AANWIJZING OPSPORINGSBERICHTGEVING
Categorie Rechtskarakter Afzender Adressant Registratienummer Datum vaststelling Datum inwerkingtreding Geldigheidsduur Publicatie in Stcrt Vervallen Relevante richtlijnen voor strafvordering Wetsbepalingen Jurisprudentie Bijlage(n)
: : : : : : : : : :
Opsporing Aanwijzing in de zin van art. 130 lid 4 Wet RO College van procureurs-generaal Hoofden van de parketten 2004---PM Beoogde datum 15-11-2004 PM PM Aanwijzing opsporingsberichtgeving (2000A012)
: : : :
-art. 67, lid 1, Sv -6
________________________________________________________________________________
ACHTERGROND Actualisering van de Aanwijzing van 1 juni 2000 Het opsporingsmiddel opsporingsberichtgeving via de media wordt steeds vaker en veelal met succes ingezet. Omdat de opsporingsberichtgeving tegenwoordig veelvuldig in een vroeg stadium van de opsporing wordt ingezet, is de kans op succes groter. De aanwijzing Opsporingsberichtgeving is wegens een aantal redenen herzien: er zijn steeds meer mogelijkheden om opsporingsberichtgeving onder de aandacht van het publiek te brengen (te denken valt onder meer aan regionale televisie, internet, commerciële zenders en geschreven media); de maatschappij stelt steeds meer eisen aan justitieel optreden; de zaaksofficier moet een afgewogen keuze maken om het opsporingsmiddel opsporingsberichtgeving in te zetten en te bepalen door middel van welk medium dit gebeurt (doelgroepgerichtheid). De herziening heeft tot gevolg dat de modelovereenkomsten zoals genoemd in de oude aanwijzing Opsporingsberichtgeving niet langer van toepassing zijn, maar dat per contractpartner bekeken zal worden wat de inhoud van de overeenkomst moet zijn. Er zal dus meer maatwerk geleverd moeten worden.
SAMENVATTING Opsporingsberichtgeving is een van de opsporingsmiddelen die politie en Openbaar Ministerie ter beschikking staan bij de opheldering van ernstige misdrijven. De aanwijzing Opsporingsberichtgeving somt de afwegingen op die bij de inzet van dit middel gemaakt moeten worden en bepaalt in welke gevallen het opsporingsmiddel kan worden ingezet. Opsporingsberichtgeving kan alleen worden ingezet indien het OM een contract heeft gesloten met degene die opsporingsberichtgeving via de openbare media zal aanbieden. Dit kan zowel een overeenkomst op landelijk als op regionaal niveau zijn. Bij het sluiten van zo’n contract worden de belangen van beide partijen meegewogen. De contractpartner dient te voldoen aan de eisen en voorwaarden die in de aanwijzing Opsporingsberichtgeving zijn neergelegd. Gezien het steeds groter wordende aanbod van media met behulp waarvan opsporingsberichtgeving kan worden aangeboden, volstaat het niet langer om van modelovereenkomsten uit te gaan. Maatwerk is in deze op zijn plaats.
Alle mediamedewerkers die betrokken zijn bij de opsporingsberichtgeving dienen een geheimhoudingsverklaring te ondertekenen. Hierin verklaren zij dat alle informatie die zij, direct of indirect, te weten komen over de inhoud en het proces van strafzaken (of aspecten van strafzaken) en over het beleid van het Openbaar Ministerie bij individuele opsporingszaken en gerechtelijke vooronderzoeken, geheim blijft en vertrouwelijk dient te worden behandeld. Personen die herkenbaar in beeld komen, dienen een toestemmingsverklaring te tekenen waarin zij verklaren akkoord te gaan met het uitzenden c.q. publiceren van de beelden. De modelverklaringen maken onderdeel uit van de met de contractpartner afgesloten overeenkomsten. Formeel ligt de uitvoering van de aanwijzing en van de afspraken in de overeenkomst in handen van de Landelijke selectiecommissie opsporingsberichtgeving (LSO) en de regionale mediacommissies (RMC's). In de praktijk gaat het veelal om bilaterale afspraken tussen de regio’s en de politieproducers van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD). Politieproducers zijn medewerkers van de dienst Nationale Recherche Informatie van het KLPD die zich bezighouden met het productieproces van de opsporingsberichten. Samenstelling, taak en werkwijze van zowel de LSO als de RMC worden in bijlage 4 van de aanwijzing omschreven. De Officier van Justitie heeft, net als bij andere opsporingsmiddelen, de regie over en de (eind)verantwoordelijkheid voor de inzet van het middel opsporingsberichtgeving. Dit betekent dat het opsporingsmiddel alleen kan worden toegepast wanneer de Officier van Justitie daarvoor toestemming heeft gegeven. De toetsing bij gevoelige zaken (zie hierna onder 5.) geschiedt conform de criteria zoals vastgelegd in deze aanwijzing. Het gebruik van compositiefoto’s en -tekeningen, authentieke foto- en videobeelden en geluidsbanden, alsmede het maken van reconstructies, wordt in de aanwijzing omschreven. Verder besteedt de aanwijzing aandacht aan aanvullende voorwaarden voor uitzending dan wel publicatie van opsporingsberichtgeving en worden de gebruikte vormen van opsporingsberichtgeving genoemd.
OPSPORINGSBERICHTGEVING
1. Afweging bij de inzet van opsporingsberichtgeving Omdat opsporingsberichtgeving de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen raakt, dient het OM het belang van opsporing en vervolging af te wegen tegen de belangen van privacy van het slachtoffer, de belangen van eventuele getuigen en van verdachten en de belangen van de samenleving. Bij deze afweging speelt de ernst van het feit een rol alsmede de proportionaliteit en de subsidiariteit.
2. Zaken die in aanmerking komen voor opsporingsberichtgeving 2.1 Zaken onder verantwoordelijkheid van het OM In de gevallen genoemd onder paragraaf 2.1 a tot en met d is het Openbaar Ministerie geheel verantwoordelijk voor de toepassing van het opsporingsmiddel. Opsporingsberichtgeving via de media is mogelijk in de volgende categorieën zaken: a.
Misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten (artikel 67 lid 1 Strafvordering).
b.
Ontvluchting van gedetineerden en verpleegde delinquenten en anderszins gesignaleerde personen, voor zover hun aanhouding dringend is gewenst op grond van de ernstige vrees dat zij zich aan zware delicten zullen schuldig maken, in het bijzonder geweldsdelicten.
c.
Opsporing van vermiste personen, indien op grond van feiten en omstandigheden ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de vermiste persoon slachtoffer is geworden van een misdrijf.
d.
