Bijlage 1
Ontwikkelnota
Regionale samenwerking nazorg (ex-)gedetineerden in de regio Zuid Holland Noord
De regio Zuid Holland Noord bestaat uit de volgende 15 gemeenten: Alphen aan den Rijn Leiderdorp Hillegom Lisse Kaag en Braassem, Nieuwkoop Katwijk Noordwijk Leiden Noordwijkerhout
augustus 2011
Oegstgeest Rijnwoude Teylingen Voorschoten Zoeterwoude.
Inhoudsopgave Pagina 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Inleiding Inleiding Rijksbeleid Gemeentebeleid Regionaal beleid Totstandkoming
3 3 3 4 4
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Doelen en uitgangspunten Landelijke doelen Doelstelling Vereniging Nederlandse Gemeenten Doelgroep Problematiek op de leefgebieden Uitgangspunten
5 5 6 6 7
3 3.1 3.2 3.3 3.4
Het samenwerkingsmodel Waarom regionale samenwerking Het model Het model in de praktijk Taken en verantwoordelijkheden van gemeenten m.b.t. nazorg ex gedetineerden
8 8 9 10
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
Stand van zaken, communicatie en randvoorwaarden Stand van zaken bij de verschillende gemeenten Conclusies die kunnen worden getrokken op basis van het overzicht Communicatie – het uitwisselen van informatie Contactpersonen en regionale projectgroep Verantwoording aan regiogemeenten Stuurgroep Randvoorwaarden Borging
11 12 12 12 13 13 13 13
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
Financiën Toegekende middelen Overheveling van de rijksmiddelen naar 2011 en 2012 De coördinatie van de nazorgactiviteiten Incidentele uitgaven Aanstellen functionarissen Regionale aanpak nazorg (ex-)gedetineerden na 2012
14 14 14 15 16 16
Bijlagen I Brief VNG, 21 januari 2010 II Analyse van de doelgroep III Detentiemelding en Communicatieproces Nazorg IV Concept verdeelsleutel regionaal Veiligheidshuis Zuid Holland Noord
17 20 21 22
1.
Inleiding 1.1 Inleiding Hoewel de totale criminaliteit in Nederland de laatste jaren iets is verminderd, van 266.800 misdrijven in 2006 naar 210.500 misdrijven in 2010 1 , is die nog steeds veel te hoog. Met veel slachtoffers (en gevoelens van) onveiligheid als gevolg. Een deel van de criminaliteit komt door de hoge recidive onder (ex-)gedetineerden (49,3% in 2007) 2 . Er valt dan ook veel te winnen als het lukt die naar beneden te krijgen. Dat kan onder andere door een goede nazorg. Onderzoek wijst immers uit dat nazorg essentieel is voor het verminderen van recidive. Het verzandt in de praktijk echter nog al te vaak in gebrekkige samenwerking, onvoldoende mogelijkheden en bureaucratie. Nazorg aan (ex-)gedetineerde burgers is een gedeelde zorg voor rijk en gemeenten. Het is een terrein waarop de afgelopen jaren veel ontwikkeling zijn geweest. Het rijk ziet een sluitende aanpak nazorg als belangrijke manier om de hoge recidivecijfers terug te dringen. Voor gemeenten is het belangrijk de locale veiligheid te vergroten en overlast te verminderen.
1.2 Rijksbeleid De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van nazorg voor (ex-)gedetineerden lag tot eind vorige eeuw bij de drie reclasseringsorganisaties, met financiering van het Ministerie van Justitie. Sinds 2004 is deze verantwoordelijkheid overgeheveld naar de gemeenten en het gevangeniswezen. Het ministerie en de VNG hebben op 8 juli 2009 een samenwerkingsovereenkomst gesloten om ervoor te zorgen dat er op een eenduidige wijze met de nazorg aan (ex-)gedetineerden wordt omgegaan. Het bijbehorende samenwerkingsmodel geeft op hoofdlijnen de taken en verantwoordelijkheden weer van gemeenten en justitie als het gaat om informatie-uitwisseling en het realiseren van de noodzakelijke basisvoorzieningen zoals identiteitsbewijs, huisvesting, werk/inkomen, schulden en zorg. Centraal in het model staat een persoonsgerichte aanpak, gebaseerd op samenwerking en een oplossingsgerichte werkhouding. Doel is ervoor te zorgen dat activiteiten voor, tijdens en na detentie op elkaar worden afgestemd in de verwachting dat daardoor de criminaliteit en overlast van (ex-)gedetineerde burgers de komende jaren zal afnemen met 10 procentpunt. In 2020 wil men de herhalingscriminaliteit zelfs met 25 procentpunt hebben teruggebracht.
1.3 Gemeentelijk beleid De gemeente is verantwoordelijk voor de regie op de nazorg en voor ketensamenwerking. Die regiefunctie is (deels) verankerd in de WMO. De nazorg voor (ex-)gedetineerden past binnen de prestatievelden 7, 8 en 9 van de WMO en gaat respectievelijk over maatschappelijke opvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg. Daarnaast hebben gemeenten de regietaak de veiligheid te vergroten. Deze zorg- en veiligheidsaspecten komen samen in de nazorg aan (ex-)gedetineerden. De meeste gemeenten in de regio Zuid Holland Noord zijn op de een of ander manier bezig met de nazorg voor (ex-)gedetineerden. De mate en manier waarop zij dit doen verschilt van gemeente tot gemeente. De gemeente Leiden heeft een bijzondere positie. Niet alleen komt een groot deel van de (ex-) gedetineerden in de regio uit de gemeente Leiden, de gemeente is ook centrumgemeente.
1
2
Kerncijfers 2010 OM (uit Jaarverslag 2010) WODC; Factsheet 2010-6: recidivebericht 1997-2007 (recentere cijfers zijn nog niet beschikbaar)
3
In die hoedanigheid is Leiden er verantwoordelijk voor dat de nazorg in de hele regio Zuid Holland Noord ontwikkelt wordt. Voor een periode van twee jaar krijgt de gemeente daarvoor extra ontwikkelingsgelden van Het Rijk.
1.4. Regionaal beleid Tot nu toe is er nog geen sprake van gezamenlijk tot stand gekomen regionaal beleid met betrekking tot nazorg. Om verschillende redenen is dat wel wenselijk. Ten eerste hebben veel (ex-)gedetineerden problemen die niet, of niet uitsluitend op gemeentelijk niveau opgelost kunnen worden en is het wenselijk (ook) gebruik te maken van regionale voorzieningen, respectievelijk van voorzieningen in of gefinancierd door de centrumgemeente. Voorts is het wenselijk gezamenlijke afspraken te maken om te voorkomen dat er sprake is van een niet stuurbare aanzuigende werking naar bepaalde gemeenten en van bijbehorend ‘shopgedrag’. Verder is het van belang dat het beleid met betrekking tot nazorg naadloos te laten aansluiten op het veiligheidsbeleid in de regio teneinde dit alles te laten resulteren in een veiliger Holland Rijnland. Tenslotte is het niet meer dan logisch dat de afspraken die gemaakt worden met betrekking tot de nazorg passen in het werk van een regionaal georiënteerd Veiligheidshuis. Sterker nog, het nazorgbeleid moet er zoveel mogelijk onderdeel van uitmaken.
1.5 Totstandkoming Deze nota is opgesteld door de werkgroep regionale nazorg (ex-) gedetineerden Zuid Holland Noord. Deze werkgroep is in 2010 geformeerd en bestaat uit de manager van het Veiligheidshuis en een beleidsmedewerker (namens de Leidse regio), vertegenwoordigers van de gemeente Katwijk (namens de Duin en Bollenstreek) en Alphen (namens de Rijnstreek), Reclassering Nederland, GGD HM en DJI. In juni 2011 is de projectgroep uitgebreid met een projectleider en een regionale ketencoördinator. De nota moet gezien worden als ontwikkeldocument, dat in de komende periode nader zal worden uitgewerkt en worden ingevuld. De nota beoogt primair een kader te zijn voor de komende periode, waarbinnen de samenwerking tussen de gemeenten onderling, tussen de gemeenten en de penitentiaire inrichtingen en met alle relevante maatschappelijke organisaties nader uitgewerkt en vormgegeven dient te worden.
4
2.
