op verzoek Stichting WSG Markt BT Geertruidenberg Status:

rob wagemakers landschapsarchitect bnt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

gasthuisring 5 5041 dp tilburg postbus 10038 5000 ja tilburg telefoon (013) 543 43 65 telefax (013) 535 00 71 e-mail [email protected]

Ruimtelijke onderbouwing

Subtitel: Oprichten aanbouw tbv scootmobielstalling In opdracht van / op verzoek Stichting WSG van: Markt 32-34 4931 BT Geertruidenberg Status:

Definitief 01

Projectnummer: ROWG Kenmerk: ROWG ruimtelijke onderbouwing Datum: 21 oktober 2008

definitief 01.doc

rob wagemakers landschapsarchitect bnt . . . . . .


Inhoudsopgave 1

2

Inleiding

7

1.1

Opdrachtgever

7

1.2

Ligging van het plangebied

7

1.3

Aard van het project

8

1.4

Doel van het rapport

8

1.5

Leeswijzer

8

Gebiedsprofiel

9

2.1

Ruimtelijke situatie

9

2.2

Situatie en ondergrond

11

2.2.1 Bodemsoort 2.2.2 Geomorfologie 2.2.3 Hoogteligging

11 11 11

2.3

Historische ontwikkeling

12

2.4

Water

12

2.5

Natuur en landschap

12

2.5.1 2.5.2 2.5.3 2.5.4

12 12 12 12

2.6

2.7

2.8

3

ROWG

Ecologische en groene hoofdstructuur Landschapsbescherming in plangebied Gegevens natuurloket Waardevol groen

Milieu

13

2.6.1 2.6.2 2.6.3 2.6.4

13 13 13 13

Geluidshinder Luchtkwaliteit Bodem Externe veiligheid

Cultuurhistorie en archeologie

13

2.7.1 Cultuurhistorie 2.7.2 Archeologie

13 13

Verkeer en infrastructuur

13

2.8.1 2.8.2 2.8.3 2.8.4

13 13 13 13

Verkeersbewegingen Ontsluiting Verharding en riolering Technische infrastructuur

Beleidskader

14

3.1

Rijksbeleid

14

3.2

Provinciaal beleid

14

3.2.1 Interimstructuurvisie 3.2.2 Uitwerkingsplan streekplan

14 14

l ruimtelijke onderbouwing

oprichten aanbouw tbv stalling scootmobiel

2


3.3

Gemeentelijk beleid

14

3.3.1 Bestemmingsplan 3.3.2 Projectbesluit

14 15

Water

16

3.4.1 Bevoegdheid water plangebied 3.4.2 De Watertoets

16 16

3.5

Natuur en landschap

16

3.6

Milieu

17

3.6.1 3.6.2 3.6.3 3.6.4

17 17 17 17

3.4

4

5

ROWG


Geluid Lucht Bodem Externe veiligheid

3.7


18

3.8


18

Projectbeschrijving en – beoordeling

19

4.1

Programma

19

4.2

Provinciaal beleid

19

4.2.1 Interimstructuurvisie 4.2.2 Uitwerkingsplan streekplan

19 19

4.3

Gemeentelijk beleid

19

4.4

Water

19

4.5

Natuur en landschap

20

4.6

Milieu

20

4.6.1 4.6.2 4.6.3 4.6.4

20 20 20 20

Geluid Lucht Bodemvervuiling Externe veiligheid

4.7


21

4.8


21

4.9

Economische uitvoerbaarheid

21

Conclusie


22


3



Bijlage 1: Foto’s plangebied

23

Bijlage 2: Situatie en ondergrond

24

Bijlage 3: Water

25

Bijlage 4: Natuur en landschap

26

Bijlage 5: Milieu

27

Bijlage 6: Cultuurhistorie en archeologie

28

Bijlage 7: Verkeer en infrastructuur

29

Bijlage 8: Provinciaal beleid

30

Bijlage 9: Stedenbouwkundige plan

31

Bijlage 10: Bronvermelding

32

Bijlage 11: Vigerende bestemmingsplan

33

ROWG



4



Overzicht onderdelen voorliggende ruimtelijke onderbouwing

Onderdeel 1. Inleiding op project 2. Gebiedsprofiel 3. Beleidskader 4. Projectbeschrijving/beoordeling Vigerend beleid • Rijksbeleid • Provinciaal Beleid • Gemeentelijk beleid

Het bouwplan: stedenbouwkundig Water Natuur en landschap Milieu • • • •

Geluid Lucht Bodem Externe veiligheid

Cultuurhistorie en archeologie Verkeer en infrastructuur Economische uitvoerbaarheid

Opmerking/ actie V V V V V V V V V V V V V V V V V

V = uitgewerkt

ROWG



5



Opbouw van onderliggende ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk

ROWG

Onderdeel

Inhoud

1

Inleiding

Beschrijving van het project

2

Gebiedsprofiel

Beschrijving van bestaande situatie

3

Beleidskader

Beschrijving van relevant beleid op verschillende niveaus

4

Projectbeoordeling

Stedenbouwkundige beschrijving en toetsing elementen hoofdstuk 2 en 3

5

Conclusie

Eindbeoordeling en motivatie totaalplan



6


1


Inleiding

Voor u ligt de ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van de realisatie van een aanbouw voor een scootmobielberging aan de Fort Nassau 1t/m 48 te Geertruidenberg. In dit hoofdstuk wordt een korte inleiding op het project en op het rapport gegeven.

