Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Opdrachtgever
Milieudienst Zuid-Holland Zuid
Opdrachtnemer
Milieudienst Zuid-Holland Zuid en Regionale Brandweer Zuid-Holland Zuid
Contactpersoon
de heer E.A.J.M. Arnold en J.N. Zondervan
Dossier
15018
Zaaknummer
0056052
Opsteller
de heer E.A.J.M. Arnold en mevrouw M.K. de Bruin
Datum
12 november 2009
Inhoud 1
Woord vooraf ............................................................................................................................2
2 2.1 2.2 2.3 2.4 3 3.1 3.2 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 5 5.1 5.2 5.2.1 5.2.2 5.3
Wettelijk en provinciaal kader ...................................................................................................6 Inrichtingen............................................................................................................................6 Transportassen .....................................................................................................................9 Buisleidingen .......................................................................................................................11 Provinciaal beleid ................................................................................................................12 Sturingsinstrumenten EV ........................................................................................................13 Doelen.................................................................................................................................13 Instrumentarium ..................................................................................................................15 Bouwstenen voor een structuurvisie .......................................................................................20 Inleiding...............................................................................................................................20 Bouwstenen PR en groepsrisico .........................................................................................21 Bouwstenen ontwikkeling woningbouw en bedrijfsterreinen................................................21 Bouwstenen besluitvorming en organisatie .........................................................................22 Bouwsteen informatie aan belanghebbende burgers ..........................................................22 Subregio Hoeksche Waard .....................................................................................................23 Huidige situatie....................................................................................................................23 Toekomstige situatie ...........................................................................................................27 Ruimtelijke ontwikkelingen ..................................................................................................27 Ontwikkelingen EV ..............................................................................................................28 Aanbevelingen.....................................................................................................................32 kaart 1. Signaleringskaart EV situatie 2009 ........................................................................34 kaart 2. Huidige aandachtspunten EV 2009........................................................................35 kaart 3. Toekomstige aandachtspunten EV 2009 ...............................................................36 Subregio Alblasserwaard en Vijfheerenlanden .......................................................................37 Huidige situatie....................................................................................................................37 Toekomstige situatie ...........................................................................................................40 Ruimtelijke ontwikkelingen ..................................................................................................40 Ontwikkelingen EV ..............................................................................................................42 Aanbevelingen.....................................................................................................................45 kaart 1. Signaleringskaart EV situatie 2009 ........................................................................48 kaart 2. Huidige aandachtspunten EV 2009........................................................................49 kaart 3. Toekomstige aandachtspunten EV 2009 ...............................................................50 Subregio Drechtsteden ...........................................................................................................51 Huidige situatie....................................................................................................................51 Toekomstige situatie ...........................................................................................................57 Ruimtelijke ontwikkelingen ..................................................................................................57 Ontwikkelingen EV ..............................................................................................................58 Aanbevelingen.....................................................................................................................65 kaart 1. Signaleringskaart EV situatie 2009 ........................................................................67 kaart 2. Huidige aandachtspunten EV 2009........................................................................68 kaart 3. Toekomstige aandachtspunten EV 2009 ...............................................................69
6 6.1 6.2 6.2.1 6.2.2 6.3
7 7.1 7.2 7.2.1 7.2.2 7.3
8 8.1 8.2
Regionale ontwikkelingen .......................................................................................................70 Beleidsvoornemens en ontwikkelingen Rijk & provincie......................................................70 Aanbevelingen.....................................................................................................................74
Bijlagen
Bijlage I
Begrippen
Bijlage II
Afkortingen
Bijlage III
Bronvermelding
Bijlage IV.
Overzicht van BEVI relevante bedrijven in Zuid-Holland Zuid.
Bijlage V
Stappenplan EV
1
Woord vooraf
Inleiding De regio Zuid-Holland Zuid bestaat uit 19 gemeenten en is een vitale schakel in het transportnetwerk tussen de Rotterdamse haven, het Ruhrgebied en de Antwerpse haven. Keerzijde van deze centrale ligging is dat in de regio aanzienlijke vervoersstromen van gevaarlijke stoffen over de weg, water- en spoorwegen en door buisleidingen plaatsvinden. Ook de ruimtelijke impact van bestaande en zich vestigende risicovolle inrichtingen op de leefomgeving wordt steeds duidelijker zichtbaar. Hierdoor ontstaan spanningen met ruimtelijke economische ambities van de regio maar ook op het niveau van de provincie Zuid-Holland en het Rijk. De Milieudienst Zuid-Holland Zuid heeft in het kader van de landelijke Programmafinanciering Externe Veiligheid 2006 – 2010 subsidie ontvangen om de uitvoering van het EV beleid van gemeenten te versterken. De milieudienst heeft hiertoe een Programma Externe Veiligheid opgesteld, waarin een van de programmapunten de structuurvisie Externe Veiligheid is. Aangezien de invulling van een dergelijk beleidsonderwerp door gemeenten plaatsvindt, heeft dit programmaonderdeel zich ontwikkeld tot een analyse van knelpunten en een instrumentarium voor de aanpak daarvan. Deze analyse bleek ook aan te sluiten bij discussies in de veiligheidsregio over het risicoprofiel van de regio Zuid-Holland Zuid. Voorliggend rapport is dus geschreven vanuit genoemd programmaonderdeel en presenteert aan de regiogemeenten in de huidige opzet bouwstenen om Externe Veiligheid in de structuurvisie te verankeren. Externe Veiligheid (hierna afgekort EV) houdt zich bezig met het beheersen van risico’s voor de omgeving bij opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen in inrichtingen en het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen. Om risico’s te beheersen tot een aanvaardbaar niveau wordt gewerkt met risicocontouren tussen de risicobron, bijvoorbeeld een LPG tankstation, en een kwetsbare bestemming zoals een woning. Bij risicocontouren gaat het om twee begrippen: Het Plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans dat een burger overlijdt door een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen bij een risicovolle activiteit. De grenswaarde is 10-6 (kans één op één miljoen). Groepsrisico (GR) geeft de cumulatieve kans weer op het overlijden van groepen personen, die in het invloedsgebied van de risicovolle activiteit verblijven, door een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen. Beide begrippen worden uitgewerkt in paragraaf 2.1. Uit het bovengenoemde voorbeeld volgt dat er een raakvlak is tussen risicocontouren en Ruimtelijke Ordening (hierna afgekort RO). Bij het indelen van de ruimte is het begrip ‘goede ruimtelijke ordening’ essentieel. Hierbij worden alle ruimtelijk relevante aspecten geordend en (soms tegenstrijdige) belangen afgewogen. Bij deze afweging is EV een belangrijk onderdeel. De voorwaarde voor een goede verankering van EV in ruimtelijk beleid in de regio is een betrouwbaar overzicht van alle risicobronnen. Op basis hiervan worden de huidige en mogelijk toekomstige knelpunten op het raakvlak van risicobron en ruimtegebruik in kaart gebracht. Daarbij wordt zoveel mogelijk ook naar kansen gekeken in een ruimtelijk plan. Een voorbeeld hiervan is ‘clusterzonering’: het aanbrengen van een bufferzone voor bijvoorbeeld kleinere bedrijven tussen zware industrie en woningen.
Pagina 2 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Dit rapport omvat een inventarisatie en korte analyse van knelpunten op het gebied van EV per subregio van de regio Zuid-Holland Zuid. De inventarisatie omvat risicovolle inrichtingen, transportwegen en buisleidingen. De drie subregio’s zijn: Hoeksche Waard, Alblasserwaard en Vijfheerenlanden en Drechtsteden. Van een knelpunt is sprake als er een kwetsbare bestemming zoals een woning binnen een Plaatsgebonden Risico (PR 10-6) contour ligt of als het Groepsrisico boven de oriëntatiewaarde ligt of komt te liggen. De eerstgenoemde situatie (PR) is tevens een saneringssituatie. Een aandachtspunt noemen we een ontwikkeling waarbij hierboven genoemde situaties mogelijk kunnen gaan optreden. Tenslotte zijn actiepunten direct uit te voeren maatregelen om de risico’s omlaag te brengen. Per subregio worden oplossingsrichtingen voor knelpunten en aanbevelingen voor kansrijke opties geformuleerd. Daarnaast worden in een apart hoofdstuk knelpunten benoemd, die om een regionale aanpak vragen waarbij afstemming tussen subregio’s onderling en tussen subregio en de provincie, het rijk en andere partijen noodzakelijk is. Doel regionale veiligheidsanalyse Naast een inventarisatie en analyse van knelpunten levert dit rapport ook bouwstenen voor een gezamenlijk beleidskader voor een veilige leefomgeving in de regio Zuid-Holland Zuid. Sturingsinstrumenten komen aan de orde. Onderdeel van het instrumentarium is een stappenplan, dat separaat uitgewerkt wordt in een Protocol Externe Veiligheid. Aan de hand hiervan kan EV in een vroegtijdig stadium in ruimtelijke plannen (structuurvisie en bestemmingsplan) en milieuplannen (milieuvergunning) worden meegenomen. In de besluitvormingsfase neemt het bevoegd gezag een besluit over een ontwerp bestemmingsplan of een milieuvergunning. Hierin spreekt zij zich uit over het plan en de aanvaardbaarheid hiervan. B & W neemt hiermee kennis van de EV aspecten van het plan en neemt hierbij ook haar verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van veiligheidsmaatregelen die in het kader van een verantwoording voor het Groepsrisico noodzakelijk zijn. Na de ter inzage legging wordt het definitieve besluit over het plan genomen. Door in een structuurvisie beleidskeuzen te maken in EV vraagstukken, kan per bestemmingsplan procedure verwezen worden naar dit beleidskader. Dit is efficiënter dan elke afweging op bestemmingsplan niveau steeds opnieuw uit te voeren. Hierbij is het goed om alert te zijn op de beperkingen van het beleidskader, deze komen tevens aan de orde in hoofdstuk 4. Dit rapport heeft niet als doel beleidskeuzes voor gemeenten te formuleren. Dat is aan het bestuur van de gemeenten. Een gemeentelijke structuurvisie bevat beleid, ook ten aanzien van EV. Wel worden in dit rapport onderdelen voor bestuurlijke beleidskeuzes, bijvoorbeeld een afwegingskader voor het groepsrisico, gepresenteerd in hoofdstuk 4. Status en reikwijdte Dit rapport is opgesteld in samenwerking met de regiogemeenten, de Regionale brandweer Zuid-Holland Zuid en de provincie Zuid-Holland. In dit rapport is uitgewerkt per subregio welke ruimtelijke ontwikkelingen en wensen er zijn en welke risicobronnen in de huidige situatie en in de toekomst aandacht vragen. Het rapport geeft knelpunten, aanbevelingen en aandachtspunten weer, en schetst een instrumentarium en afwegingskader voor het opstellen van een structuurvisie. De analyse kan tevens worden gebruikt als informatiebron ten behoeve van een regionaal risicoprofiel dat in de veiligheidsregio wordt opgesteld.
Pagina 3 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Het rapport doet geen uitspraak over het toelaatbare groepsrisico niveau en is niet kaderstellend op het gebied van RO. Ruimtelijk beleid wordt door gemeenten zelf opgesteld mede met behulp van de in dit rapport aangereikte bouwstenen. Vervolgens wordt dit beleid bestuurlijk vastgesteld. De analyse EV zal in het contactambtenaren milieu overleg (CTA milieu) worden afgestemd en vervolgens in het portefeuillehouders overleg (PFO milieu) worden voorgelegd alvorens het rapport ter kennisname naar de gemeenten wordt gestuurd. De uitwerking van de analyse naar een structuurvisie ligt bij de subregio’s en de gemeenten. Voor inhoudelijke ondersteuning op EV en andere milieuaspecten kunnen gemeenten de Milieudienst om advies vragen. Voor EV is tevens de Regionale brandweer Zuid-Holland Zuid adviseur. In deze wordt nauw samengewerkt tussen de Milieudienst en de Regionale brandweer. Sommige knelpunten, zoals het doortrekken van de A4-Zuid vragen om een brede regionale aanpak, deze volgt een ander traject. Het rapport en de hierin opgenomen schema’s zijn indicatief. Per subregio is een globale signaleringskaart opgenomen. Deze geeft een overzicht van relevante risicobronnen EV als informatiebron voor RO medewerkers en bestuurders van gemeenten. Indien een initiatief tot een ruimtelijk plan in de directe omgeving van de weergegeven contouren komt te liggen, is het raadzaam contact op te nemen met de Milieudienst voor een quick scan van de risicosituatie. Daarnaast zijn kaarten met knelpunten en aandachtspunten op EV gebied opgenomen, in de buurt waarvan ruimtelijke ontwikkelingen continu extra aandacht behoeven. Adviseurs EV van de Milieudienst en van de Regionale brandweer kunnen de gemeente hierin verder adviseren en begeleiden. Indien de Milieudienst en de Regionale brandweer in een vroeg stadium van een planontwikkeling worden betrokken kunnen zij meedenken aan mogelijke oplossingen voor beperkende risicocontouren, zoals uitvoeringsvarianten of ruimtelijke of bouwtechnische aanpassingen waardoor het plan wel mogelijk wordt. Bij het opstellen van een bestemmingsplan of structuurvisie is het raadzaam EV zoveel mogelijk integraal met de andere milieuaspecten te bekijken. Actualisatie Analyse De analyse EV is geschreven voor de periode 2009 - 2010. In deze analyse zijn diverse primaire bronnen gebruikt: relevante wetgeving op EV en RO gebied, risicobronnen (transport en inrichtingen) en ruimtelijke planvorming en ontwikkelingen in de regio. Een groot probleem bij het onderkennen van knelpunten, is de regelmatig wijzigende wetgeving en beleidsvorming op het gebied van EV, meer specifiek wat betreft inrichtingen, transportassen, buisleidingen en rekenmethoden. Wijzigende inzichten liggen hieraan ten grondslag. Dat betekent dat het definitief aanwijzen van toekomstige knelpunten onmogelijk is. Wel kunnen uitgaande van de huidige wetgeving knelpunten voor toekomstige situaties worden gesignaleerd. Met name de ontwikkeling van het basisnet zal grote consequenties hebben voor de analyse. Bij de analyse blijkt dat voor bepaalde buisleidingen in de Hoeksche Waard de risico informatie momenteel onduidelijk is. Onderzoek hiernaar is in uitvoering. Ook risicobronnen kunnen wijzigen, bijvoorbeeld doordat bij bedrijven uitbreiding plaatsvindt met gevolgen voor de opslag van gevaarlijke stoffen, of doordat de vervoersstroom gevaarlijke stoffen over de weg of het spoor wijzigt. Ook kunnen ruimtelijke plannen wijzigen of zelfs niet doorgaan. Tenslotte kunnen nieuwe ontwikkelingen in de regio de analyse doen wijzigen. Het is belangrijk deze diverse informatiebronnen actueel te houden. In principe zal de analyse jaarlijks worden herijkt, geïnventariseerd wordt welke actiepunten gereed zijn en tevens of er nieuwe knelpunten voorkomen in de regio. De signaleringskaarten met actuele PR 10-6 contouren en GR invloedsgebieden en de kaarten met EV knelpunten worden indien nodig geactualiseerd. Pagina 4 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Borging van de juistheid en actualiteit van de basisbestanden gebeurt door interne procedures voor vergunningverleners, handhavers en EV. Hiertoe wordt een actief databeheer uitgevoerd binnen de vakgroep EV. De belangrijkste wijzigingen in wetgeving, inwerking treden van het Basisnet, wordt eind 2009 verwacht. De eerste herijking zal plaatsvinden in 2010. Opzet en leeswijzer analyse EV Hoofdstuk 1 is een inleidende tekst over het kader waarin de analyse is uitgevoerd, het doel, status en reikwijdte van de analyse en de wijze waarop deze actueel zal worden gehouden. In hoofdstuk 2 wordt een algemeen kader geschetst met relevante wet- en regelgeving en beleid ten aanzien van EV, uitgesplitst naar inrichtingen, transportassen en buisleidingen. Vanaf hoofdstuk 3 worden de bouwstenen voor een visie EV gepresenteerd. In hoofdstuk 3 komen aan de orde: algemene uitgangspunten voor beleid en sturingsinstrumenten ten aanzien van EV. Onderscheid wordt gemaakt tussen strategisch en uitvoerend niveau. Op strategisch niveau is de sturingsinvloed op het voorkómen van EV knelpunten het grootst. Een voorbeeld van een strategisch document is een gemeentelijke structuurvisie. Tevens wordt verwezen naar een stappenplan voor het vroegtijdig inbrengen van EV in RO plannen (structuurvisie en bestemmingsplan) en milieuplannen (milieuvergunning). Hoofdstuk 4 presenteert een uitwerking op strategisch niveau met afwegingen betreffende gebiedsgericht beleid en het groepsrisico. In de hoofdstukken 5, 6, en 7 komen voor de subregio’s Hoeksche Waard, Alblasserwaard en Drechtsteden de bestaande en mogelijk toekomstige EV knelpunten aan bod. Per subregio wordt een overzicht gegeven van EV relevante transportassen (rijkswegen, provinciale wegen, vaarwegen, buisleidingen) en inrichtingen. Elke subregio heeft zijn kenmerken en EV knelpunten. Bij het analyseren van de toekomstige veiligheidssituatie is uitgegaan van ruimtelijke en economische ambities in beleidsdocumenten van de subregio’s. Tevens is rekening gehouden met de voor de regio relevante beleidsvoornemens van het Rijk en de provincie Zuid–Holland. Of en in welke mate nieuwe veiligheidsknelpunten ontstaan, hangt vooral af van bestuurlijke keuzes en het nagestreefde ambitieniveau. Per subregio zijn de belangrijkste veiligheidsknelpunten en aandachtspunten in kaarten weergegeven. De bovenregionale (de subregio’s overstijgende) knelpunten en aanbevelingen komen aan de orde in hoofdstuk 8.
Pagina 5 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
2
Wettelijk en provinciaal kader
Bij EV gaat het om het beheersen van risico’s die ontstaan voor de leefomgeving bij het gebruik van gevaarlijke stoffen in inrichtingen en het vervoer van deze stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen. Als gevolg van enkele rampen en incidenten, zoals de vuurwerkramp in Enschede is EV een belangrijk landelijk thema geworden. In dit kader heeft de Rijksoverheid beleid opgesteld om de risicobronnen in Nederland te inventariseren en om de risicobeheersing rondom die bronnen te verbeteren. De Rijksoverheid heeft diverse nota’s, wetten en besluiten opgesteld die leidend zijn voor de taken op het gebied van EV van provincie en gemeenten. Het gaat daarbij om wet- en regelgeving waarin risiconormen zijn gesteld voor inrichtingen die met gevaarlijke stoffen werken en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Behalve de sturing op landelijk niveau, is er ook de eigen verantwoordelijkheid van de provincie, de Regionale brandweer en van gemeenten om de veiligheidsrisico’s voor hun burgers zo beperkt mogelijk te houden. De sturingsmiddelen van gemeenten liggen op strategisch niveau (structuurvisies) en op uitvoerend niveau (bestemmingsplan). Een probleem dat hier gesignaleerd wordt is de lange ontwikkelingstijd van rijksbeleid en wetgeving. Dat leidt ertoe dat men bij de planning en uitvoering van ruimtelijke plannen regelmatig te maken heeft met wetgeving die nog niet in werking is.
2.1
Inrichtingen
Besluit Externe Veiligheid inrichtingen Bedrijven die gevaarlijke stoffen opslaan en gebruiken, leveren risico’s op voor de leefomgeving. Deze ‘risicovolle bedrijven’, zoals LPG tankstations en chemische fabrieken, kunnen in de buurt van (beperkt) kwetsbare objecten zoals woningen, scholen, winkelcomplexen of zwembaden liggen. Individuele burgers en groepen burgers die hier verblijven worden blootgesteld aan de kans op een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het ‘Besluit Externe Veiligheid inrichtingen’ (hierna afgekort Bevi) heeft als doel dit risico tot een aanvaardbaar minimum te beperken door vastgelegde normen voor de afstand tussen risicovolle bedrijven en (beperkt) kwetsbare objecten. Hiermee moet verplicht rekening worden houden bij het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen en bij het verlenen van milieuvergunningen. Uitvoering van het Bevi gaat dus via twee sporen: milieu én RO. In een milieuvergunning worden risiconormen of -contouren voorgeschreven. Maar dat houdt niet tegen dat nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten dicht bij het risicobedrijf komen te liggen, waardoor het effect van een ongeval in die inrichting toeneemt. Via een ruimtelijk plan kan wél invloed worden uitgeoefend op de ligging van risicobedrijven en van kwetsbare objecten. Daarbij is het belangrijk te realiseren dat in de milieuvergunning vastgelegde ruimte van een bedrijf (risicocontour) rechtsgeldig is. Het aantasten van deze rechten kan financiële consequenties hebben (schadeclaims).
Pagina 6 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Het Bevi kent twee normen: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor sommige typen inrichtingen (categoriale inrichtingen) worden in de ‘Regeling Externe Veiligheid inrichtingen’ (Revi) vaste PR en GR contouren vermeld. Verder wordt voorgeschreven dat voor niet-categoriale inrichtingen risicocontouren moeten worden berekend volgens de Handleiding risicoberekeningen Bevi en het rekenpakket: Safeti-Nl versie 3. 1. Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans aan dat een burger die zich een jaar lang continu en onbeschermd op één plek bevindt, overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een risicobedrijf of transportroute. De grenswaarde is 10-6 (kans één op één miljoen). Door berekening van de punten waar de grenswaarde ligt, ontstaat er een risicocontour de PR 10-6-contour genoemd. Rondom een risicobedrijf is dat een cirkelvormige lijn, rond een transportweg een rechte lijn. Het Bevi maakt onderscheidt tussen kwetsbare objecten (zoals woningen, ziekenhuizen en scholen), en beperkt kwetsbare objecten (bijv. sporthallen, zwembaden en kampeerterreinen). Binnen de PR 10-6-contour zijn geen kwetsbare objecten toegestaan (grenswaarde). Voor beperkt kwetsbare objecten is PR 10-6 een richtwaarde, waarmee het bevoegd gezag rekening moet houden. Dit geldt zowel voor bestaande als voor te realiseren (geprojecteerde) kwetsbare objecten. Het plaatsgebonden risico kan dus direct ingrijpen in de bestaande én toekomstige RO.
PR 10-6 contour
Figuur 2.1 Plaatsgebonden risico: de nieuwe woning kan niet bestemd worden binnen de rode contour.
Saneringsituaties Indien kwetsbare bestemmingen liggen binnen de PR 10-5 of 10-6 contour van een risicobedrijf wordt de grenswaarde overschreden en is er sprake van een saneringsituatie. Stel dat het in figuur 2.1 om een bestaande woning gaat en er geen maatregelen om de PR contour te reduceren getroffen kunnen worden, dan betekent dit dat of het bedrijf of de woning verplaatst moet worden om aan het Bevi te voldoen. Voor sanering van LPG tankstations bestaat een saneringsregeling. Voor transportwegen wordt in het kader van het Basisnet een saneringsregeling opgezet voor te saneren situaties.
1
Handleiding risicoberekeningen Bevi versie 3.1. RIVM februari 2009.
Pagina 7 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Groepsrisico Groepsrisico (GR) zijn de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden die in het invloedsgebied van de risicovolle activiteit verblijven, door een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen. Naast de kans op een ongeval is dus hier het aantal personen dat aanwezig kan zijn van belang. Het GR wordt in een grafiek weergegeven met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers (N) en op de verticale as de cumulatieve kansen per jaar (f) op ten minste dat aantal slachtoffers (de zogenaamde fN-curve). De ligging van de curve wordt vergeleken met de ligging van de oriëntatiewaarde, die een signaleringswaarde heeft, maar geen harde norm is. Bij de beoordeling van het GR is de vraag aan de orde welke omvang van een ramp, gegeven de kans daarop, aanvaardbaar is. Bij een ruimtelijk plan wordt berekend of het groepsrisico toeneemt en de hoogte van het GR bepaald ten opzichte van de oriëntatiewaarde. Hiervoor worden in de berekening de personendichtheden van (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied ingevoerd (figuur 2.2). Welk GR aanvaardbaar is, verschilt per situatie. Is er bij een ruimtelijk plan sprake van een toename van het GR of een waarde boven de oriëntatiewaarde dan geldt hiervoor een verantwoordingsplicht. Verantwoordingsplicht groepsrisico In een rapportage wordt onder meer verantwoord de hoogte van het GR ten opzichte van de oriëntatiewaarde, het GR voor en na planontwikkeling, capaciteit van de hulpverlening en de aanwezige hulpmiddelen zoals bluswater (bestrijdbaarheid) en de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van de bevolking (zoals voldoende vluchtwegen). De Regionale brandweer wordt verplicht advies gevraagd over met name de beide laatste onderdelen. Bij het opstellen van een verantwoording is samenwerking tussen milieu, RO, verkeer en fysieke veiligheid (brandweer/regionale hulpdiensten) essentieel. De verantwoording is uiteindelijk een bestuurlijke afweging van de risico's is tegen de maatschappelijke baten en kosten van een planontwikkeling. De verantwoording GR is onderdeel van de milieuvergunning resp. de toelichting bij het bestemmingsplan. Meer informatie over het opstellen van Grens
PR 10-6
invloedsgebied
contour
GR = 1% letaliteit
een verantwoording is te vinden in de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico 2 en het Toetsingskader EV 3
.
Figuur 2.2. Weergave invloedsgebied voor het groepsrisico.
2
Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico, versie 1.0, november 2007, ministerie van VROM & BZK, IPO;
3
Toetsingskader EV Spoorzone Dordrecht/Zwijndrecht, TNO, 2004.
Pagina 8 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
2.2
Transportassen
Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen Voor het transport van gevaarlijke stoffen gelden momenteel de risiconormen uit de Nota risiconormering gevaarlijke stoffen, die verder wordt uitgewerkt in een Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De circulaire zal komen te vervallen als het Besluit Transportroutes EV (BTEV) in werking treedt. De huidige circulaire kent, vergelijkbaar met het Bevi, normen voor het PR, GR en de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. Uit de circulaire volgt dat wanneer (beperkt) kwetsbare objecten binnen de 10-6 contour gelegen zijn, gestreefd moet worden naar een vermindering van het risico. In tegenstelling tot het Bevi wordt geen saneringstermijn genoemd. Basisnet Transport gevaarlijke stoffen In 2006 is de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen vastgesteld. Hierin werd een nationaal Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aangekondigd. Het Rijk wil komen tot een robuust netwerk dat ook op lange termijn (na 2020) bestand is tegen de toename van transport van gevaarlijke stoffen en regionale groei van het verkeer zonder dat daardoor (nieuwe) veiligheidsknelpunten in de RO ontstaan. Dit gaat gelden voor het hoofdwegennet (rijkswegen en verbindende wegen van belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen), hoofdspoorwegen en -vaarwegen. Volgens een recente rapportage wijkt de indeling van het Basisnet Weg af van de indeling uit de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen 27. Die indeling bestond uit 3 categorieën: wegen waar het vervoer onbeperkt kan groeien, wegen waar de ruimtelijke ontwikkelingen onbeperkt kunnen groeien en wegen met een mengvorm. Deze indeling blijkt voor het Basisnet Weg niet zo geschikt. Uit risicoanalyses bleek dat zowel het vervoer als de bebouwing op bijna alle wegen nog kunnen groeien zonder dat er onacceptabele risico’s ontstaan. Zwaar beperken van de ruimtelijke mogelijkheden of de vervoermogelijkheden is dan ook nergens nodig. Het Basisnet Weg geeft voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gebruiksruimtes aan uitgedrukt in maximale risico contouren. Het rijk stelt straks langs alle hoofdwegen een maximale ligging van deze ruimtelijke contour vast, de zogenaamde veiligheidszone. Bij nieuwe ruimtelijke plannen mogen binnen deze zone geen kwetsbare objecten gebouwd worden. De kern van het Basisnet is dat de risico's van het vervoer binnen de veiligheidszone blijven, en dat (nieuwe) bebouwing daar buiten blijft, als het gaat om woningen en andere plaatsen waar mensen gedurende langere tijd aanwezig zijn. Basisnet wegen Momenteel wordt gewerkt aan het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV). De circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) is verlengd tot 31 juli 2012 en blijft gelden totdat het BTEV in werking treedt. In het volgende worden de uitgangspunten van het basisnet behandeld 4. In het BTEV zullen beperkingen voor het vervoer worden vastgelegd in gebruiksruimtes. Deze begrenzen de hoeveelheid vervoer van gevaarlijke stoffen die over een weg mag rijden. De gebruiksruimte wordt weergegeven met een zogeheten ‘PR-max’ contour. Voor ruimtelijke beperkingen wordt gebruik gemaakt van veiligheidszones. Een veiligheidszone is het gebied tussen de weg, waterweg of spoorlijn en de PR-max. Vergelijkbaar met het Bevi zijn binnen de veiligheidszone geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan. De zone heet dan ook Kwetsbaar Object Vrije zone (KOV zone). Voor nieuwe beperkt kwetsbare objecten geldt de veiligheidszone als richtwaarde.
4
Voorstel Basisnet Weg. Eindrapportage. Basisnet Werkgroep Weg. Arcadis, 17 februari 2009.
27
Eindrappotage Basisnet Weg. Hoofdrapport Basisnet Werkgroep Weg versie 1.0. Arcadis, Oktober 2009.
