OPENBAAR MINISTERIE
JAARBERICHT
2006
Inhoud
Voorwoord: De dynamiek achter de cijfertjes
Hoofdstuk 1: Kerntaken OM 1.1 Opsporing 1.2 Vervolging en ontneming 1.3 Executie
4 7 9
Hoofdstuk 2: Beleid en prioriteiten 2.1 Prioriteiten en ontwikkelingen 2.2 Beleid
20 27
Hoofdstuk 3: Verwerking en cijfers & trends 3.1 Het OM Verandert 3.2 Cijfers & trends
52 53
Hoofdstuk 4: Bedrijfsvoering 4.1 Personeel 4.2 Financieel management 4.3 Klachten 4.4 Communicatie
67 69 70 71
Kerncijfers OM
78
De dynamiek achter de cijfertjes
Bij het jaarverslag van een bedrijf draait alles om de cijfermatige resultaten. Dat geldt niet voor het Openbaar Ministerie (OM). Voor wie bij het lezen van dit jaarbericht zo snel mogelijk doorbladert naar de kolommen met de cijfers, zijn de conclusies snel getrokken. Het OM heeft in 2006 min of meer op hetzelfde niveau gepresteerd als in 2005. Dat is op zich positief nieuws, maar het is maar een deel van het verhaal. Wie het OM louter met een boekhoudersblik bekijkt, loopt kans de dynamiek van de OM-organisatie te missen. En die dynamiek is ook in 2006 volop aanwezig geweest. Of het nu ging om de aanpak van nieuwe vormen van criminaliteit, het opzetten van samenwerkingsverbanden of het slimmer inrichten van de eigen organisatie, op alle fronten zijn de mensen van het OM bezig geweest de straf rechtelijke handhaving verder te verbeteren. Het is indrukwekkend op hoeveel terreinen de mensen van het OM steeds weer op zoek zijn naar betere manieren om hun taak te vervullen. In dit jaarbericht wordt geprobeerd een indruk te geven van al die activiteiten. Dat is noodgedwongen een beperkt overzicht. Dit jaarbericht had makkelijk de dikte van het telefoonboek van een middelgrote gemeente kunnen hebben. Er zijn onnoemelijk veel terreinen waarop het OM in 2006 nieuwe activiteiten heeft ontplooid. En dan gaat het stuk voor stuk om belangrijke onderwerpen: de forensische expertise, de samenwerking met het lokale bestuur, de ontneming van criminele winsten, het nieuwe bedrijfsprocessensysteem GPS, noem maar op. Ondertussen ging het ‘gewone’ werk, het behandelen van strafzaken gewoon door. De 4.660 medewerkers van het OM hebben in 2006 samen ongeveer een miljoen misdrijven, overtredingen, strafzaken in hoger beroep en Mulderberoepen afgehandeld. Als ik dan toch één cijfertje uit dit jaarbericht mag lichten, het ziekteverzuim bij het OM is in 2006 opnieuw gedaald (naar 4,5 procent). Voor de boekhouder is dat misschien geen interessant cijfer, maar mij vervult het met trots. Het werk van een OM-er is niet makkelijk. De OM-medewerkers zijn
betrokken bij het nemen van moeilijke beslissingen, altijd onder grote tijdsdruk en niet zelden onder grote maatschappelijke belangstelling. Toch is men bij het OM relatief weinig ziek vergeleken met andere overheidsdiensten. Dat illustreert nog maar eens, wat iedereen al weet die vaak met OM-ers contact heeft: de mensen van het OM zijn bevlogen. Ze hebben hart voor de zaak en voor de eigen organisatie. Dat vervult mij werkelijk met trots. Het OM heeft in 2006 een respectabele hoeveelheid werk verzet en heeft ondertussen op alle fronten initiatieven in gang gezet om de strafrechtelijke handhaving te verbeteren, meer diepgang te geven, efficiënter te laten verlopen en meer aansluiting te zoeken bij de activiteiten van andere organisaties. Dat is op zichzelf natuurlijk buitengewoon positief. Wij moeten er echter voor oppassen om niet naast onze schoenen te gaan lopen. In 2006 heeft OM opnieuw bewezen een groot zelfkritisch vermogen te hebben. Natuurlijk bij de activiteiten in het kader van het Versterkingsprogramma, maar bijvoorbeeld ook in de discussies over de afbakening tussen strafrechtelijke en bestuurlijke handhaving. Op dat zelfkritische vermogen zal ook in de toekomst een groot beroep gedaan gaan worden. De wereld van het OM is continu aan verandering onderhevig: nieuwe wetten, andere vormen van criminaliteit, demografische ontwikkelingen, enzovoorts. De enige constante factor is dat de samenleving buitengewoon veel van het OM verwacht. Het OM zal steeds nieuwe investeringen moeten blijven doen om de strafrechtelijke handhaving te optimaliseren. Jaarverslagen worden slecht gelezen. Het devies is daarom om de tekst zo kort mogelijk te houden. Zo heeft het OM het de voorgaande jaren ook gedaan. Weinig tekst en een kleurstelling die zo min mogelijk de aandacht trekt. Daar wijken we dit jaar bewust van af. Het OM is een boeiende organisatie, die ook in 2006 tal van belangrijke activiteiten heeft ontplooid. Ons verhaal mag gerust gelezen en gezien worden.
Harm Brouwer Voorzitter van het College van procureurs-generaal
1 Kerntaken OM
1.1
Opsporing
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft de eind verantwoordelijkheid voor de opsporing door de politie. Dat betekent dat officieren van justitie het gezag hebben over het opsporingsonderzoek; in zware zaken hebben ze de leiding over het onderzoek. In het Versterkingsprogramma opsporing en vervolging is zowel het recherchevak als het officiersvak opnieuw gedefinieerd en is vastgelegd wat mensen in deze posities moeten kennen en kunnen. Om kennis te borgen zijn op opleidingsgebied gezamenlijke initiatieven ontplooid door de politie, het OM en de Zittende Magistratuur (ZM). Als gevolg van het Versterkingsprogramma wordt bij grote, schokkende misdrijven structureel tegenspraak georganiseerd, om te vermijden dat bij dit soort onderzoeken een te beperkte blik kan ontstaan. Ook is in 2006 begonnen met de voorbereiding van auditieve en audiovisuele registratie van verhoren. Uiteindelijk zullen álle verhoren auditief worden vastgelegd, tenzij van opname kan worden afgezien in verband met de geringe toegevoegde waarde ervan. (Zie ook het Versterkingsprogramma op pagina 20) Forensische techniek
Het voortschrijden van wetenschap en techniek en nieuwe wetgeving op DNA-gebied hebben het gebruik en de mogelijkheden van forensischtechnisch onderzoek bij de opsporing een enorme impuls gegeven. Forensische sporen hebben vooral sturingswaarde in een onderzoek, slechts in een beperkt aantal gevallen zijn zij een sluitend bewijsmiddel. Het gaat juist om de synergie tussen tactisch en forensisch onderzoek. In het Versterkingsprogramma opsporing en vervolging (november 2005) wordt een groot aantal maatregelen voorgesteld om de kwaliteit en de professionaliteit van OM, politie en NFI te versterken. Aanleiding was de evaluatie van de Schiedammer Parkmoord, waarbij een onschuldige man veroordeeld was.
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
Omdat de rol van technisch bewijs in de rechtszaal is toegenomen, moet de kennis van elementaire technische processen bij het OM gewaarborgd zijn. In 2006 is op veertien parketten een speciaal opgeleide Officier Forensische Opsporing (FO) aangesteld, op de overige parketten gebeurt dat in 2007. Deze FO-officier functioneert als vraagbaak voor het parket, is betrokken bij TGO-onderzoeken (Team Grootschalige Opsporing) en is gesprekspartner voor het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Om de kwaliteit van de opsporing verder te verbeteren zijn op veel gebieden normen vastgesteld. Zo is er een classificatie aangebracht van Plaatsen Delict (PD) en is voor elk type PD vastgelegd welke specialisatie nodig is om het onderzoek ter plaatse te doen en op welk niveau er overleg dient te zijn. Om de synergie tussen tactisch en forensisch onderzoek te bevorderen zit de forensisch coördinator van de politie aan tafel bij de vaste kern van tactischleidinggevenden van het TGO-onderzoek. Afspraken over omvang en volgorde van sporenonderzoek zijn in 2006 aan protocollen gebonden. Een pilot met twee zogeheten regionale FSO’s, Forensische Samenwerking in de Opsporing, is in 2006 verder uitgebouwd met drie nieuwe FSO’s. In de FSO, waar gedetacheerden van politie en NFI samenwerken, vindt de intake en begeleiding van sporenonderzoek plaats. Doel is de communicatie, samenwerking en kennisoverdracht tussen partijen te bevorderen. De forensisch adviseurs van de FSO, afkomstig van politie en NFI, kennen de praktijk van het rechercheonderzoek en de mogelijkheden bij het NFI. Daardoor kunnen zij bij de intake de juiste vragen stellen, onderzoeksvoorstellen doen en kansen op resultaat en tijdlijnen bepalen. Vervolgens worden samen met het NFI de onderzoeksvragen uitgezet en prioriteiten aangegeven. Nieuwe technieken kunnen ook in oude onopgeloste zaken, zogeheten cold cases, nieuwe sporen opleveren. Jaarlijks worden ongeveer 20 cold cases bij het NFI aangemeld. De intake van cold cases wordt gecoördineerd door de Landelijk officier forensische
Oma mishandeld door kleindochter Eind juli komt er in Rotterdam bij een meldpunt ouderenmishandeling een melding over een bejaarde dementerende vrouw die in erbarmelijke omstandigheden leeft. De politie vindt de oude vrouw ernstig vermagerd in de woning van haar kleindochter. Gas en licht zijn daar
research van het OM. In 2006 zijn geen van de bij het NFI aangemelde cold cases opgelost door hernieuwd sporenonderzoek. DNA-databank
Sinds 1 februari 2005 is een wet van kracht die personen verplicht hun DNA af te staan wanneer ze zijn veroordeeld voor bepaalde geweldsof zedenzaken. Deze DNA-profielen worden opgenomen in de DNA-databank van het NFI. Bij de inwerkingtreding van de wet is de uitvoering opgesplitst in een regulier traject (afname bij personen die sinds 1 februari 2005 zijn veroordeeld) en een zogeheten inhaalslag (afname bij personen die vóór 1 februari 2005 zijn veroordeeld en op die datum hun straf nog niet (volledig) hebben uitgezeten). Het OM heeft bij het inhaaltraject tot eind 2006 ongeveer 6.100 bevelen tot afstaan van DNA uitgevaardigd. Het NFI heeft inmiddels van 4.400 personen uit deze groep het DNA-profiel opgenomen in de databank, van de overige personen moet het DNA-profiel nog bepaald worden. De profielen van 311 veroordeelden hebben één of meer hits opgeleverd. Het betrof hier met name zaken zoals inbraken of overvallen. In het reguliere traject zijn in 2006 ongeveer 19.000 bevelen uitgevaardigd om DNA af te staan. Er zijn inmiddels ruim 16.000 opdrachten verstuurd naar het NFI om het DNA-profiel te bepalen en in de DNAdatabank op te nemen. Bij de overige 3.000 personen moet nog DNA-afname plaatsvinden. Het NFI heeft in 2006 een kleine 11.000 veroordeelden in de databank opgenomen; 448 personen daarvan gaven hits met sporen uit 606 zaken. Door de onverwacht grote hoeveelheid opdrachten aan het NFI is er achterstand ontstaan bij het bepalen van profielen. Er is daarom aangedrongen op een capaciteitsuitbreiding van het NFI. Verhoudingsgewijs is er in 2006 meer bezwaar aangetekend tegen het opmaken van een DNA-profiel dan in 2005. Vooral minderjarigen maken - soms met succes - bezwaar. Men beroept zich daarbij op het
afgesloten vanwege schulden. De kleindochter is met man en kind in het huis van oma getrokken en leeft van oma’s geld. De kleindochter zegt haar oma al een half jaar te ‘verzorgen’ en moet in 2007 voor de rechter komen.
feit dat de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden strijdig zou zijn met het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind. Omdat rechtbanken verschillend oordelen over bezwaarschriften van minderjarigen, heeft het OM aan de procureurgeneraal bij de Hoge Raad gevraagd om op dit punt cassatie in belang der wet in te stellen. (zie ook het interview met Gert Haverkate, pagina 14) In mei 2006 heeft Nederland samen met zeven andere Europese landen het verdrag van Prüm ondertekend. In dat verdrag wordt onder meer afgesproken dat deze landen geautomatiseerd individuele DNA-profielen en vingerafdrukken (zonder persoonsgegevens) kunnen vergelijken met de profielen uit elkaars databanken. Hierdoor kan direct bekend worden of een onbekend spoor dat in de ene lidstaat is aangetroffen een link heeft met een spoor of persoon uit de databank van een andere lidstaat. Begin 2007 werd bekend dat de overige 20 Europese landen zich hierbij willen aansluiten. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van het verdrag van Prüm heeft in 2006 tussen Engeland en Nederland een uitwisseling plaatsgevonden van DNA-profielen afkomstig van onopgeloste, ernstige gewelds- of zedenzaken. In deze pilot zijn 5.100 Engelse DNAprofielen met de Nederlandse databank vergeleken. Deze actie heeft twee matches (spoor komt overeen met ander spoor) en twee hits (spoor is te linken aan een persoon) opgeleverd. Nederland was begin 2007 nog in afwachting van een rechtshulpverzoek van Engeland naar aanleiding van de hits. In deze pilot heeft Nederland ongeveer 2.150 profielen aan Engeland geleverd. Begin 2007 waren de resultaten van die uitwisseling nog niet bekend. Opsporingsberichtgeving
Opsporingsberichtgeving is één van de opsporings middelen die een officier van justitie kan inzetten in het onderzoek. Omdat voor opsporingsberichtgeving de medewerking van de media (omroep, provider,
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
krant) noodzakelijk is, wordt opsporingsberichtgeving nog wel eens verward met voorlichting. Het OM maakt echter onderscheid tussen voorlichting en opsporingsberichtgeving. Het OM beslist óf opsporingsberichtgeving kan worden ingezet en in welke vorm en op welk moment dat gebeurt. Een opsporingsbericht kan met foto en personalia worden getoond. Dit gebeurt alleen als de voorzitter van het College van procureurs-generaal in overleg met de minister van Justitie hiervoor toestemming heeft gegeven. In het ‘televisieseizoen’ dat van augustus 2005 tot en met juli 2006 liep, zijn in AVRO’s Opsporing Verzocht 267 zaken behandeld. Van deze zaken zijn er 80 door of mede door Opsporing Verzocht opgelost. Gedurende dezelfde periode is in de opsporingsrubriek in Spits aan 55 zaken aandacht besteed die diezelfde avond in Opsporing Verzocht zouden worden getoond. Daarvan werden 21 zaken opgelost. Tijdens de verslagperiode zijn door de Publieke Omroep na het NOS-journaal en door SBS6 twaalf korte opsporingsberichten uitgezonden. Daarnaast zijn er vijftien uitvoeriger opsporingsberichten door SBS6 uitgezonden. Bij TMF zijn 47 zogeheten Opsporingsfacts getoond. Geprobeerd wordt op TMF zoveel mogelijk aan jongeren gerelateerde misdrijven te tonen om aan te sluiten bij de doelgroep van de zender. Bij Hart van Nederland zijn vijftien opsporings berichten uitgezonden. In de verslagperiode zijn 48 berichten op www.politie.nl geplaatst en 47 berichten op www.tiscali.nl. Over het aantal opgeloste zaken dat door Tiscali of door TMF onder de aandacht is gebracht, is geen informatie beschikbaar. In 2006 is een contract gesloten met de Gaykrant om aandacht te kunnen geven aan homogerelateerde misdrijven. Naast al deze landelijke media hebben verschillende lokale omroepen hun eigen opsporingsprogramma’s op de lokale televisiezender. In 2004 zijn voorbereidingen getroffen om een Europees opsporingsprogramma onder de naam Eurocrime op te zetten. Het is nog niet gelukt met de
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
grote Europese landen op één lijn te komen. Daarom is nu een andere richting ingeslagen: elk nationaal opsporingsprogramma krijgt de mogelijkheid een ‘blokje Eurocrime’ uit te zenden. Inzet bijzondere opsporingsbevoegdheden
Hoofdofficieren van justitie kunnen het College van procureurs-generaal verzoeken toestemming te verlenen voor de inzet van bepaalde bijzondere opsporingsbevoegdheden. Het College wordt in deze zaken geadviseerd door de Centrale Toetsingscommissie (CTC), bestaande uit leden van OM en politie. In sommige gevallen is voor de inzet van deze bijzondere opsporingsbevoegdheden ook de toestemming van de minister van Justitie vereist. Op verzoek van de minister van Justitie wordt sinds 2005 een korte, geanonimiseerde samenvatting van de verzoeken die door de CTC zijn behandeld in het Jaarbericht van het OM opgenomen. De minister van Justitie dient te worden betrokken in de besluitvorming van het College over de toepassing van twee bijzondere opsporingsbevoegdheden: de inzet van burgerinfiltranten en het afzien van inbeslagneming. In 2003 heeft de minister van Justitie toegezegd de Tweede Kamer periodiek in te lichten over de gevallen waarin inzet van criminele burgerinfiltranten heeft plaatsgevonden. Los daarvan heeft de minister de toezegging gedaan de Tweede Kamer jaarlijks zowel kwalitatief als kwantitatief te informeren over de toepassing van de Regeling Toezeggingen aan getuigen in strafzaken (sinds 1 april 2006 vervangen door de Wet Toezeggingen aan getuigen in strafzaken en de daarop gebaseerde Aanwijzing Toezeggingen aan getuigen in strafzaken). In 2006 zijn geen zaken voorgelegd aan het College van procureurs-generaal die betrekking had op de
Een aanwijzing wordt gebruikt voor het stellen van regels over de uitoefening van de taken en bevoegdheden van het OM of bevat normatieve uitgangspunten voor het transactie- en requireerbeleid.
Tweelingbroer veroordeeld door DNA Bij een gewapende overval op een juwelier in Haarlem worden kleine, maar niet onbelangrijke sporen gevonden: één bloeddruppeltje en één bloedveegje op een showtableau in de vitrine. Bemonstering van het bloed levert bij het NFI een match op. Maar als snel blijkt dat deze man
inzet van (criminele) burgerinfiltranten. Evenmin is door de CTC een rechtshulpverzoek uit het buitenland ontvangen, waarin sprake was van een voornemen tot de inzet van een burger met een strafrechtelijke achtergrond als pseudokoper of pseudo-dienstverlener op Nederlands grondgebied. In 2006 zijn geen zaken aan het College van procureurs-generaal voorgelegd waarin de toestemming van het College werd verzocht voor het afzien van inbeslagneming (‘doorlaten’). Ook zijn in 2006 door het College van procureurs-generaal geen zaken voorgelegd aan de minister van Justitie die betrekking hadden op toezeggingen aan getuigen in strafzaken.
1.2
Vervolging en ontneming
Strafbeschikking
In 2006 is het parlement akkoord gegaan met de Wet OM-afdoening. Dat betekent dat het OM een geheel nieuwe bevoegdheid krijgt om zaken buitengerechtelijk af te doen. Volgens de wet kan het OM zelfstandig in een strafbeschikking straffen opleggen voor overtredingen en misdrijven waarop een maximale gevangenisstraf is gesteld van zes jaar. Behalve een geldboete kan bij een strafbeschikking onder meer een taakstraf van maximaal 180 uur, een ontzegging van de rijbevoegdheid voor ten hoogste zes maanden, een gedragsaanwijzing of een schadevergoedingsmaatregel voor het slachtoffer worden opgelegd. Anders dan bij de OM-transactie, moet de bestrafte zelf het initiatief nemen de zaak voor de rechter te brengen wanneer hij het met de beschikking van het OM oneens is. Doet de bestrafte dit niet, dan kan het OM de straf zonder tussenkomst van de rechter tenuitvoerleggen, wat naar verwachting aanzienlijke capaciteitsvoordelen oplevert ten opzichte van de bestaande transactiepraktijk. De Wet OM-afdoening zal eerst eind 2007 in werking treden omdat er in de strafrechtsketen een groot aantal wijzigingen in de informatiesystemen
ten tijde van de overval vast zat in de gevangenis. Nader onderzoek wijst uit dat de man een eeneiige tweelingbroer heeft. Het NFI doet aanvullend DNA-onderzoek. Een medewerker van het NFI wordt op zitting uitgebreid verhoord en de rechtbank raakt overtuigd van de betrokken-
heid van de tweelingbroer. Hij wordt in mei veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf voor het medeplegen van de overval.
uitgevoerd moet worden. In 2006 is door het OM en de betrokken ketenpartners veel werk verricht ter voorbereiding op de inwerkingtreding van de wet. Herijking richtlijnen
De noodzakelijke aanpassing van de beleidsregels ten behoeve van de OM-afdoening biedt het OM een goede aanleiding om de bestaande richtlijnen voor strafvordering te herzien. Het OM kent voor de afhandeling van de meest voorkomende misdrijven het BOS-Polaris systeem. De beoordelaar van een zaak wordt bij het nemen van een vervolgings beslissing langs een aantal vragen geleid, waarna het programma de gebruikelijke sanctie voor het betreffende delict aangeeft. Inhoudelijk bestaat BOS-Polaris uit ruim dertig richtlijnen. Het OM is gestart met de herijking van deze richtlijnen en het onderling verband ertussen, het zogeheten Kader voor strafvordering. Hierbij zal in de toekomst ook de inbreng van zogenaamde burgerfora betrokken worden. Het College van procureurs-generaal heeft in Perspectief op 2010 aangegeven burgers te willen bevragen over hoe men in het algemeen de ernst van de verschillende delicten ervaart. Los van deze algemene herijking heeft het OM in november 2006 de richtlijnen in die zin gewijzigd, dat het OM een hogere straf zal eisen bij misdrijven waarbij geweld is gebruikt tegen personen bij de uitoefening van hun functie of beroep of tegen personen die burgermoed hebben getoond. Strafmaat
In 2006 ging de maximumgevangenisstraf voor beperkte duur omhoog van 20 naar 30 jaar. Ook andere wettelijke strafmaxima gingen omhoog. Zo werden de maximumstraffen voor dood door schuld en het veroorzaken van zwaar lichamelijk Perspectief op 2010 is het meerjarenbeleidsplan van het OM dat in het najaar van 2006 is gepubliceerd.
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
letsel verdubbeld in die gevallen waarin sprake was van roekeloosheid. De strafmaxima voor oplichting en flessentrekkerij zijn gelijkgetrokken met diefstal (vier jaar). Ook het bezit van een stiletto, het hacken van computers en dierenmishandeling kennen sinds 2006 een hogere strafbedreiging. De ouderwetse delicten ‘kaapvaart’ en ‘tweegevecht’ zijn niet meer expliciet strafbaar. Daarentegen zijn het plaatsen van een nepbom en het geven van een vals bomalarm in 2006 apart strafbaar gesteld. Ook discriminatie wegens een handicap is nu in het Wetboek van Strafrecht opgenomen. De rechters hebben in 2006 meer mogelijkheden gekregen om een deels voorwaardelijke gevangenis straf op te leggen. Ook is de maximale proeftijd verlengd. Deze kan, wanneer sprake is van ernstig recidivegevaar, oplopen tot tien jaar. Verjaring
Door een initiatiefwetsvoorstel is in 2006 de verjaringstermijn voor misdrijven verlengd en voor zeer ernstige delicten zelfs afgeschaft. Het OM juicht deze wijzigingen toe, omdat de bestaande termijnen onvoldoende recht deden aan de huidige mogelijkheden om, bijvoorbeeld met DNA-technieken, ook na vele jaren nog een delict op te lossen. Wel bleek na de inwerkingtreding een onvolkomenheid in de wet te zijn geslopen. Overtredingen verjaarden voortaan na vier jaar, ook wanneer in de tussentijd een daad van vervolging was verricht. Nu is dat geen probleem bij lichte overtredingen, maar niet was voorzien dat deze bepaling gevolgen zou hebben voor de afhandeling van ingewikkelde economische overtredingen, die vaak tot en met de Hoge Raad worden behandeld. Bij dergelijke zaken is een tijds verloop van meer dan vier jaar geen uitzondering. Nadat de Hoge Raad had vastgesteld dat in die gevallen het OM niet-ontvankelijk was, heeft het ministerie van Justitie nieuwe wetgeving opgesteld om dit verjaringsprobleem voor de toekomst te verhelpen. Deze wetgeving is op 7 juli 2006 in werking getreden.
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
Bijzondere getuigen
Na een lange voorgeschiedenis is in 2006 de Wet toezeggingen aan getuigen in strafzaken in werking getreden. Deze wet formuleert de voorwaarden waaronder het OM een getuige strafvermindering kan toezeggen in ruil voor het afleggen van een verklaring tegen een verdachte in een andere strafzaak. Volgens de nieuwe regeling kan de toezegging van het OM aan de getuige niet verder gaan dan een vermindering van de strafeis met de helft. De getuige dient op de openbare zitting volledige openheid van zaken te geven. De door de officier met de getuige gemaakte afspraken worden op papier vastgelegd en de rechtmatigheid wordt getoetst door de rechtercommissaris. Iedere voorgenomen afspraak moet aan het College van procureurs-generaal worden voorgelegd. Een heel andere soort getuigen zijn de ‘afgeschermde getuigen’. De wetgever heeft het in 2006 mogelijk gemaakt dat bij bepaalde zaken, waarbij de staatsveiligheid in het geding is, een getuige gehoord kan worden door de rechter-commissaris buiten de aanwezigheid van de verdediging en de officier van justitie. Deze procedure maakt het mogelijk om een rechter informatie afkomstig van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) of van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) te laten beoordelen, zonder dat de staatsveiligheid in het geding komt. Overigens heeft de Hoge Raad in 2006 in een arrest bepaald dat door inlichtingen- en veiligheidsdiensten vergaard materiaal in beginsel als startinformatie voor een onderzoek en als bewijs in een strafzaak gebruikt kan worden. Hoge transacties
In 2006 zijn twee zaken afgedaan volgens de procedure uit de Aanwijzing Hoge transacties en bijzondere transacties. Een voetbalclub werd een transactie van 75.000 euro aangeboden wegens
Ontvoering kind beëindigd In oktober 2004 wordt een zevenjarig jongetje door zijn vader ontvoerd naar Tunesië. Omdat dit land de internationale verdragen tegen kinderontvoering niet heeft ondertekend, mag de moeder haar zoon niet terughalen naar Nederland. De vader wordt in Nederland aange-
valsheid in geschrift in verband met de transfer van een voetbalspeler. Tegelijkertijd werd de club voor de met dit misdrijf samenhangende belastingfraude een transactie aangeboden door de Belastingdienst. Een andere hoge transactie kwam tot stand in een fraudezaak met betrekking tot de Zwolse woningcorporatie SWZ. Een installatiebedrijf kreeg vanwege niet-ambtelijke omkoping en valsheid in geschrift een transactie van 104.000 euro aangeboden. In beide zaken zijn persberichten uitgebracht.
houden en veroordeeld voor kinderontvoering. Als de celstraf ten einde loopt, laat het OM Dordrecht de man weten voornemens te zijn hem wederom voor het - immers nog voortdurende - delict kinderontvoering te vervolgen. Na herhaald inpraten op de vader en diverse bemiddelingen
met de Tunesische ambassade en met het ministerie van Buitenlandse Zaken, tekent de vader eindelijk de uitreispapieren van zijn zoon zodat de moeder haar kind kan ophalen uit Tunesië. In april 2006 komt het jongetje weer thuis.
