ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE EN STATIONSOMGEVING DIEREN • 17 NOVEMBER 2014
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING
Ontwerphandleiding Ruimtelijke Inpassing Traverse en Stationsomgeving Dieren Datum: 17 november 2014 Opgesteld door:
AN +SAN
S
H
C
D LA N
C
TU UR
R
HO
TM
DE
U
HOUTMAN + SANDER landschapsarchitectuur in samenwerking met de Gemeente Rheden (Karen Hoorn)
AP IT SARCH
E
Met medewerking van (in opdracht van HOUTMAN+SANDER):
Marko Koops Architectural Engineer innovative solutions in Architecture & Building Technology.
Opdrachtgevers:
2
1 2 3
Inleiding Leeswijzer Hoofddoelstellingen ruimtelijke kwaliteit
3 5 7
Gras met bomen Verscholen en aanwezige kunstwerken Dorps met stedelijker accent Niets vergeten
9 10 13 13
4 5
Plandemarcatie Integraal ruimtelijk ontwerp
15 16
6
Groenstructuur
31
Boomstructuur Algemene eisen aan toe te passen bomen Voorgesteld sortiment Heesters, hagen en groene wanden Bos Bermen
35 37 39 42 42 43
7
Bestrating
45
Doorgaand autoverkeer Lokaal verkeer Fietspaden Voetpaden Toegankelijkheid
46 46 46 47 47
8
Inrichtingselementen
49
Verkeersondersteunende objecten Verlichting Overig meubilair
50 50 51
9
Uitgelicht: kunstwerken Traverse
53
Fietsonderdoorgang Hof te Dieren Tunnels/open bak stationsplein en spoorlijn Brug Apeldoorns kanaal
55 59 67
10
Uitgelicht: stationsomgeving
69
Parkeervoorziening Busstation Kiss+ride/taxi’s Fietsenstallingen Passerelle Plein Inrichtingselementen Beplanting Stationsomgeving noord Stationsomgeving zuid Architectonisch ensemble Begroeide wand/houten lamellen
72 72 72 72 73 73 73 73 75 77 79 81
11
Archeologie
83
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
1
INLEIDING
Het gebied rond de N348 door Dieren ondergaat de komende tijd een enorme transformatie. Het doorgaand verkeer en bestemmingsverkeer worden ontvlochten, wat leidt tot een complete reorganisatie van de wegstructuur en haar omgeving. Omdat Dieren op de waardevolle overgang van Veluwemassief naar IJsselvallei ligt, is het niet mogelijk (gebleken) om het verkeer om de bebouwde kom heen te leiden. Het doorgaand verkeer wordt gescheiden van het bestemmingsverkeer, bijvoorbeeld door het deels te ondertunnelen. Tussen Ellecom en Dieren wordt de provinciale weg gebundeld met de railinfrastructuur. Dit integrale ontwerp verandert ook het waardevolle cultuurlandschap van het Hof te Dieren.
Dit ontwerp staat niet op zich, maar heeft ook gevolgen voor de inrichting van de omgeving van de weg (aansluiting op bestaande infrastructuur, groenstructuur, inrichtingselementen, overgangen openbaar-privé, etc.). Om de positieve effecten van het nieuwe wegontwerp in ruimtelijk opzicht zo goed mogelijk te ondersteunen en te verbeelden is deze ontwerphandleiding opgesteld. Dit document bepaalt de toekomstige ruimtelijke inpassing en uitstraling van de weg en haar omgeving. Van aannemers en ontwerpers wordt verwacht dat ze zeer zorgvuldig met deze aspecten omgaan vanwege de kwetsbare omgeving (cultuurhistorie, ruimtelijke kwaliteit, woonmilieu) van dit project.
Bij de definitieve tracékeuze zijn alle ruimtelijke, functionele, milieutechnische, cultuurhistorische en financiële aspecten meegewogen, wat heeft geleid tot een nieuw wegontwerp.
Deze ontwerphandleiding heeft betrekking op de Traverse, de noordelijke en zuidelijke stationsomgeving en heet daarom: Ontwerphandleiding Ruimtelijke Inpassing Traverse en stationsomgeving Dieren.
Ook voor het wegontwerp herstel inpassingsplan kanaalzone is deze integrale benadering gehanteerd en zijn vooral de landschappelijke elementen aangevuld.
3
4
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
2
LEESWIJZER
Dit document geeft geen uitgebreide functionele of ruimtelijke omgevingsanalyse waarmee het verkeerskundig ontwerp tot stand is gekomen. Deze ontwerphandleiding begint met het omschrijven van de hoofddoelstellingen voor de ruimtelijke kwaliteit. Na de algemene omschrijving en verbeelding zijn vier uitgangspunten aangegeven; deze zijn leidend bij de uitwerking van het ontwerp. Naast de samenhang in het ontwerp is het onderscheid in deelgebieden een belangrijk aspect bij de planvorming. Hoofdstuk 3, de plandemarcatie, gaat daar nader op in.
Hoofdstuk 4 benoemt de ontwerpaspecten van de diverse planlagen in het ontwerp: de groenstructuur (bomen, beplanting, grassen, etc.), het materiaalgebruik voor de infrastructuur (bestratingen) en de inrichtingselementen (verlichting, zitmeubilair, verkeersondersteunende objecten). Twee planonderdelen worden vervolgens uitgelicht: het ontwerp voor de kunstwerken van de traverse in hoofdstuk 9 en het integrale ontwerp voor de stationsomgeving (noord en zuid) in hoofdstuk 10. Tenslotte komt in hoofdstuk 11 de mogelijke invloed van archeologische vindplaatsen op de herinrichting van de openbare ruimte aan de orde.
5
6
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
3
HOOFDDOELSTELLINGEN RUIMTELIJKE KWALITEIT
Dieren ligt prachtig tussen de Veluwe en de IJssel. Een aantal landgoederen die ooit in deze landschappelijk waardevolle zone zijn ontstaan is nog aanwezig. Het dorp wordt door de combinatie van belangrijke rail- en weginfrastructuur doorsneden; op en rondom de huidige ligging van de N348 is de aanwezigheid van gemotoriseerd verkeer zeer dominant. Met de aanleg van de Traverse neemt het aantal verkeersbewegingen niet af, maar worden de verkeersstromen gereorganiseerd. Dit biedt een kans om de ruimtelijke verschijning van de Traverse en haar omgeving meer aan te laten sluiten op de lokale kwaliteiten en uitstraling van het dorp, de couleur locale. Concreet betekent dit dat bij de uitvoering een groene, natuurlijke en tijdloze uitstraling moet worden nagestreefd. Met inachtneming van de verkeerstechniek en verkeersveiligheid wordt een boomrijke inrichting voorgesteld. Hierbij krijgen de materialisering en detaillering van kunstwerken en infrastructuur zoveel mogelijk een ondergeschikte
uitstraling. Bomen worden niet of nauwelijks als van de wegstructuur afgeleide laanbeplanting aangebracht, maar in afwisselend dichte en open structuren. Ze komen schijnbaar willekeuring langs de Traverse te staan, alsof de weg er ‘toevallig’ doorheen snijdt. Waar de ruimte beperkt is, nemen begroeide geluidsschermen de groene uitstraling over.
Een uitzondering is de stationsomgeving, die een moderne toevoeging vormt als ‘beeldmerk’ voor Dieren. De stationsomgeving schakelt alle groene plekken en routes/functies aan elkaar. Materiaalgebruik en uitstraling maken dit gebied uniek en herkenbaar, waardoor het station werkelijk een ‘adres’ aan deze ruimte krijgt.
Kunstwerken worden (details daargelaten) weinig opzichtig en ondergeschikt aan de landschapsstructuur vormgegeven. Waar doorgaand verkeer overgaat in lokaal verkeer verandert de bestrating van asfalt in elementenverharding, aansluitend op het verblijfsgebied van de kern van Dieren.
De volgende uitgangspunten zijn geformuleerd bij de hoofddoelstellingen voor de ruimtelijke kwaliteit:
Voor alle materialisering geldt dat een natuurlijk of een natuurlijk verouderend materiaalgebruik wordt voorgesteld: grote betonstructuren, roestvrijstaal of aluminiumconstructies worden vermeden. Per planlaag wordt toegelicht welke materialen worden voorgesteld.
7
“De boomsoorten die voor het beplantingsplan worden geselecteerd moeten direct bij aanplant al een opkroonhoogte van ca. 4.50 meter hebben.”
8
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
GRAS MET BOMEN Een belangrijk uitgangspunt voor de inrichting van de openbare ruimte van de Traverse Dieren is het zo consequent mogelijk doorzetten van bermen met grote bomen. Om dat beeld in een vroeg stadium te bereiken, dienen grote bomen te worden aangeplant (plantmaat 30-40 tot 60-70). Kronen mogen bij aanplant en bij volle wasdom overkragen over de weg. Dit stelt eisen aan de boomsoorten die voor het beplantingsplan worden geselecteerd: deze moeten direct bij aanplant al een opkroonhoogte van ca. 4.50 meter hebben. Op bijzondere plekken (stationsomgeving) of op plaatsen waar de ruimte te beperkt is voor de aanplant van grote bomen, worden meerstammige (kleinere) bomen geplant die middels bloei of seizoensverkleuring voor bijzondere accenten zorgen. Het gras wordt twee keer per jaar gemaaid en het maaisel wordt afgevoerd, waardoor zich een rijk bloeiende berm kan ontwikkelen. Uitzonderingen vormen het eigendom van het landgoed Hof te Dieren en de stationsomgeving, waar een intensiever maaibeheer zal plaatsvinden.