1.1

Opdrachtgever

Stichting WSG Markt 32-34 4931 BT Geertruidenberg

1.2

Ligging van het plangebied

Het plangebied is ten westen van Geertruidenberg gelegen.

Figuur 1.1: Ligging plangebied

ROWG



7


1.3


Aard van het project

Door het toenemende gebruik van de scootmobiel is er binnen het flatgebouw Fort Nassau grote behoefte aan een ruimere stalling/oplaadruimte voor scootmobielen. De huidige stalling is te klein om alle scootmobielen te kunnen bergen en het gebouw biedt geen ruimte tot realisatie van een grotere scootmobielstalling. De scootmobielstalling is te realiseren door middel van het oprichten van een uitbouw ten zuidwesten van het flatgebouw. De uitbouw wordt gesitueerd op grond, welke in eigendom is van de gemeente Geertruidenberg. De gemeente ziet ook de noodzaak in van deze voorziening en heeft aangeven de benodigde grond (circa 48 m2) aan de initiatiefnemer te willen verkopen.

1.4

Doel van het rapport

Stichting WSG Geertruidenberg heeft een verzoek om vrijstelling van het bestemmingsplan ingediend voor de realisatie van de in paragraaf 1.3 genoemde aanpassingen. Het bouwinitiatief is in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Het plan voldoet niet aan de bijbehorende voorschriften, omdat er gebouwd wordt op de bestemming “G” (= groendoeleinden). Bouwen is hier niet toegestaan. In dit rapport wordt een ruimtelijke onderbouwing gegeven op basis waarvan een projectbesluit wordt genomen.

1.5

Leeswijzer

In hoofdstuk twee wordt het gebiedsprofiel weergegeven, waarbij geïnventariseerd is wat de bestaande en historische situatie is in en rondom het plangebied. In het derde hoofdstuk wordt ingegaan op het vigerende beleid. Hoofdstuk vier geeft een projectbeschrijving en toetsing aan het vigerende beleid en gebiedsprofiel. Tot slot wordt de conclusie weergegeven in hoofdstuk vijf.

ROWG



8


2


Gebiedsprofiel

In dit hoofdstuk wordt de inventarisatie van de bestaande en historische situatie, in en rondom het plangebied, beschreven.

2.1

Ruimtelijke situatie

Profiel De gemeente Geertruidenberg bestaat sinds 1 januari 1997 uit de drie kernen Geertruidenberg, Raamsdonksveer en Raamsdonk. Er wonen ongeveer 21.000 mensen in de gemeente. De drie kernen stralen alle een eigen sfeer uit. Geertruidenberg is een stadje met cultuurhistorische waarde 1 . Grenzen Het plangebied betreft een inbreidingslocatie aangezien het plangebied aan minstens drie zijden wordt begrensd door bestaand stedelijk gebied dat geen agrarische danwel natuurfunctie heeft. Het plangebied grenst aan de volgende gebieden: Noord(oost) Oost Zuid West

De flat Fort Nassau 1 t/m 48 De flat Fort Nassau 1 t/m 48 De Lannoystraat Amerweg (open agrarisch gebied)

Functies Figuur 2.1 geeft een globaal overzicht van functies rondom het plangebied. Het plangebied heeft hoofdzakelijke een woonfunctie met bijbehorende voorzieningen. Verspreid over de kern liggen een aantal gebieden met een recreatieve functie. Ten noorden van het plangebied ligt een bedrijventerrein (Amercentrale). Ten westen van het plangebied ligt een agrarisch gebied met een overwegend open karakter.

Figuur 2.1: Functionele opbouw plangebied en omgeving

1

Bron: Geertruidenberg.com/historie (oktober ’08)

ROWG



9



Ruimtelijke opbouw Figuur 2.2 geeft de ruimtelijke opbouw van plangebied en omgeving. De geplande aanbouw wordt gesitueerd aan flatgebouw Fort Nassau, welke bestaat uit 5 lagen. Ten oosten de flat staan in een vast patroon van stempels rijtjeshuizen van 2 lagen met kap. Ten zuiden van het plangebied ligt een openluchtzwembad, welke wordt omgeven door een strook van bosplantsoen. Het gebied ten westen is te typeren als een agrarisch landschap voorzien van kleinschalige bossage.

