POSTADRES TEL
AAN
Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag
070 - 88 88 500
Openbaar Ministerie College van procureurs-generaal
FAX
070 - 88 88 501
BEZOEKADRES
E-MAIL
Juliana van Stolberglaan 4-10
[email protected]
INTERNET
DATUM ONS KENMERK
www.cbpweb.nl
15 december 2008 z2008-01395
CONTACTPERSOON
UW BRIEF VAN UW KENMERK
ONDERWERP
14 november 2008 Concept
Vernieuwde Aanwijzing Opsporingsberichtgeving
Geachte Onlangs heeft u het College bescherming persoonsgegevens (CBP) de concept Aanwijzing Opsporingsberichtgeving ter advisering voorgelegd. Het concept zal de huidige Aanwijzing Opsporingsberichtgeving 2004A010 vervangen. In de afgelopen periode heeft het CBP signalen uit de praktijk ontvangen waaruit blijkt dat reeds wordt geëxperimenteerd met opsporingsberichtgeving, zoals een lijst van dringend gezochte personen in de gemeente Amsterdam, de site www.overvallersgezocht.nl (van het regiokorps Amsterdam Amstelland), Gesnapt (politionele YouTube-kanaal van Hollands Midden), (Amber Alert (een landelijk waarschuwingssysteem van de politie bij urgente kindervermissingen) en boevenvangen.nl (een particulier initiatief). Er bestaat ruime belangstelling voor het onderwerp. Het CBP begrijpt dat de nieuwe aanwijzing is ingegeven door technologische en maatschappelijke ontwikkelingen en heeft dan ook met belangstelling daarvan kennisgenomen. Inhoud van het concept Het concept regelt wat opsporingsberichtgeving behelst, hoe en wanneer de verschillende vormen als opsporingsmiddel kunnen worden ingezet en aan welke omstandigheden specifiek aandacht moet worden geschonken. Het concept is een verruiming ten opzichte van de huidige Aanwijzing. Door de enorme vlucht die het aantal beschikbare mediavormen heeft genomen, introduceert het concept een aantal noviteiten zoals de lijst van dringend gezochte personen op internet en opsporingsberichtgeving met behulp van telefonie. Daarnaast maakt het concept melding van een nieuwe tendens om opsporingsberichtgeving in te zetten kort na het plegen van een misdrijf. Opsporingsberichtgeving wordt daarmee niet meer gezien als een laatste redmiddel. Ook wordt het mogelijk de verschillende vormen van opsporingsberichtgeving gecombineerd te gebruiken.
BIJLAGEN BLAD
1
DATUM ONS KENMERK
15 december 2008 z2008-01395
Kritische kanttekeningen Opsporingsberichtgeving schendt -naar gelang de vorm- in meer of mindere mate de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen zoals verdachten, slachtoffers en getuigen. Naarmate de inzet van opsporingsberichtgeving grotere gevolgen heeft voor betrokkenen, neemt het belang van waarborgen voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer toe. Privacywetgeving bevat de verplichting rekening te houden met de risico’s voor betrokkenen en de plicht de nodige maatregelen te treffen om onnodige verzameling en verdere verwerking van persoonsgegevens te voorkomen. Per geval zal steeds de afweging moeten worden gemaakt of verstrekking van persoonsgegevens in redelijke verhouding staat tot het belang van de betrokkene en diens recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Wanneer een aanwijzing grote inhoudelijke veranderingen ondergaat, het onderwerp ruime belangstelling geniet en bekend is dat in de praktijk reeds verschillen bestaan in uitvoering van opsporingsberichtgeving met vaak verstrekkende gevolgen, is het belang van duidelijke criteria, kaders en waarborgen in de beleidsregels groot. In dat licht plaatst het CBP vijf kritische kanttekeningen bij het concept. I. Ontbreken wettelijk kader In het concept wordt geen inzicht gegeven in het juridisch kader waarbinnen de gegevens worden verstrekt en verder worden verwerkt. Dit is onder meer van belang bij het vaststellen van randvoorwaarden en (privacy)waarborgen. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kunnen de volgende vier wetten van toepassing zijn: Wet politiegegevens (Wpg), Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg), Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en Wetboek van Strafvordering (WvSv). II. Risico’s internet en passende waarborgen De keuze voor een medium als internet leidt ertoe dat bijzondere persoonsgegevens bekend worden voor een aanzienlijke (zelfs internationale) groep van burgers. Dit medium kent naast een aantal voordelen voor de opsporing echter ook nadelen. De impact van dit middel op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen is groot. De digitalisering van de berichtgeving maakt de verspreiding en bewerking van de berichten voor iedereen mogelijk waardoor de verspreiding van de informatie een vrije en moeilijk beheersbare vlucht neemt. Daarnaast heeft berichtgeving op internet, in tegenstelling tot hetgeen in de concept aanwijzing wordt vermeld, geen tijdelijk karakter en voor betrokkenen onomkeerbare gevolgen. Deze aspecten van internet dienen te leiden tot passende waarborgen in de nieuwe aanwijzing.