Het uiteindelijke beplantingsplan dient met de grootste zorg gemaakt te worden en er dient net zoveel zorg aan de ondergrondse groeiomstandigheden te worden besteed als aan de bovengrondse kwaliteit van het plantmateriaal. Het aantal bomen in het ontwerp is een wensbeeld. Indien in de uitwerking van het ontwerp blijkt dat bomen op bepaalde plaatsen door onvoorziene omstandigheden niet aangebracht kunnen worden, dan is het een wens dat deze op andere locaties in het plangebied zoveel als mogelijk worden gecompenseerd. De uitwerking en verbeelding van de beplanting komt in hoofdstuk 6 aan de orde.
9
VERSCHOLEN EN AANWEZIGE KUNSTWERKEN De kunstwerken van de Traverse Dieren dienen onopvallend in het plangebied te worden ingepast. Een natuurlijke kleurstelling en geleidelijke overgangen van maaiveld naar kunstwerk moeten daaraan bijdragen. Bij de uitwerking van de ontwerpen wordt per locatie maatwerk geleverd. Het materiaalgebruik moet natuurlijk verouderende eigenschappen hebben. De hoeveelheid toegepaste materialen blijft beperkt. Detaillering is zeer belangrijk om overgangen van materialen zo zorgvuldig mogelijk vorm te geven. De ontwerpen voor de kunstwerken in dit document zijn geen letterlijke blauwdruk voor de definitieve ontwerpen, maar zijn in beeld wel leidend voor het gewenste ontwerp. Noodzakelijke aspecten als geluidsreductie en verlichting mogen uiteindelijk geen afbreuk doen aan dit gewenste beeld.
10
De kunstwerken in de stationsomgeving zullen door hun bovengrondse verschijning duidelijker aanwezig zijn dan de kunstwerken van de Traverse. In de vormgevingsaspecten is sprake van enige verwantschap, maar de bouwkundige elementen in de stationsomgeving hoeven niet verstopt te worden. Om de stationsomgeving als een geheel te kunnen begrijpen, wordt voor de parkeergarage, de passerelle en de bebouwingselementen op het zuidelijke stationsplein een samenhangend ontwerp verlangd. De kunstwerken worden in hoofdstuk 9 en hoofdstuk 10 nader toegelicht.
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
“Detaillering is zeer belangrijk om overgangen van materialen zo zorgvuldig mogelijk vorm te geven.”
11
“In de stationsomgeving mag een stedelijk accent aanwezig zijn.”
12
Het ontvlechten van doorgaand verkeer en bestemmingsverkeer moet bijdragen aan het verbeteren van de dorpse kwaliteit van Dieren. Ook na de realisatie van de Traverse zal de hoeveelheid infrastructuur nog aanzienlijk zijn. Daarom wordt alle infrastructuur die niet primair bestemd is voor doorgaand verkeer in (gebakken) elementenverharding uitgevoerd. Samen met de terughoudende vormgeving van de kunstwerken en de boomrijke bermen zorgt dit materiaal voor de gewenste uitstraling van het dorp. In de stationsomgeving mag een stedelijk accent aanwezig zijn. De komst van de passerelle, de parkeervoorziening en het busstation bewerkstelligt dit. Het stationsplein mag echter niet teveel geïsoleerd worden van zijn omgeving; een zorgvuldige aansluiting op het dorpse karakter van Dieren is vereist. De stationsomgeving wordt in hoofdstuk 10 uitgelicht.
NIETS VERGETEN
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
DORPS MET STEDELIJKER ACCENT
De plankaart van deze ontwerphandleiding overstijgt de plangrenzen van het inpassingsplan van de provincie Gelderland en van het bestemmingsplan van de gemeente Rheden. Tussen deze grenzen en de begrenzing van particulier terrein liggen op enkele plaatsen kleine ruimtes, die niet tussen wal en schip mogen vallen. Niet zichtbare begrenzingen tussen provinciaal en gemeentelijk eigendom moeten in de uitwerking onzichtbaar blijven. Ook aansluitingen van de Traverse op de bestaande openbare ruimte dienen zorgvuldig te worden vormgegeven en uitgevoerd, zodat er (direct) na oplevering van de Traverse sprake is van een logisch en samenhangend eindbeeld van de openbare ruimte.
13
Parkeervoorziening
14
Openbare ruimte stationsomgeving Noord
Passerelle
3 4 5
Ophoging Es in overleg met landgoed Twickel, conform landschapsplan Aanvullende aanplant van bomen in boomweide Aanpassen van pleintje aan Zutphensestraatweg Ideevorming en realisatie van verblijfsplek bij de Sluis Hekwerk bestaande brug afstemmen op ontworpen hekwerk nieuwe brug
5
2 1
2
1
2
2
2
2
4 3
Demarcatie van inpassingsplan Traverse Dieren. De cijfers verwijzen naar aanvullende, gewenste ingrepen die buiten de begrenzing van het inpassingsplan vallen
4
PLANDEMARCATIE
De kaarten van deze ontwerphandleiding betreffen de verschillende deelprojecten waar dit document op van toepassing is. Onderstaande projecten worden binnen de reikwijdte van deze ontwerphandleiding gerealiseerd:
5
buiten de grens van het inpassingsplan en buiten de noordelijke stationsomgeving, maar wel op grondgebied van de gemeente Rheden (opdrachtgever Provincie Gelderland, aanvullende wensen richting aannemer Traverse Dieren)
6
buiten de grens van het inpassingsplan en buiten de noordelijke stationsomgeving, op het grondgebied van derden (opdrachtgever Provincie Gelderland, aanvullende wensen richting aannemer Traverse Dieren)
1
het hele gebied binnen de grens van het inpassingsplan Traverse Dieren (opdrachtgever Provincie Gelderland)
2
de parkeervoorziening ten noorden van het station (opdrachtgever gemeente Rheden)
3
4
de openbare ruimte ten noorden van het station (opdrachtgever gemeente Rheden) de passerelle als verbinding tussen de stationspleinen en het perron (opdrachtgever gemeente Rheden en/of ProRail)
De grens van het inpassingsplan (1) is juridisch gezien een harde grens. Alle ingrepen binnen deze grens moeten gerealiseerd worden in het kader van het project Traverse Dieren. Dit pakket is verdeeld over de verschillende opdrachtgevers (provincie, gemeente) en de door hen nog te contracteren opdrachtnemers. Voor (5) en (6) geldt dat deze locaties buiten de grens van het inpassingsplan vallen, maar het verdient de aanbeveling om deze wel bij de aanleg van de Traverse mee te nemen.
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
1 2
Dit versterkt de ruimtelijke inpassing. Voor deze gebieden geldt geen juridische verplichting in het kader van het inpassingsplan, maar het levert wel zeker een meerwaarde op ten aanzien van de ruimtelijke inpassing. De deelprojecten (2) en (4) zijn ruimtelijk sterk met elkaar verbonden, maar worden als afzonderlijk functionerende bouwwerken gerealiseerd. De deelprojecten vertonen qua beeldkwaliteit een zeer belangrijke samenhang. Vooral in de stationsomgeving komt een aantal deelprojecten samen. Daarom wordt dit plandeel uitgebreid verbeeld en beschreven in hoofdstuk 10.
15
5 16
INTEGRAAL RUIMTELIJK ONTWERP
17
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
5 1
Geen opgaande beplanting bij deze kruising, laan en bosrand zijn structuur bepalend.
2
Boomstammen (in beton vormgegeven) als begeleiding ecologische verbinding voor kleine zoogdieren. Beeld van boomstammen mag verruigen met beplanting.
3
18
Indien mogelijk gras door laten lopen over brugdekconstructie. Anders zover als mogelijk door laten lopen, op brugdek vervangen door beton met antracieten deklaag.
4
Eikenlaanbeplanting langs Arnhemsestraatweg zover als mogelijk tot aan brug door laten lopen. Vanaf start talud als enkele rij doorzetten.
5
Laatste rij bomen in bos als strakke rand (in de rij, niet als laan) volgens plankaart aanbrengen, bos voorzien van onderbegroeiing (dichte structuur).
3
2
4 1
1
1
Eikenlaan Arnhemsestraatweg zo dicht mogelijk tot aan ‘kruising’ doorzetten.
2
Gat in laan zo klein mogelijk houden.
3
Portaal in donkere kleurstelling, RAL 7024, uitvoeren, tevens hop-over voor vleermuizen en inpassing van matrixborden.
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
3
2
19
2
1
Laan onderbreken t.b.v. zichtlijnen Hof te Dieren.
2
Portaal in as bomenrij plaatsen, donkeren kleurstelling, tevens hop-over voor vleermuizen.
1
20
1
4
1
Nieuwe boomaanplant zover als mogelijk aan westzijde aanplanten.
2
Eikenlaan Arnhemsestraatweg zover als mogelijk tot aan kruising doorzetten.