Onbekende doden.
2
Ten aanzien van personen wier identiteit bekend is geldt, indien bij de berichtgeving de identiteit wordt prijsgegeven, als extra voorwaarde voor de inzet van opsporingsberichtgeving dat: • indien het gaat om verdachten moet er sprake zijn van een zwaarwegende verdenking dat zij een ernstig strafbaar feit hebben gepleegd; • indien het veroordeelden betreft die zijn ontvlucht of niet zijn teruggekeerd van verlof, moeten zij veroordeeld zijn wegens een ernstig strafbaar feit. Bij de inzet van opsporingsberichtgeving ten aanzien van deze categorie personen dient altijd de voorzitter van het College van procureurs-generaal door tussenkomst van de (plv) voorzitter van de LSO, te worden geraadpleegd.
2.2. Zaken buiten verantwoordelijkheid van het OM Er zijn ook zaken die buiten de verantwoordelijkheid van het OM in de media komen. Hierover wordt in deze aanwijzing niet gesproken.1
3. Eisen aan contractpartners Indien het OM met een contractpartner wil gaan samenwerken om te komen tot een vorm van structurele of incidentele opsporingsberichtgeving via de televisie, de radio, de geschreven media of internet, moet minimaal aan de volgende eisen en voorwaarden zijn voldaan: a.
De contractpartner moet akkoord gaan met de voorwaarden en criteria die in de aanwijzing Opsporingsberichtgeving zijn vastgelegd;
b.
Uit de vorm van het opsporingsbericht en/of -programma moet blijken dat het een uiting betreft namens of van politie en OM. De contractpartner moet accepteren dat opsporingsberichtgeving een opsporingsmiddel is en dat de eindverantwoordelijkheid derhalve in handen van het OM ligt. De contractpartner moet het OM in staat stellen de regiefunctie naar behoren te vervullen. De belangen van opsporing, vervolging en privacy vergen dat het opsporingsitem een zakelijk en integer karakter krijgt. Andere trefwoorden zijn: zorgvuldigheid, doelmatigheid en kwaliteit;
c.
De kosten van de productie en uitzending of verspreiding van het opsporingsbericht zijn voor rekening van de contractpartner. Dit geldt niet voor kosten die politie en OM maken in het kader van de samenwerking (bijvoorbeeld kosten op het gebied van de inzet van materieel en personeel).
Het OM zal geen samenwerking aangaan met een bepaalde zendgemachtigde of ander openbaar medium (genoemd in paragraaf 8 van deze aanwijzing) indien enig zwaarwegend belang (zoals opsporings- en vervolgingsbelangen, veiligheidsbelangen, belangen van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, ordeverstoringen etc.) het OM naar zijn oordeel noopt tot het afzien van een dergelijke samenwerking.
4. De Landelijke Selectiecommissie Opsporingsberichtgeving (LSO) en de Regionale Mediacommissies (RMC’s)2 Omdat opsporingsberichtgeving een opsporingsmiddel is, dient de inzet ervan te geschieden onder verantwoordelijkheid van het OM. In de praktijk heeft het OM deze verantwoordelijkheid gedelegeerd aan de Landelijke Selectiecommissie en aan de Regionale Mediacommissies. Deze commissies bewaken de inhoudelijke totstandkoming en de uitzending of verspreiding van de berichtgeving op basis van de eisen en voorwaarden zoals die zijn neergelegd in de aanwijzing. Het is de verantwoordelijkheid van de voorzitter van de commissies dat de afweging, die in bijzondere gevallen is gemaakt bij de selectie van een bepaalde zaak, op papier wordt vastgelegd. De verantwoordelijke hoofdofficier van justitie bepaalt uiteindelijk of het opsporingsmiddel al dan niet zal worden ingezet. Hij moet in een zo vroeg mogelijk stadium via de zaaksofficier en de persofficier de mogelijkheid krijgen een beslissing te nemen over het al dan niet inzetten van dit middel. De zaak kan pas worden aangemeld bij de commissies nadat de zaaksofficier zich over de inzet van dit opsporingsmiddel heeft uitgesproken.
1
Te denken valt aan personen die dringend behoefte hebben aan medicamenten, personen die in verwarde toestand het huis hebben verlaten, enz. 2 De interne organisatie en de werkwijze van de LSO en de RMC’s worden beschreven in bijlage 4.
3
De commissies zijn ingesteld door het OM en zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van justitie, politie en Koninklijke Marechaussee. De LSO is een adviesorgaan van het College van procureurs-generaal en de RMC’s vormen een adviesorgaan voor de hoofdofficieren van justitie. De commissies worden voorgezeten door een lid van het OM. Bij de LSO is dat een hoofdofficier van justitie, aangesteld door het College van procureursgeneraal, bij de RMC's een (door de hoofdofficier van justitie aangewezen) persofficier van justitie. De overeenkomsten die met de media worden afgesloten, worden ondertekend door de voorzitters van de commissies. De LSO en de RMC’s werken in nauwe samenspraak met de contractpartner. De commissies zijn betrokken bij de redactionele, productionele en technische voorbereiding van opsporingsberichtgeving. De politie-producers van het KLPD toetsen namens de voorzitter van de LSO de inhoud, presentatie en vormgeving van het programma, respectievelijk het kranten- en internetbericht.
5. Toetsing bij gevoelige zaken Indien sprake is van beleids-, publicitair of politiek gevoelige onderwerpen, dient de voorzitter van de LSO dan wel de voorzitter van de desbetreffende RMC voorafgaand aan de inzet van het opsporingsmiddel contact op te nemen met de voorzitter van het College.
6. Authentiek beeld- en geluidsmateriaal, compositiefoto’s en het maken van reconstructies Steeds vaker blijken strafbare feiten te zijn vastgelegd op beeld- en geluidsdragers. Veel opnamen zijn geschikt om te worden ingezet voor opsporingsberichtgeving. Het gebruik van authentieke foto's of videobeelden en geluidsbanden, maar ook het gebruik van compositiefoto’s en -tekeningen in opsporingsberichtgeving, veroorzaakt een inbreuk op de privacy van betrokkenen. De belangen van betrokkenen dienen derhalve zorgvuldig te worden afgewogen tegen de andere in het geding zijnde belangen zoals opsporings- en vervolgingsbelangen en veiligheidsbelangen. 6.1 Compositiefoto's en -tekeningen Bij compositiefoto’s en -tekeningen moet nog een nadere afweging worden gemaakt. De behandelend officier van justitie moet namelijk ook beoordelen of: a.
de compositiefoto of -tekening is samengesteld op grond van een of meer betrouwbare getuigenverklaringen en is vervaardigd volgens de daarvoor geldende eisen;
b.
de compositiefoto of -tekening is vervaardigd door een terzake deskundige;
c.
de compositiefoto niet de enige mogelijkheid tot herkenning van de dader is, maar uitsluitend wordt gebruikt in combinatie met andere gegevens, zoals signalement, kleding en vervoermiddel.
