Ontwerp Projectplan Dijkverlegging Bedrijventerrein Flevokust deel 1 4 juli 2013
Waterschap Zuiderzeeland Postbus 229 8200 AE LELYSTAD telefoon: (0320) 274 911 fax: (0320) 247 919 www.zuiderzeeland.nl
Inhoud
1. 2.
Bedrijventerrein Flevokust ............................................................................................1 Wettelijke procedures ..................................................................................................2 2.1. Waarom dit projectplan? ........................................................................................2 2.2. Planologische regime .............................................................................................2 2.3. M.e.r.-beoordeling ................................................................................................2 2.4. Tijdspad procedures en uitvoering ...........................................................................3 2.5. Overeenkomst ter overbrugging tijdspad procedures ..................................................3 2.6. Planning projectplan, bestuursovereenkomst, bestemmingsplan ..................................4 3. Hoe kunt u op projectplan reageren? ..............................................................................5 3.1. Periode ter inzage legging ontwerp projectplan..........................................................5 3.2. Indienen zienswijze ...............................................................................................5 3.3. Wat gebeurt er met uw zienswijze? .........................................................................5 3.4. Vragen? ..............................................................................................................5
4 juli 2013
Ontwerp Projectplan Dijkverlegging Bedrijventerrein Flevokust- deel 1
1.
Bedrijventerrein Flevokust
De ontwikkeling van het bedrijventerrein Flevokust is een initiatief van de gemeente Lelystad en Havenbedrijf Amsterdam. Met de ontwikkeling van bedrijventerrein Flevokust wordt een bedrijventerrein met havens aan de noordzijde van Lelystad ontwikkeld. Het bedrijventerrein met havenontwikkeling is door de raad van de gemeente Lelystad aangewezen in het Structuurplan Lelystad als een belangrijke ontwikkeling voor de versterking van de economie en de werkgelegenheid. Daarnaast is de ontwikkeling voorzien in het Omgevingsplan Flevoland. De gemeenteraad van Lelystad heeft op 2 juli 2013 ingestemd om in september 2013 de weg vrij te maken voor de ontwikkeling van het havengebonden en havengerelateerde bedrijventerrein Flevokust als in september 2013 de gestelde randvoorwaarden zijn ingevuld. Met bovenstaande plannen en het besluit van de gemeenteraad worden nut en noodzaak van de ontwikkeling van het bedrijventerrein Flevokust gegeven. De ontwikkeling bedrijventerrein Flevokust wordt in twee fasen uitgevoerd: Fase 1 betreft de ontwikkeling van een havengebonden bedrijventerrein van circa 43 hectare met een insteekhaven van 100x400 meter; Fase 2 betreft de ontwikkeling van 72 hectare bedrijventerrein. Dit zal op een later moment in ontwikkeling worden genomen. In eerste instantie wordt een binnendijks bedrijventerrein ontwikkeld. Op langere termijn, langer dan 10 jaar, is voorzien om via een tweede dijkverlegging ook hiervan een buitendijks bedrijventerrein met insteekhavens te maken. Voor deze ontwikkeling is het nodig om een primaire waterkering, de IJsselmeerdijk, landinwaarts te verleggen. Voor deze dijkverlegging is dit projectplan opgesteld. Het projectplan gaat alleen over de dijkverlegging voor fase 1 en het bijbehorende watersysteem.
Figuur: Ligging en overzicht bedrijventerrein Flevokust
4 juli 2013
Deel 1 Ontwerp Projectplan Dijkverlegging Bedrijventerrein Flevokust
1
2.
Wettelijke procedures
2.1.
Waarom dit projectplan?
Aanleiding De gemeente Lelystad en Havenbedrijf Amsterdam zijn voornemens om het bedrijventerrein Flevokust te ontwikkelen. Ten behoeve van deze ontwikkeling is het nodig om een primaire kering, de IJsselmeerdijk, landinwaarts te verleggen. Waterschap Zuiderzeeland is eigenaar en beheerder van deze primaire waterkering. Het waterschap is als beheerder verantwoordelijk voor de veiligheid van het achterland tegen overstromen en daardoor belast met het beheer van de primaire waterkering, zoals de IJsselmeerdijk. Dit ontwerpprojectplan ‘dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust’ beschrijft de voorgenomen dijkverlegging ten behoeve van fase 1 van de ontwikkeling van bedrijventerrein Flevokust. Daarnaast geeft het projectplan inzicht in het doel van de dijkverlegging, in de manier waarop de dijkverlegging plaats gaat vinden, de effecten van de dijk op de omgeving, en de maatregelen om de bestaande waarden en functies te behouden. Het ontwerpprojectplan bestaat uit twee delen. Deel 1 is het “Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust deel 1”, dat voor u ligt; Deel 2 is het door initiatiefnemers opgestelde “Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust-deel 2”. Deel 1 en deel 2 gezamenlijk vormen het ontwerpprojectplan ‘Dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust’ [verder, zowel ontwerpprojectplan als projectplan genoemd: Projectplan] en wordt ook als zodanig in de inspraak gebracht Projectplanprocedure Waterwet Voor Waterschap Zuiderzeeland is de dijkverlegging een zeer belangrijke zaak. Het gaat hier namelijk om de primaire waterkering. Het waterschap is als beheerder verantwoordelijk voor de veiligheid van het achterland tegen overstromen en daardoor belast met het beheer van de primaire waterkeringen zoals de IJsselmeerdijk. Het bestuur van het waterschap heeft daarom besloten om voor deze dijkverlegging een projectplan op te stellen. Hiermee volgt het waterschap de procedure, die de Waterwet voor dit soort dijkverleggingen stelt. Het projectplan bevat een beschrijving van het plan, de wijze van uitvoering, de mogelijk nadelige gevolgen van de uitvoering van het project en de voorzieningen die kunnen worden getroffen om die gevolgen te beperken of ongedaan te maken.
2.2.
Planologische regime
Het bestemmingsplan ‘Lelystad-Zandlichaam Flevokust’ is met het oog op de ontwikkeling van het bedrijventerrein Flevokust vastgesteld. Dit bestemmingsplan biedt de planologische mogelijkheid voor het aanleggen van een zandlichaam op de beoogde locatie van de toekomstige dijk. Dit bestemmingsplan voorziet niet in de aanleg van een primaire waterkering. Hiervoor is nog een nader ruimtelijk besluit nodig. Gemeente Lelystad is voornemens een bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Flevokust’ in procedure te brengen. Dit bestemmingsplan regelt het ruimtelijke besluit dat nodig is voor de primaire waterkering.
2.3.
M.e.r.-beoordeling
Een projectplanbesluit waarin de aanleg, wijziging of uitbreiding van een primaire waterkering wordt mogelijk gemaakt is ook MER-beoordelingsplichtig. Het bevoegde gezag voor de m.e.r.beoordeling is het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland. Gemeente Lelystad heeft op 10 juni 2013 verzocht een m.e.r.-beoordelingsbesluit te nemen ten behoeve van het projectplan ‘dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust’. De provincie heeft op 25 juni 2013 op grond van art. 7.17 Wet milieubeheer bepaald dat er geen milieueffectrapport (MER) hoeft te worden opgesteld, omdat zich geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu voordoen die noodzaken tot het opstellen van een milieueffectrapport.
4 juli 2013
Deel 1 Ontwerp Projectplan Dijkverlegging Bedrijventerrein Flevokust
2
2.4.
Tijdspad procedures en uitvoering
Het tijdspad voor de realisatie van Flevokust fase 1, de aanleg van de dijk en het 1e haventerrein, is gebonden aan subsidievoorwaarden van het Rijk. De subsidievoorwaarden bepalen dat realisatie van het haventerrein eind 2015 gereed moet zijn. Om de nieuwe waterkering eind 2015 gereed te laten zijn, moet vanaf november 2013 worden gestart met de aanleg van het zandlichaam voor de nieuwe dijk. Het is niet mogelijk om in november 2013 een vastgesteld bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Flevokust’ en een goedgekeurd Projectplan te hebben. Dat komt omdat: • Het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Flevokust’ in september 2013 door de gemeente Lelystad in procedure wordt gebracht. • Het projectplan vanaf 12 juli 2013 voor een periode van 6 weken ter inzage ligt. Besluitvorming over het Projectplan door de Algemene Vergadering kan plaatsvinden op 29 oktober 2013. Het door de Algemene Vergadering van Waterschap Zuiderzeeland vastgestelde Projectplan wordt ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland aangeboden. Na goedkeuring door Gedeputeerde Staten (naar verwachting januari/februari 2013) kunnen belanghebbenden tegen het Projectplan beroep aantekenen. Het bestemmingsplan ‘Lelystad-Zandlichaam Flevokust’ biedt de mogelijkheid om een zandlichaam aan te leggen. Om eind 2015 gereed te zijn, starten de initiatiefnemers vanaf november 2013 met aanleg van het zandlichaam. Om het mogelijk te maken dat op tijd met de aanleg van de dijk kan worden gestart via correcte procedures, wordt een gefaseerde procedure voor het Projectplan gevolgd. Daarbij houdt Waterschap Zuiderzeeland er rekening mee, dat het onherroepelijke bestemmingsplan ‘Lelystad – Zandlichaam Flevokust’ de aanleg van een zandlichaam mogelijk maakt op de locatie van de toekomstige dijk en dat de ontwikkeling van het bedrijventerrein Flevokust is voorzien in het Omgevingsplan Flevoland en in het Structuurplan Lelystad en met het besluit van de gemeenteraad van Lelystad op 2 juli 2013 om vrij te maken als in september 2013 de gestelde randvoorwaarden zijn ingevuld. Onderstaande gefaseerde procedure naar realisatie van de nieuwe primaire waterkering voor Flevokust wordt naar verwachting gevolgd. o Het Projectplan wordt vanaf 12 juli tot 23 augustus 2013 door het waterschap ter visie gelegd. o Waterschap Zuiderzeeland stelt met de gemeente Lelystad een bestuursovereenkomst vast, waarin met de gemeente wordt afgesproken dat het zandlichaam wordt aangebracht op de locatie van het bestemmingsplan ‘Lelystad – Zandlichaam Flevokust’ conform de technische voorwaarden uit het Projectplan voor aanleg van de dijk. o September 2013: bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Flevokust’ wordt door gemeente in procedure gebracht. o Waterschap Zuiderzeeland stelt het Projectplan 29 oktober 2013 vast. o Waterschap Zuiderzeeland en gemeente Lelystad sluiten in oktober de bestuursovereenkomst vast. o November 2013: start aanleg zandlichaam, mits de bestuursovereenkomst is gesloten en in de voorschriften is opgenomen dat de aanleg van het zandlichaam overeenkomstig het Projectplan moet geschieden en de gemeente het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Flevokust’ in procedure heeft gebracht. o Februari 2014: goedkeuring Projectplan door gedeputeerde staten.
2.5.
Overeenkomst ter overbrugging tijdspad procedures
Wanneer de initiatiefnemers vanaf november 2013 starten met de aanleg van het zandlichaam, dat later de functie van de waterkering krijgt, ligt er een door Waterschap Zuiderzeeland vastgesteld Projectplan. Het Projectplan is dan nog niet goedgekeurd door de provincie. Voor het waterschap is het van belang dat het zandlichaam conform de eisen uit het Projectplan wordt aangelegd, zodat het een solide basis vormt voor een primaire waterkering. Daarom wordt in een bestuursovereenkomst tussen gemeente Lelystad en Waterschap Zuiderzeeland opgenomen dat het zandlichaam conform de technische voorwaarden uit het Projectplan wordt uitgevoerd. Het ontwerp-projectplan wordt daarmee aan de bestuursovereenkomst gehecht. In de bestuursovereenkomst wordt o.a. opgenomen dat het zandlichaam als dijk pas in functie kan worden genomen wanneer het bestemmingsplan voor de totale ontwikkeling onherroepelijk is en dat de oude dijk pas wordt doorgebroken nadat het waterschap de nieuwe dijk heeft geaccepteerd en wanneer het bestemmingsplan en het projectplan onherroepelijk zijn geworden. 4 juli 2013
Deel 1 Ontwerp Projectplan Dijkverlegging Bedrijventerrein Flevokust
3
2.6.
Planning projectplan, bestuursovereenkomst, bestemmingsplan
De in paragraaf 2.4 aangegeven gefaseerde procedure naar realisatie van de nieuwe primaire waterkering voor Flevokust is in onderstaand schema in de tijd weergegeven. 12 juli - 23 augustus 2013 September 2013 29 oktober 2013 Oktober 2013 November 2013 Februari 2013
Ontwerp-projectplan ter inzage Ontwerp-bestemmingsplan in procedure brengen Vaststellen Projectplan door Algemene Vergadering waterschap Bestuurovereenkomst tussen gemeente en waterschap sluiten Start aanleg zandlichaam overeenkomstig projectplan, mits bestuursovereenkomst is gesloten en het bestemmingsplan in procedure is gebracht goedkeuring projectplan door Gedeputeerde Staten
De volgordelijkheid van deze stappen is ingegeven door het feit dat nut en noodzaak van de ontwikkeling van het bedrijventerrein Flevokust, zoals genoemd in hoofdstuk 1, zijn aangegeven.
4 juli 2013
Deel 1 Ontwerp Projectplan Dijkverlegging Bedrijventerrein Flevokust
4
3.
Hoe kunt u op projectplan reageren?
3.1.
Periode ter inzage legging ontwerp projectplan
Het ontwerp-projectplan ligt van 12 juli tot 23 augustus 2013 ter inzage. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden hun gemotiveerde reacties (zienswijzen) op het ontwerp rojectplan kenbaar maken. Degenen die een zienswijze hebben ingediend op het ontwerp-projectplan kunnen tegen het door de Algemene Vergadering vastgestelde projectplan en het goedkeuringsbesluit van de provincie in beroep gaan bij de afdeling rechtspraak van de Raad van State. Crisis- en herstelwet Op het goedkeuringsbesluit van vaststelling van het definitieve projectplan is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Crisis-en herstelwet van toepassing. Dat betekent onder andere dat het instellen van pro-forma beroep (het later indienen van beroepsgronden) tegen het definitieve projectplan niet mogelijk is.
3.2.
Indienen zienswijze
Een schriftelijke zienswijze kunt u indienen bij Waterschap Zuiderzeeland, Postbus 229, 8200 AE Lelystad onder vermelding van ‘Zienswijze Ontwerp Projectplan Dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust. U kunt als belanghebbende ook mondeling een zienswijze indienen. U kunt daarvoor een afspraak maken met het waterschap via telefoonnummer (0320) 274 911. Van hetgeen mondeling naar voren is gebracht wordt een verslag gemaakt.
3.3.
Wat gebeurt er met uw zienswijze?
Het waterschap stelt een reactienota vast met alle ingediende zienswijzen en de reactie van het waterschap hierop. Degene die een zienswijze heeft ingediend krijgt een afschrift van de reactienota toegezonden. Uiteindelijk neemt het waterschap een definitief besluit omtrent de vaststelling van het project.
Een uitgebreide beschrijving van de procedures die betrekking hebben op het Projectplan kunt u lezen in hoofdstuk 9 van het Projectplan-deel 2.
3.4.
Vragen?
Voor vragen over de projectplanprocedure of het ontwerp projectplan kunt u tijdens kantooruren op werkdagen contact opnemen met Waterschap Zuiderzeeland via (0320) 274 911 of mailen naar
[email protected]
4 juli 2013
Deel 1 Ontwerp Projectplan Dijkverlegging Bedrijventerrein Flevokust
5
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust – deel 2
Definitief, 4 juli 2013
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust – deel 2
Projectplan in het kader van de Waterwet voor de dijkverlegging ten behoeve van de aanleg van bedrijventerrein Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Verantwoording Titel Opdrachtgever Projectleider Auteur(s)
Projectnummer Aantal pagina's Datum Handtekening
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust – deel 2 BV Flevokust ir. B. (Bob) van Bree ir. B. (Bob) van Bree, H.T.J. (Jeroen) Overman MSc. en ir. R.M. (Roelant) van Dam 1213242 78 (exclusief bijlagen) 4 juli 2013 Ontbreekt in verband met digitale verwerking. Dit rapport is aantoonbaar vrijgegeven.
Colofon Tauw bv BU Water Handelskade 11 Postbus 133 7400 AC Deventer Telefoon +31 57 06 99 91 1 Fax +31 57 06 99 66 6
Dit document is eigendom van de opdrachtgever en mag door hem worden gebruikt voor het doel waarvoor het is vervaardigd met inachtneming van de rechten die voortvloeien uit de wetgeving op het gebied van het intellectuele eigendom. De auteursrechten van dit document blijven berusten bij Tauw. Kwaliteit en verbetering van product en proces hebben bij Tauw hoge prioriteit. Tauw hanteert daartoe een managementsysteem dat is gecertificeerd dan wel geaccrediteerd volgens: -
NEN-EN-ISO 9001
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
5\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
6\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Inhoud Verantwoording en colofon .......................................................................................................... 5 1
Inleiding ........................................................................................................................ 11
1.1 1.2 1.3
Achtergrond en historie ................................................................................................. 11 Aanleiding...................................................................................................................... 12 Context van dit projectplan ............................................................................................ 13
1.4
Leeswijzer ..................................................................................................................... 13
2
Huidige situatie en toekomstige ontwikkelingen ..................................................... 15
2.1 2.2 2.3
Locatie ........................................................................................................................... 15 Beschrijving huidige situatie .......................................................................................... 16 Autonome ontwikkelingen ............................................................................................. 17
2.4 2.4.1 2.4.2
Voorgenomen ontwikkeling bedrijventerrein Flevokust ................................................. 17 Eerder initiatief ontwikkeling bedrijventerrein Flevokust ................................................ 17 Fasering ontwikkeling Flevokust ................................................................................... 18
3
Doelstellingen en randvoorwaarden ......................................................................... 21
3.1
Doelstellingen ................................................................................................................ 21
3.2 3.2.1 3.2.2
Randvoorwaarden ......................................................................................................... 21 Randvoorwaarden bedrijventerrein ............................................................................... 21 Randvoorwaarden waterkering ..................................................................................... 21
4
Afweging van varianten .............................................................................................. 24
4.1
Algemeen ...................................................................................................................... 24
4.2 4.2.1 4.2.2
Uitvoeringswijze ............................................................................................................ 24 Beschrijving van de varianten ....................................................................................... 24 Afweging varianten Uitvoeringswijze ............................................................................. 26
4.2.3 4.3 4.4
Keuze voorkeursvariant ................................................................................................. 28 Meenemen voorland ...................................................................................................... 28 Golfbreker ...................................................................................................................... 29
4.4.1 4.4.2
Beschrijving varianten en afweging op hoofdlijnen ....................................................... 29 Keuze golfbreker ........................................................................................................... 31
5
Ontwerp nieuwe waterkering ..................................................................................... 32
5.1 5.2
Overzicht belangrijkste ontwerpleidraden ..................................................................... 32 Hydraulische randvoorwaarden ..................................................................................... 32
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
7\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
8\78
5.2.1
Hydraulische randvoorwaarden ter plaatse van uitvoerpunt F260 IJsselmeerdijk ........ 32
5.2.2 5.3 5.4
Hydraulische randvoorwaarden ter plaatse van nieuwe waterkering ............................ 34 Kruinhoogte ................................................................................................................... 37 Geotechnische aspecten ............................................................................................... 37
5.4.1 5.4.2 5.4.3
Algemeen ...................................................................................................................... 37 Macrostabiliteit binnenwaarts ........................................................................................ 38 Macrostabiliteit buitenwaarts ......................................................................................... 39
5.4.4 5.4.5 5.4.6
Microstabiliteit................................................................................................................ 39 Piping ............................................................................................................................ 40 Verwachte zettingen ...................................................................................................... 40
5.4.7 5.4.8 5.5
Aansluiting van de nieuwe waterkering op de bestaande IJsselmeerdijk ..................... 43 Stabiliteit tijdens en direct na de uitvoering ................................................................... 44 Bekleding....................................................................................................................... 44
5.5.1 5.5.2 5.5.3
Belastingsituaties .......................................................................................................... 44 Ontwerp bekleding buitenzijde ...................................................................................... 45 Bekleding kruin en binnentalud ..................................................................................... 46
5.5.4 5.6 5.7
Bekleding en fasering .................................................................................................... 46 IJsselmeerdijk als golfbreker ......................................................................................... 47 Ruimtebeslag toekomstige dijkversterkingen ................................................................ 47
5.7.1 5.7.2 5.7.3
Uitgangspunten voor bepaling ruimtereservering .......................................................... 47 Hydraulische randvoorwaarden voor bepaling ruimtelijke reservering .......................... 49 Benodigde kruinhoogte ................................................................................................. 49
5.7.4 5.8 5.9
Benodigd extra ruimtebeslag ......................................................................................... 49 Ontsluiting van het buitendijkse bedrijventerrein ........................................................... 50 Waterhuishouding ......................................................................................................... 51
5.9.1 5.9.2 5.9.3
Huidige situatie .............................................................................................................. 51 Nieuwe situatie: fase 1 .................................................................................................. 52 Nieuwe situatie: fase 2 .................................................................................................. 55
5.9.4 5.10
Waterhuishouding tijdens uitvoering fase 1................................................................... 56 Kabels en leidingen ....................................................................................................... 57
6
Uitvoering ..................................................................................................................... 58
6.1 6.1.1
Werkwijze ...................................................................................................................... 58 Fasering ........................................................................................................................ 58
6.1.2 6.1.3 6.1.4
Aanbrengen zandlichaam .............................................................................................. 59 Aanbrengen asfaltbekleding (gedeelte 1-12) ................................................................ 60 Aanbrengen steenbestortingen (binnenzijde bestaande IJsselmeerdijk) ...................... 60
6.1.5 6.1.6 6.2
Aanbrengen bekleding berm (gedeelte 1-12) ................................................................ 61 Bekleding boventalud, kruin en binnentalud.................................................................. 61 Uitvoeringsperioden en uitvoeringstijd .......................................................................... 61
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
6.2.1 6.2.2 6.2.3
Uitvoeringsperioden diverse werkzaamheden .............................................................. 61 Uitvoeringstijd ................................................................................................................ 62 Relatie met aanleg haventerrein ................................................................................... 62
6.3 6.4 6.4.1
Overige aspecten .......................................................................................................... 62 Uitvoeringshinder .......................................................................................................... 63 Verkeersafwikkeling richting Maximacentrale ............................................................... 63
6.4.2 6.4.3 6.4.4
Hinder voor omwonenden en wegverkeer A6 ............................................................... 63 Hinder voor recreanten en dijkbeheerder ...................................................................... 63 Hinder voor de pachter .................................................................................................. 64
7
Beheer en onderhoud ................................................................................................. 65
7.1
Keur- en beschermingszones ........................................................................................ 65
7.1.1 7.1.2 7.2
Vigerend beleid Waterschap Zuiderzeeland ................................................................. 65 Gebruiksmogelijkheden bedrijventerrein i.r.t. beschermingszones ............................... 65 Overdracht van waterkeringen en aanverwante zaken ................................................. 66
7.3 7.3.1 7.3.2
Legger ........................................................................................................................... 67 Waterkering ................................................................................................................... 67 Watergangen ................................................................................................................. 67
7.4 7.4.1
Overige aspecten .......................................................................................................... 68 Wegen en riolering ........................................................................................................ 68
8
Milieuaspecten ............................................................................................................. 69
8.1 8.2
Vrijkomende materialen ................................................................................................. 69 Flora en fauna ............................................................................................................... 69
8.3 8.4 8.5
Leefomgeving ................................................................................................................ 70 Landschap, cultuurhistorie en archeologie .................................................................... 70 Bodem en geohydrologie .............................................................................................. 71
8.5.1 8.5.2 8.6
Bodem ........................................................................................................................... 71 Kwel ............................................................................................................................... 71 Recreatie ....................................................................................................................... 71
8.7 8.7.1 8.7.2
Compensatie en mitigatie .............................................................................................. 71 Compenserende maatregelen ....................................................................................... 71 Mitigerende maatregelen ............................................................................................... 71
9
Vergunningen en procedures .................................................................................... 73
9.1
Procedures Waterwet en m.e.r. ..................................................................................... 73
9.1.1 9.1.2 9.2
Wet milieubeheer .......................................................................................................... 73 Waterwet ....................................................................................................................... 73 Vergunningen en ontheffingen ...................................................................................... 74
9.3
Bestemmingsplannen .................................................................................................... 75
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
9\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
9.4
Inspraak en beroepsprocedures .................................................................................... 76
9.5 9.6
Eigendomssituatie van gronden .................................................................................... 77 Nadeelcompensatie ....................................................................................................... 77
Literatuurlijst ................................................................................................................................ 78
Bijlage(n) 1 Uitvoer Hydra-berekeningen en bepaling toeslagen 2 Berekening golfrandvoorwaarden t.p.v. teen nieuwe waterkering
10\78
3 4 5
Berekening kruinhoogte nieuwe waterkering Geotechnisch ontwerprapport Berekening benodigde kruinhoogte toekomstscenario’s
6 7 8
Berekening bekleding (N009-1213242BVB-kzo-V02-NL) Berekening kwel nieuwe situatie Kabels- en leidingen
9 10
Tekeningen behorend bij projectplan Lijst mogelijke uitvoeringsbesluiten
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
1 Inleiding Dit projectplan beschrijft de voorgenomen werkzaamheden voor het verleggen van de primaire kering ter hoogte van bedrijventerrein Flevokust, inclusief de benodigde aanpassingen aan het aangrenzende watersysteem. In dit document worden aanleiding, achtergrond, varianten, ontwerp en afwegingen behandeld, alsmede te verwachten effecten op de omgeving en uitvoeringsaspecten.
1.1
Achtergrond en historie
Havenbedrijf Amsterdam en de gemeente Lelystad ontwikkelen gezamenlijk (onder de naam bv Flevokust) een nieuw havengebonden bedrijventerrein van circa 43 hectare inclusief binnenvaarthaven. Het terrein is gelegen aan de noordzijde van Lelystad tussen de N302, de A6 en het IJsselmeer nabij de Electrabel elektriciteitscentrale. Ook de Hanzespoorlijn loopt direct langs het gebied. Het streven is om het bedrijventerrein zo snel mogelijk1 operationeel te hebben. Dit havengebonden bedrijventerrein gaat onderdeel uitmaken van een groter bedrijventerrein van 115 hectare, dat bv Flevokust in 2 fasen zal ontwikkelen. Fase 1 betreft de ontwikkeling van het bovengenoemde havengebonden bedrijventerrein van circa 43 hectare, fase 2 de overige 72 hectare. Het voornemen is om een deel van de binnenvaarthaven te bestemmen voor de ontwikkeling en exploitatie van een binnenvaart containerterminal, met als doel het realiseren van achterlandverbindingen in de containerlogistiek en het stimuleren van werkgelegenheid. Het plangebied was tot 1992 grotendeels in gebruik als viskwekerij. Sindsdien is het in gebruik als agrarisch gebied en heeft Orgaworld (een bedrijf op het gebied van organische reststoffenrecycling en energie) er een plek. Het visvijverbos aan de oostzijde van het gebied is nog aanwezig. De gronden zijn nog grotendeels in gebruik voor akkerbouw en zijn qua maatvoering (standaard perceelsgrootte, met uitzondering van kwelgebieden, 300 bij 1.000 m) kenmerkend voor Oostelijk Flevoland. De percelen liggen in principe haaks op de dijk en sluiten hiermee qua lengterichting aan op de omgeving. Een impressie van de situatie vóór 1992, de huidige situatie en het aan te leggen haventerrein is weergegeven in figuur 1.1.
1 De ontwikkeling van het bedrijventerrein wordt mede mogelijk gemaakt door een subsidie in het kader van de rijkssubsidieregeling Beter benutten. Voorheen is altijd geprobeerd de insteekhaven op 1-1-2015 operationeel te hebben. Momenteel wordt overleg gevoerd met de subsidient over een nieuwe, realistische datum waarop het bedrijventerrein formeel operationeel dient te zijn.
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
11\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Vóór 1992: Viskwekerij2
Huidige situatie3
Impressie nieuwe situatie4
Figuur 1.1 Gebied Flevokust in de loop van de laatste decennia
1.2
Aanleiding
Flevokust is gelegen aan één van de grote (binnen)vaarwegen van Nederland, namelijk Amsterdam - Lemmer - Delfzijl. Onderdeel van de ontwikkeling van het bedrijventerrein Flevokust is onder meer het aanleggen van een nieuwe binnenvaarthaven. Havenbedrijf Amsterdam en Lelystad wensen een deel van de binnenvaarthaven te bestemmen voor de ontwikkeling en exploitatie van een binnenvaart containerterminal, met als doel het realiseren van 2
Bron: Sportvisserij Nederland Bron: Bing Maps 4 Bron: Factsheet Flevokust Lelystad, Haven Amsterdam 3
12\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
achterlandverbindingen in de containerlogistiek en het stimuleren van werkgelegenheid. Hiervoor is het nodig dat de binnenhaven een open verbinding krijgt met de vaarroute in het IJsselmeer. Daarom moet om het haventerrein heen een nieuwe waterkering worden aangelegd. Omdat het gaat om een primaire waterkering heeft het bestuur van Waterschap Zuiderzeeland besloten
om voor deze dijkverlegging een aparte projectplanprocedure te doorlopen. Hiermee volgt het waterschap de procedure, die de Waterwet voor dit soort dijkverleggingen stelt. Deze procedure staat los van de procedures voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein. Om de insteekhaven te kunnen realiseren moet de bestaande primaire kering, de IJsselmeerdijk, worden doorsneden en omwille van de waterveiligheid worden verlegd. De nieuwe kering van circa 1,8 km omsluit het gehele haventerrein, dat hiermee geheel buitendijks komt te liggen.
1.3
Context van dit projectplan
Dit ontwerpprojectplan is een zelfstandig plan, dat wordt vastgesteld door het waterschap en later goedgekeurd door de provincie. Tevens kan de inhoud van dit projectplan worden gebruikt voor het aanvragen van de benodigde uitvoeringsbesluiten voor de aanleg van de waterkering rondom het haventerrein en de insteekhaven, zoals de vergunningaanvraag in het kader van de Waterwet. Het voorliggende ontwerpprojectplan omschrijft het plan op hoofdlijnen voor het verleggen van de primaire kering ten behoeve van fase 1 van bedrijventerrein Flevokust, inclusief de benodigde aanpassingen aan het aangrenzende watersysteem. In dit plan worden alle elementen behandeld die conform de Waterwet in een projectplan aan de orde moeten komen. Initiatiefnemer voor dit plan is de gemeente Lelystad. Dit projectplan laat de ontwikkeling en inrichting van het bedrijventerrein zelf buiten beschouwing. Hiervoor is een aparte procedure gestart (zie paragraaf 9.1 en 9.3).
1.4
Leeswijzer
Dit projectplan is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving van de huidige situatie en gaat in op de autonome ontwikkelingen in het plangebied. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het doel van de dijkverlegging en de randvoorwaarden die gehanteerd zijn bij het ontwerp van de nieuwe waterkering. Hoofdstuk 4 behandelt de afweging van varianten die het ontwerp van de waterkering bepalen. Het gaat hierbij om de uitvoeringswijze, het wel of niet meenemen van het buitendijkse haventerrein bij het dijkontwerp en het wel of niet meenemen van een golfbreker in het ontwerp.