3
Laatste bomen niet als regelmatige laan maar wel ‘in de rij’ aanplanten.
4
Mogelijkheid onderzoeken voor doorzetten boomweide op schoolterrein.
5
Laan onderbreken t.b.v. zichtlijnen Hof te Dieren.
5
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
3
2 21
3
22
1
Boomweide met onregelmatige plantafstand; soms raken de kronen elkaar, soms zit er bewust wat licht en lucht tussen.
2
Onderhoudsroute alleen als verstevigde grasconstructie uitvoeren met minimale aanduiding: boomweide loopt door.
3
Bomen zover als (beheersmatig) mogelijk naar spoorlijn doorzetten.
4
Mogelijkheid onderzoeken voor doorzetten boomweide op schoolterrein.
5
Scherpe beëindiging tunnelmond. Bomen kragen uit boven monding tunnelbak.
6
Kleine hoge verkeersplateaus uitvoeren in donkergrijs beton, gras niet doorzetten (i.v.m. geringe constructiehoogte).
5
2
1
4
6
1
Bomen verspreid ook tussen rijbanen, ad random geplaatst. Maatvoering bomen zodanig dat begeleidende snoei niet meer nodig is.
2
Op zuidelijk en noordelijk stationsplein minder bomen aanplanten, zicht op monumentale stationskap en nieuwe passerelle.
3
Nieuwe passerelle, projectrealisatie door Prorail. De exacte positionering en aanlanding op het plein aan de zuidzijde van het spoor zijn nog indicatief. De bovengrondse en ondergrondse constructies van de passerelle zullen buiten de werk- en realisatieruimte van de traverse plaatsvinden. De exacte positionering en vormgeving zullen in een kwaliteitsteam worden bepaald waarin vertgenwoordigers van gemeente, provincie, prorail, NS en externen plaats zullen nemen.
4
Locatie voor te ontwikkelen parkeervoorziening.
3
1
7
6 5
2
5
Enkel- en dubbellaagse fietsenstalling, half verdiept met vegetatiedak, integraal vormgegeven met rand tunnelwand.
6
Opstelruimte brandweer en toegang naar tunnel: zodanig vormgeven dat landschap domineert, ondergeschikte vormgeving/materiaalgebruik.
7
Busstation en stationsplein in een materiaal uitvoeren, niet teveel opknippen.
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
4
23
1 1
Noordelijk stationsplein: uitwerking door gemeente Rheden.
2
Wachtruimte buschauffeurs (overdekt en afgesloten) en tevens wachtruimte reizigers (overdekt en open). De provincie Gelderland en de gemeente Rheden maken nog afspraken over de realisatie en de kosten van deze voorziening in het kwaliteitsteam.
3
Waterelement als zitrand met fontein bij busstation.
4
Scherpe beëindiging tunnelmond. Bomen kragen uit boven monding tunnelbak.
5
24
Boomweide ook aan oostzijde stationsplein voortzetten.
3
2
4
5
Opstelruimte brandweer en toegang naar tunnel: zodanig vormgeven dat landschap domineert, ondergeschikte vormgeving/materiaalgebruik.
2
Bomen verspreid ook tussen rijbanen, ad random geplaatst. Maatvoering bomen zodanig dat begeleidende snoei niet meer nodig is.
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
1
1 2
25
1
Aan weerszijden van rijweg zone vrij houden van bomen i.v.m. reservering kabels en leidingen. Indien mogelijk toch enkele boom plaatsen tussen erfgrens/geluidsscherm. Indien bomen geplaatst binnen twee meter van erfgrens, overleg met gemeente over haalbaarheid.
2
Boomweide als wens doorzetten op gemeentelijk grondgebied buiten inpassingsplangrens.
1
2
26
3
1
Boomweide doorzetten over ruimte rondom tunneltje Molenweg, rekening houdend met ondergrondse infrastructuur.
2
Tuinmuur/keermuur realiseren op erfgrens school. Schoolterrein ligt lager dan rijweg, muur is dus tevens keermuur.
3
Boomweide doorzetten in zuidrand van wadi.
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
1
2
27
1
Aansluiting op Zutphensestraatweg als wens om mee te nemen bij herinrichting.
2
Boomweide aan Kanaal, situatie handhaven maar mogelijk ideeën om verblijfskwaliteit aan oude sluis te verbeteren.
2
1
28
1
2
Aansluiting fietspad zorgvuldig vormgeven. Waarschijnlijk i.v.m. grootriool en aanwezigheid spoor geen bomen mogelijk maar wel zorgvuldig inpassen.
2
Aansluiting fietspad tegen tunnelwand op onderhoudsvrije oever tussen tunnel en kanaal: als eenheid vormgeven, materiaalgebruik goed op elkaar afstemmen.
3
Laan zover mogelijk doorzetten tot aan de spoorlijn.
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
3
1
29
2
30
1
Laanstructuur doorzetten langs bedrijventerrein.
2
Hekwerk nieuwe brug ook toepassen op bestaande brug. Vormgeving conform beeindigingen tunnelbak.
3
Gaten in laan aanvullen met eiken.
1
3
31
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
Impressie groen geluidsscherm aan smalle berm
32
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
6
GROENSTRUCTUUR
De nieuwe groenstructuur wordt een zeer belangrijke drager voor de uitstraling van de Traverse Dieren. Net zoals bij de inpassing van de kunstwerken, de toepassing van inrichtingselementen en het materiaalgebruik van de bestrating is bij het beplantingsplan terughoudendheid in vormgeving op zijn plaats. Er komt geen bonte verschijningsvorm van allerlei soorten vegetaties, maar een doordachte beplantingssystematiek. Brede bestrate vlakten, aan weerszijden begeleid door delen van laanbeplanting, kenmerken de huidige route van de provinciale weg.
Deze laanbeplanting onderstreept de scheiding tussen de inrichting voor (doorgaand) autoverkeer (en treinverkeer) en de dorpse inrichting. Het nieuwe beplantingsplan doorbreekt dat beeld: de Traverse snijdt straks door een parkachtig landschap. Dit wordt gevormd door boomweides, bloemrijke bermen en (voornamelijk) groene erfscheidingen. Dichte heesterbegroeiing wordt voorkomen; waar mogelijk opent het perspectief zich en gunt een blik op de omgeving. Locaties begroeide geluidsschermen langs Traverse Dieren
33
“Zeer belangrijk bij de aanplant van de bomen zijn de plantmaat en de levensvatbaarheid.”
34
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
Referentie toekomstig beeld boomstructuur Traverse Dieren
BOOMSTRUCTUUR Bij de toepassing van bomen wordt onderscheid gemaakt tussen de lange lijnen in het landschap bij de entrees van het dorp en de doorsnijding van het dorp zelf: landgoed, dorp (inclusief stationsomgeving) en de Kanaalweg. Aan de oude postroute en de Kanaalweg wordt zoveel mogelijk de laanbeplanting van zomereiken doorgezet. Het beëindigen van deze laanbeplanting is tevens de beëindiging van (de route langs) het kanaal en van de oude postroute. Op deze plekken begint de bebouwde kom van Dieren en gaat de laanbeplantingstructuur over in een schijnbaar willekeurige structuur van boomweides en boomzones. Ook tussen de rijbanen en in brede middengeleiders (met voldoende ruimte voor de ondergronds benodigde groeiomstandigheden) worden bomen geplant. Er is bewust niet voor wegbegeleiding gekozen. Zo werken de bomen straks op veel plekken langs de Traverse als ruimtelijk verbindend element.
Ook het sortiment binnen de bebouwde kom verandert. Zomereiken worden vervangen door soorten als moseik, esdoorn en beuk. Aan de stationsomgeving en andere grotere ruimtes worden soorten als magnolia en amelanchier toegevoegd. Hiermee ontstaat een fraaie gelaagdheid in de kroonstructuur. De toegevoegde soorten zorgen ook voor seizoensbeleving (door bloei/herfstverkleuring) en ecologische diversiteit. In de structuur van de boomaanplant worden dichte kronen afgewisseld met open plekken. Dit waarborgt de luchtkwaliteit rondom de infrastructuur (geen dichte laanstructuren in de dorpskern nabij de doorgaande infrastructuur). Zeer belangrijk bij de aanplant van de bomen zijn de plantmaat en de levensvatbaarheid. Alle bomen, met uitzondering van de meerstammige bomen, worden in een plantmaat van 30-40 tot 60-70 (afhankelijk van afstand tot rijwegen) aangeplant (=stamomtrek op 1.00 m hoogte)
met goede ondergrondse groeiomstandigheden. De bomen worden ondergronds verankerd. Deze aanplant levert direct een volwassen beeld en houdt de infrastructurele, bouwkundige en groene ingrepen in evenwicht. De grote bomen zorgen er ook voor dat direct na aanplant een grote opkroonhoogte kan worden bereikt. Zo komen er geen takken laag over de weg te hangen. Bij de definitieve soortkeuze (zie overzicht bij de foto’s) en de positionering ervan in het ontwerp dient overmatige vruchtval in de tunnels voorkomen te worden. Zo zullen esdoorns eerder over de tunnelbak kragen dan moseiken; de moseiken zijn dan verder van de tunnelbak(ken) te vinden. De kleinere boomsoorten worden als meerstammige boom aangeplant.