Figuur 2.2: Ruimtelijke opbouw plangebied en omgeving

Kadastrale situatie Figuur 2.3 geeft de huidige kadastrale inrichting van het plangebied weer. Het plangebied ligt in het kadastrale perceel sectie A, perceelsnummer; 3184 vallende binnen de kadastrale gemeente Geertruidenberg. Het betreffende perceel is eigendom van de gemeente Geertruidenberg. De gemeente heeft aangeven de benodigde grond aan de initiatiefnemer te willen verkopen.

Figuur 2.3: Kadastrale ondergrond (Bron; Kadaster)

ROWG



10



Huidige inrichting Plangebied Figuur 2.4 geeft een bovenaanzicht van het plangebied. Het plangebied wordt omgeven door groenvoorziening in de vorm van gazon, solitaire bomen en randbeplanting. Foto’s van het plangebied zijn opgenomen in bijlage 1.

Figuur 2.4: bovenaanzicht plangebied

2.2

Situatie en ondergrond

2.2.1 Bodemsoort Op de bodemkaart is het plangebied niet gedefinieerd, omdat het zich in bebouwd gebied bevindt. De bodem rondom Geertruidenberg bestaat uit ‘voedselrijke, vochtig tot natte zeekleigronden. Ter plaatse van het plangebied is een uitloper te zien van zandgronden. Hiervan valt af te leiden dat het plangebied hoofdzakelijk bestaat uit zandgronden. Een uitsnede van de bodemkaart is terug te vinden in bijlage 2. 2.2.2 Geomorfologie Geomorfologie (vaak ook kortweg als morfologie aangeduid) is de wetenschap die de vormen van het landschap en de processen die daarbij een rol spelen of hebben gespeeld, bestudeert. Op de geomorfologische kaart wordt Geertruidenberg aangegeven als antropogeen(door de mens gevormd). Het plangebied kan gezien de meest nabije differentiatie worden gedefinieerd als vlakte van dekzand. Een uitsnede van de bodemkaart is terug te vinden in bijlage 2. 2.2.3 Hoogteligging De hoogteligging van het plangebied is op basis van de topografische kaart vastgesteld op circa één meter + NAP

ROWG



11


2.3


Historische ontwikkeling

De grenzen van Raamsdonksveer en Raamsdonk gaan terug naar die van een middeleeuwse parochie, waarvan de naam voor het eerst in 1273 als ‘Dunc’ in akten voorkomt. In de loop van de eeuwen tekenden zich de kernen af. Raamsdonk ontwikkelde zich tot een voornamelijk op landbouw gericht dorp. Het ‘Veer’ werd een oord van schippers, vissers, polderen griendwerkers. In 1213 verleent Graaf Willem I van Holland ‘Sint Geertruidenberg’ stadsrechten. In de late middeleeuwen was de stad een belangrijk handelscentrum waar graven en edelen bijeen kwamen om hun belangen te behartigen. De Hoekse en Kabeljauwse Twisten in 1420 en de Sint Elisabethsvloed van 1421 maakten een einde aan die welvarende handelsfunctie, maar de stad kreeg er de rol van grensvesting voor terug. Pas in 1813 werd Geertruidenberg definitief bij Brabant gevoegd 2 .

2.4

Water

Oppervlaktewater In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Grondwater De meest voorkomende grondwatertrap in de omgeving van het plangebied is VI. Dit betekend een gemiddeld hoogste grondwaterstand tussen de 40 en 80 cm en een gemiddeld laagste grondwaterstand dieper dan 120 cm. De grondwatertrappenkaart is opgenomen in bijlage 3. Doorlatendheid Op de kaart van kwel- en infiltratiegebieden (bijlage 3) wordt het plangebied aangeduid als kwelgebied (in stedelijk gebied). Een kwelgebied is een gebied waar het grondwater opwelt naar het oppervlaktewater.

2.5

Natuur en landschap

2.5.1 Ecologische en groene hoofdstructuur Het plangebied behoort tot het stedelijk gebied van Geertruidenberg en valt hierdoor buiten de ecologische en groene hoofdstructuur. 2.5.2 Landschapsbescherming in plangebied Het plangebied valt niet binnen een habitatrichtlijngebied of een regionale natuur- of landschapseenheid (RNLE). 2.5.3 Gegevens natuurloket Uit de inventarisatiegegevens van Natuurloket (opgenomen in bijlage 4) blijkt dat het plangebied zich bevindt in kilometerhok 117-412, waarin de volgende soortgroepen aanwezig zijn: Amfibieën 1 Flora en fauna lijst 1 (vrijstelling)

Dagvlinders 1 Rode Lijst soort

2.5.4 Waardevol groen Binnen het plangebied bevinden zich geen (waardevolle) bomen. Het plangebied bestaat in zijn geheel uit gras.

2

Bron; Geertruidenbergdigitaal.nl/toerisme/historie (oktober ‘08)

ROWG



12


2.6


Milieu

2.6.1 Geluidshinder In de omgeving van het plangebied liggen geen drukke wegen 2.6.2 Luchtkwaliteit Er zijn geen stankcirkels aangetroffen in het plangebied. 2.6.3 Bodem Er zijn op de digitale kaart geen mogelijke verontreinigingen aangetroffen. 2.6.4 Externe veiligheid In de directe omgeving van het plangebied liggen geen risicovolle bedrijven. Verder van het plangebied af liggen een aantal bovengrondse tanks. Een inventarisatie van risicovolle bedrijven is terug te vinden in bijlage 5.