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
13\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Hoofdstuk 5 gaat in op het ontwerp van de nieuwe waterkering. Op basis van de hydraulische randvoorwaarden die gelden ter plaatse van de teen van de waterkering wordt de benodigde kruinhoogte bepaald. Dit vormt de basis voor de stabiliteits- en zettingsberekeningen die aansluitend worden gepresenteerd. Tot slot wordt ingegaan op de ontsluiting van het bedrijventerrein en de waterhuishouding in het gebied en de daarmee samenhangende maatregelen. Hoofdstuk 6 behandelt de uitvoeringsaspecten, waarbij de verwachte wijze van aanbrengen van de diverse constructieonderdelen wordt beschreven en de hinder voor de omgeving die daarmee gepaard gaat. Hoofdstuk 7 beschrijft het beleid van het Waterschap Zuiderzeeland, de zonering rondom de nieuwe waterkering en de mogelijkheden en onmogelijkheden die hieruit voortvloeien voor het gebruik van het buitendijkse haventerrein. De overdracht van waterkeringen van gemeente naar waterschap en omgekeerd wordt ook beschreven, evenals enkele aspecten omtrent het beheer en onderhoud van de waterkering en de watergangen in het gebied. In hoofdstuk 8 wordt ingegaan op de milieuaspecten die samenhangen met de realisatie van de nieuwe waterkering. Hoofdstuk 9 sluit het projectplan met een omschrijving van de benodigde vergunningen en ontheffingen en de te doorlopen procedures. Tevens worden de inspraak- en beroepsprocedures aangegeven.
14\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
2 Huidige situatie en toekomstige ontwikkelingen Dit hoofdstuk beschrijft de huidige situatie op de locatie van de dijkverlegging en gaat in op de autonome ontwikkelingen in het plangebied. Om de projectcontext compleet te maken wordt vervolgens ingegaan op de voorgenomen ontwikkeling van het bedrijventerrein Flevokust.
2.1
Locatie
Het projectgebied bevindt zich ten noorden van Lelystad, tussen de A6, de N302 en het IJsselmeer nabij de Electrabel elektriciteitscentrale. Het terrein beslaat 43 hectare waarin een insteekhaven van circa 400 bij 100 meter wordt gerealiseerd, haaks op de IJsselmeerdijk.
Figuur 2.1 Locatie insteekhaven en bedrijventerrein
Figuur 2.2 geeft de loop van de waterkering weer. De donkerblauwe lijn geeft de huidige waterkering weer en is nu nog doorgetrokken. De groene lijn geeft de nieuw aan te leggen kering aan. Het grondlichaam van de kering zal op de havenopening na niet verwijderd worden maar doet in de nieuwe situatie dienst als golfbreker. In hoofdstuk 4 wordt dit nader toegelicht.
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
15\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Figuur 2.2 Contouren waterkering rond bedrijventerrein en geprojecteerde insteekhaven. Bron: lelystad.nl
2.2
Beschrijving huidige situatie
In de huidige situatie heeft het gebied de bestemming 'agrarische doeleinden'. De grote percelen zijn in gebruik als bouwland. De percelen worden van elkaar gescheiden door kades, die begroeid zijn met bomen en struiken. Een deel van het plangebied heeft de bestemming 'waterstaatsdoeleinden' (de IJsselmeerdijk). Een bomenrij omzoomt het hele terrein. Daarnaast bevinden zich diverse houtopstanden in het gebied, die op het moment van schrijven worden verwijderd. Er bevinden zich diverse watergangen in het gebied. Het terrein is inmiddels in eigendom van de gemeente Lelystad. Er bevindt zich geen bebouwing in het gebied. Nabijgelegen bewoning bevindt zich aan de andere zijde van de A6. Het maaiveld binnendijks ligt op circa NAP -4,5 à -4,7m.
16\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Figuur 2.3 Blik op het plangebied vanaf de Maxima-centrale (noordoostzijde)
2.3
Autonome ontwikkelingen
Zuiderzeelijn De projectlocatie ligt in het gebied dat voorheen was gereserveerd voor de Zuiderzeelijn. De Tweede kamer heeft echter in november 2007 besloten de Zuiderzeelijn niet aan te leggen. De ruimtereservering is hiermee niet meer actueel en is komen te vervallen.
2.4 2.4.1
Voorgenomen ontwikkeling bedrijventerrein Flevokust Eerder initiatief ontwikkeling bedrijventerrein Flevokust
In 2009 is een (concept) Milieueffectrapport (MER) Bedrijventerrein Flevokust Lelystad opgesteld. Dit MER had betrekking op het plangebied zoals weergegeven in figuur 2.4, waarbij op het vaste land een bedrijventerrein wordt aangelegd (het binnendijkse gedeelte) en in het IJsselmeer een overslaghaven (het buitendijkse gedeelte). Uit de destijds gevolgde procedure blijkt dat het buitendijkse bouwen met name door het verlies aan waterberging in het IJsselmeer gevoelig lag. Drie varianten zijn zodoende onderzocht, te weten: 1. Drijvend bouwen 2. Bouwen op een paalfundering 3. Havenbekken; loskaden binnendijks met een doorsteek door de huidige IJsselmeerdijk Deze varianten zijn in deze fase op financiële gronden als niet haalbaar bestempeld. Er werd gekozen voor het realiseren van een eiland voor de kust. Ook dit plan is echter niet haalbaar
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
17\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
gebleken. In 2009 is de ontwikkeling van bedrijventerrein Flevokust vervolgens stil komen te liggen.
Figuur 2.4 Oorspronkelijke plangebied Flevokust, conform concept MER 2009
2.4.2
Fasering ontwikkeling Flevokust
In de periode na 2009 is een nieuwe weg ingeslagen en is alsnog gekozen voor de aanleg van een bedrijventerrein met havenbekken(s). Om het bedrijventerrein inclusief havenbekken(s) mogelijk te maken is de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk waarin de functiewijziging van het plangebied mogelijk wordt gemaakt. Ter onderbouwing van het bestemmingsplan worden in een milieueffectrapport de milieueffecten van het bedrijventerrein inclusief havenbekken(s) beschreven. Hier wordt in paragraaf 9.3 nader op ingegaan. In figuur 2.5 is de voorgenomen ontwikkeling schematische weergegeven. De figuur geeft een doorkijk richting 2030.
18\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Figuur 2.5 Voorgenomen toekomstig eindplaatje bedrijventerrein Flevokust
De groene zone in de figuur is de nieuwe waterkering. De bruine zone is de bestaande waterkering. Het bedrijventerrein wordt voorzien van verschillende havenarmen, waarbij de bestaande dijk wordt doorgestoken. Of het terrein er in 2030 werkelijk zo uitziet is onzeker en sterk afhankelijk van de ontwikkeling van het bedrijventerrein en de afhankelijkheid van de bedrijvigheid van havenactiviteiten. Het bedrijventerrein zal dan ook gefaseerd worden aangelegd. Er worden hierbij twee fases onderscheiden, waarbij voorliggend projectplan de aanleg van de nieuwe waterkering en aanverwante werkzaamheden bevat die samenhangen met de ontwikkeling van fase 1 . Fase 1 In figuur 2.6 is de fasering van de ontwikkeling van bedrijventerrein Flevokust weergegeven. Fase 1 bestaat uit de realisatie van circa 43 hectare bedrijventerrein inclusief de realisatie van een havenarm van circa 100 x 400 meter met daarbij een containerterminal. De bestaande dijk zal hiertoe onderbroken worden. Om de veiligheid van de Flevopolder te kunnen blijven waarborgen wordt rondom het gebied, aansluitend op de bestaande dijk, een nieuwe dijk aangelegd. Het bedrijventerrein dat na het realiseren van de havenarm buitendijks gelegen is, wordt opgehoogd tot NAP + 2,25 meter. Hiervoor wordt zand uit het IJsselmeer gebruikt. De winning van het zand wordt gedaan binnen reeds uitgegeven concessies. Hiermee samenhangende milieu-effecten zijn binnen deze concessies reeds afgewogen.
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
19\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Figuur 2.6 Weergave fase 1 en 2 ontwikkeling Flevokust
Fase 1 zal vanaf 2014 gerealiseerd worden, waarbij de containerterminal in 2015 operationeel zal zijn. De verdere invulling van fase 1 wordt in de jaren erna verwacht en volgt de aanvragen voor bedrijven. Fase 2 Fase 2 bestaat uit de realisatie van circa 72 hectare bedrijventerrein. In deze fase wordt het terrein op dezelfde hoogte gebracht als het terrein uit fase 1. Naar verwachting worden binnen nu en 10 jaar in dit gebied geen havenarmen aangelegd.
20\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
3 Doelstellingen en randvoorwaarden Dit hoofdstuk beschrijft de doelstellingen en randvoorwaarden voor de aanleg van het bedrijventerrein en de waterkering.
3.1
Doelstellingen
Doelstelling bedrijventerrein Het doel van de aanleg van het havengebonden bedrijventerrein is het realiseren van achterlandverbindingen in de containerlogistiek en het stimuleren van werkgelegenheid in de gemeente Lelystad. Doelstelling waterkering De waterkering wordt aangelegd met als doel het achterland te beschermen tegen bedreigingen van het buitenwater (IJsselmeer) als gevolg van de aanleg van de insteekhaven. Daarbij moet voldaan worden aan de vigerende veiligheidsnorm van 1:4.000 per jaar.
3.2
Randvoorwaarden
3.2.1
Randvoorwaarden bedrijventerrein
Voor de aanleg van het bedrijventerrein gelden de volgende randvoorwaarden: Provincie Flevoland: • Het bedrijventerrein moet hoogwatervrij worden aangelegd. In overleg met de provincie Flevoland is bepaald dat het bedrijventerrein wordt aangelegd op een hoogte van NAP+2,25 m Waterschap Zuiderzeeland: • Boven de kernzone van de waterkering mag niet worden gebouwd op het bedrijventerrein; wel is er ruimte voor opslag en infrastructuur zodanig dat beheer en onderhoud aan de •
waterkering mogelijk is en de constructie van de waterkering niet wordt aangetast Boven de binnenbeschermingszone mag het bedrijventerrein bebouwd worden binnen de randvoorwaarden van de Keur en het ‘Beleid bouwen nabij primaire waterkeringen’ van het Waterschap Zuiderzeeland
3.2.2
Randvoorwaarden waterkering
Ontwerpuitgangspunten opgelegd door het Waterschap Zuiderzeeland Door het Waterschap Zuiderzeeland zijn de volgende ontwerpuitgangspunten opgelegd: •
Het ontwerp dient te voldoen aan de vigerende veiligheidsnorm van 1:4.000 per jaar
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
21\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
•
De ontwerplevensduur voor de hoogte van de kering bedraagt 50 jaar. Hierbij moet voor de meerpeilstijging ten gunste van zeespiegelstijging rekening worden gehouden met het middenscenario van de WB21 klimaatscenario’s; omgerekend is dit een peilstijging van 7 cm
•
De ontwerplevensduur voor de breedte van de kering bedraagt 100 jaar. Hierbij moet voor de meerpeilstijging ten gunste van zeespiegelstijging rekening worden gehouden met het maximumscenario van de WB21 klimaatscenario’s; dit is een peilstijging van 72 cm
•
Het buitendijkse havengebied mag niet worden betrokken bij de berekeningen voor het dijkprofiel. Dit omdat het Waterschap Zuiderzeeland geen zekerheid kan stellen over het beheer en onderhoud of het in stand houden ervan
•
De beschermingszones van de waterkering worden afgestemd op de Keur van Waterschap Zuiderzeeland (zie figuur 3.1). Hierbij wordt opgemerkt dat het nieuwe bedrijventerrein Flevokust is gekenmerkt als stedelijk gebied.
•
De waterkering dient bereikbaar en onderhoudbaar te zijn met een minimale onderhouds- en beheersinspanning. Aan de buitenzijde van de huidige IJsselmeerdijk is een beheerweg annex fietspad aanwezig. Deze beheerweg annex fietspad moet worden aangesloten op de onderhoudsweg op de binnenberm van de nieuwe waterkering.
Figuur 3.1 Beschermingszones primaire waterkeringen conform Keur Waterschap Zuiderzeeland
Principeprofiel nieuwe waterkering Het nieuwe dijklichaam wordt ontworpen conform één representatief dwarsprofiel. Uitgangspunt voor het dwarsprofiel is de volgende standaard geometrie: • Kruinbreedte 3 m • Binnentalud 1:4 • • •
22\78
Buitentalud 1:3 (loopt door tot ‘meerbodem’) Buitenberm op niveau ontwerpwaterstand Binnenberm met onderhoudsweg op niveau NAP+1,40 m
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
•
Kwelsloot bij binnenteen
Figuur 3.2 Standaard geometrie dijklichaam
Buitenberm Aan de buitenzijde van de dijk wordt een golfreducerende buitenberm aangebracht met een breedte van10 m. De buitenberm komt op een niveau gelijk aan de ontwerpwaterstand (inclusief toeslagen). Onderhoudsweg Waterschap Zuiderzeeland heeft de volgende voorwaarden gesteld aan de onderhoudsweg: aan de binnenzijde van de dijk dient een berm te komen met daarop een verharde onderhoudsweg breed 3,50 m, waarbij een minimale wegberm aan dijkzijde 1,0 m breed moet zijn en aan polderzijde 1,50 m. De totale breedte is dus 6,0 m. De berm varieert in hoogte van NAP+1,40 m tot NAP+1,20 m. Specifieke ontwerprandvoorwaarden Specifieke randvoorwaarden die voor het ontwerp van belang zijn en die volgen uit het gebruik van de vigerende ontwerpvoorschriften worden in hoofdstuk 5 behandeld. Tevens wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op de vigerende normen en ontwerpleidraden.
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
23\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
4 Afweging van varianten De dijkverlegging ten behoeve van de insteekhaven kan op diverse manieren gerealiseerd worden. In dit hoofdstuk komen de verschillende oplossingsvarianten aan bod. Hieronder volgt een beschrijving van de varianten en de aspecten die grote invloed hebben op het ontwerp. Hierop volgt per variant een afweging van de relevante aspecten en tot slot een onderbouwing voor de keuze van de voorkeursvariant.
4.1
Algemeen
Drie aspecten zijn van grote invloed op de verdere invulling van het ontwerp, en worden in de onderstaande paragrafen toegelicht. Dit betreft twee inrichtingsvarianten en een uitvoeringsvariant. De volgende inrichtingsvarianten zijn van invloed op het ontwerp: 1. Het wel of niet meenemen van het buitendijks haventerrein als voorland 2. De aanleg van een golfbreker Deze inrichtingsvarianten worden in de paragrafen 4.3 en 4.4 afgewogen. In onderstaande paragraaf 4.2 wordt begonnen met een afweging tussen twee mogelijke uitvoeringswijzen, te weten aanleg op cunet en aanleg op bestaand maaiveld met toepassing van drainage.
4.2
Uitvoeringswijze
4.2.1
Beschrijving van de varianten
Er zijn twee verschillende uitvoeringswijzen beschouwd voor de aanleg van de nieuwe waterkering: • •
Aanleg van de nieuwe waterkering op een cunet Aanleg van de nieuwe waterkering op bestaand maaiveld met toepassing van drainage
Uiteraard kan de nieuwe waterkering ook op bestaand maaiveld worden aangelegd zonder toepassing van verticale drainage. Bij de aanleg van een nieuwe dijk op slappe, slecht doorlatende lagen ontstaan echter wateroverspanningen in het slappe lagenpakket. Hierdoor neemt de stabiliteit van de ondergrond af en kan het dijklichaam afschuiven. Zonder extra maatregelen duurt het enkele jaren voordat de wateroverspanningen zijn afgenomen, pas daarna is de stabiliteit van het dijklichaam op gewenst niveau. Een uitvoeringswijze met een korte uitvoeringstermijn heeft als belangrijk voordeel dat het bedrijventerrein eerder operationeel is, wat betekent dat er eerder economische bedrijvigheid naar de regio komt en dus eerder inkomsten kunnen worden gegenereerd door de initiatiefnemer. Daarom zijn alleen varianten beschouwd die een relatief korte uitvoeringstermijn met zich
24\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
meebrengen. Hieronder wordt een korte toelichting op de beide beschouwde uitvoeringswijzen gegeven. Cunet Een cunet is een zandaanvulling onder de dijk. De slappe lagen worden grotendeels5 afgegraven en vervangen door zand. Hierdoor wordt direct de stabiliteit van de dijk vergroot. Daarnaast is de slappe laag die overblijft kleiner van omvang, met als direct gevolg een reductie van de totale zettingen. Een schematische weergave van een cunet staat in figuur 4.1.
cunet
veen/klei zand
Figuur 4.1 Schematische weergave cunet
Verticale drainage Door toepassing van verticale drainage neemt de wateroverspanning in de slappe laag versneld af, waardoor de dijk eerder de stabiliteit bereikt die is vereist voor de functie van primaire kering. Daarnaast wordt het zettingsproces versneld, waardoor sneller wordt voldaan aan de restzettingseis. Verticale drainage van het slappe lagenpakket kan op meerdere manieren plaatsvinden. De meest voor de hand liggende opties hier zijn drainagestrips of geforceerde drainage. Drainagestrips zijn poreuze strips die in een nader te bepalen stramien (bijvoorbeeld h.o.h. 1 m) verticaal worden aangebracht tussen de slappe laag en het bovengelegen dijklichaam. Door deze strips kan water uit de slappe laag worden afgevoerd. De onderkant van deze strips ligt in de slappe laag (dus niet eronder), zodat overtollig water alleen aan de bovenzijde weg kan vloeien en de grondwaterhuishouding niet wordt verstoord.
5
Niet de volledige slappe laag wordt afgegraven, omdat behoud van een waterafsluitende laag wenselijk is in verband met de grondwaterhuishouding
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
25\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Een schematische weergave van verticale drainage door middel van drainagestrips staat in figuur 4.2.
verticale drainage
veen/klei zand
Figuur 4.2 Schematische weergave verticale drainage middels drainagestrips
Een andere methode is geforceerde drainage. Hierbij wordt een drainagebuis aangebracht in een drainagesleuf die is gevuld met zand. De drainagebuis wordt actief bemalen, waardoor de waterstand in het pakket met slappe lagen wordt verlaagd tot het niveau van de drainagebuis. Hiermee wordt het zettingsproces versneld ten opzichte van verticale drainage door middel van drainagestrips.
diep drainage
veen/klei zand
Figuur 4.3 Schematische weergave diepdrainage
4.2.2
Afweging varianten Uitvoeringswijze
In Insteekhaven Flevokust: notitie Uitvoeringswijze [11] zijn de uitvoeringswijzen uitgebreid tegen elkaar afgewogen door een uitgebreide analyse van de risico’s voor beide varianten, de Levenscycluskosten (LCC; Life Cycle Costs) en diverse andere aspecten. Vanwege het belang van deze keuze heeft het Waterschap Zuiderzeeland de afweging laten reviewen door een onafhankelijk ingenieursbureau en de TUDelft. Beide partijen hebben een aantal aanvullende vragen gesteld, waarvan de belangrijkste punten zijn meegenomen in onderstaande afweging. Beide partijen hebben aangegeven zich te kunnen vinden in de gemaakte afweging.
26\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Waterveiligheid Met beide varianten wordt een veilige waterkering gerealiseerd die voldoet aan de vigerende eisen. Op dit punt onderscheiden de varianten zich niet. Overigens is dit een randvoorwaarde waaraan geen concessies gedaan kunnen worden. Hieraan wordt invulling gegeven door te ontwerpen volgens de vigerende richtlijnen en normen. Risico’s Beide uitvoeringswijzen brengen risico’s met zich mee die in meer of mindere mate beheerst kunnen worden. De restrisico’s6 en kosten van de bijhorende beheersmaatregelen zijn bepalend in de keuze van de uitvoeringswijze. De risico’s die samenhangen met de beide uitvoeringswijzen zijn geïnventariseerd in een uitgebreide risico-inventarisatie, waaraan Waterschap Zuiderzeeland, provincie Flevoland, bv Flevokust en Tauw hebben deelgenomen. Uit de risico-analyse is gebleken dat de risico’s bij beide uitvoeringsmethoden goed beheerst kunnen worden. Bij beide methoden is het restrisico voor het waterschap acceptabel. De aard van de risico’s is deels hetzelfde (beschadiging kabels en leidingen, zettingen bij aansluitconstructie), deels anders (restzettingen bij methode verticale drainage, uitvoeringsrisico’s bij methode cunet). Geconcludeerd is dat de cunetvariant een iets hoger risicoprofiel heeft dan de drainagevariant. Voor de drainagevariant heeft verticale drainage middels drainstrips weer een iets lager risicoprofiel dan de variant geforceerde verticale drainage. LCC-analyse Beide uitvoeringswijzen brengen een andere kostenverdeling met zich mee. Zo zijn bij een cunet de aanlegkosten aanzienlijk hoger dan bij toepassing van verticale drainage. Omdat echter bij drainage de restzettingen wat groter zijn, worden bij deze variant juist op langere termijn meer kosten gemaakt voor het ophogen van de dijk in het kader van beheer en onderhoud. De LCCanalyse geeft een overzicht van de kosten in alle fasen van de planperiode van de nieuwe dijk (uitvoering, ophoogslagen, beheer en onderhoud). De jaarlijkse beheer- en onderhoudskosten van beide uitvoeringswijzen worden ingeschat op circa EUR 150.000 per jaar. Hierbij zijn de geraamde beheer- en onderhoudskosten van de cunetvariant circa 5% lager dan de geraamde beheer- en onderhoudskosten van de drainagevariant. Hierbij worden twee opmerkingen gemaakt: • de dijk krijgt bij aanleg een zodanige overhoogte mee, dat deze niet in binnen de planperiode van 50 jaar opgehoogd hoeft te worden (de verwachte zettingen worden volledig gecompenseerd in de overhoogte). Hiermee zullen de beheer- en onderhoudskosten van de
6
Het risico van een ongewenste gebeurtenis dat resteert na het nemen van alle maatregelen om de ongewenste gebeurtenis te voorkomen respectievelijk de gevolgen daarvan te beperken.
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
27\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
•
drainagevariant in de praktijk hetzelfde zijn als de beheer- en onderhoudskosten van de cunetvariant er bestaat een risico dat de jaarlijkse beheer- en onderhoudskosten van de uitvoeringswijze cunet kunnen oplopen als gevolg van een grotere klink dan in de variant verticale drainage. Dit komt doordat een deel van het cunet minder goed verdicht kan worden. De jaarlijkse beheer- en onderhoudskosten van de uitvoeringswijze cunet kunnen dan aanzienlijk groter worden dan de jaarlijkse beheer- en onderhoudskosten van de uitvoeringswijze verticale drainage.
4.2.3
Keuze voorkeursvariant
De uitvoeringswijze verticale drainage heeft voor de initiatiefnemer twee belangrijke voordelen ten opzichte van de uitvoeringswijze cunet: hij is substantieel goedkoper en is makkelijker uitvoerbaar (geen ontgravingen in den natte met hiermee samenhangende baggerdepots, geen ontgrondingenvergunning nodig, geen kans op slibinsluitingen die de stabiliteit negatief kunnen beïnvloeden, geen kans op opbarsten van de onderliggende kleilaag en geen kans op afschuiven van de bestaande kering). Omdat de risico’s bij de methoden verticale drainage goed beheerst kunnen worden, heeft bv Flevokust voorgesteld de nieuwe waterkering uit te voeren middels verticale drainage. Het waterschap heeft vervolgens bestuurlijk besloten hiermee akkoord te gaan.
4.3
Meenemen voorland
Aan de buitenzijde van de nieuwe, omgelegde dijk komt een haventerrein te liggen. Dit terrein kan mogelijk worden meegenomen als voorland bij de bepaling van de benodigde hoogte en breedte van de dijk. Het haventerrein wordt aangelegd boven de ontwerpwaterstand (zie paragraaf 3.2) en zal in de praktijk vrijwel nooit onder water staan. Als gevolg hiervan wordt de nieuwe dijk minder belast dan zonder aanwezigheid van een voorland, waardoor de dijk lager en smaller kan worden aangelegd. Om het haventerrein daadwerkelijk als voorland mee te kunnen nemen moet zeker zijn dat dit terrein zijn functie als voorland gedurende de planperiode van 50 jaar volledig blijft uitoefenen. De meest voor de hand liggende manier om dit te verwezenlijken is als Waterschap Zuiderzeeland het haventerrein in eigendom en beheer houdt. Dit heeft echter wel tot gevolg dat het terrein niet aan derden uitgegeven kan worden en dat het waterschap een grote extra beheerinspanning te wachten staat. Omdat hiermee het doel van de insteekhaven voorbij geschoten wordt, hebben de initiatiefnemer en het waterschap gezamenlijk besloten om het haventerrein niet als voorland mee te nemen. Dit onderdeel is daarom niet verder uitgewerkt bij de variantenafweging.
28\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
4.4 4.4.1
Golfbreker Beschrijving varianten en afweging op hoofdlijnen
Een golfbreker heeft als doel om golven in de haven te dempen. Dit is gunstig voor het comfort van schepen in de haven en kan ook gunstig zijn voor de benodigde afmetingen van de nieuwe dijk. Voor een golfbreker zijn drie varianten beschouwd: 1. Aanleg van een geheel buitendijkse golfbreker 2. Handhaving van de huidige dijk als golfbreker 3. Geen golfbreker Hieronder volgt een beschrijving van deze varianten en een toelichting van de gemaakte keuze. 1. Aanleg van een geheel buitendijkse golfbreker In deze variant wordt buiten de huidige dijk een golfbreker aangelegd. Een relatief lage golfbreker verbetert alleen het comfort voor schepen in de haven; een hoge golfbreker doet dit ook, maar vermindert daarnaast de golfbelasting op de nieuwe dijk, waardoor deze lager kan worden aangelegd. Voor deze oplossing is niet gekozen, omdat de extra werkzaamheden voor de aanleg van de golfbreker niet passen in de planning. Daarnaast brengt dit natuurlijk extra kosten met zich mee. Mogelijk kan in een later stadium alsnog een dergelijke golfbreker worden aangelegd ten behoeve van de scheepvaart. Dit heeft dan echter geen gevolgen meer voor de dimensionering van de nieuwe dijk. 2. Handhaving van de huidige dijk als golfbreker In deze variant wordt een groot gedeelte van de huidige dijk gehandhaafd en alleen het gedeelte ter plaatse van de havenmonding afgegraven. Hierdoor wordt de hoogte van de golven die vanaf het IJsselmeer komen en de waterkering belasten aanmerkelijk gedempt. De benodigde kruinhoogte van de nieuwe waterkering valt hierdoor aanzienlijk lager uit. Ten opzichte van variant 1 hierboven is het voordeel dat de aanlegkosten van het gehele project aanzienlijk lager uitvallen. Het nadeel is dat het uit te geven terreinoppervlak enigszins kleiner is en dat het comfort van de schepen in de haven mogelijk wat kleiner is. Een schematische weergave van deze variant is weergegeven in figuur 4.4.
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
29\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Hs,IJsselmeer IJsselmeer
Hs,haven
Figuur 4.4 Schematische weergave handhaving huidige dijk als golfbreker
3. Geen golfbreker In deze variant wordt de huidige dijk verwijderd en geen golfbreker aangelegd. Schematisch ziet dit er als volgt uit:
Figuur 4.5 Schematisatie weergave situatie zonder golfbreker
In deze situatie worden inkomende golven vanaf het IJsselmeer niet gereduceerd. Het voordeel is dat het uit te geven oppervlak bedrijventerrein maximaal is. Nadeel is dat de nieuwe dijk moet worden aangelegd met een kruinhoogte die circa 2 meter hoger is dan in variant 2. Hierdoor neemt de dijk aanzienlijk meer ruimte in beslag, en gaat het voordeel (meer dan) verloren.
30\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
4.4.2
Keuze golfbreker
Er is voor gekozen om de huidige dijk te handhaven als golfbreker. Hierdoor worden de inkomende golven vanuit het IJsselmeer zodanig gereduceerd dat de benodigde kruinhoogte voor de nieuwe dijk significant lager is dan zonder golfbreker. Bovendien worden de benodigde dimensies van de dijkbekleding kleiner. Ten opzichte van de variant met een buitendijkse golfbreker zijn de lagere aanlegkosten en de kortere realisatietijd de belangrijkste voordelen.
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
31\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
5 Ontwerp nieuwe waterkering In dit hoofdstuk wordt het ontwerp van de nieuwe waterkering toegelicht. Hierbij wordt eerst begonnen met het afleiden van de hydraulische randvoorwaarden die gelden bij het ontwerp van de waterkering. Vervolgens wordt de dijk ontworpen, waarbij voor ieder faalmechanisme wordt gewaarborgd dat de dijk aan de wettelijke eisen voldoet. Dit wordt gedaan door de dijk te ontwerpen aan de hand van de vigerende leidraden en voorschriften.
5.1
Overzicht belangrijkste ontwerpleidraden
De nieuwe waterkering wordt ontworpen aan de hand van de vigerende leidraden, voorschriften en technische rapporten. De belangrijkste zijn: • LZM: Leidraad Zee en Meerdijken, basisrapport, TAW, december 1999 • Addendum LZM: Addendum 1 bij de Leidraad Zee- en Meerdijken t.b.v. het ontwerpen van • • •
meerdijken, ENW, 25 maart 2009 TRW: Technisch Rapport Waterspanningen bij Dijken, TAW, september 2004 TRWG: Technisch Rapport Waterkerende Grondconstructies, TAW, 2001
•
Addendum TRWG: Addendum Technisch Rapport Waterkerende Grondconstructies, ENW, 2007 TRAW: Technisch Rapport Asfalt voor Waterkeren, TAW, november 2002
• •
TRS: Technisch Rapport Steenzettingen, TAW, december 2003 TROB: Technisch Rapport Ontwerpbelastingen voor het rivierengebied, ENW, juli 2007
5.2 5.2.1
Hydraulische randvoorwaarden Hydraulische randvoorwaarden ter plaatse van uitvoerpunt F260 IJsselmeerdijk
Het ontwerpproces start met de afleiding van de hydraulische randvoorwaarden die horen bij een overschrijdingsfrequentie van 1/4000 per jaar. De hydraulische randvoorwaarden zijn bepaald met het computerprogramma Hydra-M (versie 1.4). Van de uitvoerlocaties in de buurt van het projectgebied is locatie ‘F260 IJsselmeerdijk’ maatgevend (zie figuur 5.1). Hieruit volgt bij de gekozen normfrequentie van 1/4000 per jaar een maatgevende combinatie van waterstand, significante golfhoogte en bijbehorende piekperiode.
32\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Figuur 5.1 Uitvoerlocaties Hydra-M
Voor de ontwerpwaterstand wordt onderscheid gemaakt in twee ontwerpwaterstanden: 1. Een ontwerpwaterstand voor de benodigde kruinhoogte; hierbij wordt golfoverslag als criterium opgegeven in Hydra-M. Resultaat is een maatgevende combinatie van waterstand, significante golfhoogte en bijbehorende piekperiode ten behoeve van de berekening van de benodigde kruinhoogte en bekleding 2. Een ontwerpwaterstand voor grondmechanische aspecten; hierbij wordt de stilwaterstand als criterium opgegeven in Hydra-M omdat golven geen rol spelen in deze berekeningen Resultaat is een maatgevende waterstand ten behoeve van de berekening van grondmechanische aspecten als macrostabiliteit binnenwaarts, piping en microstabiliteit. Deze waterstand is iets hoger dan de ontwerpwaterstand uit de eerste berekening. Conform het Addendum Leidraad Zee- en Meerdijken [2] zijn de volgende toeslagen op de berekende waterstand en golven gehanteerd: • • •
Meerspiegelstijging volgens gekozen klimaatscenario Toeslag van +10 cm op de waterstand voor buioscillaties Robuustheidstoeslag van +20 cm op de waterstand (=meerpeil+opzet)
• •
Robuustheidstoeslag van 10% op golfhoogte en golfperiode Extra toeslag op golfhoogte als gevolg van meerpeilstijging ∆d: ∆Hs = 0,45* ∆d
Dit leidt tot de volgende ontwerprandvoorwaarden ter plaatse van het uitvoerpunt F260 IJsselmeerdijk (zie bijlage 1 voor de uitvoer van de Hydra-M-berekeningen en de bepaling van de toeslagen):
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
33\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Tabel 5.1 Hydraulische randvoorwaarden uit Hydra-M voor uitvoerpunt F260
Aspect
Berekening kruinhoogte
Berekening grondmechanische aspecten
(toets)waterstand Hydra-M [m tov NAP]
1,67
1,73
Meerpeilstijging [m]
0,07
0,07
Buioscillaties [m]
0,10
0,10
Robuustheidstoeslag
0,20
0,20
Ontwerpwaterstand
2,04 m+NAP
2,10 m+NAP
Golfhoogte
2,57 m
n.v.t.
