Ontwerp Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012 - 2020 “Over energie schaarste en klimaatverandering”
gemeente Harenkarspel vastgesteld t.b.v. inspraak d.d. 15 mei 2012
INHOUD
BLAD
1 1.1 1.2 1.3 1.4
WAAROM EEN KLIMAATVISIE Verandering is nodig Harenkarspel intensiveert haar beleid Vaststellen duurzaamheidbeleid voorafgaande aan fusie drie gemeenten Leeswijzer
-1-1-1-2-2-
2 2.1 2.2 2.3
UITGANGSPUNTEN VAN BELEID Scope Klimaatvisie Beleidsmatige context Uitgangssituatie Harenkarspel
-3-3-3-4-
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
DOELSTELLINGEN EN STRATEGIE KLIMAATVISIE Doelstellingen Integraal klimaatbeleid Strategie algemeen Strategie voor verduurzaming van de energievoorziening Strategie voor aanpassen aan klimaatverandering
-5-5-6-7-8-8-
4 4.1 4.2 4.3 4.4
PRIORITEITEN Energiebesparing Productie en gebruik duurzame energie Klimaatbestendigheid Bewustwording
- 10 - 10 - 10 - 11 - 12 -
5 5.1 5.2 5.3
MONITORING KLIMAATBELEID Monitoring energieverbruik en duurzame opwekking Monitoring klimaatprojecten Monitoring integratie klimaatbeleid in de gemeente
- 13 - 13 - 13 - 13 -
6 6.1 6.2 6.3
COMMUNICATIE Communicatiedoel Communicatiedoelgroepen Communicatiestrategie
- 14 - 14 - 14 - 14 -
7
TOTAAL OVERZICHT PERSONELE INZET EN FINANCIËN
- 16 -
BIJLAGE 1 UITVOERINGSPROGRAMMA 2012 2013
-0-
BIJLAGE 2 BESTUURSOPDRACHT
-1-
BIJLAGE 3 AFSPRAKEN SLOK-REGELING
-1-
BIJLAGE 4 BELEIDSKADERS
-1-
BIJLAGE 5 MASTERPLAN DUURZAME ENERGIE GEMEENTE HARENKARSPEL (HVC)
-1-
Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020
1
WAAROM EEN KLIMAATVISIE
1.1
Verandering is nodig
Om verdere klimaatverandering te beperken én de uitputting van grondstoffen voor te zijn, is een duurzame energievoorziening om meer dan één reden essentieel. Daarvoor is de inzet van iedereen nodig. Overheid, bedrijven en burgers moeten duurzamer omgaan met natuurlijke hulpbronnen. De regering Rutte heeft Rijksdoelstellingen opgesteld die aansluiten bij de EU-ambitie. Deze doelstellingen zijn er op gericht om in 2020 te voldoen aan 20% energiebesparing, 14% opwekking van duurzame energie en 20% reductie van de CO2 uitstoot. Het besparen op energiegebruik en het duurzaam opwekken van energie is niet alleen gericht op behoud van het klimaat. Het beleid richt zich ook op het behoud van een betrouwbare en betaalbare energievoorziening in de toekomst. Iedereen zal zijn steentje bij moeten dragen om de doelen te halen. Ook de Harenkarspel zet zich daarvoor in. Inzetten op een verduurzaming van de energievoorziening kan verandering van klimaat beperken, maar naar alle waarschijnlijkheid niet meer voorkomen. Daarom zet Harenkarspel parallel aan besparing en verduurzaming van energie ook in op aanpassing aan de verandering van het klimaat. Dat betekent dat Harenkarspel zich voorbereidt op: hogere temperaturen, een stijging van de zeespiegel, drogere zomers, korte hevige buien en in sommige gebieden een forse toename van het zoutgehalte in de bodem.
1.2
Harenkarspel intensiveert haar beleid
Verduurzaming (in onder andere energieopwekking en bouwen) geeft steeds meer particulieren, maatschappelijke organisaties en bedrijven energie, inspiratie en een aanzet tot innovatie! De gemeente Harenkarspel wil hierin faciliteren en het goede voorbeeld geven. De Klimaatvisie is het eerste, langjarige, beleidskader op het gebied van klimaat en energie voor de gemeente Harenkarspel. De inhoud van deze visie en het 2 jarig uitvoeringsprogramma sluiten aan op de in de raad van 30 juni 2009 vastgestelde bestuursopdracht waarbij kaders en aandachtpunten zijn aangegeven (zie bijlage 2). Het voorheen ontbreken van duurzaamheidbeleid zegt niet dat er in het verleden bij de uitvoering van gemeentelijke taken geen aandacht is geweest voor de thema‟s klimaat en energie. Zo zijn er activiteiten uitgevoerd met als doel het bevorderen van energiebesparing en het opwekken van duurzame energie, waarvoor de gemeente subsidie heeft ontvangen op grond van subsidieregelingen. Hierbij richtte de aandacht zich voornamelijk op gemeentelijke gebouwen, woningen en bedrijven. Het betreffen de volgende regelingen: „Gemeentelijke Energie Aanpak (GEA)‟ ,„Bestuursakkoord Nieuwe Stijl (BANS)‟ en „Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven (SLOK). De periode van deze laatste subsidieregeling loopt eind 2012 af. De afspraken uit de SLOK-regeling zijn in bijlage 3 opgenomen. De inspanningen zet de gemeente de komende jaren voort. Maar met het toenemen van de noodzaak om te veranderen, en misschien belangrijker nog, het toenemen van het maatschappelijk besef dat verandering nodig is, is het nu tijd voor een volgende stap. Vooral op het gebied van de opwekking van duurzame energie wil de gemeente een actievere rol gaan spelen.
-1Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020
Harenkarspel heeft de ambitie haar activiteiten op het gebied van energie en klimaat te intensiveren en neemt actief haar verantwoordelijkheid bij het komen tot een duurzamere energievoorziening. Harenkarspel kiest voor een effectief en efficiënt klimaatbeleid. Dat vertaalt zich onder andere in het nadrukkelijk koppelen van het klimaatbeleid aan andere beleidsvelden (vooral Ruimtelijke Ordening, Volkshuisvesting, Bouw- en Woningtoezicht en Duurzaam Inkopen, maar ook Verkeer en Vervoer) en in samenwerken met andere organisaties, zowel in lokaal als regionaal verband.
1.3
Vaststellen duurzaamheidbeleid voorafgaande aan fusie drie gemeenten
In 2013 dient de fusie van de drie gemeenten Harenkarspel, Schagen en Zijpe een feit te zijn. Het bestuur van de gemeente Zijpe heeft in juli 2011 klimaatbeleid vastgesteld. De gemeente Schagen is voornemens begin 2012 klimaatbeleid vast te stellen. Daarom is in verband met de aanstaande fusie met de gemeenten Schagen en Zijpe er voor gekozen om de doelstellingen die Harenkarspel heeft en de inhoudelijke prioriteiten door middel waarvan deze doelstellingen vorm krijgen op elkaar af te stemmen. Als bijlage aan deze visie is een uitvoeringsprogramma toegevoegd, waarin per prioriteit door middel van activiteiten is beschreven hoe de doelstellingen worden gerealiseerd. Met deze activiteiten laat de gemeente zien dat duurzaam handelen hoort en loont. Dit uitvoeringsprogramma behelst de jaren 2012 en 2013. Ook voor de inhoud van de uitvoeringsprogramma‟s van de drie gemeenten geldt dat deze nagenoeg gelijk is. In een tabel die als bijlage B is toegevoegd aan het uitvoeringsprogramma 2012 - 2013 is aangegeven welke activiteiten afwijken. Er is voor de periode 2012 - 2013 gekozen, omdat het jaar voor en het jaar na de fusie voor de gemeenten jaren zijn waarin veel op organisatorisch vlak moet gebeuren. In 2013 worden wel voorbereidingen getroffen voor het maken van een uitvoeringsprogramma 2014 – 2020. Hierbij zal wederom gebruik gemaakt worden van de expertise van de HVC voor het maken van een energiescan voor de nieuwe gemeente Schagen.
1.4
Leeswijzer
In hoofdstuk 1 wordt onder andere de aanleiding en het belang van een klimaatvisie voor de gemeente Schagen aangegeven. In hoofdstuk 2 zijn de uitgangspunten van het beleid weergegeven. Ook bevat dit hoofdstuk de uitgangssituatie van de gemeente; wat is het huidig energieverbruik en het huidig aandeel duurzame energie. In hoofdstuk 3 zijn de doelstellingen vermeld. Aan de hand van het overzicht van doelstellingen wordt in dit hoofdstuk ook aangegeven voor welke strategie gekozen is om uiteindelijk de doelstellingen te kunnen behalen. Hoofdstuk 4 bevat de prioriteiten die het resultaat zijn van de vertaling van de doelstellingen en strategie. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de jaarlijks uit te voeren monitoring. Hoofdstuk 6 bevat een omschrijving van de rol van communicatie in het klimaatbeleid. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 aangegeven wat de benodigde personele inzet en financiën voor uitvoering van het klimaatbeleid zijn.
-2Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020
2
UITGANGSPUNTEN VAN BELEID
2.1
Scope Klimaatvisie
Deze Klimaatvisie richt zich op: 1. maatregelen die vermindering van emissies van broeikasgassen - die klimaatverandering veroorzaken - beogen (mitigatie); 2. maatregelen die de kwetsbaarheid voor klimaatverandering verminderen of waarmee geprofiteerd wordt van de kansen die een veranderend klimaat biedt (adaptatie). Deze nota betreft nadrukkelijk een visie, die zowel voor de korte als lange termijn richting geeft aan de wijze waarop de klimaatdoelen worden gerealiseerd. De doelstellingen en strategie in deze visie (hoofdstuk 3) en de uitwerking van doelstellingen in prioriteiten (hoofdstuk 4) reiken tot het jaar 2020, en zijn afgestemd met de gemeenten Schagen en Zijpe. Daaruit volgt een aanpak voor de korte termijn, dat zo concreet mogelijk is uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma (bijlage 1). Dit programma beslaat de periode tot en met 2013.
2.2
Beleidsmatige context
Beleidskaders overheidslagen Energieschaarste en klimaatverandering zijn mondiale problemen. De urgentie van de problematiek wordt in de maatschappij steeds meer erkend. Het is dan ook niet verwonderlijk dat vrijwel alle overheidslagen beleid hebben geformuleerd op het gebied van klimaat en energie. Harenkarspel wil aansluiten op de in deze beleidskaders gemaakte afspraken, maar heeft nog meer ambitie. Binnen de geschetste beleidscontext zoekt de gemeente vanuit haar eigen taken en verantwoordelijkheden naar manieren om een bijdrage te leveren. De gemeente vindt de met het Rijk gemaakte afspraken, volgend uit diverse beleidskaders, onvoldoende en heeft zichzelf een hogere ambitie opgelegd. In bijlage 4 wordt een overzicht gegeven van de van toepassing zijnde beleidskaders. Het resultaat van deze beleidskaders, de ondersteunende uitvoeringsprogramma‟s, afspraken met diverse branches, provincies, VNG en de marktwerking (lagere kosten energiebesparende apparaten, goedkoper worden van duurzame energie installaties) wordt de autonome ontwikkeling genoemd.
Coalitieakkoord Deze visie sluit aan op de inhoud van het coalitieakkoord “Samen aan de slag!‟ voor wat betreft het onderwerp Duurzaamheid. Het opstellen van een klimaatvisie -waartoe het vorige College opdracht heeft gegeven- zal zo spoedig mogelijk worden afgerond. Binnen de klimaatvisie moet tenminste aandacht zijn voor: Het vergroten van het bewustzijn bij inwoners en bedrijven ten aanzien van duurzaamheidaspecten in hun dagelijkse doen en laten; Duurzaam inkopen en duurzaam aanbesteden; Doelstellingen ten aanzien van duurzaam, betaalbaar en energiezuinig (ver)bouwen; Het bevorderen van groene energie inclusief het herijken van het windmolenbeleid; Duurzame landbouw in samenwerking met de werkgroep plattelandsvernieuwing. Bij elk beleidsvoorstel dat zich daarvoor leent zal een duurzaamheidparagraaf opgenomen worden.
-3Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020
Structuurvisie Deze visie sluit ook aan op de inhoud van de Structuurvisie voor wat betreft het onderwerp Duurzaamheid. In deze structuurvisie staat: Bij bouwlocaties wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan duurzaam bouwen en betaalbare woningen.
2.3
Uitgangssituatie Harenkarspel
Gebruik is gemaakt van gegevens, opgenomen in het Masterplan duurzame energie gemeente Harenkarspel (MDE) van november 2009, opgesteld door de NV Huisvuilcentrale Alkmaar (HVC) (bijgevoegd: bijlage 5). In 2013 zal t.b.v. het opstellen van een uitvoeringprogramma 2014 – 2020 opnieuw een onderzoek plaatsvinden, om de gegevens te actualiseren. Huidig energieverbruik Uit het onderzoek van de HVC blijkt dat het geschat energiegebruik in Harenkarspel per jaar 1,8 PJ (PetaJoule) is, dat overeenkomt met de uitstoot van 137 kiloton CO2. Bijna 40% van de energie wordt gebruikt door huishoudens, gevolgd doorlandbouw (23%), zakelijk transport (17%), industrie (12%) en commerciële dienstverlening (9%). Huishoudens nemen daarmee een zeer belangrijk deel van het energiegebruik in Harenkarspel voor hun rekening. Van dat energiegebruik door huishoudens wordt iets minder dan de helft gebruikt voor verwarming. Met 34% van het huishoudelijk energiegebruik komt mobiliteit op een stevige tweede plaats. Duurzame energie In 2008 bedroeg het aandeel duurzame energie in de gemeente 0,07 PJ (4% van het energieverbruik). Dit wordt opgewekt door windenergie, mestvergisting en het aan de gemeente toe te rekenen deel van installaties elders (o.a. bij de NV Huisvuilcentrale Alkmaar).
-4Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020
3
DOELSTELLINGEN EN STRATEGIE KLIMAATVISIE
Dit hoofdstuk geeft weer welke doelstellingen de gemeente Harenkarspel heeft voor de periode die reikt tot 2020 en voor welke strategie gekozen wordt om deze doelstellingen te bereiken. In het volgende hoofdstuk wordt uitgewerkt welke prioriteiten worden gesteld om hieraan vorm te geven.
3.1
Doelstellingen
De gemeente Harenkarspel is ambitieus als het gaat om haar klimaatdoelstellingen. Waar dit realistisch haalbaar is zijn hogere doelstellingen opgenomen dan de Rijksdoelstellingen van de regering Rutte. Dit betekent dat de gemeente Harenkarspel in 2020 wil voldoen aan: - 6% energiebesparing; - 27% reductie van CO2 uitstoot broeikasgassen; - 30% opwekking van duurzame energie. Tabel 1: Kerngegevens Klimaatbeleid Rijk en gemeente Harenkarspel (bron: MDE HVC).
indicatoren/
jaar
Referentiejaar
Rijksdoelstellingen
Autonome ontwikkeling
Doel Klimaatvisie gemeente Harenkarspel
2008 1,8 PJ
2020
2020 1,8 PJ
2020 1,7 PJ
20%
0% 130 kton *)
6% 99 kton *)
20%
5% 0,18 PJ
27 % 0,51PJ
Verbruik en % reductie t.o.v. 2008 CO2 + broeikasgassen uitstoot en % reductie t.o.v. 2008 *) Duurzame energie opwekking en % t.o.v. verbruik
137 kton
0,07 PJ
10% 4% 14% *) Berekening CO2-reductie: bij energiebesparing geeft 1% besparing ook 1% reductie; 1% duurzame energie geeft 0,8% reductie.
30%
De onderstaande zaken liggen ten grondslag aan deze ambitie: De huidige Duurzame Energie opwekking (DE) bedraagt 4% van het totaal verbruik in de gemeente (referentie jaar is 2008). De gemeente bezit een behoorlijk potentieel voor DE (zie MDE pagina18). Windenergie is voor Harenkarspel de belangrijkste bron voor DE naast biomassa, zon en geothermie (hoge temperatuur warmte uit zeer diepe aardlagen). Gezien het grote belang van DE kiest de gemeente voor een realistische intensivering-opgave voor DE van 0,18PJ in 2020 naar 0,51PJ in 2020, dus 0,33PJ extra opwekking. Dat is dus bovenop de hoeveelheid als gevolg van de autonome ontwikkeling. Het realiseren van deze opgave kan door een extra inzet op biomassa, (participatie) in windenergie projecten in de gemeenten en/of elders (op land en/of op zee), zonenergie in de gemeente of elders en wellicht benutting van restwarmte uit bedrijven. Onderzoek vindt hiernaar plaats (project “Warmtering” Warmenhuizen-Tuitjenhorn).