Doelen en uitgangspunten 2.1 Landelijke doelen Het ‘Samenwerkingsmodel Nazorg volwassen ex-gedetineerde burgers’ (van juli 2009) is een uitwerking van het bestuursakkoord Rijk en gemeenten “Samen aan de slag”, dat op 4 juni 2007 is gesloten. De invoering van het Samenwerkingsmodel is een gezamenlijk initiatief van het ministerie van justitie en VNG. In het Plan van aanpak voor invoering van het Samenwerkingsmodel nazorg volwassen (ex-)gedetineerde burgers dat door justitie en VNG is opgesteld staan 4 doelen omschreven: 1) Eind 2010 beschikken gemeenten, penitentiaire inrichtingen en maatschappelijke instellingen over (regionale) afspraken over de aanpak van nazorg. 2) De afspraken over de aanpak van nazorg wordt vastgelegd en bij voorkeur regionaal bekrachtigd. 3) Gevangeniswezen en gemeenten beschikken over instrumenten om volgens de lijnen van het (regionale) Samenwerkingsmodel Nazorg te werken. 4) Maatschappelijke organisaties, betrokken bij het realiseren van nazorg, committeren zich bestuurlijk aan de doelstellingen van het samenwerkingsmodel. Inmiddels is duidelijk dat deze doelen voor de Regio Zuid Holland Noord niet haalbaar waren. Er is wel is een voorzichtige start gemaakt met de verkenning van de mogelijkheden tot samenwerken binnen de regio. Voor de eerste aanzet van dit regionale nazorgbeleid is gebruik gemaakt van de ‘best practises’ die in den lande zijn ontwikkeld. Deze nota dient dan ook als basis om in de komende anderhalf jaar te werken aan de ontwikkeling van een regionale aanpak, die aan het eind van de periode door alle participanten wordt ondersteund en bestuurlijk wordt bekrachtigd.
2.2 Doelstelling Vereniging Nederlandse Gemeenten In de ledenbrief van de VNG van 21-01-2010 3 staat de volgende doelstelling met uitgangspunten verwoord: De doelstelling is dat 80% van de (ex-)gedetineerde burgers bij het verlaten van detentie beschikt over een minimum pakket aan voorzieningen. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten: nazorgactiviteiten richten zich op legale volwassen (ex-)gedetineerde burgers, die problemen hebben op het terrein van identiteitsbewijs, huisvesting, inkomen of schulden, of die geestelijke gezondheids- of verslavingszorg behoeven. Justitie is verantwoordelijk voor op re-integratie gerichte activiteiten tijdens strafrechtelijke titel, al dan niet binnen de penitentiaire inrichtingen. gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor op re-integratie gerichte activiteiten voorafgaand en na afloop van de strafrechtelijk titel. De gemeenten zorgen voor een vaste contactpersoon, voor informatie-uitwisseling en een adequate locale zorgstructuur. Er is continuïteit in aanpak; de strafrechtelijke titel wordt benut om maatschappelijke trajecten voort te zetten of op te starten; de nazorgactiviteiten van justitie sluiten zoveel mogelijk aan op inspanningen door gemeenten en maatschappelijke organisaties voor en na detentie.
3
Zie bijlage I
5
2.3 Doelgroep Gedetineerden in Nederland zijn grofweg te verdelen in drie subgroepen: - (ex-)gedetineerden jonger dan 18 jaar - (ex-)gedetineerden ouder dan 18 jaar - (ex-)TBS’ers De subgroep jonger dan 18 jaar heeft zijn plek binnen de Veiligheidshuizen en de netwerk-en trajectberaden in de Justitiële jeugdinrichtingen. De subgroep TBS-ers vindt zijn weg binnen het Forensich Psychiatrisch Toezicht. Deze nota gaat over de subgroep (ex-)gedetineerden ouder dan 18 jaar 4 die in een gevangenis of huis van bewaring hebben gezeten. Omvang en aard van de doelgroep In bijlage II wordt informatie weergegeven mbt de aard en omvang van de groep (ex-) gedetineerden in de regio Zuid Holland Noord. Er is uitgegaan van de gemeenten met een uitstroom van meer dan 20 personen per jaar. Op basis van die gegevens kunnen globaal een aantal conclusies worden getrokken: In de regio Zuid Holland Noord stromen jaarlijks zo’n 600 mensen uit detentie terug naar hun woonplaats; De 5 gemeenten met de grootste uitstroom verzorgen met elkaar 83% van de totale uitstroom; Verreweg het grootste gedeelte van de (ex-)gedetineerden komt uit de gemeente Leiden, op grote afstand gevolgd door Alphen aan de Rijn; Het overgrote deel van de (ex-)gedetineerden is man (overeenkomstig het landelijk beeld); Het grootste deel ( >75%) van de gedetineerden zit korten dan 3 maanden vast; Gedetineerden uit Leiderdorp zitten gemiddeld tussen de 40 en 60 dagen langer vast dan gedetineerden uit andere gemeenten; Regionaal plaatsen van gedetineerden wordt nog weinig toegepast.
2.4 Problematiek op de leefgebieden De nazorg in Nederland is gericht op de volgende vijf primaire leefgebieden: a. Identiteitsbewijs b. Huisvesting c. Inkomen en Werk d. Schulden e. Zorg Landelijk gezien had ruim 80% van de gedetineerden een probleem op ten minste één van de vijf leefgebieden. Van de gedetineerden met problemen hadden de meeste (bijna 30%) alleen een probleem op het gebied van schulden. Direct na detentie heeft bijna de helft van de exgedetineerden ten minste één probleem op één van deze gebieden. Direct voor detentie had bijna 40% van de gedetineerden op ten minste één van deze vijf leefgebieden een probleem. 5 Over de aard en omvang van de problematiek op de vijf leefgebieden in de regio Zuid Holland Noord kan (nog) niets worden gezegd. Gegevens over de mate van problematiek en op welk gebied zijn niet beschikbaar. Door de regionalisering worden deze gegevens wel inzichtelijk. Vanaf het moment dat het coördinatiepunt nazorg de gegevens over de (ex-)gedetineerden uit de regio krijgt aangeleverd, worden gegevens over aantallen, doorlooptijden en invulling van de leefgebieden bijgehouden.
4 5
Exclusief strafrechtelijke vreemdelingen en zij die verblijven in vreemdelingenbewaring WODC; Monitor nazorg ex-gedetineerden van april 2010
6
Gedurende de projectperiode kan op deze manier worden bezien op welke leefgebieden knelpunten worden ervaren en kunnen er plannen worden gemaakt hoe deze regionaal opgelost zouden kunnen worden.
2.5 Uitgangspunten De uitgangspunten voor de regio Zuid Holland Noord zijn niet anders dan de uitgangspunten zoals beschreven in Het Samenwerkingsmodel nazorg volwassen (ex-)gedetineerden: 1. De doelgroep betreft alle volwassen (ex-)gedetineerde burgers (18 jaar en ouder) met een geldige verblijfsstatus die na verblijf in een PI in Nederland terugkeren naar een Nederlandse gemeente. Activiteiten in het kader van re-integratie worden, indien de noodzaak daarvan is vastgesteld verricht voor alle (ex-)gedetineerde burgers in alle Nederlandse gemeenten. 2. De gedetineerde is primair zelf verantwoordelijk voor zijn/haar re-integratie. Daar waar ondersteuning nodig is wordt die door het Gevangeniswezen, de gemeenten en maatschappelijke partners gegeven. Gemeenten en het Gevangeniswezen beschouwen het welslagen van re-integratie van (ex-) gedetineerde burgers als een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Het Gevangeniswezen is daarbij primair verantwoordelijk voor de (organisatie van) op re-integratie gerichte activiteiten tijdens detentie en gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor de (organisatie van) reintegratieactiviteiten na afloop van de justitiële titel. Indien er sprake is van een voorwaardelijk traject na afloop van detentie (bijvoorbeeld in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling of bij door de rechter opgelegde justitiële voorwaarden) is de reclassering primair verantwoordelijk voor het houden van toezicht op de uitvoering van de bijzondere voorwaarden. De reclassering stemt daarbij vroegtijdig af met de gemeente waar de (ex-) gedetineerde burger zich vestigt en waar het toezicht wordt uitgevoerd. 3. Gemeenten en het Gevangeniswezen beschouwen het leven voor, tijdens en na detentie als een continuüm (levensloopbenadering). Detentie is slechts een fase in het leven van de gedetineerde burger; interventies tijdens detentie die gericht zijn op re-integratie sluiten zoveel mogelijk aan op de (zorg)activiteiten en dienstverlening voor en na detentie. De reintegratieactiviteiten zijn maatwerk en persoonsgericht. 4. Gemeenten en het Gevangeniswezen hanteren het uitgangspunt van terugkeer naar de gemeente van herkomst. Als gemeente van herkomst wordt aangemerkt de gemeente waar iemand voorafgaand aan de detentie ingeschreven staat in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) of gedurende drie jaar voorafgaand aan de detentie minimaal twee jaar aantoonbaar zijn hoofdverblijf en/of briefadres heeft gehad. Uitgangspunt is dat de gedetineerde burger blijft ingeschreven bij de gemeente van herkomst (briefadres) 5. Het kan voorkomen dat een (ex-)gedetineerde burger om diverse redenen beter niet kan of wil terugkeren naar de gemeente van herkomst. Wanneer overwogen wordt een andere gemeente als domicilie te kiezen, dan wordt dit gedaan in nauw overleg tussen gevangeniswezen, gemeente van herkomst, gewenste gemeente van terugkeer, reclassering en betrokken gedetineerde burger. Gemeenten verklaren zich bereid om in bijzondere gevallen een (ex-)gedetineerde burger uit een andere gemeente op te nemen als ingezetene en de noodzakelijke nazorg te verlenen. Het uitgangspunt is in ieder geval dat geen enkele (ex-)gedetineerde burger tussen wal en schip valt. 6. Daar waar gemeenten participeren binnen de Veiligheidshuizen worden alle (ex)gedetineerde burgers (tevens) aangemeld bij het Veiligheidshuis. Daar wordt aan de hand van verscheidene criteria bekeken of een gedetineerde burger besproken dient te worden binnen het casusoverleg van het Veiligheidshuis, bij voorkeur vóór het verlaten van detentie.
