OPENBAAR Adviseur: H.C. Duyvendak (WSO, tst. 827) Portefeuillehoude(s)r: A.J.M. de Ridder en E. van Oortmerssen-Schutte
1
10.10589
OPINIËRENDE NOTA POLITIEKE RONDE d.d. 14 oktober 2010 Raadsvergadering d.d. 15 december 2010 Voorstel nr. 99/10 Programma en product 4.4 Sociale Infrastructuur – Minimabeleid Oegstgeest, 21 september 2010 Aan de raad Onderwerp Speerpunten Sociale Zaken 2011 Voorkeur uit te spreken voor de in de nota opgenomen voorstellen. Inleiding Voorafgaande aan de vaststelling van het Beleidsplan Sociale Zaken wordt door de leden van de commissie Burger gediscussieerd over de beleidsadviezen waarop direct invloed uitgeoefend kan worden. De onderwerpen zijn in een nota uitgewerkt en aangevuld met een specifieke vraag en voorstel. Het is de bedoeling dat de voorstellen, bij consensus in de commissie, worden meegenomen in het Beleidsplan welke vervolgens door de gemeenteraad wordt vastgesteld. Een achttal vragen (en voorstellen gedaan) worden gesteld: 1. Wij stellen voor de middelen en voorzieningen binnen het participatiebudget in te zetten voor een bredere doelgroep zodat ook 16- en 17-jarigen, die elders niet meer terecht kunnen, geholpen kunnen worden. Met als doel terugdringing voortijdig schoolverlaten en beperking toekomstige instroom in de bijstand. Tevens wordt het hierdoor mogelijk op voorhand deel te nemen aan regionale projecten waardoor het trajectaanbod wordt vergroot. 2. Om meer instroommogelijkheden voor werklozen te realiseren is het zinvol om in het inkoopbeleid standaard op te nemen dat een x% van de loonsom besteed wordt aan werklozen. Ondersteunt u een dergelijk inkoopbeleid? 3. Binnen de WIJ (Wet Investering in Jongeren) krijgen zowel kansarme als kansrijke jongeren evenveel aandacht. Moeten wij onze aandacht niet meer focussen op de kansarme groep en de kansrijke groep meer wijzen op de eigen verantwoordelijkheid?
4. Moet het huidige ‘actieve’ inburgeringsbeleid gehandhaafd blijven? Is het zinvol om met betrekking tot de inkoop van inburgeringstrajecten aan te sluiten bij de aanbesteding van de gemeente Leiden? 5. Moet de Wmo-verordening aangepast worden zodat algemeen gebruikelijke voorzieningen niet meer verstrekt worden? 6. Moeten we onze schuldhulpverlening blijven richten op zowel hulp als preventie? 7. Welke dienstverlening wordt verwacht van de Stichting Vluchtelingenwerk ZuidHolland Noord? Welke producten nemen wij af? 8. Moet het minimabeleid worden versoberd, hetgeen wij u niet adviseren, of moet het budget worden verruimd? Vergelijking varianten/mogelijkheden (toelichting) ad 1. Op basis van de cijfers van o.a. het jongerenloket (Leidse Regio en Duin&Bollenstreek) blijkt dat de groep voortijdig schoolverlaters, die niet meer terug kan naar het reguliere onderwijssysteem, toeneemt. Dit leidt tot een groep bijstandsgerechtigden (WIJ en WWB) zonder startkwalificatie, waarvoor het ook nog eens erg lastig is om ze een werkaanbod te kunnen doen (verplichting in de WIJ). Dit betekent dat onze aandacht ook uit moet gaan naar de groep 16- en 17-jarigen die gebaat zijn bij speciale jongerenprojecten die ertoe leiden dat de jongere weer kan doorstromen naar regulier werk of een opleiding. Extra inzet vanuit het participatiebudget is daartoe gewenst. Om het trajectaanbod te verbreden kan het zinvol zijn om met de regio gezamenlijk projecten op te starten. Om meer projecten te kunnen realiseren kan het zinvol zijn om voorafgaand aan de start van een traject al garant te staan voor een deel van de financiering. Op dat moment is het echter nog niet duidelijk of er daadwerkelijk een deelnemer uit de gemeente Oegstgeest zal gaan starten. Financiering vanuit het participatiebudget is dan alleen maar mogelijk wanneer de raad ermee instemt dat ook inwoners uit andere gemeenten in dergelijke situaties gebruik mogen maken van het participatiebudget. Wij verwachten dat een uitbreiding van de doelgroep nauwelijks leidt tot extra kosten; wellicht zal er wel eens een project gefinancierd worden waaraan uiteindelijk geen enkele inwoner van Oegstgeest deelneemt, aan de andere kant zullen er ook projecten gefinancierd worden waarbij meer deelnemers uit de eigen gemeente, dan vooraf geraamd, deelnemen. Uiteraard is het alleen maar de bedoeling om deel te nemen aan een project wanneer het de verwachting is dat er ook kandidaten uit de eigen gemeente zijn. ad 2. Ons inkoopbeleid is onder andere gericht op het bereiken van een gunstige prijs/kwaliteitsverhouding. Daarnaast is het een goed instrument om andere beleidsdoelen te bereiken, zoals duurzaamheid of innovatie. De inzet van milieucriteria en sociale criteria bij aanbestedingen zijn hiervan voorbeelden. Mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt kunnen dichter bij de