35
36
√ √ √
Alle bomen moeten verharding, luchtverontreiniging en strooizout verdragen. Alle bomen moeten in Nederland zijn gekweekt. Aanplant van bomen die over de wegen uitkragen altijd minimaal 4,5 meter takvrije stam.
√
Kroonhoogte minimaal 2x takvrije stamhoogte. Aanplantmaat hoogstambomen: Binnen 5.00 meter van rand rijwegen: 1e grootte 50-60 of 60-70 (omtrek). Minimaal 6x verplant. Buiten 5.00 meter zone van rand rijwegen: 1e grootte 30-40 (omtrek). Minimaal 4x verplant.
√
Kluitdiameter minimaal 1.20 meter.
√
Bomen in nabijheid van tunnel: geen harde vruchten en niet gevoelig voor takbreuk.
√
Meerstammige bomen: meerstammig gekweekt, vertakking vlak boven maaiveld. Aanplantkwaliteit: 3-5 tak, minimale aanplanthoogte 3-5 meter.
√ √ √
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
ALGEMENE EISEN AAN TOE TE PASSEN BOMEN:
Alle bomen ondergronds verankeren en voorzien van gietrand tbv watergeven. Zorgen voor duurzame ondergrondse groeiomstandigheden om alle nieuwe bomen de komende 80 jaar tot volle wasdom te laten komen. Bomen voorgesteld sortiment zijn geselecteerd op komende klimaatveranderingen (extremen in neerslagtekort of overschot, kou en hitte).
37
Acer x freemanii ‘Autumn Blaze’
Amelanchier lamarckii
Pinus sylvestris
Fagus sylvatica 38
Magnolia x loebneri ‘Merrill’
Malus toringo var. sargentii
Prunus sargentii ‘Rancho’
Acer saccharinum ‘Born’s Gracious’
Betula pendula ‘Zwitsers Glorie’
Specifieke soorten noordelijk stationsplein:
Hoogstam bomen 1e grootte:
Meerstammige bomen:
50% Pinus sylvestris 50 % Betula pendula ‘Zwitsers Glorie’ (meerstammig)
35% Quercus cerris 30% Tilia platyphyllos ‘Delft’ 15% Acer x freemanii ‘Autumn Blaze’ 15% Acer saccharinum ‘Born’s Gracious’ 5% Fagus sylvatica
Amelanchier lamarckii Magnolia x loebneri ‘Merrill’ Malus toringo var. sargentii Prunus sargentii ‘Rancho’ (niet alle soorten hoeven te worden toegepast)
Quercus cerris Sterke eik, geel/bruine herfstverkleuring van het blad dat lang aan de boom blijft zitten. Tilia platyphyllos ‘Delft’ Linde die vrijwel ongevoelig is voor luis, goede inheemse drachtboom. Acer x freemanii ‘Autumn Blaze’ Het blad van deze boom is decoratief en geeft een vlammend rode herfstverkleuring. Acer saccharinum ‘Born’s Gracious’ Het blad van deze boom is ingesneden en heeft een zilver grijze onderkant wat prachtig oplicht als het waait. Fagus sylvatica Een boom voor op een plek met wat meer ruimte. Pinus sylvestris Vliegden met uiteindelijke hoog opgaande stam met wintergroene kroon.
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
VOORGESTELD SORTIMENT, LOCATIES VOLGENS PLANKAART/BOEKWERK
Betula pendula ‘Zwitsers Glorie’ Berk met mooie witte, afschilverende stam en weinig tot geen pollen vormend. Amelanchier lamarckii Mooie grillige takstructuur, uitbundige bloei in voorjaar, vlammend rode herfstkleur, rijke dracht aan besjes die graag door vogels worden gegeten. Magnolia x loebneri ‘Merrill’ Uitbundige bloei witte bloemen voor de bladvorming, geel/bruine herfstverkleuring van het blad. Malus toringo var. sargentii Grillige takstructuur, rijke bloei met witte bloemen in het voorjaar, rode sierappeltjes in de zomer die in de herfst naar geel verkleuren, goudgele herfstkleur blad. Prunus sargentii ‘Rancho’ Rijke bloei in de lente, rond half april voorafgaand aan de blad vorming, rode herfstkleur.
Tilia platyphyllos ‘Delft’
Quercus cerris 39
40
41
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
4
1
2
3
HEESTERS, HAGEN EN GROENE WANDEN Dichte struweelbeplanting/heesters zijn niet voorzien in deze ontwerphandleiding, om doorzichten en weidsheid tussen de boomstammen door te kunnen waarborgen. Op een enkele plek, waar i.v.m. privacy afscherming gewenst (vereist) is en geen geluidsscherm hoeft te worden toegepast, kan rhododendron/ hulst enige afscherming bieden. Deze beplanting wordt echter niet als structurerend beplantingsmiddel in het ontwerp ingezet. Dat geldt ook voor hagen: middengeleiders worden verhard of voorzien van gras. Waar mogelijk worden bomen geplant om een zo continu mogelijke uitstraling van het gebied in de kern van Dieren te bewerkstelligen. De noodzakelijke geluidsschermen krijgen wel de uitstraling van een groene wand. Na het aanbrengen van de wand dient 50% ervan begroeid te zijn en na twee jaar 100%. Op een aantal plaatsen moet de begroeide wand aangevuld worden met tegen de wand geplaatste heesterbeplanting (rhododendron, hulst, krent). Deze onderbreekt de lange wandwerking (zie visualisatie). In de planuitwerking van de geluidsen zichtschermen dient hier extra aandacht aan te worden besteed.
42
5
BOS In het Hof te Dieren wordt een nieuw bosperceel aangelegd. Het sortiment van dit perceel dient te worden afgestemd op het sortiment dat in de omgeving voorkomt. Hier moet ook in een struiklaag worden voorzien, zodat de dichtheid van het bosperceel nadruk krijgt. Zo wordt de dichte rand manifest ten opzichte van de weidse omgeving.
6
7
9
10
BERMEN De hoeveelheid bermen/gras in het plangebied is aanzienlijk, maar de wijze waarop zij voorkomen varieert nogal. In Dieren-West is het de wens om de es ten oosten van Ellecom te versterken (zie hiervoor het Landschapsplan), waarbij het beheer voor een groot gedeelte privaat geregeld wordt. In de gebiedsdelen waarvoor de provincie Gelderland en de gemeente Rheden verantwoordelijk zijn dient het bermbeheer op elkaar te worden afgestemd. Bij de aanleg moet een extensief/ecologisch bermbeheer mogelijk worden, waarbij het maaisel na de halfjaarlijkse maaibeurten wordt afgevoerd. Door de afvoer van het maaisel ontstaat een rijke kruidenlaag onder de boomlaag. Op strategische plekken (waar veel voetgangers samenkomen, onder andere in de stationsomgeving) wordt intensiever gemaaid en komen groepen (verwilderende) bloembollen (narcis/krokus).
11
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
8
Boomweide in bloemrijk grasland 2 Voorjaarsaccent door grote groepen crocussen te planten in de bermen langs de rijwegen 3 Afwisseling grote bomen met voorjaarsbloeiend sortiment 4 Afwisseling grote bomen met sortiment met herfstverkleuring 5 Bloemrijk grasland 6 Duidelijke begrenzing boomweide aan Oostlaan 7 Goede balans tussen infrastructuur en boomstructuur 8 Natuurlijk bermbeheer 9 Maaisel na maaibeurt afvoeren t.b.v. verschraling 10 Toevoeging bloeiende bomen t.b.v. diversiteit boomweide 11 Bestaande grote boomgroepen in het Hof 1
43
“De hoofddoelstelling voor de Traverse Dieren is het ontvlechten van doorgaand en meer lokaal verkeer; dat moet ook in het materiaalgebruik zichtbaar zijn.”
44
BESTRATING
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
7
Bij de toepassing van bestratingen is een duidelijk onderscheid te maken tussen de materialisering van routes voor doorgaand verkeer en lokaal verkeer. De hoofddoelstelling voor de Traverse Dieren is het ontvlechten van doorgaand en meer lokaal verkeer; dat moet ook in het materiaalgebruik zichtbaar zijn. In de uitwerking van het ontwerp is de hoeveelheid verharding geminimaliseerd, rekening houdend met de stroomfuncties en de benodigde verblijfsruimtes. In de uitwerking moet de beperking van verhard oppervlak (niet breder dan noodzakelijk, niet meer dan gewenst) goed bewaakt worden.
45
DOORGAAND AUTOVERKEER Doorgaande routes worden geasfalteerd. Dit geldt voor de doorgaande provinciale weg, maar ook voor een aantal lokale hoofdontsluitingswegen. Om rijbanen te scheiden worden op meerdere plaatsen verkeersdruppels/ middengeleiders toegepast. Waar voldoende ruimte is (>2,50 meter) worden deze van gras voorzien en waar mogelijk wordt een boom geplant. Smallere stroken worden gevuld met een betonstorting, voorzien van een antraciete deklaag (dus geen tegel/elementenverharding). Dit geeft een rustig beeld.