Deze vestigingen van het BOOM handelen niet alleen zelf de grote ontnemingszaken af, maar bieden ook ondersteuning aan de arrondissementsparketten bij de afhandeling van die zaken waarbij het weder rechtelijke verkregen voordeel minder is dan 100.000 euro. In 2007 vindt een tussentijdse evaluatie plaats van de taakuitbreiding van het BOOM. De behaalde resultaten in 2006 zijn in ieder geval hoopgevend.
1.3
Executie
Ontneming
In 2006 is ruim 17,5 miljoen euro aan onherroepelijke ontnemingsmaatregelen geïncasseerd. Dat is ongeveer 6,5 miljoen euro meer dan de geplande Plukze-opbrengsten en 3,5 miljoen euro meer dan het College van procureurs-generaal als incassodoelstelling had gesteld. Deze hogere incasso is onder meer het gevolg van de taakuitbreiding van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM). Het BOOM heeft de taak gekregen met eigen officieren van justitie alle ontnemingszaken te behandelen met een wederrechtelijk verkregen voordeel van meer dan 100.000 euro. Daartoe heeft het BOOM in de loop van 2006 ongeveer 25 nieuwe medewerkers, waaronder een aantal vermogenstraceerders, aangetrokken. Deze traceerders hebben een belangrijke functie bij de kwaliteitsversterking van de ontneming. Hun taak is om al in een vroeg stadium van het opsporingsonderzoek de criminele winsten in beeld te brengen, opdat aan het eind van de rit een zo hoog mogelijke ontnemingsmaatregel kan worden opgelegd én geïncasseerd. Omdat het BOOM de behandeling van grote ontnemingsonderzoeken heeft overgenomen van de arrondissementsparketten, zijn medio 2006 nevenvestigingen opgericht in Zwolle, Amsterdam en Rotterdam. Den Bosch volgt in 2007.
Het executeren – ten uitvoer leggen – van rechterlijke beslissingen is een taak van het OM. Executie is het sluitstuk van de strafrechtsketen. Zonder executie kan een geloofwaardige strafrechtspleging niet bestaan. Landelijke Executieoverleg
Het Landelijk Executieoverleg (LEO) adviseert het College van procureurs-generaal over beleids onderwerpen en uitvoeringskwesties die de executie betreffen. Een regelmatig terugkerend onderwerp is de optimale benutting van celcapaciteit. De relatieve leegstand die sinds eind 2005 is opgetreden (onder andere door de invoering van ‘twee op één cel’), kan nog beter worden benut voor het verwerken van de voorraad van nog ten uitvoer te leggen straffen. Deze voorraad ontstaat onder andere doordat de politiecapaciteit voor executietaken beperkt is. Om elders capaciteit te vinden worden nu verschillende initiatieven ondernomen. Dit gebeurt onder andere door samenwerking met buitengewone opsporingsambtenaren van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (een onderdeel van het ministerie van Justitie) bij het aanhouden van arrestanten. Overigens is de celcapaciteit enigszins verminderd door de na de Schipholbrand ingevoerde verscherpte brandveiligheidskeuringen van de cellen.
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
Veroordeling in Amsterdamse cold case In 1988 is een bejaarde vrouw na cafébezoek in Amsterdam-Oost bij een beroving of poging beroving doodgeslagen. Twee verdachten worden na enige tijd wegens gebrek aan bewijs heengezonden. Na nieuwe belastende verklaringen wordt in 2002 een nieuw onderzoek gestart.
10
De verdachten, die opnieuw worden aangehouden, worden in 2004 vrijgesproken. De officier van justitie gaat in hoger beroep. Omdat een van de verdachten inmiddels in een gesloten inrichting zit wegens geestelijke aftakeling, trekt het OM het hoger beroep in zijn zaak in. De an-
Elk parket kent een executieofficier of executie advocaat-generaal die als voornaamste taak heeft het landelijk beleid te vertalen naar de lokale praktijk. Behalve dat de executieofficier op het eigen parket als vraagbaak fungeert, bewaakt hij de executieafspraken tussen het arrondissementsparket, de politie en het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) in Leeuwarden. Daarnaast onderhoudt hij contacten met het Landelijk Executieoverleg en stemt hij af met zijn collega’s op andere parketten. Om de samenwerking tussen beleid en werkvloer verder te verbeteren is in 2006 het Landelijke Platform voor Executieofficieren wederom ingesteld. Op het gebied van de executie zijn vanaf 2005 diverse ontwikkelingen in gang gezet om de rol van het OM bij de executie van sancties te versterken. Een projectgroep heeft onderzocht hoe de kwaliteit van de executietaak op de parketten kan worden verhoogd. Daarbij is ook gekeken hoe de ondersteunende automatisering er uit zou moeten zien, en welke mogelijkheden die automatisering biedt voor de toekomstige inrichting van de executietaak van het OM: verdergaande concentratie of centralisatie, bijvoorbeeld bij het CJIB. Besluitvorming door het College over de organisatievraag moet nog volgen. Over de automatiseringsondersteuning is eind 2006 een besluit genomen. In opdracht van het OM wordt als onderdeel van de systeemvernieuwing door het CJIB een Centrale Database Executie (CEDEX) gebouwd. CEDEX maakt centrale registratie mogelijk van alle te executeren en inmiddels geëxecuteerde straffen, maatregelen en OM-afdoeningen. Daardoor wordt ook centrale sturing op het executieproces mogelijk, zowel zaaksgericht als persoonsgericht. Naar verwachting zal in 2008 met de bouw van CEDEX worden begonnen. Het is de bedoeling dat CEDEX vervolgens eind 2008 operationeel is, gelijktijdig met de laatste release van het nieuwe bedrijfsprocessensysteem van het OM, het Geïntegreerd Processysteem Strafrecht (GPS).
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
dere verdachte wordt uiteindelijk in december 2006 in de hoger beroepzaak tot zeven jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens doodslag. Geen nieuw technisch bewijs, maar oud en nieuw opsporingsonderzoek hebben hier tot oplossing van een cold case geleid.
Inrichtingseis aan de organisatie
Bij de grotere aandacht voor executie passen ook organisatorische aanpassingen. Per parket zullen alle executiemedewerkers in één team als onderdeel van de administratie werkzaam zijn, wat naar verwachting een bijdrage levert aan de versterking van de executietaak van de parketten. Hierdoor wordt de versnippering van de noodzakelijke kennis voorkomen en de expertise gebundeld. Tevens is in 2006 gewerkt aan het opzetten van reclasseringsbalies op alle parketten. Deze balies hebben een interne functie en vormen het aanspreek punt voor de drie reclasseringsorganisaties. Via de balie gaan alle OM-opdrachten, bijvoorbeeld toezichten bij voorwaardelijke sancties, naar de reclasseringsinstellingen. Doordat de balies fysiek in het parket gevestigd zijn, zijn de lijnen korter en kan er sneller, gerichter en beter worden gewerkt. Per januari 2007 is op alle parketten een reclasseringsbalie gehuisvest. Landelijk Beslaghuis
Alle parketten hebben in 2006 – samen met de lokale ketenpartners politie en Domeinen – voorbereidingen getroffen voor de invoering van het Landelijk Beslaghuis (LBH). Domeinen, een dienst die valt onder het ministerie van Financiën, bewaart, vernietigt en verkoopt goederen die door politie of door de Bijzondere Opsporingsdiensten in beslag zijn genomen. Beslist de rechter dat de goederen moeten worden verkocht of vernietigd, dan voert Domeinen dat uit. Het OM werkt nauw samen met politie en Domeinen om het LBH verder vorm te geven. De voorbereidingen betreffen met name de schoning van de voorraden. Het is aan het OM de juridische beslissing te nemen over in beslaggenomen voorwerpen die nog bij de politie aanwezig zijn. De invoering is in hoge mate afhankelijk van de tijdige beschikbaarheid van de automatiseringsondersteuning bij de ketenpartners
en dat maakt het invoeringsproces complex en kwetsbaar. Om landelijke invoering in 2007 conform afspraak mogelijk te maken heeft het College eind 2006 besloten een service-applicatie te bouwen waarmee tijdelijk (tot de invoering van GPS) door de parketten moet worden gewerkt. De extra werklast voor de parketmedewerkers moet hierbij tot een minimum beperkt blijven. Samenwerking met CJIB
Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) is in opdracht van het OM belast met de tenuitvoerlegging van bepaalde straffen en maatregelen. Daarnaast int het CJIB politie- en OM-transacties en sancties op grond van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersovertredingen. Hierdoor is er bij het CJIB veel executie-expertise in huis: zowel specifieke juridische kennis als cijfermatige informatie en uitvoeringskennis. In 2006 is verder vormgegeven aan het Executie Expertise Centrum (EEC), een onderdeel van het CJIB dat sinds 2005 bestaat. In 2006 is een start gemaakt met de voorlichting over de dienstverlening van het EEC aan ketenpartners zoals de politie. Het EEC heeft in 2006 zijn medewerking verleend aan de totstandkoming van de Juridische Kennissite, JKS. Jeugd
De ontwikkeling van de celcapaciteit voor straf rechtelijk veroordeelde minderjarigen is de afgelopen jaren achtergebleven bij die voor meerderjarigen. In 2006 is een Taskforce jeugdsancties opgericht. Onder verantwoordelijkheid van de Taskforce hebben OM, ministerie van Justitie, sector jeugd Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en CJIB een actieplan opgesteld om de achterstanden in de executie in te lopen. Dit is een complexe aangelegenheid omdat de opgelegde (vervangende) jeugddetentie bij het bereiken van de 18-jarige leeftijd nog niet van rechtswege kan worden omgezet naar een
(vervangende) gevangenisstraf. Daarvoor is nu nog omzetting via de rechter nodig. Om een effectieve executie mogelijk te maken, is aan deze doelgroep een strafkorting van 25 procent geboden bij vrijwillige melding. De minister heeft hiermee ingestemd. Vervangende hechtenissen voor geldboetes, taak straffen en de vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke jeugddetentie van inmiddels 18-jarigen worden nu geleidelijk aan ingelopen. Tegelijkertijd is het werkproces bij de executie van jeugdstraffen veel strakker ingericht. Het CJIB is verantwoordelijk voor de planning en executie van alle (vervangende) jeugddetenties, roept de minderjarige op (vooraankondiging) en plant de datum van verschijnen in de justitiële jeugdinrichting. Het CJIB heeft deze taak overgenomen van de sector jeugd van DJI. Veelplegers
Veelplegers zijn verantwoordelijk voor een groot deel van de criminaliteit. Een meerderjarige veelpleger is iemand die minimaal tien processen-verbaal op zijn naam heeft staan waarvan minstens één in het peiljaar. Bij meerderjarige veelplegers gaat het om een groep van ongeveer 18.000 à 19.000 personen, die zich schuldig maken aan delicten als autokraak, winkeldiefstal, bedreiging en vernieling. Deze groep bestaat voor een groot deel uit verslaafden. Omdat het niet mogelijk is de hele groep veelplegers gericht en intensief aan te pakken, concentreert het beleid zich op de zeer actieve veelplegers, een groep die geschat wordt op ongeveer 6.000 personen. Voor deze groep is de ISD-maatregel (Inrichting voor Stelselmatige Daders) in het leven geroepen. Met deze maatregel kan deze groep tot maximaal twee jaar worden vastgezet en eventueel behandeld in een programma dat tot gedragsverandering moet leiden. In 2006 hebben 435 veelplegers de ISD-maatregel opgelegd gekregen, in 2005 waren dat er 407.
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
11
“Je moet de impact van deze veroordelingen niet onderschatten”
Bij het instorten van een hoge steiger in een ketel van de Amercentrale in Geertruidenberg kwamen vijf mensen om het leven. De Bredase officier van justitie Huibert Donker deed de strafzaak tegen de verantwoordelijke bedrijven en tegen de ontwerper van de steiger.
“In het begin was steigerbouw een volslagen vreemde materie voor mij. Begrippen als ‘scaftags’ en ‘de Eulerse knikfactor’ zeiden mij niets. Maar in mijn gesprekken met de Arbeidsinspectie en TNO heb ik snel bijgeleerd. Op ons verzoek heeft TNO over alle deelonderwerpen, zoals de ketelwand en de gebruikte materialen, een aparte rapportage gemaakt. De uitdaging is dan om al die wetenschappelijke conclusies ook voor juristen begrijpelijk te houden. Gelukkig heeft de rechtbank veel ruimte voor deze zaak vrijgemaakt. In totaal waren er achttien zittingsdagen. De voorzitter heeft alle belangrijke deskundigen op de zitting hun verhaal laten vertellen. Zo kon de rechtbank zelf een oordeel vormen. Vooraf heb ik met de parketsecretaris uitgebreid gespard over de te volgen strategie en over de te verwachten vraagpunten. Daardoor kon ik in het requisitoir anticiperen op de verweren van de verdediging. Toen de steigerbouwers bijvoorbeeld stelden dat het ongeval was veroorzaakt omdat de gritstralers onprofessioneel te werk waren gegaan, had ik een antwoord paraat. Voor de strafmaat ben ik te rade gegaan bij mijn collega’s op het parket. Voor de steigerontwerper werd de eis – en later ook de straf – een jaar onvoorwaardelijk, mede vanwege zijn ontkennende houding en het feit dat hij niet op de zitting wilde verschijnen. Voor de boetes tegen de rechtspersonen zaten we tegen de bovengrens van wat bij de tenlastegelegde delicten mogelijk is. Dan nog lijkt het misschien een peulenschil voor dergelijke bedrijven. Maar je moet de impact van deze veroordelingen niet onderschatten. Deze zaak heeft ook nog eens een belangrijke juridische uitkomst. De rechtbank heeft duidelijk gemaakt dat aannemers zich niet achter hun onderaannemers kunnen verschuilen. Er blijft een eigen strafrechtelijke verantwoordelijkheid, ook al is de aansprakelijkheid in een civiel contract uitgesloten. Bij een zaak van deze omvang en met deze uitstraling is het belangrijk dat je als officier van justitie zo min mogelijk andere dingen aan je hoofd hebt. Dít zijn de zaken die bepalend zijn voor het vertrouwen in de organisatie. Daar moet je echt capaciteit in willen steken. Gelukkig hebben we dat binnen het OM tegenwoordig goed door.”
Huibert Donker officier van justitie in Breda
13
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
De toegevoegde waarde van de cassatiedesk
Gert Haverkate had in 2006 als plv. hoofdadvocaat-generaal Den Haag de leiding over de cassatiedesk van het OM. Inmiddels is hij directeur van het Wetenschappelijk Bureau van het OM.
“Het is voor sommige advocaten-generaal best even slikken geweest, toen de cassatiedesk van start ging. Een stukje van het juridisch handwerk werd overgeheveld naar een centraal bureau. Toch lijkt iedereen in de tweede lijn inmiddels overtuigd te zijn van de toegevoegde waarde van de cassatiedesk. De desk vloeit voort uit Het OM Verandert. Het OM moet meer kwaliteit gaan leveren door efficiënter te werken. Daar hoort ook het bundelen van specialismen bij. De voorbereiding van de cassaties is voor het hele OM ondergebracht bij het ressortsparket Den Haag. De cassatiedesk beslist allereerst óf een ingesteld cassatieberoep moet worden gehandhaafd. Wij hebben daar uitgangspunten voor geformuleerd. Wanneer een rechtsvraag in meerdere zaken speelt, kijken we bijvoorbeeld of het cassatieberoep niet tot één van die zaken kan worden beperkt. De desk heeft ook de rol om te bevorderen dat de procureur-generaal bij de Hoge Raad cassatie in het belang der wet instelt. Als wij waarnemen dat rechterlijke uitspraken over een bepaald onderwerp uiteenlopen en zelfs diametraal tegenover elkaar staan, dan kunnen wij, als zo’n onderwerp voor de dagelijkse praktijk relevant is, de PG van de Hoge Raad vragen zijn bevoegdheid tot het vorderen van cassatie in het belang der wet aan te wenden. Of hij dat al dan niet doet blijft vanzelfsprekend zijn beslissing. Als eenmaal besloten is om de cassatie door te zetten, stellen de advocaten-generaal van de cassatiedesk de schriftuur op. Dat is een bijzonder specialisme, waarbij men goed thuis moet zijn in de bijzonderheden van de cassatierechtspraak. Het is dan ook begrijpelijk dat het College deze expertise heeft willen concentreren. Overigens verdwijnt de advocaat-generaal of de officier die de zaak oorspronkelijk heeft gedaan, niet uit beeld. De cassatiedesk legt de schriftuur altijd in concept voor aan de zaaksadvocaat-generaal of –officier. Een voordeel van de komst van de cassatiedesk is dat de drempel voor het instellen van cassatie verlaagd wordt. Degene die cassatie instelt, hoeft niet zelf een schriftuur te gaan schrijven. Het gevolg is dat het aantal OM-cassaties stijgt. Dat juichen wij toe. De cassatiedesk stelt zich offensief op. Wanneer wij in de gepubliceerde rechtspraak een opvallende zaak zien die nog niet onherroepelijk is, bellen we bijvoorbeeld met het parket om te vragen of men cassatie overweegt. De komst van de cassatiedesk betekent overigens niet dat alle cassatiemiddelen van het OM ook genade vinden in de ogen van de Hoge Raad. Wij hebben bijvoorbeeld nul op het rekest gekregen bij de cassaties tegen de vrijspraken in de ‘Feyenoord’- en de ‘Sedar Soares’- zaak. Wel kunnen we nu als OM veel gerichter gebruik gaan maken van het belangrijke instrument ‘cassatie’.”
Gert Haverkate directeur Wetenschappelijk Bureau OM
15
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
“Misdaad mag niet lonen”
Anthony Timmer, vermogenstraceerder bij het BOOM, is blij dat hij in 2006 de overstap naar het OM heeft gemaakt. Toch denkt hij af en toe met enige heimwee terug aan zijn werk als financieel rechercheur bij de politie.
“Als financieel rechercheur kon ik het moeilijk verkroppen dat opsporingsinstanties veelal voorrang geven aan het tactisch onderzoek, het verzamelen van bewijs, boven het financiële onderzoek, gericht op het leggen van conservatoir beslag.* Dat is toch vreemd als je bedenkt dat geld veelal dé grote drijfveer is bij het plegen van misdrijven. Niet voor niets is de strijdkreet van bankovervallers toch altijd: “Je geld of je leven”. Ik verwachtte in mijn nieuwe functie bij het Bureau Ontnemingswetgeving OM (BOOM) meer invloed op het financiële deel van opsporingsonderzoeken te kunnen uitoefenen en daarmee meer conservatoir beslag te kunnen (laten) leggen. Die verwachting is voor een deel uitgekomen, zij het nog op beperkte schaal. In ‘oude zaken’ drijf ik op dit moment vooral nog op mijn netwerk bij de opsporingsinstanties. Zij wijzen mij bijvoorbeeld op de losse eindjes in hun financiële onderzoeken en daar ga ik dan mee aan de slag. Op deze wijze hebben mijn vijf collega’s en ik in 2006 al twintig miljoen euro getraceerd. Het is de bedoeling dat de vermogenstraceerders bij het BOOM de beschikking over eigen middelen krijgen. Denk dan aan toegang tot allerlei bronnen zoals politiesystemen, de Gemeentelijke basisadministratie, het Kadaster enzovoorts, maar ook aan praktische voorzieningen als dienstvoertuigen. Zodra we die middelen hebben, kunnen we meer op eigen kracht ons werk doen. Bij ontnemingszaken die worden afgehandeld volgens de nieuwe taakopdracht van het BOOM en dus onder leiding van een BOOM-officier staan, zijn wij vanaf de start van een onderzoek betrokken. Het is daarbij een groot voordeel dat de vermogenstraceerders volledige opsporingsbevoegdheid hebben. Het is onze taak om te stimuleren dat er in het opsporingsonderzoek zoveel mogelijk conservatoir beslag wordt gelegd. Want hoe meer conservatoir beslag er ligt, hoe makkelijker de executie van een ontnemingsmaatregel verloopt. En uiteindelijk draait het bij het ontnemen allemaal om de incasso. Ook mijn credo is: ‘misdaad mag (en zal) niet lonen’.” *
Conservatoir beslag is een maatregel om beslag te leggen in afwachting van de feitelijke tenuitvoerlegging van een opgelegde ontnemingsmaatregel.
Anthony Timmer vermogenstraceerder bij het BOOM
17
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
“Een officier staat op grote afstand van de executie”
Joris Beliën is executieofficier bij het arrondissementsparket Den Haag.
“Bij Parket Den Haag hebben we de executieportefeuille in tweeën gesplitst omdat er anders met twee politieregio’s wel heel veel tijd in gaat zitten. Ik schat dat ik er nu zo’n vijftien uur in de week aan besteed. Ik doe de zaken van Politieregio Haaglanden en de beleidsaangelegenheden terwijl een collega de zaken van Politieregio Hollands Midden en de jeugdzaken doet. De meeste tijd besteed ik aan omzettingen taakstraf, ik schat zo’n 30 à 40 zaken per week. Is een taakstraf niet of niet goed volbracht dan wordt de taakstraf omgezet in vervangende hechtenis. Via het CJIB ontvang ik van de reclassering afloopberichten van opgelegde taakstraffen. Ik lees het afloopbericht en neem een beslissing. Meestal zet ik de taakstraf om, soms vraag ik de Reclassering nogmaals contact met de betreffende persoon te leggen. Iemand die veroordeeld is tot een taakstraf kan in bezwaar gaan tegen de omzetting naar vervangende hechtenis. Dat bezwaarschrift moet dan door de rechter worden beoordeeld. Wat ik niet zo prettig vind is dat zo’n bezwaarschrift geen opschortende werking heeft. Diegene moet dus na omzetting direct de cel in, terwijl het nog een tijdje duurt voordat een rechter ernaar kijkt. Iemand kan dus al een paar weken in de cel zitten en vervolgens te horen krijgen dat de rechter het daar niet mee eens is. In die gevallen dat de officier de executie-indicator heeft aangevinkt, word ik gevraagd te adviseren over de voorgenomen verloven van veroordeelden. De Penitentiaire Inrichting neemt de beslissing maar het advies van het OM wordt daarbij wel meegewogen. Ik schat dat mij zo’n vijftien keer per week advies wordt gevraagd. Ik heb geregeld overleg met de politie en met het CJIB. Elk parket maakt afspraken met de politie over hun inspanningen op executiegebied en de voortgang wordt regelmatig besproken. Een nadeel is dat de politie niet wordt afgerekend op executiecijfers. Dat kan natuurlijk van betekenis zijn bij het vaststellen van de prioriteiten. Misschien dat er wel iets gaat veranderen nu de executiecijfers worden opgenomen in de P&C-cyclus van het OM. Als executieofficier maak ik deel uit van het Platform van Executieofficieren, dat is een landelijk overleg dat sinds 2006 bestaat. We komen zo’n drie keer per jaar bijeen en bespreken allerlei praktische zaken. Sinds ik executieofficier ben, heb ik me verdiept in de executiepraktijk. Daar heb ik veel van geleerd, ik merk dat je als officier op grote afstand staat van de executie. Eigenlijk is dat raar, executie vormt immers het sluitstuk van de strafrechtelijke handhaving.”
