ONVOLTOOID VERLEDEN TIJD
angst – een instinctmatige reaktie
Henk Jan Kater
Het was een mooie warme zonnige zomerochtend. Bram en Moos roeiden op de Amstel en opeens zag Bram Jozef Mengele, de beruchte selectiearts uit Auschwitz, op de Magere Brug staan. Bram schrok zich wezenloos: een angstgolf sloeg door hem heen en in paniek hield hij zijn riemen in en hij schreeuwde tegen Moos: -Stop met roeien.” -Waarom?” wilde Moos weten. -Daar op de Magere Brug staat Jozef Mengele.” -Nou, èn … hij moet denken dat we allemaal uitgeroeid zijn.”
Het is voor een gemiddelde lezer misschien schokkend om met deze Joodse grap te beginnen. Dit had U niet verwacht, hoewel de titel van het artikel U een waarschuwing had kunnen inhouden. Of werd U door de rustgevende foto even afgeleid? De grap is niet als zwarte humor bedoeld. Dat is eigenlijk ook niet mogelijk, omdat deze grap een enorme diepgang heeft: het toont ons meer levenswijsheid, dan grove humor ooit zal kunnen bewerkstelligen. De reactie van Bram was een existentiële reactie. De angst die hem overspoelde verlamde hem en daardoor kon hij niet meer verder roeien. Een volkomen logische reactie, na alles wat Bram in zijn leven had meegemaakt. Moos had zijn portie ellende eveneens moeten bestaan en dat deed zeker niet onder voor de ellende van Bram. Tòch vertoont Moos een geheel andere reactie. Hoe komt dat? Waarom reageren mensen zo enorm verschillend? Waarom is het verleden voor de een wel voltooid en voor de ander niet? Wat is het wezen, wat is de kern van angst? Tegenwoordig lijkt het woord angst een modewoord geworden. Het is dan vaak niet meer dan een kreet, waar door gebrek aan kennis en inzicht weinig inhoud gegeven wordt. Charlie Brown ligt te piekeren. Dit kan een signaal van angst zijn. Het probleem van angstsignalen is door een striptekenaar op een humoristische wijze samengevat. Er blijven echter vragen open: weten we nu ook wat angst is? We kunnen om deze cartoon lachen, maar als we na het lachen over de grap nadenken, weten we dan iets meer over het wezen van angst? Helaas niet. We moeten het begrip angst daarom nader behandelen. Dit gebeurt aan de hand van enkele opvattingen over angst, angstbeheersing en over aanpassingsmogelijkheden. Bij het woord ‘aanpassing’ zal vooral het begrip coping gehanteerd worden.
2
Allereerst moeten we het belangrijke verschil tussen angst en vrees verduidelijken. Dit is noodzakelijk omdat veel mensen geen onderscheid maken tussen bang zijn en angstig zijn, terwijl de verschillen groot zijn. Bang zijn en vrees hebben wijzen beide op concrete zaken. Dit kan met twee voorbeelden aangegeven worden: Een meisje van tweeëntwintig jaar komt stoer over: ze duikt met volledige uitrusting tot veertig meter diepte, terwijl haar jongere zusje watervrees heeft. Ze kan geestdriftig over kruipende en zwemmende levensvormen onder water vertellen, maar gilt het letterlijk uit als ze een spin ziet – hoe klein die nuttige beesten ook mogen zijn, ze is er bang voor. Een politieagente is bang om in een schietpartij terecht te komen, want zoiets heeft ze al eens meegemaakt. Een vuurgevecht kan ze zich voorstellen en is voor haar concreet. Daarnaast heeft ze vliegangst, maar waarom ze dat heeft, weet ze niet. Vrees is concreet en voorstelbaar, terwijl angst niet concreet is. Angst is vaag en onvoorstelbaar. Het is opvallend hoe de reclame op allerlei vreesgevoelens van mensen inspeelt. Neem bijvoorbeeld de afslankmanie in ons land. Het is wetenschappelijk bewezen dat overgewicht schadelijk is en daar spelen fabrikanten van afslankprodukten gretig op in. Het zijn vooral vrouwen die boulimia en anorexia nervosa ontwikkelen, omdat de modecultuur zich dominant opstelt. Eigenlijk is dat vreemd, aangezien overtollig vet bij een vrouw onderhuids opgeslagen wordt en op zich weinig kwaad kan doen. Hier geldt dus dat het oog van een ander ook wat wil en dikke vrouwen worden op hun zwaarte aangekeken. Bij mannen slaat het overtollig vet zich ook op, maar op een veel gevaarlijker wijze: de vetopslag vindt binnen de buikholte plaats en zal daar allerlei organen wegdrukken, wat ernstige gezondheidsproblemen oplevert. Het zijn dus vooral de mannen die zich over hun overgewicht zorgen moeten maken. In de reclame zien we echter het tegenovergestelde. Neem de Weight Watchers, deze organisatie richt zich vooral op vrouwen. Het is daarbij opmerkelijk dat de Weight Watchers een commerciële poot van Heinz is. Heinz met zijn 56 smaken tomatencatchup, sandwichspread en andere dikmakers. Je hoeft je niet af te vragen waarom mensen zich zo dik maken. De reclamebureaus zorgen daar wel voor. Het enige bureau dat een waarschuwend woord laat horen is SIRE, maar dat is dan ook een stichting voor idëele reclame. Het inspelen op angstgevoelens is een goed verkoopargument: het aanbod van allerlei therapievormen tegen velerlei mogelijke angsten en andere gevoelens is bijzonder groot. U hoeft de advertentiepagina’s van de Volkskrant op zaterdag te lezen om er achter te komen wat er zoal te koop is.