Pagina 9 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Als extra veiligheidsambitie worden in het BTEV zones opgenomen, waarin bij een ongeval met zeer brandbare vloeistoffen (bijv. benzine en diesel) een plasbrand mogelijk is. Wanneer deze brandstof uit een tank lekt en in brand raakt ontstaat een ‘plasbrand’. Voor transportroutes waarover substantiële hoeveelheden zeer brandbare vloeistoffen worden vervoerd zijn ‘plasbrand aandachtsgebieden’ (verder genoemd: PAG) vastgesteld. Binnen deze zones moet, bij de realisering van (beperkt) kwetsbare objecten, rekening worden gehouden met de effecten van een plasbrand en moet een verantwoording van het groepsrisico worden opgesteld. De zones voor weg en spoor zijn naar verwachting tussen 0 en 30 meter voor bepaalde aangewezen transportroutes. In oktober 2009 is de eindrapportage basisnet weg gepubliceerd, de hierin vermelde veiligheidszones en PAG zones zijn bij het ter perse gaan van het huidige document nog verwerkt (zie tabel 8.1). Het BTEV wordt van toepassing op ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van provinciale en gemeentelijke infrastructuur. Ook zal hierin de verantwoordingsplicht van het groepsrisico een plaats krijgen. Nieuw daarin is dat de verantwoording van het groepsrisico niet meer verplicht is, indien het groepsrisico ver beneden de oriëntatiewaarde blijft of nauwelijks toeneemt. Naar verwachting wordt het BTEV in het najaar van 2009 in procedure gebracht. Basisnet water De vaarwegen in de Drechtsteden vormen een belangrijke schakel in het vervoersnetwerk over water. In het kader van het basisnet zijn voor de binnenvaart berekeningen uitgevoerd met RBM II. Hiermee is aangetoond dat tot 2030 met alle denkbare ontwikkelingen geen PR-10-6-contour op de oever zal komen noch ergens een GR knelpunt ontstaat 5. Uit de veiligheidsanalyse blijkt dat een tienvoudige groei van het transport van gevaarlijke stoffen op het water mogelijk is, zonder dat sprake is van 10-6 contouren op de oever. De oriëntatiewaarde voor het GR wordt nergens benaderd. Toch deelt het concept Basisnet water de vaarwegen in categorieën in 6: •
Categorie zeevaart (rood): de vaarwegen vanaf zee naar de zeehavens. Van deze routes wordt gebruik gemaakt door grote zeeschepen al dan niet beladen met gevaarlijke stoffen. Voor de Oude Maas en de Dordtse Kil stelt het Basisnet een veiligheidszone (PAG) van 40 meter in. Bij nieuwe ontwikkelingen moet het GR worden berekend.
•
Categorie binnenvaart mét zones (zwart): dit zijn alle verbindingen tussen chemische clusters, inclusief de achterlandverbindingen en vaarwegen waar regelmatig vervoer van brandbare vloeistoffen plaatsvindt. Voor de Oude Maas (spoorbrug-Dordtse Kil), de Noord, de Nieuwe Merwede en de Beneden Merwede zal een veiligheidszone (PAG) van 25 meter gelden. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt voor het GR getoetst aan standaard personendichtheden.
•
Categorie binnenvaart zonder zones (groen): hier vindt weinig of geen vervoer van brandbare vloeistoffen plaats en er is dan ook geen reden voor een veiligheidszone. In de Drechtsteden valt het Wantij in deze categorie. Een GR toetsing is niet noodzakelijk.
Hiermee beoogt het Basisnet de veiligheid rondom vaarwegen in de toekomst te verbeteren. De geïntroduceerde zones voor binnenvaart en voor zeevaart moeten voldoende zijn om de effecten van een plasbrand op het water het hoofd te bieden. Het is mogelijk om gebouwen (ten behoeve van kwetsbare bestemmingen) binnen de zone te plaatsen mits deze afdoende tegen plasbranden zijn beschermd.
5
Ontwerp basisnet vervoer gevaarlijke stoffen weg, water. Ministerie Verkeer en Waterstaat/ DGMo 4 december 2008/ kamerstuk 4424.
6
Definitief ontwerp basisnet water. Werkgroep Basisnet Water. Versie 15 januari 2008.
Pagina 10 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
2.3
Buisleidingen
Het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen valt niet onder het Basisnet. Het huidige rijksbeleid voor hogedruk aardgastransportleidingen is neergelegd in het Structuurschema buisleidingen (SBUI) uit 1985. Hierin zijn zones gereserveerd voor buisleidingen. De zone wordt bepaald door de grootste aardgas hogedruk leiding (48 inch, 80-110 bar) met een toetsingafstand van 180 meter (vanaf hart van buitenste leiding) en een bebouwingsafstand van 60 meter (vanaf hart van de leiding). De rijksoverheid werkt momenteel aan een nieuwe SBUI op basis van de Wet RO. Het is onzeker of de bovengenoemde zones hetzelfde zullen blijven. Verder zijn er nog twee circulaires in werking: de circulaire ‘zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen’ 7 en een circulaire voor transportleidingen voor brandbare vloeistoffen 8. Hierin zijn wettelijke afstandseisen opgenomen die gelden van buisleidingen tot risicogevoelige objecten bij de realisatie van ruimtelijke plannen. Momenteel wordt gewerkt aan een nieuwe AMvB buisleidingen. Deze zal aansluiten bij de PR en GR benadering in het risicobeleid ten aanzien van inrichtingen (Bevi). Verwacht wordt dat voor transportleidingen de PR contour van 10-6 per jaar gaat gelden in combinatie met een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. De gemeenten hebben een inspanningsverplichting om het GR niet te laten toenemen boven de oriëntatiewaarde. Het RIVM heeft een leidingdruk- en -diameter specifieke PR 10-6 afstandentabel ontwikkeld voor leidingen met licht ontvlambare brandbare stoffen (K1). In 2006 zijn de risicocontouren voor het transport van brandbare vloeistoffen per buisleiding door het RIVM berekend. Hieruit bleek dat bij buisleidingen waarin de meest brandbare stoffen (K0 en K1) worden getransporteerd sprake is van een berekende PR 10-6 contour tussen de 12 en 32 meter afhankelijk van de diameter van de leiding. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico werd niet overschreden, ook niet bij zeer hoge bevolkingsdichtheden in de nabijheid van de leiding. Voor K2 en K3 worden vaste afstanden gehanteerd. De Circulaire biedt de mogelijkheid tot afwijking van de bebouwingsafstanden indien de betrokken partijen hier mee akkoord gaan. VROM heeft ingestemd met het hanteren van de door het RIVM nieuw berekende afstanden voor transport van brandbare vloeistoffen 9. Hierbij loopt men vooruit op de PR 10-6 die zal gelden na het in werking treden van de nieuwe AMvB buisleidingen. Deze informatie is te vinden op de site van Infomil: http://www.infomil.nl/onderwerpen/hindergezondheid/veiligheid/buisleidingen/
7
Circulaire ‘zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen’. VROM, 1984. Circulaire 'Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- K3-categorie. VROM, 1991. 9 EV en transportleidingen met brandbare vloeistoffen K1, K2, K3 in de interim periode. RIVM risicoafstanden voor buisleidingen met brandbare vloeistoffen. DGM (kenmerk SVS/2008079926), 5 augustus 2008. 8
Pagina 11 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
2.4
Provinciaal beleid
Nota Risico’s in balans Het EV beleid van de provincie Zuid-Holland is neergelegd in de nota ‘Risico’s in balans’
10
.
De kernpunten van het provinciaal beleid zijn: 1.
Ontstaan van nieuwe knelpunten EV tegengaan (‘veiligheidsladder’)
2.
Stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven
3.
Bestaande knelpunten EV saneren
4.
Zorgvuldige risicocommunicatie
5.
Hulpverlening: bevorderen samenwerking en kwaliteit van de uitvoering
Om punt 1 te realiseren is het belangrijk EV in een vroeg stadium in te brengen in beleidsprocessen (structuurvisie) en ruimtelijke planvorming zodat gewaarborgd is dat EV in voldoende mate in de besluitvorming wordt meegewogen. Daartoe wordt in de regio Zuid-Holland Zuid de samenwerking tussen gemeentelijke afdelingen (milieu, RO en verkeer), brandweer en andere regionale hulpdiensten verbeterd. Tevens wordt een protocol EV opgesteld, dat een procedure bevat voor advisering EV en de bovengenoemde rolverdeling hiervan 11. Bij bovengenoemde punten 1, 2 en 3 wordt bij voorkeur de volgorde uit de veiligheidsladder toegepast 10: •
reduceren (bronmaatregelen);
•
clusteren, zoneren & scheiden en;
•
maatregelen bij de ontvanger (effectgerichte maatregelen).
In de nota worden tevens uitspraken gedaan over de functie van transportroutes in het landelijk netwerk, de veiligheidssituatie en de mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling in de regio Zuid-Holland Zuid. Bovengenoemde kernpunten zijn tevens richtinggevend voor de hoofdstukken 3 en 4, waarin instrumenten en bouwstenen worden aangedragen voor een structuurvisie EV.
10
‘Risico’s in balans, provinciale visie op EV met regionale uitwerking voor het Rijnmondgebied’. Provincie Zuid-Holland, 2006 11 Externe veiligheid bij ruimtelijke ontwikkeling in de Regio Zuid-Holland Zuid, Concept Milieudienst Zuid-Holland Zuid en Regionale Brandweer Zuid-Holland Zuid 2009
Pagina 12 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
3
Sturingsinstrumenten EV
Tot voor enige jaren was het gebruikelijk om ruimtelijke plannen achteraf te toetsen op het aspect EV. Locatiekeuze, infrastructuur, vormgeving van woningbouwlocaties en bedrijfsterreinen waren op basis van economische en stedenbouwkundige randvoorwaarden grotendeels al ingevuld waardoor aanpassing van het plan aan EV eisen nog slechts beperkt mogelijk was. Uit voorgaande hoofdstuk blijkt dat EV ingrijpt in de bestaande leefomgeving en consequenties kan hebben voor diverse ruimtelijke en economische ambities van de subregio’s en regiogemeenten. Het achteraf toetsen van ruimtelijke plannen aan veiligheidsaspecten leidt veelal tot veiligheidsknelpunten met een negatieve weerslag op de planuitvoering en milieuvergunningprocedures. Denk hierbij aan vertragingen resp. forse kostenstijgingen bij planrealisatie of vertragingen bij vergunningsprocedures. Door het achteraf treffen van veiligheidsmaatregelen of zelfs het niet meer kunnen realiseren van dergelijke maatregelen wordt een onveiliger leefomgeving gerealiseerd dan noodzakelijk is. De drie subregio’s en de regiogemeenten staan daarom voor de gezamenlijke uitdaging om een goede balans te vinden tussen enerzijds ruimtelijke dynamiek en werkgelegenheid en anderzijds milieu en EV.
3.1
Doelen
Om op een structurele en consequente wijze grip te krijgen op de EV problematiek in de regio ZuidHolland Zuid, is het van belang een algemeen kader te formuleren met uitgangspunten voor een veilige leefomgeving. Dit kader sluit aan bij de uitgangspunten van de provincie Zuid-Holland, zoals neergelegd in de nota ‘Risico’s in balans’ (zie paragraaf 2.4). De Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid wil waarborgen dat de regio vitaal en veilig blijft. Daarbij streeft zij na dat bestaande knelpunten worden opgelost en het ontstaan van nieuwe risicovolle situaties wordt voorkomen. In het programma EV van de Milieudienst zijn de volgende acties vastgelegd: •
een actueel en volledig beeld van de risicovolle inrichtingen en transportwegen dat periodiek wordt geactualiseerd. Op basis van deze informatie kunnen burgers, overheid en bedrijfsleven worden geïnformeerd over de veiligheidsrisico’s in hun omgeving;
•
structureel voldoende kennis en capaciteit aanwezig om de reguliere taken uit te voeren. De kennis wordt op efficiënte wijze ingezet en waar nodig uitgewisseld, continuïteit hierin is financieel en organisatorisch geborgd;
•
een tijdige, adequate en uniforme uitvoering van de reguliere taken van advisering, toetsing, handhaving en vergunningverlening op het gebied van EV. Daarbij is ook de samenwerking tussen partijen binnen de veiligheidsregio, met andere veiligheidsregio’s en de provincie ZuidHolland versterkt;
•
een uniform beoordelingskader voor de uitvoering van de reguliere taken is opgezet. De organisatiestructuur is er op gericht - indien gewenst - tijdig aanvullend beleid te formuleren, voor de beoordeling van het groepsrisico, een structuurvisie, routeringen en de uitvoering van saneringsmaatregelen;
•
uitbouw en uitwisseling van ervaring en kennis van EV op het gebied van grootschalig transport bijv. de Veiligheidsstudie Spoorzone Dordrecht/Zwijndrecht.
Pagina 13 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Aangezien risico bestaat uit de kans op een ongeval met gevaarlijke stoffen en het effect hiervan op de omgeving is naast de normering van kansen de aanpak aan de effectkant van belang. In het Toetsingskader EV zijn 5 veiligheidscriteria geformuleerd, waarvan een drietal te maken hebben met de effecten: zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffecten 3. Deze onderwerpen liggen op het werkveld van de Regionale brandweer Zuid-Holland Zuid. In figuur 3.1 zijn deze ingedeeld onder het blok Repressie.
Figuur 3. Veiligheidsketen (bron: omgevingsvisie EV van de gemeente Deventer. Gemeente Deventer, juli 2007).
Figuur 3.1. Veiligheidsketen (bron: omgevingsvisie EV van de gemeente Deventer, juli 2007)
Pagina 14 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
3.2
Instrumentarium
In onderstaande paragraaf komen sturingsinstrumenten voor EV aan de orde. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in drie niveaus van sturing, zoals in onderstaand figuur met voorbeelden weergegeven.
Sturingsinstrumentarium EV
Toezicht & Databeheer
Sturingsinvloed EV
Strategisch beleidsniveau
Operationeel planniveau
Operationele besluitvorming
-
structuurvisie toetsingskader EV
-
bestemmingsplan verkeerscirculatieplan milieu-uitvoeringsprogramma rampbestrijdingsplan risicocommunicatieplan
-
milieuvergunning routering gevaarlijke stoffen privaatrechtelijke overeenkomst
Figuur 3.2. Sturingsmogelijkheden ten aanzien van EV De hieronder besproken sturingsinstrumenten zijn weergegeven in de drie kaders in figuur 3.2. Strategisch beleidsniveau De grootste sturingsinvloed op het voorkomen van EV knelpunten bestaat wanneer beleidskeuzes gemaakt worden ten aanzien van de leefomgeving. Hiertoe is de structuurvisie, een instrument uit Wet RO, een geschikt instrument. Toetsingskader EV Onder regie van de gemeenten Zwijndrecht en Dordrecht is het Toetsingskader EV ontwikkeld 3. De aanleiding hiervoor was dat wettelijke criteria in de nota vervoer gevaarlijke stoffen te weinig de veiligheidssituatie voor bestuur en burger inzichtelijk maken. Met dit toetsingskader is een beleidsinstrument beschikbaar dat de afweging maakt tussen EV in relatie tot transport versus economische ontwikkeling en RO. Dit beleid is inmiddels algemeen toepasbaar, dus ook buiten de spoorzone. Dit toetsingskader voor EV in bestemmingsplannen bestaat uit 5 criteria die het veiligheidsniveau op een bepaalde locatie kunnen weergeven: PR, GR, zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffecten. Het laatste criterium wordt uitgedrukt in aantal doden, gewonden en/of materiële schade.
3
Toetsingskader EV Spoorzone Dordrecht/Zwijndrecht, TNO, 2004.
Pagina 15 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Structuurvisie De structuurvisie bevindt zich als planfiguur vooraan in de ruimtelijk ordeningsketen. De sturingsmogelijkheden ten aanzien van EV zijn hier het grootst aangezien in de structuurvisie beleidskeuzes worden gemaakt. De structuurvisie is hét instrument om de ruimtelijke samenhang tussen verschillende beleidsvelden (zoals EV, water, lucht, bodem, geluid, natuur) vroegtijdig inzichtelijk te maken. De beleidskeuzes die ten aanzien van EV worden gemaakt zijn bepalend voor de mate waarin veiligheidsknelpunten kunnen worden opgelost en voor het vermijden van nieuwe knelpunten. Het gaat om gebiedsgericht beleid en afwegingen betreffende het groepsrisico. Voorbeelden hiervan komen aan de orde in hoofdstuk 4. Met de komst van de nieuwe wet RO vinden in het bestemmingsplan hoofdzakelijk nog de nadere invulling van de structuurvisie plaats en niet de beleidskeuzes zelf. Het is daarom van belang EV vanaf het begin als één van de randvoorwaarden mee te nemen bij het opstellen van de structuurvisie. Indien in de structuurvisie een bandbreedte voor het groepsrisico wordt vastgelegd, kan in bepaalde gevallen bij een nieuw bestemmingsplan voor de verantwoordingplicht van het groepsrisico hiernaar worden verwezen. Dat kan volgens het Bevi alleen als de structuurvisie mede op het betreffende bestemmingsplan betrekking heeft. De structuurvisie dient dan ten aanzien van EV ‘een samenhangende visie over de gewenste planologische ontwikkeling van een breder gebied in relatie tot voorkoming of bestrijding van een ramp of zwaar ongeval’ te bevatten. Het Bevi geeft vervolgens een aantal onderwerpen aan die expliciet in de structuurvisie aan bod moeten komen (art. 13, vierde lid Bevi). Zoals de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst. Daarnaast voorkomt het integreren van extern veiligheidsbeleid in de structuurvisie een versnipperende aanpak van de verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Op bestemmingsplanniveau is immers de kans groot dat de verantwoordingsplicht steeds vanuit een zelfde kleinschaligheid wordt benaderd waarbij ruimtelijke ontwikkelingen buiten het bestemmingsplangebied niet worden meegenomen. De structuurvisie is vorm- en procedurevrij. Een algemeen geldende aanpak kan hierdoor niet gemakkelijk worden gegeven. Bijlage V bevat een stappenplan, waarin wordt aangegeven welke inhoudelijke elementen ten aanzien van EV onder meer in de structuurvisie kunnen worden opgenomen. Operationeel planniveau In diverse sectorale planfiguren vindt, zij het in mindere mate dan op strategisch beleidsniveau, ook sturing ten aanzien van EV plaats. De wijze waarop deze sturing plaatsvindt, verschilt per planfiguur. Het bestemmingsplan is als planfiguur een essentieel sturingsinstrument omdat het direct de inrichting van een gebied beïnvloedt en het opgenomen beleid bindend voor burger en bedrijven is. Daarna komen nog andere planfiguren aan bod, waarin de sturing op EV geringer is. Bestemmingsplan In bestemmingsplannen vindt de nadere invulling plaats van het in de structuurvisie opgenomen beleid. Een bestemmingsplan is de enige planfiguur in de Wet RO dat burgers, bedrijven en instellingen direct bindt. Met een bestemmingsplan kan de ontwikkeling van een gebied concreet gestuurd worden. Dit gebeurt door de toekenning van bestemmingen aan de gronden en door voorschriften – met het oog op die bestemming - voor het gebruik van de grond en de zich daarop bevindende bouwwerken.
Pagina 16 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Uit het Bevi volgt dat wanneer in het bestemmingsplan de vestiging van beperkt kwetsbare of kwetsbare objecten wordt toegestaan, het Bevi (artikel 5) van toepassing is. Dat betekent dat getoetst moet worden aan de normen voor het PR en GR. Vanuit het oogpunt van ‘een goede RO’, een leidend begrip bij het opstellen van een bestemmingsplan, is het ook wenselijk en zelfs noodzakelijk dat de vestiging van risicovolle inrichtingen in het bestemmingsplan wordt gereguleerd. Concreet betekent dit dat voldoende afstand wordt gecreëerd tussen risicobronnen en (beperkt) kwetsbare objecten. De soort en ligging van bestemmingen in het plangebied wordt vastgelegd op de plankaart, in planvoorschriften en in de toelichting. Over het groepsrisico moet verantwoording worden afgelegd door een onderbouwing ervan in de veiligheidsparagraaf (toelichting van het bestemmingsplan). Bouwplan Er bestaat nog geen wettelijke plicht om bouwaanvragen op EV (toetsing van PR en GR) te toetsen. Een bouwplan wordt altijd getoetst aan het bestemmingsplan. Is deze laatste op het gebied van EV actueel (getoetst aan de normen voor het PR en GR volgens het Bevi), dan is deze toetsing voldoende. Is een bestemmingsplan echter niet actueel en zijn er bijvoorbeeld risicobronnen in de nabije omgeving van een bouwplan niet in meegenomen, dan kan het bouwplan binnen een PR 10-6 contour of in het invloedsgebied van het GR vallen en kan er zelfs een saneringssituatie worden gecreëerd. Het is daarom zaak bestemmingsplannen tijdig te actualiseren op het aspect EV. Hierbij kunnen gemeenten worden geadviseerd door de Milieudienst en de Regionale brandweer. Om te waarborgen dat EV in een vroeg stadium van een ruimtelijk initiatief wordt ingebracht, kan het stappenplan een bruikbaar hulpmiddel zijn (zie bijlage V). Hierin komt tevens de omgang met de verantwoordingsplicht van het groepsrisico aan de orde. Milieu-uitvoeringsprogramma Uit de Wet milieubeheer volgt dat de gemeente verplicht is om jaarlijks een milieu-uitvoeringsprogramma (MUP) vast te stellen. Hierin wordt aangegeven hoe de gemeente de komende jaren haar wettelijke milieutaken (waaronder extern veiligheid) gaat uitvoeren. Ook de uitvoering van niet-wettelijke taken die zijn neergelegd in het rijks- en/of gemeentelijk beleid (zoals duurzaam bouwen) kan onderdeel van het MUP zijn. In het MUP kan de gemeente haar milieuprioriteiten aangeven. Zo kan EV hoge prioriteit krijgen waarbij wordt aangegeven op welke wijze die hoge prioriteit tot uiting komt. Bijvoorbeeld door adequate vergunningverlening en handhaving en het verbeteren van digitale risicokaarten (milieudata). Verkeerscirculatieplan Een gemeente kan een verkeerscirculatieplan (VCP) vaststellen dat in beperkte mate invloed kan hebben op EV. De basis van een VCP vormt de wegen categorisering, die aan alle gemeentewegen een gebruiksfunctie toekent: een verkeersfunctie (ontsluitingsweg) of een verblijfsfunctie (bijv. erf toegangsweg). Ligt in een verblijfsgebied dat verkeersluw is uitgevoerd (bijv. 30 km zone met verkeersobstakels) een risicovolle inrichting, dan kan dat de mate van bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid beperken wat negatief uitpakt in de verantwoordingsplicht GR. Bij de inrichting van de infrastructuur kan het opnemen van aanrijroutes en vluchtwegen (van voldoende breedte en in de goede richting) en opstelmogelijkheden voor hulpverleningsdiensten de verantwoording positief beïnvloeden. Mogelijk kunnen in het VCP zelfs routeringbesluiten voor het transport van gevaarlijke stoffen worden opgenomen.
Pagina 17 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Rampbestrijdingsplan Een rampenplan beschrijft rampen en zware ongevallen waarvan de plaats, aard en gevolgen voorzienbaar zijn. Hierin staan de risicofactoren op het gebied van externe veiligheid, zoals een overzicht van hulpdienstrelevante bedrijven. Een rampbestrijdingsplan (RBP) is een verbijzondering van het rampenplan en bevat het geheel van de bij een ramp of zwaar ongeval te nemen maatregelen voor een stationair object (zoals inrichtingen). In de regio Zuid-Holland Zuid is een model RBP opgesteld. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het opstellen en actualiseren van een RBP. De veiligheidsregio ondersteunt de gemeenten hierbij. Volgens de wet Rampen en Zware Ongevallen dient voor inrichtingen die vallen onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO) art. 8 (Veiligheidsrapportage plichtige BRZO bedrijven) een RBP te worden opgesteld (zie bijlage IV Bevi bedrijven). In een RBP moet afstemming met aangrenzende gemeenten zijn gewaarborgd. Risicocommunicatieplan Risicocommunicatie is communicatie over bestaande en toekomstige risico's waaraan burgers blootstaan voordat een ramp of crisis zich voordoet. Het risicocommunicatieplan geeft aan hoe de communicatie naar inwoners van de gemeente moet verlopen en geeft aan welke voorbereidingen burgers kunnen nemen vóór en tijdens een ramp of crisis. Operationele besluitvorming Lager in de sturingsketen bevinden zich (algemene) besluiten en beschikkingen die invloed hebben op het aspect EV. Gedacht kan worden aan onder andere de milieuvergunning, een routeringbesluit ten aanzien van gevaarlijke stoffen en een privaatrechtelijke overeenkomst. Milieuvergunning De Wet milieubeheer kent de milieuvergunning als één van de instrumenten om het milieu te beschermen. De milieuvergunning is een brongericht instrument. Met de milieuvergunning kan het ontstaan van risico’s bij risicovolle inrichtingen worden voorkomen en/of gereguleerd waarmee het een belangrijk instrument is om de gewenste milieukwaliteit op een locatie of binnen een gebied te bereiken. Uitgangspunt bij de milieuvergunning is dat de best beschikbare technieken worden aangewend om risico’s te minimaliseren, ook waar het gaat om de bestrijding van calamiteiten. Met een milieuvergunning kan echter niet worden tegengegaan dat kwetsbare objecten of eventueel andere risicovolle inrichtingen in de loop der tijd dichterbij de betreffende risicovolle inrichting komen te liggen. Dat moet gereguleerd worden in het bestemmingsplan. Bijlage V bevat een stappenplan waarin wordt aangegeven hoe EV bij de vergunningverlening kan worden meegenomen. Routering gevaarlijke stoffen Rijk, provincies en gemeenten kunnen op grond van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen wegen of weggedeelten aanwijzen waarover gevaarlijke stoffen bij uitsluiting mogen worden vervoerd. Het al dan niet aanwijzen van wegen als route voor gevaarlijke stoffen kan gebruikt worden als sturend element bij de vestiging van risicorelevante bedrijven. Overige bestuurlijke besluiten Gemeentelijke verordeningen om voorzieningen te realiseren, bijvoorbeeld een brandkraan.
Pagina 18 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Privaatrechtelijke overeenkomst Niet alle noodzakelijke maatregelen ter verbetering van de veiligheid kunnen vastgelegd worden in de milieuvergunning (slechts maatregelen ten aanzien van de inrichting) of in het bestemmingsplan (slechts maatregelen die ruimtelijk relevant, realiseerbaar en afdwingbaar op het gewenste tijdstip zijn). Overige veiligheidsmaatregelen kunnen mogelijk worden vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst. Bij het vaststellen van het bestemmingsplan kan worden gedacht aan het afsluiten van een grondexploitatieovereenkomst waarin afspraken worden gemaakt tussen gemeenten, projectontwikkelaars en derden over de verhaalbaarheid van kosten. Uitvoering van veiligheidsmaatregelen kan daartoe behoren. Toezicht Toezicht en monitoring vormen de continue randvoorwaarden om EV problemen te beheersen en te voorkomen. Toezicht vindt plaats op het plan – en besluitvormingsniveau. Met toezicht wordt onder meer gedoeld op toezicht op de naleving van voorschriften uit de milieuvergunning en op de naleving bestemmingsplanvoorschriften. Hier kan ook worden gedacht aan nakoming van de privaatrechtelijke overeenkomst, desnoods via de civiele rechter. Databeheer Hieronder wordt verstaan het bijhouden van milieudata algemeen en EV data in het bijzonder. Milieudata worden bijgehouden in een vergunningen data systeem voor inrichtingen. Databeheer EV omvat het regelmatig actualiseren van risicogegevens in databestanden en risicoregisters. Voorbeelden zijn de uitbreiding van een bedrijf, waarbij een aanzienlijke toename optreedt van de opslag van gevaarlijke stoffen en de aanleg van een buisleiding. Deze databestanden worden gevisualiseerd in kaartmateriaal en in risicoatlassen. Op de risicokaart van Zuid-Holland worden voor de burger en bedrijven risicocontouren getoond van risicorelevante bedrijven en transportwegen. Het toegankelijk en toepasbaar maken van milieudata voor burgers maar ook voor professionals op milieu– en RO-gebied die zich bezig houden met de verschillende planniveaus, is dus een belangrijk aandachtspunt. Het continu monitoren en terugkoppelen van milieudata naar de verschillende niveaus (beleids-, plan- en besluitvormingsniveau) is cruciaal voor alle niveaus. Het verbeteren en vooral het voorkomen van veiligheidsknelpunten staat of valt met het kloppend en actueel houden van milieudata. Deze vormen immers de basisinput voor de keuzes die worden gemaakt in onder andere structuurvisies, plannen, milieuvergunningen en routeringbesluiten.
Pagina 19 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
4
Bouwstenen voor een structuurvisie
4.1
Inleiding
Gemeenten hebben de verantwoordelijkheid haar burgers een veilige leefomgeving te bieden. Om die taak in te vullen is het van belang een visie op veiligheid te ontwikkelen. Door de rijksoverheid is de basis veiligheid voor de burger vastgelegd in een grenswaarde voor het PR. Voor het Groepsrisico is er een oriëntatiewaarde. Deze laatste is geen harde norm maar meer een graadmeter voor de hoogte van het groepsrisico. Hierbinnen kan het ambitieniveau worden bepaald. Een hoog ambitieniveau betekent soms een verstandige afweging zonder extra kosten, maar gaat soms gepaard met een investering in veiligheidsmaatregelen. Er zijn echter ook ontwikkelingen die vanwege bijzonder hoge groepsrisico’s niet acceptabel zijn op een beoogde locatie. Het beleidskader en geschikte sturingsinstrumenten ten aanzien van EV zijn aan de orde gekomen in hoofdstuk 3. Onderdeel van het instrumentarium is een stappenplan dat door de Milieudienst en de Regionale brandweer Zuid-Holland Zuid wordt uitgewerkt in een Protocol EV. Aan de hand hiervan kan EV in een vroegtijdig stadium in ruimtelijke plannen (structuurvisie en bestemmingsplan) en milieuplannen (milieuvergunning) worden betrokken. Dit protocol zal in het najaar van 2009 worden gepresenteerd aan de gemeenten 11. In dit hoofdstuk 4 worden geen beleidskeuzes voor gemeenten geformuleerd. Dat is aan het bestuur van de gemeenten. Wel worden bouwstenen aangedragen die bruikbaar kunnen zijn voor een gezamenlijk beleidskader voor een veilige leefomgeving in de regio Zuid-Holland Zuid en voor de diverse gemeentelijke structuurvisies. Daarnaast komen in de hoofdstukken 5, 6 en 7 gebiedsgerichte inventarisatie en analyse van knelpunten aan bod. Ook deze knelpunten en aanbevelingen kunnen worden gebruikt in beleids- en structuurvisies. Ten aanzien van deze aandachtspunten en knelpunten wordt aanbevolen deze nader te onderzoeken op het moment dat omgevingsplannen, die in de nabije omgeving hiervan liggen, nader worden uitgewerkt. Er zijn diverse hulpmiddelen beschikbaar om bij de uitwerking van omgevingsplannen het groepsrisico te verantwoorden: de handreiking ‘verantwoordingsplicht groepsrisico’ 2, het Toetsingskader EV 3 en de provinciale CHAMP methode 12. Door in een structuurvisie beleidskeuzen te maken in EV vraagstukken, kan in bestemmingsplan procedures verwezen worden naar dit beleidskader. Dit is efficiënter dan de afweging per bestemmingsplan steeds opnieuw uit te voeren. Hierbij is het goed om alert te zijn op de volgende punten: •
in bepaalde gevallen kan een uitzondering op het beleid noodzakelijk zijn;
•
het beleid bevat ook keuzen betreffende andere milieuaspecten, die strijdig kunnen zijn met het beleid voor EV;
•
de beperkte waardevastheid van wetgeving en beleidsregels, zodat bij wijzigende wetgeving het beleid mogelijk bijgesteld moet worden.
