Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 2
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Algemeen 1.2 De bij het plan behorende stukken 1.3 Vigerende plannen 1.4 Situering van het plangebied
5 5 5 5 6
Hoofdstuk 2 Beleid 2.1 Algemeen 2.2 Rijksbeleid 2.3 Provinciaal beleid 2.4 Gemeentelijk beleid 2.5 Waterschap
7 7 7 10 14 15
Hoofdstuk 3 Onderzoek 3.1 Algemeen 3.2 Milieuhygiënische aspecten 3.3 Luchtkwaliteit 3.4 Water 3.5 Archeologie 3.6 Ecologie 3.7 Verkeer 3.8 Externe veiligheid
17 17 17 22 23 25 27 31 32
Hoofdstuk 4 Het plan 4.1 Huidige situatie 4.2 Stedenbouwkundig plan 4.3 Bestemmingsplan
33 33 34 37
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
39
Hoofdstuk 6 Inspraak en overleg 6.1 Inspraak 6.2 Overleg
41 41 41
Bijlagen bij de toelichting Bijlage 1 Situering plangebied Bijlage 2 Geluidsonderzoek Bestemmingsplan Bedrijventerrein Hattemerbroek Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek Bijlage 4 Luchtkwaliteitsonderzoek bestemmingsplan bedrijventerrein Hattemerbroek Bijlage 5 Quickscan waterhuishouding Bijlage 6 Ontsluiting bedrijventerrein Bijlage 7 Natuurtoets bedrijventerrein Hattemerbroek (deel Hattem)
43 45 47 49
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 3
51 53 55 57
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 4
Toelichting Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Algemeen De gemeente Hattem ontwikkelt samen met de gemeenten Heerde en Oldebroek het intergemeentelijke bedrijvenpark Hattemerbroek. Voor dit bedrijvenpark is in 2005 reeds een bestemmingsplan opgesteld. Het Oldebroekse gedeelte van dat bestemmingsplan is momenteel vigerend. Aan het Hattemse plandeel is destijds wel goedkeuring verleend, maar het plan is deels vernietigd door de Raad van State. Het onderhavige bestemmingsplan betreft daarom de juridische planologische regeling die de realisatie van het Hattemse plandeel alsnog mogelijk moet maken. Momenteel zijn de bestemmingen geregeld in de bestemmingsplannen "Clearwater" en "Bedrijventerrein Hattem" (voor zover niet vernietigd door Raad van State). De percelen hebben een agrarische bestemming.
1.2
De bij het plan behorende stukken Het bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" bestaat uit de volgende stukken: y plankaart, schaal 1:1.000 (tek. no. NL.IMRO.0244.bpBTHattemerbroek-0002); y planregels. Op de plankaart zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangegeven. In de planregels zijn de bestemmingen en regels opgenomen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek en de planbeschrijving zijn opgenomen.
1.3
Vigerende plannen De vigerende plannen voor het plangebied zijn: bedrijventerrein Hattemerbroek Voor het plangebied is in 2005 al een bestemmingsplan gemaakt. Door de Raad van State is in 2007 goedkeuring onthouden aan de plandelen met de bestemming "Bedrijventerrein", "Verkeer", "Groen" en "Water voor het plandeel Hattem. bestemmingsplan "Claerwater" Omdat goedkeuring aan het bestemmingsplan "Hattemerbroek" is onthouden voor delen van het plangebied, is hiervoor bestemmingsplan "Claerwater" het vigerende bestemmingsplan.
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 5
1.4
Situering van het plangebied Het plangebied ligt in de oksel van het knooppunt Hattemerbroek en wordt begrensd door de Zuiderzeestraatweg, de A28, de Oostersedijk en de A50. Voor het plan is reeds een voorbereidingsbesluit genomen. In Bijlage 1 Situering plangebied bij deze toelichting is de ligging van het plangebied aangegeven.
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 6
Hoofdstuk 2 2.1
Beleid
Algemeen Het Europese, nationale en provinciale beleid is vertaald in verschillende nota's en visies met het oog op ruimtelijke ordening. Dit beleid werkt door in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen.
2.2
Rijksbeleid
2.2.1
Nota Ruimte De Nota Ruimte is een strategische nota op hoofdlijnen waarin het nationaal ruimtelijk beleid en de bijbehorende doelstellingen tot 2020 (met een doorkijkje naar de periode 2020-2030) zijn opgenomen. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: y versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; y bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; y borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; y borging van de veiligheid. Met betrekking tot bedrijvigheid wordt in de nota een integraal locatiebeleid geïntroduceerd dat de volgende verschillende doeleinden dient: y economische ontwikkelingsmogelijkheden: het bieden van voldoende geschikte vestigingsplaatsen voor bedrijvigheid en voorzieningen; y bereikbaarheid: het optimaal gebruik van alle vervoersmogelijkheden voor personen en goederen over de weg, het spoor en het water; y leefbaarheid: kwaliteit, variatie, architectonische vormgeving en landschappelijke inpassing van vestigingplaatsen voor alle stedelijke activiteiten, zorgvuldig ruimtegebruik, fijnmazige detailhandelsstructuur, functiemenging en kwaliteit van de leefomgeving (veiligheid, emissies en geluid). Het rijk wil verstedelijking en infrastructuur zoveel mogelijk bundelen in nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden en hoofdverbindingsassen. Bundeling van verstedelijking en infrastructuur en organiseren in stedelijke netwerken zijn de beleidsstrategieën die het rijk hanteert voor economie, infrastructuur en verstedelijking. Basiskwaliteit buiten de stedelijke netwerken Het rijk streeft buiten de stedelijke netwerken naar basiskwaliteit en bereikbaarheid voor steden en dorpen. In steden en dorpen wordt het draagvlak voor voorzieningen ondersteund. Het rijk beperkt zich tot het aangeven van kaders en normen. Uitgangspunt is dat iedere gemeente voldoende ruimte wordt geboden om te voorzien in natuurlijke bevolkingsaanwas. Dat geldt ook voor de meer landelijke gebieden.
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 7
Behalve voor de eigen bevolkingsaanwas biedt de Nota Ruimte iedere gemeente ook voldoende ruimte voor de lokaal georiënteerde bedrijvigheid. Het is de bedoeling dat nieuwe bebouwing grotendeels geconcentreerd tot stand komt, dat wil zeggen in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op bestaand bebouwd gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. Provincies en gemeenten zorgen gezamenlijk voor een voldoende gevarieerd en op de vraag afgestemd aanbod van vestigingsmogelijkheden voor bedrijven. Dit zal worden geconcretiseerd in ruimtelijk beleid en verkeers- en vervoersbeleid waarbij in ieder geval gewaarborgd wordt dat: y voor bedrijven en voorzieningen die uit oogpunt van veiligheid, hinder en verkeersaantrekkende werking niet inpasbaar zijn in of nabij woonbebouwing ruimte wordt geboden op specifieke daarvoor te bestemmen (bedrijven)terreinen; y aan nieuwe en zo mogelijk ook aan bestaande bedrijven en voorzieningen met omvangrijke goederenstromen en/of een omvangrijke verkeersaantrekkende werking wordt ruimte geboden op locaties met een goede aansluiting op (bestaande) verkeers- en vervoersverbindingen van bij voorkeur verschillende modaliteiten (multimodale ontsluiting). Nationale landschappen In de Nota Ruimte is een aantal gebieden aangemerkt als nationaal landschap. Het kabinet laat daarmee zien aan deze selectie van gebieden prioriteit te geven wat betreft behoud en ontwikkeling van het landschap in Nederland. Het gaat bij deze selectie dan ook om die gebieden die internationaal zeldzaam dan wel uniek zijn of die kenmerkend zijn voor Nederland. De primaire verantwoordelijkheid voor de basiskwaliteit van het Nederlandse landschap ligt bij provincies. Een aantal bijzondere waardevolle gebieden en gebouwen is aangemerkt als nationaal landschap. Voor deze gebieden en gebouwen heeft het rijk een specifieke verantwoordelijkheid. In algemene zin geldt dat binnen nationale landschappen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of worden versterkt (''ja, mits''-regime). Binnen nationale landschappen is ruimte voor ten hoogste de eigen bevolkingsgroei (migratiesaldo nul). Op basis hiervan maken provincies afspraken met gemeenten over de omvang en locatie van woningbouw. Nationale landschappen bieden daarnaast ruimte voor de aanwezige regionale en lokale bedrijvigheid, inclusief niet-grondgebonden landbouwbedrijven en intensieve veehouderij. Ook hier maken provincies en gemeenten afspraken over aard en omvang van locaties voor bedrijventerreinen. Maatvoering, schaal en ontwerp zijn bepalend voor behoud van de kwaliteiten van deze landschappen. Om die reden zijn grootschalige verstedelijkingslocaties en bedrijventerreinen, nieuwe grootschalige glastuinbouwlocaties en nieuwe grootschalige infrastructurele projecten niet toegestaan. Waar deze ingrepen redelijkerwijs, vanwege een groot openbaar belang onvermijdelijk zijn, dienen mitigerende en compenserende maatregelen - zoals inpassing en grote aandacht voor ontwerpkwaliteit - te worden getroffen. Provincies zijn verantwoordelijk voor de uitwerking van het beleid voor nationale landschappen. Zij nemen een gedetailleerde begrenzing van de nationale landschappen op in hun streekplannen en werken daarin de per nationaal landschap benoemde kernkwaliteiten uit. Deze zijn leidend voor de ruimtelijke ontwikkeling. Het plangebied ligt net als het Oldebroekse gedeelte in Nationaal Landschap de Veluwe. De ontwikkeling vindt net als bij dit gedeelte niet middenin de natuur plaats, maar in een gebied met een stedelijke uitstraling en dynamiek (Hanzelijn, A28 en A50).
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 8
Begrenzing Nationale landschappen. Bron: Provincie Gelderland. 2.2.2
Ontwerp AMvB Ruimte Momenteel (december 2009) is het officiële ontwerp van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening in procedure gebracht. Het ontwerp Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, ook wel AMvB Ruimte genoemd, heeft als doel om vanuit concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen en treedt naar verwachting medio 2010 in werking. Met de AMvB Ruimte wordt een aantal nationale ruimtelijke belangen uit de in voorbereiding zijnde realisatieparagraaf voor de Nota Ruimte geborgd, door middel van normstelling gebaseerd op de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het betreft hier onder meer de volgende onderwerpen: y de bundeling van verstedelijking en economische activiteiten; y het kustfundament; y de grote rivieren; y het regionaal watersysteem; y de ecologische hoofdstructuur (EHS); y de nationale landschappen inclusief de werelderfgoedgebieden Stelling van Amsterdam en de Beemster; y de rijksbufferzones; y het basisrecreatietoervaarnet; y kaders uit de Derde Nota Waddenzee; y kaders uit de PKB Ruimte voor de Rivier y kaders uit het Project Mainportontwikkeling Rotterdam; y kaders uit het Tweede Structuurschema Militaire Terreinen. Ten aanzien van de in de AMvB Ruimte te borgen belangen kan worden geconstateerd dat deze merendeels gebiedsgebonden of sectoraal van aard zijn. Dit geldt alleen niet voor het onderwerp bundeling van verstedelijking. Ook betreft het een aantal zaken die nu ook al vrij strikt doorwerken in bestemmingsplannen, zoals de ecologische hoofdstructuur.