3
Het inspelen op angstgevoelens is een goed verkoopargument: het aanbod van allerlei therapievormen tegen velerlei mogelijke angsten en andere gevoelens is bijzonder groot. U hoeft de advertentiepagina’s van de Volkskrant op zaterdag te lezen om er achter te komen wat er zoal te koop is.
Het lijkt alsof mensen geen angst mogen hebben, alsof mensen het recht hebben om alle angst uit te bannen. Men vergeet dan iets wezenlijks: angst is een noodzakelijk kwaad. Zonder angst is leven niet mogelijk, omdat angstgevoelens belangrijk zijn om te kunnen overleven. Angst is namelijk een instinctieve reactie. Het is een waarschuwingssignaal voor dreigend gevaar en hoort bij levende wezens. Het wordt ons genetisch doorgegeven. Met behulp van ons cognitieve vermogen kunnen we tot op bepaalde hoogte een zekere mate van angst doorstaan. Te veel angst kan ons letterlijk doen verlammen. We maken ons dan te dik en hebben ons zelf niet meer onder controle, maar worden door angstimpulsen gestuurd. Er wordt wel eens een onderscheid gemaakt tussen positieve en negatieve angst, maar dat kan niet. Angst is per definitie namelijk een neutraal begrip. Er bestaat geen positieve angst, er bestaat daarmee ook geen negatieve angst. Wel kunnen de invloed van angst op ons leven en ons presteren aangeven als positief of negatief. We hebben het dan op de uitwerking die angst op ons leven kan hebben. Helaas verlamt te veel angst in principe altijd en kan daardoor makkelijk een negatieve invloed uitoefenen. Niet voor niets heeft Kierkegaard ooit verzucht dat angst niet voor zwakkelingen is. Angst is niet nodig alleen om te overleven, maar ook om te leven, om volwassen te worden. Het geeft ons de mogelijkheden om onze uiterste grenzen te leren ontdekken. Die grenzen zijn individueel sterk verschillend. Eigenlijk hebben we het dan over zaken als vertwijfeling, over het maken van een keuze tussen hoop en wanhoop. Een verlammende angst kan ons de hoop doen verliezen. Het is echter een misverstand om te denken dat angstgevoelens uitingen van zwakte zijn. De angstprikkels waarschuwen ons voor naderend onheil en kunnen ons helpen een juiste reactie te geven. De vraag is hoe je jezelf een juiste reactie kunt aanleren? Kan dat überhaupt wel? Waarom stopte Bram met roeien en stelde Moos dat hij nog lang niet uitgeroeid was? We naderen nu de kernvraag van dit artikel: is angst misschien te overwinnen door opvoeding en zelfopvoeding, zoals men vroeger dacht?
4
Angst en hoop Het overwinnen van angst is mogelijk, zolang men nog gevoelens van hoop heeft. Het verlies van hoopgevoelens houdt in dat men het vertrouwen in de zin van het leven en van het eigen bestaan begint te verliezen. Hoop is één van de belangrijkste kenmerken van het bestaan. We kunnen het zelfs als een zinvol gerichte handeling beschouwen. Toch is het begrip ‘hoop’ niet makkelijk te beschrijven. Het gaat bij hoop namelijk altijd om een subjectieve beleving en subjectieve belevingen zijn nu eenmaal moeilijk empirisch te meten. In gevangenschap, vooral als men niet weet hoe lang de gevangenschap zal duren en of men het er wel levend van af zal brengen, overlijden veel gevangen omdat de hun geloof in een betere toekomst opgeven. In een mannenkamp op Java tijdens de Japanse bezetting lieten mannen hun baard vaak staan, door gebrek aan scheermessen. Deze mannen werden door de anderen nauwlettend in de gaten gehouden. Het was een veeg teken als zij hun baard niet onderhielden. Meestal stierven deze mannen binnen enkele weken. Om hen te steunen en weer zicht op een toekomst te geven werden zelfs beauty-contests gehouden. In de meeste mannenkampen werden toen culturele programma’s georganiseerd en kregen de jongens (die in veel gevallen zelfs vanaf hun tiende jaar in de mannenkampen geïnterneerd werden) scholing. Er werden daarbij zelfs examens afgenomen. Bij goed gevolg werden er handgeschreven examenpapiertjes afgegeven, die naar men hoopte na de oorlog geldig verklaard zouden worden. De Japanners hadden dergelijke scholingsactiviteiten meestal ten strengste verboden: scholing geeft namelijk hoop op een betere toekomst. Het verlies van hoop kan betekenen dat men overweldigd wordt door chaotische gevoelens. Helaas zijn die gevoelens ook subjectief, maar men kan er wel door gekweld raken. Een apart probleem in Nederland is het begrip faalangst. Er wordt van uitgegaan dat er twee soorten faalangst bestaan. Er zou positieve en negatieve faalangst onderscheiden kunnen worden. Dit is echter onmogelijk: angst is immers een neutraal begrip. Dit is hiervoor al aangegeven, door te stellen dat alleen de uitwerking van angst positef of negatief kan zijn. Verder praat men over faalangst, maar eigenlijk heeft men het over faalvrees. Men is namelijk niet angstig om te falen, maar men is bang om te falen. Dit is een waardevolle opmerking, omdat de gemiddelde docent wel hulp kan verlenen aan leerlingen met vreesgevoelens, maar niet toegerust is om diepe angsten bij de leerling in kaart te brengen. Daarvoor is echte psychotherapie nodig en een docent die zonder gedegen opleiding in de psychologie en de psychotherapie, met name de traumatologie, kan alleen maar schade veroorzaken.
