Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek / Netherlands Organisation for Applied Scientific Research
Laan van Westenenk 501 Postbus 342 7300 AH Apeldoorn www.tno.nl
TNO-rapport 034-APD-2009-00326
Ontwikkeling van een beoordelingsmethode voor centrale luchtbevochtigingssystemen voor ziekenhuizen met het oog op de microbiologische veiligheid
Datum
juni 2009
Auteur(s)
J. van Wolferen J. Kastelein
Opdrachtgever
College bouw zorginstellingen t.a.v. Henk Nicolaas Postbus 3056 3502 GB Utrecht
Projectnummer
034.88780
Trefwoorden
luchtbevochtiging ziekenhuizen legionella
Aantal pagina's Aantal bijlagen
34 (incl. bijlagen)
Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit rapport mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van TNO. Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor onderzoeksopdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten overeenkomst. Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belanghebbenden is toegestaan.
© 2009 TNO
T +31 88 86 62212 F +31 88 86 62248
[email protected]
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
2 /34
Samenvatting In opdracht van het College Bouw Zorginstellingen heeft TNO een beoordelingsmethode ontwikkeld voor centrale luchtbevochtigingssystemen voor ziekenhuizen met het oog op de microbiologische veiligheid, in de ruimste zin des woords. De in het kader van dit onderzoek verrichte werkzaamheden en gedane bevindingen kunnen als volgt worden samengevat: De meeste normen zijn globaal en weinig specifiek waar het gaat om de Legionellaveiligheid van centrale luchtbevochtiging. De richtlijnen bieden meer informatie; vooral: VDI 6022 is de meest uitgebreide richtlijn m.b.t. de hygiëne van luchtbehandelingsystemen (de tekst spreekt zelf over een holistische formulering van hygiëne-gerelateerde constructieve, technische en organisatorische eisen t.a.v. planning, montage, bedrijf en onderhoud van ventilatie- en aircosystemen.). Deze richtlijn omvat daarmee de eisen en voorwaarden die in alle andere normen en richtlijnen worden gesteld. ISSO 55.3 – Legionellapreventie in klimaatinstallaties. Deze richtlijn is goed gedetailleerd, zonder specifieke regels voor ziekenhuizen. Op basis van voornamelijk deze twee richtlijnen is een overzicht opgesteld van aandachtspunten en criteria en is een beoordelingsmethode opgesteld. Deze beoordelingsmethode heeft een vrij algemeen karakter en stelt ook eisen aan het ontwerp en beheer van de luchtbehandelingskast, onafhankelijk van het toegepaste type luchtbevochtiger. Voor de verschillende bevochtigertypen is een driedeling in Legionellarisico te maken: Bij alle bevochtigertypen die gebruik maken van recirculatie, voornamelijk pakketten-, matten- en sproeibevochtigers, is het Legionellarisico het grootst. Bij alle adiabatische bevochtigertypen zonder recirculatie van opgevangen water is het Legionellarisico minder groot. Toepassing van de voorgeschreven maatregelen voor ontwerp, realisatie en beheer leidt tot een Legionellaveilige bedrijfswijze. Bij stoom-luchtbevochtigers is het water dat verdampt wordt Legionellaveilig. Voor alle bevochtigertypen, inclusief stoombevochtigers, kunnen in de kast door de bevochtiging veroorzaakte condities optreden waaronder Legionella kan groeien. Toepassing van de voorgeschreven maatregelen voor ontwerp, realisatie en beheer leidt tot een Legionellaveilige bedrijfswijze. De aanbevelingen zijn: Verder ontwikkelen van de hier gegeven beoordelingsmethode om nieuwe systemen te beoordelen. Eventueel vastleggen in een beoordelingsrichtlijn. Hierbij dient o.a. te worden uitgewerkt: Hoeveel systemen hoelang beoordeeld moeten worden om tot een oordeel te komen. De beoordelingswijze van het ontwerp, de realisatie en het beheersplan van luchtbehandelingskasten. De toetsing van het uitvoeren van de beheersmaatregelen.
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
3 /34
Geen toepassing in ziekenhuizen van bevochtigertypen die gebruik maken van recirculatie, voornamelijk pakketten-, matten- en sproeibevochtigers, wegens de grote gevoeligheid van de Legionellaveiligheid voor een strikte toepassing van beheersmaatregelen. Toestaan van toepassing in ziekenhuizen, met uitzondering van de operatiekamers en intensive care, van alle adiabatische bevochtigertypen zonder recirculatie, mits deze Legionella-veilig zijn volgens de hier gegeven beoordelingsmethode. Handhaven van de voorgeschreven toepassing van stoombevochtigers voor de operatiekamers en intensive care. Gezien de gevoeligheid van patiënten in de operatiekamers en intensive care voor iedere vorm van bacteriële infectie worden andere bevochtigertypen ontraden.
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
4 /34
Inhoudsopgave Samenvatting ................................................................................................................................... 2 1
Inleiding .......................................................................................................................... 5
2
De luchtbehandelingskast.............................................................................................. 6
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9
Typen luchtbevochtigers ............................................................................................... 8 Inleiding........................................................................................................................... 8 Stoombevochtigers........................................................................................................... 8 Pakkettenbevochtigers ..................................................................................................... 9 Mattenbevochtigers.......................................................................................................... 9 Sproeibevochtigers......................................................................................................... 10 Ultrasone bevochtigers .................................................................................................. 10 Verstuiverbevochtigers met druppelvanger ................................................................... 11 Verstuiverbevochtigers met verdamperlichaam............................................................. 12 Rotatiebevochtigers ....................................................................................................... 13
4 4.1 4.2 4.3
Wetgeving, normen en richtlijnen .............................................................................. 14 Nederland luchtbevochtigers ......................................................................................... 14 Internationaal luchtbevochtigers.................................................................................... 15 Nederland leidingwater.................................................................................................. 15
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Aandachtspunten en criteria voor beoordeling......................................................... 17 Inleiding......................................................................................................................... 17 Algemene eisen aan luchtbehandeling/bevochtiging ..................................................... 17 Ontwerp en realisatie van bevochtigingssysteem .......................................................... 17 Ontwerp en realisatie van luchtbehandelingskast .......................................................... 21 Bedrijf/beheer/onderhoud .............................................................................................. 22
6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
Beoordelingsmethode................................................................................................... 24 Werkwijze...................................................................................................................... 24 Beoordeling ontwerp en realisatie van bevochtigingssysteem....................................... 24 Ontwerp en realisatie van luchtbehandelingskast .......................................................... 26 Bedrijf/beheer/onderhoud .............................................................................................. 27 Beoordeling nieuw systeem in praktijk.......................................................................... 29
7
Conclusies en aanbevelingen....................................................................................... 30
8
Referenties .................................................................................................................... 32
9
Verantwoording ........................................................................................................... 34
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
1
5 /34
Inleiding In opdracht van het College Bouw Zorginstellingen heeft TNO een beoordelingsmethode ontwikkeld voor centrale luchtbevochtigingssystemen voor ziekenhuizen met het oog op de microbiologische veiligheid, in de ruimste zin des woords. Achtergrond Momenteel zijn in Nederland in ziekenhuizen alleen stoombevochtigers toegestaan omdat deze microbiologisch altijd veilig zouden zijn. Dit is vastgelegd in de bouwmaatstaven door het College bouw zorginstellingen op basis van toen beschikbare kennis. Met enige regelmaat wordt het verzoek gedaan door aanbieders van andere typen luchtbevochtigers om toelating van hun systemen voor toepassing ziekenhuizen. Om deze verzoeken gemotiveerd te kunnen beoordelen is een beoordelingsmethode gewenst, die tot een objectief oordeel kan leiden ten aanzien van de toepasbaarheid van deze systemen met het oog op de microbiologische veiligheid, in de ruimste zin des woords. De beoordelingsmethode dient o.a. voor de volgende typen luchtbevochtigers geschikt te zijn: sproeibevochtigers (matten- en pakkettenbevochtigers); ultrasone bevochtigers; verstuiver/bevochtigers in diverse uitvoeringen. Uitgangspunt van de beoordelingsmethode is de eis is dat de apparatuur geen negatieve bijdrage mag leveren aan de luchtkwaliteit voor de OK. Dit betekent o.a. geen vorming van aerosol van deeltjes en/of micro-organismen. De beoordelingsmethode dient o.a. de volgende aandachtspunten te omvatten: Kwaliteit watertoevoer (micro-organismen belasting) Voorbehandeling water (b.v. demineralisatie m.b.v. ionenwisselaars) Waterkwaliteit tussen waterinname en verneveling (hygiënisch ontwerp leidingen en verstuivers) Desinfectiesystemen (effectiviteit en neveneffecten) Overige voorzieningen, zoals matten/pakketten, schermen, keramische platen (doorlaten aerosol, aanhechting/adhesie van vuil, vervuiling in de tijd) Werkzaamheden en werkwijze De volgende werkzaamheden zijn uitgevoerd: 1. Opstellen overzicht typen luchtbevochtigers. 2. Opstellen overzicht aandachtspunten en criteria voor beoordeling. 3. Opstellen beoordelingsmethode. Het eerste onderdeel is voornamelijk uitgevoerd door deskundigen van de afdeling Koudetechniek, Warmtepompen en Installaties van TNO/B&O. Het tweede onderdeel is voornamelijk uitgevoerd door deskundigen van TNO/KvL. Het laatste onderdeel is gezamenlijk uitgevoerd.
