Jaarverslag 2005 Inspectie van het Onderwijs
Inhoudsopgave VOORWOORD
6
Missie
8
Leeswijzer
8
1.
2.
LEIDERSCHAP
11
1.1.
Kerntaken en taakstelling
13
1.2.
Relatie met OCW en LNV
14
1.3.
Interne Communicatie
15
1.4.
Klachtadviescommissie
15
1.5.
Raad van Advies
15
STRATEGIE EN BELEID
19
2.1.
Meerjarenbeleidsplan
21
2.2.
Accreditatie en interne kwaliteitszorg
22
2.3.
Programmagroep
22
2.4.
Taakgroep diversiteit
23
2.5.
Extern communicatiebeleid
23
3.
2.6.
Veiligheid
23
2.7.
Samenwerking met andere toezichthouders
25
2.8.
Project Geïntegreerd Toezicht
25
2.9.
Project Integraal Toezicht Jeugdzaken
26
2.10. Project Variëteit en Verantwoording.
27
2.11. Rol ten opzichte van het hoger onderwijs
27
2.12. Programma Internationale samenwerking
28
MANAGEMENT VAN MEDEWERKERS
31
3.1.
Reorganisatie
34
3.2.
Arbeidsvoorwaardenbeleid
35
3.3.
Integriteit
35
3.4.
Opleidingsbeleid
36
3.5.
Competentiemanagement en loopbaanbeleid
37
3.6.
Arbeidsomstandigheden
38
3.7.
Vertrouwenspersonen
39
4.
5.
MANAGEMENT VAN MIDDELEN
41
4.1.
Integrale beveiliging
43
4.2.
Financieel beheer
43
4.3.
Automatisering
46
4.4.
Informatie-uitwisseling en kennisontwikkeling
47
4.5.
Documentaire informatievoorziening
49
4.6.
Facilitaire zaken
49
MANAGEMENT VAN PROCESSEN
51
5.1.
Beschrijving en beheer
53
5.2.
Onderzoek en ontwikkeling
53
5.2.1. Ontwikkeling toezicht po
53
5.2.2. Ontwikkeling toezicht ec
54
5.2.3. Ontwikkeling toezicht vo
54
5.2.4. Ontwikkeling toezicht bve
55
5.2.5. Niet bekostigd onderwijs
55
5.2.6. Artikel 56 scholen
56
5.2.7. Programma Verbreding techniek basisonderwijs
56
5.2.8. Registratie schorsingen en verwijderingen (vo)
56
5.3.
57
Regeling Incidenteel onderzoek
6.
7.
8.
9.
WAARDERING DOOR BELANGHEBBENDEN
59
6.1.
Evaluatie schoolbezoeken
61
6.2.
Waardering Kwaliteitskaart
62
6.3.
Waardering Onderwijsverslag
64
6.4.
Bezwaren en klachten
64
WAARDERING DOOR MEDEWERKERS
65
7.1.
Werkbelevingsonderzoek
67
7.2.
Interne communicatie
67
7.3.
Bijdrage van de ondernemingsraad
67
WAARDERING DOOR MAATSCHAPPIJ
69
8.1.
71
Persvoorlichting
BESTUUR EN FINANCIERS
75
9.1.
Regulier toezicht
77
9.2.
Buitenland
79
9.3.
Kwaliteitstoezicht po, vo en expertisecentra
79
9.4.
Kwaliteitskaarten
80
9.5.
Onderwijsverslag
80
9.6.
Themaonderzoeken
81
9.7.
Rapportages vanwege bijzondere ontwikkelingen
88
9.8.
Programma Verbreding Techniek Basisonderwijs
90
9.9.
Programma ICT in Onderwijs
90
9.10. Vertrouwensinspecteurs
92
9.11. Overige wettelijke taken
93
9.12. Publieksvoorlichting
93
10. VERBETEREN EN VERNIEUWEN
95
11. BIJLAGEN
99
Bijlage I
Inspectieleiding
101
Bijlage II
Leden Raad van advies en Klachtadviescommissie
102
Bijlage III
Organogram
103
Bijlage IV
Adressen kantoren
104
Bijlage V
Publicaties
106
Bijlage VI
Afkortingen
110
Colofon
112
Voorwoord
Voor u ligt het Jaarverslag over 2005 van de Inspectie van het Onderwijs. Een 6
jaar met de nodige veranderingen, intern en extern. Verandering noemen we inmiddels een constante factor in ons werk. In het toezicht uitten de veranderingen zich in ontwikkelingen als geïntegreerd toezicht, integraal toezicht jeugdzaken en governance.
Het toezicht verandert natuurlijk ook als direct gevolg van veranderingen in de maatschappij. In het onderwijs komen maatschappelijke ontwikkelingen meteen tot uiting. Ons toezicht moet aansluiten op het onderwijs en dus inspelen op maatschappelijke veranderingen. Ingrijpende gebeurtenissen als de moord op Theo van Gogh, herhaalde brandstichting in met name de regio Uden-Veghel en signalen van maatschappelijke verharding maken dat wij in het toezicht meer expliciet aandacht aan veiligheid en aan burgerschap schenken. Twee onderwerpen die inmiddels verankerd worden in ons toezicht.
Scholen hebben toenemende ruimte om hun onderwijs in te richten. Dat vraagt om aangepast toezicht. De inspectie kijkt steeds minder naar hóe scholen het doen, maar óf ze het doen. Kijken we naar de goede dingen en zien we ze goed? Daarbij werkt de inspectie intensiever samen met Cfi en de Auditdienst van OCW.
Binnen deze veranderingen bepalen we onze koers. Voor de periode van 2006 tot 2008 is een geactualiseerd meerjarenbeleidsplan en een bijbehorende toezichtvisie in de maak. In 2006 leidt dit tot een koers voor de komende jaren.
Voor sommige scholen, die hun governance goed op orde hebben, komen wij meer op afstand, maar voor andere scholen komen wij juist dichterbij. Dat is de kern van proportionaliteit. Wij verwoorden dat door de slogan: ‘minder waar het kan, meer waar het nodig is’. In de vormgeving van dit jaarverslag
proberen we dat weer te geven door de beelden van een grote diversiteit aan ‘zaden’. Om tot een goede oogst te komen moeten zaden immers worden gezaaid op het goede moment en op de juiste plek!
Mevrouw mr. drs. C. Kervezee Inspecteur-generaal van het Onderwijs Mei 2006
Missie De Inspectie van het Onderwijs beoordeelt de kwaliteit van het onderwijs in onderwijsinstellingen en rapporteert publiekelijk over de kwaliteit van individuele instellingen en van het bestel, in het belang van leerlingen en ouders, onderwijsinstellingen en samenleving. Zo stimuleert de inspectie dat onderwijsinstellingen hun kwaliteit op niveau houden en continu versterken, geeft zij bestuurders en beleidsmakers handvatten voor beleid en verschaft ze 8
haar belanghebbenden betrouwbare informatie over onderwijs.
Leeswijzer De Inspectie van het Onderwijs ontwikkelt haar interne kwaliteitszorg onder meer op basis van het managementmodel van het Instituut Nederlandse Kwaliteit (INK). Plannings- en verantwoordingsdocumenten worden daarom systematisch ingedeeld volgens de aandachtsgebieden van dit INK-managementmodel.
Voor dit Jaarverslag gebruikt de inspectie de nieuwste versie van het INKmanagementmodel, van januari 2004.
De inspectie gebruikt voor sommige resultaatvelden andere aanduidingen, die beter aansluiten bij de inspectieorganisatie. Het veld ‘Medewerkers’ wordt aangeduid als ‘Waardering door medewerkers’, ‘Klanten en leveranciers’ als ‘Waardering door belanghebbenden’ en ‘Maatschappij’ als ‘Waardering door maatschappij’.
Het -deels aangepaste- INK-managementmodel
waardering door
management van medewerkers
medewerkers
9
leiderschap
strategie en beleid
management van processen
management van middelen
waardering door belanghebbenden
bestuur en financiers
waardering door maatschappij
RESULTAAT
ORGANISATIE verbeteren en vernieuwen
1 Leiderschap 1.1
Kerntaken en taakstelling
Kerntaken volgens de WOT Sinds begin 2003 biedt de Wet op het onderwijstoezicht (WOT) het kader voor het werk van de inspectie. Samengevat zijn haar kerntaken: • Beoordelen van de kwaliteit van het onderwijs door het uitvoeren van periodiek kwaliteitsonderzoek; • Via het toezicht de kwaliteit van het onderwijs en de eigen verantwoordelijkheid van scholen en instellingen stimuleren; • Rapporteren over de ontwikkelingen in het onderwijs, in het bijzonder over de kwaliteit ervan, op het niveau van de afzonderlijke instellingen en van het stelsel als geheel; • Rapporteren
over
de
staat
van
het
Nederlandse
onderwijs
(Onderwijsverslag); • Verrichten van overige bij of krachtens de wet aan de inspectie opgedragen taken.
In het hoger onderwijs is het toezicht op de kwaliteit van de afzonderlijke opleidingen opgedragen aan de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). De inspectie houdt toezicht op het accreditatiestelsel en de naleving van wet- en regelgeving.
De WOT stelt dat de uitoefening van het toezicht aan drie uitgangspunten moet voldoen. In de eerste plaats moet het inspectietoezicht de vrijheid van onderwijs en daarmee de eigen verantwoordelijkheid van onderwijsinstellingen voor de kwaliteit in acht nemen. In de tweede plaats mogen onderwijsinstellingen niet méér belast worden dan voor een zorgvuldige uitoefening van het toezicht nodig is (principe van proportionaliteit). In de derde plaats moet het toezicht er mede op gericht zijn betrokkenen te informeren over de ontwikkelingen in het onderwijs, in het bijzonder over de kwaliteit van het onderwijs.
13
Taakstelling In voorgaande jaren kreeg de inspectie bezuinigingen opgelegd als gevolg van de maatregelen van de kabinetten Balkenende I en II. De bezuinigingen moesten in de jaren 2004-2006 leiden tot een reductie van 14 procent, zowel financieel als formatief. Om dit te bereiken is de inspectie in 2004 begonnen met een reorganisatie. Eind 2005 kon deze worden afgerond. Mede daardoor is de opgelegde bezuiniging eind 2005 volledig gerealiseerd. 14 1.2. Relatie met OCW en LNV
De relatie tussen de inspectie en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) is geregeld in de Regeling Inspectie van het Onderwijs. In deze regeling staan bepalingen over de taakuitoefening door de inspectie, over de bedrijfsvoering, en over overleg en informatievoorziening. Een belangrijk uitgangspunt is dat de inspectie een vergaande mate van zelfstandigheid heeft in de uitoefening van het toezicht. Deze zelfstandigheid laat onverlet dat de inspectie onder ministeriële verantwoordelijkheid valt. Het is de minister die volgens de Grondwet aan de Tweede Kamer alle gevraagde inlichtingen moet verstrekken en die verantwoording moet afleggen over het gevoerde beleid.
De inspectie houdt ook toezicht op het landbouwonderwijs. Dit is geregeld in het convenant Inpassing Inspectie Landbouwonderwijs en kennisprogramma’s (LOK). De formele verantwoordelijkheid voor het toezicht op het landbouwonderwijs ligt bij de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). De minister van OCW is echter als enige minister rechtstreeks verantwoordelijk voor de Inspectie van het Onderwijs.
In 2005 heeft de inspectie conform de Regeling Inspectie van het Onderwijs het Jaarverslag 2004 en het Onderwijsverslag 2003/2004 vastgesteld. Deze stukken zijn door de minister in het voorjaar van 2005 naar de Tweede Kamer gezonden. In 2005 heeft de inspectie ook het Jaarwerkplan 2006 vastgesteld. Dit Jaarwerkplan 2006 is door de minister in november 2005 naar de Tweede Kamer gezonden.
De Secretaris-generaal van OCW en de Inspecteur-generaal hebben in 2005 driemaal overleg gevoerd over onder meer de uitoefening van het toezicht door de inspectie, de uitvoering van het jaarwerkplan en de bedrijfsvoering. Daarbij heeft de Inspecteur-generaal verantwoording afgelegd over de besteding van de middelen in relatie tot de behaalde resultaten en over de bedrijfsvoering. Daarnaast hebben minister en Secretaris-generaal in 2005 vijfmaal overleg gevoerd met de Inspecteur-generaal over de hoofdlijnen van de
uitoefening van het toezicht door de inspectie. Driemaal is er overleg geweest tussen Secretaris-generaal, directeuren-generaal, de Inspecteur-generaal en de hoofdinspecteurs over beleidsmatige aspecten van het toezicht. Voorts is er driemaal overleg geweest met de Secretaris-generaal over het project Geïntegreerd Toezicht, een project van Auditdienst (AD), Centrale Financiën Instellingen (Cfi) en inspectie dat onderdeel is van het veranderprogramma Apollo van OCW. De Secretaris-generaal is opdrachtgever van dit project, de Inspecteur-generaal opdrachtnemer.
In december 2005 heeft de Secretaris-generaal de Managementafspraak 2006 met de inspectie ondertekend.
1.3. Interne Communicatie
De nadruk in de interne communicatie lag in 2005 op de taakstelling, de daarmee samenhangende afronding van de reorganisatie, en het efficiënter maken van de werkprocessen. Gedurende het jaar besteedde de inspectieleiding veel tijd aan contacten met het personeel om uitleg te geven, te luisteren naar problemen en in discussies meningen uit te wisselen. Naast het reguliere werkoverleg, bezocht de inspectieleiding alle inspectiekantoren minstens eenmaal om tijdens zogeheten kantoorconferenties met
alle medewerkers van gedachten te wisselen. Ook vonden er diverse bijeenkomsten met het middenmanagement plaats. Een landelijke bijeenkomst met een informeler karakter was de sport- en cultuurdag van de inspectie in september.
1.4. Klachtadviescommissie
De Klachtadviescommissie is ingesteld op basis van artikel 23 van de WOT. De commissie adviseert de Inspecteur-generaal bij klachten over de inspectie. Vaak kan de inspectie klachten binnen korte termijn naar aantoonbare tevredenheid afhandelen. Als dit niet het geval is wordt de klacht door de Klachtadviescommissie behandeld. Klachten moeten adequaat kunnen worden behandeld, ook als één of meer leden van de commissie afwezig zijn. Daarom heeft de minister van OCW, op verzoek van de Inspecteur-generaal, per 1 december 2005 twee extra leden in de commissie benoemd.
1.5. Raad van Advies
De Raad van Advies (RvA) is ingesteld op basis van artikel 24 van de WOT. De raad staat de inspectie bij in de waarborging van een zorgvuldige en
15
professionele uitoefening van het toezicht. In 2005 hebben twee van de drie leden de Raad van Advies verlaten, en zijn in hun plaats twee nieuwe leden benoemd. De Raad van Advies heeft viermaal vergaderd met de inspectieleiding. Daarbij zijn de volgende onderwerpen prominent aan de orde geweest.
Governance 16
De belangrijkste ontwikkeling in 2005 was de Beleidsbrief governance van de minister. Er komt meer verantwoordelijkheid te liggen bij de professionals, bestuur en intern toezicht moeten gescheiden worden en de verantwoording wordt versterkt. De inspectie richt zich op het versterken van de proportionaliteit en het verder ontwikkelen van risicoprofielen. De inspectie loopt hierbij wel tegen enkele dilemma’s aan. Het gaat daarbij om de problemen bij het toezicht houden op open normen, om de vraag wat output en risico’s precies zijn, om tegenstrijdige verwachtingen over de inzet van de inspectie en om de (negatieve) effecten van zelfevaluatie.
De RvA heeft benadrukt dat duidelijk moet zijn waar de inspectie toezicht op moet houden. Bij verantwoording moet onderscheid gemaakt worden tussen verticale verantwoording (eisen die de overheid stelt) en horizontale verantwoording (naar ouders, bedrijfsleven, vervolgonderwijs). Het toezicht
voortkomend uit de verticale verantwoording, vanuit de overheid, dient precies te zijn, met normen die voor alle scholen gelijk zijn. Daarnaast zijn er aspecten die alleen thuishoren in de horizontale verantwoording; de inspectie kan hier hoogstens een procedurele rol vervullen.
Verder wees de raad op de risico’s als een standaard werkwijze wordt losgelaten. De resultaten van het toezicht worden minder vergelijkbaar, en het beperkt de mogelijkheden voor macrorapportages. De inspectie moet verder voortdurend oog houden op de effecten van de governance op de scholen. Wat als de voorgestelde wijzigingen geen aansluiting vinden op het onderwijsveld? Welke opbrengsten verwachten we, en hoe meten we die? Het is weliswaar mogelijk de opbrengsten voor veel leerdoelen te meten, maar dit kan niet altijd even nauwkeurig. Voor cognitieve opbrengsten zijn nauwkeuriger maten voorhanden dan voor sociale opbrengsten. Tot slot is duidelijk dat scholen bij het realiseren van de opbrengsten mede afhankelijk zijn van de omgeving, het netwerk waarin ze zich bevinden. De inspectie moet scholen stimuleren eventuele problemen breed aan te pakken.
Geïntegreerd Toezicht De eisen die aan de inspectie worden gesteld, veranderen. Er is een sterke wens om verder te dereguleren en de verantwoordelijkheid voor de publieke
dienstverlening meer over te laten aan de professionals in het veld. Ook de toezichtlast moet verminderen. Voor de inspectie en de andere toezichthouders binnen het ministerie van OCW, de Auditdienst en Cfi, betekent dit dat het toezicht professioneler moet worden en dat er meer samenwerking moet komen. De resultaten van het toezicht moeten ook in een bruikbare vorm (bijvoorbeeld als benchmark-gegevens) terug komen bij de instellingen, zodat zij er hun voordeel mee kunnen doen. De RvA kon zich vinden in de geschetste ontwikkeling. Het is wel belangrijk de doelstelling van het project scherp te houden en af te stemmen met andere ontwikkelingen binnen de inspectie. De RvA heeft er verder op aangedrongen om instellingen goed over Geïntegreerd Toezicht te informeren.
Onderwijsverslag/themarapportages De RvA drong er op aan goed af te wegen voor welke doelgroep het Onderwijsverslag en de themarapportages worden geschreven. Dit geldt zeker als de inspectie hiermee ook het bredere onderwijsveld wil informeren en niet alleen het departement en de volksvertegenwoordiging. Tenslotte adviseerde de raad de inspectie zich niet te bescheiden op te stellen in het debat over de kwaliteit van het onderwijsstelsel.
2 Strategie en Beleid 2.1. Meerjarenbeleidsplan
De inspectie heeft het meerjarenbeleidsplan eind 2005 (in concept) geactualiseerd op basis van een aantal externe en interne ontwikkelingen. De nieuwe inzichten rond governance waren een belangrijke aanleiding. Ook de resultaten van de interne audits van de inspectie en de projecten GT, Integraal Toezicht Jeugdzaken en Variëteit en Verantwoording, leidden tot bijstelling van het inspectiebeleid. Verder hadden maatschappelijke vraagstukken (zoals het bevorderen van sociale cohesie) invloed op het te voeren beleid. Tenslotte sluit het nieuwe (concept-) meerjarenbeleidsplan aan op de nieuwe kabinetsvisie op toezicht ‘Minder last, meer effect’, die in oktober 2005 is verschenen.
De eerste prioriteit van het meerjarenbeleidsplan is het vertrouwen van de burger in (het toezicht op) de kwaliteit van het onderwijs. De inspectie wil dit vertrouwen bevorderen door:
• Samenwerking en maatwerk bij toezicht op onderwijsinstellingen. • Programmatisch toezicht bij themaonderzoeken. • Verantwoording over het onderwijsstelsel. • Mede agenderend te zijn in het onderwijsdebat.