5
Verder is het opvallend dat het begrip faalangst niet in één begrip in een buitenlandse taal te vatten is. Het is een behelpen met omschrijvingen. Hermans, die het begrip rond 1970 in ons land geïntroduceerd heeft, spreekt zelf liever over de zelfconfrontatiemethode. Dit is veel beter, aangezien men dan kan werken aan het leren omgaan met angstgevoelens. De zelfconfrontatiemethode is eigenlijk een wissel op de toekomst: men probeert nu een gedragspatroon aan te leren, waardoor men in de toekomst eventuele angstige ervaringen beter het hoofd kan bieden. Dit is wezenlijk werken aan de toekomst. Helaas gebeurt dit nog weinig en dus kunnen onverwerkte angstgevoelens hun vernietigende werking voortzetten: het is algemeen erkend dat reacties op traumatische ervaringen vaak pas na jaren tot volledige wasdom komen. Er is dan sprake van een verlate reactie. Soms duurt het tientallen jaren voordat er een verlate reactie optreedt. Het lijkt dan of de angst zich al die tijd verstopt heeft en plotseling als een duveltje uit een doosje te voorschijn springt. Dit blijkt uit het volgende voorbeeld: Een vrouw liep in Amsterdam-Buitenveldert op straat. Ze woonde daar in een rustige buurt tussen een verscheidenheid van buitenlanders. In de ogen van veel Nederlanders waren dit geen ‘echte’ buitenlanders: het waren goedbetaalde Amerikaanse, Japanse en Arabische zakenlieden. Ze had net boodschappen gedaan en was gehaast. Hierdoor zag ze niet dat enkele kleine Japanse kinderen op de stoep aan het hinkelen waren. Zoals alle kleine kinderen gingen ze geheel in hun spel op. Een lijfelijke botsing was dan ook onvermijdelijk. Ogenblikken sloegen bij haar alle stoppen door: ze voelde hoe angstgolven zich van haar haar meester maakten, ze werd er misselijk van en ze schold de kinderen uit. Op zich had dit een doodgewone reactie kunnen zijn, maar dat was het niet. Ze schold de kinderen niet in het Nederlands uit, maar ze beet op kortaffe wijze Japanse kreten uit. Japanse vloeken en Japanse bevelen: Tjotské, Kiré en Nauré. Dat waren de kreten die ze decennia daarvoor in een Jappenkamp dagelijks had moeten horen en die haar toen vernederden. De uitwerking van de in die jaren gevoelde en vooral opgekropte angst voelde ze opeens en uitte zich in het heden op een negatieve wijze. Natuurlijk had in dat kamp haar emoties niet kunnen uiten, of straffe van geseling of nog erger. Ze mocht dat toen niet en ze deed het dus niet. Na de oorlog lukte het haar echter ook niet om haar angst adequaat te uiten: iedereen was te druk met zichzelf bezig. Iedereen likte de eigen opgelopen verwondingen, zodat ze geen luisterend oor vond. Ze miste die broodnodige steun. De steun die ze af en toe kon krijgen was volgens haar meestal niet oprecht. Het niet kunnen en vooral het niet mogen uiten van emoties is funest voor mensen. Daarnaast is het een duidelijk signaal dat er geen goede sociale ondersteuning aanwezig is.
6
Mensen zijn gezellig levende dieren, dat wil niet zeggen dat we het met elkaar altijd gezellig moeten hebben, maar dat we met elkaar samen moeten leven – of dat gezellig is of niet. Kontakten met anderen is belangrijk, omdat men er hoop uit kan putten en vertrouwen in de toekomst kan krijgen. Het mag duidelijk zijn dat het begrip hoop zeer nauw aan de subjectief ervaren angst gekoppeld is. Angst kenmerkt zich namelijk door psychologische aanpassing en door de subjectieve negatieve effecten. De mogelijkheden tot psychologische aanpassing kunnen we als een positieve uitwerking van angst zien, terwijl de negatieve effecten ons kunnen doen verlammen. Het aanpassingsproces is moeizaam. Het is van belang om vertrouwen in mensen te hebben, maar als dat vertrouwen ernstig op de proef gesteld is geweest, is het geven èn aanvaarden van vertrouwen een moeilijke aangelegenheid. Bij wantrouwen is sprake van ernstige communicatiestoornissen: er is sprake van zowel een inadequaat woordgebruik, als van gelijktijdig opkomen van negatieve gevoelens. Er is hier sprake van de invloed van wat we voortaan willen aangeven als affect emotionele coderingsleemte. In de beschrijving van deze leemte in het benoemingsproces zal dit voortaan afgekort worden tot AECL.