BLAD
2
DATUM ONS KENMERK
15 december 2008 z2008-01395
Het CBP adviseert u de volgende waarborgen te bieden: 1. Afscherming voor zoekmachines/archief 2. Spoedig herstel van fouten 3. Evaluatie bepaling Ad 1. Afscherming voor zoekmachines/archief De websites die momenteel actief zijn, zijn niet alleen toegankelijk voor willekeurige bezoekers. Er wordt een standaardinstelling gehanteerd waardoor ook voor zoekmachines en archieven de informatie beschikbaar wordt. Derden kunnen dankzij de beschikbaarheid via zoekmachines op ongekende schaal persoonsgegevens verzamelen. Deze gegevensverzameling kunnen zij in een andere context opnieuw publiceren of hiervan gebruik maken met het oog op ‘cross searching’, het opstellen van profielen en zelfs datawarehousing en datamining. Doordat verschillende zoekmachines kopieën van internetpagina's maken, kan het voorkomen dat zelfs informatie die van internet is verwijderd, daarna nog toegankelijk blijft. Als persoonsgegevens eenmaal op internet zijn gepubliceerd en bovendien ook nog eens door zoekmachines wereldwijd zijn geïndexeerd en door internetarchieven vastgelegd, is definitieve verwijdering vrijwel onmogelijk. De persoonsgegevens van de betrokkenen gaan op deze wijze ongecontroleerd circuleren. Afscherming van persoonsgegevens voor zoekmachines is een eenvoudige en algemeen toepasbare waarborg om de kans op onrechtmatige verwerking door derden te verkleinen. Ad 2. Spoedig herstel van fouten Ook nadat een publicatie op internet is verschenen, moet de verantwoordelijke zich inspannen om aan privacywetgeving te voldoen. Persoonsgegevens, in het bijzonder de strafrechtelijke, die bij publicatie juist en nauwkeurig waren kunnen na verloop van tijd niet meer juist zijn. Als de informatie onjuist is of bovenmatig ten opzichte van het gestelde doel, is de publicatie onrechtmatig en moet deze onverwijld gewijzigd of verwijderd worden. Ad 3. Evaluatiebepaling De beleidsregels van het Openbaar Ministerie (OM) worden periodiek geëvalueerd. De uitkomst daarvan geeft inzicht in bijvoorbeeld knelpunten en effectiviteit van de gekozen maatregelen en kan de keuze voor een bepaalde werkwijze bij opsporingsberichtgeving rechtvaardigen. Het CBP mist in het concept de uitkomst van eerdere evaluaties alsmede een evaluatiebepaling die specifiek betrekking heeft op de effectiviteit van de inzet van internet bij opsporingsberichtgeving.