Versterking van het governancemodel is de tweede prioriteit. Dit wil de inspectie bereiken door: • De regionale functie te ontwikkelen. • Samenwerking met de ketenpartners in het jeugdtoezicht. • Strategische allianties aan te gaan. • De internationale dimensie van het toezicht te versterken. • De effecten van toezicht te onderzoeken.
Om dit te kunnen verwezenlijken, moet de inspectie groeien van een procesgerichte naar een vraaggestuurde organisatie. Daarnaast zal ze beschikbare (digitale) informatie efficiënter en effectiever moeten gaan benutten. Tenslotte
21
zal ook het leer- en verandervermogen van de inspectie moeten worden vergroot, waardoor de inspectie als geheel zich continu kan verbeteren.
2.2. Accreditatie en interne kwaliteitszorg
Kwaliteit en verantwoording zijn belangrijke aspecten in het werk van de inspectie. Afgezien van de eigen ambities die de inspectie hierin heeft, vereist 22
ook de WOT dat de inspectie een kwaliteitssysteem heeft waarmee het de kwaliteit van het werk borgt. Het systeem dat de inspectie sinds 2001 ontwikkelt en implementeert is gebaseerd op het INK-managementmodel en op de ISO 17020 norm. De inspectie heeft de ambitie om in 2006 tegen deze norm geaccrediteerd te worden door de Raad voor Accreditatie.
De methodiek van het Kwaliteitshandboek is inmiddels vastgesteld; de uitwerking van het kwaliteitssysteem in het Kwaliteitshandboek zal begin 2006 worden afgerond.
In het voorjaar van 2005 zijn interne audits uitgevoerd bij het management van alle organisatie-eenheden en alle werkprocessen van de inspectie (procesaudits). In de auditronde van 2005 is mede nagegaan of de verbetermaatregelen uit de auditronde in 2004 effect hebben gesorteerd. De interne
audits resulteerden in 27 afzonderlijke auditrapporten, een samenvattend rapport en een inspectieverbeterplan. De organieke eenheden én de inspectie als geheel hebben in het najaar verbetermaatregelen doorgevoerd op basis van de bevindingen uit de audits 2005.
2.3. Programmagroep
Interne en externe ontwikkelingen vroegen om meer eenduidige sturing op en samenhang tussen de verschillende programma- en sectorlijnen binnen de inspectie. Met name de inhoudelijke afstemming en samenwerking moet leiden tot verbetering van de samenhang tussen sectorplannen, projectplannen en kantoorplannen. Met dat doel is eind 2005 de programmagroep samengesteld, bestaande uit de coördinerend inspecteurs over de sectoren, algemene coördinerend inspecteurs en programmaleiders. De inspectie is in 2005 begonnen met het vaststellen van een ordeningsmodel en het vastleggen van taken en verantwoordelijkheden van de programmagroep. De programmagroep start feitelijk met de uitvoering van werkzaamheden op 1 januari 2006.
2.4. Taakgroep diversiteit
De inspectie wil een organisatie zijn die in de inhoud en uitvoering van haar toezichthoudende taak aansluit bij de diversiteit van de samenleving en met haar eigen organisatie daar een afspiegeling van vormt. In 2005 is de inspectie begonnen gericht inspecteurs te werven onder doelgroepen die in de inspectieorganisatie ondervertegenwoordigd zijn.
2.5. Extern communicatiebeleid
Verandering is voor de inspectie een constante factor geworden, hoe paradoxaal dat misschien ook klinkt. Dit betreft veranderingen binnen het toezicht zelf, zoals geïntegreerd toezicht, integraal toezicht jeugdzaken en variëteit en verantwoording, maar ook in de politiek (de kabinetsvisie op het toezicht) en de samenleving (vraagstukken rond sociale cohesie). Als reactie op deze veranderingen, hanteert de inspectie de volgende uitgangspunten bij haar externe communicatiebeleid. • De inspectie is transparant: zij communiceert open, direct en toegankelijk naar alle betrokken doelgroepen. Scholen, ouders en leerlingen worden actief geïnformeerd. In 2005 heeft de inspectie nieuwe initiatieven genomen, zoals de nieuwsbrieven naar scholen (actieve verzending vanaf
2006), de vernieuwing van de website, folders naar ouders en leerlingen (o.a. over de kwaliteitskaart), communicatie over het toezicht van het niet bekostigd onderwijs, actieve informatie aan de betrokken partijen naar aanleiding van het rapport over de sociale ontwikkelingen in de regio Uden. • De inspectie is agenderend. Zo zijn in het verslagjaar 25 rapporten verschenen. Meer dan vroeger wil de inspectie in deze rapporten concrete aanbevelingen voor concrete doelgroepen opnemen. • De inspectie nodigt uit tot interactie. De inspectie wil een lerende organisatie zijn, die diverse betrokkenen nadrukkelijk vraagt om actief aan ontwikkelingen deel te nemen. Zo is er rond geïntegreerd toezicht een conferentie met het voortgezet onderwijs-veld belegd. Voor het Onderwijsverslag heeft de inspectie onder schoolleiders een lezersonderzoek gedaan en een conferentie met externen belegd. Bij het project Integraal Toezicht Jeugdzaken is actief overleg met alle betrokken partijen de standaard werkwijze.
2.6. Veiligheid
In het voorjaar van 2005 organiseerde de inspectie zeven rondetafelgesprekken die een beeld moesten geven van de veiligheidsproblemen waar de onderwijsinstellingen op dat moment mee te maken hadden. Daarnaast
23
waren de gesprekken bedoeld om werkwijzen, ervaringen en oplossingen over dit onderwerp uit te wisselen en de samenwerking tussen de verschillende betrokkenen te bevorderen. De deelnemers kwamen uit diverse sectoren in het onderwijs, of waren regionaal nauw betrokken bij het onderwijs of bij de zorg voor jonge kinderen. Bij een aantal gesprekken waren ook ouders, wetenschappers en onderzoekers aanwezig. De inspectie heeft de initiatieven geïnventariseerd die tijdens deze 24
bijeenkomsten zijn genoemd. Deze lijst is gepubliceerd op de website van de inspectie. Daarnaast heeft de inspectie haar bevindingen beschreven in een overkoepelend verslag. De minister van OCW heeft haar beleidsreactie op dit verslag aan de deelnemers toegezonden. Dit verslag is ook aan de Tweede Kamer gezonden.
In 2005 heeft de inspectie na de herhaalde brandstichting in de Bedir-school in Uden een onderzoek gedaan naar de sociale cohesie en de sociale veiligheid in de regio Uden-Veghel. Dit heeft geleid tot een rapport dat op 2 december aan de gemeenten Uden en Veghel is aangeboden. In het kader van het Onderwijsverslag heeft de inspectie nog een apart schriftelijk onderzoek naar veiligheid uitgevoerd in het primair en voortgezet onderwijs en bij de expertisecentra. De inspectie werkt nauw samen met het ministerie van OCW bij de
ontwikkeling van de monitor Veiligheid in het voortgezet onderwijs. In opdracht van het ministerie van OCW voert het Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen de monitor in het voortgezet onderwijs-veld uit. Daarnaast streeft de inspectie naar samenwerking met de arbeidsinspectie op het terrein van veiligheid.
De inspectie heeft in 2005 veiligheid een vaste plaats gegeven in het reguliere toezicht zodat scholen gestimuleerd worden om systematisch aandacht te besteden aan veiligheid in en om de school. Voor het primair onderwijs is dit aspect opgenomen in het nieuwe toezichtkader dat op 1 januari 2006 in werking treedt. Bij het voortgezet onderwijs is er in het conceptkader geëxperimenteerd met het toezicht op veiligheid. Voor de expertisecentra staat veiligheid in de ontwikkeling van het toezicht op de agenda. Bij beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (bve) worden instellingen per kwaliteitsonderzoek bevraagd op veiligheid. Veiligheid is ook bij bve een expliciet onderdeel van het nieuwe toezichtkader, dat in het najaar van 2005 in werking is getreden. Ook de jaarlijkse vragenlijsten bevatten vragen over de stand van zaken omtrent veiligheid. In het primair onderwijs zijn in september 2005 voor het eerst vragen over veiligheid gesteld middels de jaarlijkse elektronische vragenlijst.
2.7. Samenwerking met andere toezichthouders
2005 was een belangrijk jaar voor het toezicht in Nederland. De Ambtelijke Commissie Toezicht II (commissie Sint) heeft een nieuwe kaderstellende visie op toezicht geformuleerd, ‘Minder last, meer effect’. De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties heeft de nieuwe toezichtvisie op12 oktober 2005 aangeboden aan de Tweede Kamer. Toezichthouders worden in deze toezichtvisie uitgedaagd het toezicht te vernieuwen en de ervaren ‘toezichtlast’ bij bedrijven en instellingen substantieel te verminderen. Het verminderen van de toezichtlast zal mede gerealiseerd moeten worden door betere samenwerking en een selectievere werkwijze. De inspectie werkt daartoe onder andere met enkele collega-inspecties samen in het project Integraal Toezicht Jeugdzaken. Verder is het Beraad van Inspecteurs-generaal (IG-beraad) een belangrijk forum voor uitwisseling en wederzijdse ondersteuning. Het IG-beraad is begonnen met een gezamenlijke invulling van de kaderstellende visie op toezicht. Hierbij moet vooral worden gedacht aan concrete samenwerkingsprojecten tussen twee of meer inspecties. Maar ook ontwikkelingen als benchmarking, risicoanalyse en effectmeting worden hierbij betrokken.
De Inspecteur-generaal van het onderwijs was in 2005 voorzitter van het IG-beraad.
2.8. Project Geïntegreerd Toezicht
In februari 2004 startten Cfi, de AD en de inspectie het project Geïntegreerd Toezicht (GT). De Secretaris-generaal van OCW, de Inspecteur-generaal van het Onderwijs, de Directeur AD en de Hoofddirecteur Cfi ondertekenden in 2005 een Managementafspraak GT, die de leidraad vormde voor de uitvoering van het project in 2005. Het OCW-programma Apollo, waaruit het project Geïntegreerd Toezicht voortkwam, is eind 2005 afgerond. Bij deze afronding hebben inspectie, Cfi en AD het Samenwerkingsprotocol GT opgesteld, waarin de structurele werkafspraken over hun samenwerking zijn opgenomen. Eind 2005 is geïnventariseerd welke afgeronde projectactivteiten aan de reguliere organisatie van de GT-partners kunnen worden overgedragen. Voor een aantal GT-activiteiten is enkele maanden doorloop in 2006 voorzien. De overdracht vanuit het GT-project naar de staande organisatie zal daarbij in stappen plaats vinden tot uiterlijk het voorjaar van 2006.
25
In 2005 zijn de volgende zaken in gang gezet of afgerond. • Medewerkers van de drie samenwerkende organisaties moeten kunnen beschikken over gebundelde toezichtinformatie over de onderzochte instellingen. Hiervoor is het zogeheten Toezichtportal ontwikkeld. Begin oktober is het Toezichtportal voor het voortgezet onderwijs operationeel geworden. De uitrol voor de andere sectoren vindt hierna in stappen plaats. Verder zijn afspraken gemaakt om ICT-onderdelen van Cfi en 26
inspectie in 2006 gefaseerd samen te voegen. • In 2005 heeft Cfi één loket ingericht waar de toezichthouders de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van nieuwe regelgeving kunnen toetsen. • In april 2005 is het gemeenschappelijke Analyseteam van inspectie, Cfi en AD gestart. Dit Analyseteam ontwikkelt de GT-risicoprofielen. De risicoprofielen voor het voortgezet onderwijs zijn eind september 2005 opgeleverd. De ontwikkeling van bve-risicoprofielen is in het najaar van 2005 gestart. • Inspectie en AD hebben in 2005 een gezamenlijke aanpak ontwikkeld voor zogenaamd incidenteel onderzoek. Er is een aantal gezamenlijke onderzoeken uitgevoerd.
2.9. Project Integraal Toezicht Jeugdzaken
In het project Integraal Toezicht Jeugdzaken (ITJ) werken de Inspecties Jeugdzorg, Gezondheidszorg, Openbare Orde en Veiligheid en Onderwijs samen. De samenwerking tussen de inspecties moet uiteindelijk leiden tot een zichtbare daling van het aantal jongeren dat als gevolg van een zwakke samenwerking in de keten tussen wal en schip raakt. In 2005 is het concept toezichtkader in de praktijk getest, achtereenvolgens in de gemeenten Almere, Utrecht, Venlo en Eindhoven. Resultaat van deze test is het in november vastgestelde ‘Ketens laten werken, Integraal Toezichtkader Jeugdzaken 0-23’. Verder is het Actieplan van Almere ‘Samen effectief zorgen voor onze jeugd’ gereed gekomen. Het actieplan is opgesteld op basis van de uitkomsten van het onderzoek van ITJ in Almere. De overige lokale actieplannen komen begin 2006 gereed. Eind 2005 is de werkwijze van ITJ voor de laatste maal getest. In deze test is de problematiek van de zwerfjongeren in de gemeente Heerlen onderzocht. Het project is eind 2005 door het ministerie van Financiën geëvalueerd en in december succesvol afgerond. Het jaar 2006 is gedefinieerd als een overgangsjaar, waarin met een gezamenlijk onderzoeksprogramma de werkwijze verder wordt doorontwikkeld en de ITJ-methode ook binnen de vijf inspectieorganisaties wordt geïmplementeerd.
2.10. Project Variëteit en Verantwoording
In dit project zijn in het tweede kwartaal van 2005 pilots uitgevoerd op zeven scholen voor primair onderwijs en zeven scholen voor voortgezet onderwijs, verspreid over het land. De doelen en ambities van de school vormden bij de pilots het uitgangspunt. Ze waren sterk gericht op kwaliteitszorg en verantwoording. De pilots moesten antwoord geven op vragen als • Hoe kan het inspectietoezicht beter aansluiten bij de variëteit in het onderwijs en dus bij de eigen doelstellingen van een school? • Hoe kan het toezicht de eigen kwaliteit(szorg) van scholen stimuleren? • Hoe kan het toezicht bevorderen dat scholen hun keuzes en prestaties bespreken met hun omgeving? Er is een evaluatierapport van de pilots gemaakt, dat gebruikt zal worden bij de verdere ontwikkeling van het toezicht.
2.11. Rol ten opzichte van het hoger onderwijs
Positiebepaling In 2004 is een discussie gestart over de positie van de inspectie in het hoger onderwijs. Deze discussie was ingegeven door:
• De invoering van accreditatie in het hoger onderwijs, die een essentiële wijziging betekende van de rol van de inspectie als toezichthouder; het toezicht middels het visitatiestelsel heeft plaatsgemaakt voor toezicht op het accreditatiestelsel. • Veranderingen in de besturingsfilosofie van OCW, gepaard gaande met een grotere autonomie van instellingen. • De aankondiging in het Hoger Onderwijs- en Onderzoeksplan (HOOP) van een nieuwe wet voor het hoger onderwijs, waarin een onderscheid gemaakt gaat worden tussen extern (verticaal) toezicht en intern toezicht (raden van toezicht).
De inspectie heeft in december 2004 de notitie ‘Inspectie Hoger Onderwijs, coördinaten en koers voor de komende jaren’ vastgesteld. Hierin beschrijft de inspectie de veranderingen rond het toezicht in het hoger onderwijs en formuleert ze nieuwe doelstellingen, prioriteiten en uitgangspunten voor haar eigen rol daarin. De notitie is in 2005 besproken met de directie hoger onderwijs van OCW. Op basis van dit document zal de inspectie de discussie voeren over het toezicht in het hoger onderwijs en hoe dit toezicht de dynamiek van de sector ten goede kan komen.
27
Accreditatiestelsel Sinds 1 september 2003 houdt de inspectie toezicht op het stelsel van accreditatie. Het directe toezicht op de NVAO zelf is belegd bij het Comité van Ministers. Het toezicht van de inspectie richt zich vooral op de werking en de effectiviteit van het accreditatiestelsel. Te beginnen in 2005, maar doorlopend in de eerste helft van 2006, publiceert de inspectie een reeks katernen waarin zij de invoering van de accreditatie beoordeelt. 28 Raden van toezicht Instellingen moeten zich verantwoorden aan de overheid en, nog belangrijker, aan medewerkers, studenten en maatschappij. Transparante en deugdelijke toezichtinformatie van de raad van toezicht draagt bij aan deze verantwoording. Het werk van de inspectie sluit aan op dit interne toezicht; zij maakt gebruik van de verantwoording van de instellingen zelf en van het toezicht dat de raden van toezicht uitoefenen. De inspectie constateert dat een functiescheiding tussen enerzijds het bestuur en anderzijds een toezichthoudend orgaan als een raad van toezicht inmiddels bij veel universiteiten en hogescholen voorkomt. Tegelijk constateert de inspectie dat de benoemingsprocedure, de samenstelling van een Raad van Toezicht, maar ook rol, taakopvatting en wijze van verantwoording sterk uiteen lopen. Deze verschillen kunnen doorwerken in de kwaliteit van het
toezicht. In de Wet hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) waarborgt de overheid voor het gehele hoger onderwijs een vast omschreven publiek belang, waarbij de uitvoering is gegeven aan de instellingen. Het huidige wettelijke kader in het hoger onderwijs biedt onvoldoende waarborg voor de kwaliteit en continuïteit van het toezicht. Waar de overheid terugtreedt, moeten andere instanties beter in positie worden gebracht om een evenwichtig systeem van kwaliteitsbewaking te verkrijgen. Daarom heeft de inspectie in het rapport ‘De waarde van intern toezicht’ voorstellen gedaan om het interne toezicht in het hoger onderwijs een andere wettelijke basis te geven. De staatssecretaris van onderwijs onderschreef deze voorstellen in zijn beleidsreactie van medio 2005, en pakt dit op bij de uitwerking van de voorstellen voor de nieuwe Wet op het hoger onderwijs en onderzoek.
2.12. Programma Internationale samenwerking
De inspectie wil de internationale dimensie voor het werk en de organisatie van de inspectie sterker tot uitdrukking laten komen in haar beleid en activiteiten. Op het gebied van de kwaliteitsontwikkeling van het onderwijs en het toezicht daarop wil de inspectie haar internationale netwerk versterken.
Binnen het programma ‘Internationale dimensie van het toezicht 2005/2006’ kreeg de internationale ontwikkeling van het toezicht kreeg bijzondere aandacht. Het proportioneel toezicht is in acht landen vergeleken; over deze studie is een rapport uitgebracht. Over risicoanalyses verschijnt 2006 een rapport. Beide rapporten worden betrokken bij de discussies over de toezichtvisie voor de komende jaren. De internationale contacten worden ook benut voor thema’s die sterk in de maatschappelijke belangstelling staan, zoals sociale cohesie. De inspectie oriënteerde zich op de verschillende aspecten van sociale cohesie tijdens een workshop en een rondetafel bijeenkomst die door de Franse inspectie waren georganiseerd.
SICI Ook in 2005 was de inspectie actief binnen SICI, het Europese platform van onderwijsinspecties. De Dienst voor Onderwijsontwikkeling van het Vlaamse ministerie van Onderwijs kreeg van de General Assembly opdracht om het in 1998 gepubliceerde ‘Blue Book’ te herzien en te digitaliseren. Het ‘Blue Book’ beschrijft de onderwijsinspecties die lid zijn van SICI (inmiddels 22). In 2005 organiseerde de Nederlandse inspectie een workshop over de communicatiestrategieën van de inspecties in Europa. Daarnaast nam de
inspectie deel aan een workshop over de kwaliteitszorg van inspecties. In 2005 zijn medewerkers van de Arubaanse inspectie geschoold. Verder heeft de Arubaanse inspectie om de medewerking van de Nederlandse inspectie gevraagd bij het onderzoek naar de kwaliteit van het voortgezet onderwijs in Aruba. Het voorstel dat de inspectie hiervoor heeft gedaan, is nog bij de Arubaanse inspectie in beraad. Informatie over de SICI projecten, de strategie en de uitwerking hiervan, alsook de planning van de workshops zijn te vinden op www.sici.org.uk.