Joris Beliën officier van justitie in Den Haag
19
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
2 Beleid en prioriteiten
2.1
20
Prioriteiten en ontwikkelingen
Versterkingsprogramma
In het Versterkingsprogramma opsporing en vervolging dat in 2005 door politie, het OM en NFI is opgesteld, is een groot aantal maatregelen opgenomen om de professionaliteit van OM, politie en NFI te versterken. In 2006 zijn deze maatregelen uitgewerkt, waarbij constructief is samengewerkt met politie en NFI. Nadere uitwerking van de onderwerpen kan niet zonder dat er ook aandacht wordt besteed aan de cultuur van de organisatie. Diverse maatregelen vragen om een meer transparante opstelling en om een meer zelfkritische blik. Kwaliteit OM en politie
Er zijn algemene kwaliteitseisen opgesteld aan de uitvoering van opsporingsonderzoeken waardoor er duidelijkheid ontstaat over de rollen van politie en OM en over de onderlinge verhoudingen. Het OM zal meer nadruk leggen op zijn rechtstatelijke rol: verantwoordelijk voor de strategische keuzes, de strafvorderlijke beslissingen en de toetsing van de tactische voorstellen van de politie. De politie is verantwoordelijk voor de uitvoering. De officier van justitie mag de politie aanspreken op de al dan niet geleverde kwaliteit. De kwaliteitseisen gelden voor processen, voor mensen en voor producten. De politie controleert in alle gevallen haar producten op kwaliteit voordat ze bij het OM worden aangeleverd, en tekent processen-verbaal niet voor ‘gezien’, maar voor het feit dat zij de verantwoordelijkheid neemt voor de kwaliteit. Tegenspraak
Tegenspraak is het intern op een gestructureerde wijze doorlopend toetsen van beslissingen door medewerkers die niet bij het onderzoek betrokken zijn. Kritische reflectie behoort tot het normale werk patroon zowel bij de politie als bij het OM. Bij beide organisaties moet tegenspraak waarborgen dat
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
belangrijke beslissingen tijdens het onderzoek ter discussie worden gesteld en worden getoetst. Sinds begin 2006 is op alle parketten een basale vorm van tegenspraak georganiseerd. Inmiddels zijn de Instructie Tegenspraak en de protocollen – de leidraad voor de organisatie van tegenspraak – goedgekeurd en vastgesteld door het College van procureursgeneraal en door de minister van Justitie. Team Grootschalige Opsporing
Bij kapitale delicten (bijvoorbeeld levensdelicten en ernstige zedendelicten) met een grote maat schappelijke impact waarin geen sprake is van ondubbelzinnig daderschap kan een Team Groot schalige Opsporing (TGO) worden geformeerd. In de Raamregeling TGO worden diverse eisen gesteld aan de medewerkers van een TGO. De officier van justitie die leiding geeft aan een TGO heeft minimaal vier jaar ervaring als officier en heeft minimaal twee jaar deelgenomen aan grote rechercheonderzoeken. Forensische opsporing
In het verslagjaar is een procesmodel forensische opsporing opgesteld dat uit vier stappen bestaat: voorbereiden, onderzoeken plaats delict, onderzoeken spoor en interpreteren. Voor wat betreft de vakinhoud, de organisatie en de informatiehuishouding zullen er criteria worden opgesteld. Op alle parketten komt een goed opgeleide officier Forensische Opsporing die ook als tegenspreker kan fungeren waar het gaat om de betekenis van resultaten van technisch onderzoek. (zie ook hoofdstuk 1, pagina 4). Audiovisuele en auditieve registratie van verhoren
Auditieve of audiovisuele registratie is in de eerste plaats een hulpmiddel om in een latere fase van het strafproces te kunnen toetsen of de verhoren niet onder te grote druk van politiezijde zijn afgenomen. Auditieve registratie wordt verplicht bij onderzoeken naar misdrijven waarop in het Wetboek van Strafrecht een strafbedreiging van twaalf jaar of meer staat, als de strafbedreiging weliswaar minder is dan
Celstraf voor seksuele afpersing via internet Zestien meisjes worden jarenlang via de webcam seksueel afgeperst. Eerst wint de 20-jarige verdachte hun vertrouwen, uiteindelijk verleidt hij ze om naakt voor de webcam te gaan staan. Vervolgens chanteert hij ze met de beelden. Een foto van een van de meisjes komt op het prikbord
twaalf jaar, maar er een dode te betreuren valt of wanneer er sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Ook wordt auditieve registratie verplicht als het gaat om een zedendelict met een strafbedreiging van acht jaar of meer, of om seksueel misbruik in een afhankelijkheidsrelatie. De verplichting tot audiovisuele registratie wordt bepaald door de kwetsbaarheid van de persoon die wordt verhoord of door de inzet van bijzondere verhoormethodieken. De verplichting tot audiovisueel registreren geldt ook indien een minderjarige onder de zestien jaar of een verstandelijk gehandicapte betrokken is bij het misdrijf, ongeacht de hoedanig heid – als slachtoffer, getuige, aangever of verdachte. Begin 2007 heeft het College van procureurs-generaal een aanwijzing vastgesteld waarin onder meer de criteria staan vermeld wanneer verhoren zullen worden opgenomen. De aanwijzing kan pas van kracht worden als de politie de verhoorkamers heeft aangepast aan de eisen die in de nieuwe aanwijzing worden gesteld. Wel wordt al vanaf oktober 2006 de verplichte categorie audiovisuele registratie uitgevoerd, zij het dat die registratie plaatsvindt op basis van bestaande protocollen en richtlijnen omdat ook de verhoorstudio’s nog niet zijn ingericht volgens de nieuwe eisen in de aanwijzing. Opleiding en certificering
In het Versterkingsprogramma zijn maatregelen en verplichtende eisen vastgesteld voor gevolgde vakopleidingen en ervaringen. Het Studiecentrum Rechtspleging (SSR) heeft in 2006 diverse opleidingen voor officieren en parketsecretarissen ontwikkeld. Ook het kwaliteitssysteem, de dossiervorming, de tegenspraak en het zittingsmanagement komen in de cursus aan de orde. Daarnaast heeft het SSR onder meer opleidingen ontwikkeld over forensische expertise en DNA-onderzoek. De eerste opleidingen, waaronder leidinggeven aan grote onderzoeken, zijn in september 2006 van start gegaan. Ook de Politieacademie heeft inmiddels een
van haar middelbare school terecht waardoor ze wordt weggepest. Pers officier van justitie Tom Hendriks: “De klassieke ‘enge man in de bosjes’ is veranderd. Ouders zouden hun kinderen juist moeten waarschuwen voor de ‘enge man’ die ze via internet kunnen tegenkomen. In allerlei ge-
daanten!” De officier van justitie in Breda eist vijftien maanden gevangenisstraf. De rechtbank veroordeelt de man in februari tot een gevangenisstraf van 279 dagen, waarvan 90 voorwaardelijk.
breed programma ontwikkeld gericht op de verdere professionalisering van het recherchewerk.
21 Perspectief op 2010
De afgelopen jaren heeft het OM de aanpak verbeterd van georganiseerde misdaad, terrorisme, huiselijk geweld, jeugdcriminaliteit en veelplegers, zoals aangegeven in Perspectief op 2006. Bij de laatste twee thema’s lag de nadruk vooral op preventie en aanpak van recidive door een persoonsgebonden aanpak van het OM samen met anderen. Om de georganiseerde misdaad en terrorisme beter te bestrijden heeft het OM gezorgd voor een betere structuur en samenhang bij het Landelijk Parket en Nationale Recherche. Tevens is de informatie-uitwisseling met politie en AIVD verbeterd. Waar de gewenste verbeteringen nog niet helemaal zijn doorgevoerd, zal dat alsnog gebeuren. Ook als recente ontwikkelingen daarom vragen, zoals bijvoorbeeld bij eergerelateerd geweld, criminaliteit onder allochtone jongeren en discriminatie. Belangrijke koersverschuiving ten opzichte van Perspectief op 2006 is dat het OM ook meer de aandacht gaat richten op minder zichtbare vormen van criminaliteit. In oktober 2006 heeft het OM zijn meerjarenplan Perspectief op 2010 gepubliceerd. In Perspectief op 2010 worden keuzes en aandachtspunten in beleid en uitvoering van het OM voor de komende vier jaar aangegeven. Deze worden mede bepaald aan de hand van ontwikkelingen in de maatschappij en de (deels hiermee samenhangende) ontwikkelingen in de criminaliteit. Het centrale thema van het meerjarenplan is ‘Verbinding met de samenleving’. In de jaren 20072010 wil het OM die verbinding met de samenleving nadrukkelijk een plaats geven. Of het nu gaat om de prioriteiten bij de misdaadbestrijding, de communicatie over strafzaken of de keuze voor de meest effectieve reactie op een strafbaar feit: steeds dient het OM actief de dialoog met de samenleving
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
22
op te zoeken. Met de nieuwe Aanwijzing Voorlichting opsporing en vervolging die in januari 2007 in werking is getreden wil het OM actiever gaan voorlichten over concrete onderzoeken en strafzaken (zie ook pagina 71). Vanzelfsprekend voor zover onderzoeks- en privacybelangen niet worden geschaad. Zo kan beter duidelijk worden gemaakt wat het OM beweegt bij de beslissingen die het neemt. Ook zal veel aandacht worden geschonken aan de directe communicatie met burgers zodat ook de motieven voor gemaakte keuzes goed voor het voetlicht komen. De kwaliteit van de strafrechtelijke handhaving is de afgelopen jaren onmiskenbaar verbeterd. Het totale criminaliteitsniveau is al geruime tijd aan het dalen, ook waar het ernstige delicten als moord en overvallen betreft. Bovendien dalen ook de onveiligheidsgevoelens onder burgers. Deze positieve trends zijn voor het OM geen reden om de komende jaren pas op de plaats te maken, maar juist een reden om de lat hoger te leggen. Het OM stelt zich ten doel om bij een aantal bestaande prioriteiten een verdiepingsslag te maken. Zo wil het OM de succesvolle aanpak van veelplegers uitbreiden naar de probleemgroep van de systematische overlastveroorzaker. Bij de strijd tegen de hennepteelt wordt de komende jaren veel nadrukkelijker werk gemaakt van het oprollen van de achterliggende criminele organisaties. In het kader van een nieuwe aanpak van de georganiseerde misdaad wordt op het gebied van de mensenhandel een project gestart met een samenhangende, programmatische aanpak. Daarnaast zal het OM in het licht van de maatschappelijke ontwikkelingen de komende jaren prioriteit leggen bij zes thema’s: fraude, cybercriminaliteit, ontneming, internationale samenwerking, criminele allochtone jongeren en discriminatie. Ook slachtofferzorg zal de komende jaren prioriteit krijgen.
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
Slachtofferzorg
Door nadrukkelijke aandacht te hebben voor slachtofferzorg wil het OM een bijdrage leveren om te voorkomen dat slachtoffers van een misdrijf nogmaals ‘slachtoffer’ worden (secundaire victimisatie), door bejegening door het OM of anderszins. Een ruime meerderheid van de slachtoffers van misdrijven is tevreden over de manier waarop zij door justitie, OM, politie en slachtofferhulp zijn behandeld. Dit blijkt uit een onderzoek dat onderzoeksbureau Research voor Beleid in opdracht van het ministerie van Justitie in 2006 heeft verricht. Opvallend is dat hoe verder slachtoffers in het strafrechtelijke traject komen, hoe minder tevreden ze zijn over de prestaties van politie, OM en Slachtofferhulp Nederland (SHN). Ongeveer 60 procent van de slachtoffers is tevreden over het OM, terwijl 80 procent van de slachtoffers over de politie en SHN tevreden is. Onvervulde verwachtingen spelen daarbij een belangrijke rol. Spreekrecht en schriftelijke slachtofferverklaring
Omdat de registratie in het najaar van 2006 is gestart, zijn er geen cijfers beschikbaar over het aantal slachtoffers dat in 2006 gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om tijdens de zitting het woord te voeren. In 2005, toen de Wet spreekrecht werd ingevoerd, werd er slechts in een beperkt aantal gevallen gebruik van gemaakt. De inschatting is dat ook in 2006 het aantal sprekers gering was. Veel slachtoffers zien uiteindelijk na voorlichting af van hun voornemen ter zitting te spreken. Net als in 2005 hebben meer slachtoffers een verklaring op schrift, de zogenoemde schriftelijke slachtofferverklaring (ssv), aan het procesdossier toegevoegd. In 2005 zijn er ruim 2.700 verklaringen opgesteld, in 2006 waren dat er ruim 3.300. Onderzoek naar de implementatie van de ssv wijst uit dat de verschillende partijen de ssv als een zinvol instrument zien voor slachtoffers om te laten weten wat de gevolgen van het delict voor hen
Terug naar de dierentuin Een 41-jarige vogelhandelaar wordt in januari aangehouden omdat hij verdacht wordt van het verhandelen van zes Steller Zeearenden. De Steller Zeearend is een beschermde diersoort; er zijn er slechts 7.500 van op de wereld. Bij een controle van de Algemene Inspectie Dienst worden
zijn. De ssv lijkt een belangrijke bijdrage te leveren aan de verwerking van het misdrijf. Informatieverstrekking
Het OM wil de informatieverstrekking aan slacht offers verbeteren door middel van de zogeheten Slachtoffer Informatiepunten (SIP’s) op de arrondissementsparketten. Het SIP is een centraal en toegankelijk informatieloket waar slachtoffers informatie kunnen krijgen, maar waar ook wordt gezorgd voor actieve en tijdige voorlichting over het verloop van de strafzaak waarbij het slachtoffer is betrokken. Om te voorkomen dat een slachtoffer van een ernstig misdrijf onverhoeds met de pleger wordt geconfronteerd, is in 2005 geregeld dat slachtoffers van terbeschikkinggestelden – indien gewenst – geïnformeerd worden wanneer de dader met verlof mag. Deze regeling is in 2006 uitgebreid naar slachtoffers van criminaliteit gepleegd door minderjarige daders. In het verslagjaar is de informatieverstrekking aan slachtoffers over de schadevergoedingsmaatregel overgegaan van de parketten naar het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) in Leeuwarden, dat hiervoor een apart loket heeft ingericht. Deze nieuwe werkwijze blijkt veel efficiënter omdat het CJIB al verantwoordelijk was voor de feitelijke invordering van het vastgestelde schadevergoedingsbedrag bij de dader. Protocol slachtoffergesprekken
In maart 2006 heeft het College van procureursgeneraal bepaald dat alle slachtoffers van wie de zaak voor de meervoudige kamer zal worden behandeld én die bovendien volgens de wettelijke criteria spreekrecht hebben, een zogenoemd slachtoffergesprek met de officier van justitie wordt aangeboden. Als gevolg hiervan zijn er in 2006 driemaal zoveel uitnodigingen voor een slachtoffergesprek uitgegaan dan in voorgaande jaren. Ook is er een protocol voor het slachtoffer gesprek vastgesteld dat de officier als handvat kan
de vogels, die bestemd zijn voor een dierentuin, aangetroffen bij de handelaar om doorverkocht te worden. De handelaar wordt verdacht van overtreding van de Flora- en Faunawet, waarin de handel in beschermde dier- en plantsoorten strafbaar is gesteld. De vogels worden naar een
dierentuin overgebracht. Het Functioneel Parket biedt de verdachte in de zaak een transactie aan.
gebruiken voor de opbouw van het gesprek. Het College hoopt hierdoor meer uniformiteit te bereiken in de wijze waarop de parketten invulling geven aan de slachtofferzorg. Voegingsprocedure
Een slachtoffer heeft de mogelijkheid zich als benadeelde partij te voegen in het strafproces. Voegt een slachtoffer zich, dan betreft dat in feite een civiele vordering binnen het strafproces. Slachtoffers die zich door een omissie van het OM niet hebben kunnen voegen in een strafzaak, kunnen aanspraak maken op een schadevergoeding. Het College heeft besloten dat het controleren van voegingsformulieren in beginsel niet tot de kerntaken van het OM behoort. In 2006 is de controle van voegingsformulieren op alle parketten overgegaan naar medewerkers van SHN. Na aanloopproblemen in de eerste helft van 2006 – de capaciteit van SHN was aanvankelijk niet toereikend voor de hoeveelheid werk – verliep de samenwerking tussen OM en SHN in de tweede helft van 2006 goed. In november 2006 zijn landelijke werkafspraken tussen het OM en SHN gemaakt opdat op alle parketten dezelfde werkwijze wordt gehanteerd voor verzending en controle van de voegingsformulieren. Desondanks is in 2006 een opvallende stijging te zien in het aantal slachtoffergerelateerde klachten over het werk van het OM ten opzichte van 2005, namelijk een stijging van vijftien naar 42 klachten (zie ook pagina 70, klachtenoverzicht). Deze klachten hadden met name betrekking op de verloren gegane mogelijkheid voor een slachtoffer om een vordering tot schadevergoeding in te brengen bij een strafzaak.
Samenwerking
Om zijn taak, de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, goed uit te kunnen oefenen, werkt het OM samen met allerlei organisaties. Niet alleen met de partners uit de strafrechtsketen, maar ook met het bedrijfsleven, belangenorganisaties en
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
23
24
maatschappelijke instellingen. Vier voorbeelden van een dergelijke samenwerking zijn: het Loket Verzekeringsfraude, Internationale rechtshulp, de Wet BIBOB en het Veiligheidshuis Utrecht. (zie het interview op pagina 38) Verzekeringsfraude
Binnen het Loket Verzekeringsfraude hebben het OM, de politie en het Verbond van Verzekeraars afspraken gemaakt over de aanpak van verzekeringsfraude. De verzekeraars hebben vastgelegd dat zij maat regelen treffen om fraude te voorkomen, zoals het screenen van polisnemers en het onderling uitwisselen van informatie over fraudeurs. In 2006 heeft de branche daartoe het Deltaplan Aanpak Fraude gepresenteerd, een pakket van op preventie en bewustwording gerichte projecten. Uit het feit dat het aantal fraudemeldingen in de eerste helft van 2006 vergeleken met de eerste zes maanden van 2005 spectaculair is gestegen (van 1.366 naar 1.900) leidt het Verbond af dat de verzekeraars meer alert op fraude zijn geworden. De afspraak is tevens dat de verzekeraars fraudegevallen kunnen aanmelden bij het Fraudemeldpunt Noord- en Oost-Nederland van het team Bovenregionale en Specialistische Taken van het OM Zwolle-Lelystad. Voor de weging van de ernst van de zaken zijn criteria opgesteld zoals het fraudebedrag, de maatschappelijke impact en de doortraptheid van de fraudeurs. Een voorbeeld van een zaak uit 2006 is het onderzoek naar een zogenaamde aanrijdingscarrousel. Een Hongaarse bende zette in Nederland veelvuldig aanrijdingen met handlangers in scène. De ‘slacht offers’ van de aanrijdingen dienden vervolgens flinke claims in bij hun schadeverzekeraar. Spijtig genoeg hebben de Fraude-unit en de Boven regionale Recherche Noord- en Oost-Nederland niet de capaciteit om alle gevallen van verzekeringsfraude te kunnen afhandelen. Om dat te ondervangen wordt getracht om de overblijvende zaken alsnog bij een regiokorps van de politie ondergebracht te krijgen. In ieder geval worden de gegevens over de fraudes
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
en de fraudeurs opgeslagen in het Fraude Registratie en Informatiesysteem (FRIS) van het OM. De Fraude-unit Noord- en Oost-Nederland houdt zich ook bezig met publiek-private samenwerkings projecten, die zijn gericht op specifieke vormen van verzekeringsfraude. In 2006 en 2007 ligt de focus op fraude met persoonsgebonden budgetten. Daarbij gaat het om fraude met gelden die door een zorgverzekeraar worden uitgekeerd aan iemand die als zaakwaarnemer voor een zieke of een bejaarde zorg inkoopt. Het blijkt dat van deze budgetten veelvuldig misbruik wordt gemaakt, bijvoorbeeld door valse facturen op te voeren of zelfs door geld te incasseren voor personen die al geruime tijd zijn overleden. Internationale samenwerking
In 2006 is de kwaliteit van de samenwerking met andere landen op verschillende fronten verbeterd, zowel bij concrete onderzoeken als op het beleids niveau. In 2006 zijn de internationale rechtshulpcentra (IRC’s) van het OM en de politie op een nieuwe leest geschoeid. Er zijn nu zes regionale IRC’s, die zijn gekoppeld aan de arrondissementsparketten en de regiokorpsen. Daarnaast is er een landelijk IRC met een aantal specifieke nationale taken. De IRC’s registreren de binnengekomen rechtshulp verzoeken, zij handelen eenvoudige verzoeken zelf af en zien toe op de afhandeling van de overige rechtshulpverzoeken door de parketten. Daarnaast ontwikkelen de IRC’s zich als kennis- en expertisecentrum op het gebied van internationale rechtshulp. Omdat in het verleden de kennis van het internationale strafrecht te wensen overliet heeft het SSR in 2006 het internationale cursusaanbod ingrijpend vernieuwd. In 2006 is in dit kader ook een gezamenlijke opleiding voor Nederlandse en Belgische officieren van justitie ontwikkeld. De beide Limburgse parketten werken sinds 2004 in het Bureau voor Euregionale Samenwerking (BES) samen met de aangrenzende parketten uit België
Ontneming van ruim 3 miljoen in hennepzaak In Roermond wordt in april in een hennepzaak naast zware straffen ook een hoge ontneming uitgesproken. Een 47-jarige man uit Venlo krijgt achttien maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor het kweken of telen van hennep en een 55-jarige man uit Maasbree wordt veroordeeld
en Duitsland. Het BES is actief op zoek naar nieuwe wegen om de samenwerking vorm te geven. Zo zijn er in 2006 Euregionale opsporingsprioriteiten vastgesteld tijdens een strategische conferentie. Op operationeel niveau is samen met de Belgen een joint investigation team opgezet, dat een bende heeft opgerold die zich bezig hield met motordiefstallen in het grensgebied. Het Nederlandse OM heeft, ook in 2006, verschillende landen bijgestaan in de zogenaamde Twinningprojecten. Deze projecten zijn gericht op de bevordering van de kwaliteit van de rechtspleging en –handhaving. De focus ligt op nieuwe EU-lidstaten en aspirant lidstaten. Het OM heeft op verzoek van de Raad voor de rechtspraak Turkije onder meer geholpen bij het opstellen van een handboek straf vordering en het ontwikkelen van trainingen ten behoeve van de tweede lijn, de hoger beroepzaken. Ook is in 2006 het Twinning-project Bulgarije van start gegaan. Dit betreft een gezamenlijk project van het OM van Oostenrijk en Nederland en richt zich onder andere op de samenwerkingsrelatie tussen het OM en de politie en op de implementatie van het Europees arrestatiebevel. In eigen land is het Europees arrestatiebevel inmiddels goed ingebed in de dagelijkse praktijk. Het in 2004 ingevoerde arrestatiebevel maakt het mogelijk om binnen de Europese Unie betrekkelijk snel verdachten over te leveren. De afhandeling van de arrestatiebevelen wordt centraal gedaan door het parket Amsterdam. In de eerste helft van 2006 heeft de rechtbank 159 arrestatiebevelen in behandeling genomen. Gemiddeld duurde het zo’n 70 dagen, nadat de verdachte was aangehouden, totdat de rechtbank had beslist. Dit is langzamer dan de beoogde 60 dagen, maar aanzienlijk sneller dan wanneer de traditionele route zou zijn bewandeld. Na de uitspraak worden de verdachten binnen een week aan de opeisende lidstaat overgeleverd. De meeste arrestatiebevelen waren afkomstig uit Duitsland, België en Frankrijk.
tot vier maanden voorwaardelijke gevangenisstraf voor het ter beschikking stellen van een loods waarin de hennep wordt geteeld. Voor de veroordeelden pakt de rechtszaak ook financieel slecht uit: de 47-jarige man moet de Staat een wederrechtelijk verkregen voordeel van 3.434.400
euro terugbetalen. Tegen de 55-jarige medeverdachte is een ontneming uitgesproken van 10.000 euro. Beide mannen zijn in hoger beroep gegaan tegen het vonnis.
Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (BIBOB)
De Wet BIBOB is een belangrijk instrument voor het openbaar bestuur om een bijdrage te leveren aan het bestrijden van georganiseerde criminaliteit. Een gemeente kan advies vragen aan het Bureau BIBOB over de integriteit van een burger of een rechtspersoon die een vergunning (bijvoorbeeld in de horeca, seksbranche of afvalverwerking) aanvraagt of wil verlengen. Het Bureau BIBOB raadpleegt voor zijn onderzoek allerlei open en gesloten bronnen. Bijvoorbeeld het Kadaster en de Belastingdienst, maar ook de politie en het OM. De verstrekking van strafrechtelijke gegevens aan Bureau BIBOB verloopt altijd via de BIBOB-officier op het parket, in de praktijk tevens de CIE-officier (Criminele Inlichtingen Eenheid). Het aantal adviesaanvragen aan het bureau BIBOB is sinds de beginperiode fors gestegen, wat ook betekent dat het OM steeds vaker wordt ingeschakeld om informatie te verschaffen. Het OM is een groot voorstander van het gebruik van de wet BIBOB om te voorkomen dat criminele organisaties in een gemeente vaste voet aan de grond krijgen. Daarom wil het OM vaker gebruik maken van de mogelijkheden die het heeft om zelfstandig de noodklok te luiden wanneer uit een strafrechtelijk onderzoek informatie naar bovenkomt die voor een bestuursorgaan van belang kan zijn. In 2006 is een begin gemaakt met de programmatische aanpak. In dat kader zal een grote mensenhandelzaak gelijktijdig door allerlei instanties zowel binnen als buiten het OM worden aangepakt. Daarbij hoort ook een verkenning van de mogelijkheden om het bestuur actief te adviseren naar aanleiding van de resultaten van het opsporingsonderzoek.
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
25
Commissie evaluatie afgesloten strafzaken (Ceas)
26
In april 2006 is de Commissie evaluatie afgesloten strafzaken (Ceas) ingesteld door het College van procureurs-generaal. Het doel van deze commissie is na te gaan of zich in een specifieke strafzaak in de opsporing, vervolging en/of de presentatie van het bewijs ter terechtzitting ernstige manco’s hebben voorgedaan die een evenwichtige beoordeling van de feiten door de rechter in de weg hebben gestaan. De Ceas bestaat uit een pool van advocatengeneraal, strafrechtwetenschappers, voormalig politiefunctionarissen en (oud)-advocaten. Er is een vaste toegangscommissie die het College adviseert of er aanleiding is om nader onderzoek in te stellen. Deze toegangscommissie bestaat uit hoogleraar straf- en strafprocesrecht mr. Y. Buruma (voorzitter), advocaat mr. M. Wladimiroff en advocaat-generaal mr. F. Posthumus. Als het College van procureursgeneraal een advies van de toegangscommissie om een strafzaak nader te onderzoeken overneemt, dan formeert het College uit de Ceas een driemanschap dat het onderzoek gaat uitvoeren. Zo’n driemanschap bestaat uit een advocaat-generaal, een weten schapper en een voormalig politiefunctionaris of een oud-advocaat. In 2006 zijn 26 zaken aangebracht bij de toegangs commissie, waarbij het in 24 gevallen een verzoek betrof om nader onderzoek in te stellen. Bij de overige twee aangedragen zaken werd geen nader onderzoek gevraagd. De toegangscommissie heeft in 2006 advies uitgebracht aan het College over 21 zaken. Het College heeft in negentien gevallen de adviezen overgenomen en heeft in twee zaken, op verzoek van de indiener, besluitvorming aangehouden in
De instelling van de Ceas volgde op toezeggingen van de minister van Justitie na het Tweede Kamerdebat eind 2005 over de evaluatie van de Schiedammer Parkmoord.