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 9
Ten aanzien van het onderwerp bundeling komt naar voren dat provincies bij hun verordeningen het bestaande bebouwde gebied moeten aanwijzen en regels moeten stellen omtrent de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen die nieuwe bebouwing toelaten buiten het bestaand gebouwd gebied. Deze regels moeten ertoe strekken nieuwe stedelijke bebouwing en economische activiteiten zoveel mogelijk te verwezenlijken in bestaand bebouwd gebied, in aansluiting op het bestaand bebouwd gebied of in clusters van bebouwing daarbuiten. Voorts komt naar voren dat provincies bij hun verordeningen in relatie tot het onderwerp bundeling regels moeten opnemen ten aanzien van de inhoud van en toelichting bij bestemmingsplannen die voorzien in het verplicht toepassen van de SER-ladder voor bedrijventerreinen, alsmede in het ontwikkelen van locatiebeleid voor bedrijven, voorzieningen en detailhandel. Het beleid van de provincie, met betrekking tot de locatiekeuze wordt in paragraaf 2.3 besproken.
2.3
Provinciaal beleid
2.3.1
Streekplan Gelderland Het Streekplan Gelderland 2005, dat vastgesteld is door Provinciale Staten van Gelderland op 29 juni 2005, kiest voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit in Gelderland. Dat gebeurt door op provinciaal niveau te sturen op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht: natuur en water ("groenblauw raamwerk"), maar ook de ruimtelijke ontwikkelingen in het "rode raamwerk" van stedelijke functies en infrastructuur. De rest van de provincie, het "multi-functioneel gebied", wordt meer dan in het verleden het domein van de gemeenten. Zij werken daartoe samen in regionaal verband. Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio’s te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten “bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur” en het “organiseren in stedelijke netwerken”. De provincie wil bijdragen aan het voldoen aan de ruimtelijke voorwaarden voor een succesvolle economische ontwikkeling. Dit betekent onder andere het voorzien in een aanbod aan bedrijventerreinen dat past bij de geraamde regionale behoefte. Duurzame kwaliteit, concentratie en bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik zijn hierbij kernbegrippen. Ook in het bedrijfsleven is sprake van voortgaande schaalvergroting. Clustering van diverse soorten bedrijvigheid in stedelijke gebieden vermindert de kwetsbaarheid voor economische conjunctuurbewegingen. Bij bundeling van werkfuncties valt onderscheid te maken naar de omvang van publieks-/werknemersstromen (meer centrale, goed bereikbare locaties) en van goederenstromen (ligging aan ontsluitende infrastructuur weg/water of op specifieke terreinen bijvoorbeeld in verband met milieuzonering). Het situeren van kleinschalige werkfuncties in een stedelijke omgeving bevordert functiemenging: y zorgt voor afwisseling en levendigheid in de gebouwde omgeving; y biedt kans op kortere woon-werk-afstanden en combinatie arbeid/andere taken; y biedt meer kans op woon- en werkcarrières van mensen. In het Streekplan is aangegeven dat stedelijke uitbreidingen qua milieu moeten passen bij of aansluiten op het reeds aanwezige bebouwde gebied. Daarnaast dienen aard en functie van de nieuw te vestigen bedrijven, voorzieningen en bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 10
instellingen te passen bij of een goede aanvulling te zijn op het bestaande productiemilieu en de werkgelegenheidsstructuur. Voor bedrijventerrein buiten het rode raamwerk geldt in principe een maximale kavelgrootte van 0,25 hectare en een passend milieuregime (maximale hindercategorie 3 volgens de VNG). Een maximale kavelgrootte van 0,5 hectare is als uitzondering mogelijk op basis van een verklaring van geen bezwaar. Voor wat betreft het bedrijvenpark Hattemerbroek heeft de provincie aangegeven dat een maximum kavelgrootte van 0,75 hectare bij recht mogelijk is, en dat na verklaring van geen bezwaar van de provincie grotere kavels mogelijk zijn. Ook een hogere milieucategorie is mogelijk na een verklaring van geen bezwaar. Deze bepalingen zijn overeenkomstig overgenomen in de planregels behorende bij dit bestemmingsplan. Daarmee voldoet het bestemmingsplan op dit punt aan het nieuwe provinciaal beleid. Tevens wordt in het streekplan Gelderland 2005 gesteld dat bij nieuwvestiging van bedrijven ook sprake moet zijn van een aangetoonde binding aan de betreffende gemeente/ locatie. Verder dient het mobiliteitsprofiel van de betreffende locatie en van de gewenste vestigingen met elkaar in overeenstemming te zijn. Middels een verkeerstechnische studie is berekend in hoeverre de verkeersaantrekkende werking van de gewenste bedrijvigheid zich verhoudt tot het omliggende wegennet. Daarmee voldoet het bestemmingsplan ook op dit punt aan het provinciaal beleid.
Fragment van kaart behorend bij hoofdstuk 7 van het ontwerp voor de Ruimtelijke verordening Gelderland, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 3 november 2009.
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 11
Fragment van kaart behorend bij hoofdstuk 14 en 15 van het voorontwerp voor de Ruimtelijke verordening Gelderland, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 23 juni 2009. 2.3.2
Ontwerp Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties De provincie heeft op 8 september 2009 de ontwerp-Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt bij definitieve vaststelling het bedrijventerreinenbeleid uit het Streekplan Gelderland 2005. Uitgangspunt van het nieuwe beleid is dat er eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande bedrijventerreinen voordat er nieuwe terreinen worden ontwikkeld. Voldoende ruimte voor bedrijvigheid blijft beleidsuitgangspunt, maar overschot aan bedrijventerrein moet worden voorkomen. Verder vraagt de provincie Gelderland aan de gemeenten om extra aandacht te besteden aan kwalitatieve aspecten, zoals een goede ruimtelijke inpassing, een zorgvuldige vormgeving en een zo laag mogelijke milieubelasting.
2.3.3
Ruimtelijke verordening Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben op 3 november 2009 het ontwerp van de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. Op het moment dat de definitieve verordening is vastgesteld kunnen Provinciale Staten regels vastleggen met betrekking tot de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen. Deze regels kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema’s en zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen Streekplan Gelderland 2005). Onderwerpen In de ontwerp (dus nog vast te stellen) ruimtelijke verordening zijn de volgende onderwerpen opgenomen: y verstedelijking; y wonen; y detailhandel y recreatiewoningen/-parken; y glastuinbouw; y waterwingebied; bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 12
y y y y y
grondwaterbeschermingsgebied; oppervlaktewater voor drinkwatervoorziening; Ecologische Hoofdstructuur (EHS); waardevol open gebied; Nationale landschappen.
Bedrijventerreinen zijn nog niet in de verordening opgenomen (zie ook 2.3.2). 2.3.4
Integraal Uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap Veluwe Het Nationaal Landschap Veluwe omvat de waardevolle landschappen en waardevolle open gebieden van de Veluwe uit het Streekplan 2005. In deze paragraaf wordt onder andere toegelicht op welke manier wordt omgegaan met ruimtelijke ontwikkelingen, zoals uitbreiding van bebouwing, infrastructuur en dergelijke in dit landschap.
Waardevolle landschappen en waardevolle open gebieden. Bron: streekplan Gelderland. Ruimtelijke ontwikkelingen In de Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten Waardevolle landschappen is het ruimtelijk beleid als volgt beschreven: Het gaat in eerste instantie om het behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten. Voor waardevolle open gebieden geldt de grootschalige openheid als belangrijkste kernkwaliteit. Derhalve geldt dat ruimtelijke ingrepen die de openheid aantasten, zoals nieuwe bouwlocaties, niet zijn toegestaan. Ook kleine aantallen en kleinschalige vormen kunnen de waardevolle openheid aantasten. Voor overige ruimtelijke ingrepen in de waardevolle open gebieden geldt de nee-tenzij-benadering. Dat wil zeggen dat de ruimtelijke ontwikkeling afhankelijk is van de bijdrage aan de landschapskwaliteit. Hierbij kan sprake zijn van compensatie op gebiedsniveau. Wel is uitbreiding van agrarische bebouwing binnen of aansluitend op het bestaande bouwperceel mogelijk. Een beeldkwaliteitsplan is bij omvangrijke uitbreiding vereist.
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 13
Voor waardevolle landschappen geldt, binnen de voorwaarde dat de kernkwaliteiten worden versterkt, en bij inachtneming van het beleid voor functieverandering in het buitengebied, een ja-mits benadering voor het toevoegen van nieuwe bouwlocaties en andere ruimtelijke ingrepen. Het beleid is in overeenstemming met het beleid uit de Nota Ruimte. De provincie voegt in de Nationale Landschappen geen ruimtelijk beleid toe aan het Streekplanbeleid. Hoewel het plangebied valt binnen het Nationale Landschap Veluwe, valt het niet binnen de door het streekplan aangemerkte waardevolle landschappen of waardevolle open gebieden. De ligging is dan ook geen belemmering voor de uitvoerbaarheid voor het plan. Bovendien vindt de ontwikkeling - net als het Oldebroekse gedeelte- niet middenin de natuur plaats, maar in een gebied met een stedelijke uitstraling en dynamiek (Hanzelijn, A28 en A50).
2.4
Gemeentelijk beleid
2.4.1
Ruimtelijk ontwikkelingsplan Door de gemeente Hattem is in 2009 een Ruimtelijk ontwikkelingsplan opgesteld waarin het ruimtelijke beleid tot 2025 wordt verwoord. Deze ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op verschillende beleidsvlakken, zoals natuur, landschap, economie en toerisme. Een van de uitdagingen hierbij is het omgaan met de schaarse ruimte. Voor het versterken van het economische draagvlak van de gemeente is in samenwerking met de gemeente Heerde en Oldebroek een Ruimtelijke Economisch Ontwikkelingsplan opgesteld. De inhoud van dit plan is gericht op het ontwikkelen van een intergemeentelijk bedrijventerrein en de revitalisering van bestaande bedrijventerreinen. Bedrijven op minder gewenste locaties kunnen vervolgens verhuizen en de vrijkomende terreinen kunnen herontwikkeld worden. Ook in de visie op de ruimtelijke ontwikkeling zelf wordt gesproken over de ontwikkeling van Bedrijvenpark Hattemerbroek. Grootschalige bedrijvigheid past niet in de kern van Hattem en moet naar dit bedrijvenpark. Voor de inrichting van het bedrijvenpark wordt uitgegaan van een groen werkmilieu met aandacht voor duurzaamheidsaspecten.
