Op 12 juli 2004 heeft de Inspectie van het Onderwijs Montessorischool bezocht in het kader van jaarlijks onderzoek. Bij jaarlijks onderzoek vormt de inspectie zich een oordeel over: • De wijze waarop de school werkt aan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Het gaat daarbij om de schoolontwikkeling na het vorige inspectiebezoek. • De onderwijsresultaten. Het gaat om genormeerde prestaties van leerlingen, zowel aan het einde van de schoolperiode als gedurende de schoolperiode. • De ontwikkeling van de leerlingen. Daarbij gaat het om de versnelde en vertraagde schoolloopbaan van leerlingen, de uitstroom naar speciaal basisonderwijs en de individuele leerlingenzorg. De inspectie gaat met de school ook na of er ontwikkelingen zijn die invloed hebben op het onderwijs. De inspectie gaat zo mogelijk uit van gegevens die de school door zelfevaluatie heeft verkregen. Zo sluit de inspectie aan bij de specifieke situatie van de school en wordt de school niet onnodig belast. Uw directie heeft documenten ingestuurd of aangereikt die betrekking hebben op de schoolontwikkeling, namelijk: toelatingsbeleid, kwaliteitskaart juni 2004, evaluatie schooltaken schooljaar 2003-2004, halfjaarlijkse evaluatie jaarplan 2003-2004, kwaliteitsbeleid mei 2004, kwaliteitskaart opbrengsten schooljaar 2002-2003, analyse groepsstaten april 2004.
In deze brief noemt de inspectie allereerst ontwikkelingen die van invloed zijn op het onderwijs (1). Daarna spreekt de inspectie een oordeel uit over de verbeteractiviteiten van de school (2) en over de onderwijsresultaten (3). Zij vermeldt vervolgens gegevens over de ontwikkeling van de leerlingen (4). De bijlage geeft hierop een toelichting. In het toezichtarrangement geeft de inspectie aan hoe het toezicht voor deze school wordt voortgezet. 1
Ontwikkelingen die van invloed zijn op de kwaliteit van het onderwijs.
De school heeft een enerverende periode achter de rug. Zo is er aan het vrij nieuwe schoolgebouw een vleugel toegevoegd. De bouw hiervan heeft voor veel overlast gezorgd. Ondanks deze omstandigheden is het onderwijsgebeuren zonder noemenswaardige problemen verlopen. Voorts doet zich een explosieve groei van leerlingen voor. Omstreeks december 2004 zal de 16e groep geformeerd worden. Door de groei van het aantal leerlingen is de school genoodzaakt geweest de hoofdvestiging uit te breiden met noodlokalen. Deze ruimtes staan naast de school. Verder heeft de school te maken met een groot aantal zij-instromers. Zo was in de schooljaren 2001 tot en met 2003 ruim 32% van het totaal aantal leerlingen in groep 8 korter dan zes jaar op de Montessorischool. Bovendien signaleert de school een stijging van het aantal leerlingen met specifieke hulpvragen. De school geeft in dit verband aan dat ze in staat is een breed zorggebied te kunnen voorzien van zorg en begeleiding. Dit maakt de school ook kwetsbaar. Om die reden is een toelatingsbeleid opgesteld en worden eventuele afspraken met ouders in een contract vastgelegd. 2
De school werkt in voldoende mate gericht aan de verbetering van de kwaliteit van haar onderwijs.
De inspectie komt tot dit oordeel, omdat de school prioriteiten voor schoolverbeteringen bepaalt, deze activiteiten plant en ze ook daadwerkelijk in de praktijk uitvoert. (Half)jaarlijks bepaalt en waardeert de school de verbeteractiviteiten in een verslag; jaarlijks worden de opbrengsten in kaart gebracht. Uit beleidsdocumenten en uit de toelichting daarop blijkt dat de school op grond van intern beraad, kwaliteitsonderzoek, analyse van de groepsstaten, het vorig inspectiebezoek haar prioriteiten heeft bepaald. Vanuit de visie van het Montessori-onderwijs zijn in het schoolplan beleidsvoornemens voor het lesaanbod, didactisch handelen, leerlingenzorg, pedagogisch klimaat en kwaliteitszorg geformuleerd voor 2003-2007. Op dit ogenblik wordt een kwaliteitskaart ontwikkeld die specifiek de kwaliteit van het Montessori- onderwijs in beeld zal brengen.
