jaren onderscheiden met innovatieve projecten, onder andere op het gebied van internationalisering. Dolfijn wil de resultaten verhogen dankzij een onderzoekende cultuur (zie bijlage 2). Meer aandacht voor een onderzoekende cultuur vraagt van alle medewerkers intrinsieke motivatie voor innovatie. Meer effectieve verantwoording van resultaten, zowel in- als extern, vraagt om een extra impuls voor communicatie en samenwerking met partners. Een samenwerkingsovereenkomst tussen Jenaplanschool Dolfijn en ouders behoort tot een van de te gebruiken instrumenten om elkaars verwachtingen scherp te houden. 1.5.2 school-tevredenheidonderzoek Hieronder volgen de algemene conclusies uit het school-tevredenheidonderzoek uit januari 2010. Ouders We kunnen stellen dat de ouders van Dolfijn over het algemeen redelijk tevreden zijn over de school. De algemene tevredenheid uit zich in een gemiddeld rapportcijfer van 6,95. De meerderheid van de ouders (>65%) vindt dat hun kind met plezier naar school gaat (83%), is tevreden 9 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
over de visie en missie (76%) en de identiteit (68%) van de school, en vindt dat de leerkrachten enthousiast praten over de school (68%). 68% van de ouders is tevreden over de school, 24% redelijk en 7% is niet tevreden. Over het schoolgebouw en de schoolomgeving zijn de meningen van de ouders niet zo positief. Wat betreft het schoolgebouw zijn de ouders nog neutraal over de sfeer en inrichting van het gebouw, maar over de hygiëne en netheid binnen de school en het uiterlijk van het gebouw zijn de ouders niet tevreden. De ouders zijn tevreden over de leerkrachten. De punten die zij het meest waarderen zijn de vakbekwaamheid van de leerkracht, de inzet en motivatie van de leerkracht, hoe de leerkracht met de kinderen omgaat en de rust en orde die de leerkracht houdt. Relatief wat minder tevreden, maar nog redelijk tevreden, zijn de ouders over de uitdaging in leerstof die geboden wordt en over de informatie die de leerkracht over de resultaten van het kind geeft. Over de begeleiding van leerlingen zijn de ouders, die ermee te maken hebben, matig tevreden over de begeleiding van leerlingen met leerproblemen en gedragsproblemen. Over de sfeer, schoolregels, rust en orde zijn de ouders redelijk tevreden. Hier zijn de ouders het meest tevreden over de aandacht voor normen en waarden. Op het onderdeel kennisontwikkeling zien we dat de ouders die een score hebben gegeven, niet tevreden zijn over de aandacht voor werken met de computer de ICT voorzieningen in de school en de gelegenheid dat er gebruik kan worden gemaakt van deze ICT voorzieningen. Op het gebied van de persoonlijke ontwikkeling zijn ouders redelijk tevreden, waarbij ze het meest tevreden zijn over de aandacht voor sociaalemotionele ontwikkeling en de aandacht voor activiteiten en uitstapjes. Ouders zijn het meest tevreden over de gelegenheid om met de directeur te praten en het minst tevreden over de informatie die wordt gekregen over het kind. De betrokkenheid van de ouders is redelijk goed te noemen. De meerderheid van de ouders bezoekt wel vaak ouderavonden en open dagen en leest vaak de nieuwsbrief, 17% bezoekt nooit de website van de school. Wat het meest opvalt in de schoolkeuze van de ouders is dat de meeste ouders de school weer zouden kiezen, omdat het een openbare school is (80%), er leuke kinderen en ouders (68%) en goede leerkrachten (58%) op zitten, de school veel zorg en aandacht voor kinderen heeft (76%) en de school veilig voor de kinderen is (66%). Ouders geven aan zich betrokken te voelen bij school. Een ontwikkeling waar een school zich steeds meer van bewust is, is dat ouders vaker beide werken waardoor ouderhulp door school beter gepland zou moeten worden zodat ouders dat beter kunnen inplannen op hun werk. Personeel We kunnen stellen dat het personeel van de Dolfijn over het algemeen redelijk tevreden is. We zagen dat 73% van het personeel aangeeft over het algemeen tevreden te zijn over de school. De meerderheid (87%) kan zich vinden in de identiteit van de school. Dit uit zich ook in redelijke waarderingen voor zowel de school (rapportcijfer 6,93) als voor de baan (rapportcijfer 7,53). Op het onderdeel ‘schoolgebouw’ is het personeel niet tevreden over de hygiëne binnen de school, de netheid binnen de school, de sanitaire voorzieningen voor het personeel, het meubilair voor het personeel en de staat en onderhoud van het gebouw. Over het management is het personeel heel tevreden. Het meest tevreden is het personeel hier over de communicatieve vaardigheden en het voorbeeldgedrag van de schoolleider/directeur. Hoewel op het onderdeel ‘organisatie’ niet iedereen een beoordeling heeft gegeven, zagen we dat de personeelsleden over het algemeen aardig tevreden zijn over de organisatie, met uitzondering van het functioneren van het bestuur. Over het functioneren van de MR en OR, het werken aan de ontwikkeling en de kwaliteit van de school en het werken aan de visie en missie van de school is het personeel wel tevreden te noemen. Wat betreft kennisontwikkeling is het personeel het meest tevreden over de mogelijkheden voor leerlingen om in hun eigen tempo te werken. Daarnaast is het personeel ook tevreden over de extra mogelijkheden voor leerlingen die meer kunnen of willen en over het leerlingvolgsysteem. Niet tevreden is het personeel op dit onderdeel over de ICT voorzieningen op school en de gelegenheid, dat de kinderen gebruik kunnen maken van deze ICT voorzieningen. Het team geeft aan te meer gebruik te willen maken van elkaars expertise. Kinderen Over het algemeen kunnen we stellen dat de leerlingen van Dolfijn tevreden zijn. Dit uit zich in een goed gemiddeld rapportcijfer van 8,04 dat de leerlingen aan de school geven. Om te beginnen zien we bij de ‘tevredenheid over de school’, dat een kleine meerderheid (50% <> 60%) van de leerlingen het schoolgebouw mooi van binnen, het speelkwartier leuk, en de weg naar school veilig vindt. De meeste leerlingen geven ook aan het klaslokaal gezellig te vinden (72%). Verder vindt 32% van de leerlingen dat de juffen en meesters niet goed opletten op de speelplaats. Vervolgens zien we bij de ‘tevredenheid over de groep’ dat 83% van de leerlingen aangeeft veel vrienden en/of vriendinnen te hebben, en dat 63% het naar de zin heeft in de groep. 10 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
Wat betreft de ‘omgang en gedrag’ valt op, dat de meerderheid (> 58%) van de leerlingen aangeeft, dat ze aardig worden gevonden, niet vaak problemen hebben, zelf niet pesten en zich niet alleen voelen op school. Verder vindt 28% van de leerlingen, dat er ruzie gemaakt wordt op school en dat andere kinderen gepest worden op school, en 7% geeft aan gepest te worden op school. Bij klachten of problemen weet 63% wie kan helpen en vertelt 61% van de leerlingen het aan hun ouders. De leerlingen vinden de vakken taal en rekenen het minst leuk. De creatieve vakken, werken met de computer en gymnastiek worden het leukst gevonden. Bij het onderdeel ‘bekwaam en betrokken personeel’ valt op dat de meerderheid van de leerlingen (> 60%) vindt, dat de juf of meester aardig is, goed uitlegt, goed luistert en je laat uitspreken. Ook geven de leerlingen aan dat er duidelijke regels zijn en dat ze zelf goed luisteren. Verder vinden de meeste leerlingen (> 50%), dat de juf of meester goed optreedt tegen pesterijen, goed helpt, het ziet als je je best doet, en zorgt dat pestkoppen ophouden met pesten. Ongeveer de helft geeft aan geen extra opdrachten te krijgen als ze iets moeilijk vinden, dat de regels bij elke juf of meester anders zijn, en dat de lessen leuk zijn. De meerderheid van de leerlingen zou de school kiezen, omdat er leuke kinderen (80%) en leuke juffen/meesters op zitten (52%). De helft van de leerlingen zou deze school bij andere kinderen aanraden (51%). Tot slot bespreken we het onderdeel ‘achtergrondgegevens’. De meeste leerlingen (> 60%) geven aan dat hun ouders helpen met schoolwerk als ze dat willen, dat ze goed eten voor ze naar school gaan, en dat ze alleen naar school en huis mogen. Ook speelt ongeveer de helft van de leerlingen veel buiten, en praat thuis met de ouders over school. Verder zien we ook dat 46% thuis vaak een leesboek leest en 49% thuis vaak het internet gebruikt. Een vijfde van de leerlingen gebruikt thuis nooit de computer voor schoolwerk, kijkt thuis nooit televisie, en geeft ook aan dat de ouders niet regelmatig vragen hoe het met hen gaat op school. 52% van de leerlingen zegt dat de regels thuis niet strenger zijn dan op school en de meeste leerlingen zitten op een club of vereniging (89%). In hoofdstuk 2 wordt weergegeven hoe de verbeterpunten die uit dit school-tevredenheidonderzoek naar voren zijn gekomen, opgenomen worden in onze ambities.
11 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
1.6
SWOT analyse Om een beeld te krijgen van waar de school op dit moment staat heeft de directie een SWOT analyse uitgevoerd. In een SWOT analyse (Strengths, Weaknesses, Opportunities, Threats) worden de belangrijkste sterke en zwakke punten van de school benoemd, samen met de belangrijkste kansen en bedreigingen. Het is een middel om de situatie van de school in kaart te brengen. Wij hanteren de SWOT analyse om beleidsopties te ontwikkelen. De analyse is uitgevoerd door het team en de medezeggenschapsraad.
STERKTEN
ZWAKTES
Een ervaren en divers team Een openbare Jenaplanschool met 3 jarige stamgroepen Kinderen worden uitgedaagd hun zelfstandigheid te bevorderen en verantwoordelijk te zijn voor hun eigen werk De inbreng van kinderen is essentieel in hun leerproces
KANSEN
De kwaliteiten van stamgroepleiders benoemen en van elkaars kwaliteiten gebruik maken Aansluitende leerlijnen tussen de bouwen Onveilig gevoel van kinderen tijdens de pauzes Wordt het optimale uit kinderen gehaald met onze huidige onderwijsorganisatie?
BEDREIGINGEN
Aanwezige kennis en expertise van ouders benutten
Het verwachtingspatroon van ouders naar school en hun eigen kinderen.
Het gebruik van media om school beter te profileren
Afnemende ouderparticipatie door meer werkende ouders
Samenwerking met BSO, peuterspeelzalen, andere Jenaplanscholen en VO uitbreiden
Dalend leerlingaantal in Driebergen door vergrijzing en toenemende concurrentie tussen de basisscholen onderling
Kinderen leren om te gaan met de wereld om zich heen (burgerschap) Start met Early Bird (Engelse les voor de hele school)
Meer kinderen met extra zorg op reguliere basisschool en bezuinigingen op rugzakbudgetten
De punten uit de SWOT analyse zijn vertaald naar onze ambities. Deze zijn uitgewerkt in hoofdstuk 2.
12 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
1.7 Conclusies op bestuurlijk Hierboven hebben we de belangrijkste interne en externe ontwikkelingen waar onze scholen binnen Stichting Rijn- en Heuvelland mee te maken hebben geanalyseerd. Waartoe leidt deze analyse? Welke conclusies op bestuurlijk niveau trekken we uit deze analyse? 1.7.1. Optimaal presteren: op naar Excellence! We zullen in toenemende mate rekenschap moeten geven van een kritische samenleving. De samenleving verwacht van ons dat we het maximale uit leerlingen halen en dat we daar verantwoording over afleggen aan onze stakeholders. De tolerantie voor basisscholen die onderpresteren op bijvoorbeeld rekenen en taalvaardigheden is steeds meer afgenomen. De scholen van Stichting Rijn- en Heuvelland willen meer dan slechts voldoen aan de inspectienormen: zij willen zich richten op het behalen van optimale onderwijsrendementen van leerlingen. 1.7.2. Maatwerk gericht op ontplooiing en ontwikkeling In de leerpsychologie en ook in de praktijk op scholen wordt steeds duidelijker dat leerstijlen van jongeren verschillen. Hierdoor is één passende onderwijsaanpak niet meer denkbaar. Daarom dient ons onderwijs maatwerk te leveren ten behoeve van de talentontplooiing van jongeren. Met maatwerk wordt het daarnaast mogelijk individuele leerlijnen uit te stippelen en de leerlingen meer vrijheid te geven in de wijze waarop ze leren. Naast kennisverwerving is ook meer aandacht nodig voor leren leren, een onderzoekende houding ontwikkelen en leren samenwerken. Digitale vaardigheden (ICT) spelen in het onderwijs op de scholen van Stichting Rijn- en Heuvelland een belangrijke rol om kinderen voor te bereiden op ‘21st century skills’. Onze leerlingen verwachten van ons een op ontwikkeling en vooruitgang gerichte omgeving waar ze door hun ouders en begeleiders gezamenlijk gestimuleerd worden om hun talenten optimaal te ontwikkelen. Voor leerlingen die dat nodig hebben, moet passend onderwijs beschikbaar zijn. 1.7.3. Intensieve samenwerking in de onderwijsketen Nabijheid van diverse aanbieders van (onderwijs)voorzieningen gericht op het kind lijkt een voorwaarde om tot meer synergie te komen. In het licht van het voorgaande heeft Stichting Rijn- en Heuvelland het voornemen om een intensieve relatie aan te gaan met Kind & Co. Het doel van deze samenwerking is te komen tot kindcentra met daarin een versterking van de leerlijnen van kinderen die vanaf 0 jaar in het kinderdagverblijf/peuterspeelzaal worden opgevangen en meestal vanaf een jaar of drie al pedagogisch-didactisch benaderd worden ter voorbereiding op de basisschool. Ook is Stichting Rijn- en Heuvelland voornemens de relaties met het voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs te versterken. 1.7.4. Aantrekkelijk werkgeverschap HRM, voluit human resource management, is een niet te onderschatten thema binnen het strategische beleid van Stichting Rijn- en Heuvelland. De zorgen die landelijk spelen zijn ook in het HR-beleid van instellingen herkenbaar. De ambities op het gebied van onderwijs en zorg liegen er immers niet om, en dat veronderstelt bekwame leerkrachten, management en staf en overige medewerkers, die duurzaam inzetbaar zijn, competent, betrokken en gezond. Het HR-beleid dient deze duurzaamheid van de inzetbaarheid te stimuleren, maar daarnaast in verband met de ‘war for talent’ ook onderscheidend te zijn van concurrenten en tot slot bij te dragen aan een professionele cultuur. 1.7.5. Maatschappelijk ondernemerschap Een school van Stichting Rijn- en Heuvelland onderscheidt zich als maatschappelijke onderneming doordat dat zij complexe maatschappelijke problemen het hoofd kan bieden. Zij doet dat door de organisatie op een vernieuwende manier in te richten, gericht op samenwerking en dialoog met stakeholders. We zullen in het interne toezicht, verantwoording, sturing en beheersing het begrip ‘hoogwaardige kwaliteit van het onderwijs’ dan ook moeten herdefiniëren in termen van maatschappelijke waarde: wat draagt de organisatie bij aan het (samen met anderen) oplossen van vraagstukken in de regionale samenleving rondom Zeist? En welke bijdrage kunnen leerkrachten, teams, scholen en het College van Bestuur daaraan leveren, evenals de externe partners? 1.7.6. Continue innovatie Als er één ding duidelijk wordt dan is het wel dat onderwijsvernieuwing en ondernemerschap binnen onze stichting, op de scholen en hun teams een constante is. Kortom: het werk is nooit klaar en we moeten altijd op actief zoek blijven naar nog betere antwoorden op de vragen van onze leerlingen en de samenleving. Daarbij hanteren we een ondernemende, onderzoeksmatige houding, waarbij het analyseren van behaalde resultaten en het daarop ontwikkelen van actieplannen en de evaluatie daarvan centraal staan. 1.8. Conclusies op schoolniveau Op Jenaplanschool dolfijn hebben we een overleg gehad met mederwerkers van Dolfijn en stakeholder (Fibou, ouders, Stepco, Jenaplanspecialist; gecertificeerd Jenaplanopleider Nederlandse JenaPlanVereniging (NJPV), Giralis: onderwijsbegeleidingsdienst) . Daarbij hebben we gekeken naar interne en externe invloeden die ons benaderen en onze ambities daarin. Op basis hiervan komen we, in samenhang met de conclusies uit de SWOT-analyse en de tevredenheidonderzoeken tot de volgende speerpunten op schoolniveau: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Betekenisvol leren op basis van de Jenaplankernkwaliteiten Handelingsgericht werk; uitgaan van verschillen Internationalisering Versterken van de professionele, onderzoekende cultuur, ontwikkelen van specialismen uitgaande van ‘distributed leadership’ Pedagogisch partnerschap; werken aan een kindcentrum ICT beleid optimaliseren Maatschappelijke meerwaarde creëren
Deze zeven speerpunten op schoolniveau werken we hieronder verder uit. 1.8.1 Betekenisvol leren op basis van de Jenaplankernkwaliteiten 13 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
Het begrip onderwijskwaliteit wordt meestal gedefinieerd in termen van meetbare onderwijsresultaten, met name op het gebied van taal en rekenen. . De scholen moeten op dat gebied ’goede resultaten boeken’. Jenaplan Dolfijn gaat niet uit van slechts de leerling in het kind maar gaat uit van kind als volledig persoon. Dit betekent dat Jenaplanscholen (NJPV) het pedagogische voorop stellen. Jenaplanschool Dolfijn probeert de verschillende kwaliteitsdimensies in samenhang te doordenken. Dit betekent dat als een kind zich veilig en vertrouwt voelt op school we beter in staat zijn om het beste uit het kind te halen. De vorming van de kinderen tot verantwoordelijke en zelfstandige mensen staat dan voorop (Both 1997). De belangen van kinderen in brede zin komen in beeld. In de beleidsperiode (2012-2015) wordt, in samenwerking met de Nederlandse Jenaplanvereniging en in contact met andere Jenaplanscholen gefocust op het implementeren van de kernkwaliteiten Jenaplan 1.8.2 Handelingsgericht werken; uitgaan van verschillen Handelingsgericht werken past binnen het idee dat we kinderen excellent onderwijs willen aanbieden omdat we willen uitgaan van verschillen van kinderen, we werken met leerlijnen, we formuleren de ontwikkelingsbehoefte van elk kind en werken dit uit in groepsplannen. Daarmee geven wij meer maatwerk aan de kinderen. Onze verwachtingen van de schoolresultaten zullen zijn conform de richtlijnen van de PO raad (zie bijlage ….). Voor kinderen die het eindniveau van de basisschool niet halen, zullen we vanaf groep 6 een ontwikkelperspectief opstellen waarin duidelijk wordt wat haalbaar is en op welk niveau het kind zal uitstromen. Het ontwikkelperspectief wordt tevens voorgelegd aan de ouders/verzorgers. Verder willen we ook werken aan een eerdere voorspelling van de uitstroom naar VO dan in groep 8. Op Jenaplanschool Dolfijn hebben we veel materialen voor kinderen die meer kunnen dan de basisstof vereist. Voor deze talentvolle kinderen willen we vanaf groep 5 een verdere verbetering in het leeraanbod aanbrengen door het invoeren van keuzekasten en keuzecursussen. Op Jenaplanschool Dolfijn willen we uitgaan van een pro-actieve houding (Covey ) van de stamgroepleiders naar ouders en overige externen. Door samen met de ouders naar de leerdoelen voor de komende periode te kijken, weten zij waar we aan werken. Door deze samenwerking halen we het hoogst mogelijke uit het kind en bieden we excellent onderwijs. Daarnaast is de samenwerking tussen stamgroepleiders erg belangrijk. We hebben immers een voorbeeldfunctie naar onze kinderen. Op deze manier dragen wij tevens bij aan onze visie. Betekenisvol inhoud geven aan meten, weten, observeren en analyseren. We zijn met zijn allen verantwoordelijk voor onze kinderen op school. Dit houdt in dat we van de kinderen onze objectieve en subjectieve gegevens van de kinderen met elkaar (team en met kinderen en ouders) delen en verifiëren. Het hoogst mogelijk uit kinderen halen, verwacht van directie en het team dat zij individueel en van elkaar ook hoge verwachtingen hebben. Fullan 1.8.3 Internationalisering Bij internationalisering gaat het in brede zin om kennis, vaardigheden en houdingen die kinderen in staat stellen om zich een oordeel te vormen over wat er internationaal speelt en samen te werken en te leven met buitenlandse personen en instellingen in Nederland en in het buitenland. Dit komt op Jenaplanschool Dolfijn tot uiting in de kernkwaliteiten Jenaplan: Relatie van het kind met de ander en de wereld (NJPV,2009). Naast de mogelijkheid een gevarieerd leerstofaanbod te hebben dat ruimte biedt voor talentontwikkeling, versterking van de sociale vorming door kennismaking en omgang met culturele verscheidenheid, biedt internationalisering ook vanuit maatschappelijke meerwaarde kansen. Nederland moet concurreren in een kenniseconomie waar Europa en de wereld het speelveld vormen. Jenaplanschool Dolfijn wil internationalisering versterken door: Engels als tweede taal vanaf groep 1-2 in te voeren middels Early Bird; structurele contacten cq. uitwisseling met scholen in het buitenland aan te gaan, bijvoorbeeld via e-mail, skype; internationale doelen binnen het International Primary Curriculum (IPC), het curriculum voor wereldoriëntatie dat wij gebruiken, verder uit te breiden. 1.8.4 Versterking van de professionele, onderzoekende cultuur, ontwikkeling naar specialismen en 'distributed leadership’ Om zicht te krijgen of kinderen op Jenaplanschool Dolfijn het uiterste bereiken met hun talenten, wordt een hoge mate van inhoudelijke reflectie op het onderwijs door directie en team gevraagd. Dit vraagt specialismen van het team waarbij we elkaars kwaliteiten meer willen benutten. Binnen het team zijn er verschillende mensen met specialisme of kwaliteiten die we beter willen benutten. We noemen dit “distrubuted leadership’ Binnen dit kader benoemen we dat we onszelf ook als een stamgroep moeten zien. Een stamgroep is een samengesteld hetrogene groep met een verschil in ontwikkeling en ervaring. Er is een nadrukkelijke wens om elkaar meer in de groepen te zien werken om van en met elkaar te kunnen leren (collegiale consultatie). We werken daarbij meer collectief aan gezamenlijke doelen, waarbij de teamleden positief wederzijds afhankelijk van elkaar zijn; coöperatief leren (Kagan, …..). Kritiek aan elkaar durven te geven en te accepteren is hierin voor het team nog een leerpunt. Om dit bovenstaande namelijk ‘distributed leadership’ te kunnen realiseren is er vanuit het team aangegeven scholingsbehoefte te hebben. Met ‘distributed leadership’ worden het team en de teamleden zodanig ‘empowered’ dat zij in het licht van heldere verantwoording veel ruimte hebben om zelf de goede dingen te doen.
14 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
Waar mogelijk proberen we externe expertise binnen school te halen. Op dit moment hebben we een externe fysiotherapeut en een logopediste/dyslexiespecialist op school. Zij geven kinderen onder schooltijd extra les. Door deze intensieve samenwerking lopen we makkelijker even bij elkaar naar binnen en benutten we elkaars specialismen ten behoeve van het kind. Door het geven van feedback aan elkaar en door er ook daadwerkelijk wat mee te doen, bevorderen we de kwaliteit van school. 1.8.5 Pedagogisch partnerschap; werken aan een kindcentrum We willen intensiever samenwerken met andere organisaties die deel uitmaken van de pedagogische keten. We zoeken naar samenwerkingsverbanden en proberen op basis van onze visie en strategie de ondersteunende processen te stroomlijnen en af te stemmen om een nog beter ( onderwijs)rendement te behalen. Zo zal een verdere samenwerking gezocht worden met het VO en peuterspeelzalen/kinderdagverblijven. Dit om de doorgaande lijn van kinderen te kunnen borgen. Bij onze partner Fibou bestaat de ambitie om de arrangementen na schooltijd uit te breiden. Gedacht wordt aan cursussen typen of powerpoint. Maar ook aan een ‘bos-BSO’ en sportuitbreiding voor de oudste kinderen. Daarnaast hebben we de ambitie om met één kindplan te gaan werken. Op deze manier zullen de doorgaande lijnen zoveel mogelijk geborgd worden en bestaat er voor een kind steeds minder onderscheid tussen opvang en school. Een kindcentra houdt dan ook in dat activiteiten van school en van Fibou in elkaar overvloeien en voor kinderen en ouders meer als één organisatie gevoeld wordt. Aangezien ouders in dit partnerschap de belangrijkste partij vormen, gaat het hierbij ook om een partnerschap tussen ouders en school, waarbij de directie, het team en de ouders hun eigen afzonderlijke rollen en verantwoordelijkheden houden. Ieder speelt een belangrijke rol, op verschillende manieren en op verschillende niveaus. Hiervoor heeft Jenaplanschool Dolfijn een handboek communicatie opgesteld. Samenwerken met ouders gericht op het hoogst mogelijke uit kinderen halen, versterkt de prestaties van de leerlingen in brede zin. Pedagogisch partnerschap vraagt om een overeenkomst tussen organisatie en ouders die de wederzijdse resultaatverwachtingen over onderwijs, opvoeding en ontspanning beschrijft. 1.8.6 ICT beleid optimaliseren ICT versterkt de Jenaplangedachte: Leerweg naar zelfstandigheid. Kind leren kennis en vaardigheden te verwerven Stimuleert creativiteit door veelheid aan nieuwe gereedschappen Presentatie kan aanzienlijk verbeteren door moderne hulpmiddelen Ontwikkelen tot een sociaal wezen door vele netwerken, interactie en communicatiemogelijkheden Wereldburger die zich oriënteert in de wereld. Iedereen is dichtbij en bereikbaar. Veel is actueel Media Moderne media spelen een steeds grotere en belangrijkere rol in het leven van volwassenen en kinderen. Twitter, Facebook, Hyves, YouTube, het toenemend gebruik van smartphones, gaming. Het zijn allemaal ontwikkelingen die ook in het onderwijs een steeds grotere rol spelen. Wat zet je wel of niet op het internet, zijn gedragscodes nodig, hoe zoek je handig, hoe ga je om met de overvloed aan informatie? Hoe kies je slim…? De inzet van ICT leidt tot een hoger rendement in het onderwijs, tot een efficiëntere inzet van middelen en tot betere leerresultaten. De komende vier jaar wordt gewerkt aan vier bouwstenen: 1. Aanscherpen visie, leerdoelen per bouw formuleren 2. Toegenomen kennis; de stamgroepleider heeft kennis en expertise van ICT. Ontwikkelen van keuzecursussen voor kinderen (powerpoint, typecursus, games maken) 3. Meer digitaal leermateriaal, en ook meer gebruik van camera, video en dictafoon. 4. ICT-infrastructuur. Software meer gebruiken in onze dagelijkse lespraktijk. Doelmatig en veilig gebruik helpt kinderen om beter voorbereid gebruik te maken van de technologische ontwikkeling. Gebruik maken van technologische ontwikkeling daagt ook uit tot innovatieve projecten zoals leren op afstand,maatwerk leveren, verbinden van formeel en informeel leren. 1.8.7 Maatschappelijke meerwaarde De ontwikkelingen in de samenleving gaan in hoog tempo en de situatie waarin jongeren verkeren is complex. Daarom investeert Jenaplanschool Dolfijn in samenwerking met relevante maatschappelijke partners. Jenaplanschool Dolfijn onderscheidt zich als maatschappelijke onderneming doordat zij een bijdrage wil leveren aan het duurzaam oplossen van complexe maatschappelijke problemen. Zij doet dat door keuzes voor verbetering en vernieuwing van het onderwijs te maken en zich te verantwoorden in dialoog met belanghebbende en belangdragers. In deze dialoog komt het tot herdefiniëring van wat onze school bijdraagt in termen van maatschappelijke waarde. Op Jenaplanschool Dolfijn vinden we het belangrijk om kinderen mede op te voeden tot een creatieve, kritische en sociale wereldburger. Anders gezegd: we bereiden de kinderen voor op hun huidige en toekomstige rol in de samenleving. Burgerschap en sociale integratie zijn dan ook onlosmakelijk verbonden met de Jenaplanvisie. Daarom wil Jenaplanschool Dolfijn een sociale en democratische gemeenschap zijn. We willen daar nadrukkelijk vorm aan geven. We onderscheiden daarbij drie niveaus: micro, meso en macro. 15 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
Op microniveau gaat het over interne relaties in de school. Zo functioneert er een leerlingenraad en wordt onder kinderen in de bovenbouw bij de groep 8 leerlingen een tevredenheidonderzoek gedaan. Groepsafspraken worden in de groep zoveel mogelijk met kinderen gemaakt. Kinderen leren daardoor te begrijpen waarom regels nodig zijn; ze zijn betrokken bij hoe de afspraak er uit ziet. Dit vergroot de acceptatie. Ruzies tussen kinderen worden met en zo mogelijk door de kinderen zelf opgelost. Het mesoniveau heeft betrekking op het zinvol en actief deelnemen van leerlingen (en de school als geheel) aan buitenschoolse activiteiten ten dienste van de plaatselijke gemeenschap. Verder organiseert de school elk jaar een goeden doelen project, waaraan een geldinzamelingsactie wordt gekoppeld. Voor de bestemming van de opbrengst worden concrete activiteiten gekozen, zodat kinderen kunnen zien wat er met het geld gebeurt. Op macroniveau gaat het om inzicht in en kennis over het ontstaan en functioneren van een democratische samenleving aan de hand van de grondrechten. In het bovenbouwproject waarin staatsinrichting aan de orde komt, wordt hieraan aandacht besteed. Verder gaat het om de bereidheid en bekwaamheid van leerlingen om aan die samenleving, wanneer gewenst, actief een bijdrage te leveren. Om kinderen hierop voor te bereiden wordt in de midden- en bovenbouw wekelijks een nieuwskring gedaan, waarin kinderen een stelling verdedigen. Burgerschap is geen vak, maar is verweven in ons onderwijs; hoe gaan we om met elkaar en met de wereld om ons heen? 1.8.8 Samenhang tussen strategische doelen Stichting Rijn- en Heuvelland en Jenaplanschool Dolfijn. Kijkend naar de conclusie op bestuurlijk niveau en op schoolniveau zien we veel overeenkomsten. Zo wil Dolfijn invulling geven aan optimaal presterenvan kinderen door middel van handelingsgericht werken(HGW). Daarmee geven we tevens invulling aan een conclusie op bestuurlijk niveau om maatwerk te bieden voor elk kind. Het gestelde doel van Dolfijn om pedagogisch partnerschap aan te gaan komt overeen met “intensievere samenwerking in de onderwijsketen” Door middel van ‘distributed leadership’wil dolfijn meer inhoud geven aan aantrekkelijk werkgeverschap. De Jenaplankernkwaliteiten (NJPV, 2009) geven op Dolfijn invulling aan betekenisvol leren. Het Jenaplanconcept is de paraplu waaronder de strategische doelen van de Stichting en Dolfijn een plaats hebben. We werken constant vanuit deze visie, reflecteren hierop en stellen deze bij als dit nodig is.