6 /34
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
2
De luchtbehandelingskast Centrale luchtbevochtigingssystemen maken deel uit van de luchtbehandelingskast (LBkast), waarmee ventilatielucht centraal wordt voorbehandeld. Hieronder wordt de globale opzet van de LB kast besproken. Deze is in principe onafhankelijk van het toegepaste type luchtbevochtiger. De constructie en bedrijfswijze van de LB kast kan van invloed zijn op de microbiologische veiligheid. De structuur van een LB-kast is hieronder geschetst en bevat de volgende componenten: Afvoerlucht Filter Warmteterugwinning Ventilator Buitenlucht Filter Warmteterugwinning Warmtewisselaar voor verwarming Warmtewisselaar voor koeling Bevochtiging Druppelvanger Warmtewisselaar voor naverwarming (2e) Ventilator LB-kasten kunnen zowel op dak als onderdaks worden opgesteld. De uitvoering van de LB-kast kan zeer uiteenlopend zijn. Afhankelijk van de gewenste functionaliteit worden componenten achterwege gelaten of toegevoegd. Voor toepassing in ziekenhuizen wordt recirculatie van afvoerlucht niet toegepast.
wtw + Figuur 1.
-
w
+
Schema luchtbehandelingskast met bevochtiging.
Hieronder is een voorbeeld van een luchtbehandelingskast gegeven. Deze kast is, zoals bij de meeste leveranciers, opgebouwd uit elementen.
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
Figuur 2.
7 /34
Voorbeeld samenstelling LB-kast, met bovenin de afvoerlucht en onderin de toevoerlucht.
De constructie van de elementen van de kast bestaat meestal uit panelen in een frame. Toegepaste materialen zijn o.a.: Frame: aluminium, kunststof Panelen: ongelakt gegalvaniseerd plaatstaal, kunststof
8 /34
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
3
Typen luchtbevochtigers
3.1
Inleiding Hieronder wordt de volgende typen luchtbevochtigers besproken: stoombevochtigers; pakkettenbevochtigers; mattenbevochtigers; sproeibevochtigers; ultrasone bevochtigers; verstuiverbevochtigers met druppelvanger; verstuiverbevochtigers met verdamperlichaam; rotatiebevochtigers.
3.2
Stoombevochtigers Stoombevochtigers bestaan uit een voorziening voor stoomproductie, één of meer stoomverdeelpijpen (stoomlans) en voorzieningen voor condensafvoer en spuien. Voor de stoomproductie zijn meerdere opties: lokale elektrische stoomproductie boiler met elektrisch verwarmingselement elektrodenboiler lokale gasgestookte boiler centrale gasgestookte stoomketels of stoomgeneratoren Het water kan worden voorbehandeld (osmose, ontharden). In de regel wordt geen druppelvanger toegepast. De stoom is bacterievrij en is in dat opzicht Legionellaveilig. Als vocht kan neerslaan in de kast ontstaat een gunstig klimaat voor bacteriële groei. stoomverdeelpijp
droge lucht
verwarmingselement
vochtige lucht
waterreservoir waterafvoer naar riool
toevoer water Figuur 3.
Schema lokale stoombevochtiger.
9 /34
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
3.3
Pakkettenbevochtigers Pakettenbevochtigers bestaan uit een pakket van vezels, dat van bovenaf wordt bevochtigd via sproeiers bij lage druk (0,5 bar).De lucht stroomt kruiselings door het pakket waarbij een deel van het water verdampt en de lucht bevochtigd wordt. Er wordt geen druppelvanger toegepast. Het niet gebruikte water wordt opgevangen in een verzamelbak in de LB-kast en gerecirculeerd. Om indikking van het water te beperken wordt regelmatig een deel van het water ververst (spuien) De capaciteit wordt geregeld door het trapsgewijs aan- en uitschakelen van de sproeiers. pakket
verdeler
druppelvanger (optioneel)
Droge lucht
Vochtige lucht
Toevoer water Spui
Figuur 4.
3.4
Schema pakketbevochtiger.
Mattenbevochtigers Mattenbevochtigers bestaan uit matten van vezels, vergelijkbaar met de pakketten, die bevochtigd worden met lage druk sproeiers (2 – 3 bar), die stroomopwaarts in de luchtstroom staan opgesteld. De lucht stroomt door de matten waarbij een deel van het water verdampt en de lucht bevochtigd wordt. Er wordt een druppelvanger toegepast om doorslag van druppels te vermijden. Het niet gebruikte water wordt opgevangen in een verzamelbak in de LB-kast en gerecirculeerd. Om indikking van het water te beperken wordt regelmatig een deel van het water ververst (spuien) De capaciteit wordt geregeld door het trapsgewijs aan- en uitschakelen van de sproeiers.
10 /34
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
sproeiers mat
druppelvanger
Vochtige lucht
Droge lucht
Toevoer water Spui
Figuur 5.
3.5
Schema mattenbevochtiger.
Sproeibevochtigers Sproeibevochtigers bestaan uit een grid van lage druk sproeiers of nozzles (2 – 3 bar), die, meestal tegen de luchtstroom in, water verstuiven tot fijne waterdruppeltjes, waarbij een deel van het water verdampt. Er wordt een druppelvanger toegepast om de resterende druppels af te vangen. Het niet gebruikte water wordt opgevangen in een verzamelbak in de LB-kast en gerecirculeerd. Om indikking van het water te beperken wordt regelmatig een deel van het water ververst (spuien). De capaciteit wordt geregeld door het trapsgewijs aan- en uitschakelen van de sproeiers. sproeiers
druppelvanger
Droge lucht
Vochtige lucht
Toevoer water Spui
Figuur 6.
3.6
Schema sproeibevochtiger.
Ultrasone bevochtigers Ultrasone bevochtigers bestaan uit een (compact) waterreservoir, waarin één of meer trilplaatjes of membranen gemonteerd zijn; de meest gangbare uitvoering bestaat uit cellen, met per cel een trilplaatje. Door de hoge frequentie van de trilplaatjes wordt het water in fijne druppeltjes verneveld en via de uitblaasopeningen in de lucht gebracht.
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
11 /34
Er wordt soms een druppelvanger toegepast om de resterende druppels af te vangen. Het afgevangen water wordt opgevangen in een verzamelbak in de LB-kast en geloosd. Om indikking van het water in het waterreservoir te beperken wordt regelmatig een deel van het water ververst (spuien). Tevens wordt bij een deel van de apparatuur gebruik gemaakt van onthard water. De capaciteit wordt geregeld door het aan- en uitschakelen van de trilplaatjes.
3.7
Figuur 7.
Stulz Ultrasonic® ENS.
Figuur 8.
Stulz Ultrasonic® FN400H.
Verstuiverbevochtigers met druppelvanger Verstuiverbevochtigers met druppelvanger bestaan uit een grid van hoge druk sproeiers of nozzles (10 – 70 bar), die, meestal met de luchtstroom mee, water verstuiven tot fijne waterdruppeltjes, waarbij een groot deel van het water verdampt. Er wordt een druppelvanger toegepast om de resterende druppels af te vangen.