6.2 Reconstructies Reconstructies van strafbare feiten die ten behoeve van het opsporingsitem worden gemaakt, dienen integer en waarheidsgetrouw te worden vervaardigd. Door of namens de voorzitter van de LSO of de RMC wordt bekeken en beslist of een reconstructie kan bijdragen aan het doel van het programma: het oplossen van het strafbare feit. De uitvoering van de reconstructie geschiedt in nauw overleg tussen de contractpartner en degene die namens de voorzitter van de commissie toezicht houdt.
7. Voorwaarden voor deelname aan opsporingsberichtgeving via de media Om de zorgvuldigheid van de inzet van opsporingsberichtgeving te waarborgen wordt aan de contractpartners een aantal aanvullende eisen gesteld met betrekking tot auteurs- en gebruiksrecht van alle (uitgezonden en niet uitgezonden) audio-visuele opnamen en tekstberichten, alsmede met betrekking tot de archivering en het beheer ervan. Ook worden aanvullende eisen gesteld op het vlak van reclame-uitingen rond het opsporingsbericht. Deze eisen worden uitgewerkt in de met de contractpartner te sluiten contracten. In tegenstelling tot het verleden, toen met standaardcontracten werd gewerkt, zal er meer en meer sprake zijn van maatwerk gebaseerd op onderhandelingen met de contractpartner.
4
7.1 Kijkers- of lezersonderzoek In samenspraak met de LSO zorgt de contractpartner bij structurele opsporingsberichtgeving voor een kijkers- of lezersonderzoek. Hierbij gaat het om het verkrijgen van inzicht in zowel de kwantitatieve gegevens (kijk- en oplagecijfers) als de kwalitatieve gegevens (zoals de aard van programma of rubriek, de reden waarom men kijkt, de aard van de kijker en/of lezer enz.) teneinde te kunnen bepalen of de partner beschikt over een publiek dat qua omvang en samenstelling interessant is voor het genereren van tips in de aangeboden zaken. Bij regionale contractpartners wordt een dergelijk onderzoek eveneens wenselijk geacht. 7.2 Betaling voor opsporingsberichtgeving Politie en OM betalen niet mee aan het opzetten en/of uitzenden en/of publiceren van opsporingsberichten vanwege de onpartijdigheid van de Staat. Het is onwenselijk dat de indruk wordt gewekt dat door middel van betaling een privilege wordt verkregen voor de toepassing van het opsporingsmiddel opsporingsberichtgeving.
8. Vormen van opsporingsberichtgeving 8.1 Algemeen Opsporingsberichtgeving kan op twee niveaus worden ingezet: landelijk of regionaal. In het eerste geval geschiedt dit via de LSO; in het tweede geval via de RMC. Op beide niveaus kan een onderverdeling worden gemaakt naar de soort opsporingsberichtgeving: korte televisieberichten, uitgebreide televisieberichten, teletekstberichten, kabelkranten, geschreven media, internet en radio. Het OM kiest bij de inzet van opsporingsberichtgeving via de media in principe voor media die ter beschikking zijn via (de) contractpartner(s). In het belang van de opsporing en vervolging kan het voorkomen dat het OM meewerkt aan een journalistieke productie met een opsporingskarakter van een niet-contractpartner. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als een niet-contractpartner beschikt over voor het onderzoek gevoelige informatie. Steeds meer zal worden toegegaan naar een multimediale en doelgroepgerichte aanpak. Dit houdt in dat het opsporingsmiddel niet alleen via televisie, radio, geschreven media of internet zal worden toegepast, maar via meer media tegelijk. Dit betekent dat moet worden nagegaan door middel van welke vorm van opsporingsberichtgeving de kans op het verkrijgen van de juiste tips, en zo op opheldering, het grootst is. Dit kan betekenen dat in het krantenbericht andere opsporingsberichten worden geplaatst dan via de televisie worden uitgezonden of op het internet worden gezet. 8.2. Landelijke berichtgeving a. Televisieberichten uitgebreid Het OM kan ten behoeve van uitgebreide, structurele opsporingsberichtgeving op de landelijke televisie een contract afsluiten met een of meer landelijke zendgemachtigden. Dit geschiedt conform de eisen en voorwaarden zoals die zijn vastgelegd in deze aanwijzing in paragraaf 3. Een dergelijk contract wordt voor bepaalde tijd afgesloten waarna opnieuw contractonderhandelingen plaats zullen vinden gebaseerd op mogelijk veranderde juridische en maatschappelijke inzichten. b. Korte opsporingsberichten via de televisie Indien de voorzitter van de LSO meent dat uitzending van een opsporingsbericht in een bepaalde zaak niet kan wachten op een eerstvolgend structureel opsporingsprogramma, kan worden besloten tot het aanvragen van een kort opsporingsbericht. c. Teletekstberichten Wanneer de Officier van Justitie het noodzakelijk vindt dat een opsporingsbericht wordt opgenomen op de landelijke teletekstservices, dient hij contact op te nemen met het secretariaatsbureau van de LSO bij de dNRI van de KLPD.
5
De tekst van het bericht wordt door dit secretariaat opgesteld in samenspraak met de officier. Een bericht op de teletekstservices wordt in principe niet langer dan 24 uur in beeld gebracht. Nadere wensen op dit gebied dienen via het genoemde secretariaatsbureau te worden ingebracht. d. Geschreven media Het OM kan ten behoeve van uitgebreide, structurele opsporingsberichtgeving een contract afsluiten met een landelijk dagblad. Daarnaast kan op ad hoc basis aan de landelijke pers een opsporingsbericht worden aangeboden. Ook dit gebeurt op contractbasis.