7
3.
Het samenwerkingsmodel 3.1 Waarom regionale samenwerking Toen in 2005 nazorg officieel een gemeentelijke verantwoordelijkheid werd, is vanuit Justitie vooral ingezet 6 op het aanstellen van gemeentelijke contactfunctionarissen. Dat heeft er in geresulteerd dat bijna alle gemeenten momenteel een gemeentelijke contactfunctionaris nazorg hebben. In de praktijk van de afgelopen jaren blijkt echter dat er voor Justitie aan deze insteek via afzonderlijke gemeenten ook een aantal nadelen kleven. De twee belangrijkste zijn de volgende: De communicatie tussen netwerkpartners (zowel de penitentiaire inrichtingen (PI) als de maatschappelijke organisaties) en gemeenten over nazorg verloopt vaak moeizaam en wordt door de netwerkpartners als zeer complex ervaren. Om goede nazorg te kunnen verlenen moeten netwerkpartners op de hoogte zijn van de uitvoeringspraktijk van iedere individuele gemeente en ze moeten bij iedere gemeente ook de contactpersonen kennen. Dat is voor hen – ook omdat er vaak functiewisselingen zijn – bijna niet te doen. In veel gemeenten is – gegeven het geringe aantal terugkerende gedetineerden – de functie van contactfunctionaris nazorg een functie die ‘er bij’ wordt gedaan. In die gemeenten ontbreekt vaak de routine en bovendien ontbreekt, als ze te maken krijgen met gedetineerden met complexe problemen (toch altijd nog zo’n 40% van de gevallen), de expertise om adequate en effectieve nazorg te kunnen bieden. Om deze redenen heeft het Rijk besloten de centrumgemeenten maatschappelijke opvang te vragen de coördinatie van nazorg in hun regio op zich te nemen.
3.2 Het model Het model dat de projectgroep voor ogen staat, laat zich het best schematisch uitleggen.
6
Vanuit het project Sluitende Aanpak Nazorg
8
3.3 Het model in de praktijk De praktische uitwerking van het model laat zich in het kort als volgt beschrijven: 1. De signalen vanuit de PI’en dat een inwoner van de regio gedetineerd is, komen (via DPAN) binnen op een centraal punt in de regio. Voorgesteld wordt om dat het Veiligheidshuis Zuid Holland Noord te laten zijn, dat staat in Leiden 7 . Overigens blijft dezelfde informatie ook binnenkomen bij de betreffende gemeente. 2. Vanuit het Veiligheidshuis worden acties uitgezet om zoveel mogelijk informatie over de gedetineerden te verzamelen m.b.t. de aandachtspunten op de vijf primaire leefgebieden. Dat kan zowel via de MMD-ers (medewerkers maatschappelijke dienstverlening) in de PI’en als door middel van raadpleging van gemeentelijke registratiesystemen, dan wel het verzamelen van informatie die beschikbaar is bij de netwerkpartners.(of in een lokaal casusoverleg zoals Het Overleg of veelplegersoverleg) . 3. Op basis van de verzamelde informatie wordt beoordeeld of en zo ja op welke van de vijf leefgebieden actie nodig is (en van wie) teneinde een goede nazorg te kunnen bieden. Vanuit het Veiligheidshuis wordt contact gelegd met de PI om te bezien welke van deze acties al tijdens detentie kunnen of moeten starten. 4. Inzet op de leefgebieden gebeurt zo zwaar als nodig en zo licht als mogelijk. 5. De organisaties die bij die acties betrokken zijn, worden door het Veiligheidshuis tijdig geïnformeerd. 6. Gedetineerden met een complexe problematiek worden besproken in een (subregionaal) casusoverleg. In de praktijk zal zo veel mogelijk worden aangesloten op de huidige gemeentelijke overlegstructuur. Bij een casusoverleg worden alle betrokken netwerkpartners uitgenodigd. Per individueel geval wordt een gezamenlijke aanpak van de nazorg door de netwerkpartners vastgesteld. Indien één van de drie reclasseringsorganisaties betrokken is bij de casus, is en blijft deze de regiehouder (de casemanager).
7
Het Veiligheidshuis in Leiden heeft nadrukkelijk de intentie om te regionaliseren en uit te groeien tot een Veiligheidshuis voor de hele regio Zuid Holland Noord. Met de regionale coördinatie van nazorg voor ex-gedetineerde burgers wil het Veiligheidshuis concreet beginnen met die regionalisering.
9
7.
8.
9.
De acties die vanuit het Veiligheidshuis worden voorgesteld aan de gemeente van herkomst, kunnen niet alleen betrekking hebben op het (snel) verstrekken van reguliere voorzieningen, maar ook op het aanbieden van een voorzieningen op maat voor een individuele ex-gedetineerde, waarbij rekening wordt gehouden met zijn (of haar) bijzondere omstandigheden. Bij het opstellen van acties in het kader van nazorg worden ook de veiligheidsaspecten meegewogen. Daartoe worden de betreffende netwerkpartners in het Veiligheidshuis geïnformeerd en geraadpleegd. Ook worden waar nodig dwarsverbanden gelegd met andere domeinen die bij het Veiligheidshuis zijn belegd, zoals huiselijk geweld. Vanuit het Veiligheidshuis wordt het uitvoeren van de afgesproken acties gevolgd en zo nodig worden de netwerkpartners aan de gemaakte afspraken (dringend) herinnerd.
Om het bovenstaande model te kunnen uitvoeren, ook voor de regiogemeenten (die in deze regio samen 45% van de uitstroom aan (ex-)gedetineerden voor hun rekening nemen), is extra menskracht nodig. Een eerste berekening geeft aan dat er ongeveer 0,75 fte nodig zou zijn voor een regionaal coördinator. Het voorstel is, om deze formatie in 2011 en 2012 te bekostigen uit de Rijksmiddelen die zijn verstrekt in verband met de regionale coördinatie van nazorg. Zie hiervoor verder de financiële paragraaf.
3.4 Taken en verantwoordelijkheden van gemeenten m.b.t. nazorg ex gedetineerden Gemeenten dragen in het voorgestelde model de coördinatie van de nazorg over aan het regionaal coördinatiepunt in het Veiligheidshuis. De regionale coördinatie beoogt de volgende functies te vervullen: 1. Screening, registratie en indien nodig agendering, bespreking en monitoring van elke exgedetineerde uit Zuid Holland Noord; 2. Vaststelling of er sprake is van een zorgvraag waarvoor extra gemeentelijke ondersteuning gewenst is, de vraag wordt vervolgens uitgezet bij één van de gemeentelijke diensten; 3. Het inzetten van een zorgtraject in geval extra ondersteuning gewenst is. Dat wil zeggen: het uitzetten van een zorgvraag bij GGZ, Verslavingszorg of gedwongen hulpverlening vanuit de drie reclasseringsorganisaties; Gemeenten blijven in het voorgestelde model uitvoeringsorganisatie op de volgende onderdelen: Het verstrekken van de benodigde persoonsgegevens bekend bij de gemeenten aan het regionaal coördinatiepunt in het Veiligheidshuis; Het – indien nodig - verstrekken van een identiteitsbewijs; Het – indien nodig - verstrekken van een uitkering en het vaststellen en (doen) uitvoeren van een re-integratieplan gericht op arbeid; Het – indien nodig - zorgdragen voor continuïteit van bestaande huisvesting bij kortdurende detentie (< zes maanden), inspannen dat er voldoende woonvoorzieningen zijn voor (daarvoor geïndiceerde) detentieverlaters en het tijdig organiseren van passende huisvesting voor de ex-gedetineerde burger. Het - indien nodig - toeleiden naar schuldhulpverlening waaronder o.a budgetbeheer en daartoe in contact treden met de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) en/of een specifiek gemeentelijk schuldhulpverleningsloket, plus ernaar streven dat de aflossingsverplichting via gemeentelijke schuldhulpverleningstrajecten gedurende detentie wordt opgeschort; Deze taken zullen soms in een strak tijdpad moeten worden uitgevoerd. Deze inzet vloeit voort uit de reguliere taken van de gemeenten en hiervoor zijn geen additionele middelen beschikbaar.