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
afwachting van door de indiener aangekondigde nadere informatie. In drie zaken heeft de toegangscommissie geadviseerd om nader onderzoek in te stellen. Het College heeft deze adviezen overgenomen en vervolgens een driemanschap geformeerd om de onderzoeken uit te voeren. Deze onderzoeken zullen in de loop van 2007 worden afgerond. In de overige achttien zaken heeft de toegangs commissie geadviseerd geen nader onderzoek in te stellen. Reden was dat niet werd voldaan aan een of meerdere van de criteria waar zaken of indieners aan moeten voldoen wil nader onderzoek door de Ceas mogelijk zijn. Zo kunnen volgens het instellingsbesluit van de Ceas bijvoorbeeld zaken alleen worden aangedragen door professioneel bij de zaak betrokken (oud)functionarissen en door wetenschappers die een zaak geanalyseerd hebben en daarover hebben gepubliceerd. Ook moet het gaan om een veroordeling in een ernstige strafzaak: feiten waarop twaalf jaar of meer gevangenisstraf is gesteld en/of waarbij de rechtsorde ernstig is geschokt. Eind 2007 zal de Commissie evaluatie afgesloten strafzaken geëvalueerd worden. Ook dan zal bezien worden of en in welke vorm de commissie – mede in het licht van het structureel organiseren van tegenspraak in lopende (opsporings)onderzoeken – moet blijven voortbestaan. Oriënterend vooronderzoek Deventer Moordzaak
Eind januari 2006 is in opdracht van het College van procureurs-generaal een oriënterend vooronderzoek gestart naar de gang van zaken rond de Deventer moordzaak. Aanleiding hiervoor was informatie die door Maurice de Hond was aangedragen. Omdat in januari de besluitvorming over de Ceas nog niet was afgerond, is voor de vorm van het oriënterend vooronderzoek gekozen. Het doel was om na te gaan of er sprake kon zijn van relevante feiten en/of omstandigheden in het opsporingsonderzoek die, als ze aan het OM en de rechter bekend waren geweest,
mogelijk tot een ander oordeel van de rechter hadden geleid. Het onderzoek vond plaats door de hoofdofficier Zwolle-Lelystad en bestond zowel uit tactisch onder zoek als uit forensisch-technische onderzoeken en second opinions. In juni 2006 publiceerde het College de conclusies: alles overwegende bestaat bij het College geen twijfel over de juistheid van het rechterlijk oordeel in deze zaak. Daarnaast werd in opdracht van het College ter verdere onderbouwing van de conclusies nog een aantal nadere forensischtechnische onderzoeken ingesteld. De in 2006 beschikbaar gekomen resultaten bevestigden de eerdere conclusies van het OM. In oktober leverde Maurice de Hond informatie aan bij het OM over de mogelijke aanwezigheid van het moordwapen in het graf van de vermoorde weduwe. Onderzoek vormde voor het OM echter geen aanleiding om het graf nader te onderzoeken. Na een door De Hond aangespannen kort geding is het graf, als gevolg van de uitspraak van de voorzieningenrechter, door het OM toch onderzocht. Het graf bleek niet verstoord te zijn geweest en er werd geen moordwapen aangetroffen. Het OM is na bestudering van het vonnis achteraf alsnog in beroep gegaan tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter omdat het OM het niet eens is met de overwegingen van de rechtbank. De rechter noemde onder meer de ontstane onrust in de samenleving als argument om het OM op te dragen onderzoek aan het graf te laten verrichten. Het OM is van mening dat dit argument niet kan worden gebruikt omdat dan alleen al het genereren van veel media-aandacht voldoende reden zou zijn voor de rechter om een verzoek tot een dergelijk onderzoek te honoreren. Ten tijde van het schrijven van dit jaarbericht is er nog geen uitspraak in dit hoger beroep. Sinds juli 2006 ligt een herzieningsverzoek in de Deventer Moordzaak ter behandeling bij de Hoge Raad. Dit verzoek is ingediend door de advocaat van de veroordeelde.
2.2
Beleid
27
Functioneel Parket
In 2006 ging het parlement akkoord met het wetsvoorstel tot de oprichting van een Functioneel Parket (FP): een landelijk parket dat zich concentreert op financieel-economische criminaliteit en milieu criminaliteit. Het parket heeft het gezag over de vier bijzondere opsporingsdiensten FIOD-ECD, AID, SIOD en VROM/IOD en behandelt de door hen aangeleverde strafzaken. Het FP heeft een hoofdkantoor in Den Haag en kent daarnaast vier handhavingseenheden in Zwolle, Den Bosch, Amsterdam en Rotterdam. Instroom van zaken vanuit de bijzondere opsporingsdiensten :
2005
2006
SIOD
138
192
FIOD-ECD
831
1.393
AID
44
14
VROM IOD
35
19
Wat betreft de zaken van de AID en VROM IOD is op te merken dat het aantal zaken weliswaar is gedaald, maar het soortelijk gewicht van de aangeleverde zaken is toegenomen. Het FP behandelt ook complexe, specialistische zaken op financieel-economisch terrein die door andere opsporingsdiensten (in het bijzonder de politie) zijn aangeleverd. Bovendien behandelt het FP sinds eind 2005 alle milieustrafzaken van het OM. Ook de negentien arrondissementsparketten leveren elk een
SIOD: Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst FIOD-ECD: Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst Economische Controledienst AID: Algemene Inspectiedienst VROM/IOD: Inlichtingen- en Opsporingsdienst van VROM
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
Verdachten Assense branden aangehouden Rond 10 augustus wordt een reeks branden gesticht in Ubbena en in Assen. De brandstichters laten een spoor van vuur en vernieling achter bij een loods in Ubbena, een Chinees restaurant, een leegstaande boerderij en twee flats in Assen. Onder andere dankzij tips, binnengekomen via het
programma Opsporing Verzocht, worden twee mannen van 20 en 22 jaar aangehouden. De zaak wordt aangehouden omdat de psychiatrische en psychologische rapportages nog niet gereed zijn. In 2007 wordt de zaak inhoudelijk behandeld voor de rechtbank Assen.
bijdrage aan de aanpak van fraude en allerlei andere misdrijven en overtredingen in de economische sfeer.
28 Fraude en milieu
Fraude
Een van de prioriteiten van het OM is de aanpak van die delicten die het vertrouwen in het financiële stelsel ondermijnen. De vervolging die in 2006 de meeste aandacht trok was die in de Ahold-zaak, waarbij de rechtbank Amsterdam drie ex-bestuurders van het Ahold-concern tot voorwaardelijke vrijheidsstraffen en geldboetes veroordeelde wegens (onder meer) valsheid in geschrift en bedrog. Beide partijen zijn in hoger beroep gegaan. Het afgelopen jaar is het aantal onderzoeken naar overtreding van de Wet toezicht effectenverkeer fors gestegen. Terwijl tussen 2002 en 2005 het aantal zaken tussen de 30 en de 40 lag, werden in 2006 door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) 81 zaken aangebracht. Waarschijnlijk is dit te verklaren uit het feit dat vervolgingen voor dergelijke overtredingen tegenwoordig aanmerkelijk succesvoller verlopen dan voorheen. Ook dubieuze beleggers en beleggingsinstellingen werden in 2006 stevig aangepakt. Blikvangers waren in dit verband de Eco Brasil-zaak en de veroordeling van ‘wonderbelegger’ van den B. Dergelijke zaken illustreren het huidige beleid van het OM om bij grote fraudes niet alleen de rechtspersoon te vervolgen, maar juist ook de verantwoordelijke natuurlijke persoon. Andere grote fraudezaken die door het OM in 2006 zijn behandeld hadden onder meer betrekking op hypotheekfraude, telecomfraude en fraude met de afdracht van sociale premies. De meer traditionele vormen van oplichting kregen ook de nodige aandacht. Zo veroordeelde de rechtbank Zutphen een zwendelaar tot vijf jaar gevangenisstraf voor het oplichten van 47 (hoog)bejaarde slachtoffers.
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
Door de vorming van het FP heeft het OM meer mogelijkheden gekregen om de aanpak van fraude op een hoger peil te brengen. Een zorg voor de toekomst is wel dat de efficiencywinst die het OM bij de aanpak van fraudezaken geboekt heeft, ten dele te niet wordt gedaan door het gebrek aan specialisatie bij de rechtbanken. In financieel-economische criminaliteit gespecialiseerde rechter-commissarissen worden bijvoorbeeld node gemist. Het OM is dan ook zeer te spreken over initiatieven als de Noordelijke fraudekamer, een vaste kamer die de fraudezaken van de rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden behandelt. Milieu
Het jaar 2006 stond voor het OM op milieugebied in het teken van de overgang van de milieuzaken van de negentien arrondissementsparketten naar de vijf vestigingen van het FP. Voor het aantal afgehandelde milieuovertredingen had deze verandering geen nadelige gevolgen. De meeste milieudelicten die bij het OM binnenkwamen, hadden betrekkingen op overtredingen van de Wet Milieubeheer: 8.702 zaken. In 2005 waren dat er 8.466. Andere regelgeving waarvoor vaak een proces-verbaal werd opgemaakt:
2005
2006
Wet vervoer gevaarlijke stoffen
951
859
Wet verontreiniging oppervlakte wateren
917
1.014
Wet bodembescherming Vuurwerkbesluit Flora en Faunawet
775
772
1.825
1.708
810
1.006
Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren 718
872
Bestrijdingsmiddelenwet
467
535
Een relatief groot deel van de milieuzaken komt op dit moment voort uit toezicht op vergunninghouders. De ernstigste vormen van milieucriminaliteit spelen zich echter af buiten het blikveld van de toezicht houders. Om deze verborgen milieucriminaliteit beter te bestrijden is in 2006 een begin gemaakt met het
versterken van de (pro)actieve opsporing via de regiopolitie en de interregionale milieuteams. Het OM zal zich met name gaan richten op die vormen van milieucriminaliteit die ernstige schade voor mens en milieu opleveren. Juist daar is inzet van het strafrecht met de bijbehorende sancties en opsporingsbevoegdheden op zijn plaats. Een belangrijk voorbeeld is de illegale uitvoer van afvalstoffen. Het incident met het schip Probo Koala liet zien wat de gevolgen kunnen zijn wanneer onzorgvuldig met gevaarlijk afval wordt omgesprongen. In Ivoorkust is een tiental mensen overleden en zijn vele duizenden ziek geworden, mogelijk als gevolg van blootstelling aan afval dat het land in was gebracht door een schip dat door een Nederlands bedrijf was gecharterd. Het FP onderzoekt deze zaak, die vanwege de internationale dimensie, de juridische aspecten en de causaliteitsvraag buitengewoon complex is. Jeugdcriminaliteit
In 2006 zijn ongeveer 35.500 jeugdzaken afgedaan, een lichte stijging ten opzichte van 2005. Gebleken is dat 70 procent van jeugdige first-offenders nadien niet meer met het OM in aanraking komt. De aandacht is daarom ook het afgelopen jaar meer en meer uitgegaan naar de harde kern, de 30 procent die recidiveert. Mede daardoor lijkt de jeugdcriminaliteit zich in 2006, na jarenlange stijgingen, enigszins te stabiliseren. Aantallen jeugdzaken (instroom OM) 2002
2003
2004
2005
2006
27.700
30.300
33.000
35.000
35.500
Het OM heeft in 2006 op het gebied van jeugd criminaliteit zowel op lokaal als op landelijk niveau nadrukkelijk de regie op de uitvoering naar zich toegetrokken. De doorlooptijden zijn dankzij landelijke sturing verkort. Bij de gestelde norm (80 procent van de zaken moet binnen zes maanden na het eerste
verhoor zijn afgedaan) is de doorloopsnelheid van het OM voor jeugdzaken toegenomen van 75 procent in 2005 naar bijna 79 procent in 2006. Regionaal levert het OM de voorzitter van het Jeugd Casusoverleg (JCO), van het Arrondissementaal Platform Jeugd (APJ) en van het Arrondissementaal Justitieberaad (AJB). Op landelijk niveau zal er – onder voorzitterschap van het OM – een overleg komen dat lopende acties monitort, ontwikkelingen signaleert en op elkaar afstemt en indien nodig nieuwe acties initieert. Het overleg fungeert als voorportaal van het strategisch ketenoverleg, het huidige Topberaad Jeugd. Nieuwe aanpak: maatwerk
Maatwerk, strikter toezicht en intensievere begelei ding staan voorop bij de aanpak van jeugdige veel plegers. Sinds 2006 hebben alle arrondissementen een Jeugd Casusoverleg, JCO. In het JCO bespreken vertegenwoordigers van politie, OM, de Raad voor de Kinderbescherming (en in sommige gevallen ook andere partners zoals jeugdreclassering) casussen van jongeren tussen de twaalf en achttien jaar die een strafbaar feit hebben gepleegd. Ieder voegt vanuit zijn eigen expertise en professie informatie toe over de betrokken jongere. Ook wordt binnen het JCO toezicht gehouden op de uitvoering van taak- en leerstraffen en wordt, als daar aanleiding voor is, een persoonsgebonden plan van aanpak besproken. Dat hulpverlening als alternatief voor vervolging een optie is, is in 2006 alleen maar duidelijker geworden. Persoonsgebonden hulp brengt vaker achterliggende problemen aan het licht die niet opgelost worden door vervolging. Vanuit de behoefte om – regio-overstijgend – belang rijke gegevens te kunnen uitwisselen tussen de verschillende ketenpartners is in augustus 2006 besloten in alle arrondissementen een ondersteunend automatiseringssysteem, JCO-support, op te zetten.
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
29
Effectiviteit
30
Uit onderzoek van het WODC blijkt dat alleen meer straffen niet helpt en dat de effectiviteit van strafrechtelijke interventies en gedragsinterventies bij de harde kern van de jeugdige delinquenten tot dusver gering is. Tegelijkertijd vraagt de maatschappij om genoegdoening en hardere straffen. De harde kern bestaat uit een kleine groep van 30 procent die het OM steeds weer terug ziet. Om in een vroegtijdig stadium te kunnen inschatten welke personen tot die groep behoren wordt een risicotaxatie-instrument ontwikkeld. Het is gebleken dat het gedrag van jeugdige delinquenten te beïnvloeden is als er nog geen sprake is van ingesleten criminaliteitspatronen. De zogenoemde ‘Drang en Dwang’- maatregelen zijn behandelingen of cursussen die afgedwongen kunnen worden, met een detentiemogelijkheid als stok achter de deur. Het gezin van de jongere is in dit geval een belangrijke omgevingsfactor. In dat perspectief zijn in 2006 stappen gezet in de richting van mogelijke ondersteuning aan ouders van jeugddelinquenten, onder andere door het aanbieden van opvoedingsondersteuning en -begeleiding door de Jeugdreclassering. Bijzondere aandacht is er voor de oververtegen woordiging van groepen allochtonen jongeren in de criminaliteit. In Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht zijn in 2006 pilots gestart waarin politie, OM en gemeente de aanpak specifiek op Marokkaanse jongeren richt. In een aantal steden richt men zich ook op Antilliaanse jongeren. Als de resultaten van de pilots bekend zijn, zal worden gekeken of de aanpak ook door andere gemeenten kan worden overgenomen. Schoolverzuim
Door de nieuwe Aanwijzing Strafrechtelijke aanpak schoolverzuim is schoolverzuim in 2006 weer op de agenda gezet. Uit onderzoek blijkt dat criminele
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
jongeren hun ‘loopbaan’ vaak beginnen met school verzuim. Uit het oogpunt van preventie is bestrijding van schoolverzuim daarom essentieel. Centraal staat dat scholen het verzuim zo spoedig mogelijk melden en de leerplichtambtenaren een proces-verbaal opmaken. In de praktijk werkt dit echter nog niet altijd zo. Daarom zijn in november 2006 door de ministeries van Justitie en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap – in samenwerking met het OM – negentien arrondissementale werkconferenties georganiseerd. Het OM is duidelijk in zijn aanpak. Verzuim dient zo spoedig mogelijk te worden beëindigd. Op luxe verzuim reageert het OM met een lik op stuk benadering. Is er sprake van absoluut verzuim (niet inschrijven als leerplichtige) of signaalverzuim (problematische achtergrond) dan wordt gekozen voor een persoonsgebonden benadering waarbij terugleiding naar school het uitgangspunt is. Meldingen van de leerplichtambtenaar worden in het JCO besproken door de politie, de Raad voor de Kinderbescherming en het OM. Afhankelijk van de casus en het type verzuim worden de leerling en/of de ouder(s) vervolgd. In 2006 zijn er 600 méér leerplichtzaken aangebracht dan in 2005. In totaal ging het om ongeveer 6.000 zaken. De helft van deze zaken betrof een zaak tegen de leerplichtige (minderjarige), de andere helft een zaak tegen de ouder(s)/verzorger(s). In ongeveer 25 procent van de zaken is een transactie aangeboden, in 60 procent volgde een dagvaarding. Georganiseerde misdaad
De aanpak van georganiseerde misdaad is een blijvende prioriteit voor het OM. Dat geldt in het bijzonder bij het Landelijk Parket (LP), waar de bestrijding van georganiseerde misdaad is gecentraliseerd. Daarnaast worden ook door de arrondissementsparketten georganiseerde misdaadzaken die een regionaal karakter hebben voor de rechter gebracht. De belangrijkste drijfveer voor de
Veroordelingen voor grootschalige autodiefstal In Middelburg worden in juni twee mannen van 33 en 37 jaar aangehouden op verdenking van woningdiefstal en grootschalige diefstal van ruim 80 dure auto’s, met name Mercedessen. De auto’s worden vanaf mei 2005 gestolen op parkeerterreinen en in vakantieparken op Schou-
bestrijding van georganiseerde misdaad is de grote schade die criminele organisaties aan de Nederlandse samenleving toebrengen. De ernst is vooral gelegen in het grote illegale gewin van honderden miljoenen euro’s en de economische macht die daaruit voort komt. Vanwege de grote financiële belangen in een grotendeels ongereguleerde wereld, dreigt op de achtergrond steeds het gevaar van gewelddadige escalatie. Gelukkig hebben ‘gewone’ burgers in Nederland weinig tot geen last van georganiseerde misdaad. Het gaat om een min of meer onzichtbare vorm van criminaliteit. Soms zijn er aanwijsbare slachtoffers, zoals kinderen die misbruikt worden voor pornografie of mensen die onder dwang worden verhandeld. Maar vaak is dat – bijvoorbeeld bij de drugshandel – veel minder duidelijk. De georganiseerde misdaad bestaat niet. In Neder land zijn nooit aanwijzingen gevonden voor alles overheersende en zeer grootschalige misdaad ondernemingen zoals de ‘klassieke’ Italiaanse maffia. Het beeld is dat criminele groeperingen deel uitmaken van netwerken waarin diverse groepen op losse wijze met elkaar verbonden zijn. Vaak wordt gedacht dat er een duidelijke tweedeling is aan te brengen tussen nette burgers, bedrijven en instellingen, en de misdadige. En dat die misdadigers te onderscheiden zijn in afgebakende groepen als ‘de mensensmokkelaars’ en ‘de drughandelaren’. Helaas ziet de wereld er niet zo uit. In de meeste gevallen zijn legaal en illegaal handelen met elkaar verbonden. Op het oog nette bedrijven gaan over grenzen van wat mag (boekhoudschandalen), bedrijven uit de ‘bovenwereld’ helpen georganiseerde misdaadgroepen om effectief te opereren (verzorging juridische, financiële randvoorwaarden). Andersom helpen structuren uit de ‘onderwereld’ nette bedrijven (afvaldumping, verboden levering informatie over personen/bedrijven), en zijn gewone burgers afnemers van illegale goederen en diensten.
wen-Duiveland. Na de arrestaties worden doorzoekingen verricht in vijf woningen, vier loodsen en twee garageboxen in het hele land. Daarbij worden contant geld, administratie, auto’s en onderdelen van auto’s in beslag genomen. De rechtbank veroordeelt de mannen in oktober
tot respectievelijk drie jaar en drie maanden en vier jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het OM Middelburg is bezig het verkregen financiële voordeel van de diefstallen op de verdachten te verhalen.
Verder blijkt dat bij de georganiseerde misdaad soms sprake is van echte specialisatie, waarbij groepe ringen zich richten op één vorm van misdaad, zoals bijvoorbeeld oplichting door Nigeriaanse bendes. Zo is onder leiding van het OM in Rotterdam het afgelopen jaar een Nigeriaanse bende opgerold, die op grote schaal via internetbankieren rekeningen plunderde. Vaker is er echter sprake van een bredere interesse waarbij misdadige groepen de kansen grijpen daar waar ze zich lijken voor te doen. Zo doen drugs handelaren ook in smokkel van mensen of sigaretten, of in wapenhandel. Goederen- en geldstromen
Het beeld van de georganiseerde misdaad is te gedifferentieerd om serieuze uitspraken te doen over omzet of aantallen criminele organisaties. Wel is duidelijk te zien dat de georganiseerde misdaad in Nederland voor het overgrote deel uit de grensoverschrijdende handel in drugs bestaat. Maar ook andere, uiterst winstgevende vormen van misdaad komen voor: fraude, mensensmokkel, mensenhandel, kinderpornografie (zie ook pag 32 internetcriminaliteit) en de handel in (chemisch) afval. Vanwege zijn ligging en infrastructuur is Nederland aantrekkelijk voor zowel de legale als de illegale handel. In het illegale handelsverkeer is Nederland niet alleen een bestemmingsland, maar ook een transitland en voor wat betreft XTC een productieland. Zo leidde een strafrechtelijk onderzoek in 2006 tot de ontmanteling van het grootste XTC laboratorium dat ooit in Nederland is ontdekt. In december 2006 veroordeelde de rechtbank de vier hoofdverdachten tot hoge gevangenisstraffen, oplopend tot negen jaar. Het is onmogelijk georganiseerde misdaad volledig weg te werken. Bij de bestrijding is het streven gericht op het binnen de perken houden van de illegale markten voor goederen en diensten. Voor het OM geldt dat niemand onaantastbaar mag zijn. Sóms zal een korte klap nuttig zijn, sóms dient de
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
31
Elektronische stemherkenning opgelegd In januari worden door het gerechtshof in Den Haag in hoger beroep elf verdachten veroordeeld voor hun aandeel in rellen rond een wedstrijd Feyenoord-Ajax. Als bijzondere voorwaarde bij de (deels) voorwaardelijke gevangenisstraffen krijgen alle elf ook een stadionverbod gedu-
32
rende het eerste jaar van de proeftijd opgelegd. Tegen vier van hen wordt als controlemiddel bij het stadionverbod ook elektronische stemherkenning opgelegd. De veroordeelde is daarbij tijdens en kort voor en kort na de wedstrijd gebonden aan een bepaalde locatie. Daar moet hij tele-
goederen- of geldstroom aangepakt te worden, sóms zal een algemene uitschakelingstrategie nuttig zijn en soms alleen een aanpak van een onderdeel. Welke benadering wordt gekozen, is afhankelijk van de kenmerken van het verschijnsel en het te verwachten rendement van specifieke maatregelen. Speerpunten
Door de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn in overleg met het OM zes speerpunten vastgesteld in de aanpak van de georganiseerde misdaad: terrorisme en andere extreme vormen van ideologisch gemotiveerde misdaad; handel in cocaïne en heroïne; productie van en handel in synthetische drugs; mensenhandel en mensensmokkel; handel in en gebruik van vuurwapens en explosieven en witwassen. Op deze aandachtsgebieden telde het LP in 2006 ruim 200 lopende onderzoeken. De bestrijding van mensenhandel heeft voor het OM daarbij een hoge prioriteit. Door (seksuele) uitbuiting en onderdrukking maakt mensenhandel een grote inbreuk op de menselijke integriteit. In de meeste gevallen gaat het om vrouwen van niet-Nederlandse herkomst die via smokkelachtige methoden naar Nederland worden gehaald. Zowel mensenhandel als -smokkel dient krachtig te worden aangepakt. Op het terrein van de mensenhandel is in 2006 een project gestart met een samenhangende, programmatische aanpak. Daarin komen zowel bestuurlijke als straf rechtelijke componenten en naast plaatselijke ook (inter)nationale aspecten aan de orde. In 2006 zijn 234 zaken met betrekking tot mensenhandel afgedaan. Dat is een flinke stijging ten opzichte van 2005 (156 zaken afgedaan) en ligt boven het gemiddelde van het aantal zaken uit de periode 2001-2006. De inspanningen op dit gebied hebben in 2006 zichtbaar meer zaken opgeleverd en ook de komende jaren zal het OM veel inzet plegen om deze moderne vorm van slavernij tegen te gaan.
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
fonisch op een vaste lijn bereikbaar zijn. Op die manier brengt het controlesysteem een vorm van ‘huisarrest’ met zich mee. Het is de eerste keer dat dit nieuwe controlemiddel wordt opgelegd.