16 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
2
Missie en visie van Stichting Rijn- en Heuvelland
“We must plan for the future, Because people who stay in the present will remain in the past” Abraham Lincoln
De analyse van de externe en interne ontwikkelingen heeft binnen de Stichting Rijn- en Heuvelland geleid tot het formuleren van de missie en de visie voor de komende periode. 2.1
Missie
De missie van Stichting Rijn- en Heuvelland richt zich op kansen die voor ons liggen, het ontwikkelen van talent en het creëren van maximale mogelijkheden voor iedereen. Het credo waarin deze missie te vangen is, luidt: Wij verleggen elke dag onze horizon! Stichting Rijn- en Heuvelland creëert binnen haar regio op een innovatieve wijze maatschappelijke waarde voor haar omgeving. Daarbij gaat zij uit van de onbeperkte en grensverleggende mogelijk-heden die onderwijs aan iedereen kan bieden. De scholen van Stichting Rijn- en Heuvelland helpen mensen nieuwe kansen te ontwikkelen en uitdagingen aan te gaan. De scholen van Stichting Rijn- en Heuvelland bieden de aan hun toevertrouwde kinderen binnen een vernieuwende en inspirerende leeromgeving, nieuwe perspectieven voor hun toekomst! Perspectieven die kinderen helpen hun ambities te verwezenlijken en ‘elke dag de horizon te verleggen’. 2.1.1. Hoe vertalen we deze missie naar de schoolorganisatie? Voor Jenaplanschool Dolfijn geldt dat wij bovenstaande missie op een inspirerende, haalbare en gemeenschappelijke manier in schooldoelen vertalen. Daarbij blijven we ons richten op het ontwikkelen en verbeteren van ons onderwijs. Naast het aanleren van vaardigheden aan kinderen, het verder ontwikkelen van de competenties van de stamgroepleiders en het aanbieden van de basisleerstof, willen wij de kwaliteiten en talenten van elk individu in beeld brengen en wordt iedereen gestimuleerd in de verdere ontwikkeling hiervan. Dit concretiseren we op het gebied van: werkvormen en instructie. In analogie van de analyse van Marzano (2006) hanteren we werkvormen als zelfstandig leren, coöperatief leren en zelfverantwoordelijk leren en dragen er zorg voor dat de instructie (klassikale, groeps- en individuele instructie volgens het model effectieve instructie) past bij het leergedrag van het individu. aansluiten bij de ontwikkeling van het individu, want elke kind is uniek. Naast het aanleren van de basis, willen we individuele talenten en kwaliteiten van zowel kinderen als stamgroepleiders inzichtelijk maken en inzetten. lesaanbod. Naast het aanbieden van de basis bieden we ook ontwikkelingskansen aan in ICT, vreemde talen, sport en creatieve ontwikkeling. Dit doen we met behulp van externe professionals en door het aanbieden van buitenschoolse activiteiten met behulp van de kinderopvangpartners. Dit lesaanbod vindt plaats binnen een uitdagende functionele leef- en werkomgeving die hoge resultaten nastreeft in een sfeer van veiligheid en geborgenheid. Het Jenaplan Dolfijn werkt volgens de uitgangspunten van het Jenaplan. Dit schoolmodel werd in de jaren twintig door de Duitse opvoedkundige Peter Petersen in de stad Jena ontwikkeld. Van de school wilde hij een echte leef- en werkgemeenschap maken. De persoonlijke ontwikkeling van het kind stond voor hem voorop. Op Dolfijn werkt iedereen (kinderen, ouders en teamleden) samen aan een prettig leef- en werkklimaat. Iedereen heeft hierin zijn eigen taak. We kiezen op Dolfijn voor groepen, waarin verschillende leeftijden zitten. Door het leeftijdsverschil in deze zo genoemde stamgroepen, leren kinderen op een natuurlijke manier om te helpen, maar ook om geholpen te worden. Peter Petersen stelde de volgende eigenschappen centraal: zelfstandigheid, verantwoordelijkheid, respect, socialiteit en creativiteit. Een kind is zelfstandig als het zonder hulp van volwassenen een doel kan bereiken. Van jongs af aan leren de kinderen op Dolfijn zich doelen te stellen en leren ze deze zelfstandig te bereiken. Op school proberen we de kinderen zoveel mogelijk verantwoordelijkheid te laten dragen voor hun leren en hun handelen. Het werken met dag- en weektaken is hiervan een duidelijk voorbeeld. Over de regels die op school gelden, praten ook de kinderen mee. Vaak komen die regels voort uit hun wensen of ideeën. 17 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
Ook respect is een eigenschap die centraal staat. Respect voor jezelf, maar ook respect voor de ander en voor de omgeving. Socialiteit is de vaardigheid om met andere mensen samen te leven en zich om andere mensen te bekommeren. We schenken daarom veel aandacht aan de sociale ontwikkeling van de kinderen. Jenaplanschool Dolfijn stimuleert de kinderen zoveel mogelijk met eigen ideeën en oplossingen te komen om problemen van allerlei aard aan te pakken. We noemen dit creatief denken. De Jenaplankernkwaliteiten Het Jenaplan is een concept, waarin relaties centraal staan. Om het belang van deze relaties in het Jenaplanonderwijs te tonen, zijn er twaalf kernkwaliteiten geformuleerd. Een Jenaplanschool richt de omgeving zodanig in, dat deze kwaliteiten gerealiseerd worden. 1. Relatie van het kind met zichzelf 1.1.Kinderen leren kwaliteiten/uitdagingen te benoemen en in te zetten, zodanig dat zij zich competent kunnen voelen. 1.2.Kinderen leren zelf verantwoordelijkheid te dragen voor wat zij willen en moeten leren, wanneer zij uitleg nodig hebben en hoe zij een plan moeten maken. 1.3.Kinderen worden beoordeeld op de eigen vooruitgang in ontwikkeling. 1.4.Kinderen leren te reflecteren op hun ontwikkeling en daarover met anderen in gesprek te gaan. 2. Relatie van het kind met de ander en het andere 2.1.Kinderen ontwikkelen zich in een leeftijdsheterogene stamgroep. 2.2.Kinderen leren samen te werken, hulp geven en ontvangen met andere kinderen en daarover te reflecteren. 2.3.Kinderen leren verantwoordelijkheid te nemen en mee te beslissen over het harmonieus samenleven in de stamgroep en school, opdat iedereen tot zijn recht komt en welbevinden kan ervaren 3. Relatie van het kind met de wereld 3.1.Kinderen leren dat wat ze doen er toe doet en leren in levensechte situaties. 3.2.Kinderen leren zorg te dragen voor de omgeving. 3.3 Kinderen passen binnen wereldoriëntatie de inhoud van het schoolaanbod toe om de wereld te leren kennen. 3.4.Kinderen leren spelend, werkend, sprekend en vierend volgens een ritmisch dagplan. 3.5.Kinderen leren initiatieven te nemen vanuit hun eigen interesses en vragen. In de periode 2011-2016 werken Jenaplanscholen en zo ook Jenaplanschool Dolfijn aan de uitwerking van bovengenoemde Jenaplankernkwaliteiten in school-en regioverband. Scholen, die hiervan werk maken, ontvangen een erkenningsbord van de Nederlandse Jenaplan Vereniging (NJPV). Op de website zal het overzicht van Jenaplanscholen in Nederland bestaan uit erkende Jenaplanscholen. Scholen die de erkenningsronde niet volgen, kunnen wel gewoon lid blijven van de NJPV. Bij de uitwerking van de Jenaplankernkwaliteiten is het van belang, dat de concretiseringen zodanig zijn, dat bezoekers bij wijze van spreken de uitwerking kunnen ervaren en zien. 2.1.2. Missie van Jenaplanschool Dolfijn De missie van Jenaplanschool Dolfijn beschrijft datgene wat Dolfijn wil zijn, wat de kern van haar bestaan is en waarin zij zich onderscheidt van andere scholen. Jenaplanschool Dolfijn is een school waar je elke dag, samen met anderen, kunt werken aan je talenten, leren om trots te zijn op wat je bereikt, zodat je sterker de wereld in kan. Kinderen worden in de gelegenheid gesteld om, daar waar mogelijk, actief en onderzoekend bezig te zijn, zelfontdekkend door middel van interactie met de omgeving vorm te geven aan hun ontwikkeling. Zelf leren leren, leren kiezen en beslissen, meer verantwoordelijkheid nemen, zelfstandig werken, assertief gedachten leren verwoorden, samen leven en werken vinden wij belangrijke leerprocessen voor kinderen. Als je die kunt combineren met steeds meer uitdagende leerstof en met de motivatie om graag naar school te gaan, ga je na acht schooljaren goed toegerust naar het voorgezet onderwijs. We vinden het belangrijk dat ‘onze’ kinderen zelfbewuste mensen worden die uiteenlopende uitdagingen vormgeven en oplossen. Jenaplanschool Dolfijn is een school die: uitgaat van unieke van het kind; uitgaat van het kind als sociaal wezen, dat met elkaar praat, werkt, speelt en viert; het kind leert omgaan met een zo groot mogelijke zelfstandigheid en verantwoordelijkheid; een uitdagende functionele leef- en werkomgeving schept in een sfeer van veiligheid en geborgenheid; sStreeft naar een leef- en werkgemeenschap waarin respect voor jezelf en respect voor anderen centraal staan.
De missie van Jenaplanschool Dolfijn is: In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
18 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
2.2 Visie De visie van Stichting Rijn- en Heuvelland is uitgewerkt in een drietal strategische speerpunten. Deze speerpunten geven aan hoe we aan willen sluiten op externe ontwikkelingen en welke toekomstbeelden we daarmee willen realiseren.
2.2.1
Resultaatgericht
Excellent en maatschappelijk betrokken onderwijs in de regio!
Stichting Rijn- en Heuvelland biedt excellent onderwijs in de regio aan waardoor kinderen hun talenten ontwikkelen en toekomstkansen grijpen. Uitgedaagd door het beste onderwijs, halen kinderen - binnen hun eigen onderwijsprofiel maximaal leerrendement.
Wat willen we bereiken? Stichting Rijn- en Heuvelland scholen zien onderwijs als sleutel tot economische groei, welzijn en gezondheid. Zij creëren maatschappelijke waarde door excellent onderwijs in de regio te bieden. De aan Stichting Rijn- en Heuvelland toevertrouwde kinderen kunnen rekenen op innovatieve faciliteiten die hun ondersteunen in het behalen van maximale leerresultaten. De scholen betrekken hun omgeving bij beleidsbepaling en leggen rekenschap over de behaalde resultaten af. Op een ondernemende en innovatieve wijze, worden oplossingen gecreëerd voor niet eerder opgeloste systeemdoorbrekende vraagstukken. Deze strategische, collectieve ambitie wordt gesplitst in 2 strategische speerpunten: 1. Scholen bieden een excellent onderwijsaanbod: a. Kinderen behalen maximale resultaten; b. Scholen werken vanuit innovatieve onderwijsbenaderingen; 2. Stichting Rijn- en Heuvelland heeft oog voor ’t creëren van maatschappelijke waarde a. R&H is transparant en legt rekenschap af over (onderwijs)resultaten; b. Belanghebbenden en -dragers worden bij beleidsbepaling betrokken.
19 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
2.2.2
Ontwikkelingsgericht
Samen oneindig veel leren! Kinderen verhogen hun leerrendement optimaal doordat zij continu gestimuleerd worden veel te leren. Zij groeien op in een omgeving van ontwikkeling en vooruitgang waar ze door hun ouders en begeleiders gezamenlijk gestimuleerd worden hun talenten optimaal te ontwikkelen.
Wat willen we bereiken? Kinderen verwerven 20% van hun kennis op school terwijl overige percentages leerrendement verkregen wordt in activiteiten die na school of binnen het gezin plaats vinden (J. West Burnham). Binnen de leertijd op school worden kinderen gestimuleerd maximale resultaten te halen. Maar daarnaast wil Stichting Rijn- en Heuvelland, in partnerschap met ouders, kansen van kinderen vergroten door de onderwijstijd uit te breiden met leer- en speeltijd buiten schooltijd. Stichting Rijn- en Heuvelland gaat de verantwoording ten aanzien onderwijs en opvang op basis van gelijkwaardigheid met ouders aan. Scholen helpen ouders hun kinderen succesvolle leerrendementen te behalen. Deze strategische, collectieve ambitie wordt gesplitst in 3 strategische speerpunten: 1. Kinderen worden uitgedaagd hun talenten te ontwikkelen: onderwijs wordt voor elk kind op maat vanuit een ontwikkelprofiel aangeboden; 2. Medewerkers koppelen professionele autonomie aan professionele verantwoording: a. Iedere medewerker is een essentiële schakel en draagt de ontwikkeling van de schoolorganisatie(s); b. Iedere medewerker is in professionaliteit en vakmanschap een representatieve vertegenwoordiger van de stichting; c. Iedere medewerker begeleidt kinderen vanuit een vakkundige en onderzoeksmatige cultuur bij het ontwikkelen van talenten. 3. Scholen versterken hun dienstverlening door samenwerking: a. Scholen werken vanuit partnership met ouders; b. In partnership met Vroeg Scholen, Kind en Ko en overige BSO partners wordt een geïntegreerd aanbod opvang, ontspanning en onderwijs aangeboden in de vorm van kindcentra; c. In partnership met het Voortgezet Onderwijs zijn po-vo doorbrekende onderwijsvormen ingericht.
20 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
2.2.3. Toekomstgericht
Werelds leren! De aan Stichting Rijn- en Heuvelland toevertrouwde kinderen ontwikkelen zich met behulp van nieuwe technologie. Internationalisering en multiculturele diversiteit zijn daarbij de context om hun creatieve vermogen, communicatieve vaardigheden en toekomstkansen te vergroten.
Wat willen we bereiken? De afgelopen drie decennia heeft technologie een verregaande impact gehad op onze manier van communiceren, werken, leren en spelen. Overal ter wereld kunnen we zowel mensen als informatie in een mum van tijd bereiken. Overal ter wereld wordt informatie binnen leer- werken speelomgevingen actief omgezet in contact, communicatie en kennis. Daarnaast zien we binnen onze scholen een -vanuit onze openbare signatuur zeer gewaarde - multiculturele leef en speel en leergemeenschappen. Stichting Rijn- en Heuvelland wil de technologische ontwikkelingen en de multiculturele & internationale context actief inzetten bij het realiseren van haar onderwijsdoelen. Daarmee wil zij aansluiten op de nieuwe kenniseconomie waar afstand tussen mensen en middelen steeds onbelangrijker wordt en kennisgrenzen vervagen. Deze strategische, collectieve ambitie wordt gesplitst in twee strategische speerpunten: 1. Scholen betrekken de maatschappelijke en mondiale context bij het realiseren van onderwijsdoelen: a. Leerlingen krijgen vanaf 4 jaar Engelse les; b. Kinderen en medewerkers hebben contact met scholen in het buitenland. 2. De onderwijsinhoud sluit aan bij de ontwikkeling van een nieuwe kenniseconomie: a. Kinderen leren toekomstgerichte vaardigheden (Skills for the 21 Century, zie bijlage 1); b. Kinderen leren tijdens 25 tot 50% van de lestijd met behulp van multimediale technieken.
21 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
3Hoe vertalen we de strategische speerpunten naar de schoolorganisatie? Centraal in dit schoolondernemingsplan staat het verbeteren van de onderwijsrendement. De mate van succes wordt in belangrijke mate bepaald door de meerwaarde die het team kan leveren. Uitgangspunt hierbij is verandering door interactie en collegiale samenwerking; het leren van en met elkaar, het delen van ervaringen en kennis. De versterking van het team draagt bij aan de ‘moral purpose’, de reflectie op het eigen onderwijsgedrag en de onderliggende kennis. Het maakt impliciete theorieën en overtuigingen expliciet en leidt tot interactie en herbevestiging van idealen en overtuigingen. In die samenwerking en uitwisseling kunnen creatieve en innovatieve perspectieven worden ontdekt, dilemma’s overwonnen, inconsistenties en problemen doelgericht worden opgelost. Kortom, de onderwijsresultaten zullen verbeteren. Dit leren op de werkplek, ook wel informeel leren genoemd, gebeurt tijdens onderwijsactiviteiten, door observaties van het werk van collega’s, door reflecties op eigen en elkaars onderwijsactiviteiten, en door het bespreken en beschouwen van elkaars ideeën. Het is gericht op kritische reflectie op hun eigen en elkaars concrete onderwijsgedragingen, -praktijken en ervaringen. Fullan noemt dit het perfectioneren en verfijnen van waar we mee bezig zijn op school en in de groep. “Als een team geschoold moet worden, is de beste plaats de school zelf, het lokaal, alles verbindend met het tegelijke werken in de klas” Fullan De meerwaarde die het team levert, hangt samen met de noodzaak tot deskundigheidsbevordering. Door de scholing van individuele leraren direct te koppelen aan het schoolbeleid wordt een efficiencyslag gemaakt. De ontwikkeling naar interne specialismen en de mogelijkheid de professionele groei van de leraar te verbinden aan de LB-functie ondersteunt deze efficiencyslag. Stamgroepleiders formuleren hun individuele deskundigheidsontwikkeling en de daarmee parallel lopende scholing in hun Pop (persoonlijk ontwikkelingsplan). Onderwijsveranderingen komen de komende periode vooral tot stand in de groep en met de stamgroepleiders. Hierbij zullen we gaan werken met de Jenaplankernkwaliteiten en onder andere met Marzano. Binnen het team zal een sterke focus liggen op doelen stellen, feedback geven en coöperatief leren. Elke schooljaar wordt afgesloten met een rapportage over resultaten, conclusies en aanbevelingen. In april 2010 is een uitwisselingsschema uitgewerkt. De stamgroepleiders gaan volgens dit schema elkaars lessen bezoeken. Later gaan ze ook elkaars lessen beoordelen op de speerpunten (o.a. effectieve instructie). 3.1 Ambities, doelen en acties Om resultaatgericht, ontwikkelingsgericht en toekomstgericht onderwijs te geven en het kind centraal te stellen in zijn wereld hebben wij op schoolniveau de hiernavolgende zeven ambities geformuleerd voor de komende vier jaar. Deze ambities zijn besproken met de teamleden en tevens hebben we gezamenlijk de doelen vastgesteld: Ambitie 1: Ambitie 2: Ambitie 3: Ambitie 4: Ambitie 5: Ambitie 6: Ambitie 7:
Betekenisvol leren op basis van de Jenaplankernkwaliteiten Handelingsgericht werken: uitgaan van verschillen Internationalisering Versterken professionele, onderzoekende cultuur Inhoud en vorm geven aan pedagogisch partnerschap Optimaliseren van ICT Maatschappelijke meerwaarde creëren
Deze ambities hebben onderliggende doelen. Deze benoemen we hieronder: Doelen bij ambitie 1: In samenwerking met de NJPV (Nederlandse Jenaplanverening) zijn er op regionaal niveau bijeenkomsten waarin Jenaplanschool Dolfijn zal moeten aantonen te voldoen aan de gestelde eisen van de Jenaplankernkwaliteiten. Dolfijn wil graag een Jenaplan gecertificeerde school zijn. Leerlijnen koppelen aan IPC (daarmee wereldoriëntatie het hart van ons onderwijs laten zijn) Relatie met strategisch beleidspan: dit onderdeel valt onder het begrip “resultaatgerichtheid” . We willen hiermee excellent onderwijs aanbieden waarbij we het optimale halen uit elk kind. . We praten daarbij niet alleen over taal en rekenen maar over de gehele aanbod op Jenaplanschool Dolfijn. Doelen bij ambitie 2: Kinderen leren vanuit doelen te denken/ werken Kinderen betrekken bij het onderwijs: ze weten wat ze kunnen en ze weten ook waar de focus op ligt, kinderen worden uitgenodigd om aanwezig te zijn Samenwerkend leren/ coöperatief leren (Kagan) Portfolio; laat zien waar je trots op bent 22 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
Uitgaan van talent van kinderen; we gaan uit van verschillen Pro actieve houding van stamgroepleiders naar kinderen en ouders Aan ouders en kinderen duidelijkheid geven over de leerdoelen waaraan we gaan werken Bij talentgericht ontwikkelprofiel extra uitdaging ontwikkelen voor kinderen Ouders en kinderen eerder informeren over het verwachte niveau van uitstroom (vanaf groep 7) Voor kinderen die het eindniveau groep 8 niet halen op cognitief niveau een uitstroomprofiel maken (vanaf groep 6). Van elk kind is het ontwikkelprofiel in kaart gebracht via ESIS B Werken aan en bespreken van de resultaten op cognitief en sociaal-emotioneel gebied op stamgroep-, bouw- en schoolniveau Ten minste 3 keer per jaar vindt er een groepsbezoek plaats Ten minste 1 keer per jaar is de interne begeleider aanwezig bij een gesprek tussen ouder(s) en stamgroepleider Verbeteren van de doorgaande leerlijnen tussen bouwen Werken aan afwisseling tussen rust-, stilte- en samenwerkmomenten in de stamgroepen
Relatie met strategisch beleidspan: dit onderdeel valt onder het begrip “resultaatgerichtheid” . Met dit onderdeel creeëren wij maatschappelijke meerwaarde door rekenschap af te leggen over onze onderwijsresultaten aan ouders, kinderen en belanghebbende. Doelen bij ambitie 3: Invoering van Engels als tweede taal vanaf de onderbouw Het structureel aangaan van buitenlandse contacten cq uitwisseling met scholen in het buitenland Verdere uitbreiding van internationale doelen binnen IPC Relatie met strategisch beleidspan: dit onderdeel valt onder het begrip “toekomstgericht”. Met dit onderdeel betrekken we de internationele doelen van Ipc om kinderen meer op te voeden tot wereldburgers. Door middel van de Engelse taal zijn kinderen eerder in staat om met kinderen uit het buitenland te communiceren. Doelen bij ambitie 4: In pop (persoonlijk ontwikkelingsplan) verantwoording over de organisatiedoelen en Jenaplankernkwaliteiten (zingeving) Feedback geven en reflecteren door middel van groepsbezoeken aan hand van de kijkwijzer Distributed leadership; elkaars kwaliteit benutten door middel van inzet projectplannen. Collegiale consultaties Relatie met strategisch beleidspan: dit onderdeel valt onder het begrip “ontwikkelingsgerichtheid” . Kinderen worden in dit speerpunt continue uitgedaagd om te leren. Willen we als team dat duidelijk maken wat we hiermee bedoelen, zullen wij dat ook moeten uitstralen. Doelen bij ambitie 5: Uitbreiding van de dagarrangementen met Befijn Verdere samenwerking met VO en peuterspeelzalen Oprichting van halve-dags-opvang voor peuters op Dolfijn Relatie met strategisch beleidspan: dit onderdeel valt onder het begrip “ontwikkelingsgerichtheid” . Door ons bewust te zijn dat we door samenwerking met onze partners meer kunnen betekenen voor onze kinderen. Doelen ambitie 6: Aanscherpen van de visie en formuleren van de leerdoelen per bouw Ontwikkeling van keuzecursussen voor kinderen (typevaardigheid, powerpointpresentaties maken, creativiteit etc dit in samenwerking met Fibou) Leraren beschikken over de didactische vaardigheden om ‘21st century skills’ aan te leren in 2014 Er ligt een nulmeting hieraan ten grondslag Op Jenaplanschool Dolfijn leren kinderen tijdens 25 tot 50% van de lestijd met behulp van multimediale technieken vanaf 2013 Resultaten van de kinderen inclusief handelingsplannen vanaf 2012 in ESIS ICT wordt geïntegreerd aangeboden binnen projecten Kinderen zijn in staat om gericht gebruik te maken van internet en weten om te gaan met minder geschikte informatie We stimuleren de kinderen om meer na te denken over hoe ze ( willen) leren; webbased leerstof meer gebruiken kinderen maken gebruik van uiteenlopende IT-middelen, zoals digiboards, smartphones, digitale fotografie, powerpoint en Ipads Kinderen kennen de weg op de meest voorkomende sociale media zoals twitter, facebook en hyves, maken gebruik van blogs en kunnen websites bouwen Relatie met strategisch beleidspan: dit onderdeel valt onder het begrip “toekomstgerichtheid” . Door de juiste vaardigheden aan te bieden aan onze kinderen bereiden wij onze kinderen voor op de 21ste eeuw. Doelen ambitie 7: Kinderraad verder verstevigen Kinderen opvoeden tot creatieve, actieve, sociale en kritische wereldburgers Pedagogische partners betrekken in het onderwijs Relatie met strategisch beleidspan: dit onderdeel valt onder het begrip “ontwikkelingsgerichtheid” . Door de samenwerking te verbeteren met ouders, kinderen en onze pedagogische partners zijn we beter in staat om kinderen optimaal te begeleiden. Gezamenlijk stimuleren we dat 23 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
kinderen hun talenten optimaal ontwikkelen.
24 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
Planning 2011-2012 OBS Jenaplanschool Dolfijn Naar aanleiding van het school ondernemingsplan wordt elk jaar een evaluatie opgesteld. In deze evaluatie geven we aan welke onderdelen van het school ondernemingsplan worden uitgevoerd, verbeterd en/of geïmplementeerd. Voor schooljaar 2011-2012 worden in ieder geval de volgende stappen gezet: Onderwerp Leren in Engels hele school, Grenzeloos werelds leren!
Actie en resultaat 2010-2011 starten we met Early Bird. De onderbouwgroepen starten met I-pockets en de bovenbouw met de Backpack methoden. De middenbouw zal starten in schooljaar 2012/2013. We worden hierbij begeleid door EarlyBird. De bedoeling van Early Bird is dat het niet een vak apart wordt, maar geïntegreerd in onze dagelijkse lessen. Zo wordt er bijvoorbeeld gestart met een nieuwskring in het Engels of zingen we in het Engels. De betrokken stamgroepleiders volgen enkele dagdelen een training. Voor de verantwoording van de invoering wordt een beknopt EarlyBird Implementatieplan geschreven.
Taalverbetering, Excellent onderwijs Andere zaak vakken, Grenzeloos werelds leren!
Onze taal- en spellingsmethode zal in januari 2012 worden geïmplementeerd. De werkgroep Taal schrijft een voorstel voor dit plan.
Leerlingenraad, Maatschappelijk betrokken onderwijs
Op Jenaplanschool Dolfijn zijn we in 2011 gestart met een kinderraad. De implementatie van deze raad zal in 2011-2012 verder plaatsvinden, met als doel dat deze aan het eind van dit schooljaar niet meer weg te denken is op onze school
Locatie Zuid
Voor locatie Zuid staat in het jaar 2013/2014 nieuwbouw gepland. Dit loopt niet synchroon met de uitstroom van de leerlingen op dit moment. Vanuit Stichting Rijn- en Heuvelland worden de leerlingenaantallen elke maand bekeken. Voor schooljaar 2011/2012 wordt onderzocht of een samenwerking met een andere school een mogelijke oplossing is.
Samenwerking Fibou Maatschappelijk betrokken onderwijs
De arrangementen breiden we uit en we stellen samen een profileringplan op. Fibou wil de mogelijkheden onderzoeken om in 2011 een peuterspeelzaal op locatie Zuid starten. Daarnaast willen Dolfijn en Fibou kijken of er afstemming kan komen in onze thema’s IPC en de thema’s van Fibou.
Effectieve instructie, pedagogisch leiderschap Excellent onderwijs
Naast dat we aandacht blijven houden voor de effectieve instructie en het doelgericht werken, willen we coöperatieve werkvormen meer in onze groepen zichtbaar maken. We hebben in schooljaar 2010/2011 hiervoor een training gehad. Daarnaast zullen er collegiale consultaties plaatsvinden, gericht op pedagogisch leiderschap en effectieve instructie
Scol invoeren Excellent onderwijs
Binnen het toetsingskader vanuit Stichting Rijn- en Heuvelland gaan alle scholen met Scol werken. Scol is een volgsysteem voor sociaal en emotionele ontwikkeling van het kind.We zullen hiervoor een training krijgen. De onderbouw groepen op Dolfijn blijven met KIJK werken.
Werken in de groepen handelingsgericht werken Excellent onderwijs
Om het onderwijs beter af te stemmen op de leerbehoeften van onze kinderen zijn we sinds 2010/2011 gestart met handelingsgericht werken in de groepen 1 t/m 8. Dit betekent dat we de leerbehoeften van kinderen op het gebied van lezen, spelling, rekenen en taal, begrijpend lezen en sociaal emotioneel in kaart brengen op het formulier ‘groepsoverzichten’. Dit doen we met behulp van toetsen, gegevens uit het leerlingvolgsysteem en observaties. Aan de hand van deze analyse bepaalt de groepsleerkracht met de intern begeleider de mate van instructie en het materiaal dat het kind krijgt aangeboden in een groepsplan.
We zetten een eerste stap om een leerlijn rekenen in een IPC thema onder te brengen. Dit wordt gecoördineerd door Mariska Vledder. Verder zet de coördinator IPC de eerste stap naar het duidelijker neerzetten van de internationale doelen binnen IPC.
25 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
Ook zullen we werken aan het eenduidig communiceren met ouders tijdens oudergesprekken op een handelingsgerichte manier. Daarvoor zal ten minste de interne begeleider bij één oudergesprek aanwezig zijn.
Profileren van Dol- We willen bij de nieuwe ouders binnen Driebergen duidelijk maken fijn wie wij zijn en wat we doen. Daarvoor is een profileringsplan opgesteld. Deze evalueren we in september 2011 en indien nodig stellen we het bij. We willen in 2011/2012 minimaal een keer per maand in de krant staan. Ontwikkelen van keuzekast voor kinderen die meer uitdaging nodig hebben Excellent onderwijs
Het wordt voor teamleden van de bovenbouw makkelijker om kinderen extra en leuk uitdagend werk aan te bieden op verschillende vakgebieden.
26 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
Planning 2012-2013 OBS Jenaplanschool Dolfijn Naar aanleiding van het school ondernemingsplan wordt elk jaar een evaluatie opgesteld. In deze evaluatie geven we aan welke onderdelen van het school ondernemingsplan worden uitgevoerd, verbeterd en/of geïmplementeerd. Voor schooljaar 2011-2012 worden in ieder geval de volgende stappen gezet: Onderwerp Leren in Engels hele school, Grenzeloos werelds leren!
Actie en resultaat 2010-2011 starten we met Early Bird. De onderbouwgroepen starten met I-pockets en de bovenbouw met de Backpack methoden. De middenbouw zal starten in schooljaar 2012/2013. We worden hierbij begeleid door EarlyBird. De bedoeling van Early Bird is dat het niet een vak apart wordt, maar geïntegreerd in onze dagelijkse lessen. Zo wordt er bijvoorbeeld gestart met een nieuwskring in het Engels of zingen we in het Engels. De betrokken stamgroepleiders volgen enkele dagdelen een training. Voor de verantwoording van de invoering wordt een beknopt EarlyBird Implementatieplan geschreven.
Invoering nieuwe methode begrijpend lezen Resultaatgericht onderwijs Andere zaak vakken, Grenzeloos werelds leren!
De methode van begrijpend lezen in de middenbouw is verouderd en zal vernieuwd moeten worden.
Esis Resultaatgerichtheid
Binnen IPC zetten we met het hele team een stap om met assessment for learning te gaan werken Internatiale doelen binnen IPC zijn nu aanwezig We laten IPC meer een vloeiend geheel worden met andere vakken als bijv. tuin, taal. We willen op weg naar geïntegreerd onderwijs op Dolfijn. Binnen het Jenaplanonderwijs behoort wereldoriëntatie het hart van het onderwijs te zijn. Daarnaast meer betrekken van maatschappij binnen deze thema’s. Dus op bezoek gaan naar of expertise binnen school halen. Binnen Esis hebben we in dit schooljaar geleerd om ontwikkelprofielen van kinderen te maken en kunnen we eerder aan ouders vertellen wat de verwachte uitstroom zal zijn in groep 8. Zijn we beter is staat om onze observaties en toetsgegevens te analyseren en er daarwerkelijk ook wat mee te doen Is er een duidelijke leerlijn van onder- naar middenbouw en van middennaar bovenbouw. De verwachtingen zijn helder
Profesionaliseren Introductie werken met projectplannen Team Ontwikkelingsge- Kennismaken met Marzano: en bekijken welke aspecten we mee kunnen richtheid nemen in ons onderwijs Uitbreiden partnerschap met ouders Door ouders te betrekken in ons onderwijs. Meenemen in wat kinderen komenden periode gaan leren.
Locatie Zuid
Samenwerking Fibou Maatschappelijk betrokken onderwijs
Aan hand van kijkwijzer gaan we bij elkaar in de groep observeren Voor locatie Zuid staat in het jaar 2013/2014 nieuwbouw gepland. Dit loopt niet synchroon met de uitstroom van de leerlingen op dit moment. Vanuit Stichting Rijn- en Heuvelland worden de leerlingenaantallen elke maand bekeken. Voor schooljaar 2011/2012 wordt onderzocht of een samenwerking met een andere school een mogelijke oplossing is.
De arrangementen breiden we uit en we stellen samen een profileringplan op. We werken aan 1 kindplan.
27 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
ICT Toekomstgerichtheid
In dit schooljaar zullen we afspraken maken welke ICT materialen we willen inzetten in ons onderwijs. Waar kunnen we ICT inzetten binnen ons Jenaplanonderwijs, zodat het ondersteunend en verrijkend is. Er zijn uitspraken hoe wij om willen gaan met social media
Werken in de groepen handelingsgericht werken Excellent onderwijs
Kinderen voelen zich veilig en vertrouwd op school en kunnen daarom aangeven wanneer zij zich niet veilig voelen op het internet. Om het onderwijs beter af te stemmen op de leerbehoeften van onze kinderen zijn we sinds 2010/2011 gestart met handelingsgericht werken in de groepen 1 t/m 8. Dit betekent dat we de leerbehoeften van kinderen op het gebied van lezen, spelling, rekenen en taal, begrijpend lezen en op sociaal emotioneel gebied in kaart brengen op het formulier ‘groepsoverzichten’. Dit doen we met behulp van observaties, methode gebonden toetsen en gegevens uit het leerlingvolgsysteem. Aan de hand van deze analyse bepaalt de stamgroepleider met de intern begeleider de mate van instructie en het materiaal dat het kind krijgt aangeboden in een groepsplan.
Profileren van Dolfijn
We willen bij de nieuwe ouders binnen Driebergen duidelijk maken wie wij zijn en wat we doen. Daarvoor is een profileringsplan opgesteld. Deze evalueren we in september 2011 en indien nodig stellen we het bij. We willen in 2011/2012 minimaal een keer per maand in de krant staan. De website is up to date.
Ontwikkelen van keuzekast voor kinderen die meer uitdaging nodig hebben Excellent onderwijs
Kinderen van de bovenbouw die extra uitdaging nodig hebben, kunnen op ideeën worden gebracht en zo verdieping bereiken door te kiezen uit de keuzekast.
28 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
29 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
4Uitwerking van de strategische, collectieve ambitie In dit hoofdstuk werken we de drie bestuurlijke strategische, collectieve speerpunten vanuit de visie nader uit. Tevens leggen we de relatie met de randvoorwaarden die op orde moeten worden gebracht om deze speerpunten (ambities) te realiseren. Bij elke strategische, collectieve ambitie stellen we onszelf de volgende vragen: Strategische speerpunten; Wat willen we bereiken? Actiepunten; Hoe gaan dat doen? Kwaliteitsnormering; Wanneer zijn we tevreden? Veranderinterventie; Hoe gaan we de ontwikkeling faciliteren en meten of de doelstellingen worden gehaald? Resultaatgericht
Excellent en maatschappelijk betrokken onderwijs in de regio!
Bestuurlijke Speerpunten Wat willen we bereiken?
1. Scholen bieden een excellent onderwijsaanbod
2. R&H heeft oog voor ’t creëren van maatschappelijke waarde
Bestuurlijke actiepunten Hoe gaan we dat doen?
Kinderen behalen maximale leerresultaten waarbij het accent gelegd wordt op excellent goede prestaties ten aanzien van de basisvaardigheden (rekenen, taal, (begrijpend) lezen).
Bestuurlijke Kwaliteitsnormering Wanneer zijn we tevreden?
Stichting Rijn- en Heuvelland heeft gedurende de gehele beleidsperiode geen rekenzwakke of taalzwakke scholen. Norm; 100% scholen in 2012
Bestuurlijke Veranderinterventies Hoe gaan we de ontwikkeling faciliteren en meten of de doelstellingen worden gehaald?
Actiepunten op schoolniveau Hoe gaan we dat doen?
Kwaliteitsnormering op schoolniveau Wanneer zijn we tevreden?
Tussentijdse Kwaliteitstoetsing via MIS
Werken met groepsplannen We werken aan ontwikkelprofielen van alle kinderen, Gebruik maken van formats voor groepsplannen en registratie van toetsgegevens. Betere aansluiting leerstofaanbod bij interne doorstroming. Kinderen behalen naar eigen leervermogen maximale resultaten. We weten wat het talent is van ieder kind en spelen daar ook op in door een breed aanbod in cognitieve en creatieve vakken. Versterking van de onderzoekende cultuur, trendanalyses Werken met handelingsgericht werken Invoering Scol Samen leren door inzet coöperatieve werkvormen. Kind is zelf verantwoordelijk voor het leerproces De stamgroepleiders werken volgens het effectieve instructiemodel
In 2012 werken alle leraren met groepsplannen voor de cognitieve vakken. Elk kind heeft vanaf 2013 een eigen ontwikkelingsprofiel m.b.v. ESIS B Binnen 15 minuten heeft de directeur/MT de beschikking over alle groepsprestaties voor Taal, Rekenen en (begrijpend) lezen en sociaal emotionele vorming in 2012 Vanaf 2012 liggen analyses ten grondslag aan verbeteractiviteiten. Tenminste 30% van de lestijd wordt besteed aan coöperatieve werkvormen. In 2013 werken alle groepen met portfolio’s. In schooljaar 2012/2013 kent elke stamgroepleider het effectieve instructie model en past dit zichtbaar toe tijdens de instructie. Naast een excellent aanbod op cognitieve vakken bieden wij op Dolfijn een breder pakket aan waardoor ieder kind zijn talenten kan ontwikkelen (techniek, dans, muziek etc).
Veranderinterventies op schoolniveau Hoe gaan we de ontwikkeling faciliteren en meten of de doelstellingen worden gehaald? Toetskalender, groepsplannen en formats toetsresultaten vastgelegd in een borgboek.
De leerlingen resultaten rekenen, taal, technisch en begrijpend lezen zijn boven de verwachte inspectienorm. Norm; 100% scholen in 2012
Tussentijdse Kwaliteitstoetsing via MIS
Monitoring resultaten op basis van PO-raad adviezen gebaseerd op resultaatverwachtingen. Resultaten invoeren in ESIS Handelingsplannen invoeren in ESIS B
Resultaten op of boven niveau van de POraadadviezen voor Taal, Rekenen en lezen. Inzicht in resultaten mede op basis van vaardigheidsscores
3x per jaar resultaatbesprekingen in team 3x per jaar bouwbespreking met directeur/ interne begeleider over de resultaten
Iedere medewerker begeleidt kinderen vanuit een vakkundige en onderzoeksmatige cultuur bij het ontwikkelen van talenten. De leerling-resultaten en schoolontwikkeling worden vanuit een evidence based werkwijze verbeterd.
Alle scholen werken vanuit een onderzoeksmatige cultuur Norm; 50% scholen in 2012 - 100% scholen in 2014
Opleiding in Academie Innovatietoets transparancylab
Door gericht in de POP aandacht te hebben voor organisatiedoelen Door Esis te gebruiken bij analyses van de resultaten Door wetenschappelijk onderbouwd literatuur in te zetten tijdens teamvergaderingen.
