Natuurtoets bedrijventerrein Hattemerbroek (deel Hattem) Toetsing aan wet- en regelgeving van natuur voor het ontwikkelen en inrichten van het bedrijventerrein Hattemerbroek
Definitief
Ontwikkelingsmaatschappij Hattemerbroek B.V. R. van der Velden Postbus 2 8096 ZG OLDEBROEK
Grontmij Nederland B.V. Zwolle, 2 september 2009
11/99049359, revisie 0
Verantwoording
Titel
:
Natuurtoets bedrijventerrein Hattemerbroek (deel Hattem)
Subtitel
:
Toetsing aan wet- en regelgeving van natuur voor het ontwikkelen en inrichten van het bedrijventerrein Hattemerbroek
Projectnummer
:
278658
Referentienummer
:
11/99049359
Revisie
:
0
Datum
:
2 september 2009
Auteur(s)
:
drs. Herman Reimerink
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd door
:
ing. Crhistian Oskamp MSc.
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
Paraaf goedgekeurd
:
Contact
:
mr. Harold Koers
Noordzeelaan 50 8017 JW Zwolle Postbus 1364 8001 BJ Zwolle T +31 38 499 16 00 F +31 38 422 76 97
[email protected] www.grontmij.nl
11/99049359, revisie 0 Pagina 2 van 24
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding......................................................................................................................... 4 Aanleiding ..................................................................................................................... 4 Beschrijving plangebied ................................................................................................ 4 Ontstaanswijze en beschrijving van de omgeving ........................................................ 5 Onderzoek en leeswijzer............................................................................................... 6
2 2.1 2.2 2.2.1 2.2.1.1 2.2.1.2 2.2.2 2.2.2.1 2.2.2.2 2.3 2.3.1 2.3.2
Natuurwetgeving en natuurbeleid ................................................................................. 7 Inleiding......................................................................................................................... 7 Gebiedsbescherming .................................................................................................... 7 Natuurbeschermingswet ............................................................................................... 7 Natura 2000 .................................................................................................................. 7 Beschermd Natuurmonument ....................................................................................... 7 Streekplan ..................................................................................................................... 8 Ecologische Hoofdstructuur .......................................................................................... 8 Weidevogel- en ganzengebied ..................................................................................... 8 Soortbescherming......................................................................................................... 8 Flora- en Faunawet....................................................................................................... 8 Gemeentelijk beleid ...................................................................................................... 9
3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.2 3.2.1 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.3.5 3.3.6 3.3.7
Ecologische waarden en effectbepaling ..................................................................... 11 Beschermde gebieden ................................................................................................ 11 Natura 2000-gebieden ................................................................................................ 11 Externe werking .......................................................................................................... 14 Ecologische Hoofdstructuur ........................................................................................ 17 Weidevogel- en ganzenbeschermingsgebieden......................................................... 17 Beschermde soorten................................................................................................... 18 Planten ........................................................................................................................ 18 Zoogdieren .................................................................................................................. 20 Vogels ......................................................................................................................... 20 Vleermuizen ................................................................................................................ 20 Amfibieën en reptielen ................................................................................................ 21 Vissen ......................................................................................................................... 22 Dagvlinders, libellen en overige ongewervelden ........................................................ 22
4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.2
Conclusies en aanbevelingen ..................................................................................... 23 Samenvattende conclusies ......................................................................................... 23 Natuurbeschermingswet en EHS................................................................................ 23 Flora- en Faunawet..................................................................................................... 23 Aanbevelingen ............................................................................................................ 23
Bijlage 1:
Doelstellingen Natura 2000 Veluwe
Bijlage 2:
Doelstellingen Natura 2000 Uiterwaarden IJssel
Bijlage 3:
Vegetatieopname
11/99049359, revisie 0 Pagina 3 van 24
1
Inleiding
1.1 Aanleiding De gemeenten Heerde, Oldebroek en Hattem ontwikkelen gezamenlijk een bedrijventerrein bij de A 28 en de A 50. Tegen het plandeel op Hattems grondgebied is bezwaar ingediend. Dat heeft geleid tot een uitspraak van de Raad van State op 7 oktober 2007, waarbij aan delen van het bestemmingsplan goedkeuring is onthouden. Onlangs heeft de gemeenteraad van Hattem een voorbereidingsbesluit genomen als bedoeld in artikel 3.7 van de Wro voor realisatie van het bedrijventerrein op Hattems grondgebied. Door allerlei gewijzigde omstandigheden is de eerder gemaakte natuurtoets niet meer helemaal actueel. Vooral op gebied van Natura 2000 zijn ontwikkelingen gaande in de aanwijzing van gebieden en het opstellen van beheerplannen. In opdracht van de Ontwikkelingsmaatschappij Hattemerbroek B.V. is voor het bestemmingsplan een actuele natuurtoets gemaakt, waarbij kennis is betrokken van de eerdere toets (Grontmij, november 2005). 1.2 Beschrijving plangebied Ten westen van Hattem, ingeklemd tussen A 28, A 50 en het tracé van de Hanzelijn is een bedrijventerrein gepland. Deze toets heeft alleen betrekking op het deel dat ligt op grondgebied van Hattem. Het terrein heeft een oppervlakte van ca. 20 hectare bruto. Figuur 1.1
Bedrijventerrein Hattemerbroek, natuurtoets geldt voor gearceerde deel
Ten zuiden van het plangebied, enkele kilometers verderop, ligt de Veluwe. De dorpen/kernen Hattem, Hattemerbroek en Wezep liggen aan de rand van de Veluwe. Het te ontwikkelen bedrijventerrein ligt op 1.5 km van de noordrand van de Veluwe; het maakt deel uit van de lager gelegen agrarische gebieden. De vele sloten laten goed zien waar zandgronden eindigen en de polders beginnen.
11/99049359, revisie 0 Pagina 4 van 24
Inleiding
Onderstaande twee foto’s geven een beeld van de locatie Hattemerbroek (deel Hattem). Figuur 1.2 Talud Hanzelijn richting zuid
Figuur 1.3 Richting Zwolle met ABN-Amro toren
1.3 Ontstaanswijze en beschrijving van de omgeving Het geplande bedrijventerrein ligt op de overgang van Veluwe naar de polder Hattem. Aan deze flank van de stuwwal is het lange tijd zeer nat geweest. Er was kwel vanuit de stuwwal maar ook konden neerslag en grondwater slecht afwateren omdat langs de IJssel hogere stroomruggen lagen. In de lage natte gebieden is in het Holoceen veen ontstaan en bij dijkbraken werd in de polders klei afgezet. Deze lage gebieden waren ondanks de wateroverlast wel zeer vruchtbare gronden, waardoor ze al heel vroeg in cultuur werden genomen en het waterbeheer werd geregeld. In 1340 kreeg Hattem het recht uit te wateren bij Zalk. Wel zou het tot het begin van de vijftiende eeuw duren voordat de afwatering goed was geregeld. Op de hoogtekaart is goed te zien waar de lage delen met sloten liggen en waar de hogere gronden van de Veluwe beginnen. De hoger gelegen autobanen en dijken springen er ook uit. De Hanzelijn is in aanleg maar staat nog niet op de digitale kaarten. Figuur 1.4
Hoogteligging plangebied indicatief aangegeven met rode circel
Bron www.AHN.nl
Door ontwatering zijn de veenlagen ingeklonken waardoor lage delen nog wat lager zijn komen te liggen. Het plangebied bestaat uit graslanden met diverse sloten. Centraal in het gebied, parallel aan de A 28, loopt een waterschapssloot; de andere zijn perceelssloten.
11/99049359, revisie 0 Pagina 5 van 24
Inleiding
1.4
Onderzoek en leeswijzer
Onderzoek Het betreft een actualisatie van een eerdere toets. Er zijn niet opnieuw vlakdekkende inventarisaties verricht, de waarnemingen van 2005 zijn nog geldend en betrokken bij dit rapport. Vanwege gewijzigde omstandigheden (aanleg van de Hanzespoorlijn) is het gebied twee keer bezocht. Tijdens het eerste veldbezoek (22 juni 2009) zijn op circa 20 plekken de sloten bemonsterd op voorkomen van vis en amfibieën. Bij de sloten is tevens gelet op voorkomen van planten, vlinders, libellen. Voorts is een avondbezoek gebracht (24 juni 2009) waarbij gelet is op het voorkomen van steen- en kerkuil en vleermuizen. Leeswijzer Bij de natuurtoetsen van de Grontmij wordt telkens een plan of project beoordeeld op basis van beleid van rijk/provincie en gemeenten voor de gebieden (Natura 2000 gebieden, EHS, streekplan, bestemmingsplan) en vervolgens wordt gelet op de wettelijke bescherming van soorten. • Na hoofdstuk 1 waar ingegaan is op ligging van het plan en de kenmerken van het plangebied, wordt in het hoofdstuk 2 ingegaan op natuurwetgeving en natuurbeleid die gelden voor gebieden en voor soorten, • In hoofdstuk 3 staan de ecologische waarden en wordt een effectbeoordeling gegeven op basis van aanwezige natuurwaarden, • In hoofdstuk 4 zijn de conclusies getrokken en wordt met name aangegeven welke vervolgstappen en vergunningen/ontheffingen nodig zijn en worden aanbevelingen gedaan in het kader van duurzaamheid en behalen van ruimtelijke kwaliteit.