Het instrumentarium in hoofdstuk 3 en de bouwstenen voor gebiedsgericht beleid in de volgende paragrafen van hoofdstuk 4 leiden bij toepassing tot een regiobreed uniform beleid, met ruimte voor lokale accenten. Dit betekent dat bestuurlijke afwegingen op EV gebied per regio leiden tot vergelijkbare besluiten. In paragrafen 4.2 t/m 4.4. wordt een scala aan bouwstenen voor gebiedsgericht beleid gepresenteerd, waarvan gebruik kan worden gemaakt bij het opstellen van een gemeentelijke structuurvisie. Bij de uitwerking hiervan kan de milieudienst ondersteuning bieden.
11
Externe veiligheid bij ruimtelijke ontwikkeling in de Regio Zuid-Holland Zuid, Concept Milieudienst Zuid-Holland Zuid en Regionale Brandweer Zuid-Holland Zuid 2009 2 Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico, versie 1.0, november 2007, ministerie van VROM & BZK, IPO 3 Toetsingskader EV Spoorzone Dordrecht/Zwijndrecht, TNO, 2004. 12 CHAMP-methodiek (methodiek voor de verantwoording van het groepsrisico), Provincie Zuid-Holland, 2003. Pagina 20 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
4.2 1.
Bouwstenen PR en groepsrisico Saneringsgevallen voor PR binnen zo kort mogelijke termijn maar in elk geval voor de wettelijke termijn: 1 januari 2010 volgens het Bevi (art. 17 en 18) oplossen. Dit is eenvoudiger te realiseren als er een saneringsregeling bestaat. Deze bestaat slechts voor LPG, voor transport (basisnet) wordt mogelijk ook een regeling opgesteld.
2.
Voorkomen van nieuwe risico knelpunten en saneringen door het vastleggen van risicocontouren langs relevante transportassen, buisleidingen en inrichtingen op de plankaart en/of in planvoorschriften in bestemmingsplannen.
3.
Brongerichte maatregelen hebben de voorkeur boven effectgerichte maatregelen (plaatsen van schermen) en maatregelen in het kader van de rampenbestrijding (toepassing van de veiligheidsladder).
4.
Een toename in het GR wordt altijd openbaar verantwoord en afhankelijk van de hoogte van de toename en de ligging ten opzichte van de oriëntatiewaarde wordt een licht of zware verantwoording voor het groepsrisico opgesteld. Per situatie wordt door de Regionale brandweer bepaald of, en zo ja welke aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.
5.
Bij het ontwikkelen van nieuwe functies, die worden aangemerkt als (beperkt) kwetsbare objecten waar de zelfredzaamheid laag is (zoals zorgcentra, lagere scholen), worden deze zoveel mogelijk aan de randen van de invloedsgebieden voor het groepsrisico maar liever daarbuiten gesitueerd. Dit is raadzaam, omdat realisatie van tijdige evacuatie uit deze zone meestal niet gegarandeerd kan worden.
6.
Risicorelevante inrichtingen worden bij ruimtelijke plannen en vergunningverlening op dezelfde wijze beoordeeld als Bevi-plichtige inrichtingen. Ook is beoordeling en eventueel verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.
7.
Een afwegingskader voor het groepsrisico waarin de brandbreedte van het groepsrisico wordt uitgewerkt ontbreekt momenteel, maar kan in de actualisatie van deze analyse worden opgenomen. Denkbaar is een onderverdeling van het GR, waarbij beneden 0,1 van de oriëntatiewaarde geen verantwoording wordt opgesteld, tussen 0,1 en 0,3 een lichte verantwoording, tussen 0,3 en 1 een verantwoording en boven 1 een zwaardere verantwoording. Op dit moment wordt afgewacht wat met betrekking tot maximale toename van het GR in de provinciale structuurvisie wordt opgenomen.
4.3
1.
Bouwstenen ontwikkelingsbeleid voor woningbouw en bedrijfsterreinen Bij het vaststellen van ruimtelijke plannen is het streven de risicovolle activiteiten te clusteren. Bijvoorbeeld bedrijven met veel transport van gevaarlijke stoffen (transportbedrijven, productiebedrijven met veel bevoorrading) concentreren om het aantal transportbewegingen met gevaarlijke stoffen te bundelen c.q. zoveel mogelijk te beperken. Of het bestemmen van bedrijfsterreinen voor zware industrie langs vervoersassen met een grote risicocontour.
2.
Ruimtelijke scheiding van kwetsbare bestemmingen (woningbouw) en bedrijventerreinen met randvoorwaarden voor het vestigingsbeleid van risicovolle bedrijven. Bij oprichting en herstructurering van bedrijventerreinen zijn er kansen om veiligheidsverbeteringen te treffen, onder meer door nieuw te vestigen risicorelevante bedrijven uit te sluiten op lichtere bedrijventerrein en op bedrijventerreinen die niet gelegen zijn aan een route waarlangs gevaarlijke stoffen vervoerd mogen worden.
Pagina 21 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
3.
Waar risicorelevante bedrijven knelpunten vormen in de bestaande omgeving is een optie deze bedrijven te verplaatsen naar (boven) regionale bedrijventerreinen.
4.
De EV kwaliteit van de gebieden binnen de regio wordt gerelateerd aan de functie ervan. Hiervoor kan een gebiedsgericht beleid worden opgesteld, waarbij door zonering wordt aangesloten bij RO indelingen en functies. Bijvoorbeeld: - woongebieden: geen risicorelevante bedrijven toestaan; - gemengd wonen–werken: naast kwetsbare objecten bedrijven toestaan: bijv. categorie 1 en 2; - industrieterreinen. Voor elk gebied kan een te accepteren bandbreedte van het GR worden vastgelegd (zie 4.2.7). Bij het vaststellen van (wijzigingen) van bestemmingsplannen, het bepalen van de routering gevaarlijke stoffen en vergunningverlening wordt hiermee rekening gehouden.
5.
Op bedrijventerreinen kan worden geëist dat risicocontouren binnen de terreingrenzen van inrichtingen blijven. Hiermee worden risico’s naar de omgeving en daarmee ruimtelijke beperkingen verkleind of geëlimineerd.
6.
Zonering van bedrijventerreinen en het bestemmen van bufferzones (met bijvoorbeeld groen- en natuurfuncties) is een mogelijkheid om voldoende afstand te creëren tussen risicobedrijven en woongebieden.
7.
Opnemen in bestemmingsplannen van risicocontouren rond bedrijven in de nabijheid van kwetsbare objecten (Bevi art.14).
4.4 1.
Bouwstenen besluitvorming en organisatie Binnen de gemeenten van Zuid-Holland Zuid is bij de besluitvorming afstemming met de voor EV relevante afdelingen gewenst: afdeling RO, ambtenaar rampenbestrijding, contactambtenaar Milieu, medewerker (risico) communicatie. Externe afstemming is noodzakelijk met de Regionale brandweer en Milieudienst. Dit is ook uitgewerkt in het protocol EV 11.
2.
Het is geborgd dat PR en groepsrisico expliciet aan de orde komen in het RO proces. Het bestuur maakt uiteindelijk de afweging en motivering voor het accepteren van risico’s.
4.5 1.
Bouwsteen informatie aan belanghebbende burgers Burgers moeten zich kunnen informeren over de risico’s in hun leefomgeving. De gemeente zorgt voor risico-informatie die betrouwbaar en actueel is. Ook professionele gebruikers van risicoinformatie (planvormers, ontwikkelaars) kunnen beschikken over volledige en adequate informatie.
11
Externe veiligheid bij ruimtelijke ontwikkeling in de Regio Zuid-Holland Zuid, Concept Milieudienst Zuid-Holland Zuid en Regionale Brandweer Zuid-Holland Zuid 2009.
Pagina 22 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
5
Subregio Hoeksche Waard
In dit hoofdstuk wordt voor de Hoeksche Waard in paragraaf 5.1 een overzicht gegeven van de belangrijkste risicobronnen en knelpunten in de huidige situatie, vervolgens wordt in 5.2 op hoofdlijnen ingegaan op ruimtelijke economische ambities voor de subregio, waarbij ingezoomd wordt op de - voor Externe veiligheid (hierna afgekort EV) - relevante punten en op knelpunten t.a.v. risicobronnen in de toekomstige situatie. Tenslotte wordt in 5.3 een overzicht van aanbevelingen gepresenteerd. Kaarten van de relevante risicobronnen in de huidige en toekomstige situatie zijn te vinden achter paragraaf 5.3 (kaarten 1, 2 en 3). Een aantal grotere ruimtelijke ambities voortgekomen uit beleidsvoornemens van Rijk, provincie en/of regio die invloed hebben op de veiligheidssituatie in de regio Zuid-Holland Zuid komen aan bod in hoofdstuk 8.
5.1
Huidige situatie
De Hoeksche Waard maakt deel uit van het deltagebied van Zuid- West Nederland met zijn eilanden en grote vaarwegen. Kenmerkend voor het gebied is de grootschalige agrarische landbouw. Daarnaast is de Hoeksche Waard één van de belangrijkste schakels in het Nederlandse transportnetwerk van buisleidingen van en naar het Rotterdams havengebied. Een buisleidingenstraat (Pernis-MoerdijkAntwerpen) doorkruist het oostelijk deel van de Hoeksche Waard en een buisleidingenstrook vanaf Europoort/ Maasvlakte loopt ten zuiden van Oud-Beijerland tot aan de buisleidingenstraat. Verder zijn hogedruk aardgastransport-leidingen en leidingen voor het transport van brandbare vloeistoffen zoals de Rotterdam Rijn Pijpleiding in het gebied aanwezig. Tenslotte liggen in het gebied leidingen voor het transport van andere gevaarlijke stoffen waaronder ethyleenoxide leidingen en een propyleenleiding. Aangezien regelgeving betreffende buisleidingen momenteel wordt herzien, bestaat nu nog geen definitief beeld van de risicocontouren van de buisleidingen.
Transportassen Rijkswegen In het kader van het Basisnet transport gevaarlijke stoffen is een inventarisatie uitgevoerd naar de ligging van de PR contouren. Hieruit bleek dat voor de A29 geen PR 10-6 contour geldt. Dit is te verklaren door het geringe aantal transporten, omdat deze weg geen primaire verbinding tussen chemische clusters vormt. Daarnaast beperkt het tunnelregime in de Heinenoordtunnel (categorie II) sterk het vervoer van gevaarlijke stoffen door de tunnel. Deze tunnel is officieel geen achterlandverbinding. Rijkswaterstaat is bezig om bepaalde tunnels te categoriseren. Dit zullen echter geen routeplichtige gevaarlijke stoffen zijn, zodat hiervan in het achterland geen forse groei verwacht wordt. Nergens op de A29 wordt de oriëntatiewaarde van het groepsrisico benaderd.
Pagina 23 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Provinciale wegen De N217 in de noordrand van de Hoeksche Waard is de hoofdweg voor de interne gebiedsontsluiting en heeft diverse aftakkingen naar het zuidelijk deel (N487, N488, N489). Dit wegennet vervult ook een functie als het gaat om het transport van gevaarlijke stoffen. Uit een onderzoek uitgevoerd in de gemeente OudBeijerland blijkt ter hoogte van Stougjesdijk geen PR 10-6 en een verwaarloosbaar GR 13. Dit beeld wordt bevestigd bij het toepassen van een aantal vuistregels 1. Hieruit volgt de verwachting dat voor de N217 en andere provinciale wegen in de subregio de PR 10-6 en het GR geen ruimtelijke beperkingen opleveren. In trajectdelen waar een grotere bevolkingsdichtheid langs de weg voorkomt is onderzoek naar het GR gewenst. Vaarwegen Risicocontouren voor de rivieren in de Hoeksche Waard zijn te vinden in de Risicoatlas water, zie onderstaande tabel. Tabel 5.1 Overzicht van EV relevante waterwegen in de Hoeksche Waard. De PR contour geldt ten opzichte van het hart van de vaarweg. Vaarweg
PR contour (m) 10-6
10-8
Dordtse Kil
0
125
Oude Maas (Dordtse Kil- het Vlij)
150
175
Hollands Diep
0
125
Ten behoeve van de ontwikkeling van het Basisnet is een risicoanalyse uitgevoerd van binnenwateren. Hieruit volgt dat er in de Hoeksche Waard geen 10-6 contouren op de oever liggen. In bovenstaande tabel wordt dit beeld bevestigd. Tevens wordt nergens in de Hoeksche Waard de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico overschreden. Aangrenzend aan binnenwateren liggen enkele vluchthavens waar schepen met een of meer kegels (brandstof) kunnen aanmeren. Volgens beleid van de werkgroep basisnet water 6 gelden hiervoor contouren, zie tabel 5.2. Tabel 5.2. Vluchthavens voor kegelschepen in de Hoeksche Waard. De contour geeft de aan te houden afstanden tot woongebieden. Vaarweg nummer
Vaarroute
Naam haven
Plaats
Kegels
contour
112
Dordtse Kil
De Wacht
‘s Gravendeel
1
100 m
112
Dordtse Kil
De Wacht
‘s Gravendeel
2
300 m
Bij nieuwe ontwikkelingen in de omgeving van dergelijke ligplaatsen moet rekening worden gehouden met deze contouren.
13
Onderzoek EV N217 gemeente Oud-Beijerland. Gemeente Oud-Beijerland / AVIV, 27 februari 2007.
Pagina 24 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Buisleidingen Een overzicht van de relevante buisleidingen is opgenomen in onderstaande tabel 5.3. Tabel 5.3. Overzicht van EV relevante buisleidingen in de Hoeksche Waard. Geel: knelpuntsituatie. PRK: volgens Provinciale risicokaart.
Product
Bronhouder leiding
Ethyleen Oxide
Shell Nederland Raffinaderij B.V.
Diameter
PR 10-6
Invloedsgebied
(inch)
contour (m)
GR (m)
3
40
900/ 120 (PRK)
Ethyleen Oxide
Shell Nederland Raffinaderij B.V.
4
6
900/ 330 (PRK)
Benzine (K1), K2,K3
Defensie Pijpleiding Organisatie
8
12
20
Vloeibare Sabic pipelines B.V.
8
13
20
24
25
36
NV Nederlandse Gasunie
4 en 6
0
100
NV Nederlandse Gasunie
8
0
150
Aardgas
NV Nederlandse Gasunie
12
0
200
Aardgas nat
Nederlandse Aardolie
8
-
150
Propyleen
Dow Benelux B.V.
6
71
10
Propyleen
Shell Nederland Raffinaderij B.V.
6
onbekend
85/ 30 (PRK)
Aardgas nat
Nederlandse Aardolie
8
-
150
Zuurstof
Air Liquide
-
n.v.t.
n.v.t.
Waterstof
Air Liquide
-
-
-
koolwaterstoffen Olieproducten (K1)
N.V. Rotterdam-Rijn Pijpleiding
Aardgas Aardgas
Buisleidingenstraten Een buisleidingenstraat (Pernis-Moerdijk-Antwerpen) doorkruist van noord naar zuid het oostelijk deel van de Hoeksche Waard en een buisleidingenstrook vanaf Europoort/ Maasvlakte kruist het Spui even ten oosten van Nieuw-Beijerland en loopt verder in oost-west richting ten zuiden van Oud-Beijerland tot aan de buisleidingenstraat. Een buisleidingenstrook onderscheid zich van een buisleidingstraat doordat zij niet is aangekocht. Beiden zijn in het Structuurschema Buisleidingen (SBUI) 14 aangegeven als schakel in het landelijke net van hoofdverbindingen voor buisleidingen tussen industriële centra. Ze bieden nog voldoende ruimte voor de aanleg van nieuwe buisleidingen. Het SBUI vermeldt voor de leidingstroken een veiligheidsgebied (met bestemmingsbeperkingen) van 55 meter en een toetsingsgebied van 175 meter (invloedsgebied van het groepsrisico) ter weerszijde van de buisleidingstrook. Uit een onderzoek van adviesbureau Save 15 volgt voor de belangrijkste leiding uit de buisleidingenstraat, ethyleenoxide 4 inch, een PR 10-6 contour van 70 meter uit het hart van de leidingstraat. Een aftakking van deze leiding van 3 inch heeft een PR 10-6-contour van 340 meter uit het hart van de leiding 15. Binnen deze contour ligt een aantal woningen, bijvoorbeeld ter hoogte van Cillaarshoek (gemeente Strijen). Binnen de contour zijn ruimtelijke ontwikkelingen maar zeer beperkt mogelijk. Het invloedsgebied voor het groepsrisico is voor beide leidingen maximaal 900 meter. Volgens gegevens van de Provinciale Risicokaart is de PR 10-6 voor de 4 inch leiding slechts 6 meter en de PR 10-8 contour 330 meter. Vanwege een vermoedelijk te conservatieve benadering van de Save berekening wordt deze door RIVM
14 15
Structuurschema Buisleidingen. Tweede kamer, vergaderjaar 1984-85, 17375, nr. 37. Kwantitatieve Risicoanalyse Ethyleenoxide buisleiding Shell. Save, 24 oktober 2007.
Pagina 25 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
tegen het licht gehouden. Vanwege de lange termijn die deze toetsing in beslag neemt, adviseert de Milieudienst momenteel uit te gaan van de risicocontouren op de risicokaart. Daarnaast is er in de Hoeksche Waard een propyleen leiding aanwezig. Voor deze leiding van Dow Benelux (6 inch) is een PR 10-6-contour vastgesteld van 71 meter 13b. Deze leiding loopt pal langs de noordwestrand van Oud-Beijerland (Zoomwijk). Binnen deze contour bevinden zich woningen (kwetsbare objecten). Dit geeft in de huidige situatie al een knelpunt. De omvang van het groepsrisico is onbekend. Leidingen K1, K2, K3 Voor de leiding voor brandbare vloeistoffen van N.V. Rotterdam-Rijn Pijpleiding Mij is een PR 10-6-contour bepaald van 25 meter en een invloedsgebied GR van 36 meter 8. Bij uitwerking van het beoogde regionaal bedrijventerrein Hoeksche Waard, dat wordt doorkruist door deze leiding, zal met beide contouren rekening moeten worden gehouden. Verder ligt in de Hoeksche Waard nog een defensieleiding. Deze leiding is bij de subregio bekend. De contouren van deze leiding vallen binnen de hierboven genoemde afstanden. Hogedruk aardgastransportleidingen In de Circulaire zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen zijn afstandseisen opgenomen die in acht moeten worden genomen bij de realisatie van ruimtelijke plannen ten opzichte van aardgastransportleidingen. De 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico is gelegen op de aardgastransportleiding. Op basis van het vigerende en toekomstige beleid doen zich voor deze leidingen geen knelpuntsituaties voor.
8
Circulaire 'Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- K3-categorie. VROM, 1991. 13 b QRA Propyleen pijpleiding. Det Norsk Veritas 12 december 2001.
Pagina 26 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Inrichtingen In onderstaande tabel zijn de EV relevante inrichtingen weergegeven. Tabel 5.4. Overzicht van EV Relevante inrichtingen in de Hoeksche Waard. Geel: knelpuntsituaties. Inrichting Plaats Risicobron Ligging PR 10-6 – Sanerings
DGV B.V.
Blaaksedijk Oost 5,
LPG
Heinenoord BP station Oud-
Beneden Oostdijk, 18
Beijerland
Oud-Beijerland
G.J. van der Velde
Ridder van Dorplaan 3, Edisonstraat 11, Oud-Beijerland
plicht
Woning < 25 m
Ja
reservoir LPG
Woningen < 25 m
Ja
reservoir LPG
Zuid-Beijerland Romaco B.V.
contour (m)
Woning < 45 m
Ja
vulpunt PGS 15
Kwetsb obj < 290 m
Ja
opslag
Zowel bij het DGV B.V. als bij het BP tankstation ligt binnen 25 meter van het reservoir een kwetsbaar object. Bij het LPG tankstation van der Velde ligt een woning in de nabijheid van het vulpunt. Bij het bedrijf Romaco vindt opslag van gevaarlijke stoffen in verpakking plaats (Bevi-plicht). Binnen de huidige vergunde 10-6-contour ligt een kwetsbaar object (een binnenspeeltuin). Het invloedsgebied voor het GR ligt momenteel op 380 m. Momenteel wordt onderzocht of de risicocontouren teruggebracht kunnen worden. Hierdoor is bij vier inrichtingen sprake van een saneringssituatie die volgens het Bevi voor 1-1-2010 opgeheven moet zijn. Voor zover bekend komen geen overschrijdingen van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico voor.
5.2
Toekomstige situatie
5.2.1
Ruimtelijke ontwikkelingen
Regionale Structuurvisie Hoeksche Waard De gemeenten in de Hoeksche Waard, verenigd in de Commissie Hoeksche Waard, hebben een concept structuurvisie opgesteld. Hierin geeft de Commissie sturing aan de ruimtelijke ontwikkeling van de regio. De ambitie is de versterking van de ruimtelijke kwaliteit, de leefbaarheid en de economische vitaliteit van het Nationaal Landschap Hoeksche Waard met ruimte voor dynamiek. Voor EV zijn vooral van belang de agendapunten Dorpenland (beperkte groei), Vitale economie, Noordrand (ontwikkeling en aanleg van een regionaal bedrijventerrein, woningbouw rond kernen) en een Regionaal wegennet (met een goede aansluiting op de bovenregionale infrastructuur). De Hoeksche Waard wil ruimte bieden voor ontwikkeling: de gemeenten mogen bouwen voor ten minste de eigen bevolkingsgroei, met respect voor de kernkwaliteiten van het landschap. In vervolg op het streekplan, dat een prognose bevat voor de extra woningbouw, zal de nog op te stellen Regionale Woonvisie de programmatische invulling geven van de woningbouwopgave.
Pagina 27 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
De regio kiest voor een ‘vitale economie’: een werkgelegenheidsontwikkeling die gelijke tred houdt met de bevolkingsgroei. Grotere regionale bedrijven zijn gepland op een nieuw regionaal bedrijventerrein in de noordrand. Dit biedt ruimte voor nieuw vestiging van regionaal gebonden bedrijven en voor verplaatsing van grotere bedrijven die qua schaal en activiteiten niet meer passen op een lokaal bedrijventerrein. Hiermee kan het regionaal bedrijventerrein bijdragen aan de kwaliteitsverbetering van de lokale bedrijventerreinen. Er is ook ruimte voor de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen, afgestemd op de lokale vraag. Op voorhand wordt hier geen extra ruimte voor milieuhinderlijke bedrijven (categorie 4 t/m 6) of BEVI-plichtige bedrijven gecreëerd. Het streekplan noemt voor deze subregio een opgave voor de realisatie van circa 140 ha bedrijventerrein tot 2020. Er zijn al plannen in voorbereiding en een regionaal bedrijventerrein van 60 ha is al goedgekeurd. De regio heeft een regionale kantoren- en bedrijventerreinenstrategie opgesteld. In de Hogezandse Polder bij Numansdorp wordt een vestiging van TNO Defensie en Veiligheid voorzien (400 werknemers). Dit complex omvat kantoren, laboratoria, opslag- en meerdere testgebouwen en zal circa 10 hectare bestrijken. Vanwege opslagmagazijnen voor explosieve stoffen, wapens en munitie wordt rekening gehouden met een veiligheidszone van circa 100 hectare. De exacte contour is afhankelijk van onder meer de classificatie en hoeveelheden van explosieve stoffen, interne veiligheidsmaatregelen, en de constructie van de bunkers. In de structuurvisie heeft de regio de “rode contouren” opnieuw vastgesteld. Binnen deze contour vinden alle stedelijke ontwikkelingen plaats. Hiermee wordt bewust vrije ruimte gecreëerd. Deze ruimte draagt niet alleen bij aan het open landschap maar creëert tevens ruimte voor veiligheid.
5.2.2 Ontwikkelingen EV EV heeft in de Hoeksche Waard momenteel vooral betrekking op buisleidingen en inrichtingen, maar zal in de toekomst eveneens betrekking hebben op transport, in het bijzonder over de weg en het water.
Transportassen Aanleg A4-Zuid Een belangrijke planontwikkeling in de Hoeksche Waard is de aanleg van de A4-Zuid, die een directe verbinding tussen Rotterdam en Antwerpen zal vormen. Dit project is ondergebracht in het Randstadurgent programma Ringweg Rotterdam. De consequenties van dit plan gelden voor een groot deel voor de gehele regio en worden daarom besproken in hoofdstuk 8. Of de A4-Zuid een functie krijgt voor het transport van gevaarlijke stoffen is nog onzeker. Is dit wel het geval, dan moet rekening worden gehouden met veiligheidszones waarbinnen geen kwetsbare objecten worden gerealiseerd en met plasbrandaandachtsgebieden van 30 meter. Ook zal het groepsrisico verantwoord moeten worden. Dit kan dus leiden tot ruimtelijke beperkingen. De huidige omleidingroute voor gevaarlijke stoffen loopt, van noord naar zuid, via de A16, A15, N3 en A16. Volgens het eindrapport basisnet weg geldt voor deze route een veiligheidszone van 93 meter. De route loopt door bebouwd gebied waardoor momenteel sprake is van een saneringsituatie.
Pagina 28 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Rijkswegen Langs de A29 zijn geen veiligheidsknelpunten te verwachten. Dit wordt veroorzaakt doordat slechts een beperkt aantal gevaarlijke stoffen door de Heinenoordtunnel vervoerd mogen worden en omdat de A29 officieel geen achterlandverbinding is. Prognoses voor de toekomst laten hier geen verandering in zien. In het conceptbasisnet Weg wordt voor de A29 geen veiligheidszone voorzien, wel geldt een PAG zone. Hiermee zal bij geprojecteerde ontwikkelingen rekening moeten worden gehouden. Provinciale wegen De N217 en de aftakkingen N487, N488 en N489 hebben een functie als het gaat om het transport van gevaarlijke stoffen. Gelet op de Regionale structuurvisie Hoeksche Waard is niet te verwachten dat in de toekomst een sterke groei van risicorelevante bedrijvigheid en hiermee het noodzakelijke transport van gevaarlijke stoffen zal optreden. In dat geval zullen er geen beperkingen gelden door PR of GR. Alleen in geval van ontwikkelingsplannen in dichterbebouwde trajectdelen is het raadzaam onderzoek naar het groepsrisico uit te voeren. Vaarwegen (Oude Maas, Dordtse Kil en Hollands Diep) De Oude Maas en Dordtse Kil vormen de toegang tot de zeehavens van Dordrecht en Moerdijk. Verder zijn zij een belangrijke schakel in de binnenvaartroute Rotterdam- Antwerpen. Met name aan de Noordrand van de Hoeksche Waard zijn ontwikkelingen gepland langs vaarwegen, waaronder de ontwikkeling van het Heuvelmanterrein langs de Oude Maas en Dordtse Kil. De in het Basisnet geïntroduceerde veiligheidszone van 40 meter langs deze vaarwegen zal in principe in dergelijke projecten moeten worden ingepast. Indien dit niet mogelijk is, zullen voorzieningen aan gebouwen ter voorkoming van de effecten van plasbranden uitkomst moeten bieden. De inpassing van het plasbrandaandachtsgebied voor nieuwe woonlocaties zoals het Heuvelmanterrein langs de Oude Maas en Dordtse Kil is een aandachtspunt. In de zuidrand van de delta streeft de regio streeft naar een gecombineerde ontwikkeling van watersport, woningbouw, verblijfsrecreatie en landschapsontwikkeling. Ook hier is het van belang dat de in het Basisnet ontwikkelde veiligheidszones worden ingepast. Daar waar ontwikkelingen buitendijks zijn gelegen, is bijzonder aandacht noodzakelijk voor overstromingsrisico’s enerzijds en plasbrandaandachtsgebieden anderzijds. Uit het Ontwerp basisnet vervoer gevaarlijke stoffen 5 blijkt dat er een tienvoudige groei van het transport van gevaarlijke stoffen op het water mogelijk is zonder dat sprake is van 10-6-contouren op de oever. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt niet benaderd. In deze zin vormt EV geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen. Buisleidingen Zowel de buisleidingenstraat als de buisleidingenstrook bieden voor de toekomst nog voldoende ruimte voor uitbreiding. Er zijn bij beiden geen veiligheidsproblemen bekend noch voor leidingen die bedoeld zijn voor het transport van brandbare vloeistoffen en hogedruk aardgastransportleidingen waaronder de geprojecteerde aardgastransportleiding Wijngaarden-Ossendrecht. Voor de ontwikkeling van deze laatstgenoemde leiding wordt verwezen naar paragraaf 8.1. Mogelijke aandachtspunten vormen de kruising van deze leiding met de Hogesnelheidslijn en de oversteek onder de Dordtse Kil. Ruimtelijke ontwikkelingen zullen rekening moeten houden met de aanwezige buisleidingen en de invloedsgebieden voor het GR.
5
Ontwerp basisnet vervoer gevaarlijke stoffen weg, water. Ministerie Verkeer en Waterstaat/ DGMo 4 december 2008/ kamerstuk 4424.
Pagina 29 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Figuur 5.1. Aardgasleiding Wijngaarden – Ossendrecht in aanleg.
Binnen de in tabel 5.2 genoemde 10-6-contouren zijn geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Een invloedsgebied voor het GR van 330 meter in de nabijheid van woonkernen en voor de regio belangrijke ruimtelijke ontwikkelingen vormt een belangrijk aandachtspunt bij de beoogde ruimtelijke ontwikkeling aan de noordzijde van de Hoeksche Waard. Aandacht voor de PR-contouren en voor een mogelijke verhoging van het groepsrisico is noodzakelijk. Het gaat hierbij om de huidige situatie in Strijen (Cillaarshoek, Hoekseweg, Oudendijk) en om ruimtelijke ontwikkelingen in de volgende kernen: •
Heinenoord in zuidelijke richting;
•
Maasdam in oostelijke richting;
•
Oud-Beijerland in zuidelijke /oostelijke richting;
•
Puttershoek in zuidelijke richting;
•
Westmaas in westelijke richting.
De verschillen in PR en GR invloedsgebied tussen het Save onderzoek en de gegevens op de risicokaart zijn enorm groot. Voordat vergaande conclusies worden getrokken voor omliggende ontwikkelingsplannen dient de second opinion van het RIVM bepaald te worden. Mocht er sprake zijn van aanzienlijker contouren dan op de risicokaart staan vermeld, dan is dit aanleiding om met de eigenaar van beide leidingen en het RIVM te bezien of risicoreductie mogelijk is.