Wanneer de ontwikkelingen van de school synchroon lopen met de medewerkers Wanneer resultaatbesprekingen leiden tot beter leerrendement
Door het verbinden van de SOP, jaarlijkse evaluatie van de SOP, POP & beoordeling op inhoud Door 3x per jaar resultaatbesprekingen te houden
R&H is transparant en legt rekenschap af over (onderwijs)resultaten
De onderwijskundige en bedrijfsmatige resultaten alsmede de voortgang van de geformuleerde doelen uit het strategische beleidskater worden jaarlijks in het jaarverslag gepubliceerd.
Inrichting transparancylab Tussentijdse toetscyclus strategisch beleid
Tussentijdse toetscyclus strategisch beleid
Stakeholder tevredenheid meten R&H
Jaarlijkse audit R&H
Belanghebbenden en belangendragers worden bij beleidsbepaling betrokken
Er wordt minstens één maal per jaar een stakeholders congres georganiseerd.
Innovatietoets transparancylab
Eens per jaar worden externe belanghebbenden gevraagd op basis van het jaarverslag te reage-
30% van externe belanghebbenden reageert
Samen met MR plannen per jaar bekijken en minstens twee keer
30 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
Bestuurlijke Speerpunten Wat willen we bereiken?
Bestuurlijke actiepunten Hoe gaan we dat doen?
Bestuurlijke Kwaliteitsnormering Wanneer zijn we tevreden?
Bestuurlijke Veranderinterventies Hoe gaan we de ontwikkeling faciliteren en meten of de doelstellingen worden gehaald?
Norm; jaarlijks één congres
Elke school heeft een leerlingenraad Norm; 50% scholen in 2012 - 100% scholen in 2014
Actiepunten op schoolniveau Hoe gaan we dat doen?
ren op resultaten.
Innovatietoets transparancylab
De huidige kinderraad verstevigen in Dolfijn
Kwaliteitsnormering op schoolniveau Wanneer zijn we tevreden?
Veranderinterventies op schoolniveau Hoe gaan we de ontwikkeling faciliteren en meten of de doelstellingen worden gehaald?
Om de twee jaar een tevredenheidonderzoek.
per jaar evalueren.
Ouders kunnen per 2013 via Kei-wijzer (360 graden feedback) input geven ter verbetering van de stamgroepleider.
Stichting Rijn-/heuvelland stelt auditteam beschikbaar v.a. jan. 2012
Verdere implementatie van de kinderraad, empoweren van de leerlingen in de raad .
Leerlingenraad heeft een plaats binnen de beleidsontwikkeling en evaluatie van het leren op Dolfijn Kindertevredenheid om 2 jaar meten. Bij het verlaten van groep 8 kinderen een exit enquête laten invullen.
31 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
Ontwikkelingsgericht
Samen oneindig veel leren!
Bestuurlijke Speerpunten
Bestuurlijke actiepunten
Wat willen we bereiken?
Hoe gaan we dat doen?
3. Kinderen worden uitgedaagd hun talenten te ontwikkelen
Scholen werken vanuit innovatieve onderwijsbenaderingen, waarbij kinderen . Ontdekkend leren en projectmatige geïntegreerde benadering. Flexibel en gedifferentieerd onderwijsaanbod (doorbreken jaar klassensysteem en methode gestuurd onderwijs)
Bestuurlijke Kwaliteitsnormering
Bestuurlijke Veranderinterventies
Actiepunten op schoolniveau
Kwaliteitsnormering op schoolniveau
Veranderinterventies op schoolniveau
Wanneer zijn we tevreden?
Hoe gaan we de ontwikkeling faciliteren en meten of de doelstellingen worden gehaald?
Hoe gaan we dat doen?
Wanneer zijn we tevreden?
Hoe gaan we de ontwikkeling faciliteren en meten of de doelstellingen worden gehaald?
Van elk kind is het ontwikkelprofiel in kaart gebracht Norm; 50% scholen in 2012 - 100% scholen in 2014
Innovatietoets transparancylab
Portfolio in alle bouwen. Dit gaan we inzetten vanaf 2013.
Kinderen mogen deelnemen aan 15 minuten gesprekken. Dit gaan we inzetten vanaf 2013.
Onderwijs wordt voor elk kind op maat vanuit een ontwikkelprofiel aangeboden.
Wanneer er voor elk kind een portfolio is.
Wanneer kinderen duidelijk kunnen benoemen wat hun talenten zijn en waar ze komende periode aan gaan werken.
Teamscholing portfolio
Kinderen geven school een beoordeling van een 8 op de tevredenheidsonderzoek die om de twee jaar wordt uitgevoerd.
Wanneer resultaten aanzetten tot verbetering leerrendement
Aan de hand van het ontwikkelprofiel en de geanalyseerde data wordt het onderwijsaanbod aan leerlingen vastgesteld. Norm; 50% scholen in 2012 - 100% scholen in 2014
Innovatietoets transparancylab Opleiding in Academie Performance Management Systeem
Toetsen conform verantwoordingskader augustus 2011
.
Formuleren schoolprofiel februari 2012
Dolfijn heeft ontwikkelprofiel
We ouders eerder (vanaf groep 7) kunnen laten weten waar hun kind op uit gaat stromen na groep 8.
Wanneer kinderen en ouders ervaren dat we pro-actief bezig zijn ipv curatief. Ouders en school als 1 team werken om de leerresultaten van het kind te verbeteren.
Ouders geven op tevredenheidonderzoek die om 2 jaar wordt uitgevoerd een 7,5.
Gesprekken met ouders en kinderen over resultaten verlopen positief
Start in 2013 in bovenbouwgroepen
Door middel van groepsplannen januari 2012
Ouders kunnen webbased de resultaten van hun kinderen volgen
32 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
4. Medewerkers koppelen hun professionele autonomie aan professionele verantwoording
5. Scholen versterken hun dienstverlening door samenwerking
Iedere medewerker is een essentiële schakel en draagt de ontwikkeling van de schoolorganisatie(s)
Iedere medewerker is in professionaliteit en vakmanschap een representatieve vertegenwoordiger van de stichting.
Medewerkers verantwoorden hun bijdrage aan de school en organisatieontwikkeling in Teachers agreements en managementcontracten. Norm: 100% van de medewerkers in 2014
Medewerkers voldoen aan de door Stichting Rijn- en Heuvelland omschreven rolmodellen. Norm: 100% van de medewerkers in 2014
Innovatietoets transparancylab Opleiding in Academie Performance Management Systeem
Innovatietoets transparancylab Opleiding in Academie Performance Management Systeem
Wij koppelen onze professionaliteit aan onze verantwoordelijkheid
We voldoen aan de door R&H omschreven rolmodel van leraar
Team beoordeelt het werken op school tenminste met een 8 tijdens de tevredenheidonderzoeken die om de 2 jaar wordt uitgevoerd.
Intervisie en collegiale consultatie
Ieder teamlid bezoekt minimaal 1 keer per jaar een andere groep mbv een kijkwijzer. De bouwen gaan kijken op andere inovatieve scholen. Vanaf schooljaar 2011. Vanaf 2012 mbv kijkwijzer
Waneer visitatie en consultatie leidt tot nieuwe inzichten die zichtbaar zijn op de werkvloer.
Inzet van specialismen (LB-functie)
Er zijn experts op school. Team zal geschoold moeten worden in werkwijze van projectmatige aanpak .Planning 2013
Projectverantwoordelijken.
resultaatinformatie aan CvB volgens verantwoordingskader
Jaarlijks beoordelingsgesprek tussen CvB en directeur
Volgens jaarplanning
Ontwikkeling tot specialisme gekoppeld aan de LB functie Schoolprofiel koppelen aan samenwerking passend onderwijs
Specialisten voor : * Jenaplan; * Taal/leesspecialist; * Rekenspecialist; * Internationalisering * ICT * Engels * Portfolio * IPC * Handelinggericht werken Op basis van deze specialismen zijn werkgroepen van max. 2 leraren actief.
In 2014 heeft 45% van de leraren een LBfunctie
Specialisten werken met een verbeterplanformat In de jaarplanning zijn terugkoppelmomenten vastgelegd.
In 2012 heeft Dolfijn een schoolprofiel. Werkgroepen koppelen periodiek op basis van activiteitenplan terug aan directie en team. Scholen werken vanuit partnership met ouders
Alle scholen werken met een schoolouder -overeenkomst Norm; 100% scholen in 2014
Innovatietoets transparancylab
Het begrip “partnerschap” met ouders en teamleden verder uitwerken. Uitgangspunt daarbij is ons communicatieplan.
In 2012/2013 gaan we binnen de school nadenken hoe we het partnerschap met de ouders structureel vorm kunnen geven, met als doel te komen tot een voor onze leerling zo effectief mogelijke samenwerking.
Tevredenheidonderzoek bij ouders scoort een 7,5
Mogelijkheden onderzoeken of een ouderovereenkomst tussen school en ouders helpt in verbetering van de communicatie (2014) Ouders en experts inzetten in de groep bij extra lessen of specifieke kennis
33 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
In partnership met Vroeg Scholen, Kind en Ko en overige BSO partners wordt een geïntegreerd aanbod opvang, ontspanning en onderwijs aangeboden.
Elke school biedt een dagarrangement aan. Norm; 100% scholen in 2014
Innovatietoets transparancylab
Op Dolfijn versterken we onze dienstverlening door samenwerking met externen door meer samenwerking met peuterspeelzalen en kinderdagverblijven, expliciet Fibou
Wanneer we een gezamenlijke informatie lijn hebben (documenten) over de kinderen die naar Dolfijn komen, van in ieder geval 100% van de kinderen van Fibou.
Aanbod van arrangementen leidt tot meer aanmelding van kinderen.
Werken aan 1 kindplan samen met Fibou per 2012 Thema’s van IPC zullen doorgetrokken worden in BSO (2011/2012) Leren ook na schooltijd doorgaat door uitbreiding van arrangementen. 2011/2012 Ontwikkelen samen met Fibou volgens concept balansleren/kindcentra. In partnership met het Voortgezet Onderwijs zijn po-vo doorbrekende onderwijsvormen ingericht
In partnership met het Voortgezet Onderwijs zijn po-vo doorbrekende onderwijsvormen ingericht.
Innovatietoets transparancylab
Samenwerken m.b.v. convenant met OSG Schoonoord.
Op basis van analyse volgsysteem heeft afstemming VO- advies en resultaatmeting na drie jaar geleid tot een afwijking minder dan 2 %
Vanaf 2014 is betere afstemming advies en resultaatmeting bereikt.
Warme overdracht m.b.v. onderwijskundig rapport Op basis van uitstroomgegevens zijn kwaliteitsuitspraken te doen over de advisering van Dolfijn.
34 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
Toekomstgericht
Grenzeloos werelds leren!
Bestuurlijke Speerpunten
Bestuurlijke actiepunten
Bestuurlijke Kwaliteitsnormering
Bestuurlijke Veranderinterventies
Actiepunten op schoolniveau
Kwaliteitsnormering op schoolniveau
Veranderinterventies op schoolniveau
Bestuurlijke Speerpunten
Wat willen we bereiken?
Hoe gaan we dat doen?
Wanneer zijn we tevreden?
Hoe gaan we de ontwikkeling faciliteren en meten of de doelstellingen worden gehaald?
Hoe gaan we dat doen?
Wanneer zijn we tevreden?
Hoe gaan we de ontwikkeling faciliteren en meten of de doelstellingen worden gehaald?
Wat willen we bereiken?
Alle leerlingen krijgen vanaf groep 4 Engelse les. Norm; 50% scholen in 2012 - 100% scholen in 2014
Innovatietoets transparancylab Opleiding in Academie Performance Management Systeem
Innovatietoets transparancylab Opleiding in Academie Performance Management Systeem
Engels schoolbreed (EarlyBird) vanaf groep 1
6. Scholen betrekken de maatschappelijke en mondiale context bij het realiseren van onderwijsdoelen
Tweetaligheid wordt gestimuleerd
Wanneer de leerlingen slagen voor de Engelse spreekvaardigheid en luistervaardigheid toets. Nieuwskring en boekenkring e.d. zijn voor groep 7 en 8 minimaal 1 keer per kind in het Engels.
Kinderen en medewerkers hebben contact met scholen in het buitenland
Norm; 50% scholen in 2012 - 100% scholen in 2014
Innovatietoets transparancylab
Innovatietoets transparancylab
Op de Dolfijn hebben kinderen contact met leerlingen in het buitenland.
Wanneer kinderen vanaf groep 6 contact hebben met leerlingen in het buitenland. Per 2012
Invoering Engels in onderbouw en locatie Zuid 2011. In 2012 verder invoering Engels hele school. Met begeleiding van EB via implementatie plan en agenda houder.
Via projectplan Internationalisering. Starten met contacten leggen in buitenland met de kinderraad.
7. De onderwijsinhoud en het onderwijsaanbod sluit aan bij de ontwikkeling van de nieuwe kenniseconomie
Kinderen leren toekomstgerichte vaardigheden (Skills for the 21 Century)
Kinderen krijgen mede door de inzet van multimediale technieken een afwisselend en interactief onderwijsaanbod aangeboden
Alle scholen hebben een aanbod waarin kinderen 21st Century Skills aangeboden krijgen. Norm; 100% scholen in 2012
Innovatietoets transparancylab
Innovatietoets transparancylab
Door een uitdagend en innovatief curriculum (IPC ) in alle bouwen. De internationale doelen hebben verwerkt
Zichtbaar van the big picture in elke groep (2012). Kinderen hebben zin in leren, zijn gemotiveerd. Ouders zijn geïnformeerd over de doelen van de komende periode.
Ouders kennen doelen van thema IPC en herkennen dit ook in structuur in de groepen (2012).
Leerkrachten beheersen didactische vaardigheden om 21st Century skills aan te leren Norm: 100% leerkrachten 2014
Innovatietoets transparancylab Opleiding in Academie Performance Management Systeem
Innovatietoets transparancylab Opleiding in Academie Performance Management Systeem
Leraren trainen en coachen in de 21st centrury skills (zie bijlage 1)
Inhuur externe om vaardigheden bij te spijkeren ( start met ICT oktober 2011). Collega’s met expertise empoweren. Een inspirator in het team die de nieuwste dingen op ICT laat zien.
Leraren trainen en coachen in de 21st centrury skills, dit verbinden met de POP beoordeling en functionerinsgesprekken
Kinderen leren tijdens 25 tot 50% van de lestijd met behulp van multimediale technieken Norm; 50% scholen in 2012 - 100% scholen in 2014
Innovatietoets transparancylab
Innovatietoets transparancylab
De ontwikkeling van de Dolfijn sluit aan bij de ontwikkelingen in de maatschappij
ICT is verweven in onze dagelijks lesprogramma
Wanneer onze leerlingen 40-50% van hun lestijd door ICT ondersteund worden of dmv ICT leren (zie ook projectplan R&H) (2014)
kinderen & stamgroepleiders hebben de juiste vaardigheden voor de toekomst kinderen maken gebruik van uiteenlopende ITmiddelen, zoals digibord, smartphones, digitale fotografie, PowerPoint, Ipads, gaming Kinderen weten hoe om te gaan met sociale media zoals twitter, hyves, facebook, email
Kinderen kunnen voor- en nadelen benoemen van sociale media (2013) Kinderen spreken elkaar aan op fout gebruik Kinderen maken bij presentaties gebruik van IT (2013) 30% van de werkplekken Dolfijn zijn laptops in een draadloze omgeving (2014)
35 OPENBARE JENAPLANSCHOOL DOLFIJN
SCHOOL ONDERNEMINGSPLAN
In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen!
4
Financieel kader Investerings- en lastenoverzicht 2012-2016
Dolfijn
Leerlingenprognose
FORMATIE
265
FPE
Gemiddeld
Salariskosten directie en Onderwijzend Personeel
938112
15
PERSONELE LASTEN Lonen en salarissen
Totaal lonen en salarissen
3.752.448 3.752.448
Overige personele lasten cursuskosten personeel overige personele kosten ondersteuning en begeleiding Totaal overige
40.000 35.000 30.000 105.000
Totaal personele lasten Huisvesting Nieuwbouw Dolfijn zuid
PM
Totaal huisvesting Leermiddelen Leermiddelen Totaal leermiddelen Methodenvervanging (zie ook methode afschrijving) Early Bird IPC software licencies Begrijpend lezen meerbegaafden
72.000 72.000 20.000 5.000 15.000 15.000 20.000 8.000 83.000
Vervanging meubilair (afschrijvingen)
Bijlagen – pagina 36
vervanging meubilair v.a. 2013
PM
Lopende afschrijvingen inventaris
PM
Totaal afschrijvingen
PM
Kosten invoering beleidsthema's excellerend onderwijsaanbod versterking professionaliteit pedagogisch partnerschap Ict, 21st century skills, incl. stepco maatschappelijke meerwaarde
Totaal invoering beleidsthema's
7.500 7.500 6.000 80.000 5.000
106.000
Overige Marketing en profilering Testen en toetsen Representatiekosten Conferenties, seminars & studiereizen administratie en beheer
Totaal overige
8.000 20.000 1.500 10.500 8.000
48.000
Totaal investering en lasten
Bijlagen – pagina 37
Bijlagen
Bijlagen – pagina 38
Bijlage 1 Skills of the 21st Century Mede gebaseerd op de inspirerende studiereis naar de UK, wil Stichting Rijn- en Heuvelland met haar onderwijskundige ambities verder kijken dan de verengde blik die door ons land waart. Een nauwe visie waarin het hoogste goed vooral lijkt te bestaan uit het voldoen aan rekenen en taalvaardigheden. Wij zijn met andere woorden van mening dat onze leerlingen een breder perspectief moet worden geboden, en wel op het ontwikkelen van attitudes en vaardigheden die er voor hun toekomst echt toe doen. Naast het zich ontwikkelen op diverse gebieden zoals taal en rekenen, aardrijkskunde, maatschappijleer enzovoorts, onderscheiden we in ieder geval de volgende drie 21e eeuw thema’s: 1. Vaardigheden gericht op het leven en de loopbaan van kinderen. Alhoewel onze leerlingen na de afronding van de basisschool nog niet direct op de arbeidsmarkt belanden, leggen we in het funderend onderwijs hiervoor wel de basis. Analyses van benodigde vaardigheden voor de toekomst laten zien2, dat het van steeds groter belang wordt dat leerlingen zich door hun complexe levensvraagstukken kunnen navigeren. Vaardigheden die daarvoor van belang zijn: a. flexibiliteit en aanpassingsvermogen; b. initiatief nemen en zelfsturing; c. Sociale en cross-culturele vaardigheden; d. productiviteit en rekenschap geven; e. leiderschap en verantwoordelijkheid durven en willen nemen. 2. Vaardigheden gericht op informatie, media en technologie. Onze leerlingen leven in een wereld die wordt gedomineerd door technologie en de media (zoals hyves, facebook en twitter). De technologische vooruitgang neemt zo snel toe dat het nauwelijks te registreren valt, de toegang via internet tot informatie is nog nooit zo gemakkelijk geweest of het aanbod aan informatie zo groot. Onze leerlingen, willen zij opgroeien tot effectieve burgers en werknemers, zullen een aantal functionele en kritische denkvaardigheden moeten ontwikkelen, zoals: a. informatievaardigheden; b. mediavaardigheden en c. ICT-vaardigheden. 3. Vaardigheden gericht op het leren en innovatie. Het zijn deze vaardigheden, gericht op leren en innoveren, die op latere leeftijd het verschil maken tussen personen die zijn voorbereid op de toenemende complexiteit van het leven en die dat niet zijn: a. creativiteit en innoveren; b. kritisch denken en probleem oplossen; c. communicatie en samenwerking.
2
Zie bijvoorbeeld het Partnership for 21st century skills, www.21stcenturyskills.org. Bijlagen – pagina 39
Planning aanschaf nieuwe hardware Wat is het doel?
Elke kind is op elk moment in staat ICT te gebruiken in zijn/haar leerproces.
Wanneer zijn we tevreden?
Alle kinderen kunnen tijdens het leren gebruik maken van relevante ICT. Stamgroepleiders geven kinderen de ruimte en de opdracht om de ICT te gebruiken Kinderen maken gebruik van verschillende hulpmiddelen en kunnen uitleggen waarom ze voor een taak het ene hulpmiddel pakken en niet het andere.
Wie is verantwoordelijk?
Schoolleiding, ICT-coördinator en team.
Wat is het concrete resultaat?
Wanneer is het gerealiseerd?
Voor elke kind is een digitaal hulpmiddel beschikbaar. De schoolleiding heeft in overleg met het team gekozen voor één of een aantal verschillende ICT materialen. Tijdens de les gebruiken de kinderen regelmatig een computer, laptop of een ander apparaat dat toegang verschaft tot bronmateriaal. Leerlingen wisselen het gebruik in apparaten af; dan weer kiezen ze voor de laptop, dan het digibord en dan de smartphone (of andere hulpmiddelen). Leraren weten hoe de verschillende apparaten werken en geven regelmatig opdrachten waarbij een van de apparaten nodig is. 2011-2012: De keuze voor verschillende apparaten is door directie, ICT-coördinator en team gemaakt. De Stamgroepleiders zijn geschoold in de werking en het gebruik van deze apparaten. 2012-2013: Wanneer besloten wordt om meer of andere apparaten aan te schaffen worden leraren geschoold in het gebruik, waarbij ook veel aandacht is voor de didactische inzet van de apparatuur. Leerkrachten stellen hun leerlingen zoveel als mogelijk in de gelegenheid om tijdens het leren met de apparaten te werken Evaluatiemoment; gebruik en nut van de hulpmiddelen. 2013-2014: De werkwijze zoals die in 2012 is ingezet wordt voortgezet, uitgebreid en verdiept. Het team blijft zich scholen en kennis uitwisselen over ‘hun’ toepassingen met de apparaten. 2014-2016: Eindevaluatie; gebruik en nut van de hulpmiddelen, verandering van (visie op) onderwijs en visie op ICT.
Bron: www.kennisnet.nl
Ontwikkeling van mediawijsheid op Jenaplanschool Dolfijn Wat is het doel? Wanneer zijn we
De hele school, zowel team als de kinderen, is mediawijs op het gebied van ICTvaardigheden, het veilig hanteren van het internet en het kritisch omgaan met informatie. Alle stamgroepleiders weten wat goed en veilig internetgebruik is en passen dit zelf Bijlagen – pagina 40
tevreden?
Wie is verantwoordelijk? Wat is het concrete resultaat?
Wanneer is het gerealiseerd?
toe (geven het goede voorbeeld). Stamgroepleiders delen hun ervaringen rond internet gebruik en de toepassing van nieuwe media in hun onderwijs met elkaar (intranet?, google docs?). kinderen halen in groep 6 allemaal hun diploma veilig internet. Er zijn schoolbrede afspraken over internetgebruik. kinderen zijn in staat om informatie en bronnen te beoordelen op betrouwbaarheid. Directie, een eventuele werkgroep, team.
Vanaf groep 6 hebben alle leerlingen een diploma veilig internetten. Tijdens het onderwijs wordt door zowel leerlingen als leerkrachten gebruik gemaakt van nieuwe media. Dit gebruik vertaalt zich in (kritisch) gebruik van informatie en bronnen en het verstandig en verantwoordelijk publiceren en delen van informatie. Er is een schoolbreed beleid en er zijn duidelijke klassenregels. 2013: Er zijn duidelijke afspraken gemaakt over het gebruik van nieuwe media in het onderwijs. 2013 en verder: het schoolbrede beleid is vastgelegd in 2013. De ervaringen van het team worden onderling gedeeld en het gebruik van nieuwe media in het onderwijs wordt hiermee gestimuleerd. Nieuwe vormen van mediagebruik worden regelmatig besproken in het team en beoordeeld op hun mogelijke waarde voor het onderwijs.
Ontwikkeling van externe communicatie Maatschappelijk ondernemen brengt voor onze school nieuwe verantwoordelijkheden met zich mee die tot veranderingen leiden in de communicatieve strategie en de inzet van (nieuwe) communicatiemiddelen. Verantwoording afleggen over de resultaten, rekening houden met interne en externe belanghebbenden, tussentijdse evaluaties,rapportages. Dit alles vraagt extra aandacht voor communicatieve vaardigheden van alle medewerkers in onze organisatie. “Communicatie is de belangrijkste vaardigheid in je leven. Van alle uren dat we niet slapen, brengen we de meeste tijd door met communicatie. We hebben leren lezen en schrijven, we hebben er jaren over gedaan om te leren spreken. Maar hebben we ook leren luisteren?” (Stephen Covey) Nadruk op open communicatie dient als basis voor een dialoog met de belangrijkste belanghebbenden. Door openheid wint onze school vertrouwen bij haar stakeholders, versterkt haar reputatie en bindt ouders en kinderen. Richtlijnen voor informatie en verslaglegging ondersteunen de publieke verantwoording van de school en helpen de interne gang van zaken te structureren, overzichtelijk en inzichtelijk te maken en de communicatie op consistente wijze te ondersteunen. Hantering van richtlijnen is van belang voor de transparantie en bevordert de openheid. Aldus kan publiek geverifieerd worden of en in hoeverre de school zich gedraagt in overeenstemming met haar beleidsdoelstellingen. Inzet van de moderne communicatiemiddelen maakt het mogelijk om nog transparanter onze publieke verantwoording nemen en ook af te leggen: - Gebruik van social media zoals: Twitter, Blogs en schoolsite - You-tube-filmpjes ter ondersteuning - Digitale rapportages - Ouderportal LVS Als richtlijn voor effectieve communicatie geldt dat communicatie tijdig, eerlijk, toegankelijk en consistent is. De komende periode zullen we de bestaande communicatiemiddelen analyseren op bruikbaarheid en effectiviteit en gebruik maken van nieuwe media ( zie ook bijlage 5: Het schoolplan)
Concreet betekent dit: Bijlagen – pagina 41
Wat is het doel?
Via nieuwe media ouders betrekken bij wat er op school gebeurt.
Wanneer zijn we tevreden?
Als blijkt dat ouders beter op de hoogte zijn van wat er in de klas of op school gebeurt. Ze hebben het thuis met hun kinderen over school, bekijken werk van hun kind dat online staat en reageren ook naar de leerkracht toe over wat online staat. Team, stamgroepleider
Wie is verantwoordelijk? Wat is het concrete resultaat? Wanneer is het gerealiseerd?
Elke twee weken een nieuw bericht online, meestal met film- of fotomateriaal. Elke week komen minimaal twee reacties van ouders. In alle groepen wordt dit gedaan. Leerlingen vertellen dat ze met hun ouders over school of de les hebben gepraat. 2013: uitzoeken mogelijkheden, het team, of per bouw, kiest voor één van de toepassingen. Alle leerkrachten krijgen een workshop (zowel knoppencursus als inhoudelijke tips). 2032: stamgroepleiders gaan aan de slag (regelmatige post). 2014: stamgroepleiders blijven posten, evaluatie wordt opgezet. 2014: stamgroepleiders blijven posten, project wordt geëvalueerd en nieuwe doelen gesteld.
Bron: www.kennisnet.nl
Bijlagen – pagina 42
Bijlage 2 Uitwerking onderzoeksmatige cultuur Het is duidelijk dat onderwijsvernieuwing binnen de scholen van Stichting Rijn- en Heuvelland nooit klaar is. In het strategisch beleidsplan 2011-2014 neemt de organisatie en daarmee de scholen zich voor om altijd actief op zoek te blijven naar mogelijkheden om de kinderen nog beter en aanvullender te kunnen bedienen. Daarbij wordt “een ondernemende, onderzoeksmatige houding” aangenomen, “waarbij het analyseren van behaalde resultaten en het daarop ontwikkelen van actieplannen en de evaluatie daarvan centraal staan.” De uitwerking van bovenstaande kan gedaan worden door: Leraren: Het maken van trendanalyses n.a.v. de onderwijsresultaten afkomstig uit de stichting breed afgesproken toetsen uit het verantwoordingskader onderwijscontinuüm. Het maken van trendanalyses n.a.v. de door de individuele scholen gehanteerde methode gebonden toetsen. Directie: Op bouw- en schoolniveau trendanalyses en verbetervoorstellen maken t.a.v. het onderwijsleerproces. Wanneer genoemde voorbeelden van een onderzoeksmatige cultuur uitgevoerd worden, kunnen deze vertaald worden in de volgende resultaten: Algemeen: Verhoging van de leerrendementen Specifiek: Minimaal 3 x per schooljaar een presentatie van de leerresultaten binnen de bouwvergaderingen. Minimaal 2x per schooljaar een presentatie van de leerresultaten binnen de gehele school. Veralgemeniseerde opname van de resultaten van de toetsen uit het verantwoordingskader onderwijscontinuüm in de schoolgids. De school is voor kinderen vanaf groep 7 in staat een ontwikkelingsprofiel met een uitstroomverwachting voor iedere leerling te geven.
Bijlagen – pagina 43
Bijlage 3 Innovatief onderwijsaanbod De ambitie om tot de top vijf van kennissamenlevingen te behoren blijft onverminderd van belang. Dit vraagt een extra inspanning van het onderwijs als kennisinstelling. De snelle maatschappelijke- en technologische ontwikkelingen veranderen de wijze waarop we samen leven en werken drastisch. Dit heeft gevolgen voor het leren in algemeenheid en op school in het bijzonder. Om succesvol samen te werken en te leven in de toekomstige maatschappij zijn andere competenties nodig dan voorheen. Zowel de organisatie als de inhoud en de werkwijze in ons onderwijs staan ter discussie. Zeker ook omdat er meer effectiviteit en rendement gevraagd wordt met minder middelen. Dit uitgangspunt vraagt om een hoge mate van flexibiliteit van de directeur en het team, een openheid naar nieuwe ideeën en durven experimenteren, kortom leren vernieuwen. Innovatie is echter geen doel op zich maar een middel voor verbetering van het onderwijs. Te denken valt aan: Internationalisering; IPC-thema’s in het Engels; Technologische ontwikkelingen implementeren; Systeem doorbrekende samenwerking met het VO; Leren: vrij van tijd en plaats, open, flexibel en resultaat gestuurd. Innoverend denken en op basis van een visie op de toekomst het juiste aanbod genereren is uitgangspunt. In ieder geval helpt een innoverend onderwijsaanbod om het maximale uit de talenten van kinderen te halen en meer aan te sluiten bij de mogelijkheden van kinderen. Teams zullen zelf, uitgaande van een innoverende grondhouding de concrete invulling moeten zoeken, passend bij hun omgeving en doelgroep.
Bijlagen – pagina 44
Bijlage 4 Schoolplan
Schoolplan Datum Versie Hoofdlocatie: Dolfijn Noord Weidestraat 1 3971 CH Driebergen Tel.: 0343 - 513216 Fax: 0343 - 521249
Nevenlocatie: Dolfijn Zuid Jagerspad 7 3972 XL Driebergen Tel.: 0343 - 516372 Fax: 0343- 539854
E-mail:
[email protected] www.obsdolfijn.nl
Postadres: Weidestraat 1 3971 CH Driebergen
Bijlagen – pagina 45
INHOUDSOPGAVE SCHOOLPLAN 1. Inleiding 1.1 Doel en functie van het schoolplan 1.2 Verwijzing naar documenten 1.3 Samenhang met de schoolgids 1.4 Evaluatie van het schoolplan 2. Bestuur 2.1 Organogram van de stichting 2.2 Gegevens van het bestuur 2.3 Visie en missie 2.4 Identiteit 2.5 Externe omgeving 2.6 Medezeggenschap 3. Schoolbeschrijving 3.1 Gegevens van de school 3.2 De leerlingpopulatie 3.3 Personeelsgegevens 3.4 Ouders 3.5 Situering van de school 3.6 Toekomstige ontwikkelingen 4. Onderwijskundig beleid 4.1 Visie van de school 4.2 Missie van de school 4.3 Identiteit en profilering 4.4 Leerstofaanbod 4.5 Leertijd 4.6 Pedagogisch klimaat en schoolklimaat 4.7 Didactisch handelen 4.8 Zorg en begeleiding 4.9 Informatie- en communicatietechnologie ( ICT) 5. Organisatie en beleid binnen de school en communicatie 5.1 Organisatie van de school/communicatie 5.2 School- en klassenorganisatie 5.3 Toelating, verwijzing en verwijdering 5.4 Taakbeleid 5.5 Schooladministratie en procedures 6. Personeelsbeleid 6.1 Personeelsbeleid op schoolniveau en gesprekscyclus 6.2 Professionalisering 6.3 Arbobeleid 7. Kwaliteitsbeleid 7.1 Kwaliteitszorgsysteem op school 7.2 Opbrengsten 7.3 Schematisch overzicht wat betreft methodevervanging 8. Financiën 8.1 Begroting 8.2 Huisvesting 8.3 Sponsoring, subsidies, incidentele bekostiging 8.4 Interne geldstromen Bijlagen – pagina 46
9.
Klachtenregeling
10. Projecten en experimenten 11. Uitwerking beleidsvoornemens 12. Schoolgegevens
Bijlagen – pagina 47
1.
Inleiding
1.1. Doel en functie van het schoolplan Jenaplanschool Dolfijn is wettelijk verplicht om een schoolplan, schoolgids en klachtenregeling te hebben. De inspectie van het Onderwijs controleert de inhoud en toepassing ervan. Het schoolplan verschijnt eens per vier jaar. In het schoolplan is beschreven hoe de school de kwaliteit van het onderwijs garandeert. Aan bod komen onderwijskundig beleid, het personeelsbeleid en de interne kwaliteitszorg. Het schoolplan verwijst naar het schoolondernemingsplan waarin de school verantwoording aflegt aan de interne en externe belanghebbenden over het schoolbeleid. Het schoolplan heeft diverse functies: Presentatie van onze school aan ouders en andere geïnteresseerden. Het biedt een kader voor de interne dialoog over het schoolbeleid (team, directie, bestuur, MR). Het bestuur geeft via het schoolplan sturing op hoofdlijnen aan directie en team en kan op grond daarvan meer op afstand opereren. Basis voor gedetailleerde jaarplanning zowel inhoudelijk als financieel. Verantwoordingsdocument in de richting van de inspectie. Na instemming van de MR stelt het bestuur het schoolplan vast. Ouders worden over de inhoud geïnformeerd door middel van een samenvatting met de meest relevante gegevens. Via de website van de school (www.obsdolfijn.nl) is het integrale schoolplan voor iedereen in te downloaden. Het schoolplan beschrijft de plannen en doelen voor de komende jaren, het wil echter niet zeggen dat gedurende de komende vier jaar geen additionele plannen en ideeën kunnen ontstaan. Bestuur en directie hechten er grote waarde aan om op ieder moment open te staan voor nieuwe ideeën en verandering. 1.2 Samenhang tussen schoolplan, ondernemingsplan, schoolgids en jaarplan Het schoolplan is een verantwoordingsdocument hoe de school zijn kwaliteit garandeert op de onderwerpen onderwijs, personeel en interne kwaliteitszorg voor de komende 4 jaar. De inspectie van Onderwijs controleert de inhoud en toepassing hiervan. Het schoolondernemingsplan legt verantwoording af aan de interne en externe belanghebbende over het schoolbeleid. Het schoolondernemingsplan wordt geconcretiseerd in jaarplannen en jaarbegrotingen. Het schoolplan en schoolondernemingsplan is ook de basis voor het bestuursinformatiesysteem waarmee directie het bestuur informeert over de realisatie van jaarplan en schoolplan. In ons jaarplan beschrijven we in geoperationaliseerde termen (SMART - principes) welke doelstellingen we willen bereiken in het betreffende schooljaar. Er wordt beschreven welke activiteiten we ondernemen om de doelstellingen te realiseren. Er wordt hierbij aangegeven wie betrokken zijn bij de uitvoering en wanneer de activiteiten plaatsvinden. Het jaarplan wordt geëvalueerd in het volgende jaarplan. Met de schoolgids in je hand is het makkelijker om een gesprek aan te gaan over onze visie missie en het functioneren van de school. De schoolgids geeft inzicht in de praktijk van de school. 1.3. Verwijzing naar documenten De strategische visie en beleidskeuze van dit schoolplan zijn gebaseerd op: Stategisch beleidsplan van Stichting Rijn- en Heuvelland Resultaten van methode onafhankelijk toetsten (Cito, SCOL) Schooltevredenheidsonderzoek (januari 2010) Discussie met team, MR, ouders en stakeholders, Onderwijs- en begeleidingsplan (voorheen zorgplan) Team ambitieplan (TAP) Schoolondernemingsplan (SOP) Handboek communicatie met ouders Dolfijn Profileringsplan Dolfijn Veiligheidsprotocol Rouwprotocol, pestprotocol In het schoolondernemingsplan staan voor aankomende 4 jaar 2012-2016 onze ambities genoemd. Voor verdere informatie verwijs ik u naar dit plan. Bijlagen – pagina 48
de school is een relatief autonome coöperatieve organisatie van betrokkenen. Ze wordt door de maatschappij beïnvloed en heeft er zelf invloed op. 1.4. Evaluatie van het schoolplan
Het schoolplan is besproken met de MR en het team. De MR heeft ermee ingestemd. Dit schoolplan is vastgesteld door het bestuur. Bij het evalueren van de jaarplanning zal telkens het betreffende hoofdstuk 11 van het schoolplan bijgesteld worden met instemming van de MR. Uitgebreide beschrijving van hoofdstuk 11 is te vinden in het schoolondernemingsplan. Evaluatiegegevens die bij het opstellen van het volgende plan pas verwerkt zullen worden, zullen als aantekening bij de betreffende hoofdstukken en paragrafen worden genoteerd.