12 /34
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
Optioneel worden bovenstrooms turbulatoren toegepast, waarvan de werveling de vochtopname in de lucht vergroot (Figuur 10 en Figuur 11). Deze techniek wordt ook aangeduid als wervelbevochtiger. Het niet gebruikte water wordt opgevangen in een verzamelbak in de LB-kast en geloosd. De capaciteit wordt geregeld door het trapsgewijs aan- en uitschakelen van de sproeiers. verstuivers
Droge lucht
Toevoer water Figuur 9.
Vochtige lucht
Waterafvoer naar riool
Schema verstuiverbevochtiger met druppelvanger.
Figuur 10. Turbulatoren (WinCool).
3.8
druppelvanger
Figuur 11. Verstuiver in de neus van een turbulator (WinCool).
Verstuiverbevochtigers met verdamperlichaam Verstuiverbevochtigers met verdamperlichaam bestaan uit een grid van hoge druk sproeiers of nozzles (4 – 8 bar), die, met de luchtstroom mee, water verstuiven tot fijne waterdruppeltjes, waarbij een deel van het water verdampt. Er wordt een verdamperlichaam toegepast dat de resterende druppels opvangt en waar secundaire verdamping optreedt. In de uitvoering van Geveke wordt hiervoor een keramisch filterelement gebruikt. Het niet gebruikte water wordt opgevangen in een verzamelbak in de LB-kast en geloosd. De capaciteit wordt geregeld door het trapsgewijs aan- en uitschakelen van de sproeiers.
13 /34
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
Geveke levert deze bevochtiger in combinatie met een zilverionisator in de watertoevoer ter wille van de Legionella-preventie.
verstuivers
secundaire verdamper
Droge lucht
Zilverionisator (opt.)
Vochtige lucht
Waterafvoer naar riool
Toevoer water Figuur 12.
3.9
Schema verstuiverbevochtiger met verdamperlichaam.
Rotatiebevochtigers De rotatiebevochtiger, zoals die in België door de firma Vangeel Electrical wordt gemaakt, bestaan uit een cilindervormige, afgerasterde koker, die met een hoge snelheid draait. Hierdoor splitst het water en verstuift het op basis van middelpuntvliedende kracht in uiterst fijne druppeltjes met een diameter van ongeveer 20 micron. In de productinformatie wordt niet aangegeven of een druppelvanger wordt toegepast om de resterende druppels af te vangen. De capaciteit kan proportioneel worden geregeld. Het systeem werkt met zuiver of behandeld water; onthard water (7 à 10° F) is aanbevolen.
Figuur 13.
Rotatiebevochtiger.
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
4
Wetgeving, normen en richtlijnen
4.1
Nederland luchtbevochtigers
14 /34
In Nederland geeft Arbo besluit 4.87 regels voor Legionella-preventie voor luchtbevochtigingsinstallaties [1]. Het Arbo-besluit geeft o.a. de volgende regels: het water in een luchtbevochtiger dient minder dan 100 kve/l Legionella te bevatten; voor alle systemen (m.u.v. stoombevochtigers) dient een risico-inventarisatie en – evaluatie te worden uitgevoerd; hieruit kunnen maatregelen voortkomen ten aanzien van: beheersing watertemperaturen; voorkomen stilstaand water; beperken gebruik van materialen die een voedingbodem vormen voor microorganismen; schoonhouden installatie en water; toepassen waterbehandeling. De maatregelen dienen te worden opgenomen in een Legionella-beheersplan; de uitvoering wordt vastgelegd in een logboek en minstens drie jaar bewaard. Deze regels zijn uitgewerkt in twee richtlijnen: AI-32 Legionella [2]; ISSO 55.3 – Legionellapreventie in klimaatinstallaties [3]. In Nederland is geen norm t.a.v. de Legionella-veiligheid van luchtbevochtiging of het ontwerp en bedrijf van LB-kasten beschikbaar. Daarnaast is het ISSO SBR Praktijkboek Gezonde Gebouwen beschikbaar, dat uit een jaarlijks aangroeiend aantal cahiers bestaat [4]. De meest relevante cahiers zijn momenteel: R2 - Binnenmilieu Prestatie-eisen Kantoorgebouwen Hieruit blijkt dat nog geen normen of richtlijnen beschikbaar zijn voor de maximale concentraties schimmelsporen en bacteriën in de lucht. P1 - Eisen voor Gezonde Mechanische Ventilatiesystemen Hierin worden o.a. eisen gesteld aan de uitvoering van de bevochtigingssectie van een LB-kast. Interessant is de volgende waarneming t.a.v. de noodzaak van luchtbevochtiging: ”Verschillende studies hebben aangetoond dat er – ook bij relatief lage luchtvochtigheden binnen – geen verband bestaat tussen de fysische luchtvochtigheid en het vóórkomen van slijmvliesirritaties. Dit soort ‘drogelucht’-klachten zijn vaak te herleiden op een te stoffig binnenmilieu, vaak (met name ’s winters) in combinatie met een te hoge luchttemperatuur.”
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
4.2
15 /34
Internationaal luchtbevochtigers In Europa en daarbuiten zijn o.a. de volgende relevante normen en richtlijnen beschikbaar: E DIN 1946-4:2008 - Ventilation and air conditioning - Part 4: Ventilation in buildings and rooms of health care [5]; Önorm H 6020:2007 - Lüftungstechnische Anlagen in Krankenanstalten Projektierung, Errichtung und Kontrolle [6]; VDI 6022:2006 - Hygiene Anforderungen an Raumlufttechnische Anlagen und Geräte [7]; ASHRAE Guideline 12-2000 – Minimizing the risk of Legionellosis associated with building water systems [8]; CIBSE TM13:2000 - Minimising the risk of Legionnaires’ disease [9]; Legionellae control on health care facilities - a guide for minimizing risk - Matthew R. Freije [10]. De Duitse DIN-norm [5] is zeer beknopt t.a.v. luchtbevochtiging en stelt o.a.: Geen druppelvorming in de ventilatielucht. De RV dient onder 90% te blijven; ook bij afwijkende condities en storingen in apparatuur. Voor OK-afdelingen mag alleen stoombevochtiging worden toegepast. De Oostenrijkse norm [6] is iets uitgebreider en geeft o.a. aanwijzingen voor de waterkwaliteit, de waterdamp, de condensaatafvoer, het voorkomen van druppelvorming, de toegankelijkheid van de bevochtigingsectie en de voor- en nadraaitijd van de ventilatoren om condens te voorkomen. VDI 6022 is de meest uitgebreide richtlijn m.b.t. de hygiëne van luchtbehandelingsystemen (de tekst spreekt zelf over een holistische formulering van hygiëne-gerelateerde constructieve, technische en organisatorische eisen t.a.v. planning, montage, bedrijf en onderhoud van ventilatie- en airco-systemen.). Deze richtlijn omvat daarmee de eisen en voorwaarden die in alle andere normen en richtlijnen worden gesteld. De richtlijnen van ASHRAE, CIBSE en Matthew Freije geven o.a. richtlijnen voor het legionellaveilig ontwerp en bedrijf van bevochtiging. Zij komen in hoofdlijnen overeen met de VDI 6022.
4.3
Nederland leidingwater Luchtbevochtigers worden in de regel gevoed met drinkwater. Hieronder wordt de belangrijkste regelgeving voor leidingwater samengevat. In Nederland worden de algemene voorschriften voor leidingwaterinstallaties gegeven in NEN 1006 [12]. De praktische uitwerking hiervan wordt gegeven in de Water werkbladen [13]. Binnen de EU is op 25 december 1998 de Europese drinkwaterrichtlijn (98/83/EG) in werking getreden. De lidstaten dienden deze binnen twee jaar in nationale wet- en regelgeving te verwerken.