-5Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020
-
-
De Rijksdoelstelling van 20% energie besparing in 2020 is voor Harenkarspel niet haalbaar. Door de combinatie van de geplande woningbouw en bedrijven ontwikkeling zou er volgens het MDE sprake zijn van 0% energiebesparing. In dit cijfer is echter de realisatie van een nieuw zorgcentrum, een kuur-resort met hotel “Tropical Paradise” en het tussengebied meegenomen. Nu duidelijk is dat deze projecten niet of gedeeltelijk worden gerealiseerd, zal de reductie van het verbruik naar verwachting enkele procenten hoger uitkomen. Met een realistische extra inzet hierop wordt minimaal 6% energiebesparing bereikt in 2020.
Vanwege de fusie met de gemeenten Schagen en Zijpe is in 2012 en 2013 onvoldoende personele capaciteit aanwezig om direct voor een intensief uitvoeringsprogramma te kiezen. Voor de jaren 2012 en 2013 is daarom uitgegaan van de autonome ontwikkelingen. De implementatie van autonome ontwikkelingen behoort onderdeel te zijn van de huidige werkprocessen. Uiteraard zullen kansen die zich voordoen en die niet vallen onder dit scenario niet genegeerd worden. De reductie van uitstoot van CO2 en broeikasgassen is de primaire doelstelling van het klimaatbeleid. Meer duurzame energie opwekken en gebruiken levert de belangrijkste bijdrage aan deze reductie. Dat laat ook tabel 1 zien. Vermindering van het totale energieverbruik blijft daarnaast van belang, omdat de vraag naar energie als gevolg van ontwikkelingen toeneemt. In het Uitvoeringsprogramma 2012-2013 zijn activiteiten opgenomen, die aansluiten bij de autonome ontwikkelingen. Uitvoering van dit eerste uitvoeringsprogramma voor de komende twee jaar vormt een goede basis voor het behalen van de primaire doelstelling van 20% reductie van CO2-uitstoot in 2020. Voor afloop van de periode van het eerste programma zal voor de fusiegemeente Schagen nogmaals een onderzoek worden gedaan naar de maatregelen die nodig zijn om aan minimaal de Rijksdoelstellingen te voldoen in 2020. Vervolgens wordt een Uitvoeringsprogramma 2014- 2017 opgesteld. Voor wat betreft aanpassing aan de gevolgen van het veranderende klimaat is de doelstelling om alle relevante activiteiten die de gemeente ontplooit klimaatbestendig te maken.
3.2
Integraal klimaatbeleid
De duurzaamheidprincipes van het klimaatbeleid worden helder verwoord in de gangbare definitie van duurzame ontwikkeling: “het proces van verandering waarin het gebruik van grondstoffen, de richting van investeringen, de oriëntatie van technologische ontwikkeling en institutionele verandering alle in onderlinge harmonie zijn en zowel het huidige als toekomstige potentieel verhogen om te voldoen aan de menselijke behoeften en wensen” (WCED, 1987) Vanuit deze visie is het belangrijk dat de keuzes die gemaakt worden door de gemeente, bedrijven, instellingen en burgers alle uitgaan van duurzaamheid. De klimaatvisie is met andere woorden een integraal onderdeel van beleid en uitvoering. Bij Harenkarspel worden de uitgangspunten van de klimaatvisie daarom opgenomen in alle beleid- en afdelingsplannen en in elk relevant B&W- en raadvoorstel wordt een duurzaamheidparagraaf over de bijdrage die het voorstel levert aan de klimaatdoelen opgenomen. Door structureel en integraal aandacht aan klimaatbeleid in de gemeentelijke organisatie, worden kansen die zich voordoen in het werkveld van de gemeente tijdig onderkend en optimaal benut.
-6Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020
Om de uitvoering van de Klimaatvisie goed op te zetten, te coördineren en te monitoren en om de samenwerking tussen de fusiegemeenten te waarborgen is een programmacoördinator aangesteld. Onderstaande figuur geeft de organisatie van uitvoering en monitoring schematisch weer. In het gedetailleerde uitvoeringsprogramma staan de verantwoordelijke afdelingen en uitvoerders aangegeven.
Gemeenteraad Gemeenteraad
CollegeB&W B&W College
Programma coördinator
Uitvoerders activiteit (ook bij Milieudienst)
De klimaatvisie richt zich in eerste instantie op het handelen van de gemeente zelf, om het goede voorbeeld te geven, maar ook vanwege het feit dat de gemeente op haar eigen handelen de meeste invloed heeft. Daarnaast wil de gemeente ook andere belangrijke partijen uitdagen, zoals woningbouwcorporaties, particulieren en het bedrijfsleven. In hoofdstuk 4 is aangegeven welke partners hierbij worden betrokken en wat van deze partijen wordt verwacht. Naast de woningbouwcorporatie en het bedrijfsleven is daarbij – voor innovatieve pilots – ook ECN interessant. Samenwerking met partners voorkomt dubbel werk en/of erger nog, tegenstrijdig handelen. Bovendien is hiermee geborgd dat een prioriteit op het meest geëigende schaalniveau wordt opgepakt. Door middel van participatie van burgers en bedrijfsleven in een overlegorgaan wordt getracht gezamenlijke activiteiten te ontwikkelen die bijdragen aan draagvlak voor het klimaatprobleem en stimulerend werken voor uitvoering van maatregelen.
3.3
Strategie algemeen
Op de inhoud van de klimaatvisie zijn de volgende strategische uitgangspunten van toepassing: - Voor de jaren 2012 en 2013 wordt voor wat betreft de te bereiken doelstellingen alleen uitgegaan van de autonome ontwikkelingen; - Eind 2013 vindt een overleg plaats over beschikbare capaciteit van de gemeente voor het toepassen van intensieve (eigen) ontwikkelingen voor de periode na 2013; - Duurzame energieopwekking vindt zoveel mogelijk plaats in de eigen gemeente en daarna in de regio; - Integrale benadering: combineren van bestaand en nieuw (intern en extern) beleid, zoals beleid met betrekking tot duurzaam bouwen en duurzaam inkopen vindt plaats; - De gemeente wil: a) het goede voorbeeld geven; b) indien nodig regelgeving aanpassen; c) bewustwording bij ambtenaren en externen bevorderen. - Het principe van de Trias Energetica is van toepassing: a) energie besparen; b) duurzame energieopwekking; c) een zo efficiënt mogelijke productie en gebruik van fossiele brandstoffen. - Bovengenoemde opgave is ook mogelijk door een actieve bijdrage van derden, zoals de HVC, in windenergieprojecten elders (op land en/of zee); -7Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020
-
3.4
De gemeente ondersteunt bij de ontwikkeling van duurzame energie ook de verdere uitbouw van de regionale energiebedrijven die deze energie leveren; Deelname van particulieren en ondernemers aan de projecten wordt gestimuleerd.
Strategie voor verduurzaming van de energievoorziening
Uitgaande van het Trias Energetica principe is deze benaderingswijze op basis van het MDE vertaald naar een dubbele strategie om tot verduurzaming van de energievoorziening te komen: Reductie van de energievraag De eerste strategie voor de vermindering van CO2-uitstoot is inzetten op de reductie van de energievraag in de gemeente. Dit door aandacht voor energiebesparing en kleinschalige opwekking van duurzame energie in de gebouwde omgeving. In het MDE zijn scenario‟s hiervoor beschreven. Het autonome scenario gaat uit van een invulling door gemeenten en andere partijen van de Rijksdoelstellingen. Door nieuwe woningbouwplannen en (uitbreiding) van bedrijventerreinen is de landelijke trend (= autonome ontwikkeling) van 2% energiebesparing per jaar niet haalbaar voor de gemeente Harenkarspel. De combinatie van deze nieuwe ontwikkeling en de landelijke trend resulteert er in dat geen energie besparing wordt behaald in 2020. In dit cijfer is echter de realisatie van een nieuw zorgcentrum, een kuurresort met hotel “Tropical Paradise” en het tussengebied meegenomen. Nu duidelijk is dat deze projecten niet of gedeeltelijk worden gerealiseerd, zal de reductie van het verbruik naar verwachting enkele procenten hoger uitkomen. Toch is nog een extra inspanning nodig om aan de doelstelling van de gemeente Harenkarspel, namelijk het realiseren van 6% energiebesparing in 2020 te voldoen. In 2013 zal nader worden onderzocht welke mogelijkheden binnen de fusiegemeente Schagen mogelijk zijn om aan deze doelstelling te voldoen. Productie van duurzame energie Hoe waardevol deze beperkte reductie van de energievraag ook is, daarmee alleen wordt de doelstelling van 27% vermindering van de CO2-uitstoot niet gehaald. De tweede strategie is daarom het inzetten op (grootschalige) productie van duurzame energie. In het MDE wordt in het autonome scenario beschreven dat schaarste van fossiele brandstoffen rond 2015 tot gevolg heeft dat duurzame energie productie economisch sterk van de grond komt. In de eerste jaren zal dat vooral wind en biomassa zijn. Dit gezien de prijsstelling van de verschillende duurzame energie varianten. Na 2015 zal diepere aardwarmte een dominantere rol innemen en wordt het energiesysteem over de gehele breedte vergaand verduurzaamd. De grootschalige toepassing van zonne-energie werd in 2009 ook verwacht na 2015. Inmiddels is gebleken dat zonPV –systemen per 2012 al sterk in prijs verlaagd zijn en binnen 10 jaar terugverdient zijn bij plaatsing op woningen en bij bedrijven (MKB) met een hoog stroomtarief. In dit autonome scenario verwacht HVC in 2020 voor Harenkarspel een duurzame energieproductie van 0,18 PJ (10% van de dan verwachte energievraag). Samen met de extra inspanning om de doelstelling van 30% energiebesparing te bereiken, zoals hierboven aangegeven, zal 27% CO2-reductie kunnen worden gerealiseerd.
3.5
Strategie voor aanpassen aan klimaatverandering
Voor wat betreft aanpassen aan de klimaatverandering heeft Harenkarspel als ambitie dat alle activiteiten die zij ontplooit klimaatbestendig zijn. Dat betekent dat in alle relevante ontwikkelingen rekening wordt 1 gehouden met de te verwachten effecten van de klimaatverandering .Als strategie is er voor gekozen om 1
Ter illustratie: voorbeelden kunnen zijn in gebouwen ICT-voorzieningen op minder kwetsbare plaatsen (hoger positioneren), het zoveel mogelijk voorkomen van verhard oppervlak (groene daken, oppervlaktewater), maar bijvoorbeeld ook het in de openbare ruimte creëren van meer schaduw. -8Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020
de komende jaren via een integrale benadering de oplossingen en aanpassingen tot stand komen. Praktisch gaat het onder andere om het nemen van maatregelen, waarbij de gevolgen van de temperatuurstijging opgevangen of wellicht benut worden. Welke dat zijn verschilt per situatie.
-9Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020
4
PRIORITEITEN
Vertaling van de doelstellingen en strategieën in het vorige hoofdstuk levert vier prioriteiten op: 1. Energiebesparing; 2. Productie en gebruik van duurzame energie; 3. Klimaatbestendigheid; 4. Bewustwording. Binnen deze prioriteiten ligt het accent op de eigen organisatie, de gebouwde omgeving en bedrijven.
4.1
Energiebesparing
Bij de prioriteit Energiebesparing is de eigen gemeentelijke organisatie eerste aandachtspunt. Energiebesparing wordt consequent meegenomen in de bedrijfsvoering, en bij verbouw- en nieuwbouwactiviteiten. Ook bij GWW-werken (grond-, weg- en waterbouw, inclusief openbare verlichting) is het benutten van kansen voor energiebesparing onderdeel van de activiteiten. Voor wat betreft het gemeentelijk wagenpark heeft de gemeente de ambitie om deze zoveel mogelijk te verduurzamen. Bij al deze onderdelen wordt nadrukkelijk een koppeling gemaakt met het beleid op het gebied van duurzaam inkopen, waarin energiebesparing expliciet terug komt. Tweede aandachtspunt is nieuwbouwontwikkeling van zowel woningen als utiliteitsgebouwen. Een actieve 2 anticipatie op de wettelijke aanscherping van de EPC-eis (energie prestatie coëfficiënt ) is de komende jaren het uitgangspunt. Parallel daaraan vindt door de discipline Bouw- en woningtoezicht toezicht plaats op het realiseren van deze normen. Bij grootschalige ontwikkelingen, zowel op het gebied van woningbouw als bedrijvigheid, zal de gemeente door inzet van specifieke deskundigheid werken aan een zo duurzaam mogelijke invulling daarvan. De gemeente realiseert zich dat verduurzamen van bestaande bebouwing ingewikkelder is, omdat de invloed van de gemeente beperkt is. Samenwerking met de woningbouwvereniging is van belang om bij renovatie van huurwoningen een substantiële energiebesparing te realiseren. Het bevorderen van het treffen van energiebesparende maatregelen door burgers / bewoners geschiedt door het inzetten van communicatie (voorlichting) en financiële instrumenten (subsidie en mogelijk op termijn een gemeentelijke duurzaamheidslening). Bedrijven behoren ook tot de doelgroep voor het bevorderen van energiebesparing in de bedrijfsvoering. De gemeente wil de instrumenten vergunningverlening en handhaving als instrumenten inzetten om bedrijven aan te sporen tot het besparen en een efficiënter gebruik van energie. Dit in combinatie met goede voorlichting over de mogelijkheden, ook op het gebied van subsidies. Daarnaast worden bedrijven gestimuleerd om „overtollige‟ energie, met name warmte, lokaal te benutten.
4.2
Productie en gebruik duurzame energie
De gemeente Harenkarspel zet in op een toename van productie van duurzame energie binnen de eigen gemeentegrenzen. Ingezet zal worden op productie en het gebruik van energie afkomstig van de energiebronnen zon, biomassa en wind.
2
EPC, Energie Prestatiecoëfficient, is de maat voor de energiezuinigheid van een gebouw. - 10 -
Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020
Projecten op het gebied van opwekking van energie uit zon en biomassa kunnen binnen de geldende kaders rekenen op ondersteuning vanuit de gemeente. Verzoeken voor het installeren van zonnepanelen worden positief benaderd, evenals het onderzoek naar de mogelijkheden voor zonne-energie in waterbergingen van het Hoogheemraadschap. In 2011 heeft de provincie Noord-Holland subsidie verstrekt aan scholen voor de aanschaf van zonPVpanelen. OBS De meerkoet en De Zwerm hebben hiervan kunnen profiteren. Gezien de voorbeeldfunctie en uitstraling van zonPV-panelen op de scholen met een display in de hal, willen we als gemeente ook op de andere bestaande en nieuw te bouwen scholen zon PV-panelen realiseren. Op het gebied van gebruik van duurzame energie koopt de gemeente al 100% duurzame energie in. Het streven is om dit voort te zetten. Verder stimuleert zij haar partners (subsidierelaties, inwoners, bedrijven) om ook duurzame energie in te kopen. Bij nieuwbouwprojecten van grote gebouwen en woningbouw worden via het programma van eisen de kaders aangegeven ten aanzien van opwekking van duurzame energie. Ontwikkelingen op het gebied van onder andere het benutten van restwarmte, warmte-koude-opslag in de bodem en aardwarmte worden actief gevolgd. Mogelijkheden zullen worden benut, waarbij een maatschappelijk acceptabele terugverdientijd van de investeringen of een garantstelling met aanvaardbaar risico als uitgangspunten gelden. De gemeente wil het verduurzamen van mobiliteit stimuleren door het ondersteunen van realisatie van vulpunten voor alternatieve brandstoffen en oplaadpunten voor elektrische auto‟s. De gemeente zet bedrijven via de instrumenten vergunningverlening en handhaving aan tot het opwekken en toepassen van duurzame energie. De Noordzee wordt nationaal gezien als een geschikte locatie voor grootschalige windturbines. Daar kan op efficiënte wijze en met minimale aantasting van het leefmilieu invulling gegeven worden aan opwekking van grote hoeveelheden duurzame energie. Via de HVC participeert de gemeente in windprojecten op zee. Bij grootschalige duurzame energie installaties kiest de gemeente voor een benadering waarbij de lokale bedrijven, bevolking of gemeente kan participeren en/of waarbij de opbrengsten ten goede komen aan de lokale economie.
4.3
Klimaatbestendigheid
Waar het gaat om klimaatbestendigheid gaat Harenkarspel de komende jaren al haar activiteiten doorlichten. Nieuwe gemeentelijke gebouwen, openbare ruimte en GWW-werken worden klimaatbestendig gebouwd en/of ingericht. Bestaande openbare ruimte en grond-, weg-, waterbouwwerken worden in het reguliere beheer en onderhoud zoveel mogelijk klimaatbestendig gemaakt. In ruimtelijke ordeningsprocessen zal vroegtijdig klimaatbestendigheid een belangrijk onderdeel zijn.
- 11 Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020
4.4
Bewustwording
De laatste prioriteit is bewustwording. Ook dit begint vanzelfsprekend in de eigen organisatie. Naast voorlichting bieden duurzaam inkopen beleid en de introductie van een zogenaamde klimaatparagraaf in relevante voorstellen voor het college en raad mogelijkheden tot meer bewustwording.