Bijlagen – pagina 49
2.
Bestuur Organogram van de stichting Rijn en Heuvelland
Raad van Toezicht
College van Bestuur GMR
Bedrijfsbureau Directorium Adviserend overleg
Schooldirecteur
integrale schooldirecteuren ('Directorium')
MR Schoolteam
Bijlagen – pagina 50
1.6. Gegevens van het bestuur Zie schoolondernemingsplan 1.7. Visie en missie Voor visie en missie en de daarbij genoemde ambities verwijs ik naar het strategisch beleidsplan wanneer het gaat om visie en missie van de Stichting Rijn- en Heuvelland. Daar waar het gaat om visie en missie van Jenaplanschool Dolfijn verwijs ik u naar het schoolondernemingsplan 1.8. Identiteit Dolfijn is een openbare Jenaplanschool. Wij vinden dat kinderen moeten kunnen opgroeien in een leef- en werkgemeenschap (de school) die lijkt op de maatschappij, waarvan zij later deel uit gaan maken. Een openbare school is een ontmoetingsplaats waar iedereen welkom is, ongeacht maatschappelijke, culturele en levensbeschouwelijke achtergrond. Openbaar onderwijs stimuleert de kinderen tot verdraagzaamheid en eerbied voor meningen van anderen. In dit openbaar onderwijs zijn alle kinderen gelijkwaardig: niet apart, maar samen naar school. Kernwaarden openbaar onderwijs • Iedereen welkom De openbare school staat open voor alle kinderen, ongeacht hun levensovertuiging, godsdienst, politieke gezindheid, afkomst, geslacht of seksuele geaardheid. • Iedereen benoembaar Benoembaarheid op de openbare school staat open voor iedereen, ongeacht levensovertuiging, godsdienst, politieke gezindheid, afkomst, geslacht of seksuele geaardheid. • Wederzijds respect De openbare school houdt rekening met en gaat uit van wederzijds respect voor de levensbeschouwing of godsdienst van alle kinderen, ouders en personeelsleden. • Waarden en normen De openbare school besteedt actief aandacht aan uiteenlopende levensbeschouwelijke, godsdienstige en maatschappelijke waarden. • Van en voor de samenleving De openbare school is van en voor de samenleving en betrekt kinderen, ouders en personeelsleden actief bij de besluitvorming over doelstellingen en werkomstandigheden en stemt af met externe betrokkenen en belanghebbenden. Elk mens wordt steeds als totale persoon erkend en waar mogelijk ook zo benaderd en aangesproken Elk mens wordt als een cultuurdrager en vernieuwer erkend en waar mogelijk ook zo benaderd en aangesproken 2.5 Externe omgeving Zie schoolondernemingsplan 2.6 Medezeggenschap Jenaplanschool Dolfijn kent een Medezeggenschapsraad bestaande uit 4 ouders en 4 teamleden. Er wordt 1 keer per maand vergaderd. Voor verdere toelichting verwijs ik naar medezeggenschapsstatuut. Bijlagen – pagina 51
3.
Schoolbeschrijving
3.1 Gegevens van de school Naam: Jenaplanschool Dolfijn . Adres: Hoofdlocatie: Weidestraat 1 Nevenlocatie: Jagerspad 7 Plaats: 3971 CH Driebergen 3971 XL Driebergen Tel: 0343-513216 0343-516372 Web site: www.obsdolfijn.nl Info:
[email protected] Directeur: Gina Mimpen Teamsamenstelling: 20 vrouwelijke en 2 mannelijke teamleden Signatuur: Bestuur: Web site: College van Bestuur:
Openbaar Primair Onderwijs St. Openbaar Onderwijs Stichting Rijn- en Heuvelland www.Stichting Rijn-heuvelland.nl L.W. de Wit
Jenaplanschool Dolfijn is een openbare Jenaplan basisschool op algemene grondslag die toegankelijk is voor iedereen, ongeacht levensbeschouwing. In een prettig leef- en werksfeer verzorgt een enthousiast team een programma van vier tot twaalfjarigen. Er wordt lesgegeven volgens de Jenaplanrichtlijnen. De school hanteert een continurooster. Jenaplanschool Dolfijn is een school in beweging, die aansluiting zoekt met nieuwe onderwijskundige en maatschappelijke ontwikkelingen. Jenaplanschool Dolfijn schept een sfeer op school waar iedereen zich thuis voelt. Het is de taak van school om, in sfeer van vertrouwen, de kennis en achtergrond die de kinderen zelf meebrengen als uitgangspunt voor het leren en het leven te gebruiken. Het kind moet uitgedaagd worden tot leren in een veilige omgeving. Daarbij spelen sociale contacten een grote rol. Daar besteden we op Jenaplanschool Dolfijn veel aandacht aan. Ook is het opvoeden tot zelfstandigheid een taak van onze school. Op Jenaplanschool Dolfijn staat het kind centraal en er wordt veel aandacht besteed aan zijn relaties met de groep en de omgeving (het kind in relatie met zichzelf, de ander en de omgeving). Kinderen verschillen in behoefte en in hun mogelijkheden. Daarop wordt in de begeleiding zoveel mogelijk aangesloten. Naast de leerlijn met de gebruikelijke leerstof wordt extra verdiepende of juist mee eenvoudige leerstof aangeboden. De sfeer en de werkwijze op Jenaplanschool Dolfijn is erop gericht de ontwikkeling van zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid van de kinderen te bevorderen. Het team zorgt ervoor steeds beschikbaar te zijn voor de kinderen en open te staan voor hen. De stamgroepleiders tonen belangstelling in werk, spel, viering en kring. mensen moeten werken aan een samenleving die ieders unieke en onvervangbare waarde respecteert Op Jenaplanschool Dolfijn zijn de 20 basisprincipes van het Jenaplan de basis van het onderwijs. Met ons onderwijs komen we tegemoet aan de basisbehoeften zoals Peter Petersen die geformuleerd heeft. Behoefte aan geestelijke en lichamelijke beweging Behoefte aan begeleiding: het ontvangen van veiligheid en geborgenheid De behoefte anderen op te zoeken, samen dingen te ondernemen en verantwoordelijkheid te dragen De behoefte om zelf iemand te worden, serieus genomen te worden De behoefte om zelfstandig actief te zijn in je eigen tempo op je eigen niveau op je eigen manier
Bijlagen – pagina 52
Samenwerking Dolfijn participeert in diverse vormen van overleg. Als Jenaplanschool is Dolfijn aangesloten bij de Nederlandse Jenaplanvereniging (NJPV). De directie maakt deel uit van een directieoverleg voor het openbaar primair onderwijs van de Stichting Rijn- en Heuvelland. In dit managementteam waarin alle directeuren van het openbaar primair onderwijs en speciaal basisonderwijs van de Stichting zitting hebben, worden afspraken gemaakt over huisvesting, personeelsbeleid en financieel beheer. Dit overleg staat onder leiding van de College van Bestuur. De directie maakt ook deel uit van het directie overleg Driebergen (DOD). Waarin de directeuren van de basisscholen uit Driebergen elkaar ontmoeten om afspraken te maken over activiteiten, kinderen, onderwijsaanbod en doorstroom van kinderen. Regelmatig is de wethouder onderwijs van de Utrechtse Heuvelrug hier ook bij betrokken. Jaarlijks sluit de directie van Dolfijn een samenwerkingscontract af met een onderwijsbegeleidingsdienst. Dit contract betreft zowel ondersteuning van de directie inzake ontwikkeling van nieuw beleid als ondersteuning en begeleiding van de kinderen die extra aandacht nodig hebben In het kader van Weer Samen Naar School (het samenwerkingsverband Zorg Gebundeld) vindt intensief contact plaats met buurtscholen en scholen voor speciaal onderwijs. Gezamenlijk worden afspraken gemaakt over de opvang en de begeleiding van kinderen die extra zorg behoeven teneinde te bewerkstelligen dat alle kinderen zo goed mogelijk in het basisonderwijs begeleid worden Tenslotte werkt Dolfijn samen met Boswerf, het milieu-educatief centrum, en Kunst Centraal. Elk jaar wordt op basis van het aanbod van beide instanties een keuze gemaakt Buiten- en tussenschoolse opvang De school beschikt over een eigen buitenschoolse opvang “Be-fijn”, die verzorgd wordt door de Stichting Fibou. Deze stichting verzorgt eveneens de tussenschoolse opvang. Uit de behoeftepeiling van ouders is gebleken dat er nauwelijks behoefte is voor voorschoolse opvang. De kracht in samenwerking tussen Fibou en Dolfijn zit in dezelfde pedagogische visie uitdragen. Voor kinderen is er in aanpak weinig verschil. Onze ambitie voor de komende jaren is een uitbreiding in dagarrangementen waarin we steeds meer samen willen groeien tot 1 kindcentra. Voor uitwerking van deze ambitie verwijs ik naar schoolondernemingsplan. . 3.4 Kinderen Elke mens heeft het recht een eigen identiteit te ontwikkelen. Deze wordt zoveel mogelijk gekenmerkt door: zelfstandigheid, kritisch bewustzijn, creativiteit en gerichtheid op sociale rechtvaardigheid. Daarbij mogen ras, nationaliteit, geslacht, seksuele gerichtheid, sociaal milieu, religie, levensbeschouwing of handicap geen verschil maken. Onze populatie kent een grote groep van hoogopgeleide ouders. Er is een kleine groep allochtone kinderen vanuit de aangrenzende wijk op locatie Zuid. Door bij de aanname rekening te houden met de afkomst van de kinderen, is het mogelijk dat allochtone, taalzwakke kinderen over beide locaties te verspreiden. Binnen Driebergen is middels een convenant afgesproken om te streven naar maximaal 20% allochtone leerlingen per school. Het huidig schooljaar (2010-2011) kent onze school 8 leerlingen met een gewicht van 0,3 en 4 kinderen van 1,2. Op onze schoolpopulatie is dat ongeveer 4%. Kinderen op Dolfijn worden op leeftijd aangepaste wijze betrokken bij de groepsafspraken. Er is een leerlingenraad die bestaat uit leerlingen van de bovenbouw. Directie raadpleegt de leerlingenraad over bepaalde zaken (nieuwe methode), daarnaast geeft leerlingenraad ons ook advies. Bij kinderen die groep 8 verlaten hebben we een verlaters enquête. Zo blijven we op de hoogte van wat we goed doen en wat we kunnen verbeteren.
Bijlagen – pagina 53
3.3 Medewerkers/team Stamgroepleiders op Jenaplanschool Dolfijn kiezen voor het werken op een Jenaplanschool; zij zijn zich bewust van de basisbehoefte van kinderen en onderschrijven die van harte. Zij zijn gemotiveerd en vormen gezamenlijk een goed samenwerkend, actief en enthousiast team. De onderlinge sfeer is uitstekend, wat uit de tevredenheidsonderzoeken onder stamgroepleiders en ouders ook blijkt. Het schoolteam en individuele teamleden ontwikkelen zich voortdurend en staan open voor veranderingen en ontwikkelingen.
Teamleden zien in dat ze van elkaar kunnen leren en willen dit ook. Ze zien zichzelf ook als een stamgroep. Ze maken gebruik van elkaars kwaliteiten. Voor vakgebieden gym is een vakleerkracht aanwezig. Om de kwaliteit van het onderwijs te waarborgen en de werkdruk van stamgroepleiders niet onnodig te vergroten is het nodig dat er voldoende voorzieningen zijn om een afwezige stamgroepleider te vervangen. We hebben daarvoor een afspraken gemaakt. Om de visie van onze school waar te maken is het nodig dat alle medewerkers van de school samen werken en zich verbonden met elkaar voelen. Daarom worden activiteiten georganiseerd om van alle medewerkers samen één team te maken.
Per jaar worden onze teamambities beschreven in ons teamambitieplan. Het team bestaat uit 19 stamgroepleiders waarvan er 2 mannelijk zijn. We hebben 1 interne begeleidster en 1 directeur. Andere medewerkers zijn de administratieve medewerkster en de conciërge. Zij dragen door hun inzet op een positieve manier bij aan de eenheid en kwaliteit van het team. 3.4 Ouders Ouders maken deel uit van de school. Hun inbreng en betrokkenheid is groot. Op veel manieren zetten ouders zich in. De school wil voor ouders laagdrempelig zijn, opdat voor iedereen duidelijk is wat er gebeurt door wie en waarvoor. Om te waarborgen dat klachten van ouders altijd serieus genomen worden, heeft het bestuur een klachtenregeling samengesteld. De MR heeft instemmings of adviesrecht. Ouders zijn bereid hun deskundigheid in te zetten en spelen ook op andere terreinen een grote en betrokken rol. Ouderraad De ouderraad is op Dolfijn verdeeld in verschillende werkgroepen waardoor er een slapende ouderraad is ontstaan. Ouderraad komt 1 tot 2 keer per jaar bijeen om financiën door te spreken en zodoende ook in verbinding blijven met de penningmeester die elk jaar oudergelden int. De werkgroepen bestaan ten minste uit 1 teamleden en enkele ouders. De voorzitter is altijd een ouder. Een teamlid zit als schakel tussen commissie en team. De werkgroepen werken aan hand van draaiboeken. De directeur bewaakt de kwaliteit van de uitvoering. De commissie op Dolfijn zijn: - Decogroep - Bibliotheek en documentatie - Feestcommissie - Sportcommissie - Schoolkrant - Weidemarkt - Pasen en Kerstviering Medezeggenschapsraad De MR bestaat uit 8 leden. Vier ouders en 4 teamleden. De bevoegdheden, de inspraak- en adviesrechten staan beschreven in het MR regelement.
Bijlagen – pagina 54
3.7 Situering van de school Gebouw De school bestaat uit twee locaties: locatie Nood en locatie Zuid. Deze zijn gelegen aan weerszijden van de Hoofdstraat in Driebergen. Ons schoolgebouw is uitnodigend ingericht, waarin inbreng van kinderen zichtbaar is. De lokalen bieden mogelijkheden om in verschillende groeperingsvormen onderwijs te geven kring, groepen en groepjes). t voor het werken met groepjes. Op locatie Zuid is er een aparte ruimte ingericht voor handvaardigheid. Op beide locatie is er een keuken waar regelmatig door kinderen gekookt wordt. Locatie Noord is gehuisvest in een ruim schoolgebouw in het centrum van Driebergen. Deze locatie heeft tien leslokalen, een bibliotheek, een ruimte voor buitenschoolse opvang, een gemeenschapsruimte en een, naast de school gelegen, gymzaal. De locatie wordt bezocht door ± 210 kinderen die door ± 12 stamgroepleiders worden begeleid.
Locatie Zuid
In een groene omgeving ligt locatie Zuid. Deze locatie beschikt over vijf lokalen, een ruimte voor buitenschoolse opvang en een gemeenschapsruimte annex kleutergymlokaal. Hier gaan ±60 kinderen naar school. Zeven stamgroepleiders verzorgen de begeleiding. Locatie Noord
Bij plaatsing van uw kind wordt gekeken naar postcode. U mag uw voorkeur opgeven. De beslissing ligt bij de directie. Het gebouw van locatie Zuid staat op de rol om nieuwbouw te plegen. 3.6 Toekomstige ontwikkelingen Zie schoolondernemingsplan
Bijlagen – pagina 55
4. Onderwijskundig beleid 4.1 Visie van school Dolfijn werkt volgens de uitgangspunten van het Jenaplan . Dit schoolmodel werd in de jaren twintig door de Duitse opvoedkundige Peter Petersen in de stad Jena ontwikkeld . Van de school wilde hij een echte leef- en werkgemeenschap maken . De persoonlijke ontwikkeling van het kind stond voor hem voorop . Op Dolfijn werken allen (kinderen, ouders en teamleden) samen aan een prettig leef- en werkklimaat . Iedereen heeft hierin zijn eigen taak . We kiezen op Dolfijn voor groepen, waarin verschillende leeftijden zitten . Door het leeftijdsverschil in deze zo genoemde stamgroepen leren kinderen op een natuurlijke manier om te helpen, maar ook om geholpen te worden . Peter Petersen, de grondlegger van het Jenaplanonderwijs, stelde de volgende eigenschappen centraal: zelfstandigheid, verantwoordelijkheid, respect, socialiteit en creativiteit . Een kind is zelfstandig als het zonder hulp van volwassenen een doel kan bereiken . Van jongs af aan leren de kinderen op Dolfijn zich doelen te stellen en leren ze deze zelfstandig te bereiken . Op school proberen we de kinderen zoveel mogelijk verantwoordelijkheid te laten dragen voor hun leren en hun handelen . Het werken met dag- en weektaken is hiervan een duidelijk voorbeeld . Over de regels die op school gelden, praten ook de kinderen mee . Vaak komen die regels voort uit hun wensen of ideeën . Een van de doelen is het leren van respect . Respect voor jezelf, maar ook respect voor de ander en voor de omgeving . Socialiteit is de vaardigheid om met andere mensen samen te leven en zich om andere mensen te bekommeren . We schenken daarom veel aandacht aan de sociale ontwikkeling van de kinderen . Jenaplanschool Dolfijn stimuleert de kinderen zoveel mogelijk met eigen ideeën en oplossingen te komen om problemen van allerlei aard aan te pakken . We noemen dit creatief denken . Stamgroepen Kenmerkend voor een Jenaplanschool is de stamgroep . We werken op Dolfijn met stamgroepen, waarin kinderen van verschillende leeftijden bij elkaar zitten . In de onderbouwgroepen zitten de kinderen van groep 1 en 2; in de middenbouwgroepen de kinderen van groep 3, 4 en 5 en in de bovenbouw de kinderen van groep 6, 7 en 8 . Een stamgroep is een natuurlijke manier van groeperen, het lijkt op een gezin of speelgroep op straat, waarbij ook oudere kinderen met jongere kinderen spelen . De kinderen in een stamgroep hebben een leeftijdsverschil van twee tot drie jaar . De kinderen verschillen in belangstelling, aanleg en vorderingen . Hierdoor kunnen ze elkaar positief beïnvloeden . Ze kunnen beter samenwerken en elkaar helpen . Binnen een stamgroep kun je niet verwachten dat kinderen dezelfde vorderingen maken, daardoor bestaat er minder wedijver en accepteren ze verschillen gemakkelijker . Voordelen van stamgroepen: Elk jaar vindt er binnen de stamgroep doorstroming plaats . In het eerste jaar in een stamgroep ben je de jongste van de groep . Je bent dan wat afhankelijker van de oudere kinderen . Daarna word je de middelste en tot slot de oudste van een groep . Als je oudste van een groep bent, draag je meer verantwoordelijkheid . Een kind blijft dus in principe twee tot drie jaar in dezelfde stamgroep . Dit geeft de stamgroepsleidster de mogelijkheid de kinderen beter te leren kennen en te begeleiden . Omdat elk jaar een derde deel van de stamgroep nieuw is, kan de groepsleider de nieuwe kinderen meer aandacht geven . Bovendien kan die jongste groep gemakkelijk door de andere kinderen opgevangen worden . Zo worden de bestaande regels en afspraken voor de jonge kinderen duidelijk en leren de oudere kinderen verantwoordelijkheid te dragen . Bij het samenstellen van de stamgroepen houden we o .a . rekening met de verdeling van jongens en meisjes, broertjes en zusjes en vriendjes en vriendinnetjes. Daarnaast is het ook van belang dat het aantal kinderen met speciale behoeften evenredig over de verschillende groepen verdeeld wordt . Ouders van kinderen uit de onderbouw kunnen hun voorkeur kenbaar maken, ruim voordat het team met de indeling aan de slag gaat, wordt aan betrokken ouders gevraagd waar we rekening mee moeten houden . De uiteindelijke groepssamenstelling wordt door het team vastgesteld .
Bijlagen – pagina 56
De basisprincipes Dolfijn is aangesloten bij de Nederlandse Jenaplan Vereniging (www.Jenaplan.nl) . Het onderschrijven van de 20 basisprincipes vormt de voorwaarde om lid van deze vereniging te mogen worden . Er zijn vijf uitspraken die aangeven wat de visie op de mens is in de Jenaplanschool . Vijf basisprincipes vertellen meer over de visie op de maatschappij en er zijn tien uitspraken die de visie op het onderwijs weergeven . Deze twintig uitspraken zijn in het schoolplan van Dolfijn opgenomen . Kwaliteitskenmerken De zes kwaliteitskenmerken Jenaplan vormen een ander „instrument‟ om de uitgangspunten van ons onderwijs op de school te toetsen . In het hoofdstuk 7.2 over de resultaten van het onderwijs hebben we onder Kwaliteitszorg deze kenmerken uitgewerkt . Kernkwaliteiten Jenaplan In 2008 heeft de Nederlandse Jenaplan Vereniging een denktank geformeerd die opdracht heeft gekregen om op zoek te gaan naar de essenties van het Jenaplanconcept in dehuidige tijd: Wat onderscheidt Jenaplanscholen van andere (vernieuwings)scholen? Om lid te worden van de NJPV was het tot nu toe voldoende dat een school in de schoolgids aangaf dat er conform de twintig basisprincipes wordt gewerkt. Uiteraard heeft iedere school daar - gezien de specifieke situatie - een eigen invulling aan gegeven. Datgeldt ook voor de zes kwaliteitscriteria (Jenaplan in de 21e eeuw). De vrijheid om eeneigen vorm te kiezen op grond van de basisprincipes en kwaliteitscriteria blijftgehandhaafd. Daarnaast bestaat er in toenemende mate bij de NJPV en bij Jenaplanscholen behoefte om gezamenlijke en concrete kenmerken van het Jenaplanonderwijs te benoemen. Een denktank van mensen uit het veld heeft zich vervolgens als doel gesteld om, naast debasisprincipes en de kwaliteitscriteria, een aantal specifieke, concrete en onderscheidendekenmerken van Jenaplanscholen te formuleren. Om zowel vanuit de praktijk als de opleiding inbreng te hebben, maakten stamgroepleiders, directeuren en opleiders deel uit van de denktank. De denktank formuleerde dat relaties de essentie van het Jenaplanonderwijs zijn, te weten: relatie met jezelf, met de ander en het andere en met de wereld om je heen. Zo kwamen zij tot twaalf kernkwaliteiten, waarvan de denktank vindt dat alle Jenaplanscholen, als zij een erkende Jenaplanschool willen zijn en zich willen onderscheiden van andere (vernieuwings)scholen, deze moeten erkennen, onderschrijvenen in de praktijk vormgeven. De Jenaplankernkwaliteiten Het Jenaplanconcept is een concept, waarin relaties centraal staan. Om het belang van deze relaties in het Jenaplanonderwijs te tonen, zijn er twaalf kernkwaliteiten geformuleerd. Een Jenaplanschool richt de omgeving zodanig in, dat deze kwaliteiten gerealiseerd worden. 1. Relatie van het kind met zichzelf 1.1.Kinderen leren kwaliteiten/uitdagingen te benoemen en in te zetten, zodanig dat zij zich competent kunnen voelen. 1.2.Kinderen leren zelf verantwoordelijkheid te dragen voor wat zij willen en moeten leren, wanneer zij uitleg nodig hebben en hoe zij een plan moeten maken. 1.3.Kinderen worden beoordeeld op de eigen vooruitgang in ontwikkeling. 1.4.Kinderen leren te reflecteren op hun ontwikkeling en daarover met anderen in gesprek te gaan. 2. Relatie van het kind met de ander en het andere 2.1.Kinderen ontwikkelen zich in een leeftijdsheterogene stamgroep. 2.2.Kinderen leren samen te werken, hulp geven en ontvangen met andere kinderen en daarover te reflecteren. 2.3.Kinderen leren verantwoordelijkheid te nemen en mee te beslissen over het harmonieus samenleven in de stamgroep en school, opdat iedereen tot zijn recht komt en welbevinden kan ervaren 3. Relatie van het kind met de wereld 3.1.Kinderen leren dat wat ze doen er toe doet en leren in levensechte situaties. 3.2.Kinderen leren zorg te dragen voor de omgeving. Bijlagen – pagina 57
3.3 Kinderen passen binnen wereldoriëntatie de inhoud van het schoolaanbod toe om de wereld te leren kennen. 3.4.Kinderen leren spelend, werkend, sprekend en vierend volgens een ritmisch dagplan. 3.5.Kinderen leren initiatieven te nemen vanuit hun eigen interesses en vragen. In de periode 2011-2016 werken Jenaplanscholen aan de uitwerking van bovengenoemde Jenaplankernkwaliteiten in school-en regioverband. Scholen, die hiervan werk maken, ontvangen een erkenningsbord van de NJPV. Op de website zal het overzicht Jenaplanscholen in Nederland bestaan uit erkende Jenaplanscholen. Scholen, die de erkenningsronde niet volgen, kunnen wel gewoon lid blijven van de NJPV. Bij de uitwerking van de Jenaplankernkwaliteiten is het van belang, dat de concretiseringen zodanig zijn, dat bezoekers bij wijze van spreken de uitwerking kunnen ervaren, zien. 4.2 Missie van Jenaplanschool Dolfijn De missie van Jenaplanschool Dolfijn beschrijft datgene wat de Jenaplanschool wil zijn, wat de kern van haar bestaan is en waarin zij zich onderscheidt van andere scholen. Jenaplanschool Dolfijn is een school waar je elke dag, samen met andere, kunt werken aan je talenten, leren om trots te zijn op wat je bereikt zodat je sterke de wereld in kan. Kinderen worden in de gelegenheid gesteld om, daar waar mogelijk, actief en onderzoekend bezig te zijn, zelfontdekkend door middel van interactie met de omgeving vorm te geven aan hun ontwikkeling. Zelf leren leren, leren kiezen en beslissen, meer verantwoordelijkheid nemen, zelfstandig werken, assertief gedachten leren verwoorden, samen leven en werken vinden wij belangrijke leerprocessen voor kinderen. Als je die kunt combineren met steeds meer uitdagende leerstof en met de motivatie om graag naar school te gaan, gaje na acht schooljaren goed toegerust naar het voorgezet onderwijs. We vinden het belangrijk dat „onze‟ kinderen zelfbewuste mensen worden die uiteenlopende uitdagingen vormgeven en oplossen. Kortom
Jenaplanschool Dolfijn is een school die: Uitgaat van unieke van het kind: Uitgaat van het kind als sociaal wezen, dat met elkaar praat, werkt, speelt en viert: Het kind leert omgaan met een zo groot mogelijke zelfstandigheid en verantwoordelijkheid: Een uitdagende functionele leef- en werkomgeving schept in een sfeer van veiligheid en geborgenheid: Streeft naar een leef- en werkgemeenschap waarin respect voor jezelf, respect voor anderen centraal staan
MISSIE: In relatie met jezelf, met de ander en met de wereld leer je verantwoordelijk te zijn voor je inbreng in de kring, je werk, tijdens spel en viering. Leer het zelf te doen.! We begeleiden kinderen naar een zelfstandigheid die hen in staat stelt problemen te onderzoeken en wegen tot duurzame oplossing te vinden In de school hebben de volwassenen de taak de uitspraken over mens en samenleving tot (ped)agogisch uitgangspunt voor hun handelen te maken Het onderwijs op onze Jenaplanschool heeft als doel het kind mede op te voeden tot een creatieve, kritische en sociale wereldburger
4.3 Identiteit en profilering Zie profileringsplan opgesteld in 2011 4. 4 Leerstofaanbod isen die de overheid stelt (kerndoelen van 2006) en die door de inspectie worden getoetst. Daarnaast streven we er zoveel mogelijk naar om onderwijs op maat te geven: het onderwijs dat het beste past bij het kind.
Bijlagen – pagina 58
stamgroepleider (en het kind) moet duidelijk zijn wat het doel van een activiteit is. Het motiveert kinderen wanneer ze weten waarom ze iets moeten doen. Het geeft stamgroepleiders inzicht in wat een kind al wel en nog niet kan en weet, en waaraan het dus niet meer of juist nog wel aan moet werken. De onderwijsmethoden zijn hiermee geen doel op zich, maar een middel om onderwijsdoelen te behalen. Vooral in het blokuur bieden we kinderen keuzeactiviteiten aan, die rekening houden met ieders kwaliteiten. We gaan hierbij uit van het principe van meervoudige intelligentie. Bij de verwerking van projecten voor wereldoriëntatie (IPC) houden we er rekening mee dat er verschillende soorten opdrachten zijn.
In school wordt de leerstof zowel ontleend aan de leef- en belevingswereld van de kinderen als aan de cultuurgoederen die de maatschappij als belangrijke middelen worden beschouwd voor de hier geschetste ontwikkeling van persoon en samenleving. Bij ons onderwijsaanbod en bij de keuze van methoden letten we erop dat er verschillende verwerkingsmogelijkheden en uiteenlopende leerstrategieën aangeboden worden. ngeboden, waarbij ruimte is voor afstemming op de actualiteit en de inbreng van kinderen. zelfstandig en samen te werken. De doelen helder beschreven zijn waarmee we de ontwikkeling van het kind leidend laten zijn en niet de methode Doorgaande leerlijn is Leerstof voorziet in het gebruik leren maken van ICT o op individueel niveau: capaciteiten van kinderen optimaal ontwikkelen o op schoolniveau: gemiddeld landelijk niveau van schoolgroep waarin CITO de Dolfijn indeelt. Vormgeving van het onderwijs In de school wordt het onderwijs vorm gegeven door een ritmische afwisseling van de basisactiviteiten gesprek, spel, werk en viering In de school vindt overwegend heterogene groepering van kinderen plaats, naar leeftijd en ontwikkelingsniveau, om het leren van en zorgen voor elkaar te stimuleren.
De kinderen werken op Dolfijn in driejarige heterogene groepen. Als richtlijn willen we de groepen niet groter dan 30 kinderen maken. De stamgroepleiders werken nauw samen met hun collega‟s in de bouw; de aansluitende bouwen stemmen hun onderwijs op elkaar af. We werken met een ritmisch dag- en weekrooster,waarin verschillende soorten activiteiten elkaar afwisselen (cognitieve, wereldoriënterende, creatieve en bewegende activiteiten afwisselend in dagelijks rooster). We streven ernaar de omgeving bij ons onderwijs te betrekken. Om kinderen meer hun eigen leerweg te kunnen laten bepalen, waarmee we tegemoet komen aan verschillen, hebben kinderen zoveel mogelijk toegang tot verschillende leermiddelen en materialen. Elke groep heeft „blokuur‟: een activiteit die gevarieerd, gedifferentieerd en uitdagend van opgezet en ingericht is en die kinderen mogelijkheden biedt hun kwaliteiten te ontplooien. In het verslag gaan we bij de beoordeling van opvoedingsdoelen (zoals sociale en emotionele ontwikkeling, zelfstandig weken, samenwerken, creativiteit) uit van de eigen observaties aangevuld door methodiek SCOL.
Bijlagen – pagina 59
Bij de beoordeling van leerstofgerichte doelen, zoals (begrijpend) lezen, taal en rekenen) hanteren we naast onze eigen observaties de CITO In de school vinden gedrags- en prestatiebeoordeling van een kind zoveel mogelijk plaats vanuit de eigen ontwikkelingsgeschiedenis van het kind en in samenspraak met hem.
Methode Technisch lezen
Omschrijving Het woord “leeslijn” geeft aan dat erin het leren lezen sprake is van een ontwikkelingslijn. Bij het leren lezen zijn ontwikkelingsfasen (leesfasen) te onderscheiden:
Vervanging 2018
Voorbereidend lezen: Leesfase 1 Kennismaken met geschreven taal Leesfase 2 Ervaring opdoen met geschreven taal Leesfase 3 Met hulp geschreven taal gebruiken Aanvankelijk lezen: Leesfase 4 zelf woorden maken en lezen Leesfase 5 steeds moeilijker worden lezen (avi 1 t/m 4)
Begrijpend lezen Schrijven
Taal
Spelling Engels
Rekenen
Wereldorëntatie Expressie
Voortgezet lezen: Leesfase 6 steeds moeilijkere zinnen lezen (avi 5 t/m 7) Leesfase 7 leren voorlezen (avi 8 en 9) Nieuwsbegrip voor de groepen 6 t/m 8 Goed Gelezen voor groep 4 en 5 Leeslijn voor groep 3 Vanaf groep 3 werken wij met methode “Handschrift”. Via deze methode leert het kind de juiste letters en cijfers schrijven in een verbonden handschrift. De school verstrekt het eerste schrijfmateriaal: potlood en een vulpen. We maken onderscheid tussen mondeling en schriftelijke taalgebruik. Bij mondeling is er veel aandacht voor het leren praten met elkaar, naar elkaar luisteren, en communiceren. Ook her onder woorden brengen van een eigen mening wordt geleerd. Bij schriftelijk taalgebruik denken we aan het schriftelijk kunnen verwoorden van gedachten, het correct omgaan met zinbouw en woordbouw en woordenschat. Op dit moment werken we nog met Taaltijd. Deze methode zal in augustus 2011 worden vervangen. Taaljournaal Vanaf groep 6 krijgen de leerlingen wekelijks les in de Engelse taal. Daarbij ligt nadruk op spreken en luisteren. Wij werken met de methode “let‟s do it” In onze ambities voor de komende jaren willen we engels vanaf de onderbouw gaan geven. Daarvoor is het nodig om een nieuwe methode aan te schaffen. Wij gebruiken sinds schooljaar 2010 de nieuwe rekenmethode “Alles Telt”
IPC Kinderen ontwikkelen zich niet alleen cognitief. Daarom is het
Goed gelezen wordt vervangen 2013
2011
2011 2012 start Early Bird.