Angst en taal Met behulp van taal proberen we de werkelijkheid te verklaren. Dit proces kan moeilijk en pijnlijk zijn, als men existentiële, emotionele traumatische ervaringen wil verklaren. Bij de taalwetenschappen wordt uitgegaan van een taalwerkelijkheid die we onbewust kunnen invullen. Deze taalwerkelijkheid is een soort taalcode, een verzameling van woorden en zinschema’s waar we uit kunnen putten. De Saussure noemde deze taalwerkelijkheid langue. Volgens hem leidt de langue een verborgen bestaan, maar kan elk ogenblik tot werkelijkheid komen. Hierdoor kunnen we spreken en luisteren, van lezen en schrijven. We vullen dan als het ware de langue in en we geven het weer. Dit proces noemde hij parole. De parole is de boodschap, het taalgebruik en de taaluiting (De Saussure, 1916). Het probleem van deze opvatting is dat het hier om aannames gaat – het virtuele bestaan van zowel de langue als de parole is empirisch niet vast te stellen. Gaan we er vanuit dat de langue bestaat, dan kunnen we slechts concluderen dat de parole slechts een gebrekkige nbenadering van de langue kan zijn. Een juiste ordening wordt namelijk steeds door persoonlijke en gevoelselementen doorkruist: er bestaat altijd een spanning tussen het woord en de betekenis van het woord. Zo’n veertig jaar later heeft Chomsky de opvatting van De Saussure aangevuld. Ook hij stelt dat elk mens een vastliggende kennis van zijn taal heeft. Dit noemt hij de competence. De uiting van de competence is de performance: het actuele gebruik dat men van deze kennis in concrete situaties maakt. De opvatting van Chomsky gaat verder dan de opvatting van De Saussure. Volgens Chomsky gelden de volgende vooronderstellingen: - iedereen is in staat om nieuwe zinnen voort te brengen. Hierbij moet men echter beseffen dat de kans dat deze nieuwe zinnen werkelijk begrepen worden nogal groot is. Wetenschappelijk jargon is voor leken meestal moeilijk te doorgronden. Als we de term social support gebruiken, zal het voor velen onduidelijk zijn wat daar precies mee wordt bedoeld. Social
7
support is echter precies hetzelfde als sociale ondersteuning. In de voorgaande tekst werd de laatste term gebruikt en door U direct begrepen. Afkortingen als ABN kunnen pas begrepen worden als ze door het juiste lidwoord voorafgegaan worden. Niet voor niets is er tegenwoordig een overvloed aan vakwoordenboeken en aan afkortingenwoordenboeken. - bij het creëren van deze nieuwe zinnen gaat iedereen volgens bepaalde regels te werk. Het is voor buitenstaanders moeilijk om achter die regels te komen. Elke groep steelt eigen regels op, zodat elke groep een eigen taalgebruik kent. Druggebruikers hanteren eigen woorden om buitenstaander uit te kunnen sluiten. Men voelt zich in de vertrouwde omgeving veilig. De bijsluiters van medicijnen zijn voor de meeste mensen onbegrijpelijk. Zo staat in de patiënten informatie voor het antihistaminicum Triludan ® letterlijk: “Terfenodine heeft een blokkerende werking op de H1 receptoren”. - de taal is een eindige systematiek van basiselementen en regels. Het aantal verschillende en mogelijke taalbouwsels is echter zo onvoorstelbaar groot dat de eindigheid van de systematiek eveneens onvoorstelbaar groot is. Dit geldt ook voor het notensysteem van muziek. Als we muziekuitingen als bijzondere taalvormen beschouwen, kunnen we ondanks de basis van slechts acht tonen tot een onvoorstelbaar aantal uitingsvormen komen. Door transponeren en het gebruik van tussentonen blijkt het aantal eindige basiselementen en basisregels de eindigheid van de systematiek onvoorstelbaar te maken. We kunnen stellen dat de werkelijkheid moeilijk met behulp van de taal te doorgronden is. Als we een traumatische ervaring onder woorden proberen te brengen, lukt dat vaak niet. We hebben de kennis van die ervaring, maar kunnen het niet tot uitdrukking brengen. Wat ons rest is de kloof tussen de ervaring en het verwoorden met nieuwe namen en nieuwe uitdrukkingen te verkleinen. Dat gaat niet zonder meoilijkheden gepaard. Juist emotionele ervaringen zijn niet makkelijk onder woorden te brengen. Er lijkt een verlammende afstand tussen de opgedane ervaring en het uiteindelijke benoemen te zijn. Deze afstand maakt het nagenoeg onmogelijk om effectief met een ander in contact te komen. Er is dan sprake van AECL. We hebben de affectief emotionele coderingsleemte alsvolgt gedefiniëerd: de taalpsychologische afstand tussen de beleving van existentieel-emotionele ervaringen en het herbenoemen van diezelfde ervaringen, waarbij geïmpliceerd is dat een onvermogen optreedt om belevingscomponenten van deze ervaringen via de taal tot uiting te brengen (Kater, 1985; Kater en Defares, 1999; Kater, 2000).
8
Het voorbeeld van de vrouw in Amsterdam-Buitenvelderd heeft ons even zicht gegeven op en vooral inzicht gegeven in de verlammende werking van AECL: tijdens het ogenblik van de botsing met een Japans kind was er een verlammende afstand tussen datgene wat ze tussen 1942 en 1945 had meegemaakt en het leven dat ze nu leidde. Zij herbenoemde de ervaringen van toen in een uitbarsting van Japanse bevelen en vloeken. Bevelen en vloeken die ze tijdens de botsing zonder haperingen kon uiten, maar die ze in zeker opzicht allang vergeten was. Hoe komt het dat juist dèze emoties op dàt moment ongecontrolleerd en ongecencureerd naar boven komen drijven?