Ook buiten de eigen organisatie werkt de gemeente aan bewustwording. Het uitdragen van inspanningen en resultaten op grond van onderhavig klimaatbeleid is van belang. Samen met voorlichting richting bedrijven en particulieren over energiebesparing en gebruik van duurzame energie, wil de gemeente haar partners vooral ook inspireren door zelf het goede voorbeeld te geven én dit te laten zien. Dit betekent dat actief gecommuniceerd zal worden over onder andere gemeentelijke initiatieven, waarbij ook gewezen wordt op de mogelijkheden om zelf actie te ondernemen (zie hoofdstuk 6).
- 12 Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020
5
MONITORING KLIMAATBELEID
Zoals met ieder beleid is het ook voor klimaatbeleid van belang zo goed als mogelijk in de gaten te houden of de gestelde doelstellingen ook worden gehaald. Het klimaatbeleid van Harenkarspel kent zowel een lange termijn doelstelling (§3.1), als korte termijn doelstellingen, zoals verwoord in het uitvoeringsprogramma (bijlage 1).
5.1
Monitoring energieverbruik en duurzame opwekking
De nulmeting van het energiegebruik in Harenkarspel laat zien hoe de gemeente er in 2008 voorstond. Om te weten welk resultaat de inspanningen voor energiebesparing en duurzame opwekking opleveren wordt het energiegebruik periodiek gemeten. De monitoring zal jaarlijks worden uitgevoerd. De monitoring van output vindt plaats via het ontwikkelde model van het CO2-servicepunt van de provincie Noord-Holland. De eerste rapportage over de bereikte CO2-reductie in de gemeente is eind 2013 gepland. Begin 2014 zijn de resultaten van de monitoring een belangrijk onderdeel van de op te stellen evaluatie en eventuele bijstelling van het klimaatbeleid 2012-2020. Vervolgens kan het uitvoeringprogramma 2014 2017 voor de fusiegemeente Schagen wordt opgesteld.
5.2
Monitoring klimaatprojecten
Naast de grote lijn is het ook van belang te weten wat het effect is van de diverse klimaatprojecten binnen het gemeentelijke uitvoeringsprogramma. Van ieder project worden daarom vooraf de doelstellingen bepaald en de criteria waarop monitoring zal plaatsvinden. Op basis van de monitoringresultaten kan de effectiviteit en efficiëntie van de verschillende projecten bepaald worden. Zo wordt duidelijk welke werkwijzen het best gehanteerd kunnen worden om bij te dragen aan de energie- en klimaatdoelstellingen. Op basis hiervan kan het uitvoeringsprogramma worden bijgesteld.
5.3
Monitoring integratie klimaatbeleid in de gemeente
De organisatorische borging van het klimaatbeleid in de gemeente Harenkarspel is van groot belang om de gestelde doelen te bereiken (zie § 3.2). Het is daarom nodig te weten hoe het proces van borging verloopt in de gemeentelijke organisatie. Eind 2011 is een “externe programmacoördinator” aangesteld die er zorg voor draagt dat klimaatbeleid een integraal onderdeel wordt van beleid en uitvoering. Daarom vindt periodieke monitoring van het integratieproces plaats. Begin 2012 is de programmacoördinator gestart met een onderzoek om inzicht te krijgen op de organisatorische borging van het Klimaatbeleid in de huidige organisatie en de mogelijkheden die er zijn om een stap voorwaarts te zetten. Eind 2013 zullen de vorderingen in beeld worden gebracht. Tussentijds wordt zo duidelijk in welke afdeling de klimaatdoelstellingen wel of niet zijn geïntegreerd en waar extra maatregelen nodig zijn. De monitoringresultaten in 2012 en 2013 kunnen worden gebruikt om te bepalen op welk ambitieniveau voor de volgende jaren klimaatbeleid gevoerd kan worden en hoeveel gemeentelijke middelen kunnen worden ingezet in de nieuwe fusiegemeente Schagen.
- 13 Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020
6
COMMUNICATIE
Communicatie heeft een belangrijke rol in het klimaatbeleid van Harenkarspel. Communicatie is belangrijk omdat de hele gemeenschap bij het streven van de klimaatvisie betrokken moet worden. Klimaatverandering treft iedereen en elk individu kan zijn of haar steentje bijdragen. Om mensen te informeren over en te betrekken bij de visie, het beleid en de uitvoering, nu en tot in 2020 is een communicatieplan onmisbaar. In dit hoofdstuk is een eerste aanzet gegeven voor het communicatieplan. In de eerste fase van het uitvoeringsprogramma kan dit plan nader worden uitgewerkt.
6.1
Communicatiedoel
Communicatie is een middel om een doel te bereiken. Het doel is voor 2012 en 2013 is om de autonome ontwikkelingen te implementeren. Deze doelstelling kan worden ontleed in verschillende communicatiedoelen. Deze hangen samen met de fasen waarin de klimaatvisie wordt vertaald naar beleid en de uitvoering daarvan. Per fase onderscheiden we interne en externe communicatiedoelen. Een voorbeeld van een extern communicatiedoel in de beginfase is dat de inwoners van de Harenkarspel op de hoogte zijn van het bestaan van de klimaatvisie en het doel van de visie. In volgende fasen wordt ook op projectniveau gecommuniceerd; dan worden specifieke doelgroepen betrokken en geïnformeerd over een bepaald project. Een belangrijk intern communicatiedoel is dat de intern betrokkenen en verantwoordelijken van de gemeenten Harenkarspel, Schagen en Zijpe voldoende moeten afstemmen over de uitvoering van projecten. Alleen als dat gebeurt, kunnen de projecten uit de klimaatvisie op efficiënte en effectieve wijze worden uitgevoerd.
6.2
Communicatiedoelgroepen
De interne doelgroepen zijn de beleidsmakers en uitvoerders “achter de schermen” en de externe doelgroepen zijn “de toeschouwers”, ofwel “het publiek”. Voor de interne doelgroepen, het gemeentebesturen en ambtenaren, vindt communicatie in eerste instantie vooral plaats op procesniveau. Voor de communicatie is het essentieel te weten wie de sleutelfiguren zijn, welke beslismomenten er komen en wat tot weerstand kan leiden. Externe doelgroepen lopen uiteen van inwoners en bedrijven tot scholen en verenigingen. Communicatie met externe doelgroepen zal meer plaatsvinden naarmate er meer of grotere belangen spelen. Pers kan gezien worden als een belangrijke intermediair omdat het een groot bereik heeft en bijdraagt aan de beeldvorming van het project. Ook wil de gemeente aansluiten bij bestaande evenementen om eerder genoemde doelen te bereiken. Hierbij kan gedacht worden aan deelname met een stand tijdens een bedrijvenbeurs of het inrichten van een informatiestand tijdens een drukbezocht evenement in Harenkarspel. De informatie kan zich richten op een specifiek onderwerp (bv elektrisch rijden) of een specifieke doelgroep (bv particuliere woningeigenaren).
6.3
Communicatiestrategie
Hoe de communicatiedoelen moeten worden bereikt verwoordt de communicatiestrategie. De gekozen strategie houdt rekening met het feit dat de klimaatvisie van Harenkarspel een omvangrijk project is. Het kent diverse subdoelen die verschillende thema‟s en projecten beslaan. Dit kan tot een versnipperd beeld
- 14 Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020
leiden. Ook is bij “regionale” projecten een groot aantal partijen met diverse belangen betrokken die gemeentegrenzen overschrijden. Daardoor kan het lastig worden om draagvlak te krijgen. Daarnaast is er sprake van een lange termijn doelstelling, wat betekent dat sommige resultaten pas later zichtbaar en meetbaar worden. Een gevolg daarvan kan zijn dat de aandacht voor het project verslapt. De genoemde projectkenmerken dwingen tot een communicatiestrategie die samenhang, zichtbaarheid, continuïteit en herkenbaarheid nastreeft. Een heldere boodschap, het scheppen van realistische verwachtingen en met regelmaat concrete resultaten melden vormen de onmisbare ingrediënten voor de communicatiestrategie van dit project.
- 15 Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020
7
TOTAAL OVERZICHT PERSONELE INZET EN FINANCIËN
Bij het opstellen van het uitvoeringsprogramma 2012 en 2013 is nadrukkelijk rekening gehouden met het fusie proces waarin de gemeente(n) zit. De inzet van personeel, de maatregelen die opgepakt worden en de daadwerkelijke acties zijn daarop afgestemd. Belangrijk uitgangspunt is tevens dat de personele inzet plaats vindt binnen de huidige formatie. Alleen voor de inzet van de programmacoördinator is extra formatie noodzakelijk. Hierin is in 2012 voorzien door de inhuur vanuit de gemeente Zaanstad (gezamenlijk met gemeenten Schagen en Zijpe). In bijlage 1 is het “Uitvoeringsprogramma 2012-2013” opgenomen. Per thema staat daarin aangegeven welke maatregelen en acties we willen realiseren, inclusief het budget dat daarvoor nodig is. De kosten van het uitvoeringsprogramma 2012 en 2013 zijn, respectievelijk € 276.433 en € 149.486. De financiering hiervoor kan geheel plaats vinden binnen de beschikbare middelen in 2012 en 2013: De dekking in 2012 wordt namelijk verkregen door inzet van bestaande middelen, zijnde: de opgebouwde bestemmingsreserve “ambitieus milieubeleid” per 01-01-2012 ( € 126.945), gevormd uit het niet benutte budget uit de exploitatie begrotingen 2010 en 2011 en een extra toevoeging op basis van raadsbesluit in 2011; de post “klimaatuitvoering” in de exploitatiebegroting 2012 (€ 60.000). de “MIS”reservering 2012 van € 89.488, gevormd naar aanleiding van de concept Klimaatvisie 2010-2020.
**********************************
- 16 Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020
- 17 Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020
BIJLAGE 1
Klimaatvisie gemeente Harenkarspel Uitvoeringsprogramma 2012-2013 Overzicht activiteiten
-0Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020 .
1.
UITVOERINGSPROGRAMMA 2012-2013
Dit uitvoeringsprogramma 2012-2013 bevat een overzicht van activiteiten waarvan de uitvoering uiteindelijk leidt tot het behalen van de doelstellingen, zoals opgenomen in de Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020. In de Klimaatvisie is aangegeven voor welke strategie gekozen is om uiteindelijk de doelstellingen te kunnen behalen. Een vertaling van de doelstellingen en strategie heeft geleid tot het bepalen van prioriteiten. Vanuit deze prioriteiten is het uitvoeringsprogramma tot stand gekomen. Het betreffen de prioriteiten: 1. Energiebesparing; 2. Productie en gebruik duurzame energie; 3. Klimaatbestendigheid; 4. Bewustwording. Het uitvoeringsprogramma bestaat uit vijf thema‟s, waaronder concrete maatregelen vallen. Onderstaande tabel geeft de thema‟s en subthema‟s weer. In de volgende paragrafen worden per subthema de maatregelen beschreven en wordt inzicht verschaft in noodzakelijke capaciteit en budget bij de gemeente. In een aparte paragraaf wordt beschreven welke acties vallen onder de programmacoördinatie, ten behoeve van het goed opzetten van de uitvoering van de maatregelen. Ook is in het uitvoeringsprogramma een budget voor onvoorziene uitgaven opgenomen (thema Algemeen). In bijlage A is een totaal overzicht opgenomen van alle activiteiten en budgetten. Tabel: thema‟s en projecten van het uitvoeringsprogramma 2012-2013 Thema Gemeentelijke gebouwen en voorzieningen
Gebouwde omgeving Bedrijven Verkeer en vervoer Grootschalige duurzame energie
Subthema’s 1. Duurzaam inkopen, bestaande gebouwen 2. Nieuwe gebouwen 3. Infrastructurele voorzieningen, openbare verlichting, riolering, pompen en gemalen 4. Duurzaam wagenpark, woon-/werkverkeer, dienstreizen 1. Duurzame nieuwbouw woningen en utiliteitsbouw 2. Energiekwaliteit bestaande woningen en bewonersgedrag 1. Verduurzaming bedrijven, bedrijventerreinen 1. Verduurzaming en besparing brandstoffen 1. Grootschalige duurzame energieopwekking in de gemeente
-1Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020 .
1.1. Gemeentelijke gebouwen en voorzieningen Binnen het thema gemeentelijke gebouwen en voorzieningen wordt gekeken naar de gemeentelijke gebouwen, infrastructurele voorzieningen, openbare verlichting, riolering (inclusief pompen en gemalen), wagenpark, woonwerkverkeer en dienstreizen. Wat gaan we realiseren 1.
Duurzaam inkopen, bestaande gebouwen: 1. 100% groenstroom van de HVC 2. Voldoen aan eis EPBD per 1.1.2013 3. Besparingsopties opnemen in jaarlijks onderhoudsprogramma 4. Verbetering energielabel bij renovatie 5. Monitoring energieverbruik 6. Energiebesparing door gedragsverandering personeel 7. Inkoop energiezuinige apparaten 8. PV op alle scholen
2.
Nieuwe gebouwen: 3 1. Minimaal GPR 7,5
3.
Infrastructurele voorzieningen, openbare verlichting, riolering, pompen en –gemalen: 1. Duurzaam inkopen 2. LED-verlichting bij nieuwbouwgebieden en grootschalige vervanging 3. Overige maatregelen uit beleidsplan Openbare verlichting 4. Energiezuinige pompen en gemalen 5. Rioolstelsel voorbereiden op extreme weersomstandigheden
4.
Duurzaam wagenpark, woon-werkverkeer, dienstreizen: 1. Vervanging handhavingsauto's (2) door elektrische auto's, VW-busjes (2014) door elektrisch of groengas, indien economisch niet mogelijk, minimaal A-label 2. Aanschaf dienstfietsen 3. Bevorderen thuiswerken en gebruik fiets voor woon-werkverkeer < 10km
Toelichting. Duurzaam inkopen, bestaande gebouwen: Voor de gemeentelijke gebouwen geldt dat energiebesparing consequent meegenomen wordt in de bedrijfsvoering, verbouw en nieuwbouw. Sinds enkele jaren neemt de gemeente 100% duurzame energie af via de NV HVC Alkmaar, zowel voor de gebouwen als overige voorzieningen. Uitgangspunt is om dit te continueren. Op 1 januari 2013 worden de regels uit de EPBD (Energy Performance of Buildings Directive) aangescherpt. Van alle gemeentelijke gebouwen vanaf 500 m2 dient een energielabel beschikbaar te zijn, die in het gebouw zichtbaar voor het publiek opgehangen dient te zijn. Het beoogde resultaat voor alle gemeentelijke gebouwen met publieksfunctie is het realiseren van Energielabel A.
3
In het GPR-gebouw worden de gewenste duurzaamheids-eisen van een gebouw/woonwijk in ruime zin aangegeven (energieaspecten, materiaalgebruik, inrichting omgeving, waterafvoer). -2Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020 .
Bij de opdracht tot het in kaart brengen van het energielabel van een gebouw wordt ook opgenomen, het aangeven van de maatregelen die nodig zijn om tot label A te komen. Deze maatregelen worden vervolgens opgenomen in het reguliere onderhouds-/renovatieprogramma. Ook bij renovatie werkzaamheden aan/in gemeentelijke gebouwen worden maatregelen die nodig zijn om tot label A te komen mee genomen. Om de effecten van het beleid te kunnen nagaan, wordt het energieverbruik in de gemeentelijke gebouwen actief gemonitoord. Voorlichting moet ervoor zorgen dat het personeel zich bewust wordt van energiebesparing en daarnaar gaat handelen. In het uitvoeringsprogramma is een bedrag van € 1.000,- voor bijvoorbeeld communicatiemateriaal opgenomen. Producten waarvan het gebruik bijdraagt aan het totale energiegebruik van de gemeentelijke gebouwen (zoals verlichting en ICT apparatuur) worden duurzaam ingekocht. Aan twee scholen is een provinciale stimuleringsbijdrage toegekend voor een grote zonPV installatie. De gemeente wil de overige scholen (financieel) ondersteunen om ook een dergelijke installatie te realiseren. Dit vanuit de visie dat zonPV op scholen een zeer goede voorbeeldfunctie heeft. De gemeentelijke bijdrage, bestaande uit € 54.000,- moet het mogelijk maken dat de investering voor de school in een periode van 8-10 jaar is terugverdiend. Nieuwe gebouwen Bij nieuwe gemeentelijke gebouwen (of gebouwen waarbij de gemeente als belangrijke financier optreedt, zoals scholen, bibliotheek en buurthuis) is duurzaam bouwen uitgangspunt. Dit betekent dat optimaal gebruik gemaakt wordt van het instrument GPR Gebouw en onderzoek wordt gedaan naar de haalbaarheid van opwekking en/of gebruik duurzame energie (zonPV, Warmte Kracht Koppeling of warmte-koude opslag). Deze toepassingen dienen ook als voorbeeldfunctie in de gemeente. Voor gebruik van het instrument GPR Gebouw geldt begin 2012 een „cijfer‟ van minimaal 7,5, geïndexeerd volgens laatste Bouwbesluit. Infrastructurele voorzieningen, openbare verlichting, riolering, pompen en –gemalen Ook bij aanbesteding van werken gelden de criteria van duurzaam inkopen, waarin energiebesparing expliciet een plaats heeft. Zo ook bij de vervanging van de openbare verlichting, pompen en gemalen zal aandacht zijn voor energiegebruik en klimaatbestendigheid. De gemeente gaat kansen voor energiebesparing in de openbare verlichting benutten door in de toekomst bij nieuwe plaatsing of vervanging alleen nog energiezuinige armaturen te plaatsen (bv LED-lampen). De gemeente wil haar rioolstelsel voorbereiden op extreme weersomstandigheden. Duurzaam wagenpark, woon-werkverkeer, dienstreizen Verduurzaming van het wagenpark wil de gemeente bewerkstelligen door auto‟s te vervangen door milieuvriendelijker voertuigen. Ook wil zij auto-kilometers terugdringen door de aanschaf van dienstfietsen, het bevorderen van thuiswerken en het gebruik van de fiets voor woon-werkverkeer. Terugverdienen hogere investeringskosten In algemene zin geldt dat door duurzaam te investeren en het gebruik van betere materialen de investeringskosten zich op redelijke termijn moeten terugverdienen. De kosten kunnen daarom in de reguliere begrotingen worden opgenomen. Specifieke maatregelen die een “voorbeeld-, aanjaagfunctie” vervullen kunnen afwijken van deze beleidslijn (bijvoorbeeld zonPV op gemeentelijke gebouwen). -3Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020 .