Golfperiode
7,08 sec
n.v.t.
5.2.2
Hydraulische randvoorwaarden ter plaatse van nieuwe waterkering
In bovenstaande paragraaf zijn de hydraulische randvoorwaarden bepaald ter plaatse van uitvoerpunt F260 IJsselmeerdijk, dus aan de teen van de huidige waterkering. De huidige waterkering blijft in de nieuwe situatie gehandhaafd - met uitzondering uiteraard van de doorsteek ter plaatse van de nieuwe insteekhaven – en fungeert als golfbreker. Hierdoor reduceren de golfhoogten en –perioden aan de teen van de dijk. Aan de hand van het rapport ‘Golfbelasting in havens en afgeschermde gebieden (RIKZ/2002.034)’ [9] is berekend hoe groot de golven ter plaatse van de nieuwe waterkering zijn als de bestaande waterkering gehandhaafd blijft. In de schematisering van de situatie is het toekomstige haventerrein niet meegenomen; er is dus gerekend alsof in de maatgevende situatie er voor de dijk een waterplas ligt in plaats van een haventerrein. Schematisch ziet dit er zo uit:
34\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Hs,IJsselmeer IJsselmeer
Hs,haven
Figuur 5.2 Schematisatie situatie met bestaande waterkering als golfbreker
De golfhoogte in de haven wordt in deze situatie bepaald door twee elementen: • Diffractie7 van de inkomende golf vanuit het IJsselmeer in de haven • Locale golfgroei (het ontstaan van windgolven) binnen de contouren van de haven zelf Voor twaalf punten langs de nieuwe waterkering (zie figuur 5.3) is volgens de methode uit [9] de locale golfbelasting bepaald. De inkomende golf (Hs = 2,57 m en Tp = 7,1 sec) is de golf zoals berekend in de vorige paragraaf 5.2.1. Uit de berekening blijkt dat de maatgevende locatie de strekking is direct grenzend aan de insteekhaven recht tegenover de havenopening. Uit de berekening conform [9] blijkt een maatgevende golfhoogte van 1,33 m en een piekperiode van 7,08 sec.
7
Diffractie zorgt voor een verspreiding van binnenkomende golfenergie in laterale richting naar gebieden met een lagere golfenergie. In een plaatje (afkomstig uit ‘Golfbelasting in havens en afgeschermde gebieden’):
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
35\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Figuur 5.3 Overzicht berekeningspunten 1-12 golfrandvoorwaarden langs nieuwe waterkering
De methode [9] geeft echter een conservatieve inschatting van de golfperiode. De berekening van de benodigde kruinhoogte is vrij gevoelig voor de aangehouden golfperiode. Daarom vindt optimalisatie plaats voor de berekende golfperiode. De golven in het havenbassin worden mede bepaald door locale golfgroei. Hierbij hoort een veel kortere golfperiode (orde 2 à 3 sec) dan de golfperiode van de golven die door diffractie de waterkering bereiken (orde 7 sec). In bijlage 2 is aangegeven hoe beide golven op een minder conservatieve wijze bij elkaar opgeteld kunnen worden. Deze methode is door Rijkswaterstaat toegepast bij de toetsing van de dijken in Lelystad haven. In onderstaande tabel is de resulterende golfhoogte aangegeven voor 12 punten langs de nieuwe waterkering. Tabel 5.2 Ontwerprandvoorwaarden bekleding (hoogwater omstandigheden)
Punt of strekking
36\78
Golfhoogte
Golfperiode
Hs [m]
Tp [sec]
1
0,77
7,08
2
0,77
7,08
3
0,85
7,08
4
1,01
5,54
5
1,06
5,26
6
1,26
5,90
7
1,33
5,53
8
1,11
5,00
9
0,85
4,37
10
0,63
3,91
11
0,55
4,51
12
0,41
7,08
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Voor de berekening van de kruinhoogte wordt de maatgevende golf behorend bij punt 7 gebruikt. Deze golf heeft nog steeds een hoogte van 1,33 m, de piekperiode reduceert echter tot 5,57 sec. Voor het ontwerp van de bekleding worden de golfhoogten op de specifieke locaties gebruikt. In bijlage 2 is de onderbouwing van de gehanteerde waarden opgenomen.
5.3
Kruinhoogte
De benodigde kruinhoogte van de nieuwe waterkering wordt bepaald door de ontwerprandvoorwaarden zoals deze in bovenstaande paragraaf zijn afgeleid en een golfoverslagcriterium. Als golfoverslagcriterium wordt een waarde van 1,0 l/s/m gehanteerd, conform de Leidraad Zee- en Meerdijken [1]. De benodigde kruinhoogte van de nieuwe dijk is NAP +4,25 m. De kruinhoogte is op conservatieve wijze berekend, met als uitgangspunten dat het verhoogde haventerrein niet als voorland wordt meegenomen en dat de huidige dijk gehandhaafd blijft als golfbreker, met uitzondering uiteraard van de haventoegang. Tevens is uitgegaan van loodrecht invallende golven. Hiermee wordt feitelijk een extra veiligheid ingebouwd in het ontwerp. De volledige berekening is toegevoegd in bijlage 3. Omdat de golfhoogte varieert over de lengte van de waterkering, is ook de benodigde kruinhoogte per locatie verschillend. Om reden van uniformiteit is ervoor gekozen één kruinhoogte te hanteren over de gehele dijk.
5.4
Geotechnische aspecten
5.4.1
Algemeen
Ten behoeve van het geotechnische ontwerp van de nieuwe waterkering is het rapport Ontwerp Waterkering insteekhaven Flevokust te Lelystad - Geotechnische verantwoording opgesteld [10]. Dit rapport is opgenomen in bijlage 4 van het projectplan. In het geotechnisch ontwerprapport [10] wordt ingegaan op het ontwerp van de dijk voor de volgende faalmechanismen: • Macrostabiliteit binnenwaarts • Macrostabiliteit buitenwaarts • •
Microstabiliteit Piping
Uiteraard wordt het uitgevoerde grondonderzoek en de hieruit voortvloeiende bepaling van de benodigde rekenparameters in het rapport besproken. Daarnaast wordt ingegaan op de verwachte zettingen als gevolg van de aanleg van de nieuwe dijk, de aansluiting van de nieuwe waterkering op de bestaande IJsselmeerdijk en op de stabiliteit tijdens de uitvoering.
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
37\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
In onderstaande paragrafen worden de belangrijkste resultaten weergegeven. Voor een meer gedetailleerde beschrijving en de bijbehorende rekenkundige onderbouwing wordt verwezen naar het geotechnisch ontwerprapport [10]. 5.4.2
Macrostabiliteit binnenwaarts
Op basis van het principeprofiel zoals opgenomen in paragraaf 3.2.2 zijn stabiliteitsberekeningen gemaakt voor het faalmechanisme macrostabiliteit binnenwaarts. Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt dat voor alle beschouwde situaties aan de minimaal vereiste veiligheidsfactoren wordt voldaan (zie Tabel 5.3). Opgemerkt wordt dat ook wordt voldaan aan de veiligheidsfactor die behoort bij een normfrequentie van 1/10.000 per jaar.
Tabel 5.3 Resultaten stabiliteitsberekeningen binnenwaarts
Omschrijving
Zonering
Berekende
Vereiste veiligheid
veiligheidsfactor Bishop
Uplift Van
Voldoet aan veiligheid?
Zone 1
1,53
1,24
Voldoet
Zone 2
1,44
1,05
Voldoet
Zone 1
1,41
1,31
Voldoet
Zone 2
1,26
1,05
Voldoet
Karpertocht wordt kwelsloot Aan de oost- en noordzijde van de toekomstige waterkering ligt in de bestaande situatie de Karpertocht. Onderzocht is of deze watergang (met streefpeil van NAP -6,20 m) in de toekomstige situatie (planperiode van 50 jaar) dienst kan blijven doen als kwelsloot. Hierbij zou het huidige streefpeil gehandhaafd blijven. Gebleken is echter dat de slootbodem van de Karpertocht opbarst. Hierdoor zijn zeer flauwe taludhellingen noodzakelijk om het ondertalud van de nieuwe waterkering stabiel te krijgen. Dit brengt een fors ruimtebeslag met zich mee. Daarom is er voor gekozen de huidige Karpertocht te laten vervallen en elders te compenseren. De huidige Karpertocht wordt grotendeels gedempt, zodat alleen een kwelsloot overblijft. Aan de Zuidwestzijde van de toekomstige waterkering moet eveneens een kwelsloot worden aangebracht. Voor beide kwelsloten zijn de volgende afmetingen bepaald: • Waterpeil: vrij afvoerend naar polderstreefpeil (NAP -6,20 m gelijk aan huidig peil Karpertocht) • • •
38\78
Slootbodembreedte: 0,8 m Slootbodem: NAP -5,70 m Taludhellingen: 1:2.
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Voor een schematische weergave van de watergangen die komen te vervallen en nieuw worden aangebracht wordt verwezen naar Figuur 5.8. Uit de berekeningen blijkt dat de binnenteen van de toekomstige waterkering op een afstand van minimaal 5 m van de insteek van de nieuwe kwelsloot moet worden aangelegd. Opgemerkt wordt dat de bestaande Karpertocht verder landinwaarts wordt hergraven. Hierbij moet een minimale afstand van 15,0 m ten opzichte van de kwelsloot worden aangehouden. 5.4.3
Macrostabiliteit buitenwaarts
Op basis van het principeprofiel zoals opgenomen in paragraaf 3.2.2 zijn stabiliteitsberekeningen gemaakt voor het faalmechanisme macrostabiliteit buitenwaarts. Hierbij is het haventerrein buiten beschouwing gelaten. Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt dat aan de minimale vereiste veiligheidsfactor wordt voldaan (zie tabel 5.4). Opgemerkt wordt dat ook wordt voldaan aan de veiligheidsfactor die behoort bij een normfrequentie van 1/10.000 per jaar.
Tabel 5.4 Resultaten stabiliteitsberekeningen buitenwaarts
Omschrijving
Berekende
Vereiste veiligheid
veiligheidsfactor Bishop
5.4.4
1,37
Voldoet aan veiligheid?
1,18
Voldoet
Microstabiliteit
Als gevolg van grondwaterstroming door de waterkering kan in het binnentalud (boven het maaiveldniveau) een geconcentreerde uitstroming van water ontstaan, dan wel een overdruk opbouwen onder een aanwezige afdekkende (klei)bekleding. Als gevolg van deze uitstroming kan uitspoeling van gronddeeltjes (zand) optreden. Indien een afdekkende (klei)bekleding aanwezig is kan deze worden afgedrukt of afgeschoven. De nieuwe waterkering wordt in z'n geheel opgebouwd uit een kern van zand met op het buitentalud, de kruin en het binnentalud een kleibekleding. Uit het uitgevoerde grondonderzoek blijkt dat onder het bestaande maaiveldniveau een zandlaag aanwezig is. Daarnaast is een kwelsloot op betrekkelijk korte afstand achter de binnenteen aangelegd. Hierdoor kunnen overdrukken makkelijk wegvloeien. Tot slot wordt in lengterichting in de teen van de waterkering een drain aangelegd (rond 125 mm met om de 100 m een afvoer op de kwelsloot). Als gevolg hiervan kan er geen geconcentreerde uitstroming van grondwater uit het binnentalud van de nieuwe waterkering ontstaan. Hierdoor zal micro-instabiliteit dan ook niet optreden.
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
39\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
5.4.5
Piping
Tussen het watervoerende pakket en het bestaande maaiveld is een dik pakket aan ondoorlatende lagen aanwezig. Doordat de bodem van de kwelsloot niet opbarst (de berekende veiligheidsfactor is groter dan de vereiste veiligheidsfactor van 1,2) kan piping niet optreden. 5.4.6
Verwachte zettingen
Eindsituatie Als gevolg van de aanleg van de nieuwe waterkering ontstaat een belastingtoename in de samendrukbare grondlagen, waardoor zettingen te verwachten zijn. De grootte van deze zettingen (en daarmee de grootte van de totaal benodigde ophoging, waarmee aan het eind van de planperiode nog steeds aan de minimaal benodigde kruinhoogte zal worden voldaan) is met een zettingsberekening bepaald. Het resultaat van deze berekening is samengevat in tabel 3-3.
Tabel 5.5 Resultaten zettingsberekeningen
Locatie in dwp verticaal
huidig
mv.
nettto
zetting
bruto
maaiveld
toekomstig
ophoging
[m]
ophoging
[m t.o.v. NAP] [m t.o.v. NAP] [m]
[m]
Buitenteen
1
-4,60
-4,60
0,00
0,16
0,16
Buitenberm
2
-4,60
+2,04
6,64
1,82
8,46
Kruin
3
-4,60
+4,25
8,85
1,98
10,83
Binnenberm
4
-4,60
+1,40
6,00
1,75
7,75
Binnenteen
5
-4,60
-4,60
0,00
0,12
0,12
Uit de zettingsberekeningen blijkt dat er zettingen in de ondergrond van circa 2,0 m te verwachten zijn onder de kruin. Opgemerkt wordt dat als gevolg van variaties in de grondopbouw, de bepaling van de grondparameters en modelonnauwkeurigheden, een nauwkeurigheid van circa 20% in acht moet worden genomen op de berekende zettingen. De zetting onder de kruin ligt daarmee tussen 1,6 m en 2,4 m. Geadviseerd wordt om tijdens de uitvoering met behulp van zakbaken het tijd-zettingsverloop te monitoren, zodat in een vroeg stadium indien noodzakelijk de zettingspredictie kan worden bijgesteld. Zettingsverloop in de tijd Als gevolg van de laagdikte van het totale samendrukbare pakket van circa 5,0 m is de consolidatietijd aanzienlijk. Uit de resultaten van de uitgevoerde zettingsberekeningen blijkt dat zonder zettingsversnellende maatregelen pas na een periode van meer dan 3 jaar een zetting
40\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
van circa 1,9 m is opgetreden. Op dat moment wordt dus pas aan het restzettingscriterium van 0,10 m voldaan. Omwille van het inrichten van het haventerrein en de wens om zo snel mogelijk de haven en het bedrijventerrein te kunnen gebruiken is een netto voorbelastingsduur langer dan 3 jaar ongewenst. Het streven is om deze periode te verkorten tot circa 1 jaar. Om dit te kunnen bereiken moeten zettingsversnellende maatregelen worden toegepast. De meest gebruikte zettingsversnellende maatregelen zijn: • • •
Toepassen van tijdelijke overhoogte Toepassen van drainagestrips Toepassen van geforceerde drainage
•
Of combinatie van bovenstaande
In een uitgevoerde quick scan is naast het normale tijd-zettingsverloop ook het verloop van de zettingen gepresenteerd indien gebruikt gemaakt wordt van danwel een 'traditionele' verticale drainage middels drainagestrips, dan wel een geforceerde drainage met of zonder tijdelijke overhoogte. Door toepassen van drainagestrips (stramien h.o.h. 1,0 m) inclusief een tijdelijke overhoogte van 2,0 m, zal de voorbelastingsduur reduceren tot circa 1,5 jaar. Door het toepassen van een geforceerde drainage reduceert deze voorbelastingsduur verder tot circa 14 maanden. Indien ook nog een tijdelijke voorbelasting van 1,0 m zal worden toegepast zal de netto voorbelastingsperiode circa 9 maanden bedragen. Ter illustratie zijn in figuur 5.4 verschillende tijd-zettingsverlopen weergegeven. Hierin is naast het reguliere tijd-zettingsverloop ook het tijd-zettingsverloop met geforceerde drainage en met drainagestrips (met en zonder extra overhoogte) weergegeven. Hierbij wordt opgemerkt dat in de review die in opdracht van Waterschap Zuiderzeeland is uitgevoerd, wordt aangegeven dat de duur van het zettingsproces voor de variant geforceerde drainage mogelijk te kort is ingeschat en naar verwachting langer zal duren dan in figuur 5.4 is aangegeven.
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
41\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
0,1
1
10
100
1000
zettingstijd [dagen]
0
+/- 9 mnd
>10 jaar
+/- 14 mnd
0,5
1
Zetting [m]
1,5
Niveau zettingen om te voldoen aan restzettingseis van 0,10 m = eindzetting 1,97 m -/- 0,10 m = 1,87 m 2
Berekende eindzetting onder kruin 1,97 m
ophoging incl. stripdrainage
reguliere ophoging
Geforceerde drainage + 1 m overhoogte
Geforceerde drainage
Figuur 5.4 Resultaten tijd-zettingsverloop bij verschillende maatregelen
Ook voor het optreden van zettingen in de tijd geldt dat deze als gevolg van diverse factoren slechts een zekere nauwkeurigheid hebben. Hierdoor zal ook voor het vaststellen van het tijdzettingsverloop een goede monitoring van onder andere zakbaken voor, tijdens en eventueel na de uitvoeringsperiode moeten worden uitgevoerd. Indien uit deze monitoring blijkt dat de zettingen sneller optreden dan verwacht, kan mogelijk eerder begonnen worden met het profileren van de zandkern en het aanbrengen van de bekleding. Blijven de zettingen echter achter in de tijd, dan zal mogelijk een langere voorbelastingsperiode in acht moeten worden genomen, dan wel aanvullende maatregelen moeten worden genomen (extra voorbelasting) om aan de gestelde restzettingseis te kunnen voldoen. Het spreekt voor zich dat de veiligheid van Flevoland gebiedt dat er in de opleveringscriteria van de nieuwe waterkering geen concessies gedaan mogen worden. Opgemerkt wordt dat in een uitvoeringsplanning met deze onzekerheid rekening gehouden moet worden door een reserve van circa 20 % van de voorbelastingsduur (afhankelijk van de toegepaste methode) te hanteren.
42\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
10000
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
5.4.7
Aansluiting van de nieuwe waterkering op de bestaande IJsselmeerdijk
Voor de aansluiting zijn drie aspecten beschouwd: • • •
Zettingen en restzettingseis Stabiliteit Achterloopsheid ter plaatse van aansluiting
Belangrijke randvoorwaarde bij het maken van een goede aansluiting is dat de stabiliteit van de bestaande kering op geen enkele wijze mag worden verminderd. Zettingen en restzettingseis Uit uitgevoerde zettingsberekeningen over een dwarsdoorsnede van de bestaande IJsselmeerdijk blijkt dat alleen over een beperkt deel van het talud tussen de binnenteen en de tussenberm van de bestaande IJsselmeerdijk niet na 9 maanden zonder meer aan het restzettingscriterium van 0,10 m wordt voldaan. Om het gewenste restzettingscriterium te halen dient - net als voor het overige deel van de nieuwe waterkering - verticale drainage te worden toegepast. Tot aan het cunet van de huidige IJsselmeerdijk (= tot aan de binnenteen) kan verticale drainage worden aangebracht zonder risico op hydraulische kortsluiting tussen de drainage en het cunet onder de bestaande waterkering. De invloed van de verticale drainage is nog merkbaar tot enige meters uit de drainage. Omdat het cunet onder de dijk onder een hoek van 1:1 is aangelegd, strekt de invloed zich uit tot het gedeelte waar het cunet nagenoeg zijn maximale dikte heeft bereikt. Hierdoor mag verwacht worden dat ook ter plaatse van de binnenteen tijdig aan het restzettingscriterium wordt voldaan. Stabiliteit Vanaf het bestaande maaiveld wordt middels een zandophoging de nieuwe waterkering opgebouwd. Hierdoor is ter plaatse van de aansluiting vanaf de eerste ophoogslag een kleiner verval over de kering aanwezig, waardoor de binnenwaartse stabiliteit toeneemt. Hierdoor zal de bestaande waterkering geen nadelige effecten van de nieuwe waterkering ondervinden. Achterloopsheid ter plaatse van aansluiting Ten behoeve van de aansluiting van de nieuwe waterkering op de bestaande kering wordt de bekleding, wegverharding en wegfundering afgegraven. Hierdoor kan het nieuwe zandlichaam tegen het bestaande worden opgebouwd. Door de zandkern van de bestaande waterkering aan te sluiten op de nieuwe zandophoging worden afdekkende lagen vermeden. Wateroverdrukken krijgen geen gelegenheid zich te ontwikkelen, waardoor achterloopsheid is uitgesloten. Mogelijk kan ter plaatse van de aan te leggen insteekhaven (daar waar de waterkering in het geheel zal worden afgegraven tot circa NAP -5,0 m) wel een intredepunt van (kwel)water
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
43\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
ontstaan. De afstand tot de nieuwe waterkering is echter dermate groot, dat er geen nadelige effecten voor de veiligheid van zowel de bestaande als de nieuwe waterkering te verwachten zijn. 5.4.8
Stabiliteit tijdens en direct na de uitvoering
Stabiliteit tijdens de uitvoering Bij grote ophogingen op een bestaand maaiveld, waarvan de ondergrond bestaat uit enkele meters samendrukbare grond, is het als gevolg van het ontstaan van wateroverspanningen noodzakelijk om tussen de verschillende ophoogslagen een rustperiode aan te houden. Deze wateroverspanningen zullen de stabiliteit van de ophoging nadelig beïnvloeden. Als een gedeelte van deze wateroverspanningen aan het eind van deze rustperiode gedissipeerd is, kan een volgende ophoogslag worden aangebracht. Op deze manier kan uiteindelijk de totale ophoging worden aangebracht. Uit indicatieve berekeningen blijkt dat de benodigde bouwtijd voor deze ophoging zonder zettingsversnellende maatregelen circa 2 tot 3 jaar bedraagt. Ook hierdoor is het gewenst om een zettingsversnellende maatregel toe te passen. Bij geforceerde drainage kunnen de ophoogslagen zonder rustperioden worden uitgevoerd. Indien gebruik gemaakt wordt van drainagestrips moet de rustperiode tussen de verschillende ophoogslagen nader bepaald worden. Tijdens de uitvoering moeten de wateroverspanningen in de ondergrond door middel van waterspanningsmeters worden gemonitoord. Hierdoor kan tijdens de uitvoering worden bekeken of de wateroverspanningen mogelijk een kritieke waarde dreigen te overschrijden. Indien dit dreigt, dienen de werkzaamheden te worden stilgelegd, waarna alsnog een rustperiode moet worden aangehouden. Stabiliteit direct na uitvoering en vóór ingebruikname van de waterkering Als gevolg van de aanleg van de nieuwe waterkering ontstaan wateroverspanningen in de ondergrond, waardoor een tijdelijke afname van de schuifsterkte ontstaat. Uit de zettingsberekeningen blijkt echter dat om aan het restzettingscriterium te voldoen, een zodanige zettingsperiode in acht genomen moet worden dat alle wateroverspanning in de ondergrond gedissipeerd is. Hierdoor kan worden geconcludeerd dat wanneer aan de restzettingseis voldaan wordt de waterkering ook voldoende sterkte bezit om het buitenwater te kunnen keren.
5.5 5.5.1
Bekleding Belastingsituaties
Bij het bepalen van de hydraulische randvoorwaarden is voor 12 punten langs de dijk berekend welke golfhoogte en golfperiode van toepassing zijn (zie bijlage 2 en figuur 5.5).
44\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Noord
Figuur 5.5 Schematisatie situatie nieuwe waterkering Flevokust
Voor het ontwerp van de bekleding wordt onderscheid gemaakt in 5 strekkingen en 2 belastingsituaties. De 5 strekkingen die worden onderscheiden zijn de strekkingen 1-4, 4-10 en 10-12 van de nieuwe waterkering en het deel haveningang – 1 en haveningang – 12 van de bestaande waterkering (zie figuur 5.5). Tevens wordt onderscheid gemaakt in de maatgevende belasting onder dagelijkse omstandigheden en de maatgevende belasting onder hoogwater omstandigheden. De maatgevende belasting onder dagelijkse omstandigheden bestaat uit een waterstand tussen 0,20 m-NAP en 0,40 m-NAP in combinatie met windgolven loodrecht op de waterkering. De maatgevende belasting onder hoogwateromstandigheden bestaat uit een waterstand op ontwerppeil van 2,04 m+NAP in combinatie met windgolven uit WNW-richting. 5.5.2
Ontwerp bekleding buitenzijde
In bijlage 6 is het ontwerp van de bekleding nader uitgewerkt. Gebleken is dat voor de situatie hoogwateromstandigheden op het deel 10-12 een grasbekleding op klei volstaat. Voor de binnenzijde van de bestaande IJsselmeerdijk is helemaal geen bekleding nodig onder hoogwateromstandigheden. Voor dagelijkse omstandigheden is uiteraard overal een harde bekleding nodig, behalve op die delen die grenzen aan haventerrein dat reeds is aangelegd op het moment dat de huidige IJsselmeerdijk wordt doorgebroken (zie paragraaf 5.5.4).
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
45\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Tabel 5.6 Dijkdelen en belastingsituaties waarvoor een harde bekleding nodig is
Strekking
Hoogwateromstandigheden Dagelijkse omstandigheden
1-4
X
X
4-10
X
X
10-12
X
Haveningang-1
X
Haveningang-12
X
Het waterschap heeft aangegeven dat bij voorkeur een uniforme bekleding op de gehele nieuwe waterkering wordt aangebracht. Daarom is voor de gehele nieuwe waterkering (dus delen 1-4, 410 én 10-12) gekozen voor de volgende bekledingsconstructie: •
• •
op het taludgedeelte onder de berm wordt een asfaltbekleding aangebracht bestaande uit waterbouwasfalt dik 0,15 m, met hieronder een kleibekleding dik 0,35 m. Deze bekleding begint op niveau NAP-3,0 m en wordt doorgezet tot op de buitenberm. De asfaltbekleding wordt aan de onderzijde opgesloten middels een teenschot, met aansluitend een geballast geotextiel dat wordt doorgezet tot 2 m op het bestaande maaiveld. over de hele breedte van de berm wordt een asfaltweg aangebracht, met een dikte van eveneens 0,15 m het boventalud bestaat op de delen 1-4, 10-12 en een gedeelte van 4-10 uit een grasbekleding op klei. Op de rest van het deel 4-10 wordt op de onderste helft van het boventalud een bekleding van betonzuilen toegepast, die rechtstreeks op de klei worden geplaatst. De dikte van de betonzuilen varieert van 0,20 tot 0,25 m, de bovenrand van NAP+2,80 m tot NAP+3,25 m.
Voor de bestaande IJsselmeerdijk wordt een steenbestorting aangebracht in een zone rondom de dagelijkse waterstand. Voor nadere details omtrent de benodigde dimensies van de bekleding en de aansluitings- en overgangsconstructies wordt verwezen naar bijlage 6 en de tekeningen behorend bij dit projectplan. 5.5.3
Bekleding kruin en binnentalud
De kruinhoogte van de dijk is ontworpen op een overslagdebiet van 1 l/s/m waardoor op de kruin en het binnentalud een grasbekleding op klei volstaat. 5.5.4
Bekleding en fasering
Bij het ontwerp van de nieuwe waterkering is ervan uitgegaan (conservatieve aanname) dat het haventerrein nog niet is aangelegd als de doorsteek van de bestaande waterkering wordt gerealiseerd. De exacte fasering van de aanleg van het bedrijventerrein is echter afhankelijk van de gronduitgifte aan private partijen. Het is daarom mogelijk dat (delen van) het bedrijventerrein al
46\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
is (zijn) aangelegd op het moment dat de nieuwe primaire waterkering in gebruik wordt genomen. In dat geval worden de nieuwe primaire waterkering en de binnenzijde van de bestaande IJsselmeerdijk niet belast onder dagelijkse omstandigheden. Een bekleding voor dagelijkse omstandigheden kan dan op strekkingen die grenzen aan reeds aangelegd haventerrein achterwege blijven.
5.6
IJsselmeerdijk als golfbreker
Het deel van de huidige IJsselmeerdijk dat zich binnen de contouren van de nieuwe waterkering bevindt, gaat dienst doen als golfbreker. Hierbij blijft de IJsselmeerdijk in zijn huidige vorm gehandhaafd, met uitzondering uiteraard van het gedeelte dat wordt verwijderd ter plaatse van de insteekhaven. Het binnentalud wordt voorzien van een bestorting rondom het streefpeil op het IJsselmeer om erosie door golfbelastingen in dagelijkse omstandigheden te voorkomen. Ten behoeve van de realisatie van de insteekhaven moet in de huidige IJsselmeerdijk een doorsteek worden gerealiseerd. Hiervoor wordt in een later stadium een ontwerp gemaakt ten behoeve van de aanvraag Watervergunning die hier voor benodigd is. Met name de aansluiting op de bestaande bekleding van de IJsselmeerdijk is hierbij een belangrijk aandachtspunt.
5.7
Ruimtebeslag toekomstige dijkversterkingen
5.7.1
Uitgangspunten voor bepaling ruimtereservering
Om te bepalen welke ruimtereservering benodigd is om na de planperiode een eventuele dijkversterking niet op voorhand onmogelijk te maken, moet het mogelijke ruimtebeslag van de waterkering inzichtelijk gemaakt worden over een ontwerplevensduur van 100 jaar. Hierbij spelen drie aspecten een rol: • Veiligheidsnorm • •
Klimaatscenario meerpeilstijging Wijziging peilbeheer IJsselmeer
Voor de ruimtereservering vanwege toekomstige versterkingsmaatregelen zijn de volgende twee scenario’s uitgewerkt: • Scenario 1: Ruimtereservering – ruimtegebruik in hoogte en breedte van de dijk volgens
•
vigerende veiligheidsnorm 1/4.000 per jaar, ontwerplevensduur 100 jaar en meerpeilstijging volgens maximum klimaatscenario (= ontwerprandvoorwaarde) Scenario 2: Ruimtereservering – doorkijk ruimtegebruik in hoogte en breedte van de dijk volgens de mogelijk toekomstige veiligheidsnorm van 1/10.000 per jaar, ontwerplevensduur 100 jaar en meerpeilstijging volgens maximum klimaatscenario. Dit betreft een advies van het Waterschap Zuiderzeeland aan de initiatiefnemer de dijk zo aan te leggen
In tabel 5.7 zijn de belangrijkste uitgangspunten per ontwerpscenario opgenomen.
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
47\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Tabel 5.7 Scenario’s ten behoeve van ruimtelijke reservering
Aspect
Veiligheidsnorm
Ontwerp
1/4.000 per jaar (norm)
Ruimtelijke reservering
Ruimtelijke reservering
Scenario 1
Scenario 2
1/4.000 per jaar (norm)
1/10.000 per jaar (advies)
Planperiode
50 jaar
100 jaar
100 jaar
Meerpeilstijging
0,07 m
0,72 m
0,72 m
(middenscenario
(max. scenario
(max. scenario
ijkmoment 2064)
ijkmoment 2100)
ijkmoment 2100)
Geen
Geen
geen
Wijziging peilbeheer
Veiligheidsnorm De vigerende wettelijke norm is hier 1/4.000 per jaar. Het Waterschap Zuiderzeeland adviseert een ontwerpnorm van 1/10.000 per jaar aan te houden. Daarom is ook voor deze norm een doorkijk gemaakt naar het benodigde ruimtebeslag. Planperiode ontwerp en ruimtereservering De planperiode voor het ontwerp bedraagt 50 jaar. Voor de ruimtereservering voor toekomstige versterkingen wordt gekeken naar een periode van 100 jaar. Klimaatscenario meerpeilstijging Bij het ontwerp dient rekening te worden gehouden met een stijging van het IJsselmeerpeil als gevolg van klimaatverandering. In het TROB [8] zijn de te hanteren meerpeilstijgingen bij verschillende klimaatscenario’s vastgesteld. Deze zijn weergegeven in figuur 5.6. Voor beide scenario’s wordt uitgegaan van het maximum klimaatscenario (meerpeilstijging 0,72 m).