11/99049359, revisie 0 Pagina 6 van 24
2
Natuurwetgeving en natuurbeleid
2.1 Inleiding De verschillende natuurwetgevingen in Nederland hebben als belangrijkste component het zorgplichtbeginsel, dat van elke initiatiefnemer verlangt dat hij zich vooraf op de hoogte stelt van eventuele schadelijke effecten op voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. De natuur in Nederland wordt beschermd vanuit twee invalshoeken: bescherming van gebieden en bescherming van soorten. De gebiedsbescherming is geregeld via de Natuurbeschermingswet (Natura 2000-gebieden en Beschermde natuurmonumenten) en het Streekplan (onder andere Ecologische Hoofdstructuur: EHS, weidevogel- en ganzenbeschermingsgebieden) en andere wetten zoals de Boswet. De belangrijkste gebiedsbescherming loopt via het gemeentelijke ruimtelijk ordeningsbeleid. De soortbescherming is geregeld door middel van de Flora- en Faunawet. 2.2
Gebiedsbescherming
2.2.1 Natuurbeschermingswet Op 1 oktober 2005 is de nieuwe Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden en deze heeft als doel het beschermen en in stand houden van bijzondere gebieden (Natura 2000gebieden en Beschermde Natuurmonumenten) in Nederland. Projecten of handelingen die negatieve effecten op deze beschermde gebieden kunnen hebben, zijn verboden. Ook activiteiten buiten de beschermde gebieden kunnen verboden zijn, indien deze negatieve effecten veroorzaken (externe werking). Bij negatieve effecten is het nodig een vergunning aan te vragen op basis van een verslechterings- en verstoringstoets. Het uitvoeren van een passende beoordeling (uitgebreide effectenstudie, alternatievenonderzoek en onderbouwing dwingende redenen van groot openbaar belang) is noodzakelijk wanneer de negatieve effecten (mogelijk) significant zijn. 2.2.1.1 Natura 2000 De Natura 2000-gebieden bestaan uit de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. De Vogelrichtlijngebieden zijn aangewezen voor de bescherming van bepaalde vogelsoorten (kwalificerende soorten). Kwalificerende soorten zijn soorten waarvan geregeld meer dan 1% van de biogeografische populatie in het gebied verblijft of waarvoor het gebied tot de vijf belangrijkste gebieden in Nederland behoort. De Habitatrichtlijngebieden zijn aangemeld voor het beschermen van habitattypen (natuurtypen) waarvoor Europa op wereldschaal een bijzondere verantwoordelijkheid draagt. Samen vormen deze gebieden het Europese Natura 2000 netwerk. Het bedrijventerrein Hattemerbroek maakt geen deel uit van Natura 2000 gebied. In de buurt van Hattemerbroek liggen wel Natura gebieden, namelijk: de ‘Uiterwaarden van de IJssel’ en ‘De Veluwe’ (paragraaf 3.1) (www.minlnv.nl). 2.2.1.2 Beschermd Natuurmonument Voor Beschermde Natuurmonumenten die buiten de Natura 2000-gebieden liggen, geldt dat handelingen in of rondom Beschermde Natuurmonumenten die schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, voor de natuurwetenschappelijke betekenis of voor dieren en planten in dat gebied of die het Beschermde Natuurmonument ontsieren, zijn verboden, tenzij hiervoor een vergunning is verkregen. Bij Hattemerbroek liggen geen Beschermde Natuurmonumenten; het dichtstbijzijnde beschermde natuurmonument is Buitenplaats Vosbergen bij Heerde.
11/99049359, revisie 0 Pagina 7 van 24
Natuurwetgeving en natuurbeleid
2.2.2 Streekplan In het streekplan en in het natuurbeleid van de provincie Gelderland is de ecologische hoofdstructuur (EHS) opgenomen. Het streekplan bevat ook beleid op gebied van weidevogels en ganzen en beschermde soorten. Het streekplan bevat ook een compensatiebeginsel dat tot doel heeft de kwetsbare waarden van natuur en landschap te beschermen en alleen in situatie van algemeen openbaar belang ontwikkelingen in beschermde gebieden toe te laten onder vereiste van compensatie. Via dit compensatiebeginsel is het streekplan en de Boswet op elkaar afgestemd. 2.2.2.1 Ecologische Hoofdstructuur De ecologische hoofdstructuur is een samenhangend netwerk van grote en kleine natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen. Door vergroting van natuurgebieden, de ontwikkeling van nieuwe natuurgebieden en de aanleg van ecologische verbindingszones ontstaat een samenhangend netwerk. Het doel van de ecologische hoofdstructuur is om te komen tot duurzame populaties van kwetsbare planten- en diersoorten. Het bedrijventerrein Hattemerbroek ligt buiten de EHS die de provincie heeft vastgesteld. Op 27 mei 2009 is een nadere begrenzing van deze EHS in Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld. Deze wijkt voor de omgeving van Hattem niet af van de vigerende EHS begrenzing. 2.2.2.2 Weidevogel- en ganzengebied De provincie Gelderland heeft verantwoordelijkheid voor opvang van weidevogels en ganzen. De IJsseluiterwaarden bij Hattem en de polders zijn van belang voor weidevogels en ganzen. Het toekomstig bedrijventerrein Hattemerbroek heeft momenteel geen betekenis voor weidevogels of ganzen. 2.3
Soortbescherming
2.3.1 Flora- en Faunawet De Flora- en Faunawet is sinds 1 april 2002 van kracht. In deze wet zijn (nagenoeg) alle van nature in het wild voorkomende vogels, zoogdieren, amfibieën en reptielen beschermd. Daarnaast zijn er selectieve lijsten van beschermde planten, vissen, vlinders en ongewervelde dieren. De beschermde soorten en hun nesten, holen of andere voortplanting- of vaste rust- of verblijfplaatsen mogen niet opzettelijk worden verstoord of vernietigd. Indien dit onvermijdelijk is, dient ontheffing te worden aangevraagd. Vrijstelling of ontheffing kan slechts worden verleend ‘wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort’. In principe dienen bij verstoring mitigerende dan wel compenserende maatregelen te worden genomen. Sinds 23 februari 2005 is de Flora- en faunawet gewijzigd. De beschermde soorten zijn nu verdeeld in drie tabellen: 1. Algemene soorten Wat betreft ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling. Er hoeft voor ontwikkelingen geen ontheffing aangevraagd te worden; 2. Overige soorten Wat betreft ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling, mits wordt gewerkt volgens een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Is er geen gedragscode dan moet ontheffing aangevraagd worden, deze valt onder de lichte toets (geen aantasting van de duurzame instandhouding van de soort); 3. Soorten bijlage IV Habitatrichtlijn en bijlage 1 AMvB Voor deze soorten moet wat betreft ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing aangevraagd worden. De ontheffingsaanvraag valt onder de zware toets, het geen inhoudt dat: ° er sprake is van een bij de wet genoemd belang; ° er geen alternatief is; ° er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.
11/99049359, revisie 0 Pagina 8 van 24
Natuurwetgeving en natuurbeleid
Vogels zijn niet opgenomen in de tabellen, maar ze zijn wel strikt beschermd. Zonder een gedragscode wordt de ontheffing voor opzettelijke verstoring van vogels beoordeeld volgens de lichte toets. De ontheffing voor het doden, verwonden, vangen en met het oog hierop opsporen, voor het vernielen en beschadigen van nesten, holen en andere vaste rust- en verblijfplaatsen en voor het rapen, vernielen en beschadigen van eieren, valt onder de zware toets. Het is in principe niet mogelijk om een ontheffing te verkrijgen, indien verbodsbepalingen worden overtreden ten aanzien van vogels (dit volgt vanuit de eisen van de Vogelrichtlijn). In veel gevallen is het namelijk mogelijk om verstoring van vooral broedvogels te voorkomen. Als broedvogels tijdens het broedseizoen toch moeten worden verstoord, dan dient daarvoor een ontheffing van de Flora- en Faunawet te worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag valt onder de zware toets, hetgeen inhoudt dat moet worden aangetoond dat er sprake is van een bij de wet genoemd groot maatschappelijk belang, er geen alternatief is en er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Naast bovenstaande categorieën geldt voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving de zogenoemde ‘zorgplicht’ (artikel 2 van de Flora- en Faunawet). De zorgplicht houdt in dat iedereen die weet of vermoedt dat zijn handelen of het nalaten daarvan, nadelige gevolgen veroorzaakt voor flora- of faunasoorten, verplicht is dergelijk handelen zoveel mogelijk achterwege te laten dan wel de gevolgen te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. 2.3.2 Gemeentelijk beleid In het beleid van de gemeente Hattem wordt via algemene beleiduitgangspunten aandacht besteed aan natuur en landschap. De gemeente heeft recent een ruimtelijk ontwikkelingsplan1 opgesteld dat richtinggevend is voor toekomstige ontwikkelingen. Het plan verwoordt in grote lijnen de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen van Hattem tot 2025. Het plan bestaat uit een visie op de gewenste ontwikkelingen, het ambitieniveau en een uitvoeringsprogramma inclusief projecten. Het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan zal worden omgevormd naar een structuurvisie op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro). Natuurbeleid Het natuurbeleid voor de gemeente Hattem is gericht op de Veluwe (Natura 2000), de IJsseluiterwaarden (Hoenwaard), de poort van Veluwe naar uiterwaarden en de polders (open houden). De zone tussen de A 28 en spoorlijn heeft algemene natuurwaarden maar geen specifieke opgave.