e. Radio De LSO kan, al dan niet op instigatie van de RMC, een opsporingsbericht aan de radio aanbieden. Ook voor deze vorm van opsporingsberichtgeving geldt dat die op basis van een contract dient te geschieden. f. Internet Voor opsporingsberichtgeving via Internet wordt gebruik gemaakt van www.politie.nl. In een aparte rubriek “Opsporingsberichtgeving” worden landelijke opsporingsberichten aan het publiek aangeboden. Daarnaast zal elke politieregio afzonderlijk op zijn eigen internetpagina aandacht besteden aan regionale opsporingsberichten. Met dit medium is het mogelijk een nieuwe doelgroep, de gebruikers van het internet, om hulp te vragen bij de opheldering van de in het opsporingsbericht beschreven feiten. Daarnaast kunnen politie en OM in het kader van een strafrechtelijk onderzoek redenen hebben om opsporingsberichten elders op het Internet te plaatsen. Dit kan bijvoorbeeld verband houden met het benaderen van een bepaalde doelgroep. In het geval van landelijke berichten gaat dit via (het secretariaatsbureau van) de LSO. De LSO is verantwoordelijk voor de inhoud van het opsporingsgedeelte van de landelijke site(s) en ziet erop toe dat deze voldoet aan hetgeen in deze aanwijzing is bepaald. Een zendgemachtigde waarmee een samenwerkingsovereenkomst is aangegaan met betrekking tot de totstandkoming en uitzending van opsporingsberichtgeving via de landelijke of regionale televisie, is niet gerechtigd onderwerpen en informatie uit het opsporingsprogramma dat zij heeft uitgezonden te gebruiken ten behoeve van een door haar opgestelde internetpagina, behoudens toestemming van respectievelijk de LSO (in geval van uitzending van het programma via de landelijke televisie) of de RMC (in geval van uitzending van het programma via regionale televisie). Aan deze toestemming kunnen voorwaarden en beperkingen worden verbonden. Het is van belang de sites waarop opsporingsberichtgeving wordt aangeboden zoveel mogelijk naar elkaar te laten verwijzen. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van het zogenoemde “bannering” waar via bepaalde providers wordt geattendeerd op de sites waarop opsporingsberichtgeving wordt aangeboden.
8.3 Internationale opsporingsberichten Op opsporingsberichten via een zendgemachtigde in het buitenland zijn dezelfde voorwaarden en criteria van toepassing als op opsporingsberichten via een landelijke zendgemachtigde. Hetzelfde geldt voor medewerking aan verzoeken van buitenlandse instanties om via de Nederlandse media opsporingsberichten uit te mogen zenden c.q. te mogen publiceren. 8.4 Vermiste kinderen Voor de inzet van opsporingsberichtgeving ten behoeve van de opsporing van vermiste kinderen geldt een aparte regeling, die is uitgewerkt in bijlage 1 van deze aanwijzing. Uit deze bijlage volgt dat het voor de inzet van opsporingsberichtgeving niet noodzakelijkerwijs om het (vermoeden) van een ernstig misdrijf hoeft te gaan (zie bijlage I, categorie 3 en 4). 8.5 Regionale/lokale opsporingsberichtgeving
6
a. Televisieberichten uitgebreid Een of meer Hoofdofficier(en) van Justitie kunnen ten behoeve van uitgebreide opsporingsberichtgeving op de televisie een overeenkomst afsluiten met een lokale of regionale zendgemachtigde. Dit geschiedt conform de eisen en voorwaarden die zijn vastgelegd in paragraaf 3 van deze aanwijzing.
b. Televisieberichten kort Indien de voorzitter van de RMC meent dat uitzending van een opsporingsbericht in een bepaalde zaak niet kan wachten tot het eerstvolgende structurele, regionale opsporingsprogramma, kan een beroep worden gedaan op de lokale of regionale zendgemachtigde. c. Teletekstberichten Indien de Officier van Justitie het, na overleg met de leider van het rechercheteam, noodzakelijk acht dat er een opsporingsbericht wordt opgenomen in de teletekstservice van een lokale/regionale zendgemachtigde, kan hij hier via de RMC om verzoeken. De tekst wordt opgesteld door of namens de RMC in samenspraak met de Officier van Justitie en de teamleider. Een bericht op de lokale of regionale teletekstservice wordt in principe niet langer dan 24 uur in de uitzending opgenomen. d. Kabelkranten Als bij de inzet van de teletekstservice van een lokale of regionale zendgemachtigde. e. Geschreven media/radio De RMC kan een opsporingsbericht aanbieden aan de regionale geschreven media en/of radio. Ook dit gebeurt op contractbasis. f. Internet Hetgeen beschreven is in paragraaf 8.2.(e), is ook hier van toepassing. Opsporingsberichtgeving op de internetsites van de parketten en de regionale politiekorpsen geschiedt via de RMC's.
9. Bijlagen Bij deze Aanwijzing is een vijftal bijlagen opgenomen, te weten: 1.Vermissing van kinderen. In deze bijlage is uitgewerkt welke regels OM en politie aanhouden bij opsporingsberichtgeving rond de vermissing van kinderen. 2. Geheimhoudingsverklaring ten behoeve van een landelijke uitgever/televisie (2a) en ten behoeve van een regionale uitgever/televisie (2b) 3. Toestemmingsverklaring 4. Beschrijving van de interne organisatie en de werkwijze van de Landelijke Selectiecommissie Opsporingsberichtgeving en de Regionale Media Commissies.
OVERGANGSRECHT De beleidsregels in deze Aanwijzing hebben gelding vanaf de datum van inwerkingtreding.