29
3 Management van Medewerkers aantal personen
2001
2002
2003
2004
2005
Bezetting (personen)
508
507
575
561
481
kantoor
Bezetting (fte)
470
457
524
509
434
Instroom (% personen)
15,2
16,6
22,0
11,0
Uitstroom (% personen)
10,4
15,6
9,2
Gemiddelde leeftijd
47,3
46,3
Deeltijd (% deeltijders t.o.v. totaal)
31,7 8,2
Ziekteverzuim (incl. langdurig zieken) (%)
man
vrouw
totaal
man
vrouw
totaal
Breda
13
7
20
13,1
6,3
19,4
6,2
Eindhoven
12
6
18
11,8
5,8
17,6
12,0
20,3
Groningen
7
6
13
7,0
5,8
12,8
45,2
45,7
46,0
Haarlem
7
8
15
7,2
7,7
14,9
28,9
30,3
30,5
34,8
Utrecht
22
10
32
21,8
8,8
30,6
6,7
6,1
5,5
5,7
Zoetermeer
12
4
16
12,0
3,8
15,8
Zwolle
10
8
18
9,9
7,3
17,2
Totaal
83
49
132
82,8
45,5
128,3
Percentage
63
37
100
65
35
100
Vrouwelijke werknemers (% t.o.v. totaal )
60
59
62
62
62
Vrouwen in functies van schaal 10 en hoger (%)
27
36
23
41
46
12,1
10,3
9,0
9,3
10,0
Gemiddelde diensttijd (in jaren)
aantal fte
Figuur 3.1: Kerncijfers personeel (peildata 31 december)
Figuur 3.2: Inspecteurs per kantoor
33
aantal personen kantoor
34
aantal fte
man
vrouw
totaal
man
vrouw
totaal
Breda
7
31
38
6,8
26,6
33,4
Eindhoven
1
18
19
1,0
16,0
17,0
Groningen
7
19
26
6,9
17,4
24,3
Haarlem
3
19
22
2,5
14,8
17,2
Utrecht
11
30
41
10,4
24,5
34,9
Zoetermeer
5
24
29
5,0
20,2
25,2
Zwolle
9
30
39
8,6
20,4
29,0
Totaal
43
171
214
41,1
140,0
181,0
Percentage
20
80
100
23
77
100
Figuur 3.3: Overige medewerkers bij kantoren
3.1. Reorganisatie
In december 2004 is de reorganisatie in gang gezet van de inspectiekantoren, in 2005 gevolgd door een reorganisatie van de centrale staf. De staf is geherstructureerd op basis van de kerntaken en het beschikbare budget. Belangrijke doelen waren het terugbrengen van het grote aantal staf-
aantal personen
aantal fte
man
vrouw
totaal
man
vrouw
totaal
126
220
346
123,8
185,5
309,3
54
81
135
52,4
73,2
125,6
180
301
481
176,2
258,7
434,9
Kantoren totaal (%)
36
64
100
40
60
100
Staf totaal (%)
40
60
100
42
58
100
Totaal (%)
37
63
100
41
59
100
Kantoren totaal Staf totaal Totaal
Figuur 3.4: Personeel bij kantoren en staf
afdelingen, de versterking van de aansturing en het vergroten van synergie en flexibiliteit in taaktoedeling. Er is een nieuw organisatiemodel ontwikkeld, dat zich richt op versterking van het primaire proces, herinrichting van de werkprocessen en herinrichting van taken en bevoegdheden. De vacaturestop bleef ook in 2005 van kracht. Veel medewerkers met een tijdelijk contract hebben de inspectie verlaten. In het sociaal beleidskader dat
de reorganisatie begeleidt, staan onder andere voorwaarden voor het toekennen van FPU-arrangementen en afspraken over mobiliteitsbevorderende maatregelen (zowel intern als extern). Eind 2005 is de reorganisatie van de inspectie afgerond. Daarmee voldoet de inspectie aan de opgelegde bezuinigingstaakstelling, een jaar eerder dan was overeengekomen in het convenant over de invulling van de taakstelling dat de Secretaris-generaal en de Inspecteur-generaal begin 2005 hebben gesloten.
3.2. Arbeidsvoorwaardenbeleid
Op 1 januari 2005 is de nieuwe wet Kinderopvang in werking getreden. Het uitgangspunt van deze wet is nieuw: per 1 januari 2005 worden de kosten verdeeld over de ouders, de werkgever en het Rijk. Volgens de nieuwe wet sluit de ouder zelf een overeenkomst met de kinderopvang of het gastouderbureau. De inspectie vergoedt belastingvrij maximaal een derde van de kosten van kinderopvang. In 2004 heeft de Secretaris-generaal de inspectie tijdelijk toestemming verleend om de vergoeding voor dienstreizen (` 0,28 per kilometer) onbelast uit te betalen. Met ingang van 1 januari 2005 is deze ontheffing beëindigd. Vanaf 1 december 2005 is de rechtspositie bij ziekte en langdurige arbeidsongeschiktheid gewijzigd. De maatregel houdt onder meer in dat de medewerker die langer dan één jaar wegens ziekte geen arbeid kan verrichten,
vanaf dat moment slechts 70 procent van de laatstgenoten bezoldiging ontvangt (over de uren waarop wegens ziekte geen arbeid wordt verricht). In november is een aantal belangrijke wijzigingen aangekondigd voor 2006. Dit betreft onder meer de pensioenopbouw, de levensloopregeling, de invoering van zorgverzekeringswet en het vervallen van de tegemoetkoming in de ziektekosten. Over de levensloopregeling heeft de inspectie voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd.
3.3. Integriteit
Ambtelijke integriteit heeft in 2005 extra aandacht gekregen bij het ministerie van OCW en de inspectie. In het voorjaar van 2005 heeft OCW de regeling Ambtelijke integriteit vastgesteld. Deze regeling geldt ook voor de inspectie. Conform deze regeling is bij de inspectie een vertrouwenspersoon ambtelijke integriteit benoemd. In 2005 hebben zich bij de inspectie geen meldingen in het kader van de ambtelijke integriteit voor gedaan. In het najaar 2005 is ook het Integriteitspel bij de inspectie geïntroduceerd. Met dit spel wordt beoogd de medewerkers vertrouwd te maken met het begrip ambtelijke integriteit en hen te leren omgaan met dilemma’s op dit gebied. Inmiddels is het spel gespeeld door de Ondernemingsraad, de inspectieleiding en de kantoorleiding. Voor de hoofden van de stafafdelingen staat de introductie op de agenda. Vanaf januari 2006 zullen de kantoor-
35
leiding en stafhoofden ervoor zorgen dat ook alle medewerkers het spel gaan spelen.
3.4. Opleidingsbeleid
Scholing: de Inspectie Academie De inspectie vindt scholing een belangrijk middel om de organisatiedoelstellingen te verwezenlijken. Daarnaast is scholing nodig voor de 36
permanente ontplooiing van medewerkers. De inspectie kent een algemeen scholingsprogramma met centrale scholingsdagen. Deze centrale scholingsdagen zijn bedoeld voor alle medewerkers van de inspectie. Diverse aspecten van het inspectiewerk komen op deze dagen aan de orde. Daarnaast leverde de inspectie maatwerk bij scholingsvragen van individuele medewerkers of vanuit de verschillende onderdelen van de organisatie. De invoering van competentiemanagement en de gewenste versterking van teams heeft geleid tot een toename van het aantal scholingen in teamverband. Verder zijn trainingen gegeven over ontwikkelingen in de onderwijssectoren en de vernieuwingen in toezichtkaders. Ook is gericht aandacht besteed aan mondelinge en schriftelijke communicatie in het toezicht. Zo zijn inspecteurs, werkzaam in de sector beroepsonderwijs en volwasseneneducatie, geschoold in hun rapportagevaardigheden.
De inspectie wil dat inspecteurs het toezicht kunnen uitvoeren in meerdere onderwijssectoren. Daartoe is een apart programma ontwikkeld, vooralsnog gericht op de sectoren primair en voortgezet onderwijs. Een eerste groep inspecteurs heeft dit programma inmiddels gevolgd. Medewerkers account zijn geschoold in de inhoudelijke voorbereiding van een schoolonderzoek. In het najaar startte de inspectie met een reeks debatten. Deze debatten spelen in op actuele (vernieuwende) ontwikkelingen in het toezicht en/of onderwijs. De eerste twee debatten hadden als thema de bevordering van sociale cohesie in het onderwijs en de opvoedkundige taak van de scholen. Vanwege de samenwerking met andere toezichthouders zijn diverse scholingen aan de betrokken medewerkers aangeboden. Zo zijn inspecteurs geschoold in de bekostigingssystematiek van de instellingen en in observatieen gespreksvaardigheden in het ketentoezicht. Met verschillende toezichthouders gezamenlijk verzorgde de inspectie opleidingsprogramma’s op het gebied van recht en wetgeving, en ontwikkelingen in het toezicht. Met andere inspectieacademies is een structurele samenwerking opgezet om gezamenlijk producten te ontwikkelen en aan te bieden. Ook wordt gebruik gemaakt van het scholingsaanbod van het ministerie van OCW. Uit de evaluaties is gebleken dat het scholingsaanbod zeer positief wordt gewaardeerd. Dit geldt voor zowel de afzonderlijke activiteiten als het totale aanbod.
Naast deze inspectiebrede activiteiten was er ook decentraal op de kantoren aandacht voor scholing en competentieontwikkeling. Binnen de stafafdelingen vond individuele scholing plaats om persoonlijke competenties te ontwikkelen en vernieuwingen door te voeren.
Onderzoekerplatforms De inspectie organiseert voor de eigen medewerkers regelmatig (onderzoeks)presentaties en discussies over thema’s rond het inspectiewerk. In 2005 betrof dit presentaties over de volgende onderzoeken: • Studiekeuze en overgang van het voortgezet naar het hoger onderwijs; door dr. L. Borghans en dr. B. ter Weel (Universiteit Maastricht / ROA [Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt] en MERIT [Maastricht Economic and social Research and training centre on Innovation and Technology]) • Opvoeding, leerprestaties en cohesie; door dr. A.B. Dijkstra (Inspectie van het Onderwijs) • ‘Handhaven en Gedogen’ en doelmatigheidsanalyses; door dr. R.W. Turksema (Algemene Rekenkamer) • Ervaringen met het vernieuwde onderwijstoezicht; door drs. G. Ledoux en prof.dr. S. Karsten (SCO-Kohnstamm Instituut, Universiteit van Amsterdam) • Verschillen in schoolprestaties van eerste en tweede generatie migrantenleerlingen, afkomstig uit verschillende regio’s in hoog ontwikkelde landen
van Europa en de Pacific (op basis van PISA, het Programme for International Student Assessment); (in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam; door prof.dr. J. Dronkers (Europees Universitair Instituut, Florence)
3.5. Competentiemanagement en loopbaanbeleid
De inspectie wil een lerende organisatie zijn die continu werkt aan de verbetering van haar kwaliteit. Daarvoor is een goede match nodig tussen inzet, werkzaamheden, kwaliteit en professionaliteit van de medewerkers. Competentiemanagement is een geschikt instrument om deze match te realiseren. Het invoeren van competentiemanagement gaat gepaard met de nodige (cultuur)-veranderingen. Daarom is ervoor gekozen om op kleine schaal te starten met een pilot in één van de zeven kantoren. De pilot is in maart 2005 geëvalueerd. De ervaringen en leerpunten die uit de evaluatie naar voren kwamen, dienden als input voor de invoer van competentiemanagement bij de overige kantoren en de centrale staf. Deze uitrol is in 2005 gestart en duurt tot eind 2006. Dan moet de totale organisatie werken volgens de principes en met de instrumenten van competentiemanagement. De inspectie heeft in 2005 twee instrumenten geïntroduceerd die de invoering van competentiemanagement ondersteunen:
37
een nieuw functieboek per 1 juni 2005 en de zogeheten 360 graden feedback. Het nieuwe functieboek beschrijft de functies van de medewerkers van de inspectie en de competenties die nodig zijn om ze te vervullen. Met behulp van 360 graden feedback reflecteert de medewerker op het eigen functioneren. Hierover wordt ook feedback gevraagd aan een aantal directe collega’s. Uitgangspunt is het competentieprofiel behorende bij de functie. De nadruk ligt daarbij vooral op het verkrijgen van inzicht in het eigen functio38
neren, de communicatie hierover en het helder krijgen van ontwikkelpunten.
3.6. Arbeidsomstandigheden
Onderzoek arbeidsomstandigheden In 2005 zijn circa 75 werkplekonderzoeken uitgevoerd. De onderzoeken vonden plaats op aanvraag van de leidinggevende en/of de bedrijfsarts, in het kader van reïntegratie en het voorkomen van uitval door ziekte. De onderzoeken hebben geleid tot maatregelen ter verbetering van de werkplekken. Medewerkers in Zoetermeer en Utrecht hadden klachten over de luchtkwaliteit, zo bleek uit een onderzoek door een stagiair van het Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie. Naar de oorzaak van de klachten wordt een nader onderzoek ingesteld. In verband met berichten over sterke luchtverontreiniging in de directe omgeving van het kantoor, is in Zwolle
opdracht gegeven de lucht te onderzoeken. Ook in Eindhoven is naar aanleiding van klachten eind 2005 een onderzoek naar de luchtkwaliteit gedaan. De resultaten van beide onderzoeken worden begin 2006 verwacht.
Bedrijfshulpverlening Conform de doelstellingen in het Plan van Aanpak Arbo 2005, zijn de ploegleiders en het hoofd van de bedrijfshulpverlening (bhv) opgeleid. Ook de bhv-ers en ehbo-ers zijn volgens plan geschoold. De inspectie beschikt nu over een volledig opgeleide bhv-organisatie. Alle kantoren zijn in 2005 voorzien van officiële ontruimingsplattegronden conform de wetgeving. De bedrijfsnoodplannen zijn aangepast aan de nieuwe wetgeving en voldoen nu aan de norm NTA 8112-1 van het Nederlands Normalisatie Instituut. Hiermee is ook voldaan aan de betreffende aandachtspunten in het Plan van Aanpak Arbo en Milieu 2005. In 2005 is de eerste periodieke bijeenkomst van de bhv-teams gehouden. Verder zijn voor het eerst informatiebijeenkomsten in de kantoren georganiseerd om al het personeel bekend te maken met de regels rond de bedrijfshulpverlening. Elk kantoor heeft een ontruimingsoefening gehouden. Hiermee wordt voldaan aan de wettelijke verplichtingen en de uitgangspunten in het Plan van Aanpak Arbo 2005. In het kantoor Zoetermeer is een bhv-scan uitgevoerd. Deze heeft geleid tot verbeteringen in de veiligheid.
Ziekteverzuim Het ziekteverzuim is in 2005 licht gestegen ten opzichte van 2004. Wel blijft het verzuimcijfer onder dat van 2003 en voorgaande jaren. Leidinggevenden hebben in 2005 in het kader van integraal management meer verantwoordelijkheid gekregen om het ziekteverzuim goed te registreren. Ondersteund door de afdeling Personeel en Organisatie hebben zij ook een duidelijker rol gekregen bij het begeleiden van tijdelijk arbeidsongeschikte medewerkers en bij reïntegratietrajecten voor langdurig zieke medewerkers.
Risico Informatie & Evaluatie en Plan van Aanpak Arbo en Milieu Volgens planning (Plan van Aanpak Arbo en Jaarverslag 2004) is in het eerste kwartaal van 2005 de Risico Informatie & Evaluatie (RI&E) afgerond. De laatste onderzoeken betroffen het kantoor Utrecht. Op basis van de RI&E is nu voor elk inspectiekantoor een Plan van Aanpak Arbo gemaakt. Voor het centrale Arbobeleid is een Plan van Aanpak Arbo en Milieu geschreven. Met het tot stand komen van de plannen van aanpak is de aandacht voor een goed Arbobeleid op de kantoren toegenomen. Daarmee is een van de verbeterpunten uit het Plan van Aanpak Arbo gerealiseerd. Het is nog niet gelukt om in 2005 een Arbobeleidsplan te maken. Dit staat nu gepland voor het voorjaar van 2006. In maart 2005 is volgens planning het Bedrijfs Intern Milieuplan vastgesteld.
De aandachtspunten en actiepunten in dit plan zijn vervolgens vertaald naar het Plan van Aanpak Arbo en Milieu 2005.
3.7. Vertrouwenspersonen
Het ministerie van OCW, en daarmee de inspectie, kent twee regelingen en een gedragscode rond (on)gewenst gedrag in de organisatie: de Klachtenregeling ongewenst gedrag, de Regeling ambtelijke integriteit (Klokkenluidersregeling) en de Gedragscode Integriteit, die in juni 2005 is ingevoerd. Op basis hiervan heeft de inspectie de meldingsprocedure klachten ongewenst gedrag als werkproces opgenomen in de Werkwijzer. Er zijn drie vertrouwenspersonen bij de inspectie werkzaam. In 2005 hebben zij tien meldingen ontvangen op basis van de Klachtenregeling ongewenst gedrag. De meldingen betroffen vijf meldingen over intimidatie, twee meldingen van pestgedrag, één melding onheuse bejegening en twee meldingen waarbij medewerkers om een collegiaal advies vroegen. Geen van de zaken leidde tot een klacht bij de Klachtencommissie OCW. Twee zaken zijn doorverwezen naar een andere hulpverlener. Het aantal meldingen is aanmerkelijk lager dan in 2004. Hierbij moet aangetekend worden dat klachten mogelijk elders terecht gekomen zijn doordat de vertrouwenspersonen door onderbezetting enige tijd slecht bereikbaar
zijn geweest.
39
4 Management van Middelen
4.1. Integrale beveiliging
Integrale beveiliging betreft de beveiliging van informatiestromen, persoonsgegevens, bedrijfsmiddelen en gebouwen en fysieke beveiliging (bewaking en bedrijfshulpverlening). In het kader van Integrale beveiliging heeft de inspectie in 2005 een Beveiligingsplan opgesteld en een Plan van aanpak voor de uitvoering van resterende maatregelen naar aanleiding van de risicoanalyses die in 2004 zijn uitgevoerd. Het beveiligingsbeleid van de inspectie sluit aan bij dat van OCW. Met het in werking treden van het Beveiligingsplan is het integraal beveiligingsbeleid ingevoerd. De inspectie voldoet daarmee aan de doelstellingen van OCW. Via de nieuwsbrief zijn de medewerkers van de inspectie geïnformeerd over het beveiligingsplan. Om het veiligheidsbewustzijn op peil te houden is het belangrijk de medewerkers hierover regelmatig te blijven informeren. Alle documenten die te maken hebben met integrale veiligheid zijn op het intranet
van de inspectie terug te vinden. Leidinggevenden hebben een taak op het gebied van veiligheid. Om hen daarbij te ondersteunen zijn themakaarten ontwikkeld. Gelijktijdig heeft de inspectie, conform de kaders van OCW, een richtlijn vastgesteld voor de omgang met internet/intranet en e-mail. Deze richtlijn vormt de basis voor een Gebruikersprotocol automatiseringsmiddelen 2006 dat het oude protocol uit 2002 zal vervangen.
4.2. Financieel beheer
Het financieel jaarverslag maakt integraal onderdeel uit van het jaarverslag van de inspectie. Hierin worden de begrotingscijfers van het verslagjaar gepresenteerd, evenals de feitelijke realisatie daarvan. De realisatiecijfers sluiten aan bij de financiële jaarafsluiting 2005 bij OCW (standen per 1 februari 2006).