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
16 /34
In Nederland bestaat t.a.v. leidingwater de volgende wet en regelgeving van het ministerie van VROM: - Waterleidingwet (regels m.b.t. het toezicht op waterleidingbedrijven en tot de organisatie van de openbare drinkwatervoorziening); - Waterleidingbesluit (technische, hygiënische, geneeskundige en administratieve uitvoeringsmaatregelen van de waterleidingwet) – tevens van toepassing op eigenaren van collectieve leidingwaterinstallaties. De laatste versie hiervan staat op de site http://www.overheid.nl/. In het Waterleidingbesluit [11] is voor een beperkt aantal van de collectieve leidingwaterinstallaties de verplichting opgelegd om een risicoanalyse ten behoeve van Legionella-preventie uit te voeren en zonodig een legionellabeheersplan op te stellen en uit te voeren. De term ‘collectieve installatie’ wordt hier gebruikt als overkoepelend begrip voor de wettelijke termen ‘collectieve watervoorziening’ en ‘collectief leidingnet’. De collectieve installaties waarvoor de verplichting geldt (aangeduid als prioritaire installaties) zijn o.a.: - Ziekenhuisvoorzieningen, - Inrichtingen als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Tijdelijke Verstrekkingenwet maatschappelijke dienstverlening, Hieronder vallen Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) verblijfsinstellingen en daarmee vergelijkbare inrichtingen. In praktijk blijkt het lastig hiervoor een sluitende omschrijving te geven. Bij vragen over welke locaties hier al dan niet onder vallen kan men zich wenden tot de Inspectie gezondheidszorg. In ISSO 55.1 [14] zijn de eisen uit het waterleidingbesluit vertaald in richtlijnen en adviezen. In ISSO 55.4 [15] worden alternatieve technieken voor Legionellapreventie in collectieve leidingwaterinstallaties behandeld.
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
5
Aandachtspunten en criteria voor beoordeling
5.1
Inleiding
17 /34
Hieronder is een overzicht van aandachtpunten voor de beoordeling van bevochtigingssystemen uitgewerkt, gebaseerd op de structuur van VDI 6022 en aangevuld met gegevens uit ISSO 55.3. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen ontwerp/realisatie en bedrijf/beheer/onderhoud. Tevens wordt een onderscheid gemaakt tussen: Bevochtigingssysteem De aandacht is primair gericht op het water en de bevochtigingsapparatuur. Aandachtspunten zijn daarbij de waterkwaliteit, de bevochtiger, de druppelvanger en de waterafvoer. Luchtbehandelingskast Daarnaast heeft de luchtbehandelingskast invloed op eventuele Legionellarisico’s. Als de kast zo is uitgevoerd dat vuil kan neerslaan en condens- en spatwater blijft staan kunnen daardoor risico’s ontstaan; ook bij gebruik van stoombevochtiging. Aandachtspunten zijn de uitvoering van de kast m.b.t. vormgeving, materiaalgebruik, filters, bereikbaarheid en de regeling en beveiliging. 5.2
Algemene eisen aan luchtbehandeling/bevochtiging De eis aan luchtbehandelingsystemen in ziekenhuizen is dat zij geen microbiologisch risico vormen. Daarom mag geen vorming van micro-organismen of een aerosol van water in de toevoerlucht optreden. Dit heeft vooral betrekking op het ontwerp, bedrijf en beheer van de luchtbevochtigingsapparatuur. Een verwante, maar niet identieke, eis is dat de luchtkwaliteit niet wordt verminderd door de luchtbehandeling/bevochtiging (VDI 6022 – 3.3). Tevens mogen geen schadelijk stoffen in de lucht worden gebracht (DIN)
5.3
Ontwerp en realisatie van bevochtigingssysteem Waterkwaliteit Drinkwater Drinkwater dat geleverd wordt via de eigen binneninstallatie dient te voldoen aan de eisen van het Waterleidingbesluit. Eén van die eisen is dat het water minder dan 100 kve/l Legionella bevat. VDI 6022 geeft in 4.3.7 minder strenge eisen, die echter onvoldoende lijken voor ziekenhuizen en zorgvoorzieningen. ziekenhuizen Recirculatie van lekwater Hoewel VDI 6022 en ISSO 55.3 recirculatie van lekwater niet op voorhand uitsluiten is recirculatie voor toepassing in ziekenhuizen ongewenst. De risico’s op microbiologische vervuiling zijn hierbij groot en de maatregelen om dit volledig te beheersen zijn gevoelig voor storingen en menselijke tekortkomingen. Voorbehandeling drinkwater Het gebruikte water dient gefilterd te worden via membranen (omgekeerde osmose). De filtering is vereist om o.a. kalkafzetting rond en verstopping van de luchtbevochtigers te voorkomen. Kalkafzetting bevordert de aangroei van biofilm waaronder Legionella.
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
18 /34
Bij traditionele ontharding kan groei van micro-organismen in de onthardingsapparatuur optreden. Daarom wordt de voorkeur gegeven aan omgekeerde osmose. Omgekeerde-osmose water kan corrosie veroorzaken bij materialen waarop het (tijdelijk) neerslaat. Daarom is extra aandacht vereist voor de materiaalkeuze. Toepassing van ultrafiltratie (zie kader) voor omgekeerde osmose verhindert de toevoer van Legionella via het leidingwater. Membraanfiltratie Een membraan is een soort zeef, meestal uitgevoerd in polymeer materiaal van enige micrometers dikte. Ook andere materialen worden toegepast, zoals keramiek. Het water wordt door het membraan geperst, waarbij de deeltjes die groter zijn dan de poriën achterblijven. Hierdoor raakt het filter na enige tijd verstopt. Daarom worden de filters regelmatig automatisch gespoeld, waardoor verstopping voorkomen wordt. Voor Legionellapreventie worden twee typen filters toegepast (Figuur 14): Microfiltratie (MF), met een poriegrootte van 0,1 tot 1,0 micron. Hiermee kunnen onopgeloste deeltjes en bacteriën worden verwijderd. Bacteriën kunnen bij deze typen echter door de poriën heengroeien, waardoor deze filtertypen een beperkte standtijd hebben. Ultrafiltratie (UF), met een poriegrootte van 0,01 tot 0,1 micron. Hiermee worden onopgeloste deeltjes, bacteriën en grote virussen verwijderd. De membranen worden o.a. uitgevoerd als capillair. Ter bescherming wordt meestal een microzeef toegepast voor het membraanfilter ter bescherming tegen grote deeltjes. Beide typen membraanfilter dienen voor Legionellapreventie te voldoen aan de geldende certificering volgens BRL K14010-1 [16], waarbij in het water aanwezige legionellabacteriën met 5 log-eenheden of meer worden gereduceerd.
Figuur 14. Filtratie – poriegrootte en afmetingen deeltjes en micro-organismen.
Voorraadvat Bij toepassing van omgekeerde osmose of ontharding wordt meestal een voorraadvat of drinkwaterreservoir toegepast. Dit dient aan de eisen voor ontwerp en beheer van de Waterwerkbladen [13] en ISSO 55.1 [14] te voldoen. Desinfectie Desinfectie methoden en materialen mogen alleen worden gebruikt als hun effectiviteit en hun onschadelijkheid zijn bewezen. Voor waterbehandeling houdt dit in dat thermisch beheer wordt toegepast volgens de eisen van het drinkwaterbesluit (zie ISSO 55.1 [11]) of dat de fysische of elektrochemische desinfectiemethoden dienen te voldoen aan de eisen in de
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
19 /34
betreffende BRL (ISSO 55.4 [15] geeft een uitputtend overzicht van deze materie). VDI 6022 stelt tevens dat geen residu van eventueel gebruikte middelen in de luchtstroom mogen worden aangetroffen. In de praktijk zien we een toename aan stoffen met een antimicrobiële werking (biocides), die toegevoegd worden aan materialen die gebuikt worden bij de constructie van installaties. Een voorbeeld hiervan is de toepassing van zilverionen. Zilverionen hebben een remmende werking op uitgroei van micro-organismen. De meeste biocides zijn toxisch en mogen daarom niet vrij komen in de lucht. Toepassing hiervan staat ter discussie. Voor alle biocides geldt dat Ctgb toelating voor de betreffende toepassing vereist is. Voor ingebruikname dienen alle leidingen e.d. gereinigd en gedesinfecteerd te worden Het materiaal waaruit een installatie wordt samengesteld is deels vettig. Tijdens de bouw kan de leidinginstallatie vervuild raken met organisch materiaal. Voor het afpersen van de installatie wordt deze gevuld met bouwwater van onduidelijke kwaliteit. Dit water kan daarna nog lange tijd in de installatie blijven staan. Daarom dient voor in gebruik name de gehele leidingwaterinstallatie, inclusief alle watervoerende delen van de luchtbevochtigingsinstallatie, gereinigd en gedesinfecteerd te worden. Voor reiniging wordt meestal gebruik gemaakt van een zuur (ATA keur vereist), waarmee o.a. kalkafzetting wordt verwijderd. Voor desinfectie wordt gebruik gemaakt van een biocide, meestal peroxide (Ctgb toelating vereist). Voor meer informatie wordt verwezen naar ISSO 55.4 [15].