46
LOKAAL VERKEER Wegen voor lokaal verkeer worden in gebakken elementenverharding uitgevoerd. Standaard worden nieuwe woonstraten in gebakken dikformaat klinkers uitgevoerd. Door dit materiaal overal in straten toe te passen binnen het projectgebied buiten de doorgaande provinciale weg wordt het verblijfskarakter van deze straten versterkt. Alleen op die plekken waar elementenverharding na technische uitwerking onmogelijk blijkt, is asfalt met een passende toeslag het alternatief.
FIETSPADEN Hoofdfietsroutes worden in donker-roodbruin asfalt uitgevoerd. Het is bij de uitwerking belangrijk dat de positie van de fietser duidelijk is en dat het rijcomfort goed is, maar de materialisering en detaillering moet zoveel mogelijk aansluiten op de omgeving. Daarom is er bijvoorbeeld op de oude postroute (met uitzondering van de fietsonderdoorgang van kunstwerk 1) en op het stationsplein voor gebakken materiaal gekozen. Dit sluit goed aan op de cultuurhistorische waarde en de verblijfsfunctie van de omgeving.
Het weefsel van voetpaden door het projectgebied houdt niet op bij de grens van het plangebied. Daarom wordt bewust ook geen (duidelijk) alternatief materiaal voorgesteld voor de trottoirs, maar zoveel mogelijk aangesloten op het bestaande materiaalgebruik in de trottoirs (grijze betontegels). Nieuw betonmateriaal oogt echter altijd harder dan jarenlang gebruikt materiaal. Daarom is een afwijkend materiaal voor de voetpaden gewenst dat een minder contrast geeft met de nieuwe gebakken klinkers. Een voorbeeld daarvan is de tegel Exclumare van Excluton (zie afbeelding).
TOEGANKELIJKHEID
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
VOETPADEN
Het ontvlechten van doorgaand en lokaal autoverkeer veroorzaakt meer verblijfsruimte en -kwaliteit voor voetgangers en ander langzaam verkeer. Er blijft uiteraard nog lokaal autoverkeer, dat zich gaat mengen met langzaam verkeer. Om alle verkeersstromen toegankelijk te houden en minder validen goed hun weg langs de Traverse te laten vinden, moet bij de uitwerking het Handboek voor Toegankelijkheid (6e druk) worden gevolgd. Dit behandelt de ergonomie van buitenruimten. Conflicten in toegankelijkheid moeten zoveel mogelijk slim ‘wegontworpen’ worden, in plaats van een overmatige toepassing van gebods- en verbodsborden en obstakels. Bij routes voor blinden en slechtzienden is een hoge band als geleideroute gewenst, maar voor de mobiliteit juist een gelijkvloerse situatie. Bij de uitwerking van het ontwerp dient veel aandacht te zijn voor deze integrale afweging, vooral in de stationsomgeving. Indien geleideroutes toch in de bestrating geïntegreerd moeten worden, dan dient de materiaalkeuze afgestemd te worden op het overige, terughoudende kleur- en materiaalgebruik (bijvoorbeeld Pictoform, Jan Kuipers, Nunspeet).
47
“Bij de uiteindelijke toepassing van inrichtingselementen zijn terughoudendheid en zorgvuldigheid de belangrijkste uitgangspunten.”
48
INRICHTINGSELEMENTEN
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
8
Onder inrichtingselementen worden alle objecten in de openbare ruimte verstaan die het gebruik ervan ondersteunen: verlichting, straatmeubilair, hekwerken, etc. Bij de uiteindelijke toepassing van inrichtingselementen zijn terughoudendheid en zorgvuldigheid de belangrijkste uitgangspunten. Zo moeten alle inrichtingselementen in de kleur RAL 7024 worden uitgevoerd (houten onderdelen uitgezonderd). Deze donkergrijze kleur, al veelvuldig toegepast in de gemeente Rheden, maakt de objecten minder dominant in hun omgeving. Ook moet de hoeveelheid obstakels in de openbare ruimte geminimaliseerd worden tot wat noodzakelijk is voor het functioneren ervan. Dit betekent: het zorgvuldig plaatsen van inrichtingselementen en waar mogelijk het combineren van bijvoorbeeld verkeerborden met verlichting om daarmee de hoeveelheid obstakels te beperken.
49
1
VERKEERSONDERSTEUNENDE OBJECTEN (PORTALEN ETC.) Boven de weg wordt op twee plaatsen een bewegwijzeringsportaal met matrixborden aangebracht. Hiervoor kunnen standaard portalen worden gebruikt die in RAL 7024 worden uitgevoerd. De portalen (bij de Lange Juffer en bij de Boswachterlaan) dienen tevens zo te worden uitgevoerd dat ze geschikt zijn als vleermuizen(geleidings)portaal. Masten tbv bebording van de ANWB, voor openbare verlichting en voor verkeerslichten moeten zoveel mogelijk worden gecombineerd.
50
3
2
VERLICHTING In het verkeerskundig ontwerp is al rekening gehouden met de plaatsing van lichtmasten. Deze ontwerphandleiding geeft een duidelijk beeld van de gewenste boomstructuur in het plangebied. Uiteraard dienen verlichting en de gewenste boomstructuur goed op elkaar te worden afgestemd zonder dat dit ten koste gaat van het aantal bomen. De dominantie van de masten is door de toegepaste kleurstelling al minder dan in de huidige situatie. Tevens wordt voor alle lichtmasten een conische uitvoering toegepast, wat ze ook qua vormgeving terughoudend maakt. Een zeer belangrijk aspect van de verlichting is de combinatie van verlichting en kunstwerken, vooral bij de
1 2 3 4 5 6 4
5
7
7
Informatieportaal ook in donkere kleurstelling (RAL 7024) Referentie lichtmast gemeente Rheden Referentie lichtmast gemeente Rheden Referentie lichtmast stationsplein noord en zuid Houten geleiderails waar geleiderails noodzakelijk is Referentie zitmeubilair enkel Referentie zitmeubilair dubbel
OVERIG MEUBILAIR tunnelconstructies. Bij de uitwerking van de tunnels dient de verlichting integraal mee ontworpen te worden. De toepassing ervan mag de continuïteit van het beeld niet aantasten (de langzaam weglopende donkere wand). Dit betekent: geen mastarmaturen plaatsen aan of op de wand. Een lijnvormig element in de lengterichting van de tunnel of in de wand ingewerkte armaturen zijn wel mogelijk. Voor de stationsomgeving wordt afgeweken van de standaard donkere mastarmaturen: enkele hoge masten met schijnwerpers worden geplaatst (aan zowel noord- als zuidzijde). De keuze voor deze elementen dient te worden afgestemd op de vormgeving van de passerelle en de
parkeervoorziening (zie hoofdstuk 10). De schijnwerpers dienen zodanig geplaatst en gericht te worden dat aanwezige woningen er geen hinder van ondervinden. Voor technische eisen aan de verlichting wordt verwezen naar het Handboek openbare ruimte van de gemeente Rheden.
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
6
Uiteraard is vooral in de stationsomgeving behoefte aan zitgelegenheid. Op beide stationspleinen zijn daarom lange zitranden ingepast. Doordat de verblijfskwaliteit van de openbare ruimte toeneemt, ontstaat naar verwachting ook meer behoefte aan zitgelegenheid. De exacte locaties moeten in de uitwerking nader worden bepaald, maar in deze ontwerphandleiding is alvast een referentietype voor de bank opgenomen.
51
52
A
9
UITGELICHT: KUNSTWERKEN TRAVERSE
B
B
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
C
Een kunstwerk in bouwkundige zin is een door mensenhanden gemaakt bouwwerk, niet bestemd voor bewoning. Daarom heet het ook wel een civiel kunstwerk. Deze term is voorbehouden aan onderdelen van infrastructuur. Bij de Traverse Dieren betreft het kunstwerken die doorgaand gemotoriseerd verkeer van lokaal autoverkeer, fietsverkeer, treinverkeer of waterverkeer scheiden. Tevens worden een passerelle en parkeervoorziening nabij station Dieren gerealiseerd. Deze laatste twee worden besproken in hoofdstuk 10. De kunstwerken worden als een samenhangende familie vormgegeven, waarbij locatiespecifiek op de omgeving wordt gereageerd.
53
Fietsonderdoorgang Hof te Dieren • Houten geleiderails • Transparant rank hekwerk buiten geleiderails • Opening tussen rijweggedeelten tbv natuurlijk licht op fietsroute • Donkere uitstraling aanzicht vanaf fietspad • A-symmeterische opbouw constructie: haak ‘rust’ op boomstammen • Verlichting onder brug in oksel haak aanbrengen, a-symmetrie benadrukken • Binnenzijde wanden tunnel lichter van kleur (referentie: RAL 7030, steengrijs), donkere kleur in visualisatie ivm schaduwwerking
54
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
A FIETSONDERDOORGANG HOF TE DIEREN De N348 sluit straks niet meer middels verkeerslichten haaks aan op de Zutphensestraat/Arnhemsestraat, maar vormt een doorgaande structuur daar overheen. Van een echte fysiek waarneembare brug of een echte tunnel is geen sprake: de nieuwe weg gaat iets omhoog, de doorgaande (fiets) route gaat iets naar beneden en zo ontstaat een ongelijkvloerse kruising. Het kunstwerk dient op het bovenste maaiveld zo onopvallend mogelijk in het landschap te worden ingepast, altijd ondergeschikt aan de landschappelijke context van het Hof te Dieren. De noodzakelijke, voertuigkerende geleiderails wordt uitgevoerd in een houten constructie, vergelijkbaar met de bestaande houten geleiderails langs het Apeldoorns Kanaal. Het brugdek wordt voorzien van een opening tussen de rijrichtingen, die voldoende licht op het onderste maaiveld toelaat. De leuningen langs de geleiderails dienen zo onopvallend mogelijk te worden vormgegeven (rank en donkere kleurstelling, RAL 7024, zie hoofdstuk 08: inrichtingselementen). De transparante leuning bovenop het kunstwerk waarborgt een goede sociale controle.