43
In vergelijking met 2004 heeft de inspectie ruim 3 miljoen euro minder uitgegeven. De taakstellingen van de kabinetten Balkenende I en II die in de afgelopen jaren zijn doorgevoerd, worden hierin zichtbaar. De inspectie heeft het jaar afgesloten met een overschot van ca. 590.000 euro. Dit overschot ontstond deels door de personele onderbezetting (eind 2005 circa 20 fte). Anderzijds was er onderuitputting bij de materiële kosten. Een aantal zaken kon niet tijdig geleverd worden waardoor de betaling ervan doorschuift naar 2006. 44 Enkele opmerkingen bij de realisatiecijfers: Inkomsten: • Het beschikbaar gestelde budget is bijgesteld vanwege de loonbijstelling, diverse projectbudgetten (ITJ, GT, ICT) en enkele andere mutaties. • In de slotwet zijn de volgende mutaties opgenomen: een overboeking naar het centrale SBK budget voor een aantal extra FPU-kandidaten, waarmee de reorganisatie is afgerond; een correctie op verkeerd geboekte compensatie loonkosten; een deel van de toegekende projectsubsidie voor Integraal Toezicht Jeugdzaken voor de laatste fase (de rest volgt in 2006) en een kasschuif voor verschillende overige projecten.
Uitgaven: • De salarissen en de vergoedingen personeel moeten budgettair samen worden genomen. Een aantal uitgaven valt onder salarissen, maar dit is in het budget opgenomen in vergoedingen personeel. • Inhuur personeel (en in het algemeen de kosten van externen) blijft in 2005 onder de begroting. Hierbij zijn de kosten van externen op projecten, die door tweeden gefinancierd zijn, buiten beschouwing gelaten. • De salarisverrekeningen zijn hoger doordat de kosten van de Stichting NVAO hoger waren dan voorzien. • De overschrijding in de overige personeelskosten is met name veroorzaakt door de koopsompolissen van enkele vertrekkende medewerkers. • De incentives komen hoger uit dan de begroting door de boeking van kosten die voorheen op representatiekosten geboekt werden. • De overschrijding op huisvestingskosten komt vooral door onvoorziene aanpassingen in de kantoren en hogere uitgaven voor huur- en servicekosten en energie. • Het verschil in de vervoerskosten wordt met name veroorzaakt door de afkoop van leasecontracten van een aantal medewerkers die in het kader van de 57+ regeling vertrokken. • De post communicatie en media is overschreden doordat de kosten van de projecten niet waren opgenomen in de begroting. • Bij het opstellen van de begroting waren enkele posten opgenomen onder
BESCHIKBAAR BUDGET
Budget OCW Aanvulling budget Totaal beschikbaar budget
UITGAVEN PERSONEEL
2004
2005
realisatie
begroting
realisatie *)
45.196
44.609
44.609
3.747 48.943
2004
44.609
verschil
1.506
1.506
46.115
1.506
2005
UITGAVEN MATERIEEL
realisatie
begroting
realisatie *)
verschil
32.877
29.611
30.496
-885
Huisvesting
Salarisverrekeningen
373
233
488
-255
Reiskosten woon-werk
574
534
593
-59
Vergoedingen personeel
129
1.092
-23
1.115
Incentives
264
343
567
-224
Opleidingen
256
532
433
99
Overige personeelskosten
1.108
1.058
1.299
-241
Inhuur personeel
1.081
774
507
267
36.662
34.177
34.360
-183
Salarissen
Subtotaal
SAMENVATTING
2005
realisatie
begroting
realisatie *)
verschil
5.943
5.177
5.551
-374
Reiskosten
854
865
690
175
Vervoerskosten
627
748
932
-184
Bureaukosten
864
707
628
79
2.406
2.382
2.278
104
Communicatie en Media
523
323
436
-113
Organisatie
617
535
530
5
Overige materiële kosten
157
857
120
737
Subtotaal
11.991
11.594
11.165
429
Totaal uitgaven
48.653
45.771
45.525
246
290
-1.162
590
1.752
Informatievoorz. en autom.
Saldo
Figuur 4.2.1: Begroting en realisatie 2005
2004
Bedragen in E 1.000
*) realisatie na correcties via de slotwet (o.a. kasschuif)
45
Overige materiele kosten omdat toen de juiste kostensoort nog niet kon worden aangegeven. Mede hierdoor geven de verschillen tussen begrote en gerealiseerde bedragen op een aantal afzonderlijke kostenposten en de post Overige materiële kosten een vertekend beeld.
4.3. Automatisering
Beheer en onderhoud ICT infrastructuur 46
• De oude inbelmogelijkheid via een 0800-nummer is vervangen door een VPN-techniek (virtual private network), beveiligd met een token. • Ook met een persoonlijke pc met breedband-internetverbinding is het nu mogelijk een VPN-verbinding met het inspectienetwerk te maken. • Voor de samenwerking in het project GT is een veilige internetverbinding opgezet met het netwerk van Cfi. • Er is een nieuwe versie van de Cisco Firewall geïnstalleerd. • Voor de back-uptapes is een centrale uitwijkvoorziening gerealiseerd; de back-uptapes van de inspectie worden bij Getronics in Lelystad opgeslagen. • De bedienpost van de telefooncentrale in Breda is vervangen. • Er is een proef gedaan met Blackberry’s (een combinatie van onlinetelefoon, e-mail en agenda). • In 2005 zijn de voorbereidingen gestart om het pakket Hummingbird te gaan gebruiken als Document management systeem.
Systeembeveiliging Op alle werkplekken bij de inspectie draait een automatische update van de virusscanner. Zodra een nieuw virus wordt ontdekt (dus soms meerdere malen per dag) wordt de virusscanner bijwerkt. Medewerkers die thuis een breedband internetverbinding hebben, kunnen dit pakket ook voor hun thuispc gebruiken. Na de zomer is een spam-filter op de binnenkomende e-mail geïnstalleerd en worden e-mails groter dan 10 MB of met uitvoerbare bestanden als bijlagen, geweigerd.
Serviceverlening In 2005 lag de nadruk op de informatieverspreiding en het verbeteren van de samenwerking met de kantoren. Elk kantoor is dit jaar door automatiseringsmedewerkers bezocht. Informatie die specifiek voor de kantoren bestemd is, verstuurt automatisering via de gebruikersondersteuners. Ook via de Inspectienieuwsbrief en een maandelijks bulletin worden de kantoren van ontwikkelingen op de hoogte gehouden. De telefoonlijn van de vertrouwensinspecteurs is aangepast zodat een beller altijd iemand aan de lijn krijgt. Na de reorganisatie en de verhuizing van de centrale staf is de telefooncentrale in Utrecht opnieuw geprogrammeerd en een nieuw nummerplan doorgevoerd. Tenslotte ging veel werk zitten in de invoering van de nieuwe rapportdefinities als gevolg van de wijziging van
diverse waarderingskaders op 1 augustus 2005 en 1 januari 2006.
4.4. Informatie-uitwisseling en kennisontwikkeling
Verbetering elektronische producten • Grootschalige toepassing van elektronische bevraging. In 2005 is de inspectie gestart met het elektronisch opvragen van schoolgegevens, als vervanging van het papierwerk. Na enige gebreken kon het systeem duizenden internetvragenlijsten afnemen. Doordat de inspectie al bekende antwoorden vooraf zelf invulde, was het beantwoorden voor de school eenvoudiger dan voorheen. • Toetsing bevragingen. Om beter greep te krijgen op de bevragingslast die scholen vanuit de inspectie ervaren, heeft de inspectie het proces van opstellen, toetsen en uitzetten van vragenlijsten vernieuwd. Methodische tekortkomingen zijn verholpen en opbouw en uiterlijk zijn verbeterd. De inspectie heeft hiermee een goed beeld van het totaal van bevragingen. De inspectie wil de balans tussen lusten en lasten van bevraging verder verbeteren door kritisch te kijken naar de benutting van de vragenlijsten. • Herontwerp van de opbrengstenbenadering en de opbrengstenkaart voortgezet onderwijs. Voor de nieuwe kaart is een programma van eisen opgesteld, gebaseerd
op opmerkingen van zowel inspecteurs als scholen. Vanaf 2006 worden de verbeteringen doorgevoerd. Zo zal het gebruik van het onderwijsnummer leiden tot betere informatie over de resultaten van scholen voor voortgezet onderwijs. • Schorsing en verwijdering. In het voorjaar van 2005 is een elektronisch formulier in gebruik genomen waarmee scholen schorsingen en verwijderingen kunnen melden. De inspectie krijgt daardoor betere gegevens en kan beter de vinger aan de pols houden, ondanks de aanhoudende toename van meldingen.
47
Geïntegreerd Toezicht Het afgelopen half jaar hebben inspectie, Cfi en AD risicomodellen ontwikkeld voor geïntegreerd toezicht in het voortgezet onderwijs. Het gaat om risicomodellen waarmee, op basis van een aantal indicatoren, per school een inschatting gemaakt wordt van: • Het risico op onvoldoende financiële continuïteit; • Het risico dat een school niet voldoet aan het waarborgniveau van onderwijskwaliteit; 48
• Het risico op ontoereikende controle op de bestedingen.
De risicomodellen blijken goed bruikbaar te zijn om prioriteiten te bepalen en keuzes over de intensiteit van het toezicht te ondersteunen. Vanzelfsprekend maakt de expert een eigen analyse om tot een passend toezichtarrangement te komen. Het instrumentarium is ontsloten via het Toezichtportaal Geïntegreerd Toezicht. Behalve voor het voortgezet onderwijs is er veel behoefte aan analyses voor de sectoren primair onderwijs en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie, voor een risicomodel ‘governance/bedrijfsvoerend vermogen’, voor een verbeterd model ‘naleving’ en voor het project samenwerkingsverbanden. Een aantal van deze risicomodellen is (vrijwel) gereed (primair onderwijs; samenwerkingsverbanden), van andere is de ontwikkeling recent gestart (beroepsonderwijs en volwasseneneducatie; naleving, governance).
Daarnaast is de inspectie gestart met de evaluatie van het gebruik van de risicomodellen in het primair onderwijs.
Evaluatie kwaliteit en effectiviteit toezicht De inspectie wil haar eigen werk waar mogelijk verbeteren. Scholen die zijn onderzocht krijgen daarom een vragenlijst waarmee het onderzoek wordt geëvalueerd. De inspectie heeft besloten deze werkwijze aan te scherpen. De evaluatievragenlijsten worden korter en meer toegespitst op discussiepunten en de nieuwe toezichtkaders voor het primair en voortgezet onderwijs. De inspectie onderzoekt ook of het toezicht effectief is, dus leidt tot verbeteringen bij de onderzochte instellingen. Hierbij werkt de inspectie nauw samen met andere inspecties, het expertisecentrum rechtshandhaving, het Centraal Planbureau en wetenschappers. Het onderzoek heeft het afgelopen jaar de eerste resultaten opgeleverd. Inspectiebezoeken leiden duidelijk tot veranderingen in het beleid van scholen, zo is gebleken. Of dit uiteindelijk ook tot betere opbrengsten leidt, is nog onduidelijk.
Uitwisseling De inspectie participeert actief in activiteiten van de gezamenlijke inspecties, zoals de werkgroepen ‘risicomanagement’ en ‘effectmeting’ vanuit het IG-beraad. Dit draagt bij aan conceptuele uniformiteit en is stimulerend voor de ontwikkeling. Ook is de inspectie betrokken bij kennisontwikkeling
via bijeenkomsten van VIDE (de beroepsvereniging van toezichthouders), contacten met universiteiten en onderzoeksinstellingen en wetenschappelijke conferenties.
4.5. Documentaire informatievoorziening
De Rijksarchiefinspectie heeft in 2005 vier quick scans bij de inspectie uitgevoerd. Drie daarvan waren bedoeld om inzicht te krijgen in de feitelijke toestand van het papieren en digitale archief. Hierbij werd gekeken naar het archiefbeleid van de inspectie, het beheer van het fysieke en digitale archief en de staat van de archiefruimtes. De vierde quick scan betrof het werkproces periodiek kwaliteitsonderzoek (pko) van de sector voortgezet onderwijs. De Rijksarchiefinspectie onderzocht de documenten die tijdens dit werkproces gebruikt en geproduceerd worden en wat er na afronding van het schoolbezoek vervolgens met deze documenten gebeurt. Het rapport van de Rijksarchiefinspectie is na vaststelling gepubliceerd.
4.6. Facilitaire zaken
In 2005 is de entree van het hoofdkantoor in Utrecht verbouwd. De balie is verplaatst en de entree is van de rest van het gebouw gescheiden door een gesloten glaswand. Hierdoor zijn de klimaatproblemen opgelost. Daarnaast
is de receptiedienst uitbesteed en zijn de toegangsregels voor het gebouw aangescherpt. De receptie is tijdens openingsuren van het pand nu vast bezet, waarmee de kwaliteit van de receptiedienst is verbeterd. Het geheel aan maatregelen heeft geleid tot een grotere veiligheid voor medewerkers en middelen van de inspectie. Ook de overige kantoren zijn aangepast om de veiligheid van de medewerkers te verbeteren, bijvoorbeeld door het plaatsen van een videofoon bij de ingang. Verder zijn in Breda en Eindhoven de klimaatinstallaties verbeterd. 49
5 Management van Processen
5.1. Beschrijving en beheer
De inspectie heeft haar werkprocessen opgenomen in de zogeheten Werkwijzer. Deze beschrijft alle sturende, primaire en ondersteunende processen met bijbehorende hulpmiddelen, taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. De Werkwijzer is voor iedere medewerker beschikbaar op het intranet. De processen en bijbehorende instrumenten worden regelmatig beoordeeld op actualiteit en bruikbaarheid. Aan de hand van deze controles wordt de Werkwijzer zonodig bijgesteld. Begin 2005 zijn interne audits gehouden, waaruit naar voren kwam waar de inspectie in de praktijk niet werkte conform de Werkwijzer. De rest van het jaar is gebruikt om deze zogeheten non-conformiteiten op te lossen; hetzij door alsnog de praktijk aan te scherpen, hetzij door aanpassing van de Werkwijzer aan de realiteit. De uitkomsten van de interne audits en nieuwe ontwikkelingen in het toezicht hebben geleid tot een compleet nieuw ontwerp van het primaire proces
Uitvoeren van Toezicht. Dit proces beschrijft nu de digitale bevraging van scholen via jaarlijkse vragenlijsten en proportionaliteit in onderzoeken op basis van risicoprofielen.
5.2. Onderzoek en ontwikkeling
In het najaar van 2005 heeft de inspectie de visie vastgelegd hoe ze binnen alle sectoren het toezicht wil uitoefenen.
5.2.1.
Ontwikkeling toezicht in het primair onderwijs
Herontwerp toezicht en risicoprofielen Sinds 1 augustus 2005 werkt de inspectie in het primair onderwijs volgens het Toezichtkader primair onderwijs 2005. Hiervoor zijn nieuwe instrumenten, materialen en werkinstructies ontwikkeld. Risicoprofielen vormen nu de basis voor de planning van frequentie, omvang en vorm van het toezicht. Door
53
automatisering zijn de risicoprofielen altijd actueel. Naast de risicoprofielen gebruikt de inspectie een planningsinstrument en een instrument dat basisscholen met een bovengemiddeld risico signaleert. De nieuwe werkwijze geeft invulling aan proportionaliteit en variëteit in het toezicht, waardoor het toezicht van de inspectie meer op het eigen beleid van de school wordt afgestemd: meer waar nodig, minder waar het kan.
Jaarlijkse vragenlijsten 54
In het najaar 2005 is de jaarlijkse vragenlijst primair onderwijs voor het eerst digitaal verzonden. De verkregen informatie wordt automatisch verwerkt in de risicoprofielen. Het invullen wordt voor scholen nog eenvoudiger doordat reeds beschikbare gegevens al in de vragenlijst staan. Tegelijk met de jaarlijkse vragenlijst van september zijn de thematische vragenlijsten voor het Onderwijsverslag digitaal verstuurd. De gebruikte steekproeven zijn op elkaar afgestemd om te voorkomen dat individuele scholen te veel wordt belast.
5.2.2.
Ontwikkeling toezicht bij de expertisecentra
In 2005 heeft de inspectie het toezichtkader voor het (voortgezet) speciaal onderwijs en de regionale expertisecentra (rec’s) herzien. Hierbij werd uitgegaan van minder indicatoren. Op basis van proportionaliteit moest
verbreding en verdieping kunnen plaatsvinden. Waar dat mogelijk was, zijn indicatoren gekozen die ook in andere sectoren worden gebruikt. Het nieuwe toezichtkader is in december aangeboden aan de minister. De inspectie gebruikt de kaders in 2006 bij het toezicht op de scholen en de rec’s.
5.2.3.
Ontwikkeling toezicht in het voortgezet onderwijs
In 2005 heeft de inspectie het waarderingskader en de werkwijze van het toezicht op de sector voortgezet onderwijs bijgesteld. Hierbij zijn nadrukkelijk de voornemens vanuit governance en de invulling van geïntegreerd toezicht betrokken. Dit herontwerp van het toezicht wordt per 1 januari 2006 geëffectueerd. Het nieuwe waarderingskader voortgezet onderwijs is minder gelaagd, kent scherpere formuleringen en binnen het brede kader zijn kernindicatoren aangewezen. Het nieuwe kader is intern uitgebreid bediscussieerd, in pilots uitgeprobeerd en diverse keren met de belangenorganisaties besproken. Het is bovendien afgestemd met het toezichtkader voor het primair onderwijs. De scholen voor voortgezet onderwijs krijgen een toezichtarrangement op basis van een risicoanalyse. Deze is gebaseerd op de risicoprofielen die bij geïntegreerd toezicht zijn ontwikkeld én op aanvullende informatie die de inspectie over de scholen heeft. Op alle scholen wordt een nieuw 'waarborg'oordeel gegeven op de aspecten opbrengsten en kwaliteitszorg (en de daarbij
behorende indicatoren). Omdat het toezicht in het voortgezet onderwijs meer risicogestuurd en meer maatwerk wordt, heeft het meer varianten gekregen (in zowel het periodiek kwaliteitsonderzoek als het jaarlijks onderzoek). Bij alle vormen van onderzoek wordt proportioneel gewerkt: de inspectie gebruikt zoveel mogelijk de resultaten van zelfevaluatie van een instelling. Het onderzoek door de inspectie is altijd aanvullend.
5.2.4.
Ontwikkeling toezicht op het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie
De discussie over het toezicht op het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie begon in november 2004 en liep vooruit op het ontwikkelen van de inspectiebrede toezichtvisie. In augustus 2006 wil de inspectie het nieuwe toezicht op bve invoeren. Dit moet voldoen aan de volgende eisen: • Het toezicht gebruikt zoveel mogelijk de informatie die de instelling zelf hanteert voor haar horizontale verantwoording en haar rapportage aan de raad van toezicht. • Het toezicht is selectief, gebaseerd op risicoanalyse. • Het toezicht maakt gebruik van de jaarlijkse verantwoordingscyclus van de instellingen, maar kent overigens geen vaste periodiciteit. • Het toezicht is proportioneel.
De richting van de ontwikkeling heeft de instemming van de Bve Raad en het ministerie van OCW, met name vanwege de aansluiting op de ontwikkelingen rond governance in het veld zelf en op de Beleidsnotitie governance uit juli, waarop het ontwikkelingstraject vooruitliep. Met twee roc’s en één aoc zijn afspraken gemaakt om pilots met deze toezichtvorm uit te voeren. Het eerste deel van de pilots heeft eind 2005 plaatsgevonden; het tweede deel volgt in het begin van 2006. Verder heeft de inspectie in 2005 het toezichtkader KBB ontwikkeld en afgestemd met de externe partijen.