2.7


2.7.1 Cultuurhistorie Het plangebied heeft op de cultuurhistorische waardenkaart, opgenomen in bijlage 6 geen bijzondere cultuurhistorische waarde. De kern van Geertruidenberg heeft een zeer hoge cultuurhistorische waarde. 2.7.2 Archeologie Zoals op de kaart (bijlage 6) is weergegeven, is het plangebied niet geïnventariseerd m.b.t. archeologische trefkans. In de omgeving van het plangebied is de archeologische trefkans laag.

2.8


2.8.1 Verkeersbewegingen In bijlage 7 is een kaart opgenomen welke een overzicht geeft van ontsluitingswegen in de omgeving van het plangebied. 2.8.2 Ontsluiting In de huidige situatie is het plangebied ontsloten via Fort Nassau. 2.8.3 Verharding en riolering Binnen het plangebied is in de huidige toestand geen verharding aanwezig. 2.8.4 Technische infrastructuur In 2008 is een KLIC-melding gedaan, waaruit blijkt dat in het plangebied kabels & leidingen aanwezig zijn van Ziggo. Een uitwerking van de KLIC-melding is opgenomen in bijlage 7.

ROWG



13


3


Beleidskader

In dit hoofdstuk worden de regelgeving en het vergunningenstelsel doorgenomen, voor zover die op dit project betrekking hebben.

3.1

Rijksbeleid

Nieuwe wet ruimtelijke ordening Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) ingegaan. Deze wet is de opvolger van de oude WRO die uit 1965 stamt 3 . In de Wro wordt geregeld hoe de ruimtelijke plannen die gemeenten, provincies en Rijk maken tot stand komen en hoe deze gewijzigd kunnen worden. Snelle en overzichtelijke procedures, duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden en uitvoeringsgericht zijn kenmerken van de Wro. Met de Wro worden beleid en normstelling gescheiden. Met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 veranderen er een aantal zaken in het landschap van de ruimtelijke ordening. Provincies hoeven niet meer de bestemmingsplannen van gemeenten goed te keuren, maar moeten van tevoren aangeven welke provinciale belangen geborgd moet worden in de bestemmingsplannen. Daarnaast moeten gemeenten voor het hele grondgebied bestemmingsplannen maken. In gebieden waarin een lage dynamiek verwacht wordt, mag worden gekozen voor een beheersverordening in plaats van een bestemmingsplan. In een beheersverordening wordt de bestaande situatie vastgelegd.

3.2

Provinciaal beleid

3.2.1 Interimstructuurvisie Aanleiding voor het opstellen van de Interimstructuurvisie is de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008. Deze wet verplicht overheden tot het opstellen van een structuurvisie waaruit blijkt wat hun belangen zijn en welke instrumenten ze inzetten om deze te realiseren. In de Interimstructuurvisie Noord-Brabant benoemd de provincie de (ruimtelijke) belangen en doelen van de provincie Noord-Brabant en worden deze op hoofdlijnen in beleid uitgewerkt. Het plangebied wordt op de Interimstructuurvisie aangeduid als bestaand stedelijk gebied buiten een stedelijke regio. Hier ligt de nadruk op verstedelijking en inbreiding. Een kaart van de Interimstructuurvisie is opgenomen in bijlage 8. 3.2.2 Uitwerkingsplan streekplan Het plangebied is in het uitwerkingsplan ‘Drimmelen, Geertruidenberg en Moerdijk’ aangeduid als ‘beheer en intensivering stedelijk gebied’. Dit beleid is er gericht op het beheer en intensivering van de bestaande stedelijke structuur zoals die is aangegeven op de basisstructuurkaart van Brabant. Het beleid voor deze gebieden krijgt verder inhoud in het kader van de revitalisering van het landelijke gebied. Een kaart van het uitwerkingsplan is opgenomen in bijlage 8.

3.3

Gemeentelijk beleid

3.3.1 Bestemmingsplan Het bestemmingsplan van een gemeente geeft aan wat er met de ruimte in een bepaalde gemeente mag gebeuren. Het bestemmingsplan geldt zowel voor burgers, bedrijven als voor de gemeente zelf. Wanneer 3

Bron: VROM, beleid en regelgeving

ROWG



14



een bouwplan niet in het bestemmingsplan past, kan de gemeente onder bepaalde voorwaarden vrijstelling verlenen. Het plangebied behoort tot het vigerende bestemmingsplan “Geertruidenberg Noordwest ” vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 25 oktober 2007. Een uitdraai van het vigerende bestemmingsplan is te zien in figuur 3.1. Hiervan valt af te lezen dat het plangebied valt binnen de bestemming Groendoeleinden (G). Een nadere uitwerking van het vigerende bestemmingsplan is te lezen in bijlage 11.