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 14
2.4.2
Welstandsnota gemeente Hattem 2005 In de Welstandsnota is het gebied aangeduid als "polderlandschap". Het gemeentelijk beleid ten aanzien van de uiterwaarden en het polderlandschap is gericht op het behouden van de openheid en het zicht op de stad Hattem en op de Veluwe. In de Hoenwaard worden de bouwmogelijkheden voor agrariërs ingeperkt en voor andere functies helemaal bevroren. Voor de oeverwal streeft de gemeente naar herstel van het kleinschalig karakter van het landschap. Eventuele toekomstige bebouwing zal plaats kunnen vinden ten noorden van de stad Hattem en aan de Gapersweg. Om de bestaande waarden zoals de openheid van de ruimte en het zicht op beeldbepalende elementen in het Hattemse landschap in redelijke mate te behouden, wordt in het welstandsbeleid aan het hele deelgebied waar het plangebied onder valt toetsingsniveau 2 toegewezen. In deelgebied 2 worden de bouwplannen alleen op hoofdlijnen getoetst. Burgers worden gestimuleerd om mee te bouwen aan de ruimtelijke kwaliteit van hun omgeving. Het welstandsbeleid is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit van het gebied. De basiskwaliteiten worden per gebiedstype genoemd en vertaald in welstandscriteria. Bij de welstandstoets wordt vooral gekeken of het bouwplan zijn omgeving niet verstoort. Een beoordeling van het bouwplan op zichzelf staand vindt in principe alleen plaats indien dit van belang wordt geacht voor behoud van de bestaande kwaliteit dan wel basiskwaliteit van het gebied. Alleen in uitzonderlijke, en te motiveren gevallen zullen kozijnindelingen en detailleringen meegenomen worden in de beoordeling. Bij deze beoordeling gelden de volgende aandachtsvelden: y Relatie met de omgeving. y Het bouwplan op zichzelf (alleen indien van belang voor behoud van de bestaande kwaliteit cq. basiskwaliteit). y De detaillering (alleen in uitzonderlijke, te motiveren gevallen). Voor het plangebied wordt een specifiek beeldkwaliteitsplan opgesteld, waarin de welstandseisen voor het gebied worden gegeven.
2.4.3
Beeldkwaliteitsplan bedrijvenpark Hattemerbroek Separaat van dit plan wordt een Beeldkwaliteitsplan opgesteld. In dit beeldkwaliteitsplan zal het welstandsbeleid voor het betreffende gebied beschreven worden. Voor dit gebied hoeft er dan niet meer aan de welstandsnota te worden getoetst.
2.5
Waterschap Het Waterschap Veluwe heeft een visie opgesteld, over de manier waarop omgegaan moet worden met oppervlaktewater, grondwater en hemelwater. In het Waterbeheersplan Veluwe 2009 staat een aantal leidende principes die de pijlers vormen voor het langetermijnbeleid van Waterschap Veluwe. y
De watersysteembenadering: samenwerken en afstemmen Binnen een watersysteem zijn grond- en oppervlaktewater, de waterketen, de ruimtelijke ordening en het (menselijk) gebruik onlosmakelijk met elkaar verbonden. De watersysteembenadering biedt goede mogelijkheden om het ruimtelijk beleid, waterbeleid, natuurbeleid onderling af te stemmen en de problematiek integraal op te lossen. Deze watersysteembenadering is uitgewerkt binnen de grenzen van bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 15
y
y
y
stroomgebieden van oppervlaktewateren. Niet afwentelen Het “niet afwentelen” betekent dat waterhuishoudkundige problemen zoveel mogelijk binnen een stroomgebied moeten worden opgelost. Dit geldt voor zowel het watersysteem- als het waterketenbeheer. Het niet afwentelen wordt concreet gemaakt met de WB21-tritsen vasthouden-bergen-afvoeren en schoonhoudenscheiden-schoonmaken. Water als mede-ordenend principe Uitgangspunt bij dit principe is de inbreng van de krachten en kansen van de Veluwse watersystemen in (ruimtelijke) planvormingsprocessen. Hiermee raakt het waterbelang aan de integrale verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en de watersystemen. Veerkrachtige watersystemen Het instandhouden en versterken van veerkrachtige watersystemen vormt in de vierde Nota waterhuishouding (NW4) een belangrijke strategie om een duurzaam gebruik van watersystemen te kunnen blijven garanderen. Daarom is veerkracht ook een van de pijlers voor “Waterkoersen voor de Veluwe”. Veerkracht is het vermogen van watersystemen (of onderdelen daarvan) om zodanig te reageren op veranderende omstandigheden of verstoringen dat essentiële kenmerken hersteld worden.
In samenspraak met het waterschap is een plan opgesteld voor het water binnen het plangebied, dit plan wordt besproken in het volgende hoofdstuk.
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 16
Hoofdstuk 3 3.1
Onderzoek
Algemeen In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening dienen burgemeester en wethouders ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening een onderzoek te verrichten naar de bestaande toestand in en naar de mogelijke en wenselijke ontwikkelingen van het gebied. Het onderzoek dat ten behoeve hiervan is verricht, spitst zich toe op de voor dit bestemmingsplan relevante aspecten. In dat kader wordt in het navolgende onder meer aandacht besteed aan milieuaspecten, verkeer en parkeren, ecologie, archeologie en water.
3.2
Milieuhygiënische aspecten
3.2.1
Bedrijven Met de voorbereiding van het onderhavige bestemmingsplan dient te worden nagegaan welke bronnen in of nabij het plangebied een belemmering kunnen vormen met name ten opzichte van de in het plan opgenomen gevoelige functies als wonen. Doelstelling van het bestemmingsplan is dat bestaande bedrijfsactiviteiten in beginsel worden gerespecteerd en geregeld. Feit is dat het uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening geen zin heeft een bedrijfsbestemming te projecteren die vanwege milieuregelgeving niet kan worden gerealiseerd. Daarnaast dient bij de ruimtelijke ordening te worden bezien of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (de "omgekeerde werking"). Bezien moet dus worden wat – vooral in verband met de nabije aanwezigheid van gevoelige bebouwing of functies (als wonen)– de uitstralingseffecten van bedrijfsactiviteiten zijn en of alsdan in de nabijheid nog sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In dat kader wordt vaak teruggevallen op de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" waarbij ten aanzien van bedrijfsactiviteiten richtafstanden worden gegeven. Die afstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). De richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging zoals Hattemerbroek). Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De genoemde VNG-handreiking "Bedrijven en milieuzonering" is een hulpmiddel bij de invulling daarvan. De brochure kent Staten van Bedrijfsactiviteiten met indelingen in categorieën van bedrijven. Door voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen en scholen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. In de richtafstandenlijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 17
milieucategorie 1 2 3.1 3.2 4.1 4.2
grootste richtafstand 10 meter 30 meter 50 meter 100 meter 200 meter 300 meter
De factoren, die hebben geleid tot de indeling in categorieën dienen als indicatief te worden beschouwd, met dien verstande dat de bepalende "grootste afstand" niet mag worden overschreden indien daardoor een bedrijfsactiviteit ontstaat die niet meer past binnen de indeling. De Staat is gebaseerd op het gemiddelde bedrijfstype. Daardoor kan de milieubelasting van de binnen dit type voorkomende bedrijven onderling nogal verschillen. Deze verschillen kunnen voortvloeien uit: y bedrijfsgrootte, productiecapaciteit opgesteld vermogen, aantal productiemedewerkers, terreinoppervlakte en dergelijke; y verouderingsgraad, nieuwe ontwikkelingen; y productiewijze. Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zo ver met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden. De mogelijkheden voor bedrijfsvoering worden (vooral) bepaald door milieuregelgeving (o.a. Activiteitenbesluit, Wet milieubeheer) en het kan voorkomen dat de planologisch geboden gebruiksmogelijkheden dan niet (maximaal) kunnen worden benut. Een staat met bedrijfsactiviteiten is als bijlage bij de planregels van dit plan gevoegd. Wet milieubeheer/Activiteitenbesluit Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) in werking getreden. Dit besluit bevat algemene milieuregels voor bedrijven. Inrichtingen die vallen onder het regime van het Activiteitenbesluit hebben vaak geen milieuvergunning nodig, maar moeten wel voldoen aan de voorschriften van het besluit. In de huidige systematiek vallen alle Wet-milieubeheerinrichtingen onder de algemene regels uit het Activiteitenbesluit, tenzij ze zijn uitgezonderd. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. 3.2.2
Geluid Algemeen De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 18
Vanaf 1 januari 2007 wordt in de Wet geluidhinder gewerkt met het "dag-avond nacht-gemiddelde van het equivalente geluidsniveau", kort geschreven als Lden ("den" staat voor "day, evening, night") en met als eenheid dB. De dosismaat Lden is een gemiddelde waarde van de geluidsbelasting in de dagperiode (07:00-19:00), de avondperiode (19:00-23:00) na toepassing van een straffactor van 5 dB en de nachtperiode (23:00-07:00) met toepassing van een straffactor van 10 dB. 3.2.2.1
Reconstructie rotonde Voor de afwikkeling van het verkeer van bedrijvenpark Hattemerbroek wordt de kruising Zuiderzeestraatweg-Oostersedijk-Hilsdijk vervangen door een rotonde. Daarnaast komt er een ontsluitingslaan haaks op de Zuiderzeestraatweg. Voor die locaties waar de bestaande wegvakken fysiek aangepast worden, moet een reconstructieonderzoek plaatsvinden. Dit houdt in dat voor de bestaande woningen binnen de invloedszone van het reconstructiepunt de geluidsbelasting in de toekomstige situatie (10 jaar na realisatie, 2020) met niet meer dan afgerond 2 dB mag toenemen ten opzichte van de situatie 1 jaar voor reconstructie (dit is in het akoestisch onderzoek het jaar 2008). Aftrek en afronding Het beleid van de Nederlandse overheid en de Europese Unie (EU) is erop gericht om de geluidsemissie van het verkeer te verminderen. Dit wordt bereikt door steeds strengere eisen te stellen aan de geluidsemissies van voertuigen en banden (in EUverband) en door onderzoek naar stillere wegdekverhardingen te stimuleren (door de Nederlandse overheid). In de Wet geluidhinder is in artikel 110g de mogelijkheid geboden om hierop te anticiperen in het geluidsonderzoek, aangezien in het geluidsonderzoek de toekomstige geluidsbelastingen maatgevend zijn. In artikel 110g van de Wgh is bepaald dat op het reken- of meetresultaat een aftrek wordt toegepast in verband met het stiller worden van het autoverkeer. De hoogte van deze aftrek is geregeld in artikel 3.6 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. De aftrek bedraagt: y 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt. y 5 dB voor de overige wegen. y 0 dB bij het bepalen van de geluidswering van de gevels. Bij de toetsing aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder wordt de berekende geluidsbelasting, zoals is bepaald in het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006, afgerond op een hele decibel. Daarbij wordt een waarde die precies op een halve decibel eindigt, afgerond naar het dichtstbijzijnde even getal. Zo wordt een geluidsbelasting van 48,50 afgerond naar 48 dB. Bij het bepalen van het verschil tussen twee geluidsbelastingswaarden wordt uitgegaan van de niet-afgeronde waarden. Grenswaarden reconstructie Voor alle geluidgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone van een te wijzigen weg moet bij een wijziging van de weg onderzocht worden of er sprake is van “reconstructie” van die weg zoals dat is gedefinieerd in de Wgh. Er is sprake van een reconstructie indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege de weg in het toekomstige maatgevende jaar zonder maatregelen, met (afgerond) 2 dB of meer wordt verhoogd ten opzichte van hoogst toelaatbare geluidsbelasting. Het toekomstig maatgevende jaar is meestal het tiende jaar na de wijziging. De hoogst toelaatbare geluidsbelasting na reconstructie is bepaald in artikel 100 van de Wet geluidhinder. In dit artikel wordt onderscheid gemaakt tussen de bestemmingen waarvoor reeds een hogere waarde is vastgesteld en de bestemmingen waarvoor geen hogere waarde is vastgesteld.