2018
2017 Bijlagen – pagina 60
heel belangrijk ook andere ontwikkelgebieden ruimschoots aandacht te geven. Techniek
Natuur Topografie Geschiedenis Burgerschap en integratie groepen Gezond en redzaam gedrag, Sociaal emotioneel Geestelijke stromingen Gymnastiek
Ter ondersteuning gebruiken wij de methode “moet je doen” In de onderbouw en middenbouw groepen vindt men bouw en constructiematerialen zoals duplo, lego, k‟nex en meccano. Het onderdeel tecnniek vindt voor de groepen 3 tot en met 8 ook terug in IPC. Tuintjes…. Bosatlas met werkboeken IPC Canon Dit onderdeel zit verweven in ons onderwijs. SOEMO kaarten KIJK op sociale competenties Kleuterplein Pesttest (groep 6 t/m 8) Sociogram (groep 6 t/m 8) Zelf ontworpen lessen door externe stamgroepleider gegeven. In IPC zit dit onderdeel ook. Door het tot stand komen van de combinatiefunctionaris heeft Dolfijn een combinatiefunctionaris in huis rondlopen die ook onze gymlessen verzorgt.
Aangezien er tussen kinderen grote verschillen bestaan, is niet elke methode voor elk kind even geschikt. Daar waar noodzakelijk worden (delen van) methodes aangeschaft om aan de specifieke behoefte van deze kinderen te kunnen voorzien. De laatste jaren tracht Jenaplanschool Dolfijn ook specifieke materialen aan te schaffen voor kinderen die extra moeite hebben om zich bepaalde leerstofonderdelen eigen te maken of materialen voor hoogbegaafde kinderen. Zo zijn Spelling in de lift, Maatwerk, Somplex, Ralfilezen, Kurzweil, Spaans, Bolleboos aangeschaft. Op sociaal emotioneel gebied gebruiken wij SOEMO kaarten.
Bijlagen – pagina 61
4.6
Leertijd
De onderwijstijd voldoet aan de volgende normen voldoen:
Groep/ Vak Gr.1 / 2 Gr.3 / 4 Gr.5 / 6 Gr.7 / 8
Leerlingen krijgen over 8 achtereenvolgende jaren in totaal 7520 uur onderwijs. Vroeger mocht een schooldag niet langer dan 5,5 uur duren. Dat mag nu wel. Scholen moeten wel zorgen voor een evenwichtige verdeling van activiteiten over de dag. Scholen mogen ervoor kiezen om leerlingen in alle schooljaren evenveel urenonderwijs te geven. Als scholen hiervoor kiezen, krijgen alle leerlingen minimaal 940 uur onderwijs per jaar. Wanneer scholen er toch voor kiezen om leerlingen in de onderbouw minder uren les te geven, dan krijgen de leerlingen in de eerste 4 schooljarengemiddeld 880 uur en in de laatste 4 schooljaren gemiddeld 940 uur per schooljaar. De overige 240 uren mag de school over de verschillende leerjaren verdelen. Leraren zorgen voor een effectief klassenmanagement Leraren variëren de hoeveelheid leertijd afhankelijk van de onderwijsbehoeften Leraren hebben een klassenmap waarin o.a. schriftelijk het programma en de voortgang per vak genoteerd staat. Leraren hanteren heldere roosters, deze zijn aanwezig in de klassenmap.
Spreken luisteren 5.5 uur 2.30 uur 2.00 uur 1.5 uur
Taal
Onderwijstijdentabel Lezen Schrijven Rekenen
4.75 uur 3.5 uur 4.75 uur 5.75 uur
1.5 uur 4.00 uur 4.00 uur 3.00 uur
Totaal beschikbaar van 01-10-2011 t/m 28-09-2012 Vakanties/studiedagen Herfstvakantie 15-10-11 t/m 23-10-11 Kerstvakantie 24- 12-11 t/m 08-01-12 Krokusvakantie 17-02-2011 t/m 26-02-12 Paasvakantie 06-04-2012 t/m 09-04-2012 Tulpvakantie 28-04-2012 t/m 06-05-2012 Hemelvaartvakantie 17-05-2012 t/m 20-052012 Pinkstervakantie 26-05-2012 t/m 03-06-2012 Zomervakantie 07-07-2012 t/m 19-08-2012 Subtotaal Studiedagen onderbouw Stichting Studiedag Teamstudiedagen Eerder uit Sint/kerst/laatste schooldag
2.00 uur 2.5 uur 0.75 uur 0.25 uur
1.5 uur 3.75 uur 5.00 uur 5.00 uur
Wereldoriëntatie 7.25 uur 5.25 uur 5.5 uur 7.25 uur
Creatief
Totaal
3.25 2.00 3.75 3.00
23.75 23.75 25.75 25.75
uur uur uur uur
Uren groep 1 t/m 4 52 x 23, 75= 1235
Uren groep 5 t/m 8 52 x 25,75 = 1339
Uren 23,75 47,5 29,25 9 23,25 9
uren 25,75 51,5 31,25 11 25,75 11
23,75 142,5 303 23 3,5 18 2
25,75 154,5 331 3,5 20 6
Urentotaal groep 1 t/m 4 per jaar 3597,00 Urentotaal groep 5 t/m 8 per jaar 3969,00 Aantal lesuren in 8 schooljaren 7566,00 Marge ruimte 46 uur. In totaal over 8 leerjaren moeten kinderen 7520 uren naar school gaan.
Bijlagen – pagina 62
4.6
Pedagogisch klimaat en schoolklimaat In de school wordt het onderwijs uitgevoerd in pedagogische situaties en met pedagogische middelen. Mensen moeten werken aan een samenleving die ruimte en stimulansen biedt voor ieders identiteitsontwikkeling
Pedagogisch klimaat
Jenaplan is een pedagogisch concept. Dat betekent dat wij ervan uitgaan dat een kind niet tot ontwikkeling komt als het kind niet goed in zijn vel zit. We besteden dan ook veel tijd aan het welbevinden van het kind. Onze school is een leef- en werkgemeenschap. De school schept een sfeer waarin ieder kind zich thuis voelt. Het is een taak van de school om, in een sfeer van vertrouwen, de kennis en de achtergrond die de kinderen zelf meebrengen als uitgangspunt voorr het leren en het leven gebruiken. Het kind moet uitgedaagd worden tot leren in een veilige omgeving. Daarbij spelen sociale contacten een grote rol. Daar besteden we op Dolfijn veel aandacht aan. Ook is het opvoeden tot zelfstandigheid een taak van onze school. We verwachten van stamgroepleiders dat zij geregeld en structureel met kinderen in een open kringgesprek onze visie en missie aan de orde laten komen. Aan hand van concrete voorbeelden bespreken wij wat het betekent om respectvol in het leven te staan. De school kent geen schoolregelement met allerlei regels. Steeds weer blijkt immers dat een dergelijk regelement niet alle zaken dekt die zich in de praktijk voordoen. Vandaar dat wij uitgaan van de positieve regel: respect hebben. Alle voorkomende situaties zullen wij vanuit deze basis terugvertalen naar onszelf (voorbeeldgedrag), naar de kinderen en naar ouders. Schoolveiligheid Dolfijn wil voor de kinderen en medewerkers een veilig schoolklimaat creëren. Dat is een van de peilers van onze school. Om dat te realiseren onderneemt Dolfijn allerlei acties: In de visie van de school is een veilig pedagogisch klimaat als belangrijkste doel geformuleerd. Jenaplan is een pedagogisch concept. Als een kind zich niet veilig voelt, komt het onvoldoende toe aan het leren. Het welbevinden staat dus voorop. In groepen is veel aandacht voor sociaal- emotionele ontwikkeling van kinderen. Dit uit zich in kringgesprekken. Medewerkers stellen zich open voor het kind. Dialoog aangaan met elkaar is hiervan een uitgangspunt. Om de sociaal emotionele ontwikkeling te volgen werkt Dolfijn met Scol. Kinderen worden door middel van kinderraad betrokken bij school. Een goede zorgstructuur waaronder een pestprotocol, het maken van sociogrammen bij groepen en indien nodig nemen we een pesttest af. Er is een ARbo-beleid geformuleerd. Er is een veiligheidscoördinator binnen Dolfijn aangesteld. Dolfijn beschikt over een veiligheidsplan. Een keer per drie jaar wordt er een risico-inventarisatie gehouden
Schorsing- en verwijderingsprotocol bij grensoverschrijdend gedrag
Wanneer er sprake is van grensoverschrijdend gedrag wordt het protocol schorsing en verwijdering in gang gezet. Het protocol vindt u in de bijlage
Veiligheidsplan
Op Dolfijn is een veiligheidsplan. In dit plan staat beschreven op welke wijze de school aandacht besteedt aan de veiligheid in en om de school. Voor verder informatie verwijs ik naar dit plan.
BHV
Dolfijn heeft op locatie Zuid 2 BHV‟ers en op locatie noord 5 BHV‟ers. Daarmee voldoen we aan de wettelijke richtlijnen om tenminste 1 BHV-er op 50 kinderen te hebben.
Bijlagen – pagina 63
Vertrouwenspersoon
Intern en extern kennen wij vertrouwens personen die genoemd worden in de schoolgids. Intern zijn dat 2 stamgroepleiders Extern is een ouder en er is een vertrouwenspersoon aangesteld via Eduniek. De school is een ontmoetingsplaats van vele mensen. Onze school is dus geen gebouw waar uitsluitend kennis wordt overgedragen, maar een speel-, leef- en werkgemeenschap van waaruit kinderen, stamgroepleiders en ouders de wereld, de omgeving verkennen. Voor deze verkenningstocht heeft het kind bewegingsruimte, maar ook bewegingsvrijheid en afspraken en regels nodig. Dit is essentieel voor hun identiteitsontwikkeling. Het kind krijgt de kans om fouten te maken en van die fouten te leren. Kinderen leren situaties in te schatten, zichzelf te leren kennen, leren dat andere kinderen ook een wil hebben, leren dat volwassenen zich verschillend gedragen, enz. De school heeft aldus de taak om ontmoetingsplaatsen ( pedagogische situaties) voor de kinderen te creëren, waarbinnen de sociale, emotionele en cognitieve aspecten van ontwikkeling de kans krijgen zich zo optimaal mogelijk te ontwikkelen. Wij vinden, dat de school die ontmoetingsplaatsen zo natuurlijk, zo gewoon mogelijk moet houden voor het kind. Het kind ziet zijn omgeving niet in vakken, maar als totaliteit, als totaalbeleving. Binnen deze ontmoetingsplaatsen kunnen jonge kinderen en oudere kinderen samen leven, spelen en leren Alle kinderen moeten zich op Jenaplanschool Dolfijn veilig voelen. In contact met (onbekende) leerstof, aardige en niet aardige kinderen, uitdagingen op sociaal en intellectueel gebied worden kinderen met hun mogelijkheden en beperkingen geconfronteerd. Een aantal beperkingen kan tot ongewenste faalangst leiden. Een veilige school en een zorgzame sfeer zijn voorwaardelijk voor de kinderen. Nadruk op veiligheid en sfeer impliceert tevens dat het aanleren van verantwoordelijkheidsgevoel bij de kinderen samen moet gaan met eenduidigheid in straffen en belonen. Succeservaringen zijn voor alle kinderen wezenlijk. Stamgroepleiders zorgen ervoor dat alle kinderen op individuele basis worden beloond bij goede prestaties en vorderingen. Ook is er aandacht voor complimenten voor de hele stamgroep. Belangrijk is dat belonen 'verdiend' moet worden. Uitgangspunt bij straffen is dat de straf in positieve zin moet bijdragen tot houding en/of gedragsverbetering. De straf is nooit doel op zich. Teamleden streven er dan ook naar om zinvol te straffen en zich consequent op te stellen. In conflicten tussen kinderen onderling is het de gewoonte op Dolfijn dat zij de problemen met elkaar uitpraten vanuit een respectvolle houding. Een veilige omgeving is hierbij een strikte voorwaarde. Door samen met ouders, kinderen en stamgroepleiders regels en afspraken te maken over de wijze van omgaan met elkaar, ontstaat een sfeer waarin weliswaar soms ruzie wordt gemaakt en kinderen elkaar pesten, maar waar de problemen altijd met elkaar besproken worden en naar oplossingen wordt gezocht. In een dergelijke omgeving behoeven fouten niet onmiddellijk tot negatieve faalangst te leiden maar maken deel uit van het respectvol omgaan met verschillen tussen mensen, Het team is van mening dat de kwaliteit van het schoolklimaat een directe relatie heeft met het welbevinden en de prestaties van kinderen. Het is juist daarom dat er bijzondere aandacht uitgaat naar het creëren van een veilige omgeving, een vertrouwensrelatie stamgroepleiders-kind en stamgroepleider-groep op basis van respect voor elkaar. Een sterk pedagogisch klimaat werkt in het kader van de zorgbreedte naar alle kinderen, zij kunnen zich optimaal in de breedte ontwikkelen, zij weten zich geholpen en vinden dat fijn. Dit schept een basis om verder te werken. Voor kinderen die in hun schoolloopbaan problemen ontmoeten, speelt het belang van veiligheid en vertrouwen mogelijk nog nadrukkelijker. Een en ander heeft ertoe geleid dat het team zich fundamenteel bewust is van het feit dat zorgverbreding structureel zijn inbedding heeft in een specifieke pedagogische context.
Bijlagen – pagina 64
4.8
Didactisch handelen elke mens is uniek: zo is er maar één. Daarom heeft ieder kind en elke volwassene een onvervangbare waarde. Elk mens heeft voor het ontwikkelen van een eigen identiteit persoonlijke relaties nodig: met andere mensen: met de zintuigelijke waarneembare werkelijkheid van natuur en cultuur: met de niet zintuigelijke waarneembare werkelijkheid.
Ons didactisch principe is dat we uitgaan van verschillen. Kinderen zijn verschillend: het onderwijs zal zich hieraan moeten aanpassen, in plaats van kinderen die zich aan het onderwijs moeten aanpassen. De invoering van handelingsgericht werken waarmee een start gemaakt is, zijn stappen naar een situatie dat het onderwijs daadwerkelijk aansluit bij de behoefte van kinderen. In de komende jaren blijven we werken aan een betere aansluiting. Zo zal handelingsgericht werken waar nodig en mogelijk verder toegepast worden, waarbij de methode die we gebruiken voor rekenen, taal , spelling en begrijpend lezen een middel zijn om onderwijsdoelen te bereiken maar geen doel op zich. In de school worden zelfstandig spelen en leren afgewisseld en aangevuld door gestuurd en begeleid leren. Dit laatste is expliciet gericht op niveauverhoging. In dit alles speelt het initiatief van de kinderen een belangrijke rol. Wanneer we meer uitgaan van verschillen tussen kinderen zullen ook minder kinderen “uitvallen”; kinderen ontwikkelen zich nu eenmaal niet allemaal even snel. Dat houdt niet in dat er geen kinderen zijn met extra hulp. Hulp wordt zo veel mogelijk binnen de groep geboden. Indien nodig kan er extra buiten de groep aandacht besteed worden aan een leervraag van een kind. We realiseren ons dat communicatie met ouders over vorderingen van hun kind belangrijk is: ouders moeten weten waarom sommige kinderen sneller of juist langzamer door de stof heen gaan. We maken effectief gebruik van onze groepslokalen, gangen en hallen. Kinderen hebben vrije toegang tot leermiddelen. Er zijn speciale plekken waar men kan samenwerken maar ook stilteplekken. Coöperatief werken Op Jenaplanschool Dolfijn leggen we sterk de nadruk op coöperatief werken. Dat herkent u al als u de lokalen binnenloopt. Kinderen hebben een maatje. Zo helpt de oudste de jongste. Ook werken we aan groepstafels met de leeftijden door elkaar om elkaar te helpen bij het leerproces. De teamleden op Dolfijn zijn ook geschoold om op een coöperatieve wijze met de kinderen te werken. Interactie tussen bouwen Om kinderen zoveel mogelijk een ononderbroken ontwikkeling te laten volgen, is afstemming tussen de bouwen nodig. Met het verder verbeteren van ons onderwijsaanbod (handelingsgericht werken), is het niet alleen nodig dat binnen de bouwen goed wordt samen gewerkt, maar dat tussen de aansluitende bouwen ook goed van elkaar weten wat er gedaan wordt: wat kinderen gewend zijn. Behalve regelmatig bouwoverleg is overleg tussen onder- en midden- of bovenbouw nodig. Ook is er overleg tussen peuterspeelzalen/dagopvang en dolfijn en vindt er een warme overdracht tussen Dolfijn en voortgezet onderwijs plaats. Door het bijhouden van resultaten van onze kinderen op het voorgezet onderwijs kunnen we zien dat onze advisering de juiste is. Soms wat aan de voorzichtige kant. Invoering nieuwe methoden Om de kwaliteit van ons onderwijs op peil te houden, willen we werken met onderwijsmethoden die up to date zijn, volgens de laatste didactische opvattingen. In principe kunnen methoden na 8 jaar vervangen worden. In de meerjarenbegroting wordt hiermee rekening gehouden. De huidige taal- en spellingsmethode zal in schooljaar 2011 worden vervangen In schooljaar 2009 is methode rekenen vervangen en werkt de bovenbouw met “nieuwsbegrip” Sinds 2008 werkt Dolfijn met IPC (international primary curriculum). In deze curriculum komt meervoudige intelligentie, coöperatief leren en portfolio‟s veelvuldig voor hetgeen erg past binnen onze visie. IPC Bijlagen – pagina 65
biedt die mogelijkheden en geeft ook gevarieerde werkvormen. De structuur, in combinatie met de heldere kennis- vaardigheids- en inzichtsdoelen en de mogelijkheden voor eigen inbreng van kinderen zijn voor Jenaplanschool Dolfijn doorslaggevend geweest om met IPC te werken. IPC omvat de vakken aardrijkskunde, kunstzinnige vorming, ICT, internationale vorming, muziek, natuur, techniek en geschiedenis. De vakgebieden rekenen, lezen en taal vallen buiten het IPC en staan vooral gepland op de ochtenden. Het IPC verbetert het leerproces, omdat de gekozen units dicht bij de belevingswereld van de kinderen staan. Hierdoor zijn kinderen veel gemotiveerder om te leren en door de duidelijke structuur van het IPC weten de kinderen wat hen te wachten staat. Door het doelgerichte leren weten de kinderen wát ze gaan leren. Het bewijs hiervan is elke dag weer binnen de muren van Dolfijn te zien en te horen aan de uitspraken die kinderen doen.
Je leert veel. Er wordt veel vertelt door de juffen en we maken ook veel zelf. We werken niet altijd op papier, maar steeds anders. We werken over een thema totdat we er alles over weten en dan beginnen we weer aan een nieuw thema. We leren veel en met plezier, het is leuk om te leren. Bij elk IPC project kom je meer te weten, je wordt steeds slimmer. Iedereen kan iets leren, want samen leer je heel veel. Over elk thema weet iedereen wel iets, daardoor kunnen we ook een goede kennisoogst maken. We helpen elkaar en daardoor komen we heel ver. Je kunt het dan ook mooier maken. Het is leuk dat de muzieklessen ook passen bij het thema. We mogen veel kijken naar platen en filmpjes bijv. Dan kun je het beter voorstellen, bijv. hoe de mensen er vroeger uitzagen. Krijgen we vandaag ook misschien zo‟n blaadje dat je kunt kijken hoe goed je erin bent? In de school neemt wereldoriëntatie een centrale plaats in met als basis ervaren, ontdekken en onderzoeken
Bijlagen – pagina 66
4.8 Zorg en begeleiding Dolfijn wil bereiken dat ieder kind via een ononderbroken leer- en ontwikkelproces kennis en vaardigheden kan verwerven die het nodig heeft om een zelfstandig en kritisch mens te worden in de huidige samenleving. Dit betekent voor ons: Dat de stamgroepleider rekening houdt met de persoonlijkheid van het kind Dat de stamgroepleider de activiteiten afstemt op de ontwikkeling van het kind Dat de stamgroepleider het kind de mogelijkheid biedt om in eigen tempo en begaafdheid tenminste een minimumpakket binnen de verschillende leer- en vormingsgebieden te doorlopen. Het verschil in onderwijsbehoefte van kinderen hangt samen met verschillen in leergeschiktheid, sociaal-emotionele ontwikkeling, lichamelijk mogelijkheden en sociaal culturele achtergrond. Zoals gezegd is het beleid op Dolfijn erop gericht dat stamgroepleider steeds passende maatregelen nemen om een optimale leeropbrengst en een goede persoonlijke ontwikkeling van elke leerling mogelijk te maken. Deze pedagogische en didactische maatregelen zullen variëren van minder tot meer ingrijpend, afhankelijk van de onderwijsbehoefte van de leerling. We werken volgens het principe van handelingsgericht werken. Hieronder volgen de uitgangspunten van handelingsgericht werken zoals deze gelden voor de zorg op onze school.
De onderwijsbehoeften van het kind staan centraal Aan de basis van het werken met onderwijsbehoeften staat het accepteren van het feit dat kinderen verschillen. Het gaat erom wat dit kind van deze ouders, in deze groep bij deze stamgroepleider op deze school voor de komende periode nodig heeft. De onderwijsbehoeften richten zich op leerdoelen betreffende de vak- en vormingsgebieden en op sociaal-emotionele en werkhoudingaspecten. Kindkenmerken worden dus vertaald naar onderwijsbehoeften.
Systematiek en transparantie Dit betekent voor de stamgroepleider dat hij planmatig handelt. We doorlopen een stap voor stap werkwijze en dit is transparant voor alle betrokkenen. De stamgroepleider verzamelt gegevens m.b.v. toetsen, vragenlijsten, observaties, gesprekken met ouders en kind. Alle informatie moet bijdragen tot het begrijpen van het kind en tot de aanpak die dit kind nodig heeft.
Doelgericht werken Bij HGW werken we doelgericht: waar willen we naar toe, wat is ons doel en wat hebben we nodig om dit doel te bereiken? We verzamelen alleen informatie die relevant is voor de diagnostiek en advisering aan school en ouders. De als-dan redenering staat centraal: Als we weten dat…., dan kunnen we beslissen dat…..
Afstemming en wisselwerking Kinderen ontwikkelen zich niet in een isolement maar in een context: de onderwijsleersituatie op school (stamgroepleider en groepsgenoten), de opvoedingssituatie thuis (ouders, broertjes, zusjes, opa, oma en oppas) en in hun vrije tijd (sportclub, buurthuis, naschoolse opvang, op straat). HGW richt zich dus niet enkel op het kind maar op het kind in interactie met zijn omgeving. Adaptief onderwijs -doelgericht en effectief omgaan met verschillen tussen kinderen- is hiervoor een noodzaak.
Samenwerken Samenwerking met direct betrokkenen tijdens het gehele traject is belangrijk bij HGW. Het is van belang om ouders en kind vanaf de start mee te nemen in het traject. Vragen, zorgen en verwachtingen van ouders worden serieus genomen. Bijlagen – pagina 67
De stamgroepleider en de intern begeleider zijn de onderwijsprofessionals, de ouders zijn de ervaringsdeskundigen. Kinderen zelf zijn ook een belangrijke samenwerkingspartner bij HGW. De wijze waarop kinderen de situatie en zichzelf zien, bepaalt in grote mate hun gedrag en hun motivatie om hun gedrag te veranderen. Kinderen hebben vaak zelf goede verklaringen en simpele oplossingen.
Positieve kenmerken Door een eenzijdige nadruk op problemen zien we de positieve kenmerken van een kind, de onderwijsleer- en de opvoedingssituatie over het hoofd. HGW richt zich op de sterke kant van het kind, de stamgroepleider, school, groep en de ouders. Wat goed gaat is verder uit te bouwen in een plan van aanpak.
De stamgroepleider doet ertoe Stamgroepleiders realiseren passend onderwijs en leveren daarmee een cruciale bijdrage aan een positieve ontwikkeling van kinderen op het gebied van leren, werkhouding en sociaal-emotioneel functioneren. Met andere woorden: het is de stamgroepleider die het doet. Ook hij/zij kan ondersteuningsbehoeften aangeven. Groepsplannen In het nieuwe schooljaar(2011-2012) gaan wij starten met het werken met groepsplannen. In eerst instantie geldt dit voor rekenen, taal, spelling, lezen en begrijpend lezen. In het kader van groepsplannen passen wij de cyclus van HGW toe: waarnemen, begrijpen, plannen en realiseren.
Waarnemen In de fase van het waarnemen verzamelt en ordent de stamgroepleider gegevens over alle kinderen én over de resultaten van het aanbod. Het gaat om gegevens uit observaties, analyses van het werk, gesprekken met kinderen en ouders en de resultaten op methodeonafhankelijke en methodegebonden toetsen. Zowel kinderen met een leer- / ontwikkelingsachterstand als leerlingen met een leer- / ontwikkelingsvoorsprong worden op deze manier gesignaleerd. Vanaf groep 6 worden ook het leerrendement en het uitstroomperspectief van de kinderen die consequent een V score hebben op het lvs van CITO, opgenomen. Zo kunnen we het ontwikkelperspectief van deze kinderen overzichtelijk vastleggen. In de fase van het waarnemen zet de stamgroepleider de volgende twee stappen: 1. verzamelen van gegevens over kinderen in een didactisch groepsoverzicht en op basis hiervan evalueren van het vorige groepsplan; 2. preventief en proactief signaleren van kinderen die de komende periode extra aandacht nodig hebben.
Begrijpen In de fase van het begrijpen gaat de stamgroepleider op basis van de in het didactisch groepsoverzicht verzamelde gegevens na wat de onderwijsbehoeften van de kinderen in haar groep zijn, met in het bijzonder de kinderen die bij stap twee gesignaleerd zijn. In deze fase zet de stamgroepleider de volgende stap: 3. benoemen van de onderwijsbehoeften van de kinderen.
Plannen Op basis van de onderwijsbehoeften van de kinderen kijkt de stamgroepleider hoe zij op een bepaalde manier een aanbod kan organiseren dat afgestemd is op de verschillende onderwijsbehoeften van de kinderen in haar groep. Vervolgens stelt zij voor de komende periode een groepsplan op. Binnen dit groepsplan is er een basis aanbod voor de hele groep, daarnaast een intensief aanbod en een verdiept aanbod. De stamgroepleider zet in deze fase van het plannen de volgende stappen: 4. clusteren van kinderen met vergelijkbare onderwijsbehoeften; 5. opstellen van een groepsplan.
Bijlagen – pagina 68
Realiseren De stamgroepleider richt haar groepsorganisatie in en treft de nodige voorbereidingen, zodat het groepsplan uitgevoerd kan worden. Afgeleid van het groepsplan maakt de stamgroepleider een weekof dagplanning. In de fase van het realiseren zet de stamgroepleider de volgende stap: 6. uitvoeren van het groepsplan. Elke cyclus HGW wordt afgesloten met een groepsbespreking. Deze bespreking is gelijk het begin van een nieuwe cyclus. De cyclus HGW wordt driemaal per schooljaar uitgevoerd en heeft een vaste plek in de onderwijs en begeleidingsstructuur van school. Onze school heeft de cycli, inclusief de groepsbesprekingen,opgenomen in de jaarplanning. Om het onderwijs zo effectief mogelijk te laten verlopen zijn voor verschillende leer- en onwikkelgebieden protocollen opgesteld: Dyslexieprotocol Begaafdheidsprotocol Verdere informatie verwijs ik naar het onderwijs- en begeleidingsdocument (voorheen zorgplan) Externe hulp via school: Zorgcommissie Zorggebundeld De zorgcommissie bestaat uit 3 preventief ambulant begeleiders, een orthopedagoge, een maatschappelijk deskundige, jeugarts, ambulant begeleider van het taalspraak cluster (cluster 2), een ambulant begeleider van het gedragscluster (cluster 4), en een ambulant begeleider van moeilijk lerende kinderen (rec3). De commissie geeft traject begeleiding en geeft advies voer sociaal emotionele problematiek en/of leerproblemen. Doel is overdracht van kennis en ervaring van mensen uit het speciaal basisonderwijs naar het regulier basisonderwijs. De commissie begeleidt geen kinderen. Schoolgebeleidingsdienst Giralis Giralis (schoolbegeleidingsdienst) biedt constultaties/consultatieve begeleiding en/of diagnostiek. De interne begeleider coördineert de aanvraag. Stamgroepleiders en ouders vullen een aanmeldingsformulier in. De permanente commissie leerlingenzorg (PCL) Wij denken het kind niet meer de juiste hulp te kunnen bieden, een jaar langer of korter ook geen oplossing biedt en adviseren plaatsing op een speciale school voor basisonderwijs. We volgen de procedure van het WSNS. REC Er kan bij de verschillende expertise centra een consultatie voor de leerling aangevraagd worden. Een specialist uit één van de regionale centra komt dan naar de school en observeert het kind. Ook wordt er dossieronderzoek gedaan en overleg gepleegd met stamgroepleider en interne begeleider.
Bijlagen – pagina 69
4.9 Informatie- en communicatietechnologie ( ICT) De inzet van ICT bij het geven van onderwijs is de afgelopen jaren gegroeid. De computer is onmisbaar bij het geven van ons huidig onderwijs, het maken van projecten en maken van werkstukken maar ook bij vakken als rekenen, spelling en taal is het een goede aanvulling. Het voorzieningsniveau is op peil, een goed functionerend kabelnetwerk en werkplekken. De wens is om meerdere werkplekken in de toekomst te hebben. De beschikbaarheid wordt geborgd door een onderhoudscontract. Alle groepen beschikken over een digibord. ICT versterkt de Jenaplangedachte: Leerweg naar zelfstandigheid. Kind leren kennis en vaardigheden te verwerven. Stimuleert creativiteit door veelheid aan nieuwe gereedschappen. Presentatie kan aanzienlijk verbeteren door moderne hulpmiddelen Ontwikkelen tot een sociaal wezen door vele netwerken, interactie en communicatiemogelijkheden. Wereldburger die zich oriënteert in de wereld. Iedereen is dichtbij en bereikbaar. Veel is actueel. In het team van Jenaplanschool Dolfijn heeft een van de medewerkers binnen de Dolfijn de taken om overige teamleden te inspireren en motiveren. Deze inspiratie wordt voor een groot gedeelte gehaald uit kennisnetwerken. Ook het inventariseren van mogelijkheden van teamleden om van elkaar te kunnen leren is een van zijn taken. Vanaf voorjaar 2011 beschikt Jenaplanschool Dolfijn over een digitaal leerlingvolgsysteem (ESIS B). Op termijn zullen ook ouders kunnen inloggen en hun resultaten van hun kind op cognitief niveau kunnen volgen.
Bijlagen – pagina 70
Hoofdstuk 5 Organisatie en beleid binnen de school en communicatie 5.1 Organisatie van de school
Communicatie en overleg Mensen moeten werken aan een samenleving waarin rechtvaardig, vreedzaam en constructief met verschillen en veranderingen wordt omgegaan. Dolfijn wil graag de betrokkenheid van ouders bij de school behouden en verstevigen. Dolfijn ziet graag ouders die daadwerkelijk meedenken en inbreng hebben bij de ontwikkeling van het eigen kind, maar ook bij het algemene reilen en zeilen van de school. Dit verhoogt ons inziens de kwaliteit van school. Het is daarbij van belang dat de betrokkenheid zich niet beperkt tot de formele oudervertegenwoordiging (MR/commissies) maar zoveel mogelijk algemeen/schoolbreed is.
Een van de kwaliteitscriteria van het Jenaplanconcept is dat Jenaplan een leef- werkgemeenschap is. Samenwerken, helpen, zorg dragen, samen spreken, beslissen, vieren. Dat maakt een school tot een leef- werkgemeenschap, waarin ook ouders als volwaardige partners en niet als “klant” zijn opgenomen. Visie op Pedagogisch- educatief partnerschap Dolfijn hanteert in dit verband het begrip pedagogisch-educatief partnerschap, zijnde:
„In openheid actief samenwerken vanuit ieders eigen verantwoordelijkheid in het belang van de ontwikkeling van elk kind’.
Wat verstaat Dolfijn hieronder? Openheid houdt in: op basis van wederzijds vertrouwen, met open vizier naar elkaar toe, toegankelijk zijn. Actief houdt in: dat ouders en school beiden de plicht hebben om te signaleren, (vroegtijdig) initiatief te nemen en pro-actief te zijn. Samenwerken houdt in: dat ouders en school als „team‟ werken aan het gezamenlijke doel (een optimale ontwikkeling van het kind), door het bundelen van deskundigheid en ervaring. Van belang is het gelijkgericht optreden met als doel elkaar te versterken.
Een van de kwaliteitscriteria van het Jenaplanconcept is dat een Jenaplan coöperatief is. Dat uit zich onder ander dat verschillende leeftijden in een stamgroep zitten. Hier wordt kinderen geleerd hulp te bieden en hulp te accepteren. Ook wordt er soms met andere stamgroepen samengewerkt. Vanuit ieders eigen verantwoordelijkheid houdt in: met wederzijdse erkenning en respect voor elkaars rol en deskundigheid, elk met een eigen verantwoordelijkheid. Rollen en taken zijn evenwaardig, maar niet gelijk, oftewel er is sprake van erkende ongelijkheid. In het belang van de ontwikkeling van elk kind houdt in: het kind staat te allen tijde centraal, ieder kind is uniek. De ontwikkeling bedoelen wij: ontwikkeling op cognitief, motorisch en sociaal emotioneel vlak. Voor verdere uitleg over onze communicatie van school naar ouders verwijs ik naar het handboek ouders en communicatie van Jenaplanschool Dolfijn.
Bijlagen – pagina 71
Hoofdstuk 6 Personeelsbeleid
Binnen Stichting Openbaar Onderwijs Stichting Rijn- en Heuvelland, is er één personeelsbeleid. Het personeelsbeleid ziet er op hoofdlijnen als volgt uit: Aantrekkelijk werkgeverschap
HRM, voluit human resource management, is een niet te onderschatten thema binnen het strategische beleid van Stichting Rijn- en Heuvelland en binnen het onderwijskundig beleid van de school. De zorgen die landelijk spelen zijn ook in het HR-beleid van scholen herkenbaar. De ambities op het gebied van onderwijs en zorg liegen er immers niet om, en dat veronderstelt bekwame stamgroepleider, management en staf en overige medewerkers, die duurzaam inzetbaar zijn, competent, betrokken en gezond. Het HR-beleid dient deze duurzaamheid van de inzetbaarheid te stimuleren, maar daarnaast in verband met de „war for talent‟ ook onderscheidend te zijn van concurrenten en tot slot bij te dragen aan een professionele cultuur. In navolging hierop staan binnen het personeelsbeleid de volgende thema‟s centraal. Resultaatgericht Ontwikkelingsgericht en Toekomstgericht.
Gesprekscyclus
Conform de wet BIO wordt er binnen onze scholen jaarlijks met iedere medewerker één functioneringsgesprek gevoerd. Dit mag in combinatie met het POP gesprek plaatsvinden. Verder wordt er elk jaar wordt er één POP-gesprek gevoerd. Dit POP-gesprek mag in combinatie met het functioneringsgesprek plaatsvinden. Om vanuit gezamenlijke verantwoordelijkheid de afspraken te volgen en te evalueren, die zijn gemaakt tijdens het functioneringsgesprek c.q. POP-gesprek, vindt er tussen de directeur en de leraar minimaal 1 evaluatie POP-gesprek plaats (of zo vaak als is afgesproken tijdens voorgenoemde gesprekken), voordat er een (functionerings- of) beoordelingsgesprek wordt ingepland. Het beoordelingsgesprek wordt tenminste één keer in de drie jaar gevoerd, of voordat een tijdelijke aanstelling wordt omgezet in een vast dienstverband. Dit gesprek wordt door de directeur gevoerd. Gedurende de gesprekscyclus kan de leraar feedback op diens functioneren vragen door gebruik te maken van het 360-graden feedback instrument. Elke medewerker benut het 360 graden feedback instrument minimaal één keer in de drie jaar.