Bevochtiger Bij toepassing van luchtbevochtigers bestaat de mogelijkheid van microbiologische vervuiling (biofilmvorming) in wateraanvoerleidingen naar verstuivers. De apparatuur waarmee het water wordt verneveld dient zodanig te zijn uitgevoerd dat kalkafzetting en vorming van een biofilm niet kan optreden. Dit wordt o.a. bevorderd door een juiste materiaalkeuze. De toegepaste materialen moeten inert zijn voor de middelen (water, reinigings- en desinfecteermiddelen) waarmee zij in contact komen: mechanisch stabiel; niet giftig; corrosie bestendig; glad afgewerkt / vrij van onvolkomenheden; waar mogelijk vol / continu gelast. De bevochtigingssectie dient voldoende lengte te hebben om verdamping van het vernevelde water mogelijk te maken. De verdeling van vocht over de doorsnede dient gelijkmatig te zijn. Als de bevochtiging voor langere tijd wordt uitgeschakeld dient het water in de toevoerleidingen, verstuivers e.d. volledig te kunnen weglopen. Voor ingebruikname dienen alle leidingen, verstuivers e.d. gereinigd en gedesinfecteerd te worden.
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
20 /34
Secundaire verdamper Secundaire verdampers worden traditioneel toegepast bij pakketten- en mattenbevochtigers. Bij deze systemen wordt lekwater uit de secundaire verdamper gerecirculeerd – deze systemen komen daarom niet voor toepassing in ziekenhuizen in aanmerking. Ook bij sommige moderne systemen wordt een secundaire verdamper toegepast. Hierbij is de lekwaterstroom gering en wordt niet opnieuw gebruikt, dus uit dat oogpunt is toepassing geen bezwaar. Rest de vraag of de secundaire verdamper zelf een risicofactor vormt. De eigenschappen van een goede secundaire verdamper zijn: Heeft karakter van druppelvanger Heeft veel verdampend oppervlak Heeft een bescheiden luchtweerstand Als gevolg hiervan zal de secundaire verdamper veelal zijn uitgevoerd met fijne poriën. Hierin worden fijne waterdruppels opgevangen om vervolgens (deels) te verdampen. De secundaire verdamper is tijdens bedrijf vochtig. In de fijne poriën ontstaan condities waarin zich geleidelijk een biofilm en Legionella kan ontwikkelen, zelfs als de temperatuur ter plaatse onder 25°C ligt. Hiertegen dienen preventieve maatregelen te worden genomen. Als biocides gebruikt worden is een Ctgb toelating voor de betreffende toepassing vereist. Druppelvanger De toevoerlucht dient bij het verlaten van de LB kast geen aerosol van water te bevatten. Om dit te bereiken wordt meestal een druppelvanger met lekbak en waterafvoer toegepast. Voor een druppelvanger geldt in lichte mate wat hierboven over secundaire verdampers is gesteld. Druppelvangers worden ook vochtig maar hebben over het algemeen geen groot verdampend oppervlak en dus geen poriën e.d. De leverancier dient aan te geven of periodieke reiniging gewenst is. Waterafvoer De bevochtiger en druppelvanger dienen te zijn voorzien van een condensaatopvang die vanuit alle richtingen afloopt naar de waterafvoer. De afvoer moet voldoende capaciteit hebben. De afvoer moet zijn voorzien van een sifon met filter/rooster. De afvoer mag niet direct gekoppeld zijn aan het rioleringssysteem maar dient met een onderbreking te zijn uitgevoerd om de overdracht van micro-organismen van de riolering naar de LBK te voorkomen. Als de bevochtiging voor langere tijd wordt uitgeschakeld dient het water in de kast en afvoer volledig te kunnen weglopen. De werking van de afvoer dient voor ingebruikname bij de ontwerpcapaciteit te worden getest. Regeling en beveiliging De mate van bevochtiging moet geregeld kunnen worden over een groot bereik. Hierbij dient de RV na de druppelvanger onder 90% te blijven. Bij Variable Air Volume systemen moet de regeling snel op een verandering in bevochtigingsbehoefte kunnen inspelen. Als de ventilatie uitvalt of wordt uitgeschakeld dient de bevochtiging direct te worden beëindigd.
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
5.4
21 /34
De bediening van de LBK dient zo te zijn uitgevoerd dat bij normale bedrijfsbeëindiging eerst de bevochtiging wordt beëindigd en de ventilatoren voldoende nadraaitijd hebben om de kast volledig te drogen. De werking van alle aspecten van de regeling en beveiliging dient voor in gebruik name te worden getest.
Ontwerp en realisatie van luchtbehandelingskast Vormgeving en constructieve eisen Voor de LBK gelden de volgende constructieve eisen: geen dode ruimtes waar zich vuil kan ophopen; draineerbaar; geen poriën of horizontale vlakken etc. waar water op of in kan blijven staan; gesloten isolatie in deuren en wanden; voorkomen van insluiting van ongedierte; eenvoudig te demonteren en monteren voor onderhoud en reiniging; met eenvoudige middelen te reinigen. Materiaalgebruik Bij toepassing van luchtbevochtigers bestaat de mogelijkheid van microbiologische vervuiling op oppervlakken en in de wateropvangbak onderin de LBH. Hechting van micro-organismen aan oppervlakken is afhankelijk van het type oppervlak, de afwerking, de polariteit en het materiaal. Ruwe hydrofiele oppervlakken geven de meeste kans op kalkaanhechting en biofilm vorming aan het oppervlak. De omkasting dient zodanig te zijn uitgevoerd dat kalkafzetting en vorming van een biofilm niet kan optreden. Dit wordt o.a. bevorderd door een juiste materiaalkeuze. De toegepaste materialen moeten inert zijn voor de middelen (water, reinigings- en desinfecteermiddelen) waarmee zij in contact komen: mechanisch stabiel; niet giftig; corrosie bestendig; glad afgewerkt / vrij van onvolkomenheden; laag/geen biofilmvormingspotentieel (een deel van de kunststoffen biedt een goede voedingbodem voor de ontwikkeling van biofilm) waar mogelijk vol / continu gelast. Extra aandacht is vereist voor de keuze van afdichtingsmaterialen, die aan bovenstaande eisen dienen te voldoen. Isolatiemateriaal mag niet in de kast worden toegepast. Filters en geluidsdempers Filters en geluidsdempers mogen niet vochtig worden. Een RV boven 90% is daarom niet toegestaan; ook niet voor korte perioden. De naverwarming dient hierop te zijn gedimensioneerd en dient van een effectieve regeling te zijn voorzien. Filters en geluidsdempers mogen niet direct benedenstrooms van een luchtbevochtiger zijn gemonteerd. Bereikbaarheid De luchtbehandelingskast dient goed toegankelijk te zijn voor inspectie en schoonmaak van natte of verontreinigde binnenwanden van de kast. Dit geldt in het bijzonder voor
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
22 /34
alle componenten van de luchtbevochtiging. VDI 6022 geeft hiervoor de volgende richtlijnen: in kasten met een hoogte van minder dan 0,8 meter zijn service luiken vereist in grotere kasten zijn toegangsdeuren vereist in alle kasten dienen inspectievensters met een minimum diameter van 150 mm te worden aangebracht plus interne verlichting die van buiten kan worden bediend 5.5
Bedrijf/beheer/onderhoud Algemeen Alle vereiste beheersmaatregelen voor een Legionellaveilig bedrijf dienen in een beheersplan (voor de gehele LBK) te worden vastgelegd. Voorschriften voor de bedrijfswijze kunnen hiervan een onderdeel zijn. Het beheersplan geeft o.a. de frequentie voor het monitoren, reinigen en desinfecteren van de installatie (CCP’s in HACCP) om microbiologische besmetting van de lucht te kunnen beheersen. Hieronder worden de maatregelen per component beschreven. Waterkwaliteit Functioneren voorbehandeling Onderhoud en controle omgekeerde osmose volgens instructie van de leverancier. Minimaal eenmaal per maand visuele controle. Minimaal eens per jaar integriteitscontrole van de membranen. Dit kan in veel gevallen met lucht worden uitgevoerd. De levensduur van osmose-membranen bedraagt 4-5 jaar. Aanwezigheid Legionella Minimaal 2 maal per jaar controle waterkwaliteit op aanwezigheid Legionella (en kiemgetal) – zoals in het waterleidingbesluit voorgeschreven voor prioritaire collectieve leidingwaterinstallaties. Bevochtiger Als de bevochtiging voor langere tijd wordt uitgeschakeld dient het water in de toevoerleidingen, verstuivers e.d. volledig te kunnen weglopen. Eventueel met perslucht droogblazen. Na constatering van Legionella in het water of voor ingebruikname na een lange stilstandsperiode dienen alle leidingen, verstuivers e.d. gereinigd en gedesinfecteerd te worden. Secundaire verdamper Controle op vervuiling en beschadiging. Voor de secundaire verdamper dienen preventieve maatregelen tegen biofilm en Legionella te worden genomen. De leverancier dient hiervoor maatregelen voor te schrijven. Als biocides gebruikt worden is een Ctgb toelating voor de betreffende toepassing vereist. Druppelvanger Controle op vervuiling, beschadiging, corrosie. Voor de druppelvanger dienen eventueel preventieve maatregelen tegen biofilm en Legionella te worden genomen. De leverancier dient hiervoor maatregelen voor te schrijven of aan te tonen dat deze overbodig zijn. Als biocides gebruikt worden is een Ctgb toelating voor de betreffende toepassing vereist.