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 19
Indien reeds een hogere waarde is vastgesteld geldt als de hoogst toelaatbare geluidsbelasting de laagste waarde van: y De heersende waarde (1 jaar voor de wijzigingen aan de weg). y En de eerder vastgestelde waarde. Indien geen hogere waarde is vastgesteld en de heersende waarde bedraagt meer dan 48 dB, dan geldt de heersende geluidsbelasting (1 jaar voor de wijzigingen aan de weg) als de hoogst toelaatbare geluidsbelasting. De toename van de geluidsbelasting mag niet meer dan 5 dB bedragen, tenzij de geluidsbelasting van een gelijk aantal woningen elders, met een tenminste gelijke waarde vermindert. Onderzoek Voor de bestaande woningen is bepaald of er sprake is van reconstructie vanwege de aanleg van de rotonde op de kruising Zuiderzeestraatweg-Oostersedijk-Hilsdijk. Hierbij is de geluidsbelasting van desbetreffende wegen in beeld gebracht. Het reconstructieonderzoek beperkt zich tot de bestaande woningen die in de onderzoekszone van het te reconstrueren kruispunt ZuiderzeestraatwegOostersedijk- Hilsdijk zijn gesitueerd. Uit de berekeningen blijkt dat er geen sprake is van een reconstructie-effect vanwege de aanleg van de rotonde op de kruising Zuiderzeestraatweg-Oostersedijk-Hilsdijk. Er is sprake van een maximale toename van afgerond 1 dB in geluidsbelasting vanwege de Zuiderzeestraatweg. 3.2.2.2
Ontsluiting Zuiderzeestraatweg Uit de akoestische verkenning (Grontmij, 29 juni 2005) blijkt dat het geluid ter hoogte van de ontsluitingslaan haaks op de Zuiderzeestraatweg onder de grenswaarden van de Wet geluidhinder blijft.
3.2.2.3
Geluid vanwege bedrijven De mogelijkheden voor bepaalde bedrijven binnen het plangebied worden bepaald door de verschillende milieucategorieen. Bij elke categorie hoort ook een bepaalde geluidsbelasting. Op de verbeelding is aangegeven waar bedrijven uit de diverse categorieën zijn toegestaan. Het bedrijvenpark betreft geen vanwege geluid gezoneerd industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder. Conclusie Op basis van de resultaten van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat er voldaan wordt aan de eisen gesteld in de Wet geluidhinder. De rotonde op de kruising Zuiderzeestraatweg, Oostersedijk en Hilsdijk kan dan ook zonder verdere bezwaren vanuit de Wet geluidhinder worden gerealiseerd. Het rapport van Arcadis met de titel "Bijlage 2 Geluidsonderzoek Bestemmingsplan Bedrijventerrein Hattemerbroek" van 1 september 2009 is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
3.2.3
Bodem Door Grontmij is op 10 februari 2005 een verkennend onderzoek gedaan naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. In een eerder uitgevoerd vooronderzoek van Grontmij uit 2003 is een aantal verdachte locaties naar voren gekomen. Op basis hiervan zijn hypothesen opgesteld die aan de hand van veld- en laboratoriumonderzoek getoetst worden.
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 20
Tijdens het veldonderzoek zijn de monsters zintuiglijk beoordeeld en tijdens het laboratoriumonderzoek heeft een analytische beoordeling van de bodemmonsters en peilbuizen plaatsgevonden. Voor de beoordeling van de gehalten zijn de volgende criteria gehanteerd: y beneden of gelijk aan de streefwaarde: niet verontreinigd; y tussen de streefwaarde en het gemiddelde van streef- en interventiewaarde: licht verontreinigd; y tussen het gemiddelde van streef- en interventiewaarde en de interventiewaarde: matig verontreinigd; y boven de interventiewaarde: sterk verontreinigd. Milieuhygiënische kwaliteit van de bodem Door middel van het uitgevoerde bodemonderzoek (veld-en laboratoriumonderzoek) is inzicht verkregen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de locatie. Hieronder wordt per deellocatie een beschrijving gemaakt van de milieuhygiënische kwaliteit. Deellocatie C Deellocatie C betreft een gedempte sloot. Tijdens de veldwerkzaamheden bleek de sloot slechts gedeeltelijk gedempt te zijn. Zintuiglijk zijn bij de veldwerkzaamheden geen kenmerken waargenomen welke duiden op de aanwezigheid van een bodemverontreiniging. Uit de analyseresultaten blijkt dat in het mengmonster van de bovengrond van boring C1 t/m C8 (0,08 à 0,3-0,3 à 0,8 m -mv) een licht verhoogd gehalte aan zink is aangetroffen. In het monster van boring C9 (0-0,5 m -mv) is een licht verhoogd gehalte aan EOX aangetroffen. In het mengmonster van de bovengrond van boring C10, C11 en C12 (0-0,4 à 0,5 m -mv) is een licht verhoogd gehalte aan EOX en minerale olie aangetroffen. Tevens is ter plaatse van deze gedempte sloot peilbuis D37 geplaatst. Uit de analyseresultaten van het grondwater blijkt dat hierin een licht verhoogd gehalte aan chroom is aangetroffen. Overige stoffen zijn niet in verhoogde gehalten aangetroffen. Deellocatie C De voor deellocatie C opgestelde hypothese "verdachte locatie" moet strikt genomen aanvaard worden, omdat plaatselijk in de grond licht verhoogde gehalten zijn aangetroffen. Er zijn tijdens het veldwerk zintuiglijk geen kenmerken waargenomen die kunnen duiden op een verontreiniging. Conclusie Gezien de relatief lage gehalten is er geen aanleiding tot het verrichten van vervolgonderzoek met een aangepaste hypothese. Het onderzoek Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek van Grontmij (10 februari 2005) is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 21
3.2.4
Geur Aan de overzijde van het plangebied bevinden zich een melkveehouder en een hobbymatige schapenhouderij. Op basis van de Wet Geurhinder geldt een vaste afstandseis van 50 meter op een gevoelig object buiten de bebouwde kom. Deze afstand van 50 meter valt op de Zuiderzeestraatweg. Binnen deze 50 meter worden dus geen geurgevoelige functies mogelijk gemaakt.
3.3
Luchtkwaliteit In het kader van het bestemmingsplan bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem is door ARCADIS een onderzoek uitgevoerd naar de verspreiding van fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) als gevolg van de ontwikkeling van het bedrijvenpark. De invloed van het bedrijvenpark op de luchtkwaliteit is opgedeeld in twee onderdelen. De activiteiten op het bedrijvenpark hebben een directe invloed op de luchtkwaliteit in de omgeving van het terrein. Het gaat hierbij om de bedrijfsactiviteiten en de ondersteunende processen (intern transport, ontstoffing/afzuiging/ventilatie en opslag gerelateerd). Daarnaast heeft de verkeersaantrekkende werking van de bedrijven een indirecte invloed op de luchtkwaliteit langs de ontsluitingswegen (zowel personenvervoer als aan- en afvoer van grond- en hulpstoffen en producten). Het onderzoek is voor de volgende situaties uitgevoerd: y Directe invloed: van het bedrijvenpark in 2010, 2015 en 2020 voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) met volledige invulling van het bedrijvenpark. y Indirecte invloed: realisatiejaar (2010) en de autonome ontwikkeling voor de jaren 2015 en 2020 met het plan. y Cumulatie directe en indirecte invloed van het bedrijvenpark Hattemerbroek in het maatgevende jaar (2010). Directe invloed De gehanteerde emissiefactoren zijn gebaseerd op de bestaande bedrijven. In het onderzoek is er geen rekening mee gehouden dat door de verhoogde aandacht voor het aspect luchtkwaliteit en strengere emissie-eisen de emissie in de toekomst zal dalen en met name voor nieuw te realiseren bedrijven lager zal zijn dan het landelijk gemiddelde. Dit is een "worst case" benadering. Daarnaast is er van uitgegaan dat het bedrijvenparkHattemerbroek in 2010 volledig is ingevuld. De concentratiebijdrage fijn stof en stikstofdioxide als gevolg van het bedrijvenpark Hattemerbroek is berekend op de grens van het plangebied. De verspreidingsberekeningen zijn uitgevoerd met Standaardrekenmethode 3 conform de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Ten aanzien van stikstofdioxide en fijn stof wordt met de realisatie van bedrijvenpark in alle situaties voldaan aan de eisen die gesteld worden in de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Indirecte invloed De concentratiebijdrage fijn stof en stikstofdioxide van de autonome situatie met realisatie van het bedrijvenpark is berekend langs de ontsluitingswegen. De verspreidingsberekeningen zijn uitgevoerd met Standaardrekenmethode 2 conform
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 22
de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Ten aanzien van stikstofdioxide en fijn stof wordt met de realisatie van het bedrijvenpark in alle situaties langs de beschouwde wegen voldaan aan de eisen die gesteld worden in Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Cumulatie directe en indirecte invloed Langs de beschouwde wegen is de cumulatie van de concentraties fijn stof en stikstofdioxide van het bedrijvenpark (direct) en wegverkeer (indirect) berekend. Ook de cumulatie leidt niet tot overschrijding van de grenswaarden die gesteld worden in de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Conclusie Met het bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem", kan voldaan worden aan de eisen gesteld in de Wet milieubeheer voor wat betreft de luchtkwaliteitseisen. Het rapport van Arcadis met de titel "Bijlage 4 Luchtkwaliteitsonderzoek bestemmingsplan bedrijventerrein Hattemerbroek" van 2 september 2009, is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
3.4
Water Water speelt een steeds belangrijker rol in de ruimtelijke planning en moet daarom reeds vroeg betrokken worden in het planproces. De realisatie van een bedrijvenpark zorgt er voor dat de oppervlak van het huidige agrarische gebied verhard gaat worden. Door DHV is een quickscan waterhuishouding gemaakt om deze toename te onderzoeken en een wateropgave te formuleren. Uit deze quickscan volgt de hoeveelheid water die in het plan gerealiseerd moet worden. In de nieuwe situatie zijn de verharde oppervlakken als volgt: 1,4 hectare aan wegen, 7,8 hectare aan terreinverharding (bij bedrijven) en 7,8 hectare afvoerend dakoppervlak, wat neerkomt op een totaal van 17 hectare. Voor het plangebied is er daarom in elk geval zo'n 4.900 m3 waterberging nodig. Voor de uitwerking van de waterstructuur is uitgegaan van de volgende uitgangspunten: y Waterberging vindt plaats in watergangen langs de infrastructuur. y De watergangen hebben een breedte van 7 meter (insteek-insteek) en een talud van 2:3. y Voor de meest westelijk gelegen watergang wordt een profiel gehanteerd waarbij het onderhoudspad benut kan worden voor waterberging. y Dakoppervlakken wateren zoveel mogelijk direct af op oppervlaktewater. Indien het watersysteem volgens deze uitgangspunten wordt gerealiseerd ontstaat er in totaal 1.635 m (inclusief bestaande watergangen) aan watergang. Indien de watergangen conform het profiel met een bovenbreedte van 5 meter worden uitgevoerd ontstaat er, uitgaande van een maximale peilstijging van 0,4 m, 2.615 m3 waterberging. Bij een T=10 bui is er dan een bergingstekort van 2.306 m3 (noodzakelijke berging is 4.921 m3).