Figuur 5.6 Meerpeilstijging bij verschillende klimaatscenario's conform TROB
48\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Wijziging peilbeheer IJsselmeer De huidige streefpeilen op het IJsselmeer zijn NAP-0,40 m (winter) en NAP-0,20 m (zomer). Op de lange termijn is sprake van een mogelijke verandering in peilbeheer van het IJsselmeer. Dit houdt een beleidsmatige peilverhoging in ten opzichte van het huidige peil (MinVenW, 2010). Een dergelijke verhoging zal verstrekkende gevolgen hebben voor alle bestaande keringen langs het IJsselmeergebied. Deze mogelijke beleidsmatige stijging wordt vooralsnog niet in het ontwerp van de nieuwe waterkering meegenomen. Ook in de ruimtelijke reservering is deze stijging niet verwerkt. 5.7.2
Hydraulische randvoorwaarden voor bepaling ruimtelijke reservering
In bijlage 5 zijn de hydraulische randvoorwaarden opgenomen die gebruikt zijn bij de bepaling van de benodigde kruinhoogte in de scenario’s. In tabel 5.8 worden deze nogmaals samengevat:
Tabel 5.8 Hydraulische randvoorwaarden behorend bij scenario’s ten behoeve van ruimtelijke reservering
Aspect
Ruimtelijke reservering
Ruimtelijke reservering
Scenario 1 (1/4.000)
Scenario 2 (1:10.000)
Ontwerpwaterstand
2,69 m+NAP
2,87 m+NAP
Golfhoogte
1,44 m
1,48 m
Golfperiode
5,78 sec
5,94 sec
5.7.3
Benodigde kruinhoogte
In bijlage 5 zijn voor de ontwerplevensduur van 100 jaar de benodigde kruinhoogten bepaald voor beide toekomstscenario’s. Hieruit volgt een benodigde kruinhoogte van NAP+5,10 m voor scenario 1 respectievelijk NAP+5,40 m voor scenario 2. Hiermee dient de minimaal benodigde kruinhoogte ten opzichte van de kruinhoogte bij een planperiode van 50 jaar van NAP +4,25 m met 0,85 m respectievelijk 1,15 m verhoogd te worden. Voor de ruimtelijke reservering wordt uitgegaan van scenario 1, dus een verhoging van de kruin van 0,85 m. 5.7.4
Benodigd extra ruimtebeslag
Ruimtebeslag aan binnenzijde nieuwe waterkering In paragraaf 4.4.2 van het geotechnisch ontwerprapport is bepaald dat de benodigde ruimtelijke reservering aan de binnenzijde van de nieuwe waterkering voor toekomstige verbeteringen 6 meter bedraagt. Dit hoort bij scenario 1 (planperiode 100 jaar, veiligheidsnorm 1/4.000). De huidige taludhelling van 1:4 volstaat ook in de toekomstige situatie. Om voor scenario 1 aan de stabiliteit te voldoen moet de bestaande kwelsloot (dus de deels gedempte Karpersloot) in z'n geheel gedempt worden om vervolgens 6 m verder landinwaarts hergraven te worden.
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
49\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Tevens is een doorkijk gemaakt naar wat het benodigde ruimtebeslag zou zijn voor scenario 2 (planperiode 100 jaar, veiligheidsnorm 1/10.000); in dit scenario is het benodigde extra ruimtebeslag 8 meter. Ruimtebeslag aan buitenzijde nieuwe waterkering Als het buitendijkse haventerrein inclusief de benodigde kadeconstructies in de toekomstige situatie aanwezig is, is de buitenwaartse stabiliteit geen maatgevend mechanisme meer. In het geval echter dat dit haventerrein niet (of niet meer) aanwezig is, dient het buitentalud (onder de berm) te worden verflauwd tot 1:4. Doordat een groot gedeelte van het talud zich onder water bevindt, kan een dergelijke taludverflauwing niet in grond worden aangebracht. Een goede optie is in deze situatie het onderwatertalud te bestorten. Voor een nadere onderbouwing wordt verwezen naar paragraaf 4.4.3 van het geotechnisch ontwerprapport [10].
5.8
Ontsluiting van het buitendijkse bedrijventerrein
De ontsluiting van het buitendijkse bedrijventerrein vindt plaats via de huidige IJsselmeerdijk. Op de buitenberm wordt de ontsluitingsweg gerealiseerd over het bedrijventerrein. Deze weg wordt zowel aan de noord- als de zuidzijde aangesloten op de huidige IJsselmeerdijk. Hierbij wordt de weg over de kruin van de nieuwe dijk gevoerd. Er wordt dus geen coupure aangebracht. Op de binnenberm van de nieuwe waterkering wordt een onderhoudsweg aangebracht. Deze onderhoudsweg wordt eveneens zowel aan de noord- als de zuidzijde aangesloten op de huidige IJsselmeerdijk.
Figuur 5.7 Ontsluiting van het buitendijkse bedrijventerrein
50\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Tot slot is aan de buitenzijde van de huidige IJsselmeerdijk een beheerweg annex fietspad aanwezig. Deze beheerweg- annex fietspad wordt aangesloten op de onderhoudsweg op de binnenberm van de nieuwe waterkering.
5.9 5.9.1
Waterhuishouding Huidige situatie
Peilbeheer en inrichting In het gehele plangebied is het streefpeil op NAP -6,2 m ingesteld. Momenteel loopt een watergang, de Forellentocht respectievelijk Karpertocht8, door het plangebied. Deze vormt een ring tussen de IJsselmeerdijk, de Houtribweg en de A6. De Forellentocht wordt door een vaste dam onderbroken, ongeveer halverwege de energiecentrale en de Houtribweg. Ter plaatse van deze dam kruist een hevelleiding de watergang. Toen een deel van het plangebied in gebruik was als viskwekerij werd de hevel gebruikt voor de aanvoer van water uit het IJsselmeer. Overtollig water wordt in zuidwestelijke richting afgevoerd en verlaat in de zuidoostelijke hoek via de Karpertocht het plangebied in oostelijke richting naar de Noordertocht. De Karpertocht en de Forellentocht aan de zuidzijde van het plangebied dienen als lokale ecologische verbindingszone tussen het Houtribbos en het Visvijverbos. Waterkwaliteit De Forellentocht/Karpertocht is een KRW-waterlichaam dat gevoed wordt door de kwelsloot en waarschijnlijk door water vanuit het eerste watervoerende pakket. Hierdoor heeft de Forellentocht/Karpertocht een betere waterkwaliteit dan de overige watergangen in de polder. Waterberging Binnen fase 1 en 2 is circa 2,7 ha oppervlaktewater aanwezig. Dit komt overeen met gemiddeld 1,7 % van het bruto oppervlak. Er is momenteel zeer weinig verhard oppervlak in het gebied aanwezig. Daarom is de hoeveelheid oppervlaktewater ruim voldoende om de neerslag die binnen het plangebied valt te verwerken. Kwel De stijghoogte in het eerste watervoerend pakket bedraagt circa NAP -5,0 m. De stijghoogte is groter dan het streefpeil van het oppervlaktewater. Dit betekent dat binnendijks sprake is van een kwelsituatie. Door de aanwezigheid van een deklaag van klei (6 à 7 m) is de hoeveelheid kwel echter zeer beperkt.
8
De Forellentocht loopt parallel aan de IJsselmeerdijk en gaat aan de zuidzijde over in de Karpertocht.
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
51\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Langs de IJselmeerdijk is de (lokale) kwel door de relatief hoge waterstand in het IJsselmeer aanzienlijk groter. Deze kwel wordt afgevangen en afgevoerd via een aparte kwelsloot langs de IJsselmeerdijk, die niet onder het peilregime valt. Het peil in de kwelsloot is circa 0,5 m9 hoger dan het streefpeil (NAP -6,20 m) in de overige watergangen in het plangebied. De kwelsloot loost op de watergang rondom het plangebied langs de dijk om de doorstroming te bevorderen. 5.9.2
Nieuwe situatie: fase 1
Situatiebeschrijving Bedrijventerrein Flevokust heeft een bruto oppervlak van in totaal circa 115 ha en wordt in twee fasen gerealiseerd. De uitvoering van fase 1 start in 2014. Fase 2 wordt de komende 10 jaar ontwikkeld. Van beide fasen wordt het maaiveld opgehoogd tot een niveau van circa NAP+2,25 m. Fase 1 komt buitendijks te liggen. Om dit te kunnen realiseren wordt de dijk verlegd rondom fase 1. Fase 2 blijft de eerste 10 jaar binnendijks gericht, waarbij de optie wordt aangehouden na 10 jaar de dijk te verleggen zodat ook fase 2 buitendijks komt te liggen. Bij de aanpassingen aan de waterhuishouding wordt daar nu al rekening mee gehouden. Fase 1 en 2 van het nieuwe bedrijventerrein zijn in Figuur 2.6 schematische weergegeven. Peilbeheer en inrichting Het huidige peilregime blijft met uitzondering van het buitendijkse deel van fase 1 gehandhaafd, het leggerpeil blijft -6,20 m NAP. De inrichting van de watergangen rondom het plangebied wordt grotendeels gehandhaafd. De afvoer blijft plaatsvinden in zuidoostelijke richting, van de Forellentocht via de Karpertocht naar de Noordertocht. Aanpassingen aan noordwestzijde plangebied Het deel van de Forellentocht dat grenst aan de IJsselmeerdijk en dat zich binnen de contouren van de nieuwe waterkering valt, komt te vervallen. Omdat dit een KRW-watergang betreft, moet dit worden gecompenseerd. Dit gebeurt door een nieuwe watergang aan te leggen juist ten zuidwesten van de Karperweg (zie figuur 5.8). Deze krijgt een lengte van circa 800 meter. Dit is iets korter dan het gedeelte dat komt te vervallen (850 m). Overwogen is de ‘compensatiewatergang’ direct ten zuiden van de nieuwe waterkering van fase 1 aan te leggen. Direct na de realisatie van fase 1 wordt echter begonnen met het ophogen van terreinen in fase 2. Dit betekent dat binnen afzienbare tijd de ‘compensatiewatergang’ wellicht weer gedempt zou moeten worden, en alsnog worden verplaatst naar de zuidwestzijde van de Karperweg. Vanwege de ontwikkeling van natuurwaarden, die in de loop van de tijd toenemen, is dit niet wenselijk en wordt de ‘compensatiewatergang’ direct op de juiste plek gelegd (zie figuur 5.8).
9
52\78
Vastgesteld in het veld ter plaatse van hoek centrale.
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
In de vaste dam is een duiker aanwezig. Hierdoor kan de afvoer van het gedeelte van de Forellentocht dat zich tussen de nieuwe waterkering en de vaste dam bevindt gewoon in zuidwestelijke richting plaatsvinden. Voor het overige deel van de Forellentocht en voor de Karpertocht blijft de afvoersituatie ongewijzigd.
KRW-watergang te handhaven KRW-watergang nieuw Kwelsloot nieuw KRW-watergang vervallen Nieuwe dijk
geprojecteerde insteekhaven
Dam
Houtrib bos
Figuur 5.8 Nieuwe situatie watergangen fase 1
Aanpassingen oostzijde Aan de oostzijde van het plangebied moet een deel van de KRW-watergang verplaatst worden. De huidige watergang bevindt zich te dicht bij de nieuwe dijk. In figuur 5.8 is in groen aangegeven waar de nieuwe KRW-watergang wordt aangelegd. Deze nieuwe watergang sluit ten zuiden van het plangebied aan op de bestaande KRW-watergang die richting de Karpertocht stroomt. Deze watergang blijft voorlopig gehandhaafd. Mogelijk dat deze watergang in de toekomst naar de
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
53\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
andere zijde van de weg wordt verplaatst in verband met de aanleg van fase 2. De lengte van de vervallen KRW-watergang bedraagt 1450 meter. Ter compensatie wordt 1400 meter nieuwe KRW-watergang aangelegd. Tesamen met de aanpassing in het noordelijke gedeelte wordt 100 m meer KRW-watergang verwijderd dan er wordt teruggebracht. Om het oppervlak hetzelfde te houden, wordt gecompenseerd in de breedte. De bestaande KRW-watergang heeft een breedte van 12,90 meter. Dat betekent dat er in totaal (850+1450)x12,9 = 2,97 ha KRW-watergang moet worden teruggebracht. De nieuwe KRW-watergang krijgt daarom een breedte van 2,97 ha / (800+1400) m = 13,5 m op de waterlijn.
Figuur 5.9 Profiel nieuwe KRW-watergang
Waterkwaliteit Ook in de nieuwe situatie worden de nieuwe KRW-watergangen gevoed door de kwelsloten langs de bestaande en nieuwe waterkering en waarschijnlijk door water vanuit het eerste watervoerende pakket. Omdat dit water van goede kwaliteit betreft, wordt geen significante verandering verwacht van de waterkwaliteit ten opzichte van de huidige situatie. De verwachting is dan ook dat de waterkwaliteit past binnen de KRW-maatlat. Waterberging Na aanleg van de nieuwe waterkering wordt het bedrijventerrein fase 1 buitendijks gebracht. Hiermee valt dit deel niet meer onder het beleid van het Waterschap Zuiderzeeland, maar onder Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat heeft echter geen beleid voor compensatie van waterberging. Er is dus geen compensatiebeleid aan de orde voor waterberging voor fase 1.
54\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Grondwater Ten gevolge van het ophogen van het maaiveld van -4,70 m NAP tot +2,25 m NAP zal de drooglegging aanzienlijk toenemen, zowel ten opzichte van het polderpeil als ten opzichte van het IJsselmeer. Dit is een voordeel bij het aanleggen van wegen en nutsvoorzieningen. Kwel Door het buitendijks brengen van het plangebied fase 1 verandert de kwelsituatie. Door de aanleg van de nieuwe waterkering treden twee effecten op, die van tegengestelde invloed zijn op de kwel in het achterliggende gebied: • het oppervlak van de polder wordt kleiner, waardoor de kwel netto afneemt • het peil van het IJsselmeer wordt ‘dichterbij’ gehaald door de aanleg van de nieuwe haven, waardoor de kwel netto toeneemt Per saldo blijkt het tweede effect net iets sterker te zijn. De verandering blijkt echter zeer klein te zijn, 0,05 mm/dag. De berekende kweltoename is dermate gering, dat hiervoor geen compenserende maatregelen hoeven te worden uitgewerkt. Gezien de robuustheid die is ingebouwd in de handberekening wordt nader onderzoek naar kwel niet zinvol geacht. Voor een onderbouwing wordt verwezen naar bijlage 7. Kwelsloten langs huidige dijk De afvoersituatie van de kwelsloot langs de huidige IJsselmeerdijk blijft ongewijzigd, dus de kwelsloot kan conform de eis van Waterschap Zuiderzeeland onbelemmerd afvoeren. De afvoer van de kwelsloot blijft plaatsvinden via de huidige lozingspunten op de Forellentocht om de doorstroming te bevorderen. Kwelsloten langs nieuwe dijk Langs de nieuwe dijk wordt een kwelsloot aangelegd met een bodemniveau van NAP-5,70 m. Het waterpeil in de kwelsloot zal dus hoger zijn dan het polderpeil en hiermee kan het water in de kwelsloot altijd vrij afstromen. 5.9.3
Nieuwe situatie: fase 2
Het wegen- en verkavelingsplan van fase 2 is nog niet bekend. Dit betekent dat ten aanzien van de waterhuishouding veel aspecten slechts globaal kunnen worden aangegeven. In deze beschouwing is voornamelijk gekeken naar de looptijd (10 jaar) van het op te stellen bestemmingsplan. In deze periode is fase 2 nog binnendijks gericht. Op basis van de nu bekende gegevens moet bij de ontwikkeling van fase 2 rekening worden gehouden met de onderstaande aspecten ten aanzien van de waterhuishouding: • Het creëren van waterberging ter compensatie van de toename van het verhard waterafvoerend oppervlak. Aandachtspunt hierbij is dat het maaiveld van fase 2 fors wordt
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
55\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
•
opgehoogd. Tevens moet hierbij de benodigde compensatieberging voor het (reeds aangelegde) verharde bedrijventerrein van 3D-metal worden betrokken. De afvoer van de watergangen uit het gebied moet gehandhaafd blijven. Dit betekent dat op
•
diverse plaatsen voorzieningen moeten worden getroffen om ontsluitingswegen watergangen te laten kruisen Afhankelijk van de inrichting is het mogelijk dat delen van de bestaande KRW-watergang
•
•
gedempt worden. Deze demping moet elders binnen fase 2 gecompenseerd worden De KRW-watergang wordt in de huidige situatie grotendeels gevoed met kwelwater waardoor de waterkwaliteit goed is. Als fase 2 ontwikkeld is, wordt ook stedelijk water uit het gebied afgevoerd. Dit water heeft een andere kwaliteit dan het kwelwater. Of ten aanzien van de waterkwaliteit maatregelen nodig zijn moet in de toekomst nader onderzocht worden In delen van fase 2 die reeds zijn opgehoogd wordt het grondwaterpeil hoger dan de omgeving. Hierdoor is sprake van uittredend water uit het verhoogde bodempakket. Onderzocht moet worden of hiervoor ook extra waterberging gerealiseerd moet worden.
Ten aanzien van de inrichting van fase 2 moet ook rekening gehouden worden met het mogelijk verleggen van de kering en het ruimtebeslag dat dit met zich meebrengt. 5.9.4
Waterhuishouding tijdens uitvoering fase 1
Gedurende de aanleg van de nieuwe waterkering is er een periode van circa 1 jaar dat het zandlichaam wel aanwezig is, maar de doorsteek van de bestaande IJsselmeerdijk dijk nog niet heeft plaatsgevonden. In deze fase is sprake van een soort badkuip, waaruit het kwel- en hemelwater moeilijk weg kan stromen. In deze periode vervult de huidige IJsselmeerdijk nog gewoon zijn functie als primaire waterkering. Daarom moet gewaarborgd worden dat de kwelsloot gewoon kan blijven afvoeren tot het moment dat de bestaande dijk zijn functie als primaire waterkering verliest. Verder stelt het waterschap als voorwaarde dat het huidige waterhuishoudkundig systeem goed moet functioneren zolang het buitendijksgebied nog niet is opgehoogd. Hiervoor zijn diverse oplossingen mogelijk, waarbij gedacht kan worden aan pompen, hevelen of tijdelijke duikerconstructies in de kwelsloot en (het te dempen deel van) de Karpertocht. In dit stadium wordt hiervoor nog geen keuze gemaakt. In het contractdocument voor de realisatie wordt daarom opgenomen dat de aannemer het peil binnen de contouren van de nieuwe waterkering dient te beheersen zoals in de huidige situatie. Hierdoor kunnen er ook vergunningtechnisch (peilbesluit) geen belemmeringen optreden.
56\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
5.10 Kabels en leidingen In en om het plangebied zijn diverse andere kabels en leidingen aanwezig. De kabels en leidingen die momenteel aanwezig zijn in de zone tussen de kwelsloot en de binnenteen van de huidige IJsselmeerdijk komen te vervallen, vanwege de aanleg van de insteekhaven. Hiervoor in de plaats wordt rondom het plangebied een kabel- en leidingenstrook gerealiseerd, waar alle te behouden kabels en leidingen in worden ondergebracht. Deze kabel- en leidingenstrook komt aan de oostzijde van de nieuwe kwelsloot te liggen en beïnvloedt de nieuwe waterkering niet. Een tekening van de nieuwe kabel- en leidingenstrook is opgenomen in bijlage 8. Door het plangebied loopt een buisleiding van de Gasunie. In overleg met de gemeente en de overige betrokken partijen is besloten deze te verleggen naar de nieuwe kabel- en leidingenstrook. Om de verlegging van deze gasleiding mogelijk te maken wordt een aparte procedure doorlopen. In overleg met het waterschap wordt bepaald of de vervallen kabels- en leidingen in de zone tussen de kwelsloot en de binnenteen van de huidige IJsselmeerdijk worden verwijderd. Het waterschap heeft aangegeven dat er op één centrale plaats een dijkkruising moet worden gemaakt voor alle kabels en leidingen die naar het buitendijkse bedrijventerrein gaan.
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
57\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
6 Uitvoering In dit hoofdstuk worden de belangrijkste aspecten behandeld die samenhangen met de realisatie van de nieuwe waterkering. De werkwijze en het hiervoor benodigde materiaal en materieel wordt besproken. Daarnaast wordt de planning op hoofdlijnen van het werk besproken en wordt ingegaan op hinder voor de omgeving.
6.1
Werkwijze
6.1.1
Fasering
De aanleg van de nieuwe waterkering omvat in grote lijnen de aanleg van de volgende onderdelen: • •
Het aanbrengen van een zandlichaam inclusief voorbelasting Het afwerken van dit zandlichaam met een harde bekleding danwel met een klei-aanvulling die wordt ingezaaid met een graszaadmengsel
•
Het realiseren van de aansluitingen op de huidige IJsselmeerdijk
In chronologische volgorde wordt in grote lijnen de volgende werkvolgorde aangehouden: • •
Fase 1: aanbrengen zandlichaam inclusief voorbelasting Fase 2: zettingsperiode van circa 9 maanden tot 1 jaar, waarin de verlegging van de watergangen gerealiseerd kan worden
•
Fase 3: afwerking van de nieuwe waterkering en aansluiting van de wegen op de IJsselmeerdijk
Begonnen wordt met het aanbrengen van het zandlichaam aan de buitendijkse zijde. Dit zandlichaam wordt, afhankelijk van de zettingsversnellende maatregel die gekozen wordt, in één tot drie stappen aangebracht, met hiertussen een wachttijd van circa anderhalve maand. Vervolgens wordt het zandlichaam circa 9-12 maanden ongemoeid gelaten. In deze periode treedt 95 % van de te verwachten zetting op. In deze voorbelastingsperiode kunnen de nieuwe watergangen gerealiseerd worden. Na de voorbelastingsperiode is de te verwachten restzetting voldoende klein (< 0,10 m) en kan worden begonnen met het aanbrengen van de bekleding. Tevens kan dan de aansluiting op de IJsselmeerdijk gerealiseerd worden. In onderstaande paragrafen wordt in meer detail op de benodigde werkzaamheden ingegaan.
58\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
6.1.2
Aanbrengen zandlichaam
Voorbereidende werkzaamheden Alvorens wordt begonnen met het aanbrengen van het zandlichaam en voorbelasting wordt de bestaande toplaag gemaaid (met afvoer maaisel) en gefreesd over een diepte van 0,15 m. Eventueel aanwezige stobben en stronken worden verwijderd en afgevoerd. Daar waar bomen hebben gestaan wordt de bovenste meter van het maaiveld afgegraven en elders op het voorland als ophoogmateriaal gebruikt. Aanbrengen zandlichaam en drainagevoorzieningen Het zand waarmee het banket wordt aangebracht is afkomstig uit reeds vergunde concessies op het IJsselmeer. Het zand kan op verschillende manieren over de bestaande IJsselmeerdijk worden gebracht en aangebracht in het zandlichaam: • In den natte middels opspuiten •
In den droge middels transportbanden vanuit een beunschip of per as vanaf een andere loslocatie (dus droog inrijden)
De keuze voor de wijze van aanbrengen van het zandlichaam wordt aan de aannemer gelaten. Hierbij dient de aannemer de uitvoeringsstabiliteit te allen tijde te waarborgen (zie paragraaf 5.4.8). Daarnaast is het opspuiten van het zandlichaam in de kernzone en binnenbeschermingszone van de huidige IJsselmeerdijk niet toegestaan. Voorafgaand aan het aanbrengen van het zandlichaam wordt de drainage aangebracht. Eventueel wordt eerst een werklaag van zand aangebracht met een dikte van 1 meter, alvorens de drainage wordt aangebracht. Dit wordt aan de aannemer gelaten. Voorbelasting De voorbelasting en drainage wordt ook aangebracht ter plaatse van de aansluitingen op de huidige IJsselmeerdijk om zettingsverschillen te voorkomen. In de voorbelastingsperiode wordt aanbevolen het zandlichaam te besproeien met een anti-stuifdek om verstuiving van het zand tegen te gaan en zodoende de overlast voor met name passerend auto- en fietsverkeer te beperken (omwonenden zijn er niet in de directe nabijheid van het plangebied). Zakbaken en waterspanningsmeters De zakbaken en waterspanningsmeters ten behoeve van de monitoring van de zettingen worden voorafgaand aan de zandophogingen geplaatst. Hierbij dient voldoende zorg besteed te worden aan de stabiliteit van de zakbaken. Er bestaat een risico op beschadiging van de zakbaken en waterspanningsmeters tijdens het aanbrengen van het zandlichaam. Waterspanningsmeters die verloren gaan of beschadigd raken dienen vervangen te worden. Omdat met het verloren gaan of
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
59\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
beschadigd raken van zakbaken ook informatie omtrent het zettingsverloop van het slappe lagen pakket verloren gaat, kan worden overwogen enkele extra zakbaken aan te brengen. Voor de waterspanningsmeters geldt dat deze in verband met het uitvoeren van nulmetingen enige tijd (minstens 2 weken) voor de start van de werkzaamheden geplaatst moeten worden. Nadat is aangetoond dat aan de restzettingseis van 0,10 m is voldaan, kan de dijk worden afgewerkt. Dit betekent dat alle bekledingsconstructies kunnen worden aangebracht en de verkeerskundige aansluitingen op de bestaande dijk kunnen worden gerealiseerd. 6.1.3
Aanbrengen asfaltbekleding (gedeelte 1-12)
Voorbereidende werkzaamheden Voordat kan worden begonnen met het aanbrengen van de bekleding op het benedentalud moet de voorbelasting verwijderd worden. Dit zandpakket kan met een bulldozer richting het toekomstige haventerrein worden geschoven. Ter plaatse van het deel 1-4 moet het naar verwachting worden getransporteerd naar het gedeelte 4-10. Voor een overzicht van nummers van de dijkgedeelten wordt verwezen naar Figuur 5.5. Uitvoeringsvolgorde Eerst wordt het buitentalud onder profiel gebracht. Vervolgens dient de aannemer de kleilaag (kleikwaliteit minimaal categorie 2) onder de asfaltbekleding en op het taludgedeelte tussen de teen van de dijk en de het teenschot voldoende te verdichten. In verband hiermee mogen de kleilagen in lagen van maximaal 0,30 m dik worden aangebracht. Hierna kan het betonnen teenschot geplaatst worden waartegen aan de bovenzijde de asfaltbekleding aangebracht kan worden. Het betonnen teenschot wordt met behulp van een trilblok in de grond getrild of gedrukt. Spuiten is niet toegestaan om holle ruimtes, met name in het zandpakket onder het kleilichaam, te voorkomen. Nadat het grondwerk is geprofileerd en het teenschot geplaatst wordt het waterbouwasfalt rechtstreeks op de klei (onderin het talud) of het zand (bovenin het talud) aangebracht. Dit gebeurt doorgaans met een hydraulische kraan vanaf de berm. Hierna wordt het asfalt verdicht middels walsen. Het waterbouwasfalt wordt doorgezet tot circa 0,50 m op de berm, zodat op de berm een getrapte overgang naar het wegasfalt wordt gerealiseerd. 6.1.4
Aanbrengen steenbestortingen (binnenzijde bestaande IJsselmeerdijk)
Voorbereidende werkzaamheden Voor de bestaande IJsselmeerdijk zijn geen voorbereidende werkzaamheden nodig.
60\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Aanbrengen kraagstuk Het kraagstuk kan ter plaatse in den droge gemaakt worden en afgestort worden met stortsteen. 6.1.5
Aanbrengen bekleding berm (gedeelte 1-12)
Aanbrengen asfaltbekleding Na verwijdering van de voorbelasting wordt het zand op de berm verdicht. Hierop wordt de menggranulaat aangebracht, voldoende vlak afgewerkt en verdicht. Vervolgens wordt de betonband tussen het asfalt en de bekleding op het boventalud aangebracht en gesteld. Het asfalt wordt in drie lagen aangebracht (0,035 AC 11 surf D1-A, 0,050 AC 16 base O1-A en 0,070 AC 22 base O1-A). De aannemer dient zorg te dragen voor een goede hechting tussen de verschillende lagen. Met name stuifzand op de gereedgekomen laag kan deze goede hechting belemmeren en dient derhalve eerst verwijderd te worden. 6.1.6
Bekleding boventalud, kruin en binnentalud
Aanbrengen kleibekledingen Aansluitend op de klinkerbekleding wordt een kleibekleding aangebracht, op sommige gedeelten voorzien van een toplaag van betonzuilen. Hiertoe wordt eerst de benodigde klei-aanvulling aangebracht. Op het buitentalud en kruin heeft deze kleilaag een dikte van 0,80 m, op het binnentalud een dikte van 0,60 m. Vanwege de verdichting mogen de kleilagen in lagen van maximaal 0,30 m dik worden aangebracht. De enige eis die aan de kwaliteit van de klei wordt gesteld is een maximum zandgehalte van 50 %. Op enkele gedeelten (deel 4-10) wordt een bekleding van betonzuilen (0,25 en 0,30 m hoog) rechtstreeks op de kleilaag geplaatst. De betonzuilen worden afgewerkt met een laag teelaarde dik 0,10 m en ingezaaid met gras, net als op de huidige IJsselmeerdijk. Aanbrengen onderhoudsweg op binnenberm Hiervoor geldt hetzelfde als voor de asfaltweg op de berm.
6.2 6.2.1
Uitvoeringsperioden en uitvoeringstijd Uitvoeringsperioden diverse werkzaamheden
De nieuwe waterkering wordt gerealiseerd terwijl de bestaande IJsselmeerdijk nog functioneert als primaire waterkering. Dit betekent dat er in principe geen sprake is van een gesloten seizoen voor bepaalde werkzaamheden. Uitzondering hierop is de realisatie van de aansluiting op de bestaande waterkering. Hierbij wordt gewerkt in de kernzone van de waterkering. Conform de LZM [1] geldt in principe een gesloten
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
61\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
seizoen van 15 oktober tot 15 maart, waarin niet aan de waterkering gewerkt mag worden. Werkzaamheden die de veiligheid van de dijk op geen enkele wijze aantasten kunnen in overleg met de beheerder worden toegestaan. 6.2.2
Uitvoeringstijd
De totale uitvoeringsduur wordt geraamd op circa 15 tot 18 maanden en bestaat globaal uit de volgende fasen: - Voorbereidende werkzaamheden (opschonen terrein, plaatsing waterspanningsmeters en zakbaken) - Aanbrengen zandlichaam inclusief ophoogslagen - Voorbelastingsperiode - Afwerken bekledingen en aansluiting op IJsselmeerdijk
0,5 mnd 2,5 mnd 9-12 mnd 3 mnd
Een meer gedetailleerde uitvoeringsplanning wordt in de volgende fase gemaakt. Bij de fasering van de werkzaamheden dient terdege rekening te worden gehouden met het gesloten seizoen. 6.2.3
Relatie met aanleg haventerrein
Gelijktijdig met de aanleg van de nieuwe waterkering wordt het buitendijkse haventerrein ten noorden van de geprojecteerde insteekhaven opgebracht.
6.3
Overige aspecten
Inzaaien gras Inzaaien van de onverharde delen van de dijk dient, zodra de weersomstandigheden gunstig zijn, uiterlijk plaats te vinden (eerder mag natuurlijk ook): • •
Voor zover afgewerkt per 15 oktober, voor 5 november Voor zover afgewerkt per 1 maart, voor 1 april
Ingezaaid moet worden met graszaad D2, 100 kg/ha. Voorts dient rekening te worden gehouden met een extra inzaai/doorzaaibeurt, eventuele bemesting en 1 à 2 jaar onkruidbestrijding. Verkeer Verkeersafwikkeling dient inclusief de droge aan- en afvoerroutes plaats te vinden conform een met de gemeente Lelystad afgestemd verkeersplan. Aanlanding Het is onder voorwaarden toegestaan om schepen, werkpontons, loopbruggen et cetera te plaatsen voor, tegen en op de dijk. Hiervoor dient vergunning te worden aangevraagd bij het Waterschap Zuiderzeeland en Rijkswaterstaat.