Pagina 30 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Voor de leiding voor brandbare vloeistoffen van N.V. Rotterdam-Rijn Pijpleiding Mij gelden een PR 10-6contour van 25 meter en een invloedsgebied GR van 36 meter. In het bestemmingsplan voor het regionale bedrijventerrein Hoeksche Waard dat wordt doorkruist door deze leiding is deze leiding opgenomen met veiligheidszones. Voor de propyleenleiding van Dow Benelux (6 inch) een PR 10-6-contour vastgesteld van 71 meter. Deze leiding loopt vlak langs de noordwestrand van Oud-Beijerland (Zoomwijk). Binnen deze contour zijn kwetsbare objecten (woningen) aanwezig. In de huidige situatie is er al een EV knelpunt. Bedrijventerreinen In de Structuurvisie geeft de regio aan dat onderscheid gemaakt is tussen bedrijventerreinen nabij de kernen (kleinschalig en gemengd) en het regionale bedrijventerrein Hoeksche Waard voor de vestiging van grootschalige (regionale) bedrijven in de gemeente Binnenmaas. Vanuit EV optiek bezien zouden risicorelevante bedrijven bij voorkeur moeten worden gevestigd op het regionaal of bovenregionaal bedrijventerrein. De Structuurvisie geeft aan dat op grond van een op te stellen ‘kwaliteitskader’ eisen worden gesteld aan het type bedrijf dat zich wil vestigen op het regionaal bedrijventerrein, hierbij wordt geen extra ruimte voor milieuhinderlijke bedrijven (categorie 4 t/m 6) gecreëerd. Volgens het bestemmingsplan kunnen momenteel geen BEVI inrichtingen op dit bedrijventerrein gevestigd worden. Het niet toelaten van nieuw te vestigen bedrijven in de hogere milieucategorieën kan gevolgen hebben voor al aanwezige bedrijven en/of bedrijfsterreinen waar vestiging nu wel mogelijk is. Bestemmingsplannen zullen op dit beleidsvoornemen moeten worden getoetst en waarnodig worden aangepast. Daar waar sprake is van al gevestigde risicorelevante bedrijven zal gezocht moeten worden naar maatwerk. Verder heeft dit beleidsvoornemen positieve gevolgen voor de EV situatie op de regionale en locale wegen. Dit beperkt immers het transport van gevaarlijke stoffen. Inrichtingen Voor de vestiging van TNO Defensie en Veiligheid in de Hogezandse Polder bij Numansdorp is een oppervlak benodigd van circa 10 hectare. Vanwege de aanwezigheid van opslagmagazijnen voor explosieve stoffen, wapens en munitie moet rekening worden gehouden met een veiligheidszone van circa 100 hectare. Dit zal in de huidige situatie geen veiligheidsknelpunt opleveren, de vestiging kan wel een aandachtspunt zijn bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Overige voor EV relevante ontwikkelingen Vanuit het oogpunt van EV vraagt het vestigingsregime ‘gemengde bedrijventerreinen’ aandacht. Het vestigingsregime ‘gemengde bedrijventerreinen’ houdt in dat risicorelevante bedrijven en niet-risicorelevante bedrijven zich door elkaar heen mogen vestigen. Dit vergt bijzondere aandacht voor EV in het bestemmingsplan wanneer het gaat om de inpassing van nieuwe risicorelevante bedrijven en hun vervoersstromen.
Pagina 31 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
5.3
Aanbevelingen
Transportassen Wegen De N217 en de aftakkingen hebben een functie als het gaat om het transport van gevaarlijke stoffen. Uit een onderzoek blijkt dat langs de N217 en andere provinciale wegen in de subregio de PR 10-6 en het GR geen ruimtelijke beperkingen opleveren. Gelet op de Regionale structuurvisie Hoeksche Waard wordt in de toekomst geen sterke groei van risicorelevante bedrijvigheid en daarmee verbonden transport van gevaarlijke stoffen verwacht. Aanbeveling In trajectdelen waar een grotere bevolkingsdichtheid langs de weg voorkomt is bij ruimtelijke ontwikkeling onderzoek naar het GR gewenst. Vaarwegen Aandachtpunt Vormt de inpassing van het plasbrandaandachtsgebied voor nieuwe woonlocaties (Heuvelmanterrein) langs de Oude Maas en Dordtse Kil. Indien dit niet mogelijk is, zullen voorzieningen aan gebouwen ter voorkoming van de effecten van plasbranden uitkomst moeten bieden. Aandachtpunt Bij planontwikkeling nabij vluchthavens voor kegelschepen dient in het kader van het basisnet rekening te worden gehouden met de in tabel 5.2 gegeven contouren. Buisleidingen De ruimtelijke impact van de aanwezige ethyleenoxide (EO) leiding is groot. Het invloedsgebied van de buisleidingenstraat en de EO-leiding in de Hoeksche Waard is 330 meter. Voorziene ruimtelijke ontwikkelingen in de woonkernen Heinenoord, Westmaas, Puttershoek, Maasdam en Oud-Beijerland kunnen een verhoging van het groepsrisico met zich mee brengen. De contouren worden momenteel door het RIVM onderzocht in verband met een nieuwe rekenmethode hiervoor. Aandachtspunt Aan de hand van het RIVM onderzoek moet bekeken worden of binnen de 10-6-contouren van de EO-leidingen woningen liggen, bijvoorbeeld ter hoogte van Cillaarshoek (gemeente Strijen). Knelpunt Binnen de PR 10-6-contour van de propyleen leiding van Dow Benelux bevinden zich woningen. De leiding loopt vlak langs de noordwestrand van Oud-Beijerland (Zoomwijk). De omvang van het GR is onbekend. Aanbevelingen Gelet op de aandacht- en knelpunten is het raadzaam om in overleg met de eigenaren van beide leidingen de werkelijke risicocontouren vast te stellen en te bezien of risicoreductie mogelijk is.
Pagina 32 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Bij de ruimtelijke ontwikkelingen in de bovengenoemde woonkernen wordt geadviseerd hierover binnen de subregio overleg te plegen. Een aanpak zou kunnen zijn een berekening van het Groepsrisico voor alle plannen in een keer uit te voeren. Een toename van het groepsrisico zal zoveel mogelijk beperkt moeten worden en dit zal bij het ruimtelijk plan verantwoord moeten worden (zie stappenplan in bijlage V). Inrichtingen Voor DGV B.V. in Binnenmaas en het BP tankstation in Oud-Beijerland is er sprake is van saneringssituaties die voor 1-1-2010 beëindigd moeten zijn. Voor beide situaties geldt dat de saneringssituatie niet alleen kan worden opgeheven door beperking van de LPG-doorzet. Actiepunten DGV: onderzoek alternatieve plaatsing van het LPG-reservoir. Indien dit geen optie blijkt dan zal het LPG deel van de milieuvergunning moeten worden ingetrokken. Voor het BP tankstation geldt dat intrekking van het LPG deel van de milieuvergunning de enige optie is. Voor LPG tankstation Van der Velde in Zuid-Beijerland geldt dat er een woning binnen 45 meter van het vulpunt voor LPG ligt, een saneringssituatie. Bij het bedrijf Romaco in Oud-Beijerland is sprake van een saneringssituatie die voor 1-1-2010 opgeheven moet zijn aangezien de vergunde 10-6-contour over een kwetsbaar object (binnenspeeltuin) loopt. Momenteel loopt een procedure voor een revisievergunning. Het invloedsgebied voor het GR ligt momenteel op 380 m. Onderzocht wordt of de risicocontouren teruggebracht kunnen worden. Actiepunten Opties zijn 1) de hoeveelheid gevaarlijke stoffen verminderen (dit is het streven van Romaco), 2) de binnenspeeltuin als beperkt kwetsbaar beschouwen, 3) het bedrijf verplaatsen en 4) de binnenspeeltuin verplaatsen. Actiepunt: aan de hand van een QRA beoordelen of de risicocontour zodanig afneemt dat het kwetsbare object buiten de risicocontour komt te vallen. Eveneens onderzoek naar optie 2. Bedrijventerreinen Risicorelevante (Bevi) bedrijven zijn momenteel uitgesloten op het regionale bedrijventerrein. Actiepunt/ kans Onderzoeken of bestemmingsplan kan worden aangepast om Bevi bedrijven mogelijk te maken op het regionale bedrijventerrein. Dit is vanwege clustering van risicorelevante bedrijven een goede mogelijkheid om dergelijke bedrijven te verplaatsen vanuit woongebieden waar knelpunten voorkomen. Aandachtspunt is hierbij de wijze waarop vestiging van Bevi bedrijven planologisch mogelijk wordt gemaakt. Het is immers ook mogelijk dat in lichtere bedrijfsklassen inrichtingen voorkomen die onder de werking van het Bevi vallen.
Pagina 33 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
kaart 5.1. Signaleringskaart Hoeksche Waard, situatie EV 2009.
Pagina 34 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
kaart 5.2. Kaart huidige aandachtspunten EV, Hoeksche Waard.
Pagina 35 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
kaart 5.3. Kaart toekomstige aandachtspunten EV, Hoeksche Waard.
Pagina 36 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
6
Subregio Alblasserwaard en Vijfheerenlanden
In dit hoofdstuk wordt voor de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden in paragraaf 6.1 een overzicht gegeven van de belangrijkste risicobronnen en knelpunten in de huidige situatie, vervolgens wordt in 6.2 op hoofdlijnen ingegaan op ruimtelijke economische ambities voor de subregio waarbij ingezoomd wordt op de - voor Externe veiligheid (hierna afgekort EV) - relevante punten en op knelpunten t.a.v. risicobronnen in de toekomstige situatie. Tenslotte wordt in 6.3 een overzicht van aanbevelingen gepresenteerd. Kaarten van de relevante risicobronnen in de huidige en toekomstige situatie zijn te vinden achter paragraaf 6.3 (kaarten 1, 2 en 3). Een aantal grotere ruimtelijke ambities voortgekomen uit beleidsvoornemens van Rijk, provincie en/of regio die invloed hebben op de veiligheidssituatie in de regio Zuid-Holland Zuid komen aan bod in hoofdstuk 8.
6.1
Huidige situatie
Deze subregio maakt deel uit van het Groene Hart en telt circa 130.000 inwoners verdeeld over 35 kernen. Kenmerkend voor het noordelijk deel van dit gebied zijn openheid, groen en water. Het verstedelijkte zuiden van de subregio is gelegen aan een corridor, die de Randstad verbindt met belangrijke economische gebieden in Duitsland. Momenteel is één urgent veiligheidsprobleem bekend. Het betreft het LPG-tankstation Visscher gelegen aan de Parallelweg in Leerdam. Binnen de 10-6-contour (binnen 25 meter van het reservoir) ligt een kwetsbaar object. Hierdoor is sprake van een saneringssituatie die voor 1-1-2010 beëindigd moet zijn. Voor zover bekend, treden geen problemen met het groepsrisico op. Verder is er mogelijk ook sprake van een PR-knelpunt voor drie woningen langs de A15 in Hardinxveld-Giessendam.
Transportassen Rijkswegen Onder meer in het kader van het Basisnet transport gevaarlijke stoffen is voor de A15 en de A27 een inventarisatie gedaan naar de ligging van de contouren voor het plaatsgebonden risico. Onderstaande tabel geeft de uitkomsten van de inventarisatie weer. Tabel 6.1. Overzicht huidige situatie EV relevante transportwegen in de Alblasserwaard – Vijfheerenlanden. Wegvak
Ligging PR contour t.o.v. het hart van de weg (m) 10-6
10-8
A15 Sliedrecht Gorinchem
32
223
A15 Gorinchem- Vuuren
16
215
A27 Vianen Gorinchem (brug)
0
190
A27 Gorinchem Provinciegrens
0
172
Pagina 37 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Ten aanzien van het groepsrisico laat de analyse zien dat nergens in deze subregio sprake is van overschrijdingen van de oriëntatiewaarde. Voor de A15 worden waarden tussen 0,1 en 1 maal de oriëntatiewaarde gevonden. Voor de overige snelwegen blijft het groepsrisico onder de 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Regionale wegen De lokale en regionale wegen vervullen, naast interne gebiedsontsluiting, ook een functie voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het betreft de volgende wegen: N484
tussen A2 en Leerdam
N214
tussen A27 en A15 Papendrecht
N216
tussen A15 en veer nabij Nieuwpoort
N480
Middenpolderweg
N481
tussen Papendrecht en Middenpolderweg
N482
tussen Sliedrecht en N214
Op dit moment zijn er van deze wegen geen gegevens beschikbaar over het aantal vervoersbewegingen met gevaarlijke stoffen. Toepassing van een aantal vuistregels 1 leidt tot de conclusie dat niet te verwachten valt dat op de genoemde wegen veiligheidscontouren in acht genomen moeten worden. Op die plaatsen waar deze wegen woonkernen doorkruisen, is aandacht voor het groeprisico echter wel gewenst.
Spoorwegen Merwede-Lingeljjn Deze spoorlijn heeft primair een functie voor het personenvervoer en vormt geen onderdeel van het basisnet. Mogelijk kan de lijn incidenteel benut worden als omleidingroute voor gevaarlijke stoffen van de Betuwelijn. Op basis van realisatiecijfers uit 2005 is er geen sprake van een PR 10-6 contour noch van overschrijding van de oriëntatiewaarde GR. Betuwelijn Het gebruik van de Betuwelijn is met opheffing van de beperkingen in principe sinds 15 juni 2008 mogelijk. In de MER -Betuwelijn is de ligging van de 10-6 contour op 30 meter vastgelegd. In het kader van het bestemmingsplan Gorinchem-Noord zijn recente risicoberekeningen uitgevoerd 19. Uitgaande van de MER-vervoerscijfers (zonder chloorvervoer, dubbelzijdig geluidscherm) volgde hieruit voor de Betuwelijn een PR 10-6-contour van 17 meter. Tevens bleek bij realisatie van het bestemmingsplan het groepsrisico de oriëntatiewaarde met een factor drie overschreden. Voor de overige delen van de Betuwelijn in deze subregio is een PR 10-6 berekend van 11 meter (geen dubbelzijdig geluidscherm). Het is echter de vraag of deze vervoerscijfers in het kader van het Basisnet spoor stand houden. Vooralsnog wordt aanbevolen rekening te houden met een PR 10-6 contour van 30 meter. Vaarwegen In de Risicoatlas Water zijn risicocontouren van binnenwateren (rivieren) in Nederland vermeld. Voor deze subregio geldt het volgende beeld:
Pagina 38 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Tabel 6.2. Overzicht EV relevante vaarwegen in de Alblasserwaard – Vijfheerenlanden. Omschrijving vaarweg
Ligging contour t.o.v. het hart van de vaarweg (m) 10-6
10-8
Beneden Merwede
0
190
Boven Merwede
0
190
Lek
0
80
De Noord
0
190
Waal
0
190
Merwedekanaal
0
Niet bepaald
Het groepsrisico is langs de hiergenoemde vaarwegen kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Uit een analyse ten behoeve van de ontwikkeling van het Basisnet volgt dat er geen PR 10-6 contouren op de oevers liggen. Ook wordt nergens de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico overschreden. Aangrenzend aan binnenwateren liggen vluchthavens, waar schepen met kegels (brandstof) kunnen aanmeren. Volgens beleidsnotities van de werkgroep basisnet water 6 gelden hiervoor contouren, zie onderstaande tabel. Tabel 6.3. Vluchthaven voor kegelschepen. De contour geeft de aan te houden afstand tot woongebieden. Vaarweg Nummer 104
Vaarroute e
1 Voorhaven te Gorinchem
Naam haven
Plaats
Kegels
Contour
1e Voorhaven
Gorinchem
1
100 m
Bij nieuwe ontwikkelingen in de omgeving van deze ligplaats moet rekening worden gehouden met deze contouren. Buisleidingen In het gebied liggen verschillende aardgasleidingen. In de Circulaire zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen 7 zijn afstandseisen opgenomen die in acht moeten worden genomen bij de realisatie van ruimtelijke plannen. Voor de aardgasleidingen geldt, afhankelijk van de druk en diameter, een toetsingsafstand van maximaal 180 meter aan weerszijden van de leiding. De minimale bebouwingsafstand voor woonwijken, flatgebouwen en gevoelige objecten als scholen, hotels en kantoren (bestemd voor meer dan 50 personen) bedraagt maximaal 60 meter vanaf het hart van de leiding. In de huidige situatie zijn er geen knelpunten met betrekking tot de PR contour. Inrichtingen In de Alblasserwaard/ Vijfheerenlanden verdienen de volgende inrichtingen vanuit het oogpunt van EV aandacht.
7
Circulaire ‘zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen’. VROM, 1984.
Pagina 39 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Tabel 6.4. Overzicht EV relevante bedrijven in de Alblasserwaard–Vijfheerenlanden. Geel: saneringssituatie. Inrichting
De Haan Minerale Oliën B.V.
Adres
Risicobron Ligging PR
Saneringsplicht
Smoutjesweg 4,
LPG
Ja, kwetsbare objecten < 45
10-6 contour (m) 45
meter vulpunt
Goudriaan Parallelweg 4, Leerdam LPG
25
Garage Visscher Leerdam
reservoir Sluis 18, Groot-Ammers LPG
45
Ja, woningen < 45 meter vulpunt / GR mogelijk knelpunt
Tankstation Mons (Autofood) Eputan Kunststoftechniek BV
Ja, woningen < 25 meter
Energieweg 6, Meerkerk PGS 15
-
Akzo Nobel Decorative Coatings Ambachtsweg 1, Groot- PGS 15
-
B.V.
Ammers
Tremco illbruck Produktie B.V.
Vlietskade 1032, Arkel
Nee Nee
BRZO
-
Nee
Bij het LPG-tankstation Visscher ligt binnen 25 meter van het reservoir een kwetsbaar object. Hierdoor is bij deze inrichting sprake van een saneringssituatie die voor 1-1-2010 opgeheven moet zijn. Verplaatsing van het reservoir zal op korte termijn plaatsvinden. Hiervoor loopt momenteel een vergunningprocedure. Overschrijdingen van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico komen, voor zover bekend, niet voor. Voor de LPG tankstations De Haan en Mons (Autofood) zijn de knelpunten op te lossen door in de vergunning een beperking van de doorzet op te nemen tot 500 m3. Als voor Eputan de vergunning onherroepelijk wordt is er geen knelpunt meer. Akzo Nobel is ook geen knelpunt. Binnen de PR 10-6-contour van de inrichting Tremco illbruck Productie liggen geen kwetsbare objecten. De PR 10-6 is vanwege toepassing van de nieuwe rekenmethodiek 1 gereduceerd en ligt niet over kwetsbare bestemmingen.
6.2
Toekomstige situatie
6.2.1 Ruimtelijke ontwikkelingen Dit gebied is in de Nota Ruimte aangewezen als Nationaal Landschap. In Rijksbeleid staat behoud van deze ‘kernkwaliteit’ voorop. Regionale structuurvisie Alblasserwaard-Vijfheerenlanden 2004 De gemeenten in deze subregio stellen centraal in hun gezamenlijke visie: ruimtelijke ontwikkeling van de kernen met als primair knooppunt Gorinchem en secundaire knooppunten Leerdam en HardinxveldGiessendam, behoud van het karakter van het Middengebied, uitbouw van de toeristisch-recreatieve ontwikkeling van de Noordrand en stimulering van de stedelijke vernieuwing en verbetering van de infrastructuur in de zuidelijke Randzone. In het gebied ten zuiden van de infrastructuur worden enkele knooppunten benut voor nieuwe subregionale bedrijventerreinen (Gorinchem-Noord , Transportcentrum Schelluinen-West), verder de ombouw van de Lingespoorlijn tot lightrail verbinding in combinatie met verdichting en stedelijke vernieuwing en capaciteitsverruiming A27/A15. Pagina 40 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Voor EV zijn vooral van belang: •
gebiedsgerichte ruimtelijke ontwikkelingen bij Gorinchem: forse stedelijke vernieuwing en uitbreiding. Gorinchem-Oost: functieverandering van de bedrijventerreinen langs de Linge en herstructurering van Avelingen Oost, langs de Merwede, bedrijventerrein ontwikkeling in Gorinchem-Noord;
•
gebiedsgerichte ruimtelijke ontwikkeling bij Leerdam: stedelijke vernieuwing, uitbreiding aan de westzijde van Leerdam;
•
werkgelegenheidsontwikkeling met accent op lichte bedrijvigheid en woonwerkeenheden aan de noord-westzijde van Leerdam, de ontwikkeling en verdichting rondom de stationslocaties bij Giessendam-West, Gorinchem en Leerdam (appartementen en kleinschalige kantoren);
•
Hardinxveld-Giessendam: kansen voor ontwikkeling van een transportcentrum Schelluinen-West en verdichting van de bebouwing bij de aanwezige stations in Hardinxveld-Giessendam, Gorinchem en Leerdam in de vorm van appartementen en (kleinschalige) kantoorontwikkelingen.
Ontwerp Transformatievisie Merwedezone 2007 Hierin is een belangrijke stap gezet in de ontwikkeling van de Merwedezone. Dit gebied gelegen langs de rivier de Noord en de Merwede, tussen Kinderdijk en Gorinchem, vormt de zuidrand van het Groene Hart. In de Merwedezone komen twee landschappen bij elkaar: het open cultuurlandschap van de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden (noorden) en de sterk verstedelijkte zone van Alblasserdam tot Gorinchem (zuiden) met als scheidslijnen de A15, de Betuwelijn en de Merwede- Lingelijn. •
voor EV zijn met name interessant de verbreding van de twee rijkswegen door het gebied, de A15 en de A27;
•
herstructurering voor ruim 40 procent van de bestaande bedrijventerreinen, ca. 200 hectare. Daarnaast is er behoefte aan nieuwe bedrijventerreinen, onder meer voor grootschalige functies zoals een slibdepot en een milieustraat. Ook is voldoende capaciteit nodig voor de uitbreidingsbehoefte van bestaande bedrijven, vooral voor de opvang van bedrijven in de hogere milieucategorie in het landelijk gebied van de subregio, die daar vanwege het landschap niet meer kunnen uitbreiden. Hiervoor wordt in Gorinchem-Noord direct langs de infrastructuur een regionaal bedrijventerrein ontwikkeld, maar de doelgroep kan worden uitgebreid met uit te plaatsen (niet watergebonden) bedrijven uit de Merwedezone, ook in lagere milieucategorieën. De planontwikkeling van transportcentrum Schelluinen-West is ook bedoeld als regionaal bedrijventerrein, maar exclusief voor bedrijven in de transportsector uit de subregio. Bedrijventerreinen aan het water worden in het vervolg alleen uitgegeven aan watergebonden bedrijven;
•
Wonen: in totaal liggen in de Merwedezone tot 2015 plannen voor ongeveer 6300 woningen, bedoeld om te voorzien in de regionale woningbehoefte.
Bedrijventerreinenstrategie Alblasserwaard Vijfheerenlanden Dit bevat een verdere uitwerking voor bedrijfsterreinen van de hierboven beschreven nota’s met als doelen: •
Het realiseren van 110 ha nieuw bedrijventerrein, revitaliseren van 11 bedrijventerreinen en het herstructureren van 2 terreinen;
•
Het concentreren van grootschalige bedrijvigheid in de verstedelijkte zuidelijke zone langs de A15 en A27 en tevens de opvang van de bovenregionale vraag;
•
ruimte voor kleinschalige lokale bedrijvigheid in het middengebied en de Lekzone van de subregio;
•
(passief) verplaatsen van grootschaliger bedrijvigheid vanuit het middengebied en de Lekzone naar de A15 en A27-locaties.
Pagina 41 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
6.2.2 Ontwikkelingen EV Aanpassing infrastructuur A15 en A27 Een belangrijke ontwikkeling is de beoogde en door de regio gewenste capaciteitsverruiming van de twee door de regio lopende snelwegen: A15 en A27. Uitvoering van deze werken zal moeten voldoen aan de criteria die momenteel worden opgesteld in het kader van het Basisnet Weg. Tabel 6.5. Risicocontouren volgens eindrapport Basisnet Weg. Veiligheidszones vanaf hart van de weg, PAG zones vanaf rand van de weg.
Omschrijving A15: afrit 23 (Papendrecht/N3) - afrit 27 (Gorinchem) A15: afrit 27 (Gorinchem) - Knp. Gorinchem A15: Knp. Gorinchem - Knp. Deil A27: knp. Everdingen-afrit 25 (noordeloos) A27: afrit 25 (Noordeloos) - Knp. Gorinchem A27: Knp. Gorinchem - afrit 24 (Avelingen) A27: afrit 24 (Avelingen) - Knp. Hooipolder
Veiligheidszone (m) 46 41 32 16 14 16 12
PAG zone (m) 30 30 30 30 30 30 30
A15 De A15 zal nu en in de toekomst een belangrijke schakel vormen in de oostelijke ontsluiting van de Mainport Rotterdam. Het Basisnet neemt dit gegeven dan ook als uitgangspunt. Vermindering van het transportvolume op de A15 is dan ook niet te verwachten. Voor het Basisnet is een analyse van de toekomstige veiligheidssituatie gemaakt. Opvallend hierbij is dat er voor zowel het PR als het groepsrisico nauwelijks groei wordt voorzien. Voor het PR wordt dit veroorzaakt doordat er geen groei in het LPG transport is te verwachten. Voor het groepsrisico omdat dit op basis van een inschatting voor het bouwvolume is gedaan. In de nabijheid van de A15 wordt de ontwikkeling van de bedrijventerreinen Gorinchem Noord en transportcentrum Schelluinen-West en een containertransferium bij Alblasserdam voorzien. De eindrapportage Basisnet weg 27 laat zien dat er voor de trajecten A15 in tabel 6.5 een verwachte veiligheidszone van maximaal 46 meter uit de as van de weg noodzakelijk is. A27 Volgens de eindrapportage Basisnet weg zal voor de A27 een veiligheidszone van maximaal 16 meter uit de as van de weg en een PAG zone van maximaal 30 meter vanaf de rand van de weg gelden. Nieuw te bouwen kwetsbare bestemmingen mogen alleen binnen deze zone worden bestemd indien afdoende beschermingsmaatregelen tegen plasbranden worden genomen en gesitueerd zijn buiten de voorziene 10-6-contour. In de nabijheid van de A27 voorzien zowel de structuurvisie als de transformatievisie een herstructurering van het bedrijventerrein Avelingen Oost en de ontwikkeling van het bedrijventerrein Gorinchem Noord. De beoogde herstructurering van Avelingen Oost biedt kansen voor veiligheidsverbetering door inpassing van de veiligheidszone in het plan. Hierbij is het wel van belang om rekening te houden met de gevolgen die een mogelijke verbreding van de A27 heeft voor het plasbrandaandachtsgebied. De zone wordt immers bepaald vanaf de rand van de weg. De invloed van de A27 op de beoogde ontwikkeling van het bedrijventerrein Gorinchem Noord is nihil.
Pagina 42 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Spoorwegen De Betuwelijn vormt in het Basisnet de “backbone” van het goederentransport per spoor. Ter ontlasting van de Brabantroute zal het transport van gevaarlijke stoffen vanuit de Mainport Rotterdam zoveel mogelijk plaatsvinden via de Betuwelijn. In het project Basisnet wordt een prognose gedaan van de te verwachten risicocontouren en de hoogte van het groepsrisico. In het tracébesluit en MER van de Betuwelijn is de 10-6 contour op 30 meter uit het hart van het spoor gelegd. Het is, vooruitlopend op het Basisnet spoor, verstandig deze afstand als veiligheidszone (KOV-zone) aan te houden, ook al laten recente berekeningen zien dat dit wellicht minder is. Voor beperkt kwetsbare bestemmingen geldt een motiveringsplicht voor deze zone. Mogelijk scherpt het Basisnet spoor dit zodanig aan dat dit laatste niet meer mogelijk is. De subregio zet in op het realiseren van een tweetal bedrijventerreinen in de nabijheid van de Betuwelijn, Gorinchem Noord en transportcentrum Schelluinen-West. Veiligheidsanalyses voor het bestemmingsplan Gorinchem Noord laten zien dat aandacht voor het groepsrisico en de verantwoording hiervan in dit gebied noodzakelijk is. Realisatie van het plan leidt tot overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR. De herstructurering van de bedrijventerreinen aan de Linge vindt plaats binnen het invloedsgebied van de Betuwelijn. Aandacht voor en beheersing van de resulterende wijzigingen van het groepsrisico is gewenst. Dit geldt eveneens voor de beoogde ontwikkeling van het secundaire knooppunt in Hardinxveld Giessendam.
Figuur 6.1. Betuwelijn is nu in gebruik genomen.