Voor de maatregelen geldt dat deze voor een belangrijk deel gerealiseerd kunnen worden via het beleid voor duurzaam inkopen, waarin energiebesparing expliciet een plaats heeft. Een inkoopcoördinator is een onmisbare functie binnen de organisatie om hieraan de komende jaren verder vorm te geven.
1.2. Gebouwde omgeving Binnen het thema gebouwde omgeving is in de periode 2012-2013 aandacht voor energiebesparing bij bestaande en nieuw te bouwen woningen en utiliteitsgebouwen. Wat gaan we realiseren 1. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 2.
Duurzame nieuwbouw woningen en utiliteitsbouw 10% lagere EPC Energievisie bij grotere projecten GPR 7,5 EPL 8 bij projecten > 200 woningen Deelname aan BouwTransparant Aandacht voor duurzaamheid bij vergunningverlening en handhaving (o.a. EPC-norm)
Energiekwaliteit bestaande woningen en bewonersgedrag 1. Prestatieafspraken met Wooncompagnie 2. Duurzaamheid opnemen in Woonvisie HSZ 3. Stimuleren bewoners: a. Step2Save (energiecoaches) b. Energiestrijd c. DE-subsidie d. BespaarDaar.nl e. Klimaatkrant f. Overig 4. Afspraken maken met “Woonzorg” (inzake complexen in Warmenhuizen, Tuitjenhorn, nieuwbouw in Dirkshorn)
Toelichting Duurzame nieuwbouw en renovatie woningbouw en utiliteitsbouw Omdat de wettelijke energieprestatiecoëfficient (EPC) standaard achter loopt bij de praktijk, anticiperen we op de wettelijke aanscherping van de EPC in de komende jaren. De EPC gaat in 2015 van 0,6 naar 0,4. Dit doen we door bij ontwikkelingen waarbij de gemeente grondeigenaar is, een 10% lagere EPC dan de geldende norm uit het Bouwbesluit als ambitie te hanteren. Als de gemeente de grond niet bezit, geldt deze ambitie ook. Bij dergelijke projecten willen we aannemers, projectontwikkelaars, woningbouwcorporaties, architecten en aannemers overtuigen de maatschappelijk noodzakelijke energiebesparingsdoelen e.d. over te nemen. Daartoe zal, in ieder geval bij grootschalige projecten, de gemeente specifieke deskundigheid inzetten om concrete aanbevelingen te doen en/of advies te geven over de voorgestelde maatregelen. Voor het project “Warmenhuizen-Noord” is de ambitie het realiseren van een energieneutrale wijk. Voor nieuwbouwprojecten, waaronder de brandweerkazerne en brede school, maken we gebruik van het programma GPR-gebouw, waarmee de duurzaamheideisen in de breedte worden aangegeven. Daarbij hebben we de ambitie een GPR-overall-score van minimaal een 7,5 te halen (geïndexeerd volgens laatste Bouwbesluit). De normen in het Bouwbesluit komen overeen met een GPR-score van 6. -4Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020 .
Voor projecten met meer dan 10 woningen is uitgangspunt dat de energieprestatie op locatie (EPL, een overall GPR-norm) 8 bedraagt. Er zijn in dergelijke situaties mogelijk meer (=gezamenlijke) duurzame maatregen mogelijk. Het is de bedoeling deze aanpak ook vast te laten leggen in de Woonvisie gemeente HSZ. Een scherpere handhaving van de EPC bij woningbouw en utiliteitsbouw (gebouwen zonder woonfunctie, zoals scholen en kantoorgebouwen) zal uitgevoerd worden door toetsing van de EPC-berekeningen, behorende bij plannen en toezicht op nakoming hiervan op de bouwplaats. Samen met de aannemers en projectontwikkelaars is al begonnen met het provinciale project Bouwtransparant. Medewerkers Bouw- en woningtoezicht krijgen daar de kennis om controle rapporten te kunnen beoordelen. Aannemers leren waar zij alert op moeten zijn bij de bouw. De deelnamekosten ad € 2.000,- voor het project betreffen het door een onafhankelijk bureau doorlichten van een opgeleverde woning. In het leertraject zal gedurende de komende jaren gemiddeld twee woningen per jaar worden doorgelicht. In het nieuwe Bouwbesluit (juli 2012) geldt dat inzicht moet worden gegeven in de duurzaamheid van het te ontwikkelen bouwplan. Een toets hierop moet plaat vinden alvorens een Omgevingsvergunning verstrekt kan worden. Scholing van betrokken ambtenaren is noodzakelijk om deze toets goed te kunnen verrichten, een budget is opgenomen in het uitvoeringsprogramma. Energiekwaliteit bestaande woningen en bewonersgedrag Gezien de verwachting dat de energielasten de komende jaren verder stijgen, gaan met name minima dit sterk voelen in het besteedbaar inkomen. Met de woningbouwcorporatie zullen afspraken gemaakt worden over het met voorrang energiezuinig maken van deze woningen. In dat kader zal de met de corporatie (landelijk) gemaakte prestatieafspraak (twee energielabels verhoging bij renovatie) worden uitgewerkt en bewaakt. Om een en ander ook financieel haalbaar te maken voor de Wooncompagnie is zo nodig een beperkte financiële ondersteuning vanuit de gemeente mogelijk. In het uitvoeringsprogramma is hiervoor € 25.000,- per jaar opgenomen. In de (in voorbereiding zijnde) “Woonvisie gemeente HSZ” wordt aandacht besteed aan duurzame woningen. Als extra stimulans voor (particuliere) woningeigenaren en met het oog op het behalen van het energiebesparingsdoel verhoogt de gemeente, aanvullend op de provinciale regeling, het Duurzame Energie-subsidiebudget met €15.000,- naar € 25.000,-- per jaar. Zodoende kunnen meer woningeigenaren subsidie ontvangen voor het treffen van energiebesparende maatregelen aan hun woning. Daarnaast worden diverse communicatiemiddelen ingezet om bewonersgedrag te verbeteren. Bewoners ontvangen informatie over energiebesparingsgedrag en de noodzaak van het treffen van maatregelen en financieringsmogelijkheden daarvan. In 2012 is het project Step2Save gestart. Bewoners in de gemeenten Harenkarspel, Schagen en Zijpe ontvangen thuis een gratis energieadvies. In een jaar tijd geven negen energieadviseurs 8000 adviezen. Kosten van het project zijn in totaal € 68.224,--. In de wintermaanden 2011/2012 strijden dertig gezinnen uit de gemeenten Harenkarspel, Schagen en Zijpe tegen elkaar in een poging om de energiemeter flink omlaag te krijgen. Aan het einde van deze energiestrijd worden de prijzen uitgereikt: één aan de wijk en één aan het gezin dat de meeste energie bespaarde. In het uitvoeringsprogramma is het bedrag dat de gemeente hieraan besteedt, t.w. € 9.229,opgenomen. De gemeentelijke nieuwspagina, het virtueel gemeentelijk energieloket “Bespaar Daar” (i.s.m. de provincie NH/CO2-servicepunt) en een jaarlijkse klimaat/millennium krant worden ook ingezet om energiebewust -5Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020 .
gedrag en -besparing te realiseren bij burgers. Voor deelname aan het virtuele gemeentelijke energieloket is een bedrag van € 650, - per jaar opgenomen in het uitvoeringsbudget. Voor overige communicatiemiddelen is een bedrag van € 1.000,- in het uitvoeringsprogramma opgenomen. Ten aanzien van de woonzorgcomplexen gaat de gemeente met ‟Woonzorg‟ afspraken maken over het energiezuinig maken van bestaande en nieuwe complexen.
1.3. Bedrijven Het thema bedrijven richt zich zowel op bestaande als nieuwe bedrijven. Wat gaan we realiseren 1. Verduurzaming bedrijven(-terreinen) 1. Agendering duurzaamheid bij bijeenkomsten 2. Informatievoorziening duurzaamheid aan bedrijven 3. Opstellen beleid aandacht voor duurzaamheid bij vergunningverlening en handhaving 4. Duurzame energieopwekking mogelijk maken bij bestemmingsplannen bedrijventerreinen Toelichting We willen op bedrijvenbijeenkomsten de mogelijkheden van energiebesparing en opwekking van duurzame energie onder de aandacht brengen. Daarvoor zullen we bedrijven die hierin voorop lopen vragen hun ervaringen te delen en andere bedrijven te informeren over de te benutten mogelijkheden. Voor het realiseren van energiebesparing in het bedrijfsleven, onderdeel bedrijfsvoering, biedt het bedrijfscontact bij vergunningverlening en handhaving de beste mogelijkheid. Tijdens dit contact zal expliciete aandacht zijn voor energie in de milieuvergunning. Vanuit de landelijke database ontvangen bedrijven gerichte informatie over energiebesparingstechnieken en mogelijkheden voor het opwekken van duurzame energie. Ook de mogelijke subsidies en fiscale regelingen willen we zo breder bekend maken bij het bedrijfsleven. Zo nodig worden voorschriften met betrekking tot energie opgenomen in de milieuvergunning. Handhaving vindt plaats op de algemene en bedrijfsspecifieke regels uit de Wet milieubeheer. Daarbij wordt rekening gehouden met de landelijke meerjarenafspraken energie-efficiency tussen overheden en branche verenigingen, bij deelname van een bedrijf als deze daaraan deelneemt. Tijdens de voorbereiding van een bestemmingsplan voor een bedrijventerrein worden de mogelijkheden tot energiebesparing en opwekking van duurzame energie mee genomen.
1.4. Verkeer en vervoer In dit thema komt aan de orde wat we lokaal kunnen uitvoeren op het gebied van besparing en verduurzaming van de brandstoffen in het vervoer. Wat gaan we realiseren 1. Verduurzaming en besparing brandstoffen 1. Tankstations met alternatieve brandstof (o.a. groengas) stimuleren 2. Plaatsen laadpalen (min. 3) voor elektrische auto's 3. Verbetering doorstroming (en veiligheid) door aanleg fietspaden en 30 km-zones Toelichting -6Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020 .
Bedrijven en burgers worden door middel van voorlichting gewezen op de mogelijkheid om bij vervanging van hun wagenpark zuinige, hybride en/of op alternatieve brandstoffen aangedreven voertuigen aan te schaffen. Onze doelstelling is een besparing en verduurzaming van brandstoffen van 1% per jaar. Daartoe werken we aan het vergroenen van het brandstofaanbod. De gemeente zal de realisatie van een aardgas en/of biobrandstof vulpunt ondersteunen. Ook worden in 2012 de eerste drie oplaadpunten voor elektrische auto‟s geplaatst op “zicht”- locaties. De NV HVC Alkmaar biedt de gemeente als aandeelhouder drie gratis palen aan. Deze worden ingezet als promotiemiddel voor het elektrisch vervoer. In plannen wordt aandacht besteed aan het realiseren van 30-km wegen en het toepassen van shared space (gedeelde ruimte) bij inrichting van de weg. De weg wordt aantrekkelijker voor fietsers, met name voor de doelgroep ouders met kinderen, tevens wordt aangesloten op de ambities van Duurzaam Veilig.
1.5. Grootschalige duurzame energie (DE) Harenkarspel wil in de komende jaren een forse impuls geven aan het opwekken van duurzame energie, om daarmee de doelstelling van 30% duurzame energie opwekking in 2020 haalbaar te maken Wat gaan we realiseren 1. Grootschalige duurzame energieopwekking 1. Zon in de Kop 2. Stimulering nieuwe bio-vergistingsinstallaties 3. Inventarisatie windenergie (afhankelijk van Provincie) 4. Warmte-koude-opslag en geothermie Toelichting Zon Met het project Zon in de kop gaat de gemeente de komende jaren voor toepassing op woningen en bedrijven zonne-energie promoten bij gebruikers die het „hoge‟ energietarief betalen. Voor deze gebruikers is de verwachting dat een investering in de steeds goedkoper wordende zonPV-systemen in 10 jaar of minder wordt terugverdiend. De HVC zet samen met regionale installateurs een aantrekkelijk aanbod in de markt. Het doel van deze actie is om in de drie gemeenten in totaal 500 sets van drie zonPV panelen te installeren (0,5 MWattpiek). Subdoel is ook om de werkgelegenheid te stimuleren. In het uitvoeringsprogramma is € 4.000,- opgenomen voor een bijdrage aan de NV HVC Alkmaar voor de communicatiekosten. Biomassa Harenkarspel verleent medewerking aan initiatieven van derden voor het realiseren van duurzame energie via biomassa. De Milieudienst vertegenwoordigt de gemeente in diverse regionale overleggen, waaronder het platform Biomassa. In samenwerking met de branche-organisatie en relevante bedrijven zal onderzoek opgezet worden om na te gaan of meer bio-vergisting mogelijk is. Hiervoor is een budget opgenomen van € 15.000,- per jaar (2012-2013).
Wind Op het grondgebied van Harenkarspel zijn er in principe mogelijkheden voor nieuwe windturbines. Een regionale studie is opgezet in 2012 in samenwerking met de provincie Noord-Holland en het Rijk. Bij de provincie vindt momenteel een herziening van het plaatsingsbeleid van windturbines op land plaats, ook -7Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020 .
het Rijk werkt aan een nieuwe structuurvisie “Wind op land”. Naar aanleiding van de mogelijkheden die voortkomen uit deze twee ontwikkelingen wordt duidelijk wat er wel en niet mogelijk is in onze gemeente.
Warmte-koude-opslag en geothermie Bij de voorbereiding van grote nieuwe woningbouwlocaties en bedrijventerreinen zal worden meegenomen dat na 2020 diepere aardwarmte(geothermie) als verwarmingssysteem mogelijk is. Aansluiting op een dergelijk systeem tegen geringe meerkosten zou te zijner tijd mogelijk moeten zijn. Ook andere vormen van duurzame warmte zoals warmte-koude-opslag in de bodem (bijv. via een groot warmte-koude netwerk of warmte uit asfalt) zijn opties, waarvan per project duidelijk moet zijn of deze wel/niet toepasbaar zijn.
2.
Programmacoördinatie
Om de uitvoering van de Klimaatvisie goed op te zetten, te coördineren en te monitoren en om de samenwerking tussen de fusiegemeenten te waarborgen is per gemeente reeds een programmacoördinator aangesteld (per november 2011 t/m 1 januari 2012). In het uitvoeringsprogramma is naast een budget t.b.v. het inschakelen van een programmacoördinator (€ 28.985,-), ook budget gereserveerd voor onder andere scholing (€ 3.000,-) en inhuur van externe deskundigheid (€ 25.000,-). Voor 2013 zijn hiervoor overeenkomstige jaarbudgetten opgenomen.
-8Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020 .
-9Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020 .
Overzicht uitvoeringprogramma 2012-2013 gemeente Harenkarspel Thema
Subthema
Financieel
Eigen gebouwen en voorzieningen
1. Duurzaam inkopen, bestaande gebouwen
Bijlage A
Maatregel
Concrete acties
Investeringsbesissingen op basis van Total Cost of Ownership (TCO), i.p.v. terugverdientijd (TVT). Gebruik Nuon-gelden?
Investeringen OVL-plan, handhavingsauto's e.d.