Functiemix
Conform de CAO PO zal per 1 augustus 2014 de functiemix gerealiseerd zijn. Medewerkers worden jaarlijks in de gelegenheid gesteld te solliciteren naar vacatures in het kader van de functiemix, conform de doelstellingen zoals beschreven in de CAO PO. Tijdens de gesprekken die gevoerd worden conform de wet BIO is er aandacht voor ambities en talenten van medewerkers met betrekking tot de functiemix.
Opleiden en ontwikkelen tot professionals
Concreet impliceren de thema‟s resultaatgericht, ontwikkelingsgericht en toekomstgericht het volgende voor medewerkers binnen de scholen: 1. Medewerkers koppelen hun professionele autonomie aan professionele verantwoording: Iedere medewerker is een essentiële schakel en draagt de ontwikkeling van de schoolorganisatie(s); Iedere medewerker is in professionaliteit en vakmanschap een representatieve vertegenwoordiger van de stichting; Iedere medewerker begeleidt kinderen vanuit een vakkundige en onderzoeksmatige cultuur bij het ontwikkelen van talenten. 2. Scholen betrekken de maatschappelijke en mondiale context bij het realiseren van onderwijsdoelen: Medewerkers zijn in staat kinderen vanaf 4 jaar Engelse les te geven; Medewerkers hebben contact met scholen in het buitenland. 3. De onderwijsinhoud sluit aan bij de ontwikkeling van een nieuwe kenniseconomie: Bijlagen – pagina 72
Medewerkers zijn in staat leerlingen toekomstgerichte vaardigheden (Skills for the 21 Century) aan te leren. Medewerkers zijn in staat 25 tot 50% van de lestijd met behulp van multimediale technieken kinderen te ontwikkelen.
Er zal gewerkt gaan worden met kwaliteitsprofielen voor directeuren en stamgroepleiders. Deze profielen zijn gerelateerd aan het kunnen behalen van de hiervoor geschetste doelstellingen. Bronnen voor deze kwaliteitsprofielen zijn de huidige wet en regelgeving rondom competentie profielen (wet BIO) en de functiemix De kwaliteitsprofielen worden aangevuld met cultuuraspecten als waarden, overtuigingen en bevlogenheid waaruit het werkplezier, de energie en motivatie van mensen in kaart te brengen is. Het is van belang dat naast het formuleren van beleid en het vaststellen van kwaliteitsnormeringen ook aandacht bestaat voor het opleiden en ontwikkelen van medewerkers tot professionals. Stichting Rijn- en Heuvelland voorziet hierin door het inrichten van een eigen Academie. Deze Academie is een instituut waarin alle medewerkers van Stichting Rijn- en Heuvelland de mogelijkheid geboden wordt de persoonlijke kwaliteitsgarantie waar Stichting Rijn- en Heuvelland voor staat waar te maken door middel van professionalisering, ontwikkeling en innovatie. De academie is ook gericht op het verleggen van de horizon, en in gezelschap van collega‟s onderzoekend en resultaatgericht van paden af te wijken, te allen tijde gericht op het verbeteren van de onderwijspraktijk binnen de school. De Academie wordt een faciliteit die zich voor alle medewerkers richt op professionalisering, kennisuitwisseling en collegiale ontmoeting op basis van innovatie en performanceverbetering. De academie zal een professionele, kwalitatief hoogstand, ambitieus en inspirerend karakter hebben waarbinnen onderstaande doelstellingen vorm krijgen: 1. Komen tot verdere professionalisering en performanceverbetering van de medewerkers, teams, scholen en Stichting Rijn- en Heuvelland als geheel; 2. Ondersteuning bieden bij het waarmaken van strategische ambities; 3. Aantrekkelijke opleidings- en carrièreperspectieven te bieden voor zittend en komend personeel, 4. Te kunnen komen tot intensivering van de loopbaanontwikkeling en mobiliteit in elke fase van het arbeidzame leven; 5. Leren en ontwikkeling een zichtbare plek te geven waardoor de academie een belangrijke aanjaagfunctie van het realiseren van de innovatie binnen de scholen De Academie zal een actieve rol spelen in het begeleiden en vormgeven van de loopbaan van medewerkers. Ook voor onze school geldt dat er sprake is van een toenemend besef dat werkgeverschap “verplicht” tot het realiseren van een prettige, uitdagende en inspirerende leer-arbeidsorganisatie voor zowel nieuw als zittend personeel. Opleiden op de werkplek verwordt steeds meer tot uitgangspunt.
ARBO-, Verzuim- en Reintegratiebeleid
Het Arbo-, Verzuim- en Re-integratiebeleid (AVR-beleid) van de Stichting Openbaar Onderwijs Stichting Rijn- en Heuvelland berust op twee peilers, te weten arbeidsrisico (preventie) en verzuim en reintegratie (curatief). Onze visie op AVR houdt integraal rekening met preventie, verzuim en reintegratie. In ons beleid staat preventie voorop, maar ook voor verzuim en noodzakelijke re-integratie hebben wij beleid opgesteld. Het motto dat gehanteerd wordt binnen de Stichting Openbaar Onderwijs Stichting Rijn- en Heuvelland is: “Hard on the matter, soft on the person”. Dit houdt in dat er een evenwicht gevonden dient te worden tussen het behartigen van het organisatiebelang (inzetbaarheid medewerker) enerzijds en het aansluiten bij en het behartigen van de belangen en behoeften van de medewerker (vertrouwen, acceptatie, bevorderen genezing) anderzijds. In dit kader speelt de schooldirecteur een centrale rol in het voorkomen en terugdringen van verzuim op haar/zijn school. Hij wordt daarbij professioneel ondersteund door verschillende adviseurs (b.v. de arbodienst en de Stafmedewerker P&O van de Stichting).
Bijlagen – pagina 73
De algemene doelstellingen van het AVR-beleid zijn: het bevorderen van de motivatie en gezondheid van medewerkers. verhogen en borgen van de inzetbaarheid van medewerkers. zorg dragen dat medewerkers en leerlingen zich veilig voelen op onze scholen. het bevorderen van gewenst gedrag. voldoen aan de wettelijke voorschriften op dit terrein. het terugdringen van de kosten die ontstaan door verzuim. Het AVR-beleid van de Stichting Openbaar Onderwijs Stichting Rijn- en Heuvelland maakt integraal onderdeel uit van het totale schoolbeleid en daarom gelden de algemene beleidsuitgangspunten ook voor dit beleid. Ieder jaar wordt vastgesteld wat de te behalen verzuimpercentages en meldingsfrequenties zijn. Op basis van de doelstellingen op Stichtingsniveau, worden tussen de voorzitter van het college van bestuur en de schooldirecteur afspraken gemaakt over de eigen doelstellingen en acties. Deze afspraken worden opgenomen in het managementcontract. Jaarlijks wordt in het jaarverslag gerapporteerd over de resultaten van het achterliggende jaar en nodige acties voor het voorliggende jaar. Personeelsbeleid op schoolniveau en gesprekscyclus Op Jenaplanschool Dolfijn hebben alle medewerkers jaarlijks een functioneringsgesprek conform de richlijnen van de wet bio. Hiertoe worden standaardformulieren gebruikt. De verslaglegging wordt door de medewerker zelf gedaan. Een door de medewerker en directeur ondertekend verslag wordt gearchiveerd op het bedrijfsburaeu in het personeelsdossier. Eens per drie vindt minimaal een beoordeling plaats. De directeur zorgt voor verslaglegging en archivering zoals op stichtingsniveau is vastgesteld. ( zie ook procedurers AO/IC)
Bijlagen – pagina 74
Personeelslijst 2011 Directie Functie schaal
Naam Directeur leerkracht leerkracht leerkracht leerkracht leerkracht leerkracht leerkracht leerkracht leerkracht leerkracht leerkracht leerkracht leerkracht leerkracht leerkracht leerkracht leerkracht leerkracht leerkracht leerkracht leerkracht leerkracht leerkracht Office manager leerkracht
FPE Geb.datum schaal Netto Wtf verbruik 05-05-1972 DB 0,9273 1,23 19-07-1954 LA V 09-10-1964 4 T 15-06-1978 LA V 23-05-1973 LA V 15-07-1955 LA V 10-02-1962 LA V 01-07-1968 LA V 14-02-1980 LB V 12-08-1988 LA T 07-06-1981 LA V 27-12-1973 LA T 10-01-1956 LA V 15-07-1983 LA V 19-07-1959 LA V 28-08-1979 LA V 15-09-1955 LA 28-02-2011 V 15-09-1955 LA 28-02-2011 V 15-09-1955 LA 04-01-2011 V 28-04-1971 LA V 28-02-1971 LB V 29-05-1979 LA V 29-05-1979 LA 01-08-2011 V 12-12-1981 LA V 20-03-1954 6 V 17-05-1961 LA V
0,7951 0,2318 0,6217 0,6240 0,8975 0,8546 0,6217 0,8535 0,4636 1,0000 0,5427 0,5427 1,0000 0,6217 0,8535 0,2318 0,3070 0,4612 0,6240 0,6217 0,6217 0,2318 1,0000 0,5671 0,4636
0,80 0,15 0,62 0,62 0,90 0,85 0,62 0,85 0,46 1,00 0,54 0,54 1,00 0,62 0,55 0,23 0,31 0,00 0,62 0,62 0,62 0,23 1,00 0,40 0,46
Totaal FPE: 15,32 Vastgestelde personeelsomvang volgens managementcontract = 15,4 FPE
Bijlagen – pagina 75
Toelichting op de personeelsbegroting Uitgaande van de vastgestelde basisformatieplaatsen voor het komende schooljaar, de huisvestingsruimte en de beschikbare ( aanvullende) formatieruimte, blijft het aantal stamgroepen 11. In verband met effectuering van de Baporegeling maken twee leraren gebruik van de Baporegeling. De directie acht het van belang om binnen de beschikbare functies te streven naar taakdifferentiatie. Inmiddels zijn 2 leraren m.i.v. 1 augustus 2010 benoemend in LB. Er zullen per 1 augustus 2011 twee leerkrachten bijkomen. Organisatorische consequenties Gelet op het aantal kinderen per 1 –10-2010( 278 ), verdeeld over de leeftijden, kunnen 11 stamgroepen geformeerd worden. Het aantal aanmeldingen voor Jenaplanschool Dolfijn loopt iets terug. Er is geen wachtlijst. Het aantal Bapo-ers staat op twee. Dit heeft versnippering in het personeelsplan tot gevolg. Jaarlijks wordt nagegaan of het tegemoet komen aan de Baporegeling nog in de schoolorganisatie past. Budget personeelsbeleid Op 1 augustus 2006 is een CAO Primair Onderwijs in werking getreden. Op basis van deze CAO ontvangt het bestuur extra gelden voor de bekostiging van de invoering integraal personeelsbeleid, de professionalisering van het management, het betalen van ouderschapsverlof en het mogelijk maken van functiedifferentiatie. Er is afgesproken dat dit budget deel uit maakt van de werkbegroting van Jenaplanschool Dolfijn Bovenschool wordt op GMR niveau de begroting P en A ter instemming voorgelegd.
Bijlagen – pagina 76
Hoofdstuk 7 Kwaliteitsbeleid 7.1 kwaliteitszorgsysteem op school De Stichting Openbaar Onderwijs Stichting Rijn- en Heuvelland wil haar visie en missie realiseren door het tot stand brengen van een organisatie waarin binnen de beleidskaders de basisscholen vanuit een eigen identiteit en een eigen cultuur werken aan een veilige leef- en werkomgeving, aan voortdurende resultaatverantwoording in- en externen, aan kwaliteitsverbetering van onderwijs en opvoeding en waarin ontwikkeling, uitvoering en verantwoording van beleid plaatsvindt op een bedrijfsmatige Kwaliteit is hiermee geen toeval. Daarom is systematisch werken aan de onderwijskwaliteit noodzakelijk. Cyclisch werken aan kwaliteitszorg betekent: • kwaliteitsbepaling; • kwaliteitsborging (of kwaliteitsbewaking); • kwaliteitsverbetering. De Planning &Controle cyclus heeft tot doel de organisatie te ondersteunen in: • richting (plan) vast te houden • resultaten te boeken • ruimte te benutten (delegatie van verantwoordelijkheden en bevoegdheden) • verantwoording af te leggen. Deze begrippen komen terug in de PDCA-cirkel (of: cirkel van Deming). • P: PLAN Dit omvat het plan van aanpak voor de noodzakelijke verbetering of innovatie en de formulering van het gewenste resultaat en hoe (en wanneer) getoetst gaat worden of het gewenste resultaat is bereikt. • D: DO Het plan wordt uitgevoerd zoals is beschreven. • C: CHECK Door middel van controle en evaluatie wordt bekeken in hoeverre het gewenste resultaat behaald is. • A: ACT Dit is de fase van bijstelling. Als het gewenste resultaat bereikt is, wordt gestart met de volgende verbetering en wordt de cirkel opnieuw doorlopen. Het werken volgens de PDCA cyclus op schoolniveau is ingebed in de grote planning en control cyclus op het niveau van de Stichting. Figuur 2 - Planning en controlecyclus Stichting Openbaar Onderwijs Stichting Rijn- en Heuvelland
Bijlagen – pagina 77
missie en visie
eventueel bijstellen en verbeterplannen maken
strategisch beleid, meerjarenplannen en begroting
verantwoording: jaarverslag met jaarrekening
Jaarplannen met jaar(deel) begrotingen
realiseren doelen: besteden geld en inzet kwaliteiten van mensen interne controle en evaluatie resulta-
externe controle (rijksaccountantcontrole en inspectiedienst)
ten
Overzicht instrumenten kwaliteitszorg Overzicht instrumenten externe en interne evaluatie Ouderenquête (02C)) Opzetten van een gestandaardiseerde vragenlijst gericht op de oudertevredenheid Kindervragenlijst (o2C) Idem voor de kinderen in de groepen 6-7-8 Personeelsenquête (O2C) Tevredenheid medewerkers. Uitbesteed Onderzoek uitstroomcijfers Opzetten format Outputinformatie Gegevens Audit Invoeringstraject onder externe begeleiding Exitgesprekken (O2C) Opzetten van een vragenlijst voor ouders van 8e groepers en voor schoolverlaters Rapportages inspectie PKO,JO, KO Benchmarking
In ontwikkeling
Aandachtsgebied
Frequentie
Eindresultaten
1x per 4 jaar
Schoolveiligheid i.h.a. Medewerkers Leiderschap Eindresultaten
Jaarlijks
Procesevaluaties
3e jaar van de beleidscyclus Jaarlijks
Toetsing vastgestelde indicatoren Vergelijken om er van te leren
Doorlopend
2 jaar 1x per 4 jaar
Het management (directie en bouwcoördinatoren) van Jenaplanschool Dolfijn verwacht dat het team: de goede dingen doet en dat het team de dingen goed doet; in staat is buiten de eigen stamgroep te denken en te handelen; inzicht heeft in de sterke en zwakke kanten van de schoolorganisatie en het eigen functioneren; concrete aanknopingpunten vindt en voorstellen doet voor verbetering van het onderwijs. Kortom: zich eigenaar toont van beleidsdoelen, de verbeter- en veranderdoelen. Adequate instrumenten, kengetallen en een heldere planning- en beleidscyclus .(PDCA)zijn hierbij onontbeerlijk. Bijlagen – pagina 78
Het gaat bij het gebruik van de instrumenten uitdrukkelijk niet om de resultaten zelf, maar om er lering uit te trekken. Van onze school wordt verwacht dat zij publieke verantwoording aflegt over de resultaten en uitleg geeft over de manier van werken, verantwoord in een in- en extern kwaliteitsbeleid Op Jenaplanschool Dolfijn wordt een kindvolgsysteem gebruikt op basis van methodegebonden toetsen en Cito. Eveneens vinden er observaties plaats om sociaal emotionele ontwikkeling van het kind in beeld te krijgen. Twee keer per jaar vult de stamgroepleider LOVS in. Sinds April 2011 zal dit LOVS te vinden zijn in ESIS B. In groep 8 gebruiken we NIO en eindtoets Cito groep 8. Voor verdere gegevens over onze toetsen verwijs ik naar ons onderwijs- en begeleidingsplan. Doelen voor de komende 4 jaar Zie hiervoor het schoolondernemingsplan Ontwikkelen van het kwaliteitsdenken. Het management stelt zich tot doel om beter zicht te krijgen en te houden op de kwaliteit van de organisatie, het leiderschap, personeelsmanagement. strategie en beleid, uitstroomcijfers en waardering door direct bij de school betrokkenen. Centraal hierin staat het kwaliteitsdenken van de leraar. Hij is de spil van de kwaliteitsborging en de kwaliteitsontwikkeling. Van belang hierbij is de koppeling tussen persoonlijke en professionele ontwikkeling Horizontale en verticale verantwoording Er bestaat een duidelijke relatie tussen de effectiviteit van een school en: opbrengstgericht klimaat; accent op leren; voortgangstoetsing; professionele ontwikkeling van leraren en team; professioneel leiderschap; betrokkenheid van ouders; hoge verwachtingen en ordelijk klimaat. De komende planperiode stelt de directie deze variabelen binnen de context van de beleidsvoorstellen in een evenwichtige samenhang aan de orde. In deze periode wordt vorm en inhoud gegeven aan de horizontale- en verticale verantwoording. Bij publieke verantwoording, of horizontale verantwoording, werkt de school samen met partners in de wijk, zoals de ouders, de peuterspeelzaal, het voortgezet onderwijs, het welzijnswerk, de leerplichtambtenaar, de sportvereniging en legt over deze samenwerking verantwoording af over de behaalde resultaten. De verticale verantwoording richting inspectie, (gemeentelijke) overheid, bestuur is ook op Jenaplanschool Dolfijn al ingeburgerd. Educational governance is nadrukkelijk niet alleen een managementaangelegenheid. Ook stamgroepleiders moeten het normaal en belangrijk vinden dat de school de omgeving uitnodigt om ideeën aan te dragen en dat de school zich verantwoordt tegenover haar “omgeving.” De komende periode vraagt de directie ook van kinderen of de stamgroepleiders, en ouders of we op de goede weg zijn. In deze gedachte past de oprichting van de kinderraad. Deze raad, bestaande uit kinderen uit de bovenbouwen, komt 1 keer per maand bijeen onder voorzitterschap van de directeur om onderwerpen te bespreken die de kinderen aangaan. Deze onderwerpen hebben betrekking op de schoolveiligheid, de relatie met leraren, maar ook onderwerpen die in het beleidsplan staan. Over de resultaten van de kinderraad wordt verslag gedaan. 7.2 kwaliteitscriteria NJPV Vanuit de NJPV zijn er een zestal criteria opgesteld waarin een Jenaplanschool zich kan meten. Hier een sterk de nadruk gelegd op het pedagogische aspect. Deze zes kwaliteitskenmerken Jenaplan vormen een ander „instrument‟ om de uitgangspunten van ons onderwijs op Jenaplanschool Dolfijn te toetsen. Bijlagen – pagina 79
Een Jenaplanschool werkt ervaringsgericht. De ervaringen van kinderen in hun dagelijks leven worden gebruikt als uitgangspunt van het onderwijs. Groepsleiders stimuleren kinderen om ervaringen op te doen, te ontdekken en te onderzoeken. Een Jenaplanschool werkt ontwikkelingsgericht. Groepsleiders dagen kinderen uit om hun grenzen te verleggen, zodat een kind datgene leert wat het nog net niet kan. Een Jenaplanschool werkt coöperatief. Een Jenaplanschool is een leef- en werkgemeenschap van kinderen, groepsleiders en ouders. Samenwerken, helpen en zorg dragen voor elkaar zijn belangrijke doelen van een Jenaplanschool. Een Jenaplanschool is een wereldoriënterende school. We leren kinderen te ontdekken en te onderzoeken hoe de wereld, hùn wereld, in elkaar zit. Door hun wereld steeds meer te begrijpen kunnen kinderen zich steeds beter een plek in de wereld veroveren. Een Jenaplanschool is kritisch: Op een Jenaplanschool wordt kritisch nagedacht over ontwikkelingen in de samenleving. We leren kinderen stelling te nemen en verantwoordelijkheid te nemen voor zichzelf en anderen. Hier zijn met name de basisprincipes m.b.t. de samenleving van toepassing. Een Jenaplanschool is een zinzoekende school. Op een Jenaplanschool wordt gericht aandacht geschonken aan levensvragen. Dit kan in kringgesprekken, maar ook in projecten of lessen rond een bepaald thema. “Filosoferen met kinderen” vindt in veel Jenaplanscholen plaats Zie ook het onderwijscontinuüm (bijlage 5) 7.2 Opbrengsten Schooljaar Totaal lln. 2007 33 2008 2008 32 2009 2009 27 2010 2010-2011 42
PraktijkOnderwijs 1
VMBO/K+B 8
0
VMBO-T
HAVO
HAVO/VWO
VWO/VWO+
4
5
9
7
7
4
7
8
6
2
2
5
10
1
7
0
1
7
14
5
15
Bijlagen – pagina 80
Hoofdstuk 8 8. Financiën
Algemeen
De wet- en regelgeving , het besturingsconcept, het managementstatuut en de overige elementen van het strategisch beleid geven de belangrijkste kaders aan voor het financieel beleid. Het beleidsterrein levert een belangrijk aandeel in het realiseren van de doelstellingen van de overige beleidsterreinen in dit strategisch beleidsplan. De scholen van Stichting Openbaar Onderwijs Rijn- en Heuvelland worden voor 95% gesubsidieerd door de Rijksoverheid. De overig inkomsten bestaan uit subsidies van lagere overheden en Samenwerkingsverbanden. Het financiële beleid van Stichting Openbaar Onderwijs Rijn en Heuvelland en de scholen is gericht op het waarborgen van de continuïteit van de kwaliteit van het onderwijs. Daarom dient in dat beleid steeds de balans te worden gevonden tussen eisen van de maatschappelijke functie van de onderwijsorganisatie en de inkomsten. De stichting heeft deze continuïteitseisen gewaarborgd door een weerstandsvermogen op te bouwen om zoveel mogelijk „bedrijfseconomische risico‟s‟ van de scholen af te dekken. Het grootste bedrijfseconomische risico wordt gevormd door bedreigingen van de continuering van de bekostiging als gevolg van veranderingen van het overheidsbeleid en dalende leerlingenaantallen. Een ander belangrijk bedrijfseconomisch risico betreft de bekostiging voor de uitgaven voor personeel op de scholen in relatie tot de realiseerbare groepsgrootte op bepaalde onderwijslocaties. Verder streven stichting en scholen er naar zoveel mogelijk schaalgebonden mogelijkheden te benutten door de inkoopkosten door gebundelde inkoopkracht te verlagen en de risico‟s van schaden te spreiden.
Financiële beheersingsmodel
Het financiële beheersingsmodel is afgeleid op de besturingsfilosofie van de organisatie, namelijk die van een integraal verantwoordelijke schooldirectie. Naast de verantwoordelijkheid voor de school heeft de schooldirecteur ook een gedeelde verantwoordelijk richting collega-directeuren van de stichting. De stichting heeft een laag eigen vermogen. Het streeft er namelijk naar zoveel mogelijk middelen die het ontvangt van de overheid en samenwerkingsverbanden door te sluizen naar de individuele scholen. Hiervoor hanteert de stichting een verdelingssystematiek waarbij de scholen, na aftrek van middelen voor stichting brede projecten, reserveringen, centrale inkoopkosten, en bovenschoolse salarissen (de “bovenschoolse” begroting), een jaarbedrag mogen uitgeven dat is gebaseerd op het aantal leerlingen, de jaarplannen van de school en uitgaven die behoren bij de eigen identiteit van de school, zoals specifieke projecten. Het toegekende jaarbedrag van de school wordt inzichtelijk gemaakt in de jaarbegroting. De financiële afspraken van de begroting en de afspraken op het gebied van kwaliteit van onderwijs, personeel en huisvesting worden vastgelegd in het managementcontract. Het managementcontract wordt ondertekend door het College van Bestuur en de schooldirectie. De schooldirectie is door het College van bestuur gemandateerd om de uitgaven die zijn vastgelegd in de begroting en het managementcontract te doen. De specifieke spraken hieromtrent zijn vastgelegd in de mandaatregeling van de stichting Meer dan 80% van de uitgaven bestaat uit salarissen van personeel. Daarmee is er voor de scholen nog maar een beperkte ruimte voor het realiseren van andere doelen. Door het grote beslag dat de personeelsuitgaven op de financiële ruimte van scholen legt is het financiële beheer van de stichting en de scholen vanzelfsprekend sterk gericht op de beheersing van deze kosten en de professionaliteit van de medewerkers. Om zorg te dragen dat het financiële beleid ook daadwerkelijk geeffectueerd kan worden is een betrouwbare financiële informatievoorziening essentieel. Het juist, tijdig en volledig verwerken van de inkoopfacturen, betalingen, inkomsten en alle overige financiële mutaties in de financiële administratie en de inrichting ervan, dragen bij aan het realiseren van deze doelstelling. Bij de financiële administratie wordt gebruik gemaakt van een administratiekantoor. Het administratiekantoor ondersteunt de scholen en de stichting bij het verwerken van de financiële mutaties. De verantwoordelijkheid voor de tijdige verwerking van de mutaties ligt bij de scholen en stichting.
Bijlagen – pagina 81
Verantwoording
De dagelijkse controle ligt in handen van de controller van de stichting. Het College van Bestuur, de schooldirectie, de Raad van Toezicht en GMR worden middels tussentijdse rapportages periodiek (per kwartaal) geïnformeerd over het gerealiseerde beleid in relatie tot de begroting. Indien noodzakelijk wordt het beleid aangepast aan de huidige financiële ontwikkelingen. In het financieel jaarverslag wordt verantwoording afgelegd over de realisatie van het gevoerde financiële beleid, in relatie tot de begrotingen, van het kalender jaar. Het financieel jaarverslag wordt gecontroleerd door een openbaar accountant. Het gecontroleerde verslag is uiterlijk 1 juli van het kalender jaar volgend op het verslagjaar beschikbaar voor belanghebbenden 8.2 Huisvesting De stichting is in samenspraak met de directieleden van de scholen verantwoordelijk voor het beheer van de schoolgebouwen. Het bedrijfsbureau coördineert alle zaken gerelateerd aan huisvesting en onderhoud. De bekostiging van schoolgebouwen is verdeeld over de schoolbesturen en de gemeentes. De gemeentes dragen, op aanvraag van het schoolbestuur, de zorg voor bekostiging van het onderhoud aan de buitenkant van het schoolgebouw. Het schoolgebouw en terrein worden door het schoolbestuur onderhouden. Het bedrijfsbureau beschikt over de meerjaren onderhoudsplanning. Het dagelijks herstel onderhoud omvat alle kleine bouwkundige en installatietechnische werkzaamheden in, aan en om het schoolgebouw. Preventief onderhoud is onderhoud om gebreken te voorkomen. Veel klein en service onderhoud is preventief onderhoud, het voorkomen van erger. De schooldirectie is budgetverantwoordelijk.
Schoonmaak
Het schoonmaakonderhoud wordt vanaf 2008 centraal ingekocht. Dit is middels een Europese aanbesteding gegund. De gunning heeft zowel plaatsgevonden op basis van de prijsstelling als ook op basis van andere criteria: Uren schoonmaak productief Uren direct toezicht Uren additionele werkzaamheden Kosten totaal Kosten glasbewassing Regietarieven Staffelprijzen De technische kwaliteit van het schoonmaakonderhoud wordt periodiek gemeten door een onafhankelijk bureau. In een kwaliteitsmeting wordt zowel het hoog- als laagfrequente onderhoud gecontroleerd.
Beveiliging
De beveiliging (alarmmeldingen, alarmopvolging en onderhoud) is vanaf 2010 centraal ingekocht. De surveillancedienst staat 24 uur per dag klaar om te reageren op alarmmeldingen, assistentieverzoeken en technische meldingen. Behalve het reageren op meldingen van het alarmsysteem kan deze service ook worden gebruikt voor: eautoriseerde personen/instanties omende gevallen Werkwijze alarmopvolging / assistentieverlening: Bij een alarmmelding wordt de beveiligingsbeambte opgeroepen. Ten behoeve van de school wordt door de beveiligingsbeambte rapport opgemaakt. Een surveillance rapport vermeldt de tijdstippen, aangetroffen bijzonderheden en personenverkeer. Bij een inbraak of onregelmatigheid informeert de beveiligingsbeambte direct de politie. De surveillancedienst heeft een reactietijd van 20 minuten. Bijlagen – pagina 82
De beveiligingsorganisatie voldoet aan de wettelijk gestelde eisen.
Brandblusmiddelen en noodverlichting
De brandveiligheid wordt jaarlijks beoordeeld door de brandweer. Een NCP REOB gecertificeerd bedrijf draagt zorg dat de scholen voldoen aan gestelde NEN normen.
Bijlagen – pagina 83
Meubilair
Voor inkoop van meubilair is een mantelovereenkomst afgesloten. Op basis van het meerjaren vervangingsplan wordt beoordeeld of een aanvraag tot aanschaf van meubilair wordt ingewilligd.
Copiers
Op stichtingsniveau is een mantelovereenkomst afgesloten voor copiers / printers. Dit contract is gesloten op basis van het verbruikscompensabel-tabel. Meerverbruik wordt hierbij gecompenseerd door minderverbruik van de scholen vallende onder de stichting. 8.3 Sponsering, subsidies, incidentele bekostiging De Scholen van de Stichting Openbaar Onderwijs Stichting Rijn- en Heuvelland krijgen steeds vaker te maken met sponsoring. Sponsoring is een mooie gelegenheid om de maatschappij dichterbij het kind te brengen. Sponsoring biedt kansen, maar ook bedreigingen. Het kan een uitkomst zijn om extraatjes van te betalen. Maar er zijn ook risico‟s aan verbonden. Leerlingen zijn makkelijk te beïnvloeden:het is dus belangrijk dat sponsoring zorgvuldig gebeurt. Ook moet sponsoring een gezonde en verantwoorde leefstijl aanmoedigen. Aanleiding Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft samen met onderwijsorganisaties en andere belangenorganisaties begin 2009 opnieuw een convenant gesloten waarin afspraken voor sponsoring in het primair en voortgezet onderwijs zijn vastgelegd. Het geeft aan onder welke voorwaarden sponsoring kan plaatsvinden Aan sponsoring zijn ook verplichtingen verbonden, daarom moet er een breed draagvlak zijn bij alle betrokkenen. Schoolbesturen nemen samen met personeel, ouders en, in het voortgezet onderwijs, ook leerlingen in de medezeggenschapsraad (MR) een weloverwogen beslissing om wel of niet tot sponsoring over te gaan. Draagvlak voor sponsoring binnen de school is belangrijk. Dit is te bereiken door alle betrokkenen goed te informeren Het bevoegd gezag is verantwoordelijk Elke school maakt een eigen afweging om tot sponsoring over te gaan en overweegt de maatschappelijke betrokkenheid van de sponsor, het sponsorbedrag en de verlangde tegenprestatie; het bevoegd gezag is uiteindelijk verantwoordelijk. Belangrijk is dat de directie zich vooraf afvraagt of de sponsorbijdrage goed of slecht is voor de ontwikkeling van de leerlingen? Het bevoegd gezag dient met een aantal zaken rekening te houden. • Het stelt een algemeen sponsorbeleid vast, dat wordt vastgelegd in het schoolplan. Een algemeen sponsorbeleid biedt een kader waarbinnen het bevoegd gezag of de schoolleiding kan handelen bij het aangaan van sponsorovereenkomsten. • Het is verplicht om een sponsorovereenkomst voor te leggen aan de gehele medezeggenschapsraad, die daarbij instemmingbevoegdheid heeft • De school is verplicht informatie over het eigen sponsorbeleid in de schoolgids op te nemen. In de schoolgids moet beschreven worden welke normen de school hanteert bij het eventueel aangaan van sponsorovereenkomsten. • Voor sponsoring moet een breed draagvlak binnen de school zijn. Dat begint met het goed informeren van alle betrokkenen. Voor leerlingen, leraren en ouders moet duidelijk zijn wanneer sprake is van sponsoring. • De samenwerking met een sponsor wordt vastgelegd in een(sponsor)overeenkomst. • De school moet zich verantwoorden voor alle middelen die door sponsoring verkregen zijn. De inkomsten en uitgaven door en voor sponsoringmoeten afzonderlijk in de jaarrekening worden opgenomen. De jaarrekening moet voor alle betrokkenen toegankelijk zijn.gen? stelregel: is het goed of slecht Het bevoegd gezag is altijd verantwoordelijk voor wat er in schoolverband plaatsvindt. Dat geldt ook als bijvoorbeeld de oudervereniging een sponsorovereenkomst aangaat waarbij een tegenprestatie wordt gevraagd waarmee ouders of leerlingen in schoolverband te maken krijgen. Ook dan moet het bevoegd gezag beoordelen of de activiteiten die in het kader van de sponsorovereenkomst gaan plaatsvinden,verantwoord zijn. de ontwikkeling Waar moet de school zich aan houden? Bij het sluiten van een sponsorovereenkomst gelden de volgende gedragsregels. Bijlagen – pagina 84
• De samenwerking mag de ontwikkeling van kinderen niet schaden. • Sponsoring mag de onderwijsinhoud niet beïnvloeden en de uitvoering van de kernactiviteiten van de school mag hiervan niet afhankelijk worden. • In lesmaterialen mag geen reclame voorkomen. Ook niet impliciet. De objectiviteit en betrouwbaarheid van het onderwijs mag niet in het geding zijn. • Sponsoring mag niet misleidend zijn en mag niet appelleren aan gevoelens van angst of bijgelovigheid van leerlingen. • Sponsoring moet een gezonde leefstijl aanmoedigen. • Bij de aanschaf van (computer)apparatuur mag het niet zijn dat een aanvullende afname van bijvoorbeeld software van de sponsor verplicht is, of dat het gebruik van software van een ander bedrijf dan de sponsor wordt verboden. • De mogelijkheden om leerlingen op stage te laten gaan, mag er niet toe leiden dat de school een andere afweging maakt ten aanzien van mogelijke sponsorovereenkomsten, dan zonder die stages.