Pagina 43 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Vaarwegen De grote rivieren aan de Zuidzijde van de regio vormen de belangrijkste schakel in de binnenvaartroute Rotterdam- Duitsland. Langs de Merwede is vooral herstructurering van bedrijventerreinen aan de orde. Volgens berekeningen voor het basisnet liggen de PR 10-6 contouren op de oever. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt nergens benaderd. In deze zin vormt EV geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen. Het in het concept Basisnet water geïntroduceerde plasbrandaandachtsgebied van 25 meter voor nieuwe kwetsbare bestemmingen langs Merwede en de Waal zal waar mogelijk ingepast moeten worden in de plannen. De beoogde herstructurering biedt hier kansen voor. Indien dit niet mogelijk is, zullen voorzieningen aan gebouwen ter voorkoming van de effecten van plasbranden uitkomst moeten bieden. Voor het gebied langs de Lek voorziet de structuurvisie geen grote ontwikkelingen. Buisleidingen In deze subregio ligt een aantal buisleidingen, zie kaart 6.1. Er zijn geen veiligheidsproblemen rondom leidingen voor het transport van brandbare vloeistoffen en hogedruk aardgas transportleidingen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen, met name aan de oost- en noordzijde van Gorinchem en de noordzijde van Hardinxveld-Giessendam, zal wel rekening moeten worden gehouden met de PR-contour en met het invloedsgebied voor het GR van de aardgasleidingen. Aardgastransport leiding Wijngaarden - Ossendrecht Er is een nieuwe aardgasleiding voorzien van Wijngaarden naar Ossendrecht. Omdat deze leiding consequenties heeft voor de hele regio, wordt voor meer informatie verwezen naar 8.1. Een klein gedeelte van het beoogde tracé van deze transportleiding loopt door de Alblasserwaard. Voor de aanleg van deze gasleiding en het gascompressorstation is door de Gasunie een veiligheidsanalyse uitgevoerd. Er treden geen problemen op ten aanzien van het PR en de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt nergens benaderd. Het gascompressorstation heeft een berekende PR 10-6-contour die net buiten de inrichting is gelegen. Dit leidt niet tot knelpunten maar de contour zal wel ruimtelijk moeten worden ingepast. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt niet benaderd. Bedrijventerreinen en inrichtingen De ambitie om, in de nabijheid van het spoor en de weg (A15), het bedrijventerreinen Gorinchem-Noord en transportcentrum Schelluinen-West te ontwikkelen, vraagt aandacht vanwege de uitwerking van het Basisnet. De beoogde plannen lijken niet te leiden tot veiligheidsknelpunten, maar aandacht voor het PR en vooral het groepsrisico is zeker op zijn plaats. Bezien vanuit EV optiek zouden transport gerelateerde risicorelevante bedrijven bij voorkeur moeten worden gevestigd op transportcentrum Schelluinen-West en de overige grootschalige risicorelevante bedrijven bij voorkeur op Gorinchem-Noord. De situering van beide terreinen is namelijk zodanig dat ze op voldoende afstand van kernen zijn gelegen en bereikbaar zijn zonder woonkernen te passeren. In het geval van Schelluinen-West is dat laatste gerealiseerd door een turborotonde voor het dorp aan te leggen. Aandachtspunt is de ligging nabij de Betuwelijn. De in de MER Betuwelijn aangegeven zonering moet worden gerespecteerd en daarnaast moet er aandacht zijn voor het groepsrisico. Kantoren dienen bij voorkeur niet direct naast de Betuwelijn te worden gevestigd omdat dit zal leiden tot excessieve stijging van het groepsrisico. De werkgelegenheidsontwikkeling (woon-werklocatie) bij Leerdam, Giessendam-West en Gorinchem wordt vanuit EV optiek niet belemmerd. De vestiging van risicorelevante bedrijvigheid op deze locaties is niet gewenst. Pagina 44 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Overige voor EV relevante ontwikkelingen Bij het vestigingsregime ‘gemengde bedrijventerreinen’ vraagt de inpassing van nieuwe risicorelevante bedrijven en hun vervoersstromen in het bijzonder aandacht.
6.3
Aanbevelingen
Transportassen In het zuidelijk deel van Alblasserwaard /Vijfheerenlanden zal er, gelet op de ambities van het Rijk, de regio en de gemeenten, extra aandacht voor het groepsrisico moeten zijn. Dit geldt specifiek voor de ontwikkelingen van bedrijventerrein Gorinchem-Noord en transportcentrum Schelluinen-West in de nabijheid van de spoor en weg in relatie tot het Basisnet. A15 Om een robuuste transportas te creëren geeft het basisnet voor de A15 een veiligheidszone van maximaal 68 meter uit de as van de weg. Aandachtspunt De uitvoering van de ruimtelijke plannen in het zuidelijk deel van dit gebied, vooral bedrijventerrein Gorinchem-Noord en transportcentrum Schelluinen-West, zal er op gericht moeten zijn de hoogte van het groepsrisico te minimaliseren. Indien het groepsrisico toeneemt, zal dit bij het besluit op het ruimtelijke plan verantwoord moeten worden (zie bijlage V). A27 Volgens het concept basisnet weg geldt voor de A27 een verwachte veiligheidszone van maximaal 16 meter uit de as van de weg. Het plasbrandaandachtgebied is 30 meter vanaf de rand van de weg. Kwetsbare bestemmingen mogen slechts in dit gebied worden bestemd indien afdoende beschermingsmaatregelen tegen plasbranden worden genomen en ze buiten de PR 10-6 contour komen te liggen. Aandachtspunt De beoogde herstructurering van het bedrijventerrein Avelingen-Oost biedt kansen voor veiligheidsverbetering door inpassing van de veiligheidszone. Hierbij is het zaak rekening te houden met de gevolgen van een mogelijke verbreding van de A27 voor de contouren. Spoorwegen Voor de Betuwelijn is in het kader van de MER de ligging van de 10-6 contour op 30 meter vastgelegd. In een later onderzoek voor bestemmingsplan Gorinchem-Noord volgde voor de Betuwelijn een PR 10-6contour van 17 meter. Vooralsnog wordt aanbevolen rekening te houden met een PR 10-6 contour van 30 meter.
Pagina 45 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Aandachtspunten •
de ontwikkeling in de nabijheid van het spoor en de A15 van de bedrijventerrein GorinchemNoord en transportcentrum Schelluinen-West lijkt niet te leiden tot knelpunten vanwege de PR contour van 30 meter maar een veiligheidsanalyse laat zien dat realisatie van bestemmingsplan Gorinchem-Noord leidt tot overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico en maakt een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Het situeren van scholen en kantoren direct naast de Betuwelijn is niet gewenst, omdat dit zal leiden tot een excessieve stijging van het groepsrisico.
•
vanuit EV optiek zouden transport gerelateerde risicorelevante bedrijven bij voorkeur moeten worden gevestigd op transportcentrum Schelluinen-West en de overige grootschalige risicorelevante bedrijven op Gorinchem-Noord.
•
ook voor de beoogde herstructurering van de bedrijventerreinen aan de Linge en de ontwikkeling van het secundair knooppunt in Hardinxveld-Giessendam is extra aandacht voor het groepsrisico gewenst.
Vaarwegen Aanbeveling Voor nieuwe kwetsbare bestemmingen langs de Merwede en de Waal zullen de in het concept Basisnet water vermelde veiligheidszones (PAG) van 25 meter waar mogelijk ingepast moeten worden in de plannen. De beoogde herstructurering biedt hier kansen voor. Indien dit onmogelijk is zullen brandwerende voorzieningen aan nieuwe gebouwen uitkomst moeten bieden. Buisleidingen Naar verwachting treden geen veiligheidsproblemen op bij de aanleg van de nieuwe gasleiding en het gascompressorstation in Wijngaarden. Aandachtspunt De PR 10-6 contour van het compressorstation zal ruimtelijk moeten worden ingepast. Bij ruimtelijke ontwikkelingen, vooral aan de oost- en noordzijde van Gorinchem, moet rekening worden gehouden met de PR-contour en het minimaliseren van het GR van de aardgasleidingen. Inrichtingen In Leerdam is het LPG-tankstation Visscher (Parallelweg) saneringspichtig vóór 1-1-2010. De saneringssituatie zal worden opgeheven door verplaatsing van het LPG reservoir. Actiepunt Vastleggen van nieuwe ligging van het LPG reservoir in de milieuvergunning. Voor de LPG tankstations De Haan en Mons (Autofood) geldt ook een saneringsplicht. Actiepunt In de vergunning wordt een beperking van de doorzet opgenomen tot 500 m3, waardoor sanering niet meer aan de orde is.
Pagina 46 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Bedrijventerreinen Ook voor deze regio wordt de aanbeveling gedaan om vanuit het oogpunt van EV aandacht te besteden aan de inrichting van bestaande en nog te ontwikkelen bedrijventerreinen. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met beleid ter bescherming van het Groene Hart. Aandachtpunten Mogelijke veiligheidsbeteringen zijn onder meer: •
Indien nodig risicorelevante bedrijven verplaatsen naar bedrijventerrein Gorinchem-Noord en transportcentrum Schelluinen-West. Rekening dient gehouden te worden met de aanwezige hoogte van het groeprisico. Andere aandachtspunten in dit gebied zijn beheersbaarheid en zelfredzaamheid;
•
Nieuw te vestigen risicorelevante bedrijven op lichtere bedrijventerrein in het midden en noordelijk deel van de Alblasserwaard/Vijfheerenlanden;
•
Nieuw te vestigen risicorelevante bedrijven uit te sluiten op bedrijventerreinen die niet gelegen zijn aan een route waarlangs gevaarlijke stoffen vervoerd mogen worden;
•
Bij het vestigingsregime ‘gemengde bedrijventerreinen’ vraagt de inpassing van nieuwe risicorelevante bedrijven en hun vervoersstromen in het bijzonder aandacht.
Pagina 47 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Kaart 6.1. Signaleringskaart Alblasserwaard/ Vijfheerenlanden, situatie EV 2009
Pagina 48 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Kaart 6.2. Kaart huidige aandachtspunten EV, Alblasserwaard/ Vijfheerenlanden
Pagina 49 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Kaart 6.3. Kaart toekomstige aandachtspunten EV, Alblasserwaard/ Vijfheerenlanden
Pagina 50 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
7
Subregio Drechtsteden
In dit hoofdstuk wordt voor de Drechtsteden in paragraaf 7.1 een overzicht gegeven van de belangrijkste risicobronnen en knelpunten in de huidige situatie, vervolgens wordt in 7.2 op hoofdlijnen ingegaan op ruimtelijke economische ambities voor de subregio waarbij ingezoomd wordt op de - voor Externe veiligheid (hierna afgekort EV) - relevante punten en op knelpunten t.a.v. risicobronnen in de toekomstige situatie. Tenslotte wordt in 7.3 een overzicht van aanbevelingen gepresenteerd. Kaarten van de relevante risicobronnen in de huidige en toekomstige situatie worden gepresenteerd achter paragraaf 7.3 (kaarten 7.1, 2 en 3). Een aantal grotere ruimtelijke ambities voortgekomen uit beleidsvoornemens van Rijk, provincie en/of regio die invloed hebben op de veiligheidssituatie in de regio Zuid-Holland Zuid komen aan bod in hoofdstuk 8.
7.1
Huidige situatie
De Drechtsteden is het meest zuidelijke verstedelijkte gebied in Zuid-Holland en vormt de ‘poort’ van de Randstad. Zij maakt deel uit van de stedelijke corridor, die de Randstad verbindt met belangrijke economische gebieden in België (Antwerpen en Brussel) en Duitsland (het Ruhrgebied). De ligging van de Drechtsteden zorgt voor een goede bereikbaarheid van de regio. Kenmerkend voor deze subregio is eveneens dat belangrijke transportassen (A15, A16 en de N3), bedrijventerreinen en grootschalige industrieterreinen (waaronder de zeehaven) zich te midden van woonbebouwing bevinden. De EV problematiek in de Drechtsteden richt zich vooral op de integratie van EV en stedelijke ontwikkeling. Veiligheidsknelpunten- en aandachtspunten bestaan met name ten aanzien van inrichtingen en transport, in het bijzonder over de weg en het spoor. Rijkswegen Omdat de Drechttunnel (A16) en de Noordtunnel (A15) beiden categorie C tunnels zijn, mag een groot deel van de gevaarlijke stoffen niet door deze tunnels vervoerd worden. Daarom is voor deze tunnels een omleidingroute ingesteld. Deze doorgaande route loopt - van noord naar zuid - via de A16, A15, N3 weer naar de A16. In het kader van het Basisnet transport gevaarlijke stoffen zijn de risicocontouren hiervoor berekend, zie tabel 7.1. Tabel 7.1. Overzicht huidige contouren van EV relevante transportwegen in de Drechtsteden. Geel: knelpunten. Veiligheidszone is vanaf de as van de weg, de PAG zone vanaf de rand van de weg. Omschrijving wegvak
Ligging PR contouren
PR knelpunt
t.o.v. het hart van de weg (m) 10-6
10-8
A15 Knooppunt Ridderkerk – Hendrik-Ido-Ambacht
58
238
Nee
A15 Hendrik Ido Ambacht – Alblasserdam (brug)
65
229
Ja
A15 Alblasserdam - Papendrecht (N3)
65
228
Nee
A15 Papendrecht – Sliedrecht
32
223
Ja
A16 Dordrecht C – s’ Gravendeel
0
115
Nee
A16 s’ Gravendeel (provinciegrens)
27
221
Nee
A16 Knooppunt Ridderkerk - Dordrecht Centrum
0
423
Nee
N3 Papendrecht – Dordrecht
16
25
203
Nee
N3 Dordrecht- s’ Gravendeel
16
38
209
Nee
Pagina 51 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Figuur 7.1. Routemarkering voor gevaarlijke stoffen. Langs de A15, wegvak Hendrik-Ido-Ambacht - Alblasserdam (brug over de Noord) is sprake van een knelpunt aangezien ter hoogte van Hendrik-Ido-Ambacht 3 en Alblasserdam 8 beperkt kwetsbare bestemmingen binnen de PR 10-6 contour liggen. Ten behoeve van een bestemmingsplan procedure voor de Nijverwaard is een risicoanalyse uitgevoerd voor de A15 17. Hieruit bleek dat op basis van vervoerscijfers in 2006 en de huidige bebouwingsdichtheid nog geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het GR. Wordt echter de groeiverwachting van het transport (volgens het Global Economy scenario) en de bebouwingsruimte die het bestemmingsplan biedt in de analyse betrokken, dan is er sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde (factor 1,4 bij een slachtofferaantal van 261 personen). Voor de overige wegvakken wordt de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet overschreden. Langs de A15 in Sliedrecht liggen vier woningen binnen de veiligheidszone (PR 10-6 ) en langs Hardinxveld-Giessendam 5 woningen. Dit is ook een saneringssituatie. Uit de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen volgt namelijk dat wanneer (beperkt) kwetsbare objecten binnen de 10-6 contour gelegen zijn, gestreefd moet worden naar een vermindering van het risico. In tegenstelling tot in het Bevi wordt hiervoor geen saneringstermijn genoemd.
17
EV bestemmingsplan Sliedrecht Nijverwaard en Noord-Oost Kwadrant. Rapport Milieudienst Zuid-Holland Zuid 4 januari 2008. (kenmerk 141223/EA8/006/000616/sfo)
Pagina 52 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Provinciale wegen Lokale wegen kunnen eveneens een functie hebben voor het transport van gevaarlijke stoffen. Er zijn momenteel echter geen telgegevens van deze wegen beschikbaar. Ter bepaling van eventuele PR-contouren en de hoogte van het groepsrisico kan een aantal vuistregels 1 worden toegepast. Toepassing van deze vuistregels leidt tot de conclusie dat voor de meeste lokale wegen het niet te verwachten is dat veiligheidscontouren in acht genomen moeten worden en/of overschrijdingen zullen optreden. Gezien de relatie tussen personendichtheden en het aantal vervoersbewegingen is aandacht voor het groeprisico gewenst op die plaatsen waar de lokale wegen de kernen doorkruisen. De Edisonweg in Alblasserdam vormt wel een aandachtspunt vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen van en naar het bedrijf Schenk in Papendrecht. Spoorwegen Spoorlijn Moerdijkbrug-Dordrecht Zwijndrecht De spoorverbinding Kijfhoek - Moerdijkbrug vormt een belangrijke nationale transportroute voor gevaarlijke stoffen tussen de havens van Rotterdam, Antwerpen en Duitsland. De spoorverbinding vormt voor zowel Dordrecht als Zwijndrecht een groot veiligheidsprobleem, vooral het gedeelte Kijfhoek- Laan der Verenigde Naties. Sinds 2000 zijn er diverse studies gedaan naar de veiligheidssituatie rondom het spoor in de Drechtsteden. Gemeente Dordrecht heeft een studie uitgevoerd naar de ligging van de PR 10-6 contour 18. Hieruit blijkt dat op basis van de marktverwachting 2007 (in het kader van het basisnet) de PR 10-6 contour ligt tussen de 14 en 84 meter van de spooras, waarbij de contour begint vanaf Dordrecht-Amstelwijck en oploopt richting Zwijndrecht. Het maximum groepsrisico op dit spoortraject is (ter hoogte van station Dordrecht) 50 maal de oriëntatiewaarde. In beide steden bevinden zich binnen de PR 10-6-contour van het spoor (beperkt) kwetsbare objecten en tevens geprojecteerde kwetsbare objecten. Een knelpunt vormt verder het oude stationsgebouw langs de Merwede-Lingelijn ter hoogte van Nijverwaard te Sliedrecht. Volgens planning zal het restaurant eind 2009 in gebruik worden genomen. Er is sprake van een overschrijding van het groepsrisico. Merwede-Lingelijn Deze spoorlijn heeft primair een functie voor het personenvervoer. Verder wordt DuPont via deze lijn bevoorraad. Incidenteel wordt de lijn eveneens gebruikt als omleidingroute voor de Betuwelijn. Op basis van de realisatiecijfers 2005 wordt geen contour voor het plaatsgebonden risico berekend. Eveneens is geen sprake van overschrijdingen van de oriëntatiewaarde van het GR. Stamlijnen De subregio Drechtsteden beschikt over drie stamlijnen: 1. Zwijndrecht- Grote Lindt, 2. DordrechtZeehaven en 3. Merwede-Lingelijn- Staart. Gelet op het gebruik van de stamlijn aan de Zwijndrechtse zijde wordt verwacht dat hier geen contour voor het plaatsgebonden risico geldt. Ten behoeve van de vestiging van een containerterminal in de Dordtse Zeehaven is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd voor het transport van gevaarlijke stoffen over deze spoorlijnen. Uit de analyse blijkt dat er geen contouren worden uitgerekend voor de stamlijn Dordrecht- Zeehaven. Ook de bevoorrading van DuPont levert geen contouren op.
18
EV spoor gemeente Dordrecht. Gemeente Dordrecht, juli 2007.
Pagina 53 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Betuwelijn Op basis van de MER -Betuwelijn is de ligging van de 10-6 contour op 30 meter vastgelegd. In het kader van de EV studie Gorinchem-Noord is recent berekend dat op basis van de vervoerscijfers uit de MER-Betuwelijn er sprake is van een PR 10-6 contour oplopend van 11 meter (geen of enkelzijdig geluidscherm) naar 17 meter (dubbelzijdig geluidscherm) 19. In de Drechtsteden is geen sprake van dubbelzijdige geluidschermen. Vaarwegen In de Risicoatlas Water zijn voor de rivieren in de Drechtsteden de volgende risicocontouren gegeven. Tabel 7.2. Overzicht EV relevante vaarwegen in de Drechtsteden. De contour geldt ten opzichte van het hart van de vaarweg. Omschrijving vaarweg
PR Contour (m) 10-6
10-8
Dordtse Kil
0
125
Oude Maas (Noord-Dordtse Kil)
150
225
Oude Maas (Dordtse Kil- Barendrecht)
150
175
Beneden Merwede
0
190
Noord
0
190
Ten behoeve van de ontwikkeling van het Basisnet is een risicoanalyse uitgevoerd voor binnenwateren. Hieruit blijkt dat in de Drechtsteden geen PR 10-6 contouren op de oevers liggen. Dit komt overeen met bovenstaande tabel. Verder wordt nergens in de Drechtsteden de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico overschreden. Aangrenzend aan binnenwateren ligt een vluchthaven, waar schepen met kegels (brandstof) kunnen aanmeren. Volgens beleidsnotities van de werkgroep basisnet water gelden hiervoor contouren, zie tabel 7.3.
19
EV bestemmingsplan Gorinchem Noord. Rapport Milieudienst Zuid-Holland Zuid 20 november 2007 (kenmerk 141223.000598).
Pagina 54 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Tabel 7.3. Vluchthaven voor kegelschepen in de Drechtsteden. De contour geeft de aan te houden afstanden tot woongebieden. Vaarweg nr Vaarroute 101
Naam haven
Plaats
Kegels contour
Tweede Merwedehaven Tweede Merwedehaven Dordrecht 1
100 m
Bij nieuwe ontwikkelingen in de omgeving van een dergelijke ligplaats moet rekening worden gehouden met deze contour. Buisleidingen In de Drechtsteden ligt een aantal hogedruk gasleidingen. In de Circulaire zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen uit 1984 zijn afstandseisen opgenomen die in acht moeten worden genomen bij de realisatie van ruimtelijke plannen ten opzichte van aardgastransportleidingen. Er doen zich voor zover bekend geen knelpunten rondom aardgastransportleidingen voor. Ruimtelijke ontwikkelingen zullen rekening moeten houden met de aanwezige buisleidingen en de invloedsgebieden voor het GR. Naast aardgasleidingen loopt er een hogedruk stikstofleiding (Air Liquide) door de Drechtsteden (zie kaart 1). Voor dit type leiding is er geen specifiek rijksbeleid. Gelet op de ligging van de leiding, de afstand tot de aanwezige bebouwing en de stofeigenschappen van stikstof, is geen veiligheidsknelpunt te verwachten. Een ethyleenoxide leiding vanuit de Hoeksche Waard eindigt op het bedrijventerrein Groote Lindt in Zwijndrecht. Inrichtingen In de regio Drechtsteden verdienen de volgende inrichtingen vanuit het oogpunt van EV aandacht. Tabel 7.4. Overzicht EV relevante bedrijven in de Drechtsteden. Geel: saneringssituatie. Inrichting
Adres
Ligging
Risicobron Saneringsplicht
PR 10-6 – contour (m) Service Station “Dokweg” (BP)
Dokweg 19A, Dordrecht
-
LPG
Ja, woning < 35 meter vulpunt
Automobielbedrijf Zeeuw B.V.
Nijverheidsweg 75, Hendrik-Ido- -
LPG
Ambacht Kijfhoek rangeeremplacement
Zwijndrecht
Ja, woningen < 25 meter reservoir
buiten grens LPG
Nee
inrichting DuPont Nemours
Baanhoekweg 22, Dordrecht
buiten grens Brzo
Nee
inrichting Brenntag B.V.
Lindtsedijk 2, Zwijndrecht
-
Brzo
Nee
St. Schaats- en Akt.centrum
Karel Lotsyweg 7, Dordrecht
-
Ammoniak
Nee
Merwedestraat 140, Dordrecht
-
PGS 15
Nee
-
PGS 15
Nee
Drechtsteden B.V. Luijten-VVZ B.V.
Bolidt Kunststoftoepassingen B.V. Nijverheidsweg 37, Hendrik-Ido-Ambacht
Het knelpunt bij Service Station Dokweg (BP) kan worden opgelost door in de vergunning de doorzet te beperken tot 500 m3. Deze is momenteel nog niet in procedure. Bij het LPG-tankstation Zeeuw is er sprake van kwetsbare objecten binnen de 10-6-contour. Pagina 55 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Bij deze inrichtingen is er sprake van een saneringssituatie die voor 1-1-2010 opgeheven moet zijn. Naar verwachting is dit ook mogelijk. Voor zover bekend, treden geen problemen met het groepsrisico op. Voor Brenntag B.V. loopt momenteel een vergunningprocedure. Volgens nieuwe de rekenmethodiek neemt de PR 10-6 af en is er geen knelpunt meer. In verband met de ontwikkelingsplannen met betrekking tot het Maasterras in het invloedsgebied voor het groepsrisico blijft het bedrijf wel een aandachtspunt. Bij alle overige bedrijven blijken de PR 10-6-contouren op of net buiten de inrichtingsgrens te liggen. Luijten is een verffabriek (PGS 15 opslag). Er zal een revisievergunning worden opgesteld. Hierin zullen de contouren uit het Bevi opgenomen worden. Bolidt is momenteel in procedure. Volgens de concept QRA liggen geen kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contour. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt niet overschreden. Voor het rangeeremplacement Kijfhoek is door de Provincie Zuid-Holland gebiedsgericht beleid ontwikkeld 10,20. Binnen de huidige 10-8 contour mogen bouwplannen niet leiden tot een verhoging van het Groepsrisico en mag de oriëntatiewaarde voor het GR in de eindsituatie niet worden overschreden. De PR contouren zijn weergegeven op kaart 1. De huidige milieuvergunning van 1996 geeft alleen aan dat er geen kwetsbaar object binnen de PR 10-6 contour mag liggen. De oriëntatiewaarde van het GR mag niet worden overschreden. Dat laatste is in de huidige situatie wel het geval. Daarom mogen in verband met provinciaal ruimtelijk beleid voor Kijfhoek geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden binnen de PR 10-8 contour, zoals die indertijd bij de Wet milieubeheer vergunning is bepaald.
Figuur 7.2. Kijfhoek rangeersporen.
10
‘Risico’s in balans, provinciale visie op EV met regionale uitwerking voor het Rijnmondgebied’.
20
Ontwerp bestuursovereenkomst 1994. Provincie Zuid-Holland, brief GS, 1997.
Provincie Zuid-Holland, 2006; Pagina 56 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
7.2
Toekomstige situatie
7.2.1 Ruimtelijke ontwikkelingen Nota Ruimte Geven In dit regionaal ruimtelijk kader hebben de Drechtsteden de ambitie om woonmilieus, bedrijventerreinen en voorzieningen verder te laten ontwikkelen. Voor EV zijn de meest belangrijke elementen: •
zolang mogelijk de bestaande milieuruimte voor bedrijventerreinen benutten voordat eventuele nieuwe bedrijventerreinen worden aangewezen (zie bedrijventerreinenstrategie);
•
een aantal uitstekend bereikbare toplocaties reserveren voor regionale publieksgerichte voorzieningen.
•
vestiging van regionale bezoekersgerichte voorzieningen: het Maasterras (naast kantoren en wonen: grootschalige winkelfuncties) en de knooppunten langs de N3. Verder mogelijk herstructurering van woonboulevard Nijverwaard en regionale bezoekersgerichte voorzieningen in Alblasserdam (nabij de afrit A15), Sliedrecht (bij knooppunten Merwede Lingelijn) en in Hendrik-Ido-Ambacht/Zwijndrecht (bij de Afrit A16);
• •
ontwikkellocaties voor woningbouw bij voorkeur binnen de rode contour; hoogstedelijke woonmilieus in en rond het centrum van Dordrecht, op de Drechtoevers, in de centra van Papendrecht en Zwijndrecht;
•
locaties voor nieuwe recreatieve voorzieningen liggen in het landelijke gebied en langs de hoofdinfrastructuur;
•
De N3 is een belangrijke ontsluitingsas voor de regio, die ook een nationale functie heeft. De corridor van de N3 zal zodanig moeten worden ingericht dat deze dubbelfunctie zich verder kan ontwikkelen;
•
herstructurering van de Drechtoevers.
De Drechtse Poort: bedrijventerreinenstrategie voor de Drechtsteden (2007) Deze strategie is een uitwerking van de nota Ruimte Geven, waarin de kracht van de Drechtsteden als scharnier tussen de Randstad en het Europese achterland wordt uitgebreid. Hiervoor wordt de bereikbaarheid van de terreinen verbeterd en hoogwaardige werklocaties langs de twee ontwikkelingsassen ontwikkeld: de Noord-Zuid as (verbinding Zuidvleugel met Antwerpen) en de WestOost as (verbinding mainport met Duitsland). In het hart van de regio ligt een concentratie van kapitaal intensieve zware bedrijven zoals DuPont en Nedstaal. Deze bedrijven bieden veel werkgelegenheid aan de regio maar zorgen ook voor een zware milieubelasting die de ontwikkelcapaciteit van de regio belemmert. Omdat verplaatsing geen optie is wordt ingezet op clusterzonering: het omgeven van de concentratie van zware bedrijven door schillen van lichtere bedrijven. Voor 2020 worden de volgende doelen gerealiseerd: •
de milieuproblematiek door clusterzonering opgelost;
•
herstructurering van minimaal 250 ha bedrijven terrein;
•
nieuw bedrijventerrein minimaal 100 ha voor lichte(re) categorieën aan de rand van de regio. Grotere ontwikkelingen zijn de Dordtse Kil IV en het bedrijventerrein Kijfhoek Noord;
•
bescherming van de grootschalige bestaande bedrijven in het hart van de regio;
•
onttrekking van bedrijventerreinen aan de voorraad te beperken tot maximaal 45 ha;
•
optimalisering van de bereikbaarheid van bedrijventerreinen .
Pagina 57 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
De herstructurering van bestaande terreinen wordt als cruciaal gezien omdat het: •
op peil houden van de kwaliteit de leegloop beperkt;
•
de ontwikkelingsomvang van nieuwe terreinen beperkt is;
•
de gevestigde belangen van de zware bedrijvigheid niet aantast;
•
de aansluiting van bedrijventerreinen met het stedelijke gebied optimaliseert.
High Five: concept kantorenstrategie voor de Drechtsteden (2007) Dit is ook een uitwerking van de nota Ruimte Geven. Drechtsteden streeft naar het grotendeels vervullen van de vraag naar kantoorruimte: •
bovenregionaal: het Maasterras, een grootschalige locatie voor kantoorontwikkeling en woningbouw;
•
thematische locaties: Westkeetshaven (binnenvaartcluster), de in ontwikkeling zijnde locaties Leerpark en Gezondheidspark, Baanhoek West en de Stadswerven;
•
lokaal: kantorenlocaties voor de locale markt waarbij Amstelwijck in Dordrecht en Stationspark in Sliedrecht zijn aangewezen als locaties voor grotere spelers. De kantorenontwikkeling op bedrijventerreinen wordt beperkt.