1. 100% groenstroom van de HVC 2. Voldoen aan eis EPBD per 1.1.2013 3. Besparingsopties opnemen in jaarlijks onderhoudsprogramma
Jaarlijkse contractbespreking
Kosten 2012
Kosten 2013
4. Verbetering energielabel bij renovatie 5. Monitoring energieverbruik 6. Energiebesparing door gedragsverandering personeel
Communicatie over energiebesparing
€
2 scholen hebben al, nog 4 scholen over
€ 54.000
1.000
7. Inkoop energiezuinige apparaten 8. PV op alle scholen 2. Nieuwe gebouwen
1. Minimaal GPR 7,5
3. Energiezuinige infrastructurele voorzieningen, openbare verlichting, riolering, pompen en gemalen
1. Duurzaam inkopen 2. LED-verlichting bij nieuwbouwgebieden en grootschalige vervanging
Uitvoeren OVL plan
3. Overige maatregelen uit beleidsplan OVL
Uitvoering van standaard criteria waarin duurzaamheidsaspecten zijn opgenomen
4. Energiezuinige pompen en gemalen
Actief volgen ontwikkelingen energiezuinige pompen/gemalen en hierbij aansluiten
5. Rioolstelsel voorbereiden op extreme weersomstandigheden
Bij aanleg/vervanging riool toepassen ontkoppeling hemelwaterafvoer naar oppervlaktewater en aanpassing wegprofiel, zodat eventueel overtollig water niet naar de bebouwing stroomt
-1Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020 .
€
1.000
Thema
Subthema 4. Duurzaam wagenpark, woonwerk-verkeer en dienstreizen
Maatregel 1. Vervanging handhavingsauto's (2) door elektrische auto's, VW-busjes (2014) door elektrisch of groengas. Indien economisch niet mogelijk, minimaal A-label 2. Aanschaf dienstfietsen 3. Bevorderen thuiswerken en gebruik fiets voor woon-werkverkeer < 10 km
Gebouwde omgeving
1. Duurzame nieuwbouw woningen en utiliteitsbouw
1. 10% lagere EPC 2. Energievisie bij grotere projecten 3. GPR 7,5 4. EPL 8 bij projecten > 200 won. 5. Deelname aan Bouwtransparant 6. Aandacht voor duurzaamheid bij vergunningverlening en handhaving (EPC norm) 1. Prestatieafspraken met Wooncompagnie
2. Energiekwaliteit bestaande woningen en bewonersgedrag
2. Duurzaamheid opnemen in Woonvisie HSZ
Concrete acties Vervangen handhavingsauto's
Meefinancieren besparende maatregelen,nieuwe gesprekken in 2013
Kosten 2012
Kosten 2013
€ 2.000
€ 2.000
€ 25.000
€ 25.000
Paragraaf in lokale woonvisie
3. Stimuleren bewoners: a. Step2save (energiecoaches)
€ 68.224
b. Energiestrijd
Huis-aan-huis energiebesparings advies + ecobox Energiebesparings'wedstrijd' 15 teams
c. DE-subsidie
subsidie voor maatregelen woningen
€ 25.000
€ 25.000
d. BespaarDaar.nl
informatie website
€
650
€
650
e. Klimaatkrant
Huis-aan-huis informatie gemeentelijk beleid en maatregelen die burgers/besdrijven kunen nemen incl. financiën
f . Overig
communicatie naar bewoners
€
1.000
€
1.000
4. Afspraken maken met Woonzorg (complexen in Warmenhuizen, Tuitjenhorn, nieuwbouw in Dirkshorn)
-2Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020 .
Initiëren gesprekken met Wooncompagnie over prestatieafspraken
€
9.229
Thema Bedrijven
Subthema 1. Verduurzaming bedrijven en bedrijventerreinen
Maatregel
Concrete acties
1. Agendering duurzaamheid bij bijeenkomsten 2. Informatievoorziening duurzaamheid aan bedrijven 3. Opstellen beleid aandacht voor duurzaamheid bij vergunningverlening en handhaving.
Kosten 2012
Kosten 2013
Organiseren informatie uitwisseling bedrijven
4. Duurzame energieopwekking mogelijk maken bij bestemmingsplannen bedrijventerreinen Verkeer en vervoer
Grootschalige duurzame energie
1. Verduurzaming en besparing brandstoffen
1. Grootschalige duurzame energieopwekking
1. Tankstations met alternatieve brandstof (o.a. groengas) stimuleren
Onderzoek mogelijkheden biogas van Pronk voor tankstation (2013)
2. Plaatsen laadpalen (min. 3) voor electrische auto's 3. Verbetering doorstroming (en veiligheid) door aanleg fietspaden
3 laadpalen HVC, gratis Doorlopend uitvoeren fiets-en wandelpadenplan
1. Bevorder participatie burgers en bedrijven in grootschalige projecten a. Zon in de Kop
In gemeente HSZ 500sets van zon-PV panelen plaatsen (0,5Mwattpiek)
b. Stimuleren nwe bio-vergistingsinstallaties
€
4.000
€ 15.000
€ 15.000
c. Inventarisatie windenergie (afh.v. Prov/Rijk) d. Warmte-koude-opslag en geothermie Programmacoördinatie
Divers: coördineren, communicatieplan, nieuw beleid maken, uitvoeren, monitoren, introduceren duurzaamheidsparagraaf in b&wen raadsvoorstellen
€ 28.985
€ 25.000
Scholing Inhuur
Algemeen
bv. instrument GPR-gebouw externe deskundigheid onvoorzien
€ 3.000 € 25.000 € 14.345
€ 3.000 € 25.000 € 26.798
Uitgaven
subtotaal uitgaven:
€ 276.433
€ 149.448
Budget
bestemmingsres. MIS + exploitatie budget/jr.
€ 276.433
€ 149.448
Coördinatie
-3Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020 .
Bijlage B
Vergelijking uitvoeringsprogramma 2012-2013 (maatregelen en budgetten) tussen Harenkarspel, Schagen en Zijpe Harenkarspel Thema
subthema
Maatregel
Financieel
Investeringsbesissingen op basis van Total Cost of Ownership (TCO), i.p.v. terugverdientijd (TVT). Gebruik Nuon-gelden?
Eigen gebouwen Duurzaam inkopen, en bestaande gebouwen voorzieningen
1. 100% groenstroom van de HVC 2. Voldoen aan eis EPBD per 1.1.2013 3. Besparingsopties opnemen in jaarlijks onderhoudsprogramma 4. Verbetering energielabel bij renovatie 5. Monitoring energieverbruik 6. Energiebesparing door gedragsverandering personeel 7. Inkoop energiezuinige apparaten 8. Duurzaamheidsmaatregelen op scholen (o.a. zonPV) en Markt 18
Kosten 2012
Kosten 2013
1.000
€ 1.000
€
€ 54.000
Kosten 2012
Kosten 2013
€
€ 162.000
Zijpe Kosten 2012
Kosten 2012
€ 13.750
€ 13.750
1.000
€ 25.000
9. ZonPV op openbare gebouwen Nieuwe gebouwen
Schagen
1. Minimaal GPR 7,5
Energiezuinige 1. Duurzaam inkopen infrastructurele 2. LED-verlichting bij nieuwbouwgebieden en voorzieningen, openbare grootschalige vervanging verlichting, riolering, pompen en gemalen 3. Overige maatregelen uit beleidsplan OVL 4. Energiezuinige pompen en gemalen 5. Rioolstelsel voorbereiden op extreme weersomstandigheden
-1Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020 .
Harenkarspel Thema
subthema Duurzaam wagenpark, woon-werkverkeer en dienstreizen
Maatregel
Kosten 2012
Kosten 2013
2.000
€ 2.000
€ 25.000
€ 25.000
Schagen Kosten 2012
Zijpe
Kosten 2013
Kosten 2012
€
€
Kosten 2013
1. Vervanging handhavingsauto's (2) door elektrische auto's, VW-busjes (2014) door elektrisch of groengas. Indien economisch niet mogelijk, minimaal A-label 2. Aanschaf dienstfietsen 3. Bevorderen thuiswerken en gebruik fiets voor woon- werkverkeer < 10 km
Gebouwde omgeving
Duurzame nieuwbouw woningen en utiliteitsbouw
Energiekwaliteit bestaande woningen en bewonersgedrag
1. 10% lagere EPC 2. Energievisie bij grotere projecten 3. GPR 7,5 4. EPL 8 bij projecten > 200 won. 5. Deelname aan Bouwtransparant 6. 70% zongericht verkavelen 7. Aandacht voor duurzaamheid bij vergunningverlening en handhaving (EPC norm) 1. Prestatieafspraken met Wooncompagnie
€
€ 25.000
2.000
€ 25.000
2.000
€ 25.000
€
2.000
€ 25.000
2. Duurzaamheid opnemen in Woonvisie HSZ 3. Stimuleren bewoners: a. Step2save (energiecoaches) incl scholingsbijdrage vanuit o.a WMO-gelden b. Energiestrijd c. DE-subsidie d. BespaarDaar.nl
€ 68.224
€ 86.000
€ 9.229 € 25.000 € 650
€ 25.000 € 650
€ 1.000
€ 1.000
€ 6.787 € 11.000 € 650
€ 52.000
€ 25.000 € 650
e. Klimaatkrant f . Overig 4. Afspraken maken met Woonzorg (complexen in Warmenhuizen, Tuitjenhorn, nieuwbouw in Dirkshorn)
-2Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020 .
€
1.000
€ 13.753 € 25.000 € 1.000
€ 5.000 € 1.000
Harenkarspel Thema Bedrijven
subthema
Maatregel
Kosten 2012
Verduurzaming bedrijven en bedrijventerreinen
1. Agendering duurzaamheid bij bijeenkomsten 2. Informatievoorziening duurzaamheid aan bedrijven 3. Opstellen beleid aandacht voor duurzaamheid bij vergunningverlening en handhaving.
Schagen
Kosten 2013
Kosten 2012
Zijpe
Kosten 2013
Kosten 2012
Kosten 2013
€ 15.000
€ 12.500
€ 12.500
€ 25.000
€ 35.000
€ 25.000
€ 3.000 € 10.000
€ 15.000
€ 15.000
€ 328.587
€ 107.650
€ 220.003
€ 119.250
€ 36.650
€ 107.650
4. Duurzame energieopwekking mogelijk maken bij bestemmingsplannen bedrijventerreinen Verkeer en vervoer
Verduurzaming en besparing brandstoffen
1. Tankstations met alternatieve brandstof stimuleren (o.a. groengas) 2. Plaatsen laadpalen (min. 3) voor electrische auto's 3. Verbetering doorstroming (en veiligheid) door aanleg fietspaden en 30km wegen
Grootschalige duurzame energie
Grootschalige duurzame energieopwekking
1. Bevorder participatie burgers en bedrijven in grootschalige projecten a. Zon in de Kop
€ 4.000
€
b. Stimuleren nieuwe bio-vergistingsinstallaties
€ 15.000
€ 15.000
4.000
c. Inventarisatie windenergie (afh.v. Prov./Rijk) d. Warmte-koude-opslag en geothermie
Coördinatie
Programmacoördinatie
€ 28.985
€ 25.000
Algemeen
Scholing Inhuur externe deskundigheid Onvoorzien
€ 3.000 € 25.000 € 14.345
€ 3.000 € 25.000 € 26.798
Totaal uitgaven
€ 276.433 € 149.448
Gebouwde omgeving
Energiekwaliteit bestaande en nieuwe woningen
Grootschalige duurzame energie
Grootschalige duurzame energieopwekking
Budget nog te reserveren door de raad Duurzaamheidslening woningen
€ 33.150
1,5 mln euro kosten gehele looptijd (25 jr) € 300.000
Participatie in grootschalige duurzame energie installatie (onder voorwaarde redelijk rendement)
1 mln euro
-3Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020 .
BIJLAGE 2 BESTUURSOPDRACHT
In de raadsvergadering van 30 juni 2009 is voor het opstellen van de Klimaatvisie een bestuursopdracht vastgesteld waarbij de onderstaande kaders en aandachtpunten zijn aangegeven. De Klimaatvisie gaat zowel over de aanpak van de vermindering van uitstoot van broeikasgassen, m.n. CO2 als over de aanpassingen als gevolg van de voorspelde veranderingen van het klimaat. Hoofddoelstelling: 50% duurzame energieopwekking in 2030, zoveel mogelijk in de eigen regio, uitgewerkt naar effect op CO2-uitstoot in 2030. Aansluiten bij landelijk (Meer met Minder, Schoon en Zuinig), provinciaal (klimaatbeleid, windbeleid) en regionaal beleid. Klimaatvisie breed neerzetten. Dit betekent Duurzaam Bouwen, duurzaam inkopen en adaptatie (=beleid en maatregelen om leefomgeving aan te passen aan het veranderende klimaat) meenemen en integreren met bestaande beleidsvoornemens. Kort aangeven wat andere gemeenten en andere landen doen. Systematiek voor hoofdlijnen visie: a) goede voorbeeld geven, b) regelgeving aanpassen en c) bouwen aan bewustwording ambtenaren en externen. Uitwerking volgt de Trias Energetica: a) energie besparen, b) 50% duurzame energieopwekking en c) efficiënte energieconversie van fossiele brandstoffen. In uitvoeringsprogramma in ieder geval aandacht schenken aan: o gemeentelijke gebouwen en energie verbruikende installaties (zoals de verlichting van sportvelden) in gebouwen van organisaties waaraan de gemeente subsidie verstrekt o verminderen particulier energieverbruik in bestaande bouw (bijvoorbeeld door programma‟s met stimulansen, revolving fund, en kennisoverdracht), o kosteneffectiviteit van de maatregelen, o aansluiting bij projecten van Energy Valley (samenwerkingsverband Prov. NH met de 3 noordelijke provincie aangaande realisatie de energietransitie (biogas, slimme energie systemen, innovatieve technieken (stroom uit zout-zoet cellen ”Blue energy”)), o klimaat-/energieparagraaf bij college- en raadvoorstellen ten behoeve van integrale afweging en beoordeling wel/niet conform klimaatvisie. o duurzaam inkopen, o duurzaam bouwen, o adaptatie. Extra budget voor uitvoeringsplan is mogelijk, daarbij duidelijk aangeven waar en voor wie het geld nodig is en, indien mogelijk, wat het beoogde effect zal zijn
-1Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020 .
.
-2Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020 .
BIJLAGE 3 AFSPRAKEN SLOK-REGELING
De gemeente Harenkarspel heeft vanuit de bijdrageregeling Stimulering Lokale Klimaat-initiätieven (SLOK-regeling) een maximale bijdrage voor de periode 2009-2012, totaal € 63.476, toegekend gekregen. De uitkering heeft primair als doel om gemeenten te stimuleren structurele activiteiten te ondernemen en maatregelen te treffen gericht op de reductie van broeikasgassen. Het gaat daarbij om zowel de reductie van broeikasgassen waarvoor gemeenten zelf verantwoordelijk zijn, als de reductie bij de doelgroepen van het klimaatbeleid, waar gemeenten een rol hebben als onder andere planner van de ruimtelijke ordening, vergunningverlener of regisseur. Ook wil het Rijk bereiken dat klimaatbeleid in de gemeentelijke organisatie zo veel mogelijk verankerd wordt. Afspraken uit de SLOK-regeling zijn: Bestaande gemeentelijke gebouwen en infrastructurele voorzieningen: energiebesparing 2% per jaar, 40% opwekking en/of inkoop duurzame energie Gemeentelijk wagenpark, woonwerkverkeer, dienstreizen: 5% besparing fossiele brandstoffen en/of inkoop duurzame brandstoffen Woningbouw o handhaving EPC: toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op de EPN op de bouwplaats bij 40% van de bouwvergunningen o nieuwbouw: realisatie van woningen met een 10% verscherpte EPC en realiseren van een EPL van 7,0 tot 8,0 bij woningbouwprojecten met meer dan 200 woningen o bestaande woningvoorraad: verbeteren van de energetische kwaliteit van de woningvoorraad, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 1% per jaar o bewonersgedrag: 5% van de huishoudens vertoont energiezuinig gedrag: toepassing niet-woninggebonden energiebesparende maatregelen aanschaf energiezuinige apparatuur inkoop 100% duurzame elektriciteit Utiliteitsgebouwen o Handhaving EPC: toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op de EPN op de bouwplaats bij 40% van de bouwvergunningen o nieuwbouw: realisatie van woningen met een 10% verscherpte EPC o bestaande bouw: verbeteren van de energetische kwaliteit van de utiliteitsgebouwen, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 1% per jaar Bedrijven o Vergunningverlening en handhaving: alle relevante inrichtingen waarvoor de gemeente bevoegd gezag is op basis van de Wet milieubeheer hebben een actuele vergunning op het gebied van energie, dan wel voldoen aan het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) handhaving van vergunningen en het Activiteitenbesluit, gericht op energieaspecten heeft prioriteit, is gepland en vindt plaats toezicht op bedrijven die het MJA3-convenant hebben ondertekend, heeft prioriteit, is gepland en vindt plaats
-1Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020 .
o
Reductie overige broeikasgassen: Alle relevante inrichtingen waarvoor de gemeente bevoegd gezag is hebben een actuele vergunning op het gebied van overige broeikasgassen Handhaving van vergunningen en Activiteitenbesluit, gericht op de reductie van overige broeikasgassen heeft prioriteit, is gepland en vindt plaats o Bedrijventerreinen: Structurele samenwerking met bedrijven op bedrijventerrein, gericht op minimaal 2% energiebesparing en/of opwekking van duurzame energie Verkeer en Vervoer: besparing en/of verduurzaming brandstoffen met 1% per jaar Grootschalige en/of collectieve DE-opties: 3% van de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt, wordt duurzaam opgewekt en geleverd via grootschalige en/of collectieve opties.