1
Ruimtelijk ontwikkelingsplan Hattem, december 2008 : Vastgesteld 8 december 2008
11/99049359, revisie 0 Pagina 9 van 24
Natuurwetgeving en natuurbeleid
Figuur 2.1
Natuurbeleid gemeente Hattem
Binnen de gemeente Hattem liggen het stroomgebied Noordelijke IJsselvallei en het stroomgebied Hattem. In de polder wordt het GGOR afgestemd op de functies landbouw en weidevogels. Waterberging wordt in het buitengebied grotendeels gerealiseerd in bestaande wateren en door het tegelijkertijd verwezenlijken van kwantitatieve en kwalitatieve opgaven. Het overgrote deel van het oppervlaktewater uit het stroomgebied Hattem wordt via het gemaal Antilia op de IJssel geloosd. De afvoercapaciteit wordt verhoogd door het renoveren van het gemaal Antilia. Het bedrijventerrein Hattemerbroek heeft geen bijzondere wateropgave.
11/99049359, revisie 0 Pagina 10 van 24
3
Ecologische waarden en effectbepaling
3.1 Beschermde gebieden In dit hoofdstuk worden de ecologische waarden vermeld en wordt aangegeven welke effecten de verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein Hattemerbroek heeft op deze waarden. 3.1.1 Natura 2000-gebieden Europees beschermde gebieden in de buurt van Hattem zijn de Veluwe en de Uiterwaarden IJssel (zie figuur 3.1 en 3.2). De Veluwe randmeren liggen dusdanig ver af dat er geen effecten zijn vanuit het bedrijventerrein Hattemerbroek op deze beschermde natuurgebieden. Het gaat bij de Veluwe om een habitatrichtlijn- en vogelrichtlijngebied en bij de Uiterwaarden IJssel ter hoogte van Hattem-Zwolle gaat het om een vogelrichtlijngebied. De instandhoudingdoelen voor de Veluwe en Uiterwaarden IJssel, zoals genoemd in het aanwijzingsbesluit voor de Natura 2000 gebieden, zijn opgenomen in de bijlage 1. Achtergrond informatie over de gebieden is terug te vinden op de site van het Ministerie LNV (www.minlnv.nl). Figuur 3.1 Natura gebieden Gelderland
Figuur 3.3
Figuur 3.2 Vogel- en Habitatrichtlijngebied
Natura 2000-gebied uiterwaarden IJssel
Groen Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn Bron www.minlnv.nl
11/99049359, revisie 0 Pagina 11 van 24
Ecologische waarden en effectbepaling
Conclusie: Plandeel Hattem van het bedrijventerrein Hattemerbroek ligt niet in Natura 2000 Veluwe of Uiterwaarden IJssel. Of het gebied van betekenis is voor soorten van de Natura gebieden wordt hierna behandeld. Vogelrichtlijngebied de Veluwe De uiterste noordrand van het vogelrichtlijngebied de Veluwe is gelegen op ruim 1.500 meter afstand van het plangebied (gemeten vanuit het midden van het bedrijventerrein). De afstand van rand bedrijventerrein tot rand Veluwe is circa 1000 meter. De voor de Veluwe aangewezen vogelsoorten staan in onderstaande tabel. Tabel 3.1
Vogelrichtlijnsoorten Veluwe
A072 – Wespendief A236 – Zwarte Specht A233 – Draaihals A224 – Nachtzwaluw A246 – Boomleeuwerik A255 – Duinpieper A276 – Roodborsttapuit A277 – Tapuit A338 – Grauwe Klauwier A229 – IJsvogel
De eerste drie genoemde soorten zijn bosvogels. Nachtzwaluw t/m Grauwe klauwier zijn overwegend zeer kritische soorten van heide en halfopen grazige terreinen, terwijl de ijsvogel gebonden is aan beken en rivieren. De Veluwe vormt voor betreffende soorten een belangrijk broedgebied. Momenteel stelt de provincie Gelderland een beheerplan voor de Veluwe op. Het plangebied Hattemerbroek dat voornamelijk bestaat uit agrarisch gebied met enkele kleine houtopstanden is niet geschikt voor boven genoemde soorten als leefgebied. In werkkaarten van de provincie Gelderland voor het beheerplan zijn de habitattypen en de leefgebieden aangegeven. Rondom de gehele Veluwe is een brede zone aangegeven waar de Wespendief en de IJsvogel mogelijk kunnen voorkomen (foerageren). Voor de Wespendief is die zone circa 2.5 kilometer breed (figuur 3.4). Conclusie: Hoewel het niet is uit te sluiten dat enkele soorten worden waargenomen zoals de Wespendief en IJsvogel heeft het plangebied geen geschikt biotoop voor deze soorten en zal de bijdrage aan de instandhouding van de populatie die voorkomt in het Natura 2000 gebied Veluwe nihil zijn. Een duidelijke ecologische relatie tussen de Natura 2000 soorten en het plangebied ontbreekt. Er is geen significant negatief effect van de ingreep aan de orde. Een passende beoordeling is niet nodig. Het aanvragen van een Natuurbeschermingswet vergunning is dan ook niet aan de orde.
11/99049359, revisie 0 Pagina 12 van 24
Ecologische waarden en effectbepaling
Figuur 3.4
Leefgebieden kaart Vogelrichtlijnsoorten Veluwe
Habitatrichtlijn gebied Veluwe De Veluwe is behalve vogelrichtlijngebied ook habitatgebied. Ook vanuit de habitat zijn soorten aangegeven die beschermd moeten worden (tabel 3.2). Tabel 3.2
Habitatrichtlijnsoorten Veluwe
H1042 – Gevlekte witsnuitlibel H1083 – Vliegend hert H1096 – Beekprik H1163 – Rivierdonderpad H1166 – Kamsalamander H1318 – Meervleermuis H1831 – Drijvende waterweegbree
Uit de werkkaarten van de provincie Gelderland is af te leiden dat het noordelijk deel van Natura 2000 Veluwe niet van belang is voor deze habitatsoorten. Conclusie: Er is geen ecologische relatie tussen de habitatsoorten van de Veluwe en het plangebied Hattemerbroek. Vogelrichtlijngebied de IJssel Vogelrichtlijngebied de IJssel, is gelegen op ruim een kilometer afstand (zie figuur 3.2). Dit gebied is aangewezen voor de kwalificerende soorten. In het aanwijzingsbesluit van LNV zijn instandhoudingdoelen opgenomen voor de volgende soorten (zie bijlage): Tabel 3.3
Vogelrichtlijnsoorten IJssel
Broedvogelsoorten A017 – Aalscholver A119 – Porseleinhoen A122- -Kwartelkoning A197- -Zwarte Stern A229 - IJsvogel
Voor de Kwartelkoning behoort het uiterwaardengebied van de IJssel tot de vijf belangrijkste broedgebieden van Nederland. De soorten zijn niet bekend voor de locatie Hattemerbroek.