Angst en evolutie Er zijn duidelijke aanwijzingen dat AECL mede door evolutionaire ontwikkelingsfouten veroorzaakt wordt. Onze beide hersenhelften werken niet optimaal samen. Daarnaast blijkt het taalcentrum van Broca drastische wijzigingen te ondergaan. Wij zullen ons in de bespreking hiervan beperkingen opleggen. Het is bekend dat de linkerhersenhelft taalgericht, analytisch, logisch, opeenvolgend en constructief is; terwijl de rechthelft vooral ruimtelijk inzicht en synthesevorming als specialisatie heeft. Dit betekent dat de rechterhelft bedoeld is om het geheel als het ware te omvatten. Ons gevoelsleven wordt door de rechterhelft gevoed, terwijl de linkerhelft ons cognitieve vermogens verschaft. Met behulp van de linkerhersenhelft kunnen we door woorden onze ervaringen en emoties begrijpen, terwijl de rechterhelft voor een aannemelijk en te bevatten geheel zorgt. Zonder de rechterhersenhelft kunnen we dus nooit tot een adequate taalbeheersing komen. Bij een adequate taalbeheersing worden losse woorden en zinsonderdelen tot een zinnig geheel gebracht. De beide hersenhelften zijn op elkaar aangewezen. We kunnen deze samenwerking op een speelse manier balsvolgt omschrijven: onze rechterhersenhelft merkt het bos als geheel op, terwijl de linkerhersenhelft er voor zorgt dat we door de bomen het bos niet meer kunnen zien (Krystal, 1988). De gebrekkige samenwerking willen wij als schizofysiologisch beschouwen en is door de evolutie ontstaan en veroorzaakt emotionele problemen. Het bewerkstelligt toenemende gevoelens van wanordelijkheid. Misschien is angst wel altijd angst voor toenemende wanordelijkheid, omdat chaos en wanordelijkheid ons onzeker maken. Als de toenemende wanordelijkheid groteske vormen aanneemt, kan bij zeer ernstige posttraumatische stressstoornissen alexithymia optreden (Kristal, 1988) Alexithymia is het totale onvermogen om emotionele gevoelens te kunnen uiten. Dergelijke patiënten vertonen strikt lichamelijke prikkelreacties. De emotionele uitingen zijn vaag en niet specifiek gericht. De nog aanwezige emoties worden zelfs zò lichamelijk ‘vertaald’ dat het hen niet mogelijk is te vertellen dàt ze bedroefd, moe, hongerig of ziek zijn. Ze kunnen opeens huilen, zonder te weten waarom.
9
We kunnen alexithymia als de uiterste consequentie van AECL beschouwen. De vrouw uit Amsterdam-Buitenveldert vertoonde geen alexithymia. Haar emoties werden weliswaar lichamelijk in spierspanningen en misselijkheid vertaald, maar eveneens in emotionele uitingen. Schelden en vloeken zijn weldegelijke emotionele uitingen.
Omdat noodkreten vaak verkeerd of zelfs geheel niet opgevangen worden, lijken deze uitingen op de boodschappen die een schipbreukeling in een breekbare fles stopt en aan de elementen overlevert.
Angst wordt door prikkels opgeroepen. Er is een veelheid van prikkels: een kleur, een geluid, een smaak, een gevoel en vooral een geur. Geuren zijn uitermate belangrijk om herinneringen op te roepen. Ook hier maakt de reclame dankbaar gebruik van. Supermarkten en grote winkelcentra werken met geuren van bijvoorbeeld vers brood om mensen sneller brood te kopen. Er bestaan zelfs theorieën die stellen dat je pas verliefd op iemand wordt, als de geur je aan staat. De prikkels worden door onze zintuigen opgevangen en aan de hersenen doorgegeven, waarna het lichaam een reactie geeft. Soms worden er geuren opgeroepen, zonder dat er sprake is van een geur. De situatie is dan zo herkenbaar dat de bijhorende geuren ook opgeroepen worden: Een man van 32 bezoekt een kerkdienst. Hij was vaker in die kerk geweest, maar nu rook hij opeens de geur van tropische struiken en bloemen. Dat kon niet, want de kerk stond in Amsterdam en niet in de tropen. Als kind had de man jaren in de tropen gewoond, waar zijn vader zendingspredikant was. Van de kerkdienst herinnerde hij na afloop niets meer. Wel weet hij nog hoe hij vol verwondering rond keek: de kerk die hij bezocht leek op kleine maar wezenlijke details op de kerk waar zijn vader als zendingspredikant werkte. Bovenstaand voorbeeld is opvallend, aangezien de man reeds vaker de kerk had bezocht, maar nog nooit die ervaring had gehad. Kwam het door het scherpe zonlicht? Was het een andere prikkel die zijn geurherinnering opgeroepen had?