2
De verbeteractiviteiten zijn in een meerjarenbeleidsplan aangegeven. Uit het jaarplan 2003-2004 is op te maken hoe de beoogde verandering en door wie gerealiseerd zullen worden. Daarnaast worden (door de daarvoor aangewezen personen of werkgroepen) voor iedere kwaliteitskaart verbeterplannen beschreven in smart-termen (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden). Op deze wijze ontstaat een veelheid aan deelplannen. Zo is er een integraal taalbeleidsplan en is er een leidraad voor het driejarig leertraject de 'leerzame vraag'. Het managementteam (de algemeen directeur, intern begeleiders en de coördinatoren van verschillende disciplines) heeft de inspectie ingelicht over de verbeteractiviteiten die in de praktijk vorm hebben gekregen. Zo heeft de school in de achterliggende periodes onder meer geïnvesteerd in het verbeteren van de didactische aanpak. Dit heeft geresulteerd in een meer ortho-didactisch handelen dan voorheen. Verder is het werken met het model voor gedifferentieerde instructie verfijnd en is nu de toegespitste instructie door middel van de 'Leerzame vraag' van wezenlijk belang. Essentieel hierin is de betrokkenheidsvraag. Hoewel de instructiestrategieën nu nog deels door leraren bepaald worden, merkt de school een omschakeling naar de strategieën waar de leerlingen om vragen. Om die vragen in kaart te brengen maken leerlingen hun eigen persoonlijk ontwikkelingsplan. Dit gebeurt in een gesprek met hun leraar. Leraren kunnen strategieën nauwer aansluiten op de zône van de naaste ontwikkeling van de leerling en op hun leerstijl. Voor het komend schooljaar zal verder hieraan vorm en inhoud gegeven worden. Zo vormen het 'protocol leesproblemen' en het kosmisch onderwijs het raamwerk voor kindontwikkelingsgesprekken, vrije werkkeuze en de 'leerzame toegespitste vraag'. Op termijn verwacht de school dat leerlingen in staat zijn hun eigen 'stroom' te volgen in meerdere vak- en ontwikkelingsgebieden. Tijdens het gesprek met (een deel van) het management is aan de hand van bovengenoemde onderwerpen nader ingegaan over de effecten van de uitgevoerde activiteiten. Hiervoor is planmatige aanpak voorhanden. Zo worden in de verschillende bouwteams praktijkervaringen uitgewisseld en vastgelegd. De ervaringen dienen als bronnenmateriaal voor het interbouwoverleg. Dit overleg wint aan kracht door, meer dan voorheen, de effecten te bundelen en op te tillen op meta- niveau. Op deze wijze worden de ervaringen overstegen. Zo kan een overzicht ontstaan in bijvoorbeeld de mate van coherentie tussen leraren en de effecten die daar een rol in spelen.
3
3
De resultaten liggen op het niveau dat verwacht mag worden.
De resultaten die behaald werden met de eindtoets voor het basisonderwijs liggen op een niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie mag worden verwacht. Daarbij wordt opgemerkt dat in 2001 en 2002 de eindresultaten zich significant boven het gemiddelde begaven. In 2003 lag de score weliswaar boven het gemiddelde, maar viel binnen de bandbreedte die de inspectie vaststelde. In dit schooljaar waren de resultaten die behaald werden gedurende de schoolperiode bij toetsen voor rekenen en wiskunde, technisch- en begrijpend lezen in de groepen 4 en 6 naar verwachting. De prestaties voor het technisch lezen in groep 3 vielen tegen. Ook in groep 4 is uitval geconstateerd. Nadat de school uit eigen analyses deze signalen onder ogen kreeg, heeft ze door externen een screening laten uitvoeren. De consequentie hiervan is dat nu in de groepen 3 tot en 5 meer interveniëring plaats vindt dan voorheen. Zo worden op letter- clusterniveau automatiseringsoefeningen ingezet voor de zwakkere lezers. De effectbepaling van deze interveniëring vindt nog voor het einde van dit schooljaar plaats. Indien de oefeningen effectief blijken dan wordt de aanpak een onderdeel van het "Protocol Leesproblemen". Ook in de kleutergroepen en in groep 3 vindt een verlengd traject plaats van de auditieve training.
4
Leerlingen ontwikkelen zich naar verwachting.
Op dit moment is de inspectie nog niet in staat om een geobjectiveerd oordeel te geven over deze indicator. Daarom waardeert zij deze indicator thans nog niet. De inspectie neemt momenteel alleen kennis van het aantal leerlingen met versnelde of vertraagde schoolloopbaan en van het aantal leerlingen dat verwezen is naar het speciaal basisonderwijs. Ook gaat de inspectie het rendement na van individuele handelingsplannen en van individuele leerwegen. In het algemeen ontwikkelen leerlingen zich op basisschool Montessorischool Weert volgens verwachting. Dit wil zeggen dat het aantal doublures in groep 3 tot en met 8 lager is dan 2.4% (1.6%). Drie leerlingen (van totaal 477 leerlingen) zijn in de schooljaren 2001 tot en met 2003 verwezen naar een basisschool voor speciaal onderwijs. Dit is lager dan 1% en daarmee lager dan het landelijk percentage.