Behalve voor de vastgestelde aandachtsgebieden houdt het OM onverminderd aandacht voor oorlogs misdrijven. Oorlogsmisdaden, genocide en foltering staan ook hoog op de internationale politieke agenda. Een afwachtende houding van Nederland in de opsporing en vervolging van oorlogsmisdadigers zou onacceptabel zijn. De overheid wil nationaal en internationaal het signaal geven dat Nederland geen toevluchtsoord is voor folteraars en oorlogs misdadigers. In juni 2006 is Guus K. door de rechtbank veroordeeld voor het leveren van wapens aan Liberia, maar in dezelfde zaak vrijgesproken van het medeplegen van oorlogsmisdrijven. Het OM, dat in het requisitoir uitvoerig en gemotiveerd heeft betoogd dat K. betrokken is geweest bij oorlogsmisdrijven, heeft hoger beroep ingesteld. Internetcriminaliteit
Internetcriminaliteit of cybercriminaliteit is een van de prioriteiten van het OM in de periode 20072010. Het grootste gedeelte van cybercriminaliteit bestaat uit ‘ouderwetse’, bestaande misdrijven die nu worden gepleegd met behulp van internet, omdat dat makkelijker of sneller gaat of omdat op die wijze meer inkomsten kunnen worden gegenereerd. Daarnaast bestaan er ook vormen van criminaliteit tegen internet, zoals afpersing door te dreigen met het platleggen van computernetwerken, hacken of het onbevoegd kopiëren van gegevens. In 2006 is de uit 1993 stammende wetgeving over computercriminaliteit ingrijpend veranderd. De definitie van hacken is uitgebreid – voor strafbaar stelling is niet langer vereist dat de beveiliging van een computer wordt gekraakt – en de maximumstraf is verhoogd naar één jaar gevangenisstraf. Ook komt er een maximumgevangenisstraf van één jaar te staan op het opzettelijk verstoren van de toegang tot of het gebruik van een computersysteem door er gegevens naartoe te sturen. Daarnaast wordt het mogelijk voor alle computerdelicten voorlopige hechtenis te vorderen en in bepaalde gevallen
specifieke dwangmiddelen (inbeslagname en tappen) toe te passen. Een belangrijke nieuw middel in de strijd tegen cybercriminaliteit is het zogeheten bevriezingsbevel. Gegevens op internet zijn zo vluchtig, dat deze heel vroegtijdig moeten worden gevorderd voordat ze zijn verdwenen. Op die hele korte termijn is echter vaak niet volledig duidelijk welke informatie exact nodig is. Het bevriezingsbevel maakt het mogelijk om een internetprovider te bevelen bepaalde gegevens tijdelijk ‘beschikbaar te houden’ in afwachting van een definitieve beslissing over de verstrekking van de gegevens ten behoeve van de opsporing. Deze gegevens kunnen voor een periode van 90 dagen bij de provider worden opgeslagen. In die periode kan de officier van justitie met een nauwkeurige vordering komen om (een deel van) die gegevens ook daadwerkelijk uitgeleverd te krijgen. Met de internetproviders worden afspraken gemaakt om te voorkomen dat zij met (te) grote hoeveelheden data worden geconfronteerd die moeten worden bevroren. Criminaliteit met behulp van internet
Er wordt steeds meer gekocht en betaald via internet. Het gevaar van misbruik, oplichting en fraude neemt daarmee toe. Een zaak met betrekking tot fraude of oplichting via internet is echter niet altijd eenvoudig. Gedurende een onderzoek komen vaak veel meer slachtoffers boven, die zich bovendien op meerdere plaatsen in het land (kunnen) bevinden. Daders kunnen hun misdrijven op internet ook vanuit het buitenland plegen. Afhankelijk van de prioriteitsstelling en de beschikbare capaciteit wordt besloten om dit soort zaken op te pakken. Concrete cijfers over misdrijven met behulp van internet zijn moeilijk te geven omdat niet wordt geregistreerd of een bepaald delict wel of niet met behulp van internet is gepleegd. Om beter zicht te krijgen op de problematiek en de criminaliteit effectiever te kunnen bestrijden, is door de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in april 2006 het Meldpunt
Cybercrime ingesteld. Op deze website kunnen personen melding maken van kinderporno, terrorisme en radicalisering op of via het internet. In de toekomst is het de bedoeling dat ook andere internetgerelateerde misdrijven kunnen worden gemeld bij het Meldpunt Cybercrime. De meldingen die binnenkomen kunnen aanleiding zijn voor nader onderzoek door politie, OM of inlichtingendiensten. Een belangrijke vorm van criminaliteit die met behulp van internet is toegenomen, is de verspreiding van kinderporno. Het OM krijgt op dit gebied zaken aangeleverd via de regiopolitiekorpsen en via het Team Bestrijding Kinderpornografie van het KLPD, dat eigen onderzoeken draait en meldingen behandelt van het Meldpunt Cybercrime. Het merendeel van de KLPD-informatie over verdachten komt echter vanuit het buitenland, uit internationale onderzoeken naar kinderpornonetwerken. In 2006 is uit het buitenland informatie over ongeveer 1.000 mogelijke verdachten in Nederland aangeleverd. Naar aanleiding van een melding is in 2006 ook vanuit Nederland een grote internationale actie gestart. Het onderzoek richtte zich in samenwerking met Europol op verdachten in elf lidstaten van de Europese Unie, en gaf wereldwijd zicht op meer dan 2.500 internetadressen in 70 landen van personen die video’s met kinderpornografie hadden gedownload. Aantallen zaken kinderporno (instroom OM) 2002
2003
2004
2005
2006
168
272
362
500
383
Door intensievere opsporing en vervolging is het aantal strafzaken op het gebied van kinderpornografie in vijf jaar tijd meer dan verdubbeld. Hoewel er in 2006 ten opzichte van 2005 minder zaken zijn behandeld, is er, naar het zich laat aanzien, geen sprake van een trendbreuk. Deze daling kan worden verklaard door het feit dat veel zaken die in 2005 zijn gestart nog doorlopen in 2006.
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
33
Lid stembureau vervolgd voor fraude Parket ’s-Hertogenbosch besluit in augustus een man te vervolgen voor het plegen van fraude en valsheid in geschrift bij gemeenteraadsverkiezingen. De man heeft zich verkiesbaar gesteld voor de gemeenteraad van Landerd (Zeeland) en blijkt na de verkiezingen opvallend veel
34
stemmen te hebben gekregen op een stembureau waar hij de hele dag aanwezig is geweest. Op overige stembureaus heeft de man nauwelijks stemmen gekregen. Het OM hoort tientallen getuigen en laat schaduwverkiezingen houden, waarbij 90 procent van de kiezers nogmaals hun
In oktober 2006 heeft het Verweij Jonker Instituut een rapport gepubliceerd over de opsporing en vervolging van kinderpornografie. Daaruit komt naar voren dat er meer veroordelingen voor kinderpornografie waren doordat enkele bewijsproblemen uit het verleden zijn opgelost door een wetswijziging in 2002, maar dat productie van kinderpornografie lastiger blijkt aan te pakken. Dit laatste komt doordat de productie veelal in het buitenland plaatsvindt en slachtoffers moeilijk te identificeren zijn. Criminaliteit tegen internet
Binnen de cybercriminaliteit gaat het bij slechts een klein percentage van het aantal zaken over criminaliteit tegen internet. Aantallen zaken hacken/computervredebreuk (instroom OM) 2002
2003
2004
2005
2006
29
28
30
59
48
Aantallen zaken verstoring of schade aan computer systemen/virus (instroom OM) 2002
2003
2004
2005
2006
21
13
11
13
20
Bij een klein deel van deze zaken gaat het dan om echt grote, complexe onderzoeken: misdrijven gericht tegen netwerken, infrastructuren of informatie knooppunten. Deze vorm van cybercriminaliteit is belegd bij het LP en het High Tech Crime Centre (HTCC) van het KLPD. In 2006 zijn er drie van deze zaken geweest. Het meest bekend is de zaak die begin 2007 op zitting is geweest, waarbij verdachten een gecontroleerd virus hadden verstuurd waarmee ze de macht over andere computers kunnen overnemen zonder dat de eigenaar daarvan weet. Onderzoek wees uit dat miljoenen computers geïnfecteerd waren. De Nederlandse verdachten kwamen in beeld doordat onderzoek in Amerika uitwees dat het virus uit Nederland afkomstig was. Een aantal jaar geleden zouden OM en politie nog onvoldoende capaciteit
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
stem uitbrengt. Bij deze schaduwverkiezingen krijgt de man slechts een fractie van de stemmen die hij eerst had gekregen. Uit onderzoek blijkt dat de man de stemmachine de hele verkiezingsdag heeft bediend. De zaak zal in maart 2007 op zitting worden gebracht.
hebben gehad om zo’n grote zaak op zitting te brengen. Inmiddels wordt het HTCC uitgebreid en is er voldoende capaciteit om jaarlijks een aantal van dit soort onderzoeken te doen. Verkeer
Jaarlijks komen ruim achthonderd mensen om in het verkeer en komen vele duizenden mensen als gevolg van een ongeval in het ziekenhuis terecht. Handhaving van verkeersregels draagt bij aan de vermindering van het aantal verkeersslachtoffers. Het Bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie (BVOM) en ongeveer 800 politiemensen in de regionale verkeershandhavingsteams richten zich voornamelijk op de handhaving van verkeersregels, die een belangrijke bijdrage leveren aan de verkeersveiligheid. Het gaat om vijf speerpunten: controle op snelheid, rijden onder invloed, het negeren van rood licht en het dragen van de autogordel of de helm. Door intensieve snelheidscontroles loopt het percentage weggebruikers dat te hard rijdt sterk terug. Dat is vooral goed te zien bij de trajectcontroles. Op autosnelwegen waar trajectcontroles worden ingevoerd houdt na enige tijd meer dan 98 procent van de weggebruikers zich aan de maximumsnelheid. Ook op wegen binnen en buiten de bebouwde kom, waar veelvuldig op snelheid wordt gecontroleerd, daalt het percentage overtreders. Het BVOM heeft in 2006 een groot aantal flitspalen overgenomen van gemeenten en provincies. Het voordeel van eigendom én beheer bij het BVOM, is dat flitspalen sneller worden vervangen bij schade en dat de beheerskosten dalen. In Nederland staan naar schatting ongeveer 1.700 flitspalen. Flitspalen die niet langer bijdragen aan de verkeersveiligheid worden verwijderd. Naar verwachting zal het aantal flitspalen de komende jaren afnemen tot ongeveer 1.500 stuks. In 2006 is ook begonnen met het vervangen van de analoge exemplaren door digitale flitspalen. Een belangrijke innovatie van de digitale flitspaal is de mogelijkheid om de palen aan elkaar te koppelen.
Hiermee is het mogelijk om naast de bekende puntmeting ook de gemiddelde snelheid over een langere afstand te controleren. Deze vorm van trajectcontrole is in 2006 voor het eerst toegepast op de N256 bij de Zeelandbrug. De afgelopen jaren heeft het BVOM nieuwe projecten gestart om de verkeersveiligheid in woonwijken te verbeteren. Verkeerscontroles zorgen ervoor dat het aantal overtredingen op deze wegen afneemt. Bij een grootschalige proef in IJsselland is gebleken dat het gevoel van veiligheid hierdoor vergroot kan worden. Uit onderzoek blijkt ook dat de gemiddelde snelheid dankzij de controles met 25 procent daalt. Het project in IJsselland is in 2006 beloond met de regionale verkeersveiligheidsprijs. Door een helm te dragen kan ernstig hoofdletsel of erger worden voorkomen. Uit onderzoek blijkt echter dat het percentage brom- en motorfietsers dat een helm draagt in 2006 is gedaald van 93 procent naar 91 procent. Bovendien is het draagvlak voor de helmplicht afgenomen van 80 procent naar 73 procent. Wel wordt de pakkans hoger geschat dan voorgaande jaren. Door een gordel te dragen neemt de kans op letsel bij een ongeval naar schatting met een factor twee af. Dit is voor de politie reden om hierop intensief te controleren. Bij personenauto’s is het percentage bestuurders dat een gordel droeg in 2006 gestegen van 90 naar 94 procent. Ook passagiers droegen vaker de gordel in 2006. Voorin droeg 94 procent van de passagiers een gordel, tegen 91 procent in 2005. Achterin was dat 73 procent van de passagiers, tegen 69 procent in 2005. Sinds maart 2006 geldt de nieuwe regelgeving op het gebied van kinderzitjes. Het gebruik van kinderzitjes in de auto is gestegen van 25 procent in 2005 naar 56 procent in 2006. Een grootschalige campagne van het ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft hier, samen met de politiecontroles, aan bijgedragen.
Het percentage mensen dat op uitgaansavonden onder invloed rijdt is gedaald naar 2,8 procent. De combinatie van alcoholcontroles en communicatie heeft hieraan bijgedragen. De groep ‘zware drinkers’ (gelijk aan of meer dan 1,3 promille) is even groot gebleven. De groep overige overtreders is kleiner geworden. De groep overtreders bestaat voor 83 procent uit mannen. Het aandeel vrouwen neemt de laatste jaren evenwel toe. Het BVOM heeft op 1 september 2006 het meldpunt www.tankenzonderbetalen.nl opgericht. Dit is gedaan om tanken zonder betalen beter aan te kunnen pakken. Dankzij de landelijk gecoördineerde aanpak is het mogelijk om hardnekkige benzinedieven op te sporen en te vervolgen. Pomphouders kunnen via de website aangifte doen. In het vierde kwartaal van 2006 zijn ongeveer 1.100 zaken bij het BVOM gemeld. Het Loket transportcriminaliteit biedt transporteurs een vast meldpunt voor fraude en diefstal. In 2006 zijn er bij het loket 117 meldingen gedaan. In de meeste gevallen gaat het om diefstal van vrachtwagens en lading. Maar ook zijn vernielingen gemeld zoals het kapotsnijden van zeilen om te kijken of waardevolle goederen worden vervoerd. Door de gegevensuitwisseling tussen het BVOM en de branche krijgt het OM beter zicht op de aard en de omvang van transportcriminaliteit.
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
35
“Veel mensen zijn na een slachtoffergesprek heel dankbaar”
Sigrid Planting is twee jaar officier van justitie bij het arrondissementsparket Zutphen. Sinds een jaar heeft ze slachtofferzorg als taakaccent.
“Op het parket probeer ik nieuwe RAIO’s en officieren te begeleiden bij de zorg voor de slachtoffers. Natuurlijk heeft elke RAIO zijn of haar eigen opleider, maar ik check dan wel af en toe of slachtofferzorg wel in de opleiding wordt meegenomen. De beleidsmedewerker slachtofferzorg en ik hebben op het parket een adviesfunctie. Samen vormen wij een soort vraagbaak voor alles op het gebied van slachtofferzorg. Ik heb gemerkt dat slachtoffergesprekken – zowel ter voorbereiding op de zitting als na afloop – heel zinvol kunnen zijn. Ik vertel slachtoffers wat ze ongeveer op de zitting kunnen verwachten. Zo leg ik hun de rol van de advocaat uit, en dat ze dus niet moeten schrikken als de advocaat tijdens de zitting bepaalde uitlatingen doet. Ik check sowieso altijd of de slachtoffers weten wat ze te wachten staat op de zitting. Als het kan probeer ik ongeveer aan te geven wat ik ga eisen, maar ik vertel ze ook dat er op de zitting iets kan gebeuren waardoor ik de eis toch nog aanpas. Laatst had ik een zedenzaak waarbij de stiefvader voor moest komen op verdenking van verkrachting van zijn stiefdochter. Dat was al zo’n tien jaar geleden gebeurd, maar pas kort geleden hadden zijn twee stiefdochters aangifte gedaan. Het moeilijke voor mij was dat ik het alleen maar bewezen verklaard kreeg voor één van die dochters, terwijl beiden dus aangifte hadden gedaan. Uiteindelijk heb ik in een gesprek met de natuurlijke vader en de twee dochters heel eerlijk en duidelijk uitgelegd dat ik slechts de verkrachting van die ene dochter ten laste had gelegd, maar dat ik dat kon doen dankzij het feit dat die andere dochter ook aangifte had gedaan. Hoe moeilijk het voor hen ook was, ze begrepen het wel. Ook heb ik toen verteld dat ik een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou gaan eisen, terwijl je vaak ziet dat er in dat soort gevallen een taakstraf wordt geëist en ook wordt opgelegd. Natuurlijk was het toen nog de vraag of de rechtbank mijn eis zou volgen. De dochter heeft tijdens de zitting haar schriftelijke slachtofferverklaring zelf voorgelezen. Uiteindelijk werd de stiefvader door de rechter tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf veroordeeld. Veel mensen zijn na een slachtoffergesprek heel dankbaar. Het klinkt gek, maar ze gaan eigenlijk heel vaak tevreden de deur uit. Dat vind ik mooi, ik vind het leuk om daar energie in te steken.”
Sigrid Planting officier van justitie in Zutphen
37
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
Het Veiligheidshuis
Esther Jongeneel is door de gemeente Utrecht gedetacheerd bij het Utrechtse parket ten behoeve van het Veiligheidshuis.
“In het Veiligheidshuis zijn alle partijen vertegenwoordigd die in Utrecht te maken hebben met de aanpak van jeugdcriminaliteit en veelplegers. We zitten ook echt fysiek bij elkaar in het gerechtsgebouw met onder meer het OM, politie, de reclasseringsinstellingen, de gemeente, Bureau Jeugdzorg, de GGD en het slachtofferloket. Daar maken wij met elkaar afspraken over de aanpak als iemand opnieuw in de fout gaat of over wat nodig is om dat te voorkomen. Is er bijvoorbeeld nog een therapie mogelijk of wordt het tijd voor de ISD-maatregel? Iedere partner brengt zijn eigen informatie in. Heeft betrokkene schulden, neemt hij zijn medicatie in, wat zijn er voor politiemutaties? Allemaal informatie die nodig is voor een pasklare oplossing. Op die manier hebben we voor 450 veelplegers en 700 jongeren een individuele aanpak paraat. Dat is de persoonsgebonden aanpak, maar we zijn in 2006 ook begonnen met gebiedsgebonden projecten. We hebben met de wijken besproken met welke vormen van overlast zij specifiek te maken hebben. Zo kwamen wij op hennepteelt, straatroof, voetbalvandalisme en huiselijk geweld. Die zaken worden hier in het Veiligheidshuis afgedaan. Bij de gebiedsgebonden aanpak passen ook themazittingen. Bijvoorbeeld toen in een straat allemaal hennepplantages waren opgerold, hebben we die verdachten op één zitting gezet. Natuurlijk zit er spanning tussen de zorgkant en de strafrechtelijke hoek. De ene kant neigt naar behandelen, de andere naar opsluiten. Maar in het Veiligheidshuis hebben we geleerd elkaars argumenten te begrijpen en waarderen. Dat betekent wel een mentaliteitsverandering, ook voor het OM. Vroeger was de instelling toch vaak: ‘het dossier beoordelen en klaar is Kees’. Nu denkt het OM actief mee over het voortraject. Daar hadden we laatst een mooi voorbeeld van. Een wijk benaderde ons omdat een groep al jaren overlast veroorzaakte in een park. We hebben met zijn allen nagedacht hoe we de gangmaker van de groep onschadelijk konden maken. De parketsecretaris kwam toen met het idee om met een sfeerproces-verbaal de rechter te overtuigen van de noodzaak van een gebiedsverbod, in aanvulling op de straf en de schadevergoeding. Dat heeft gewerkt. Die jongens zijn zich koest gaan houden. Hun leider was weg. Bovendien hadden ze door dat ze zelf ook in de gaten worden gehouden.”
Esther Jongeneel gedetacheerd bij het Veiligheidshuis Utrecht
39
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
“Ik zie de Ceas met name als opruimclub”
Ybo Buruma is hoogleraar straf- en strafprocesrecht aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Sinds april is hij de voorzitter van de Toegangscommissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (Ceas).
“Nadat het bij de Schiedammer Parkmoord mis was gegaan, móest er iets gebeuren. Dat voelde iedereen. De commissie Evaluatie afgesloten strafzaken was het antwoord op die onrust: een evident onafhankelijke commissie die onderzoekt of mensen niet onterecht in de gevangenis zitten. Om te voorkomen dat een bypass voor de rechterlijke procedure zou ontstaan, kijkt de commissie alleen of de rechter op het verkeerde been kan zijn gezet. Het voorzitterschap van de Toegangscommissie heb ik geaccepteerd omdat ik het een goede extra garantie binnen het systeem vond. Ik ben zelf overtuigd dat het systeem wél goed werkt, en ik denk dat het vertrouwen meer wordt hersteld als een driemanschap met twee leden van buiten min of meer bepaalt welke zaken nader onderzoek behoeven. Bij het daadwerkelijke onderzoek ligt een zwaardere verantwoordelijkheid bij het OM, maar ook dan is onafhankelijkheid gewaarborgd. Ik zie de Ceas met name als ‘opruimclub’: inventariseren welke oude zaken uit de kast komen die mogelijk niet goed zijn gegaan. Vervolgens kun je na de evaluatie in 2007 de ervaringen van Ceas gebruiken om te kijken wat er in het herzieningssysteem veranderd zou moeten of kunnen worden. De herzieningsprocedure is nu zeer terughoudend. Daar is ook een goede reden voor, want anders kan men met flutargumenten blijven proberen uit het gevang te komen. Ooit moet een rechtzaak afgelopen zijn. Alleen lijkt het er nu op dat de herzieningsprocedure op bepaalde punten te streng is of niet genoeg mogelijkheden biedt. Veel mensen vragen zich af of dit wel de beste procedure is, maar bijna niemand weet hoe het dan wel moet. Dat is ook lastig. In die discussie kunnen de ervaringen van Ceas waardevol zijn. Wat mij opvalt is dat het OM voortdurend in beweging, in verandering is, ook na de Schiedammer Parkmoord. Men reageert nu door beveiligingssystemen in te stellen – door meer mensen gezamenlijk verantwoordelijk te maken voor belangrijke beslissingen. Meer opschrijven, meer transparantie, meer evaluatie. Daarmee wordt het werk mijns inziens wel veiliger, maar niet noodzakelijk beter. Het wekt de illusie alsof het werk van het OM niet uiteindelijk neerkomt op het nemen van risicovolle beslissingen. Die horen echter bij het werk van een officier van Justitie of advocaatgeneraal. Deze mensen dragen een ongelofelijk grote verantwoordelijkheid en moeten knopen doorhakken. Zij moet in vertrouwen kunnen functioneren. Dat dat vertrouwen jegens hen bestaat moeten ze merken en dat is uiteindelijk belangrijker dan hun handelen steeds meer te protocolleren. Het zijn au fond ook écht beslissingen. En dat vergt ook begrip als er iets misgaat.”
Ybo Buruma hoogleraar aan de Radboud Universiteit Nijmegen
41
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
1.100 gedupeerden en een wirwar van rechtspersonen
Officier van justitie Ronald Bliek van het Functioneel Parket vestiging Den Bosch over de oplichtingszaak ‘Eco Brasil’.
“Eigenlijk ging het om een klassieke piramide-constructie. Aan beleggers wordt een gegarandeerd hoog rendement voorgespiegeld. In dit geval uit investeringen in tropisch hout en vastgoed. Dat rendement wordt ook eventjes uitgekeerd, maar dan uit de inleg van nieuwe beleggers. Vervolgens gaan de oplichters er met de buit vandoor. Wat deze zaak tot een megazaak maakte, was het grote aantal slachtoffers en de ingewikkeldheid van de rechtspersonen. De vraag achteraf is altijd: hoe konden de slachtoffers er met open ogen intrappen? Dan valt op hoe geraffineerd de verdachten te werk zijn gegaan. Ze werkten met een professioneel callcenter en er werd zelfs voor potentiële investeerders een reisje georganiseerd naar houtplantages die zogenaamd van Eco Brasil waren. Achteraf bezien is het overigens jammer dat toezichthouders als De Nederlandsche Bank niet eerder hebben ingegrepen toen er signalen kwamen dat er iets mis was. Dat doet niets af aan de schuld van de verdachten, maar het is een gemiste kans. De fraude heeft te lang kunnen doorsudderen. Op de zitting ging het er vooral om, om aan te tonen wat voor schijnconstructie de verdachten hadden opgezet. Nooit was er de intentie geweest om de ingelegde gelden echt voor serieuze beleggingen te gebruiken. Er was bijvoorbeeld wel een lapje bosgrond in Latijns-Amerika gekocht, maar dat kon bij lange na niet de voorgespiegelde rendementen opleveren. De verschillende rechtspersonen waren misbruikt om het geld weg te sluizen. Het aantal gedupeerden is enorm, meer dan 1.100. Miljoenen euro’s zijn in rook opgegaan. Gelet op die grootschaligheid van de fraude en de doortraptheid kwam ik tot forse strafeisen: zes en vijf jaar tegen de hoofdverdachten. De rechtbank Zutphen maakte er zes en vier jaar van. Tijdens het vooronderzoek werden de verdachten getapt. Een van hen zei dat als hij dan toch gepakt zou worden, hij er wel met ‘een taakstrafje’ vanaf zou komen. Dat is dus even anders uitgepakt!”
Ronald Bliek officier van justitie bij het Functioneel Parket
43
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
Dierenleed
Sieb Buist is officier van justitie bij het Functioneel Parket vestiging Zwolle.
“Begrijpelijk is het wel dat de handhaving van allerlei wetgeving op het gebied van dieren en planten soms problematisch is. Ik maakte het zelf mee toen ik bij het Functioneel Parket kwam. Van de “gewone” praktijk met overvallen en verkrachtingen, moest ik mij opeens met kneutjes en andere zangvogeltjes gaan bezighouden. Dan vraag je je wel even af: ‘waar maak ik mij druk om?’ Maar toen ik mij eenmaal in de zaak had verdiept, begon ik het belang in te zien. Het ging namelijk om verdachten die grote aantallen vogels hadden gevangen en dus ook grote schade aan het milieu hadden toegebracht. Bovendien gaat het al snel om heel veel geld. Je moet echt specialistische kennis hebben om door te hebben welke trucs worden toegepast. Neem nu roofvogels. Als een officiële handelaar registreert dat een sperwerpaar in een jaar tien kuikens heeft gekregen, dan kan dat niet kloppen. Zoveel eieren legt een vrouwtje niet. Daar moet dus sprake zijn geweest van het leegroven van nesten. Bij een gewoon parket komt een overtreding van de Flora- en Faunawet al snel onder op de stapel. Ik zag ook schroom bij de Algemene Inspectiedienst om met zaken naar ons toe te komen. Nu de capaciteit en de kennis bij het OM gebundeld zijn, is er meer perspectief voor de handhaving. Hetzelfde zie je bij de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Ook daar geldt – terecht – dat bij de regiopolitie een mishandelde hond minder prioriteit krijgt dan een mishandeld kind. Hier in de regio Noord-Oost ben ik het afgelopen jaar bezig geweest om de aanpak meer context te geven. Je ziet dat wanneer een boer zijn dieren verwaarloost, er vaak meer aan de hand is. Het gaat dan om kleinere bedrijven die het niet goed meer bolwerken. Er is dan vaak ook iets mis met de bestrijdingsmiddelen of met de medicijnen. We hebben nu de afspraak gemaakt om met een aantal diensten, de gemeente, het regionaal milieuteam en de Algemene Inspectiedienst op pad te gaan om zo’n bedrijf in één keer door te lichten.”
Sieb Buist officier van justitie bij het Functioneel Parket
45
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
“Op tijd ingrijpen”
Eva Kwakman is jeugdofficier bij het arrondissementsparket Assen.
“Handhaven van de leerplicht is een speerpunt van het OM dat door het parket Assen in 2006 serieus is opgepakt. Daar zijn we niet uniek in, maar wij zijn wel voortvarend aan de slag gegaan. Na afspraken in het Landelijk Platform van jeugdofficieren en uitgesproken intenties over het belang van leerplicht, hebben we in Assen de notitie ‘Strafrechtelijke aanpak schoolverzuim’ opgesteld. Veel jongeren die in aanraking komen met justitie blijken spijbelgedrag te vertonen. Uit ervaring en onderzoek is bekend dat schoolverzuim een signaal kan zijn van achterliggende problematiek. Als we die jongeren eerder aanspreken, dan is dat ook in ons belang. In de notitie hebben we werkafspraken gemaakt met de ketenpartners en doorlooptijden afgesproken. Uniek in de aanpak van Assen is dat alle leerplichtzaken worden ingebracht tijdens het Jeugd casusoverleg (JCO) waarin de Raad voor de Kinderbescherming, politie en Jeugdreclassering zitten. Zij nemen de beslissing - en niet de leerplichtambtenaar - of een zaak verder opgepakt wordt. Een leerplichtambtenaar kan niet altijd overzien wat voor problemen er bijvoorbeeld in een gezin spelen. Daarbij kan het OM voorwaardelijk straffen (van ouders) en onafhankelijke rapportages over de situatie eisen en een leerplichtambtenaar niet. De boodschap is dan ook: breng alle zaken aan, hoe klein ook. De twintig leerplichtambtenaren in het arrondissement krijgen het daardoor veel drukker. Prioriteren is daarom belangrijk geworden en Drentse gemeentes wordt om voldoende capaciteit gevraagd voor leerplichtambtenaren. Daarnaast staat de melding van verzuim door scholen hoog op de agenda. Het afgelopen jaar zijn ongeveer honderd zaken door het JCO afgedaan. Dat aantal moet flink omhoog. Nu leerplichtambtenaren alle zaken gaan melden verwachten we meer OM-afdoeningen of doorverwijzingen naar Halt. De relatief zware zaken – die we tot nu toe kregen – gingen bijna allemaal naar zitting. Maar dan zijn we eigenlijk al te laat!”