10
4. Stand van zaken, communicatie en randvoorwaarden 4.1 Stand van zaken gemeenten Zuid Holland Noord Gemeente
Aantal inwoners
CP*
Afdeling*
Beleid op nazorg?*
Aansluiting DPAN*
Uitstroom 2010*
Uitstroom 2010 **
Overleg structuur?*
Bereidheid reg. samen werking?*
Ja
Leiden
117.485
Ellen Focke
Burgerzaken
Ja
Ja
325
325
Samenwerking met sociale partners
Voorschoten
22.785
Louise ten Broek en Edward Dekker
***
Nee
Ja, maar werkt niet goed
***
12
Nee
Ja
Zoeterwoude
8.400
Fred Toet en Ronald Vogelaar
Nee
Ja
0
3
Ja, maar we doen niet mee
Ja
Oegstgeest
22.022
Jan Willem van der Vijver
Nee
Aanvraag loopt
?
4
Nee
Ja
Leiderdorp
26.077
Ellen van Os- van Holland en Daan Koopmans
Sociale Zaken OOV, afd. beleid(sonder steuning) Gemeentewinkel en OOV
?
21
Nee
Ja
Noordwijkerhout
15.294
Björn Bauwens
OOV
Nee
***
10
Nee
Ja
Lisse
21.975
Pieternel Smit
Maatsch. ontwikeling
Nee
10
14
Nee
Ja
Hillegom
20.295
Karin Hoek en Sigrid Kunnen
GemeenteWinkel
Nee
13
13
Nee, enkel soms tijdens zorgnetwerk
In principe
Noordwijk
24.700
Teylingen
35.008
Pieter van den Brink en Hanane el Akili Marielle van den Hoek en Cindy Bogisch
Katwijk
61.111
Thea van Huizen
Alphen aan de Rijn
71.100
Annelise Bosscha; Pauline Nolles; Connie Arkesteijn; Ilse van Es
Rijnwoude
18.771
Johan Hogendoorn
OOV en Maatsch. ontwikkeling OOV en afd. beheer leefomgeving Maatsch. zaken OOV; Com. en Best.onderst.; maatsch.ontw Wmo-loket RMO cluster welzijn
Kaag en Braassem
25.746
Judith van der Zwaan
WMO
Nee
Nieuwkoop
26.987
Aad van Montfoort
Maatsch. voorzieningen
Nee
Totaal
* ** ***
Nee
Ja, maar werkt niet goed Ja, maar werkt niet goed Ja, maar werkt niet Ja, maar werkt niet goed
Nee
Nee
***
19
Ja, in zorgnetwerk
In principe
Nee
Ja, maar werkt niet goed
22
22
Nee
Ja
Ja
Ja
38
52
Ja
Ja
Ja, maar alleen voor deel van doelgroep
Ja, maar alleen voor deel van doelgroep
86
86
gedeeltelijke afspraken met sociale partners
Ja
Nee
Ja
+/- 8
6
afspraken met sociale dienst
Ja
0
7
Nee
Ja
***
14
Nee
In principe
502
608
Aanvraag loopt Ja, maar werkt niet goed
Deze gegevens zijn door de gemeenten zelf opgegeven / aangeleverd Deze uitstroomgegevens (ex-)gedetineerden zijn gebaseerd op lijsten van DJI van 2010 Daar waar gegevens ontbreken, hebben gemeenten geen gegevens aangeleverd
11
4.2 Conclusies die kunnen worden getrokken op basis van het overzicht 1) Alle gemeenten hebben uitstroom van (ex-)gedetineerden, hoe minimaal ook; 2) Een aantal gemeenten beschikt niet over correcte uitstroomgegevens; 3) Bij alle gemeenten is er (in principe) bereidheid tot een vorm van regionale samenwerking; 4) De meeste gemeenten zijn aangesloten op DPAN maar DPAN werkt niet altijd naar behoren; 5) De meeste gemeenten hebben zelf (nog) geen beleid op nazorg ontwikkeld; 6) De coördinatie van de nazorg is bij veel verschillende organisatieonderdelen ondergebracht. 6) De gemeenten met de meeste inwoners hebben ook de meeste uitstroom van (ex-) gedetineerden, met als uitzondering de gemeente Nieuwkoop.
4.3 Communicatie ‐ het uitwisselen van informatie In het kader van het bedenken en verstrekken van passende nazorg aan (ex-)gedetineerden zal tussen justitiepartners, gemeenten en zorginstellingen veelvuldig informatie uitgewisseld moeten worden. Het betreft informatie die minimaal betrekking heeft op de naam, geboortedatum, BSN, datum van binnenkomst detentie, (verwachte) ontslagdatum en (verwachte) problemen op de verschillende leefgebieden van de gedetineerde. Deze informatie wordt verzameld en ingevoerd in DPAN (Digitaal Platform Aansluiting Nazorg). Het vergaren en verwerken van de informatie dien te verlopen volgens een strak tijdspad: Binnen 2 werkdagen na aanvang detentie meldt de PI (via DPAN) dat betrokkene gedetineerd is Binnen 5 werkdagen na ontvangst detentiemelding vraagt het coördinatiepunt nazorg relevante informatie op bij de gemeentelijke contactpersonen en zorginstellingen en registreert deze in DPAN. Binnen 15 werkdagen na aanvang detentie houdt de MMD’er in de PI een screeningsgesprek op basis van de verkregen informatie en registreert de uitkomsten van het screeningsgesprek in DPAN. Op basis van de uitkomsten van het screeningsgesprek wordt de gedetineerde besproken in het eerst volgende (sub)regionale casusoverleg. 8
4.4 Contactpersonen en regionale projectgroep Om in dit model te kunnen werken dient het Veiligheidshuis nauwe contacten te onderhouden met de netwerkpartners en de aangesloten gemeenten. Bij iedere netwerkpartner en bij iedere gemeente zijn contactfunctionarissen nodig, die zorg dragen voor het op gestroomlijnde manier uitvoeren van de betreffende nazorgacties binnen hun organisatie. Netwerkpartners zijn naast de gemeentelijke diensten, re-integratiebureaus en instellingen voor schuldhulpverlening (voor zover die niet onderdeel zijn van de Sociale Diensten), woningcorporaties, Regionale Instellingen voor Beschermde Woonvormen (Ribw’s), Reclasseringsorganisaties, de GGD en zorginstellingen zoals de GGZ, de Verslavingszorg en het Algemeen Maatschappelijk Werk). De regionale projectgroep bestaat uit de manager van het Veiligheidshuis, de projectleider regionale nazorg, een beleidsmedewerker van de gemeente Leiden (namens de Leidse regio), vertegenwoordigers van de gemeente Katwijk (namens de Duin en Bollenstreek) en Alphen a/d Rijn (namens de Rijnstreek), een vertegenwoordiger van Reclassering Nederland, GGD HM ( 2 ketencoördinatoren en een manager) en een medewerker van DJI.
8
Zie ook bijlage III
12
De projectgroep komt (vooralsnog) elke 6 weken bij elkaar om het nazorgbeleid en de uitvoering te evalueren en zo nodig bij te stellen.
4.5 Verantwoording aan regiogemeenten Vanuit het Veiligheidshuis zal twee keer per jaar managementinformatie worden verspreid naar het Regionaal College en desgewenst naar verschillende portefeuillehoudersoverleggen, evenals naar alle gemeenten afzonderlijk over de nazorg die is verleend aan ex-gedetineerde burgers die zijn teruggekeerd naar de regio, dan wel naar de betreffende gemeente. De inhoud van die managementinformatie zal nader worden vastgesteld.
4.6 Stuurgroep Om te kunnen beoordelen of die gedelegeerde taak naar behoren wordt uitgeoefend, vormen gemeenten gezamenlijk een Stuurgroep Nazorg waarin op bestuurlijk niveau het regionale nazorgbeleid wordt vastgesteld. Deze Stuurgroep bestaat uit twee portefeuillehouders uit het portefeuillehoudersoverleg sociale agenda die aansluiten bij de reeds bestaande stuurgroep van het Veiligheidshuis.
4.7 Randvoorwaarden Om optimaal informatie te kunnen inzien en uitwisselen is het van belang dat alle gemeenten binnen de regio aangesloten zijn op DPAN en het coördinatiepunt nazorg hebben gemachtigd om mede de informatie over de gedetineerden uit hun gemeente te ontvangen. Om tijdig over de benodigde gegevens te beschikken ten behoeve van het screeningsgesprek in de PI door de MMD’er is het van belang dat vaste contactpersonen bij de gemeenten in de regio aangewezen worden die in staat zijn binnen 3 werkdagen de gevraagde informatie aan te leveren aan het coördinatiepunt nazorg.