5.2.5.
Niet bekostigd onderwijs
Volgens de Wet op het onderwijstoezicht (WOT) houdt de inspectie toezicht op de kwaliteit van particuliere scholen die zijn aangemerkt als school in de zin van de Leerplichtwet. In april 2005 heeft de minister van OCW nieuwe aanmerkingcriteria voor deze particuliere scholen voor po voorgesteld. Met het voortgezet onderwijs loopt de discussie over nieuwe aanmerkingcriteria nog. Het toezicht op de kwaliteit van het niet bekostigd onderwijs heeft nog een voorlopig karakter omdat de aanmerkingcriteria nog geen kracht van wet hebben. De inspectie heeft een ‘Proeve van een toezichtkader voor het niet bekostigd primair onderwijs’ ontwikkeld. De Proeve bevat een kader dat de minimum
55
waarborggrens bevat, maar daar niet bovenuit gaat. De onderzoeksvragen gaan uit van de WOT, maar houden rekening met de vrijheid die de scholen hebben om zelf te bepalen hoe ze het onderwijs aanbieden, organiseren en inrichten. De achtergronden en uitgangspunten van de niet bekostigde scholen zijn zeer verschillend. De Proeve is daarom open en flexibel, zodat de inspectie ongeacht de visie van de school tot een oordeel over de kwaliteit van het onderwijs kan komen. In september 2005 is de inspectie begonnen met het kwaliteitsonderzoek op 56
de 28 niet bekostigde scholen voor primair onderwijs. Het kwaliteitsonderzoek vindt uitsluitend plaats op de scholen waarover de inspectie een positief advies heeft uitgebracht. De kwaliteitsaspecten worden beoordeeld met behulp van onderzoeksvragen die zijn afgeleid van de eisen die de wetgever aan het niet bekostigd onderwijs stelt, alsmede aan de eisen ‘overeenkomstige inrichting’ die de overheid van plan is aan deze scholen te gaan stellen.
5.2.6.
Artikel 56-scholen
Artikel 56-scholen zijn opgericht op basis van artikel 56 van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) en/of de regeling voor niet bekostigde educatieinstellingen uit de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB). De inspectie is in 2005 begonnen met het in kaart brengen van dit veld van het niet bekostigd onderwijs in het voortgezet onderwijs.
Daarnaast bereidde de inspectie een toezichtkader voor de Artikel 56-scholen voor, zoals de WOT voorschrijft. Daarvoor is bekeken wat de verschillende wettelijke regimes betekenen voor de reguliere toezichtkaders voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie. Nu het nieuwe reguliere toezichtkader voortgezet onderwijs vrijwel definitief is, kan dit worden aangepast voor de Artikel 56-scholen.
5.2.7.
Programma Verbreding techniek basisonderwijs
Binnen dit programma heeft de inspectie in 2005 een thematisch waarderingskader ‘techniek in het basisonderwijs’ ontwikkeld en vastgesteld. Het is toegepast in een aantal thematische periodiek kwaliteitsonderzoekrapporten.
5.2.8.
Registratie schorsingen en verwijderingen
In 2005 zijn schorsingen en verwijderingen in het voortgezet onderwijs geregistreerd met behulp van een elektronisch meldingsformulier, dat de scholen zelf invullen. De inspectie is in 2005 in overleg getreden met de Landelijke Vereniging van Leerplichtambtenaren om de uitwisseling van gegevens rondom schorsingen en verwijderingen te verbeteren.
5.3. Regeling Incidenteel onderzoek
De inspectie wil de incidentele onderzoeken minder als ad hoc instrument inzetten en meer gaan vormgeven als een reguliere onderzoeksvorm met de bijbehorende professionalisering en kwaliteitsborging. Een van de redenen hiervoor was de toename van het aantal incidentele onderzoeken in de afgelopen jaren. Verder is in het kader van het project Geïntegreerd Toezicht afgesproken dat AD, Cfi en inspectie waar nodig direct inzetbaar zijn bij ernstige incidenten.
Per 1 januari 2005 heeft de inspectie een programmaleider aangesteld en is er een kernteam van inspecteurs gevormd dat de incidentele onderzoeken uitvoert. Er zijn procedures vastgesteld en instrumenten ontworpen voor de interne behandeling van incidentele onderzoeken en voor de afstemming met de AD, Cfi en het ministerie van OCW. In 2005 zijn tien incidentele onderzoeken uitgevoerd volgens deze nieuwe werkwijze. Het ging om zowel relatief kleine incidenten rond lesuitval in een school voor voortgezet onderwijs en onregelmatigheden bij de inschrijving van deelnemers bij een roc, als een omvangrijk onderzoek naar aanleiding van ernstige klachten bij een hogeschool.
6 Waardering door Belanghebbenden 6.1. Evaluatie schoolbezoeken
Inleiding Ook in 2005 is de scholen gevraagd naar hun oordeel over het toezicht van de inspectie. Alle scholen die een periodiek kwaliteitsonderzoek (pko) hebben gehad, kregen een evaluatieformulier toegezonden. Ongeveer 80 procent van de scholen retourneerde het formulier. De gegevens van scholen dienen als input voor de ontwikkeling van het toezicht en de scholing van inspecteurs. Verder worden de evaluatiegegevens gebruikt bij individuele functionerings- en beoordelingsgesprekken.
Algemeen beeld Over het algemeen zijn de scholen positief over het pko, zowel in primair als het voortgezet onderwijs. In het primair onderwijs krijgt het pko als geheel gemiddeld een 7,8. De uitvoering wordt met een 8,0 het hoogst gewaardeerd. Scholen vinden de inspecteurs correct en deskundig, de communicatie open.
De voorbereiding wordt met een 7,5 het laagst gewaardeerd. In het voortgezet onderwijs krijgt het pko als geheel gemiddeld een 7,6. Ook in het voortgezet onderwijs wordt de uitvoering met een 7,8 het hoogst gewaardeerd. De voorbereiding wordt met een 7,5 relatief laag gewaardeerd. Zowel scholen voor voortgezet als scholen voor primair onderwijs, vinden de voorbereidingslast relatief hoog en het maatwerk in het toezicht nog beperkt. Gemiddelde waarderingscijfers
primair onderwijs
voortgezet onderwijs
2003
2004
2005
2003
2004
2005
Voorbereiding
7,5
7,6
7,5
7,5
7,4
7,5
Uitvoering
7,8
7,9
8,0
7,8
7,7
7,8
Rapportage
7,6
7,7
7,8
7,6
7,5
7,6
Pko als geheel
7,6
7,8
7,8
7,6
7,6
7,6
Figuur 6.1.1: Waarderingscijfers schoolbezoeken
61
In bovenstaande tabel zijn de waarderingen in de afgelopen jaren vergeleken. De verschillen in waardering over de jaren heen zijn niet groot; ze beperken zich veelal tot tienden van een punt. Constante in de waardering is de positieve benadering van de uitvoering van het toezicht en de kritische benadering van de voorbereiding(slast).
Scholen die de vragenlijst niet terugsturen (de non respons) In 2005 heeft een extern onderzoeksbureau op verzoek van de inspectie 62
de non respons van scholen onderzocht. De scholen die de vragenlijst niet invulden werd gevraagd waarom ze dat niet hadden gedaan. Verder werd ze gevraagd wat ze van het toezicht vonden. De belangrijkste redenen om de evaluatievragenlijst niet terug te sturen zijn logistiek van aard. De vragenlijst is niet ontvangen of er is intern op school iets misgegaan. Op een aantal scholen was de directeur tussentijds vertrokken, waarop de vragenlijst niet is teruggestuurd.
Over het geheel genomen zijn de scholen positief over het pko. Vrijwel alle ondervraagde scholen vinden het contact met de inspectie getuigen van openheid en wederzijds respect. Ook vindt een grote meerderheid dat de rapportage over het geheel genomen een professioneel karakter heeft. Er zijn echter ook enkele kritische opmerkingen: er is te weinig maatwerk, de voorbereidingslast is te groot en het toezicht is niet conform de verwachtingen.
Het oordeel van de non-responsgroep ligt met een 7,5 iets lager dan de 7,8 van de scholen die de vragenlijst wel retourneerden. Er is geen groot verschil in de waardering van het pko door beide groepen scholen: het beeld is overwegend positief en de kritische opmerkingen van wel en niet responderende scholen gaan grotendeels over dezelfde items.
6.2. Waardering Kwaliteitskaart
In 2005 heeft de inspectie het gebruik van de Kwaliteitskaart onderzocht. Wie gebruiken de kwaliteitskaart, hoe toegankelijk zijn de gegevens en in hoeverre is de kwaliteitskaart een prikkel voor scholen om hun kwaliteit te verbeteren? De inspectie heeft dit deels zelf onderzocht, deels is het werk uitbesteed.
Bezoekers Bijna de helft van de bezoekers van de site van de inspectie is ouder van een (aanstaande) leerling. De overigen bezoeken de website vanwege een professionele achtergrond. Het opleidingsniveau van de bezoekers is hoog, ook als we alleen de ouders in beschouwing nemen: tweederde van de ouders heeft een opleiding op hbo of universitair niveau. Men bezoekt de site vooral om het oordeel van de inspectie te zien, vaak in vergelijking met andere scholen. Professionals in het onderwijs bezoeken de site ook vaak om te kijken hoe zij hun onderwijs kunnen verbeteren.
De informatie De openbaarheid van de inspectiegegevens is nauwelijks meer omstreden. Vrijwel alle bezoekers vinden het belangrijk dat de inspectie informatie geeft over de kwaliteit van scholen. Het vormt in toenemende mate de achtergrond voor sociale interacties. De respondenten zijn enthousiast dat informatie over scholen op de website van de inspectie staat. De meeste hadden niet verwacht dat deze informatie on-line beschikbaar is. Aan respondenten is vóór hun bezoek aan de website gevraagd, welke informatie zij op de website willen aantreffen. Zij noemen dan onderwerpen die juist niet op de website staan, zoals het percentage allochtone kinderen, de hygiëne, het totaal aantal leerlingen en de klassengrootte. Respondenten vinden het interessant om beoordelingen van scholen te bekijken, maar zij willen de scholen ook op een makkelijke manier kunnen vergelijken. De respondenten verwachten een directe koppeling tussen de kwaliteitskaart en de rapporten. De zoekfunctie en de uitleg bij de begrippen en bij de beoordelingen op de kwaliteitskaart zijn voor verbetering vatbaar.
Gebruik door ouders De meeste respondenten vinden dat de onderzochte scholen weinig doen met de informatie op internet. Mogelijk hebben alleen extreme scores directe
en grote effecten op de relatie met de omgeving: scholen reageren pas als het goed mis gaat. Zowel scholen voor primair als scholen voor voortgezet onderwijs merken niet dat ouders de keuze voor hun school maken op basis van de informatie op internet. Wel gebruiken ouders de rapporten steeds meer om gericht vragen te stellen op de school van hun keuze.
Gebruik door scholen De openbaarheid van de inspectiegegevens heeft voor de scholen niet zozeer een indirect effect via de schoolkeuze van leerlingen. Wel is er een direct effect: scholen willen goed scoren en geen reputatieschade oplopen. Scholen kijken niet alleen naar de absolute oordelen van de inspectie maar ook naar de relatieve betekenis ervan. Men is benieuwd hoe andere scholen het doen, niet alleen vanuit concurrentieoverwegingen, maar ook vanwege benchmarking (’waar staan we?’). Bij de verdere vormgeving van de website kan meer worden ingespeeld op deze behoefte om te benchmarken. Met name basisscholen gebruiken de website ook om van elkaar te leren. Faciliteren van deze leerervaringen is een andere mogelijkheid om de website te verbeteren.
63
6.3. Waardering Onderwijsverslag
De inspectie rapporteert jaarlijks over de staat van het Nederlandse onderwijs. Het uitbrengen van dit Onderwijsverslag is wettelijk verplicht, maar heeft naast een informerende ook een agenderende functie. Daarom ontvangen ook de onderwijsinstellingen een exemplaar. Dit jaar heeft de inspectie bij de onderwijsinstellingen onderzocht of deze informatie hen (met name de schoolleiders in het primair en voortgezet onderwijs) bereikt. 64
Men is in het algemeen tevreden over de informatie in het Onderwijsverslag, maar heeft behoefte aan meer aanbevelingen en handreikingen: wat moet ik met deze informatie doen? Het merendeel van de schoolleiders gebruikt het Onderwijsverslag om de eigen school met de landelijke gemiddeldes te vergelijken. Over de inspectie als organisatie waren de schoolleiders overwegend positief. Zij gaven aan dat de inspectie een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, van ‘bekritiserend’ naar ‘een adviserende expert’. Het gevaar ligt wat de schoolleiders betreft in het kwantificeren van het onderwijs: een school is meer dan in-, door- en uitstroomgegevens.
6.4. Bezwaren en klachten
Volgens de Algemene wet bestuursrecht kan men bij de inspectie zelf bezwaar maken tegen besluiten van de inspectie (op basis van hoofdstuk 6) en klachten indienen tegen gedragingen van de inspectie (op basis van hoofdstuk 9).
Bezwaren tegen besluiten In 2005 zijn geen bezwaarschriften binnengekomen. Wel speelde er een zaak in hoger beroep die in 2005 nog niet tot een afronding is gekomen.
Klachten over gedragingen In 2005 heeft de klachtadviescommissie twee met elkaar samenhangende klachten als één klacht behandeld. De klacht betrof het niet in behandeling nemen van een klacht over een school inzake het niet mee willen vieren van het sinterklaasfeest. Daarnaast werd geklaagd over de afhandeling door de inspectie. De commissie heeft bij deze klacht enkele onvolkomenheden in het optreden van de inspectie geconstateerd. De inspectie had deze onvolkomenheden door het aanbieden van excuses adequaat afgedaan. De behandeling van deze klacht is voor de commissie aanleiding geweest aan te dringen op het herzien van de klachtenprocedure van de inspectie en het verbeteren van de externe informatievoorziening over de procedure.
7 Waardering door Medewerkers 7.1. Werkbelevingsonderzoek
De inspectie laat iedere twee jaar onderzoeken hoe de medewerkers hun werk ervaren. 2005 was een ‘rustjaar’; het volgende onderzoek staat gepland voor 2006.
7.2. Interne communicatie
De inspectie beschikt over drie centrale media voor de interne communicatie: het personeelsblad ‘Introspectie’, de elektronische nieuwsbrief en het intranet ‘InspectieNET’. Introspectie verscheen vier maal. De elektronische nieuwsbrief verscheen 40 keer. Dit jaar is het InspectieNET qua structuur en vormgeving vernieuwd. Het nieuwe intranet is positief ontvangen; het wordt als overzichtelijk en toegankelijk ervaren. Er zijn meer mogelijkheden voor interactie. Met name de site-onderdelen van de kantoren worden bij het dagelijkse werk goed gebruikt.
7.3. Bijdrage van de ondernemingsraad
In 2005 stonden vaak onderwerpen rond de taakstelling op de agenda van het overleg met de bestuurder. Zo is er veel overlegd over ontwikkelingen op personeelsgebied (procedures FPU, verwachtingen rondom loopbaanbeleid, rechtspositie, competentiemanagement). Verder kwam de aansturing van de organisatie regelmatig aan de orde (de regelmatig veranderende werkwijzen, de verschillen tussen de kantoren en vermeende onduidelijkheid in de landelijke aansturing daarbij, de krappe indicatieve formatie). De ondernemingsraad kon zich hierbij niet alleen baseren op signalen vanaf de werkvloer, maar ook op uitslagen van het werkbelevingsonderzoek, de kantoorconferenties en de interne audits. In februari heeft de ondernemingsraad advies uitgebracht over de eerste fase van de reorganisatie.
Tijdens de besprekingen met de bestuurder kwamen ook voor de inspectie belangrijke externe ontwikkelingen aan de orde. Dit betrof met name het
67
geïntegreerd toezicht en governance. De ondernemingsraad benadrukte het belang van goede communicatie over de ontwikkelingen in het toezicht.
In oktober heeft de ondernemingsraad om een extra overleg met de bestuurder gevraagd. Aanleiding hiervoor waren signalen uit de inspectie en onduidelijkheid over de agenda van de toekomst. Dit overleg vond op 3 november plaats en heeft geleid tot een gezamenlijke verklaring, waarin de bestuurder en de ondernemingsraad te kennen gaven het eens te zijn 68
over een aantal verbeterpunten. De ondernemingsraad ondersteunt de voornemens in het Inspectie-verbeterplan 2005/2006. De bestuurder en de ondernemingsraad hebben benadrukt dat het van belang is om regelmatig alle inspectiemedewerkers te blijven informeren over een veranderende inspectieorganisatie tegen de achtergrond van een zich steeds vernieuwende agenda van de toekomst.
Ook de herinrichting van de staf is regelmatig onderwerp van overleg geweest als afsluiting van de reorganisatie 2002. Voor de ondernemingsraad was van belang dat de specifieke personele en organisatorische consequenties helder waren en dat de medewerkers steeds werden betrokken bij de inhoudelijke uitwerking van de reorganisatie. De reorganisatie is per 1 januari 2006 uiteindelijk gerealiseerd.
Andere onderwerpen van overleg tussen de ondernemingsraad en de bestuurder waren: • Het tijdschrijven. • De invoering van competentiemanagement. • Het Plan van aanpak Arbo en Milieu en het Jaarverslag Arbo 2005. • De invoering van de chipknip. • Vergoeding van dienstreizen. • Uitbesteding receptietaken. • Bespreking van plandocumenten, zoals het Jaarwerkplan en de Kantoor-, staf-, en sectorplannen.
Vaak kon de ondernemingsraad zijn standpunt bepalen op grond van geregelde informatieve bezoeken aan de kantoren of door het organiseren van inspraakbijeenkomsten.
8 Waardering door Maatschappij 8.1. Persvoorlichting
De inspectie rapporteert publiekelijk over de kwaliteit van individuele instellingen en van het onderwijsbestel als geheel. Daarnaast staat in de missie van de inspectie dat ze belanghebbenden betrouwbare informatie over onderwijs verschaft. De pers is een belangrijke schakel om de juiste informatie tijdig bij de juiste personen te brengen. Voor het openbaar maken van haar bevindingen legt de inspectie zoveel mogelijk vooraf contact met de pers. De inspectie heeft contact met de pers via interviews, persconferenties, persberichten en het beantwoorden van persvragen. In 2005 hebben inspecteurs en leden van de inspectieleiding diverse interviews gegeven voor (vak)bladen, kranten, radio en televisie. Het initiatief voor een interview kan bij een journalist liggen, maar ook de inspectie onderneemt op dit gebied acties. De onderwerpen van de interviews waren dit jaar bijvoorbeeld veiligheid op scholen, schorsingen en verwijderingen in het voortgezet onderwijs, niet bekostigd onderwijs en de kwaliteit van scholen.
De inspectie heeft in 2005 zelf twee persconferenties georganiseerd. Op 20 april presenteerde de Inspecteur-generaal het jaarlijkse Onderwijsverslag. De themarapportage over het Bachelor-Masterstelsel in het hoger onderwijs werd gepresenteerd tijdens een symposium en een persconferentie op 23 mei 2005. Vertegenwoordigers van de inspectie waren ook aanwezig op symposia en persconferenties van andere organisatoren. Dit heeft meerdere malen geleid tot aandacht in de pers. Dit was bijvoorbeeld het geval bij een conferentie over probleemgedrag bij jongeren en bij twee rondetafelconferenties in Uden.
Veel publicaties van de inspectie worden vermeld in persberichten van het ministerie van OCW. De inspectie heeft zelf in 2005 negen persberichten uitgegeven.