Eva Kwakman officier van justitie in Assen
47
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
“Mensenhandel op een vernieuwende manier aanpakken”
Warner ten Cate is officier van justitie bij het Landelijk Parket in Rotterdam. Het Landelijk Parket heeft samen met de Nationale Recherche in opdracht van het College van procureurs-generaal een nieuwe, programmatische aanpak opgesteld voor de bestrijding van mensenhandel.
“We willen mensenhandel op een vernieuwende manier aanpakken: ketenbreed en integraal, strafrechtelijk én bestuurlijk, om een duurzaam effect te bereiken. Niet alleen criminelen pakken en voor het hekje brengen, maar criminele organisaties ook het werk onmogelijk maken. We hebben in het Expertisecentrum Mensenhandel en -smokkel in Zwolle goede ervaringen op het gebied van samenwerking en informatiedeling met onder meer de Koninklijke Marechaussee, KLPD, SIOD en IND. Bij de programmatische aanpak pakken we het fenomeen breed aan. Zo maken we gebruik van het zogeheten Barrièremodel, waarbij wordt uitgegaan van een aantal drempels die moeten worden genomen als je in ons land binnenkomt. Je moet eerst de grens over, vervolgens heb je identiteitspapieren en huisvesting nodig en tenslotte wil je aan de slag op de arbeidsmarkt. Mensenhandelaren en smokkelaars moeten ook al die drempels over. De partner die er het beste voor is toegerust wordt met dat stukje belast: de Marechaussee met de grensoverschrijding, de IND met verblijfsvergunningen, de SIOD met het beoordelen van arbeidsrelaties en de Belastingdienst en FIOD-ECD om te bezien of aan de fiscale verplichtingen wordt voldaan. Kamers van Koophandel kunnen controleren of de inschrijving in hun register wel correct is terwijl de het regiopolitiekorps of de gemeente toezicht moet houden op de verleende vergunningen. Eerlijk gezegd had ik niet gedacht dat mensenhandel in deze mate en omvang voorkwam in Nederland. Het is soms schokkend om te zien in welke mensonterende toestand vrouwen gedwongen worden. Er wordt door veel mensen, ook binnen het bestuur, gedacht dat het in de seksindustrie wel goed geregeld is nu we sinds 2000 deze sector vergund hebben in Nederland. Maar wij zien ook veel misbruik van prostituees ondanks dat zij achter vergunde en gecontroleerde ramen werken. Op de Wallen lijkt er niets aan de hand als je er als niets vermoedende burger rondloopt, de meisjes staan vrolijk te lachen achter de ramen. Maar als je dieper graaft, zie je ook daar veel uitbuiting en al het daarmee gepaard gaande leed. Ik ben me door deze aanpak veel meer bewust geworden van de mogelijkheden van samenwerking. Informatie van andere diensten die binnen deze aanpak samenwerken kan van groot belang zijn om uiteindelijk tot een waterdichte zaak te komen. Het tactische onderzoek in een bepaalde zaak is zodoende een katalysator voor de daarboven liggende bredere programmatische aanpak om een fenomeen aan te pakken. Je gaat op een ander niveau met de partners nadenken welke barrières je met elkaar kunt opwerpen. De lessen die je daarvan leert door het fenomeen breder te bekijken breng je weer in in het tactische onderzoek of in een nieuw onderzoek. Je vergroot daarmee je slagkracht: in gezamenlijkheid probeer je mensenhandel uit te bannen.”
Warner ten Kate officier van justitie bij het Landelijk Parket
49
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
“Hacken is geen kinderspel meer”
John Remmerswaal was tot voor kort landelijk officier ICT op het Landelijk Parket in Rotterdam. Sinds februari 2007 is hij als teamhoofd werkzaam bij het arrondissementsparket Den Haag.
“Ik hield me als landelijk officier ICT vooral bezig met beleid over digitale opsporing, internet en de technieken die bij internet komen kijken. Als er nieuwe ontwikkelingen zijn gezien in internetcriminaliteit, onderzoek je met technici van de politie of er sprake is van een specifieke techniek of van een bredere trend. In dat laatste geval ontwikkelen we een nieuwe contrastrategie. De expertise die we hebben delen we met officieren van justitie en politiemensen in het land. Ik vind het geweldig om te zien hoe officieren op dit gebied, dat in veel gevallen toch onontgonnen is, zaken oppakken en nieuwe dingen uitproberen. Daarmee steken ze hun nek uit, maar maken het wel makkelijker voor hun collega’s in de toekomst. Dat heb je ook nodig, je kunt vanuit een landelijk officiersfunctie niet alle mogelijke casussen bedenken. Je kunt ook in een fraudezaak onverwachts een cybercrime component tegenkomen. Of je bent met een moordzaak bezig en je komt een hele ingewikkelde internetverbinding tegen in je tap. Daar kun je niet op anticiperen. Het grootste deel van cybercrime betreft oude vormen van criminaliteit die nu via internet plaatsvinden zoals fraude, oplichting, kinderporno. Daarnaast is er ook criminaliteit gericht tegen computersystemen. Wat we zien is dat tien jaar geleden hacken eerder een hobby was van 14- of 15-jarigen die wilden laten zien wat ze konden, een vorm van vandalisme. Maar nu zijn het vaak volwassenen die niet alleen bewust grote schade willen aanrichten, maar dit ook doen in opdracht van de georganiseerde misdaad. Het is geen kinderspel meer. Dat heeft alles te maken met het toenemende belang van internet voor alle systemen binnen onze samenleving. De aandacht voor cybercrime is daarom terecht. Er zou bij het OM blijvend ingezet moeten worden op capaciteit en kennis op dit gebied, en op internationale samenwerking. Daar is veel te winnen. Maar we moeten het belang van internet ook niet overschatten. Zeker, er zit een systeemrisico in. Maar internet is voor een zeer groot gedeelte ook gewoon een communicatiemiddel. Dat is de telefoon ook, en via de telefoon worden ook deals gesloten, en wordt er ook bedreigd en opgelicht.”
John Remmerswaal officier van justitie in Den Haag
51
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
3 Verwerking, cijfers & trends
3.1
52
Het OM Verandert
Rond de millenniumwisseling werd duidelijk dat het OM moest veranderen. De eerste plannen stonden op papier in 2003, de feitelijke reorganisatie ging in 2004 van start. De oude ambitie dat elk parket alles moest kunnen, was niet langer vanzelfsprekend. Met name van kleine parketten kon niet langer worden verwacht dat zij grote aantallen eenvoudige standaardzaken verwerkten én ingewikkelde maatwerkzaken voor de rechter brachten; dat zij de kennis van elk criminali teitsdomein in huis hadden én de kunst beheersten om het eigen OM-onderdeel procesmatig te managen. In 2006 werden steeds duidelijker de contouren zichtbaar van een centraliserend, concentrerend, regionaliserend, specialiserend concern, dat streeft naar efficiency en uniformiteit. Het OM zal zich meer en meer als één concern presenteren. In 2006 is veel bereikt. De doelstellingen verhoging van de kwaliteit, verhoging van de efficiency, vermindering van de kwetsbaarheid en vergroting van het volume worden nu verwezenlijkt. Het meest zichtbaar is dat bij de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) dat in Utrecht is gevestigd. De CVOM vormt in feite de eerste tastbare mijlpaal van Het OM Verandert. Deze centrale verwerkingseenheid van standaardzaken handelt vooralsnog alleen de beroepschriften tegen Mulderzaken (rood licht- en snelheidsboetes) af. In 2007 zal dat worden uitgebreid met ‘rijden onder invloed’ (art. 8 WVw) en ‘onverzekerd rijden’ (30 WAM). De CVOM is er al in het eerste jaar in geslaagd om een grote hoeveelheid standaardzaken af te doen. Omdat de CVOM de zaken verwerkt met slechts 60 procent van de medewerkers die voorheen de zaken in de overige OM-onderdelen deden, zijn er op concernniveau tientallen fte’s vrijgespeeld die kunnen worden ingezet voor de versterking van de kwaliteit van maatwerkzaken.
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
Ook de uitbouw van het Functioneel Parket (FP), dat na de moeilijkere fraudezaken nu ook de milieuzaken uit handen van de parketten neemt, steunt op het principe van meer kwaliteit en minder kwetsbaarheid, net als de Geografisch Georiënteerde Eenheden. Op specialistische terreinen als ‘medische zaken’, ‘discriminatiezaken’ en ‘bewaken en beveiligen’, hebben kleine parketten moeite om capaciteit vrij te maken. Daarom is ervoor gekozen de negentien arrondissementsparketten om te vormen tot elf (grotere) regioparketten en acht (kleinere) lokale parketten. Elk lokaal parket is verbonden aan een regioparket. De regioparketten kunnen de expertise makkelijker organiseren en beschikbaar stellen aan de lokale parketten. Alle OM-onderdelen hebben in 2006 de reorganisatie in gang gezet. Inmiddels zijn honderden medewerkers van plek of van OM-onderdeel veranderd. Maar de verandering is nog niet afgerond. Het Geïntegreerd Processysteem Strafrecht (GPS), het nieuwe bedrijfsprocessensysteem dat vanaf september 2007 gefaseerd wordt ingevoerd, zal alle werkprocessen raken. Ook de OM-afdoening geeft het OM een nieuwe uitdaging. Bedrijfsvoeringstaken zullen stapsgewijs (verder) worden opgeschaald bij de Dienstverlening OM (DVOM). Ontnemingszaken krijgen meer aandacht in de vestigingen van het Bureau Ontneming OM. En een goede invulling van de verwervingsfunctie vraagt om officieren die deelnemen aan het bestuurlijk overleg en zo zorgen voor de juiste instroom van zaken, zowel qua aard als qua aantal. Al deze veranderingen hebben de parketten een vormiger gemaakt wat betreft organisatie en werk processen. De mogelijkheden om het concern te sturen zijn groter geworden. Parketten zijn zich meer onderdeel van het landelijke OM gaan voelen. Dat maakt het voor het College van procureursgeneraal beter mogelijk nieuw beleid in te voeren, de prestaties van de parketten te vergelijken en de
Forse straffen productie synthetische drugs Eind november 2005 wordt door de Nationale Recherche en de FIODECD onder leiding van het Landelijk Parket een productielocatie voor synthetische drugs in het Limburgse Nederweert-eind ontmanteld. Er zouden negen miljoen MDMA-tabletten zijn geproduceerd, waarmee
OM-activiteiten te verantwoorden in de richting van de politiek en de burgers.
3.2
Cijfers & trends
Ten opzichte van 2005 hebben zich geen spectaculaire veranderingen voorgedaan bij de instroom en de verwerking van strafzaken (zie hiervoor ook het overzicht van kerncijfers OM op pagina 7879). Het OM heeft in 2006 flink geïnvesteerd in de kwaliteit van de taakuitoefening. Voorbeelden daarvan zijn het Versterkingsprogramma opsporing en vervolging, de intensieve aanpak van jeugd- en veelplegerscriminaliteit en de opbouw van expertise op allerlei terreinen. Al deze extra inspanningen zijn niet ten koste gegaan van het geboden niveau aan strafrechtelijke handhaving. Rechtbankzaken
Instroom rechtbankzaken
Het aantal ingestroomde rechtbankzaken is licht gestegen ten opzichte van 2006, met 500 tot 265.500. De regiokorpsen van de politie hebben ten opzichte van het voorgaande jaar 1.200 zaken meer aangeleverd. De instroom vanuit de Koninklijke Marechaussee is met 7,1 procent gedaald, hetgeen is terug te voeren op het sterk afgenomen aantal drugskoeriers op Schiphol. Het aantal jeugdzaken groeide in 2006 van 35.100 naar 35.500, een beduidend minder grote stijging dan in voorgaande jaren. Ten opzichte van 2001 lag het aantal jeugdzaken in 2006 32 procent hoger. In vergelijking met 2005 steeg het aantal oudere verdachten – boven de 55 jaar – van 15.100 naar 16.000, een stijging van zes procent. Ten opzichte van 2001 is de seniorencriminaliteit met bijna 5.000 zaken toegenomen, een stijging van 44 procent. De vrouwen hebben hun aandeel in de criminaliteit ten opzichte van de mannen licht vergroot, van 11,1 procent in
het de grootste productielocatie is die ooit in Nederland is ontdekt. In december 2006 worden zestien verdachten veroordeeld tot forse gevangenisstraffen voor hun aandeel in de productie van MDMA-tabletten, het dumpen van chemisch afval en deelname aan een criminele organisatie.
Voor bijna alle personen is geldelijk gewin de drijfveer om mee te werken. De 4 hoofdverdachten krijgen celstraffen opgelegd tussen de vijf en negen jaar. Handlangers van hen worden veroordeeld tot straffen variërend van een werkstraf van 100 uur tot een gevangenisstraf van drie jaar.
2005 naar 11,6 procent in 2006. Bij de minderjarige verdachten was in 2006 17 procent van het vrouwelijk geslacht. Het aantal zaken waarin rechtspersonen als verdachte worden aangemerkt, daalt sinds 2003, van 16.000 in 2003 via 12.000 in 2005 naar 9.500 in 2006. Deze daling vloeit voort uit de overgang van een deel van de rechtshandhaving van het strafrecht naar het bestuursrecht. Zo is in de cijfers duidelijk te zien dat de Arbeidsinspectie tegenwoordig de minder ernstige overtredingen van een aantal wetten zelf bestuurlijk afdoet. Het OM kreeg bijvoorbeeld in 2006 slechts 36 zaken binnen die betrekking hadden op de Wet Arbeid Vreemdelingen, in 2005 waren dat er nog ongeveer 1.000. Afdoening rechtbankzaken
Het OM heeft in 2006 ruim 278.000 rechtbankzaken behandeld, een stijging van vijf procent ten opzichte van 2005. Van die 278.000 zaken zijn er 168.800 bij de rechtbank aangebracht. Zelf heeft het OM 81.400 zaken afgedaan met een transactie of een sepot waaraan voorwaarden waren verbonden, in 2005 waren dat er 78.700. In 53.900 gevallen moest de verdachte een geldsom betalen. Het OM heeft 16.700 maal een taakstraf aangeboden, terwijl dat in 2005 14.500 maal gebeurde. Het sepotpercentage is zeer licht gestegen van 9,8 procent in 2005 naar 9,9 procent. In 157.000 zaken kreeg de verdachte een dagvaarding om voor de rechter te komen. De meesten van hen, 127.500, moesten naar de politierechter. In 2006 hadden 15.000 dagvaardingen betrekking op de zitting van de kinderrechter, een stijging van 2.000 ten opzichte van 2005. Het aantal dagvaardingen voor de meervoudige kamer van de rechtbank bleef met 14.500 nagenoeg gelijk. De doorlooptijd van
Daarnaast werden 11.800 zaken gevoegd.
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
53
Doodgewaande vrouw blijkt springlevend Het OM in Maastricht wil in november onderzoek laten doen op het lichaam van een vrouw, die in 1986 is begraven op een begraafplaats in Maarn, om te onderzoeken of de vrouw mogelijk het slachtoffer is van een seriemoordenaar uit Heerlen. Als het OM de vermeende nabestaan-
54
den hierover benadert, blijkt dat de doodgewaande vrouw na dertig jaar weer contact heeft opgenomen met haar familie. Ze was in 1975 weggelopen van huis en via omzwervingen in Amerika terechtgekomen. Vraag is wie er dan wèl in het bewuste graf ligt. Dat onderzoek is nog niet afgerond.
rechtbankzaken steeg licht. Gemiddeld zaten er 182 dagen tussen het eerste verhoor en de afdoening van de zaak in eerste aanleg, tegen 180 dagen in 2005. In 137.500 zaken kwam de rechtbank in 2006 tot een einduitspraak. In 93 procent daarvan volgde een schuldigverklaring, in 2005 was dat 94 procent. Het percentage vrijspraken ging van vijf procent in 2005 naar zes procent in 2006. In 2006 legde de rechter 43.500 maal een taakstraf op, tegen 40.500 in 2005. De rechtbanken legden in 2006 ruim 49.000 onvoorwaardelijke geldboetes op, in 2005 49.500. In 2006 werd door de rechtbanken 249 keer de maatregel tbs opgelegd, 185 keer met verpleging, 63 keer met voorwaarden en één keer zonder verpleging. In 2005 werd 250 keer de maatregel tbs opgelegd, 189 keer met verpleging, 56 keer met voorwaarden en vijf keer zonder verpleging. Het aantal malen dat een verdachte of het OM hoger beroep instelde tegen een rechtbankvonnis, daalde in 2006 licht. Werden in 2005 nog 19.800 appellen ingesteld, in 2006 gebeurde dat in 18.500 zaken. Overigens zijn 4.400 ingestelde beroepen weer ingetrokken. Minder vrijheidsstraffen, kortere
Onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen per strafduurcat.
2003
2004
2005
2006
A <= 1 wk
8.541
6.003
4.574
4.060
B > 1 wk, <= 1 mnd
14.649 13.513 12.210 11.714
C >1 mnd, <= 3 mnd
12.079
10.520
9.521
8.477
D > 3 mnd, <= 6 mnd
5.653
5.727
5.210
4.437
E > 6 mnd, < 9 mnd
916
838
975
820
F > = 9 mnd, < 1 jr
2.329
2.271
2.056
1.578
G >= 1 jr, < 2 jr
2.512
2.253
2.090
1.717
H >= 2 jr, < 3 jr
910
885
768
611
I >= 3 jr, < 5 jr
881
835
651
542
J >= 5 jr
607
592
478
370
5
4
8
3
Levenslang
Het is niet makkelijk om eenduidige verklaringen te geven voor trends op het gebied van bestraffing en criminaliteit. In ieder geval lijkt het onwaarschijnlijk dat het lagere aantal vrijheidsstraffen veroorzaakt wordt doordat de rechters minder streng zouden zijn gaan straffen. Een belangrijke verklaring kan zijn de afname van het aantal drugskoeriers dat via Schiphol Nederland binnen probeert te komen. De verscherpte en gerichte controles hebben een sterk preventief effect gehad. De instroomcijfers van drugsimportzaken van parket Haarlem, waar Schiphol onder valt, spreken voor zich.
vrijheidsstraffen
De meest interessante trend bij de afdoening van strafzaken is de afname van het aantal onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen. Dat aantal lag in 2006 op 34.300, in 2005 op 38.500 en in 2004 op 43.400.
Arrondissementsparket Haarlem Instroomjaar
2003
2004
2005
2006
Opiumwet
3.130
4.730
2.980
2.180
Vaak wordt de verscherpte aanpak van veelplegers genoemd als verklaring voor de daling van de criminaliteitscijfers. Zonder twijfel zorgt de intensieve, pro-actieve bejegening van ‘draaideurcriminelen’ ervoor dat zij minder vaak in de fout gaan. Door zaken te bundelen en door bij de ernstigste gevallen de maatregel van plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders te vorderen, wordt het Zie in dat verband het interview met prof. Nieuwbeerta op pagina 66.
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
mogelijk de veelplegers voor langere tijd uit de roulatie te houden. Bovendien verkleinen op het individu toegespitste programma’s de kans op terugval en recidive. Het effect van deze aanpak is echter vooral merkbaar bij lichtere delicten zoals autokraak en woninginbraak en niet bij misdrijven waarvoor gewoonlijk lange onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd. Veel belangijker voor de afname van het aantal onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen is de algemene dalende tendens van de criminaliteit. In het in opdracht van de Europese Unie opgestelde rapport The Burden of Crime, een onderzoek naar criminaliteit en onveiligheidsgevoelens in achttien Europese landen, staat als eerste aanbeveling dat breed moet worden uitgedragen dat in de hele Europese Unie het criminaliteitsniveau aanzienlijk gedaald is in de afgelopen periode. Die trend is ook aan Nederland niet voorbijgegaan. Uit verschillende onderzoeken, zowel gebaseerd op cijfers van de politie als op slachtofferenquêtes, komt naar voren dat – afzonderlijke delicten daargelaten – het criminaliteitsniveau door de bank genomen lager is dan in de jaren negentig. Tussen 1994 en 2004 daalde het percentage slachtoffers van veelvoorkomende criminaliteit in ons land van 53 procent naar 44 procent van de bevolking. Die neerwaartse tendens doet zich met name voor bij de vermogenscriminaliteit zoals woninginbraken, diefstallen en overvallen. Uit CBS-cijfers blijkt dat het aantal aangiften van vermogensmisdrijven tussen 1995 en 2005 daalde met achttien procent. Het aantal bij het OM ingestroomde zaken daalde in dezelfde periode met 22 procent. De daling doet zich zowel voor bij de lichte als bij de ernstiger vormen van vermogenscriminaliteit. Het aantal diefstallen
Gallup Europe, UNICRI e.a., The EU ICS 2005: Highlights and Policy Implications, 2007, p. 2. Zie Intomart GfK Politiemonitor Bevolking, meting 2005.
met geweld dat bij de politie werd geregistreerd, daalde tussen 2000 en 2005 met negentien procent, van 19.000 naar 15.500. Overvallen op banken, restaurants, winkels, tankstations en andere objecten verminderden in dit tijdvak met bijna een kwart, van 2.800 naar 2.150.10 Bij de diefstal van personenauto’s deed zich in dezelfde periode zelfs een daling voor van 45 procent; van 25.200 voertuigen naar 13.800. In 2006 ging het aantal gestolen auto’s met nog eens ruim 1.600 omlaag.11 Illustratief zijn de ontwikkelingen bij de zwaarste geweldsmisdrijven: moord en doodslag. Zo kwamen in de eerste helft van het vorige decennium gemiddeld meer dan 250 personen per jaar door een misdrijf om het leven. Dit aantal zakte in de loop van de tijd tot circa 200 in de eerste helft van dit decennium. Vorig jaar werden circa 160 mensen het slachtoffer van moord of doodslag.12 Alleen al het feit dat in 2006 ongeveer veertig gevallen van moord en doodslag minder waren dan in 2005, leidt tot een verlaging van het totaal aantal opgelegde jaren gevangenisstraf met een paar procent. De geweldscriminaliteit lijkt een uitzondering te vormen op deze dalende trend. Het aantal bij het OM ingestroomde rechtbankzaken die betrekking hadden op een geweldsdelict (inclusief diefstal met geweld) steeg van 37.000 in 2000 naar 56.600 in 2006. Uit onderzoek blijkt dat die stijging niet zonder meer is terug te voeren op het vaker voorkomen van geweld in de samenleving, maar tenminste voor een deel op grotere aandacht voor geweld – en dus betere registratie – van de politie en het OM.13
10 Zie KLPD-dienst Nationale Recherche Informatie, Overvallen in Nederland. Jaaroverzicht 2005. 11 Zie A.J. Kuperus, Statistiek voertuigdiefstal 2006. Stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit, januari 2007. 12 Zie Gerlof Leistra, ‘Moordlijst 2006’. Elsevier, 27 januari 2007. 13 Zie in dit verband T. Van der Heijden, ‘Het Korte Lontje’ in Goed Beschouwd 2006, Openbaar Ministerie, 2006.
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
55
Geen aanwijzing misdrijf bij dood Milosevic Op zaterdag 11 maart stelt de arts van de Penitentiaire Inrichting de dood van de heer Milosevic vast. Omdat de doodsoorzaak niet direct duidelijk is, neemt de officier van justitie het lichaam in beslag. Uit sectie door het NFI blijkt dat een hartinfarct de doodsoorzaak was. Maandag 13
maart wordt het lichaam vrijgegeven. Al voor zijn overlijden is uit bloedonderzoek gebleken dat de heer Milosevic niet-voorgeschreven medicijnen gebruikt. Omdat de heer Milosevic volgens zijn advocaat vermoedde dat hij werd vergiftigd, gelast de officier van justitie een toxi-
Kantonzaken
56
Instroom kantonzaken
De instroom van kantonzaken is vorig jaar opnieuw gedaald, zij het minder scherp dan in het jaar daarvoor. In 2006 kreeg het OM 267.000 zaken, tegen 284.500 in 2005 en 313.000 in 2004. De daling is vooral terug te voeren op een lager aantal processenverbaal ter zake van overtreding van Algemene Plaatselijke Verordeningen (APV’s): een daling van ruim 80.000 zaken in 2004 naar 62.000 in 2006. Met name in de grote steden is vanaf 2002 veel energie gestoken in de handhaving van de APV’s om de overlast in de publieke ruimte te bestrijden. Door werk te maken van overtredingen als wildplassen en openlijk druggebruik heeft de politie de verloedering aangepakt. Waarschijnlijk hebben die extra inspanningen effect gesorteerd, waardoor de overlast minder vaak voorkomt, al valt niet uit te sluiten dat bij sommige korpsen de handhaving van dergelijke overtredingen iets aan elan heeft ingeboet. Ook in het verkeer zijn het afgelopen jaar minder processenverbaal opgemaakt voor kantonovertredingen. De verklaring daarvoor kan mogelijk worden gezocht in de intensieve verkeershandhaving, bijvoorbeeld door middel van trajectcontroles, waardoor steeds meer automobilisten zich aan de maximumsnelheid houden.
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
cologisch onderzoek én wordt zijn cel doorzocht. Uit het onderzoek zijn geen aanwijzingen voor een vergiftiging gevonden en ook geen toxicologische factoren die een hartinfarct hebben kunnen uitlokken. Conclusie: de heer Milosevic is een natuurlijke dood gestorven.
