Duikelaartje de Dolfijn
Eerste druk, 2013 © 2013 Ans Acda Illustrator: Michael Koopman isbn: nur:
9789048430567 272
Uitgever: Free Musketeers, Zoetermeer www.freemusketeers.nl
Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de directe of indirecte gevolgen hiervan. Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever worden openbaar gemaakt of verveelvoudigd, waaronder begrepen het reproduceren door middel van druk, offset, fotokopie of microfilm of in enige digitale, elektronische, optische of andere vorm of (en dit geldt zonodig in aanvulling op het auteursrecht) het reproduceren (I) ten behoeve van een onderneming, organisatie of instelling of (II) voor eigen oefening, studie of gebruik welk(e) niet strikt privé van aard is.
Ans Acda
Duikelaartje de Dolfijn
Duikelaartje leert duikelen Ergens ver weg diep in de oceaan, woont een grote groep dolfijnen. Ze zijn allemaal familie van elkaar. Natuurlijk zijn er ook kleine dolfijntjes. Eén dolfijntje is wel heel bijzonder. Hij is niet zoals zijn leeftijdgenootjes grijs van kleur, maar spierwit met rode oogjes. Ze noemen dat een albino. Ons dolfijntje heet Duikelaartje. Het duikelen boven water vindt hij erg leuk. Het liefst wil hij héél hoog uit het water springen. En met één grote boog terug in het water plonzen. Alleen dat afzetten met zijn staartvin, dat lukt nog steeds niet. Robbie, zijn vriendje de zeehond, helpt hem. Voor de zoveelste keer zwemmen ze naar de bodem van de zee. 5
Robbie zegt tegen Duikelaartje: ‘Goed kijken naar mijn staartvin.’ Dan duwt Robbie zijn staartvin stevig tegen de zeebodem. Zet zich af... En als een glanzende speer schiet hij uit het water omhoog. Maakt hoog in de lucht een kunstje en met een grote duik plonst hij weer in zee. Duikelaartje zucht even. Kijkt naar zijn vriend en zwemt naar de bodem van de zee. Steeds opnieuw doet Duikelaartje Robbie na. Hij oefent zich suf. Maar die mooie sprong komt er maar niet uit. ‘Zullen wij morgen verder gaan?’ vraagt Robbie. ‘Ja hoor,’ hijgt Duikelaartje, ‘voor vandaag heb ik het wel gehad.’ ‘Goed,’ zegt Robbie, ‘ik zie je morgen wel weer.’ Duikelaartje is vreselijk moe. Hij valt bijna in slaap op de rug van zijn moeder. 6
Zonder goed op te letten zwemt Robbie naar huis. ‘Au!’ schreeuwt Robbie hard. ‘Kijk dan toch uit waar je zwemt!’ Robbie botst tegen Ockie de inktvis. Die schrikt zo erg, dat hij een grote wolk inkt verliest. ‘Waar zit jij met je gedachten?’ moppert Ockie een beetje boos. Robbie zwaait met zijn staartvin de inkt weg. 7
Zo, nu kan hij Ockie beter zien. ‘Je kent Duikelaartje toch wel.’ ‘Oh, die kleine witte dolfijn?’ Ja, knikt Ockie. ‘Wat is daar dan mee?’ ‘Hij wil hoog uit het water springen. Om de een of andere reden lukt hem dat niet.’ Ockie kruist zijn tentakels over elkaar. Krabt met een andere tentakel aan zijn hoofd en denkt diep na. Na lang nadenken strekt Ockie even zijn tentakels uit. Kijkt Robbie aan, geeuwt een keer en zegt: ‘Wij gaan aan Sharkie de haai vragen om Duikelaartje te helpen!’ Bij het woordje Sharkie raakt Robbie helemaal in paniek. ‘Ben je nu helemaal gek geworden? Hij vreet Duikelaartje op en om de gaatjes van zijn maag te vullen míj als lekker toetje. Ik denk er niet aan!’ Ockie moet om Robbie een beetje grinniken. ‘Wij gaan samen voor Sharkie heel veel vis vangen. 8
Je weet toch dat Sharkie alleen iets doet als hij vis krijgt. Als zijn buik vol is, vragen wij of hij ons wil helpen!’ Robbie denkt even na. Een andere oplossing weet hij ook niet zo gauw. ‘Oké, ik vind die gedachte niet zo gek, maar wel gevaarlijk!’ De volgende dag zijn de vrienden al vroeg op weg om vis te vangen. Ockie en Robbie zijn tevreden met hun vangst. Een oud zeenet zit helemaal vol met spartelende vissen. Voorzichtig zwemmen ze naar het gebied waar Sharkie woont. ‘Daar zwemt hij!’ fluistert Ockie. Robbie fluit naar Sharkie. Sharkie kent dat fluitje van Robbie wel. Hoe dichterbij de haai komt, hoe groter hij wordt. ‘Moeten jullie mij hebben?’ sist Sharkie. Sharkie ziet er met die scherpe tanden vreselijk eng uit. 9
‘Wwij hebben vvvis voor jou!’ Robbie moet altijd stotteren als hij Sharkie ziet. Sharkie grijnst zijn tanden bloot. Zijn scherpe tanden worden in de ogen van Robbie groter en groter. Robbie trilt van angst en staart naar al die scheve tanden. Hij is zo bang dat hij bijna zijn net met vissen verliest. Gauw pakt Ockie met zijn tentakels het net van Robbie af. Hij maakt het net open en duwt met zijn tentakels alle vis tegelijk in de bek van Sharkie. Een grote slok en weg zijn de vissen. ‘Dat was lekker, maar wat willen jullie van mij?’ Met zijn vin haalt hij een grote graat tussen zijn tanden uit. Ockie, die helemaal niet bang is van Sharkie, kijkt hem aan. ‘Het zit zo, wij willen ons vriendje Duikelaartje de dolfijn helpen. Hij wil hoog uit het water springen maar heeft even een duwtje nodig. 10