71
72
Uitgegeven persberichten in 2005
Datum
1 ‘Schoolleiders on line’ (Inspirerende schoolvoorbeelden op website en in boek)
25 januari 2005
2 Inspectie pleit voor registratie van geweldsincidenten door scholen
8 februari 2005
3 Meldpunt discriminatie en extremisme in onderwijs
21 maart 2005
4 Inspectie bezorgd over leerlingen Maaslyceum
11 april 2005
5 Onderwijs aan zwakste leerling schiet tekort (Onderwijsverslag 2003-2004)
20 april 2005
6 Accreditatie internationaal bezien goed op weg
25 oktober 2005
7 Externe kosten accreditatie hoger onderwijs lager dan gedacht
25 oktober 2005
8 Professioneel gebruik van computers in de les
24 november 2005
9 Betere dialoog nodig voor veiligheid en sociale cohesie op scholen Uden-Veghel
2 december 2005
Figuur 8.1.1: Persberichten van de inspectie in 2005
Het aantal vragen van de pers aan de inspectie is in 2005 weer licht gestegen.
De meeste persvragen in 2005 gingen over het niet-bekostigde onderwijs
Het merendeel van de vragen was dit jaar niet sectorgebonden (zie tabel). Dit
(waaronder de Iederwijsscholen). Dit onderwerp is een aantal keren uitgebreid
kwam voornamelijk door de aandacht voor veiligheid op scholen, gedurende
in het nieuws geweest. Zo sprak de minister met de Tweede Kamer over de
de eerste maanden van het jaar. Met bijna vierhonderd persvragen waren
regelgeving rond het niet-bekostigd onderwijs (nbo). Daarnaast werkte de
deze maanden sowieso zeer druk. Opvallend is verder het aantal vragen
inspectie aan een toezichtkader voor het nbo. Tenslotte heeft de inspectie dit
over de sector hoger onderwijs. Met 52 persvragen is er sprake van bijna een
jaar veel nbo-scholen bezocht en beoordeeld. Alles bij elkaar was dit goed
verdubbeling ten opzichte van 2004.
voor meer dan honderd persvragen.
Persvragen betreffende de sector:
Aantal
Primair onderwijs
210
Voortgezet onderwijs
236
Speciaal onderwijs en expertisecentra
23
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
20
Hoger onderwijs
52
Niet sectorgebonden vragen
346
Totaal
887
Figuur 8.1.2: Aantal persvragen in 2005, per sector Tien procent van de persvragen ging in 2005 over het toezicht van de inspectie op de scholen. Vaak informeren journalisten naar de ervaring die de inspectie heeft met een bepaalde school. Ook stellen ze vragen over de opzet van het toezicht.
Op de derde plaats van meest besproken onderwerpen staat veiligheid. Met name in de eerste maanden van 2005 werd er veel over veiligheid geschreven. Veiligheid is ook daarna een actueel onderwerp gebleven.
Meest besproken onderwerpen, als % van het totaal persvragen in 2005 Niet-bekostigd onderwijs (inclusief Iederwijs)
Aantal 115
Toezicht op scholen
90
Veiligheid
73
Zaken vertrouwensinspecteurs
58
Leerplicht
52
Interviews
49
Eindexamens
45
Onderwijsverslag
42
Algemeen
32
Kwaliteit van onderwijs
30
Kwaliteitskaarten
30
Schorsen en verwijderen
28
Feiten en cijfers
24
Islamitisch onderwijs
23
Onderwijstijd
22
Klachten
20
Figuur 8.1.3: Meest besproken onderwerpen met de pers in 2005
73
Meest besproken onderwerpen, als % van het totaal persvragen in 2005
Aantal
Kerndoelen
20
Bachelor-masterstelsel
12
Publicaties
11
Kleuterbouw
11
Integratie
10
Overige onderwerpen
116
Totaal
913
Vervolg figuur 8.1.4: Meest besproken onderwerpen met de pers in 2005
9 Bestuur en Financiers 9.1. Regulier toezicht
Hieronder staat het aantal onderzoeken vermeld dat de inspectie heeft verricht naar de kwaliteit van afzonderlijke scholen en opleidingen in de verschillende onderwijssectoren. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen het jaarlijks onderzoek (jo) en het periodiek kwaliteitsonderzoek (pko). Bij een pko beoordeelt de inspectie de kwaliteit van een school of een opleiding op alle onderdelen van het toezichtkader. Bij het jaarlijks onderzoek wordt een beperkt aantal kwaliteitsaspecten onderzocht en beoordeeld. Indien op basis van eerdere onderzoeken het vermoeden bestaat dat de kwaliteit van het onderwijs binnen een instelling achteruitgaat, kan een nader onderzoek (no) worden ingesteld. Als de inspectie naar aanleiding van het nader onderzoek oordeelt dat de kwaliteit ernstig tekort schiet, bezoekt zij de onderwijsinstelling binnen twee jaar met een onderzoek naar de kwaliteitsverbetering (okv). Beide typen onderzoek zijn in onderstaande tabel meegeteld bij het aantal gerealiseerde pko.
Naast de bovenstaande onderzoeksvarianten doet de inspectie -indien nodigook incidenteel onderzoek. De inspectie kan uit eigen beweging incidenteel onderzoek starten, maar incidenteel onderzoek kan ook worden verricht in opdracht van het ministerie van OCW of LNV.
77
Onderzoeken
78
Begroot 2005
Gerealiseerd 2005
po totaal
7.612
7.069
Jo
5.344
4.789
90 %
Pko (inclusief okv)
2.268
2.280
101 %
ec totaal
395
297
Jo
249
137
55 %
Pko (inclusief okv)
146
160
110 %
1.237
975
Jo
908
674
74 %
Pko (inclusief okv)
329
301
91 %
bve totaal
152
172
Jo
81
87
107 %
Pko (inclusief okv)
71
85
120 %
Totaal generaal
9.396
8.513
Jo
6.582
5.687
86 %
Pko
2.814
2.826
100 %
vo totaal
Groen onderwijs is opgenomen bij bve Figuur 9.1.1: Gerealiseerde onderzoeken in 2005 per sector
T.o.v. begroting
In 2005 heeft de inspectie haar prioriteiten moeten verleggen door een aantal extra werkzaamheden waarvoor geen additionele financiering beschikbaar was. Deze extra werkzaamheden, zoals het onderzoek in Uden en de rondetafelconferenties rond veiligheid, zijn ten koste gegaan van een aantal jaarlijkse onderzoeken. In 2005 had een aantal kantoren last van een onderbezetting die slechts deels door andere kantoren kon worden opgevangen. Eind vorig jaar bestond er met name bij het primair onderwijs achterstand in de uitvoering van pko’s. Daarom is in 2005 prioriteit gegeven aan het uitvoeren van deze pko’s. Het is dit jaar gelukt de uitvoering van pko’s weer op schema te laten lopen. Met de Secretaris-generaal is afgesproken, dat nieuwe activiteiten ofwel worden voorzien van nieuwe middelen, ofwel worden geherprioriteerd uit reallocatie van middelen, dit steeds na goedkeuring van de Secretarisgeneraal.
Voortgang pko gerelateerd aan invoering WOT (van 1 januari 2003 tot 1 augustus 2007) De WOT bepaalt dat in een periode van vier jaar (voor bve-instellingen eens in de drie jaar) een instelling tenminste éénmaal een volledig periodiek kwaliteitsonderzoek (pko) krijgt. Aangezien 2003 deels als een aanloopjaar moet worden beschouwd,
betekent dit dat alle instellingen voor 1 augustus 2007 (en voor bve voor 1 augustus 2006) tenminste één maal met een pko moeten zijn bezocht. Om de voortgang hiervan in kaart te brengen is de realisatie van het aantal pko’s per Object van Toezicht (ovt) sinds 1 januari 2003 in kaart gebracht. Eind 2005 zou ongeveer 65 procent van de instellingen voor primair en voortgezet onderwijs, van de expertisecentra en 84 procent van de bve-instellingen een pko moeten hebben gehad. Uit onderstaande tabel blijkt dat de uitvoering van de pko’s binnen de termijn van de WOT op schema ligt. Hierbij is ermee rekening gehouden dat de feitelijke operationalisering van de WOT met een half jaar vertraagd was.
Norm percentage per 31 december 2005
Percentage OVT voorzien van PKO
Po
65
68
Ec
65
94
Vo
65
68
Bve
84
85
Sector
Figuur 9.1.2: Voortgang pko’s gerelateerd aan invoering WOT
9.2. Buitenland
In het buitenland zijn in 2005 op locaties voor primair onderwijs 9 jo-bezoeken en 34 pko’s uitgevoerd en op locaties voor voortgezet onderwijs 3 jo-bezoeken en 13 pko’s. Hiermee is de voorgenomen productie gerealiseerd. Naast de uitgevoerde WOT-onderzoeken zijn er in 2005 vijf bestuursbezoeken aan Defensiescholen afgelegd. 79 9.3. Kwaliteitstoezicht po, vo en expertisecentra
Een school die door de inspectie als zeer zwak wordt beoordeeld, wordt onder geïntensiveerd toezicht gesteld. Dit is een traject van maximaal twee jaar, waarin de school de kans krijgt de kwaliteit te verbeteren. Aan het eind van het traject wordt een onderzoek naar de kwaliteitsverbetering (okv) uitgevoerd. Voor de sectoren primair en voortgezet onderwijs en expertisecentra heeft de inspectie een eigen commissie ingesteld, de Toetsingscommissie Onderpresterende Scholen (tco), die de hoofdinspecteur adviseert of een school in een okv-traject moet worden geplaatst. In 2004 heeft de inspectie 32 scholen als zeer zwak beoordeeld.
In 2005 kwamen hier 43 scholen bij: 35 scholen voor primair onderwijs, 5 scholen voor voortgezet onderwijs en 3 expertisecentra. Aan het einde van het jaar waren er dus in totaal 75 zeer zwakke scholen (59 in het po, 7 in het vo, 8 bij de ec en 1 in het sbo). In 2005 hebben 6 scholen een okv gehad; 5 po-scholen en 1 ec-school. De tco beoordeelt na een okv of de kwaliteit voldoende verbeterd is om het geïntensiveerde toezicht te beëindigen en weer over te gaan tot regulier toezicht. Dit was bij drie scholen het geval. Bij de drie andere scholen is besloten 80
het traject van geïntensiveerd toezicht met maximaal 1 jaar te verlengen. Wanneer de kwaliteit op basis van het okv onvoldoende verbeterd is, meldt de inspectie de school bij de minister aan voor een bestuurlijk natraject. Dit was in 2005 voor geen enkele school nodig.
9.4. Kwaliteitskaarten
Kwaliteitskaarten moeten ouders een toegankelijk overzicht geven van de kwaliteit van iedere instelling waarop de inspectie toezicht uitoefent. De basis daarvoor zijn het toezichtrapport en, bij het voortgezet onderwijs, analyses van in-, door- en uitstroom en examenresultaten. De inspectie publiceert van elk toezichtrapport een publieksvriendelijke samenvatting in de vorm van een kwaliteitskaart op internet. In de afgelopen periode zijn kwaliteitskaarten voor praktijkscholen in de
sector voortgezet onderwijs in gebruik genomen. Categorieën waarvoor nu nog geen apart kwaliteitskaart-format bestaat zijn: • Scholen voor speciaal basisonderwijs • Particuliere onderwijsinstellingen • Buitenlandse scholen
9.5. Onderwijsverslag
Het Onderwijsverslag 2003/2004 is op 22 april 2005 aan de minister aangeboden. Het bevatte vier sectorspecifieke hoofdstukken en de sectoroverstijgende themahoofdstukken: technisch onderwijs in Nederland, veiligheid en voortijdig schoolverlaten, sociale cohesie, voeding en beweging in het onderwijs en de leraar. Het Onderwijsverslag 2004/2005 beschrijft per onderwijssector de staat van het onderwijs. Verder komen de volgende sectoroverstijgende thema’s aan de orde: technisch lezen, sociale cohesie, bèta en techniek, onderwijspersoneel, het nieuwe leren, veiligheid, voortijdig schoolverlaten, zorg en begeleiding en doorlopende leerlijnen in het onderwijs.
9.6. Themaonderzoeken
Buitenlandse studenten De inspectie heeft de werving en selectie van buitenlandse studenten onder
2004
bekostigde en aangewezen instellingen voor hoger onderwijs geïnventari-
In 2004 zijn niet alle onderzoeken uit het Jaarwerkplan 2004 afgerond.
seerd. Eind 2005 is de Verkenning studenten met een buitenlandse vooroplei-
Hieronder wordt over deze onderwerpen alsnog gerapporteerd.
ding uitgebracht. Daarin beschrijft de inspectie een aantal thema’s waarop
Themaonderzoeken 2005 Nr.
Onderwerp / Mijlpaal
Realisatie
I Leerling: schoolloopbaan, doorlopende leerlijnen en kwalificering 1
Leren in de beroepspraktijk
Rapportage volgt in het Onderwijsverslag (OV)
II Werkenden in het onderwijs: de leraar, nieuwe onderwijsberoepen, de professie 2
Monitor integraal personeelsbeleid
Rapportage in OV
3
Beleidsplan onderwijspersoneel: personeelsbeleid
Rapportage in OV
4
Project Learning and Teaching: ICALT
Subsidie is niet toegekend; er wordt gekeken naar andere bronnen van financiering.
III Onderwijsinstelling: inhoud en kwaliteit onderwijs, schoolleiding, (bestuurlijke) omgeving 5
Zeer zwakke scholen
Rapportage verwacht in voorjaar 2006
6
Voortijdig schoolverlaten en verzuim
Rapportage in OV
7
Sociale opbrengsten
Onderzoek loopt, veldwerk is volgens plan afgerond; rapportage in het OV
81
Nr.
Onderwerp / Mijlpaal
Realisatie
III Onderwijsinstelling: inhoud en kwaliteit onderwijs, schoolleiding, (bestuurlijke) omgeving
82
8
Onderwijs in de Friese taal
Onderzoek is afgerond en gepresenteerd aan het veld.
9
ICT en onderwijs
Project loopt nog. Uitloop tot ca. medio april 2006.
10
Vernieuwingsprojecten groen onderwijs
Monitorinstrument is gerealiseerd. Uitvoering onderzoek zelf is vertraagd.
11
Educational governance hoger onderwijs
Plan van aanpak is ontwikkeld. Onderzoek InHolland is afgerond.
12
Naleving wet- en regelgeving in het hoger onderwijs
Er is gerapporteerd aan de staatssecretaris. Er wordt geen nader rapport uitgebracht.
IV Onderwijsstelsel 13
Overgangen tussen en binnen onderwijssectoren
Po-vo: rapportage in OV in het hoofdstuk ‘Doorlopende Leerlijnen; vo-bve: rapportage in OV, rapport verschijnt voorjaar 2005.
14
Leerlinggebonden financiering
Samenvattende rapportage in 2006; rapportage in OV
15
Wachtlijsten sbo en (v)so
Wachtlijstrapporten zijn gepubliceerd.
16
Samenwerkingsverbanden WSNS
Samenvattende rapportage in 2006
17
Accreditatie in het hoger onderwijs
Veldonderzoek is gereed, rapportages in concept voorzien in januari 2006.
18
Invoering van de bachelor-masterstructuur
Rapport op 23-5-2005 aangeboden aan staatssecretaris. Vijf deel-vervolgonderzoeken gestart. Rapportage daarover in één bundel in 2006.
19
Examinering hoger onderwijs
Rapport afgerond en aan OCW verzonden in december 2005
20
Internationalisering en Europese ruimte hoger onderwijs
Zie bij 17.
Figuur 9.6.1: Themaonderzoeken 2005
nader onderzoek of actie nodig is. De staatssecretaris heeft deze aanbevelingen overgenomen.
2005 In het Jaarwerkplan 2005 waren de volgende themaonderzoeken voorzien. In de laatste kolom staat de stand van zaken van de realisatie vermeld. Een nadere toelichting staat in de tekst onder de tabel.
I
Leerling: schoolloopbaan, doorlopende leerlijnen en kwalificering
1
Leren in de beroepspraktijk
Beroepskolom De route van vmbo via mbo naar hbo staat bekend als de beroepskolom. Daarnaast zijn er binnen het mbo mogelijkheden om door te stromen tussen leerwegen en niveaus. De notie dat de beroepskolom moet worden versterkt wordt breed gedragen. De inspectie heeft gekeken naar de doorlopende leerlijnen. Als uitgangspunt zijn de bve-instellingen genomen omdat deze op een belangrijk kruispunt in de beroepskolom staan. Bij dit kwalitatieve onderzoek stonden de leerling en het profijt voor de leerling centraal. Het onderzoek heeft plaatsgevonden bij het vmbo en het mbo. Voor het hbo is gebruik gemaakt van bestaand onder-
zoeksmateriaal. Het onderzoek wordt gepubliceerd in het voorjaar van 2006. In het Onderwijsverslag zal het onderwerp in een apart hoofdstuk worden belicht.
Onderzoek beroepspraktijkvorming Met de komst van de competentiegerichte kwalificatiestructuur gaat het leren in de praktijk (beroepspraktijkvorming (bpv) en leerwerktrajecten) een nog grotere rol spelen in het leerproces. In het Onderwijsverslag 2004 constateerde de inspectie dat de aansluiting tussen het onderwijs en de bpv en de verantwoordelijkheden daarbij nog knelpunten opleveren. De Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (KBB) hebben als belangrijke taak het verwerven en accrediteren van leerbedrijven voor de bpv in het mbo en leerwerkplaatsen in het vmbo. In het Jaarwerkplan 2005 van de inspectie is een thematisch rapport aangekondigd over het onderwerp ‘leren in de beroepspraktijk’. Centrale vraag daarbij is hoe instellingen komen tot een optimale mix van onderwijsvormen om deelnemers te kwalificeren. Begin 2006 wordt hierover een apart themarapport ‘Beroepspraktijkvorming’ uitgebracht. Daarnaast komt de beroepspraktijkvorming aan de orde in het hoofdstuk over de sector bve van het Onderwijsverslag 2004-2005.
83
II
Werkenden in het onderwijs: de leraar, nieuwe onderwijsberoepen, de professie
2
Monitor integraal personeelsbeleid
De afgelopen twee jaren is de ontwikkeling van het personeelsbeleid in het onderwijs gestabiliseerd. Daarom is besloten de geplande afname van de Monitor in 2005 te vervangen door een vragenlijst die vooral gericht is op specifieke aspecten van het personeelsbeleid, zoals het omgaan met 84
bekwaamheidseisen (vanwege de Wet op de beroepen in het onderwijs). De vragenlijst Onderwijspersoneel is afgenomen bij een representatieve steekproef van po- en vo-scholen. De uitkomsten worden besproken in het Onderwijsverslag over 2005-2006.
3
Beleidsplan onderwijspersoneel: personeelsbeleid
In het kader van het Nader Onderzoek en het risicogestuurd, proportioneel toezicht is de toezichtmodule Personeel en Organisatie (inclusief management) ontwikkeld. Deze module kan toegepast worden bij po- en vo-scholen als blijkt dat de kwaliteit van het onderwijs onder druk staat omdat er op een school (onder meer) tekortkomingen of knelpunten zijn op het gebied van personeel, organisatie en management.
4
Project Learning and teaching (ICALT)
Voor het project ICALT (International Conference on Advanced Learning Technologies) is in 2005 een Europese subsidieaanvraag gedaan in Brussel. De subsidie is echter niet toegekend. In een overleg met SICI heeft een aantal landen besloten om desondanks toch mee te doen met het project. De details hierover worden momenteel besproken.