Een selectie van bij het OM ingestroomde kantonzaken Instroomjaar
2005
2006
Onverzekerd rijden (WAM 30) 51.600 52.600 Leerplichtwet (LW69 2)
5.400
6.000
ID-plicht (SR 447e) 21.900 22.500 Radarverklikker (VTR 5.1.6)
2.250
Opgevoerde brommer (VTR 5.6.8)
4.300
1.000 3.200
Zwartrijden (WPV2000 70) 32.500
20.100
Verstoring rust onveiligheid in OV (72)
4.600
4.000
Verboden toegang (461 Sr)
3.450
3.400
Openbare dronkenschap (435 Sr)
4.050
3.350
APV94-AM9.6 (wildplassen Amsterdam) 1.650
1.700
APV94-AM 2.20 (slapen aan de weg Amsterdam)
3.200
3.150
Afdoening kantonzaken
Het OM heeft 19.500 meer kantonzaken afgehandeld in 2006 dan er zijn ingestroomd. De meeste zaken, 194.700, zijn voor de rechter gebracht. De overige zaken deed het OM zelf af; 42.000 zaken werden geseponeerd. Dat komt neer op vijftien procent, hetzelfde percentage als in 2005. In 50.500 gevallen volgde een transactie. Tegen 7.200 vonnissen van de kantonrechter werd hoger beroep ingesteld. Daarnaast verwerkte het OM ook nog 362.200 beroepen tegen beschikkingen op grond van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoor schriften (‘Wet Mulder’, de rood lichtboetes en de boetes voor snelheidsovertredingen). In 2005 waren dat er bijna 37.000 minder. In 2006 werden 38.900 Mulder-beroepen ingesteld bij de kantonrechter, tegen 29.100 in 2005.
57
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
Centrale verwerking op stoom
Jeroen Steenbrink is directeur van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie, de CVOM.
“De Centrale Verwerking Openbaar Ministerie vormt een centrale administratie voor standaardzaken zoals te hard rijden, onverzekerde auto’s of rijden onder invloed. Voor de Mulderberoepen doen wij het hele proces, bij strafzaken staat de lokale officier van justitie uiteindelijk op de zitting. Daardoor kunnen parketten zich nu meer concentreren op moeilijke maatwerkzaken en wint het OM-concern aan efficiency. Apetrots zijn we, dat we op het gebied van efficiency, volume en kwaliteit in 2006 hebben bereikt wat we hebben beloofd. We hebben 294 duizend Mulderberoepen verwerkt, tien procent meer dan was voorzien. De gemiddelde doorlooptijd van een zaak is gedaald van 36 naar 26 dagen. En dat alles hebben we gedaan met zestig procent van het aantal medewerkers dat deze zaken voorheen op de parketten en op het Bureau Verkeershandhaving OM verwerkte. We hebben tussen december 2005 en mei 2006 stapsgewijs de Mulderberoepen overgenomen van de parketten en het BVOM. De unit Mulder is gebouwd en op stoom gekomen en ondertussen hebben we voorbereidingen getroffen voor de unit Straf die in 2007 de 8 WVW-zaken (rijden onder invloed) en de 30 WAM-zaken (onverzekerd rijden) gaat verwerken. In 2006 hebben we elke maand zo’n vijftien nieuwe medewerkers aangenomen. Het belangrijkste was dat zij zich snel zouden thuisvoelen in de CVOM-bedrijfscultuur. Ik denk dat we daarin geslaagd zijn. Dat blijkt onder meer uit het ziekteverzuim over 2006 van 4,8 procent. Dat is weinig, zeker als je bedenkt dat 2006 een transitiejaar is geweest. Bij de CVOM sturen we niet op een buikgevoel. Meten is weten, zeggen we hier. Daarom sturen we op resultaatgericht werken. Dat vertalen we in concrete doelen per maand, per week, per dag en per medewerker. Via een balanced score card meten we elf punten. De vier organisatiedoelen: efficiency, kwaliteit, continuïteit en volume. En daarnaast de zeven gedragsdoelen: samenwerken, thuisvoelen, flexibel, resultaatgericht, leiderschap, klantgericht en integriteit. Elke maand spreken teammanagers en medewerkers over deze elf woorden. Ook hier geldt dat we er in 2006 mee zijn begonnen. En dat het in 2007 op stoom komt. De unit Mulder hoeft geen nieuwe zaken meer te bedenken, want het beleid en het proces zijn in 2006 ontwikkeld. De groeistuipen bij de officiersberoepen en bij de kantonberoepen zijn in control. Maar het kan nog beter, van verzending van de stukken tot en met kennisverbetering van wetgeving en jurisprudentie. Kennis is in 2007 een belangrijk speerpunt. We hebben veel nieuwe medewerkers die allemaal in een opleidingsklasje zijn opgeleid. Het gaat er nu om de kennis te verdiepen en te voorkomen dat kennis wegzakt. De kwaliteit van het werk van de politie, daar moeten we ook aan gaan trekken. We moeten er strak en zakelijk in zijn – dat wil de politie zelf ook – dus het werk van de politie moet aan samen vastgestelde kwaliteitsnormen voldoen. Anders wordt de zaak vernietigd of niet in behandeling genomen. Kortom, we zijn op stoom, maar onder de motorkap kan het over de hele linie nog een flinke slag beter.”
Jeroen Steenbrink directeur CVOM
59
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
Juridische Kennissite maakt informatie toegankelijk
Annette Bronsvoort is hoofdofficier van justitie in Leeuwarden.
“Kennisdomeinen, wetgeving, beleidsregels, beleidsbrieven, rapporten, hand leidingen, stroomschema’s, verslagen, contactinformatie - het was er natuurlijk allemaal binnen het OM. Maar het lastige was: waar vond je het zo snel? Want alle juridische kennis en documentatie was versplinterd en ongestructureerd beschikbaar, zo leerde een in 2004 gehouden onderzoek naar de informatiebehoefte binnen het OM. En als je wat vond, was de info dan nog actueel en gevalideerd? Begin 2005 vonden we daarom dat een Wetenschappelijk Bureau OM (WBOM) de verbrokkelde kennis moest stroomlijnen, valideren, actueel houden en toegankelijk maken. Dat Wetenschappelijk Bureau zou binnen het intranet van het OM een Juridische Kennissite (JKS) bouwen. Het JKS-project, waarvan ik projectleider was, is begin 2007 afgerond. JKS is ondergebracht bij het WBOM. Met de komst van het WBOM hoeft niet langer elk afzonderlijk OM-onderdeel te investeren in kennis en documentatie. Kwetsbaarheid verdwijnt, efficiencywinst wordt geboekt en de kwaliteit van deze op concernniveau gevalideerde informatie stijgt. Niet voor niets varen JKS en WBOM onder de vlag van Het OM Verandert, dat streeft naar efficiency en kwaliteit. De bouw van JKS heeft ten eerste een technische kant. Zo is er een structuur gekomen met een heldere zoekfunctie waardoor je snel de gewenste informatie op je scherm hebt. Die nieuwe zoekfunctie wordt gewaardeerd, zo vang ik hier en daar al op, en ik hoop dat dat ook de nieuwsgierigheid prikkelt om JKS inhoudelijk verder te ontdekken. Want er is dus ook een inhoudelijke kant, en daar speelde de vraag: wat zetten we er allemaal op? Met JKS is de juridische professional verzekerd van de juiste bagage. Dat leidt ook tot efficiency. Allereerst omdat je snel de goede informatie vindt. Maar ook omdat het WBOM nu bouwt aan één centrale documentatie die alle juridische informatie via JKS beschikbaar stelt. Vergelijk dat eens met de oude situatie waarin bijvoorbeeld alle beleidsstukken vanuit het Parket-Generaal het land in werden gestuurd, waarna elk afzonderlijk OM-onderdeel ging documenteren. Effecten van JKS-gebruik zijn nog niet te merken, daarvoor is het nog te vroeg. Er wordt nu een goede beheersstructuur neergezet, zodat alle JKS-plekken die nu nog leeg zijn, worden gevuld. De informatie die op het oude kennisdeel van het OMtranet stond, kun je niet zomaar één-op-één overnemen, want alle JKS-informatie moet gevalideerd zijn. Het WBOM werkt daarom met een netwerk van redacteuren die op alle vakgebieden de informatie bijhouden. JKS floreert bij het bestaan van redacteuren die het systeem vullen en kennis willen delen. Want ook voor JKS geldt: je kunt bedenken wat je wilt, maar zonder een cultuur van ‘informatie delen’ werkt het niet. De onderlinge bereidheid om kennis te delen was voorheen ook groot, maar beperkte zich vaak tot het eigen parket en bekende collega’s. Dat verdwijnt nu. Gelukkig maar, want als juridische professional kun je je toch niet permitteren dat informatie onvindbaar of verouderd is?”
Annette Bronsvoort hoofdofficier van justitie in Leeuwarden
61
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
“GPS wordt dankzij testen meer gebruikersvriendelijk”
Helen Verheul, parketsecretaris bij parket ’s-Hertogenbosch.
“Parket ’s-Hertogenbosch heeft indertijd aangegeven bereid te zijn de pilots van GPS te doen. Behalve in Den Bosch wordt GPS ook door parket Amsterdam getest. Ikzelf zit in de projectgroep die behalve de pilots ook de invoering van GPS lokaal voorbereidt. Dat het testen zinvol is blijkt wel uit het feit dat het systeem naar aanleiding van onze ervaringen op verschillende punten wordt aangepast. Ik kan wel een paar voorbeelden noemen. Aanvankelijk koos het systeem automatisch het wetsartikel en was het niet mogelijk dat aan te passen. Dat is aangepast zodat we nu ook handmatig een wetsartikel kunnen toevoegen, waardoor het systeem dus minder rigide is geworden. En, meer praktisch, het wordt mogelijk om met sneltoetsen in plaats van met de muis door het programma te lopen. Dat kan het aantal RSIklachten verminderen. Ook kan je straks bij kantonzaken met één druk op de knop akkoord geven in plaats vele malen een vinkje te zetten in een vragenlijst die voor ervaren medewerkers voor zich spreekt. Ik denk dat mede door de pilots het systeem gebruikersvriendelijker is geworden. Je merkt dat het systeem aanvankelijk is gebouwd zonder dat de werkvloer er direct bij betrokken was. Daarom worden er nu tijdens de testen nog zoveel aanpassingen gedaan. Maar daardoor hoor je nog steeds veel kritiek. Negatieve ervaringen zingen snel rond. Ter voorbereiding van de feitelijke invoering moet daar nog wel aandacht aan worden besteed. Eigenlijk is GPS vooral gebouwd voor de minder ervaren medewerkers, voor hen kan het een enorme steun zijn om door het systeem te worden geleid. Voor de ervaren medewerkers geldt dat het systeem nog niet flexibel genoeg is. Officieren reageren nog steeds heel gevarieerd op GPS. Sommigen willen eigenlijk geen afscheid nemen van het papieren dossier, die zijn gewend aan de vaste volgorde waarin het dossier is opgebouwd. Maar er zijn er ook die de voordelen van het electronisch dossier wel zien zitten. Een van de voordelen is dat een electronisch dossier niet zoek kan raken. Maar laatst hebben we ontdekt dat dat wel kan, het kan in cyberspace verdwijnen! Dat gebeurde nadat we een dossier vrijgaven zonder te hebben aangegeven waar het heen gestuurd moest worden. Heel frustrerend, collega’s hebben vervolgens vier kasten moeten doorzoeken om het papieren dossier te vinden. Maar ook dat wordt nu aangepast in het systeem: straks kan je het dossier alleen maar vrijgeven als je hebt aangegeven waar het heen moet. Wat mij betreft moet nu nog iets gedaan worden aan de snelheid van het beoordelen. In vergelijking met het beoordelen in COMPAS duurt het beoordelen in GPS veel langer omdat iedereen een hele beslisboom moet afwerken. Het zou enorm veel tijd sparen als ervaren medewerkers direct naar het eindscherm van de beslisboom kunnen springen. Ik – en vele testers met mij – zou het erg prettig vinden als dit nog wordt aangepast voordat GPS definitief wordt uitgerold.”
Helen Verheul parketsecretaris in ’s-Hertogenbosch
63
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
Gebrek aan integratie is grote uitdaging
Jan Latten is hoogleraar demografie aan de Universiteit van Amsterdam en onderzoeker bij het Centraal Bureau voor de Statistiek.
“Een aantal van de variaties in de instroom van het OM weerspiegelen veranderingen in de bevolkingsopbouw. Neem nu de categorie 55+. Het verbaast me niet dat er de laatste jaren onder verdachten meer ouderen zijn. We leven in een tijdperk van vergrijzing. Het OM zal er rekening mee moeten houden dat het aantal ouderen gaat verdubbelen, terwijl het aantal jongeren vrijwel gelijk blijft. Dat zou bijvoorbeeld betekenen dat de penitentiaire instellingen meer seniorenhoekjes moeten gaan inrichten. Maar gerekend per 1.000 inwoners kan de oudere leeftijdssamenstelling van de bevolking een dempend effect op de criminaliteit hebben. Ouderen zijn voorzichtiger en ze gaan al helemaal niet de straat op om elkaar te provoceren. Daardoor zijn ze bijvoorbeeld minder vaak dader maar ook minder vaak slachtoffer. Dat tikt door in de gemiddelden. De stijging van het aandeel van de meisjes en vrouwen in de criminaliteit verbaast mij ook niet. Onze samenleving is sterk geëmancipeerd. De oude rolpatronen zijn vervaagd. Man en vrouw wordt geacht het lot in eigen handen te nemen. Via studie of werk, maar voor sommigen zal dat gaan via deviant gedrag. En dat geldt ook voor meisjes. Ondertussen is dezelfde samenleving ook met een grote integratieproblematiek geconfronteerd. De instroom uit de niet-Westerse landen daalt al enige tijd. Dat wordt echter aangevuld door arbeidsmigratie, vooral uit OostEuropa. Dat zijn op zich groepen die makkelijker integreren, omdat de culturele verschillen minder groot zijn en men veelal een redelijk opleidingsniveau heeft. Maar daarmee is nog niet de gebrekkige integratie opgelost van de niet-westerlingen die hier al zijn. Ik neem waar dat die groep nog steeds voor een deel buiten de boot valt. Uit de behoefte aan cohesie die ieder mens heeft, zoekt men elkaar op, gaat in dezelfde wijken wonen en trouwt met elkaar. Zo worden taal- en opleidingsachterstand als het ware versterkt. Aan de andere kant klonteren ook de hoogopgeleide autochtonen samen. Ook zij trouwen met elkaar – het is niet meer zo dat de dokter met de zuster trouwt; tegenwoordig trouwen artsen met artsen – kiezen dezelfde scholen en kopen huizen in dure wijken. Het gevaar is een samenleving met nieuwe scheidslijnen waarin groepen volstrekt langs elkaar leven. De vraag is, hoe dat te doorbreken? Je kunt mensen immers niet dwingen om in een arme buurt te gaan wonen. Gebrek aan integratie is de grote uitdaging voor de toekomst, ook voor het OM. Rekenend met de huidige verdachtenpercentages zouden er over dertig jaar de helft meer verdachten met een niet-westerse achtergrond kunnen zijn. Wanneer wij er echter in slagen de bestaande achterstanden op het gebied van taal en onderwijs terug te dringen, er als het ware sprake zou zijn van volledige integratie, zouden er midden jaren dertig juist minder verdachten uit die bevolkingscategorie kunnen zijn dan nu.”
Jan Latten hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en onderzoeker bij het CBS
65
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
Hogere eisen en hogere straffen bij moord en doodslag
Paul Nieuwbeerta is senior onderzoeker bij het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving in Leiden. Daarnaast is hij hoogleraar Sociologie aan de Universiteit Utrecht met als leeropdracht “maatschappelijke effecten van strafrechtelijke interventies”. In 2006 publiceerde hij samen met Sigrid van Wingerden een onderzoek naar de straffen bij levensdelicten.*
“Wij hebben voor het onderzoek alle – meer dan 2500 – opgehelderde gevallen van voltooide moord en doodslag in de periode 1993-2004 in kaart gebracht. Vervolgens hebben we gekeken wat de eis van de officier van justitie en de door de rechtbank opgelegde straf was. Daarvoor konden we ons overigens niet baseren op de eigen cijfers van het OM of de Rechtspraak. Die houden in hun registratiesystemen namelijk niet goed bij of een strafzaak een poging of een voltooide moord of doodslag betreft. Het OM blijkt als het gevangenisstraf eist, gemiddeld 8,9 jaar te eisen. Wanneer de rechters een gevangenisstraf oplegden, was dat gemiddeld 7,6 jaar. Over de periode van ons onderzoek is een duidelijke stijging waar te nemen. De officieren zijn hoger gaan eisen (van 7,8 jaar in 1993 naar 10,0 jaar in 2004). Bij de rechters was de stijging nog iets scherper (van 6,3 jaar naar 8,9 jaar). Overigens wil ik benadrukken dat het om gemiddelden gaat. Je kan niet zeggen dat je in 2004 voor een moord dus 8,9 jaar ‘krijgt.’ Er zijn namelijk grote verschillen tussen de bestraffing van een liquidatie en van een moeder die in verwarring haar kind doodt. Nu zou het zo kunnen dat die strengere eisen en straffen het gevolg zijn van veranderingen in de aard van de levensdelicten. Meer brute moorden zullen het gemiddelde allicht opschroeven. Maar ook als we daarvoor corrigeerden is ongeveer een zelfde stijgende trend in geëiste en opgelegde strafduur te zien. Dus de officieren van justitie en de rechters zijn bij moord en doodslag daadwerkelijk punitiever geworden. Toen wij onze resultaten naar buiten brachten, hadden we eigenlijk verwacht dat rechtsprekende macht verrast zou zijn door de resultaten. Maar men zei: ‘dat ze het zelf al wel dachten’ en ‘zie je wel dat we met de samenleving mee veranderen!’ En de burger? Op de website van het Algemeen Dagblad stond een artikel over ons onderzoek. De reacties daar waren in de trant van: ‘dat kan allemaal wel zo zijn, maar de straffen blijven te laag.’ We zijn nu bezig met een ander onderzoek naar moord en doodslag. De laatste paar jaar is het aantal levensdelicten fors gedaald. Van ongeveer 280 in 1997, via zo’n 200 in 2005 naar 160 vorig jaar. Met name in de grote steden lijkt de daling spectaculair. Niemand lijkt precies te weten waar de afname door komt. Wij gaan nu uitzoeken wat de verklaring kan zijn.” *
Paul Nieuwbeerta en Sigrid van Wingerden, ‘Geëiste en opgelegde sancties bij moord en doodslag, 1993 – 2004. Trema, 2006, p. 280-285.
4 Bedrijfsvoering
4.1
Personeel
67
Op 31 december 2006 zijn er 4.660 medewerkers werkzaam bij het OM, verdeeld over drie sectoren. Het gaat hier om rijksambtenaren, rechterlijke ambtenaren en politiefunctionarissen bij de Rijksrecherche. 2003
Bezetting (ultimo) Rijk Rechterlijke Macht Politiefunctionaris Rijksrecherche Totaal
2004
2005
2006
aantal
fte
aantal
fte
aantal
fte
aantal
fte
3380
3064
3615
3267
3692
3328
3849
3462
610
586
622
598
648
626
698
675
100
101
114
115
112
113
113
113
4090
3751
4351
3980
4452
4067
4660
4250
Instroom
In 2006 is het OM een grote wervingsactie gestart, met gebruik van paginagrote wervingsadvertenties in de landelijke dagbladen, om zestig officieren van justitie extra te werven in het kader van het Versterkingsprogramma. De wervingsactie heeft uiteindelijk 38 nieuwe officieren opgeleverd, die eind 2006 voor een deel al in de organisatie aan de slag zijn. Daarnaast zijn achttien afgestudeerde rechterlijke ambtenaren in opleiding (RAIO’s) en vijf enkelvoudige officieren en buitenstaanders uit de reguliere selectie geplaatst. Eind 2006 zijn er nog veertien kandidaatofficieren die met een positief advies wachten op plaatsing. In 2006 zijn 626 rijksambtenaren aangenomen bij het OM. Sommigen solliciteerden op bestaande banen, terwijl anderen geheel nieuwe functies zijn gaan vervullen die voortkomen uit de reorganisatie van het OM, zoals bij de Dienstverleningsorganisatie OM (DVOM) en de Centrale Verwerking OM (CVOM). In 2006 is gebleken dat een aantal specialistische functies moeilijk vervulbaar is, onder andere bij het BOOM (ontnemingsdeskundigen) en het Functioneel Parket (fraudedeskundigen). In 2007 zal worden bekeken hoe deze specialistische arbeidsmarkt het best benaderd kan worden.
doorstroom
In 2006 is STOOM, een nieuw talentontwikkelings programma van het OM voor zowel de rijks- als rechterlijke ambtenaren, van start gegaan. Een groot aantal hoofdofficieren is getraind voor deelname aan de Commissie Talent Ontwikkeling (CTO). Alle STOOM-kandidaten, talentvolle medewerkers die door hun leidinggevende voor het ontwikkelingsprogramma zijn aangedragen, hebben zich aan deze commissie gepresenteerd, waarna de commissie een advies heeft uitgebracht over de ontwikkelingsmogelijkheden van de kandidaat. In 2006 hebben 25 STOOM kandidaten zich gemeld bij de CTO. Een aantal kandidaten met een STOOM-advies heeft inmiddels zijn of haar volgende loopbaanstap gemaakt. In 2006 is voor het OM een vignettenstelsel ontwikkeld dat op termijn alle functies van een aantal minimale opleidingseisen moet voorzien. Daarnaast wordt vastgesteld wat er minimaal nodig is aan opleiding en ontwikkeling om een functie op het gewenste niveau te blijven vervullen. In 2007 zal het vignettenstelsel fasegewijs operationeel worden. Samen met de Raad voor de rechtspraak is in 2006 een werkgroep samengesteld die de opdracht heeft om de RAIO-opleiding kritisch tegen het licht te houden en mogelijke voorstellen tot verbetering te
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
68
doen. De uiteindelijke voorstellen tot verbetering zullen in 2007 worden gepresenteerd. In 2006 is een akkoord met de vakbonden bereikt over de wijziging in het loon-functiegebouw voor de rechterlijke ambtenaren. Binnen het OM is in het laatste kwartaal van 2006 gestart met het benoemen en beschrijven van nieuwe functies, mede voortkomend uit de reorganisatie van het OM. Daarbij zullen ook de mogelijkheden voor verdieping en specialisatie in het loongebouw hun beslag krijgen. Voor Rijksambtenaren is in 2006 gestart met het maken van uniforme functiebeschrijvingen voor zowel arrondissements- als ressortsparketten. Dit proces zal in de loop van 2009 voltooid zijn.
Het ziekteverzuim is in 2006 verder gedaald ten opzichte van de jaren 2003, 2004 en 2005 tot onder de vijf procent. Het OM voldoet hiermee aan de door het ministerie van Justitie geformuleerde doelstelling. Ziekteverzuim OM 2003
2004
2005
Rijk
5,93%
5,69%
5,29% 4,68%
Rechterlijke macht 4,35%
3,10%
3,00% 3,16%
Politiefunctionaris Rijksrecherche
4,41%
4,44%
3,49% 2,29%
Totaal
5,61%
5,25%
4,92% 4,37%
Gewogen gemiddelde incl. Politiefunctionaris Rijksrecherche Bron: PeRCC & Beaufort
Totaal Rijk+RM
Sinds 2006 kunnen medewerkers van het OM bij het Centraal Meldpunt intimidatie en bedreigingen bij de afdeling Personeel & Organisatie (P&O) van het Parket-Generaal melding maken van incidenten. In 2006 is er een tiental gevallen geregistreerd. De contactpersonen intimidatie en bedreiging vanuit de parketten zijn in 2006 twee keer bij elkaar geweest om landelijke procedures vast te leggen over hoe de organisatie met de meldingen omgaat. Ook de bestaande handleiding bij het rapport Onderzoek bedreiging en intimidatie (uit 2004) wordt naar aanleiding van ervaringen van de contactpersonen aangepast. In 2007 moet dit resulteren in een eenduidig (beleids)kader over het omgaan met agressie en geweld. Conflicthantering tussen medewerkers is een justitiebreed project. Mede op initiatief van het OM is er een congres ‘Ruzie in de tent, wat nu?’ gehouden. Verschillende justitieorganisaties zochten naar middelen om arbeidsrechtelijke conflicten beter te hanteren. In de toekomst worden P&O-adviseurs bij de DVOM/P (Personeel) opgeleid in conflicthantering.
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
2006
4,51%
excl. Politiefunctionaris Rijksrecherche
Bron: PeRCC
In 2006 heeft het Parket-Generaal aanbestedingen voor verschillende arbodienstverleningen voorbereid. In 2007 kunnen de parketten zelf kiezen tussen de arbodiensten. Daarnaast is in het derde kwartaal van 2006 alsnog door het departement besloten de salarisadministratie en personeelsregistratie onder te brengen bij het rijksbrede shared service center P-direkt. Uitstroom
In 2006 zijn 626 rijksambtenaren aangesteld bij het OM. In hetzelfde jaar zijn 474 ambtenaren uit dienst getreden. Het totaal aantal rijksambtenaren in dienst laat een groei zien van 152 personen (vier procent) ten opzichte van het jaar daarvoor. In 2006 zijn in totaal 65 rechterlijke ambtenaren ingestroomd waarvan 43 vrouwen en 22 mannen. De uitstroom was aanzienlijk lager: dertien rechterlijke ambtenaren waarvan vier vrouwen en negen mannen.
4.2
Financieel management
Algemeen
Het begrotingsjaar 2006 stond voor een belangrijk deel in het teken van investeringen in het Versterkingsprogramma opsporing en vervolging, waarvan de uitvoering in 2007 grotendeels zijn beslag moet krijgen. Daarnaast is er de lopende reorganisatie Het OM Verandert waarvan de implementatie gaande is. Tegelijkertijd is er in 2006 alles aan gedaan om de beheersing van het omvangrijke automatiseringsproject GPS te versterken en zijn voorbereidingen getroffen voor de invoering van de OM-afdoening. In de onderstaande tabel zijn de cijfers opgenomen met betrekking tot de budgetten en de realisatie van het OM in 2006.