62\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
6.4
Uitvoeringshinder
De hinder die omwondenden, passanten en recreanten hebben van de aanleg van de nieuwe waterkering wordt in deze paragraaf beschreven. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat deze hinder zeer beperkt is, omdat er sprake is van een braakliggend terrein zonder bebouwing in de directe nabijheid. 6.4.1
Verkeersafwikkeling richting Maximacentrale
De IJsselmeerdijk vormt de openbare toegangsweg tot de Maximacentrale. De kortste route vanaf de snelweg naar de Maximacentrale is via de Houtribweg en de IJsselmeerdijk. Deze verbindingsweg komt echter tijdelijk te vervallen. De Maximacentrale blijft echter bereikbaar via de andere zijde. Hiertoe kan het verkeer vanaf Lelystad of de A6 gebruik maken van de route Houtribweg, Bijlweg, Klokbekerweg en IJsselmeerdijk of van de route Houtribweg, Swifteringweg, Klokbekerweg en IJsselmeerdijk. Dit betekent een omweg van circa 3 kilometer. 6.4.2
Hinder voor omwonenden en wegverkeer A6
In de directe nabijheid van het werk zijn er geen omwonenden. De dichtstbijzijnde bebouwing bevindt zich aan de andere zijde van de snelweg A6 op een afstand van enkele honderden meters van het werk. Tijdens de uitvoering van het werk kan voor omwonenden en wegverkeer op de A6 enige overlast optreden in de vorm van stof en fijne deeltjes. Tijdens het aanbrengen van het zandlichaam kunnen fijne deeltjes door de wind meegevoerd worden tot bij de A6 en de woningen. Ook als het zandlichaam eenmaal is aangebracht kan door verstuiving eenzelfde overlast ontstaan. Verwacht wordt dat de overlast beperkt blijft door de aanwezigheid van bosschages tussen de dijk en de snelweg A6. De overlast wordt verder beperkt door het zandlichaam gedurende de aanleg regelmatig te besproeien met water in droge perioden. Gedurende de voorbelastingsperiode van enkele maanden wordt het zandlichaam besproeid met een anti-stuifdek. 6.4.3
Hinder voor recreanten en dijkbeheerder
De buitendijkse beheerweg op de bestaande IJsselmeerdijk is tevens een officieel fietspad, wat door recreanten gebruikt wordt. Gedurende een groot deel van de uitvoering kan deze beheerweg annex fietspad in gebruik blijven, namelijk als alle werkzaamheden binnendijks plaatsvinden. De beheerweg annex fietspad wordt alleen tijdelijk afgesloten gedurende de realisatie van de aansluitingen op de binnendijkse beheerweg van de nieuwe waterkering. Hiermee blijft de huidige doorgaande verbinding gehandhaafd. Gedurende de tijdelijke afsluiting van de beheerweg annex fietspad zal een omleidingsroute worden ingesteld. Voorts kan tijdens de uitvoering van het werk enige overlast optreden in de vorm van stof en fijne deeltjes.
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
63\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Behalve fietsverkeer vinder er geen andere vormen van recreatie plaats in de buurt van de projectlocatie. Hinder voor andere vormen van recreatie is daarom niet nader beschouwd. 6.4.4
Hinder voor de pachter
Momenteel is de bestaande IJsselmeerdijk verpacht. De pachter zal gedurende de uitvoering dezelfde hinder van de werkzaamheden ondervinden als de fietsers (overlast door stof en fijne deeltjes). Tevens kan de pachter gedurende de uitvoering geen gebruik maken van zijn pachtland. Of de nieuwe waterkering opnieuw verpacht wordt, is aan het waterschap en op moment van schrijven nog niet bekend.
64\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
7 Beheer en onderhoud Dit hoofdstuk beschrijft het beleid van het Waterschap Zuiderzeeland, de zonering rondom de nieuwe waterkering en de mogelijkheden en onmogelijkheden die hieruit voortvloeien voor het gebruik van het buitendijkse haventerrein. De overdracht van waterkeringen van gemeente naar waterschap en omgekeerd wordt ook beschreven, evenals enkele aspecten omtrent het beheer en onderhoud van de waterkering en de watergangen in het gebied.
7.1
Keur- en beschermingszones
7.1.1
Vigerend beleid Waterschap Zuiderzeeland
De nieuwe waterkering wordt ontworpen en gebruikt conform het Beleid Waterkeringen (grotendeels gebaseerd op de Keur en de legger) van Waterschap Zuiderzeeland, bestaande uit: • Beleid bouwen nabij primaire keringen • • •
Beleid waterkeringen voor de onderdelen windmolens, kabels en leidingen en beplantingen Nadere invulling van begrip tijdelijk bebouwing Hoofdlijn randvoorwaarden multifunctionele kering
• •
Beleid grondzaken Visie medegebruik primaire kering
7.1.2
Gebruiksmogelijkheden bedrijventerrein i.r.t. beschermingszones
Bovengenoemde visie- en beleidsdocumenten maken onderscheid tussen de verschillende beschermingszones van primaire waterkeringen. Deze zones zijn weergegeven in figuur 3.1. In het algemeen geldt dat dichter bij de kernzone strengere regelgeving van toepassing is. Dit geldt eveneens voor de randvoorwaarden die het waterschap heeft opgelegd aan het gebruik van het bedrijventerrein boven de verschillende beschermingszones. Voor het deel van het bedrijventerrein dat is gelegen boven de kernzone (de zone tussen binnenen buitenteen, zie figuur 7.1) van de nieuwe waterkering geldt dat: • Het eigendom berust bij het Waterschap Zuiderzeeland. Erfpacht of opstalrecht is mogelijk, •
waardoor het terrein uitgeefbaar is voor bv Flevokust Dit gedeelte niet mag worden gebruikt voor bebouwing. Infrastructuur, parkeren en opslag van materiaal is wel mogelijk. De contour van de waterkering mag niet aangetast worden
Voor het deel van het bedrijventerrein dat is gelegen boven de binnenbeschermingszone (20 meter vanaf de buitenteen, zie figuur 7.1) van de nieuwe waterkering geldt dat dit gedeelte gebruikt mag worden voor bebouwing, binnen de randvoorwaarden van de Keur en het ‘Beleid bouwen nabij primaire waterkeringen’ van het Waterschap Zuiderzeeland.
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
65\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Voor het deel van het bedrijventerrein dat is gelegen boven de buitenbeschermingszone geldt geen beperking voor bouwactiviteiten. Er is slechts een verbod op diepe ontgrondingen of afgravingen en het hebben van explosiegevaarlijke materialen of inrichtingen. Het eigendom voor de zone binnen- en buitenbeschermingszone berust bij de bv Flevokust.
Bebouwing toegestaan.
Geen bebouwing.
(onder vergunningsvoorwaarden)
Wel: infra, opslag en opslagvoorzieningen materialen, e.d.
Figuur 7.1 Gebruiksmogelijkheden bedrijventerrein boven kern- en binnenbeschermingszone
7.2
Overdracht van waterkeringen en aanverwante zaken
Na aanleg van de nieuwe waterkering moet de dijk worden overgedragen aan en worden geaccepteerd door het Waterschap Zuiderzeeland, alvorens de huidige IJsselmeerdijk kan worden doorbroken om de haven zelf te realiseren. Omgekeerd moet de bestaande IJsselmeerdijk, die in de nieuwe situatie als golfbreker gaat fungeren, worden overgedragen aan bv Flevokust. Daarnaast komen watergangen te vervallen en worden nieuwe watergangen gegraven. Ook het eigendom en beheer hiervan moet naar de juiste partij worden overgedragen. In een overdrachtdocument of ander aanvullend document worden de afspraken vastgelegd tussen het Waterschap Zuiderzeeland en bv Flevokust die met deze overdracht gemoeid zijn. Concreet zijn in het voortraject de volgende zaken benoemd die in dit document geregeld worden: 1. Na overdracht van de nieuwe waterkering aan het waterschap blijft bv Flevokust een nader te bepalen periode (indicatief is gesproken over een periode van 5 jaar) verantwoordelijk voor alle eventuele onderhouds- en herstelwerkzaamheden aan de waterkering. Hiermee
66\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
verschuift het risico die onzekerheden in het zettingsproces met zich meebrengen van het Waterschap Zuiderzeeland naar bv Flevokust 2. Ook de financiering van eventuele herstelmaatregelen aan de bestaande IJsselmeerdijk of herstel van schade aan nieuwe kabels en leidingen die het gevolg zijn van de werkzaamheden die samenhangen met de ontwikkeling van Flevokust kunnen worden toebedeeld aan bv Flevokust 3. Vastgelegd wordt aan welke eisen (denk hierbij met name aan stabiliteit- en restzettingseisen) moet worden voldaan voordat de nieuwe waterkering in gebruik kan worden genomen als primaire waterkering en in beheer kan worden genomen door het waterschap. 4. De normering en de verantwoordelijkheid voor het beheer van het deel van de huidige IJsselmeerdijk dat als golfbreker gaat fungeren 5. Het eigendom, beheer en onderhoud van de watergangen in het plangebied (zie onderstaande paragraaf 7.3.2) 6. Een regeling omtrent de pacht van het haventerrein dat is gelegen boven de kernzone van de nieuwe waterkering aan bv Flevokust
7.3 7.3.1
Legger Waterkering
De nieuwe waterkering wordt opgenomen in de legger van het waterschap Zuiderzeeland. Eigendom, beheer en onderhoud van de nieuwe waterkering komt bij het waterschap Zuiderzeeland te liggen. Dit wordt vastgelegd in de legger. De bestaande IJsselmeerdijk verliest zijn functie als primaire waterkering, maar heeft wel een functie als golfbreker voor de nieuwe waterkering. Daarom wordt de bestaande IJsselmeerdijk aangemerkt als ‘golfbreker zijnde onderdeel van een primaire waterkering’ en als zodanig ook opgenomen in de legger. De golfbreker komt in eigendom bij bv Flevokust. Beheer en onderhoud wordt in de legger toegewezen, waarbij het onderhoud aan de waterkerende delen van de golfbreker (dus aan de steenbekleding) bij het waterschap berust en het dagelijks beheer en onderhoud (onderhoud ‘groene’ delen van de golfbreker) bij Flevokust. 7.3.2
Watergangen
Het toekomstig beheer en onderhoud van de watergangen wordt aangewezen middels de legger van het Waterschap Zuiderzeeland. De watergangen rondom het plangebied zijn in eigendom bij het waterschap. Het waterschap is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud hiervan. In het plangebied worden enkele nieuwe KRW-watergangen gerealiseerd, ter compensatie van KRWwatergangen die komen te vervallen. Deze watergangen kunnen in eigendom blijven bij de huidige eigenaren (Staatsbosbeheer en/of Rijkswaterstaat), beheer en onderhoud wordt aangewezen middels de legger van het Waterschap Zuiderzeeland.
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
67\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Op het buitendijkse bedrijventerrein rondom de insteekhaven worden geen watergangen gerealiseerd. Er is in fase 1 dus geen sprake van watergangen die in eigendom, beheer en onderhoud komen bij de gemeente Lelystad of bv Flevokust.
7.4 7.4.1
Overige aspecten Wegen en riolering
De wegen, riolering en andere zaken in de openbare ruimte op het bedrijventerrein worden ofwel overgedragen aan de gemeente (die dan ook het beheer en onderhoud gaat uitvoeren) danwel blijven in eigendom van bv Flevokust. Bv Flevokust blijft dan verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud hiervan.
68\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
8 Milieuaspecten In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de milieuaspecten die samenhangen met de realisatie van de nieuwe waterkering. Opgemerkt wordt dat voor de gehele ontwikkeling van het bedrijventerrein Flevokust op moment van schrijven een planMER wordt opgesteld. Ten behoeve van dit MER zijn diverse milieu-onderzoeken uitgevoerd, die de basis vormen voor de beoordeling van de milieu-effecten in dit hoofdstuk.
8.1
Vrijkomende materialen
Alleen ter plaatse van de aansluiting van de nieuwe dijk op de bestaande dijk komen beperkt materialen vrij. Dit betreft de wegconstructie op de binnenteen van de dijk (asfalt en onderlagen). Deze worden afgevoerd naar een erkende verwerker. Daarnaast wordt de toplaag op het binnentalud tussen de binnenberm en het bestaande maaiveld afgegraven, alsmede de kleibekleding op het binnentalud tussen de weg en de binnenkruin. Vrijkomende materialen kunnen op het aan te leggen haventerrein worden verwerkt.
8.2
Flora en fauna
Het plangebied grenst aan het Natura 2000-gebied ‘IJsselmeer’. Andere activiteiten en functies kunnen effecten hebben op de natuurgebieden en daarin levende flora- en faunasoorten. Met dit project wordt een dijklichaam gerealiseerd. Een dergelijke functie is niet van invloed op het Natura 2000-gebied ‘IJsselmeer’. Een dijklichaam is immers geen verstorende functie voor dit gebied. Bij de procedure voor het gehele gebied Flevokust wordt een plan- en projectMER uitgevoerd, waarin de invloed van de gehele ontwikkeling van Flevokust op het IJsselmeer wordt onderzocht. Ten behoeve van dit MER zijn diverse milieu-onderzoeken uitgevoerd. Onderstaand worden de belangrijkste bevindingen uit deze onderzoeken weergegeven. In 2012 is een ecologisch onderzoek uitgevoerd om de aanwezigheid van beschermde plant- en diersoorten in het plangebied vast te stellen [13]. Hieruit is gebleken dat in het plangebied diverse beschermde plant- en diersoorten voorkomen. Voor de aanleg van het dijklichaam zijn de volgende conclusies uit het ecologisch onderzoek van belang: • De paden, singels, bosranden en grachten doen dienst als vliegroute en foerageergebied voor gewone en ruige dwergvleermuis. Daarom wordt geadviseerd om de groenstructuur of een deel ervan te sparen. De oostelijke singels met ringsloot en de singels langs de paden rond Orgaworld zijn hierbij het belangrijkst Om het dijklichaam aan te leggen, is het noodzakelijk de bomenrij die het gebied omzoomt deels te kappen. Dit is inmiddels uitgevoerd. De oostelijke ringsloot (=Karpertocht) wordt eveneens gedempt. Deze wordt in de relatieve nabijheid weer aangebracht (zie paragraaf 8.7).
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
69\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
•
Alle broedvogels zijn zwaar beschermd, wat betekent dat nesten niet mogen worden verstoord. Werkzaamheden in de broedtijd die mogelijk verstorend zijn, zijn daarom uitgesloten. Voorafgaand aan de aanleg moeten dus maatregelen worden genomen om te voorkomen dat vogels in het gebied gaan broeden. In de praktijk betekent dit dat kort voorafgaand aan het broedseizoen (half maart - half augustus) de eventuele vegetatie zeer kort gemaaid wordt, waarna vogelverschrikkers worden geplaatst om eventuele hervestiging
•
van broedvogels tegen te gaan Voor alle soorten geldt de algemene zorgplicht (art 2 Flora en faunawet). Dit betekent dat zoveel mogelijk getracht moet worden om onnodige schade te voorkomen. Hierbij moet gedacht worden aan werkzaamheden aan de watergangen (amfibieën, vis) waarvoor voorzorgsmaatregelen nodig zijn om onnodige sterfte te voorkomen. De volgende maatregelen worden genomen: − −
Het afvangen en terugplaatsen van de vissen onder deskundige begeleiding in de naastgelegen niet te dempen watergang Bij het dempen van een watergang wordt het water één richting uitgedreven naar het naastliggende deel van de watergang, opdat nog aanwezige vissen en amfibieën kunnen ontsnappen
8.3
Leefomgeving
Tijdens de aanleg van de waterkering zal geluidshinder optreden. Na realisatie is er geen sprake meer van geluidshinder. Wel wordt de toekomstige ontsluiting van het bedrijventerrein met dit plan mogelijk gemaakt. In de omgeving liggen echter geen geluidsgevoelige functies die direct door de ontsluitingsweg gehinderd kunnen worden. Het effect van de gehele nieuwe inrichting van Flevokust op de omgeving is in de planMER onderzocht. Dit staat los van de aanleg van de nieuwe waterkering, waar dit projectplan betrekking op heeft. Het aspect luchtkwaliteit vormt in de huidige situatie geen belemmering. Dit geldt ook voor het plangebied. De verwachting is dat ook in de toekomst belemmeringen met betrekking tot dit aspect uitblijven. De situatie voor de luchtkwaliteit verandert door de aanleg van de waterkering niet. Het bedrijventerrein wat voor de waterkering wordt gerealiseerd zal een verkeersaantrekkend effect hebben. Dit valt echter buiten de scope van dit projectplan.
8.4
Landschap, cultuurhistorie en archeologie
Het plangebied kent, volgens de gemeentelijk archeologische verwachtingskaart, een lage verwachtingswaarde. Met de aanleg van het nieuwe dijklichaam worden geen bodemingrepen gedaan, die van invloed kunnen zijn op de archeologische waarden in de bodem. Het dijklichaam wordt bovenop de huidige gronden gerealiseerd. De bodem wordt daarbij dus niet geroerd. Het plangebied kent geen cultuurhistorische elementen, zoals gebouwen. Wel is het terrein vroeger in gebruik geweest als viskwekerij. De grootschalige visvijvers zijn nu nog goed in het
70\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
landschap terug te zien. Met de invulling van het gehele bedrijventerrein Flevokust wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden, waaronder de kenmerkende verkavelingsstructuur die nog aanwezig is.
8.5 8.5.1
Bodem en geohydrologie Bodem
Het aanleggen van het dijklichaam brengt op zichzelf geen nieuwe milieugevoelige functies met zich mee. Wel heeft het aanleggen van het dijklichaam effect op de bodem in de vorm van zettingen. Hier is in paragraaf 5.4.6 uitgebreid op ingegaan. 8.5.2
Kwel
De verandering die optreedt in de kwel in het binnendijkse gebied blijkt echter zeer klein te zijn, 0,05 mm/dag. De berekende kweltoename is dermate gering, dat hiervoor geen compenserende maatregelen hoeven te worden uitgewerkt. Gezien de robuustheid die is ingebouwd in de handberekening wordt nader onderzoek naar kwel niet zinvol geacht.
8.6
Recreatie
In de huidige situatie wordt het gebied in beperkte mate recreatief gebruikt. Het inspectiepad kan als fietsverbinding worden gebruikt. In de nieuwe situatie zal wederom een inspectiepad worden aangelegd. Ten aanzien van recreatieve waarden wordt geen blijvende aantasting voorzien.
8.7 8.7.1
Compensatie en mitigatie Compenserende maatregelen
Binnen het plangebied komt een deel van de huidige KRW-watergangen te vervallen met de aanleg van de nieuwe waterkering en de realisatie van fase 1 van het bedrijventerrein Flevokust. Dit wordt elders binnen en in de directe nabijheid van het plangebied gecompenseerd. In paragraaf 5.9.2 is dit reeds beschreven. 8.7.2
Mitigerende maatregelen
Voorkomen verstoring nesten (broedvogels) Voorafgaand aan de aanleg worden maatregelen genomen om te voorkomen dat vogels in het gebied gaan broeden. In de praktijk betekent dit dat kort voorafgaand aan het broedseizoen (half maart - half augustus) de eventuele vegetatie zeer kort gemaaid wordt, waarna vogelverschrikkers worden geplaatst om eventuele hervestiging van broedvogels tegen te gaan.
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
71\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Voorkomen sterfte amfibieën en vissen De volgende maatregelen worden genomen om sterfte van amfibieën en vissen te voorkomen bij het dempen van de watergangen: • •
Het afvangen en terugplaatsen van de vissen onder deskundige begeleiding in de naastgelegen niet te dempen watergang Bij het dempen van een watergang wordt het water één richting uitgedreven naar het naastliggende deel van de watergang, opdat nog aanwezige vissen en amfibieën kunnen ontsnappen
72\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
9 Vergunningen en procedures In dit hoofdstuk worden de wettelijke procedures besproken die dit projectplan moet doorlopen. Tevens wordt een inventarisatie gemaakt van de benodigde vergunningen en overige aanvullende waarborgen. Tot slot worden de inspraak- en beroepsprocedures aangegeven.
9.1
Procedures Waterwet en m.e.r.
Omdat de te verleggen dijk deel uitmaakt van een primaire waterkering wordt de procedure conform de Waterwet gevolgd. Deze wet regelt onder andere de stroomlijning van procedures en versnelling van besluitvorming om een tijdige realisatie van de dijkverlegging voor Flevokust te kunnen realiseren. Daarnaast is de Wet milieubeheer van toepassing. 9.1.1
Wet milieubeheer
Voor het project Flevokust is het noodzakelijk dat de primaire waterkering wordt gewijzigd en verlegd. Het besluit tot verlegging van de waterkering is m.e.r.-beoordelingsplichting. Daarom is een zogeheten Aanmeldingsnotitie beoordeling m.e.r.-plicht (kortweg aanmeldingsnotitie) opgesteld. In deze aanmeldingsnotitie zijn de milieu-effecten geïnventariseerd en beoordeeld. Hierbij is voor de beoordeling van de milieu-effecten gebruik gemaakt van uitgevoerde milieuonderzoeken voor het bestemmingsplan Zandlichaam, dat op 17 maart 2013 in de Raad is vastgesteld en thans onherroepelijk is. Tevens is gebruik gemaakt van de milieu-onderzoeken die zijn uitgevoerd ten behoeve van de planMER die op moment van schrijven wordt opgesteld voor het hele project Flevokust, waarvan de dijkverlegging en de aanleg van een havengebonden bedrijventerrein deel uitmaken. Op basis van de aanmeldingsnotitie heeft het Bevoegd Gezag – in dit geval de Provincie Flevoland – besloten dat er geen bijzondere omstandigheden van toepassing zijn die het noodzakelijk maken een separaat milieueffectrapport (MER) voor de aanleg van de nieuwe waterkering op te stellen. In het kader van de m.e.r.- procedure wordt momenteel voor het gehele project Flevokust een separate plan- en project-m.e.r. procedure doorlopen. Het voornemen is om deze planMER gelijktijdig met de wijziging van het bestemmingsplan ter inzage te leggen in het najaar van 2013. 9.1.2
Waterwet
Volgens de Waterwet is goedkeuring door Gedeputeerde Staten van de Provincie Flevoland nodig voor de uitvoering van werkzaamheden aan de waterkering. Dit betekent dat het projectplan zoals dat door het Waterschap Zuiderzeeland is vastgesteld goedkeuring behoeft van Gedeputeerde Staten van de Provincie Flevoland. De te volgen procedure ziet er in het kort als volgt uit. Waterschap Zuiderzeeland stelt op grond van artikel 5.4 Waterwet het ontwerp projectplan vast en legt dit gedurende 6 weken ter inzage. Hierna worden de zienswijzen door het
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
73\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
waterschap verwerkt in het definitieve projectplan, waarna het projectplan op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht wordt vastgesteld door het Waterschap Zuiderzeeland. De goedkeuring op basis van het definitieve projectplan berust bij Gedeputeerde Staten van de Provincie Flevoland. Dit betekent dat het vastgestelde projectplan ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten van de Provincie Flevoland wordt voorgelegd. Gedeputeerde Staten maakt de goedkeuring van het definitieve projectplan met beantwoording van de zienswijzen bekend en legt dit ter inzage. Tijdens het opstellen van het projectplan zijn de benodigde vergunningen aangevraagd. De coördinatie van alle uitvoeringsbesluiten rondom de ontwikkeling van het bedrijventerrein Flevokust - dus ook alle uitvoeringsbesluiten die samenhangen met de in dit projectplan genoemde werkzaamheden - gebeurt door de gemeente Lelystad. Er is dus géén sprake van gecoördineerde besluitvorming door de provincie. Een lijst met uitvoeringsbesluiten is opgenomen in bijlage 10 van dit projectplan.
9.2
Vergunningen en ontheffingen
Voor de dijkverlegging dient een watervergunning (behorend bij de Waterwet) aangevraagd en verleend te worden. Een omgevingsvergunning (behorend bij de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, ofwel Wabo) is niet nodig, omdat er geen werkzaamheden worden uitgevoerd die onder deze vergunning vallen. Onderhavig projectplan wordt tevens bijgevoegd als bijlage bij bij de Watervergunningaanvraag. De benodigde watervergunning wordt hieronder toegelicht. Watervergunning (Waterwet) De Waterwet die in december 2009 in werking is getreden omvat diverse voormalige waterbeheerwetten. De diverse vergunningen en ontheffingen die hierbij hoorden zijn dan ook samengevoegd in één vergunning: de watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem zoals daar zijn: • • •
Dempen van watergangen Aanleggen van watergangen Gebruik maken of ‘raken’ van waterstaatswerken (IJsselmeerdijk en A6) vallend onder de
•
voormalige Wet beheer rijkswaterstaatswerken; Wijziging keur/legger
Een watervergunning kan worden aangevraagd door het aanvraagformulier (te downloaden via http://www.helpdeskwater.nl/onderwerpen/wetgeving-beleid/waterwet/vergunning-aanvragen of in te vullen via www.omgevingsloket.nl) in te leveren bij de gemeenten waar de geplande activiteiten zullen plaatsvinden of direct bij het waterwet-bevoegde gezag (waterschap, Rijkswaterstaat of provincie). De keur voor de primaire kering is in beheer bij Waterschap Zuiderzeeland. Onderdeel van de keur is de legger van de waterkering. Deze wordt gewijzigd ter plaatse van de huidige en nieuwe waterkering.
74\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Meldingen en ontheffingen voor uitvoeringsmogelijkheden Ten behoeve van de uitvoering moeten door de aannemer diverse vergunningen worden aangevraagd en meldingen worden gedaan. Deze hangen samen met de gekozen uitvoeringswijze en vallen onder de verantwoordelijkheid van de aannemer. Betreffende meldingen en vergunningen worden in een later stadium gedaan of aangevraagd. Eventueel te nemen verkeerskundige maatregelen om de werkzaamheden aan de dijk, en de aanvoer van materialen, veilig te laten plaatsvinden zijn geregeld in de Wegenverkeerswet. Hiervoor dient door de uitvoerende aannemer bij de gemeente Lelystad een melding te worden gedaan. Indien gekozen wordt voor het opspuiten van het zandlichaam moet eventueel een lozingsvergunning worden aangevraagd voor de lozing van het opspuitwater. Dit is afhankelijk van de exacte uitvoeringswijze door de aannemer. Het waterschap heeft tevens aangegeven dat de aannemer een melding moet doen voor de lozing van het vrijkomende water uit de drainagevoorzieningen.
9.3
Bestemmingsplannen
Voor de locatie van de nieuw aan te leggen dijk is het bestemmingsplan gewijzigd naar de bestemming ‘Zandlichaam’. In deze bestemming wordt de aanleg van het zandlichaam van de dijk mogelijk gemaakt. Daarnaast zijn in deze bestemming nog andere voorzieningen mogelijk, zoals groenvoorzieningen, bermen, beplanting en waterpartijen. Andere, bij de hoofdfunctie horende voorzieningen, zijn ook mogelijk. Daarbij gaat het om bijvoorbeeld nutsvoorzieningen, wegen en paden. Ook het inrichten van tijdelijke depots binnen het plangebied is mogelijk binnen dit bestemmingsplan. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in de aanleg van het zandlichaam mogelijk. Het bestemmingsplan ‘Zandlichaam’ is op 17 maart 2013 in de Raad vastgesteld en thans onherroepelijk. Structuurplan Lelystad 2015 Het structuurplan is vastgesteld op 7 april 2005 en bevat een visie op de integrale leefomgeving, waarbij behalve het ruimtelijk beleid, ook bijvoorbeeld duurzaamheid, milieu en verkeer deel van uitmaken. De beleidsuitgangspunten vanuit het provinciaal beleid zijn vertaald in het structuurplan. Het beleid is gericht op het realiseren van vier verschillende knooppunten binnen de gemeente. Elk knooppunt is verschillend van aard. De knooppunten zijn Stadshart, Kust, Larserknoop (inclusief de luchthaven) en Flevokust. Uitgangspunt is dat elk knooppunt goed bereikbaar is, met verschillende vormen van vervoer. Het ontwerpbestemmingsplan maakt deel uit van het knooppunt Flevokust. Dit gebied bevindt zich tussen de Houtribweg, A6 en de IJsselmeerdijk. Flevokust is daarmee via de weg (de A6, de
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
75\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Houtribweg en de N23) zeer goed bereikbaar. Daarnaast ligt het gebied aan de Hanzelijn. Met het ontwerp van de spoorweg is rekening gehouden met het realiseren van een aftakking, zodat het toekomstige bedrijventerrein ook via het spoor goed ontsloten kan worden. Tot slot is Flevokust via het water te bereiken. Het MER heeft betrekking op fase 1 en 2 van de ontwikkeling van Flevokust en geeft een doorkijk richting het mogelijke eindbeeld met meerdere havenarmen (zie figuur 2.5). Voor dit eindbeeld zal ook een nieuwe waterkering rond de tweede fase gerealiseerd moeten worden. Dit wordt echter niet voorzien binnen de komende 10 jaar. Ook in het bestemmingsplan wordt de bestemming voor zowel fase 1 als 2 mogelijk gemaakt. De dijk voor fase 2 wordt nog niet bij recht mogelijk gemaakt. Hiervoor wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in het bestemmingsplan.
9.4
Inspraak en beroepsprocedures
Onderhavig ontwerp projectplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Tijdens deze periode kunnen zienswijzen worden ingediend. Waterschap Zuiderzeeland beoordeelt vervolgens of deze zienswijzen aanleiding geven tot het aanpassen van het projectplan. Het definitieve projectplan voor de dijkverlegging, waarin de ingediende zienswijzen al dan niet zijn verwerkt, wordt vervolgens ter goedkeuring ingediend bij Gedeputeerde Staten van provincie Flevoland. Gedeputeerde Staten neemt hierna een besluit omtrent goedkeuring van het definitieve projectplan. Na het goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten worden het definitief projectplan en de bijbehorende vergunningen voor de tweede keer ter inzage gelegd, samen met de Nota van Inspraak, waarin is samengevat hoe zienswijzen zijn verwerkt. De reactienota op de zienswijzen wordt tevens toegestuurd aan degenen die een zienswijze hebben ingediend. Belanghebbenden kunnen tijdens deze tweede ter inzagelegging, die wederom 6 weken duurt, beroep aantekenen tegen het goedgekeurde projectplan en de besluiten over de vergunningen. Dit kan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Op grond van artikel 1.1, lid a jo. Bijlage I onder 7.3 en Bijlage II onder 17 van de Crisis- en herstelwet (CHW) is afdeling 2 van de CHW van toepassing op de projectplanprocedure ten behoeve van Flevokust. Afdeling 2 CHW brengt met zich mee dat: • Alleen belanghebbenden beroep kunnen indienen tegen het besluit tot goedkeuring door Gedeputeerde Staten van de Provincie Flevoland van het vastgestelde projectplan en de overige definitieve besluiten. Belanghebbenden kunnen dit doen wanneer zij: − tijdens de terinzagelegging van ontwerpprojectplan en ontwerpbesluiten een zienswijze hebben ingediend − redelijkerwijs geen zienswijzen hebben kunnen indienen − het oneens zijn met de wijzigingen die bij vaststelling van het projectplan/de uitvoeringsbesluiten zijn aangebracht
76\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
• •
Er geen beroepsmogelijkheid is voor andere bestuursorganen Er geen pro forma beroep mag worden ingediend (op grond van artikel 6.5 Awb dienen in het
•
beroep de gronden opgenomen te worden) Het beroep door de Afd. Bestuursrechtspraak van de Raad van State versneld wordt afgehandeld (op grond van artikel 1.6 CHW binnen 6 maanden na afloop van de beroepstermijn).