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
23 /34
Waterafvoer Reinigen sifon en filter/rooster van de afvoer. Controle functioneren en capaciteit afvoer. Regeling en beveiliging Controle functioneren regeling bevochtiging. Controle of de bevochtiging direct wordt beëindigd als de ventilatie uitvalt of wordt uitgeschakeld. Controle of bij normale bedrijfsbeëindiging eerst de bevochtiging wordt beëindigd en de ventilatoren voldoende nadraaitijd hebben om de kast volledig te drogen. Controle omkasting Controle op vervuiling, beschadiging, microbiologische groei of corrosie. De meeste aspecten kunnen visueel worden gecontroleerd. Voor de controle op microbiologische groei is monstername (swab) en analyse op kiemgetal en/of Legionella vereist. Filters en geluidsdempers Controle of deze tijdens bedrijf niet vochtig worden en bij uitschakeling van de LBK droog zijn. Hiervoor kan een RV-meter in de betreffende sectie(s) geplaatst worden, waarvan de meetwaarden via het gebouwbeheersysteem (GBS) worden verwerkt. Hieraan kan een automatische controle op de toelaatbare maximumwaarde worden gekoppeld. Hiermee wordt deze controle op eenvoudige wijze geautomatiseerd.
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
6
Beoordelingsmethode
6.1
Werkwijze
24 /34
Op basis van de voorgaande overzichten is de beoordelingsmethode opgesteld. Deze bestaat uit een lijst van aandachtspunten met per punt een beschrijving van de wijze waarop de microbiologische veiligheid dient te worden beoordeeld. 6.2
Beoordeling ontwerp en realisatie van bevochtigingssysteem Hieronder staan de eisen per onderdeel. Waar van toepassing is de wijze van beoordeling uitgewerkt. Waterkwaliteit Het gebruikte water dient te voldoen aan de eisen van het Waterleidingbesluit. Voor de leidingwaterinstallatie dient een aanpak te worden gevolgd, zoals voorgeschreven in het waterleidingbesluit ten aanzien van Legionellapreventie voor prioritaire installaties. Deze aanpak omvat het uitvoeren van een risicoanalyse, eventueel aanpassen van de installatie, opstellen van een beheersplan en het uitvoeren van beheersmaatregelen en vastleggen hiervan in een logboek. Recirculatie van lekwater is voor toepassing in ziekenhuizen ongewenst. Alle typen bevochtigers die gebruik maken van recirculatie, voornamelijk pakketten-, matten- en sproeibevochtigers, voldoen niet aan deze eis. Het gebruikte water dient gefilterd te worden via membranen (omgekeerde osmose). Voor het beheer van de omgekeerde osmose apparatuur dient door de leverancier een beheersplan te zijn opgesteld. Dit beheersplan omvat o.a. instructies voor onderhoud, reiniging en desinfectie. Een voorraadvat dient aan de eisen voor ontwerp en beheer van de Waterwerkbladen [13] en ISSO 55.1 [14] te voldoen. Toetsing of de risicoanalyse en het beheersplan actueel zijn en de aansluiting van de drinkwaterinstallatie op de luchtbevochtiging hiervan deel uitmaakt. Desinfectie methoden en materialen mogen alleen worden gebruikt als hun effectiviteit en hun onschadelijkheid zijn bewezen. Van eventueel gebruikte middelen mag geen residu in de luchtstroom mogen worden aangetroffen. Voor waterbehandeling houdt dit in dat thermisch beheer wordt toegepast volgens de eisen van het drinkwaterbesluit (zie ISSO 55.1 [11]) of dat de fysische of elektrochemische desinfectiemethoden dienen te voldoen aan de eisen in de betreffende BRL (ISSO 55.4 [15] geeft een uitputtend overzicht van deze materie). De meeste biocides zijn toxisch en mogen daarom niet vrij komen in de lucht. Toepassing hiervan staat ter discussie. Voor ingebruikname dienen alle leidingen e.d. gereinigd en gedesinfecteerd te worden. Dit dient kort voor ingebruikname van de installatie te gebeuren. Voor reinigingsmiddelen is een ATA keur vereist. Voor desinfectiemiddelen is een Ctgb toelating vereist. Voor meer informatie wordt verwezen naar ISSO 55.4 [15].
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
25 /34
Bevochtiger De materiaalkeuze en uitvoering van leidingen en verstuivers dient zodanig te zijn dat kalkafzetting en biofilmvorming niet kan optreden. De toegepaste materialen moeten inert zijn voor de middelen (water, reinigings- en desinfecteermiddelen) waarmee zij in contact komen: mechanisch stabiel; niet giftig; corrosie bestendig; glad afgewerkt / vrij van onvolkomenheden; waar mogelijk vol / continu gelast. De bevochtigingssectie dient voldoende lengte te hebben om verdamping van het vernevelde water mogelijk te maken. De verdeling van vocht over de doorsnede dient gelijkmatig te zijn. Dit dient door berekeningen of op basis van praktijkgegevens te worden aangetoond. Als de bevochtiging voor langere tijd wordt uitgeschakeld dient het water in de toevoerleidingen, verstuivers e.d. volledig te kunnen weglopen. In het ontwerp dienen hiervoor voorzieningen te zijn aangebracht. Droogblazen met perslucht is toegestaan. Voor ingebruikname dienen alle leidingen, verstuivers e.d. gereinigd en gedesinfecteerd te worden. De wijze waarop dit is gebeurd dient schriftelijk te worden bevestigd. Deze werkzaamheden mogen slechts één week voor de feitelijke ingebruikneming te worden uitgevoerd. Secundaire verdamper Voor de eventueel aanwezige secundaire verdamper dienen preventieve maatregelen tegen biofilm en Legionella te worden genomen. De leverancier dient hiervoor maatregelen voor te schrijven. Als biocides gebruikt worden is een Ctgb toelating voor de betreffende toepassing vereist. Druppelvanger De toevoerlucht dient bij het verlaten van de LBK geen aerosol van water te bevatten. Om dit te bereiken wordt meestal een druppelvanger met lekbak en waterafvoer toegepast. Aangetoond moet worden dat na de druppelvanger geen aerosol van water kan optreden. Voor de druppelvanger dienen eventueel preventieve maatregelen tegen biofilm en Legionella te worden genomen. De leverancier dient hiervoor maatregelen voor te schrijven of aan te tonen dat deze overbodig zijn. Als biocides gebruikt worden is een Ctgb toelating voor de betreffende toepassing vereist. Waterafvoer De bevochtiger en druppelvanger dienen te zijn voorzien van een condensaatopvang die vanuit alle richtingen afloopt naar de waterafvoer. De afvoer moet voldoende capaciteit hebben. De afvoer moet zijn voorzien van een sifon met filter/rooster. De afvoer mag niet direct gekoppeld zijn aan het rioleringssysteem maar dient met een onderbreking te zijn uitgevoerd.