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 23
In het plangebied is er een tweetal mogelijkheden om extra waterberging te creëren. De spoorsloot langs het spoor kan benut worden voor waterberging en door de bermsloot langs de Zuiderzeestraatweg anders in te richten kan hemelwater van daken direct afvoeren op deze bermsloot. Daarnaast heeft Waterschap Veluwe aangegeven dat een grotere peilstijging dan 0,4 meter bij T=10 bespreekbaar is. Benutten spoorsloot Indien de spoorsloot (circa 400 m) benut wordt voor waterberging en met hetzelfde profiel wordt aangelegd als de overige watergangen wordt er extra waterberging gecreëerd. Bij een peilstijging van 0,4 m kan in deze watergang 570 m3 water geborgen worden. In de huidige situatie voert de spoorsloot af op een lager peil. Om de spoorsloot te kunnen benutten voor waterberging moet deze losgekoppeld worden van het lagere peil en gekoppeld worden aan het watersysteem van het bedrijventerrein. Dakwater percelen Zuiderzeestraatweg afvoeren op bermsloot Door in het zuidelijk deel van het plangebied dakoppervlak direct te laten afvoeren op een bestaande bermsloot langs de Zuiderzeestraatweg hoeft er minder bergingscapaciteit te worden gerealiseerd in het plangebied. Hiervoor zal de bermsloot anders moeten worden ingericht. De percelen langs de Zuiderzeestraatweg hebben in totaal een oppervlak van 4,3 ha. Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat 90% van de kavel verhard is en 50% hiervan bestaat uit dakoppervlak. Dit betekent dat 1,9 ha direct kan afvoeren op de watergang. Hiermee hoeft er bij T=10 659 m3 minder water geborgen Meer peilfluctuatie toe laten De hoeveelheid berging die in het gebied kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de peilstijging die in de watergangen mag optreden. Waterschap Veluwe stelt als randvoorwaarde bij de in het plan aan te houden peilfluctuaties dat bij T=100 geen inundatie mag optreden en dat bij T=10 lozing van het rioolstelsel (VGS) goed mogelijk moet blijven. Conclusie Door de toename van verhard oppervlak in het plangebied neemt de benodigde waterberging bij T=10 toe met 1.054 m3 tot totaal 4.921 m3. Met het uitgangspunt “watergangen langs infrastructuur” wordt nog onvoldoende waterberging in het plan gecreëerd (bijkomend voordeel van dit uitgangspunt is wel dat het hemelwater van dakoppervlakken eenvoudig kan afwateren op oppervlaktewater). Het is daarom noodzakelijk om deze extra waterberging te realiseren. De gemeente is voornemens om het bergingstekort op te lossen door een combinatie van alle drie oplossingen toe te passen. Indien deze maatregelen genomen worden, stijgt het waterpeil bij T=10 met 0,49 meter tot 0,84 m +NAP. Het rioolstelsel kan dan nog voldoende goed lozen op het oppervlaktewater en bij T=100 treedt geen inundatie op naar naast liggende percelen. Het rapport Bijlage 5 Quickscan waterhuishouding is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 24
3.5
Archeologie Uitgevoerd onderzoek Het plangebied ligt in een archeologisch gevoelige zone. In de laatste jaren heeft uitgebreid archeologisch onderzoek plaatsgevonden in het plangebied zelf en in de directe omgeving. Aanleiding daarvoor waren de aanleg van zowel de Hanzelijn als het Bedrijvenpark Hattemerbroek. Tot dan was zeer weinig bekend over de bewoningsgeschiedenis van deze regio en slechts enkele “losse” vondsten wezen op mogelijke archeologische resten uit voornamelijk de vroege prehistorie. Tussen 2005 en 2009 zijn een aantal archeologische onderzoeken binnen Bedrijvenpark Hattemerbroek en Hanzelijn "Knooppunt Hattemerbroek" uitgevoerd: Quickscan Grontmij (2005) Ondanks de lage tot middelhoge archeologische verwachtingswaarde voor het plangebied op grond van de IKAW, werd vanwege de recente inzichten bij het tracé van Hanzelijn, inventariserend onderzoek geadviseerd. Er zijn daarom in de navolgende jaren in de omgeving van het plangebied de volgende onderzoeken uitgevoerd: IVO Fase 1 en 2 in Hattemerbroek west/Oldebroek Prospectief booronderzoek gericht op het in kaart brengen van kansrijke locaties en het opsporen van archeologische vindplaatsen in het door veen overdekte dekzandlandschap. IVO fase 3 Module 5, Knooppunt Hattemerbroek, Hanzelijn Proefsleuvenonderzoek door middel van 24 sleuven. IVO Fase 3 in Hattemerbroek oost/Hattem Combinatie van prospectief booronderzoek (52 handmatige megaboringen) en 31 proefsleuven (uitgevoerd in 2006 door ADC ArcheoProjecten). Opgravingen Hattemerbroek west/Oldebroek en Hanzelijn "Knooppunt Hattemerbroek" (van 2005 t/m 2007) y Archeologische Opgraving (circa 3 ha) van diverse prehistorische vindplaatsen in het tracé bij “Knooppunt Hattemerbroek”. y Gefaseerde opgraving in Oldebroek en uitvoeringsbegeleiding (circa 6,5 ha) tussen de Middeldijk en de Voskuilerdijk(2007). Resultaten Alle archeologische onderzoeken binnen het Bedrijvenpark Hattemerbroek en in het tracé van de Hanzelijn ter hoogte van "Knooppunt Hattemerbroek" hebben resten van menselijke activiteiten in het verleden opgeleverd. Deze zijn grofweg in vijf perioden te dateren: laatpaleolithicum, mesolithicum, neolithicum, bronstijd en middeleeuwen. De enorme hoeveelheid vondsten uit diverse prehistorische perioden maakt duidelijk dat het gebied rond Knooppunt Hattemerbroek een zeer zeldzaam begraven (vroeg) prehistorisch cultuurlandschap bergt met een zeer hoge archeologische waarde. Laatpaleolithicum Zowel in de Hanzelijn als in het bedrijvenpark zijn vondsten en sporen van tijdelijke verblijfplaatsen of kampementen van laatpaleolithische jagers en verzamelaars aangetroffen. De vuurstenen artefacten zijn toe te schrijven aan de zogenaamde Federmesser-cultuur, rond 11.500 voor Christus.
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 25
Mesolithicum Uit de midden steentijd zijn naast grote hoeveelheden vuurstenen en natuurstenen artefacten ook clusters van haardkuilen gevonden. Opmerkelijk is dat in het tracé van de Hanzelijn rond 400 haardkuilen opgespoord konden worden terwijl in Oldebroek maar 19 haardkuilen gelokaliseerd zijn. Voorlopige datering van haardkuilen wijst op een gebruiksduur van de kuilen van circa 1.800 jaar, rond 6.000 voor Chr. De haardkuilen in de Hanzelijn bevatten aanwijzingen voor pekproductie. Aard en gebruik van de ondiepere en lichtere kuilen in het bedrijvenpark is nog niet duidelijk. Neolithicum Uit het neolithicum zijn alleen sporen en vondsten aangetroffen die tot het midden- en laat-neolithicum gerekend kunnen worden (tussen 3.000 en 2.000 voor Chr). De resten van nederzettingen uit de Trechterbeker-periode (TRB) bevinden zich in beide projectgebieden en worden gekenmerkt door concentraties van bewoningssporen, waaronder kuilen, paalsporen en een palissade. De palissade vormt een deel van een cirkel die een diameter heeft gehad van circa 110 meter. De meest in het oog springende resten van de laatneolithische bewoning zijn twee inhumatiegraven uit de Standvoetbeker-periode (SVB), en twee inhumaties en een crematiegraf uit de Klokbeker-periode (KB). De twee graven uit de standvoetbekerperiode bevinden zich in het bedrijvenpark, en liggen op enkele tientallen meters van elkaar. Een graf bevatte één versierde pot, het tweede graf daarentegen twee versierde potten, een vuurstenen dolk en een bijl. Mogelijk zijn hier twee individuen begraven. De klokbekerbijzettingen (één binnen de Hanzelijn en één binnen Bedrijvenpark Hattemerbroek) liggen in een houten bekisting. Bij de schedels lagen zeer fraaie barnstenen kralen (resp. 16 en 24 stuks). Een dergelijke hoeveelheid barnstenen artefacten is zeer zeldzaam in Nederland. Het crematiegraf bevond zich binnen het bedrijvenpark en bevatte een kleine versierde klokbeker. Bronstijd (circa 1800 tot 1200 voor Chr.) Het meest in het oog springt een omvangrijk nederzettingsterrein gelegen op een dekzandkopje binnen het geplande bedrijvenpark. Binnen de nederzetting zijn 23 huisplattegronden aangetroffen en daarnaast nog eens 22 spiekers, 6 bijgebouwen en water- en haardkuilen. Daarnaast zijn in beide projectgebieden akkercomplexen vastgesteld. Er zijn tientallen meters stakenrijen aangetroffen die als perceel- of akkerscheidingen gefungeerd hebben. Latere perioden Archeologische resten uit latere periodes, te weten de ijzertijd en romeinse tijd, zijn vrijwel niet aangetroffen. Een mogelijke vlaskuil met veel aardewerk aan de westelijk rand van Bedrijvenpark Hattemerbroek kan tot de volle middeleeuwen gerekend worden. Consequenties ten aanzien van nog uit te voeren archeologische werkzaamheden en de planregels De uitwerking van de tot nu toe uitgevoerde opgravingen is in volle gang. Duidelijk is echter dat ook het Hattemse deel van het bedrijvenpark nog door middel van een omvangrijke opgraving nader onderzocht zal moeten worden, alvorens de nieuwbouw kan plaatsvinden. Teneinde de nog aanwezige archeologische resten tot dat moment te beschermen is voor het betreffende deel van het plangebied een dubbelbestemming vastgesteld. Dit betekent dat de andere bestemmingen (zoals bedrijventerrein) pas kunnen worden gerealiseerd nadat het archeologisch onderzoek is afgerond en er vanuit mag worden gegaan dat er geen behoudenswaardige archeologische resten meer zullen worden
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 26
verstoord door de grondwerkzaamheden. Dubbelbestemming 'Waarde - archeologische verwachtingswaarde hoog' Aan de op plankaart aangemerkte gronden is de dubbelbestemming 'Waarde archeologische verwachtingswaarde hoog' toegekend. Hierin is bepaald dat zonder een ontheffing van burgemeester en wethouders niet mag worden gebouwd. Voor het verkrijgen van de ontheffing zal moeten worden aangetoond dat door het bouwen geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.