De rol van de medezeggenschapsraad
De MR heeft een belangrijke rol bij sponsoring. Op verschillende momenten heeft de medezeggenschapsraad bevoegdheden bij de besluitvorming rondom sponsoring. • Als de school een sponsorovereenkomst aangaat, is zij verplicht deze overeenkomst voor te leggen aan de gehele MR. Stamgroepleiders, ouders (en leerlingen in het voortgezet onderwijs) hebben instemmingsrecht over sponsorbijdragen waarmee leerlingen te maken krijgen. Dit geldt voor activiteiten die binnen het onderwijs plaatsvinden en voor activiteiten die georganiseerd worden onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, zoals een excursie of een activiteit tijdens het overblijven (artikel 10, lid f WMS). • Het bevoegd gezag moet in het schoolplan een algemeen sponsorbeleid vastleggen. In het sponsorbeleid wordt uitgelegd hoe de school handelt bij sponsoring waarmee leerlingen te maken krijgen. Dit is verplicht als de school een algemeen sponsorbeleid heeft vastgesteld, maar ook als de school over elk individueel geval van sponsoring apart beslist. De MR heeft instemmingsbevoegdheid over het vaststellen of wijzigen van het schoolplan (artikel 10, lid b WMS, artikel 12 WPO, artikel 24 WVO en artikel 2 (WEC). • Het ouder- en leerlingendeel van de MR moet instemmen bij het vaststellen of wijzigen van de schoolgids. In de schoolgids worden ouders, verzorgers en leerlingen geïnformeerd over de wijze waarop het bevoegd gezag omgaat met bijdragen die door sponsoring zijn verkregen (artikel 13, lid g en artikel 14, lid 1a WMS, artikel 13 WPO, artikel 24a WVO en artikel 22 WEC). • De gehele MR heeft adviesrecht over een voorgenomen besluit van het schoolbestuur over het aangaan, verbreken of belangrijk wijzigen van een duurzame samenwerking met een andere instelling, zoals de samenwerking met een sponsor (artikel 11, lid d WMS). • Sponsoring kan ook aan de orde komen bij de vaststelling of wijziging van de hoofdlijnen van het meerjarig financieel beleid van de school. Ook in dat geval heeft de gehele medezeggenschapsraad een adviesbevoegdheid (artikel 11, lid b WMS). • De MR kan zelf het initiatief nemen om onderwerpen met het bevoegd gezag te bespreken. Zo kan de MR besluiten om het sponsorbeleid of een sponsorovereenkomst aan de orde te stellen(artikel 6 WMS). De sponsorovereenkomst
Het moet duidelijk zijn wat er wordt gesponsord. Als bijvoorbeeld sponsorproducten worden uitgereikt als prijs of beloning na een sportwedstrijd, moet iedereen weten dat het om gesponsorde producten gaat. Bij het wel of niet aangaan van een sponsorovereenkomst is het raadzaam om je de volgende vragen te stellen. • Wat zijn de intenties van de sponsor? • Hoe groot is de sponsorbijdrage? • Hoe staan de tegenprestaties in verhouding tot de bijdrage van de sponsor? • Wat zijn de consequenties voor de school, de leerlingen, het personeel en de ouders? Sponsoring gaat vaak samen met reclame uitingen. Als een ouder, stamgroepleider of leerling een klacht heeft over de inhoud van de reclame, kan hij of zij een klacht indienen bij de Reclame Code Commissie. Zie: www.reclamecode.nl. Bijlagen – pagina 85
Wanneer er andere klachten zijn over deinvulling en/of uitvoering van het sponsorbeleid op de school, dan kunnen deze worden aangekaart bij de klachtencommissie van de school. Brochure Convenant sponsering, Utrecht September 2009 8.4 Interne geldstromen. De school kent een centrale geldstroom, nl die van het bevoegd gezag naar de school op basis van een ingediende en goedgekeurde werkbegroting. De vrijwillige ouderbijdragen t.b.v. schoolactiviteiten zoals Sinterklaas, kerst ……. worden beheerd door de Ouderraad van de school Deze Ouderraad legt jaarlijks verantwoording af aan de ouders in de Algemene Ouderavond. De tussenschoolse opvang wordt financieel en organisatorisch geregeld door een Stichting Fibou.
de ouderbijdrage; De school kent een Ouderraad die een vrijwillige bijdrage vraagt. Deze ouderbijdrage wordt jaarlijks vastgesteld tijdens de Algemene Ouderavond. De financiële verantwoording voor inkomsten en uitgaven is compleet gescheiden van de schoolbegroting. De Ouderraad legt alleen verantwoording van haar financiële beleid af aan de ouders.
Bijlagen – pagina 86
9. Klachtenregeling Het is voor de school belangrijk dat de kinderen en de ouders/verzorgers tevreden zijn over de kwaliteit van het onderwijs. Toch komt het ook op onze school voor dat u als ouder/verzorger niet tevreden bent over de begeleiding van uw kind of van uzelf. Lukt het niet om in het overleg met de stamgroepleiders en/of de directeur uw probleem op te lossen of te bespreken, dan kunt u een klacht indienen. Het betreft formele klachten over: * (seksuele)intimidatie; * Pesten; * Mishandeling; * Onheuse bejegening; * Inbreuk op privacy; * Didactische aanpak; * Pedagogische aanpak; * Organisatorische aanpak. De bedoeling van de klachtenregeling is om samen te zoeken naar een oplossing en om gevoelens van ongenoegen en frustratie zo veel mogelijk weg te nemen. Ingediende klachten stelt de school bovendien in staat om maatregelen te treffen die het onderwijs verder kunnen verbeteren. De school heeft een klachtenreglement dat is af te halen bij de directeur. In dit reglement staat uitgebreid beschreven hoe u een klacht kunt indienen bij een teamlid, de directeur of bij het Bestuur en hoe deze klacht wordt afgehandeld. Er is op elke school een interne contactpersoon die u kan helpen bij het afhandelen van uw klacht of u verwijst naar de externe vertrouwenspersoon. Deze interne contactpersoon is Mevr. Pruijt. Zij is uitsluitend telefonisch bereikbaar op werkdagen tussen 19.00 uur en 21.00 uur. Hij/zij zal u over de te volgen procedure informeren, u wat dat betreft adviseren en u verwijzen naar de externe vertrouwenspersoon. Het Bestuur heeft twee externe vertrouwenspersonen aangewezen; de heer K. Sweers en mevrouw D. Gerritsma, die ter zake deskundig zijn bij het afwikkelen van een eventuele klacht. Beide externe vertrouwenspersonen zijn telefonisch bereikbaar onder nr.: 0346219777 De externe vertrouwenspersoon wordt benaderd door de interne vertrouwenspersoon, het Bestuur of rechtstreeks door de klager. Deze vertrouwenspersoon draagt zelfstandig zorg voor de eerste opvang van slachtoffers van ongewenst gedrag en gaat samen na welke vervolgstappen mogelijk zijn, zoals verwijzing naar instanties die gespecialiseerd zijn in opvang en nazorg. Jaarlijks vindt afstemming plaats tussen de externe vertrouwenspersonen en het Bestuur over het resultaat van het beleid ten aanzien van de klachtenregeling. Voor de goede orde: Zowel de interneals de externe vertrouwenspersonen hebben een geheimhoudingsplicht, waardoor privacy van de klager volledig is gegarandeerd. De klachtenprocedure in het kort 1. Indien een ouder/verzorger een klacht heeft over een dienst van de school dan zal hij/zij de klacht in eerste instantie met het betrokken teamlid en eventueel met behulp van de directeur dienen op te lossen. 2. Indien de klacht niet met het betrokken teamlid kan worden opgelost, of indien het een klacht betreft die niet is terug te brengen op het individuele teamlid, dan zal klager zijn/haar klacht op schrift stellen en deze zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een 14 dagen, aan de directeur doen toekomen. 3. De directeur zal binnen 14 dagen na indiening van de schriftelijke klacht zijn/haar standpunt schriftelijk aan klager kenbaar maken. Een afschrift van de beslissing wordt tevens aan het teamlid toegezonden. 4. Indien klager met het standpunt van de directeur niet instemt, dan kan hij/zij zich wenden tot het Bestuur van de Stichting Openbaar Onderwijs Stichting Rijn- en Heuvelland; Laan van Vollenhove 2935 te Zeist. Bijlagen – pagina 87
5. Informatie over de klachtenprocedure zal door de directeur worden verstrekt. Deze klachtenprocedure acht de school wenselijk, wat niet wegneemt dat de klager zich te allen tijde rechtstreeks kan wenden tot de interne contactpersonen, de externe contactpersonen of de genoemde klachtencommissie. Indien er sprake is van zeer ernstige klachten bijvoorbeeld bij seksuele intimidatie of discriminerend gedrag, agressie of geweld dan wordt door de klager het Bestuur van de Stichting Openbaar Onderwijs Stichting Rijn- en Heuvelland altijd schriftelijk benaderd. Bij seksuele agressie of geweld door een medewerker van de Stichting wordt te allen tijde aangifte bij justitie gedaan. Indien er een klacht binnen komt gericht aan het bestuur van de stichting, dan treedt de volgende procedure in werking. - Binnen 5 werkdagen bericht van ontvangst van de klacht - Mededeling aan klager, aangeklaagde - Binnen 14 dagen na ontvangst klacht een hoorzitting; - Binnen 14 dagen na hoorzitting advies aan het Bestuur; - Binnen 14 dagen neemt het Bestuur een besluit op basis van het advies en meldt dit aan; klager, aangeklaagde en de directie van de school. Het Bestuur is aangesloten bij de landelijke klachtencommissie( postbus 162; Postbus 85191; 3508 AD Utrecht, tel: 030-2809590,
[email protected] Het Bestuur van de Stichting Openbaar Onderwijs Stichting Rijn- en Heuvelland voldoet hiermee aan de wettelijke verplichting betreffende de klachtenregeling. Bovendien wil zij met een goede uitwerking van deze regeling bijdragen aan de verhoging van de kwaliteit van het pedagogisch klimaat op haar scholen.
Bijlagen – pagina 88
Bijlage Formulier “instemming met school(ondernemings)plan” School:
Jenplanschool Dolfijn
Postadres:
Weidestraat 1
Postcode/plaats:
3972 CH Driebergen
VERKLARING Hierbij verklaart de medezeggenschapsraad van Jenaplanschool Dolfijn in te stemmen met het School(ondernemings)plan. Planperiode van augustus 2011 tot augustus 2015 Namens de MR Plaats:
Datum:
Naam: Functie: Handtekening: Bijlage 3 Formulier vaststelling school(ondernemings)plan School: Jenplanschool Dolfijn Postadres:
Weidestraat 1
Postcode/plaats:
3972 CH Driebergen
Het College van Bestuur van de Stichting Openbaar Onderwijs Stichting Rijn- en Heuvelland heeft het School(ondernemings)plan vastgestel Planperiode van augustus 2011 tot augustus 2015 Plaats:
Datum:
Naam: Functie: Handtekening:
Bijlagen – pagina 89
Bijlage 5 Onderwijscontinuüm Stichting Rijn- en Heuvelland 2011 Inhoudsopgave 0.
Vooraf Samenvatting
4 4
1.
Op weg naar een onderwijs continuüm met Stichting Rijn- en Heuvelland
5
2. Passend onderwijs, uitgangspunten en kaders 2.1 Aanleiding 2.2 De nieuwe koers in twaalf punten 2.3 Referentiekader passend onderwijs 2.3.1 Uitgangspunten van het referentiekader 2.3.2 Transparante inzet en betere verantwoording van zorgmiddelen.
6
3. 3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3
Relatie Passend Onderwijs en Stichting Rijn- en Heuvelland Visie op Passend Onderwijs binnen Stichting Rijn- en Heuvelland Missie Stichting Rijn- en Heuvelland t.a.v. passend onderwijs Stichting Rijn- en Heuvelland en werken met samenwerkingsverbanden Zorgadviesteam (ZAT) Schoolprofiel Zorgplicht
8 8 9 10 10 11 13
4. 4.1 4.2 4.3
13 13 17 18
4.4 4.5
Onderwijs continuüm, onderwijsarrangementen en onderwijsresultaten Eén-onderwijsroute Onderwijsarrangementen Onderwijsresultaten in relatie met het onderwijs continuüm en Onderwijsarrangementen Verantwoording en toetsingskader Bao Verantwoording en toetsingskader Praktijkonderwijs(V0)
4.6
Verantwoording en toetsingskader van Lieflandschool( So)
21
Aansluiting Primair- en Voortgezet Onderwijs
21
5.
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
6 7 7 8
19 21
stroomdiagrammen werkwijze zorgniveaus werkdocument verantwoording onderwijsresultaten Stichting Rijn- en Heuvelland Referentieniveaus Taal en Rekenen
Bijlagen – pagina 90
Vooraf Dit beleidsdocument is opgesteld door de leden van de werkgroepen zorg en verantwoording onderwijsresultaten i.s.m. de staf onderwijs en kwaliteit van het bedrijfsbureau. Het is een combinatie van algemene zaken zoals deze staan beschreven in de diverse uitgaven rondom passend onderwijs en de wijze waarop de Stichting Rijn- en Heuvelland aan dit onderwerp beleidsmatig vorm wil geven. De route van dit document is als volgt: 1. bespreken en vaststellen van het concept document tijdens het directorium Stichting Rijn- en Heuvelland door directeuren en algemeen directeur. (november/december 2010) 2. vaststellen beleidsdocument door bestuur Stichting Rijn- en Heuvelland. (december 2010) 3. advisering door GMR Stichting Rijn- en Heuvelland. (januari 2011) 4. in werking treden beleid onderwijs continuüm / één zorgroute Stichting Rijn- en Heuvelland. (januari 2011) 0 Samenvatting. In 2012 treedt de herziene wet passend onderwijs in werking. Kinderen moeten ondersteuning op maat krijgen. Individuele ouders worden beter ondersteund tijdens hun gesprek over het passend onderwijsaanbod en de keuzevrijheid die zij hebben. Daarnaast zijn ouders als collectief betrokken bij het vaststellen van het onderwijsprofiel. Leraren worden ondersteunt in het vergroten van deskundigheid en met extra ondersteuning in de klas en op school. Om deze ontwikkelingen goed vorm te geven wordt samenwerking tussen Stichting en de verschillende samenwerkingsverbanden op regionaal niveau geïntensiveerd om te komen tot schoolprofielen die een dekkend aanbod aan onderwijs bieden in de regio. Daarnaast worden adviesteams ingesteld om vanuit specifieke deskundigheid ondersteuning aan scholen te kunnen bieden bij specifieke leer- en onderwijsvragen van leerlingen. Scholen binnen Stichting Rijn- en Heuvelland hebben een onderwijsplicht en zijn verplicht om ouders en hun kinderen een passend onderwijsaanbod te bieden in eigen scholen. Het formuleren van een schoolprofiel is hierbij en hulpmiddel. Om de ontwikkeling van leerlingen binnen scholen op een kwalitatief goede manier vorm te kunnen geven, wordt gewerkt vanuit uitgangspunten van één onderwijsroute en een onderwijs continuüm. Het aanbieden van onderwijs op maat , vanuit 5 niveaus staat hierin centraal, Leidraad voor het uitvoeren van verschillende onderwijsarrangementen wordt gevonden in het kennen van de eigen leerling-populatie, het schoolklimaat en het pedagogisch-didactisch handelen van stamgroepleiders, de leerlingbegeleiding, de voortgang in ontwikkeling van de leerlingen, leerstofaanbod, leertijd, inhoud, niveau, uitvoering van toetsen en leerresultaten t.o.v. landelijke gemiddelden. Zowel op school- als stichtingsniveau worden ontwikkelingen in scholen op het gebied van passend onderwijs, één-onderwijsroute, gevolgd om de kwaliteit te waarborgen. Leerling-resultaten worden aan de hand van stichting brede afgesproken, landelijk genormeerde, toets gegevens gevolgd om de kwaliteit te meten en bij te sturen waar nodig.(verantwoordingskader) Scholen kunnen hun toetsingsrepertoire naar eigen inzicht verder invullen, afhankelijk van wat de situatie op dat moment is en wat de context vraagt.
1 Op weg naar een onderwijs continuüm met Stichting Rijn- en Heuvelland Voor u ligt het beleidsstuk van Stichting Rijn- en Heuvelland, waarin is beschreven wat de consequenties zijn van de herziene wet passend onderwijs die in 2012 in werking treedt. In hoofdstuk 2 worden de uitgangspunten en kaders uiteengezet met betrekking tot de wet passend onderwijs. In hoofdstuk 3 wordt stilgestaan bij de visie en missie van Stichting Rijn- en Heuvelland en de consequenties van de wet passend onderwijs voor de Stichting. Hoofdstuk 4 beschrijft de éénonderwijsroute, onderwijsarrangementen en onderwijsresultaten en de wijze waarop de scholen binnen Stichting Rijn- en Heuvelland hieraan op operationeel niveau vorm geven. Hiermee is de relatie gelegd tussen beleid t.a.v. passend onderwijs op landelijk/regionaal en stichtingsniveau en de uitvoering ervan op schoolniveau binnen de scholen van Stichting Rijn- en Heuvelland. Hoofdstuk 5 geeft een korte samenvatting. Verschillende ontwikkelingen binnen de stichting zijn de afgelopen jaren in gang gezet en hebben een directe relatie tot het voorliggende beleidsstuk over passend onderwijs. Binnen Stichting Rijn- en HeuBijlagen – pagina 91
velland wordt verder gebouwd aan ontwikkelingen, waarin passend onderwijs in de vorm van een onderwijs continuüm een plaats heeft. Om die reden is bij het maken van dit beleidsstuk gebruik gemaakt van de volgende informatiebronnen en onderliggende documenten; notitie “Herziening van passend onderwijs, oktober 2009”, zie www.passendonderwijs.nl/; wetgeving “Zorgplicht”; notitie “één-zorgroute WSNS+”. Strategisch Beleidsplan Stichting Openbaar Onderwijs Stichting Rijn- en Heuvelland 2005; nota “Onderwijs en kwaliteit”; notitie rolmodel directeur, locatieleider en intern begeleider; functiebouwhuis en functieomschrijving stamgroepleider LA/LB, Stichting Openbaar Onderwijs Stichting Rijn- en Heuvelland; Jaarverslag Stichting Openbaar Onderwijs Stichting Rijn- en Heuvelland 2008; Rapportage Besturingsaudit Bestuur Stichting Openbaar Onderwijs Stichting Rijn- en Heuvelland 2009, CBE; notitie “de school is een maatschappelijke onderneming”; presentatie Bas de Koning, directeur Eduniek, tijdens het directorium Stichting Rijn- en Heuvelland september 2010
Bijlagen – pagina 92
2. Passend onderwijs, uitgangspunten en kaders 2.1 Aanleiding In augustus 2012 treedt de herziening van de wet passend onderwijs in werking. Met deze wet geeft het kabinet besturen en scholen de ruimte om onderwijs aan kinderen te bieden dat nauw aansluit op hun mogelijkheden. De versterking van de samenwerking met jeugdzorg en jeugdhulpverlening is een belangrijk uitgangspunt. In plaats van de huidige rugzakfinanciering komt een flexibele inzet van middelen. Met het omvormen van deze financiering zullen scholen die onderwijs op maat verlenen ook de meeste middelen krijgen. Het beschikbare budget voor het aanbieden van passend onderwijs groeit niet. 2.2 De nieuwe koers in twaalf punten 1. Sectororganisaties stellen een helder referentiekader op, waarin onder meer aandacht is voor de bandbreedte voor het onderwijs in een reguliere school. Het referentiekader passend onderwijs moet scholen helpen om met het team van leraren en in overleg met ouders een "onderwijsprofiel" vast te stellen, dat inzicht geeft in het totaal aan onderwijs- en speciale voorzieningen in een school. 2. Schoolbesturen krijgen de verplichting om onderwijs binnen of buiten de eigen mogelijkheden aan te bieden. Ouders die hun kind aanmelden bij een school krijgen een onderwijsaanbod bij de school of bij een andere school. Bij het aanbod wordt rekening gehouden met de voorkeur van de ouders. 3. Kinderen moeten ondersteuning op maat krijgen. In plaats van het huidige rugzakje komt een handelingsgerichte diagnostiek, met flexibele inzet van middelen en voorzieningen. De scholen met het breedste profiel, krijgen relatief gezien binnen hun samenwerkingsverband ook de meeste middelen. 4. Individuele ouders worden ondersteund tijdens hun gesprek over het onderwijsaanbod en de keuzevrijheid die zij hebben. Daarnaast zijn ouders als collectief betrokken bij het vaststellen van het onderwijsprofiel. 5. Leraren worden gesteund bij het vergroten van deskundigheid (bijscholing, aandacht voor leerlingen die speciale aandacht nodig hebben tijdens de lerarenopleiding) én door extra ondersteuning in de klas en in de school (klassenassistenten, (intern) begeleiders, speciale klassen). 6. Het onderwijs wordt zo goed mogelijk afgestemd op jeugdgezondheidszorg, jeugdhulpverlening en maatschappelijk werk. Dit gebeurt in het Zorg- en Adviesteam (ZAT). 7. De inrichting van regionale netwerken (PO, VO en (V)SO gezamenlijk) wordt losgelaten. Onderwijs wordt gebundeld in de bestaande samenwerkingsverbanden voor PO, VO en (V)SO. 8. Het geld voor passend onderwijs wordt gebudgetteerd op het niveau van de Rijksbegroting 2008.( inmiddels is bekend dat er € 300 miljoen bezuinigd wordt op de invoering van passend onderwijs; nov‟2010) 9. De inzet van middelen welke worden besteed aan passender onderwijs moet transparanter worden en beter worden verantwoord. 10. Het geld voor passend onderwijs wordt gelijkmatiger over het land verdeeld (verevend). De omvang van de verevening wordt bezien in samenhang met andere middelen voor begeleiding en achterstandenbestrijding. 11. Een deel van het geld voor ambulante begeleiding gaat voortaan naar de Samenwerkingsverbanden. Het (voortgezet) speciaal onderwijs houdt een deel van het geld om expertise te delen met het regulier onderwijs. 12. Speciaal onderwijs blijft hard nodig en wordt rechtstreeks gefinancierd. De kwaliteit in het (V)SO moet sterk verbeterd worden. 2.3 Referentiekader passend onderwijs De overheid biedt bij de invoering van Passend Onderwijs een referentiekader. In het landelijk referentiekader komen verschillende onderwerpen aan de orde. Bijvoorbeeld: 1 wat is nodig voor passend onderwijs in termen van ondersteuning in de school en in de klas? 2 wat is de bandbreedte voor het bieden van specifieke aandacht voor een reguliere school? 3 hoe wordt handelingsgerichte diagnostiek vormgegeven? 4 hoe wordt de medezeggenschap zowel voor ouders als voor leraren georganiseerd?
Bijlagen – pagina 93
Het kader zorgt voor een inspirerende discussie in de praktijk over het onderwijs en de mate waarin in scholen specifieke kennis en kunde hebben. Het referentiekader biedt duidelijkheid over wanneer scholen leerlingen kunnen verwijzen omdat het de mogelijkheden van de school te boven gaat. Een beroep op vormen van hulpverlening is dan mogelijk aan de orde, bijvoorbeeld jeugdzorg of gezondheidszorg. Het kader biedt een basis voor het opstellen van het zogenaamde „onderwijsprofiel‟ van de school. Scholen zijn verplicht een onderwijsprofiel op te stellen. Over het onderwijsprofiel en de inzet van de middelen daarvoor vindt vooraf overleg plaats in de medezeggenschaps-kaders met ouders en leraren in de context van de formatieve en financiële mogelijkheden. 2.3.1 Uitgangspunten van het referentiekader De huidige indicatiestelling voor de clusters verdwijnt, waarbij de directe toegang tot het speciaal onderwijs nog nader moet worden bezien. Handelingsgerichte criteria (gebaseerd op de verschillende modellen die het referentiekader aangeeft) bepalen welke hulp welke leerling en welke school ontvangt. De hoofdlijn is dat een school en de ouders door middel van handelingsgerichte diagnostiek inzicht verkrijgen in de hulpvraag van leerling en school. Het gaat dan om de mate en omvang van de belemmerende en bevorderende factoren van de leerling én de mate en omvang van de gewenste ondersteuning van de leraar/leraren. Indien de school en de ouders tot de conclusie komen dat de beide hulpvragen niet beantwoord kunnen worden in de basisvoorziening onderwijs, doen zij een beroep op het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband zal met behulp van classificatie systematieken, (bijvoorbeeld de ICF1)en haar kennis over gangbare, handelingsgerichte oplossingen en ondersteuningsmogelijkheden, een uitspraak doen over de aard en omvang (zowel personeel als financieel) van de ondersteuning van leerling en school, conform de afspraken in het onderwijszorgplan. Het referentiekader beschrijft eveneens de procesgang van aanmelding tot plaatsing.
2.3.2 Transparante inzet en betere verantwoording van middelen De inzet van de onderwijsmiddelen moet transparant zijn voor alle betrokkenen. Middelen moeten zoveel mogelijk in de school en in de klas ingezet worden, onnodige overhead en bureaucratie moeten worden tegengegaan. Onderwijs begint met het vaststellen van de onderwijsbehoefte, op basis van handelingsgerichte diagnostiek. Het totaal aan onderwijs en speciale voorzieningen dat in een school wordt geboden, maakt het “onderwijsprofiel” van de school. Het bevoegd gezag overlegt binnen het samenwerkingsverband over de totstandkoming van een dekkend onderwijsaanbod. Over de invulling van het onderwijs op school is afstemming nodig tussen onderwijs, gemeenten en partners uit gezondheidszorg, jeugdzorg en welzijn. Schoolbesturen brengen dit onderwerp in in het overleg met gemeenten in het kader van speciale middelen in en om de school. De huidige rugzakmiddelen worden aan de samenwerkingsverbanden toegekend. In de school wordt het gesprek gevoerd tussen (teams van) leraren, schoolmanagement en bevoegd gezag over het opvangen van leerlingen en hetgeen leraren daarvoor nodig hebben.
Bijlagen – pagina 94
3 Relatie Passend Onderwijs en Stichting Rijn- en Heuvelland 3.1 Visie op Passend Onderwijs binnen Stichting Rijn- en Heuvelland Passend Onderwijs is er voor alle kinderen binnen het onderwijs continuüm van Stichting Rijn- en Heuvelland. Dit geldt echter binnen de kaders en doelen die door de organisatie gesteld zijn. Binnen dit Stichting Rijn- en Heuvelland raamwerk krijgt minimaal 98% van de leerlingen het onderwijs dat aansluit bij zijn of haar mogelijkheden en talenten. Dit betekent dat kinderen die dat volgens de school nodig hebben, extra voorzieningen in kennis, kunde en materialen krijgen. Daarbij vormen de instructie- en ondersteuningsmogelijkheden van de school het uitgangspunt. Verschillen tussen leerlingen zijn geen afwijking van het gemiddelde maar een uitdrukking van het unieke van ieder kind. Het onderwijs binnen de Stichting Rijn- en Heuvellandscholen wordt afgestemd op de mogelijkheden en behoeften van minimaal 98% van alle leerlingen. Stichting Rijn- en Heuvelland- onderwijs wordt zo goed mogelijk afgestemd in de pedagogische keten. D.w.z. met de expertise die geboden wordt door samenwerkingsverbanden en centra voor jeugd en gezin (jeugdgezondheidszorg en het maatschappelijk werk) en de jeugdhulpverlening. Uitgewerkt:: op weg naar één preventieve en proactieve aanpak, gericht volgen van ontwikkelingen binnen de leerlingenresultaten; stichting breed met behulp van trendanalyses, horizontale en verticale verantwoording van onderwijsresultaten (checks and balances tussen onder andere college van bestuur- schooldirecteuren, schooldirectie-stamgroepleider, schoolouders), versterken van de planning- en controlcyclus, stakeholdermanagement en de noodzaak tot het ontwikkelen van onderwijsrijke ken- en stuurgetallen, kwaliteit van onderwijs borgen en versterken met behulp van PDCA-cirkel, het bundelen van krachten, erkennen en benutten van vaardigheden en kwaliteiten binnen de verschillende scholen van de stichting (Learning Academy), versterking pedagogisch partnerschap en stakeholders (de school is een maatschappelijke onderneming), versterken relatie strategisch beleid “Stichting Openbaar Onderwijs Stichting Rijn- en Heuvelland “Bonding and Bridging”. Per vak- en vormingsgebied formuleert iedere Stichting Rijn- en Heuvellandschool haar doelen en geeft in percentages aan welke prestaties/resultaten met welke leerlingen gehaald moeten worden. Als ondergrens worden hiervoor de geldende inspectienormen gehanteerd. De stamgroepleider staat centraal; zij/hij is het vertrekpunt voor werkbaar onderwijs en gebruik van differentiatiemodellen.
3.2 Missie Stichting Rijn- en Heuvelland t.a.v. passend onderwijs De stichting heeft in de beleidsnota “Sturing en beleid” haar visie, missie, (meerjaren) doelen en beleidskaders geformuleerd. De Stichting wil haar missie realiseren door het tot stand brengen van een organisatie waarbij scholen met beleidskaders vanuit een eigen identiteit en cultuur werken aan een veilige leef- en werkomgeving. Tegelijk wordt gewerkt aan voortdurende kwaliteitsverbetering van onderwijs en opvoeding, bedrijfsmatige ontwikkeling, uitvoering en verantwoording van beleid. Centraal in dit beleid staan drie beleidsspeerpunten: Opzetten van en deelnemen aan regionale netwerken. Een onderwijsprofiel voor iedere Stichting Rijn- en Heuvellandschool. Het bieden van een onderwijsroute voor ieder kind binnen het onderwijs continuüm van Stichting Rijn- en Heuvelland. 3.3 Stichting Rijn- en Heuvelland en werken met samenwerkingsverbanden Het College van Bestuur (CvB) is verantwoordelijk voor de onderwijsresultaten /kwaliteit van onderwijs van scholen binnen de stichting en heeft, samen met andere besturen, een gezamenlijke verant-
Bijlagen – pagina 95
woordelijkheid voor de organisatie, de inhoud en de inrichting van het onderwijs in de samenwerkingsverbanden. Dit wordt vorm gegeven door de aard en de wijze waarop, passend binnen het zorgplan, in de eigen school invulling geven wordt aan de leerlingen met speciale aandachtsgebieden.. De stichting werkt samen in de volgende WSNS verbanden. Samenwerkingsverband Maarssen Samenwerkingsverband Zorggebundeld Samenwerkingsverband NIS Samenwerkingsverband de Bilt Samenwerkingsverband Veenendaal Samenwerkingsverband VO Dit maakt het voeren van eenduidig beleid niet eenvoudiger. In het strategisch beleid stelt de stichting dat pedagogisch partnerschap; het samenwerken in de pedagogische keten met zowel in- als externe partners speerpunt van beleid is. Samenwerking tussen de stichting met organisaties voor zorg en hulpverlening in de regio is daarom een noodzakelijke randvoorwaarde voor het realiseren van het onderwijs continuüm en één kind, één plan. Er zal gezorgd moeten worden voor een sluitende aanpak.
3.3.1 Zorgadviesteam (ZAT) In het kader van Passend Onderwijs wordt gesproken van een zorgadviesteam (ZAT). Stichting Rijnen Heuvelland spreekt hierbij liever over een “onderwijs advies team”. Een ZAT is een multidisciplinair team dat bovenschools de aansluiting met partners maakt; o advisering richting de school zelf en op bovenschools niveau, o op de school zelf samenwerken noemen we landelijk het zorgteam en de boven schoolse samenwerkingsvorm met partners noemen we landelijk het Zorg- en adviesteam (ZAT) Gemeenten en samenwerkingsverbanden hebben een leidende rol bij het inrichten en vormgeven van centra voor jeugd en gezin en de “ZAT‟s”. Op dit moment is er nog geen sprake van eenduidigheid. Verwacht wordt dat de komende periode meer zicht komt op de totstandkoming van de “ZAT‟s” in de Stichting Rijn- en Heuvelland regio. Ook kunnen nieuwe regio‟s ontstaan door fusie/samenwerking. Partners kunnen zijn: o het WSNS-verband, o bureau jeugdzorg en o de REC‟s o de jeugdarts van de jeugdgezondheidszorg en het algemeen of o schoolmaatschappelijk werk Het ZAT sluit aan bij de ervaringskennis, informatie over leerlingen en diagnostische gegevens van de school. Op bovenschools niveau wordt in het ZAT de aansluiting gemaakt met het centrum voor jeugd en gezin, het onderwijs in het kader van WSNS, inclusief de toeleiding naar het speciaal basisonderwijs (SBO) door de PCL, en de indicerende en ambulante taken van de REC‟s /CvI‟s. Voor de handelingsadvisering aan scholen is het van belang dat in elk geval een orthopedagoog / psycholoog aan het “ZAT” deelneemt. Bij het “ZAT” kunnen andere partijen /functionarissen op verzoek aansluiten, zoals de leerplichtambtenaar en (preventief) ambulant begeleiders van SBO en REC‟s, de politie of de jeugdgeestelijke gezondheidszorg. Dit hangt af van de aard van de ingebrachte casussen en het functioneren van de regionale structuur. De verantwoordelijke voor de gang van zaken en uitvoering van functies in het “ZAT” is de WSNScoördinator.
Bijlagen – pagina 96
3.3.2 Schoolprofiel Niet alle scholen hebben evenveel leerlingen waarvoor speciale aandacht en aanpak noodzakelijk is. Ook is de aard en ernst van de belemmeringen sterk uiteenlopend. Binnen de kaders van het strategisch beleid van de stichting en op basis van de visie van de school, ambitieniveau en deskundigheid van leraren ontwikkelt elke school een onderwijsprofiel, zodat herkenbaar wordt welke mogelijkheden en onmogelijkheden een school kenmerkt. De keuze voor een onderwijsprofiel berust op een afgewogen beslissing in regionaal verband omdat binnen de regio in principe alle leerlingen thuisnabij onderwijs moeten kunnen volgen. Het is de verwachting dat niet alle regio‟s dezelfde profielnamen gebruiken. Dit hangt o.a. samen met de verschillende samenwerkingsverbanden (zie 3.3.) waar de Stichting Rijn- en Heuvellandscholen deel uit maken en waar binnen de samenwerkingsverbanden diverse profielnamen zijn afgesproken. De volgende instrumenten kunnen worden ingezet ter bepaling van het schoolprofiel: BCDE-model Kind op de Gang Onderwijs continuüm HGPD/onderwijskundige zorganalyse Invoeringsprogramma passend onderwijs Aprilprofiel Zorg in Beeld Audit onderwijszorg DVIC Alle profielen verwijzen naar: o Wat kunnen leraren aan als het gaat om leerlingen die speciale aandacht vragen? o Waar liggen de grenzen van de mogelijkheden van de school? Op welke gebieden zijn leraren handelingsbekwaam, op welke handelingsverlegen? o Waar liggen de kansen en mogelijkheden voor de school om het onderwijs inhoudelijk op groeps-, bouw- en schoolniveau te verbeteren? Stichting Rijn- en Heuvelland gaat bij haar schoolprofielen uit van het volgende schema:
Niveau 3 en 4 Niveau 2 8% 10%
Niveau 1a
Niveau 1b en
1c
80%
Binnen de scholen van Stichting Rijn- en Heuvelland wordt er van uitgegaan dat leraren de competenties bezitten om zelf circa 98 % van de leerlingen “passend” , binnen het Stichting Rijn- en Heuvelland onderwijs continuüm te kunnen onderwijzen. (niveau 1a,1b, 1c, 2, 3 en 4). Binnen circa 10% van deze niveaus van de leerlingen maakt de leraar gebruik van interne ondersteuning/coaching door de intern begeleider/collega leraren (niveau 2). Voor circa 8% van de leerlingen is er intensieve tot zeer intensieve begeleiding noodzakelijk met eventuele gebruikmaking van externe deskundigheid.(niveaus 3 en 4). De niveaus 2, 3 en 4 kunnen zowel betrekking hebben op leerlingen met een relatief zwak/laag ontwikkelingsprofiel als leerlingen met een relatief sterk/hoog ontwikkelingsprofiel. Voor circa 2% van de leerlingen is het niet mogelijk om binnen het Stichting Rijn- en Heuvelland onderwijs continuüm een passend onderwijsaanbod te creëren.(niveau 5) Dit schema met deze verdeling past zowel binnen de PO- als de VO-scholen binnen de Stichting Rijn- en Heuvelland.