Figuur 3.1: vigerende bestemmingsplan

3.3.2 Projectbesluit De voorgenomen ontwikkelingen wijken af van het vigerende bestemmingsplan. Medewerking is mogelijk door het nemen van een projectbesluit volgens artikel 3.10 van de nieuwe wet ruimtelijke ordening Toelichting De gemeenteraad is bevoegd, ter verwezenlijking van een project van gemeentelijk belang, een projectbesluit te nemen. Dit besluit dient te worden vergezeld van een goede ruimtelijke onderbouwing. Het projectbesluit is vergelijkbaar met de (vervallen) artikel 19 lid 1 WRO procedure, met als nieuw vereiste dat het projectbesluit binnen een jaar (in bijzondere gevallen is verlenging mogelijk) moet worden ingepast in het bestemmingsplan. In feite betekent dit dat er een nieuw bestemmingsplan moet worden opgesteld. Voor een projectbesluit verloopt de procedure als volgt: Procedure 1. Er wordt een ontwerp- projectbesluit opgesteld, voorzien van een ruimtelijke onderbouwing, waarin een belangenafweging is opgenomen omtrent de motivatie om uitvoering te geven aan een plan/project. Eventueel worden aan deze stukken voorgeschreven of noodzakelijke onderzoeken ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing toegevoegd; 2. Het voornemen van de gemeenteraad of in voorkomend geval burgemeester en wethouders tot het nemen van een projectbesluit, vergezeld van een ruimtelijke onderbouwing, wordt op gebruikelijke wijze ter inzage gelegd gedurende een aaneengesloten periode van 6 weken; 3. Gelijktijdig met de plaatsing van de kennisgeving wordt het projectbesluit, vergezeld van een ruimtelijke onderbouwing, toegezonden aan rijksdiensten, provincie, waterschappen alsmede aan andere besturen die belang hebben bij het besluit;

ROWG



15



4. Belanghebbenden kunnen dan mondeling of schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het voornemen van de gemeenteraad of in voorkomend geval burgemeester en wethouders; 5. Voorafgaand aan de terinzagelegging wordt het voornemen van burgemeester en wethouders op een voor de gemeente gebruikelijke wijze gepubliceerd (meestal in een of meer huis-aanhuisbladen, het gemeentelijk publicatiebord en op de gemeentelijke internetsite). Tevens wordt de kennisgeving in de Staatcourant gepubliceerd en voorts langs elektronische weg verzonden. 6. Binnen 12 weken, na afloop van de termijn van terinzagelegging omtrent een voorgenomen projectbesluit, besluit de gemeenteraad of in voorkomend geval burgemeester en wethouders of, mede afhankelijk van eventueel ingekomen zienswijzen, daadwerkelijk uitvoering geven wordt aan de het voorgenomen besluit. 7. Indien een belanghebbende het niet eens is met het door burgemeester en wethouders genomen besluit, kan hij/zij een verzoek om voorlopige voorziening indienen of beroep instellen bij de rechtbank. 8. Mocht de belanghebbende het niet eens zijn met de uitspraak van de rechtbank dan kan hij/zij in hoger beroep gaan bij de Raad van State.

3.4

Water

3.4.1 Bevoegdheid water plangebied Zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het oppervlaktewater in de omgeving van het plangebied is in handen van het Waterschap Brabantse Delta. Het freatische grondwater in en rondom het plangebied is in beheer bij het waterschap. Het diepere grondwater is in beheer van de provincie Brabant. Het beheer van het rioleringssysteem in de omgeving van het plangebied is in handen van de gemeente Geertruidenberg. 3.4.2 De Watertoets Beleid De watertoets is een instrument van het nieuwe waterbeleid van de 21e eeuw. Zij is sinds 1 november 2003 wettelijk verplicht voor: streekplannen, streekplanuitwerkingen, regionale structuurplannen, gemeentelijke structuurplannen, bestemmingsplannen en de ruimtelijke onderbouwing bij vrijstelling. Het instrument De naam ‘watertoets’ verwijst naar het proces van wederzijdse interactie dat doorlopen moet worden door initiatiefnemers en waterbeheerders. Uit dit proces komen drie producten voort, waarvan het laatste product: de waterparagraaf getoetst kan worden (afhankelijk van het soort plan) door een beoordelend overheidsorgaan.

3.5

Natuur en landschap

Flora en Faunawet Er zijn verschillende soorten regelgeving die flora en fauna beschermen. De Europese Habitat- en Vogelrichtlijn richten zich op de bescherming van internationale soorten en van speciale gebieden die door de landen zijn aangewezen. Voor de soortenbescherming is dit Europese beleid is verankerd in de

ROWG



16



Nederlandse wetgeving middels de Nederlandse Flora en Faunawet. Enkele specifieke soorten, die (plaatselijk) met uitsterven worden bedreigd staan op de rode lijst. In verschillende gevallen kan er van dit verbod worden afgeweken. Hiertoe kan een ontheffing worden aangevraagd bij het ministerie van LNV. Voor elk project dat gevolgen heeft voor een beschermde soort of dat ligt binnen een vogel of habitatrichtlijngebied en waarvoor geen uitvoerbare alternatieve oplossing is, is een ontheffing in het kader van de Flora en Faunawet verplicht.