3.6
Ecologie Door Grontmij is in september 2009 het rapport "Natuurtoets bedrijventerrein Hattemerbroek (deel Hattem)" opgesteld. Hierin wordt de gewenste ontwikkeling getoetst aan de wet- en regelgeving voor natuur.
3.6.1
Natura 2000 Natura 2000-gebieden zijn onder te verdelen in vogelrichtlijn- en habitatrichtlijngebieden. In de buurt van Hattem liggen de Natura 2000-gebieden "Veluwe" en "Uiterwaarden IJssel". De Veluwerandmeren liggen dusdanig ver af dat er geen effecten zijn vanuit het bedrijvenpark Hattemerbroek op deze beschermde natuurgebieden. Het gaat bij de Veluwe om een habitatrichtlijn- en vogelrichtlijngebied en bij de Uiterwaarden IJssel ter hoogte van Hattem-Zwolle gaat het om een vogelrichtlijngebied. Voor deze gebieden zijn instandhoudingsdoelen opgesteld, die in bijlage 1 van het rapport zijn opgenomen. Het Hattemse plandeel ligt niet in Natura-2000 gebieden "Veluwe" of "Uiterwaarden IJssel". Vogelrichtlijngebied de Veluwe De uiterste noordrand van het vogelrichtlijngebied de "Veluwe" is gelegen op ruim 1.500 meter afstand van het plangebied (gemeten vanuit het midden van het bedrijvenpark). De afstand van rand bedrijvenpark tot rand Veluwe is circa 1.000 meter. Hoewel het niet is uit te sluiten dat enkele soorten worden waargenomen zoals de Wespendief en Ijsvogel heeft het plangebied geen geschikt biotoop voor deze soorten en zal de bijdrage aan de instandhouding van de populatie die voorkomt in het Natura-2000 gebied "Veluwe" nihil zijn. Een duidelijke ecologische relatie tussen de Natura-2000 soorten en het plangebied ontbreekt. Er is geen significant negatief effect van de ingreep aan de orde. Een passende beoordeling is niet nodig. Het aanvragen van een Natuurbeschermingswet vergunning is dan ook niet aan de orde. Habitatrichtlijngebied "Veluwe" De Veluwe is behalve vogelrichtlijngebied ook habitatgebied. Uit kaarten van de provincie Gelderland is af te leiden dat het noordelijk deel van Natura 2000 Veluwe niet van belang is voor deze habitatsoorten. Er is geen ecologische relatie tussen de habitatsoorten van de Veluwe en het plangebied Hattemerbroek. Vogelrichtlijngebied "de IJssel" Vogelrichtlijngebied "de IJssel", is gelegen op ruim een kilometer afstand. Voor de Kwartelkoning behoort het uiterwaardengebied van de IJssel tot de vijf belangrijkste broedgebieden van Nederland. De soorten zijn niet bekend voor de locatie Hattemerbroek. Incidenteel is denkbaar dat in de waterschapssloot een Aalscholver neerstrijkt, maar de foerageerfunctie is gering.
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 27
Buiten de aangewezen uiterwaarden gebieden van de IJssel zijn met name de open poldergebieden noordelijk van de A28 belangrijke verblijfgebieden voor smienten, ganzen en andere wintergasten (van Beers 2003). Deze polders vervullen ook een functie voor de weidevogels grutto, kievit, tureluur en in minder mate wulp. Het plangebied Hattemerbroek in de gemeente Hattem vervult een geringe functie voor kievit. De functie als foerageerfunctie voor smienten en ganzen is laag. Er kan dan ook worden geconcludeerd dat de aanleg van het bedrijvenpark weinig tot geen effect sorteert op de soorten waarvoor vogelrichtlijngebied "de IJssel" is aangewezen. Er is geen significant negatief effect van de ingreep aan de orde. Een passende beoordeling is niet nodig. Externe werking Natura 2000 In de natuurtoets is ook het externe effect beoordeeld van de aanleg en het gebruik van een bedrijvenpark als geheel. Deze externe effecten vanuit het bedrijvenpark waarop kunnen zijn: y verlies van habitat; y verlies van kwaliteit vanwege versnippering; y effecten op waterhuishouding; y effecten op gebied verstoring door betreding of verontrusten; y effecten door NOx-emissie; y effecten van licht en geluid; y effecten op beïnvloeden van foerageerfunctie. De mogelijke effecten worden hieronder één voor één gesproken. Verlies van habitat De ontwikkeling van het bedrijvenpark vindt niet plaats in een habitat- of vogelrichtlijngebied, zodat geen habitat verloren gaat. De ontsluiting is echter nog niet helemaal uitgewerkt, waardoor niet precies bekend is of elders verlies aan habitat zal plaats vinden. Verlies van waarden door versnippering Het bedrijvenpark zorgt op zichzelf niet voor versnippering van natuur. De ontsluiting vanaf de A28 loopt via afslag Wezep over de Rondweg en ligt niet in een Natura gebied. De bestaande ontsluiting vanaf de A50 loopt wel deels door het Natura 2000gebied "Veluwe". Het verkeer naar het bedrijvenpark zal echter geen nieuwe routes nemen waardoor er geen sprake is van toename van versnippering. Ook is nagegaan welke effecten een verschuiving van verkeer dat vanaf de A50 komt kan geven. Een mogelijk lichte afname van verkeer op de Hessenweg naar Hattem en de verschuiving naar snelwegen en Keizersweg is relatief gezien een lichte verbetering. De kans op slachtoffers onder fauna van oudere bossen bij Hattem zal iets minder worden. Effecten waterhuishouding Het bedrijvenpark Hattemerbroek ligt aan de voet van de Veluwe. Ter plekke komt grondwater aan het oppervlak (kwel). Het bouwrijp maken en het gebruik van het bedrijvenpark beïnvloedt de waterhuishouding in het plangebied wel, maar dit zal de kwelstroom vanaf de Veluwe niet onderbreken of vergroten; de effecten blijven lokaal. De waterhuishouding (peil en grondwaterniveau) van de Veluwe en ook de Uiterwaarden IJssel veranderen niet.
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 28
Effecten van verstoring of verontrusten Bij versnippering zal wijziging van afvoer van verkeer van bestaand locatie naar nieuwe locatie langs de snelweg relatief een verbetering geven voor de soorten aan de Hattemse zijde van het Natura 2000-gebied. Omdat dit waardevoller is dan de bossen in de omgeving van Hattemerbroek is verschuiving van verkeer een relatief positief effect voor huidige waarden van het gebied. Emissie van licht en geluid Gezien de afstand tussen het bedrijvenpark en en de beschermde gebieden zullen er geen effecten van licht en geluid zijn. De feitelijke geluidsbelasting zal de effecten van de snelwegen zeker niet te boven gaan. Effecten door NOx emissie De verkeersstromen naar het bedrijvenpark zullen lopen langs bestaande af- en aanvoerroutes. Als gevolg zal de emissie van NOx op de bossen van de Veluwe bij Hattem en Wezep dan ook niet wijzigen. Ook als een lichte verschuiving plaatsvindt van de Hessenweg naar de snelweg en de Keizersweg dan zal dit naar verwachting niet leiden tot echte wijzigingen in de depositie. Effecten op de foerageerfunctie Er is op het bedrijvenpark geen geschikt biotoop aanwezig voor de aangewezen vogelrichtlijnsoorten en habitatrichtlijnsoorten. Conclusie: Voor wat betreft het Natura 2000-gebied zijn er geen significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen. Eventuele effecten van gewijzigde aan- en afvoerroutes voor het verkeer zijn zelfs relatief gunstig in vergelijking met de huidige situatie. 3.6.2
Ecologische Hoofdstructuur De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in de buurt van het bedrijvenpark bestaat net als bij Natura 2000 uit de Veluwe en de uiterwaarden van de IJssel. In deze EHS wil de provincie natuur, bos en landschap versterken. Door middel van het Gebiedsplan Natuur en Landschap geeft de provincie aan welke natuur-, bos- en landschapsdoelen de provincie wil realiseren. Ook geldt binnen of nabij de EHS het "nee, tenzij"-principe. Dit houdt in dat bestemmingswijzigingen niet mogelijk zijn als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Het plangebied ligt niet binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Omdat de EHSgebieden dezelfde zijn als de Natura 2000-gebieden, geldt ook hiervoor dat de inrichting en ontwikkeling van het Hattemse deel van bedrijvenpark Hattemerbroek ecologische waarden geen significant negatieve effecten heeft. Weidevogel- en ganzenbeschermingsgebieden Het plangebied ligt ook niet in of nabij een beschermd gebied voor ganzen en smienten. De ontwikkeling van het toekomstige bedrijvenpark heeft dan ook geen nadelen voor aangewezen weidevogel- en ganzenbeschermingsgebieden.