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
26 /34
Als de bevochtiging voor langere tijd wordt uitgeschakeld dient het water in de kast en afvoer volledig te kunnen weglopen. De werking van de afvoer dient voor in gebruik name bij de ontwerpcapaciteit te worden getest.
Op alle genoemde punten dient het ontwerp te worden getoetst of getest. De resultaten dienen schriftelijk te worden vastgelegd. Regeling en beveiliging De mate van bevochtiging moet geregeld kunnen worden over een groot bereik. Hierbij dient de RV na de druppelvanger onder 90% te blijven. Bij Variable Air Volume systemen moet de regeling snel op een verandering in bevochtigingsbehoefte kunnen inspelen. Als de ventilatie uitvalt of wordt uitgeschakeld dient de bevochtiging direct te worden beëindigd. De bediening van de LBK dient zo te zijn uitgevoerd dat bij normale bedrijfsbeëindiging eerst de bevochtiging wordt beëindigd en de ventilatoren voldoende nadraaitijd hebben om de kast volledig te drogen. De werking van alle aspecten van de regeling en beveiliging dient voor in gebruik name te worden getest. Op alle genoemde punten dient het ontwerp te worden getoetst of getest. De resultaten dienen schriftelijk te worden vastgelegd. 6.3
Ontwerp en realisatie van luchtbehandelingskast Hieronder staan de eisen per onderdeel. Waar van toepassing is de wijze van beoordeling uitgewerkt. Vormgeving en constructieve eisen Voor de LBK gelden de volgende constructieve eisen: geen dode ruimtes waar zich vuil kan ophopen; draineerbaar; geen poriën of horizontale vlakken etc. waar water op of in kan blijven staan; gesloten isolatie in deuren en wanden; voorkomen van insluiting van ongedierte; eenvoudig te demonteren en monteren voor onderhoud en reiniging; met eenvoudige middelen te reinigen. Op alle genoemde punten dient het ontwerp te worden getoetst of getest. De resultaten dienen schriftelijk te worden vastgelegd. Materiaalgebruik De omkasting dient zodanig te zijn uitgevoerd dat kalkafzetting en vorming van een biofilm niet kan optreden. Dit vereist o.a. bevorderd een juiste materiaalkeuze. De toegepaste materialen moeten inert zijn voor de middelen (water, reinigings- en desinfecteermiddelen) waarmee zij in contact komen: mechanisch stabiel; niet giftig; corrosie bestendig; glad afgewerkt / vrij van onvolkomenheden;
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
27 /34
laag/geen biofilmvormingspotentieel (een deel van de kunststoffen biedt een goede voedingbodem voor de ontwikkeling van biofilm); waar mogelijk vol / continu gelast. Extra aandacht is vereist voor de keuze van afdichtingsmaterialen, die aan bovenstaande eisen dienen te voldoen. Isolatiemateriaal mag niet in de kast worden toegepast.
Filters en geluidsdempers Filters en geluidsdempers mogen niet vochtig worden. Een RV boven 90% is daarom niet toegestaan; ook niet voor korte perioden. Aangetoond moet worden dat de naverwarming hierop is gedimensioneerd en van een effectieve regeling is voorzien. Filters en geluidsdempers mogen niet direct benedenstrooms van een luchtbevochtiger zijn gemonteerd. Bereikbaarheid De luchtbehandelingskast dient goed toegankelijk te zijn voor inspectie en schoonmaak van natte of verontreinigde binnenwanden van de kast. in kasten met een hoogte van minder dan 0,8 meter zijn service luiken vereist; in grotere kasten zijn toegangsdeuren vereist; in alle kasten dienen inspectievensters met een minimum diameter van 150 mm te worden aangebracht plus interne verlichting die van buiten kan worden bediend. 6.4
Bedrijf/beheer/onderhoud Algemeen Alle vereiste beheersmaatregelen voor een Legionellaveilig bedrijf dienen in een beheersplan (voor de gehele LBK) te worden vastgelegd. Voorschriften voor de bedrijfswijze kunnen hiervan een onderdeel zijn. Het beheersplan geeft o.a. de frequentie voor het monitoren, reinigen en desinfecteren van de installatie (CCP’s in HACCP) om microbiologische besmetting van de lucht te kunnen beheersen. De door de fabrikant/leverancier voorgeschreven beheersmaatregelen worden beoordeeld op de volgende aspecten: effectiviteit hiervoor wordt beoordeeld of alle risico’s die bij de voorgaande punten zijn gesignaleerd effectief worden behandeld; duidelijkheid hiervoor wordt beoordeeld of de beschrijving van de beheersmaatregelen duidelijk is voor de gebruiker; uitvoerbaar hiervoor wordt beoordeeld of de beheersmaatregelen goed uitvoerbaar zijn voor de gebruiker.
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
28 /34
Waterkwaliteit Functioneren voorbehandeling Onderhoud en controle omgekeerde osmose volgens instructie van de leverancier. Minimaal eenmaal per maand visuele controle. Minimaal eens per jaar integriteitscontrole van de membranen. Dit kan in veel gevallen met lucht worden uitgevoerd. Controle op aanwezigheid Legionella Minimaal 2 maal per jaar controle waterkwaliteit op aanwezigheid Legionella (en kiemgetal). Bevochtiger Maandelijks controle of afzetting Eens per jaar controle of het water in de toevoerleidingen, verstuivers e.d. volledig wegloopt als de bevochtiging voor langere tijd wordt uitgeschakeld. Na constatering van Legionella in het water of voor ingebruikname na een lange stilstandsperiode dienen alle leidingen, verstuivers e.d. gereinigd en gedesinfecteerd te worden. Secundaire verdamper Controle op vervuiling en beschadiging Maandelijks visuele controle Reiniging en desinfectie Voor de secundaire verdamper dienen preventieve maatregelen tegen biofilm en Legionella te worden genomen. De leverancier dient hiervoor maatregelen voor te schrijven. Als biocides gebruikt worden is een Ctgb toelating voor de betreffende toepassing vereist. Controle op aanwezigheid Legionella Minimaal 2 maal per jaar controle van de secundaire verdamper op aanwezigheid Legionella (en kiemgetal). Monstername (swab) voor reiniging en/of desinfectie. Druppelvanger Controle op vervuiling, beschadiging, corrosie. Voor de druppelvanger dienen eventueel preventieve maatregelen tegen biofilm en Legionella te worden genomen. De leverancier dient hiervoor maatregelen voor te schrijven of aan te tonen dat deze overbodig zijn. Als biocides gebruikt worden is een Ctgb toelating voor de betreffende toepassing vereist. Waterafvoer Reinigen sifon en filter/rooster van de afvoer. Controle functioneren en capaciteit afvoer. Regeling en beveiliging Controle functioneren regeling bevochtiging. Controle of de bevochtiging direct wordt beëindigd als de ventilatie uitvalt of wordt uitgeschakeld. Controle of bij normale bedrijfsbeëindiging eerst de bevochtiging wordt beëindigd en de ventilatoren voldoende nadraaitijd hebben om de kast volledig te drogen. Controle omkasting Controle op vervuiling, beschadiging, microbiologische groei of corrosie. De meeste aspecten kunnen visueel worden gecontroleerd. Voor de controle op
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
29 /34
microbiologische groei is monstername (swab) en analyse op kiemgetal en/of Legionella vereist. Filters en geluidsdempers Controle of deze tijdens bedrijf niet vochtig worden en bij uitschakeling van de LBK droog zijn. Hiervoor kan een RV-meter in de betreffende sectie(s) geplaatst worden, waarvan de meetwaarden via het gebouwbeheersysteem (GBS) worden verwerkt. Hieraan kan een automatische controle op de toelaatbare maximumwaarde worden gekoppeld. Hiermee wordt deze controle op eenvoudige wijze geautomatiseerd. 6.5
Beoordeling nieuw systeem in praktijk Voor de praktijkbeoordeling van een nieuw systeem worden op basis van bovenstaande controleregels tevens microbiologische beoordelingen uitgevoerd. Hierbij wordt per kwartaal over een periode van een jaar controle uitgevoerd aan een in de praktijk opgestelde installatie. Om de microbiologische vervuiling van de kritische punten van de installatie (o.a. verstuivers, oppervlakken) en de lucht te kunnen volgen worden standaard (microbiologische) methoden toegepast: Kritische onderdelen van de apparatuur worden ontmanteld, gedemonteerd en de oppervlakken worden met behulp van “swab”- monsters onderzocht op aanwezigheid van micro-organismen. Swab- monsters zijn monsters waarbij het te onderzoeken oppervlak wordt afgeveegd met een wattenstaafje. Het monster (wattenstaafje) wordt daarna opgenomen in een transport vloeistof (PFZ) en microbiologisch onderzocht (uitplaten) op aanwezigheid van microorganismen (kve/cm2) De microbiologische kwaliteit van de lucht (kve per m3 lucht) wordt bepaald van de inkomende lucht en van de bevochtigde lucht. Hieruit kan de mogelijke bijdrage van de luchtbevochtigingsapparatuur aan de microbiologische kwaliteit van de lucht worden bepaald. De microbiologische kwaliteit van de lucht wordt bepaald door middel van een microbiologische monstername apparaat Met een dergelijk apparaat wordt een groot deel van de lucht bemonsterd waarbij de aanwezige micro-organismen in de lucht worden afgevangen op een groeimedium (agar plaatjes of strips) Na incubatie van de plaatjes/strips kan het aantal micro-organismen (kve per m3 lucht) in de lucht worden bepaald. De metingen worden uitgevoerd voor een reguliere reinigingsactie conform het beheersplan/onderhoudsplan wordt uitgevoerd.