Vanaf het onderste maaiveld is de vormgeving complexer. Aan de noordzijde van het wegprofiel moet een verbindingszone voor (kleine) zoogdieren worden ingepast. Daardoor ontstaat een asymmetrische profielopbouw, wat ook de aanleiding is geweest voor de asymmetrische uitstraling van de onderdoorgang. Het dek krijgt dezelfde afwerking als de buitenzijde van de wandelementen op de tunnel tracés. (zie kunstwerken B). Visueel wordt deze afwerking, zij het in een lichtere kleurstelling doorgezet, in het talud van de onderdoorgang aan de zuidzijde (zie Visualisaties). Dit is de ‘harde’ zijde van de onderdoorgang. Aan de noordzijde wordt door middel van een stapel betonnen ‘boomstammen’ de dierenpassage gevormd. De uitwerking en detaillering van deze zone moet worden afgestemd op de diersoorten die deze gebruiken. Bovendien moet in de uitwerking van het ontwerp voorkomen worden dat de boomstammen los kunnen raken en het fietspad op rollen of schuiven. Ook het criterium sociale veiligheid dient in de uitwerking meegnomen te worden. Het materiaalgebruik van de onderdoorgang voor fietsers bestaat uit donker rood-bruin asfalt. (zie verder hoofdstuk 7). Bij de onderdoorgang
dienen voetgangers en fietsers functioneel gescheiden te worden. Dit gebeurt door in een vloeiende beweging een hoogteverschil tussen voetpad en fietspad te realiseren zonder scherpe/abrupte aansluitingen: een natuurlijke overgang.
55
A-symmetrie van onderdoorgang goed voelbaar, door transparant hekwerk contact tussen rijweg en onderdoorgang. Fietspad in asfalt met ter plaatse van onderdoorgang subtiele scheiding tussen voetgangers en fietsers
56
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
Betonnen boomstammen als ecologische begeleiding kleine zoogdieren (ontwerpopgave om dit functioneel uit te voeren) lijken brugconstructie te dragen
57
Uitgangspunten ontwerp tunneltracés 1
Schuin afstaande tunnelwand (10:1) Binnenzijde referentie RAL 1014 (met ruwe structuur t.b.v. geluidsreductie) Minimale visualisatie van segmentering, continue lijn
2
Kniklijn visueel zichtbaar, vanaf onderzijde brugconstructies Boven kniklijn mogelijk in gladder beton uitvoeren (RAL 1014) Verlichting verzonken, integreren in tunnelwand Wand steekt 1.10 meter bovenmaaiveld uit Kleur buitenzijde wand is RAL 7024 Gelijk aan kleurstelling meubilair openbare ruimte
3
Stepbarrier en wand vormen (visueel) een geheel Referentiekleur stepbarrier RAL 7023
4
Contrast met oversteken van de tunnels: wand gaat over in lamellen hekwerk: zichtbaarheid in de tunnel zorgen voor ca 50% transparantie Voertuigkerend: vormgeving ondergeschikt aan verticale lamellenstructuur Lamellenstructuur aan onderzijde brugelement vooral visueel door belijning Minimale constructieve dikte om vereiste doorrijhoogte te garanderen
5
DVM (Dynamisch Verkeers Management) maatregelen (camera’s en matrixborden) zorgvuldig inpassen Matrixborden bij voorkeur aan wandelementen monteren op enkele meters afstand van lamellenconstructies op oversteek. Indien dit niet mogelijk is, dan zorgvuldig integreren in lamellenhekwerk
6
Dubbele doorgetrokken streep tussen rijbanen
2 2 4 1
1
3
3
6
5
58
Wand verdwijnt en ontstaat geleidelijk bij monding tunnel, gaat op in landschap. Op koppen voorzien van reflecterende kattenoog ivm veiligheid
B TUNNELS/OPEN BAK STATIONSPLEIN EN SPOORLIJN Deze tunnels dienen beide om het doorgaand gemotoriseerd verkeer ongehinderd door Dieren te geleiden en komen onderweg vergelijkbare ontwerpopgaves tegen. Daarom zijn ze identiek qua vormgeving en materialisering. Vooral de detaillering van de specifieke bochten/ mondingen vraagt locatiespecifiek om nadere uitwerking. Nog voordat de weg het maaiveld in zakt, verschijnt een muurtje dat juist omhooggaat tot ca. 1.10 m boven maaiveld (conform bouwbesluit). Dit muurtje onttrekt doorgaand autoverkeer vroegtijdig aan het zicht. Zo kan een eenduidig/vloeiend ontwerp van het kunstwerk worden gerealiseerd. Het ‘muurtje’ maakt onderdeel uit van de voorzetwand die op de stepbarrier in de tunnel wordt geplaatst. De wand krijgt aan de binnenzijde een lichte kleurstelling (RAL 1014, door Provincie Gelderland bepaald en vastgesteld). Aan de buitenzijde, in het zicht vanaf het voetgangersdomein, wordt een donkere kleur toegepast (RAL 7024). De ‘knik’ bovenin het perspectief geeft de overgang aan van de 10:1 helling van de voorzetwand naar het boven het maaiveld gelegen muurtje/wandje. Bij het verlaten van de tunnel verdwijnt het muurtje/wandje weer in het maaiveld (tot ca. 20-30 cm boven maaiveld). De bochten in de weg en de verschillende diepteligging maken de lichtval steeds anders. De materiaalkeuze voor de wand is vrij, maar deze moet te allen tijde een continue uitstraling hebben en zijn kleur dienen te behouden.
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
Stepbarrier en wand vormen (visueel) een geheel. Constructief staan ze los van elkaar (kleurverschil alleen ter verduidelijking van principe)
De muurtjes/wanden aan het bovenste maaiveld lopen zover mogelijk door tot aan de oversteekgelegenheden over de tunnelbak. Daar verandert de verschijningsvorm van het muurtje/wandje: haaks op de rijrichting van de tunnel is een lamellenhekwerk ontworpen, waarbij 50% transparantie tussen het bovenste maaiveld en de tunnel ontstaat. De verticale lamellen zijn dominant boven de horizontale constructieve verbindingen (inclusief voertuigwerende maatregelen). De lamellen worden overal van hetzelfde materiaal gemaakt. De definitieve materiaalkeuze moet afgestemd worden op het ontwerp/ de materialisering van de overige kunstwerken in de stationsomgeving en zal in het kwaliteitsteam bepaald worden.
Eindstuk stepbarrier; vloeiende overgang naar het maaiveld Op koppen voorzien van reflecterende kattenoog ivm veiligheid
59
60
61
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
62
63
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
64
65
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
Ontwerp brug over Apeldoorns kanaal
66
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
C BRUG APELDOORNS KANAAL Op dit moment ligt er al een brug over het Apeldoorns kanaal op deze locatie. Voor de juiste verkeersafwikkeling dient er een tweede brug naast te worden gerealiseerd. De bestaande en de nieuwe brug moeten dezelfde uitstraling krijgen, wat wordt bereikt met een duidelijk vormgegeven brugleuning. Hiervoor wordt een lamellenhekwerk toegepast. Dit lamellenhekwerk is identiek aan de lamellenhekwerken langs de tunnels/open bak (dezelfde verhoudingen/materiaalgebruik/ hoogte). Het zijaanzicht van de brug krijgt dezelfde donkere kleurstelling als de onderbouw van de fietsonderdoorgang, net zoals de 1.10 m hoge donkere wandjes tussen de bestaande en de nieuwe brug.
67
Uitsnede plankaart
68
10
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
Groen station
Infra station
UITGELICHT: STATIONSOMGEVING
Het station van Dieren ligt op een eilandperron. Aan de noordzijde wordt het ontsloten middels een smalle voetgangerstunnel. Aan de zuidzijde is er een maaiveldtoegang tot de perrons. Er is nauwelijks sprake van een ruimtelijke of fysieke relatie tussen de noordelijke en zuidelijke stationsomgeving. De inrichting van de openbare ruimte van de stationspleinen oogt erg rommelig en willekeurig. Met de realisatie van een parkeervoorziening aan de noordwestzijde van het station, de realisatie van een passerelle als verbindend element en een nieuw busstation aan de zuidoostzijde, ondergaat de stationsomgeving een grote metamorfose. Het ontwerp dat voor de stationsomgeving in deze ontwerphandleiding is opgenomen is een vervolg op het voorlopig ontwerp stationsomgeving wat door het college van B&W van de gemeente Rheden in juni 2012 is vastgesteld. Eerder in deze ontwerphandleiding is al aandacht besteed aan de demarcatie van verantwoordelijkheden voor de realisatie van de stationsomgeving. Dit hoofdstuk gaat vooral over de integraliteit van het ontwerp.