7
Bijlage 1: Vermissing van kinderen Indien een kind wordt vermist en er is sprake van een vermoeden van een ernstig misdrijf, beslist de Officier van Justitie over de inzet van opsporingsberichtgeving en over de beëindiging ervan. Het OM en de politie werken, onder voorwaarden, mee aan het publiceren van de gegevens van vermiste kinderen in het kader van opsporingsberichtgeving. Niet elk medium is geschikt voor de opsporing van vermiste kinderen. Het is aan het OM en de politie om te bepalen waaraan wordt meegewerkt. Het internet is geschikt bevonden voor internationale opsporing van vermiste kinderen. In deze bijlage wordt beschreven welke gevallen van vermissing onder welke voorwaarden in aanmerking komen en aan welke eisen de berichtgeving op internet dient te voldoen. De voorwaarden gelden mutatis mutandis ook voor opsporing van vermiste kinderen via andere media. Internet Op internet is in dit kader aangehaakt bij de internationale internetsite van het Amerikaanse National Center for Missing & Exploited Children. De dienst Nationale Recherche Informatie (dNRI) van het Korps Landelijke Politiediensten is beheerder van de Nederlandse pagina van dit centrum. Sinds april 1999 worden op de webpagina www.vermistekinderen.nl gegevens en foto’s geplaatst van kinderen die in Nederland worden vermist. Als sprake is van een vermissing die voldoet aan de hieronder genoemde algemene voorwaarden, kan de coördinator vermiste personen van het behandelend regionaal politiekorps, dan wel een buitenlandse politieinstantie of een door dNRI erkende organisatie die zich inzet voor de opsporing van vermiste kinderen, het verzoek doen aan de dNRI tot plaatsing van de gegevens van het vermiste kind op de door de dNRI beheerde internet-website. De informatie, benodigd voor het plaatsen van de afbeelding van het vermiste kind, wordt aan de dNRI ter beschikking gesteld door tussenkomst van de coördinator vermiste personen van het behandelend regionaal politiekorps of andere bovengenoemde instantie. Na ontvangst van deze informatie beslist de dNRI of tot plaatsing van de afbeelding en/of de hierna te noemen gegevens wordt overgegaan. Enig verzoek tot plaatsing afkomstig van een andere instantie dan voornoemde instanties wordt door de dNRI niet in behandeling genomen en wordt doorverwezen naar een van de instanties, die vervolgens een verzoek tot plaatsing aan de dNRI kunnen richten. De website op het internet wordt beheerd door de dNRI. Hieronder zijn mede inbegrepen het formaat van de te plaatsen afbeelding, alsmede de hiermee verband houdende gegevens zoals personalia van het vermiste kind en de omstandigheden van de vermissing. De dNRI geeft de binnengekomen informatie zo snel mogelijk door aan een van de coördinatoren (of andere genoemde instantie). De behandeling en afhandeling van de verkregen informatie aangaande een vermissing is de verantwoordelijkheid van de coördinator vermiste personen van het behandelend korps of andere bovengenoemde instantie. In alle gevallen waarin bij een vermissing van een kind sprake is van (het vermoeden van) een ernstig strafbaar feit is het de Officier van Justitie die beslist over de inzet van opsporingsberichtgeving en over de beëindiging ervan. Algemene voorwaarden voor plaatsing: • Het vermiste kind heeft op het moment van verdwijning de leeftijd van 16 jaar nog niet bereikt; • Onder “vermist zijn” wordt begrepen de situatie waarin de verblijfplaats van het kind, van wie de vermissing is gemeld bij de politie of aan de behandelende instantie, niet bekend is; • Er is voldoende aanleiding te veronderstellen dat plaatsing van de foto van het vermiste kind op het internet kan leiden tot het terugvinden van het kind; • Er zijn geen omstandigheden die, naar het oordeel van de behandelende medewerker van de dNRI, ongewenste gevolgen zullen hebben dan wel nadelig zullen zijn voor het vermiste kind; • Plaatsing van de afbeelding op de website vindt plaats overeenkomstig de indeling in een van de nader te noemen categorieën. De indeling heeft betrekking op het moment dat tot plaatsing wordt overgegaan;
8
• •
•
•
•
Van de vermissing van het kind is aangifte gedaan bij de politie door degene(n) die het wettig gezag over het kind uitoefent(en); Degene(n) die het wettig gezag over het kind uitoefent(en), heeft (hebben) uitdrukkelijk en schriftelijk toestemming verleend tot de plaatsing van de afbeelding en/of vermelding van alle daarmee verband houdende gegevens, zoals personalia van het vermiste kind en de omstandigheden van de vermissing. Deze toestemming kan te allen tijde schriftelijk worden ingetrokken. Intrekking van toestemming dient te worden gericht aan de CRI. De plaatsing zal na intrekking van de toestemming zo snel mogelijk dienen te worden beëindigd; Indien toestemming tot plaatsing van een daartoe gerechtigd persoon ontbreekt, dan wel aanleiding bestaat te veronderstellen dat het gezag over het minderjarige kind wordt betwist, kan de dNRI ambtshalve overgaan tot plaatsing van een afbeelding van het vermiste kind, zulks ter beoordeling van de programmaleider van het programma moord en zeden van de dNRI; In alle gevallen waarin sprake is van (het vermoeden van) een ernstig strafbaar feit is het besluit over de inzet van (deze vorm van) opsporingsberichtgeving voorbehouden aan de behandelend Officier van Justitie. De afweging die moet worden gemaakt in de hiervoor genoemde algemene voorwaarden van plaatsing, is derhalve aan de Officier van Justitie. Deze wordt hierin geadviseerd door de eerder genoemde programmaleider van het programma moord en zeden van de dNRI; In alle gevallen waarin sprake is van (het vermoeden van) een ernstig strafbaar feit kan de Officier van Justitie besluiten de plaatsing te beëindigen. Hij kan zich hierin laten adviseren door de eerdergenoemde programmaleider van het programma moord en zeden van de CRI.
Indeling in categorieën Categorie 1 - onmiddellijke plaatsing: • het vermiste kind is 12 jaar of jonger Categorie 2 – plaatsing na overleg met de Officier van Justitie bij (het vermoeden van) een ernstig misdrijf, en/of plaatsing na overleg met degene(n) die het wettig gezag uitoefent(en), indien sprake is van een of meer van de volgende omstandigheden: • het vermiste kind is ouder dan 12 jaar, maar heeft de leeftijd van 16 jaar nog niet bereikt en • er is sprake van een redelijk vermoeden dat moet worden gevreesd voor de gezondheid of veiligheid van het vermiste kind, zulks ter beoordeling van de programmaleider van het programma moord en zeden van de dNRI. Als sprake is van (het vermoeden van) een ernstig strafbaar feit en daarmee gepaard gaande opsporingshandelingen onder verantwoordelijkheid van een Officier van Justitie, beslist deze over plaatsing. Categorie 3 – plaatsing na 3 weken, bij opname in het Vermiste Personen Systeem (VPS), indien sprake is van een of meer van de volgende omstandigheden: • het vermiste kind is ouder dan 12 jaar, doch heeft de leeftijd van 16 jaar nog niet bereikt; • het kind wordt tenminste gedurende een periode van drie weken vermist en er zijn geen aanwijzingen die het vermoeden van een misdrijf rechtvaardigen. Categorie 4 – plaatsing na overleg: het vermiste kind is 16 jaar maar nog niet ouder dan 18 jaar, doch voor een misdrijf of ongeluk dan wel voor de gezondheid of veiligheid van het vermiste kind moet worden gevreesd. De programmaleider van het programma moord en zeden van de dNRI beoordeelt of dit het geval is. Als de opsporingshandelingen onder verantwoordelijkheid van een Officier van Justitie plaatsvinden, beslist deze over plaatsing.
9
Bijlage 2a: Geheimhoudingsverklaring Landelijke uitgever/televisie
Geheimhoudingsverklaring De ondergetekenden: A
De Staat der Nederlanden, rechtspersoon naar Nederlands recht, waarvan de zetel is gevestigd te ’s-Gravenhage, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de voorzitter van de Landelijke Selectiecommissie Opsporingsberichtgeving, de Hoofdofficier van Justitie, ………………… ……………..…………………………………………………., hierna te noemen de “Staat”;
en B
De heer/mevrouw ………………………………………, werkzaam bij de ……………………….. (naam Uitgever of Zendgemachtigde).