4.8 Borging Het is bij het schrijven van dit document nog niet duidelijk waar de bestuurlijke borging plaats gaat vinden. Dit stuk wordt in ieder geval in de volgende gremia besproken: Ambtelijk Overleg Zorg en Welzijn Beleidsvoorbereidend Platform OGGZ Portefeuillehouders Overleg Sociale Agenda Bestuurlijk Platform OGGZ
13
5.
Financiën 5.1. Toegekende middelen VNG en Justitie zijn van mening dat de implementatie van het ‘Samenwerkingsmodel Nazorg volwassen ex-gedetineerden’ het best tot stand zal komen als de nazorg in regionaal verband wordt gecoördineerd. Justitie en de VNG heeft, teneinde de regionale coördinatie van nazorg te bevorderen, voor 2010 en 2011 € 6 mln uitgetrokken. Die middelen zijn toegekend aan de 43 centrumgemeenten maatschappelijke opvang. Leiden is in de regio Zuid Holland Noord de centrumgemeente voor maatschappelijke opvang. Voor de regio Zuid Holland Noord is in 2010 en 2011 jaarlijks € 120.695,- beschikbaar. De nazorgactiviteiten van de gemeente Leiden zijn voor 2011 en 2012 gefinancierd in de gemeentebegroting van Leiden. Dit betekent dat de Rijksmiddelen gebruikt kunnen worden voor drie soorten uitgaven: de coördinatie voor de nazorgactiviteiten van de andere 14 gemeenten in de regio Zuid Holland Noord het ontwerpen en implementeren van beleidsregels op de vijf primaire leefgebieden voor de gehele regio; Het opzetten en uitvoeren van (sub)regionale casusoverleggen; incidentele uitgaven voor regionale coördinatie van nazorg, zoals scholingsbijeenkomsten, maar ook een geautomatiseerd registratiesysteem, dat aansluit bij de ICT-filosofie van het Veiligheidshuis.
5.2 Overheveling van de Rijksmiddelen naar 2011 en 2012 De Rijksmiddelen zijn aan de gemeente Leiden als centrumgemeente toegekend voor de jaren 2010 en 2011. In 2010 kon nog geen start gemaakt worden met de invulling van het hierboven beschreven model. Gemeente Leiden heeft maatregelen genomen om overheveling van gelden te realiseren. Dit betekent dat de middelen voor 2010 zijn doorgeschoven naar 2011 en die van 2011 naar 2012. Tot eind 2012 hebben de regiogemeenten dus met elkaar de tijd om, zonder dat het op de individuele gemeentebegrotingen drukt, met elkaar te komen tot een gedeelde visie op nazorg aan volwassen (ex-)gedetineerden dat concreet is uitgewerkt in een regionale aanpak en wat door elke gemeente ondersteund en bestuurlijk bekrachtigt wordt.
5.3 De coördinatie voor de nazorgactiviteiten Uit de tussenrapportage van de implementatieadviseur van de VNG voor nazorg blijkt dat voor de regionale coördinatie van nazorgactiviteiten gemiddeld genomen ongeveer 1 fte nodig is voor 200 ex-gedetineerden. Daarbij is er vanuit gegaan dat de nazorgcoördinator de gedetineerden tijdens detentie in de PI bezoekt. Als er goede contacten met de MMD-ers zijn en als de onderlinge communicatie ook wordt verbeterd, zal het slechts in uitzonderingsgevallen nodig zijn om als nazorgcoördinator zelf de PI te bezoeken. In dat geval is 1 fte voldoende voor ongeveer 350 exgedetineerden. De regiogemeenten in de regio Holland Rijnland (zonder Leiden, want deze heeft al een locale nazorgcoördinator) moeten samen voor ongeveer 260 ex-gedetineerden nazorg organiseren. Dat komt neer op ongeveer 0,7 fte. De coördinator wordt ondersteund door een administratief medewerker (0,6 fte).
14
Praktijkvoorbeeld De gemeente Katwijk heeft een jaarlijkse uitstroom van ca 50 (ex-)gedetineerden. Zij hebben tweemaal per maand een casusoverleg waarin (ex-)gedetineerden besproken worden. Voor de daadwerkelijke begeleiding van deze (ex-)gedetineerden heeft Katwijk 2 vrijwilligers aangetrokken voor 10 uur in de week die de gedetineerden in de PI bezoekt en hen begeleid na de invrijheidstelling. De ervaring in Katwijk leert dat (ex-)gedetineerden die bezocht zijn in de PI vaker besluiten zich te committeren aan een nazorgtraject en het nazorgtraject meer succesvol doorlopen dan (ex-)gedetineerden die niet bezocht zijn. Dit zou pleiten voor het aantrekken van meer (regionale of subregionale) vrijwilligers voor het uitvoeren van nazorgactiviteiten.
5.4 Incidentele uitgaven Hierbij moet allereerst gedacht worden aan een eenvoudig ICT-systeem, waarmee DPANformulieren kunnen worden verwerkt en waarmee een overzicht kan worden verkregen over de workload. Ook moeten gemaakte afspraken per (ex-)gedetineerde gevolgd kunnen worden. Daarnaast moet het systeem ook managementinformatie kunnen genereren, niet alleen op het niveau van de regio, maar ook op het niveau van een regiogemeente. In de tweede plaats zullen medewerkers van gemeenten en netwerkpartners in de implementatiefase van de beleidsregels en zeker ook nog in het jaar daarna geschoold moeten worden in het werken aan nazorg. Daarvoor is in 2011 € 10.000 geraamd.
Kostenoverzicht nazorg regio Zuid-Holland Noord ten laste van de Rijksmiddelen
fte
Functie
per fte
per 1 juni 2011
2012
0,7 nazorgcoördinator regio (schaal 9)
€ 64.519
€ 30.100
€ 45.000
0,44 Projectleider (schaal 11, 1,5 jaar)
€ 78.612
€ 23.100
€ 35.000
0,6 administratief medew. (schaal 7)
€ 56.638
€ 22.700
€ 34.000
Werkplek
€ 11.500
€ 11.500
€ 11.500
ICT/opleiding (2011)
€ 10.000
€ 10.000
€0
Totaal uitgaven
€ 97.400
€ 125.500
Beschikbaar
€ 120.000
€ 120.000
€ 22.600
- € 5.500
nader te besteden figuur 1: besteding Rijksmiddelen gedurende projectperiode tot 31 december 2012
15
5.5 Aanstellen functionarissen Inmiddels is voor anderhalf jaar een projectleider aangesteld voor 16 uur per week (o, 44 fte). Deze functionaris heeft in ieder geval de volgende taken: parallel aan het uitvoeren van de coördinatie van de nazorg in de regio ZHN de beleidsregels en de bijbehorende werkprocessen nader uitwerken; hierover binnen de regio overeenstemming bereiken; de gemeenten en de diverse organisaties in de regio ondersteunen bij het implementeren van de beleidsregels en het opbouwen van een netwerk; voorbereiden van de besluitvorming over het eventueel voortzetten van de regionale werkwijze na 2012. Tevens is voor 24 uur in de week (0,7fte) een regionale nazorgcoördinator aangesteld tot januari 2013 met onder anderen de volgende taken: Voorzitten van (sub)regionale casusoverleggen nazorg Voorbereiden casusoverleggen Toezien op ketenproces (dagelijks nagaan en sturen op keten- en werkafspraken casuïstiek) + vastgelegde processen Knelpunten signaleren en waar mogelijk (in eerste instantie zelf proberen) oplossen en escaleren bij manager VHH Aanspreekpunt zijn voor en contact onderhouden met de ketenpartners en niet ketenpartners Participeren in overige overleggen waarin doelgroep besproken wordt Binding houden met zorg- straf - en veiligheidsketen Betrokken bij opzetten regionale nazorg Deze twee functionarissen worden betaald uit de Rijksmiddelen.