1
2 3
1
3 5
2
4 3
3 4 5
9
6 7 8 9
8
7
6
Zoekgebied entree parkeervoorziening autoverkeer: integrale ontwerpoplossing t.b.v. optimalisatie ontsluiting/ indeling parkeervoorziening vs ruimtelijke inrichting entreegebied Zoekgebied integrale ontwerpoplossing kop parkeervoorziening passerelle en ontvangstdomein reizigers Fietsenstalling enkellaags onder transparante overkapping Fietsenstalling fietskluizen, onder transparante overkapping Fietsenstalling dubbellaags, onder transparante overkapping Fietsenstalling dubbellaags, onder vegetatiedak Fietsenstalling enkellaags, onder vegetatiedak Fietsenstalling fietskluizen, onder vegetatiedak Nieuwe passerelle, projectrealisatie door Prorail. De exacte positionering en aanlanding op het plein aan de zuidzijde van het spoor zijn nog indicatief. De bovengrondse en ondergrondse constructies van de passerelle zullen buiten de werk- en realisatieruimte van de traverse plaatsvinden. De exacte positionering en vormgeving zullen in een kwaliteitsteam worden bepaald waarin vertegenwoordigers van gemeente, provincie, prorail, NS en externen plaats zullen nemen.
69
1 2
2
3 2
7
1 2 3 4 5 6 7
5
4
Parkeervoorziening: 350 auto’s Fietsenklemmen, onder transparante kap: 554 klemmen Fietskluizen, onder transparante kap: 104 kluizen Fietsklemmen, onder vegetatiedak: 280 klemmen Fietskluizen, onder vegetatiedak: 52 kluizen Overdekte wachtruimte busreizigers en voorziening buschauffeurs Bestaande entree VSM
6
Routing voetgangers van stationsplein over passerelle
Functionele indeling stationsomgeving
70
Positie passerelle tussen staionspleinen
Oppervlakte vergelijk stationsplein noord en zuid
71
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
PARKEERVOORZIENING Er wordt een gebouwde parkeervoorziening voor 350 auto’s gerealiseerd aan de noordzijde van het station. Deze parkeervoorziening wordt direct ontsloten vanaf de Harderwijkerweg aan de noordwestzijde van het spoor en staat daarmee in verbinding met de Traverse Dieren. De parkeervoorziening wordt gerealiseerd binnen de stedebouwkundige structuur van Dieren noordwest en zal uit twee parkeerlagen bestaan (een half verdiepte parkeerlaag met een parkeerdek). De noordwestgevel zal als dichte wand worden uitgevoerd i.v.m. de geluidsbelasting op de naastgelegen woningen. Ook bovenop het dek zullen aan de randen naar de woningen geluidwerende maatregelen worden getroffen. De noordoostgevel kan transparanter worden omdat daar de woningen verder weg staan en er geen sprake is van een te hoge geluidsbelasting. De parkeervoorziening dient zodanig gebouwd te worden dat de bestaande tunnel naar het perron kan blijven functioneren na de realisatie van de parkeervooorziening. In de parkeervoorziening worden
BUSSTATION Het busstation aan de zuidoostzijde van het spoor in gedimensioneerd op de opstelruimte voor vier gelede bussen. De rijbanen en de perrons maken in uitstraling en gebruik onderdeel uit van het zuidelijke stationsplein (een samenhangend plein). Op het stationsplein bevindt zich een wachtruimte voor buschauffeurs (2x3 meter). Deze wordt gekoppeld aan een overdekte wachtruimte voor reizigers. De positionering en vormgeving van informatievoorzieningen voor aankomende en vertrekkende bussen zal in de uitwerking van het ontwerp moeten worden meegenomen.
72
een trap en lift voorzien die aansluiting hebben op het stationsplein. De ontsluiting van de parkeervoorziening dient in beeld en afmeting ondergeschikt te zijn aan die van de passerelle. De lift steekt bij voorkeur niet boven de wand van de passerelle uit. Afmetingen, vorm en positie van de parkeervoorziening zijn indicatief en dienen nader te worden uitgewerkt. Ofschoon er geen fysieke verbinding is tussen de parkeervoorziening en beide bouwwerken afzonderlijk worden ontworpen en gerealiseerd, dient er bij het ontwerp van de parkeervoorziening wel een integraal beeld te worden ontworpen waar de passerelle onderdeel van uitmaakt. Indien het ontwerp van de passerelle ook al is opgestart, dient er een nauwe samenwerking tussen beide ontwerpende partijen te zijn.
KISS+RIDE/TAXI’S Op zowel het noordelijke als het zuidelijke stationsplein is ruimte aanwezig voor ca. 5 parkeerplaatsen voor kiss+ride en evt. taxistandsplaatsen. Er vindt nog overleg plaats over de formele of informele wijze waarop deze voorzieningen in de openbare ruimte een plaats krijgen. De ontwerpers van de stationspleinen noord en zuid moeten rekening houden met de ruimtereservering van deze voorzieningen.
FIETSENSTALLINGEN Na de herinrichting van de stationsomgeving zal er ruimte beschikbaar zijn om 990 fietsen te kunnen stallen. 1/3 van de fietsen zal aan de zuidzijde een plek krijgen, 2/3 komt aan de noordzijde. Van de 990 fietsplekken zullen er 156 als fietskluis worden uitgevoerd. In het ontwerp is rekening gehouden met de stalling van fietsen deels in een enkellaags systeem en deels in een tweelaags systeem, waarbij de fietsen compact bij de entree naar de passerelle worden gesitueerd. Aan de noordzijde wordt de fietsenstalling op het niveau van het plein tussen grote bestaande bomen gesitueerd. De stallingen worden van een transparantie overkapping voorzien. Aan de zuidzijde wordt de nieuwe fietsenstalling in het landschapsontwerp geïntegreerd. De ca 1.00 meter verdiepte ligging en de toepassing van een vegetatiedak dragen daartoe bij.
De passerelle is het meest in het oog springende kunstwerk van de traverse en de stationsomgeving van Dieren. Hij maakt geen onderdeel uit van de reeks van kunstwerken die ten gevolge van de wegreconstructie plaats moet vinden, maar heeft daar wel een sterke ruimtelijke relatie mee. Tevens sluit hij aan op de gebouwde parkeervoorziening. De onderzijde van de constructie van de passerelle ligt ongeveer 6.50 meter boven maaiveld en steekt schuin het spoor over. Hierdoor verbindt hij de Prinsenstraat met de Koningin Julianalaan en tevens het noordelijke stationsplein met het station en met het zuidelijke stationsplein. De passerelle zal zoveel mogelijk als een niet overdekte voetgangersburg worden uitgevoerd. Mogelijk dat alleen de entrees bij de trappartijen (gedeeltelijk) een overkapping krijgen. Passerelle, liften, trappartijen, evt. overkappingen en leuningen dienen als een geheel worden ontwerpen. Op het zuidelijke stationsplein sluit de passerelle aan in de nabijheid van de tunnelmonding.
Ook hier is, net als bij het ontwerp van de parkeervoorziening, een goede afstemming tussen ontwerpers/aannemers noodzakelijk. De passerelle zal moeten voldoen aan de beheer doelstellingen van ProRail. De exacte positie van de liften en trappen en de vorm van de passerelle zijn indicatief en dienen nader te worden uitgewerkt.
INRICHTINGSELEMENTEN
PLEIN Voor de stationspleinen (noord en zuid) geldt een afwijkend materiaalgebruik ten opzichte van de overige openbare ruimte van het project. De pleinen worden van hetzelfde materiaal voorzien. Het busstation aan de zuidzijde van het spoor wordt in dit materiaal meegenomen, wat uiteraard eisen zal stellen aan de ondergrondse constructie. Voor de noordzijde is sprake van een ‘shared space’ waarbij zowel kiss+ride verkeer als voetgangersverkeer over dit plein zullen bewegen. Als materiaalgebruik wordt een afwisseling van groot- en kleinschalig betonmateriaal voorgesteld die in één richting in een gevarieerd legpatroon wordt aangebracht. De toplaag van het beton bestaat voor 90% uit natuursteen (10% cementbinding). Het materiaal moet goed te onderhouden, eenvoudig vervangbaar en goed vuilwerend zijn. De materiaalkeuze voor het noordelijke en het zuidelijke stationsplein dient gelijk te zijn (ivm uitstraling en vervangbaarheid). Bij de uitwerking van de pleinen dient zorgvuldig aandacht te worden gegeven aan de afwatering. Goed functionerend
De noordzijde van de parkeervoorziening die direct aansluit op de woonomgeving, zal als groene, dichte gevel worden uitgevoerd. De wand dient binnen twee jaar na realisatie voor minimaal 80% begroeid te zijn waarbij de voorkeur wordt uitgesproken voor een direct na realisatie begroeide wand. In overleg met de aanwonenden zal de definitieve (groene) uitstraling van deze wand worden bepaald. De bomen aan de noordzijde (vliegden en berk, zie hoofdstuk groenstructuur) worden in velden van varens geplant, als referentie naar de nabij gelegen veluwezoom (bij uiteindelijke soortkeuze rekening houden met sociale veiligheid). Aan de zuidzijde wordt de boomweide vanaf het landgoed over het stationsplein doorgezet, alleen is de structuur van de bomen minder dicht. Hierdoor wordt meer zicht verkregen op de monumentale stationskap en de nieuwe passerelle.
en beheerbaar maar niet dominant in het ontwerp. Tevens zullen in de planuitwerking zorgvuldig de gidslijnen (blinde geleide routes) moeten worden ingepast. De materiaalkeuze voor de gidslijnen moet in een eenheid met het pleinontwerp worden meegenomen (in detaillering en materiaalgebruik). De pleinen vormen tevens het ontvangstdomein van het station. Hier ontstaat een interessante wisselwerking tussen de openbare ruimte en de ruimte die benodigd is voor het station. De inrichting van het ontvangstdomein is conform het Spoorbeeld. De definitieve inrichting en samenhang van de stationspleinen zal aan het kwaliteitsteam ter goedkeuring worden voorgelegd.