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 29
3.6.3
Beschermde soorten In de Flora- en faunawet is de soortenbescherming geregeld. Op 22 juni 2009 is op locatie een onderzoek gedaan naar het voorkomen van planten en dieren. Op 24 juni 2009 is een tweede bezoek gebracht waar met name gelet is op steenuil en kerkuil. Door Ecochore is in 2005 al nader onderzoek verricht naar het voorkomen van vleermuizen, amfibieën en vissen. De gegevens hieruit zijn gebruikt voor dit onderzoek. Planten Langs de sloten en graslanden zijn geen soorten aangetroffen die beschermd zijn onder de Flora- en faunawet categorie 2 of 3. Wel is de bermsloot bij de A28-berm en een zone van circa 10 meter aan weerszijden daarvan dusdanig goed ontwikkeld dat deze zo mogelijk bescherming en adequaat beheer verdient. Zoogdieren Er zijn binnen het plangebied geen categorie 2- en 3-soorten bekend in het overzicht van het Natuurloket. Het gebied het Hattemerbroek biedt daarnaast geen geschikt leefgebied aan bijzondere soorten. Diverse algemene soorten zoals mol, haas komen wel voor, maar vanwege het geïsoleerde karakter van het gebied is de betekenis voor zoogdieren laag. Een ontheffing voor deze soorten is niet nodig. Vogels In het plangebied zijn voornamelijk algemene broedvogels te verwachten die voorkomen in agrarisch gebied en rondom erven. Ook bestaat er de mogelijkheid dat weidevogels zoals Kievit en Scholekster het plangebied als broedgebied gebruiken. Er is daarnaast gelet op het voorkomen van Steenuil en Kerkuil. Beide soorten zijn niet waargenomen, maar er zijn wel waarnemingen bekend rondom het klaverblad. Nader onderzoek naar voorkomen van Steenuil bij oude wilgen en Kerkuil in boerderijen is nodig in het broedseizoen. Overige kritische soorten zijn in het plangebied niet te verwachten. Vleermuizen Naar het voorkomen van vleermuizen binnen het plangebied is in 2005 in het gehele gebied Hattemerbroek een veldinventarisatie uitgevoerd, omdat op basis van de gegevens van Natuurloket te verwachten is dat vleermuizen van het plangebied gebruik maken. In de periode april -september 2005 is tijdens 3 avondbezoeken en 1 ochtendbezoek onderzoek gedaan naar vliegroutes, jachtlocaties en aanwezige kolonies. Destijds zijn geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen waargenomen. Wel zijn de Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger en Watervleermuis waargenomen; zij gebruiken het plangebied als jachtgebied. De groenstructuren in het gebied (houtwallen en bomenrijen) worden daarbij als vliegroute gebruikt. In het plangebied is de zone langs de afrit A50 (beplantingsstrook met eik) een zone waar vleermuizen aangetroffen kunnen worden en rondom de boerderijen wordt met name de dwergvleermuis aangetroffen. De aanleg van het bedrijvenpark zal het voorkomen van de vleermuizen nauwelijks beïnvloeden.
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 30
Amfibieën en reptielen Een inventarisatie van Waterschap Veluwe op basis van bestaande gegevens maakt duidelijk dat de streng beschermde Rugstreeppad en Poelkikker in de nabije omgeving van het plangebied voorkomen. Naar aanleiding van deze gegevens is het plangebied in april-september 2005 nader onderzocht op het voorkomen van beschermde amfibieën. De resultaten van het onderzoek laten zien dat het plangebied relatief arm is aan amfibieën. In totaal zijn drie soorten amfibieën waargenomen: Bruine kikker, Gewone pad en Groene kikker. In 2009 is voorkomen van Kleine watersalamander vastgesteld. Vissen De gegevens van het Natuurloket geven geen beschermde vissoorten aan. Het voorkomen van beschermde vissoorten is niet op voorhand uit te sluiten aangezien in het gebied mogelijk Kleine modderkruiper en Bittervoorn voorkomen. Daarom is een veldinventarisatie gedaan naar het voorkomen van deze soorten. Tijdens het onderzoek zijn uitsluitend algemene soorten aangetroffen. Dagvlinders, libellen en overige ongewervelden Beschermde vlinders zijn in het plangebied niet te verwachten. Het habitat voor een groot deel van de beschermde vlinders betreft heide- en veengebieden. De vlindersoorten die voorkomen zullen algemene soorten zijn van grasland en natte ruigte. 3.6.4
Conclusie Omdat er geen significant negatieve effecten zijn, is er geen vergunning in het kader van de natuurbeschermingswet nodig. Het gebied ligt ook niet in de Ecologische Hoofdstructuur of beschermd ganzen- of weidevogelgebied. Het "nee-tenzij" principe is niet aan de orde. Wel komen er verschillende soorten broedvogels voor. In het kader van de Flora- en faunawet is het onder andere verboden om broedende vogels te verstoren. Voor het verstoren van broedende vogels wordt door het Ministerie van LNV geen ontheffing verleend. Voor broedvogels moet ervoor worden gezorgd dat de werkzaamheden niet in het broedseizoen plaatsvinden. Het broedseizoen loopt globaal van 15 maart tot 15 juli. Het rapport "Bijlage 7 Natuurtoets bedrijventerrein Hattemerbroek (deel Hattem)" van Grontmij (september 2009) is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
3.7
Verkeer De realisering van een bedrijvenpark heeft vanzelfsprekend ook gevolgen voor de verkeersintensiteit op de Zuiderzeestraatweg. In 2006 is door BVA reeds een onderzoek gedaan naar de mogelijke inrichting van de Zuiderzeestraatweg. In de huidige situatie wordt de Zuiderzeestraatweg met circa 7.000 voertuigen belast. In de analyse van de toekomstige belasting van de Zuiderzeestraatweg is rekening gehouden met een autonome verkeersgroei en een groei van het verkeer als gevolg van de realisering van het bedrijvenpark Hattemerbroek. Hierbij is ervan uitgegaan dat er geen rigoureuze ingrepen in de bestaande verkeersstructuur plaatsvinden.
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 31
De totale hoeveelheid verkeer die het bedrijvenpark in de toekomst genereert is in het verleden bepaald op circa 3.000 motorvoertuigen per etmaal, onderverdeeld in 1.250 personenauto’s en 1.750 vrachtauto’s. Daarnaast is vastgesteld dat 90% van het verkeer extern verkeer betreft en dat de oriëntatie van dit externe verkeer tussen de richtingen Apeldoorn, Meppel, Amersfoort en Kampen een verhouding kent van respectievelijk 30%, 30%, 30% en 10%. Dit betekent voor de Zuiderzeestraatweg tussen de spoordijk en de Geldersedijk een toename van in ieder geval het verkeer met een relatie met Zwolle en verder (800 voertuigen waarvan 500 vrachtauto’s). Hierdoor neemt de hoeveelheid vrachtverkeer met circa 60% toe. Door BVA is op 4 december 2009 gerapporteerd over de ontsluiting van het bedrijvenpark. De daarin opgenomen varianten zullen nader worden uitgewerkt. De rapportage is als Bijlage 6 Ontsluiting bedrijventerrein opgenomen.
3.8
Externe veiligheid Onderzoek naar het aspect externe veiligheid is momenteel nog gaande, in de volgende fase van het plan zal de rapportage verwerkt worden.
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 32
Hoofdstuk 4 4.1
Het plan
Huidige situatie Het plangebied ligt in het buitengebied ten noordwesten van de kern Hattem en maakt deel uit van het intergemeentelijke bedrijvenpark Hattemerbroek. Het gebied ligt aan het knooppunt Hattemerbroek, waar de A28 en de A50 elkaar kruisen en wordt begrensd door deze twee rijkswegen, de Zuiderzeestraatweg en de Oostersedijk. Naast het plangebied wordt momenteel de Hanzelijn gerealiseerd. Het Hattemse plandeel beslaat ongeveer 20 hectare. Landschap Het plangebied ligt in het overgangsgebied tussen het Centraal Veluws Natuurgebied en de IJsselvallei enerzijds, en anderzijds de zeekleigebieden en de broeklanden van de voormalige Zuiderzee. Het landschap wordt hier gekenmerkt door respectievelijk kleinschaligheid, beslotenheid op de hogere delen en grootschaligheid, openheid in de lager gelegen gebieden. Het landschap ter plaatse van het plangebied kenmerkt zich door een rationele strokenverkaveling. Stucturerende elementen zijn de ontginnings“dijkjes” in de nabijheid van het plangebied. Zoals de Middeldijk en de Oostersedijk. Langs deze dijkjes is in de loop van de tijd wat lintbebouwing ontstaan. Nut en Noodzaak In het kader van het bestemmingsplan waaraan deels goedkeuring is onthouden door de Raad van State in 2007, zijn onderzoeken uitgevoerd naar de noodzaak van het nieuwe bedrijventerrein, en is deze ook aangetoond. Hoewel de behoefte vanwege de recessie (2009) tijdelijk wellicht iets minder is, is deze noodzaak niet verdwenen. Naar verwachting zal op het moment dat de planfase is doorlopen, alsmede gedurende de periode dat het bestemmingsplan vigerend is weer een grote behoefte zijn aan bedrijventerrein in deze regio. Vanuit de onderzoeken die ten behoeve van voornoemd deels goedgekeurd bestemmingsplan zijn uitgevoerd, zijn in elk geval de volgende zaken naar voren gekomen: De drie gemeenten hebben beperkte mogelijkheden of zelfs geen mogelijkheden om bedrijventerrein uit te geven op de middellange termijn. In Hattem wordt de uitbreiding van bedrijventerrein Netelhorst geblokkeerd door de komst van de Hanzelijn en in Heerde is na de uitgifte van de laatste 4 hectare op de Eeuwlanden geen bedrijventerreinuitgifte meer mogelijk, los van enkele percelen op het voormalige Berghuizer Papierfabriekterrein. De korte- en middellange termijnbehoefte van Oldebroek komt voort uit de wens tot verplaatsing van milieuhinderlijke bedrijvigheid, die op de bestaande bedrijventerreinen (en enkele nieuwe kavels) niet inpasbaar is vanwege hindergevoelige functies. Destijds is de ruimtebehoefte vanuit de drie gemeenten gekwantificeerd. Daarbij is naast de autonome groei, de behoefte aan ruimte voor de te verplaatsen bedrijven, ook gekeken naar de ruimtewinst door het revitaliseren van de bestaande bedrijventerreinen. Uit deze berekening is destijds gebleken dat er netto behoefte is aan ongeveer 40 hectare en bruto ongeveer 55 hectare. In het overgrote deel van deze hectares dient te worden voorzien op bedrijvenpark Hattemerbroek. Bedrijven die op hun huidige locatie een knelpunt vormen kunnen worden verplaatst. De vrijkomende locaties worden herontwikkeld met passende functies zoals bijvoorbeeld woningbouw.