3.6

Milieu

3.6.1 Geluid Het voorgenomen plan, de realisatie van een scootmobielstalling heeft geen akoestische beperkingen. Een nadere beschrijving van beleid rondom het aspect geluid is daarom niet aan de orde. 3.6.2 Lucht Het plan leidt niet tot een toename van fijnstof of een verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere beschrijving van beleid rondom het aspect lucht is niet aan de orde. 3.6.3 Bodem Per 1 januari 1995 is de wet Bodembescherming van kracht. Deze stelt regels aan de sanering van ernstige gevallen van bodemverontreiniging. Hiervoor was de Interim-wet bodemsanering van kracht. Daarnaast is de woningwet van kracht. Deze is met ingang van 1 januari 2003 gewijzigd. Ook deze stelt regels aan de hand van de bodemkwaliteit. Samengevat komt dat op het volgende neer: - De woningwet richt zich op de bodemkwaliteit in relatie tot het geplande gebruik, de Wet bodembescherming richt zich daarentegen voornamelijk op het huidige gebruik. - De bodemtoets uit de Woningwet richt zich op de risico’s voor gebruikers, voor de Wet bodembescherming zijn zowel humane risico’s als de risico’s voor het ecosysteem en verspreiding van belang. - De saneringsregeling van de wet Bodembescherming is gericht op ernstige verontreiniging, terwijl voor de Woningwet zowel ernstige als niet-ernstige verontreiniging onder de bodemtoets vallen. Dat betekent dat voor iedere locatie in het kader van een ruimtelijke onderbouwing onderzoek gedaan moet worden naar de gesteldheid van de bodem, tenzij hiervoor voldoende informatie aanwezig is. 3.6.4 Externe veiligheid Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan overheden die besluiten nemen over bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld chemische fabrieken, gasleidingen, lpg-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij huizen, ziekenhuizen, scholen (zogenaamde kwetsbare objecten) of in de buurt van winkels, horecagelegenheden en sporthallen (beperkt kwetsbare objecten). Daardoor ontstaan risico's voor mensen die in de buurt ervan wonen of werken. Het besluit wil die risico’s beperken en verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Dit betekent bijvoorbeeld dat woningen en bedrijven op een bepaalde afstand moeten staan van een bedrijf dat werkt met gevaarlijke stoffen. ROWG



17



Bij een onderzoek in het kader van externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in drie grootheden.

Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico (voorheen individueel risico) geeft inzicht in de theoretische kans op overlijden van een individu op een horizontale afstand van een risicovolle activiteit. Hierbij wordt verondersteld dat een (fictieve) persoon zich gedurende 24 uur per dag gedurende een heel jaar, onbeschermd op een plaats bevindt. De grenswaarde van het plaatsgebonden risico mag niet worden overschreden. Deze is voor nieuwe situaties 1 op de 1.000.000, voor bestaande situaties 1 op de 100.000 Mobiele bronnen Onder mobiele bronnen wordt verstaan; het vervoer van gevaarlijke stoffen, over de weg, het spoor en door buisleidingen. Stationaire bronnen Onder stationaire bronnen wordt verstaan; installaties voor het verbranden van brandstoffen (opwekken van warmte, kracht of energie), installaties voor industriële processen en andere niet-mobiele activiteiten

3.7


Verdrag van Malta Op het terrein van de monumentenzorg bestaat er het Europese Verdrag van Malta (Valetta). Dit is in 1992 door een aantal landen ondertekend, waaronder Nederland. In artikel 6 van dit verdrag is de verplichting opgenomen om archeologische belangen mee te laten wegen bij planning en ontwikkeling van projecten. Het principe dat hierbij wordt gehanteerd is: ‘de veroorzaker betaald’, wat betekent dat de veroorzaker van een verstoring van het bodemarchief moet betalen voor noodzakelijk vooronderzoek (inventarisatie) en/of vervolgonderzoek, en eventueel een opgraving als er geen mogelijkheid voor behoud in de bodem is. Provinciaal beleid Cultuurhistorie De provincie Noord Brabant heeft in het Kader van het Verdrag van Malta de cultuurhistorische waardenkaart ontwikkeld (zie hoofdstuk 2) en het “Kookboek Cultuurhistorie” uitgebracht. Dit laatste geeft voorbeelden van hoe er omgegaan kan worden met cultuurhistorisch waardevolle elementen.

3.8


De voorgenomen ontwikkelingen leiden niet tot een toename van de parkeerdruk op de bestaande parkeerplaats van flatgebouw Fort Nassau. Een nadere beschrijving van het gemeentelijke parkeerbeleid is daarom niet aan de orde.