9.5
Eigendomssituatie van gronden
Verwerving van gronden van derden voor de dijkverlegging is niet aan de orde. De grond op de locatie van de nieuwe dijk is in eigendom van bv Flevokust. Het eigendom van de nieuwe dijk wordt overgedragen aan Waterschap Zuiderzeeland. De huidige waterkering komt in eigendom van bv Flevokust. Dit wordt vastgelegd in een overdrachtdocument tussen beide organisaties (zie paragraaf 7.2) en in de legger van het Waterschap Zuiderzeeland.
9.6
Nadeelcompensatie
Als gevolg van dit projectplan is geen financiële schade voorzien die de uitvoering van het project in de weg staat. Indien een belanghebbende ten gevolge van dit besluit toch schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en ten aanzien waarvan de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd, kan op grond van artikel 7.14 van de Waterwet een verzoek om schadevergoeding worden ingediend. Voor de wijze van indiening van een dergelijk verzoek en voor de procedure wordt verwezen naar de Verordening schadevergoeding van Waterschap Zuiderzeeland. De uit hoofde van artikel 7.14 van de Waterwet vergoede schade zal het Waterschap bij beschikking in rekening brengen bij de initiatiefnemer van het besluit (artikel 7.17 Waterwet).
Ontwerpprojectplan dijkverlegging bedrijventerrein Flevokust
77\78
Kenmerk R002-1213242OVN-kzo-V04-NL
Literatuurlijst [1] LZM: Leidraad Zee en Meerdijken, basisrapport, TAW, december 1999 [2] Addendum LZM: Addendum 1 bij de Leidraad Zee- en Meerdijken t.b.v. het ontwerpen van meerdijken, ENW, 25 maart 2009 [3] TRW: Technisch Rapport Waterspanningen bij Dijken, TAW, september 2004 [4] TRWG: Technisch Rapport Waterkerende Grondconstructies, TAW, 2001 [5] Addendum TRWG: Addendum Technisch Rapport Waterkerende Grondconstructies, ENW, 2007 [6] TRAW: Technisch Rapport Asfalt voor Waterkeren, TAW, november 2002 [7] TRS: Technisch Rapport Steenzettingen, TAW, december 2003 [8] TROB: Technisch Rapport Ontwerpbelastingen voor het rivierengebied, ENW, juli 2007 [9] Golfbelasting in havens en afgeschermde gebieden, RIKZ/2002.034 [10] Ontwerp Waterkering insteekhaven Flevokust te Lelystad - Geotechnische verantwoording, Tauw/Greenrivers i.o.v. gemeente Lelystad, 10 juni 2013 [11] Insteekhaven Flevokust: notitie Uitvoeringswijze, Tauw, kenmerk N003-1213242OVN-mdgV01-NL d.d. 25 februari 2013 [12] Integrale waterstudie Lelystad-Zuid – Deelstudie Grondwater, DHV i.o.v. gemeente Lelystad, november 2000 [13] Flora en faunaonderzoek Visvijvergebied Lelystad 2012, Tonckens Ecologie i.o.v. gemeente Lelystad, 28 november 2012
78\78
Ontwerp Projectplan Insteekhaven Flevokust
Bijlage
1
Uitvoer Hydra-berekeningen en bepaling toeslagen
Hydra-M-berekening ontwerpwaterstand, golfhoogte en -periode t.b.v. kruinhoogte
Hydra-M-berekening ontwerpwaterstand t.b.v. grondmechanische aspecten
Bepaling ontwerpwaterstand inclusief toeslagen Conform het Addendum Leidraad Zee- en Meerdijken zijn de volgende toeslagen op de berekende waterstand en golven gehanteerd: • Meerspiegelstijging volgens gekozen klimaatscenario • Toeslag van +10 cm op de waterstand voor buioscillaties • • •
Robuustheidstoeslag van +20 cm op de waterstand (=meerpeil+opzet) Robuustheidstoeslag van 10% op golfhoogte en golfperiode Extra toeslag op golfhoogte als gevolg van meerpeilstijging ∆d: ∆Hs = 0,45* ∆d
Klimaatscenario meerpeilstijging Bij het ontwerp dient rekening te worden gehouden met een stijging van het IJsselmeerpeil als gevolg van klimaatverandering. In het TROB zijn de hanteren meerpeilstijgingen bij verschillende klimaatscenario’s vastgesteld. Deze zijn weergegeven in figuur 0.1. Gekozen is voor het middenscenario (ijkmoment 2064). Dit betekent een meerpeilstijging van 0,07 meter gedurende de planperiode van 50 jaar.
Figuur 0.1 Meerpeilstijging bij verschillende klimaatscenario's conform TROB
Hiermee komen de ontwerprandvoorwaarden voor de kruinhoogteberekening er als volgt uit te zien:
Bijlage
2
Berekening golfrandvoorwaarden t.p.v. teen nieuwe waterkering
Bijlage
3
Berekening kruinhoogte nieuwe waterkering
Kruinhoogte waterkering insteekhaven Flevokust
Beschouwde situaties Er zijn twee situaties beschouwd: 1. Golfreductie door handhaving van de bestaande primaire waterkering, die als golfbreker fungeert 2. Geen golfreductie meenemen, bestaande dijk wordt verwijderd Golfreductie door een buitendijkse havendam is vooralsnog buiten de beschouwing gelaten, omdat verwacht wordt dat een buitendijkse havendam vanwege te doorlopen procedures niet tijdig gerealiseerd kan worden. In principe verschilt deze oplossing overigens nauwelijks van variant 1 indien de buitendijkse havendam voldoende hoog wordt aangelegd. Golfreductie door meenemen van het (nog aan te leggen) haventerrein is eveneens buiten beschouwing gelaten. Het Waterschap Zuiderzeeland heeft aangegeven10 te streven naar een onafhankelijke en inspecteerbare dijk en daarom niet toe te staan golfreductie door het voorland mee te nemen in de bepaling van de benodigde kruinhoogte. Variant 1: Golfreductie door bestaande waterkering Indien de bestaande waterkering gehandhaafd blijft, fungeert deze als golfbreker en levert een reductie van de golfhoogte in de nieuwe haven. Aan de hand van het rapport ‘Golfbelasting in havens en afgeschermde gebieden (RIKZ/2002.034)’ is berekend hoe groot de golven ter plaatse van de nieuwe waterkering zijn als de bestaande waterkering gehandhaafd blijft. Deze methode heeft als subtitel ‘een gedetailleerde methode voor het bepalen van golfbelastingen voor het toetsen van waterkeringen’. In paragraaf 1.2 van RIKZ/2002.034 wordt echter gesteld dat ‘de methode in beginsel ook voor ontwerpdoeleinden toepasbaar is, maar vooralsnog het gebruik ervan voor ontwerp niet wordt aanbevolen, omdat deze methode kan leiden tot het onnodig conservatief ontwerpen.’ De methode geeft dus conservatieve resultaten, en vormt hiermee een veilige benadering. In de schematisering van de situatie is het gehele haventerrein niet meegenomen; er is dus gedaan alsof in de maatgevende situatie er direct voor de dijk een waterplas ligt in plaats van een haventerrein. Schematisch ziet dit er als volgt uit:
10
Notitie ‘Flevokust. Gebruik haventerrein t.a.v. kering’ d.d. 24-01-2013, C.H. van Dam
Hs,IJsselmeer IJsselmeer
Hs,haven
Figuur 0.2 Schematisatie variant 1: Bestaande waterkering als golfbreker
De golfhoogte in de haven wordt in deze situatie bepaald door twee elementen: • Diffractie11 van de inkomende golf vanuit het IJsselmeer in de haven • Locale golfgroei (het ontstaan van windgolven) binnen de contouren van de haven zelf Voor twaalf punten langs de nieuwe waterkering is volgens de methode uit ‘Golfbelasting in havens en afgeschermde gebieden’ (RIKZ 2002.034) de locale golfbelasting bepaald. De inkomende golf (Hs = 2,57 m en Tp = 7,1 sec) is overgenomen uit ‘Ontwerp nieuwe waterkering insteekhaven Flevokust geotechnisch rapport (Arcadis, 2 juli 2012)’ en hoort bij scenario 1A: veiligheidsnorm 1/4.000 per jaar, planperiode 50 jaar, meerpeilstijging volgens middenklimaatscenario. In deze randvoorwaarden is een toeslag van 10 % op de golfhoogte en golfperiode conform het Addendum Leidraad Zee- en Meerdijken verwerkt. Uit de berekening blijkt dat de maatgevende locatie (niet verrassend) de strekking is direct grenzend aan de insteekhaven recht tegenover de havenopening. Uit de berekening conform de methode ‘Golfbelasting in havens en afgeschermde gebieden’ blijkt een maatgevende golfhoogte
11
Diffractie zorgt voor een verspreiding van binnenkomende golfenergie in laterale richting naar gebieden met een lagere golfenergie. In een plaatje (afkomstig uit ‘Golfbelasting in havens en afgeschermde gebieden’):
van 1,3 m en een piekperiode van 7,1 sec. In bijlage 2 zijn de belangrijkste waarden van de berekening opgenomen. De methode ‘Golfbelasting in havens en afgeschermde gebieden’ geeft echter een conservatieve inschatting van de golfperiode. De berekening van de benodigde kruinhoogte is vrij gevoelig voor de aangehouden golfperiode. De golven in het havenbassin worden mede bepaald door locale golfgroei. Hierbij hoort een veel kortere golfperiode (orde 2 à 3 sec.) dan de diepwatergolfperiode (orde 7 sec.) van de golven die door diffractie de waterkering bereiken. In bijlage 2 is aangegeven hoe beide golven op een minder conservatieve wijze bij elkaar opgeteld kunnen worden. Deze methode is door Rijkswaterstaat toegepast bij de toetsing van de dijken in Lelystad haven. De resulterende golf heeft nog steeds een hoogte van 1,3 m, de piekperiode reduceert echter tot 5,57 sec. Middels het programma PC-Overslag kan de benodigde kruinhoogte vervolgens bepaald worden. Hierbij is uitgegaan van: • Helling buitentalud 1:3 • Stormberm met lengte 10 m op ontwerppeil (= 2,04 m +NAP) • •
Toelaatbaar overslagdebiet 1 l/s/m Hoek van inval van de invallende golven is 0º
Hieruit volgt een benodigde kruinhoogte van 4,25 m +NAP op het maatgevende gedeelte (zie Annex 1 van deze bijlage). De kruinhoogte op de gedeelten loodrecht op de bestaande waterkering (punten 1-4 en 10-12 uit bijlage 2) zou lager kunnen, omdat de golfbelasting hier kleiner is. Om reden van een uniforme waterkering is hier niet voor gekozen.
Variant 2: Geen golfreductie meenemen Indien de bestaande dijk wordt verwijderd, vindt geen reductie van de inkomende golven plaats. Schematisch ziet dit er als volgt uit:
Figuur 0.3 Schematisatie variant 2: Geen golfreductie meenemen
In dit geval wordt de inkomende golf (Hs = 2,57 m en Tp = 7,1 sec) niet gereduceerd. Indien uit wordt gegaan van een geheel groene dijk (dus geen reductie van de golfoploop door ruwe bekledingselementen) dan is de benodigde kruinhoogte 6,50 m +NAP. Indien uit wordt gegaan van een geheel beklede dijk (dus reductie van de golfoploop door ruwe bekledingselementen, ruwheidsfactor 0,9 behorend bij basalt/basalton) dan is de benodigde kruinhoogte 6,00 m +NAP. Omdat in deze situatie naar verwachting sprake zal zijn van een steenbekleding op het talud beneden de stormberm, en een grastalud boven de stormberm. zal de benodigde kruinhoogte ergens hier tussenin liggen in de buurt van 6,25 m +NAP.
Annex 1 Berekening benodigde kruinhoogte met PC-Overslag
Bijlage
4
Geotechnisch ontwerprapport
Separaat bijgevoegd
Bijlage
5
Berekening benodigde kruinhoogte toekomstscenario’s
Door ARCADIS zijn met behulp van het programma Hydra-M de hydraulische randvoorwaarden afgeleid voor onderstaande scenario’s. Scenario 1A is het ontwerpscenario, scenario 2A en 2B betreffen de hydraulische randvoorwaarden voor de ruimtereservering voor toekomstige verbeteringen.
Ook voor de bepaling van de benodigde kruinhoogte worden de golfrandvoorwaarden aangescherpt. Indien de bestaande waterkering gehandhaafd blijft, fungeert deze als golfbreker en levert een reductie van de golfhoogte in de nieuwe haven. Aan de hand van het rapport ‘Golfbelasting in havens en afgeschermde gebieden (RIKZ/2002.034)’ is berekend hoe groot de golven ter plaatse van de nieuwe waterkering zijn als de bestaande waterkering gehandhaafd blijft. In de schematisering van de situatie is het gehele haventerrein niet meegenomen; er is dus gedaan alsof in de maatgevende situatie er direct voor de dijk een waterplas ligt in plaats van een haventerrein. Voor het maatgevende punt is volgens de methode uit ‘Golfbelasting in havens en afgeschermde gebieden’ (RIKZ 2002.034) de locale golfbelasting bepaald. Vervolgens is de golfperiode aangescherpt conform Annex 1 bij deze bijlage. Uit de berekening conform de methode
‘Golfbelasting in havens en afgeschermde gebieden’ en de aanscherping van de golfperiode blijken de volgende maatgevende golfhoogten en –perioden voor de beide toekomstscenario’s: • •
Scenario 1 (veiligheidsnorm 1/4.000 per jaar, ontwerplevensduur 100 jaar en meerpeilstijging volgens maximum klimaatscenario): golfhoogte 1,44 m, golfperiode 5,78 sec Scenario 2 (veiligheidsnorm van 1/10.000 per jaar, ontwerplevensduur 100 jaar en meerpeilstijging volgens maximum klimaatscenario): golfhoogte 1,48 m, golfperiode 5,94 sec
Middels het programma PC-Overslag kan de benodigde kruinhoogte vervolgens bepaald worden. Hierbij is uitgegaan van: • Helling buitentalud 1:3 • Stormberm met lengte 10 m op ontwerppeil (= 2,04 m +NAP) • •
Toelaatbaar overslagdebiet 1 l/s/m Hoek van inval van de invallende golven is 0º
Hieruit volgt een benodigde kruinhoogte van 5,10 m +NAP respectievelijk 5,40 m+NAP op het maatgevende gedeelte. Minimaal benodigde kruinhoogte bij verschillende ontwerpscenario's
Omschrijving
Scenario 1 Periode 100 jaar (norm: 1/4.000 per jaar)
Scenario 2 Periode 100 jaar (norm: 1/10.000 per jaar)
Ontwerpwaterstand [m tov NAP] Golfoverslaghoogte (1,0 l/m/s) Lokale bodemdaling [m] Zetting en klink a.g.v. ophoging [m]
2,69 2,41 -
2,87 3,53 -
min. ben. kruinhoogte [m tov NAP]
5,10
5,40
Hiermee dient de minimaal benodigde kruinhoogte ten opzichte van de kruinhoogte bij een planperiode van 50 jaar van NAP +4,25 m met maximaal 1,15 m verhoogd te worden. De kruinhoogte op de gedeelten loodrecht op de bestaande waterkering (punten 1-4 en 10-12 uit bijlage 2) zou lager kunnen, omdat de golfbelasting hier kleiner is. Om reden van een uniforme waterkering is hier niet voor gekozen.
Annex 1 Bepaling golfrandvoorwaarden t.b.v. kruinhoogteberekening planperiode 100 jaar
Bijlage
6
Berekening bekleding (N009-1213242BVB-kzo-V02-NL)
Notitie Contactpersoon ir. B. (Bob) van Bree Datum 7 juni 2013 Kenmerk N009-1213242BVB-kzo-V02-NL2
Ontwerp bekleding nieuwe waterkering Flevokust 1 Waarom deze notitie? Deze notitie behandelt het ontwerp van de bekleding op de nieuwe waterkering Flevokust.
2 Situatie Ten behoeve van de bepaling van de benodigde kruinhoogte is voor 12 punten langs de dijk berekend welke golfhoogte en golfperiode van toepassing zijn (zie figuur 2.1).
Noord
Figuur 2.1 Schematisatie situatie nieuwe waterkering Flevokust
Voor het ontwerp wordt onderscheid gemaakt in 5 strekkingen en 2 belastingsituaties. De 5 strekkingen die worden onderscheiden zijn de strekkingen 1-4, 4-10 en 10-12 van de nieuwe waterkering en het deel haveningang – 1 en haveningang – 12 van de bestaande waterkering. Tevens wordt onderscheid gemaakt in de maatgevende belasting onder dagelijkse omstandigheden en de maatgevende belasting onder hoogwater omstandigheden.
3 Belastingsituaties en bijbehorende randvoorwaarden 3.1
Welke belastingen zijn maatgevend voor de nieuwe waterkering?
De maatgevende belasting voor de nieuwe waterkering wordt gevormd door windgolven. Zowel stroming als belastingen door scheepvaart zijn niet maatgevend. Stroming treedt sowieso niet op
Ontwerp bekleding dijk Flevokust
1\22
Kenmerk N009-1213242BVB-kzo-V02-NL
in het IJsselmeer, dus het spreekt voor zich dat deze belasting niet maatgevend is. Op de belasting door scheepvaart wordt in de volgende alinea’s nader ingegaan. Belastingen door scheepvaart kunnen worden verdeeld in de primaire golf, secundaire golven en belasting door schroefstralen. Deze belastingen zouden een rol kunnen spelen als een deel van de haven is aangelegd en in gebruik genomen, terwijl het buitendijkse haventerrein nog niet geheel is aangelegd. Belastingen door scheepvaart spelen alleen een rol onder dagelijkse omstandigheden, onder maatgevende omstandigheden zal er geen sprake zijn van scheepvaart in de haven. De primaire golf ontstaat doordat water van voor naar achter het varende schip moet worden verplaatst. De hoogte van de primaire haalgolf bedraagt bij een kanaal van gangbare afmetingen circa 0,3 – 0,5 m1. De secundaire golven hebben in de praktijk een waarde kleiner dan 0,4 m1. Deze waarden zijn voor de situatie Flevokust (veel) kleiner, omdat de afstand van het schip tot de waterkering veel groter is dan bij scheepvaart op een kanaal. Zoals onderstaand wordt aangetoond zijn de belastingen door windgolven groter dan deze waarden. Belastingen door schroefstralen spelen alleen een rol op plaatsen waar manoeuvrerende schepen zich dicht bij constructies bevinden. In de directe nabijheid van de nieuwe waterkering zullen geen scheepvaartbewegingen plaatsvinden. Daarom spelen belastingen door schroefstralen voor de waterkering ook geen rol.
3.2
Bepaling maatgevende belastingen door windgolven
Bij het bepalen van de maatgevende belastingen wordt onderscheid gemaakt in de maatgevende belasting onder dagelijkse omstandigheden en de maatgevende belasting onder hoogwater omstandigheden. De maatgevende belasting onder dagelijkse omstandigheden bestaat uit een waterstand tussen 0,20 m-NAP en 0,40 m-NAP in combinatie met windgolven loodrecht op de waterkering. De maatgevende belasting onder hoogwateromstandigheden bestaat uit een waterstand op ontwerppeil van 2,04 m+NAP in combinatie met windgolven uit WNW-richting. De windsnelheid varieert hierbij (zie onderstaande paragrafen). 3.2.1
Maatgevende belasting onder dagelijkse omstandigheden
Onder dagelijkse omstandigheden is sprake van een waterstand om en nabij 0,20 m-NAP à 0,40 m-NAP (zomer- respectievelijk winterstreefpeil IJsselmeer). Het buitentalud van de nieuwe waterkering en het binnentalud van de bestaande waterkering worden dan belast door windgolven. Omdat deze windgolven permanent de constructie belasten, is een bekleding noodzakelijk om erosie van het grondlichaam tegen te gaan. In deze paragraaf worden de optredende windgolven bepaald. Dit gebeurt met behulp van de golfgroeiformules van Wilson
1
2\22
CUR201 Natuurvriendelijke oevers - Belasting en sterkte, mei 1999
Ontwerp bekleding dijk Flevokust
Kenmerk N009-1213242BVB-kzo-V02-NL
(1965)2. In bijlage 2 is aangegeven hoe de maatgevende windsnelheid is bepaald. De maatgevende strijklengte is de maximale lengte loodrecht op het betreffende gedeelte van de waterkering. Alleen voor het gedeelte 4-10 van de nieuwe waterkering wordt een andere aanpak gekozen. Hier is namelijk sprake van golfdoordringing vanuit het IJsselmeer tussen de havendammen door. Uit een berekening met Hydra-Q volgt dat de maatgevende golfhoogten voor dagelijkse omstandigheden nagenoeg overeen komen met de maatgevende golfhoogte voor hoogwateromstandigheden (zie bijlage 1). Daarom zijn de golfhoogten en waterstanden voor de situatie dagelijkse omstandigheden identiek aan de situatie hoogwater. Dit resulteert in de volgende ontwerprandvoorwaarden voor de bekleding onder dagelijkse omstandigheden (zie bijlage 3 voor nadere onderbouwing): Tabel 3.1 Ontwerprandvoorwaarden bekleding (dagelijkse omstandigheden)
Strekking
Maatgevende
Strijklengte
Windsnelheid
Golfhoogte
Golfperiode
windrichting
F [m]
U10 [m/s]
Hs [m]
Tp [sec]
1-4
45º
800 m
23
0,49
1,87
4-10
Hetzelfde als de hoogwatersituatie
10-12
225º
800 m
34
0,73
2,16
Haveningang-1
135º
650 m
22
0,42
1,73
Haveningang-12
135º
450 m
22
0,35
1,54
Nieuwe waterkering
Golfbreker
3.2.2
Maatgevende belasting onder hoogwateromstandigheden
Onder hoogwater omstandigheden is sprake van een waterstand tussen de dagelijkse waterstand en (maximaal) ontwerppeil. Het verschil met de dagelijkse omstandigheden is dat de windrichting per definitie uit de richtingen 270o, 300o of 330o moet komen. Uit de Hydra-M uitvoer (zie Bijlage 1) blijkt dat een combinatie van hoogwater met andere windrichtingen niet voorkomt. Dit betekent dat: • •
Tijdens maatgevende omstandigheden het binnentalud van de golfbreker (= huidige waterkering) niet belast wordt door golven, omdat sprake is van aflandige wind Ditzelfde geldt voor deel 1-4 van de nieuwe waterkering voor de richtingen West en Westnoordwest (270º en 300º). Bij wind uit de richting Noordnoordwest ontstaan strijkgolven. Daarnaast wordt dit deel belast door loodrecht invallende diffractiegolven, dat wil zeggen
2
The Rock Manual, 2007, pag 370
Ontwerp bekleding dijk Flevokust
3\22
Kenmerk N009-1213242BVB-kzo-V02-NL
golven die om de golfbreker heen buigen en naar de dijkstrekking toe afbuigen. Deze diffractiegolven zijn 0,86 m hoog3 en hiermee maatgevend ten opzichte van de strijkgolven die circa 0,56 m hoog zijn •
•
Voor deel 4-10 van de nieuwe waterkering geldt dat de golfbelasting onder hoogwateromstandigheden dezelfde is als onder dagelijkse omstandigheden. Omdat zowel de diffractiecoëfficiënt als de strijklengte per punt verschillen, resulteert voor ieder punt een andere maatgevende golfhoogte (zie bijlage 4) Voor deel 10-12 van de nieuwe waterkering geldt dat sprake is van twee golven: een loodrecht invallende diffractiegolf van 0,41 m en een schuin invallende (ȕ=45º) lokaal opgewekte windgolf van 0,53 m. Als deze (conservatief) bij elkaar worden opgeteld levert dit een golfhoogte op van 0,63 m (zie bijlage 4)
Samengevat levert dit de volgende hydraulische randvoorwaarden op (zie bijlage 4): Tabel 3.2 Ontwerprandvoorwaarden bekleding (hoogwater omstandigheden)
Punt of strekking
Golfhoogte
Golfperiode
Hs [m]
Tp [sec]
1
0,77
7,08
2
0,77
7,08
3
0,85
7,08
4
1,01
5,54
5
1,06
5,26
6
1,26
5,90
7
1,33
5,53
8
1,11
5,00
9
0,85
4,37
10
0,63
3,91
11
0,55
4,51
12
0,41
7,08
Golfbreker
Geen golfbelasting onder hoogwateromstandigheden
3
de diffractiefactor KD bedraagt op dit stuk maximaal 0,33 en de invallende golf heeft een hoogte van 2,57 m (zie bijlage 3). De diffractiegolf heeft hiermee een hoogte van 0,33 x 2,57 = 0,86 m
4\22
Ontwerp bekleding dijk Flevokust
Kenmerk N009-1213242BVB-kzo-V02-NL
4 Ontwerp Bekleding 4.1
Relevante faalmechanismen voor bekleding
In principe zijn er twee relevante faalmechanismen waarmee bij het ontwerp van de bekleding rekening moet worden gehouden: • Erosie van de toplaag door golfklap/golfoploop/golfoverslag • Afschuiving van de bekledingsconstructie Bij de dimensionering van de bekleding op het eerste faalmechanisme wordt de dijk opgedeeld in 4 zones: • •
De zone op het buitentalud tussen de gemiddelde waterstand en ontwerppeil; de bekleding hier wordt belast door golfklappen De zone op het buitentalud tussen ontwerppeil en buitenkruinlijn; de bekleding hier wordt
• •
belast door golfoploop De kruin en het binnentalud De zone op het buitentalud onder de golfklapzone
4.2
Ontwerpuitgangspunten
Principe dwarsprofiel De drie strekkingen van de nieuwe dijk krijgen hetzelfde principe-dwarsprofiel. De volgende maten liggen hierbij vast: • Bodemhoogte aan de teen van de dijk: circa NAP-4,5m • Hoogte buitenberm: NAP+2,04m • • •
Breedte buitenberm: 10m Kruinhoogte: NAP+4,25m De buitentaludhellingen zijn 1:3
Het bovenstaande is schematisch weergegeven in figuur 4.1.
NAP+4,25m NAP+2,04m 1:3
NAP-4,5m 1:3
Figuur 4.1 Principe-dwarsprofiel buitentalud
Ontwerp bekleding dijk Flevokust
5\22
Kenmerk N009-1213242BVB-kzo-V02-NL
Type bekleding Uitgangspunt is dat overal op het buitentalud grasbekleding komt te liggen waar dit mogelijk is. Als een grasbekleding onvoldoende weerstand biedt tegen golfklap of golfoploop wordt een harde bekleding toegepast. Op de berm komt een asfaltweg te liggen. Op het talud boven de berm wordt waar mogelijk een grasbekleding op klei toegepast. Indien dit niet mogelijk is, wordt een gezette steenbekleding (betonzuilen) toegepast. Belastingsituaties Voor het ontwerp van de bekleding wordt onderscheid gemaakt in twee belastingsituaties (zie paragraaf 3.2: • Hoogwateromstandigheden • Dagelijkse omstandigheden Onder hoogwateromstandigheden is ter plaatse van de bestaande dijk (strekking Haveningang-1 en Haveningang-12, zie Figuur 2.1) geen golfbelasting aanwezig, omdat de wind dan voor deze strekkingen aflandig is. Voor deze strekkingen volstaat dus sowieso een klei- of grasbekleding. Daarom wordt voor hoogwateromstandigheden alleen bij strekkingen 1-4, 4-10 en 10-12 bepaald welke bekleding nodig is om golfbelasting op te kunnen vangen. Voor dagelijkse omstandigheden wordt bij alle strekkingen berekend welke bekleding vereist is. Bekleding en fasering Bij het ontwerp van de nieuwe waterkering is ervan uitgegaan (conservatieve aanname) dat het haventerrein nog niet is aangelegd als de doorbraak in de bestaande waterkering wordt gerealiseerd. De exacte fasering van de aanleg van het bedrijventerrein is echter afhankelijk van de gronduitgifte aan private partijen. Het zou daarom kunnen dat (delen van) het bedrijventerrein al is (zijn) aangelegd op het moment dat de nieuwe primaire waterkering in gebruik wordt genomen. In dat geval wordt de nieuwe primaire waterkering niet belast onder dagelijkse omstandigheden. Een bekleding voor dagelijkse omstandigheden kan dan op strekkingen die grenzen aan reeds aangelegd haventerrein achterwege blijven.
4.3 4.3.1
Controle of grasbekleding volstaat in hoogwateromstandigheden Golfklap (hoogwateromstandigheden)
Conform de Leidraad Zee- en Meerdijken wordt de golfklapzone gedefinieerd als de zone van de dijk tussen het niveau dat hoort bij een waterstand die gemiddeld 1/10 keer per jaar optreedt en het ontwerppeil (NAP+2,04m). De bovenkant van de golfklapzone ligt dus op hetzelfde niveau als de bermhoogte. In dit geval wordt voor de onderkant van de golfklapzone afgeweken van de Leidraad, omdat in niet-maatgevende omstandigheden ook sprake kan zijn van een relatief grote golfbelasting. Omdat de waterkering permanent water keert, moet ook voor de situatie ‘dagelijkse omstandigheden’ bekleding worden ontworpen.
6\22
Ontwerp bekleding dijk Flevokust
Kenmerk N009-1213242BVB-kzo-V02-NL
Waterstandsverloop De waterstand tijdens maatgevende belasting verloopt zoals is weergegeven in Figuur 4.2.
Figuur 4.2 Waterstandsverloop tijdens maatgevende belasting (conform Leidraad Zee- en Meerdijken)
De laagste waterstand in de grafiek geeft de waterstand aan het begin van een storm weer. Dit is gelijk aan het streefpeil op het IJsselmeer (winterpeil): NAP-0,4m. De top van de grafiek (MHW + toeslag) ligt op NAP +2,04m. Uit de grafiek valt af te lezen dat de bovenste 10 cm waterstandstijging 2 uur in beslag neemt. Hetzelfde geldt voor de bovenste 10 cm waterstandsdaling na het bereiken van het maximum. De totale stormduur (ts) is 35 uur. Uit het bovenstaande volgt dat de waterstand tijdens een storm stijgt met een lineaire snelheid, op de bovenste 10cm na. In het onderste lineaire deel stijgt de waterstand van NAP-0,4m tot NAP+1,94m; een totale stijging van 2,34m. De tijdsduur van dit gedeelte is 0,5*ts -2 = 15,5 uur. Voor de waterstanddaling gelden dezelfde waardes (2,34m in 15,5 uur). In het bovenste deel stijgt de waterstand NAP+1,94m tot NAP+2,04m. De tijdsduur van dit gedeelte is 2 uur. Voor de waterstanddaling in dit deel gelden dezelfde waardes (0,10m in 2 uur). Tijdsduur belasting door golfklap De tijdsduur (tk) van de ligging in de golfklapzone van een willekeurig punt op het talud is gelijk aan de duur van de waterstandstijging en de waterstanddaling van 0,5*Hs boven het beschouwde punt. Ofwel: voor h < NAP+1,94m tk = 2 * (0,5*Hs) * (15,5/2,34); voor NAP+1,94m < h < NAP+2,04m tk = 4 uur + 2 * (0,5*Hs – 0,10) * (15,5/2,34); Uit de bovenstaande vergelijking volgt voor de drie strekkingen van de nieuwe dijk:
Ontwerp bekleding dijk Flevokust
7\22
Kenmerk N009-1213242BVB-kzo-V02-NL
Tabel 4.1 Tijdsduur belasting door golfklap
Strekking
Maatgevende golfhoogte
tk voor h < NAP+1,94m
tk voor NAP+1,94m < h < NAP+2,04m
1-4
0,85 m
5,6 uur
8,3 uur
4-10
1,33 m (punt 7)
8,8 uur
11,5 uur
1,01 m (punt 4)
6,6 uur
9,4 uur
0,85 m (punt 9)
5,6 uur
8,3 uur
0,63 m
4,2 uur
6,8 uur
10-12
Controle of grasbekleding volstaat Uitgaande van een taludhelling van 1:3 wordt nu berekend of grasbekleding haalbaar is. Voor de delen waar dit niet haalbaar is wordt een harde bekleding ontworpen. De maximaal toelaatbare golfhoogte in de golfklapzone is overgenomen uit de Leidraad Zee- en Meerdijken en is weergegeven in figuur 4.3. In de figuur is te zien dat, voor een goede grasmat, geldt dat de toelaatbare golfhoogte constant is voor een belastingduur korter dan 5 uur. Bij grotere belastingduur wordt de toelaatbare golfhoogte kleiner.