5.6 Regionale aanpak nazorg (ex-) gedetineerden na 2012 In dit voorstel worden de kosten voor de regiogemeenten met betrekking tot de coördinatie van nazorg aan ex-gedetineerde burgers in 2011 en 2012 gefinancierd uit de Rijksmiddelen. Voor 2013 en 2014 zal er door Het Rijk vrijwel zeker ook nog geld beschikbaar worden gesteld voor de nazorg aan volwassen (ex-)gedetineerden, echter dit gaat om een aflopend budget. In de septembercirculaire zal er naar alle verwachting duidelijkheid komen op dit punt. Na 2012 zal er een besluit moeten worden genomen over een (eventuele) continuering van de samenwerking. De projectgroep stelt daarom voor om de werkwijze halverwege 2012 gezamenlijk te evalueren. Indien uit de evaluatie blijkt dat (een aantal) gemeenten de regionale aanpak nazorg (ex-) gedetineerden na 2012 willen voortzetten, zal dit vanaf 2013 per deelnemende gemeente naar rato gefinancierd moeten worden, eventueel met aftrek van de dan door Het Rijk opnieuw beschikbaar gestelde middelen. De financiering van de aanpak nazorg (ex-)gedetineerden kan echter niet los gezien worden van de ontwikkeling dat het Veiligheidshuis Leiden een regionale functie gaat krijgen. Nazorg (ex-)gedetineerden is één van de thema’s dat is ondergebracht in het Veiligheidshuis en de regionale scope is hetzelfde. Bijlage IV geeft een concept verdeelsleutel voor de kosten van het Veiligheidshuis, waarin ook de kosten voor de nazorg (ex-)gedetineerden zijn opgenomen. Hierin is echter nog geen rekening gehouden met de opnieuw beschikbaar gestelde middelen voor 2013 door Het Rijk, omdat de hoogte daarvan nog niet is vastgesteld.
16
Bijlage I
Brief VNG, 21 januari 2010
Geacht college en gemeenteraad, In juli 2009 ondertekenden staatssecretaris Albayrak en mevrouw Jorritsma, voorzitter van de VNG, het Samenwerkingsmodel nazorg aan volwassen ex-gedetineerden. In dat model staan de gezamenlijke ambities en de wederzijdse taken en verantwoordelijkheden van Justitie en gemeenten op dit beleidsterrein beschreven. Met de ondertekening van het Samenwerkingmodel werd een lange periode van discussie afgesloten. De afspraak dat Justitie voor 2010 en 2011 een bedrag van € 6 miljoen (in totaal dus € 12 miljoen) zou bijdragen voor de versterking van de coördinatie van de nazorg heeft hieraan zeker bijgedragen. Deze ledenbrief geeft een overzicht van wat er in de afgelopen periode op dit beleidsterrein is gebeurd (fase 1) en laat zien wat er voor 2010 op stapel staat (fase 2). Ten slotte is er aandacht voor de noodzaak om in kaart te brengen in hoeverre exgedetineerden hun zaken op de vijf leefgebieden (identiteitsbewijs, huisvesting, inkomen, schulden en zorg) hebben geregeld. De monitor nazorg van het WODC brengt dit op drie momenten in kaart. Fase 1 Sinds 2004 heeft de toenmalige minister van Justitie, minister Donner, een belangrijke wijziging in gang gezet als het gaat om de nazorg aan ex-gedetineerden. De opdracht aan de Reclassering werd beperkt tot de taken die binnen het justitiële kader werden verricht. Gemeenten zouden vanuit hun brede taakstelling verantwoordelijk zijn voor alle burgers voor wie niet langer een justitiële titel bestond. Hierop ontwikkelde zich een discussie over de vraag welke taken en verantwoordelijkheden gemeenten op zich zouden moeten nemen, maar ook over de inspanningen die al tijdens detentie door het gevangeniswezen geleverd zouden kunnen worden. Daarnaast werd door de VNG nadrukkelijk op de agenda gezet dat deze taken voor gemeenten extra inzet veronderstelden en dat daarvoor dus ook extra middelen door het Rijk ter beschikking gesteld dienden te worden. Rond de taken en verantwoordelijkheden zijn een aantal bijeenkomsten met gemeenten en medewerkers van het gevangeniswezen georganiseerd. Daar bleek dat er consensus bestond over het feit dat er idealiter sprake is van een continuüm in de aanpak van deze problematiek: geen nazorg, maar dóórzorg. Er zou uitwisseling van informatie op gang moeten komen tussen gemeenten en de Penitentiaire Inrichting (PI), zodat al tijdens detentie kan worden gewerkt aan de problemen die iemand bij terugkeer in de samenleving kan verwachten. ‘Een ex-gedetineerde komt niet uit een ei’, is de uitspraak die dit idee kernachtig uitdrukt. De PI kan voordeel hebben van de informatie die de gemeente kan verschaffen. De gemeente heeft er baat bij te weten wie wanneer wordt terug verwacht en welke knelpunten daarbij te verwachten zijn. Binnen het gevangeniswezen is het nodige ondernomen om deze uitgangspunten te realiseren. In elke PI zijn Medewerkers Maatschappelijke Dienstverlening (MMD’ers) aangesteld. Zij zorgen er voor dat een gedetineerde zo snel mogelijk een gesprek heeft, waarbij hij wordt ‘gescreend’ op vijf punten (de ‘leefgebieden’): identiteitsbewijs, huisvesting, werk en inkomen, schulden of zorgvraag. Deze informatie worden dan via het Digitaal Platform Aansluiting Nazorg (DPAN) aan gemeenten doorgespeeld. Verder probeert men gedetineerden in ieder geval tijdens de laatste periode van detentie te plaatsen in de regio waar ze na hun detentie naar zullen terugkeren. Dat vereenvoudigt de communicatie tussen gemeente en PI aanzienlijk. Ook door gemeenten is, zelfs voorafgaand aan de ondertekening van het Samenwerkingsmodel, veel ondernomen. Veel centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang hebben in hun Plan van Aanpak of Stedelijk Kompas beleid geformuleerd dat erop is gericht om nazorg aan (ex-)gedetineerden goed vorm te geven. Vrijwel alle gemeenten hebben verder een contactpersoon nazorg aangewezen, bij wie de informatie vanuit de PI terecht komt. Resultaat was de ondertekening door staatssecretaris van Justitie Albayrak en VNG-voorzitter Jorritsma van het Samenwerkingmodel op 8 juli 20091. Het Samenwerkingsmodel bevat de uitgangspunten van de samenwerking tussen Justitie en gemeenten op het gebied van nazorg aan volwassen ex-gedetineerden. Tegelijkertijd werd een Handreiking gepresenteerd. Die biedt gemeenten en gevangeniswezen praktische handvatten en goede voorbeelden om nazorg goed vorm te geven. Doelstelling is dat 80% van de (ex-)gedetineerde burgers bij het verlaten van detentie beschikt over de noodzakelijke basisvoorzieningen. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten: - Nazorgactiviteiten richten zich op alle legale volwassen (ex-) gedetineerde burgers, die problemen hebben op het terrein van identiteitsbewijs, huisvesting, inkomen of schulden of die geestelijke gezondheids- of verslavingszorg behoeven. - Justitie is verantwoordelijk voor op re-integratie gerichte activiteiten tijdens strafrechtelijke titel; gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor op re-integratie gerichte activiteiten voorafgaand en na afloop van de strafrechtelijke titel. - Er is continuïteit in aanpak; de strafrechtelijke titel wordt benut om maatschappelijke trajecten voort te zetten of op te starten; de nazorgactiviteiten van Justitie sluiten zoveel mogelijk aan op inspanningen door gemeenten en maatschappelijke organisaties voor en na detentie. - Kort- en langverblijvenden in de laatste periode van detentie worden in het kader van re-integratie en nazorg zo veel mogelijk regionaal geplaatst. Dit moet het overleg tussen PI en gemeente vereenvoudigen.
17
De discussie over de financiering van de nazorg leidde tot een onderzoeksopdracht aan het bureau Cebeon, om een quick scan te maken van de kosten die met nazorg aan ex-gedetineerden gemoeid zijn. Cebeon leverde in het voorjaar van 2009 een rapportage af, waaruit globaal viel af te leiden hoeveel gemeenten aan dit beleidsdoel uitgaven en hoeveel geld er beschikbaar zou moeten zijn om het beleidsdoel landelijk invulling te geven. Op grond van die rapportage is in onderhandelingen tussen Justitie en VNG afgesproken dat in 2010 en 2011 bedragen van € 6 miljoen beschikbaar zouden worden gesteld om de coördinatie van de nazorg gedeeltelijk mee te financieren. Om versnippering te voorkomen en regionale samenwerking te stimuleren is er voor gekozen om het geld te verdelen onder de centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang. Alle gemeenten hebben hierover bericht ontvangen in een brief van Justitie d.d. 28 oktober 2009, met kenmerk 5611544/09/DSP. De precieze verdeling van de middelen over de centrumgemeenten is als bijlage bij die brief opgenomen.