ROWG



18


4


Projectbeschrijving en – beoordeling

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van het project en het stedenbouwkundige ontwerp gegeven. Tevens bevat dit hoofdstuk de gevolgen van het plan voor gebiedsprofiel en toetsing aan beleid en haalbaarheid.

4.1

Programma

Het programma omvat de oprichting van een stalling voor scootmobielen. De stalling heeft een grootte van circa 48 vierkante meter en is toegankelijk vanuit het flatgebouw Fort Nassau. Een uitwerking van het stedenbouwkundige ontwerp is opgenomen in bijlage 9.

4.2

Provinciaal beleid

4.2.1 Interimstructuurvisie De voorgenomen ontwikkelingen zijn binnen de aangegeven aanduiding bestaand stedelijk gebied buiten een stedelijke regio goed te realiseren. 4.2.2 Uitwerkingsplan streekplan Het voorgenomen bouwplan is niet in strijd met de aanduiding ‘beheer en intensivering stedelijk gebied’ in het uitwerkingsplan streekplan aangezien het een inbreidingslocatie betreft.

4.3

Gemeentelijk beleid

Afwijking Bestemmingsplan Het bouwinitiatief is in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Het plan voldoet niet aan de bijbehorende voorschriften, omdat er gebouwd wordt op de bestemming “G” (= groendoeleinden). Bouwen is hier niet toegestaan.

4.4

Water

De hoeveelheid verhard oppervlak blijft kleiner dan 2000m2. Daarom is in dit kader geen keurontheffing nodig en wordt er geen retentie geëist. Het waterschap Brabantse Delta geeft er de voorkeur aan om het huishoudelijk afvalwater (DWA) en het hemelwater (HWA) binnen het bouwplan te scheiden, zodat bij een toekomstige aanleg van een gescheiden stelsel in de omgeving, het bouwplan hierop aangesloten kan worden. Ten aanzien van materiaalgebruik geeft het waterschap er de sterke voorkeur aan om geen uitlogende bouwmaterialen toe te passen zoals lood, koper, zink en zacht pvc. Dit om verontreiniging van hemelwater te voorkomen. Verwerking in bouwplan In het plangebied zal een gescheiden afvoersysteem worden ontworpen. Ook wordt er geen gebruik gemaakt van uitlogende bouwmaterialen. Hiermee wordt er voldaan aan de gestelde eisen.

ROWG



19


4.5


Natuur en landschap

Natuurloket In het kilometervak waarin het plangebied zich bevindt zijn een aantal diersoorten aangetroffen. Het is echter aannemelijk dat deze soorten in het plangebied zelf niet voorkomen, gezien de verstedelijking van het gebied (inbreidingslocatie). Het aanvragen van een ontheffing voor beschermde diersoorten is hier dan ook niet relevant. Bij het plannen van de werkzaamheden (kap bomen) zal rekening gehouden worden met het broedseizoen om te voorkomen dat aanwezige broedsels worden verstoord. Verstoring van broedende vogels, nesten en eieren kan worden voorkomen door de werkzaamheden buiten de broedtijd te laten plaatsvinden. In de Flora- en faunawet staat geen begin- of einddatum aangegeven van het broedseizoen, aangezien dit soortafhankelijk is. Algemeen wordt de periode van 15 maart tot 15 juli aangenomen als broedseizoen. Ook buiten deze periode moet alert gereageerd worden op eventuele broedgevallen op de locatie. Voorafgaand aan de werkzaamheden zal derhalve het plangebied hierop gecontroleerd worden. Kapvergunning Binnen het plangebied staan geen bomen. Het aanvragen van een kapvergunning is / komt niet aan de orde.

4.6

Milieu

4.6.1 Geluid Het voorgenomen plan, de realisatie van een scootmobielstalling heeft geen akoestische beperkingen. Een nadere beschrijving en toetsing rondom het aspect geluid is daarom niet aan de orde. 4.6.2 Lucht Het plan leidt niet tot een toename van fijnstof of een verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere beschrijving en toetsing rondom het aspect lucht is niet aan de orde. 4.6.3 Bodemvervuiling Het plangebied is volgens de digitale RLG atlas van de provincie Noord Brabant niet aangemerkt als een gebied met aangetoonde of potentiële bodem- of grondwaterverontreiniging. 4.6.4 Externe veiligheid Plaatsgebonden risico De grenswaarde van het plaatsgebonden risico wordt niet overschreden, er zijn op dit punt dus geen beperkingen Mobiele bronnen In en rondom het plangebied is geen sprake van mobiele bronnen, er zijn op dit punt dus geen beperkingen Stationaire bronnen In en rondom het plangebied is geen sprake van stationaire bronnen, er zijn op dit punt dus geen beperkingen

ROWG



20


4.7



Nader archeologisch onderzoek wordt op deze locatie niet noodzakelijk geacht. Wanneer in het gebied alsnog archeologische vondsten worden gedaan, worden deze zo snel mogelijk gemeld aan de bevoegde dienst. Indien gewenst door de gemeente kunnen de werkzaamheden worden begeleid door een archeologisch bureau. Wanneer onverhoopt toch archeologische waarden zullen worden gevonden, zal de gemeentelijke archeoloog worden ingelicht en worden geraadpleegd. Verder zal het project geen nadelige gevolgen mogen hebben voor de cultuurhistorische waarden rondom het plangebied.