7.2.2 Ontwikkelingen EV In de Drechtsteden zijn veiligheidsaandachtspunten vooral te verwachten bij ontwikkelingen langs spooren wegtransportassen voor gevaarlijke stoffen en rondom het spooremplacement in Kijfhoek. Volgens het eindrapport Basisnet weg zijn er knelpunten ten aanzien van de weg en het spoor verwacht. De veiligheidszones zullen saneringssituaties opleveren op de A15 (tussen afrit 23 en 27) ter hoogte van Sliedrecht (4 woningen) en Hardinxveld-Giessendam (5 woningen) en tussen afrit 21 en 22 ter hoogte van Alblasserdam (4 woonwagens). Dit in verband met de aanwezigheid van kwetsbare bestemmingen binnen die zones 27. Ten aanzien van het spoor is de verwachting dat met de komst van het Basisnet de bestaande knelpunten in de spoorzone Zwijndrecht- Dordrecht (zie paragraaf 8.1) minder zullen worden, maar niet geheel zal worden opgelost. Eind 2009 zullen berekeningen worden uitgevoerd naar de effecten van het pakket veiligheidsmaatregelen. Zonder aanvullende bronmaatregelen (samenstelling van de spoorwagons) zal naar verwachting een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico blijven bestaan. Wegen Een overzicht van risicocontouren volgens het Basisnet zijn gegeven in onderstaande tabel. Tabel 7.5 Risicocontouren volgens Basisnet. Geel: knelpuntsituatie. Omschrijving wegvak N3: A15 -Burg. Keijzerweg (Papendrecht) N3: Burg. Keijzerweg (Papendrecht) - Baanhoekweg (Dordrecht) N3: Baanhoekweg / Merwedestraat (Dordrecht) - A16 A15: afrit 21 (H-Ido-Ambacht)- afrit 22 (Alblasserdam, ic Noordtunnel) A15: afrit 22 (Alblasserdam) - afrit 23 (Papendrecht/N3) A15: afrit 23 (Papendrecht/N3) - afrit 27 (Gorinchem) A15: afrit 27 (Gorinchem) - Knp. Gorinchem A15: Knp. Gorinchem - Knp. Deil A16: afrit 22 Zwijndrecht - afrit 21 (Dordrecht) (incl. Drechttunnel) A16: afrit 21 (Dordrecht) - afrit 20 (Randweg Dordrecht) A16: afrit 20 (Randweg Dordrecht)-knp Klaverpolder Omleidingsroute Noordtunnel (A15): via N915 Pagina 58 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Veiligheidszone (m) 32 33 47 0 68 46 41 32 26 22 45
93
PAG zone (m) 30 30 30 30 30 30 30 30 30 30 30
nee
A15 De A15 zal nu en in de toekomst een belangrijke schakel vormen in de oostelijke ontsluiting van de Mainport Rotterdam. Het Basisnet neemt dit gegeven als uitgangspunt. Vermindering van het transportvolume op de A15 is dan ook niet te verwachten. Voor het Basisnet is een analyse van de toekomstige veiligheidssituatie gemaakt. Opvallend hierbij is dat er voor het groepsrisico en het plaatsgebonden risico nauwelijks groei wordt voorspeld. Voor het PR wordt dit veroorzaakt doordat er geen groei in het LPG transport is voorzien. Voor het GR omdat dit op basis van een inschatting voor het bouwvolume is gedaan. Herstructurering van industrieterreinen zal beperkt deel uitmaken van deze prognose. Zolang herstructurering niet leidt tot het sterk verdichten van bedrijfslocaties zal dit niet leiden tot overschrijdingen van het GR. In de nabijheid van de A15 voorziet de bedrijventerreinenstrategie de volgende ontwikkelingen: •
herstructureren of transformeren van Haven Zuid in Alblasserdam. Deze ontwikkeling is ten noorden van de tunnelbak voorzien, op ruime afstand van de omleidingroute voor LPG (als meest bepalende stof). De ontwikkeling zal slechts zeer beperkt meetellen in de groei van het groepsrisico voor de A15;
•
herstructureren van Vinkenwaard. Ook deze locatie ligt op ruime afstand van de omleidingroute;
•
herstructurering van de bedrijfsterreinen Antoniapolder (en tevens uitbreiding) en Grotenoord, beide gelegen in Hendrik-Ido-Ambacht, naast de omleidingroute. Momenteel is geen sprake van overschrijding van PR en oriëntatiewaarde GR. Met de beoogde ontwikkeling wordt dat ook niet ververwacht;
•
herstructurering van de Nijverwaard in Sliedrecht is in uitvoering. Het terrein is ruim buiten de 10-6 contour gelegen, maar het groepsrisico vormt een aandachtspunt;
•
Het stationspark Sliedrecht is bedoeld voor grotere spelers op de kantorenmarkt. Ligging nabij de A15 maakt aandacht voor het groepsrisico noodzakelijk.
In Sliedrecht is een bestemmingsplan in voorbereiding voor het gebied De Driehoek waar een gemeentewerf met milieustraat, regionaal slibdepot en een middelgroot kantoorgebouw zijn gepland. Het GR vormt hier aandachtspunt vanwege de ligging tussen A15 en Betuweroute. Het concept Basisnet weg laat zien dat, om een robuuste transportas te creëren, voor de A15 een veiligheidszone van maximaal 68 meter uit het hart van de weg noodzakelijk is. Een aandachtspunt hierbij is dat zich binnen deze zone kwetsbare objecten bevinden waarvoor een oplossing moet worden gezocht. De knelpunten langs de A15 tussen Rotterdam en Gorinchem worden veroorzaakt door het vervoer van LPG. Landelijk zal onderzocht worden of en onder welke voorwaarden het logistiek en economisch haalbaar is om de LPG vervoersstroom vanuit Rotterdam via de binnenvaart naar een of meerdere distributiepunten stroomopwaarts te vervoeren 4. De uitkomsten van dit onderzoek zullen betrokken worden bij de uiteindelijke vaststelling van de veiligheidszone. In Alblasserdam is, in verband met beperkingen die gelden voor het transport van gevaarlijke stoffen door een tunnel, een omleidingroute ingesteld. Ook voor deze route is in het kader van het concept Basisnet transport gevaarlijke stoffen een robuuste veiligheidszone ingesteld van 68 meter uit het hart van de weg. In Alblasserdam liggen kwetsbare objecten binnen deze zone (4 woonwagens). Verder bevinden zich ook beperkt kwetsbare objecten (8 bedrijven) in deze zone. Langs de A15 ter hoogte van Hendrik-IdoAmbacht liggen 3 bedrijven en ter hoogte van Papendrecht 5 bedrijven in de veiligheids zone 27. Met of zonder Basisnet is er op de omleidingroute voor de A15 sprake van een veiligheidsknelpunt.
4
Ontwerp basisnet vervoer gevaarlijke stoffen weg, water. Ministerie Verkeer en Waterstaat/ DGMo 4 december 2008/ kamerstuk 4424.
Pagina 59 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
A16 Langs de A16 is momenteel geen sprake van veiligheidsknelpunten. Dit komt omdat slechts een beperkt aantal gevaarlijke stoffen door de Drechttunnel vervoerd mogen worden. Het eindrapport Basisnet weg geeft voor de A16 veiligheidszones tot maximaal 45 meter. Bij de herstructurering in Dordt - West is voor Wielwijk voorgesteld meer ruimte te creëren tussen de A16 en de woonbebouwing in verband met luchtkwaliteit. Deze ruimtelijke ingreep biedt ook de kans daar een veiligheidszone te realiseren. Deze maatregel leidt tot een reductie van effecten van plasbranden waarmee het veiligheidsniveau in Wielwijk op een hoger plan wordt gebracht. Aan de westzijde van de A16 zijn in het kader van de bedrijventerreinenstrategie eveneens ontwikkelingen voorzien. Ook hier zal met de veiligheidszone en PAG zone rekening moeten worden gehouden. Vanaf het knooppunt N3 richting Moerdijkbrug krijgt de A16 een zwaardere functie voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het eindrapport Basisnet weg geeft een veiligheidszone van 45 meter uit het hart van de weg. Spoorwegen Moerdijkbrug-Dordrecht-Zwijndrecht In de huidige situatie (zonder Maasterras) is er zowel in Zwijndrecht als in Dordrecht sprake van een knelpunt. Het Maasterras wordt in de kantorenstrategie aangemerkt als een bovenregionale toplocatie voor kantoorontwikkeling. De bereikbaarheid van het gebied zowel per openbaar vervoer (spoor) als over de weg is optimaal. De keerzijde is dat over de spoorlijn veel gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het is dé transportroute tussen de havens van Rotterdam en Antwerpen en ook het transport tussen Rotterdam en Duitsland loopt via deze lijn. De heersende risicosituatie maakt de ontwikkeling van het ‘Maasterras’ zonder het verder verhogen van het groepsrisico niet mogelijk 21. Het ruimtelijke plan van het Leerpark heeft geleid tot een significante veiligheidsverbetering. Op basis van de vervoersprognoses 2003 was echter geen sprake van kwetsbare objecten binnen de 10-6 contour van het spoor en was sprake van een sterke verbetering voor het groepsrisico. Verdergaande groei van transport leidt wederom tot knelpunten voor het plaatsgebonden risico en een stijging van het groepsrisico. De ontwikkeling van Amstelwijck leidt naar verwachting niet tot knelpunten. Merwede- Lingelijn Deze lijn verliest in het Basisnet zijn functie als doorgaande spoorverbinding voor het transport van gevaarlijke stoffen. De bediening van DuPont zal wel blijven bestaan. Ruimtelijke ontwikkelingen worden niet belemmerd als gevolg van het (zeer incidentele) vervoer van gevaarlijke stoffen bij tijdelijke afsluiting van de Betuwelijn. Wel zal bij ontwikkelingen in de nabijheid van de lijn rekening moeten worden gehouden met de aan- en afvoer van gevaarlijke stoffen voor DuPont. Betuwelijn De Betuwelijn vormt in het Basisnet de “backbone” van het goederentransport per trein. Het Basisnet spoor gaat er dan ook vanuit dat hier “onbeperkt” vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk moet zijn. Ter ontlasting van de Brabantroute is het de bedoeling het transport van gevaarlijke stoffen vanuit de mainport zoveel mogelijk plaats te laten vinden via de Betuwelijn. In het tracébesluit van de Betuwelijn is de 10-6 contour op 30 meter uit het hart van het spoor gelegd. In de Nota Ruimte geven is de Nijverwaard in Sliedrecht aangeduid als een locatie voor regionale publieksgerichte voorzieningen. Conform deze Nota wordt de herstructurering van de woonboulevard Nijverwaard ter hand genomen. Een in 2007 uitgevoerde veiligheidsanalyse voor het bestemmingsplan Nijverwaard geeft een PR 10-6 van 36 meter en laat een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het 21
EV Maasterras Dordrecht. Gemeente Dordrecht, oktober 2008.
Pagina 60 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
groepsrisico zien 17. Een verdere veiligheidsanalyse in het noordelijk deel van de Drechtsteden (Papendrecht-Sliedrecht) is in dit verband gewenst. Ter hoogte van plangebied Nijverwaard zal na invulling van het bestemmingsplan bij genoemd vervoer het groepsrisico de oriëntatiewaarde overschrijden. Het is echter nog maar de vraag of deze vervoerscijfers in het kader van het Basisnet spoor stand houden. Vooralsnog wordt aanbevolen rekening te houden met een PR 10-6 contour van 30 tot 50 meter.
17
EV bestemmingsplan Sliedrecht Nijverwaard en Noord-Oost Kwadrant. Rapport Milieudienst Zuid-Holland Zuid 4 januari 2008. (kenmerk 141223/EA8/006/000616/sfo)
Pagina 61 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Vaarwegen De vaarwegen in de Drechtsteden vormen een belangrijke schakel in het vervoersnetwerk over water. Uit de Eindrapportage vaarwegen Basisnet blijkt dat ook voor de toekomst voldoende ruimte is voor groei, zonder dat dit leidt tot veiligheidsproblemen. Uit de veiligheidsanalyse blijkt dat een tienvoudige groei van het transport van gevaarlijke stoffen op het water mogelijk is, zonder dat sprake is van 10-6 contouren op de oever. De oriëntatiewaarde voor het GR wordt nergens benaderd. De volgende categorieën van het concept Basisnet water zijn aanwezig: •
Categorie zeevaart (rood): voor de Oude Maas en de Dordtse Kil stelt het Basisnet een veiligheidszone van 40 meter in;
•
Categorie binnenvaart mét zones (zwart): voor de Oude Maas (spoorbrug-Dordtse Kil), de Noord, de Nieuwe Merwede en de Beneden Merwede wordt een veiligheidszone van 25 meter ingesteld;
•
Categorie binnenvaart zonder zones (groen): in de Drechtsteden valt het Wantij in deze categorie.
Het is mogelijk om kwetsbare objecten binnen deze veiligheidszones te bestemmen, mits deze afdoende tegen plasbranden op het water worden beschermd. Langs de bovengenoemde vaarwegen is in de Drechtsteden een aantal (grootschalige) ontwikkelingen gepland, zoals Noordoevers, Stadswerven en Oostpoort. De genoemde veiligheidszones zullen in de projecten moeten worden ingepast. Indien dit niet mogelijk is, zullen voorzieningen aan gebouwen ter voorkoming van de effecten van plasbranden uitkomst moeten bieden. Naar verwachting zullen de ontwikkelingen niet leiden tot overschrijdingen van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico.
Inrichtingen Rangeerterrein Kijfhoek Ten aanzien van het rangeerterrein speelt niet alleen een nieuwe vergunningaanvraag Wet milieubeheer die is gebaseerd op een toename van de capaciteit van het rangeerterrein. Daarnaast is het de wens van de regio Drechtsteden het bedrijventerrein Kijfhoek Noord vorm te geven. Momenteel heeft het bedrijf Prorail voor het spooremplacement Kijfhoek een aanvraag voor een nieuwe milieuvergunning bij de provincie Zuid-Holland ingediend. De gemeenten Zwijndrecht en Hendrik-IdoAmbacht zijn vanuit hun verantwoordelijkheid voor de veiligheid van haar inwoners als belanghebbende partij en vanuit RO betrokken bij het vergunningoverleg. De huidige milieuvergunning van 1996 gaat uit van een PR 10-6 contour, waarbinnen geen kwetsbaar object mag liggen. De oriëntatiewaarde van het GR mag niet worden overschreden. Dat laatste is in de huidige situatie wel het geval. Daarom mogen in verband met provinciaal ruimtelijk beleid voor Kijfhoek geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden binnen de PR 10-8 contour, zoals die indertijd bij de Wet milieubeheer vergunning is bepaald. In de vergunningaanvraag wordt bij de uitbreiding van de rangeercapaciteit uitgegaan van de aantallen gebruikt in de MER Betuweroute en MER Tweede Maasvlakte. Dit resulteert in een groei van het aantal te rangeren wagons met gevaarlijke stoffen waardoor de PR 10-6-contour op bepaalde punten buiten de terreingrens komt te liggen en daardoor deels over het bestaande bedrijventerrein Molenvliet, meer specifiek de discotheek ‘De Blue Lagoon’ en deels over het beoogde bedrijventerrein Kijfhoek Noord en het Waalbos. De discotheek is gezien de grote hoeveelheid bezoekers een kwetsbaar object. Hiermee wordt een saneringssituatie gecreëerd in het kader van de toekomstige revisievergunning. Het Waalbos is een extensief recreatiegebied, dat voor EV geen probleem vormt. In het geval dat vestiging van het
Pagina 62 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
bedrijventerrein Kijfhoek Noord wordt gerealiseerd, zal dit (door een toename van het aantal werkzame personen) leiden tot een toename van het GR. Omdat deze ontwikkeling niet in het streekplan is vermeld, wordt er bij de vergunningprocedure geen rekening mee gehouden. De toename van het GR hoeft niet te leiden tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde omdat door toepassen van een vastgestelde nieuwe rekenmethodiek het GR afneemt ten opzichte van de momenteel vergunde situatie. Ruimtelijke ambities van gemeenten in de omgeving van Kijfhoek zijn eveneens van invloed op het groepsrisico. De nieuwe situatie levert vooral voor de gemeente Zwijndrecht ruimtelijke beperkingen op. Met de nieuwe vergunningaanvraag is het de vraag of er nog sprake blijft van een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Deze oriëntatiewaarde mag worden overschreden, mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden. Op dit moment wordt een ambtshalve wijziging van de vergunning afgerond, door de nieuwe risicomodellering te koppelen aan de huidige vergunning. Hiermee wordt geborgd dat volgens de laatste inzichten voldaan kan worden aan het PR en GR en daarmee de vergunning voldoet aan het Bevi. Daarnaast zal de revisievergunning worden verleend. Een voorwaarde hiervoor is verplaatsing van de genoemde discotheek en planologisch uitsluiten van nieuwe kwetsbare bestemmingen binnen de PR contour. Ten aanzien van de ingediende milieuvergunningaanvraag staat de provincie Zuid-Holland, in overleg met de Zwijndrecht en Hendrik-Ido-Ambacht, in hoofdzaak voor de keuze: •
De gewenste capaciteit vergunnen. Discotheek ‘De Blue Lagoon’, als kwetsbaar object, zal gesaneerd moeten worden. Het verhoogde groepsrisico zou gereduceerd kunnen worden door papieren saneringen (de bestaande planologische ruimte wordt in overeenstemming gebracht met het beoogde gebruik) of geaccepteerd en verantwoord moeten worden. Deze keuze heeft eveneens gevolgen voor de ruimtelijke en economische invulling van het beoogde bedrijventerrein Kijfhoek Noord;
•
De vergunningaanvraag weigeren. Dit is de enige optie als de Blue Lagoon niet verhuist. Capaciteitsvermindering betekent een beperking van de aanvraag en is juridisch niet mogelijk.
Omgang met het verhoogde groepsrisico (reduceren of accepteren en verantwoorden) blijft een essentieel zorgpunt. Dit leidt voor het beoogde bedrijventerrein Kijfhoek Noord tot de volgende mogelijke keuzen: •
De zone binnen de 10-6-contour bestemmen voor bedrijven met gevaarlijke stoffen (plaatsgebonden risico). Dit zal gemotiveerd moeten gebeuren, maar dit is gelet op het karakter van de beoogde bedrijvigheid en de intenties van het Bevi mogelijk;
•
Het beoogde bedrijventerrein realiseren en de overschrijdingen van het groepsrisico accepteren en dit vervolgens inbrengen in een mogelijk op te stellen gebiedsconvenant;
•
Gelet op de hoogte van het groepsrisico afzien van de realisatie van het bedrijventerrein.
Pagina 63 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Bedrijventerreinen De bedrijventerreinenstrategie zet in op het creëren van een zogenaamde clusterzonering. Hierbij wordt een kern van kapitaalintensieve industrie ingepakt door een schil gereserveerd voor gemengde bedrijvigheid en een buitenste schil voor representatieve en arbeidsintensieve bedrijven. De clusterzonering beoogt een geleidelijke overgang en blijvend ruimte te scheppen tussen de zware bedrijvigheid en woonfuncties. Op basis van dit model wordt een herstructureringsopgave vastgesteld van ca. 250 ha, die zich voornamelijk concentreert in de “schillen”. Tot slot resteert nog een beperkte ontwikkelopgave aan de randen van de regio. Concreet zijn dit de bedrijventerreinen Kijfhoek Noord en Dordtse Kil IV. Door de zoneringsystematiek mede af te stemmen op EV aspecten kan deze systematiek bijdragen aan het creëren van veiligheidsruimte. Het bedrijventerrein Dordtse Kil IV is vanwege zijn ligging (op ruime afstand van woonbebouwing) vooral geschikt voor vestiging van risico relevante bedrijven. Wel zal in de planontwikkeling rekening moeten worden gehouden met de ontsluitingsstructuur. Het bedrijventerrein dient bij calamiteiten met gevaarlijke stoffen altijd goed bereikbaar te zijn voor hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen (boven- en benedenwinds aanrijden). Een aandachtspunt vormt de goede analyse en inpassing van de EV risico’s als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen van het bedrijf Schenk en andere zich aandienende transportstromen in Nieuwland. Actualisatie van het bestemmingsplan ‘Werken’ door Alblasserdam biedt hiertoe de mogelijkheid. Overige voor EV relevante ontwikkelingen Locaties die zijn aangewezen als regionale locatie voor grootschalige publieksvoorzieningen kunnen ten aanzien van het spoor en de weg aandachtspunten voor EV opleveren. Gedacht kan worden aan herstructurering van de woonboulevard in Nijverwaard en aan locaties in Dordrecht en Alblasserdam (nabij de afrit A15). Vooral Oostpoort in Dordrecht met ontwikkelingsplannen (gedacht wordt o.a. aan een megabioscoop en megasupermarkt) is een ruimtelijke ontwikkeling die vanuit het oogpunt van EV bijzondere aandacht eist; •
Het Maasterras, gelegen in de spoorzone Zwijndrecht-Dordrecht, is aangewezen als gebied voor bovenregionale kantoor en woningbouw ontwikkeling. Deze plannen leveren veiligheidsproblemen op vanwege de nabije ligging van het spoor 21;
•
Op alle bedrijventerreinen in de Drechtsteden geldt, vergelijkbaar met de andere twee subregio’s, het vestigingsregime ‘gemengde bedrijventerreinen’. Ook hier brengt dit vestigingsregime met zich mee dat aandacht voor het inpassen nieuwe risicorelevante bedrijven incl. hun vervoersstromen op zijn plaats is;
•
Een beperkt aantal bedrijventerreinen in de Drechtsteden is geschikt voor een zwaardere categorie bedrijven (waaronder het bedrijf DuPont en Brenntag). In de bedrijvenstrategie voor de Drechtsteden wordt uitgegaan van behoud van de op deze bedrijventerreinen gelegen bedrijven. Dit betekent dat permanente aandacht voor risico en veiligheid noodzakelijk is;
•
Het nog aan te leggen bedrijventerrein Dordtse Kil IV is vanwege zijn ligging ten opzichte van woonbestemmingen in principe geschikt voor risicorelevante bedrijven.
Buisleidingen De geprojecteerde aardgasleiding Wijngaarden-Ossendrecht ligt voor een gering deel in deze subregio. Hierbij moet worden opgemerkt dat in Sliedrecht nabij Baanhoek West de bebouwingsafstand is gehalveerd tot 25 meter. 21
EV Maasterras Dordrecht. Gemeente Dordrecht, oktober 2008.
Pagina 64 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Dit vanwege het nemen van risicoreducerende maatregelen waardoor aan de normen uit de vigerende circulaire wordt voldaan. Verder geldt dat drie panden nabij de kruising met de Merwede binnen de 25 meter zone staan. Hierover worden met de gemeente Sliedrecht afspraken gemaakt over toe te passen maatregelen conform de circulaire. Voor meer informatie wordt verwezen naar hoofdstuk 8.1. Het gehele beoogde tracé door de Drechtsteden voor deze leiding is getoetst door de Gasunie. Op het gehele tracé wordt aan de huidige Circulaire voldaan 7.
7.3
Aanbevelingen
Wegen Momenteel zijn er knelpunten t.a.v. de PR 10-6-contour langs de A15, wegvak Hendrik-Ido-Ambacht / Alblasserdam (brug over de Noord) en langs de A15 in Sliedrecht. Hier ligt momenteel een saneringsopgave. Met de komst van het basisnet zullen de veiligheidszones waarschijnlijk saneringssituaties opleveren op de A15 ter hoogte van Sliedrecht en Hardinxveld-Giessendam. Dit in verband met de aanwezigheid van kwetsbare bestemmingen. Aanbevelingen Zodra het basisnet weg wettelijk is vastgelegd, de saneringssituaties inventariseren en op de agenda zetten voor nader onderzoek. Hierbij moet het landelijk onderzoek naar de haalbaarheid om LPG vanuit Rotterdam via de binnenvaart te vervoeren 5 en de hieruit resulterende veiligheidszone worden betrokken. De Edisonweg in Alblasserdam vormt wel een aandachtspunt vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen van en naar het bedrijf Schenk in Papendrecht. Het knelpunt betreffende woningen binnen de PR 10-6-contour van de A15 , wegvak Hendrik-Ido-Ambacht – Alblasserdam kan mogelijk opgelost worden door het treffen van verkeerskundige maatregelen. Spoorwegen Ten aanzien van het spoor is de verwachting dat met de komst van het Basisnet de bestaande veiligheidsproblematiek in de spoorzone Zwijndrecht- Dordrecht (zie paragraaf 4.3) niet geheel zal worden opgelost. Zonder aanvullende bronmaatregelen zal naar verwachting een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico blijven bestaan. Aandachtspunt Bij ruimtelijke plannen in het invloedsgebied voor het groepsrisico extra aandacht voor GR minimaliserende maatregelen, zoals maatregelen ten aanzien van de samenstelling van treinen waardoor de kans op een incident drastisch afneemt. Inrichtingen Bij drie inrichtingen is sprake van een saneringssituatie die volgens het Bevi voor 1-1-2010 beëindigd moet zijn aangezien binnen de vergunde 10-6-contouren kwetsbare objecten liggen. Het gaat om het Service Station Dokweg (BP), LPG-tankstation Zeeuw (Nijverheidsweg). Het knelpunt bij Service Station
7 5
Circulaire ‘zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen’. VROM, 1984. Ontwerp basisnet vervoer gevaarlijke stoffen weg, water. Ministerie Verkeer en Waterstaat/ DGMo 4 december 2008/ kamerstuk 4424.
Pagina 65 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Dokweg (BP) kan worden opgelost door in de vergunning de doorzet te beperken tot 500 m3. Deze is momenteel nog niet in procedure. Actiepunt Milieuvergunning ambtshalve aanpassen. Voor het LPG-tankstation Zeeuw (Nijverheidsweg) geldt dat binnen de 25 meter van het reservoir (10-6contour) een kwetsbaar object gelegen is. De saneringssituatie wordt niet opgeheven wanneer gekozen wordt voor een beperking van de LPG-doorzet. Actiepunt Verplaatsing van het reservoir of indien dit niet mogelijk is, intrekking van het LPG deel van de milieuvergunning. Bij deze inrichtingen is er sprake van een saneringssituatie die voor 1-1-2010 opgeheven moet zijn. Naar verwachting is dit ook mogelijk. Voor zover bekend, treden geen problemen met het groepsrisico op. Kijfhoek spooremplacement vormt een aandachtspunt. Actiepunt Onderzocht wordt of verplaatsing van de discotheek mogelijk is. Verder wordt de milieuvergunning aangepast. Door een ambtshalve wijziging gebaseerd op de huidige rangeercapaciteit wordt het GR knelpunt op dit moment opgelost. Door middel van een revisievergunning procedure gebaseerd op de toename van rangeercapaciteit in combinatie met verplaatsing van de discotheek wordt het knelpunt kwetsbaar object binnen 10-6 PR contour opgelost. Regionale publieksgerichte voorzieningen De ontwikkeling van regionale publieksgerichte voorzieningen (zoals Oostpoort, Nijverwaard, Sliedrecht) in de nabijheid van de spoor en weg vraagt om extra aandacht voor het groepsrisico. Aandachtspunt Bij de ontwikkeling van publieksgerichte voorzieningen streven naar het minimaliseren van de hoogte van het groepsrisico. Wordt gekozen voor een toename van het groepsrisico, dan dient dit in het bestemmingsplan te worden verantwoord (zie het stappenplan in bijlage V). Inrichting/herstructurering bedrijventerreinen Kansen Ook voor de regio Drechtsteden geldt dat er kansen liggen om de veiligheid te verbeteren door aandacht te besteden aan de (her)inrichting van bedrijventerreinen. Mogelijk te treffen maatregelen zijn: •
waarnodig risicorelevante bedrijven te verplaatsen naar het nog aan te leggen bedrijventerrein de Dordtse Kil IV. Aandachtspunten hierbij zijn aspecten op het gebied van beheersbaarheid en zelfredzaamheid;
•
de zoneringsystematiek af te stemmen op EV aspecten. Vergelijkbaar met geluid kunnen vormen van in- en uitwaarts zoneren worden toegepast. Zo kan bijvoorbeeld kapitaalintensieve en zware bedrijvigheid worden ‘ingepakt’ in schillen van steeds lichtere bedrijvigheid;
•
nieuw te vestigen risicorelevante bedrijven op lichtere bedrijventerrein uit te sluiten en;
•
nieuw te vestigen risicorelevante bedrijven uit te sluiten op bedrijventerreinen die niet gelegen zijn aan een route waarlangs gevaarlijke stoffen vervoerd mogen worden.
Pagina 66 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Kaart 7.1. Signaleringskaart Drechtsteden, situatie EV 2009.
Pagina 67 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
kaart 7.2. Kaart huidige aandachtspunten EV, Drechtsteden.
Pagina 68 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
kaart 7.3. Kaart toekomstige aandachtspunten EV, Drechtsteden.
Pagina 69 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
8
Regionale ontwikkelingen
8.1
Beleidsvoornemens en ontwikkelingen Rijk & provincie
Planontwikkelingen die relevant zijn voor de regio Zuid-Holland Zuid zijn de aan te leggen gastransportleiding plus compressorstation door de Gasunie, de ontwikkeling van een Basisnet voor wegen, spoorwegen en waterwegen, het spoortraject Kijfhoek - Moerdijkbrug, het rangeerterrein Kijfhoek en de A4Zuid. Voor deze grote projecten gelden ruimtelijke procedures (meestal inclusief MER), waarin EV als onderdeel wordt meewogen. De knelpunten die hierbij gesignaleerd worden vragen om een regionale aanpak waarbij afstemming en samenwerking met andere subregio’s, Rijk, provincie en bedrijfsleven cruciaal zijn. Gastransportleiding Wijngaarden - Ossendrecht De Nederlandse regering heeft besloten om de import van aardgas naar Nederland te stimuleren en hiermee onze eigen gasvoorraad in Slochteren te sparen. Een tweede doelstelling van het nationale energiebeleid is om van Nederland een gasrotonde te maken waardoor het aantrekkelijk wordt voor gashandelaren om naar en via Nederland gas te transporteren. Op deze wijze is Nederland in de toekomst verzekerd van de levering van aardgas. Deze beleidvoornemens leiden er toe dat het Nederlandse gastransportnet aanzienlijk moet worden uitgebreid: de Noord-Zuidroute, die alle subregio’s in de regio Zuid-Holland-Zuid zal doorsnijden. In overeenstemming met de Circulaire zonering hoge druk aardgasleidingen (1984) kent de beoogde leiding in de Drechtsteden een minimum bebouwingsafstand van 50 meter en een toetsingsafstand van 150 meter. Voor de aanleg van de leiding is naast een toets op het vigerende beleid tevens een risicoanalyse uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de PR 10-6-contour zich op de leiding bevindt en dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico nergens benaderd wordt. Een onderdeel van de gastransportleiding is het in Wijngaarden geplande gascompressorstation, dat gas verdeelt over de 4 grote leidingen in Zuidwest Nederland: de leiding van/naar Noord-Holland (Beverwijk), de leiding van/ naar de grote industriegebieden in de Randstad/Pernis, de nieuwe leiding van/naar Ossendrecht en Zelzate en de Betuweleiding van en naar het oosten van Nederland. Het gascompressorstation heeft een oppervlak van ca. 9 hectare. De berekende PR10-6-contour ligt net buiten de terreingrens van de inrichting. Binnen deze contour liggen geen (beperkt) kwetsbare bestemmingen en er is geen sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Voor meer informatie, zie http://www.senternovem.nl/Bureau_Energieprojecten/Projecten/Gasunie_N-Z_leiding
Figuur 8.1. Tracé van de nieuwe aardgastransportleiding WijngaardenOssendrecht.