11/99049359, revisie 0 Pagina 13 van 24
Ecologische waarden en effectbepaling
Incidenteel is denkbaar dat in de waterschapssloot een Aalscholver neerstrijkt, maar de foerageerfunctie is gering. Andere soorten waarvoor het gebied is aangewezen zijn: Tabel 3.4
Vogelrichtlijnsoorten IJssel
niet broedvogelsoorten A005 - Fuut
A056 - Slobeend
A017 - Aalscholver
A059 - Tafeleend
A037 - Kleine Zwaan
A061 - Kuifeend
A038 - Wilde Zwaan
A068 - Nonnetje
A041 - Kolgans
A125 - Meerkoet
A043 - Grauwe Gans
A130 - Scholekster
A050 - Smient
A142 - Kievit
A051 - Krakeend
A156 - Grutto
A052 - Wintertaling
A160 - Wulp
A053 - Wilde eend
A162 – Tureluur
A054 - Pijlstaart
Buiten de aangewezen uiterwaarden gebieden van de IJssel zijn met name de open poldergebieden noordelijk van de A-28 belangrijke verblijfgebieden voor smienten, ganzen en andere wintergasten (van Beers 2003). Deze polders vervullen ook een functie voor de weidevogels grutto, kievit, tureluur en in minder mate wulp. Het plangebied Hattemerbroek in de gemeente Hattem vervult een geringe functie voor kievit. De functie als foerageerfunctie voor smienten en ganzen is laag. Er kan dan ook worden geconcludeerd dat de aanleg van het bedrijventerrein weinig tot geen effect sorteert op de soorten waarvoor Vogelrichtlijngebied de IJssel is aangewezen. Conclusie: Er is geen significant negatief effect van de ingreep aan de orde. Een passende beoordeling is niet nodig. 3.1.2 Externe werking Nagegaan moet worden of habitattypen of -soorten beïnvloed worden door externe effecten van het toekomstige bedrijventerrein. Bedrijventerreinen kunnen diverse effecten geven op het milieu ter plaatse en op het milieu van de omgeving. Omdat nu nog niet precies bekend is welke bedrijven zich zullen vestigen, is niet in detail aan te geven welke externe effecten zich precies zullen voordoen. Dat moet aan de orde in kader van milieuvergunning voor de afzonderlijke bedrijven. Het Hattems deel van het bedrijventerrein is deels bestemd voor de zwaardere bedrijvigheid, zoals een afvalverwerkingsbedrijf (Van Werven). Bij deze natuurtoets is het externe effect beoordeeld voor de aanleg en het gebruik van een bedrijventerrein als geheel, dat voldoet aan eisen van milieuwetgeving. De eventuele externe effecten vanuit het bedrijventerrein waarop gelet is, betreffen: • verlies van habitat; • verlies van kwaliteit vanwege versnippering; • effecten op waterhuishouding; • effecten op gebied verstoring door betreding of verontrusten; • effecten door NOx emissie; • effecten van licht en geluid; • effecten op beïnvloeden van foerageerfunctie. Verlies van habitat De ontwikkeling van het bedrijventerrein vindt niet plaats in de habitatgebieden of vogelrichtlijngebied, zodat geen habitat van een natuurgebied verloren gaat als gevolg van de aanleg van het bedrijventerrein.
11/99049359, revisie 0 Pagina 14 van 24
Ecologische waarden en effectbepaling
Omdat de ontsluiting nog niet helemaal is uitgewerkt, is niet precies bekend of elders verlies aan habitat zal plaats vinden. Zo is het mogelijk dat in de toekomst de ontsluiting vanaf A50 en A28 verder verbeterd moet/zal worden. De aard van de verbetering van de ontsluitingen is nog niet bekend. Wegverbeteringen kunnen ten koste gaan van een oppervlakte bos. Als feitelijke verbeteringen bekend zijn en plannen worden voorbereid, is toetsing aan Natura 2000 beleid noodzakelijk. Daarbij zijn met name verlies aan habitat en belasting met NOx (zie hierna) aan de orde. Verlies van waarden vanwege versnippering. Het bedrijventerrein zelf geeft geen versnippering van natuur. Vraag is of verkeer van en naar het terrein versnippering elders gaat geven? De hoofdontsluiting voor het bedrijventerrein Hattemerbroek vindt plaats vanaf afslag Wezep van de A28 en afslag Hattem op de A50. Het plandeel Hattem wordt vervolgens bereikbaar gemaakt vanaf twee locaties vanaf de Zuiderzeestraatweg (kruising met Hilsdijk/Oostersedijk en op een tweede nader te bepalen plek; bij het bepalen van deze tweede plek zullen uiteraard ook ecologische belangen volwaardig worden meegewogen). De ontsluiting vanaf de A28 loopt via afslag Wezep over de Rondweg en ligt niet in Natura gebied. De bestaande ontsluiting vanaf de A50 loopt deels door het Natura 2000 gebied Veluwe. Bij ontwikkeling van het bedrijventerrein Hattemerbroek is gekozen voor doortrekken van de Rondweg via de noordwestelijke zijde van het bedrijventerrein Hattemerbroek naar de Zuiderzeestraatweg. Dit ontlast de Zuiderzeestraatweg binnen de kernen Wezep en Hattemerbroek. Hiermee verbetert de verkeersleefbaarheid voor de bewoners (figuur 3.5). De verkeersbewegingen van en naar het bedrijventerrein Hattemerbroek, bevinden zich op dit moment al op de Rondweg en de Zuiderzeestraatweg. Uit een eerdere verkeersanalyse (Grontmij, 2003) blijkt dat de aansluiting van de nieuwe ontsluitingen op de bestaande infrastructuur geen knelpunten geeft en dat niet of nauwelijks sprake zal van sluipverkeer. Figuur 3.5
Natura 2000-gebied (groen) en ontsluiting vanaf de A50
Uit voorgaande blijkt dat verkeer naar het bedrijventerrein geen nieuwe routes zal nemen: er is geen sprake van toename van versnippering.
11/99049359, revisie 0 Pagina 15 van 24
Ecologische waarden en effectbepaling
Tweede vraag is of bestaande wegen in Natura2000 gebied sterker belast worden? Voor het Hattems deel van het bedrijventerrein Hattemerbroek zou enige verschuiving kunnen optreden van verkeer dat vanaf de A50 komt. Momenteel neemt verkeer van A50 uit de richting Apeldoorn afslag nr 30 en gaat via de Hessenweg naar diverse bedrijven in Hattem (lichtblauwe pijl in figuur 3.5) en via de Keizersweg naar bedrijven in Wezep. Als bedrijven vanuit Hattem naar het nieuwe terrein verhuizen, zal verkeer vanaf de A50 nauwelijks veranderen is de verwachting. Mogelijk zal afslag 30 via Hessenweg wat minder benut worden en een deel van het verkeer vanaf afslag 30 via Wezep naar de Rondweg in Wezep rijden of doorrijden naar de afslag Wezep op de A28. Zo’n verschuiving is gering. Toch is nagegaan welke effecten zo een verschuiving kan geven. Om de effecten te kunnen aangeven is inzicht nodig in de ecologische waarden van noordzijde van het Natura gebied Veluwe. De werkkaarten behorende bij het ontwerp beheerplan geven onvoldoende differentiatie aan. Er is echter wel verschil in leeftijd en structuur van de bossen en daardoor in de actuele waarden. Daarover het volgende: de bosgebieden bij de Vuursteenberg en de Trijsselenberg aan de Hattemse zijde van de A50 zijn waardevoller dan de naaldbossen en gemengde bossen rondom de Keizerssteeg. Dat is onder meer af te leiden uit de aanwezigheid van de twee indicatorsoorten van oude bossen (figuur 3.6) de Zwarte specht en de Boomklever. Beide soorten komen aanzienlijk meer voor aan Hattemse zijde dan aan het deel west van de A 50. Deze soorten zijn een indicatie voor ander soorten zoals marterachtigen en bosuil. Ook zijn waarnemingen bekend van das (en verkeersslachtoffer van das) en boommarter in de bosgebieden bij Hattem. Figuur 3.6
Waarnemingen Zwarte specht (links) en Boomklever (rechts)
Bron waarnemingen.nl
Een mogelijk lichte afname van verkeer op de Hessenweg naar Hattem en de verschuiving naar snelwegen en Keizersweg is relatief gezien dus een lichte verbetering. De kans op slachtoffers onder fauna van oudere bossen bij Hattem zal iets minder worden. Effecten op de waterhuishouding Het bedrijventerrein Hattemerbroek ligt aan de voet van de Veluwe. Ter plekke komt grondwater aan het oppervlak (kwel). Het bouwrijp maken en gebruik van bedrijventerrein beïnvloedt de waterhuishouding in het plangebied wel, maar dit zal de kwelstroom vanaf de Veluwe niet onderbreken of vergroten; de effecten blijven lokaal. De waterhuishouding (peil en grondwaterniveau) van de Veluwe en ook de Uiterwaarden IJssel veranderen niet. Effecten op gebied van verstoring of verontrusten Net als bij versnippering zal wijziging van afvoer van verkeer van bestaand locatie naar nieuwe locatie langs de snelweg relatief een verbetering geven voor de soorten aan de Hattemse zijde van het Natura 2000 gebied. Omdat dit waardevoller is dan de bossen in de omgeving van Hattemerbroek is verschuiving van verkeer een relatief positief effect voor huidige waarden van het gebied.