Fase 2 De VNG is van mening dat we met de totstandkoming van het Samenwerkingmodel Nazorg een belangrijke fase afsluiten, maar dat voor goed beleid op het gebied van nazorg aan (ex-) gedetineerden meer nodig is. Wij gaan daarom nu, samen met Justitie, ‘fase 2’ in waarin het beleid naar de praktijk moet worden vertaald. Het beleid moet worden geïmplementeerd en onderdeel worden van het ‘staande beleid’ en de uitvoeringspraktijk van gemeenten en gevangeniswezen. Verder is het zaak om andere maatschappelijke partners, die een rol hebben bij dit beleidsonderdeel (GGZ, woningbouwcorporaties en schuldhulpverlening) er bij te betrekken. Doelen voor de komende tijd zijn: 1. Eind 2010 beschikken gemeenten, penitentiaire inrichtingen en maatschappelijke instellingen over (regionale) afspraken over de aanpak van nazorg, op basis van het Samenwerkingsmodel Nazorg, dus met uitwerking van de vijf leefgebieden. 2. De afspraken over de aanpak van nazorg worden vastgelegd en bij voorkeur regionaal bekrachtigd, bijvoorbeeld in de regio’s waar een Veiligheidshuis is, in de regio’s van de centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid, dan wel anderszins. 3. Gevangeniswezen en gemeenten beschikken over instrumenten om volgens de lijnen van het (regionale) Samenwerkingsmodel Nazorg te werken. 4. Maatschappelijke organisaties, betrokken bij het realiseren van nazorg, committeren zich bestuurlijk aan de doelstellingen van het samenwerkingsmodel. Om gemeenten hierin te ondersteunen zal in 2010 namens de VNG een implementatieadviseur aan de slag gaan. In Wicher Pattje, oud wethouder van de gemeente Groningen en voormalig projectleider nazorg jeugd, denken wij hiervoor de juiste persoon te hebben gevonden. Hij is bereikbaar via
[email protected]. De implementatieadviseur zal actief het land in gaan om in kaart te brengen op welke manier nazorg in de praktijk wordt gebracht, wat gemeenten van elkaar kunnen leren en wat hun belangrijkste behoeften zijn. Het mag duidelijk zijn dat alle gemeenten er baat bij hebben als hij zijn werkzaamheden optimaal kan uitvoeren. Het verzoek is dan ook de tijd te nemen om met hem in gesprek te gaan. Hij hoort graag van u wat u nodig heeft om nazorg goed vorm te geven, maar wil ook een beeld krijgen van de goede voorbeelden die er in het land zijn. Daar kunnen andere gemeenten immers weer van profiteren. De implementatieadviseur zal dus (in nauwe afstemming met de implementatiemanager bij het Gevangeniswezen) gemeenten ondersteunen en adviseren bij het ontwikkelen van regionale afspraken en een regionale uitvoeringspraktijk m.b.t. nazorg. Daarnaast zullen organisaties als het CCV en Stimulansz gemeenten ook hun diensten aanbieden ten aanzien van de ontwikkeling van de nazorg voor ex-gedetineerde burgers.
Monitor nazorg ex-gedetineerden In het kader van het programma Sluitende aanpak nazorg heeft het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum (WODC), in opdracht van het Ministerie van Justitie, de Monitor nazorg ex-gedetineerden opgezet. Deze monitor moet op drie momenten de situatie van burgers die uit detentie terugkeren in kaart brengen. Er wordt gekeken of ex-gedetineerden voorafgaand aan detentie, direct na detentie en zes maanden na detentie beschikken over een identiteitsbewijs, onderdak en inkomen, of ze schulden hebben en of ze contact hebben met een zorginstelling. Dit zijn de vijf leefgebieden die centraal staan in het nazorgbeleid. Over de situatie van de (ex-)gedetineerden wordt jaarlijks gerapporteerd. Door deze rapportage wordt inzichtelijk hoe de situatie van ex-gedetineerden op deze leefgebieden zich ontwikkelt tijdens, maar ook na de detentieperiode. Om de situatie voorafgaand aan en direct na detentie in kaart te brengen wordt gebruik gemaakt van gegevens verkregen via justitie. De situatie zes maanden na detentie wordt beschreven aan de hand van gegevens van gemeenten. Voor de eerste rapportage van de monitor, die gepland staat voor het voorjaar van 2010, beschikt het WODC over gegevens van drie gemeenten, te weten Amsterdam, Eindhoven en Rotterdam. Daarmee wordt informatie over bijna een kwart van alle uitstromende gedetineerden gebruikt. Aangezien het echter belangrijk is een beeld te krijgen van een zo groot mogelijke en representatieve groep ex-gedetineerden, wil het WODC bij volgende metingen gebruik maken van gegevens van meerdere gemeenten.
18
Het WODC wil graag in contact komen met gemeenten die bijhouden of ex-gedetineerde burgers zes maanden na detentie: 1. beschikken over een (geldig) identiteitsbewijs 2. beschikken over huisvesting 3. beschikken over een inkomen 4. schulden hebben 5. contact hebben met een zorginstelling. Deze informatie kan het WODC gebruiken voor vervolgmetingen van de monitor nazorg (ex-)gedetineerde burgers. Daarnaast wil het WODC in contact komen met gemeenten die dergelijke informatie nog niet bijhouden, maar dit wel willen gaan doen. Deze informatie is niet alleen nuttig voor de monitor nazorg van het WODC, maar kan ook gebruikt worden om inzicht te verkrijgen in de eigen inspanningen op nazorggebied en als bron om hierover te rapporteren aan de gemeenteraad en college van B&W. Om deze redenen roept de VNG gemeenten op om aan de monitor mee te werken. Heeft uw gemeente een registratiesysteem waarin de situatie van ex-gedetineerde burgers zes maanden na detentie wordt bijgehouden op de vijf leefgebieden (identiteitsbewijs, huisvesting, inkomen, schulden en zorg)? Of wil uw gemeente deze informatie bij gaan houden? Neemt u dan contact op met het WODC. U kunt de mogelijkheden daar bespreken met Alexander More (
[email protected] / 070-3704575) of Gijs Weijters (
[email protected] / 070-3704894). Wij gaan er van uit dat wij u met deze brief voldoende op de hoogte hebben gebracht van de ontwikkelingen op dit beleidsterrein. Voor vragen en opmerkingen over deze brief kunt u terecht bij ons informatiecentrum via 070 - 373 8020 of
[email protected] of bij Ico Kloppenburg, beleidsmedewerker Wmo, via
[email protected] .
Hoogachtend, Vereniging van Nederlandse Gemeenten mr. R.J.J.M. Pans, voorzitter directieraad
19
Bijlage II
Analyse van de doelgroep
Hieronder zijn een aantal gegevens van de 5 gemeenten met de grootste uitstroom uitgewerkt. De centrumgemeente Leiden heeft de grootste uitstroom en wordt op een aantal punten vergeleken met de 4 andere gemeenten om een beeld te geven van de verschillen en overeenkomsten. Onderstaande is gebaseerd op de uitstroomgegevens van 20109, aangeleverd door DJI. Waar geen onderscheid wordt gemaakt in gemeenten, wordt uitgegaan van het totaal van de 5 gemeenten. Over de problematiek op de 5 leefgebieden zijn geen gegevens beschikbaar aangezien hier vooralsnog geen gegevens van werden bijgehouden. Uitstroom in aantallen (Totale uitstroom regio ZHN =608) Leiden 325 (53%) Alphen a/d Rijn 86 (14%) Katwijk 52 ( 9%) Teylingen 22 ( 4%) Leiderdorp 21 ( 3%) Totaal uitstroom 506 (83%)
Geslacht mannen vrouwen
481 25
(95%) ( 5%)
Leeftijden 18 – 23 jaar 24- 26 jaar > 27 jaar
106 49 351
(21%) (10%) (69%)
Duur van de detentie korter dan een maand 1-3 maanden 4-6 maanden 7-12 maanden langer dan een jaar
Leiden 176 (54%) 83 (25%) 16 ( 5%) 22 ( 7%) 28 ( 9%)
andere gemeenten 88 (49%) 51 (28%) 13 ( 7%) 18 (10%) 11 ( 6%)
Gemiddelde detentieduur in dagen Leiden 106 Alphen a/d Rijn 87 Katwijk 87 Teylingen 108 Leiderdorp 147
Aantal keer PI van herkomst Haaglanden Lelystad Alphen overig
Leiden 67 70 38 150
andere gemeenten 31 37 31 82
9
Er is uitgegaan van de gegevens van 2010, omdat van 2009 de gegevens van deze gemeenten niet allemaal beschikbaar zijn.