Pagina 70 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Basisnet transport gevaarlijke stoffen Het Rijk is voornemens een zogenaamd Basisnet voor het transport van gevaarlijke stoffen vast te stellen. Het doel van dit Basisnet is om de in de Nota Ruimte genoemde chemische clusters op een voor het vervoer van gevaarlijke stoffen duurzame wijze met elkaar te verbinden. Voor deze routes zullen gebruiksruimtes voor het vervoer worden vastgesteld waarbinnen beperkingen gelden voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het Basisnet is naar verwachting najaar 2009 gereed. In tabel 8.1 zijn per subregio zones vermeld, die in het kader van het Basisnet gewenst zijn. Indien de plasbrandaandachtsgebieden (PAG) groter zijn dan de veiligheidszones (voor A27 en A29) zijn eerstgenoemde PAG zones hier vermeld. Tabel 8.1. Overzicht EV relevante transportwegen in de regio Zuid-Holland Zuid. Knp = knooppunt. Onder basisnet wordt de minimaal aan te houden zone genoemd: veiligheidszone (wegen, spoor) of PAG zone (A27 en A29, vaarwegen). Voor wegen geldt de afstand tot de as van de weg. Voor PAG zones geldt de afstand vanaf de rand van de weg. Route
Huidige Ligging
zone Basisnet
-6
PR 10 contour Hoeksche Waard A29
Op de weg
30 meter (PAG)
Dordtse Kil
Op het water
40 meter (PAG)
Hollands Diep
Op het water
25 meter (PAG)
A15 (Sliedrecht-Oost-knp Gorinchem)
32 meter
41 meter
A15 (knp Gorinchem-provinciegrens)
16 meter
32 meter
A27
Op de weg
30 meter (PAG)
Merwede, Lek, de Noord
Op het water
25 meter (PAG)
Betuwelijn- geen geluidscherm
11 meter
30 meter
Betuwelijn- dubbelzijdig geluidscherm
17 meter
30 meter
Merwede Lingelijn
Op het spoor
11 meter **
Alblasserwaard en Vijfheerenlanden
Drechtsteden A16 (Zwijndrecht) - afrit 21 (Dordrecht incl. Drechttunnel)
24 meter
30 meter (PAG)
A16 (N3- Moerdijkbrug)
27 meter
45 meter
A15 Omleidingroute
65 meter
68 meter
A15 (Alblasserdam-Papendrecht)
65 meter
68 meter
A15 (Papendrecht -Gorinchem)
32 meter
46 meter
N3 (Baanhoekweg Dordr- A16)
41 meter
47 meter
N3 (Baanhoekweg Dordr – burg.Keijzerweg Papendrecht)
24 meter
33 meter
N3 (burg.Keijzerweg Papendrecht – A15)
21 meter
32 meter
Dordtse Kil
Op het water
40 meter (PAG)
Oude Maas (Kil - Barendrecht)
Op het water
40 meter (PAG)
Oude Maas (Kil-Beneden- Merwede)
Op het water
25 meter (PAG)
Beneden Merwede
Op het water
25 meter (PAG)
Boven Merwede
Op het water
25 meter (PAG)
Nieuwe Merwede
Op het water
25 meter (PAG)
Noord
Op het water
25 meter (PAG)
Spoor Kijfhoek Moerdijkbrug
84 meter *
Nader bepalen
Betuwelijn
11 meter
30 meter
Merwede Lingelijn
Op het spoor
11 meter **
* op basis van marktverwachting juni 2007 ** vanuit spoorwegwet
Pagina 71 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Spoortraject Kijfhoek - Moerdijkbrug Het transport van gevaarlijke stoffen op de spoorverbinding Kijfhoek – Moerdijkbrug (kaart 1, spoortraject oostelijk van A16) levert, zowel in de huidige als toekomstige situatie veiligheidsproblemen op. Momenteel wordt niet voldaan aan het plaatsgebonden risico en vinden zeer grote overschrijdingen van het groepsrisico plaats, in het bijzonder op het tracé Kijfhoek - Laan der Verenigde Naties. Hoewel het chloortransport afneemt en de Betuwelijn in gebruik zal worden genomen is nog onduidelijk welke afstanden volgens het basisnet zullen gelden. Verwacht wordt dat met de komst van het basisnet de bestaande veiligheidsproblematiek in de spoorzone Zwijndrecht- Dordrecht minder zal worden, maar niet geheel zal worden opgelost. Deze risicosituatie maakt de ontwikkeling van het ‘Maasterras’, gericht op het aantrekken van bovenregionale kantoren, zonder het verder verhogen van het groepsrisico, niet mogelijk. Om realisatie van het Maasterras mogelijk te maken, is het treffen van bronmaatregelen aan het spoor noodzakelijk. Zonder aanvullende bronmaatregelen (‘model shift’ van spoor naar water, rijden in bloktreinen) zal naar verwachting een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico blijven bestaan. Dordrecht en Zwijndrecht concentreren zich op het verbeteren van de veiligheid door de realisatie van een aantal korte termijn maatregelen: • •
Een ‘Modal shift’ van spoor naar water; Het rijden in ‘bloktreinen’ en een verbod om LPG samen met brandbare vloeistoffen (benzine) te vervoeren. Een bloktrein is samengesteld uit uitsluitend ketelwagens met brandbaar gas of uit alleen ketelwagens met zeer brandbare vloeistoffen;
• •
Het verbeteren van de spoorinfrastructuur, met name een beter seinsysteem; Het verlagen van de snelheid van het goederentransport naar 40 km per uur. Het gevolg hiervan is dat de spoorcapaciteit voor zowel het goederen- als personenvervoer afneemt. Dit is vanuit het oogpunt van de spoorambities (hoogfrequent rijden) ongewenst.
In de tweede helft van 2009 zullen berekeningen worden uitgevoerd naar de effecten van dit pakket veiligheidsmaatregelen. Met de inzet van maatregelen zoals ‘modal shift’ en bloktreinen kan het capaciteitsprobleem op het spoor worden uitgesteld. Dit probleem vraagt echter om een lange termijn oplossing waarbij stedelijke ontwikkeling en het transport van gevaarlijke stoffen worden ontkoppeld. Aanleg A4-Zuid Een belangrijke planontwikkeling in de Hoeksche Waard is de aanleg van de A4-Zuid, die een directe verbinding tussen Rotterdam en Antwerpen zal vormen. Dit project is ondergebracht in het Randstadurgent programma Ringweg Rotterdam. De grote invloed op het landschap zal veel aandacht vragen voor de landschappelijke inpassing en effecten op de leefbaarheid. Uit dit oogpunt lijkt voor de kruising van het Spui alleen een tunneloptie acceptabel. De aanleg van deze weg kan grote consequenties hebben voor de vervoersstromen in de regio. Daarbij biedt het plan ook kansen: verbetering van de externe bereikbaarheid, ontlasting van de aansluiting van de N217 op de A29 en een betere interne spreiding van de verkeersdruk. Voorwaarde is dan wel dat er ook een aansluitpunt van N217 op de A4-Zuid komt. De omleidingroute voor het transport van gevaarlijke stoffen loopt, van noord naar zuid, via de A16, A15, N3 naar de A16. Deze route loopt door bebouwd gebied met als gevolg dat in de Drechtsteden sprake is van huidige en toekomstige saneringssituaties.
Een mogelijke oplossing hiervoor is de A4-Zuid open te stellen voor het transport voor gevaarlijke stoffen. Pagina 72 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Aandachtspunt hierbij is dat eventuele tunnels zodanig moeten zijn ontworpen dat het mogelijk is gevaarlijke stoffen hierdoor te transporteren. Voor de regio Drechtsteden zou deze oplossing de bebouwde kom in de Drechtsteden voor een groot deel ontlasten van het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor de regio Hoeksche Waard kunnen hierdoor echter ruimtelijke beperkingen rondom de A4-Zuid ontstaan. In dat geval vormt de veiligheidszone van de N3 (tabel 8.1) een goede indicatie voor de aan te houden risicocontour, waarbinnen geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Ook moet rekening worden gehouden met plasbrandaandachtsgebieden van 30 meter. Dit kan dus leiden tot ruimtelijke beperkingen. Tenslotte zal het groepsrisico verantwoord moeten worden. Of de A4-Zuid een functie krijgt voor het transport van gevaarlijke stoffen is momenteel nog onzeker.
Pagina 73 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
8.2
Aanbevelingen
In voorgaande paragrafen zijn, waar mogelijk, per subregio handreikingen gedaan om bestaande veiligheidsknelpunten te verbeteren en toekomstige saneringssituaties te voorkomen. Eveneens is aangegeven waar kansen liggen om EV te verbeteren. In deze paragraaf komen de veiligheids knelpunten/ aandachtspunten aan de orde, waarbij regionale oplossingsrichtingen moeten worden gezocht. Weer wordt hier vooraf gewezen op het feit dat de mate waarin gezocht moet worden naar oplossingsrichtingen voor mogelijke toekomstige veiligheidsknelpunten samenhangt met de mate waarin ruimtelijke en economische ambities ook echt worden verwezenlijkt. Basisnet Transport gevaarlijke stoffen Het Basisnet Transport gevaarlijke stoffen zal vooral ten aanzien van de weg in de regio Drechtsteden problemen opleveren, in het bijzonder op de A15 ter hoogte van Sliedrecht en op het zuidelijke deel van de N3 tussen de Wantijbrug en de A16. Voor dit laatste knooppunt is voor 2012 de bouw van een fly-over voorzien. Hierdoor krijgt het zuidelijke deel van de N3 de wegkenmerken van een autosnelweg. Dit zal resulteren in een kleinere benodigde veiligheidszone. Ook met een toekomstige kleinere veiligheidszone is sprake van aanwezigheid van kwetsbare objecten (woningen) binnen de zone. Aandachtspunt Hierbij wordt aanbevolen dat Drechtsteden in overleg met het Rijk zich richt op het voorkomen van nieuwe saneringssituaties. Dit kan bereikt worden door te streven naar de realisatie van een maximaal haalbare gebruiksruimte (optimaliseren van de benodigde veiligheidscontouren zonder dat sprake is van saneringssituaties).
Spoortraject Kijfhoek - Moerdijkbrug Het transport van gevaarlijke stoffen over deze spoorverbinding levert in de huidige en toekomstige situatie veiligheidsproblemen op. Bij het vinden van structurele oplossingen is het essentieel dat de verschillende (ruimtelijke) ontwikkelingen die thans gaande zijn in onderlinge samenhang worden bezien. Het ligt niet in de macht van de gemeenten Dordrecht en Zwijndrecht om de voorgestelde korte termijn maatregelen zelfstandig te realiseren. Ook zijn deze maatregelen niet afdoende om de veiligheidsrisico’s ten gevolge van de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen voldoende te kunnen beperken. Naar een structureel duurzame lange termijn oplossing Gelet op stedelijke ontwikkelingen, de huidige en toekomstige veiligheidssituatie èn het te verwachten capaciteitsprobleem op het spoor wordt gezocht naar duurzame oplossingsrichtingen. Een optie is stedelijke ontwikkeling te ‘ontkoppelen’ van het transport van gevaarlijke stoffen. Het aanleggen van een goederenspoorlijn die niet door de stedelijke omgeving rijdt, biedt in elk ieder geval voor de regio Drechtsteden een duurzame oplossing. In dit verband wordt gewezen op de landelijke Structuurvisie Randstad 2040 22, waarin het kabinet kiest voor ‘robuuste (inter)nationale verbindingen’ voor weg en spoor en wil bekijken of op termijn aanpassingen nodig zijn op de internationale verbindingsassen, zoals de goederenverbinding Rotterdam-Antwerpen (Robel staat voor: Rotterdam - België). 22
Structuurvisie Randstad 2040, Naar een duurzame en concurrerende Europese topregio, 5 september 2008, p. 10.
Pagina 74 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Gedacht wordt aan een afzonderlijk spoor voor goederen van Kijfhoek naar West-Brabant. De inpassing van deze spoorlijn vraagt eveneens aandacht. Uit eerder onderzoek is gebleken dat een ‘robuuste’ goederenspoorlijn, vanwege de ligging van Kijfhoek, alleen bereikt kan worden door middel van een spoortunnel voor goederenvervoer. Het tunneltracé zou parallel aan de A16 komen te liggen. Het personenvervoer blijft dan het huidige tracé gebruiken. Actiepunten •
Samenwerking met Rijk, Provincie en Prorail om de genoemde veiligheidsmaatregelen op de korte termijn te realiseren.
•
Bij het realiseren van grote ontwikkelprojecten als de aanleg van het Maasterras zullen de gemeenten Dordrecht en Zwijndrecht samen bestuurlijke verantwoordelijkheid moeten nemen voor de hierdoor veroorzaakte toename van het groepsrisico (mogelijk tijdelijk totdat veiligheidsmaatregelen zijn getroffen). Hiervoor is het opstellen van een gedegen verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.
•
Bij het vinden van structurele oplossingen is het essentieel dat de verschillende (ruimtelijke) ontwikkelingen in onderlinge samenhang worden meegenomen.
Kansen Onderzoek de consequenties van een spoortunnel voor goederenvervoer. Omdat deze tot gevolg heeft dat de risicocontouren langs het huidige spoortracé wegvallen, wordt intensieve bebouwing hierlangs mogelijk. Aandachtspunt Bij de ontwikkeling van een spoortunnel voor vervoer gevaarlijke stoffen is belangrijk dat bij een calamiteit hulpverleningsdiensten veilig en effectief kunnen optreden. Het ontwerp dient dan ook van strikte randvoorwaarden te worden voorzien. A4 – Zuid De omleidingroute voor het transport van gevaarlijke stoffen loopt, van noord naar zuid, via de A16, A15, N3 en A16. Deze route loopt door bebouwd gebied met als gevolg dat in de Drechtsteden sprake is van een saneringssituatie of toekomstige saneringssituaties. Een openstelling van de A4-Zuid voor het transport voor gevaarlijke stoffen zal de bebouwde kom in de Drechtsteden grotendeels ontlasten van het vervoer van gevaarlijke stoffen. Aandachtspunt hierbij is dat eventuele tunnels zodanig moeten zijn ontworpen dat het mogelijk is gevaarlijk stoffen door deze tunnels te transporteren. Aandachtspunt Onderzoek naar de openstelling van de te ontwikkelen A4-Zuid voor transport van gevaarlijke stoffen. Hierbij wordt tijdig overleg en afstemming tussen de twee subregio’s Drechtsteden en Hoeksche Waard, het Rijk en de provincie Zuid-Holland aanbevolen.
Pagina 75 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
BIJLAGEN
Pagina 76 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Bijlage I Begrippen Begrip
Omschrijving
Basisnet
Het Basisnet Transport gevaarlijke stoffen heeft betrekking op alle rijkswegen, hoofdspoorwegen en hoofdvaarwegen. Het principe van het Basisnet is dat op bepaalde routes transport van gevaarlijke stoffen ongelimiteerd kan plaatsvinden en dat op andere routes slechts beperkt vervoer van gevaarlijke stoffen is toegestaan om ruimtelijke ontwikkelingen niet te hinderen.
Beperkt kwetsbaar
Voorbeelden van beperkt kwetsbaar object zijn omschreven in art. 1, lid 1, sub a,
object
onder a t/m i van het Bevi. Let op: het betreft een niet - limitatieve opsomming. Voor beperkt kwetsbare objecten gelden richtwaarden. Beperkt kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld: sporthallen, zwembaden, kampeerterreinen, kleine kantoorgebouwen en kleine winkels (bruto vloeroppervlak < 1500 m2).
Buisleidingenstrook
Doorgaande strook grond waarin meerdere hoofdtransportleidingen gelegd zijn/worden. Bij de strook horen een toetsingsgebied (breedte 175 m ter weerszijden) en een veiligheidsgebied (breedte 55 m ter weerszijden).
Buisleidingenzone
Doorgaande strook met breedte van enkele 100 meters tot enkele km bestemd voor meerdere hoofdtransportleidingen.
Categoriale
Inrichting waarvoor, door de aard van de activiteit of de aard van de aanwezige
inrichting
gevaarlijke stof(fen), een standaardbenadering kan worden gevolgd. Voor een dergelijke inrichting wordt uitgegaan van vaste afstanden en hoeft in principe geen QRA te worden uitgevoerd.
Geprojecteerde
Nog niet aanwezig (beperkt) kwetsbaar object dat op grond van het vigerende
(beperkt)
bestemmingsplan toelaatbaar is.
kwetsbaar object Gevaarlijke stoffen
Stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag, risico’s (brand, explosiegevaar, giftigheid of radioactiviteit) met zich meebrengt.
Grenswaarde
Een grenswaarde geeft de kwaliteit aan die op het aangegeven tijdstip moet zijn bereikt en die, waar zij aanwezig is, tenminste in stand moet worden gehouden. Grenswaarden moeten 'in acht worden genomen'. Dat betekent dat de grenswaarde niet mag worden overschreden.
Groepsrisico
Het groepsrisico geeft de kans aan dat een groep mensen overlijdt door een incident bij een risicovolle activiteit met gevaarlijke stoffen.
Invloedsgebied
Het gebied waarbinnen de effecten van een calamiteit (doden) zich voordoen (effectafstand), in het algemeen gelegen tussen de risicovolle activiteit en de 1% letaliteitgrens. Binnen het invloedsgebied worden personen meegeteld voor de berekening van het groepsrisico (art. 1 Revi).
Kwetsbaar object
Voorbeelden van kwetsbaar object zijn omschreven in art. 1, lid 1, sub m, onder a t/m d van het Bevi. Voor beperkt kwetsbare objecten gelden grenswaarden. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld: ziekenhuizen, verzorgingshuizen, scholen, grote kantoorgebouwen en grote winkels (bruto vloeroppervlak > 1500 m2).
Oriëntatiewaarde
De oriëntatiewaarde is een lijn, welke de cumulatieve frequenties per jaar van 10-5 van 10 dodelijke slachtoffers en van 10-7 van 100 dodelijke slachtoffers met elkaar verbindt (kans dat een groep mensen overlijdt door een calamiteit neemt af bij een toenemend aantal dodelijke slachtoffers). De lijn vormt de toetsingswaarde voor het groepsrisico, waarvan het bevoegd gezag gemotiveerd kan afwijken.
Begrip
Omschrijving
PGS 15
Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen no. 15. Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen.
Plaatgebonden risico
De berekende kans per jaar dat een burger, die zich een jaar lang continu
(PR)
onbeschermd op één plek bevindt, overlijdt door een ongeval bij een risicovolle activiteit. Deze kans mag volgens het Bevi en de circulaire RVGS maximaal 10-6 zijn.
Plasbrand
Een plasbrand ontstaat wanneer een zeer brandbare vloeistof (zoals benzine) uit een tank lekt en in brand raakt.
Plasbrandaandachts
Een vastgestelde zone langs rijkswegen en vaarwegen, waar veel zeer
gebied (PAG)
brandbare vloeistoffen vervoerd worden en waarbinnen een plas brandbare vloeistof voor gevaar kan zorgen.. -6
PR-contour/10 -contour
De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico is 10-6. Dit houdt in dat de kans één op één miljoen is dat een persoon buiten het bedrijfsterrein om het leven komt door een ongeval bij een risicobedrijf. Door uit te rekenen waar het plaatsgebonden risico één op de miljoen is, ontstaat een risicocontour rondom de risicovolle inrichting of transportroute, doorgaans de PR-contour of 10-6contour genoemd.
PR-max
de PR 10-6-contour die volgt uit de volledige benutting van de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (in het kader van het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen)
Niet-categoriale
Een inrichting met zodanige specifieke kenmerken dat voor de vaststelling van
inrichting
de door de desbetreffende inrichting veroorzaakte risico’s een specifieke risicoanalyse (QRA) moet worden uitgevoerd.
QRA
Qualitative Risk Assessment = Kwantitatieve risicoanalyse. Voor niet-categoriale (complexe) inrichtingen dient ter bepaling van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico altijd een QRA te worden uitgevoerd. Voor categoriale (eenvoudige) inrichtingen gelden vaste afstanden; slechts onder bepaalde voorwaarden mag gebruik worden gemaakt van een QRA.
Richtwaarde
Een richtwaarde geeft de kwaliteit aan die op het aangegeven tijdstip zoveel mogelijk moet zijn bereikt, en die, waar zij aanwezig is, zoveel mogelijk moet worden standgehouden. Met richtwaarden moet 'rekening worden gehouden'. Slechts om gewichtige redenen mag van die waarde worden afgeweken.
Risicovolle inrichtingen
Categoriale en niet - categoriale inrichtingen als bedoeld in het Bevi.
Verantwoordingsplicht
De verantwoordingsplicht van het groepsrisico komt aan orde indien sprake is
groepsrisico
van een verandering van het groepsrisico binnen het ‘invloedsgebied’. Hiervan kan onder meer sprake zijn bij mogelijke vestiging van een risicovolle inrichting vallend onder het Bevi of het bouwen van (beperkt) kwetsbare objecten. De verantwoordingsplicht betekent dat de omgang met het groepsrisico niet 'rekenkundig' gelijk kan worden gesteld met de oriëntatiewaarde. Juist op de aspecten waarop de verantwoordingsplicht zich richt, te weten de veiligheid van de bron, de interactie met de omgeving, de capaciteiten van de hulpverlening (bestrijdbaarheid) en de mogelijkheden tot zelfredzaamheid, dient aandacht te worden besteed.
Pagina 78 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Bijlage II Afkortingen Afkorting
Verklaring
Bevi
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Bro
Besluit ruimtelijke ordening
BRZO
Besluit risico’s zware ongevallen
EV
Externe Veiligheid
GHOR
Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen
GR
Groepsrisico
MUP
Milieu-uitvoeringsprogramma
PGS
Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen
PR
Plaatsgebonden risico
RO
Ruimtelijke ordening
QRA
Kwantitatieve risicoanalyse
Revi
Regeling externe veiligheid inrichtingen
RIVM
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
RRGS
Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen
SBUI
Structuurschema Buisleidingen
Wm
Wet milieubeheer
Wro
Wet ruimtelijke ordening
Pagina 79 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Bijlage III Bronvermelding [1]
Handleiding risicoberekeningen Bevi versie 3.2. RIVM, 1 juli 2009.
[2]
Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico, versie 1.0, november 2007, ministerie van VROM & BZK, IPO;
[3]
Toetsingskader EV Spoorzone Dordrecht/Zwijndrecht, TNO, 2004.
[4]
Voorstel Basisnet Weg. Eindrapportage. Basisnet Werkgroep Weg. Arcadis, 17 februari 2009.
[5]
Ontwerp basisnet vervoer gevaarlijke stoffen weg, water. Ministerie Verkeer en Waterstaat/ DGMo 4 december 2008/ kamerstuk 4424.
[6]
Definitief ontwerp basisnet water. Werkgroep Basisnet Water. Versie 15 jan 2008.
[7]
Circulaire ‘zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen’. VROM, 1984.
[8]
Circulaire 'Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- K3-categorie. VROM, 1991.
[9]
EV en transportleidingen met brandbare vloeistoffen K1, K2, K3 in de interim periode. RIVM risicoafstanden voor buisleidingen met brandbare vloeistoffen. DGM (kenmerk SVS/2008079926), 5 augustus 2008.
[10]
‘Risico’s in balans, provinciale visie op EV met regionale uitwerking voor het Rijnmondgebied’. Provincie Zuid-Holland, 2006;
[11]
Externe veiligheid bij ruimtelijke ontwikkeling in de Regio Zuid-Holland Zuid. Concept Milieudienst Zuid-Holland Zuid en Regionale Brandweer Zuid-Holland Zuid 2009
[12]
CHAMP-methodiek (methodiek voor de verantwoording van het groepsrisico), Provincie ZuidHolland, 2003.
[13]
Onderzoek EV N217 gemeente Oud-Beijerland. Gemeente Oud-Beijerland / AVIV, 27 februari 2007.
[13b]
QRA Propyleen pijpleiding. Det Norske Veritas 12 december 2001.
[14]
Structuurschema Buisleidingen. Tweede kamer, vergaderjaar 1984-85, 17375, nr. 37.
[15]
Kwantitatieve Risicoanalyse Ethyleenoxide buisleiding Shell. Save, 24 oktober 2007.
[16]
Analyse EV N3 gemeente Dordrecht en Papendrecht. Milieudienst Zuid-Holland Zuid, juni 2007.
[17]
EV bestemmingsplan Sliedrecht Nijverwaard en Noord-Oost Kwadrant. Rapport Milieudienst Zuid-Holland Zuid 4 januari 2008. (kenmerk 141223/EA8/006/000616/sfo)
[18]
EV spoor gemeente Dordrecht. Gemeente Dordrecht, juli 2007.
[19]
EV bestemmingsplan Gorinchem Noord. Rapport Milieudienst Zuid-Holland Zuid 20 november 2007 (kenmerk 141223.000598).
[20]
Ontwerp bestuursovereenkomst 1994. Provincie Zuid-Holland, brief GS, 1997.
[21]
EV Maasterras Dordrecht. Gemeente Dordrecht, oktober 2008.
[22]
Structuurvisie Randstad 2040, Naar een duurzame en concurrerende Europese topregio, 5 september 2008, p. 10.
[23]
EV programma Regio Zuid-Holland Zuid 2006-2010. Veiligheidsregio,18 augustus 2005.
[24]
Nota Regels voor ruimte. Provincie Zuid-Holland 1 januari 2007.
[25] [26]
Nota Provinciaal belang. Provincie Zuid-Holland Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico, versie 1.0, november 2007, ministerie van VROM & BZK, IPO;
[27]
Eindrappotage Basisnet Weg. Hoofdrapport Basisnet Werkgroep Weg versie 1.0. Arcadis, Oktober 2009.
Nadere informatie: Voorbeelden, tips en nadere informatie over EV is tevens te vinden op: www.risicokaart.nl, www.groepsrisico.nl, www.relevant.nl;
Pagina 80 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Meer informatie over het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen is te vinden op: www.verkeerenwaterstaat.nl, klik op het onderwerp ‘Goederenvervoer’, ‘Vervoer gevaarlijke stoffen’ en vervolgens op ‘Basisnet’.
Pagina 81 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Bijlage IV. Overzicht van BEVI relevante bedrijven in Zuid-Holland Zuid. De informatie betreffende provinciale Bevi relevante bedrijven is op dit moment niet 100% volledig. Naam bedrijf/locatie
Adres
Vestigingsplaat
Categorie
DGV B.V.
Blaaksedijk Oost 5
Binnenmaas
LPG
Dasic Holland B.V.
Mijlweg 47
Binnenmaas
PGS 15
D.G.V. Exploitatie B.V.
Provincialeweg N217
Binnenmaas
LPG
Service station Reedijk B.V.
Raadhuislaan 48
Binnenmaas
LPG
B.V. Benzinestations Exploitatie
Rijksweg A29
Binnenmaas
LPG
Van Iperen B.V.
Smidsweg 24
Binnenmaas
PGS 15
Automobielbedrijf A.J. van der Veer
Sportlaan 5
Binnenmaas
LPG
Burg. de Zeeuwstraat
Cromstrijen
LPG
Hoeksche Waard
Maatschappij
en Zoon Autobedrijf Jer. de Fonkert B.V.
130 CZAV / J.A.P Bogaerds
Lange Biesakkersweg 1
Cromstrijen
PGS 15
T.E.M.Zeeland B.V.
Rijksweg A29 1
Cromstrijen
LPG
Autobedrijf G.J. van der Velde
Ridder van Dorplaan 3
Korendijk
LPG
Tankstation B.L.P. Nobel
Buitenom 1
Nieuw-Beijerland
LPG
BP station Oud-Beijerland
Beneden Oostdijk 18
Oud-Beijerland
LPG
Romaco B.V.
Edisonstraat 11
Oud-Beijerland
PGS 15
Koni B.V.
Langeweg 1 A
Oud-Beijerland
BRZO
Automobedrijf Bosman, Texaco
Randweg 15
Oud-Beijerland
LPG
Argos Service Station B.V.
Trambaan 49
Strijen
LPG
B.V. Benzine Exploitatie Maatschappij
Provinciale weg 42
Westmaas
LPG
Gebr. Moret B.V.
Baanhoekweg 20
Dordrecht
LPG
Kloek Zout B.V.
Baanhoekweg 6
Dordrecht
PGS 15
DuPont Nemours
Baanhoekweg 22
Dordrecht
BRZO
Service Station "Dokweg" (BP)
Dokweg 19 A
Dordrecht
LPG
Chempropack B.V.
Donker Duyvisweg 45
Dordrecht
PGS 15
Sticht. Schaats- en Aktivit.centrum
Karel Lotsyweg 7
Dordrecht
Ammoniak
Transterminal Dordrecht B.V. (TTD)
Kreekweg 11 en 10f
Dordrecht
BRZO
Luijten-VVZ B.V.
Merwedestraat 140
Dordrecht
PGS 15
Kroonint Protective Coatings B.V.
Planckstraat 21 +15
Dordrecht
PGS 15
BP Dubbeldam
Provincialeweg 11
Dordrecht
LPG
BP Stadspolders
Provincialeweg 32
Dordrecht
LPG
Skippy Tankservice
Provincialeweg 8 A
Dordrecht
LPG
De Haan Minerale Oliën B.V. / IMO
Rijksstraatweg 28
Dordrecht
LPG
B & S Global B.V.
Rijksstraatweg 7
Dordrecht
Ammoniak
Texaco "De Zuidpunt"
Rijksweg A16 (WZ)
Dordrecht
LPG
Haan Oil Storage B.V.
Wieldrechtseweg 35
Dordrecht
BRZO
Valvoline Oil Nederland
Wieldrechtseweg 39
Dordrecht
PGS 15
VOPAK Chemicals Logistics B.V.
Wieldrechtseweg 50
Dordrecht
BRZO
Drechtsteden
Drechtsteden B.V.
Wasstraat
Pagina 82 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Shipcoat B.V.
Industrieweg 17
Heerjansdam
PGS 15
Texaco station de Gors
Industrieweg 18
Heerjansdam
LPG
Tamoil Tankstation
Korte Langesteijn 2
Hendrik-Ido-
LPG
Bolidt Kunststoftoepassingen B.V.
Nijverheidsweg 37
Automobielbedrijf Zeeuw B.V.
Nijverheidsweg 75
Shell Station Sandelingen Oost
Rijksweg A16
Ambacht Hendrik-Ido-
PGS 15
Ambacht Hendrik-Ido-
LPG
Ambacht Hendrik-Ido-
LPG
Ambacht Esso Station Sandelingen West
Rijksweg A16 2
Hendrik-Ido-
LPG
Ambacht Total Noordhoek B.V.
Burgemeester
Papendrecht
LPG
Keijzerweg 2 Stork Fokker AESP B.V.
Industrieweg 4
Papendrecht
BRZO
BP de Ketel
Ketelweg 91
Papendrecht
LPG
Sonneveld B.V.
Rietgorsweg 1
Papendrecht
PGS 15?
De Bioderij B.V.
Baanhoek 186
Sliedrecht
Ammoniak
Helbro Kleinbuscentrale B.V.
Lelystraat 97
Sliedrecht
LPG
Esso Brugweg V.O.F.