-2Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020 .
BIJLAGE 4 BELEIDSKADERS
De volgende algemene beleidskaders zijn van toepassing: Het Kyoto-verdrag, met daarin een start voor een mondiale aanpak van de klimaatverandering. De EU-ambitie die onder andere een reductie van CO2-uitstoot met 20% en 14 % duurzame energie in 2020 behelst. Het programma Schoon en Zuinig van de Nederlandse rijksoverheid, strevend naar 30% reductie van CO2-uitstoot, 20% energiebesparing en 20% productie van duurzame energie in 2020, inclusief ondersteunende subsidieregelingen zoals de subsidieregeling duurzame energie (SDE) en SLOKregeling. Het Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007 – 2011, waarin de Nederlandse gemeenten uitspreken bij te zullen dragen aan het realiseren van de doelstellingen uit Schoon en Zuinig. Het Lenteakkoord energiebesparing in de nieuwbouw, gesloten tussen het Rijk en ontwikkelende partijen (Bouwend Nederland, NEPROM en NVB), wat een stapsgewijze aanscherping van de energieprestatie-eis tot gevolg heeft. Convenant Energiebesparing corporatiesector, waarin de afspraken staan tussen Rijk en woningbouwcorporaties over verduurzaming van huurwoningen (zowel bestaand als nieuwbouw). Convenant Energiebesparing bestaande gebouwen (“Meer met Minder”). De strategische nota Duurzame Energie van de Provincie Noord-Holland, met daarin de doelen op de thema‟s windenergie, energie uit biomassa en duurzaam bouwen met de uitvoeringwijze met onder andere de voorzetting van inzet van het CO2-servicepunt. Samenwerkingsverband Energy Valley, waar de Kop van Noord-Holland onderdeel van uitmaakt.
-1Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020 .
-2Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020 .
BIJLAGE 5 MASTERPLAN DUURZAME ENERGIE GEMEENTE HARENKARSPEL (HVC)
-1Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020 .
Masterplan duurzame energie gemeente Harenkarspel
“Quickscan studie”
Het CQteam is een adviestak van HVC en verleent – primair – de aandeelhoudende gemeenten van HVC advies op het gebied van duurzame energie.
November 2009
INHOUDSOPGAVE 1
2
3
Inleiding ............................................................................................................ 5 1.1
Probleem en doelstelling ................................................................................... 5
1.2
Aanpak, benadering en belangrijke uitgangspunten .................................................... 6
1.3
Opzet onderzoek ............................................................................................. 7
1.4
Algemene gegevens Harenkarspel ......................................................................... 8
Energiegebruik Harenkarspel .................................................................................... 9 2.1
Inleiding ....................................................................................................... 9
2.2
Huidig gebruik ................................................................................................ 9
2.3
CO2 Emissie Harenkarspel..................................................................................14
Bronpotentieel duurzame energie .............................................................................15 3.1
Inleiding ......................................................................................................15
3.2
Overzicht praktisch bronpotentieel Harenkarspel......................................................16
3.3
Belangrijke transitiepaden voor Harenkarspel ..........................................................17
3.3.1
Biomassa ..............................................................................................18
3.3.2
Wind ...................................................................................................19
3.3.3
Zon.....................................................................................................19
3.3.4
Aardwarmte ..........................................................................................20
3.4
4
3.4.1
Biomassa ..............................................................................................22
3.4.2
Wind ...................................................................................................23
3.4.3
Zon.....................................................................................................24
3.4.4
Aardwarmte + Warmtenet ..........................................................................25
Scenario’s .........................................................................................................26 4.1
Inleiding ......................................................................................................26
4.2
Scenario’s energiegebruik .................................................................................26
4.2.1
Autonoom scenario ..................................................................................26
4.2.2
Intensief scenario energiegebruik .................................................................28
4.3
Scenario’s duurzame energieproductie ..................................................................29
4.3.1
Autonome scenario DE productie ..................................................................29
4.3.2
Intensief scenario ....................................................................................32
4.4 5
Energiesysteem en economie .............................................................................22
Gevolgen scenario’s ........................................................................................34
Conclusies & aanbevelingen ....................................................................................38 5.1
Conclusies ....................................................................................................38
3
5.2
Aanbevelingen .............................................................................................. 38
4
1
Inleiding
1.1 Probleem en doelstelling Voor het identificeren van de belangrijke energietransitiepaden is inzicht nodig in het totale gebruik van energie in de gemeente Harenkarspel, maar ook de mogelijkheden die ze heeft voor energiebesparing en duurzame energieopwekking. Deze tot op heden ontbrekende informatie wordt in deze rapportage aangeleverd. De per gemeente uitgevoerde quickscan en het DE-masterplan worden als technische onderlegger gebruikt voor de op te stellen Klimaatvisie en bijbehorende uitvoeringsprogramma. In deze Klimaatvisie wordt aangegeven op welke wijze de gemeente invulling wil geven aan haar bijdrage ten behoeve van het realiseren van de landelijke doelstellingen op het gebied van energiebesparing en CO2reductie (zie Bijlage C). De Milieudienst Kop van Noord-Holland voert de milieutaken uit voor de gemeenten Anna Paulowna, Harenkarspel, Niedorp, Schagen en Harenkarspel. Naast de bij de Milieudienst aangesloten gemeenten wordt deze studie tevens uitgevoerd voor de gemeente Wieringermeer. Per gemeente zal er één eindrapport komen waarbij ook aandacht wordt gegeven aan de gezamenlijke situatie. Het CQteam – de adviestak van HVC voor aandeelhoudende gemeenten – heeft in samenwerking met de gemeente Harenkarspel een quickscan duurzame energie uitgevoerd om de gewenste informatie ter ondersteuning van het te formuleren beleid te leveren. Op hoofdlijnen betekent dit dat onderstaande informatie gegenereerd diende te worden: •
Het energiegebruik binnen de gemeente evenals de te verwachten ontwikkelingen hiervan op basis van de autonome ontwikkelingen;
•
De potentiële duurzame energiebronnen en de te verwachten toekomstige ontwikkelingen hiervan;
•
twee scenario’s waarmee afhankelijk van de inspanningen van de gemeente het effect op het energiegebruik en de toepassing van duurzame energiebronnen wordt weergegeven.
5
1.2 Aanpak, benadering en belangrijke uitgangspunten De quickscan duurzame energie is gebaseerd op het kwantitatief vaststellen van de energiebalans van de gemeente Harenkarspel, zie Figuur 1. Met de gemeentegrenzen als systeemgrens worden zowel het energiegebruik als mogelijkheden voor duurzame opwekking op integrale wijze benaderd.
ENERGIEBRONNEN
Zon Wind
Waterkracht
IMPORT BRONNEN
Biomassa
EXPORT BRONNEN
Aardwarmte
Energiesysteem
ENERGIEPRODUCTEN
IMPORT PRODUCTEN Elektriciteit
Aardgas
Transport Brandstoffen
Stoom / Warmte
EXPORT PRODUCTEN
GEMEENTE
Figuur 1: Schematische weergave duurzaamheidmodel voor energie
De opgave van verduurzaming is dat een energiesysteem wordt ontwikkeld waarmee op basis van eigen bronnen kan worden voorzien in het eigen gebruik van energie op basis van de gemeentelijke energiemix1. Wanneer de energiemix volledig uit eigen bronnen kan worden geproduceerd is het gemeentelijke energiegebruik niet alleen volledig verduurzaamd, maar ook volledig zelfvoorzienend. Wanneer de energiemix niet volledig uit eigen bronnen geproduceerd kan worden is import van energie (in de vorm van grondstoffen en/of producten) noodzakelijk. Bij een overschot van duurzame energieproductie geldt dat de gemeente kan exporteren. Dit betekent trouwens niet dat de energie volledig binnen de gemeentegrenzen moet worden opgewekt. Vooral voor biomassa is het vanwege de economie of benutting van restwarmte vaak noodzakelijk om biomassa te bundelen voor de noodzakelijke schaalgrootte en/of afzetmogelijkheden van warmte en wordt de locatiekeuze op basis daarvan bepaald. Echter de bijbehorende duurzaamheidcredits worden verdeeld op basis van de grondstoffeninbreng. Energietransitie Het vaststellen van de energiebalans volgens Figuur 1, geeft een goede indruk van de wijze waarop de huidige energiemix kan worden verduurzaamd. Cruciaal is echter hoe de energiemix in de toekomst gaat veranderen door maatregelen van preventieve aard, maar ook door technologieontwikkelingen. De duurzame energie(DE-)productie zal moeten worden afgestemd op dergelijke veranderingen. Dit is vrij complex, temeer omdat duurzame energie nog niet economisch rendeert zonder subsidies en de technologieontwikkeling nog volop gaande is. Daardoor zal de gewenste eindfase niet rechtstreeks
1
Onder energiemix wordt verstaan de onderlinge verhouding tussen de diverse energiedragers (transportbrandstoffen, oliederivaten,
aardgas, elektriciteit en warmte).
6
worden bereikt maar via zogenaamde transitiepaden. Twee voorbeelden als illustratie van dergelijke transitiepaden zijn; •
Op grond van de economische haalbaarheid en de stand der techniek, wordt biomassa op dit moment vaak verbrand voor (warmte- en) elektriciteitproductie. Door de behoefte aan groen gas (en de ontwikkeling van de technologie en economie) zal op middellange termijn deze biomassa worden ingezet voor gasproductie via vergassing.
•
Op dit moment wordt voor een groot deel in de behoefte aan laagwaardige warmte voor ruimteverwarming voorzien door het verbranden van aardgas. Dat zal in de toekomst steeds meer worden vervangen door warmtelevering via warmtenetten. Deze zullen in eerste instantie mogelijk
nog
zijn
gebaseerd
op
het
benutten
van
restwarmte
die
vrijkomt
bij
verbrandingsprocessen maar als warmtebron zal in de toekomst steeds vaker aardwarmte worden ingezet. Energietransitie is een proces met een lange doorlooptijd. Dit betekent dat verwachtingen op de langere termijn zoals die bijvoorbeeld in de scenario’s worden uitgesproken, een grotere mate van onzekerheid hebben dan verwachtingen op kortere termijn. Zowel op het gebied van de energieconsumptie
als
de
DE-productie,
kunnen
door
bijvoorbeeld
maatschappelijke
of
technologische ontwikkelingen, (aanzienlijke) veranderingen optreden ten opzichte van de huidige inschatting. Een studie zoals deze, zal daarom ook regelmatig moeten worden geactualiseerd om op deze veranderingen in te kunnen spelen.
1.3 Opzet onderzoek
Het rekenmodel dat ten grondslag ligt aan de quickscan, maakt gebruik van een groot aantal openbare bronnen (waaronder CBS, Kamers van Koophandel, SenterNovem). Op basis van vragenlijsten en aanvullende gesprekken heeft een verdere verfijning plaatsgevonden. Deze verfijning bestaat onder andere uit het toevoegen van specifieke gegevens van de gemeente Harenkarspel (bijvoorbeeld het energiegebruik grote bedrijven, schatten windpotentie op basis van het RO-beleid van de provincie) en het toevoegen van het energiegebruik van de gemeente. Een aantal belangrijke uitgangspunten bij het onderzoek zijn: •
Als basis worden de meest recente beschikbare gegevens gebruikt. Dat zullen in het algemeen gegevens uit 2007 of 2008 zijn;
•
De gemeentegrenzen gelden als systeemgrenzen;
•
Het gebruik van vaartuigen en voertuigen wordt, op basis van kentallen voor het gebruik van de diverse typen voertuigen, in zijn geheel toebedeeld aan de gemeente waar het betreffende vaar- of voertuig staat geregistreerd. Het gebruik van transportbrandstoffen door particuliere personenauto’s wordt hierbij toebedeeld aan het huishoudelijke energiegebruik2.
2
Ongeveer 8% van het aantal personenauto’s in Nederland bestaat uit lease-auto’s. Omdat deze auto’s zijn geregistreerd op naam en
vestigingslocatie van de leasemaatschappij, wordt het brandstofgebruik van deze auto’s niet als huishoudelijk gebruik meegenomen.
7
•
Duurzaam geproduceerde energie wordt toebedeeld aan de oorspronkelijke bron (bv. uit biomassa geproduceerde duurzame energie wordt toebedeeld aan het herkomstgebied van de biomassa en niet aan de gemeente waar de installatie staat).
•
In de studie worden de effecten van energiebesparing en productie van duurzame energie meegenomen. De mogelijkheden voor CO2-opslag en CO2-compensatie worden in deze studie niet meegenomen.
•
Bij het opstellen van de scenario’s wordt er vanuit gegaan dat bij het autonome scenario volledige invulling zal worden gegeven aan de afspraken die in diverse convenanten tussen rijksoverheid, provincies, gemeenten, bedrijfsleven en andere partijen zijn gemaakt.
1.4 Algemene gegevens Harenkarspel De gemeente Harenkarspel is een plattelandsgemeente van ca. 5.500 ha. Met 16.000 inwoners. Deze inwoners wonen in vijf grotere (Dirkshorn, Sint Maarten, Tuitjenhorn, Waarland, Warmenhuizen) en negen kleinere (Eenigenbrug, Groenveld, Kalverdijk, Krabbendam, Kerkbuurt, ’t Rijpje, Schoorldam, Stroet, Valkoog) kernen. In de ontwerp-Structuurvisie (door de gemeenteraad vastgesteld in juni 2009) zijn de gewenste toekomstige ontwikkelingen geschetst. Er zijn bijna 6.000 woningen waarvan 25% huurwoningen. In de komende 20 jaar wordt een bouwproductie van ca. 2.000 woningen voorzien waarvan ca. 825 in het Tussengebied. In Dirkshorn, Tuitjenhorn, Waarland en Warmenhuizen zijn één of meerdere bedrijventerreinen. Binnen de gemeente zijn ruim 1.000 voornamelijk kleine bedrijven gevestigd. Er zijn ca. 10 bedrijven met meer dan 50 werknemers. De agrarische sector is sterk vertegenwoordigd met o.a. veel groenteteelt en teelt van bloembollen. Binnen de gemeente zijn bijna 1.600 recreatieverblijven.
8
2
Energiegebruik Harenkarspel
2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt het energiegebruik binnen de gemeente Harenkarspel bepaald. In 2.2 wordt eerst een totaal beeld van het energiegebruik per sector en per product weergegeven. Daarna wordt nader ingegaan op het energiegebruik binnen de huishoudens. Ten slotte wordt het energiegebruik binnen de gemeente Harenkarspel vergeleken met het energiegebruik van zowel de bij de milieudienst aangesloten gemeenten als met het totale HVC-verzorgingsgebied. De CO2-emissie binnen de gemeente wordt berekend op grond van het energiegebruik.
2.2 Huidig gebruik In
Figuur
2
wordt
het
energiegebruik
weergegeven
van
de
gemeente
Harenkarspel
per
gebruikerscategorie. In Bijlage A is het energiegebruik in meer detail weergegeven. Het totale gebruik is geschat op 1,8 PJ3,4/jaar. Huishoudens zijn in de gemeente Harenkarspel verantwoordelijk voor het grootste deel van het energiegebruik (0,7 PJ, 39%). Andere relevante sectoren binnen de gemeente Harenkarspel zijn ‘landbouw’ (0,4 PJ, 23%), zakelijk transport (0,3 PJ – 17%) en industrie (0,2 PJ/jaar = 11%).
3
4
PJ = PetaJoule = 1015J
1,8 PJ verbruik komt overeen met ca. 500 miljoen kWh of ca. 57 miljoen m3 gas.
9
0,80 0,70 0,70
energiegebruik (PJ/jaar)
0,60
0,50
Huishoudens(incl. v erkeer) Zakelijk transport
0,41
0,40
Industrie & Delfstofw inning Landbouw & Visserij
0,30 0,30
Commericiele Dienstv erlening 0,22
Niet Commerciele Dienstv erlening 0,18
0,20
0,10 0,02
rle nin g
Ni et Co m
me rc ie
le D
Di en s tv
ien stv e
er len ing
er ij Vi ss &
er ici ele
Co mm
La nd bo uw
ofw inn ing De lf s t
e&
Za ke lijk
t ra ns po rt In du str i
Hu ish ou
de ns
(in cl. v
er ke er )
-
Figuur 2: Overzicht totaal energiegebruik in 2007/2008 binnen gemeente Harenkarspel per sector Uit het overzicht van het energiegebruik per product (Figuur 3 ) blijkt dat het gebruik van aardgas voor verwarmingsdoeleinden voor bijna 50% verantwoordelijk is voor het totale energiegebruik. Het gebruik van transportbrandstoffen is voor 30% verantwoordelijk voor het totale energiegebruik terwijl de relatieve bijdrage van het gebruik van elektriciteit en aardgas voor andere toepassingen (bv. koken, industriële processen) beide 11% bedraagt.