10
Hij is er nooit achtergekomen. Toen hij maanden later in de buurt van de kerk kwam, is hij langs geweest. Nu rook hij niets meer, nu herinnerde hem niets meer aan vroegere tijden. Het lijkt na een traumatische ervaring soms of de tijd teruggeroepen kan worden. Er is dan sprake van een onvoltooid verleden tijd: de angstige ervaring is dan niet goed in het geheugen terecht gekomen. Het geheugen kan dan als het ware niet goed afgesloten worden. Wat we hebben meegemaakt lijkt stevig achter slot en grendel te zitten, maar er zijn kieren. Het gevoel dat iets achter slot en grendel zit, levert schijnveiligheid op. Er is een soort evenwicht in het leven bereikt, wat wij als een deficiënt quasi stationair evenwicht kunnen opvatten. Komen de herinneringen onverwachts terug, dan is dat in verminkte vorm. Het is in die gevallen moeilijk een verschil tussen Wahrheit und Dichtung te maken. We zien dit bijvoorbeeld bij de zg. hervonden herinneringen. De menselijke fantasie speelt in veel gevallen bij het terughalen van herinneringen zo’n dominante rol dat de waarheid in gedrang komt (Wagenaar, 19..). Het is na een traumatische ervaring daarom beter om een slachtoffer zo snel mogelijk zijn verhaal te laten doen. Het gebeuren te laten herbeleven, anders loopt men kans dat er een gevaarlijke vorm van zwijgen optreedt. Toegegeven moet worden dat na bedreigende situaties het soms veiliger lijkt om te zwijgen, dan de ervaringen onder ogen te moeten zien. Het gaat om herbeleven, dat hoeft niet verbaal te zijn. Desensitisatie is uitermate geschikt voor herbeleving. Uit het voorgaande valt op te maken dat het zoeken naar woorden ongewenste reacties kan opleveren. Dit betekent echter niet dat het spreekwoord dat zwijgen goud is en spreken zilver, na traumatische ervaringen opgaat. Het woord trauma is van Griekse afkomst en betekent ‘verwonding’. Existentiële emotionele ervaringen raken ons naakte bestaan en kunnen onze emoties onder zo’n sterke druk zetten dat er psychische verwondingen ontstaan. Er is dan sprake van een psycho-trauma. Elk levend wezen kan waarschijnlijk angst ondervinden, in elk geval de hogere levensvormen. Het is niet bekend of bacillen en platwormen aan angst onderhevig kunnen zijn. Toch zijn er aanwijzingen, aangezien je lagere levensvormen tot gedragsverandering kunt trainen door ze aan stroomstoten bloot te stellen. Het is echter hierbij de vraag of het dan gaat om angst, of om het vermijden van een nare situatie. Angst is geen prettige ervaring en daarom proberen de hogere levensvormen aan angst te ontsnappen. Er is dan sprake van een vermijdingsgedrag. Elke geslaagde of mislukte vermijding levert handelingsschema’s op, die door werken in volgende vermijdingspogingen. Onderzoek leert ons dat er een afname van motivatie optreedt als er sprake van een terugtrekkende beweging is. Zo zijn makkelijke taken niet echt motiverend, omdat het doel van motivatie steeds het versterken van de trots is. Hoe kun je echter nog trots zijn, als de taak te gemakkelijk is? Bij makkelijke taken wordt de trots niet versterkt. Een te zware belasting door angstgevoelens is ook niet goed. Er kunnen dan snel verkeerde beslissingen genomen worden. De communicatie onderling verloopt niet soepel genoeg. Begin oktober 1990 heeft de Israëlische politie 21 Palestijnse betogers op de Tempelberg doodgeschoten. De beslissing om gericht met scherp op ongewapende burgers te schieten heeft waarschijnlijk te maken met
11
de toen heersende hoge mate van stress en angstgevoelens. De Golfcrisis en de daaraan te koppelen bedreiging van Saddam Hussein om Israël met chemische strijdmiddelen aan te vallen, zijn enkele verklaringen waarom deze noodlottige beslissing is genomen. Tijdens hevige emoties en levensbedreigende spanningen is het nemen van beslissingen altijd een hachelijke zaak. Het nemen van beslissingen kan onzekerheid en angst oproepen. Beslissen is keuzen doen waardoor men zich sterker kan voelen – hoewel de kans blijft bestaan dat men zich pas nà de keuze zijn eigen draagkracht ziet en merkt dat men in wezen zwakker is geworden. Het doen van keuzen Kiezen betekent dat men zich voor de toekomst openstelt, zonder dat men alle toekomstige mogelijkheden voorziet. Deze beschikbaarheid is niet gelijk aan besluitvaardigheid. Beschikbaarheid houdt namelijk een openheid naar anderen in, terwijl besluitvaardigheid ons juist van anderen afsluit omdat we dan alleen maar met onszelf bezig zijn. Tijdens angstoproepende situaties probeert men zich steeds aan de situatie aan te passen. Het is een poging tot ordening: de wanorde die men voelt probeert men om te buigen, zodat men zich veilig en geborgen weet. Er zijn ontelbare aanpassingsvormen mogelijk. De keuze die men maakt, is echter meestal onbewust. Uiteraard leert men van elke keuze die men deed. Zo is conditionering mogelijk, en zo kan aangeleerde hulpeloosheid ontstaan. Hulpeloosheid kan worden aangeleerd. In de opvoedingspraktijk zien we dit regelmatig, maar ook terroristen maken daar gebruik van om hun gijzelaars beter onder controle te houden. Meestal doen ze dit onbewust. Sommige onderzoekers zien angst daarom ook wel als een vorm van pijnreactie. In die gevallen is angst nuttig, omdat men zich van de pijnprikkels probeert terug te trekken (Mowrer, 1939). Bij herhaalde confrontaties kan een angstreflex optreden en dan is er sprake van een vorm van aanpassing. Tegenwoordig lijkt het woord aanpassing vervangen te zijn door de term coping. Copingsstrategieën In principe is aanpassing een noodzakelijke reactie om te kunnen overleven. In pre-historische tijden waren de initiatieriten een soort van eindexamen om na te gaan of men wel als volwaardig lid van de samenleving beschouwd kon worden. De aanpassing die onze jeugd in de twintigste eeuw ondergaat, is zeker geen echte overleving. Dit komt al naar voren in de moderne opvattingen over copingsstrategieën. We treffen daar een weerspiegeling aan van de spanning tussen angstbeleving in het dagelijks leven en in het laboratoriumsituaties. In labotaria worden psychologische proeven genomen om de mogelijkheden van angstbeheersing bij mens en dier te onderzoeken. Door deze proeven raakt men er van overtuigd dat het leren omgaan met angst in zeker opzicht mogelijk is. De leerpsychologie toont dat aan en daar zijn de belangrijkste psychotherapieën opn gebaseerd.