11/99049359, revisie 0 Pagina 16 van 24
Ecologische waarden en effectbepaling
Emissie van licht en geluid De afstand van bedrijventerrein ten opzichte van beschermde gebieden is dusdanig dat geen effecten van licht en geluid aanwezig zal zijn. De feitelijke geluidbelasting zal de effecten van de snelwegen zeker niet te boven gaan. Effecten door NOx emissie. De verkeersstromen naar het bedrijventerrein bevinden zich op bestaande af- en aanvoerroutes. De emissie van NOx op de bossen van de Veluwe bij Hattem en Wezep zullen niet wijzigen. Mocht er een lichte verschuiving plaats vinden van Hessenweg naar snelweg en Keizersweg dan leidt dat niet tot echte wijzigingen in de depositie is de inschatting. Effecten op de foerageerfunctie Het Hattems deel van het bedrijventerrein is geen geschikt biotoop voor de aangewezen Vogelrichtlijnsoorten en habitatrichtlijnsoorten. Op dit externe effect is in paragraaf 3.1 al ruimschoots ingegaan. Conclusie: er zijn geen significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000 gebied door externe effecten. Eventuele effecten van gewijzigde aan- en aanvoerroutes voor het verkeer zijn relatief gezien gunstig in vergelijking met de huidige situatie. 3.2 Ecologische Hoofdstructuur De Ecologische hoofdstructuur (figuur 3.7) voor dit deel van Gelderland betreft eveneens de Veluwe en de uiterwaarden van de IJssel. In de ecologische hoofdstructuur wil de provincie Gelderland natuur, bos en landschap versterken. In het Gebiedsplan Natuur en Landschap geeft de provincie aan welke natuur-, bos- en landschapsdoelen de provincie wil realiseren door de inzet van de provinciale Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer en de Subsidieregeling Natuurbeheer. Verder geldt binnen of nabij de EHS het ‘nee, tenzij’ principe. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Conclusie: Het plangebied ligt niet in de EHS en inrichten en ontwikkelen van plandeel Hattem van bedrijventerrein Hattemerbroek beïnvloedt de ecologische waarden om dezelfde redenen als bij de Natura 2000 gebieden, niet. Figuur 3.7
Ecologische hoofdstructuur nabij Hattemerbroek (rode cirkel).
3.2.1 Weidevogel- en ganzenbeschermingsgebieden Het plangebied ligt niet in of nabij een beschermd gebied voor ganzen en smienten. De functie voor weidevogels is laag blijkt uit de Atlas Groen van de provincie Gelderland.
11/99049359, revisie 0 Pagina 17 van 24
Ecologische waarden en effectbepaling
Conclusie: plandeel Hattem van het toekomstige bedrijventerrein heeft geen nadelen voor aangewezen weidevogel- en ganzenbeschermingsgebieden. 3.3 Beschermde soorten De soortbescherming is geregeld in de Flora- en Faunawet. In deze paragraaf wordt duidelijk welke beschermde soorten in het plangebied voorkomen en wat de effecten van de plannen zijn op de gunstige staat van instandhouding van deze soorten. Op 22 juni 2009 is op locatie een onderzoek gedaan naar het voorkomen van planten en dieren. In de volgende paragrafen is weergegeven welke planten en dieren toen aangetroffen zijn. Op 24 juni 2009 is een tweede bezoek gebracht waar met name gelet is op steenuil en kerkuil. Door Ecochore is in 2005 nader onderzoek verricht naar het voorkomen van vleermuizen, amfibieën en vissen. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in deze rapportage. Er is gekeken welke verspreidingsgegevens er beschikbaar zijn van het plangebied. Deze gegevens zijn beschikbaar bij Natuurloket (www.natuurloket.nl). In het kilometerhok 198-500 ligt het plangebied. Daaruit blijkt dat vaatplanten goed onderzocht zijn en van de diergroepen zijn alleen de watervogels goed en de libellen redelijk onderzocht (tabel 3.5). Eerder al in 2005 is informatie verzameld ten behoeve van de natuurtoets. Deze kennis uit 2005 in betrokken bij dit onderzoek. Tabel 3.5
Gegevens van www.natuurloket.nl
3.3.1 Planten De meeste graslanden zijn al diverse jaren niet meer in intensief agrarisch gebruik. Er is veel begrazing van de graslanden door schapen en verder door paarden. Op diverse percelen is het landbouwkundig gebruik sterk verminderd waardoor ruigte is opgetreden (zuring en enige distel). De meest waardevolle biotopen vormen de sloten (figuur 3.8). De sloten in het noordelijk deel welke parallel lopen aan de A28 liggen in het natste deel van het terrein en zijn het best ontwikkeld.
11/99049359, revisie 0 Pagina 18 van 24
Ecologische waarden en effectbepaling
Figuur 3.8
Gevarieerde slootvegetatie met A28 op achtergrond
Langs de sloten nabij de A28 domineert riet; verder is er een gevarieerde oevervegetatie met dotter, grote kattenstaart, moerasspirea, smeerwortel, biezeknoppen, pijlkruid, e.d. aanwezig. De sloot op de rand met de berm van de A 28 en de berm van de rijksweg zijn het best ontwikkeld. Diverse karakteristieke soorten van vochtig moerige gronden zijn aangetroffen waarvan Grote pimpernel (figuur 3.9) en Valeriaan waardevol te noemen zijn. Ook Draadzegge en Blauwe zegge zijn bekend van deze bermen en klaverblad bij de A 28 (opnamen Alterra). Dergelijke goed ontwikkelde slootvegetaties komen elders in het plangebied niet voor. Een vegetatiekundige opname van een slootvegetatie is in bijlage 3 opgenomen. Figuur 3.9
Grote pimpernel bijzonder soort van laagveengebieden
11/99049359, revisie 0 Pagina 19 van 24
Ecologische waarden en effectbepaling
Conclusie: Langs de sloten en graslanden zijn geen soorten aangetroffen die beschermd zijn onder de Flora- en Faunawet categorie 2 of 3. Wel is de bermsloot bij de A28-berm en een zone van circa 10 meter aan weerszijden daarvan dusdanig goed ontwikkeld dat deze zo mogelijk bescherming en adequaat beheer verdient. 3.3.2 Zoogdieren De zoogdieren zijn matig onderzocht. Er zijn geen categorie 2 en 3 soorten genoemd in het overzicht van het Natuurloket. Het gebied het Hattemerbroek biedt geen geschikt leefgebied aan bijzondere soorten. Diverse algemene soorten komen voor zoals mol, haas. Maar vanwege het geïsoleerde karakter van het gebied is de betekenis voor zoogdieren laag. Vanwege het natte karakter van het gebied en de zware komkleigronden worden niet veel soorten verwacht. De haas komt voor en ook zullen op de droge delen veldmuis, rosse woelmuis en egel aanwezig zijn; dit zijn allemaal beschermde soorten van categorie 1 van de Flora en faunawet waarvoor geen ontheffing hoeft te worden aangevraagd. Gezien de ligging nabij de Veluwe, waar de Das algemeen voorkomt, is het mogelijk dat in het verleden soms migrerende individuen in het plangebied terecht kwamen. In 2000 is bij knooppunt Hattemerbroek een verkeersslachtoffer aangetroffen (website provincie Gelderland). De das heeft geen burcht in het gebied en er zijn geen sporen dat de soort foerageert in het plangebied. Conclusie: er zijn geen categorie 2 en 3 soorten aanwezig er is geen ontheffing van de flora en faunawet nodig. 3.3.3 Vogels In het plangebied zijn voornamelijk algemene broedvogels te verwachten die voorkomen in agrarisch gebied en rondom erven zoals: Huismus, Ringmus, Groenling, Kneu, Vink, Koolmees, Merel, Winterkonik, Zwarte kraai etc. Daarnaast is het mogelijk dat weidevogels zoals Kievit en scholekster, het plangebied als broedgebied gebruiken. Er is gelet op het voorkomen van steenuil, omdat in het gebied een strook met oude doorgegroeide knotwilgen staat. De soort is niet gehoord of gezien op 24 juni 2009. Op waarnemingen.nl staat in dit gebied geen waarneming van de steenuil. Ook is eenmalig gelet op kerkuilen van 22.30-24.00 uur; ook deze soort is niet waargenomen, maar op waarnemingen.nl zijn van deze soort wel waarnemingen bekend rondom het klaverblad. Overige kritische soorten zijn in het plangebied niet te verwachten. Conclusie: nader onderzoek naar voorkomen van steenuil bij oude wilgen en kerkuil in boerderijen is nodig in het broedseizoen. 3.3.4 Vleermuizen Naar het voorkomen van vleermuizen binnen het plangebied is in 2005 in het gehele gebied Hattemerbroek een veldinventarisatie uitgevoerd, omdat op basis van de gegevens van Natuurloket te verwachten is dat vleermuizen van het plangebied gebruik maken. In de periode april september 2005 is tijdens 3 avondbezoeken en 1 ochtendbezoek onderzoek gedaan naar vliegroutes, jachtlocaties en aanwezige kolonies. De resultaten van het onderzoek laten zien dat er binnen het plangebied geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen zijn. Wel zijn de Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger en Watervleermuis waargenomen; zij gebruiken het plangebied als jachtgebied. De groenstructuren in het gebied (houtwallen en bomenrijen) worden daarbij als vliegroute gebruikt. In het plangebied is de zone langs de afrit A50 (beplantingsstrook met eik) een zone waar vleermuizen aangetroffen kunnen worden en rondom de boerderijen wordt met name de dwergvleermuis aangetroffen.