10
1,0 0,88
0,9 0,8
energiegebruik (PJ/jaar)
0,7 0,6
Transportbrandstoffen
0,54
Oliederiv aten 0,5
LT w armte (aardgas) Aardgas (anders)
0,4
elektriciteit w armte
0,3 0,20 0,19
0,2 0,1 0,01
0,00
rm te wa
tric ite it ele k
)
(a nd er s) Aa rd ga s
(a ar dg as
ate n
wa rm te LT
Ol ied er iv
Tr an sp or tb
ra nd sto
ffe n
-
Figuur 3: Overzicht totaal energiegebruik in 2007/2008 binnen gemeente Harenkarspel per product.
Uit Figuur 2 bleek het grote aandeel van het energiegebruik door huishoudens in het totale energiegebruik binnen de gemeente Harenkarspel. Dit huishoudelijke gebruik (Figuur 4, zie tevens bijlage A) bestaat hoofdzakelijk uit de inzet van aardgas voor ruimteverwarming (lage temperatuur (LT)warmte; 0,35 PJ/jaar) en het huishoudelijke gebruik van transportbrandstoffen5 (0,24 PJ/jaar). De bijdrage aan het totale energiegebruik binnen huishoudens van elektriciteit en ‘aardgas anders’ (vooral koken) is relatief gering.
5
Ongeveer 8% van het aantal personenauto’s in Nederland bestaat uit lease-auto’s. Omdat deze auto’s zijn geregistreerd op naam en
vestigingslocatie van de leasemaatschappij, wordt het gebruik van deze auto’s niet als huishoudelijk transportbrandstoffen gebruik meegenomen.
11
elektriciteit 13% Aardgas (anders) 3% Transportbrandstoffen 34%
Oliederiv aten 0% LT w armte (aardgas) 50%
Figuur 4: Energiegebruik huishoudens per product
In Figuur 5 en Figuur 6 is het energiegebruik van de gemeente Harenkarspel vergeleken met het energiegebruik van alle bij de Milieudienst aangesloten gemeenten en alle gemeenten uit het HVC verzorgingsgebied. Ten opzichte van de overige bij de Milieudienst aangesloten gemeenten zijn de relatief grotere bijdrage van de sector ‘landbouw, jacht en visserij’ en de geringere bijdrage van de huishoudens het meest opvallend. Ten opzichte van het totale verzorgingsgebied van de HVC zijn de verschillen groot. In een plattelandsgemeente zoals Harenkarspel is de relatieve bijdrage van de sector industrie veel kleiner terwijl de relatieve bijdrage van de huishoudens veel groter is. Daarnaast is de bijdrage van de sector ‘landbouw’ meer dan gemiddeld.
12
Niet Commerciele Dienstverlening 1%
Commericiele Dienstverlening 11%
Commericiele Dienstverlening 8%
Niet Commerciele Dienstverlening 2%
Landbouw & Visserij 10% Huishoudens(incl. verkeer) 39%
Landbouw & Visserij 23%
Huishoudens(incl. verkeer) 49%
Industrie & Delfstofwinning 8%
Industrie & Delfstofwinning 12%
Zakelijk transport 20%
Zakelijk transport 17%
Figuur 5: Overzicht totaal energiegebruik gemeente Harenkarspel (links) en totaal bij Milieudienst aangesloten gemeenten (rechts).
Niet Commerciele Dienstverlening 1% Landbouw Visserij 6%
Commericiele Dienstverlening 8%
Niet Commerciele Commericiele Dienstverlening Dienstverlening 1% 5% & Huishoudens(incl. verkeer) 25%
Huishoudens(incl. verkeer) 39%
Landbouw & Visserij 23%
Zakelijk transport 16% Industrie & Delfstofwinning 47%
Industrie & Delfstofwinning 12% Zakelijk transport 17%
Figuur 6 Overzicht totaal energiegebruik gemeente Harenkarspel (links) en het volledige HVCverzorgingsgebied (rechts).
13
2.3 CO2-emissie Harenkarspel Op basis van het energiegebruik binnen de gemeente Harenkarspel is een schatting van de CO2-emissie gemaakt. De totale uitstoot is geschat op 137 kton/jaar (zie bijlage A). Het gebruik van aardgas voor LTwarmte is de belangrijkste bron van CO2-uitstoot (± 50 kton/jaar) gevolgd door het gebruik van transportbrandstoffen (45 kton/jaar) en elektriciteit (31 kton/jaar)(zie Figuur 7). De categorie huishoudens veroorzaakt 40% van de CO2-uitstoot, de categorie transport veroorzaakt 19% en de categorieën ‘landbouw’ en industrie zijn verantwoordelijk zijn voor resp. 17 en 12% van de totale CO2uitstoot.
w armte; kolen; elektriciteit; 31,2 Transportbrandstoffen; 45,4
Aardgas (anders); 10,5
Oliederiv iaten; 0,3
Aardgas (LT w armte); 49,6
Figuur 7: Verdeling CO2-emissie per energiedrager
14
3
Bronpotentieel duurzame energie
3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt het bronpotentieel van duurzame energiebronnen voor de gemeente Harenkarspel behandeld. Dit bronpotentieel wordt bepaald via verschillende methodieken die uitgaan van kentallen, specifieke karakteristieken (geografische kennis) van de gemeente en technologieën (inclusief technologie ontwikkelingen). Zeer belangrijk in deze is het begrip praktisch bronpotentieel, zie Figuur 8. Dit is het potentieel dat beschikbaar is op basis van het volledig benutten van de aanwezige bronnen op grond van praktische mogelijkheden.
Figuur 8: Toelichting op het begrip Praktisch bronpotentieel Het praktische bronpotentieel is waarop ingezet wordt in de quickscan zoals hier uitgevoerd. De belangrijkste uitdagingen hebben vervolgens relatie met de ontsluiting van dit beschikbare potentieel. Deze ontsluiting heeft te maken met het wegnemen van belemmeringen die technisch, economisch, politiek van aard zijn, of te maken hebben met schaalgrootte van de toepassing.
15
Het schatten van het praktisch bronpotentieel van de verschillende vorm heeft plaatsgevonden op basis van (op hoofdlijnen): •
Wind. Het aantal geschikte windlocaties op basis van de Windkansenkaart, de provinciale ruimtelijke visie voor windenergie, en de verwachte technologieontwikkelingen.
•
Zon. Op basis van voor plaatsing geschikt dakoppervlak van huizen, kantoren en platte daken van schuren/garages en de verwachte technologieontwikkelingen.
•
Aardwarmte6. Het aantal mogelijke putten per vierkante kilometer bebouwd oppervlak. Het bebouwde oppervlak is genomen omdat de afzet van aardwarmte afhankelijk is van de aan het bebouwde oppervlak gekoppelde haalbaarheid van warmtenetten.
•
Biomassa. De hoeveelheid biomassa die per oppervlak geoogst kan worden zonder uitputting te veroorzaken en die niet gemoeid is met voedselteelt. Daarnaast de hoeveelheid biomassa die bij de verwerking van biomassa door bedrijven (o.a. VGI-sector7, meubelmakerijen) als reststroom vrijkomt. En tot slot de biomassa die als afval vrijkomt.
Voor biomassa is het belangrijk te realiseren dat het praktische bronpotentieel de hoeveelheid biomassa energie beschikbaar voor conversie voorstelt en niet de hoeveelheid energie die als product uit biomassa geproduceerd wordt. Voor houtige biomassastromen wordt bijvoorbeeld bij de inzet van de vergassingstechnologie een veel groter deel van de potentie benut dan bij de inzet van een verbrandingstechnologie.
3.2 Overzicht praktisch bronpotentieel Harenkarspel In Figuur 9 is het totale praktische bronpotentieel van de duurzame energiebronnen weergegeven voor de periode 2010 tot 2035. Dit totaal wordt hier vastgesteld als maximaal benutbaar/winbaar binnen de gemeentelijke grenzen van de gemeente Harenkarspel. In totaal is het potentieel ca. 1,7 PJ/jaar in 2010 en kan uitgroeien naar ca. 2,6 PJ/jaar in 2035. De groei wordt veroorzaakt door technologieontwikkelingen op gebied van zon en wind die er toe leiden dat per windlocatie en zonoppervlak steeds meer energie geproduceerd wordt.
6
Industriële restwarmte is in het algemeen geen duurzame energiebron (maar leidt wel tot een verhoging van de energie-efficiency)
en wordt daarom in dit hoofdstuk niet nader benoemd . 7
VGI = voedings- en genotsmiddelen industrie.
16
3,0
Praktisch potentieel (PJ/jaar)
2,5
2,0
Aardwarmte Wind
1,5
Zon Biomassa 1,0
0,5
2010
Figuur 9: Binnen
2015
2020
2025
2030
2035
gemeente Harenkarspel aanwezig praktisch bronpotentieel van duurzame
energiebronnen.
3.3 Belangrijke transitiepaden voor Harenkarspel Het praktisch bronpotentieel is onderverdeeld in transitiepaden die voor deze scan zijn gedefinieerd. Tabel 1 geeft deze onderverdeling van het praktische bronpotentieel van Figuur 9 weer. Deze transitiepaden zijn gedefinieerd op basis van een ‘logische’ indeling van de hoofdbronnen biomassa, wind, zon en aardwarmte. Deze transitiepaden worden in onderstaande paragrafen verder uitgewerkt.
17
Transitiepad
Capaciteit
Vermogen
Potentieel
Percentage
ton/jaar
MWth
PJ/jaar
Totaal
Houtachtig/Droog/Vezelig (Witte lijst)
5.000
1,9
0,05
2%
Houtachtig/Droog/Vezelig (Gele lijst)
3.000
1,2
0,03
1%
BIOMASSA B1 B2
Grasachtigen
B3
Mest
B4
Groen vergistbaar (niet VGI)
7.000
2,2
0,06
2%
64.000
4,1
0,12
4%
45.000
3,9
0,11
4%
B5-A VGI natte stromen
15.000
1,1
0,03
1%
B5-B VGI droge stromen
1.000
0,0
0,00
0%
B6
Gemengd Restafval
6.000
1,6
0,05
2%
B7
Droog Restafval (sorteerresidu,RDF)
2.000
1,0
0,03
1%
B8
Biomassa import
-
0%
B9
Biomassa Teelt
-
0%
-
-
-
-
# molens WIND W1
Schaalvergroting bestaande molens
W2
Noordzeekust
Vermogen
Potentieel
MWp
PJ/jaar
11
22
0,22
9%
0
0
0,00
0%
W3
Binnenkust
0
0
0,00
0%
W4
Agrarische erven
0
0
0,00
0%
W5
Nabij bebouwde omgeving
0
0
0,00
0%
W6
In open gebied
28
101
0,71
27%
W7
Industrieterreinen
0
0
0,00
0%
W8
Bedrijfsterreinen
0
0
0,00
0%
W9
Wind Op Zee
W10 Micro Wind ZON
-
-
-
0%
-
-
-
0%
oppervlak
Vermogen
Potentieel
m2
MW
PJ/jaar
Z1
PV daken huishoudens
148.000
-
0,16
6%
Z2
PV schuren en garages
218.000
-
0,24
9%
Z3
PV Bedrijfspanden
73.000
-
0,08
3%
Z4
Zonneboiler daken huishoudens
83.000
n.r.
0,08
3%
putten
Vermogen
Potentieel
stuks
MW
PJ/jaar
2
20
0,63
AARDWARMTE A1
aardwarmtestations -> warmtenet -> HH+bedrijven
24%
Tabel 1: Overzicht transitiepaden gemeente Harenkarspel. In deze tabel is weergegeven welke bronnen voor duurzame energieproductie binnen Harenkarspel aanwezig zijn en welke bijdrage deze bronnen in 2035 (absoluut en procentueel) op jaarbasis aan de totale DE-productie binnen Harenkarspel kunnen leveren.
3.3.1 Biomassa Binnen de gemeente Harenkarspel kan maximaal 0,49 PJ/jaar aan biomassastromen ontsloten worden. Dit zijn diverse soorten biomassa die gegroepeerd zijn naar transitiepaden B1 t/m 9 in Tabel 1. De geschatte hoeveelheid op duurzame wijze oogstbare biomassa bedraagt ± 148.000 ton/jaar. Hiervan is het overgrote deel typisch vergistbare biomassa met betrekking tot transitiepaden B3, B4 en B5-A. Gezamenlijk vormen deze stromen ±50% van het energetisch potentieel. Daarnaast is in Harenkarspel
18
naar schatting 5.000 ton/jaar houtachtige en vezelige biomassa oogstbaar. Hiervan is ongeveer 2.800 ton/jaar afkomstig uit houtverwerkende bedrijven. Transitiepad B3 mest bestaat vooral uit natte mest uit de veehouderijen. Het transitiepad B4 groen vergistbare stromen (niet VGI) betreft vooral gewasresten van bollen/knollen (9.200 ton/jaar), groenvoedergewassen (14.300 ton/jaar) en tuinbouwgroenten (15.400 ton/jaar). Een groot deel van deze gewasresten blijven achter op het land. Transitiepad B5 (natte VGI stromen) betreft 12.000 ton/jaar groenteafval.
3.3.2 Wind Het provinciale ruimtelijke ordeningsbeleid (Windkansenkaart provincie Noord-Holland) geeft aan dat er meerdere locaties in Harenkarspel zijn waar ruimte voor windturbines is. Voor de bepaling van het maximale bronpotentieel is er vanuit gegaan dat de op de windkansenkaart aangegeven locaties ook daadwerkelijk windturbines worden gerealiseerd. Volgens dit uitgangspunt zijn er maximaal 28 extra windturbines mogelijk, verdeeld over 8 parken. (Figuur 10). ). De mogelijke nieuwe locaties in figuur 10 geven niet de exacte plaatsing aan. Het geeft indicatief aan wat er maximaal mogelijk is.
Figuur 10 Mogelijkheden voor plaatsing windturbines op grond van de Windkansenkaart van de provincie Noord-Holland
3.3.3 Zon Kansen voor zonne-energie zijn grotendeels gekoppeld aan het dakoppervlak van gebouwen. Van het totaal aanwezige dakoppervlak is vervolgens een schatting gemaakt van het dakoppervlak dat daadwerkelijk geschikt is voor plaatsing (platte daken, oriëntatie ten opzichte van het zuiden). In totaal is het geschikte dakoppervlak geschat op ± 52 ha. Er kan ongeveer 0,4 PJ/jaar elektriciteit worden opgewekt op daken van huishoudens, schuren en garages en nog eens 0,05 PJ/jaar via daken van
19
bedrijven. Daarnaast kan er nog 0,08 PJ/jaar warmte worden geproduceerd met zonneboilers bij huishoudens.
Energie uit asfalt Een vorm van het benutten van de zon-thermische energie is ‘energie uit asfalt’. Hierbij wordt de via het asfalt opgevangen zon-thermische energie ondergronds opgeslagen en vervolgens via een warmtedistributienetwerk en de inzet van een warmtepomp voor ruimteverwarming ingezet. Het transitiepad ‘warmte uit asfalt’ is nog niet opgenomen in het quickscanmodel. Zodoende is het hier berekende bronpotentieel additioneel. Voor de winning van warmte uit asfalt is het belangrijk de meest geschikte wegen te selecteren. De geschiktheid van wegen wordt beperkt door schaduwwerking en de afstand naar de eindgebruikers. Tevens moet er op gelet worden dat er geen of beperkt ondergrondse infrastructuren onder de weg liggen. Onderhoud aan deze infrastructuren vereist mogelijk regelmatig opbreken van de weg. Voor het berekenen van het bronpotentieel gaan we uit van 5% van het bestaande wegennet (bestaande wegennet Harenkarspel is 187 km). Met een bruikbare breedte van ongeveer 5 meter komt dit voor Harenkarspel op 47.000 m2. Hiermee kan 37.000 GJ warmte worden gewonnen. Dit is ongeveer 14% van de huishoudelijke vraag naar warmte voor verwarming. De gewonnen warmte kan worden gebruikt voor Lage Temperatuur Verwarming (maximaal 55º C). De warmte wordt in de zomer gewonnen en opgeslagen in een waterhoudende zandlaag in de bodem. Met behulp van warmtepompen wordt de opgeslagen warmte opgewerkt naar een bruikbare temperatuur voor lage temperatuur verwarming. De investeringen voor een dergelijke warmte voorziening zijn afhankelijk van de omvang en configuratie van het systeem en de spreiding van eindgebruikers. Om te bepalen of een systeem economisch kan concurreren zijn er enkele vuistregels. Het systeem dient minimaal 300 eindgebruikers te hebben en er dienen minimaal 30 woningen per hectare te staan.