In aanmerking nemende dat: 1.
Op ……………………………. is tussen ondergetekenden, te weten de Staat der Nederlanden, hierna te noemen de “Staat”, en ………………………………………..…….., hierna te noemen de “Uitgever” of “Zendgemachtigde”, een samenwerkingsovereenkomst (hierna: Samenwerkingsovereenkomst) gesloten met betrekking tot de totstandkoming en uitzending of publicatie van opsporingsberichtgeving via de landelijke televisie die betrekking heeft op de opsporing en vervolging van strafbare feiten, de opsporing of identificatie van vermiste, gesignaleerde of onbekende personen of doden en/of potentieel gevaarlijke stoffen en/of onderwerpen van algemene aard ter voorlichting van het publiek. De Landelijke Selectiecommissie Opsporingsberichtgeving is namens de Staat belast met de uitvoering van deze Samenwerkingsovereenkomst.
2.
De Samenwerkingsovereenkomst behelst onder meer de verplichting voor de Uitgever of de Zendgemachtigde volledige geheimhouding en vertrouwelijkheid te betrachten ten aanzien van alle informatie die haar direct of indirect ter kennis komt over de inhoud en het proces van strafzaken (of aspecten van strafzaken), het beleid van het Openbaar Ministerie bij opsporingsonderzoeken, gerechtelijke vooronderzoeken en al hetgeen haar overigens ter kennis komt ten gevolge van de samenwerking met de Staat.
3.
Met het oog op de nakoming van deze verplichting dient de Uitgever of Zendgemachtigde ervoor zorg te dragen dat alle personen die door of namens haar bij de uitvoering van deze Samenwerkingsovereenkomst worden ingeschakeld voorafgaand aan de door hen te verrichten werkzaamheden in tweevoud een geheimhoudingsverklaring afleggen overeenkomstig deze verklaring, waarvan een origineel exemplaar aan de Landelijke Selectiecommissie Opsporingsberichtgeving wordt verstrekt.
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt: 4.
Ondergetekende (naam werknemer Uitgever of Zendgemachtigde), ………………………………….. ………………………………………………………….…….., geboren op ………………………… te …………………………………………..……, verklaart hierbij: -
-
volledige geheimhouding en vertrouwelijkheid te betrachten ten aanzien van alle informatie die hem /haar direct of indirect ter kennis komt over de inhoud en het proces van strafzaken (of aspecten van strafzaken), het beleid van het Openbaar Ministerie bij opsporingsonderzoeken, gerechtelijke vooronderzoeken en al hetgeen hem/haar overigens ter kennis komt bij of door het verrichten van zijn/haar werkzaamheden voor de Zendgemachtigde; de hiervoor genoemde volledige geheimhouding en vertrouwelijkheid tevens te betrachten na afloop van de door hem/haar verrichte werkzaamheden voor de Uitgever dan wel Zendgemachtigde in het kader van de uitvoering van de Samenwerkingsovereenkomst, daaronder tevens verstaan de periode nadat het dienstverband waarbinnen de werkzaamheden zijn verricht, zal zijn beëindigd.
10
Getekend in tweevoud te ………………………………………………………op ………………………………
De Staat ……………………………………
…………. ……………………… (handtekening)
……………………………………
.…………..……………… (naam ondergetekende)
11
Bijlage 2b: Geheimhoudingsverklaring Regionale uitgever/televisie
Geheimhoudingsverklaring De ondergetekenden: A
- De Staat der Nederlanden, rechtspersoon naar Nederlands recht, waarvan de zetel is gevestigd te ’s-Gravenhage, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de voorzitter van de Regionale Media Commissie, de Hoofdofficier van Justitie,………………………. …………………………………………………., hierna te noemen de “Staat”;
en B
De heer/mevrouw……………………………………… werkzaam bij de ………………..……….. (naam Uitgever of Zendgemachtigde).
In aanmerking nemende dat: 5.
Op ……………………………. is tussen ondergetekenden, te weten de Staat der Nederlanden, hierna te noemen de “Staat”, en ………….…………….…………………….……, hierna te noemen de “Uitgever” of “Zendgemachtigde”, een samenwerkingsovereenkomst (hierna: Samenwerkingsovereenkomst) gesloten met betrekking tot de totstandkoming en uitzending of publicatie van opsporingsberichtgeving via de landelijke televisie die betrekking heeft op de opsporing en vervolging van strafbare feiten, de opsporing of identificatie van vermiste, gesignaleerde of onbekende personen of doden en/of potentieel gevaarlijke stoffen en/of onderwerpen van algemene aard ter voorlichting van het publiek. De Landelijke Selectiecommissie Opsporingsberichtgeving is namens de Staat belast met de uitvoering van deze Samenwerkingsovereenkomst.
6.
De Samenwerkingsovereenkomst behelst onder meer de verplichting voor de Uitgever of de Zendgemachtigde volledige geheimhouding en vertrouwelijkheid te betrachten ten aanzien van alle informatie die haar direct of indirect ter kennis komt over de inhoud en het proces van strafzaken (of aspecten van strafzaken), het beleid van het Openbaar Ministerie bij opsporingsonderzoeken, gerechtelijke vooronderzoeken en al hetgeen haar overigens ter kennis komt ten gevolge van de samenwerking met de Staat.
7.
Met het oog op de nakoming van deze verplichting dient de Uitgever of Zendgemachtigde ervoor zorg te dragen dat alle personen die door of namens haar bij de uitvoering van deze Samenwerkingsovereenkomst worden ingeschakeld voorafgaand aan de door hen te verrichten werkzaamheden in tweevoud een geheimhoudingsverklaring afleggen overeenkomstig deze verklaring, waarvan een origineel exemplaar aan de Regionale Media Commissie wordt verstrekt.
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt: 8.
Ondergetekende (naam werknemer Uitgever of Zendgemachtigde), …………………………….., geboren op ………………………… te ……………………………..…………… verklaart hierbij: -
-
volledige geheimhouding en vertrouwelijkheid te betrachten ten aanzien van alle informatie die hem /haar direct of indirect ter kennis komt over de inhoud en het proces van strafzaken (of aspecten van strafzaken), het beleid van het Openbaar Ministerie bij opsporingsonderzoeken, gerechtelijke vooronderzoeken en al hetgeen hem/haar overigens ter kennis komt bij of door het verrichten van zijn/haar werkzaamheden voor de Zendgemachtigde; de hiervoor genoemde volledige geheimhouding en vertrouwelijkheid tevens te betrachten na afloop van de door hem/haar verrichte werkzaamheden voor de Uitgever dan wel Zendgemachtigde in het kader van de uitvoering van de Samenwerkingsovereenkomst, daaronder tevens verstaan de periode nadat het dienstverband waarbinnen de werkzaamheden zijn verricht, zal zijn beëindigd.