11/99049359, revisie 0 Pagina 20 van 24
Ecologische waarden en effectbepaling
Conclusie: er komen drie soorten vleermuizen voor. De aanleg van het bedrijventerrein zal het voorkomen van de vleermuizen nauwelijks beïnvloeden. Als boerderijen aangekocht worden en afgebroken gaan worden, is vervolgonderzoek nodig op de aanwezigheid van vleermuisverblijven. 3.3.5 Amfibieën en reptielen Een inventarisatie van Waterschap Veluwe op basis van bestaande gegevens maakt duidelijk dat de streng beschermde Rugstreeppad en Poelkikker in de nabije omgeving van het plangebied voorkomen. Naar aanleiding van deze gegevens is het plangebied in april-september 2005 nader onderzocht op het voorkomen van beschermde amfibieën. De resultaten van het onderzoek laten zien dat het plangebied relatief arm is aan amfibieën. In totaal zijn drie soorten amfibieën waargenomen: Bruine kikker, Gewone pad en groene kikker. In 2009 is voorkomen van kleine watersalamander vastgesteld (figuur 3.10) Figuur 3.10 Juveniel Kleine watersalamander.
Figuur 3.11: Poelslak
Conclusie: Streng beschermde soorten van categorie 2/3 zijn niet waargenomen. Nederlandse
Wetenschappe-
Habitatrichtlijn
Categorie F&F
Voorkomen
Voorkomen
naam
lijke naam
soort
wet
2005
2009
Kleine watersa-
Triturus vuulgaris
1
nee
Ja
Gewone pad
Bufo bufo
1
Ja
nee
Bruine kikker
Rana temporaria
1
Ja
Ja
Groene kikker
Rana spec
1
Ja
Ja (geluid)
lamander
11/99049359, revisie 0 Pagina 21 van 24
Ecologische waarden en effectbepaling
Figuur 3.12
Geschoonde sloot waarin stekelbaars en kleine watersalamander voorkomen
.
3.3.6 Vissen De gegevens van het Natuurloket geven geen beschermde vissoorten aan. Het voorkomen van beschermde vissoorten is niet op voorhand uit te sluiten aangezien in het gebied mogelijk Kleine modderkruiper en Bittervoorn voorkomen (Van Beers 2003). Daarom is besloten tot het uitvoeren van een gerichte veldinventarisatie naar het voorkomen van deze soorten. Tijdens het onderzoek zijn uitsluitend Driedoornige stekelbaars en Tiendoornige stekelbaars aangetroffen. Het betreft hier zeer algemene soorten. In 2009 is bij circa 20 monsternamen veel driedoornige stekelbaars aangetroffen en geen modderkruipers. De kleine stekelbaarsjes zijn pioniersoorten en zijn veel aangetroffen in de bermsloot van de A 28. 3.3.7 Dagvlinders, libellen en overige ongewervelden Beschermde vlinders zijn in het plangebied niet te verwachten. Het habitat voor een groot deel van de beschermde vlinders betreft heide- en veengebieden. De vlindersoorten die voorkomen zullen algemene soorten zijn van grasland en natte ruigte. Libellen larven zijn aangetroffen in sloten ook is de poelslak (figuur 3.11) veelvuldig aanwezig.
11/99049359, revisie 0 Pagina 22 van 24
4
Conclusies en aanbevelingen
4.1 Samenvattende conclusies De verdere ontwikkeling van plandeel Hattem van het bedrijventerrein Hattemerbroek geeft geen strijdigheid met wet en regelgeving op gebied van natuur. Hieronder is deze conclusie kort toegelicht. Om reden van ruimtelijke en ecologische kwaliteit en duurzaamheid worden aanbevelingen gedaan, waarover gemeente en ontwikkelingsmaatschappij onderling overleg kunnen voeren. 4.1.1 Natuurbeschermingswet en EHS Het plangebied ligt niet in gebieden welke beschermd zijn als Natura 2000-gebied of beschermd natuurmonument. Op moment van opstellen van deze toets is niet precies bekend welke bedrijven zich gaan vestigen en dus kunnen effecten voor afzonderlijke bedrijven nu niet bepaald worden. Het gaat met name om bedrijven van elders uit de participerende gemeenten. Het externe effect is beoordeeld voor aanleg en gebruik van een bedrijventerrein op Hattems grondgebied. Het meest relevante externe effect dat voorzien is, is eventuele wijziging in aanen afvoer van bedrijven. Vanwege verhuizen van bedrijven uit Hattem naar het nieuwe terrein kan gebruik van de Hessenweg een lichte afname vertonen. Deze verschuiving geeft een licht voordeel voor natuur, omdat bossen in het gebied van Vuursteenberg en Trijsselberg waardevoller zijn dan de bossen in de omgeving van de Hanesteeg. Omdat er geen significant negatieve effecten zijn, is er geen vergunning in het kader van de natuurbeschermingswet nodig. Het gebied ligt ook niet in de Ecologische Hoofdstructuur of beschermd ganzen- of weidevogelgebied. Het ‘nee-tenzij’ principe is niet aan de orde. 4.1.2 Flora- en Faunawet In het plangebied komen op basis van bestaande kennis diverse beschermde soorten voor van tabel 1 van de Flora en faunawet, maar voor tabel 1 soorten hoeft geen verzoek om ontheffing gedaan te worden bij ruimtelijke ingrepen. Er komen verschillende soorten broedvogels voor. In het kader van de Flora- en faunawet is het onder andere verboden om broedende vogels te verstoren. Voor het verstoren van broedende vogels wordt door het Ministerie van LNV geen ontheffing verleend. Voor broedvogels moet ervoor worden gezorgd dat de werkzaamheden niet in het broedseizoen plaatsvinden. Het broedseizoen loopt globaal van 15 maart tot 15 juli. 4.2 Aanbevelingen 1. Aangezien er niet precies bekend is welke bedrijven uit de gemeenten die het bedrijventerrein ontwikkelen (Hattem, Heerde en Oldebroek) zich gaan vestigen op het bedrijventerrein in de gemeente Hattem zijn de effecten van afzonderlijke bedrijven nu niet te definiëren.. Bij verplaatsing van bedrijven is het nodig om bij het opstellen van de milieuvergunning goede aandacht te besteden aan externe effecten die bedrijven kunnen veroorzaken op Natura 2000.
11/99049359, revisie 0 Pagina 23 van 24
Conclusies en aanbevelingen
2. Het is mogelijk dat de ontsluiting vanaf A50 afslag 30 richting Zuiderzeestraatweg verder verbeterd moet worden. Dit zou ten koste kunnen gaan van een gering oppervlakte bos. Aanbevolen wordt om vroegtijdig hiervoor overleg te voeren met bevoegd gezag ten aanzien van de Natuurbeschermingswet (provincie Gelderland) en de aard van de verbetering van de ontsluiting nader te kwantificeren en de effecten op natuur (en ook andere belangen) te bepalen. 3. Aanvullend onderzoek: Voorafgaand aan het kappen van oude wilgen is onderzoek nodig naar het voorkomen van steenuil in deze oude wilgen. Als gebouwen afgebroken worden, is onderzoek naar het voorkomen van vleermuis, marters en kerkuil nodig. 4. De sloot en de zone langs de sloot op de grens met de berm van de A28 heeft nu al betekenis voor de natuur (zowel binnen plangebied als in de RW berm). Via natuurtechnische inrichting kan nog meer kwaliteit voor natuur behaald worden. De nu aanwezige waardevolle vegetaties en het kwetsbare biotoop (natte- en voor insporing gevoelige bodem) moeten dan in elk geval niet verloren gaan in de aanlegfase van het bedrijventerrein (geen werkstrook, geen depot of andere opslag, sloot niet vergraven e.d.). Door plaggen en verwijderen van de bovengrond (om fosfaat af te voeren) kan in het plangebied een 25 meter brede natuurzone ontstaan langs de bermsloot met de A28. In de toekomst kan deze zone als bloemrijk hooiland (geen ingezaaide wilde bloemenweide) met enkele poelen plaats bieden aan diverse karakteristieke plantensoorten, vlinders en amfibieën. Aanbevolen wordt een eenvoudig natuurinrichting- en beheerplan te maken voor de strook langs de A28 en het toekomstig beheer te laten doen door het Parkmanagement Hattemerbroek. 5. In het kader van duurzaamheid en milieuvriendelijk inrichten, maar ook uit representativiteit van de gemeente Hattem, wordt aanbevolen om die delen die langs de nieuwe Hanzelijn en de snelweg A28 liggen aandacht te geven in het kader van de beeldkwaliteit. De ecologische inrichting (zie punt 4) van de overgangen naar bermen RW 28 en overgangen naar het talud Hanzespoorlijn zijn onderdeel van die ruimtelijke kwaliteit.