arbeidsmarkt worden gebracht door in aanbestedingen hieraan aandacht te besteden. De werking van ‘social return’ gaat niet over arbeidsplaatsen bij de gemeente, maar over opdrachtverlening en aanvullende verplichtingen aan opdrachtnemers. Social return (vaak aangeduid als de 5%-regeling) kan verder reiken dan de groep langdurig werklozen. Rotterdam bijvoorbeeld houdt 5% van het budget dat binnen een opdracht wordt besteed apart, zodat dit kan worden ingezet voor stages, opleidingen en de inzet van Wajongers en WSW-ers. Praktijkervaringen bij meerdere gemeenten (naast Rotterdam onder meer Dordrecht, Maastricht, Amsterdam en Den Bosch) geven aan dat de meeste mogelijk-heden liggen bij de aanbestedingen van ‘werken’ en ‘diensten’. Bij de levering van producten is een dergelijke regeling minder kansrijk. 2
Immers, producten zijn over het algemeen al geproduceerd voordat ze worden aangekocht. ad 3. Moet de aandacht, door de invoering van de WIJ, uitgaan naar alle jongeren of moeten de middelen en inzet met name gericht worden op de groep kansarmen ter preventie van langdurige uitkeringsafhankelijkheid? ad 4. Een brede en actieve aanpak van het inburgeringtraject werpt in Oegstgeest zijn vruchten af. Los van de mogelijke bezuinigingen of wijzigingen van de landelijke politieke standpunten is de aanpak succesvol. Er kan gezamenlijk (regionaal) ingekocht worden, zodat alle categorieën inburgeraars een traject kan worden aangeboden. ad 5. Algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn op grond van jurisprudentie ontstaan. Inmiddels is er een lijst (zie nota) van voorzieningen die landelijk niet meer, dan behalve bij grote uitzondering (hardheid), worden verstrekt. De gemeenteraad heeft aangegeven het voorzieningenniveau, binnen het beschikbare budget, hoog te willen houden. Met het oog op de bezuinigingen lijkt de tijd rijp het voorzieningen-niveau bij te stellen. Regionaal heeft hierover afstemming plaatsgevonden en ook de gezamenlijke Wmo-adviesraden hebben ingezien dat ‘algemeen gebruikelijk’ de verantwoordelijkheid is van de klant. ad 6. Het Rijk heeft extra middelen beschikbaar gesteld voor schuldhulpverlening. De gemeenten zijn vrij de middelen te besteden aan preventieve maatregelen of aan actieve ondersteuning. Nieuwe wetgeving is in de maak met meer verantwoordelijkheid voor het gemeentebestuur. De gemeenteraad kan bepalen welk niveau schuldhulpverlening Oegstgeest moet hebben. Het gaat dan over inzet op voorlichting, preventie, begeleiding, wettelijke taken, netwerken (samenwerken in de keten), etc. ad 7. De fusie van de Oegstgeester Stichting Vluchtelingenwerk met die van de Duin en Bollenstreek en Leidschendam-Voorburg heeft geleid tot een kennisvergroting binnen de stichting maar ook kostenverhoging. De ‘nieuwe’ Stichting Vluchtelingenwerk Zuid-Holland Noord heeft een productenboek opgeleverd en de vraag is nu of Oegstgeest al deze producten wil afnemen/inzetten. De gemeente heeft als wettelijke taak de maatschappelijke begeleiding voor een vluchteling te verzorgen. Dit is een zeer ruim begrip, maar betekent ook dat niet ‘alles’ nodig is. In samenwerking met de gemeenten Zoeterwoude, Voorschoten en Leiderdorp (voorheen vallende onder de Oegstgeester stichting) is, naar aanleiding van de kostenstijging, besloten in te zetten op het niet meer afnemen van enkele producten. ad 8. Het minimabeleid heeft al jaren de aandacht van het gemeentebestuur. Het is een van de weinige voorzieningen binnen de uitvoering van Sociale Zaken waar ook echt invloed op is uit te oefenen. In 2009 is nog besloten de bijdrage voor Culturele, Recreatieve en Sportieve doeleinden op het huidige niveau te houden. Extra informatievoorziening aan de klant heeft ertoe geleid dat er ook meer aanspraak is gedaan. Een juiste ontwikkeling! Het budget wordt echter overschreden. Vervolg Alle antwoorden, conclusies en besluiten ten aanzien van het bovenstaande zullen worden verwerkt in het Beleidsplan Sociale Zaken 2011. Door vaststelling van dit plan 3
door de gemeenteraad worden de genomen beslissingen automatisch bekrachtigd en ingevoerd, worden de voorstellen in de processen meegenomen en worden onderzoeken opgepakt. Uitvoering De resultaten van deze discussie worden verwerkt in het Beleidsplan Sociale Zaken 2011. Bijlage (in bundel): Nota “Speerpunten Sociale Zaken 2011”. Burgemeester en wethouders van Oegstgeest,
mr. C.M.M. Zwinkels waarnemend secretaris
E.M. Timmers – van Klink burgemeester
4
De raad van de gemeente Oegstgeest; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 september 2010; besluit zijn voorkeur uit te spreken voor: de in de nota opgenomen voorstellen. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 15 december 2010.
, voorzitter
, griffier