Brugweg 10
Zwijndrecht
LPG
Brenntag Nederland B.V.
Lindtsedijk 2
Zwijndrecht
BRZO
Smeermiddelen Industrie "De
Merwedeweg 17
Zwijndrecht
PGS 15
BP Tankstation
Munnikensteeg 26
Zwijndrecht
LPG
Quaron N.V.
Noordweg 3
Zwijndrecht
BRZO
Hercules B.V.
Noordweg 9
Zwijndrecht
TEM Doesborgh B.V.
Ringdijk 650
Zwijndrecht
Kijfhoek (NS Railinfrabeheer)
-
Heerjansdam
Oliebron" B.V.
BRZO (Prov.) LPG Spoorem placement (Prov.)
Alblasserwaard en Vijfheerenlanden 'Haan' Tankstation De Helling
De Helling 1
Alblasserdam
LPG
Shell A15 - De Noord
Rijksweg A15 1
Alblasserdam
LPG
Tremco illbruck Productie B.V.
Vlietskade 1032
Arkel
BRZO
Autocentrum Arkel
Vlietskade 7016
Arkel
LPG
Campina Bleskensgraaf
Dorpsstraat 18
Bleskensgraaf
Autofood Giessenburg
Kerkweg 10
Giessenburg
LPG
Purac Biochem B.V.
Arkelsedijk 46
Gorinchem
PGS 15
BP Avelingen
Avelingen Oost 4
Gorinchem
LPG
Texaco B.E.M.
Banneweg 20
Gorinchem
LPG
Tevan B.V.
Edisonweg 19
Gorinchem
PGS 15
SMD Handel en Distributie B.V.
Handelskade 3
Gorinchem
BRZO
Autofood Gorinchem-Oost
Marconiweg 17
Gorinchem
LPG
Ardea Auto B.V.
Newtonweg 20
Gorinchem
LPG
Promelca Dairy Foods BV (Nestlé
Timorstraat 22
Gorinchem
Ammoniak
Pagina 83 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Ammoniak (Prov.)
Nederland B.V.)
(Prov.)
Argos Servicestations B.V.
Van Hogendorpweg 6 H
Gorinchem
LPG
De Haan Minerale Olien B.V.
Smoutjesweg 4
Goudriaan
LPG
Den Hartog B.V.
Haventerrein Groot-
Groot-Ammers
(Graafstroom) Ammers
(Liesveld)
Akzo Nobel Decorative Coatings B.V.
Ambachtsweg 1
Groot-Ammers
Koelcentrum Zederik B.V.
Lorentzweg 2
BRZO PGS 15
(Liesveld) Groot-Ammers
Ammoniak
(Liesveld) Tankstation Moons (Auto food)
Slues 18
Groot-Ammers
LPG
(Liesveld) Texaco "Den Bout"
Rijksweg A15 1 n.
Hardinxveld-
LPG
Giessendam B.V. P.E. handelsnaam Texaco "De
Rijksweg A15 1 Z.
Merwede" D. de Wagenaar (Esso)
Hardinxveld-
LPG
Giessendam Rijksweg 27 0 ong.
Hoogblokland
LPG
(Giessenlanden) Garage Visscher Leerdam
Parallelweg 4
Leerdam
LPG
Autofood Meerkerk
Ambachtstraat 1
Meerkerk
LPG
Eputan Kunststoftechniek B.V.
Energieweg 6
Meerkerk
PGS 15
Shell Station "Blommendaal"
Rijksweg A27
Meerkerk
LPG
Tankstation Deltabrug B.V.
Provincialeweg N216
Schelluinen
LPG
Ong
(Giessenlanden)
Dorpsstraat 61
Schoonrewoerd
Texaco Service Station
LPG
(Leerdam) De Haan Minerale Oliën B.V.
Provincialeweg 36
Wijngaarden (Graafstroom)
Pagina 84 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
LPG
Bijlage V
Stappenplan EV
In het ruimtelijk spoor en milieuspoor Zoals aangegeven in paragraaf 3.2, bevindt de structuurvisie zich als planfiguur vooraan in de RO keten. Aangezien in de structuurvisie beleidskeuzes worden gemaakt ten aanzien van de leefomgeving, is de structuurvisie het meest invloedrijke sturingsinstrument ten aanzien van EV. De structuurvisie is ook het instrument om ruimtelijke consequenties van de beleidskeuzes (niet alleen van EV maar ook van luchtkwaliteit, stank, water, geluidhinder etc.). in samenhang in beeld te brengen. Uitvoering van het beleid dat is neergezet in de structuurvisie vindt plaats in het bestemmingsplan. Met het bestemmingsplan wordt de inrichting van een gebied concreet en direct gestuurd en is daarmee een belangrijk sturingsinstrument. In tegenstelling tot de structuurvisie, zijn gemeenten verplicht om bij het opstellen en wijzigen van bestemmingsplan rekening te houden met de risiconormen uit het Bevi. EV is daarmee een verplicht onderdeel van het bestemmingsplan. De milieuvergunning zit lager in ‘de sturingsketen’ ten aanzien van EV. Aan een milieuvergunning kunnen geen eisen worden gesteld aan de omgeving van de inrichting. Niettemin is de milieuvergunning een relevant sturingsinstrument aangezien wel eisen kunnen worden gesteld aan de inrichting zelf. Vergelijkbaar met het bestemmingsplan, is het bevoegd gezag verplicht om bij het verlenen van een milieuvergunning bij Bevi relevante inrichtingen rekening te houden met de risiconormen uit het Bevi. In onderstaand stappenplan wordt ingezoomd op drie instrumenten: A) de structuurvisie, B) het bestemmingsplan en C) de milieuvergunning. Structuurvisie Een algemeen geldende aanpak voor het opstellen van een structuurvisie kan niet gemakkelijk worden gegeven aangezien de structuurvisie vorm- en procedurevrij is. Ook voor wat betreft het meenemen van EV in de structuurvisie is geen blauwdruk voorhanden. Te denken valt onder meer aan de volgende vragen/onderwerpen: Analyse van bestaande veiligheidsknelpunten en ruimtelijke ontwikkelingen Maak aan de hand van de risicobronnen (inrichtingen, transportassen en buisleidingen) een analyse van bestaande veiligheidsknelpunten en identificeer urgente en mogelijke saneringssituaties. Breng tevens ruimtelijke ontwikkelingen en wensen zo concreet mogelijk in beeld en analyseer in hoeverre knelpunten of aandachtspunten ten aanzien van EV ontstaan. Afweging GR Een afwegingskader voor het groepsrisico waarin de brandbreedte van het groepsrisico wordt uitgewerkt, komt in de actualisatie van de analyse. Op dit moment wordt afgewacht wat hierover in provinciaal beleid wordt opgenomen. Gebiedstyperingen Het is raadzaam om zogenaamde ‘gebiedstyperingen’ vast te stellen. Binnen de gemeente kan een aantal deelgebieden op basis van schaal, combinatie van verschillende (stedelijke) functies, de ligging, dichtheid en de gebruiksintensiteit worden onderscheiden. Bijvoorbeeld: •
dorpskernen, suburbane woongebieden, secundaire knooppunten
•
regionale centra, (primaire) knooppunten, stedelijk woongebieden
•
hoogstedelijke woongebieden (stadscentra)
Geef per deelgebied aan welk veiligheidsniveau acceptabel en ruimtelijk inpasbaar is. In welke deelgebieden worden risico’s geaccepteerd, in welke mate is er nog ruimte en in welke deelgebieden Pagina 85 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
moeten risico’s worden teruggedrongen? Per deelgebied kan een uitspraak worden gedaan over de geaccepteerde hoogte van het groepsrisico ten opzichte van de oriëntatiewaarde. De gemeente heeft immers de beleidsvrijheid om in een bepaald deelgebied een overschrijding van een oriëntatiewaarde toe te staan, maar in een ander gebied niet. Welke bandbreedte van het groepsrisico aan een bepaald deelgebied wordt gekoppeld, is een bestuurlijke afweging. Hierin moet altijd de samenhang met de mate van bestrijdbaarheid van een zwaar ongeval en de mate van zelfredzaamheid van mogelijke slachtoffers onderdeel uitmaken. Lokale omstandigheden zoals de aanwezige hulpverleningscapaciteit, de ligging van het betreffende gebied ten opzichte van een risicobron en de aanwezige bevolkingssamenstelling in een gebied moeten eveneens een rol spelen. Bedacht moet worden dat het ambitieniveau voor EV een duidelijke ondergrens kent: altijd moet voldaan worden aan de normen voor het plaatsgebonden risico (grens- en richtwaarden) en de beoordelingscriteria voor het groepsrisico (verantwoordingsplicht). Locatie - & vestigingsbeleid: toekennen van functies Gekoppeld aan de gebiedstyperingen kunnen uitspraken worden gedaan over het toestaan, uitsluiten of terugdringen van bepaalde functies. Geef bijvoorbeeld aan in welke deelgebieden (toekomstige) risicovolle bedrijven worden uitgesloten, teruggedrongen of geconcentreerd. Bedenk tevens, met het oog op het latere bestemmingsplan, dat er typen bedrijvigheid zijn, die wat betreft EV, elkaar kunnen ‘bijten’. Het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten zoals hotels, arbeidsintensieve bedrijven of publiek trekkende bedrijven (denk aan winkelboulevards) in de nabijheid van een risicovol bedrijf kan vanuit het oogpunt van EV niet acceptabel zijn. Het is daarom verstandig aan te geven welk soort categorie bedrijven in een bepaald deelgebied worden toegelaten. Mogelijk nieuwe woningbouw is tevens een belangrijk element. Woningen zijn volgens het Bevi immers kwetsbare objecten. Dat betekent dat goed gekeken moet worden naar de locatie van nieuwe woningbouw. Een woonwijk nabij een risicovolle transportas, inrichting of buisleiding kan potentiële veiligheidsproblemen veroorzaken. Specifieke onderbouwing ten behoeve van individuele (vervolg)besluiten Zoals aangegeven in paragraaf 6.2, kan bij het vaststellen van een bestemmingsplan voor de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico worden volstaan met een verwijzing naar de structuurvisie indien de structuurvisie mede op het betreffende bestemmingsplan betrekking heeft. Uit het Bevi volgt dat in de structuurvisie dan de volgende elementen moeten zijn uitgewerkt: -
een samenhangende visie over de gewenste planologische ontwikkeling van een breder gebied in
-
De voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager
-
De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije
-
De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of
relatie tot voorkoming of bestrijding van een ramp of een zwaar ongeval; groepsrisico; toekomst; zwaar ongeval als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen in de inrichting die het groepsrisico veroorzaakt, waarvan de gevolgen zich uitstrekken buiten die inrichting, en; -
De mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de inrichting die het groepsrisico veroorzaakt, om zich in veiligheid te brengen indien zich in die inrichting een ramp of zwaar ongeval voordoet.
Pagina 86 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Bestemmingsplan Het bestemmingsplanproces kan in een viertal fasen worden opgedeeld: •
Initiatieffase;
•
Ontwerp- en adviesfase;
•
Besluitvormingsfase;
•
Bekendmaking en inwerkingtreding.
Hierna zal op hoofdlijnen worden weergegeven op welke wijze EV in het bestemmingsplanproces kan worden meegenomen. Opgemerkt wordt dat enkel wordt ingegaan op het aspect EV. Andere milieuaspecten (zoals luchtkwaliteit, geluid) die in het kader van ‘een goede RO’ eveneens moeten worden meegenomen bij het opstellen van een bestemmingsplan, blijven hier buiten beschouwing. 1.
Initiatieffase
Een ruimtelijk initiatief geïnitieerd door de gemeente of door andere (private) partijen, kan effect hebben op de veiligheidssituatie. In een quick scan wordt antwoord gegeven op de vraag òf EV risico’s aanwezig zijn en of deze relevant zijn voor het ruimtelijke initiatief. Hiertoe wordt de huidige en toekomstige/ gewenste situatie van het plangebied in kaart gebracht. Een quick scan is geen volledig onderzoek. Na uitvoering van de quick scan moet duidelijk zijn of het aspect EV verder moet worden meegenomen in het planproces of buiten beschouwing kan worden gelaten. Indien in de gemeentelijke structuurvisie EV is meegenomen, kan dat een belangrijke informatiebron zijn voor de quick scan. Quick scan In de quick scan worden in hoofdzaak de volgende punten beoordeeld: Inventarisatie van de relevante risicobronnen (risicovolle inrichtingen, transportassen voor gevaarlijke stoffen en buisleidingen). Dit omvat ook risicobronnen die buiten het plangebied gelegen zijn, maar daar wel invloed op kunnen hebben, bijvoorbeeld door een groot invloedsgebied. Gegevens moeten actueel zijn, bij risicobedrijven moet worden uitgegaan van de vergunde opslagcapaciteit. Hulpmiddelen hiervoor zijn: het risicoregister (RRGS) en de risicokaart, risicoatlassen en prognose- en/of realisatiecijfers voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Belangrijk is om te controleren of gegevens actueel zijn. Vaststelling van de PR 10-6 contouren en invloedsgebieden voor het GR van de risicobronnen. Inventarisatie van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de PR contour en/of het invloedsgebied gelegen zijn. Informatiebron hiervoor is het Bevi en het vigerende bestemmingsplan. Gekeken wordt naar de gerealiseerde (aanwezige objecten) én geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten. Samenwerking, afsprakennotitie Het is raadzaam om bij uitvoering van de quick scan partijen zoals de Regionale brandweer, infrastructuurbeheerders en de GHOR (Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen) te betrekken. Als uit de quick scan blijkt dat sprake is van EV risico’s, is het raadzaam om gedurende het bestemmingsplanproces op een structurele wijze samen te werken met deze partijen. Vorming van kernteam kan een optie zijn. Hier zitten in ieder geval medewerkers van de Regionale brandweer, adviseurs milieu (EV) en RO en mogelijk ook hulpverleningsdiensten. Vroegtijdige samenwerking scheelt vaak kosten in de planuitvoering en levert de beste garantie voor optimale veiligheid voor het plangebied.
Pagina 87 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Als sprake is van EV risico’s, is het raadzaam om een afsprakennotitie op te stellen. Hierin wordt vastgelegd welke processtappen nodig zijn om de uiteindelijke veiligheidsparagraaf in het bestemmingsplan op te stellen. In de afsprakennotitie kunnen afspraken worden vastgelegd over de wijze van samenwerking tussen de partijen, over nog uit te voeren nader onderzoek en over de inhoud en totstandkoming van de EV (EV)- richtlijnen. 2.
Ontwerp – en adviesfase
In deze fase vindt de planvorming plaats waarbij het plan zo ontworpen wordt, dat voldaan wordt aan de normen ten aanzien van EV. De hoofdstappen in deze fase zijn: 2.1 Nader onderzoek (indien nodig); 2.2 Het opstellen van EV-richtlijnen; 2.3 Het opstellen van het stedenbouwkundig plan; 2.4 Toetsing en verantwoording; 2.5 Planologische verankering. Aan het eind van de ontwerp- en adviesfase is een ontwerpbestemmingsplan opgesteld. 2.1
Nader onderzoek
Uit een quick scan kan blijken dat een uitgebreid onderzoek nodig is bijvoorbeeld naar een complexe inrichting waarvoor een (nieuwe) QRA moet worden uitgevoerd of naar risicocontouren van een buisleiding. 2.2
EV-richtlijnen
Indien uit de quick scan blijkt dat EV verder in het planproces moet worden meegenomen, kunnen aan het eind van de initiatieffase en aan het begin van de ontwerp- en adviesfase ‘EV-richtlijnen’ worden opgesteld. Deze EV-richtlijnen zijn onderdeel van het Programma van Eisen en vormen de leidraad voor het op te stellen stedenbouwkundig plan en de toetsing ervan. De EV-richtlijnen kunnen onder meer bevatten: normen voor het PR en het GR (uit het Bevi en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen), randvoorwaarden en wensen/ accenten. Input hiervoor vormt het EV beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Zo bevat een gemeentelijke structuurvisie beleidskeuzes ten aanzien van het scheiden of concentreren van risicobronnen, het locatiebeleid van risicogevoelige bestemmingen of de bestuurlijk geaccepteerde bandbreedte voor het GR. Ook kan ervoor worden gekozen om in de EV-richtlijnen al expliciet de begrippen zelfredzaamheid, beheersbaarheid (mate inzetbaarheid hulpverleningsdiensten) en het resteffect (inschatting aantal doden, gewonden en materiële schade) mee te nemen. Bij het opstellen van de EV-richtlijnen is samenwerking tussen planopstellers, adviseurs EV, hulpverleningsdiensten e.a. van belang. 2. 3
Opstellen stedenbouwkundig ontwerp
Op basis van de opgestelde EV-richtlijnen komt het stedenbouwkundig plan tot stand. De voor EV relevante stedenbouwkundige maatregelen worden in het ruimtelijke plan opgenomen. Deze maatregelen worden ten tijde van de planologische verankering vertaald naar bebouwingsvoorschriften en/of de plankaart.
Pagina 88 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
2.4
Toetsing en verantwoording
Vervolgens vindt de daadwerkelijke EV toets op het stedenbouwkundig plan plaats. Hier wordt getoetst of voldaan wordt aan de (harde) normen voor het PR en tevens of het GR verantwoord kan worden. De verantwoordingsplicht Groepsrisico houdt in hoofdzaak in dat wijzing van het groepsrisico onderbouwd én verantwoord moet worden door het bevoegd gezag. De verantwoordingsplicht omvat de beoordeling van de volgende (volgens het Bevi) verplichte elementen: •
De verandering van het groepsrisico (de ligging van het groepsrisico ten opzichte van de oriëntatiewaarde en de toename van het groeprisico ten opzichte van de nulsituatie);
•
De mogelijkheden van zelfredzaamheid van de bevolking;
•
De mogelijkheden van bestrijdbaarheid van een incident/ramp;
•
De mogelijke alternatieven;
•
De mogelijkheden tot risicoreductie
Hiernaast kunnen andere aspecten bij de verantwoording van het groepsrisico worden betrokken: het nut en de noodzaak van de ontwikkeling en het tijdsaspect (veranderingen in de tijd). Indien relevant, kan eveneens worden gekeken naar de mate van ontwrichting van de economie/samenleving, de mate van handhaafbaarheid, de potentiële gewonden en uitgestelde slachtoffers (soms kunnen veel blootgestelde mensen pas na verloop van tijd (ziekte) komen te overlijden). De toetsing en de uitkomsten van de toetsing van het PR en de uitwerking van de verantwoording van het groepsrisico worden neergelegd in de plantoelichting van het bestemmingsplan, veelal in de vorm van een EV-paragraaf. Hierin wordt ook aangegeven welke overwegingen ertoe hebben geleid dat het plan zijn huidige vorm en inhoud heeft. Inzicht wordt geboden in de doelstellingen van het plan, overwogen alternatieven en eventuele bezwaren. Vervolgens dient volgens het Bevi (artikel 13) aan de Regionale brandweer verplicht advies te worden gevraagd ten aanzien van de aspecten zelfredzaamheid, de mogelijkheden van rampenbestrijding en de beperking van de omvang van rampen. Het advies van de Regionale brandweer kan tot aanpassing van het plan leiden. Het moment waarop advies aan de Regionale brandweer wordt gevraagd, kan, indien gewenst, samenvallen met de (algemene) overlegverplichting in het kader van het Besluit RO (art. 3.1.1 Bro). Wel dient bedacht te worden dat wanneer de Regionale brandweer pas ten tijde van de verantwoordingsplicht wordt betrokken, de indeling van het plangebied grotendeels vast ligt. Het verdient daarom de aanbeveling om de Regionale brandweer, naast milieu- en RO-specialisten, al te betrekken bij het opstellen van de EV-richtlijnen. 2.5
Planologische verankering
Na advies van de Regionale brandweer en na eventuele aanpassing van het stedenbouwkundig plan, wordt de definitieve EV-paragraaf opgesteld. Hierin wordt ook vermeld dat de Regionale brandweer om advies is gevraagd, wat de inhoud van het advies was en hoe het bevoegd gezag met het advies is omgegaan. De plantoelichting (incl. de EV-paragraaf) is, in tegenstelling tot de planvoorschriften en plankaart, niet juridisch bindend. Om het gewenste veiligheidsniveau te waarborgen, is het daarom essentieel dat bepalingen ten aanzien van EV in de planvoorschriften (en plankaart) worden opgenomen. De volgende onderdelen zullen een plaats moeten krijgen in het bestemmingsplan: •
De verantwoording van het groepsrisico vindt in de plantoelichting (EV-paragraaf) plaats;
•
Het groepsrisico zelf moet verankerd en beheerst worden. Verankering vindt plaats via het reguleren van de personendichtheden in de planvoorschriften;
• •
Het PR wordt op de plankaart en/of in planregels vastgelegd; Het vastleggen van veiligheidsmaatregelen (ten aanzien van bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid) die voortkomen uit de verantwoordingsplicht van het groepsrisico;
•
Definiëring van relevante EV begrippen (zoals kwetsbare objecten) in de planvoorschriften.
Pagina 89 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Ad 1)
Verantwoording groepsrisico
De verantwoording van het groepsrisico gebeurt in de plantoelichting, de EV-paragraaf. Een structuurvisie, welke een afwegingskader voor het groepsrisico bevat kan de verantwoording in bestemmingsplannen vereenvoudigen, door verwijzing naar de in de visie gemaakte afwegingen. Zie hiertoe tevens de opmerkingen onder Structuurvisie. Ad 2)
Vastleggen groepsrisico
Regulering van het aantal personen kan via een directe en indirecte verankering plaatsvinden. Bij indirecte verankering worden personendichtheden omgerekend in maximaal toegestane bouwhoogtes en bebouwingspercentages. Bij directe verankering worden maximale personendichtheden in de planvoorschriften opgenomen. Directe verankering is vanuit het oogpunt van handhaafbaarheid (het ‘tellen van personen’) minder geschikt. Ad 3)
Vastleggen plaatsgebonden risico
De verankering van het PR kan op verschillende manieren plaatsvinden. Allereerst door het opnemen van een risicocontour, eventueel voorzien van afstanden, op de plankaart zelf. In de planvoorschriften zijn bepalingen opgenomen voor het gebied binnen en buiten de risicocontour (bijvoorbeeld: vestiging van nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zoals omschreven in artikel x (begripsomschrijvingen) binnen de 10-6 - risicocontour is uitgesloten). Daarnaast kan er voor worden gekozen dat de ligging van de risicocontour indirect uit de plankaart valt af te leiden. Er worden ‘enkel’ afstanden tussen de risicovolle inrichtingen en (beperkt) kwetsbare objecten aangehouden. Let bij het toedelen van de bestemmingen erop dat niet alleen de ‘bovenkant’ maar ook de ‘onderkant’ gereguleerd wordt. Leg bijvoorbeeld ten aanzien van de bestemming ‘Bedrijfsdoeleinden’ vast dat vestiging van risicovolle inrichtingen is toegestaan, maar dat vestiging van kantoorgebouwen (< 1500 m2; zijnde een beperkt kwetsbaar object) binnen de 10-6- risicocontour is uitgesloten. Daarnaast is het verstandig om, gelet op de rechtszekerheid, de opsomming van (beperkt) kwetsbare objecten in het Bevi, inclusief het woord ‘zoals’, niet klakkeloos over te nemen. De opsomming is niet – limitatief (dit blijkt uit het woord ‘zoals’). Het staat het bevoegd gezag vrij om voor niet genoemde objecten een eigen afweging te maken en om een beperkt kwetsbaar als een kwetsbaar object te behandelen. Hiervoor is geen kader gesteld. Voor een nadere weergave van mogelijke regulering, wordt verwezen naar de VNG Handreiking Verankering EV in ruimtelijke plannen. Ad 4)
Vastleggen veiligheidsmaatregelen
Uit de verantwoordingsplicht kunnen veiligheidsmaatregelen ten aanzien van bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid voortkomen die een positief effect hebben op de hoogte van het groepsrisico. De benodigde maatregelen verschillen naar gelang de ruimtelijke situatie. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan eisen ten aanzien van: •
Functie-indeling: uit laagbouw kan makkelijker gevlucht worden dan uit hoogbouw; functies met een lage of hoge zelfredzaamheid;
•
Infrastructuur: aanwezigheid en capaciteit vluchtwegen (tevens in de goede richting), opstelmogelijkheden voor hulpverleningsdiensten, verkeersobstakels op aanrijroutes en vluchtwegen, voldoende materieel en blusmogelijkheden (zoals blusputten en open water);
•
Gebouwen: voldoende vluchtwegen in de goede richting of mogelijkheid om een gebouw luchtdicht af te sluiten (in geval van een toxische wolk).
Pagina 90 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Of de benodigde veiligheidsmaatregelen ook daadwerkelijk kunnen worden opgenomen in de planvoorschriften, hangt af van de vraag of de maatregelen ruimtelijk relevant zijn en toegespitst zijn op het bestemmingsplanniveau. Uit jurisprudentie blijkt tevens dat maatregelen op het gewenste tijdstip realiseerbaar en afdwingbaar moeten zijn. Het bestemmingsplan kent echter enkel verbodsbepalingen en geen gebodsbepalingen. Dit betekent dat niet alle gewenste veiligheidsmaatregelen één op één in de planvoorschriften kunnen worden opgenomen. Maatregelen zoals het opnemen van zones, uitsluiten of toestaan van (beperkt) kwetsbare objecten passen wel in het bestemmingsplan . Vanuit het bestemmingsplan kan dus geen garantie worden geboden dat het beoogde veiligheidsniveau (bepaald bij de bestuurlijke afweging en vastgelegd in de verantwoordingsplicht) ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Daarom dient voor de uitvoering van de veiligheidsmaatregelen die niet gereguleerd kunnen worden in het bestemmingsplan, gekeken te worden naar andere planvormen/middelen zoals een privaatrechtelijke overeenkomst, een APV (algemene plaatselijke verordening) of bouwvergunning. Ad 5)
Definiëring relevante begrippen EV
Neem in de begripsomschrijvingen op wat onder een risicovolle inrichting, risicovolle transportas, kwetsbaar, beperkt kwetsbaar object en geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten moet worden verstaan. Vermijd definities als: ‘een kwetsbaar object is een object waarvoor als gevolg van het Bevi een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden’. Het gevaar van het opnemen van deze bepaling is dat er een zogenaamde dynamische verwijzing is ingebouwd. Een verandering in het Bevi leidt automatisch tot een verandering van de inhoud van het bestemmingsplan. Vermeld daarom, gelet op de rechtszekerheid, de gebruikte versie van het Bevi (jaar en staatscourantnr.) en indien van toepassing, de gebruikte versie van de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. 3
Besluitvormingsfase
In de besluitvormingsfase wordt door de gemeenteraad het ontwerpbestemmingsplan vastgesteld en wordt vervolgens zes weken lang ter visie gelegd. In de Staatscourant en in een lokaal gemeentelijk dag-, nieuws-, of huis-aan-huisblad wordt bekend gemaakt dat het ontwerp-bestemmingsplan ter visie ligt. Gedurende zes weken mag een ieder zienswijzen indienen. Naar aanleiding van de zienswijzen kan het ontwerp-bestemmingsplan nog worden aangepast. Vervolgens stelt de gemeenteraad het bestemmingsplan vast. 4
Bekendmaking en inwerkingtreding
Na vaststelling van het bestemmingsplan dient dit binnen twee weken bekend te worden gemaakt. Na de beroepstermijn van zes weken treedt het bestemmingsplan in werking. Enkel de personen die eerder zienswijzen hebben ingediend èn belanghebbenden zijn, kunnen in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Milieuvergunning Het proces van milieuvergunningverlening bestaat uit drie fasen: 1
Vooroverleg en informatieverstrekking;
2
Beoordeling vergunbaarheid
3
Opstellen considerans en voorschriften
Pagina 91 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009
Ad 1)
Vooroverleg en informatiestrekking
Om te komen tot een ontvankelijke en volledige vergunningaanvraag speelt het vooroverleg, voorafgaand aan de officiële procedure, een belangrijke rol. Het vooroverleg is bedoeld om met betrokkenen alle relevante aspecten ten aanzien EV vooraf helder te krijgen. Duidelijk moet worden of er sprake is van een mogelijk risicovolle inrichting en of deze onder het Bevi valt. Is dat het geval dan wordt aanbevolen ook RO-specialisten en de Regionale brandweer vroegtijdig bij de vergunningaanvraag te betrekken. De vergunningaanvrager levert informatie over processen en stoffen, de vergunningverlener beoordeelt het groepsrisico. Hiervoor is informatie nodig over de omgeving van de inrichting (mogelijke personendichtheden in het invloedsgebied van de inrichting op basis van het bestemmingsplan). Aan het eind van deze eerste fase wordt de vergunningaanvraag ingediend en in behandeling genomen. Ad 2)
Beoordeling vergunbaarheid
Eerst wordt beoordeeld of voldaan wordt aan de normen voor het PR en of de omvang van het GR kan worden verantwoord. Is dat niet het geval, dan moet de vergunningaanvraag worden geweigerd. Dan worden de maatregelen ter beperking van het GR zoals beschreven in vergunningaanvraag beoordeeld. Daarbij worden die getoetst aan het BBT –beginsel (best beschikbare techniek): zijn de voorgenomen maatregelen voldoende of zijn aanvullende maatregelen noodzakelijk? Wat betreft de toepassing van de verantwoordingsplicht moet men binnen de kaders van de Wet milieubeheer blijven: enkel maatregelen die betrekking hebben op de inrichting zelf kunnen worden voorgeschreven. Ad 3)
Opstellen voorschriften en considerans
In de considerans worden de overwegingen en uitkomsten uit voorgaande fasen beschreven. Zie ook de IPO-wegwijzer EV in de Wm-vergunning. Welke voorschriften aan de vergunning worden verbonden, hangt sterk af van de specifieke kenmerken van de inrichting. Standaardvoorschriften zijn daarom niet te geven. Wel zijn voorbeelden bekend van voorschriften die niet zijn toegestaan, bijvoorbeeld voorschriften die alleen betrekking hebben op hoeveelheden gevaarlijke stoffen en niet op de processen (handelingen) met die stoffen. Het verrichten van handelingen levert veelal het specifieke gevaar op. Of aan voorschriften waarin voor de naleving, medewerking van derden buiten de inrichting is vereist (bijvoorbeeld dat derden vluchtwegen moeten vrijhouden). Voor andere voorbeelden zie de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico 26.
26
Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico, versie 1.0, november 2007, ministerie van VROM & BZK, IPO;
Pagina 92 van 93 Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid 2009