20
Ketenbrede belangen en actiepunten bespreken en vaststellen: wat; wie; wanneer; aandachtspunten
Actie: Coördinatiepunt Nazorg Regie: Coördinatiepunt Nazorg
Termijn: zsm
Actie: MMD Regie: PI MMD
Termijn: 3 werkdagen
Via DPAN (of anders)
Actie: allen Regie: Coördinatiepunt Nazorg Termijn: detentieperiode
Actie: allen Regie: Coördinatiepunt Nazorg Termijn: detentieperiode
Via DPAN (of anders) monitoren v. resultaten
Met oog op ontslagdatum, periodieke afstemming nav ontwikkelingen, realisatie actiepunten: wat, wie, wanneer, actiepunten
Resultaten opnemen in DPAN en terugkoppelen naar de ketenpartijen
Alle partijen:
Casusoverleg:
Regionaal coördinatiepunt Nazorg
- Basisdocument ontvangen - Beoordelen zorgvragen - Resultaat communiceren met MMD
7.
6.
Convenantpartijen: - GGD - GGZ - Sociale Dienst - UWV - Maatsch.werk - Woningcorporatie - Politie - OM - (CJIB??)
3b.
5.
Convenantpartijen
Termijn: max 5 werkdagen
Actie: Coördinatiepunt Nazorg
Via DPAN (of anders) terugkoppelen naar PI-MMD
Actie: Gemeentelijke contactpersonen, sociale dienst, Veiligheidshuis
Informatie verstrekken omtrent: - NAW + BSN - ID-bewijs - Huisvesting - Werk & Inkomen - Zorg - Schulden Via Mail/anders
(Regionaal) coördinatiepunt Nazorg
Informatie vergaren bij deelnemende gemeentelijke diensten omtrent: - NAW + BSN - ID-bewijs - Huisvesting - Werk& Inkomen - Zorg - Schulden
3a.
3
Actie: Allen Regie: gemeente
Via bijv. casusoverleg VH
In vrijheidstelling (met of zonder justitiële voorwaarden): Overdracht, wat, wie, wanneer, aandachtspunten
Regionaal coördinatiepunt Nazorg:
8.
Detentiemelding en Communicatieproces Nazorg
Via DPAN (of anders)
- Screeningsgesprek gedetineerde burger - Afstemming tbv Detentie & Re-integratieplan - Resultaat verwerken in DPAN - Basisdocument verzenden naar Coördinatiepunt Nazorg
PI- MMD:
4.
Termijn: 2 werkdagen
Actie: PI, MMD
Detentiemelding aan Coördinatiepunt Nazorg - NAW + BSN - DPAN (of anders)
PI-MMD
2.
Inschrijving burger in de Penitentiaire inrichting Actie: PI, bevolkingsadministratie.
PI
1.
Bijlage III
Bijlage IV
Concept verdeelsleutel regionaal Veiligheidshuis Zuid Holland Noord
Om tot financieringsafspraken te komen wordt de volgende verdeelsleutel voorgesteld. 1. Een bijdrage van elke gemeente per thema aan de flexibele kosten (de casuïstiek kosten) naar rato. De thema’s zijn jeugd, veelplegers en nazorg ex-gedetineerden. Het thema jeugd is voorts uitgesplitst in niet-justitiële jeugd, justitiële jeugd en groepsaanpak. 2.De vaste kosten worden naar rato verdeeld over de gemeenten. Hierbij is uitgegaan van de verhoudingen op basis van alle thema’s. De prognose voor de vaste kosten na regionalisering bedragen 401.773 euro. De ophoging in deze kosten ten opzichte van de vaste kosten in 2011 voor het Veiligheidshuis Leiden (346.773 euro) zijn gelegen in een vermeerdering van werkplekken en de secretariële ondersteuning. In deze verdeelsleutel is de justitiële bijdrage op basis van de regeling tijdelijke bijdrage veiligheidshuizen 10 veiligheidshalve op 100.000 euro gezet. Dan blijft er een bedrag van 301.773 euro over aan vaste kosten. De feitelijke justitiële bijdrage voor 2011 is nog niet bekend. Hoe de justitiële bijdrage vanaf 2012 er uit gaat zien is ook nog ongewis.
FLEXIBELE KOSTEN Thema jeugd A
B
niet justitiële jeugd
C
D
justitiële jeugd
Thema veelplegers E
F
groepsaanpak
G
H
Thema nazorg I
Veelplegers
J Nazorg
Totalen
Vaste kosten
Totale kosten
K
L
M
N
€
%
€
€
%
€
%
€
%
€
%
€
%
€
Leiden
27
10750
34
21500
27
16178
66
32250
54
79000
159678
44,68
134820
294498
Voorschoten
7
2787
5
3011
4
2696
2
796
2
3011
12302
3,44
10387
22689
Zoeterwoude
1
398
2
1095
0
0
0
0
0
723
2216
0,62
1871
4087
Oegstgeest
5
1991
2
1232
2
1348
3
1327
2
2409
8307
2,32
7014
15321
Leiderdorp
6
2389
7
4654
4
2696
1
398
2
3492
13629
3,81
11507
25136
Noordwijkerhout
7
2787
3
1916
2
1348
1
398
1
1806
8256
2,31
6970
15226
Lisse
4
1593
3
1779
4
2696
1
531
2
2409
9008
2,52
7606
16614
Hillegom
4
1593
4
2327
2
1348
2
929
3
3733
9930
2,78
8384
18313
Noordwijk
2
796
2
958
4
2696
3
1327
4
5901
11679
3,27
9861
21540
Teylingen
6
2389
5
2874
2
1348
2
929
3
4576
12116
3,39
10230
22347
Katwijk
12
4778
8
5064
27
16178
4
2123
8
11079
39223
10,97
33117
72339
Alphen aan de Rijn
10
3981
20
12729
7
4045
15
7299
14
20232
48287
13,51
40770
89056
Rijnwoude
3
1194
3
1642
7
4045
0
0
1
1686
8567
2,40
7234
15801
Kaag/Braassem
3
1194
3
1779
4
2696
0
0
1
1806
7476
2,09
6312
13788
Nieuwkoop
3
1194
1
547
2
1348
1
398
2
3252
6740
1,89
145114
372048
39815
TOTALEN
10
63109
75303
48707
5691
12431
301773
673821
Het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft een tijdelijke bijdrage ter beschikking gesteld aan de Veiligheidshuizen. Voor 2011 is een bedrag beschikbaar gesteld van 789.000 euro voor de veiligheidshuizen in het arrondissement Haaglanden. Hieronder vallen de veiligheidshuizen Den Haag, Leiden, Gouda. Het Openbaar Ministerie, die de opdracht heeft deze gelden te beheren, heeft al aangegeven hiervan in 2011 niet meer dan 200.000 ter beschikking te stellen aan Leiden. Hierbij blijft gelden dat het moet gaan om specifieke kosten voor de instandhouding van en de coördinatie van het samenwerkingsverband veiligheidshuis.
Uitgangspunten/aannames bij voorgestelde verdeelsleutel: Bij de bepaling van het aandeel (in %) van elke gemeente per thema is uitgegaan van cijfers van de Politie Hollands Midden, Divisie Regionale Opsporing afd. SJZP 11 en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid 12 . De drie thema’s zijn jeugd, veelplegers en nazorg ex-gedetineerden. Het thema jeugd is nog eens uitgesplitst in niet justitiële jeugd, justitiële jeugd en groepsaanpak. Deze zijn weergegeven in kolommen A, C, E, G en I. Bij de bepaling van de kosten zijn de uitgaven die de gemeente Leiden per thema in 2011 heeft begroot het uitgangspunt geweest. De kosten voor de andere gemeenten zijn hiervan afgeleid. Deze kosten zijn per thema terug te vinden. Ook hier is het thema jeugd uitgesplitst in niet justitiële jeugd, justitiële jeugd en groepsaanpak. Deze zijn weergegeven in de kolommen B, D, F, H en J. Kolom K is de uitkomst van de optelling van alle bijdragen per thema. Dus een optelling van kolommen B, D, F, H en J. Dit geeft de totale bijdrage per gemeente weer in de flexibele kosten. Aan de hand van de bedragen in kolom K is per gemeente afgeleid wat hun bijdrage (in %) in de totale casuïstiek. Dit is weergegeven in kolom L. Het aandeel (in %) per gemeente in de totale casuïstiek is het uitgangspunt geworden voor de vaststelling van de bijdrage per gemeente in de totale vaste kosten. Deze waren vastgesteld op 301.773. Dit is weergegeven in kolom M. In kolom N zijn de totale kosten per gemeente weergegeven. Dit is een optelling van de bijdrage in de flexibele kosten en de bijdrage in de vaste kosten, kolommen K en M.
11
De Politie Hollands Midden heeft per gemeente uitgesplitst cijfers geleverd over de jaren 2008, 2009 en 2010 met betrekking tot aantallen overlastmeldingen jeugdigen, aantallen criminele jeugdigen met tenminste 2 parketnummers waarvan één in het peiljaar (zgn. doorstromers), aantallen groepen en veelplegers. 12 De DJI heeft uitstroom cijfers van gedetineerden geleverd over de jaren 2009 en 2010.
23