11/99049359, revisie 0 Pagina 24 van 24
Bijlage 1
Doelstellingen Natura 2000 Veluwe
11/99049359, revisie 0
Bijlage 1: Doelstellingen Natura 2000 Veluwe
Instandhoudingsdoelen (bron www.LNV.nl) Op dit moment is de aanwijzing van de Veluwe als Natura 2000-gebied in voorbereiding en zijn voor dit Natura 2000-gebied eveneens instandhoudingsdoelen in voorbereiding. Deze instandhoudingsdoelen geven per soort of habitat aan, welke doelen nagestreefd worden (zie tabel 2). De instandhoudingsdoelen zijn uitgebreid beschreven in het gebiedsdocument Natura 2000 gebied 57 – Veluwe maar hier in de tekst is het samengevat in tabellen. Deze tabellen zijn uitsluitend illustratief. In het noordelijk deel van de Veluwe die op circa 1.5 km van het plangebied ligt, is een klein deel van onder weergegeven habitattypen, habitatsoorten en vogelrichtlijnsoorten aanwezig. Tabel 1
Voorlopige instandhoudingsdoelen van de Veluwe volgens het ontwerpaanwijzingsbesluit (bron: www.minlnv.nl) Kernopgaven Doelstelling kwaliteit Doelstelling oppervlakte Landelijke staat van instandhouding
Habitattypen H2310 - Stuifzandheiden met struikhei H2320 - Binnenlandse kraaiheibegroeiingen
--
H2330 – Zandverstuivingen
--
H3130 - Zwakgebufferde vennen
-
> =
> =
6.08 6.08
>
>
6.08
=
=
H3160 - Zure vennen
-
=
>
H3260A - Beken en rivieren met waterplanten (waterranonkels)
-
>
>
H4010A - Vochtige heiden (hogere zandgronden)
-
>
>
6.09
H4030 - Droge heiden
--
>
>
6.08
H5130 - Jeneverbesstruwelen
-
=
>
6.09
H6230 - *Heischrale graslanden
--
>
>
6.09
H6410 – Blauwgraslanden
--
>
>
H7110B - *Actieve hoogvenen (heideveentjes)
--
>
>
H7150 - Pioniervegetaties met snavelbiezen
-
>
>
H9120 - Beuken-eikenbossen met hulst
-
>
=
H9160A - Eiken-haagbeukenbossen (hogere zandgronden)
--
>
=
H9190 - Oude eikenbossen
-
>
>
H91E0C - *Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen)
-
>
>
6.03,W
6.04,W
6.13
Legenda Habitattype, soorten, broedvogels en niet-broedvogels Landelijke staat van instandhouding + -
Gunstig Matig ongunstig
--
Zeer ongunstig
Habitattypen Doelstelling voor oppervlakte en/of kwaliteit = >
Behoud Uitbreiding
= (>)
Uitbreiding met behoud van goed ontwikkelde locaties
<
Vermindering is toegestaan, ten gunste van met name genoemde habitattype of soort
+ (<)
Achteruitgang ten gunste van ander habitattype of soort toegestaan
Soorten, broedvogels, niet broedvogels Doelstelling voor leefgebied en/of omvang populatie = >
Behoud Uitbreiding/verbetering
<
Vermindering is toegestaan
= (<)
Achteruitgang ten gunste van ander habitattype of soort toegestaan
11/99049359, revisie 0
Bijlage 1: Doelstellingen Natura 2000 Veluwe (Vervolg 1)
Kernopgave W SG
Wateropgave Sense of urgency: beheeropgave
SB
Sense of urgency opgave m.b.t. watercondities
6.03
Kwaliteitsverbetering van zure vennen H3160
6.04
Kwaliteitsverbetering van actieve hoogvenen (heideveentjes) *H7110_B in heideterreinen en
6.08
Vergroting areaal stuifzandheiden met struikhei H2310, binnenlandse kraaiheibegroeiingen
bossen H2320, droge heiden H4030 en zandverstuivingen H2330 én verbeteren van de kwaliteit door vergroting van de variatie in structuur en ontwikkeling van geleidelijke overgangen met bos, mede t.b.v. vogelsoorten als duinpieper A255, korhoen A107, nachtzwaluw A224, draaihals A233 en tapuit A277 6.09
Verbinden heide- en stuifzandencomplexen met oog op fauna
6.13
Behoud areaal oude eikenbossen (H9190, m.n. strubbebossen) en verbeteren kwaliteit, ook als habitat voor vliegend hert H1083
Habtitattypen De habitattypen in tabel 1 gelden voor de gehele Veluwe. In de aanwijzingsbesluiten zijn de doelen voor de habitattypen en – soorten aangegeven. Als het om Vogelrichtlijngebieden gaat zijn ook de vogelrichtlijnsoorten vermeld. Habitatrichtlijnsoorten In tabel 2 zijn de aangewezen habitatrichtlijnsoorten van de Veluwe weergegeven. Tabel 2
Habitatrichtlijnsoorten (Legenda zie tabe.1) Kernopgaven Doelstelling populatie Doelstelling kwaliteit leefgebied Doelstelling omvang leefgebied Landelijke staat van instandhouding
Habitatsoorten
H1042 - Gevlekte witsnuitlibel H1083 - Vliegend hert H1096 – Beekprik H1163 – Rivierdonderpad H1166 – Kamsalamander H1318 – Meervleermuis H1831 - Drijvende waterweegbree
---
> > > > = = =
> > > = = = =
> > > > = = =
6.13
Vogelrichtlijnsoorten In tabel 3 zijn de aangewezen vogelrichtlijnsoorten van de Veluwe weergegeven. Tabel 3
Vogelrichtlijnsoorten (Legenda zie tabel 1) Omvang populatie (indicatief t.b.v. draagkracht leefgebied) Doelstelling kwaliteit leefgebied Doelstelling omvang leefgebied Landelijke staat van instandhouding
Broedvogelsoorten
A072 – Wespendief A224 – Nachtzwaluw A229 – Ijsvogel A233 – Draaihals A236 - Zwarte Specht A246 – Boomleeuwerik A255 – Duinpieper
+ + -+ + --
= = = > = = >
= = = > = = >
150 610 30 100 430 2400 40
11/99049359, revisie 0
Bijlage 1: Doelstellingen Natura 2000 Veluwe (Vervolg 2)
Omvang populatie (indicatief t.b.v. draagkracht leefgebied) Doelstelling kwaliteit leefgebied Doelstelling omvang leefgebied Landelijke staat van instandhouding Broedvogelsoorten
A276 – Roodborsttapuit A277 – Tapuit A338 - Grauwe Klauwier
+ ---
= > >
= > >
1000 100 40
11/99049359, revisie 0
Bijlage 2
Doelstellingen Natura 2000 Uiterwaarden IJssel
11/99049359, revisie 0
Bijlage 2: Doelstellingen Natura 2000 Uiterwaarden IJssel
Instandhoudingsdoelen IJSSEL (bron www.LNV.nl) Het uiterwaarden gebied van de IJssel is aangewezen in de derde tranche van Natura 2000 gebieden. Eind 2008 heeft het concept aanwijzingsbesluit van LNV ter inzage gelegen. Per soort en habitattype is een oordeel gegeven over de landelijke staat van instandhouding. Deze beoordeling is afkomstig uit de profielen/doelendocument. Tevens is het belang van het gebied aangegeven. Op grond van de staat van instandhouding en het relatief belang van soorten en habitattypen zijn de belangrijkste verbeteropgaven en doelen op landelijk niveau vastgesteld. Deze landelijke doelen vormen de kaders voor de formulering van instandhoudingdoelen op gebiedsniveau. Zo is uiteindelijk per Natura 2000-gebied de instandhoudingsdoelstelling wat betreft de oppervlakte en kwaliteit van het gebied weergegeven. De gebiedsdoelen zijn geformuleerd in termen van behoud, verbetering van de kwaliteit en uitbreiding verspreiding. Meer informatie is te vinden in het Natura 2000 doelendocument en de profielendocumenten. Kernopgaven (1) Doelstelling kwaliteit Doelstelling oppervlakte Landelijke staat van instandhouding Habitattypen H3150 - Meren met krabbenscheer [complementair] H3150 - Meren met krabbenscheer
-
> >
> >
3.06
H3260B - Beken en rivieren met waterplanten (grote fonteinkruiden)
-
>
=
3.02,W
H3270 - Slikkige rivieroevers
-
>
>
H3270 - Slikkige rivieroevers [complementair]
-
>
>
H6120 - *Stroomdalgraslanden [complementair]