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
7
30 /34
Conclusies en aanbevelingen De in het kader van dit onderzoek verrichte werkzaamheden en gedane bevindingen kunnen als volgt worden samengevat: De meeste normen zijn globaal en weinig specifiek waar het gaat om de Legionellaveiligheid van centrale luchtbevochtiging. De richtlijnen bieden meer informatie; vooral: VDI 6022 is de meest uitgebreide richtlijn m.b.t. de hygiëne van luchtbehandelingsystemen (de tekst spreekt zelf over een holistische formulering van hygiëne-gerelateerde constructieve, technische en organisatorische eisen t.a.v. planning, montage, bedrijf en onderhoud van ventilatie- en aircosystemen.). Deze richtlijn omvat daarmee de eisen en voorwaarden die in alle andere normen en richtlijnen worden gesteld. ISSO 55.3 – Legionellapreventie in klimaatinstallaties. Deze richtlijn is goed gedetailleerd, zonder specifieke regels voor ziekenhuizen. Op basis van voornamelijk deze twee richtlijnen is een overzicht opgesteld van aandachtspunten en criteria en is een beoordelingsmethode opgesteld. Deze beoordelingsmethode heeft een vrij algemeen karakter en stelt ook eisen aan het ontwerp en beheer van de luchtbehandelingskast, onafhankelijk van het toegepaste type luchtbevochtiger. Voor de verschillende bevochtigertypen is een driedeling in Legionellarisico te maken: Bij alle bevochtigertypen die gebruik maken van recirculatie, voornamelijk pakketten-, matten- en sproeibevochtigers, is het Legionellarisico het grootst. Bij alle adiabatische bevochtigertypen zonder recirculatie van opgevangen water is het Legionellarisico minder groot. Toepassing van de voorgeschreven maatregelen voor ontwerp, realisatie en beheer leidt tot een Legionellaveilige bedrijfswijze. Bij stoom-luchtbevochtigers is het water dat verdampt wordt Legionellaveilig. Voor alle bevochtigertypen, inclusief stoombevochtigers, kunnen in de kast door de bevochtiging veroorzaakte condities optreden waaronder Legionella kan groeien. Toepassing van de voorgeschreven maatregelen voor ontwerp, realisatie en beheer leidt tot een Legionellaveilige bedrijfswijze. De aanbevelingen zijn: Verder ontwikkelen van de hier gegeven beoordelingsmethode om nieuwe systemen te beoordelen. Eventueel vastleggen in een beoordelingsrichtlijn. Hierbij dient o.a. te worden uitgewerkt: Hoeveel systemen hoelang beoordeeld moeten worden om tot een oordeel te komen. De beoordelingswijze van het ontwerp, de realisatie en het beheersplan van luchtbehandelingskasten. De toetsing van het uitvoeren van de beheersmaatregelen. Geen toepassing in ziekenhuizen van bevochtigertypen die gebruik maken van recirculatie, voornamelijk pakketten-, matten- en sproeibevochtigers, wegens de grote gevoeligheid van de Legionellaveiligheid voor een strikte toepassing van beheersmaatregelen. Toestaan van toepassing in ziekenhuizen, met uitzondering van de operatiekamers en intensive care, van alle adiabatische bevochtigertypen zonder recirculatie, mits deze Legionella-veilig zijn volgens de hier gegeven beoordelingsmethode.
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
31 /34
Handhaven van de voorgeschreven toepassing van stoombevochtigers voor de operatiekamers en intensive care. Gezien de gevoeligheid van patiënten in de operatiekamers en intensive care voor iedere vorm van bacteriële infectie worden andere bevochtigertypen ontraden.
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
8
32 /34
Referenties 1
ARBO beleidsregel 4.87 Min. SZW, Den Haag
2
AI 32 Legionella Sdu, Den Haag, 2004
3
ISSO 55.3 - Legionellapreventie in klimaatinstallaties ISSO, Rotterdam, september 2008
4
ISSO SBR Praktijkboek Gezonde Gebouwen, waaronder de cahiers: R2 - Binnenmilieu Prestatie-eisen Kantoorgebouwen P1 - Eisen voor Gezonde Mechanische Ventilatiesystemen
5
E DIN 1946-4 - Ventilation and air conditioning - Part 4: Ventilation in buildings and rooms of health care DIN, 2008
6
Önorm H 6020 - Lüftungstechnische Anlagen in Krankenanstalten - Projektierung, Errichtung und Kontrolle Österreichisches Normungsinstitut Wien, 2007
7
VDI 6022 - Hygiene Anforderungen an Raumlufttechnische Anlagen und Geräte VDI, april 2006
8
ASHRAE Guideline 12-2000 – Minimizing the risk of Legionellosis associated with building water systems ASHRAE, Atlanta, GA, VS, 2000
9
CIBSE TM13:2000 - Minimising the risk of Legionnaires’ disease CIBSE, London, UK, October 2000
10 Legionellae control on health care facilities - a guide for minimizing risk Matthew R. Freije HC Information Resources, Inc., Indianapolis, IN, VS, 1996 11 Waterleidingbesluit, hoofdstuk IIIC, VROM, Den Haag, oktober 2004 12 NEN 1006, Algemene voorschriften voor leidingwaterinstallaties (AVWI-2002), inclusief aanvulling 2005. NEN, Delft, januari 2002 13 Water Werkbladen t/m aanvulling 2007 Gezamenlijke Waterbedrijven: 2007 (verkrijgbaar bij de stichting SEI, Zoetermeer; Alle werkbladen zijn gratis beschikbaar via de site van de gezamenlijke waterbedrijven: www.infodwi.nl
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
14 ISSO 55.1 – Handleiding Legionella-preventie in leidingwater ISSO, Rotterdam, september 2005 15 ISSO 55.4 – alternatieve technieken voor Legionellapreventie in collectieve leidingwaterinstallaties ISSO, Rotterdam, september 2008 16 Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa-attest-met-productcertificaat voor legionellapreventie met alternatieve technieken Deel 1: Fysische techniek inclusief beheersconcept voor de nageschakelde installatie (BRL K14010-1/01) KWR, Nieuwegein, april 2007
33 /34
34 /34
TNO-rapport | 034-APD-2009-00326
9
Verantwoording Naam en adres van de opdrachtgever:
College bouw zorginstellingen t.a.v. Henk Nicolaas Postbus 3056 3502 GB Utrecht
Namen en functies van de projectmedewerkers:
J. van Wolferen J. Kastelein
Datum waarop, of tijdsbestek waarin, het onderzoek heeft plaatsgehad:
2008-2009
Ondertekening:
Goedgekeurd door:
Ir. J. van Wolferen projectleider
Ing. A.A.L. Traversari MBA team manager