4
Tijdens het schoolbezoek heeft de inspectie met de school van gedachten gewisseld over het (door de inspectie opgevraagd) percentage leerlingen in groep 2 dat op één oktober vijf jaar en negen maanden of ouder is. De Montessorischool verklaart nader dat de indeling in een montessorigroep 2 slechts relatief is en van administratieve aard. Leerlingen van verschillende jaargroepen zijn immers bij elkaar geplaatst. Tweemaal vindt een doorstroming plaats en is sprake van een doorgaande lijn. Kinderen in een 'lagere' groep kunnen vooruit werken of in een 'hogere' groep nog eens herhalen. Veel leerlingen in de onderbouw kunnen al lezen wanneer ze naar de middenbouw gaan. Hierdoor bieden deze kinderen perspectief aan hun jongere groepsgenoten. Dit ziet de school als een zeer belangrijk onderdeel van de voorbereide omgeving en benadrukt deze als de kracht van haar onderwijs. De school geeft aan dat de meeste leerlingen met een handelingsplanning of individuele leerlijn, zich naar verwachting ontwikkelen. Dit geldt eveneens voor de leerlingen die in het afgelopen schooljaar uitstroomden naar het voortgezet onderwijs.
Toezichtarrangement: De school wordt opgenomen in de reguliere planning voor vervolgtoezicht.
5
Bijlage Ontwikkelingen die van invloed zijn op de kwaliteit van het onderwijs. Toelichting: De kwaliteit van het onderwijs op een school kan niet los worden gezien van de context van de school. Voorbeelden van contextfactoren zijn: wijzigingen in de samenstelling van de leerlingenpopulatie, veranderingen in het lerarenteam, directiewisselingen, bestuursfusie(s) of scholenfusie(s). Indicator 1: De school werkt gericht aan verbetering van de kwaliteit van haar onderwijs. Toelichting op de indicator: Bij deze indicator staan concrete verbeteractiviteiten centraal. De school bepaalt met behulp van een 'sterkte-zwakte-analyse op schoolniveau' in hoeverre de eigen doelstellingen worden gerealiseerd. Op basis van die analyse stelt de school een kwaliteitsprofiel op met sterke en zwakke punten. In een verbeterplan voor vier jaar (schoolplan) legt de school vervolgens prioriteiten voor verbetering vast. De verbeteractiviteiten hebben betrekking op kwaliteitsaspecten van 'onderwijs en leren' of van 'zorg en begeleiding'. De activiteiten zijn geformuleerd in meetbare termen en beoogde effecten. Het team evalueert de verbeteractiviteiten jaarlijks en stelt het verbeterplan zo nodig bij. De directie houdt rekening met de verandercapaciteit. De school bepaalt de effecten van de verbeteractiviteiten door vormen van interne of externe evaluatie, zoals enquêtes, klassenconsultaties of visitaties. Bij deze indicator gaat de inspectie ook na op welke wijze de school gevolg heeft gegeven aan de afspraken met de inspectie die naar aanleiding van het vorige inspectiebezoek zijn vastgelegd.
7
Indicator 2: De resultaten liggen ten minste op het niveau dat mag worden verwacht. Toelichting op de indicator: De inspectie beoordeelt bij deze indicator zowel de resultaten van leerlingen aan het einde van de schoolperiode als de resultaten van leerlingen gedurende de schoolperiode. Het oordeel over de resultaten aan het einde van de schoolperiode baseert de inspectie op gegevens over landelijk genormeerde eindtoetsen van de afgelopen drie schooljaren. De inspectie zet deze gegevens af tegen gegevens van scholen met een vergelijkbare leerlingenpopulatie. Het oordeel over de resultaten gedurende de schoolperiode baseert de inspectie op gegevens over genormeerde toetsen voor technisch lezen (in groep 3 en 4), rekenen en wiskunde (in groep 4 en 6) en begrijpend lezen (in groep 6). Uitgangspunt voor de beoordeling vormt het aantal leerlingen op D- en Eniveau, of het aantal leerlingen met een onderwijsachterstand van een half jaar of meer (>5 DLE). Indicator 3: Leerlingen ontwikkelen zich naar verwachting. Toelichting op de indicator: De inspectie neemt bij deze indicator kennis van het aantal leerlingen met versnelde of vertraagde schoolloopbaan en van het aantal leerlingen dat naar speciaal basisonderwijs is verwezen. Ook gaat de inspectie het rendement na van individuele handelingsplannen en van individuele leerwegen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften.
8