12
Getekend in tweevoud te ………………………………………………..… op ………………………………
De Staat ……………………………………
.…………………… (handtekening)
……………………………………
……..……………. (naam ondergetekende)
13
Bijlage 3a: Toestemmingsverklaring betreffende het gebruik van fotomateriaal van natuurlijke en rechtspersonen ten behoeve van opsporingsberichtgeving (landelijk) 1.
Door de Staat der Nederlanden en …………………… ………………………. (naam Zendgemachtigde of Uitgever) is op ……………………………200…. een samenwerkingsovereenkomst gesloten met betrekking tot de totstandkoming en uitzending of publicatie van opsporingsberichtgeving. De Landelijke Selectiecommissie Opsporingsberichtgeving is namens de Staat belast met de uitvoering van deze overeenkomst.
2.
De Zendgemachtigde of Uitgever heeft op basis van bedoelde overeenkomst de verplichting om voorafgaand aan het publiceren en/of uitzenden van beeld en/of geluidsmateriaal schriftelijk toestemming te verkrijgen van natuurlijke en rechtspersonen die betrokken zijn bij het onderwerp en wier belangen door de publicatie of de uitzending kunnen worden geschaad.
3.
De Zendgemachtigde of Uitgever heeft de verplichting om de gegevens zoals de naam, het adres en de woon- of standplaats van de bovengenoemde natuurlijke en rechtspersonen die kunnen leiden tot herkenning te anonimiseren, tenzij zij hun uitdrukkelijke schriftelijke toestemming hebben gegeven hun persoonlijke gegevens te publiceren en/of uit te zenden.
4.
Met het oog op de nakoming van de onder punt 2 en 3 vermelde verplichting wordt thans deze toestemmingsverklaring aan u voorgelegd. Door middel van het zetten van (een) kruisje(s) bij de navolgende keuzemogelijkheden verleent u toestemming voor de aldaar aangegeven handelingen. Indien bij de desbetreffende keuzemogelijkheid geen kruisje wordt gezet, verleent u GEEN toestemming voor die handeling.
5.
Ondergetekende geeft …………………………………………………. naam Zendgemachtigde of Uitgever) toestemming tot: [] [] [] [] []
het maken van beeld-, geluids- of fotomateriaal van hem/haarzelf; het gebruiken van fotomateriaal van hem/haarzelf; het gebruiken van fotomateriaal van degene voor wie of de rechtspersoon waarvoor hij/zij als vertegenwoordiger optreedt; het achterwege laten van het anonimiseren van de gegevens die tot herkenning kunnen leiden tot herkenning van hem/haarzelf; het achterwege laten van het anonimiseren van de gegevens die tot herkenning kunnen leiden van degene voor wie of de rechtspersoon waarvoor hij/zij als vertegenwoordiger optreedt.
Het desbetreffende materiaal zal door ………………………………………… (naam Zendgemachtigde of Uitgever) worden gebruikt ten behoeve van uitzending of publicatie daarvan in ……………………………………………………………………………………………………… op ……………………………………………(naam programma inclusief de {geplande}datum van uitzending of publicatie). Naam toestemminggever Geboortedatum Geboorteplaats Adres Woonplaats Vertegenwoordiger van
: : : : : :
Ondertekening Datum
: :
14
Bijlage 3b: Toestemmingsverklaring betreffende het gebruik van fotomateriaal van natuurlijke en rechtspersonen ten behoeve van opsporingsberichtgeving (regionaal) 6.
Door de Staat der Nederlanden en …………………… ………………………. (naam Zendgemachtigde of Uitgever) is op ……………………………200…. een samenwerkingsovereenkomst gesloten met betrekking tot de totstandkoming en uitzending of publicatie van opsporingsberichtgeving. De Regionale Media Commissie………………………………………………………………………….. is namens de Staat belast met de uitvoering van deze overeenkomst.
7.
De Zendgemachtigde of Uitgever heeft op basis van bedoelde overeenkomst de verplichting om voorafgaand aan het publiceren en/of uitzenden van beeld en/of geluidsmateriaal schriftelijk toestemming te verkrijgen van natuurlijke en rechtspersonen die betrokken zijn bij het onderwerp en wier belangen door de publicatie of de uitzending kunnen worden geschaad.
8.
De Zendgemachtigde of Uitgever heeft de verplichting om de gegevens zoals de naam, het adres en de woon- of standplaats van de bovengenoemde natuurlijke en rechtspersonen die kunnen leiden tot herkenning te anonimiseren, tenzij zij hun uitdrukkelijke schriftelijke toestemming hebben gegeven hun persoonlijke gegevens te publiceren en/of uit te zenden.
9.
Met het oog op de nakoming van de onder punt 2 en 3 vermelde verplichting wordt thans deze toestemmingsverklaring aan u voorgelegd. Door middel van het zetten van (een) kruisje(s) bij de navolgende keuzemogelijkheden verleent u toestemming voor de aldaar aangegeven handelingen. Indien bij de desbetreffende keuzemogelijkheid geen kruisje wordt gezet, verleent u GEEN toestemming voor die handeling.
10.
Ondergetekende geeft …………………………………………………. naam Zendgemachtigde of Uitgever) toestemming tot: [] [] [] [] []
het maken van beeld-, geluids- of fotomateriaal van hem/haarzelf; het gebruiken van fotomateriaal van hem/haarzelf; het gebruiken van fotomateriaal van degene voor wie of de rechtspersoon waarvoor hij/zij als vertegenwoordiger optreedt; het achterwege laten van het anonimiseren van de gegevens die tot herkenning kunnen leiden tot herkenning van hem/haarzelf; het achterwege laten van het anonimiseren van de gegevens die tot herkenning kunnen leiden van degene voor wie of de rechtspersoon waarvoor hij/zij als vertegenwoordiger optreedt.