12
Toch kunnen we stellen dat de meeste copingsstrategieën spontaan ontstaan – men kiest zijn overleveingsstrategieën meestal onbewust. Pas na een traumatische ervaring kan men tot een bewustere vorm van coping overgaan. Het onbewust kiezen van een overlevingsstrategie kan zowel genetisch, als door eerder opgedane ervaringen bepaald zijn. Kinderen leren zich aan hun omgeving aan te passen. In onze westerse maatschappij is die omgeving niet direct levensbedreigend. Wel is onze maatschappij steeds ingewikkelder aan het worden, zodat de aanpassing ook ingewikkelder moet zijn. De initiatietijd is voor westerse kinderen dan ook zeer lang geworden. We spreken echter niet meer over initiatietijd, maar over puberteit. Toch kent onze westerse samenleving levensbedreigende omgevingen. In de grote steden van de USA is het geweld zo groot geworden dat er andere copingsstrategieën van belang zijn dan in een rustiek dorpje in Zuid-Frankrijk. De verpauperde woonwijken in de USA worden vaak als ‘war-zones’ aangeduid en beruchte torenflats heten ‘gun-towers’. Misschien is onze huidige samenleving te saai geworden en zijn er geen echte uitdagingen meer. Op deze manier wordt het toenemende drugsgebruik soms verklaard, hoewel al tienduizenden jaren lang drugs gebruikt. Wel klopt het dat drugsgebruik veelal gebeurt om uit de wanordelijke werkelijkheid te vluchten. Alleen is ook nu slechts sprake van een verplaatsing van de wanorde. Er is in die gevallen sprake van een verkeerde copingsstrategie. Het afkicken kunnen als het afleren van deze verkeerde strategie opvatten. Helaas leert de leerpsychologie ons dat het afleren van een gedragsvorm moeilijker dan het aanleren. Vandaar dat afkicken zo moeilijk is en voor veel junks zelfs onmogelijk. Coping kan toekomstgericht zijn, maar kan ook tot zelfdestructie leiden. In het voorgaande is al gewezen op het belang van toekomstgericht bezig zijn. Het niet scheren van de baardgroei kan toekomstgericht zijn, of juist de aankondiging dat het einde letterlijk in zicht gekomen is. Gepast gebruik van humor is een uiting van toekomstgericht bezig zijn. Men kan er hoop uit putten. Soms is er sprake van een practical joke, zoals uit volgend voorbeeld blijkt: In het Klein Seminarie van Sint Michielsgestel was in 1942-1944 een groot aantal Nederlanders gijzelaars uit intellectuele kringen geïntegreerd. Simon Vestdijk was een van de gevangenen en heeft in het gijzelaarskamp enkele lezingen over de beroemde componist Willem Spark gehouden. Er werden zelfs voorbeelden uit Sparks oeuvre uitgevoerd. Vestdijk prees het gemeentebestuur van Amsterdam, die deze vrijwel onbekende componist eer bewees door een straat vlakbij het Vondelpark en het Concertgebouw naar hem te benoemen: de Willem Sparkweg. In zijn Burma-dagboek 1942-1945 schrijft Wim Kan in 1943: “16 mei, zondag, 9 uur: Gisteren weer hard aan ’t stuk gewerkt. Schiet geweldig op. Nog een paar dagen en de 1ste acte is klaar. Vind het steeds aardiger worden. Gisteravond in de bosjes ook nog gewerkt met
13
Cor en daarna lang gesprek over onze nieuwe theorie: ‘het leven is regisseur’. Sloop nu weer veel beter. Ga ’s nachts om 4 uur even pissen en naar gezellig verlichte keuken kijken. De Leeuw van de kantine schijnt dood te zijn of bezig dood te gaan, aardige man, kreeg dikwijls wat van hem! 4 dagen dysenterie en weg! Sterke vent uiterlijk! Zojuist bekend moeten maken, dat hij inderdaad overleden is.” Voor mensen die weinig afweten van gijzelingen en concentratiekampen komt dit dagboekfragment als wereldvreemd over. Wim Kan moest dwangarbeid verrichten, maar schreef ondertussen ‘aardige teksten’, terwijl om hem heen mensen stierven. Dit is een overlevingsstrategie bij uitstek: hij bleef door zijn toekomstverwachting in leven en door zijn teksten bleven de andere gevangenen ook op de been. Hier is sprake van een positief gerichte copingsstrategie. Zelfs de meest zwartgallige humor heeft een nuttige functie. Toen de Harold of Free Enterprise, de veerboot tussen België en het Verenigd Konikrijk, zonk, ontstond binnen enkele uren onder de Engelstalige hulpverleners de volgende grimmig zwarte grap: What is the difference between the Harold of Free Enterprise and an used condom? Both are containing floating seamen/semen. (seamen = zeelui, semen = dierlijk zaad) Dit betekent echter niet dat alle zwarte humor een vorm van coping is. Meestal kenmerkt zwarte humor zich door