III Onderwijsinstelling: inhoud en kwaliteit onderwijs, schoolleiding, (bestuurlijke) omgeving
5
Zeer zwakke scholen
In 2005 is de eerste ronde gestart van een onderzoek naar de scholen die door de inspectie als zeer zwak zijn beoordeeld. Doel van het onderzoek is meer inzicht te krijgen in de vraag wat de belangrijkste oorzaken hiervoor zijn en welke factoren bijdragen aan een succesvol verbeteringstraject. In dit eerste jaar richt het onderzoek zich op het po. Het ligt in de bedoeling de komende jaren dit onderzoek voort te zetten en uit te breiden naar andere onderwijssectoren. De rapportage van het onderzoek wordt verwacht in het voorjaar van 2006.
6
Voortijdig schoolverlaten en verzuim
De inspectie verzamelt al enkele jaren gegevens over schorsing, verwijdering, verzuim en voortijdig schoolverlaten. Dit gebeurt door een vragenlijst voor te leggen aan een representatieve steekproef van scholen. De inspectie gaat hierbij met name na wat de redenen van schorsing en verwijdering zijn en welke maatregelen de school neemt om voortijdig schoolverlaten en verzuim tegen te gaan. In 2005 heeft de inspectie scholen vooral bevraagd op de effecten van de genomen maatregelen.
7
Sociale opbrengsten
Begin 2006 zal in de sectorwetten po, vo en ec worden opgenomen dat scholen ‘actief burgerschap en sociale integratie’ moeten bevorderen. In 2005 heeft de inspectie gewerkt aan de ontwikkeling van een toezichtkader voor de invulling die scholen aan deze opdracht geven. De pilots waarin dit ontwerp toezichtkader inmiddels is beproefd, lopen nog door in 2006. Na goedkeuring door de minister zal het toezichtkader in de tweede helft van 2006 in het reguliere toezicht worden ingezet. Het voorlopige toezichtkader is onder andere gebruikt bij het onderzoek naar de bevordering van sociale cohesie en sociale veiligheid door scholen in de regio Uden-Veghel (zie paragraaf 9.7). De inspectie wil in de komende jaren de ontwikkelingen in het onderwijs voor bevordering van burgerschap en integratie kunnen volgen. Daarom heeft ze
in 2005 onderzoek gedaan onder groepen scholen in het po. De resultaten zullen verschijnen in het Onderwijsverslag 2005 en in een rapport dat in de loop van 2006 verschijnt. Het onderzoek wordt in 2006 voortgezet.
8
Onderwijs in de Friese taal
De inspectie is in het najaar van 2004 gestart met een onderzoek naar het onderwijs in de Friese taal. In september 2005 is dit onderzoek afgerond. Het onderzoek is op 27 september aangeboden aan de minister en daarna gepresenteerd aan het onderwijs in de provincie Friesland. Van het rapport wordt een publieksversie gemaakt.
9
ICT en onderwijs
Afronding van het project is voorzien eind maart / begin april 2006. Hierover wordt uitgebreid gerapporteerd in een aparte paragraaf verderop in dit verslag.
10 Vernieuwingsprojecten groen onderwijs LNV financiert vernieuwingsprojecten aan de groene instellingen. Dit zijn projecten op uiteenlopende terreinen als onderwijskundige en technische vernieuwingen in het groene onderwijs of agrarische innovaties in het algemeen. Voor LNV onderzoekt de inspectie deze projecten. In 2005 is een monitorinstrument gerealiseerd waarmee zichtbaar gemaakt kan worden in
85
hoeverre de projecten zijn gerealiseerd en of zij het nagestreefde effect hebben. Door onduidelijkheid over de onderzoeksvraag is het onderzoek zelf vertraagd.
11 Educational governance hoger onderwijs De inspectie richt zich in het bijzonder op het monitoren van de ontwikkelingen in het intern toezicht en het bijdragen aan de ontwikkeling van een verantwoordingscyclus voor instellingen voor hoger onderwijs. Hiervoor zijn in 2005 86
in het kader van geïntegreerd toezicht voorbereidingen getroffen. Inspectie, Cfi en AD zullen de verantwoordingscyclus ontwikkelen en testen, met de jaarverslagen van de instellingen als aangrijpingspunt. In verband met een ingelast incidenteel onderzoek zijn deze activiteiten uitgesteld tot 2006.
12 Naleving wet- en regelgeving in het hoger onderwijs Op 14 juli 2005 is een ambtsbericht gezonden aan de Staatssecretaris met gegevens uit het nalevingsonderzoek. Het onderzoek is niet apart uitgebracht.
IV Onderwijsstelsel
13 Overgangen tussen en binnen onderwijssectoren Het primair onderwijs sluit op sommige punten niet goed aan op het voort-
gezet onderwijs. Het onderzoek van de inspectie naar de oorzaken hiervan, is nog gaande.
14 Leerlinggebonden financiering De inspectie en andere onderzoekspartijen zijn betrokken bij de evaluatie van de wetgeving rond de leerlinggebonden financiering. De inspectie heeft in 2005 een PKO uitgevoerd op alle regionale expertisecentra. De onderzoeken hebben geleid tot afzonderlijke rapportages, die zullen worden samengevoegd in één rapportage. Mede op basis van signalen van ouders heeft de inspectie in schoolgidsen van po- en vo-scholen onderzocht welk beleid scholen voeren rond de leerlinggebonden financiering. Dit onderzoek is uitgevoerd aan de hand van een steekproef en op basis van een bureauanalyse. Over de uitkomsten wordt in het Onderwijsverslag gerapporteerd.
15 Wachtlijsten sbo en (v)so De inspectie heeft de wachtlijsten onderzocht op basis van de telgegevens van 16 januari 2005. De rapporten hierover zijn in 2005 gepubliceerd.
Wachtlijsten sbo Ook dit jaar heeft de inspectie op verzoek van OCW de omvang van plaatsingslijsten, onderzoekslijsten en het aantal thuiszitters geïnventariseerd.
Door een wetswijziging uit 2004 zouden nu de plaatsingslijsten in het sbo tot het verleden moeten behoren. De inspectie heeft met nadruk gekeken naar de maatregelen die de samenwerkingsverbanden hebben genomen om plaatsing binnen de voorgeschreven termijn van drie maanden te realiseren. Als dit een samenwerkingsverband niet lukt, moet het hiervoor goede argumenten hebben. De inspectie heeft die argumenten geïnventariseerd.
16 Samenwerkingsverbanden WSNS Het projectplan voor het toezicht op de bovenschoolse zorgstructuur is in 2005 uitgevoerd. Het heeft een waarderingskader opgeleverd voor het toezicht op deze verbanden, gebaseerd op de wettelijke taken zoals opgenomen in het zorgplan. Daarbij wordt ook de kwaliteit van de onderliggende scholen benut. In 2006 verschijnt een samenvattende rapportage van de 14 pilots.
17 Accreditatie in het hoger onderwijs In maart 2003 spraken OCW, NVAO en inspectie af dat de inspectie de werking van het accreditatiestelsel na enige tijd zou evalueren, om ‘snel te leren van de ervaringen in de beginperiode van de daadwerkelijke accreditatie en indien gewenst tot aanpassingen over te gaan’. In 2005 onderzocht de inspectie bij deze zogenoemde ‘midterm review’ de mate waarin de doelen worden bereikt die met het nieuwe stelsel worden
nagestreefd. Daarbij zijn gewenste en ongewenste effecten in kaart gebracht. Zo keek de inspectie naar de kosten van het nieuwe accreditatiestelsel ten opzichte van het oude visitatiestelsel, en bezag zij de Europese ontwikkelingen op het gebied van kwaliteitszorg. De midterm review is vervolgd met een onderzoek naar de positie van de VBI’s (visiterende en beoordelende instanties) en de wijze waarop de beoordelingskaders worden gehanteerd. De resultaten daarvan worden in 2006 gepubliceerd. 87 18 Invoering van de bachelor-masterstructuur In mei 2005 presenteerde de inspectie ‘BaMa ontkiemt’, een rapport over de invoering van de bachelor- en masterstructuur. De inspectie concludeert dat de invoering voortvarend was, maar dat het hoge tempo soms ten koste ging van de zorgvuldigheid. De invoering betekent een forse impuls voor de vernieuwing van het hoger onderwijs; vooral de uitwerking van specialisaties moet de komende jaren zijn beslag krijgen. Aandachtspunt zijn de drempels voor doorstroom van de bachelor naar de master.
19 Examinering hoger onderwijs In 2004 en 2005 is de rechtmatigheid van de afgifte van getuigschriften in het hoger onderwijs onderzocht. De inspectie heeft met name gekeken naar beslissingen over vrijstellingen van vooropleidingseisen, naar het afleggen
van tentamens en naar het toestaan van uitzonderingen bij het afnemen van tentamens. Het rapport ‘De betrouwbaarheid van de getuigschriften’, bestaat uit drie delen en is eind 2005 gepubliceerd.
20 Internationalisering en Europese ruimte hoger onderwijs Europese ministers hebben gezamenlijk eisen geformuleerd waar nationale kwaliteitssystemen aan dienen te voldoen. Ook internationale netwerken op 88
het gebied van hoger onderwijs stellen eisen aan de verschillende organisaties, zoals de NVAO. De inspectie heeft onderzocht of het Nederlandse hoger onderwijs aan deze eisen voldoet. Deze literatuurstudie, ‘Accreditatie in internationaal perspectief’, is in oktober 2005 gepubliceerd.
9.7. Rapportages vanwege bijzondere ontwikkelingen
Actuele ontwikkelingen of signalen waren ook in 2005 aanleiding om onderzoek te doen of een niet gepland rapport uit te brengen.
Uden Kort na de moord op Theo van Gogh in 2004, werd de islamitische basisschool Bedir tot tweemaal toe in brand gestoken. Naar aanleiding hiervan organiseerde de gemeente Uden in april 2005 een rondetafelconferentie met alle betrokken
partijen. Na de conferentie onderzocht de inspectie of de scholen in de regio Uden-Veghel voldoende doen aan het bevorderen van sociale veiligheid en sociale cohesie. Het rapport is gepresenteerd tijdens een nieuwe rondetafelconferentie in december 2005.
Rondetafelconferenties veiligheid In het voorjaar van 2005 organiseerde de inspectie samen met de directie Dialoog van OCW zeven regionale Rondetafelconferenties. Het thema van de conferenties was ‘Veiligheid op school’. De conferenties moesten duidelijk maken met welke veiligheidsproblemen de onderwijsinstellingen op dit moment kampen. Daarnaast waren de gesprekken bedoeld om ervaringen, oplossingen en werkwijzen uit de praktijk met elkaar uit te wisselen en om de samenwerking tussen de betrokkenen te verbeteren.
Iederwijs In de discussie over de Iederwijs-scholen zegde de minister van OCW de Tweede Kamer toe dat alle particuliere scholen waarover nog niet eerder of niet recent door de inspectie was geadviseerd, vóór 1 oktober getoetst zouden worden aan de huidige wet- en regelgeving. Na afloop van deze toetsingsronde heeft de inspectie alle adviezen uit 2004 en 2005 over deze scholen via internet openbaar gemaakt.
Wetgeving hoger onderwijs De huidige Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) zal worden vervangen. De inspectie heeft hiervoor in 2005 diverse bijdragen geleverd. Zo publiceerde zij in oktober ‘Rondom de WHW’. Deze notitie bevat een aantal aandachtspunten voor de voorbereiding van de nieuwe wet. De notitie is samengesteld op basis van de opbrengsten van een rondetafelgesprek met experts uit de dagelijkse onderwijspraktijk en twee eerdere adviezen van de inspectie over dit onderwerp. Daarnaast heeft de inspectie de nieuwe wetgeving onderworpen aan een formele uitvoeringstoets.
Aangewezen instellingen Opleidingen in het hoger onderwijs moeten in principe binnen zes jaar na de start zijn geaccrediteerd. Onder het overgangsrecht accreditatie kunnen instellingen van deze eis ontheffing krijgen, als ze nog weinig of geen ervaring hebben met externe openbare evaluatie. Toch moet kunnen worden nagegaan hoe het staat met de kwaliteitszorg of de voornemens daartoe van deze zogeheten aangewezen instellingen. OCW heeft de inspectie gevraagd om deze Scan kwaliteitszorg hoger onderwijs te ontwikkelen.
Evaluatie convenant G4 en Almere In 2004 is een convenant gesloten tussen de Minister van OCW, de wethouders onderwijs en de schoolbesturen van de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht (G4) en Almere. Daarin spreken zij af om in de periode 2004-2005 tenminste 370 tweedegraads leraren op te leiden. Hiervoor worden reeds aangestelde zij-instromers en niet bevoegde leraren geschoold tot de vereiste bevoegdheid. Op verzoek van OCW heeft de inspectie in het najaar van 2005 gerapporteerd over de resultaten van het convenant, over de succesfactoren en over opgetreden knelpunten.
INHOLLAND Op verzoek van de Staatssecretaris Onderwijs heeft de inspectie in 2005 onderzoek gedaan bij de hogeschool INHOLLAND naar de klachten van studenten en medewerkers en de afhandeling ervan door de hogeschool zelf. De inspectie heeft in ruim zestig bijeenkomsten gesproken met in totaal 370 studenten, personeelsleden en leidinggevenden. De staatssecretaris heeft het onderzoeksrapport in december 2005 naar de Tweede kamer gestuurd.
89
Hogeschool HBO Nederland In september 2004 heeft OCW de inspectie verzocht een incidenteel onderzoek in te stellen naar klachten over de hogeschool HBO Nederland. De klachten betroffen de inhoud en het niveau van de opleiding, en de organisatie en administratie. Het rapport over dit onderzoek is in april 2005 aangeboden aan de staatssecretaris.
9.8. Programma Verbreding Techniek Basisonderwijs 90 Geven basisscholen het onderwerp techniek een plaats in hun curriculum, en zo ja hoeveel? In 2005 is een representatieve steekproef onder basisscholen gehouden die op deze vragen antwoord moet geven. Dit zal onderzoek tot 2010 jaarlijks worden uitgevoerd, waardoor een beeld ontstaat van de ontwikkeling van het techniekonderwijs in het po. De resultaten van het onderzoek uit 2005 zijn vermeld in een technisch rapport. Ook zal erover worden gerapporteerd in het Onderwijsverslag in het hoofdstuk ‘bèta en techniek’. Tenslotte zijn er verschillende ‘portretten’ gemaakt over hoe basisscholen techniek invullen; deze portretten zijn te zien op de website www.schoolvoorbeelden.nl.
9.9. Programma ICT in Onderwijs
In juni 2003 stelden de Directie ICT van het ministerie van OCW en de inspectie het programma ICT in Onderwijs vast voor de periode tot eind 2005. Voor een goede afronding van diverse projecten is het project verlengd tot voorjaar 2006.
Schoolleiders on-line In het project Schoolleiders on-line worden schoolleiders geportretteerd die een bijzondere rol spelen bij de implementatie van ict in hun school. De resultaten zijn in boekvorm en op een website met aanvullende informatie gepubliceerd. Twee portretten en de beschrijving van het instrumentarium zijn vertaald en uitgebracht in een Engelstalige brochure. Deze brochure is verspreid onder vertegenwoordigers van Europese ministeries (aangesloten bij European Schoolnet).
Professionele ontwikkeling van leraren en ict In 2005 heeft het project Professionele ontwikkeling van leraren en ict een website opgeleverd met ruim 40 portretten van leraren. Tijdens de presentatie van de website op het congres in Lunteren van I&I, de vakvereniging voor informatiekunde, informatica en ict in onderwijs, spraken deelnemers waardering uit voor het feit dat de inspectie ook kijkt naar individuele docenten
en hen portretteert. Het raamwerk voor de portretten en de website zijn op een bijeenkomst met experts besproken. In het voorjaar van 2006 verschijnt een publicatie met de achtergronden van het project en een analyse van de gemaakte portretten.
Nieuwe vormen van leren In 2005 is het project Nieuwe vormen van leren gestart. Vanuit het perspectief van de leerling schildert het project portretten van onderwijsleeractiviteiten waar ict een nieuwe vorm van leren ondersteunt. Een portret bestaat uit een beschrijving, informatie over de schoolcontext en beeldmateriaal. Op 3 scholen voor primair onderwijs, 3 scholen voor voortgezet onderwijs en 2 expertisecentra zijn portretten gemaakt van in totaal ruim 30 onderwijsleersituaties. In 2006 worden de portretten in druk en op de website gepubliceerd.
Verdiepingsmodule ict De Verdiepingsmodule ict, die is uitgetest op de scholen van de schoolleiders van het project Schoolleiders en ict, is ook toegepast in twee andere pilots en bij het project Peer to Peer. Na evaluatie is de verdiepingsmodule aangepast. Er is een waarderingskader ontwikkeld dat speciaal op ict is toegesneden. Verder is een vragenlijst gemaakt in de vorm van een zelfevaluatie. Bij het standaard lesobservatieformulier is een ict-bijlage ontwikkeld.
Dit instrumentarium wordt in 2006 ingezet bij thematische schoolbezoeken, waarbij de rol van ict op een school specifiek wordt beoordeeld.
Scholen leren van scholen Via een breed uitgezette vraag is gezocht naar scholen die in tweetallen elkaars ICT-beleid en
praktijk met inspectie-indicatoren in beeld willen
brengen. De resultaten kunnen on line geraadpleegd worden op een website waarvoor de Verdiepingsmodule ict als basis diende. Alle instrumenten zijn nu digitaal beschikbaar en online toegankelijk voor de deelnemende scholen.
Peer 2 peer In 2005 is de website opgeleverd die de inspectierapportages in Frankrijk, Engeland en Schotland vergelijkt. Centrale vragen waren: wat is bekend over ICT, hoe nemen inspecties dat waar en wat leren we hiervan voor Nederland? Deze vergelijking is gebruikt als input voor het internationale project Peer2Peer. De analyse is te vinden op www.onderwijsinspectie.nl/ themas/IVG. Een recente rapportage van de Vlaamse inspectie is eind 2005 aan de analyse toegevoegd. In het kader van het Peer2Peer project hebben inspecteurs uit Zweden, Ierland, Schotland, Frankrijk, Engeland en Nederland elkaar vergezeld op schoolbezoeken. Onderwerp van deze bezoeken was telkens de evaluatie van ICT.
91
De website van ict-schoolportretten is vernieuwd en staat nu op www.schoolvoorbeelden.nl/ict-schoolportretten. Schoolvoorbeelden.nl is de website van de inspectie waar goede voorbeelden uit het onderwijs zijn verzameld.
9.10. Vertrouwensinspecteurs
De vertrouwensinspecteurs van de inspectie behandelen van oudsher 92
klachtmeldingen over seksuele intimidatie en seksueel misbruik. Met de inwerkingtreding van de WOT is hun werkterrein uitgebreid met meldingen inzake ernstig psychisch en fysiek geweld. In maart 2005 is het meldpunt ook opengesteld voor meldingen inzake discriminatie en (religieus georiënteerd) extremisme. Voor klachten inzake seksueel misbruik - zijnde het ernstig vermoeden van een zedenmisdrijf - geldt een meldplicht bij de vertrouwensinspecteur. Andere klachtmeldingen (seksuele intimidatie, fysiek geweld, ernstig psychisch geweld, discriminatie en extremisme) zijn niet verplicht.
De wettelijke taken van de vertrouwensinspecteurs zijn: • Het fungeren als aanspreekpunt. • Het adviseren over eventueel te nemen stappen.
• Het bijstaan bij het nemen van stappen gericht op het zoeken naar een oplossing. • Het desgevraagd begeleiden van een klacht of het doen van aangifte.