Het desbetreffende materiaal zal door ………………………………………… (naam Zendgemachtigde of Uitgever) worden gebruikt ten behoeve van uitzending of publicatie daarvan in ……………………………………………………………………………………………………… op ……………………………………………(naam programma inclusief de {geplande}datum van uitzending of publicatie). Naam toestemminggever Geboortedatum Geboorteplaats Adres Woonplaats Vertegenwoordiger van
: : : : : :
Ondertekening Datum
: :
15
Bijlage 4: Beschrijving van de interne organisatie en de werkwijze van de Landelijke Selectiecommissie Opsporingsberichtgeving LSO en de Regionale Media Commissies (RMC’s) 1. Het Dagelijks Bestuur Opsporingsberichtgeving Organisatie Het Dagelijks Bestuur Opsporingsberichtgeving (DB) zorgt via de beleidssecretaris voor het bestuderen, stimuleren en initiëren van ontwikkelingen op het vlak van opsporingsberichtgeving en geeft richting aan het beleid. Het DB bestaat uit de voorzitter van de LSO (een Hoofdofficier van Justitie), een plaatsvervangend voorzitter (een Persofficier van Justitie), de operationeel secretaris, de beleidssecretaris en maximaal vier leden uit de LSO.
2. De Landelijke Selectie Commissie 2.1 Organisatie De voorzitter van de LSO is, namens de voorzitter van het College, verantwoordelijk voor de inzet en uitvoering van opsporingsberichtgeving. Laatstgenoemde heeft tevens het recht om de inzet van het opsporingsmiddel te verbieden. Het secretariaat van de LSO bestaat uit twee secretarissen: een operationeel secretaris, afkomstig van het KLPD, die uitvoering geeft aan de dagelijkse werkzaamheden en een beleidssecretaris, afkomstig van het Openbaar Ministerie. De beleidssecretaris is, in overleg met de voorzitter van de LSO, een schakel met het College en houdt zich bezig met de ontwikkeling en uitvoering van nieuw beleid. Verder bestaat de LSO uit leden, die afkomstig zijn uit de politiekorpsen en het OM. Het College benoemt deze leden. Het operationeel secretariaatsbureau van de selectiecommissie is, als uitvoeringsorgaan van de voorzitter, ondergebracht bij de dienst Nationale Rechercheinformatie (dNRI) van het KLPD. Bij het secretariaatsbureau van de LSO zijn ook de politieproducers ondergebracht die namens de voorzitter van de LSO de productie van de landelijke opsporingsberichtgeving begeleiden. 2.2. Taken en bevoegdheden De taken van de LSO zijn in de loop der tijd verschoven van puur selecteren naar meer activeren van het gebruik van opsporingsberichtgeving, uitwisselen van ervaringen, vergelijken van processen inzake opsporingsberichtgeving en accorderen van beleid. Aan de LSO zijn de volgende taken en bevoegdheden toegekend: a.
De LSO is verantwoordelijk voor de inzet en de wijze van uitvoering van de landelijke opsporingsberichtgeving.
b.
De LSO-leden gaan actief na welke zaken uit hun regio voor opsporingsberichtgeving via de landelijke contractpartner(s) in aanmerking komen.
c.
De LSO selecteert de berichten en stelt prioriteiten vast. De verschillende vormen van opsporingsberichtgeving die de LSO ter beschikking staan, worden genoemd in paragraaf 8 van de Aanwijzing.
d.
De voorzitter van de LSO is verantwoordelijk voor de uitvoering van het contract dat op het terrein van de landelijke opsporingsberichtgeving is gesloten met de contractpartner(s) en heeft de eindverantwoordelijkheid voor de wijze van uitvoering van het opsporingsmiddel.
e.
De LSO geeft advies aan vertegenwoordigers van politie, OM en relevante derden inzake opsporingsberichtgeving.
f.
De LSO zorgt voor afstemming van de inhoud van de verschillende vormen van opsporingsberichtgeving.
g.
De LSO beoordeelt de door het DB aangedragen voorstellen, gaat hier al dan niet mee akkoord en stimuleert nieuwe ontwikkelingen op het vlak van opsporingsberichtgeving.
16
3.
De Regionale Media Commissie
3.1 Organisatie De RMC, een orgaan van het OM, houdt zich bezig met lokale en regionale vormen van opsporingsberichtgeving en vormt de schakel naar de Landelijke Selectiecommissie Opsporingsberichtgeving en landelijke vormen van opsporingsberichtgeving. Meerdere parketten en regionale politiekorpsen kunnen samen één RMC vormen. De RMC staat onder voorzitterschap van een persofficier van justitie die, net als bij de inzet van andere opsporingsmiddelen, verantwoordelijk is voor de inzet van opsporingsberichtgeving. De RMC’s bestaan, naast een persofficier van justitie, uit vertegenwoordigers van het politiekorps of de politiekorpsen en het parket of de parketten die onder de betreffende commissie vallen. Eén van de door de regio afgevaardigde leden van de Landelijke Selectiecommissie Opsporingsberichtgeving (LSO) heeft tevens zitting in de RMC. 3.2 Taken en bevoegdheden Aan de RMC's zijn de volgende taken en bevoegdheden toegekend: a.
De RMC is via de lijn persofficier/voorzitter, hoofdofficier, College van procureurs-generaal, verantwoordelijk voor de inzet en de wijze van uitvoering van de regionale opsporingsberichtgeving en vormt tevens de schakel naar de LSO en de landelijke opsporingsberichtgeving.
b.
De RMC gaat actief na welke zaken uit de regio voor opsporingsberichtgeving op regionaal of landelijk niveau in aanmerking komen.
c.
De RMC selecteert, na samenspraak met de zaaksofficier van justitie, potentiële berichten en stelt de prioriteiten vast. De verschillende vormen van opsporingsberichtgeving die de RMC ter beschikking staan, worden genoemd in paragraaf 8 van deze aanwijzing.
d.
De voorzitter van de RMC is belast met de uitvoering van het contract dat op het terrein van de regionale opsporingsberichtgeving is afgesloten met de contractpartner(s) en heeft de eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van het opsporingsmiddel.
e.
De RMC onderhoudt de contacten met de LSO om te kunnen afwegen welke zaken geschikt zijn voor opsporingsberichtgeving via de landelijke media.
f.
De RMC geeft binnen het ambtsgebied advies aan vertegenwoordigers van politie, OM en relevante derden inzake opsporingsberichtgeving en de keuze van media.
g.
De RMC zorgt voor afstemming van de inhoud van de verschillende mogelijke vormen van opsporingsberichtgeving.
4. Huishoudelijk reglement Voor zowel de LSO als de RMC verdient het aanbeveling de dagelijkse praktijk van de opsporingsberichtgeving vast te leggen in een huishoudelijk reglement. Zo’n reglement moet bijvoorbeeld aangeven op welke manier de praktische invulling is geregeld van de werkverdeling tussen de voorzitter van de LSO of RMC en degenen die namens de voorzitter toezien op de uitvoering van de opsporingsberichtgeving.
17