Bijlagen – pagina 97
Het schoolprofiel levert op schoolniveau een duidelijk zicht op de (on)mogelijkheden en van individuele scholen. Naast het bovenstaande basismodel onderwijs continuüm voor Stichting Rijn- en Heuvellandscholen kunnen individuele scholen hun eigen “onderwijsarrangement” uitbreiden. Dit wel binnen de kaders van het hierboven beschreven model. (zie verder hoofdstuk 4.2; onderwijsaanbod) Naar aanleiding van het geformuleerde schoolprofiel en onderwijsarrangement kan het wenselijk en/of noodzakelijk zijn dat leraren bepaalde cursussen volgen. Deze vervolgstappen worden onderdeel van het Persoonlijk Ontwikkelings Plan en/ of het Team Ontwikkelings Plan. 3.3.3 Zorgplicht Passend Onderwijs wordt op Stichting Rijn- en Heuvelland scholen gerealiseerd op basis van onderwijsplicht. Dit betekent dat ouders die hun kind aanmelden bij een school van Stichting Rijn- en Heuvelland recht hebben op een passend onderwijsaanbod bij de school zelf of bij een andere school (van hetzelfde bestuur of van een ander bestuur). Onderwijsplicht veronderstelt een niet vrijblijvende regionale samenwerking tussen scholen en besturen. In de onderlinge samenwerking wordt de komende planperiode een sluitend onderwijsaanbod ontwikkeld. Bij de ontwikkeling van het aanbod wordt rekening gehouden met de voorkeur van de ouders. Uitgangspunten; geen kind tussen wal en schip, voor elk kind een passende plek in het onderwijs, een dekkend net van samenwerkende besturen uit de sectoren PO/VO/WEC/BVE. Om dit te kunnen realiseren; o samenwerking met organisaties voor maatschappelijke ondersteuning, gezondheidszorg en jeugdzorg, o betrokkenheid op basis van gelijkwaardigheid van alle betrokkenen (bestuur, directies/locatieleiders, stamgroepleiders, internbegeleiders personeel en ouders). Doet de school de goede dingen met een goed resultaat: Bij het vormgeven van deze kwaliteitszorg wordt uitgegaan van; o het primaire proces als basis, o interne kwaliteitszorg als vertrekpunt. Centraal staat het zichtbaar maken van de onderwijsresultaten. 4 Onderwijs continuüm, onderwijsarrangementen en onderwijsresultaten 4.1 Eén-onderwijsroute Een passende onderwijsroute geldt niet alleen voor kinderen met speciale behoeften. In één onderwijsroute naar het bieden van onderwijskwaliteit is gekozen voor het onderwijs continuüm. De éénonderwijsroute omvat zowel de interne inzet op school, als de externe inzet van buiten de school. De kern van de 1-onderwijsroute/ het onderwijs continuüm bestaat uit handelingsgericht werken met groepsplannen. De stamgroepleider doet dat in de groep met behulp van twee instrumenten: groepsoverzichten en groepsplannen. Het verschil met gangbare plannen is dat in de 1-onderwijsroute/ het onderwijs continuüm groepsplannen aansluitend aan elkaar zijn én dat alle leerlingen er een plek in hebben. Eén leerling is óók een groepje binnen het groepsplan. Als het echt niet anders kan, wordt er een individueel plan opgesteld dat als aanhangsel aan het groepsplan wordt toegevoegd. Voor de 1-onderwijsroute/ het onderwijs continuüm zijn de volgende aspecten essentieel: 1. Resultaatgericht werken met de groepsplannen 2. De groepsbespreking 3. De klassenconsultatie 4. De leerlingbespreking De 1 onderwijsroute/ het onderwijs continuüm gaat uit van 5 niveaus( zie ook bijlage 1) en houdt in dat alle leraren van de Stichting Rijn- en Heuvelland streven naar vroegtijdige signalering en adequate begeleiding van alle leerlingen. Doel is een eenduidige route, waarin voor alle betrokkenen de beslismomenten en de stappen transparant en op elkaar afgestemd zijn. Centraal in één-onderwijsroute/ het onderwijs continuüm staat de ontwikkeling van de mogelijkheden en talenten van leerlingen in relatie tot de mogelijkheden van de school. Het biedt stamgroepleiders Bijlagen – pagina 98
en intern begeleider steun om planmatig om te gaan met de vaak grote verschillen in onderwijsbehoeften tussen leerlingen in een groep. Met de één-onderwijsroute/ het onderwijs continuüm beoogt men niet alleen risicoleerlingen op een zo vroeg mogelijk tijdstip te signaleren en zo onderwijsleerproblemen aan te pakken, maar de onderwijsmogelijkheden van élke Stichting Rijn- en Heuvellandschool in kaart te brengen. Deze onderwijsmogelijkheden zijn het uitgangspunt voor het samenstellen van het onderwijsaanbod. Uitgangspunten: 1. Alle kinderen hebben onderwijs nodig. Zorgleerlingen bestaan dus niet. Leerlingen verschillen in de mate waarin en de manier waarop ze onderwijs nodig hebben. Ter bevordering van de sociale cohesie in de groep en om het klassenmanagement uitvoerbaar te houden, worden bij de éénonderwijsroute/ het onderwijs continuüm de individuele onderwijsbehoeften zoveel mogelijk geclusterd en verwerkt in een groepsaanbod. De één-onderwijsroute/ het onderwijs continuüm werkt niet vanuit individuele handelingsplannen, maar vanuit groepsplannen. 2. In de tweede plaats gaat het bij de één-onderwijsroute/ het onderwijs continuüm om het werken, praten en denken vanuit onderwijsmogelijkheden, in plaats van vanuit kind kenmerken. Kind kenmerken leveren nauwelijks aanwijzingen op hoe een kind te begeleiden in de groep. Zo werkt een kenmerk als „snel afgeleid‟ eerder bevestigend (Zo is het kind nu eenmaal, daar valt niets aan te doen.) dan dat het uitnodigt tot actie (Hoe kan ik mijn onderwijs afstemmen op dit kind, wat kan ik doen?). Onderwijsbehoeften formuleer je door aan te geven wat een kind nodig heeft om de volgende stap in zijn ontwikkeling te kunnen zetten. 3. De één-onderwijsroute/ het onderwijs continuüm streeft naar een verschuiving naar proactief denken. In plaats van vooral achteraf te bekijken of een kind de doelen behaald heeft (bijvoorbeeld door te toetsen) en te „repareren‟ als dit niet het geval blijkt te zijn, hanteert de 1- onderwijsroute/ het onderwijs continuüm een werkwijze waarbij de stamgroepleider vooraf nadenkt over wat een kind nodig heeft om de gestelde doelen te bereiken. 4. Er wordt zoveel mogelijk tegemoet gekomen aan wat de kinderen nodig hebben om de onderwijsdoelen te bereiken. Als het nodig is kan een specialist van buiten de school de stamgroepleider ondersteuning bieden. 5. Tot slot nemen ouders een belangrijke positie in. Ouders en stamgroepleiders hebben een gezamenlijk doel: ze willen het beste voor het kind. Ouders zijn samenwerkingspartners en worden betrokken bij de onderwijskwaliteit rondom hun kind. Voor het handelen van stamgroepleiders, intern begeleiders en directie in de school heeft het werken in niveaus consequenties. In de bijlage is in overzichtelijke stroomdiagrammen weergegeven hoe deze processen verlopen. Onderstaand staan de kenmerken per niveau kort weergegeven; niveau 1 (a,b,c) Het regulier volgen en begeleiden van het kind door de leraar Het onderwijs op de basisschool wordt zo ingericht dat de uitgangspunten van doelgericht werken in de groepen 1-8 zijn te herkennen. (circa 80% van de leerlingen) Dit betekent; o elke groep kan worden ingedeeld in minimaal 3 niveaus met betrekking tot de vakken rekenen, spelling, technisch lezen, begrijpend lezen en woordenschat. o elke groep hanteert het model „directe instructie‟; o per periode van 8-10 weken stelt de stamgroepleider de tussendoelen voor de jaargroep vast, o per jaargroep stelt de stamgroepleider de einddoelen vast, o per periode wordt een groepsplan opgesteld m.b.v. tussendoelen, o de cyclus van doelgericht werken wordt bij start van het schooljaar, in november, begin maart en in juni uitgevoerd. Handelen van de stamgroepleider staat centraal; hij/zij is verantwoordelijk voor de resultaten van zijn/haar groep. niveau 2 Extra aandacht in de groep Voor kinderen met specifieke onderwijsbehoeften waaraan in niveau 1 niet kan worden voldaan. Interactie stamgroepleider - leerling staat centraal. IB-er is coach en samen met de stamgroepleider zoekt hij/zij een passend antwoord. niveau 3 Speciale aandacht in samenwerking met de intern begeleider Voor kinderen met specifieke onderwijsbehoeften, waarbij de stamgroepleider extra hulp zoekt op schoolniveau d.m.v. inschakelen IB-er, leerlingbespreking en/of gespecialiseerde collega.
Bijlagen – pagina 99
Onderscheidend hierbij kan het aanbod/arrangement/profiel zijn dat de school te bieden heeft; waar is de school sterk in? Bijv. Aanbod voor kinderen met hoogbegaafdheid of voor kinderen met een achterstand op het gebied van bv. taal.
Handelingsplannen in niveau 3.
Een handelingsplan is voor kinderen die extra zorg en aandacht nodig hebben en vanaf niveau 3 een inzetbaar document. Niet alleen geeft een handelingsplan concreet zicht op verwachte resultaten ook biedt het ouders en het kind een houvast waaraan samen gewerkt wordt en extra energie wordt ingezet. Een handelingsplan is letterlijk een „plan van handelen‟ met als doel op basis van analyse en diagnose van gegevens de problematiek van een leerling in positieve richting te beïnvloeden om daarmee het schoolsucces te vergroten. Het gaat hierbij om doelen “smart” te beschrijven, registreren wat de resultaten zijn, evalueren van het handelen en vervolgens nieuwe doelen vaststellen. Dus een concrete beschrijving van: wat, wie, waar, wanneer, waarmee. Te onderscheiden zijn: Individueel handelingsplan, Afspraken die je voor of met een leerling maakt voor een bepaalde periode. Groepsplan Afspraken die je voor of met een aantal leerlingen maakt voor een bepaalde periode. Het gaat bij een handelingsplan om; o leerontwikkelingsproblemen, o fysiek-medische problemen, o sociaal emotionele problemen, o gedragsproblemen, o problemen met werkhouding, o problemen in de thuissituatie. Handelingsplannen vormen een belangrijke basis in het werken met die leerlingen waarvoor schoolsucces niet vanzelfsprekend is. Handelingsplannen worden ondertekend door de leraar, ouder en, zo mogelijk door het kind. niveau 4 Speciale aandacht met inzet van externen De school is handelingsverlegen en loopt bij het geven van hulp aan kinderen tegen grenzen aan. Extern wordt op zoek gegaan naar nieuw perspectief voor een passend onderwijsarrangement bij collega scholen binnen en buiten bestuurlijk, samenwerkingsverbanden (PAB, Zorgcommissie e.d.) of Giralis Groep (consultatie/ consultatieve begeleiding of diagnostiek). niveau 5 Passend onderwijs met specialistische hulp De school kan geen passend onderwijsarrangement aanbieden. Verwijzing naar SBO of SO. Bij de verwijzing naar SBO of SO staat de 1- loketgedachte centraal Het gaat hierbij om een breed gedragen loket voor handelingsgerichte toewijzing voor leerlingen die extra ondersteuning / aandacht nodig hebben door het regionale netwerk (PO /VO /REC‟s). Indicatiestelling vindt integraal plaats. De realisatie van 1 loketgedachte is afhankelijk van de stappen die samenwerkingsverbanden gaan zetten, samen met de gemeenten. 4.2 Onderwijsarrangementen “Een onderwijsarrangement is het geheel aan pedagogische, didactische en/of specialistische handelingen die de school, binnen een bepaalde organisatorische context en in samenwerking met derden, uitvoert met het doel de ontwikkeling van de leerling te optimaliseren.” Voor inhoudelijk en organisatorisch goed doordachte arrangementen is een sterke interne onderwijsstructuur en een visie op de (on)mogelijkheden van de school noodzakelijk. Voor een breed scala van passende arrangementen is een sterke interne en externe onderwijsstructuur en visie op regionaal niveau nodig. Dit vraagt dat de school kan laten zien wat ze te bieden heeft. Maar ook dat ze kan aangeven wat ze wil bieden en wat ze gaat ondernemen om dat te kunnen. Even belangrijk is dat de school haar grens stelt: „Wat bieden we niet!‟. De school moet gericht kunnen doorverwijzen en zicht hebben op het aanbod van andere scholen in de omgeving. De stamgroepleider is de eerstverantwoordelijke voor de leerling. De stamgroepleider vraagt en regisseert de ondersteuning die nodig is om aan de verschillen tegemoet te komen, met het oogmerk de Bijlagen – pagina 100
leerling zo lang mogelijk binnen het reguliere onderwijs de mogelijkheid te geven zich te ontplooien. De directeur, het team en de IB-er ondersteunen dit proces. Cruciaal is dat de leraar in de klas voldoende is toegerust op het verzorgen van onderwijs aan leerlingen met verschillende capaciteiten en onderwijsbehoeften en de communicatie met ouders hierover. Het vergroten van de deskundigheid van leraren speelt daarin een belangrijke rol. Gekozen kan worden voor de inzet van klassenassistenten, (intern) begeleiders, de inrichting van een aparte klas met een gespecialiseerde leraar, etc. Centrale vraag is of de school een onderwijsarrangement kan bieden dat aansluit op; o de hulpvraag van de leerling, o de competenties van de betrokkenen, o de kenmerken van de groep, o de (leer)opbrengsten, o het profiel van de school, o het landelijk beleid 'passend onderwijs'. Het arrangement omschrijft; o geschikte leeractiviteiten, o geschikte groeperingsvormen, o duidelijkheid over rol van de stamgroepleider en medeleerlingen, o aansluitend bij hulpvraag en sterke kanten van de leerling. Instructie; o o o
wanneer, hoe lang, hoe vaak, met wie, rol van de stamgroepleider en medeleerlingen, aansluitend bij hulpvraag en sterke kanten van de leerling.
Begeleiding; o o o
wanneer, hoe lang, hoe vaak, met wie, rol van de stamgroepleider en medeleerlingen, aansluitend bij hulpvraag en sterke kanten van de leerling,
Inhouden; o o
reguliere methode, alternatieve methode.
o o
speciale rekenmaterialen, software.
o o o o o o
wanneer, wie betrokkenheid leerling en ouders is arrangement goed uitgevoerd? zijn de doelen bereikt? zijn leerling, leraar, ouders tevreden? is bijstelling arrangement nodig?
Materialen;
Evaluatie;
Het gaat bij het bieden van een passend onderwijsarrangement nadrukkelijk om preventieve en interveniërende maatregelen op basis van te behalen doelen en te verwachten resultaten. 4.3 Onderwijsresultaten in relatie met het onderwijs continuüm en onderwijsarrangementen Uitgangspunt is dat elke school systematisch zorgt voor behoud en verbetering van de kwaliteit van haar onderwijs, waarbij de kinderen zich naar verwachting ontwikkelen en de resultaten ten minste liggen op het niveau dat mag worden verwacht in relatie tot de referentiegroepen. Al onze scholen kijken hierbij specifiek naar; Bijlagen – pagina 101
o o o o o o o
de eigen leerling-populatie op school, het schoolklimaat en het pedagogisch-didactisch handelen van stamgroepleiders, voortgang in ontwikkeling van de leerlingen, leerstofaanbod, leertijd, inhoud, niveau en uitvoering van toetsen. leeropbrengsten t.o.v. landelijke gemiddelden.
4.4 Verantwoording en toetsingskader basisonderwijs Om het CvB in staat te stellen uitspraken te doen over de kwaliteit van onderwijs en zicht te hebben op de resultaten, is een toetsingskader vastgesteld waar elke school van de Stichting Rijn- en Heuvelland zich aan houdt. Dit toetsingskader biedt het CvB de mogelijkheid om proactief te reageren op de effecten van het onderwijs en sturing te geven aan die processen die de kwaliteit van onderwijs verbeteren. De directeur informeert het CvB over de leeropbrengsten in de kwartaalgesprekken (Bila‟s) Hierbij gaat het om inzicht in de leerrendementen, de daaruit voortvloeiende trendanalyses, de kwaliteit van de leraar en de door de directeur getrokken conclusies en aanbevelingen. Het C.v.B gaat in haar beoordeling ervan uit dat elke leraar van de Stichting Rijn- en Heuvelland voldoet aan de minimale kwaliteitseisen die de inspectie voor het Onderwijs stelt. (van de wet BIO) Per vak- en vormingsgebied formuleert iedere Stichting Rijn- en Heuvellandschool haar doelen en geeft het in percentages aan welke prestaties/resultaten met welke leerlingen gehaald moeten worden. Als ondergrens worden hiervoor de geldende inspectienormen i.r.t. de eigen referentiegroep gehanteerd. Het toetsingskader voor de scholen van de Stichting Rijn- en Heuvelland voor de PO-scholen betreft:; o technisch leesresultaten in groep 3 en 4 m.b.v. Cito Technisch lezen, o een resultaatmeting sociaal emotionele ontwikkelingen m.b.v. SCOL in groep 4 en 6 in maart van elk jaar, o rekenvaardigheid toets groep 4 en 6 m.b.v. Cito Rekenen en Wiskunde, o begrijpend lezen in groep 6 m.b.v. Cito, o Cito entreetoets groep 7, o Nederlands Intelligentie Onderzoek (N.I.O) in groep 8, o de doorstroomcijfers naar het VO ; N+1, N+2 en N+3 In overzicht: Toets Leer- en vormingsgebied Afname moment Aanleveren resultaten in ESIS/LOVS CITO Technisch lezen Groep 3: jan/feb Binnen 1 week na afmei/juni name toets, uiterlijk 1 Groep 4: jan/feb maart resp. 1 juli mei/juni SCOL Sociaal emotionele ontGroep 4: maart Binnen 1 week na afwikkeling Groep 6 :maart name toets, uiterlijk 1 april CITO RekeRekenvaardigheid Groep 4: jan en Binnen 1 week na afnen/Wiskunde juni name toets, uiterlijk 1 februari en 1 juli Groep 6: jan en Binnen 1 week na afjuni name toets, uiterlijk 1 februari en 1 juli CITO Begrijpend Begrijpend lezen Groep 6: jan Binnen 1 week na aflezen name toets, uiterlijk 1 februari CITO Taal, Rekenen/Wiskunde Groep 7: sep Binnen 1 week na afEntreetoets en studievaardigheden name toets, uiterlijk 30 september NIO (Nederlands Intelligentie Groep 8: okt Binnen 1 week na afIntelligentie Onname toets, uiterlijk 1 derzoek) november Bijlagen – pagina 102
Alle door de overheid verplicht gestelde toetsen worden, indien ter zake, aan dit kader toegevoegd. In dit verband moet gedacht worden aan een mogelijke eindtoets in mei van het 8 e leerjaar van de basisschool, waarin oa bezien wordt hoe de referentiekaders Taal en Rekenen (zie bijlage 3) aansluiten op de VO-keuze voor de leerling. De scholen van Stichting Rijn- en Heuvelland hanteren dit toetsing /borgingskader als basis voor verantwoording naar buiten en als basis voor het leerlingvolgsysteem. Het staat directeuren van scholen vrij om op basis van dit kader meerdere toetsen in te passen. Wanneer een Stichting Rijn- en Heuvellandschool één of meerdere toetsen uit het toetsingskader nog niet gebruikt, wordt er door de directeur een invoerings/stappenplan gemaakt dat er op gericht is om alle genoemde onderdelen per 1-1-2012 ingevoerd te hebben. Met dit toetsings- en borgingskader kunnen de scholen beter analyseren en trends waarnemen, hun onderwijs effectief vormgeven en voortdurend nagaan of de gestelde doelen worden gerealiseerd. Met behulp van de monitoring van de resultaten kan een goed beeld wordt opgebouwd van de vorderingen die met leerlingen worden behaald en welke ontwikkeling het kind door maakt. Bovendien kan de directeur zowel op klassen-, groeps- , op school- als bovenschools niveau de risico‟s beter in beeld krijgen en adequate maatregelen treffen of het beleid bij stellen. Na een periode van twee jaar wordt nagegaan in hoeverre dit kader voldoende is om enerzijds inzicht te krijgen in de leerrendementen op Stichting Rijn- en Heuvelland scholen en anderzijds om een voldoende inschatting te kunnen maken over ontwikkelingen en risico‟s. In bijlage 2 is het werkdocument “verantwoording onderwijsresultaten Stichting Rijn- en Heuvelland”, zoals verwoord door de werkgroep, toegevoegd. 4.5 verantwoording en toetsingskader praktijkonderwijs Tekst volgt na landelijke vaststelling van de referentiekaders (Marjan vd Haak) 4.6 Verantwoording en toetsingskader SO. Tekst volgt na landelijke vaststelling van de referentiekaders (Willemijn Kop)
Bijlagen – pagina 103
5. Aansluiting PO naar VO Een van de belangrijke speerpunten van (landelijk) onderwijsbeleid is de aansluiting tussen PO en VO. Uit beschikbare onderzoeken wordt duidelijk dat deze aansluiting tussen primair en voortgezet onderwijs beter kan. Oorzaken liggen op verschillende gebieden. Zo wordt gewezen op: onvoldoende afstemming van leerstof en pedagogisch didactische processen, de kennis in het primair onderwijsveld van de leerwegen in het vmbo, de kwaliteit van het onderwijs in de scholen voor voortgezet onderwijs, de manier van overdragen van gegevens van leerlingen en de toevalligheid van individuele contacten. De Stichting Rijn- en Heuvelland zoekt nadrukkelijk contact met scholen voor VO om samenwerking een structureel karakter te geven. Als uitgangspunt hierbij geldt dat er zorg is voor de juiste schoolkeuze en elke leerling de juiste ondersteuning krijgt bij de overstap naar het VO. Op gemeentelijk/ lokaal niveau zullen verschillen in aanpak ontstaan, maar op hoofdlijnen zijn de inspanningen gericht op; overleg over de overdracht van leerling-gegevens van de scholen van PO naar VO. Van iedere individuele leerling wordt alle relevante informatie ontvangen van de basisschool en doorgegeven aan de betrokken docenten. overleg over aansluiting van de speciale aandacht bij leerlingen welke in de niveaus 3 en 4 gewerkt hebben. In het bijzonder voor wat betreft de overdracht van informatie; overleg over aansluiting voor wat betreft de pedagogische en didactische invulling van het onderwijsaanbod; vastleggen van afspraken rond de overdracht van leerlingen van PO naar VO vastleggen van afspraken over de toetsen en testen in het eerste jaar voor spelling, (cijferend) rekenen, studerend lezen en sociaal emotionele ontwikkeling, vastleggen van afspraken over de inhoud van de voorlichting aan de ouders, vastleggen van afspraken over de terugrapportage en plaatsingsadviezen tot N+3 over de vorderingen/adviezen.
Bijlagen – pagina 104
Bijlage 1
Niveau 1: Regulier volgen van het kind door de leraar leraar
Resultaten kind noteren in klassenmap Afgesproken genormeerde toetsen kind volgsysteem Na elke periode vaststellen welke lln’n extra aandacht nodig hebben Groepsbespreking per bouw 5x per jaar Opbrengstgesprek per bouw met directeur 2x per jaar Gesprekken met ouders in nov en mei Observaties Methode gebonden toetsen Gesprekken met het kind Gesprek vorige leraar + dossier Teambespreking in nov en april Nee
Opvallende resultaten/gedragingen?
Leraar biedt regulier programma aan
Ja
Kind werkt volgens regulier programma Stamgroepleider biedt extra aandacht in de klas Analyse werk/gedrag kind – aangepast werk Stamgroepleider noteert in klassenmap waaruit extra aandacht bestaat en welk resultaat wordt verwacht
Ja Heeft de extra aandacht geholpen?
Bijlagen – pagina 105
Niveau 2: Extra aandacht in de groep
De extra aandacht heeft niet geholpen
leraar
Leraar informeert ouders, overlegt over de handelingsadviezen en maakt vervolgafspraak
Stamgroepleider consulteert collega’s in bouwoverleg Stamgroepleider informeert IB-er. Resultaat: handelingsadviezen
Kind werkt volgens regulier programma
Ja Handelingsadviezen leiden tot verwachte resultaten. Notities in groepsmap./dossier
nee
Leerkracht biedt extra aandacht in de klas. Analyse werk/gedrag kind – aangepast werk Leerkracht noteert in klassenmap waaruit extra aandacht bestaat en welk resultaat wordt verwacht. Goed resultaat?
Ja
nee Naar niveau 3
Bijlagen – pagina 106
Niveau 3: speciale aandacht in samenwerking met de intern begeleider
Bespreekkinderenformulier wordt door leraar ingevuld
leraar
Leraar consulteert IB-er. Samen bespreken ze de analyse, de diagnose en de opzet handelingsplan. Leraar schrijft het handelingsplan Leraar voegt handelingsplan toe aan lln. dossier. Ib-er ontvangt kopie Resultaat: handelingsadviezen
Leraar informeert ouders, en geeft inzicht in het handelingsplan en maakt vervolgafspraak.
Ja Handelingsplan leidt tot verwacht resultaat.( 6-8 wkn.) Evaluatie samen met IB groepsmap./dossier
Kind werkt volgens regulier programma – niveau 2 of 1 -
nee
IB-er bespreekt verwachtingen in regulier overleg met de directeur en stemt vervolgstappen intern af.
Ouders, leraar en IB-er bespreken vervolgstappen. Afstemmen buitenschoolse consultatie
Bijlagen – pagina 107
Niveau 4: speciale aandacht met inzet van externen Leraar stuurt dossiergegevens inclusief de hulpvraag naar externe instantie. Voert overleg Stemt nader onderzoek af Informeert IB-er
Leraar
Leraar voert overleg met externe instantie. Ontvangt handelingsadviezen Maakt nieuw handelingsplan op basis van adviezen
Leraar informeert ouders, en geeft inzicht in het handelingsplan en maakt vervolgafspraak.
Ja Handelingsplan leidt tot verwacht resultaat.( 6-8 wkn.) Evaluatie samen met IB groepsmap./dossier
Kind werkt volgens regulier programma – niveau 2 of 1 -
Nee
IB-er bespreekt verwachtingen in regulier overleg met de directeur en stemt vervolgstappen intern af. Ouders, leraar en IB-er bespreken vervolgstappen. Afstemmen buitenschoolse consultatie
Bijlagen – pagina 108
Niveau 5: passend onderwijs met specialistische hulp Vraagt toestemming aan de ouders voor eventuele verwijzing Leraar
Toestemming Ja nee
Directeur en IB-er voeren gesprek met ouders.
Ouders gaan alsnog akkoord
IB-er start aanmeldingsprocedure SBO in samenwerking met ouders en leraar. Aanvraag voor de PCL Beschikking?
Ouders gaan niet akkoord
nee Ouders tekenen overeenkomst waarin zij aangegeven het verwijzingsadvies naast zich neer te leggen. School formuleert dat ouders akkoord gaan met de beperkte begeleidingsmogelijkheden van de school. Advies om samen een andere school voor Bao te zoeken.
Leraar + IB-er vragen consultatie extern+ adviezen handelingsplan. Eigen leerlijn Zorgniveau 4
Ja
SBO plaatsing SO plaatsing
Bijlagen – pagina 109
Bijlage 2 Werkdocument verantwoording Onderwijsresultaten Stichting Openbaar Onderwijs Stichting Rijn- en Heuvelland Aanleiding Inzicht bieden in onderwijskwaliteit betekent verantwoording afleggen over de resultaten. Goed kwaliteitsbeleid dient twee algemene doelen: verantwoorden en informeren aan de ene kant en… verbeteren en borgen aan de andere kant. Verantwoorden
is: doelgericht; cyclisch; systematisch; integraal en van iedereen.
Als de professionals op Stichting Rijn- en Heuvellandscholen de onderwijsdoelstellingen benoemd hebben en hun onderwijs volgens de 5 handelingsniveaus aanpassen aan de capaciteiten van de leerlingen, leidt dat tot betere resultaten. Visie De Stichting Openbaar Onderwijs Stichting Rijn- en Heuvelland wil het beste onderwijs in de regio realiseren onder het motto: “samen de horizon verleggen”. Deze ambitie geldt op het niveau van de stichting, op schoolniveau en op het niveau van de leraar in de klas en wordt zowel naar binnen als naar buiten tastbaar gemaakt in de beschrijving van de resultaten. Hierbij gaat het allereerst om het leren van basisvaardigheden voor taal, rekenen en (begrijpend) lezen die bepalend zijn voor verder schoolsucces en deelname aan de samenleving. Doel Op basis van inzicht in de behaalde resultaten kan zowel op school- als op bovenschools niveau inzicht verkregen worden over de effectiviteit van het onderwijs. Zo komen ook de risico‟s beter in beeld en kunnen directies en het bevoegd gezag adequate maatregelen treffen of het beleid bij stellen . Verantwoording van resultaten dient om: Directeuren en leraren de gelegenheid te bieden om evidence based na te gaan of de leerprestaties van kinderen optimaal bereikt zijn en wanneer het nodig is om tijdig bij te stellen. Ouders inzicht te bieden in de resultaten van hun kind en te beoordelen of dit volgens verwachting is. Externe stakeholders in te zetten om beleid te toetsen op resultaten. Dit bepaalt in hoge mate de kwaliteitsbeleving en daarmee het succes. Risico‟s in te schatten door het bevoegd gezag. De inspectie van het onderwijs in de gelegenheid te stellen haar toezichtstaak uit te voeren. Bij het vaststellen van dit toetsingskader wordt rekening gehouden met het toezichtkader en de normering van de Inspectie BaO. Toetsingskader Het gaat in dit referentiekader vooral over de basisvakken, het „wat‟ van het onderwijs. Dit toetsingskader betreft het vastleggen van:
De technisch leesresultaten in groep 3 en 4 m.b.v. CITO Leestechniek. Een resultaatmeting sociaal emotionele ontwikkeling in groep 4 en 6 in maart van elk jaar d.m.v. SCOL. Rekenvaardigheid toets eind groep 4 en 6 met behulp van CITO Rekenen en Wiskunde Begrijpend lezen in groep 6 met behulp van CITO CITO entreetoets groep 7 N.I.O. in groep 8 Bijlagen – pagina 110
De doorstromingscijfers naar het VO ; N+1, N+2 en N +3
Alle door de overheid verplicht gestelde toetsen worden, indien ter zake, aan dit kader toegevoegd. De scholen van onze stichting hanteren dit toetsing/borgingskader als basis voor het leerlingvolgsysteem. Het biedt de directeuren en het bevoegd gezag de mogelijkheid om te “benchmarken”. Het staat directeuren van scholen vrij om op basis van dit kader meerdere toetsen in te passen. Opbrengstgericht werken Uit de literatuur over duurzame organisatieontwikkeling (onder meer Fullan en Marzano) komen belangrijke proceselementen naar voren op basis van wetenschappelijk onderzoek. (Evidence based Education). Volgens Michael Fullan is het belangrijk om de lat voor de basisvakken (taal, lezen en rekenen) hoog te leggen. Als de basisvakken niet op orde zijn, is er onvoldoende fundament voor alle andere vakken. Focussen op resultaat in een lerende, onderzoekende samenwerkende schoolcultuur zorgt ervoor dat kinderen het beste uit zichzelf halen. Opbrengstgericht werken kenmerkt zich door: het stellen van doelen ten aanzien van de verwachte leerprestaties het specifiek inrichten van het onderwijs programma en – proces met meten van de opbrengsten het analyseren van de gegevens bijstellen van de instructie, het programma en ( soms) de doelen. Voor de professionele leraar betekent dit focussen op de juiste didactische aanpak, toepassen van coöperatieve werkvormen, effectief klassenmanagement en sturen en bijstellen op basis van resultaatanalyses. Aan de basis ligt een analyse van de toets gegevens van meerdere leerlingen of groepen over één of meerdere perioden. Voor leraren zijn de trendanalyses bevorderend voor het professioneel bewustzijn en een ondersteuning om op basis van toets gegevens hun instructies ook effect hebben. Het is voor de directeur van belang om (beleids)keuzes te maken en te bepalen welke trends voor de school relevant zijn. Bijvoorbeeld: Wat is het effect geweest van de invoering van onze nieuwe rekenmethode? Hoe komt het dat leerlingen in groep 5 elk jaar in januari laag scoren op spelling? Wat is de verwachte ontwikkeling van de huidige groep 3 voor de komende twee jaar? Is de veranderde leerlingenpopulatie terug te zien in de opbrengsten? Bij trendanalyses gaat het om het gebruik van systematisch verzamelde objectieve gegevens over de resultaten van het onderwijs. De informatie uit die analyse voorziet in een ontwikkelingsperspectief. Met de gegevens uit het volgsysteem bepalen de leraren welke aspecten van het onderwijs kunnen verbeteren. Managementoverleg Goede managementinformatie geeft het bevoegd gezag inzicht in geleverde prestaties en biedt een handvat om toekomstige prestaties tijdig te beïnvloeden. Het geeft informatie over de realisatie van strategische doelstellingen en laat zien hoe de operationele processen worden uitgevoerd. In de rapportage legt elke directeur 4x per jaar verantwoording af over de onderwijsresultaten zoals afgesproken in het toetsingskader. Het gaat immers om actie op alle lagen: de leraar in de klas, de schoolleiding en het bestuur. Bij elke actie is het van belang de bewezen percentage leerwinst aan te tonen. Gedrag
Bijlagen – pagina 111
Professioneel gedrag Aansluitend op de competenties van SBL de leerkracht: kan leerdoelen benoemen en inzetten in het groepsplan; werkt resultaatgericht; werkt volgens het model van de effectieve instructie; legt verantwoording af aan ouders /stakeholders over de resultaten kan omgaan met feedback
Bijlage 3 Referentieniveaus Taal en rekenen. De referentieniveaus Taal en Rekenen per oktober 2010 zijn te lezen op: http://www.slo.nl/downloads/2009/referentiekader-taal-en-rekenen-referentieniveaus.pdf
Bijlagen – pagina 112
Bijlage 6 Resultaatverwachting volgens richtlijnen PO raad Binnen onze school hebben we een gewenst percentage A t/m C-leerlingen vastgesteld. Na elke toetsronde evalueren we of het doel is bereikt. Aan de hand van de evaluaties zullen nieuwe activiteiten worden uitgezet. •Technisch lezen: 70% A- en B-leerlingen •Begrijpend lezen/ Rekenen: 65% A- en B-leerlingen Streefdoel voor lezen 95% van de kinderen lezen eind groep 6 teksten van het niveau AVI-E6 (AVI 9). Te realiseren subdoelen in dat verband zijn: eind groep 2: - een goede mondelinge taalvaardigheid en woordenschat - een goed ontwikkeld fonemisch bewustzijn - 95 % kent 15 letters eind groep 3: - 90 % beheerst minimaal AVI-E3 eind groep 4: - 90 % beheerst minimaal AVI E4 eind groep 5: - 90 % beheerst minimaal min AVI E5 eind groep 6 t/m 8: - 95 % beheerst minimaal AVI E6/E7/AVI Plus •85% A t/m C resultaat op Taal voor Kleuters (nieuw) •90% A t/m C op DMT in groep 3 t/m 5 •95% A t/m C op DMT in groep 6 t/m 8 •85% A t/m C op Begrijpend Lezen •85% A t/m C bij Woordenschat •85% A t/m C bij Spelling •85% A t/m C bij Rekenen
Bijlagen – pagina 113