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
BEPLANTING
PASSERELLE
De verlichting op de stationspleinen wijkt af van de functionele en decoratieve lichtmasten in het plangebied van de Traverse. De uitstraling en materiaalkeuze voor de lichtmasten sluit aan bij de vormgeving van het gehele architectonische ensemble wat verderop in dit hoofdstuk wordt beschreven. Uiteraard is er op en rond de stationspleinen meer dan gemiddeld behoefte aan zitgelegenheid. Over het algemeen betreft het functionele zitmogelijkheden, maar de mogelijkheid bestaat dat bezoekers langer op de pleinen zullen verblijven. Om routes naar de passerelle te begeleiden en ruimtes te vormen of af te bakenen, zijn de groeneilanden op beide stationspleinen voorzien van ca 50 cm hoge en 50 cm brede zitranden. Al deze randen kunnen ook als zitranden worden gebruikt en daarmee ook als wachtruimte voor de reizigers. Ook de vijver met fontein aan de zuidzijde van het station wordt voorzien van een zitrand. Het aantal obstakels (palen, hekwerken e.d.) dient tot een minimum beperkt te worden om de ruimtelijkheid van de plein en parkruimtes optimaal tot uiting te laten komen.
73
74
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
STATIONSOMGEVING NOORD
75
76
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
STATIONSOMGEVING ZUID
77
78
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
ARCHITECTONISCH ENSEMBLE Een belangrijk onderdeel van de stationsomgeving is het architectonische ensemble van parkeervoorziening, passerelle, tunnelwanden en overige bouwwerken/bouwsels op de stationspleinen. De functies van deze bouwwerken zijn zeer divers en ze worden ok nog eens door verschillende aannemers met verschillende architecten ontworpen en gerealiseerd. Daarom is er in deze ontwerphandleiding een ontwerpmiddel gekozen wat een hoge mate van continuïteit en verbinding kan brengen tussen de afzonderlijke bouwopgaven. Door de toepassing van houten lamellen kunnen verbindingen worden gemaakt, kan transparantie worden gewaarborgd of massa worden gemaakt waar nodig. De houten lamellen dienen voldoende massa te hebben dat ze in de loop der jaren vormvast blijven en de oorspronkelijke kleur voor een groot deel behouden blijft. De ontwerpers van de pleinen, passerelle en parkeervoorziening zullen in
samenwerking naar het juiste ensemble moeten zoeken, wat mede afhankelijk is van specifieke (beheers) eisen die bijvoorbeeld aan de passerelle worden gesteld. Op het zuidelijke stationsplein staat nog een grote technische ruimte waarvan het wenselijk is om deze ook in het architectonisch ensemble mee te nemen. Dat geldt ook voor de wachtruimte voor reizigers en voor buschauffeurs op het zuidelijke stationsplein. Ook de vormgeving van de lichtmasten op beide stationspleinen zal aansluiten op dit ontwerpthema. De referentiebeelden geven goed weer wat de intentie van de vormgeving is en hoe de lamellen als ontwerpmotief kunnen worden ingezet.
79
80
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
BEGROEIDE WAND/HOUTEN LAMELLEN
81
82
ARCHEOLOGIE
ERFGOED ALS BOUWSTEEN VOOR GEBIEDSIMAGO Het gebied van de Traverse Dieren is archeologisch zeer rijk. Dit gebied is sinds de ijstijd bewoond geweest en tot op de dag van vandaag een prachtige leefomgeving. Bij de aanleg van het nieuwe wegtracé wordt dan ook zorgvuldig rekening gehouden met mogelijke aanwezige archeologische resten. Indien deze worden aangetroffen, worden zij gedocumenteerd en veiliggesteld door middel van onderzoek. Samen met de cultuurhistorie, het landschap en het immateriële erfgoed, zoals volksverhalen, vormen de archeologische resten de waardevolle geschiedenis van het gebied. Er is op het tracé van de Traverse Dieren dan ook een hoge verwachtingswaarde voor het aantreffen van resten uit bijna alle tijdslagen in dit landschappelijk bijzondere gebied tussen Veluwe en IJssel.
Erfgoed kan, indien zorgvuldig onderzocht en gegoten in een (ruimtelijk) ontwerp, ondersteunend zijn voor de ruimtelijke kwaliteit en de positieve beleving of imago van een gebied. Het geeft passanten en gebruikers van de ruimte het gevoel thuis te zijn in een gebied met een nadrukkelijke historie. Erfgoed is ook een kwetsbaar deelaspect van de omgeving om rekening mee te houden. Erfgoed kan verloren gaan of in de nieuwe omgeving van de weg wordt geplaatst, waardoor het zijn oorspronkelijke context verliest. Voor de projectorganisatie is het dan ook van groot belang dat het erfgoed een goede plek krijgt in de openbare ruimte en dat het ‘Verhaal van de Traverse’ kan worden beleefd door passanten.
Bij de aanleg van de Traverse Dieren wordt door de projectorganisatie ingezet op het terugbrengen van dit erfgoed in de nieuwe ruimtelijke inrichting. Het kan op die manier ondersteunend zijn voor de positieve beleving van de weg en is bij uitstek geschikt voor het aansluiten bij de ‘couleure locale’ of de lokale kwaliteiten van het gebied. Tijdens de aanleg zal erfgoed door de projectorganisatie worden ingezet als drager of boegbeeld van de projectcommunicatie. Uiteindelijk zal dit communicatietraject resulteren in een blijvende presentatie van erfgoed in de openbare ruimte. Op welke wijze deze presentatie vorm zal krijgen is in dit stadium deels nog onbekend. Wel is duidelijk dat gedurende de aanlegwerkzaamheden in de communicatie van het project hierover met betrokkenen zal worden gecommuniceerd.
Er is grofweg gekozen de elementen te plaatsen in de volgende plandemarcaties:
Ook al maken enkele locaties (zoals de noordelijke stationsomgeving) geen deel uit van de begrenzing van het inpassingsplan, om een goed beeld te geven aan passanten is het wenselijk deze delen toch op te nemen als mogelijke plaatsingslocaties voor erfgoed-inrichtingselementen. Hierdoor is het mogelijk een route te creëren waarin het ‘Verhaal van de Traverse’ wordt verbeeld. Exacte plaatsing dient, na het ontwerp van de elementen en het definitieve ruimtelijk ontwerp van de Traverse afgestemd te worden.
ONTWERPHANDLEIDING RUIMTELIJKE INPASSING TRAVERSE DIEREN NOVEMBER 2014
11
HET ‘VERHAAL VAN DE TRAVERSE’ Op diverse locaties zal voor het beleefbaar maken van het erfgoed een, bij de andere inrichtingselementen passende, vorm worden gekozen. De gekozen vorm zal in de gehele Traverse Dieren herkenbaar zijn als bij elkaar horend en onderdeel uitmaken van hetzelfde (thematisch) verhaal. Hierin zullen, eveneens tijdens het communicatietraject uitgekristalliseerde, onderwerpen worden gepresenteerd aan het publiek. Deze onderwerpen vormen onderling een eenduidig verhaal: het ‘Verhaal van de Traverse’. Een van de doelen van dit verhaal is het vormen van het verbindende element tussen de twee dorpshelften. Vanwege de aard van het erfgoed en de wijze waarop deze voor passanten toegankelijk moet zijn, zijn suggesties gedaan voor de locatie van deze (ruimtelijke) erfgoed inrichtingselementen. Deze locaties dienen in het uitgewerkte ontwerp te worden opgenomen, waarbij er idealiter een route wordt gecreëerd waarlangs passanten het ‘Verhaal van de Traverse’ tot zich kunnen nemen.
√
√ √
de noordelijk stationsomgeving, bij voorkeur op de publiek toegankelijke terreinen zoals de passerelle, de parkeervoorziening en het noordelijk stationsplein de zuidelijke stationsomgeving, bij voorkeur op publieke locaties in de buurt van het busstation, de fietsenstalling, het stationsplein de oude sluis als impuls voor de kwaliteit van deze verblijfslocatie
Mogelijk kan ervoor worden gekozen eveneens elementen te plaatsen langs de voetpaden van de Traverse, hoewel deze locaties nog niet gedefinieerd zijn.
83