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 33
Hoewel het bestemmingsplan voor het Oldebroekse plandeel wel is goedgekeurd, is ook een realisatie van het Hattemse plandeel noodzakelijk. Plandeel Hattem onderscheidt zich immers van het Oldebroekse deel doordat, na ontheffing, in het Hattemse plandeel ook vestiging van bedrijven in milieucategorie 4 mogelijk is. En juist bedrijven in de hogere milieucategorieën vormen op hun huidige locatie in potentie het grootste knelpunt. Nut en noodzaak zijn in de uitspraak van de Raad van State ook bevestigd. Locatiekeuze Eind 2000/begin 2001 zijn in het structureel overleg tussen de colleges van Hattem, Heerde en Oldebroek knelpunten geconstateerd rond de ontwikkeling van lokale bedrijventerreinen: Zo had de gemeente Hattem geen voorraad uitgeefbaar bedrijventerrein meer beschikbaar. En bovendien bleek de ontwikkeling van een nieuw terrein te stagneren door onzekerheid rondom de keuze van het tracé van de Hanzelijn. Ook de gemeente Heerde voorzag een gebrek aan capaciteit op de middellange termijn. De gemeente Oldebroek had onvoldoende bedrijventerrein beschikbaar om de vraag voor de drie gemeenten op te vangen. Mede in overleg met het provinciaal bestuur is er daarom voor gekozen om de mogelijkheden te onderzoeken van de ontwikkeling van één gezamenlijk “lokaal” bedrijventerrein. Voor de ontwikkeling zijn de volgende gebieden uitgesloten: y het Centraal Veluws Natuurgebied (EHS, Natura 2000); y de uiterwaarden (beleidslijn Ruimte voor de Rivier,EHS, Natura 2000). Op basis van een aantal (gemeentelijke) beleidsvisies is een verdere analyse gemaakt: y Visie Wonen en Werken in de gemeente Heerde tot 2015” (Heerde, 2000); y “Ruimtelijk ontwikkelingsmodel” (Hattem, 2000); y aanwijzing voorkeurstracé Hanzelijn (Den Haag, augustus 2001); y “structuurvisie Oldebroek 2030” (Oldebroek, 2002). Vanuit deze integrale visies, is geconcludeerd dat het gebied rondom het verkeersknooppunt A28-A50 Hattemerbroek het enige gebied is voor de realisatie van een gezamenlijk bedrijventerrein. In de “verkenning intergemeentelijk lokaal bedrijventerrein” (Royal Haskoning, 20 januari 2003) is nader verantwoord hoe tot de locatiekeuze is gekomen. Hierbij is gekeken welke gebieden op grond van hoger beleid een dusdanige beschermde status hebben dat ontwikkeling als bedrijventerrein niet mogelijk is.
4.2
Stedenbouwkundig plan
4.2.1
Algemeen Voor dit bestemmingsplan is een stedenbouwkundig plan ontworpen dat de basis zal worden voor de ontwikkeling van plandeel Hattem van bedrijvenpark Hattemerbroek, de ontsluiting en de verkaveling (uit te geven kavels). Dit plan is ten opzichte van het plan dat eerder in procedure is gebracht op onderdelen gewijzigd.
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 34
Stedenbouwkundig plan. Naast het stedenbouwkundig (verkavelings)plan is ook het bestemmingsplan aan de orde. In de volgende paragrafen wordt op het verkavelingsplan ingegaan. In het beeldkwaliteitsplan dat voor de ruimtelijke verschijningsvorm van het bedrijvenpark van belang is, komt de architectuur van de bebouwing en de inrichting van de openbare ruimte in beeld. Het beeldkwaliteitsplan wordt als een separaat plan opgesteld. 4.2.2
Het stedenbouwkundig plan De hoofdontsluiting van het bedrijvenpark vindt plaats vanaf de Zuiderzeestraatweg. Deze ontsluiting wordt gevormd door een bedrijvenlaan die als rechte laan, haaks op de Zuiderzeestraatweg tot aan de rand van het bedrijvenpark (nabij de verbinding A50-A28) is geprojecteerd. Deze laan krijgt door het brede profiel (met water en groene bermen) als het ware een monumentaal karakter. Een tweede ontsluiting vindt plaats vanaf de geprojecteerde rotonde op de plek van de huidige kruising Zuiderzeestraatweg - Oostersedijk - Hilsdijk. Vanaf deze rotonde vindt via de Oostersedijk, het huidige profiel over een geringe lengte volgend, en daarna via de geprojecteerde weg aan de voet van het Hanzelijn-dijklichaam een verbinding plaats met de voornoemde bedrijvenlaan. Deze 'lusverbinding' zorgt er voor dat bijna alle bedrijfskavels ontsloten worden. In het middendeel van het bedrijvenpark is nog een tweetal wegen geprojecteerd die voor een ontsluiting van de overige kavels zorgt. Aan de westzijde betreft het eveneens een lusvormige ontsluiting, terwijl oostelijk van de laan (evenwijdig aan de Zuiderzeestraatweg) een toegangsweg voor de kavels langs de Zuiderzeestraatweg gedacht is.
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 35
De westelijke lus is zodanig geprojecteerd dat deze -indien noodzakelijk- in de toekomst deels zou kunnen komen te vervallen. De inrichting is mede afhankelijk van de gronduitgifte. De lusvormige weg is alleen noodzakelijk als de kavels aan kleinere bedrijven worden verkocht. Het wegenpatroon is zodanig vormgegeven dat een flexibele gronduitgifte mogelijk is. De nieuwe rotonde zorgt voor een goede en veilige benadering van het bedrijvenpark Hattemerbroek en ook (in zuidelijke richting) via de Hilsdijk voor een heldere toegang naar het bestaande bedrijventerrein Netelhorst. De rotonde ligt op een plaats waar via het viaduct in het Hanzelijntracé het achterland (richting Zwolle) visueel waarneembaar is. Het open, hoofdzakelijk agrarische gebied, ontvouwt zich hier op een heldere manier. De verkavelingsrichting op het bedrijvenpark is in het zuidelijke deel haaks op de Zuiderzeestraatweg en in het noordelijke deel evenwijdig aan deze weg. Deze richtingen volgen min of meer de huidige verkavelingsrichtingen en slotenstructuren.
Ontwerp waterstructuur. Zoals vermeld zijn twee richtingen zichtbaar in de verkavelingsstructuur. Aan de zuidrand van het plangebied is dit haaks op de Zuiderzeestraatweg. Het ligt in de bedoeling dat langs deze weg de meer representatieve bedrijfsbebouwing -ook op wat kleinere kavels- gerealiseerd zal worden haaks op de Zuiderzeestraatweg. De toegestane bedrijfscategorie is hier maximaal categorie 3.1. In het beeldkwaliteitsplan zal verder gedetailleerd op de beeldkwaliteit worden ingegaan. Het middendeel en de rest van het gebied is bestemd voor bedrijven in categorie 3.2 (deels, na ontheffing, op te waarderen naar categorie 4), die ook wat minder representatief kunnen en mogen zijn. De parkeervoorzieningen voor de werknemers zullen achter de bedrijfsbebouwing moeten worden gerealiseerd. Bezoekers kunnen aan de voorzijde parkeren. In de noordhoek van het plangebied ligt nog een gasleiding. Deze blijft liggen en is in de planopzet meegenomen. In de planregels is hiermee adequaat rekening gehouden.
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 36
4.3
Bestemmingsplan De juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan zijn de verbeelding (plankaart) en de regels. De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten: 1. Inleidende regels. 2. Bestemmingsregels. 3. Algemene regels. 4. Overgangs- en slotregels. In hoofdstuk 1 worden de in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. In hoofdstuk 2 worden de op de verbeelding/plankaart aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld. Hoofdstuk 3 bevat de bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen en in hoofdstuk 4 komt het overgangsrecht aan de orde en de slotregel. Gekozen is voor een gedetailleerd bestemmingsplan, hetgeen inhoudt dat per bestemming tot in detail inzicht wordt gegeven in de gebruiks- en bouwmogelijkheden. Die gebruiksmogelijkheden worden in de bestemmingsomschrijving benoemd. Binnen het plangebied komen de bestemmingen 'Bedrijventerrein', 'Groen', 'Verkeer', 'Leiding - Gas' en 'Waarde – Archeologische verwachtingswaarde hoog' voor. Voorts is in het plan sprake van gebieds-, functie-, bouw- en maatvoerings- aanduidingen. Die aanduidingen worden in de regels verklaard.
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 37
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 38
Hoofdstuk 5
Uitvoerbaarheid
Volgens artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient bij het voorbereiden van een bestemmingsplan een onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van dat plan. De gemeente is voornemens om, voor zover noodzakelijk, tegelijkertijd met de vaststelling van het bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen. Nagenoeg alle gronden zijn inmiddels verworven of er is overeenstemming bereikt over aankoop door de gemeente Hattem. Hattem maakt de gronden fiscaal bouwrijp. Het openbaar gebied blijft in eigendom van de gemeente. De Ontwikkelingsmaatschappij Hattemerbroek BV zorgt voor het bouw- en woonrijpmaken van zowel het openbaar gebied als de uitgeefbare kavels. Vervolgens gaan de uit te geven kavels in juridisch en economisch eigendom over naar de Ontwikkelingsmaatschappij, die voor uitgifte aan ondernemers zorgdraagt. Met de gemeente Hattem is afgesproken dat zij de interne kosten draagt.
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 39
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 40
Hoofdstuk 6 6.1
Inspraak en overleg
Inspraak In het kader van de in de gemeente Hattem gebruikelijke inspraakprocedure wordt het voorontwerpplan gedurende 6 weken ter inzage gelegd. De schriftelijke reacties op het voorontwerpplan worden samengevat in de plantoelichting opgenomen en van een reactie voorzien. Verder wordt vermeld of de ingekomen reacties aanleiding hebben gegeven om het voorontwerpplan aan te passen.
6.2
Overleg In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Bro zal het voorontwerpplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" worden toegezonden aan de hiertoe aangewezen instanties. De resultaten hiervan zullen te zijner tijd in deze toelichting worden verwerkt.
december 2009.
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 41
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 42
Bijlagen bij de toelichting
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 43
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 44
Bijlage 1
Situering plangebied
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 45
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 46
Bijlage 2
Geluidsonderzoek Bestemmingsplan Bedrijventerrein Hattemerbroek
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 47
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 48
Bijlage 3
Verkennend bodemonderzoek
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 49
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 50
Bijlage 4
Luchtkwaliteitsonderzoek bestemmingsplan bedrijventerrein Hattemerbroek
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 51
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 52
Bijlage 5
Quickscan waterhuishouding
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 53
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 54
Bijlage 6
Ontsluiting bedrijventerrein
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 55
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 56
Bijlage 7
Natuurtoets bedrijventerrein Hattemerbroek (deel Hattem)
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 57
bestemmingsplan "Bedrijvenpark Hattemerbroek, plandeel Hattem" (voorontwerp) 58