De in totalen verdisconteerde uitgaven voor de OM-onderdelen behelzen de personele en materiële kosten die in 2006 door de parketten en de landelijke onderdelen zijn gemaakt. Onder de in de tabel genoemde landelijke budgetten worden die middelen verstaan die worden ingezet voor parketoverstijgende activiteiten. Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan uitgaven in het kader van huisvesting, informatie- en communicatietechnologie, opleidingen, internationalisering en landelijke voorlichting vanuit het Parket-Generaal. Gerechtskosten zijn de kosten van het inhuren van derden bij de vervolging van strafbare feiten, zoals bijvoorbeeld de kosten voor het tappen van telefoons en tolk- en vertaalkosten. Ontnemingsopbrengsten
De realisatie van de ontnemingsopbrengsten bedroeg in 2006 17,5 miljoen euro bij een doelstelling van 12,6 miljoen euro. Dit betekent een forse stijging ten opzichte van 2005, toen de opbrengst van de ontnemingswetgeving 11,1 miljoen euro bedroeg.
Bedragen x 1.000 euro
Budget
Realisatie
Verschil
%
459.220
462.761
-3.541
-0,8%
56.276
54.524
1.752
3,1%
Doelstelling
Realisatie
Verschil
12.620
17.541
4.921
Personele en materiële budget OM-onderdelen & landelijke budgetten Gerechtskosten
Ontnemingsopbrengsten
39,0%
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
69
4.3
70
Klachten
Totaal aantal klachten Waarvan gegrond 1 bejegeningsklachten (behandeling ter zitting, telefonisch contact) waarvan gegrond waarvan in der minne geschikt 2 gerelateerd aan strafzaak (aanhouding, inzet AT, signalering, afdoening strafzaak, heenzending verdachte, vervoer verdachte) waarvan gegrond waarvan in der minne geschikt 3 niet of te laat beantwoorden van correspondentie waarvan gegrond 4 niet verstrekken van informatie of slechte informatie waarvan gegrond waarvan der minne geschikt 5 slachtoffer gerelateerde klachten (niet ontvangen voegingsformulier, spullen niet (op tijd) teruggekregen, verzuimd om schade te innen) waarvan gegrond waarvan in der minne geschikt 6 onvoldoende voortvarend optreden (zaak blijft te lang liggen, beslag wordt te laat teruggegeven) waarvan gegrond 7 informatieverstrekking aan derden (informatie uit strafdossier aan de pers, werkgever, leesbaar voor de postbode) waarvan gegrond waarvan in der minne geschikt 8 overige klachten waarvan gegrond waarvan in der minne geschikt
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
2006
262 94 (36%)
2005
2004
137 52 (38%)
149 42 (28%)
20 (8%)
27 (20%)
42 (28%)
5 – 74 (28%)
6 2 34 (25%)
10 – 36 (24%)
20 1 32 (12%) 21 19 (7%) 9 3 42 (16%)
2 2 22 (16%) 11 22 (16%) 15 – 15 (11%)
1 – 20 (13%) 14 20 (13%) 11 – 10 (7%)
23 1 7 (3%)
12 1 7 (5%)
4 – 6 (4%)
6 10 (4%)
5 5 (3,5%)
0 2 (1%)
2 – 58 (22%) 8 –
0 2 5 (3,5%) 1 1
1 – 13 (9%) 1 –
Toelichting klachtenoverzicht
In 2006 is het aantal klachten aanzienlijk gestegen ten opzichte van 2005, van 137 naar 262 klachten. Deze stijging kan grotendeels worden verklaard door het feit dat, na een aanbeveling van de Nationale Ombudsman, sinds oktober 2006 klachten over een strafvorderlijke beslissing ook in behandeling worden genomen door het OM. In de periode daarvoor werden die klachten niet meegeteld, omdat deze klachten inhoudelijk onderdeel waren van de strafzaak zelf en daar onderworpen werden aan een rechterlijk oordeel. De categorie klachten die is gerelateerd aan een strafzaak is dan ook gestegen van 34 naar 74, en is daarmee de meest voorkomende soort klacht. Daarbij kan onder andere ook worden gedacht aan (voormalige) verdachten die niet tevreden zijn over de wijze waarop zij door het OM, of in het bijzonder door de officier van justitie, zijn behandeld. Van de 74 klachten die betrekking hebben op de strafzaak, zijn 54 klachten ongegrond en 20 klachten gegrond verklaard. Een opmerkelijk stijging is ook te zien in de categorie ‘overige klachten’, van vijf naar 58. Omdat in deze categorie zeer diverse klachten zijn opgenomen, is deze stijging niet goed te duiden. Wel kan worden vastgesteld dat het overgrote deel van deze klachten, 50 van de 58, ongegrond is verklaard. Het aantal bejegeningsklachten en klachten over informatieverstrekking door het OM zijn licht gedaald in vergelijking met 2005. Het feit dat het aantal slachtoffergerelateerde klachten aanzienlijk is gestegen, van vijftien naar 42 klachten, heeft de zorg van het OM. Bij deze klachten gaat het met name om de verloren gegane mogelijkheid voor een slachtoffer om een (civiele) vordering tot schadevergoeding in te brengen bij een strafzaak. Vaak hangt dit samen met het abusievelijk niet verzenden van het slachtofferformulier aan het slachtoffer of het niet voegen van het slachtofferformulier in het strafdossier. Sinds 2006 worden op alle parketten de voegingsformulieren
gecontroleerd door medewerkers van Slachtofferhulp Nederland (SHN). (Zie ook pagina 23). Het OM betreurt dat bij het behandelen van (grote hoeveelheden) strafzaken, slachtoffers niet altijd die aandacht krijgen die zij als kwetsbare groep verdienen. Het OM wil hierin verbetering brengen door middel van de zogeheten Slachtoffer Informatiepunten (SIP’s) op de arrondissementsparketten. Het SIP is een centraal en toegankelijk informatieloket waar slachtoffers informatie kunnen krijgen, maar waar ook wordt gezorgd voor actieve en tijdige voorlichting over het verloop van de strafzaak waarbij het slachtoffer is betrokken. Ook kunnen slachtoffers in zaken waarin zij zich door een omissie van het OM niet hebben kunnen voegen in een strafzaak, aanspraak maken op een schadevergoeding. In het verslagjaar is de informatieverstrekking aan slachtoffers over de schadevergoedingsmaatregel overgegaan van de parketten naar het CJIB in Leeuwarden dat daarvoor een apart loket heeft ingericht (zie ook pagina 23). In het klachtenoverzicht van 2006 zijn, net als voor gaande jaren, de klachten die nog in behandeling zijn niet meegeteld. Het gaat hier in totaal om 24 klachten.
4.4
Communicatie
Persvoorlichting
Het OM staat continu in de belangstelling van de media. Per jaar worden de woordvoerders van het OM tienduizenden keren benaderd door journalisten met vragen over strafzaken en het beleid van het OM. Over welke informatie op welk moment naar buiten kan worden gebracht, bestaan afspraken tussen de politie en het OM in de zogeheten Aanwijzing Voorlichting opsporing en vervolging. Deze aanwijzing is in 2006 herzien door een werkgroep van OM en politie onder voorzitterschap van de hoofdofficier van Amsterdam. De oude aanwijzing werd als knellend ervaren en past niet in de koers die het OM wil varen
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
71
72
met communicatie en voorlichting: naar een alerter en assertiever persbeleid. In december 2006 heeft het College van procureursgeneraal de nieuwe aanwijzing vastgesteld, en de aanwijzing is per januari 2007 in werking getreden. Een essentieel uitgangspunt van de nieuwe aanwijzing is het realiseren van de juiste berichtgeving op het juiste tijdstip. Meer dan in het verleden willen politie en OM openheid geven over onderzoeken en strafzaken, vanzelfsprekend met inachtneming van het onderzoeks- en privacybelang. Binnen de nieuwe aanwijzing zijn er mogelijkheden gecreëerd om eerder met bepaalde informatie naar buiten te treden en pertinente onjuistheden in de media recht te zetten. Ook is een duidelijke verdeling tussen de woordvoering van politie en OM vastgelegd: de politie doet de woordvoering over de operationele kant van de zaak, terwijl de woordvoering door het OM een meer strategisch-juridisch karakter heeft. Indien audiovisuele media van rechtbank of hof toestemming hebben gekregen om de opkomst van de rechtbank te filmen, zal de officier van justitie of advocaat-generaal de camera niet weigeren bij het voordragen van de zaak en bij het voorlezen van het requisitoir, zolang de veiligheid van betrokkene daarmee niet in gevaar wordt gebracht. In bijzondere gevallen – bijvoorbeeld in specialistische, complexe zaken – kan de betreffende zaaksofficier de audiovisuele media te woord staan, in plaats van de persofficier van het betreffende parket. Twee maal per jaar organiseert het OM speciaal voor journalisten een cursus ‘Strafrecht en media’. Tijdens de cursus wordt door (pers)officieren en voorlichters aandacht besteed aan het beleid van het OM en aan de wijze waarop het OM met de media omgaat. In 2006 hebben ongeveer 30 journalisten deelgenomen aan de cursus. Een verkorte versie van de cursus is gegeven aan 30 universitair studenten mediastudies.
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
Externe communicatie
Communiceren via internet wordt steeds belangrijker. Het OM investeert daarom in zijn website www.om.nl . Zowel de vorm – zo plaatst het Landelijk Parket sinds 2006 in bepaalde zaken videofilmpjes van bijvoorbeeld drugsvangsten – als de inhoud en de gebruiksvriendelijkheid hebben daarbij de aandacht. In 2006 is een vertaalmachine op de website geïntroduceerd, waarbij juridisch jargon wordt vertaald naar ‘gewoon’ Nederlands. Ook kunnen bezoekers van de site sinds 2006 in de huid van een officier van justitie kruipen en een eigen staf eisen door een fictieve casus te beoordelen in de ‘strafkamer’. Op die manier kan men een beter inzicht krijgen in wat er komt kijken bij een strafdossier en hoe er over wordt geoordeeld. Het OM krijgt op het landelijk hoofdkantoor jaarlijks zo’n 5.000 vragen binnen van burgers. Daarnaast benaderen burgers ook de individuele parketten met vragen. In navolging van veel andere overheidsorganisaties worden algemene publieksvragen vanaf 11 december 2006 behandeld door voorlichters van Postbus 51. Concrete vragen over het beleid van het OM en over concrete strafzaken worden nog wel door het OM afgehandeld. In 2006 heeft het OM meegewerkt aan het televisieprogramma 16 miljoen rechters van de VARA. In zestien afleveringen stonden officieren Kitty Nooy, Oebele Brouwer, Hanneke Festen en advocaat-generaal Paul Frielink tegenover bekende strafadvocaten om zaken ‘na te spelen’. In elke aflevering werd een maatschappelijk relevant thema behandeld in de vorm van een waargebeurde rechtszaak. Het OM heeft het programma positief gewaardeerd en besloten ook in 2007 aan het programma, dat door de VARA enigszins is aangepast, mee te werken. Om meer bekendheid te geven aan het werk van de officier van justitie heeft het OM in 2006 een film laten maken over de officier van justitie.. Deze film kan gratis worden opgevraagd of gedownload via de
website. Daarnaast is de film ook aan alle brugklassen in Nederland gestuurd.
73 Jeugd
Het OM vindt het belangrijk om uit te leggen wat het OM doet en hoe ook jongeren – direct of indirect – met het strafrecht te maken kunnen krijgen. Een van de middelen om jongeren te bereiken is de Vetverkeerd Krant, de jongerenkrant van het OM. In 2006 is de krant twee keer uitgekomen, met als onderwerpen ‘De officier van justitie’ en ‘Seks en de wet’. Begin 2007 heeft het OM wegens de vele positieve reacties de krant eenmalig naar alle middelbare scholen van Nederland gestuurd. Speciaal voor jongeren is er de website www.vetverkeerd.nl. Het OM werkt ook mee aan ‘Kennisnet’, een webportal voor onderwijzend Nederland dat gesteund wordt door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Op Kennisnet kunnen leerlingen van het voortgezet onderwijs in contact komen met organisaties en informatie ophalen voor bijvoorbeeld scripties, werkstukken of spreekbeurten. Via Kennisnet doet het OM ook mee aan een pilot van ‘expert op afstand’. Hierbij kunnen via webcams verbinding worden gelegd tussen een klas en een officier van justitie, die via deze weg met elkaar communiceren.
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
Personeelszaken instroom… Jirko Patist solliciteerde, na acht jaar gewerkt te hebben bij de Amsterdamse politie, op de grote wervingscampagne van het OM.
“Het was mij altijd al duidelijk dat ik ooit zou overstappen. Na de informatiedag had ik de volgende dag al willen beginnen. Na een assessment en een sollicitatiegesprek werd ik op 1 november 2006 aangenomen als plaatsvervangend officier van justitie op Schiphol. De eerste keer op zitting staan was buitengewoon spannend. Ik kende de dossiers tot achter de komma. Het wende snel. De sfeer en cultuur bij het OM zijn heel ongedwongen en toegankelijk. Niemand is te beroerd om vragen te beantwoorden, hoe druk men ook is.”
doorstroom… Jenny Hustinx werkte als juridisch medewerker op het Parket-Generaal tot ze ging samenwonen in het oosten van het land. Op parket Zutphen kon ze als senior parketsecretaris aan de slag.
“Een mooie plek om uiteindelijk officier te worden, zei men, maar gaandeweg kwam ik tot conclusie dat het aansturen en coachen van een team me veel meer aansprak. De hoofdofficier wist dat en heeft me in 2006 voorgedragen als STOOM-kandidaat. Nu ga ik in 2007 een opleidingstraject volgen en kan ik vervolgens procesmanager en plaatsvervangend teamleider worden. STOOM is een goed initiatief van het OM. Het geeft mensen de mogelijkheid om te doen waar ze goed in zijn. Het brengt kwaliteiten van potentieel talent in beeld.”
uitstroom… Niny Jager startte haar loopbaan als juridisch medewerker en kon via een traject doorstromen naar een officiersfunctie in Rotterdam en Den Haag, waar zij gespecialiseerd was in jeugdzaken. Vanaf 1 augustus heeft zij ontslag genomen en gekozen voor het moederschap.
“De gedachte leeft – helaas nog steeds – dat jeugdzaken een beetje voor softies is met vooral fietsendiefstallen en vernielingen. Maar als jeugdofficier kun je echt iets betekenen. Je zou verwachten dat er meer begrip zou zijn voor de toegenomen complexiteit. Het vergt het uiterste door onder meer de nauwe samenwerking met ketenpartners. Het is een belangrijk en mooi vakgebied. Maar er is een schaduwkant. Hoe hard je ook werkt, soms weet je dat een kind geen enkele kans meer heeft. De verregaande media-aandacht en volledige verantwoordelijkheid – ook daar waar jouw invloed beperkt is – maakt het officierschap zwaar.” Dit is een samenvatting van drie vollediger interviews.
Jirko Patist plv. officier van justitie Schiphol
75
Jenny Hustinx senior parketsecretaris in Zutphen
Niny Jager tot augustus 2006 officier van justitie in Den Haag
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
“Soms krijg je de meest hilarische vragen”
Jeichien de Graaff is persvoorlichter bij het arrondissementsparket Rotterdam.
“Beeldvorming is heel belangrijk voor het OM, we zijn continue in het nieuws. Dat heeft ook te maken met het feit dat er een toename is van het aantal programma’s dat over criminaliteit bericht. Je hebt nu ook niet alleen meer met rechtbankverslaggevers te maken. Ik krijg steeds vaker journalisten langs die normaliter heel andere onderwerpen verslaan en niet altijd evenveel kennis van zaken hebben. Soms krijg je de meest hilarische vragen. En bij mensen met te weinig kennis merk je vaak dat jouw werkelijkheid aangepast moet worden aan hun werkelijkheid; ze menen alles al te weten, en wat je dan zegt past vaak niet in hun beleving. De nieuwe aanwijzing Voorlichting is een goede zaak, de voorlichting van het OM kan daarmee alerter en assertiever worden. Al moet ik zeggen dat we in Rotterdam al langer volgens die uitgangspunten werken. Het is goed dat we nu ook andere officieren dan de persofficier in kunnen zetten in de media, en dat we meer ruimte krijgen om in een vroeg stadium zakelijke informatie kwijt te kunnen. Maar het staat of valt met het lef in de organisatie: er moet genoeg lef zijn om er echt gebruik van te maken. Persvoorlichters kunnen dat niet alleen, die hebben daar ook intern op hun parket steun voor nodig. Ik zie in Rotterdam in de lokale politiek en de media de aandacht voor strafrecht, veiligheid en criminaliteit weer afnemen. Volgens mij loopt Rotterdam daarin voorop. De berichtgeving in de meeste media wordt ook weer wat neutraler, feitelijker. De hypes nemen wat af. Met de Schiedammer Parkmoord was het alsof we in een achtbaan zaten. Er werden op een gegeven moment in de media dingen gezegd en geschreven, het was niet te geloven. Ik herkende het OM echt helemaal niet meer in het beeld dat daar werd neergezet. Binnen het OM zie ik overigens na de Schiedammer Parkmoord geen verkramping met betrekking tot media, integendeel zelf. Er bestaat naar mijn gevoel juist veel meer de neiging om dingen uit te leggen. Ik denk dat dat ook komt omdat Harm Brouwer zich zo open opstelde in de media. Omdat hij dat deed, durven ook anderen in de organisatie het te zeggen als er een fout is gemaakt.”
Jeichien de Graaff persvoorlichter bij het parket Rotterdam
77
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie
Kerncijfers OM Afgerond op honderdtallen
2002
2003
2004
2005
2006*
* Voorlopige cijfers (peildatum 1-2-2007)
Rechtbankzaken
78
Instroom in eerste aanleg waarvan minderjarigen % minderjarigen waarvan afkomstig van regiopolitie Korps landelijke politiediensten Koninklijke marechaussee Overige politie (voorheen kernteams) Bijzondere opsporingsdiensten/-ambtenaren waarvan geweld tegen personen (incl. seksueel geweld) % geweld waarvan diefstal met geweld vernieling en openbare orde waarvan openlijke geweldpleging vermogensdelicten drugsdelicten (Opiumwet) waarvan harddrugs waarvan softdrugs wapens en munitie verkeersmisdrijven (Wegenverkeerswet) waarvan rijden onder invloed
250.400
270.000
271.500
265.000
265.500
27.700 11,1%
30.300 11,2%
33.000 12,1%
35.100 13,2%
35.500 13,4%
214.200 7.600 7.900 200 20.600
228.800 8.800 9.200 200 22.900
231.300 6.200 9.900 200 23.900
230.900 5.600 7.900 – 20.500
233.900 5.100 6.700 – 19.800
40.900 16,3% 6.200 36.900 10.500 70.800 15.700 9.600 6.100 6.200 50.300 38.700
44.800 16,6% 5.900 39.600 11.300 72.800 17.400 10.600 6.800 6.900 55.800 42.900
50.000 18,4% 6.100 43.000 12.700 72.700 21.700 12.300 9.400 6.900 47.300 33.700
52.700 19,9% 5.600 44.600 14.100 69.700 20.200 10.300 9.900 6.600 48.400 34.900
54.700 20,6% 5.000 45.700 14.800 69.700 20.300 10.400 9.900 6.200 49.200 35.500
Uitstroom in eerste aanleg waarvan Afdoeningen OM (excl. dagv.) waarvan Overdracht naar buitenland Onvoorwaardelijk sepot % onvoorwaardelijk sepot waarvan administratief sepot technisch sepot beleidssepot Transactie en voorwaardelijk sepot waarvan geldsom OM-taakstraf overige transacties voorwaardelijk sepot Voegen (ter berechting of ad info) waarvan Afdoeningen door de rechter waarvan meervoudige kamer (incl. economisch en militair) politierechter (incl. economisch en militair) kinderrechter
247.500
276.300
269.300
262.500
267.300
117.900
127.600
122.800
117.000
120.900
200 28.000 11.0%
200 26.300 9.5%
200 26.900 9.8%
200 26.000 9.7%
200 27.600 9.9%
3.200 14.100 10.700 75.300
3.000 13.200 10.000 87.300
3.000 13.900 10.100 81.700
2.600 13.600 9.800 78.700
2.500 14.200 10.800 81.300
59.300 10.200 3.300 2.800 14.400
68.100 12.500 3.600 3.300 13.900
60.800 13.300 4.200 3.600 14.100
56.000 14.500 3.900 4.600 12.100
53.900 16.700 5.600 5.500 11.800
129.600
148.700
146.500
145.500
146.400
15.400 104.000 10.200
15.900 121.800 11.100
16.700 117.700 12.100
14.900 118.300 12.300
13.100 120.400 13.000
Interventiepercentage aantal interventies
88% 192.000
89% 221.100
89% 215.100
89% 211.800
88% 215.400
205 58% 55 45 78%
195 59% 52 35 83%
176 62% 51 34 83%
180 62% 52 35 84%
182 61% 51 32 84%
Instroom – zittingsgereed waarvan meervoudige kamer waarvan enkelvoudige kamer (incl. kinderrechter)
57 97 53
54 93 50
53 85 49
58 96 54
58 98 54
zittingsgereed – eerste zitting waarvan meervoudige kamer waarvan enkelvoudige kamer (incl. kinderrechter)
107 60 113
107 60 112
97 60 101
98 65 102
102 68 105
eerste zitting – eindvonnis waarvan meervoudige kamer waarvan enkelvoudige kamer (incl. kinderrechter)
31 72 26
29 72 24
24 63 19
22 70 17
24 73 19
eindvonnis - vrijgeven executie eindvonnis – rm accoord rm accoord – vrijgeven executie
46 26 22
40 20 23
33 16 18
30 18 14
29 17 14
32.200 52.500
27.800 49.900
28.700 47.000
27.600 50.500
25.900 50.400
Doorloopsnelheid eerste verhoor – afdoening (gem. in dagen) afgedaan binnen 6 mnd na eerste verhoor eerste verhoor – instroom (gem. in dagen) instroom – 1e beoordeling (gem. in dagen) 1e beoordeling binnen 2 mnd na instroom (norm: 80%)
Werkvoorraad Te beoordelen Op zitting te behandelen
Afgerond op honderdtallen
2002
2003
2004
2005
2006*
* Voorlopige cijfers (peildatum 1-2-2007)
Jeugdzaken interventiepercentage aantal interventies % afdoeningen binnen 6 mnd na eerste verhoor Kalsbeeknormen politie OM ZM
86,2% 20.600 55,6%
88,9% 22.600 63,2%
89,6% 23.800 71,0%
89,5% 25.200 71,1%
90,0% 27.700 72,7%
46,8% 49,7% 39,7%
55,7% 65,2% 48,9%
66,3% 73,1% 59,8%
70,6% 75,2% 57,4%
74,3% 78,8% 58,9%
Instroom rechtbankappellen waarvan jeugdzaken ontnemingszaken Klachten art. 12 Sv.
14.000
15.900
17.200
16.100
16.300
600 400 1.500
800 500 1.600
800 700 1.800
900 700 2.000
1.000 900 2.200
Uitstroom
12.400
15.500
16.000
16.400
16.900
Instroom in eerste aanleg waarvan Verkeersovertredingen Motorrijtuigenverzekering (WAM) Plaatselijke verordeningen (w.o. APV) Openbaar vervoer (Wet personenvervoer) Wetboek van (militair) Strafrecht Vreemdelingenwet/-besluit Leerplichtwet
217.700
278.700
312.900
284.500
267.000
68.500 41.500 47.700 16.200 11.400 3.300 3.800
90.900 41.600 61.300 23.700 14.300 5.800 3.800
91.200 49.100 73.000 31.900 16.300 6.000 4.800
67.900 51.200 60.000 26.100 34.600 4.800 5.300
68.200 52.500 56.700 19.900 36.100 3.700 5.800
Uitstroom in eerste aanleg waarvan Afdoeningen OM (excl. dagv.) waarvan Overdracht naar buitenland Onvoorwaardelijk sepot % onvoorwaardelijk sepot Transactie en voorwaardelijk sepot waarvan geldsom overige transacties (w.o. OM-taakstraf) voorwaardelijk sepot Voegen (ter berechting of ad info) waarvan Afdoeningen door de kantonrechter
187.600
255.600
307.300
286.300
287.300
83.300
124.600
138.000
124.400
112.300
10 29.900 14,8% 37.700
10 44.900 16,8% 50.400
10 45.700 14,3% 56.200
– 44.200 14,8% 50.200
20 41.900 14,6% 50.800
36.900 500 200 15.700
48.900 500 1.000 29.300
54.800 700 600 36.000
49.000 900 400 29.900
49.500 800 600 19.500
104.400
131.000
169.300
162.000
175.000
Interventiepercentage interventies
82% 139.900
80% 179.200
83% 222.400
82% 209.100
84% 221.700
171 66
165 55
168 54
157 36
173 36
43.500 50.700
49.000 70.000
43.700 71.400
32.700 92.400
28.100 75.500
Instroom waarvan bij arrondissementsparketten bij ressortsparketten (kantonvonnissen vanaf 1 jan. 2002)
4.500
6.300
6.700
7.000
7.300
2.600 1.900
1.900 4.300
700 6.000
– 7.000
– 7.300
Uitstroom waarvan bij arrondissementsparketten bij ressortsparketten (kantonvonnissen vanaf 1 jan. 2002)
3.500
4.200
4.700
7.100
7.300
3.200 300
1.000 3.100
100 4.600
– 7.000
– 7.300
362.500 354.700
345.800 375.800
331.100 339.700
327.100 324.900
365.800 362.200
21.600
29.600
30.200
29.100
38.700
59
46
38
36
72
66.300
35.500
24.700
27.500
30.900
1.400 1.100
1.400 1.500
1.800 1.600
1.600 1.700
1.500 1.500
Hoger beroep (ressortsparketten)
Kantonstrafzaken
Doorlooptijd instroom – afdoening (gem. in dagen) instroom – 1e beoordeling (gem. in dagen) Werkvoorraad Te beoordelen Op zitting te behandelen Kantongerechtsappellen
Administratieve beroepen (Mulderzaken) Instroom beroepen OM Uitstroom beroepen OM Ingestelde beroepen bij de kantonrechter Gem. dlt. instroom – uitstroom beroepen OM (in dagen) Werkvoorraad Hoger beroep in Mulderzaken (Hof Leeuwarden) Instroom Uitstroom
79
80
Colofon
Uitgave
Afdeling Communicatie Openbaar Ministerie Postbus 20305 2500 EH Den Haag www.om.nl Ontwerp en productie
Vorm Vijf, Den Haag Fotografie
Pieter Claessen Druk
Ando bv, Den Haag
jaarbericht 2006 | openbaar ministerie