--
>
>
3.13,SG
H6120 - *Stroomdalgraslanden
--
>
>
3.13,SG
H6430A - Ruigten en zomen (moerasspirea)
+
=
=
H6430B - Ruigten en zomen (harig wilgenroosje)
-
=
=
H6430C - Ruigten en zomen (droge bosranden)
-
>
>
H6510A - Glanshaver- en vossenstaarthooilanden (glanshaver)
-
>
>
H6510B - Glanshaver- en vossenstaarthooilanden (grote vossenstaart)
--
>
>
3.09,W
H91E0A - *Vochtige alluviale bossen (zachthoutooibossen)
-
>
>
3.07,W
3.13,SG
H91E0A - *Vochtige alluviale bossen (zachthoutooibossen)
-
=
=
H91E0B - *Vochtige alluviale bossen (essen-iepenbossen)
--
>
>
3.07,W
H91F0 - Droge hardhoutooibossen [complementair]
--
>
>
3.14
H91F0 - Droge hardhoutooibossen
--
>
>
3.14
Kernopgaven (1) Doelstelling populatie Doelstelling kwaliteit leefgebied Doelstelling omvang leefgebied Landelijke staat van instandhouding Habitatsoorten H1134 - Bittervoorn H1145 - Grote modderkruiper
-
= >
= >
= >
3.11,W 3.11,W
H1145 - Grote modderkruiper [complementair]
-
>
>
>
3.11,W
H1149 - Kleine modderkruiper
+
=
=
=
H1163 - Rivierdonderpad
-
=
=
=
H1166 - Kamsalamander
-
>
>
>
H1166 - Kamsalamander [complementair]
-
>
>
>
H1337 - Bever
-
>
>
>
H1337 - Bever [complementair]
-
>
>
>
3.11,W
3.07,W
Kernopgaven (1) Omvang populatie (indicatief t.b.v. draagkracht leefgebied) Doelstelling kwaliteit leefgebied Doelstelling omvang leefgebied
11/99049359, revisie 0
Bijlage 2: Doelstellingen Natura 2000 Uiterwaarden IJssel (Vervolg 1)
Landelijke staat van instandhouding Broedvogelsoorten A017 - Aalscholver A119 - Porseleinhoen
+ --
= >
= >
280 20
A122 - Kwartelkoning
-
>
>
60
3.12,W
A197 - Zwarte Stern
--
=
=
50
3.06
A229 - IJsvogel
+
=
=
10
3.12,W
Kernopgaven (1) Omvang populatie (indicatief t.b.v. draagkracht leefgebied) Doelstelling kwaliteit leefgebied Doelstelling omvang leefgebied Landelijke staat van instandhouding Niet-broedvogelsoorten A005 - Fuut A017 - Aalscholver
+
= =
= =
220 550
A037 - Kleine Zwaan
-
=
=
70
A038 - Wilde Zwaan
-
=
=
30
3.10
A041 - Kolgans
+
= (<)
=
16700
3.10
A043 - Grauwe Gans
+
= (<)
=
2600
3.10
A050 - Smient
+
= (<)
=
8300
3.10
A051 - Krakeend
+
=
=
100
3.12,W
A052 - Wintertaling
-
=
=
380
3.12,W
A053 - Wilde eend
+
=
=
2600
3.12,W
A054 - Pijlstaart
-
=
=
50
3.12,W
A056 - Slobeend
+
=
=
90
3.12,W
A059 - Tafeleend
--
=
=
450
3.12,W
A061 - Kuifeend
-
=
=
690
3.12,W
A068 - Nonnetje
-
=
=
20
A125 - Meerkoet
-
=
=
3600
A130 - Scholekster
--
=
=
210
3.12,W
A142 - Kievit
-
=
=
3400
3.12,W
A156 - Grutto
--
=
=
490
3.12,W
A160 - Wulp
+
=
=
230
3.12,W
A162 - Tureluur
-
=
=
30
3.12,W
3.10
Habitattype, soorten, broedvogels en niet-broedvogels Landelijke staat van instandhouding + -
gunstig matig gunstig
--
zeer ongunstig
Relatieve bijdrage van het gebied in Nederland ++ +
groot (> 15%) gemiddeld (2-15%)
-
gering (< 2%)
Habitattypen Doelstelling voor oppervlakte en/of kwaliteit = >
behoud uitbreiding
= (>)
uitbreiding met behoud van de goed ontwikkelde locaties
<
vermindering is toegestaan, ten gunste van met name genoemde habitattype of soort
= (<)
achteruitgang ten gunste van ander habitattype of soort toegestaan
Soorten, broedvogels, niet-broedvogels Doelstelling voor leefgebied en/of omvang populatie = >
behoud uitbreiding/verbetering
<
vermindering is toegestaan
11/99049359, revisie 0
Bijlage 2: Doelstellingen Natura 2000 Uiterwaarden IJssel (Vervolg 2)
= (<)
achteruitgang ten gunste van ander habitattype of soort toegestaan
Broedvogels Relatieve bijdrage van het gebied aan de Nederlandse populatie 0
< 2%
+
2-15%
++
15-50%
+++
>50%
Niet-broedvogels Relatieve bijdrage van het gebied aan de Nederlandse populatie +
0-2% 2-15%
++
15-50%
+++
50-100%
x
onvoldoende data
s
betreft slaapplaatsfuncties
(s)
betreft nachtelijke slaapplaatsen
f
betreft foerageerfuncties op grond van andere dan de reguliere monitoringsgegevens
*
voor een naam betekent de prioritaire soort of habitattype; achter een getal in de kolom omvang populatie duidt het op een regionaal doel
Kernopgaven W
wateropgave
SG
sense of urgency: beheeropgave
SB
sense of urgency opgave m.b.t. watercondities
3.02 3.06
Behoud beken en rivieren met waterplanten (grote fonteinkruiden) H3260_B. Behoud en uitbreiding van meren met krabbenscheer en fonteinkruiden H3150, in de vorm van strangen, in het bijzonder herstel van krabbenscheerbegroeiingen, ook als broedbiotoop van zwarte stern A197.
3.07
Vochtige alluviale bossen (zachthoutooibossen en essen-iepenbossen) *H91E0_A en *H91E0_B uitbreiden mede ten behoeve van bever H1337.
3.09
Herstel glanshaver- en vossenstaarthooilanden (grote vossenstaart) H6510_B en blauwgraslanden H6410.
3.11
Laagdynamische wateren voor grote modderkruiper H1145, bittervoorn H1134 en amfibieën, zoals kamsalamander H1166.
3.12
Behoud en uitbreiding areaal van plas-dras situaties en ondiep water voor eenden, kwartelkoning
3.13
Kwaliteitsverbetering en uitbreiding van stroomdalgraslanden *H6120, glanshaver- en vossestaart-
A122, porseleinhoen A119 en steltlopers. hooilanden (glanshaver) H6510_A. 3.14
Ontwikkeling droge hardhoutooibossen H91F0: groter oppervlakte en kwaliteitsverbetering.
11/99049359, revisie 0
Bijlage 3
Vegetatieopname
11/99049359, revisie 0
Opname: 130351 (schaal: Tansley): Lokatie klaverblad A 28 met A 50 Hattemerbroek. Soortnaam
Vegatatielaag
Bedekking
Atrichum undulatum (Groot rimpelmos)
r
Calliergonella cuspidata (Gewoon puntmos)
r
Cardamine pratensis (Pinksterbloem)
o
Carex disticha (Tweerijige zegge)
la
Carex lasiocarpa (Draadzegge)
lf
Carex oederi s. oedocarpa (Geelgroene zegge)
r
Carex panicea (Blauwe zegge)
lf
Carex pseudocyperus (Hoge cyperzegge)
r
Carex rostrata (Snavelzegge)
lf
Carex vesicaria (Blaaszegge)
o
Cirsium palustre (Kale jonker)
o
Dryopteris carthusiana (Smalle stekelvaren)
r
Equisetum fluviatile (Holpijp)
r
Equisetum palustre (Lidrus)
o
Eupatorium cannabinum (Koninginnenkruid)
o
Eurhynchium praelongum (Fijn laddermos)
r
Festuca rubra ag. (incl. F. arenaria) (Rood zwenkgras s.l.)
o
Filipendula ulmaria (Moerasspirea)
r
Galium palustre (Moeraswalstro)
r
Holcus lanatus (Gestreepte witbol)
o
Hydrocotyle vulgaris (Gewone waternavel)
r
Hypnum cupressiforme s.l. species (Gewoon klauwtjesmos (G))
r
Juncus effusus (Pitrus)
o
Juncus subnodulosus (Paddenrus)
lf
Lotus pedunculatus (Moerasrolklaver)
r
Lychnis flos-cuculi (Echte koekoeksbloem)
r
Lycopus europaeus (Wolfspoot)
o
Lythrum salicaria (Grote kattenstaart)
o
Mentha arvensis (Akkermunt)
o
Pellia epiphylla (Gewoon plakkaatmos)
r
Phragmites australis (Riet)
lf
Ranunculus flammula (Egelboterbloem)
r
Rhamnus frangula (Sporkehout)
-kl
Rumex acetosa (Veldzuring)
o o
Sanguisorba officinalis (Grote pimpernel) Sorbus aucuparia (Wilde lijsterbes)
f
-kl
r
Stachys palustris (Moerasandoorn)
f
Symphytum officinale (Gewone smeerwortel)
r
11/99049359, revisie 0