fascistoïde trekken en dat is iets waar we steeds alert op moeten zijn. Enkele jaren geleden lifte een jongen van tweeëntwintig jaar enkele weken door Zwitserland en Italië. Onderweg overnachtte hij in de jeugdherberg van Hospental, aan de voet van de Gotthart. De volgende morgen bleek dat het die nacht gesneeuwd had en dat de Gotthartpas voor al het verkeer gesloten was. Dit kostte hem een extra dag. ’s Avonds gingen de jeugdige vakantiegangers naar de enige kroeg die het dorp telde. Daar tapte een Duitse beroepskorporaal van negentien jaar moppen. Eerst waren ze redelijk beschaafd, maar al spoedig werden ze zwarter en zwarter. De jongen van tweeëntwintig hield zich op de achtergrond, omdat hij niet van dat soort humor hield – totdat de korporaal vroeg hoeveel Joden in een volkswagen gaan, toen kon de jongen zijn mond niet houden. Hij vroeg de Duitser of die wist hoe zo’n grap in het Duits genoemd word. Dat wist hij uiteraard. Hij iwst het ook in het Engels, maar niet in het Frans, laat staan in het Nederlands. Hierna vroeg de jongen hem nog een keer hoe zo’n grap in het Duits heet. De korporaal werd kregel. Natuurlijk wist hij dat, dat had hij toch net al gezegd? “Nee, dat noem ik nou een Auschwitz.”
14
Achteraf wist de jongen niet hoe hij op dit antwoord kwam. Ter plekke had hij een zeer wrange grap verzonnen. Het was een vorm van coping. Het antwoord was luguber zwart, maar vertoonde gelijkertijd een grote diepgang, waardoor het eigenlijk niet tot zwarte humor gerekend kan worden. De opmerking van Moos dat nog lang niet iedereen uitgeroeid is, alsmede het aangeven van de overeenkomst en het verschil tussen een veerboot en een gebruikt condoom, vertonen dezelfde diepgang. Ze zijn namelijk sterk toekomstgericht en niet bedoeld om te vernietigen. Men moet wel voorzichtig zijn met dit soort humor: niet elk gezeldschap is er geschikt voor. Goede coping is toekomstgericht, maar niet alle copingsstrategieën zijn voor iedereen geschikt. Het hangt nauw samen met de eigen persoonlijkheidsstructuur. Slotopmerkingen In dit artikel is gepoogd een beeld te schetsen wat angst is en op welke wijzen je er mee om kunt gaan. Helaas is dit slechts op een beperkte wijze gebeurd. Dat was noodgedwongen, om de aandacht van de lezer niet kwijt te raken. De titel onvoltooid verleden tijd gaf aan dat bepaalde ervaringen dermate ingrijpend kunnen zijn, dat ze nooit als voltooid afgesloten kunnen worden. Er is dan sprake van posttraumatische stessstoornissen. Mensen die hier aan lijden, zijn niet gek, maar vertonen een volkomen normale reactie op een abnormale situatie. Hun ervaringen van toen hebben ze achter niet goed kunnen afsluiten. De redenen waarom dat niet gelukt is, moge duidelijk zijn. Gelukkig kunnen PTSD-slachtoffers behoorlijk geholpen worden. De mogelijkheden hiervoor vereist echter een ander artikel. Het artikel begon met een rustgevende foto. De titel van deze foto is Schuldig landschap, dit is een uitdrukking van Armando en het geeft precies weer wat de emoties van mensen zijn als ze merken wààr deze foto gemaakt is. In januari 1990 maakte ik met Jürgen Müller-Hohagen, een vriend van mij, een avondwandeling in de buurt van zijn huis. We spraken over de Wiedervereinigung en alle psychologische gevolgen die de samensmelting van de twee Duitslanden kon opleveren. Jürgen werkt als therapeut in München, waar het nazisme opkwam en waar het neo-nazisme nog steeds bloeit. Hij woont in Dachau, waar de nazi’s hun eerste concentratiekamp hadden ingericht. Deze foto is in de kasteeltuin van Dachau genomen en dus niet alleen dichtbij zijn huis, maar ook vlakbij het concentratiekamp. Het landschap van Dachau zal schuldig blijven, zolang de ervaringen niet optimaal verwerkt zijn en als voltooid verleden tijd beschouwd kunnen worden.
Bronvermelding: Kater H. J. (1985). Niemandsland als Vaderland. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. 129: nr.32
15
Kater H. J. (2002). Het voorkomen van benoemingsproblemen bij het posttraumatische stressstoornis – een taalpsychologische bijdage aan de analyse van het posttraumatische stressstoornis. Proefschrift, Universiteit van Amsterdam Krystal H. (1988). Intergration & self-healing – affect, trauma, alexithymia. Halsdale, (N. J.): Laurence Erlbaum Associates Inc. Mowrer O. H. A stimulus-response analysis of anxiety and its role as a reinforcing agent. In: Psychological Review, 1939, 46, 553-565
16