Figuur 4.3 Maximaal toelaatbare golfhoogte in golfklapzone
Voor goede grasmatten geldt: 4ÂHs Âhelling = x
Hierbij is x afhankelijk van de tijdsduur van de golklapbelasting. De waarde is af te lezen in Figuur 4.3. Bovenstaande vergelijking is omgeschreven om de helling te bepalen: Helling = x / (4ÂHs)
8\22
Ontwerp bekleding dijk Flevokust
Kenmerk N009-1213242BVB-kzo-V02-NL
Voor de drie strekkingen van de nieuwe dijk volgen hieronder de resulterende taludhellingen.
Tabel 4.2 Benodigde taludhellingen golfklapzone (h < NAP+1,94m)
tk voor h < NAP+1,94m
x
Helling
1-4
Strekking
5,6 uur
0,94
1:3,6
4-10: punt 7
8,8 uur
0,7
1:7,6
punt 4
6,6 uur
0,85
1:4,8
5,6 uur
0,94
1:3,6
4,2 uur
1
1:34
punt 9 10-12
Tabel 4.3 Benodigde taludhellingen golfklapzone (NAP+1,94m < h < NAP+2,04m)
Strekking
tk voor NAP+1,94m < h < NAP+2,04m
x
Helling
1-4
8,3 uur
0,78 m
1:4,3
4-10: punt 7
11,5 uur
0,6 m
1:8,8
punt 4
9,4 uur
0,69 m
1:5,9
punt 9 10-12
8,3 uur
0,78 m
1:4,3
6,8 uur
0,83 m
1:3,0
Uit bovenstaande tabellen blijkt dat alleen voor strekking 10-12 een grasbekleding toegepast mag worden in de golfklapzone. 4.3.2
Golfoploopzone (boventalud en berm)
De golfoploopzone bevindt zich boven de golfklapzone. Voor de nieuwe dijk is dit de berm en het volledige buitentalud tussen de berm en de kruin. Bekleding op berm Voor de berm geldt dat volstaan kan worden met een grasbekleding. In het Technisch Rapport Steenzettingen – deel Ontwerp wordt voor de dimensionering van de bekleding op de berm verwezen naar de rekenregels uit de Leidraad Zee- en Meerdijken, waarbij een zeer flauwe taludhelling kan worden toegepast. De maximaal toelaatbare golfbelasting in de golfoploopzone is derhalve overgenomen uit de Leidraad Zee- en Meerdijken en weergegeven in figuur 4.4.
4
De benodigde taludhelling voor het opvangen van golfklap is steiler dan is toegestaan in verband met stabiliteit. Daarom is hier de minimale taludhelling van 1:3 weergegeven.
Ontwerp bekleding dijk Flevokust
9\22
Kenmerk N009-1213242BVB-kzo-V02-NL
Figuur 4.4 Maximaal toelaatbare golfbelasting in golfoploopzone
De rekenwaarde voor de stroomsnelheid als gevolg van golfoploop (vr) wordt bepaald met: vr = m1 Â (Hs/Tp) Â (0,085ÂHs/Lo) Â (1-z/zq)1/2 Â helling Hierbij geldt:
m1 z zq
= 700 [-] = niveau buitentalud t.o.v. stilwaterlijn = golfoploopniveau , behorend bij een debiet van q = 0,1 l/m/s op een
oneindig lang talud met een helling gelijk aan het buitentalud. Op de berm is de helling gelijk aan 1:100 vanwege de afvoer van hemelwater. Hierdoor is vr nagenoeg gelijk aan 0. Dit betekent dat op de berm een grasbekleding volstaat. Overigens wordt op de berm een asfaltweg aangebracht, die dient als ontsluitingsweg voor het bedrijventerrein. Deze weg krijgt een breedte van 7,20 m. Ook de resterende 2,80 m op de berm wordt voorzien van dezelfde asfaltconstructie als de weg. Vanuit waterbouwkundig oogpunt zijn er geen eisen aan de asfaltweg, behoudens het waarborgen van de zanddichtheid van de constructie. Bekleding op boventalud tussen berm en kruin Ook voor het buitentalud tussen de berm en de kruin wordt de maximaal toelaatbare golfbelasting in de golfoploopzone overgenomen uit de Leidraad Zee- en Meerdijken (zie figuur 4.4). De rekenwaarde voor de stroomsnelheid als gevolg van golfoploop (vr) wordt bepaald met: vr = m1 Â (Hs/Tp) Â (0,085ÂHs/Lo) Â (1-z/zq)1/2 Â helling Hierbij geldt:
10\22
m1
Ontwerp bekleding dijk Flevokust
= 700 [-]
Kenmerk N009-1213242BVB-kzo-V02-NL
z = niveau buitentalud t.o.v. stilwaterlijn = golfoploopniveau , behorend bij een debiet van q = 0,1 l/m/s op een oneindig zq lang talud met een helling gelijk aan het buitentalud. Bij een golfhoogte van 1,33 m en een piekperiode van 5,53 sec hoort een golfoploopniveau van NAP+ 5,0 m. Bij z=0 (onderste gedeelte golfoploopzone; NAP+2,04m) treedt de hoogste stroomsnelheid op. Dit is bovendien het gedeelte van de golfoploopzone dat het langst wordt belast door golfoploop. Als (zoals hier) het verschil tussen het golfoploopniveau behorend bij een debiet van q = 0,1 l/m/s en de ontwerpwaterstand groter is dan het verschil tussen de ontwerpwaterstand en de dagelijkse waterstand (dus als zq – MHW+toeslagen > MHW+toeslagen – winterpeil, ofwel NAP+5,0 m -/NAP+2,04 m = 2,96 m > NAP+2,04 m -/- NAP-0,40 m = 2,44 m), dan ligt punt z=0 de gehele stormduur van 35 uur in de golfoploopzone. Het punt z=0 is daarom het maatgevende punt voor zowel de optredende stroomsnelheid als de duur van de belasting. Deze waarde is dan ook gebuikt in de berekeningen met de bovenstaande vergelijking. Uit Figuur 4.4 is af te lezen dat voor een stormduur van 35 uur bij een goede grasmat een maximale stroomsnelheid is toegestaan van 2,2 m/s. Voor de drie delen van de nieuwe dijk volgen hieronder de resulterende taludhellingen voor de golfoploopzone.
Tabel 4.4 Benodigde taludhellingen golfoploopzone
Strekking
Deel 1-4
Golfhoogte
Golfperiode
Diepwatergolflengte
Hs [m]
Tp [sec]
L0 [m]
0,85
7,08
78
Helling
1:2,7
Deel 4-10
1,33
5,53
48
1:4,4
Deel 10-12
0,63
3,91
24
1:3,0
Uit bovenstaande tabel blijkt dat voor strekkingen 1-4 en 10-12 grasbekleding toegepast mag worden in de golfoploopzone. Voor strekking 4-10 wordt een harde bekleding ontworpen. Aanscherping uitkomsten gedeelte 4-10 Als het verschil tussen het golfoploopniveau behorend bij een debiet van q = 0,1 l/m/s en de ontwerpwaterstand kleiner is dan het verschil tussen de ontwerpwaterstand en de dagelijkse waterstand (dus als zq – MHW+toeslagen < MHW+toeslagen – winterpeil), dan ligt punt z=0 niet de gehele stormduur van 35 uur in de golfoploopzone. zq is afhankelijk van de inkomende golfhoogte en is daarom voor een aantal golfhoogten berekend met behulp van het programma PC-Overslag.
Ontwerp bekleding dijk Flevokust
11\22
Kenmerk N009-1213242BVB-kzo-V02-NL
Tabel 4.5 Tijdsduur belasting door golfoploop
zq
tk voor NAP+2,04m
4
1,01 m
NAP+4,55 m
35 uur
5
1,06 m
NAP+4,55 m
35 uur
6
1,26 m
NAP+5,0 m
35 uur
7
1,33 m
NAP+5,0 m
35 uur
8
1,11 m
NAP+4,40 m
35 uur
9
0,85 m
NAP+3,75 m
25 uur
Punt
Maatgevende golfhoogte
Alleen voor het gedeelte 9-10 mag de rekenwaarde tsr gereduceerd worden. Bij een tsr van 25 uur hoort een maximale stroomsnelheid van 2,4 m/s. Invullen met Hs = 0,85 m, Tp = 4,37 sec en L0 = 30 m levert een benodigde taludhelling van 1:3,4. Dit is nog steeds groter dan 1:3. Het niveau tot waar de steenbekleding moet worden doorgezet kan als volgt bepaald worden: vr = m1 Â (Hs/Tp) Â (0,085ÂHs/Lo) Â (1-z/zq)1/2 Â helling (1-z/zq)1/2 = vr / (m1 Â (Hs/Tp) Â (0,085ÂHs/Lo) Â Â helling) (1-z/zq) = (vr / (m1 Â (Hs/Tp) Â (0,085ÂHs/Lo) Â Â helling )2 z/zq = (vr / (m1 Â (Hs/Tp) Â (0,085ÂHs/Lo) Â Â helling ))2 – 1 z = zq * ((vr / (m1 Â (Hs/Tp) Â (0,085ÂHs/Lo) Â Â helling ))2 – 1) Invullen levert:
12\22
Ontwerp bekleding dijk Flevokust
Kenmerk N009-1213242BVB-kzo-V02-NL
Tabel 4.6 Niveau tot waar harde bekleding noodzakelijk is
Golfhoogte
Golfperiode
Diepwater-
vr
Hs [m]
Tp [sec]
golflengte L0 [m]
[m/s]
4
1,01 m
5,54
48
5
1,06 m
5,26
6
1,26 m
5,90
7
1,33 m
8 9
Punt
4.3.3
zq
z
2,2
NAP+4,55 m
NAP+2,60 m
43
2,2
NAP+4,55 m
NAP+2,70 m
54
2,2
NAP+5,0 m
NAP+3,15 m
5,53
48
2,2
NAP+5,0 m
NAP+3,25 m
1,11 m
5,00
39
2,2
NAP+4,40 m
NAP+2,80 m
0,85 m
4,37
30
2,4
NAP+3,75 m
NAP+2,35 m
Kruin en binnentalud
De kruinhoogte van de dijk is ontworpen op een overslagdebiet van 1 l/s/m, waardoor op de kruin en het binnentalud een grasbekleding op klei volstaat.
4.4
Ontwerp harde bekleding
Uit bovenstaande paragrafen blijkt dat in de volgende gevallen een harde bekleding nodig is op het ondertalud:
Tabel 4.7 Dijkdelen en situaties waarvoor harde bekleding nodig is
Strekking
Hoogwateromstandigheden Dagelijkse omstandigheden
1-4
X
X
4-10
X
X
10-12
X
Haveningang-1
X
Haveningang-12
X
Vanwege eenvoud en kosten is in eerste instantie uitgegaan van een steenbestorting op een geotextiel. Daar waar de benodigde dimensies van de stortsteen erg fors uitvallen, is vervolgens een alternatieve bekleding (zetsteen of asfaltbekleding) gedimensioneerd.
Ontwerp bekleding dijk Flevokust
13\22
Kenmerk N009-1213242BVB-kzo-V02-NL
4.4.1
Bekleding van stortsteen
Benodigde sorteringen toplaag De benodigde stortsteenafmetingen zijn onder meer afhankelijk van de taludhelling en de golfbelasting en zijn berekend met de methode van Pilarczyk5. De berekeningen zijn terug te vinden in bijlage 5. Onderstaand vindt u de resulterende karakteristieke afmetingen en bijbehorende steensorteringen.
Tabel 4.8 Benodigde steensorteringen
Strekking
Hoogwateromstandigheden
Dagelijkse omstandigheden
Dn
sortering
Dn
sortering
1-4
0,42 m
60-300 kg
0,15 m
5-40 kg
4-10
0,52 m
300-1.000 kg
0,52 m
300-1.000 kg
10-12
-
-
0,21 m
10-60 kg
Haveningang-1
-
-
0,13 m
80-200 mm
Haveningang-12
-
-
0,11 m
80-200 mm
Te zien valt dat met name de benodigde steensorteringen voor de delen 1-4 (hoogwateromstandigheden) als 4-10 (zowel hoogwater- als dagelijkse omstandigheden) fors zijn. Voor deze delen is het uit kostentechnisch oogpunt aantrekkelijker een ander type bekleding toe te passen. Dit wordt uitgewerkt in paragraaf 4.4.2. Opbouw constructie steenbestorting De dikte van de steenbestorting is gelijk aan 1,5*Dn50, met een minimum van 0,20 m. Dit komt neer op de volgende diktes en bijbehorende bestortingsgewichten:
Tabel 4.9 Benodigde afmetingen steenbestorting
Strekking 1-4
Sortering
Laagdikte
Bestortingsgewicht
5-40 kg
0,35 m
600 kg/m2
4-10
n.v.t.*
10-12
10-60 kg
0,42 m
700 kg/m2
Haveningang-1
80-200 mm
0,24 m
400 kg/m2
Haveningang-12
80-200 mm
0,24 m
400 kg/m2
* Vanwege de zware sortering die hier benodigd is, wordt een alternatieve bekleding toegepast 5
14\22
Zie bijvoorbeeld CUR 197: Breuksteen in de praktijk of Leidraad Zee- en meerdijken
Ontwerp bekleding dijk Flevokust
Kenmerk N009-1213242BVB-kzo-V02-NL
Onder de toplaag, waarvan de sorteringen hierboven zijn berekend, komt een filterconstructie te liggen, ter voorkoming van uitspoeling van dijkmateriaal. De gehele dijk wordt aangelegd met een deklaag van klei. Ter plaatse van de steenbestorting wordt een geotextiel op de kleilaag aangebracht. Dit geotextiel is waterdoorlatend, zodat er onder het geotextiel geen wateroverdruk opgebouwd kan worden. Dit geotextiel moet zodanig gedimensioneerd worden dat de kleinste deeltjes van het basismateriaal niet door de grootste openingen van het geotextiel kunnen (d15basis>O90geotextiel). Het geotextiel vormt de scheiding tussen de steenbestorting en de kleilaag onder de bekleding. Hiervoor wordt een soortgelijk non-woven geotextiel toegepast als in het andere dijkvakken van het waterschap Zuiderzeeland (O90 < 100 µm). Omdat het geotextiel doorloopt tot onder de asfaltverharding moet gebruik gemaakt worden van een polyester doek, omdat polyester in tegenstelling tot polypropeen en polyetheen wel bestand is tegen de hoge asfalttemperaturen die optreden bij het aanbrengen van het asfalt. Aanleghoogtes Voor de minimale en maximale aanleghoogte is het volgende principe aangehouden (conform de Leidraad Zee- en Meerdijken en de CUR 197; Breuksteen in de praktijk): de steenbestorting moet worden doorgetrokken tot minimaal 2,0ÂHs onder de waterlijn en minimaal 1,25ÂHs boven de waterlijn, bij een taludhelling van 1:3. Dit principe is weergegeven in figuur 4.5.
1,25 Hs 2,0 Hs 1:3
Figuur 4.5 Minimale onder- en bovengrens steenbestorting
Uit bovenstaand principe volgen de aanleghoogtes zoals genoemd in tabel 4.10.
Ontwerp bekleding dijk Flevokust
15\22
Kenmerk N009-1213242BVB-kzo-V02-NL
Tabel 4.10 Aanleghoogtes steenbestortingen
Strekking
Dagelijkse omstandigheden Sortering
Onderkant
Bovenkant
1-4
5-40kg
NAP-1,38 m
NAP+0,41 m
4-10
n.v.t.*
NAP-3,06 m
NAP+1,46 m
10-12
10-60kg
NAP-1,86 m
NAP+0,71 m
Haveningang-1
80-200mm
NAP-1,24 m
NAP+0,33 m
Haveningang-12
80-200mm
NAP-1,10 m
NAP+0,24 m
* Vanwege de zware sortering die hier benodigd is, wordt een andere bekleding toegepast
4.4.2
Ontwerp alternatieve bekleding i.p.v. een steenbestorting
Voor de delen 1-4 (hoogwateromstandigheden) en 4-10 (zowel hoogwater- als dagelijkse omstandigheden) wordt een alternatieve bekleding ontworpen, omdat de benodigde dimensies van de steenbestorting leiden tot een zeer forse en dure constructie. Hierbij is een afweging gemaakt tussen een bekleding bestaande uit een gezette steenbekleding (betonzuilen) op een uitvullaag op een geotextiel en een asfaltbekleding. Gezette steenbekleding De benodigde afmeting van de toplaagelementen van de gezette steenbekleding is berekend met het programma Steentoets2008 versie 1.12. Hieruit bleek een benodigde zuilhoogte van 0,20 (deel 1-4) tot 0,35 m (deel 4-10). Voor de achterliggende berekeningen wordt verwezen naar bijlage 6. Asfaltbekleding De benodigde dikte van de asfaltbekleding is berekend conform het Technisch Rapport Asfalt voor Waterkeren (TRAW)6. Hieruit blijkt dat een asfaltbekleding met een dikte van 0,15 m in combinatie met een kleilaag van 0,50 m dikte voldoet. Voor de achterliggende berekeningen wordt verwezen naar bijlage 7. Afweging Uit kostentechnisch oogpunt is een bekleding van asfalt veel gunstiger dan een gezette steenbekleding. Omdat andere aspecten zoals LNC-waarden hier geen rol spelen – de bekleding wordt immers bedekt door het nog aan te leggen haventerrein – is gekozen voor een asfaltbekleding voor het deel 4-10 (zowel dagelijkse als hoogwateromstandigheden) en het deel 1-4 (alleen hoogwateromstandigheden).
6
16\22
Technisch Rapport Asfalt voor Waterkeren, TAW, november 2002
Ontwerp bekleding dijk Flevokust
Kenmerk N009-1213242BVB-kzo-V02-NL
Voor het deel 1-4 kan onder het gedeelte van de bekleding voor hoogwateromstandigheden een bekleding van stortsteen 5-40 kg worden toegepast. Dit brengt echter een overgangsconstructie met zich mee in de golfklapzone, hetgeen onwenselijk is. Daarnaast heeft het waterschap de voorkeur voor een uniforme bekleding op de gehele dijk. Daarom is gekozen in het gedeelte 1-4 ook voor de dagelijkse omstandigheden een asfaltbekleding toe te passen. Dit brengt tevens een stuk eenheid in de uitvoering met zich mee (hele strekking dezelfde soort bekleding), wat de kans op uitvoeringsfouten verkleint. Voor het gedeelte 10-12 kan in principe worden volstaan met een relatief lichte steenbestorting om de belasting in dagelijkse omstandigheden te weerstaan. Omwille van uniformiteit wordt ook op het gedeelte 10-12 een asfaltbekleding toegepast op het ondertalud. 4.4.3
Ontwerp bekleding boventalud
Voor de benodigde steenbekleding op het boventalud is in tabel 4.6 aangegeven tot welke hoogte de bekleding moet worden doorgezet. Conform het Technisch Rapport Steenzettingen – deel Ontwerp paragraaf 6.5 volstaat een zuilhoogte van 80% van de benodigde zuilhoogte in de golfklapzone. Dit levert de volgende zuilhoogten op voor het gedeelte 4-10:
Tabel 4.11 Benodigde zuilhoogten en aanlegniveau boventalud deel 4-10
Punt
Aanleghoogte
Zuilhoogte in golfklapzone (niet
Zuilhoogte op boventalud Zuilhoogte op boventalud (niet afgerond)
(afgerond)
afgerond) 4
NAP+2,60 m
0,24 m
0,19 m
0,20 m
5
NAP+2,70 m
0,25 m
0,20 m
0,20 m
6
NAP+3,15 m
0,28 m
0,22 m
0,25 m
7
NAP+3,25 m
0,30 m
0,24 m
0,25 m
8
NAP+2,80 m
0,28 m
0,22 m
0,25 m
9
NAP+2,35 m
0,24 m
0,19 m
0,20 m
Conform het Technisch Rapport Steenzettingen – deel Ontwerp paragraaf 6.5 kunnen de betonzuilen rechtstreeks op de onderliggende kleilaag worden geplaatst. Dit komt overeen met de huidige situatie. Vanuit esthetisch oogpunt wordt de steenbekleding op het boventalud afgewerkt met een 0,10 m dikke laag teelaarde, die wordt ingezaaid met gras. Voor de gedeelten 1-4 en 10-12 is geen harde bekleding nodig op het boventalud.
Ontwerp bekleding dijk Flevokust
17\22
Kenmerk N009-1213242BVB-kzo-V02-NL
4.5
Dikte kleibekleding
De kleibekleding wordt ontworpen conform de Leidraad Zee- en Meerdijken, pagina 104 Basisrapport. Daar waar een grasbekleding volstaat moet de kleilaag in de golfaanvalzone met minstens 1,5 m dik zijn. Ter plaatse van de kruin geldt een dikte van minimaal 0,8 m en voor het binnentalud een dikte van 0,6 m. De volgende eisen worden aan de klei gesteld: • In de golfklapzone geldt een minimale kleikwaliteit van categorie 2 • Voor de rest van het dijkprofiel geldt een maximum zandgehalte van 50 % Deze dikten gelden in principe voor een grasbekleding en bij golven met een hoogte van 1,5 m. Er worden echter geen omrekenregels gegeven voor lagere golfhoogten zoals hier. Daarom wordt (conservatief) uitgegaan van bovengenoemde dikten daar waar een grasbekleding wordt toegepast. Kleibekleding op buitentalud onder berm Ter plaatse van de asfaltbekleding wordt een dunnere kleibekleding toegepast. Als gekeken wordt naar de functies van de kleibekleding is het aanbrengen van een dikkere bekleding niet zinvol: • Leveren van een bijdrage aan de waterdichtheid van de waterkering; • Voorkomen van uitspoelen van (zand)deeltjes uit de onder de bekleding gelegen laag; •
Leveren van reststerkte na bezwijken van de bekleding.
Om met het laatste te beginnen: de asfaltbekleding is gedimensioneerd op dezelfde hydraulische belasting als waarop de dijk is gedimensioneerd. Als deze belasting wordt overschreden, bezwijkt de gehele dijk ongeacht de sterkte van de bekleding. Er is dus geen reststerkte-eis voor de kleibekleding. Op het taludgedeelte tussen de buitenteen van de dijk en de asfaltbekleding vindt er geen belasting plaats, dit gedeelte bevindt zich ruimschoots onder de golfklapzone. Ook op dit gedeelte is het aanbrengen van een dikke kleibekleding niet zinvol. Het voorkomen van uitspoelen van (zand)deeltjes uit de onder de bekleding gelegen laag wordt gewaarborgd door het asfalt, dus ter plaatse van de asfaltbekleding hoeft ook om deze reden geen kleilaag toegepast te worden. Op het taludgedeelte tussen de buitenteen van de dijk en de asfaltbekleding wordt een kleilaag toegepast met een dikte van 0,50 m, wat ruimschoots voldoende is om uitspoeling van zanddeeltjes te voorkomen. Resteert de waterdichtheid van de waterkering teneinde de waterspanningen en stijghoogten in de dijk te beperken. Ter plaatse van de asfaltbekleding verzorgt het asfalt deze functie. Voor het taludgedeelte tussen de buitenteen van de dijk en de asfaltbekleding geldt dat de kleilaag permanent onder water staat. Hierdoor zal er geen structuurvorming van de klei plaatsvinden en
18\22
Ontwerp bekleding dijk Flevokust
Kenmerk N009-1213242BVB-kzo-V02-NL
zal de kleilaag een goede waterdichtheid behouden. Ingeschat wordt dat de laagdikte van 0,50 m een voldoende bijdrage levert aan de waterdichtheid van de dijk. Kleibekleding binnentalud Aanbevolen wordt voor het binnentalud minder vette klei toe te passen. Indien voor aanvulling van de kleibekleding van de kruin en binnentalud categorie 1 of categorie 2 klei wordt toegepast, wordt hierop een toplaag van ca. 0,30 m minder vette klei (max. categorie 3) aangebracht.
4.6
Controle op afschuiving van de bekleding
De gehele bekledingsconstructie moet grondmechanisch stabiel zijn onder alle omstandigheden. Kritieke toestanden kunnen zich voordoen als de stabiliteit in de deklaag of tussen deklaag en ondergrond afneemt ten opzichte van de oorspronkelijke waarde. Die afname kan het gevolg zijn van volledige verzadiging van het kleidek en/of van waterdrukgradiënten bij hoge grondwaterstanden in een kern. Een andere mogelijke afname kan worden veroorzaakt door wateropname in een stijve klei, zodat die plastisch of ‘vloeibaar’ wordt. Voor het buitentalud geldt dat: • Voor de asfaltbekleding geldt dat het afschuifcriterium geen ontwerpcriterium is omdat de
•
spanningen die in een asfaltbekleding optreden ten gevolge van afschuiven, niet zullen leiden tot bezwijken van de bekleding (bijlage 4 TRAW) Voor de stortsteenbekleding geldt dat voor taluds flauwer dan 1:2,5 afschuiving geen gevaar vormt (CUR 197 Breuksteen in de praktijk – deel 2 paragraaf 7.2.1)
Voor het binnentalud is het mechanisme afschuiving vergelijkbaar met micro-instabiliteit. Ten aanzien van de belasting is het belangrijkste verschil dat micro-instabiliteit wordt veroorzaakt door water dat van binnen de dijk naar buiten sijpelt, terwijl afschuiving wordt veroorzaakt door infiltratie van overslagwater. Micro-instabiliteit is als apart faalmechanisme getoetst.
4.7
Teenconstructie
Aan de onderzijde wordt de asfaltbekleding opgesloten door een betonnen plank hoog 0,50 m die wordt gefixeerd met betonnen palen. Op de betonnen plank wordt een bitumenstrip aangebracht voor een optimale hechting van de asfalt. Hieronder wordt een geballast geotextiel toegepast. Dit geotextiel dient ter afdekking van het dijkprofiel en heeft een signaalfunctie bij ontgravingen in het opgebrachte voorland van de dijk. Ter plaatse van de steenbestortingen aan de binnenzijde van de golfbreker wordt geen teenconstructie aangebracht.
Ontwerp bekleding dijk Flevokust
19\22
Kenmerk N009-1213242BVB-kzo-V02-NL
5 Overgangs- en aansluitconstructies 5.1
Algemeen
In het dwarsprofiel van de bekleding komen de volgende overgangsconstructies voor: • •
De overgang tussen de waterbouwasfaltbekleding op het talud beneden de berm en de asfaltbekleding op de berm De overgang tussen de asfaltweg op de berm en de bekleding op het talud boven de berm
Daarnaast moet de bekleding ter plaatse van de beide aansluitingen worden aangesloten op de bekleding van de bestaande IJsselmeerdijk. Op deze overgangs- en aansluitconstructies wordt in dit hoofdstuk nader ingegaan.
5.2 5.2.1
Overgangsconstructies Overgang waterbouwasfalt op talud – wegasfalt op berm
Het waterbouwasfalt op het talud beneden de berm wordt over een afstand van minimaal 0,5 m doorgezet tot op de berm. Middels een getrapte aansluiting wordt het waterbouwasfalt aangesloten op de wegconstructie op de berm. 5.2.2
Overgang wegasfalt op berm naar bekleding boventalud
Op de overgang van de berm naar het boventalud wordt een betonnen opsluitband geplaatst met een minimale hoogte van 0,45 m. Hiermee wordt de asfaltbestrating en onderliggende laag menggranulaat netjes opgesloten. Tegen deze opsluitband wordt de kleilaag op het boventalud aangebracht (op de gedeelten 1-4 en 9-12) respectievelijk de bekleding van betonzuilen geplaatst (gedeelte 4-9). De kleilaag wordt doorgezet tot juist onder de asfaltbekleding, om zodoende een zanddichte aansluiting te realiseren.
5.3
Aansluitingen op bestaande IJsselmeerdijk
Aan de zuidwestzijde en noordwestzijde wordt de nieuwe waterkering aangesloten op de bestaande dijkconstructie van de IJsselmeerdijk. Hier komt ook de op- en afrit van de ontsluitingsweg naar het nieuwe haventerrein. Vanaf het beginpunt van de oprit loopt de bekleding van waterbouwasfalt door tot een niveau van NAP+2,25 m. Deze wordt op dit niveau opgesloten met een betonband, die de overgang vormt naar het boventalud waar een grasbekleding op klei wordt toegepast. De bekleding van waterbouwasfalt wordt doorgezet tot circa 10 m op de huidige IJsselmeerdijk. Waar nodig wordt hierbij de kleilaag op het binnentalud verwijderd en vervangen door zand. Ter plaatse van de overgang van de asfaltbekleding naar de steenbestorting wordt de asfaltbekleding evenwijdig aan het dijktalud opgesloten met een betonband met een minimale hoogte van 0,30 m. Hier tegenaan wordt het kraagstuk met de stortsteen (sortering 80-200 mm, laagdikte 0,24 m)
20\22
Ontwerp bekleding dijk Flevokust
Kenmerk N009-1213242BVB-kzo-V02-NL
geplaatst, waarbij het geotextiel van het kraagstuk doorloopt tot onder de betonband door om een zanddichte aansluiting te realiseren.
Ontwerp bekleding dijk Flevokust
21\22
Kenmerk N009-1213242BVB-kzo-V02-NL
22\22
Ontwerp bekleding dijk Flevokust
Bijlage 1 Hydra-M en Hydra-Q uitvoer
Bijlage 2 Bepaling maatgevende windsnelheid voor dagelijkse omstandigheden
Voor de bepaling van de maatgevende windsnelheid onder dagelijkse omstandigheden is in eerste instantie gekeken naar CUR 197 Breuksteen in de praktijk. In de CUR 197 worden op pagina 45 maximale uurgemiddelde windsnelheden gegeven bij terugkeerperioden van 10, 25, 50 en 100 jaar op basis van de Rijkoort-Weibull verdeling. Deze uurgemiddelde windsnelheden zijn afkomstig uit Windklimaat in Nederland (KNMI, Wieringa J. en Rijkoort J., 1983). De maximale terugkeerperiode voor de windsnelheid is echter ‘slechts’ 100 jaar en bovendien wordt geen onderscheid gemaakt naar windrichting. Voor het ontwerp van de steenbekleding is een grotere terugkeertijd gewenst, alsmede een onderscheid naar windrichting. In het document Windklimaat in Nederland is op pagina 152 een grafiek opgenomen met hierin de uurgemiddelde potentiële windsnelheden te Schiphol voor de afzonderlijke richtingssectoren. De windstatistiek te Schiphol komt nagenoeg overeen met die van Lelystad, zoals op onderstaande afbeelding is te zien. Uit deze figuur kan worden afgeleid dat de 1000 jaar terugkeerperiode voor de uurgemiddelde windsnelheid voor Lelystad circa 32 m/s bedraagt. De windsnelheid voor een terugkeerperiode van 4000 jaar is echter nog niet bekend. Daarnaast ontbreekt nog een onderscheid naar windrichting. Om deze te bepalen is gebruik gemaakt van figuur 5.22 uit het document Windklimaat in Nederland. In deze figuur is aangegeven hoe de uurgemiddelde windsnelheid voor de afzonderlijke richtingssectoren uitpakt. Ook deze figuur heeft een maximale terugkeerperiode van 1000 jaar. Door de decimeringssnelheid per richtingsector te bepalen – dat wil zeggen het verschil in windsnelheid bij een terugkeertijd van 100 jaar en 1000 jaar – is een extrapolatie gemaakt naar windsnelheden met een terugkeertijd van 10.000 jaar. Deze worden aangehouden als ontwerpwindsnelheid behorend bij de gewenste terugkeertijd van 4000 jaar. Hiermee ontstaat een robuuste inschatting van de maatgevende windsnelheid.