BLAD
3
DATUM ONS KENMERK
15 december 2008 z2008-01395
III. Telefonie Indien gebruik wordt gemaakt van telefonie ten behoeve van opsporingsberichtgeving zijn verschillende situaties mogelijk. Een burger ontvangt een sms met opsporingsinformatie en wordt bij de opsporing betrokken omdat hij zich eerder vrijwillig heeft opgegeven voor een dergelijke dienst van het korps. Het is ook mogelijk dat iedere bezitter van een geactiveerde mobiele telefoon die zich in de buurt bevindt of heeft bevonden van een incident, een smsbericht ontvangt. Van deze laatste dienst is in de praktijk al meerdere malen gebruik gemaakt. Met name deze laatste situatie heeft de aandacht van het CBP. Om deze dienst mogelijk te maken worden telecommunicatiegegevens van de burger, niet zijnde de verdachte, onvrijwillig gevorderd. De omstandigheid dat de technologie een dergelijke werkwijze mogelijk maakt legitimeert niet bij voorbaat de inzet van dit middel. Het concept creëert thans een mogelijkheid die niet nader wordt toegelicht en vrij lijkt te zijn van waarborgen en randvoorwaarden. Het gevaar van disproportioneel gebruik is aanwezig. Het CBP heeft in eerdere onderzoeken reeds geconcludeerd dat het gebruik van telefonie niet zonder meer mogelijk is. In elke zaak zal het OM opnieuw een belangenafweging moeten maken waarbij niet alleen het maatschappelijk belang wordt betrokken maar ook de belangen van verdachte, andere betrokkenen, de toegebrachte schade alsmede de (on)bekendheid van de identiteit van de verdachte. Daarnaast moet de werkwijze worden getoetst aan het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel. Bovendien kan het middel slechts worden ingezet ten behoeve van de opsporing van ernstige feiten en dient overeenkomstig de vordering te worden gewerkt. In een beperkt aantal gevallen kan dit middel dan gerechtvaardigd zijn. Bovengenoemde waarborgen en criteria dienen in de aanwijzing te worden opgenomen. IV. Onderscheid naar soort opsporingsberichtgeving en bijbehorende criteria De keerzijde van de werkwijze om burgers verdergaand bij de opsporing te betrekken is dat eigenrichting wordt gevoed. Een duidelijk voorbeeld daarvan is de onlangs gestarte website boevenvangen.nl. Op deze site worden alle opsporingsberichten van politie en justitie in Nederland verzameld en naar eigen inzicht gecategoriseerd. Dergelijke particuliere initiatieven onderstrepen de noodzaak van helder omschreven criteria en het belang van een individueel afgewogen keuze reeds bij de inzet van opsporingsberichtgeving. In de huidige aanwijzing worden de verschillende vormen van opsporingsberichtgeving uitgesplitst en de daarbij behorende criteria en randvoorwaarden uitgeschreven. Dit geeft een beeld van de mogelijkheden en werkwijze. In het concept ontbreekt echter een duidelijk onderscheid naar type opsporingsberichtgeving.
BLAD
4
DATUM ONS KENMERK
15 december 2008 z2008-01395
Hierdoor is het niet helder onder welke voorwaarden bijvoorbeeld telefonie en internet als opsporingsmiddel aangewend kunnen worden en wat deze middelen inhouden. Een lijst van dringend gezochte personen op internet is het enige voorbeeld dat wordt genoemd en uitgewerkt. Bovendien wordt niet ingegaan op de mogelijkheid dat een middel dat aanvankelijk is ingezet met een regionaal beoogd bereik, bijvoorbeeld een regionaal opsporingsprogramma, door herpublicatie op het internet een landelijk, zelfs internationaal bereik krijgt. Deze mogelijkheid heeft zich in de praktijk al voorgedaan en heeft grote gevolgen voor betrokkenen. Het OM dient zich in de aanwijzing hiervan rekenschap te geven. In de belangenafweging die aan de inzet van een opsporingsmiddel ten grondslag ligt, moet dit worden meegenomen. V. Verantwoordelijkheid De aanwijzing regelt onder meer de verantwoordelijkheid voor de inzet van een opsporingsmiddel. Opsporingsberichtgeving valt, als opsporingsmiddel, onder het gezag van het OM. Daarbij wordt het uitgangspunt gehanteerd dat opsporingsberichtgeving met een landelijk bereik onder verantwoordelijkheid valt van het Landelijk Overleg Opsporingsberichtgeving (LOO). Opsporingsberichtgeving met een beoogd regionaal bereik valt onder verantwoordelijkheid van het Regionaal Overleg Opsporingsberichtgeving (ROO). Het uitgangspunt om het beoogde resultaat leidend te laten zijn bij het verantwoordelijkheidsvraagstuk doet de vraag rijzen hoe in de praktijk invulling wordt gegeven aan de individuele belangenafweging. De nieuwe aanwijzing moet duidelijk tot uitdrukking brengen dat het feitelijke resultaat en niet het beoogde resultaat in deze afweging meegenomen moet worden. Conclusie Het CBP adviseert u niet tot vaststelling van het concept over te gaan dan nadat met het vorenstaande in de aanwijzing rekening is gehouden.
Hoogachtend, Het College bescherming persoonsgegevens, Voor het College,
mw. mr. dr. J. Beuving collegelid
BLAD
5