Personen in en rondom het onderwijs kunnen een melding doen bij een vertrouwensinspecteur. Deze adviseert de betrokkene en ziet toe op een zorgvuldige behandeling van de klacht. Op telefoonnummer 0900 - 111 3 111 is tijdens kantooruren altijd een vertrouwensinspecteur rechtstreeks bereikbaar. Het telefoonnummer van het meldpunt staat inmiddels in het merendeel van de schoolgidsen vermeld en melders weten de weg naar het meldpunt goed te vinden. 2002
2003
2004
2005
200
218
217
262
seksueel misbruik
73
142
104
164
psychisch geweld
-
150
196
518
fysiek geweld
-
122
219
419
discriminatie en (religieus georiënteerd) extremisme
-
-
-
27
273
632
736
1390
seksuele intimidatie
totaal
Figuur 9.10.1: Klachtmeldingen ontvangen door vertrouwensinspecteurs
Het aantal klachtmeldingen neemt al een aantal jaren toe, maar in 2005 is het aantal explosief gestegen. Met name in de categorieën psychisch geweld (+264 procent), fysiek geweld (+91 procent) en seksueel misbruik (+58 procent) werden veel meer zaken gemeld bij de vertrouwensinspecteurs. po/ec
vo
bve
ho
113
124
25
-
seksueel misbruik
84
69
11
-
psychisch geweld
269
201
47
1
fysiek geweld
223
164
32
-
13
13
1
-
702
571
116
1
seksuele intimidatie
discriminatie en (religieus georiënteerd) extremisme totaal (1391)
Figuur 9.10.2: Klachtmeldingen bij vertrouwensinspecteurs naar sector
Het grootste aantal klachtmeldingen is afkomstig uit po en vo. Niettemin is het aantal meldingen in de sector bve opvallend. Ten opzichte van 2004 is er sprake van een verviervoudiging van het aantal meldingen.
9.11. Overige wettelijke taken
De inspectie heeft op basis van haar zogeheten overige wettelijke taken een aantal adviezen uitgebracht en ontheffingen verleend. Zo heeft de inspectie leerplichtambtenaren geadviseerd over het aanmerken van niet bekostigde onderwijsinstellingen als ‘school in de zin van de Leerplichtwet 1969’. Ontheffingen zijn onder andere verleend voor de benoembaarheid en de eisen van bekwaamheid van onderwijzend personeel in het voortgezet onderwijs.
9.12. Publieksvoorlichting
Postbus 51 Sinds 2003 is Postbus 51 belast met de algemene publieksvoorlichting. De meeste vragen werden nu ook rechtstreeks daar gesteld; een klein deel kwam nog binnen bij de recepties van de inspectiekantoren en werd alsnog naar Postbus 51 doorgeschakeld. De publieksvoorlichters van Postbus 51 zorgden voor de terugkoppeling naar de inspectie. Specialistische vragen en klachten behandelden de publieksvoorlichters van de inspectie zelf. Vragen die via de website van de inspectie binnenkomen werden uitsluitend door de publieksvoorlichters van de inspectie beantwoord.
93
De digitale vragenstellers waren meestal leerlingen en studenten of hun ouders. De meeste vragen hadden betrekking op inspectierapporten over afzonderlijke scholen; waar staan ze, hoe vind ik ze, kunt u de inhoud toelichten? De rest van de reacties betrof meestal een klacht: vooral ouders benaderen de inspectie met klachten over het onderwijs. Voor deze klagers is het niet altijd duidelijk en begrijpelijk waarom men niet terecht kan bij de inspectie. Klachten over seksuele intimidatie werden door de vertrouwensinspecteurs 94
behandeld.
Sector Primair onderwijs Expertisecentra
Aantal vragen 1.100 73
Voortgezet onderwijs
834
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
226
Hoger onderwijs
158
Niet-sectorgebonden vragen
798
Totaal
Figuur 9.12.1: Aantal publieksvragen, naar sector
3.189
Internet De website www.onderwijsinspectie.nl is een steeds belangrijker informatiemiddel. Inspectieoordelen en rapporten van afzonderlijke scholen uit het primair en voortgezet onderwijs zijn daar publiek toegankelijk. Met het publiceren van deze gegevens over instellingen in beroepsonderwijs en volwasseneneducatie is verder voortgang gemaakt. In 2005 is de themasite van de inspectie voor onderwijsprofessionals, www.schoolvoorbeelden.nl, uitgebreid met het onderdeel ‘Professionaliseren en ict’ waar docenten aan de hand van goede voorbeelden van collega’s ideeën kunnen opdoen voor hun eigen praktijk. Bezoeken aan de website van de inspectie worden geteld. Het aantal bezoekers van de website lag in 2005 op 423.000, wat neerkomt op 1.159 per dag. In 2004 waren dat 302.409 bezoekers.
Websites ICT in onderwijs Schoolleiders on-line:
www.schoolvoorbeelden.nl/schoolleidersonline
Internationale vergelijking: www.onderwijsinspectie.nl/themas/IVG Ict-schoolportretten:
www.schoolvoorbeelden.nl/ict-schoolportretten
Professionaliseren en ict:
www.schoolvoorbeelden.nl/klikthet
10 Verbeteren en Vernieuwen Audits Kwaliteit en verantwoording zijn kernbegrippen in het werk van de inspectie -vanzelfsprekend extern, maar ook intern-. Nog afgezien van de eigen ambities die de inspectie hierin heeft, schrijft de WOT voor dat de inspectie een systeem heeft dat de kwaliteit van haar werk borgt. Hiervoor heeft de inspectie een kwaliteitssysteem ingericht, waarin interne audits een belangrijke rol spelen. De uitkomsten van deze audits leiden tot het bijstellen van (beleids)plannen, het herzien van bestaande werkwijzen en het doorvoeren van verbeteringen. Zodoende wordt de cyclus van kwaliteitszorg gesloten.
In 2005 heeft de inspectie twee soorten audits uitgevoerd: • De managementaudits, die toetsten op de aspecten Taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden (TBV’s), Besluitvorming, Sturing, Communicatie, en Control & Verbeteren. • De procesaudits in de kantoren, stafafdelingen en programma’s en
projecten, waarbij is nagegaan of de inspectie werkt conform de werkprocessen met bijbehorende instrumenten zoals uit de Werkwijzer. Dit impliceert dat tevens gekeken is of ze voldeden aan de criteria van de ISO 17020 norm. De uitkomsten van de audits zijn halverwege 2005 samengevat in een afsluitend auditrapport.
Inspectieverbeterplan De Inspecteur-generaal heeft op het auditrapport gereageerd middels een schriftelijke beleidsreactie, ‘Sturing en eigen verantwoordelijkheid in een praktijk van lerend vernieuwen’. Hierin beschrijft de Inspecteur-generaal welke acties nodig zijn om te komen tot een geaccrediteerde organisatie die met de tijd mee kan, en onder welke omstandigheden deze veranderingen tot stand kunnen komen. Daarnaast hebben de inspectiekantoren eigen verbeterplannen opgesteld naar aanleiding van de interne auditronde.
97
Het auditrapport, de beleidsreactie van de Inspecteur-generaal en de verbeterplannen van de kantoren zijn bijeen gebracht in het Inspectieverbeterplan 2005/2006.
Lerend vernieuwen Het belangrijkste thema in het Inspectieverbeterplan is lerend vernieuwen. Om de doelen en veranderingen in meerjarenperspectief te realiseren, is goed verandermanagement noodzakelijk. Kernbegrippen daarbij zijn sturing en 98
eigen verantwoordelijkheid. De inspectie wil toekomstige veranderingen in de organisatie soepel kunnen uitvoeren. Daarmee kan zij inspelen op de dynamiek in de eigen organisatie en de omgeving van de inspectie. Hiertoe moet het leer- en verandervermogen van de inspectie worden vergroot, aangeduid met het begrip ‘lerend vernieuwen’. Managers zullen hiervoor veranderingsprocessen moeten kunnen leiden. Medewerkers moeten kunnen reflecteren op nieuwe inzichten en werkwijzen en op het eigen denken, handelen en leren. Dit dient het organisatiebelang en laat ook het vakmanschap van de medewerkers tot zijn recht komen.
11 Bijlagen Bijlage I Inspectieleiding
De Inspectieleiding was in 2005 als volgt samengesteld:
Inspecteur-generaal van het onderwijs Mevrouw mr. drs. C. Kervezee
Hoofdinspecteur primair onderwijs en expertisecentra Dr. L.S.J.M. Henkens
Hoofdinspecteur beroepsonderwijs en volwasseneneducatie Mevrouw mr. R.G.K. Voss
101
Hoofdinspecteur voortgezet en hoger onderwijs Mevrouw drs. E.A.A.M. van Welie
Directeur bedrijfsvoering Drs. C. de Ruiter
Projectdirecteur Geïntegreerd Toezicht Drs. G.H. Barink
Bijlage II Leden Raad van advies en Klachtadviescommissie
Op grond van de Wet op het Onderwijstoezicht zijn er twee onafhankelijke commissies, die in 2005 als volgt waren samengesteld.
Raad van advies 102
De heer prof. dr. R.J. Bosker (tot 1 april 2005) Mevrouw mr. E.H.M. Brands (tot 1 april 2005) Dhr. prof. dr. G.W. Meijnen (vanaf 1 april 2005) Mevrouw drs. G. M. Mittendorff (vanaf 1 april 2005) Dhr. prof. dr. P. Schnabel
Klachtadviescommissie De heer drs. Th.A.J. Brugman Mevrouw N.A. van den Nieuwboer-Langenkamp (vanaf 1 december 2005) Mevrouw Th. Poortenaar Sikkema Mevrouw drs. C.D. van Rest van Nieuwkerk (voorzitter) Mevrouw mr. P.G.H. Westerhof (vanaf 1 december 2005)
Inspecteur-generaal
Bijlage III
Mw. mr. drs. C. Kervezee
Organogram strategie & innovatie Hoofdinspecteur
Hoofdinspecteur
Hoofdinspecteur
Directeur Bedrijfsvoering
Projectdirecteur Geïntegreerd Toezicht
Dr. L.S.J.M. Henkens
Mw. mr. R.K.G. Voss
Mw. drs. E.A.A.M. van Welie
Drs. C. de Ruiter
Drs. G.H. Barink 103
po
bve
ec
vo
staf
ho
kantoor Breda kantoor Eindhoven
programma’s /
programma’s /
programma’s /
projecten
projecten
projecten kantoor Groningen kantoor Haarlem kantoor Utrecht kantoor Zoetermeer kantoor Zwolle
Bijlage IV Adressen kantoren
De inspectieleiding is gevestigd in kantoor Utrecht. Voor algemene informatie kunt u bij dit kantoor terecht.
Inspectiekantoor Utrecht 104
Postadres:
Postbus 2730, 3500 GS Utrecht
Bezoekadres: Park Voorn 4, 3544 AC Utrecht Telefoon:
(030) 669 06 00
Fax:
(030) 662 20 91
E-mail:
[email protected]
Kantoor Breda Postadres:
Postbus 7447, 4800 GK Breda
Bezoekadres: Nijverheidssingel 317, 4811 ZW Breda Telefoon:
(076) 524 44 77
Fax:
(076) 520 16 00
Kantoor Eindhoven Postadres:
Postbus 530, 5600 AM Eindhoven
Bezoekadres: Zernikestraat 6, 5612 HZ Eindhoven Telefoon:
(040) 219 70 00
Fax:
(040) 237 04 86 / 234 04 96
Kantoor Groningen Postadres:
Postbus 706, 9700 AS Groningen
Bezoekadres: Cascadeplein 10, 9726 AD Groningen Telefoon:
(050) 368 60 00
Fax:
(050) 368 60 09
Kantoor Haarlem Postadres:
Postbus 431, 2100 AK Heemstede
Bezoekadres: Herenweg 115, 2105 MG Heemstede Telefoon:
(023) 548 34 89
Fax:
(023) 548 34 85
Kantoor Zoetermeer Postadres:
Postbus 501, 2700 AM Zoetermeer
Bezoekadres: Bredewater 24, 2715 CA Zoetermeer Telefoon:
(079) 320 33 33
Fax:
(079) 320 33 39
Kantoor Zwolle Postadres:
Postbus 10048, 8000 GA Zwolle
Bezoekadres: Hanzelaan 310, 8017 JK Zwolle Telefoon:
(038) 425 78 20
Fax:
(038) 425 78 25
Bijlage V Publicaties
2004-26 Inspectie van het Onderwijs (2004). Schoolleiders online. Inspirerende praktijkvoorbeelden. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. ISBN 90-8503-017-x
PB51-nr 22BK2004G078
106 2005-01 Inspectie van het Onderwijs (2005). Jaarverslag 2004. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. ISBN 90-8503-018-8.
PB51-nr. 22BK2005G001
2005-02 Inspectie van het Onderwijs (2005). Doorgaande zorg en begeleiding; een inventariserend onderzoek naar verschillende aspecten van de overgang van zorgleerlingen van primair naar voortgezet onderwijs in de regio Oss. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. ISBN 90-8503-019-6
PB51-nr. 22BK2005B0002
2005-03 Inspectie van het Onderwijs (2005). Techniek in het basisonderwijs. Technisch rapport. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. ISBN 90-8503-023-4
PB51-nr. 22BK2005B0001
2005-04 Inspectie van het Onderwijs (2005). Wachtlijsten in het speciaal basisonderwijs; peildatum 1 oktober 2004. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. ISBN 90-8503-022-6
PB51-nr. 22BK2005B004
2005-05 Inspectie van het Onderwijs (2005). Convenant Lerarenopleidingen vo/bve. Rapport naar aanleiding van een gezamenlijk onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs en de Auditdienst van OCW. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.
2005-06 Inspectie van het Onderwijs (2005). Onderwijsverslag 2003/2004. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. ISBN 90-8503-021-8
PB-nr. 22BK2004B080
2005-07 Inspectie van het Onderwijs (2005). Monitor integraal personeelsbeleid in het po en vo. Vierde meting. Eindrapport. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. PB51-nr. 22BK2005B002
2005-08 Inspectie van het Onderwijs (2005). Groepsgrootte en personele inzet in het basisonderwijs 2004; gegevens over mei en oktober 2004 en trends vanaf 1994-1995. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. ISBN 90-853-000-5
PB51-nr. 22BK2005B008
2005-09 Inspectie van het Onderwijs (2005). Bama ontkiemt. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs ISBN 90-8503-024-2
PB51-nr. 22BK2005B009
2005-10 Inspectie van het Onderwijs (2005). Accreditatie. Introductie. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. ISBN 90-8503-100-1
PB51-nr. 22BK2005B010
2005-11 Inspectie van het Onderwijs (2005). Bama ontkiemt; ondersteunend rapport. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. PB51-nr. 22BK2005GO11
2005-12 Inspectie van het Onderwijs (2005). Wachtlijsten speciaal en voortgezet speciaal onderwijs. Peildatum: 16 januari 2005. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs ISBN 90-8503-02-69
PB51-nr. 22BK2005B012
2005-13 Inspectie van het Onderwijs (2005). Schoolleaders online. Inspirational practical examples. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. ISBN 90-8503025-0
PB51-nr 22BK2005G003
2005-14 Inspectie van het Onderwijs (2005). Proeve van een toezichtkader niet bekostigd primair onderwijs. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.
107
2005-15 Inspectie van het Onderwijs (2005). Jaarwerkplan 2006. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. ISBN 90-8503-030-7
PB51-nr. 22BK2005017
2005-17 Inspectie van het Onderwijs (2005). Toezichtkader Primair Onderwijs 2005. 108
Inhoud en werkwijze van het inspectietoezicht. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs ISBN 9085030277
2005-18 Inspectie van het Onderwijs (2005). Maatwerk in dialoog. Bijdragen van het onderwijs aan sociale veiligheid en sociale cohesie in de regio Uden-Veghel. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs ISBN 90-8503-073-0
PB51-nr 22BK2005G004
2005-19 Inspectie van het Onderwijs (2005). Accreditatie; in internationaal perspectief. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. ISBN 90-8503-028-5
PB51-nr. 22BK2005B19
2005-20 Inspectie van het Onderwijs (2005). Accreditatie; de kosten in kaart. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. ISBN 90-8503-0293
PB51-nr. 22BK2005BH20
2005-21 Inspectie van het Onderwijs (2005). Rondom de WHW. Aandachtspunten voor nieuwe wetgeving Hoger Onderwijs. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. ISBN 90-8503-0315
PB51-nr. 22BR2005G021
2005-23 Inspectie van het Onderwijs (2005). Evaluatie Convenant G4+. Convenant scholing en begeleiding zittende leraren in de vier grote steden en Almere. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. ISBN 90-8503-036-6
PB51-nr. 22BK2005B022
2005-24 Inspectie van het Onderwijs (2005). Accreditation. In international perspective. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. ISBN 90-8503-037-4
PB51-nr. 22BK2005B024
2005-25 Inspectie van het Onderwijs (2005). Waarde van intern toezicht. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.
2005-26 Inspectie van het Onderwijs (2005). Studenten met een buitenlandse vooropleiding Utrecht, Inspectie van het Onderwijs.
Bijlage VI Afkortingen
110
AD
Auditdienst
AOC
agrarisch opleidingscentrum
Arbo
arbeidsomstandigheden
bve
beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
bhv
bedrijfshulpverlening
Cfi
Centrale financiën instellingen
ec
expertisecentra
FPU
Flexibel Pensioen en Uittreding
fte
full-time equivalent
GT
Geïntegreerd Toezicht
hbo
hoger beroepsonderwijs
ho
hoger onderwijs
ict
informatie- en communicatietechnologie
IG-beraad
beraad van Inspecteurs-Generaal
INK
Instituut Nederlandse Kwaliteitszorg
ISBN
Internationaal Standaard Boeknummer
ISO
International Standardisation Organisation
ITJ
(project) Integraal toezicht Jeugdzaken
jo
Jaarlijks Onderzoek
KBB
kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven
LNV
(ministerie van) Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
nbo
niet bekostigd onderwijs
no
nader onderzoek
NVAO
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie
OCW
(ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
okv
Onderzoek naar kwaliteitsverbetering
OV
Onderwijsverslag
ovt
object(en) van toezicht
pc
personal computer
pko
Periodiek kwaliteitsonderzoek
po
primair onderwijs
roc
regionaal opleidingencentrum
RvA
Raad van advies inzake de inspectie
SBK
Sociaal Beleidskader
sbo
speciaal basisonderwijs
SICI
Standing International Conference of Inspectorates
so
speciaal onderwijs
vmbo
voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs
vo
voortgezet onderwijs
vso
voortgezet speciaal onderwijs
WHW
Wet hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
WOT
Wet op het onderwijstoezicht
WSNS
Weer Samen Naar School
Colofon Inspectie van het Onderwijs Park Voorn 4 Postbus 2730 3500 GS Utrecht 112
[email protected] www.onderwijsinspectie.nl
Exemplaren van deze uitgave kunt u bestellen bij Postbus 51 onder vermelding van het ISB-nummer of Postbus 51-nummer. U kunt gratis bellen naar 0800-8051 (gratis) of de publicatie op www.postbus51.nl bestellen.
Postbus 51- nummer 22BR2006B004 ISB nummer 90-8503-0404 Inspectie-nummer 2006-04
Vormgeving OPHIS/New Impulse, Utrecht
Redactie Maddie van der Wijk, Inspectie van het Onderwijs Rein Zuiderveld, Inspectie van het Onderwijs
Eindredactie Afdeling communicatie, Inspectie van het Onderwijs
Drukwerk @@ PM volgt @@
Uitgave Utrecht, mei 2006
Auteursrecht voorbehouden Gehele of gedeeltelijke overneming of reproductie van de inhoud van deze uitgave op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteursrechthebbende is verboden, behoudens de beperkingen bij de wet gesteld. Het verbod betreft ook gehele of gedeeltelijke bewerking.