4.8


Ontsluiting Het voorgenomen bouwplan heeft geen invloed op de huidige ontsluiting. Deze blijft gehandhaafd.

4.9

Economische uitvoerbaarheid

Het project wordt gefinancierd door de initiatiefnemer, Stichting WSG Geertruidenberg. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd.

ROWG



21


5


Conclusie

Er is vanuit het flatgebouw Fort Nassau grote behoefte aan een dergelijke scootmobielstalling. Uit het samenvattende hoofdstuk 4 blijkt dat het plan goed past binnen het gebiedsprofiel en binnen het betreffende beleidskader. Ook blijkt hieruit dat er geen belemmeringen zijn te verwachten voor de uitvoering van dit project. Verder wordt de stalling gesitueerd aan de achterzijde aansluitend op het bestaande flatgebouw. Door de geringe omvang, constructie en ligging zal de stalling geen nadelige gevolgen hebben voor het plangebied en zijn omgeving.

ROWG



22



Bijlage 1: Foto’s plangebied

Foto’s plangebied

Verklaring foto’s 1. Parkeerterrein Fort Nassau 2. Garageboxen langs Fort Nassau 3. Aanzicht op terrein Fort Nassau De Lannoystraat 4. Ingang plangebied (Fort Nassau)

Omgeving plangebied ROWG



23



Bijlage 2: Situatie en ondergrond

Bodemkaart

ROWG


Geomorfologie


24



Bijlage 3: Water

Grondwatertrappen

(Bron: provincie Noord-Brabant)

Kwel en infiltratie

ROWG



25



Bijlage 4: Natuur en landschap

Inventarisatiegegevens Natuurloket (Bron: Natuurloket.nl)

ROWG



26



Bijlage 5: Milieu Nr. 1 2 3 4

Categorie Overig Overig Overig Overig

Bedrijf Essent Energie Productie BV, Amercentrale Bovengrondse tank Bovengrondse tank Bovengrondse tank

Risicokaart Noord-Brabant

ROWG


Afstand (m) 547 639 352 375

(Bron: provincie Noord-Brabant)


27



Bijlage 6: Cultuurhistorie en archeologie

Historische kaart

Archeologie

Cultuurhistorische waardenkaart

ROWG



28



Bijlage 7: Verkeer en infrastructuur


Kabels en leidingen ROWG


(Bron: KLIC) oprichten aanbouw tbv stalling scootmobiel

29



Bijlage 8: Provinciaal beleid

Interimstructuurvisie

Uitwerkingsplan streekplan

ROWG



30



Bijlage 9: Stedenbouwkundige plan

Bovenaanzicht stalling

(Bron: Markt 38 architectuur 16 juli 2008)

Verschillende aanzichten stalling

ROWG


(Bron: Markt 38 architectuur 16 juli 2008)


31



Bijlage 10: Bronvermelding Literatuur - Wolters-Noordhoff Atlasproducties, Grote Provinciale Atlas 1:25000, Tweede editie, Groningen: -

1998 ANWB, Topografische Atlas 1:25000, Den Haag: 2004 Historische Atlas Noord-Brabant 1:25.000, Robas producties, 1989 Stiboka, Bodemkaart van Nederland 1:50000, Wageningen, Staring Centrum, 1983 Stiboka, Geomorfologische kaart van Nederland 1:50000, Wageningen: Staring Centrum, 1984 Structuurschema Groene Ruimte 2, ministerie van LNV, 1995 Provinciaal Waterhuishoudingsplan-2, provincie Noord Brabant Topografische digitale atlas Noord-Brabant Uitwerkingsplan streekplan Drimmelen Geertruidenberg en Moerdijk Bestemmingsplan “Geertruidenberg Noordwest”

Websites -

maps.live.com natuurloket.nl brabant.nl geertruidenberg.nl kadaster.nl geertruidenbergdigitaal.nl

Cd-roms - Rekening houden met habitatrichtlijn soorten in Noord Brabant, Provincie Noord-Brabant: Nadwork

Design Center, Eindhoven, juni 2002 - Handleiding voor de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, Rijksdienst Oudheidkundig

bodemonderzoek - Brabant in Balans, Streekplan Noord-Brabant 2002, Ontwikkelingsprogramma Ruimtelijke Ordening,

Provincie Noord-Brabant - Revitalisering landelijk gebied Noord Brabant, Digitale atlas RLG, Provincie Noord Brabant, april

2004

ROWG



32



Bijlage 11: Vigerende bestemmingsplan

ROWG



33

op verzoek Stichting WSG Markt BT Geertruidenberg Status:

Recommend Documents