EсϭϬ͘ϬϬϬ ;ŐĞͲĞdžƚƌĂƉŽůĞĞƌĚͿ
Hieruit volgen onderstaande maatgevende windsnelheden per windrichting: Windrichting [º]
Aanduiding
Maatgevende windsnelheid [m/s]
0
Noord
26
30
22
60
23
90
Oost
22
120
21
150
22
180
Zuid
210
32
240 270
35 West
300
38 37
330 360
26
30 Noord
26
Bijlage 3 Hydraulische randvoorwaarden onder dagelijkse omstandigheden
Bijlage 4 Hydraulische randvoorwaarden onder hoogwater omstandigheden
Separaat bijgevoegd
Bijlage 5 Berekening benodigde stortsteendiameter
Conform de Leidraad Zee- en Meerdijken (Basisrapport pag 110) wordt de benodigde diameter van de steenbestorting berekend met de stabiliteitsformules van Pilarczyk: Dagelijks strekking 1-4
Hs φ ⋅ cos α ≤ψ u ⋅ ∆ ⋅ Dn ξ 0 ,5 Hs = ǻ= ȟ= ȥ= Į= ĭ= Tp = Dn = term 1 term 2
0,49 1,7 1,11 1 18,4 2,25 1,87 0,15 1,92 2,03
invullen afblijven!
OK Voor verklaring termen zie pagina 69 en 70 uit CUR 201 ȥu = upgrading factor = 1,0 voor breuksteen Hs = significante golfhoogte ǻ = relatieve dichtheid = (ȡs – ȡw) / ȡw = (2700 – 1000) / 1000 = 1,7 Dn = karakteristieke elementafmeting = 0,15 m ĭ = stabiliteitsparameter = 2,25 ȟ = brekerparameter = 1,25 tanĮ T/H0,5 T = piekperiode van de golven Į = taludhoek = 18,4o (1:3)
Dagelijks strekking 4-10
φ ⋅ cos α Hs ≤ψ u ⋅ ξ 0,5 ∆ ⋅ Dn Hs = ǻ= ȟ= ȥ= Į= ĭ= Tp = Dn = term 1 term 2
1,33 1,7 2,01 1 18,4 2,25 5,57 0,52 1,50 1,51
invullen afblijven!
OK Dagelijks strekking 10-12
Hs φ ⋅ cos α ≤ψ u ⋅ ξ 0,5 ∆ ⋅ Dn Hs = ǻ= ȟ= ȥ= Į= ĭ= Tp = Dn = term 1 term 2
0,73 1,7 1,05 1 18,4 2,25 2,16 0,21 2,04 2,08 OK
invullen afblijven!
Dagelijks strekking havendam van haveningang - 1
φ ⋅ cos α Hs ≤ψ u ⋅ ξ 0,5 ∆ ⋅ Dn Hs = ǻ= ȟ= ȥ= Į= ĭ= Tp = Dn = term 1 term 2
0,42 1,7 1,11 1 18,4 2,25 1,73 0,126 1,96 2,03
invullen afblijven!
OK Dagelijks strekking havendam van haveningang - 12
Hs φ ⋅ cos α ≤ψ u ⋅ ξ 0,5 ∆ ⋅ Dn Hs = ǻ= ȟ= ȥ= Į= ĭ= Tp = Dn = term 1 term 2
0,35 1,7 1,08 1 18,4 2,25 1,54 0,11 1,87 2,05 OK
invullen afblijven!
Hoogwater strekking 1-4
φ ⋅ cos α Hs ≤ψ u ⋅ ξ 0,5 ∆ ⋅ Dn Hs = ǻ= ȟ= ȥ= Į= ĭ= Tp = Dn = term 1 term 2
0,85 1,7 3,20 1 18,4 2,25 7,1 0,42 1,19 1,19
invullen afblijven!
OK Hoogwater strekking 4-10
Hs φ ⋅ cos α ≤ψ u ⋅ ξ 0,5 ∆ ⋅ Dn Hs = ǻ= ȟ= ȥ= Į= ĭ= Tp = Dn = term 1 term 2
1,33 1,7 1,99 1 18,4 2,25 5,53 0,52 1,50 1,51 OK
Hoogwater strekking 10-12 Geen steenbestorting nodig
invullen afblijven!
Bijlage 6 Berekening afmetingen betonzuilen
De berekening van de benodigde hoogte van de toplaagelementen is gemaakt met behulp van het programma Steentoets2008 versie 1.12. Bij het invoeren van de benodigde gegevens zijn de aanwijzingen uit de Handleiding Steentoets 2008 gevolgd. Invoergegevens Golven De volgende golfrandvoorwaarden zijn ingevoerd: Tabel 5.1 Benodigde hoogte betonzuilen (dichtheid 2300 kg/m3)
Punt
Strekking
Golfhoogte
Golfperiode
Hs [m]
Tp [sec]
1-4
1-4
0,85
7,08
4
4-4,5
1,01
5,54
5
4,5-5,5
1,06
5,26
6
5,5-6,5
1,26
5,90
7
6,5-7,5
1,33
5,53
8
7,5-8,5
1,11
5,00
9
8,5-10
0,85
4,37
In rekening brengen overgangsconstructies Bij het dimensioneren van de bekleding is de invloed van de overgangsconstructie van betonzuilen naar asfalt meegenomen als een overgang van de categorie c0 (niet-gepenetreerde overgangsconstructie waarbij de stroming in het filter wordt geblokkeerd). Dit is gedaan omdat het onwenselijk is dat waterdrukken in het filter als gevolg van golfklappen zich door het filter voortplanten tot onder de asfaltconstructie. Hierdoor hoeft bij het dimensioneren van de asfaltconstructie geen rekening te worden gehouden met waterbouwkundige aspecten. Uitvullaag Voor de dikte van de filterlaag is 0,15 m aangehouden (rekenwaarde behorend bij bestekswaarde van 0,10 m). De Df15 behorend bij een sortering 20/40 is 22 mm. De Df50 is bepaald door deze waarde te vermenigvuldigen met 1,2. De porositeit is 0,35.
Berekeningsresultaat Tabel 5.2 Benodigde hoogte betonzuilen (dichtheid 2300 kg/m3)
Punt
Strekking
Minimaal
Toegepaste
benodigde
zuilhoogte [m]
zuilhoogte [m] 1-4
1-4
0,19
0,20
4
4-4,5
0,24
0,25
5
4,5-5,5
0,25
0,30
6
5,5-6,5
0,28
0,30
7
6,5-7,5
0,30
0,35
8
7,5-8,5
0,28
0,30
9
8,5-10
0,24
0,25
De toe te passen zuilhoogte is de berekende zuilhoogte, afgerond op 0,05 m naar boven vanwege de verkrijgbaarheid op de markt. Wat opvalt is dat voor de punten 5 en 7 waarden van 0,25 respectievelijk 0,30 m naar boven worden afgerond naar 0,30 en 0,35 m. Dit is gedaan, omdat de benodigde zuilhoogte juist iets groter is dan de genoemde 0,25 en 0,30 m. Bij doorrekening met de waarden 0,25 en 0m,30 m wordt geen voldoende berekeningsresultaat bereikt. Overige invoer Steentoets De overige ingevoerde waarden zijn te vinden in bijgevoegde Steentoets-invoer.
STEENTOETS2008 versie 1.12, Deltares, maart 2012
fout?
IJsselmeer
3 3 3 3 3 3 3
havendam
vlak-
dwars-
nummer
profiel
Naam van dijkvak Flevokust Flevokust Flevokust Flevokust Flevokust Flevokust Flevokust
Subvakgrenzen randvw. & vlak van
1 1 1 1 1 1 1
tot
1 4 4,5 5,5 6,5 7,5 8,5
niveau
(blanco=dijk)
bij teen
ja/blanco
4 4,5 5,5 6,5 7,5 8,5 10
type toplaag
onderlagen tiel, klei, etc) st ge kl st ge kl st ge kl st ge kl st ge kl st ge kl st ge kl
op dijk
niveau
niveau
onder-
boven-
(alleen nodig
grens
grens
als tan =0)
[m NAP] [m NAP] tan 0 2,04 0,3333 0 2,04 0,333333 0 2,04 0,333333 0 2,04 0,333333 0 2,04 0,333333 0 2,04 0,333333 0 2,04 0,333333
[m]
helling
[gr tov N] [m NAP] tan 0 -4,5 0 -4,5 0 -4,5 0 -4,5 0 -4,5 0 -4,5 0 -4,5
bodem
0 0 0 0 0 0 0
helling
segmentbreedte
TOPLAAG D
B
spleet
L
(filter, geotex27 27 27 27 27 27 27
voorland
richting
of lage dam? normaal
open
stootvoeg langsvoeg oppervlak [m] 0,2 0,25 0,3 0,3 0,35 0,3 0,25
[m] 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3
[m] 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3
[mm]
[mm]
[%]
gaten in
karakt.
soortelijke
inge-
steen?
opening
massa
wassen
materiaal geklemd
ja/nee ja ja ja ja ja ja ja
[mm] ja/nee/? 7 ja 7 ja 7 ja 7 ja 7 ja 7 ja 7 ja
ja/nee 12 12 12 12 12 12 12
3
[mm]
[kg/m ] 70 70 70 70 70 70 70
D15 inwas-
goed
oneffenheden
Ingegoten toplaag
geotextiel
havendam
diepte
VGD
tussen top-
[m]
[m]
[GPa]
laag en filter?
BOVENSTE FILTERLAAG
TWEEDE FILTERLAAG
b
b
D15
D50
poro-
D15
D50
siteit [m] [mm] [mm] 0,15 22 27 0,15 22 27 0,15 22 27 0,15 22 27 0,15 22 27 0,15 22 27 0,15 22 27
GEOTEXTIEL O90
dikte
siteit
[-] 0,35 0,35 0,35 0,35 0,35 0,35 0,35
[m]
[mm]
type bovenste
>150 m brede
goed-
overgangsconstructie
waterkering op NAP +2,5m
gekeurd bij toetsing?
a0 … c1 c0 c0 c0 c0 c0 c0 c0
j/n/? n n n n n n n
ja/nee
AFSCHUIVING
poro-
[mm]
[-]
[mm] [mm] 0,1 2 0,1 2 0,1 2 0,1 2 0,1 2 0,1 2 0,1 2
KLEI
doorlatendheid debiet/m2
verval
[l/s/m2]
[mm]
opmerkingen
dijkopbouw
bklei
kwaliteit
ZAND D50
D90
D15
D50
D90
c1/c2/c3 gk/kl/kk/zs kl kl kl kl kl kl kl
[m] 1 1 1 1 1 1 1
g/m/w m m m m m m m
[mm] 0,04 0,04 0,04 0,04 0,04 0,04 0,04
[mm] 0,09 0,09 0,09 0,09 0,09 0,09 0,09
[mm] 0,12 0,12 0,12 0,12 0,12 0,12 0,12
[mm] 0,15 0,15 0,15 0,15 0,15 0,15 0,15
[mm] 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3
HYDRAULISCHE RANDVOORWAARDEN Golven-
GHW
tabel 1/2/3 [m+NAP] 1 -0,20 1 -0,20 1 -0,20 1 -0,20 1 -0,20 1 -0,20 1 -0,20
MATERIAALTRANSPORT
maatgevende
golf-
belasting
waterstand
Hs
Tp
invalshoek
duur
[m+NAP] 2,04 2,04 2,04 2,04 2,04 2,04 2,04
[m+NAP] 2,04 1,64 1,99 1,64 2,04 1,64 1,89
[m] 0,85 1,01 1,06 1,26 1,33 1,11 0,85
[s] 7,10 5,54 5,26 5,90 5,53 5,00 4,37
[gr] 0 0 0 0 0 0 0
[uur] 5,3 8,2 4,0 8,2 2,9 8,2 5,2
EINDOORDEEL minimaal benodigde dikte
STABILITEIT TOPLAAG bermfactor ȡ = 1000 kg/m3
beoordeling golven
1e stap geavanc.
vanuit
vanuit
Oordeel
ondergrond
granulaire laag
Cberm
Hs/ D
op
*Hs/ D
type
goed goed goed goed goed goed goed
goed goed goed goed goed goed goed
door toplaag goed goed goed goed goed goed goed
[-] 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00
[-] 3,92 3,73 3,26 3,88 3,51 3,42 3,14
[-] 3,21 2,30 2,13 2,19 2,00 1,98 1,97
[-] 8,53 6,49 5,39 6,53 5,56 5,38 4,94
3 3 3 3 3 3 3
IJsselmeer
max. ontwerppeil
F= ^2/3
kwantitatief g/t 1,27 1,06 1,02 1,22 1,58 1,62 1,02
t/o 99,00 99,00 99,00 99,00 99,00 99,00 99,00
STEENTOETS
toplaag
goed goed goed goed goed goed goed
[m] 0,19 0,24 0,25 0,28 0,30 0,28 0,24
Score goed goed goed goed goed goed goed
kleilaag en/of filterlaag [m] 0,33 0,30 0,42 0,30 0,30
Bijlage 7 Berekening asfaltbekleding
De bekleding van asfalt wordt gedimensioneerd op wateroverdrukken en golfklappen. Stroming is geen relevant faalmechanisme in deze situatie. Dimensionering vindt plaats conform het Technisch Rapport Asfalt voor Waterkeren (TRAW). Wateroverdrukken Als de grondwaterstand in een dijklichaam hoger is dan de buitenwaterstand, is er sprake van een wateroverdruk onder de bekleding. Als de grondwaterstand in een dijklichaam onder een gesloten bekleding de buitenwaterstand niet volgen kan zullen er wateroverdrukken onder de bekleding ontstaan. Dit kan voorkomen na het optreden van een hoogwater. Tijdens het hoogwater wordt het dijklichaam gevuld met water. Als de buitenwaterstand na het hoogwater snel daalt zal de grondwaterstand in het dijklichaam vertraagd volgen. Hierdoor ontstaat een wateroverdruk onder de bekleding. Een gesloten bekleding moet zodanig zijn ontworpen dat deze niet zal bezwijken ten gevolge van wateroverdrukken. Dimensionering vindt plaats conform paragraaf 7.3 van het TRAW.
MGWS = GWS + 0,20 x (MHW – GWS) = NAP-0,40 m + 0,20 x (NAP+2,04 m – NAP – 0,40 m) = NAP + 0,10 m (afgerond).
De onderzijde van de bekleding ligt op niveau GWS – 2*Hs = NAP – 0,40 – 2 x 1,3 = NAP – 3,0 m a+v is dan NAP -3,0 m + NAP+0,10 m = 3,1 m.
Als a = 47% dan de grootste wateroverdruk = niveau NAP – 3,0 m + 0,47x3,1 = NAP-1,54 m. Dit is lager dan de GWS, dus wordt GWS aangehouden als maatgevende buitenwaterstand. Hierdoor wijzigt de verhouding tussen a en v van respectievelijk a = 1,54 m en v = 1,66 m naar a = 2,6 m en v = 0,5 m. Hiermee kan de reductiefactor Rw bepaald worden conform figuur 7.9: v/(a+v) = 0,5 / 3,1 = 0,16 => Rw = 0,52 De benodigde laagdikte wordt als volgt berekend:
Bij een taludhelling 1:3 hoort een factor Qn van 1,03. De invloed van de teenconstructie wordt als volgt meegenomen:
De teen constructie bestaat uit een betonnen plank hoog 0,50 m. Hiermee wordt q = sin (helling) * 0,50 = sin (18,4) * 0,50 = 0,32 m. De benodigde dikte van het asfalt wordt nu bepaald met formule (1). Invullen levert: d = 0,21 * 1,03 * (3,1+0,32) * (1000 /(2200 – 1000)) * 0,52 = 0,32 m. Bij de dimensionering op wateroverdrukken mag een eventuele kleilaag onder de asfaltbekleding worden meegenomen. Dit wordt als volgt gedaan: De benodigde minimale dikte van waterbouwasfalt op klei is 0,15 m (tabel 7.2 TRAW). De totale laag van asfalt en klei samen moet hetzelfde gewicht hebben als een asfaltlaag van 0,32 m dik. Hierbij gaat het om het gewicht onder water. Als (conservatief) wordt uitgegaan van een hoge soortelijke dichtheid van het asfalt van 2300 kg/m3 en een normale waarde voor verzadigde klei van 1700 kg/m3 dan ziet de vergelijking er als volgt uit: 0,15 * (2300 – 1000) + dklei * (1700 – 1000) = 0,32 * 2300 Oplossen geeft dklei = 0,32 m. Dit wordt afgerond naar 0,35 m. De benodigde bekleding voor wateroverdrukken bestaat dus uit een asfaltbekleding van 0,15 m dik met hieronder een kleilaag van 0,35 m dik.
De kleilaag wordt doorgezet tot het niveau van de MGWS van NAP+0,10 m. Hierna verloopt deze onder een hoek 1:1 naar nul.
Golfklappen
Uit de grafiek volgt bij een Hs van 1,3 m een benodigde dikte van circa 0,13 m. Dit is kleiner dan de benodigde minimale dikte van 0,15 m. Controle op overdrukken door golfbewegingen Dit fenomeen speelt eigenlijk alleen in situaties waarin overdrukken door golfklappen op een talud zich via de filterconstructie kunnen voortplanten tot onder de asfaltconstructie. In deze situatie speelt dit niet, omdat het asfalt aan de onderzijde dermate diep is doorgezet dat hier nauwelijks golfwerking meer aanwezig is. Bovendien is hier een kleilaag aanwezig, die dit fenomeen voorkomt. Aan de bovenzijde is er geen intredepunt voor deze wateroverdrukken omdat de bekleding doorloopt tot op de berm, dus aan de bovenzijde van de constructie speelt het ook niet.
Bijlage
7
Berekening kwel nieuwe situatie
Bijlage
8
Kabels- en leidingen
e HD Gasuni 01 1
e l a r t n e ac m i x a M
7 25 .
2 8 5.
.0 26
5
2
.9
.1 26
2
6 .2
X=164666.4528 k j di meer Jssel I
Y=509008.9450
IJsselmeerdijk
IJsselmeerdijk
IJsselmeerdijk
.3 26
.7
X=164128.2780
.4 26
.5 26
6
2
.
.8 26
7.
7.
0
1
.6 26
2
2
.
9 26
2 27
.3 27
.4 27
.5 27
.6
.9
0 8.
1 8
7
2
2
7
.7 27
2
.
.8 27
2
Y=509548.8533
IJsselmeerdijk
IJsselmeerdijk
locatie insteekhaven
1
aansluiten op bestaande kabels en leidingen aansluiten op bestaande kabels en leidingen
C P U
UPC
N P K
Gasunie HD
eggen jl KPN & UPC)bi ecom ( Tel ecom l n bestaand trace KPN-te i
0. 00
Str ook Ga E sun i el ei di ng
5. 00 -
7. 00
KPN
X=164799.9882 Y=509417.6662
1 011 . 80 T
Gasuni e HD
D eH i un s Ga
1 013. 30 E
0. 00
1 01 4. 80 W
As
101 7. 80 G
water aansluiten op bestaande leiding
X=164593.6188
T CH TO ER RP KA
Y=508539.6889 e) ac r t e nd aa 0 t 0 s 0. be ( 00 0 2. 7 1 4. t h 00 oc t 0. 1 er T p r 50 Ka 3. 1 E g n i k ei oo r ho t c W S s be
Legenda bestaande telecomkabel bestaande elektrakabel bestaande gasleiding bestaande waterleiding te verwijderen telecomkabel te verwijderen elektrakabel te verwijderen gasleiding te verwijderen waterleiding
n gem o egc l j e bit el ) C UP PN & eK N ac P r K t ( d omaan ecst l e e T b n i
te leggen telecomkabel
Gasuni e HD
te leggen elektrakabel te leggen gasleiding te leggen waterleiding te leggen persleiding
T CH TO ER RP KA
Wijziging 04-03-13:traces E (nu strook) en W enkele meters verschoven,
64
gestuurde bori ng
Wijziging 07-02-13: maatvoering gedeelte evenwijdig aan Karperweg T bijleggen in reeds bestaande trace en aansluitpunten op bestaande kabel cq leiding gewijzigd
KARPERTOCHT
Visvijverweg
Karperweg
Strook E
0.00 10.00 - 12.00
T
15.00 (bestaand trace)
Insteekhaven Lelystad Kabels & Leidingen
Gemeente Lelystad Afdeling:IBP Postbus 91 8200 AB Lelystad
T: 14 0320 www.lelystad.nl
[email protected] Dat.16-01-13
Blad 1
van 1
bladen
01 1 . 80
013. 30
014. 80
017. 80
Besteknr.
Locatie tekening:$FILEL$
Get.J.G.v.S.
Gek.
Gez.
Schaal1 : 2000
Gew.07-02-13 Get.F.W.v.S.
Archiefnr.
Gew.04-03-13 Get.F.W.v.S.
SO-718002-KL-1
Gepl otdoor : $user nam e$
Op:$dat e$
13.50
57
W
$t i m e$
beschoeiing Karpertocht
Bijlage
9
Tekeningen behorend bij projectplan
Postbus 133 7400 AC Deventer Telefoon (0570) 69 99 11
Opdrachtgever
GEMEENTE LELYSTAD Project
Waterkering insteekhaven Flevokust Onderdeel
Situatie Bestaand en Nieuw (Definitief Ontwerp) Datum Getek. Gec. Projectnummer
Tekeningnummer
1213242 Wijz. A B C D
Schaal
16-05-13 CLP BVB
51
Status
1 : 2000
Formaat
DEFINITIEF A
Aard der wijziging dijk verplaatst, aanpassing wegdek bestaande dijk
A1 Datum
Get.
Gec.
13-06-13
CLP
BVB
Postbus 133 7400 AC Deventer Telefoon (0570) 69 99 11
Opdrachtgever
GEMEENTE LELYSTAD Project
Waterkering insteekhaven Flevokust Onderdeel
Dwarsprofielen 1, 2 en 3 Bestaand en Nieuwe situatie (Definitief Ontwerp) Datum Getek. Gec. Projectnummer
Tekeningnummer
1213242 Wijz. A B C D
Schaal
16-05-13 CLP BVB
52
Aard der wijziging GEHEEL GEWIJZIGD
Status
1 : 200
Formaat
DEFINITIEF A
A1 Datum
Get.
Gec.
11-06-13
CLP
BVB
Postbus 133 7400 AC Deventer Telefoon (0570) 69 99 11
Opdrachtgever
GEMEENTE LELYSTAD Project
Waterkering insteekhaven Flevokust Onderdeel
Dwarsprofielen 4 en 5 Bekleding bestaande IJsselmeerdijk Datum Getek. Gec. Projectnummer
Tekeningnummer
1213242 Wijz. A B C D
Schaal
16-05-13 CLP BVB
53
Aard der wijziging profiel nummers gewijzigd
Status
1 : 200
Formaat
DEFINITIEF A
A2 Datum
Get.
Gec.
13-06-13
CLP
BVB
Bijlage
10
Lijst mogelijke uitvoeringsbesluiten
9HUJXQQLQJDUWLNHO :DWHUZHW
0HOGLQJDUWLNHOOLG MRDUWLNHO:HW ERGHPEHVFKHUPLQJ 0HOGLQJDUWLNHO:HW ERGHPEHVFKHUPLQJ
3URYLQFLH)OHYRODQG *6
*6
*6
9ULMVWHOOLQJRQWKHIILQJ DUWLNHO)ORUDHQ IDXQDZHW
%HVOXLW 9HUJXQQLQJDUWLNHO OLGHQOLG:DWHUZHW 9HUJXQQLQJDUWLNHO :DWHUZHW 2QWJURQGLQJVYHUJXQQLQJ DUWLNHOOLG 2QWJURQGLQJHQZHW FRQFHVVLH .DSYHUERGDUWLNHO %RVZHW
0LQLVWHU(FRQRPLH /DQGERXZ ,QQRYDWLH (/ ,
0LQLVWHU(FRQRPLH /DQGERXZ ,QQRYDWLH (/ ,
0LQLVWHU9HUNHHU :DWHUVWDDW, 0
%HVWXXUVRUJDDQ 5LMN 0LQLVWHU9HUNHHU :DWHUVWDDW, 0
0HOGLQJYRRUQHPHQ VDQHULQJRIYHUSODDWVLQJ ERGHPYHURQWUHLQLJLQJ
2QWWUHNNHQJURQGZDWHU HQRILQILOWUHUHQZDWHULQ ERGHP 0HOGLQJYHURQWUHLQLJLQJELM ERGHPKDQGHOLQJHQ
9HUERGGRHQ YHOOHQYDQ ERVVHQHQDQGHUH KRXWRSVWDQGHQWHU EHZDULQJYDQQDWXXUHQ ODQGVFKDSVVFKRRQ
2QWJURQGLQJ
$FWLYLWHLW /R]HQYDQVWRIIHQLQHHQ ZDWHUOLFKDDP
$OJHPHQHZHW EHVWXXUVUHFKWDDQKDNHQ ELMRPJHYLQJVYHUJXQQLQJ :DER $UWLNHOHY:DWHUZHW
$UWLNHOHY:DWHUZHW 9RRUEHUHLGLQJYLDDIGHOLQJ $OJHPHQHZHW EHVWXXUVUHFKW
3URFHGXUH $UWLNHOHY:DWHUZHW
0HOGLQJDUWLNHO 3URYLQFLDOHYHURUGHQLQJ YRRUGHI\VLHNH OHHIRPJHYLQJ
0HOGLQJDUWLNHO 3URYLQFLDOHYHURUGHQLQJ YRRUGHI\VLHNH OHHIRPJHYLQJ 9HUJXQQLQJDUWLNHO 3URYLQFLDOHYHURUGHQLQJ YRRUGHI\VLHNH OHHIRPJHYLQJ 9HUJXQQLQJDUWLNHOG OLG 1DWXXUEHVFKHUPLQJVZHW
*6
*6
*6
*6
*6
3URMHFWSURFHGXUH UHJLRQDOHZDWHUNHULQJ DUWLNHO:DWHUZHWRI DUWLNHORQGHUF :DWHUZHWDUW 9HURUGHQLQJI\VLHNH OHHIRPJHYLQJ 0HOGLQJDUWLNHO 3URYLQFLDOHYHURUGHQLQJ YRRUGHI\VLHNH OHHIRPJHYLQJ
*6
9HUULFKWHQKDQGHOLQJHQGLH ±JHOHWRSGH LQVWDQGKRXGLQJVGRHOVWHOOLQJ GHNZDOLWHLWYDQ QDWXXUOLMNHKDELWDWVHQ KDELWDWVYDQVRRUWHQ NXQQHQYHUVOHFKWHUHQRI YHUVWRUHQ
2QWJURQGLQJQLHW YULMJHVWHOG
$UWLNHO 1DWXXUEHVFKHUPLQJVZHW (YWDDQKDNHQELM RPJHYLQJVYHUJXQQLQJ :DER
0HOGLQJYDQPDNHQHQ EHKRXGHQYDQZHUNHQ DDQEUHQJHQHQ QHHUOHJJHQKRXGHQYDQ VWRIIHQRIYRRUZHUSHQ YHUULFKWHQYDQKDQGHOLQJHQ LQRSDDQRSHQEDUH ZHJYDDUZHJ 0HOGLQJYDQDDQOHJJHQ XLWZHJRIDDQOHJSODDWVRI SODDWVHQERUGRI KHUGHQNLQJVWHNHQRSDDQ RSHQEDUHZHJYDDUZHJ 2QWJURQGLQJYULMJHVWHOG YDQYHUJXQQLQJSOLFKWRJY DUWLNHO
:LM]LJHQRIDDQOHJJHQ SULPDLUHZDWHUNHULQJ
9HUJXQQLQJDUWLNHO $39/HO\VWDG
% :
*HPHHQWH/HO\VWDG % :
&ROOHJHYDQGLMNJUDDIHQ KHHPUDGHQ
9HUJXQQLQJDUWLNHO .HXUZDWHUVFKDS =XLGHU]HHODQG 3URMHFWSURFHGXUH UHJLRQDOHZDWHUNHULQJ DUWLNHO:DWHUZHWRI DUWLNHORQGHUF :DWHUZHW 9HUNHHUVEHVOXLWDUWLNHO :HJHQYHUNHHUVZHW
&ROOHJHYDQGLMNJUDDIHQ KHHPUDGHQ
$DQOHJJHQEHVFKDGLJHQ YHUDQGHUHQYDQHHQZHJ
0DDWUHJHOHQRSRIDDQGH ZHJWRWZLM]LJLQJYDQGH LQULFKWLQJYDQGHZHJRIWRW KHWDDQEUHQJHQRI YHUZLMGHUHQYDQ YRRU]LHQLQJHQWHUUHJHOLQJ YDQKHWYHUNHHU
9HUULFKWHQKDQGHOLQJHQLQ RSERYHQRYHURIRQGHU ZDWHUVWDDWVZHUNHQ EHVFKHUPLQJV]RQHHQRI EHVFKHUPGEXLWHQGLMNV JHELHGYRRU]RYHUDFWLYLWHLW JHQRHPGLQWDEHOELMDUWLNHO :DWHUOR]HQLQRQWWUHNNHQ DDQDIYRHUHQQDDU DDQYRHUHQXLW RSSHUYODNWHZDWHUOLFKDPHQ 2QWWUHNNHQJURQGZDWHU HQRILQILOWUHUHQZDWHULQ ERGHP :LM]LJHQRIDDQOHJJHQ SULPDLUHZDWHUNHULQJ
9HUJXQQLQJDUWLNHO .HXUZDWHUVFKDS =XLGHU]HHODQG
0HOGLQJDUWLNHO.HXU ZDWHUVFKDS =XLGHU]HHODQG
&ROOHJHYDQGLMNJUDDIHQ KHHPUDGHQ
:DWHUVFKDS =XLGHU]HHODQG &ROOHJHYDQGLMNJUDDIHQ KHHPUDGHQ
$OJHPHQHZHW EHVWXXUVUHFKW
% :RJYDUWLNHO :DERWHQ]LMXLW]RQGHULQJLQ OLGWP
*HPHHQWHUDDG
% :
% :
%HVOXLW PLOLHXHIIHFWUDSSRUWDJH
9HUJXQQLQJDUWLNHO $39/HO\VWDG .DSYHUJXQQLQJDUWLNHO $39/HO\VWDG %HVWHPPLQJVSODQDUWLNHO :HWUXLPWHOLMNH RUGHQLQJ 2PJHYLQJVYHUJXQQLQJ DUWLNHO:DER 0(5SOLFKWYRRU DFWLYLWHLWHQJHQRHPGLQ RQGHUGHHO& 0(5EHRRUGHOLQJVSOLFKW YRRUDFWLYLWHLWHQJHQRHPG LQRQGHUGHHO'
1RGLJYRRUGLYHUVH RQGHUGHOHQ
'RHQ YHOOHQYDQ KRXWRSVWDQGHQ 3ODQRORJLVFKPRJHOLMN PDNHQSURMHFW)OHYRNXVW
0DNHQYDQXLWZHJ
:DER$OJHPHQHZHW EHVWXXUVUHFKW
2PJHYLQJVYHUJXQQLQJ :DER :HWUXLPWHOLMNHRUGHQLQJ
3ODQ0(5RQGHU]RHNHQ