3.3.4 Aardwarmte Het transitiepad A1 aardwarmte beschrijft het potentieel van warm water reservoirs op een diepte van 2 tot 3,5 km in de aardkorst. Deze warmte heeft een temperatuur van typisch 80 ºC tot 120 ºC en is geschikt
om
(zonder
gebruik
van
warmtepompen)
voor
ruimteverwarming
in
huizen
en
kantoorgebouwen. Indien aanwezig kan ook de kastuinbouw met deze warmte worden voorzien. Met de inzet van deze vorm van aardwarmte wordt de inzet van aardgas voor lage temperatuur doeleinden verdrongen. Daarvoor is echter wel de aanleg van een (collectief) warmtenet noodzakelijk om de warmte van het aardwarmtestation bij de eindgebruiker te kunnen toepassen. In de gemeente Harenkarspel kan naar verwachting een vermogen van ongeveer 20 MWth het gehele jaar door worden opgewekt via twee aardwarmtestations (twee putten). Dit is gelijk aan een jaarlijkse opbrengst van ruim 0,63 PJ. Hiermee kan theoretisch 80% van de huidige inzet van aardgas voor ruimteverwarming in Harenkarspel gedekt (0,88 PJ/jaar, zie hoofdstuk 2). Bij de verwachte energiebesparingen in de woning- en utiliteitsbouw zal het bronpotentieel van deze vorm van aardwarmte mogelijk voldoende zijn om in de
20
toekomst alle aardgas inzet voor ruimteverwarming te vervangen. Echter, het aansluiten van alle eindgebruikers van deze vorm van energie wordt beperkt door economische randvoorwaarden die gesteld worden aan de exploitatie van een warmtenet en de uiteindelijke kostprijs die hierbij gerekend moet worden voor de eindgebruikers. Voor de gemeente Harenkarspel is economisch geëvalueerd in hoeverre mogelijkheden bestaan om tot de ontwikkeling van een gemeentelijk warmtenet te komen. In deze evaluatie is vastgesteld tegen welke kostprijs warmte aan woningen geleverd kan worden. Dit is uitgevoerd op buurtniveau en de kostprijsberekening is gebaseerd op de eindsituatie waarin alle gebruikers zijn aangesloten op het warmtenet. Het resultaat van de evaluatie is geografisch weergegeven in Figuur 11.
Figuur 11 Kostprijsanalyse aardwarmte + warmtenet toepassing gemeente Harenkarspel. Evaluatie per gemeentelijke buurt en kostprijs warmte uitgedrukt in aardgastarieven8. Voor de aansluiting van gebruikers is een aansluitingstarief van € 4.500, = gerekend. Naar verwachting is de toepassing van aardwarmte voor de kortere termijn (rond 2020) mogelijk op basis van het collectief van de alle aansluitingen in Warmenhuizen, Tuitjenhorn (+kerkbuurt), Dirkshorn en Waarland. Hierbij gaat het om 4.700 woningen en ongeveer 560 bedrijven met een totaal gebruik van 0,32 PJ/jaar (@2008). Het totale benodigde vermogen in deze dorpen is geschat op ongeveer 10 MWth dat door één warmtestation geleverd wordt (50% van het bronpotentieel). Dit warmtenet vervangt
8
huidige gasprijs voor kleinverbruik is ca. 0,60 €/Nm3
21
ongeveer 37% van de inzet van aardgas voor ruimteverwarming in de gemeente Harenkarspel. Hierin is de mogelijkheid van aardwarmte-inzet in tuinbouwkassen nog niet meegenomen. De inzet van warmte in kassen bedraagt ± 0,38 PJ/jaar. Hiervoor zou ook 1 aardwarmtestation kunnen worden ingezet. Voor het transport van het aardwarmtestation naar de vier gemeentelijke buurten is rekening gehouden met 31 km transportnet om alle wijknetten op het aardwarmtestation aan te sluiten. Voor de overige buurten wordt verwacht dat een warmtenet te kostbaar wordt doordat er onvoldoende warmteafzet is en/of de gebruikersdichtheid (per km2) te laag is.
3.4 Energiesysteem en economie Een belangrijk uitgangspunt bij de in dit hoofdstuk benoemde kosten, is dat kosten worden weergegeven exclusief subsidies. Voor de haalbaarheid kunnen subsidies nodig zijn om een kostprijs voor de geproduceerde energie (elektriciteit of warmte) te realiseren die de afzet van de geproduceerde energie mogelijk maakt.
3.4.1 Biomassa De strategische keuzen voor de inzet van deze verschillende biomassastromen worden grotendeels bepaald
door
de
commerciële
beschikbaarheid
van
conversietechnologie
(maar
ook
voorbewerkingtechnologieën). Daarnaast bepalen de fysisch-chemische eigenschappen van de biomassa de uiteindelijke brandstofkwaliteit. Vaak komen hieruit beperkingen voort met betrekking tot de biomassaflexibiliteit van conversie-installaties. Figuur 12 weergeeft op generieke basis de transitie voor droge en natte stromen. Voor droge biomassa is de verwachting dat in de komende paar jaar nog biomassa verbrandingsinstallaties gerealiseerd zullen worden. Rond 2015 is de verwachting dat vergassing op grote(re) schaal mogelijk wordt. Hiermee zal het rendement van biomassaconversie gaan stijgen en zal naast de productie van elektriciteit en warmte ook de productie van groengas en eventueel biobrandstoffen op gang komen. Rond 2030 zal naar verwachting de bioraffinage (toepassing van biomassa in de vervanging van allerlei producten uit aardolie) een rol van betekenis spelen.
Figuur 12: Twee generieke transitiepaden voor droge- en natte biomassa
22
Uiteindelijk bepalen de aard van de biomassa en de commerciële beschikbaarheid welke biomassaenergieketens ontwikkeld kunnen worden en dus ook welke bijdrage biomassa aan de integrale energiemix kan leveren. Daarnaast speelt voor biomassa schaalgrootte altijd een onderscheidende rol met betrekking tot voornamelijk de economische haalbaarheid van biomassaconversieinstallaties. Met betrekking tot het energiesysteem van de Gemeente Harenkarspel is de verwachting dat op basis van het gemeente-eigen biomassa bronpotentieel dat er alleen vergistinginstallaties op gemeente-eigen biomassa economisch haalbaar zijn op basis van transitiepaden B3, B4 en B5. De volumes van de overige (droge) biomassastromen bieden onvoldoende basis om ‘eigen’ installaties op te baseren. Voor de ontsluiting van deze biomassa zal gestreefd moeten worden naar regionale, provinciale of soms zelfs landelijke schaal om hieruit op economische wijze energieproducten te genereren. Het is een mogelijkheid dat gemeente Harenkarspel ‘host’ is van dergelijke installaties, dan wel installaties waarbij er sprake is van biomassa import. Het is denkbaar dat de vergistbare biomassa van transitiepaden B3, B4 en B5-A in dezelfde vergistinginstallaties omgezet kunnen worden. Daarmee is een potentieel van ongeveer 124.000 ton/jaar voor deze route beschikbaar. Afhankelijk van hoe vergisting in de gemeente georganiseerd wordt (schaalgrootte, locaties en keuze energieproducten) zal bij volledige ontsluiting een investering van ordegrootte 20-25 miljoen euro benodigd zijn. Voor mest hangt economische haalbaarheid vooral af van
de
afvoerkosten
die
voor
mest
gerekend
worden,
het
subsidieregime
en
marktprijs
energieproducten. Op dit moment balanceren veel vergistingsprojecten een dunne lijn van economische haalbaarheid. Het is echter te verwachten dat dit snel richting economisch haalbaar zal verschuiven. Voor de gewasresten die vaak op het land achterblijven en omgeploegd worden geldt dat vergisting een nieuwe toepassing is. De hiervoor op te tuigen energie productieketen zal onderzocht moeten worden op haar economische haalbaarheid. Naar verwachting is de economische ontsluiting van deze stroom lastiger dan voor mest.
3.4.2 Wind Investeringsbehoefte Het maximum aantal nieuwe windmolens in Harenkarspel is 28. Met elk een vermogen van 2 MWe komt het totaal op 56 MWe. Indien deze in de komende jaren geplaatst worden is de investeringsbehoefte ongeveer 76 miljoen euro9. Dit zijn de molens inclusief de installatie en een primair deel van de benodigde infrastructuur. De gemiddelde kostprijs van de geleverde energie bedraagt naar schatting ca. € 0,12 tot 0,15 /kWh. Kostprijsontwikkeling Figuur 13 geeft een mogelijke kostprijsontwikkeling weer voor wind-op-land voor verschillende turbinevermogens en uitgezet tegen de verwachte baseload prijs van elektriciteit. Vooral in de komende 10 jaar zal een significante kostenreductie waarneembaar zijn in de investering, maar ook in operationele kosten (vooral onderhoud)10. Voor grotere vermogens zou dit kunnen leiden tot een kostenneutrale situatie rond 2020 of zelfs daarvoor.
9
op basis van een investering van € 1350/kW windturbinevermogen
10
Gebaseerd op Rodel, H; “Ecology, economy and security of supply of the Dutch electricity supply system”, 2008.
23
0,200 0,180
kostprijs windenergie (€/kWh)
0,160 0,140 2 Mw e turbine
0,120
4 MWe turbine
0,100
6 MWe turbine
0,080
elektriciteitsprijs (baseload, €/kWh)
0,060 0,040 0,020 2010
2015
2020
2025
2030
2035
Figuur 13: Mogelijke kostprijsontwikkeling wind-op-land bij een jaarlijkse piekbelasting van 2200 uur
3.4.3 Zon Voor de economie van PV-systemen is gekeken naar de toepassingsmogelijkheden voor de bestaande gebouwen en niet naar nieuwbouw systemen. De financiële haalbaarheid voor nieuwbouw is beduidend beter vanwege de vrijheid om de systemen optimaal te bouwen en doordat de kosten ook ten dele op de woning kunnen worden belast (bij een voldaks PV-systeem wordt de functie van de traditionele dakbedekking overgenomen door het PV-systeem). Investeringsbehoefte Wanneer het gehele bronpotentieel voor zonne-energie wordt benut (zie Tabel 1) dan vergt dat een investering van 177 miljoen euro op basis van de huidige investeringskentallen voor PV. Voor dit bedrag wordt ca. 44 ha PV geïnstalleerd. Als het gehele potentieel van zonneboilers wordt benut, vergt dat een investering van ongeveer 80 miljoen euro. Kostprijsontwikkeling Figuur 14 geeft een verwachting weer over de ontwikkeling van de kostprijs van elektriciteit via PV in relatie tot de tariefontwikkeling van elektriciteit voor huishoudens. Kleine PV-systemen (op basis van de huidige stand der technologie) zijn met een kostprijs van € 0,50/kWh nog ver van economisch haalbaar, maar voor de grootschalige systemen ligt de kostprijs beduidend lager (€ 0,28/kWh). Bij een lineaire stijging van de elektriciteitsprijs zou de economische haalbaarheid voor grote resp. kleine systemen rond 2015 resp. 2025 liggen.
24
60%
0,50
50%
0,40
40%
0,30
30%
0,20
20%
0,10
10%
-
PV rendement (% instraling)
kostprijs zonneenergie (€/kWh)
0,60
PV (opp = 8 m2) PV opp=22 m2 PB (opp=60 m2) elektriciteitsprijs PV (opp = 400 m2) Rendementsontw ikkeling PV
0% 2010
2015
2020
2025
2030
2035
Figuur 14: Verwachting ontwikkeling kostprijs zonne-energie ten opzichte van de elektriciteitsprijs. Gehanteerde afschrijfperiode bedraagt 10 jaar.
3.4.4 Aardwarmte + Warmtenet Investeringsbehoefte Het beoogde warmtenet dat technisch-economisch realiseerbaar geacht wordt in de toekomst is beschreven in paragraaf 3.3.4 en bestaat uit één aardwarmtestation, transportnet vanuit dit station naar de vier dorpen en in deze vier dorpen een wijknet. Met een realisatie van een aardwarmtestation is naar schatting een investering van 8,4 miljoen euro gemoeid. De benodigde investering in het totale warmtenet is geraamd op ca. 70-80 miljoen euro. De kostprijs van de warmte ligt in de orde van € 19 tot 24 /GJ, ofwel een gasprijs equivalent van € 0,60 tot 0,80/Nm3.
25
4
Scenario’s
4.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden twee scenario’s beschreven met het effect van de maatregelen op zowel het energiegebruik als op de productie van duurzame energie. Deze twee scenario’s zijn het autonome scenario waarbij door de gemeente invulling wordt gegeven aan gemaakte afspraken en ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving (zoals de aanscherping van de EPC) en een intensief scenario waarbij de gemeente zich extra inspant op zowel het gebied van de energiebesparing als de realisatie van duurzame energieopwekking. Ten slotte worden in dit hoofdstuk de scenario’s voor zowel energiegebruik als DE-productie in één figuur samengevoegd.
4.2 Scenario’s energiegebruik 4.2.1 Autonoom scenario Bij het autonome scenario wordt er vanuit gegaan dat zowel de gemeente als andere partijen invulling geven aan de afspraken die in het kader van energiebesparing met het Rijk zijn gemaakt (zie bijlage C). Voor de gemeente zijn in dit kader vooral de afspraken in het kader van het Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007 – 2011 van belang. Om invulling aan deze afspraken te kunnen geven, is een actieve rol van de gemeente nodig. Dit zal voor veel gemeenten vaak tot grote inspanningen op dit gebied leiden. Dat betekent o.a. het volgende; •
Door de gemeente wordt invulling gegeven aan de in het Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk gemaakte afspraak om te streven naar een verlaging van het energiegebruik in woningen met 50% in 2020. Dit wordt gerealiseerd door de wettelijke aanscherping van de EPC en het maken van afspraken met projectontwikkelaars en woningcorporaties. Voor bestaande woningbouw is een actieve rol van de gemeente vastgelegd bijvoorbeeld op het gebied van voorlichting en het op lokaal niveau bij elkaar brengen van partijen om afspraken te maken over energiebesparing bij renovatie;
•
De gemeente zal als bevoegd gezag in het kader van de Wet milieubeheer voorschriften met betrekking tot energiebesparing actief handhaven.
•
Van andere partijen worden de inspanningen verwacht zoals deze in diverse convenanten zijn vastgelegd bijvoorbeeld bij renovatie van bestaande woningbouw (Convenant energiebesparing corporatiesector), bij nieuwbouw (Lenteakkoord met de bouwsector) en met de industrie (Meerjarenafspraken met brancheorganisaties). De afspraken met de voor de gemeente Harenkarspel belangrijke agrarische sector zijn vastgelegd in het Convenant Schone en zuinige agrosectoren.
Op gebied van gebruikerstechnologieën doet de markt zijn werking en zullen belangrijke innovaties hun intrede doen. De ‘all-electric’ ontwikkeling met daarin als speerpunt elektrisch rijden, wordt hierbij als
26
een zeer belangrijke ontwikkeling gezien. Het autonome scenario gaat uit van lichte groei van de industrie met als gevolg een bruto jaarlijkse toename van 0,5% van het energiegebruik. Conform de MJA11 (zie ook Bijlage C) van de industrie met het rijk zal daarmee netto een daling van het gebruik gaan optreden, in dit geval geprognosticeerd op 0,5% per jaar. Voor de glastuinbouw wordt in verband met de intensivering van de teelt en een toenemende mate van belichting, een stabilisatie in het energiegebruik voorzien. Figuur 15 geeft een prognose van het energiegebruik ten gevolge van de autonome ontwikkelingen. De stijging
van
het
energiegebruik
wordt
vooral
veroorzaakt
door
de
relatief
omvangrijke
nieuwbouwplannen (‘Tussengebied’) waardoor het totale woningbestand binnen de gemeente met meer dan 10% toeneemt. De toename van het energiegebruik wordt veroorzaakt door zowel het energiegebruik in de woning (warmte en elektriciteit) als door de toename van het aan deze woningen gekoppelde gebruik van transportbrandstoffen. Het gebruik van energie in de gemeente daalt na deze initiële toename tot een niveau van ca. 1,6 PJ/jaar in 2035, waarbij een groot deel van deze vermindering plaats zal vinden na 2020. Dit wordt veroorzaakt doordat belangrijke ontwikkelingen zoals een EPC van 0 vanaf 2020 en elektrisch rijden dat naar verwachting rond 2020 pas echt omvangrijk wordt. Voor zware vrachtwagens lijkt elektrisch rijden geen voor de hand liggende optie. Voor personenauto’s en andere lichte voertuigen wordt het elektrisch rijden van 90% van de kilometers haalbaar geacht12. Figuur 15 geeft eveneens een prognose van de verandering van de energiemix die gepaard gaat met de autonome ontwikkelingen. Door de afname van aardgasinzet in huishoudens, een toename van het gebruik van elektriciteit in huishoudens, maar vooral ook een toename van het elektriciteitgebruik door elektrisch rijden, neemt in de energiemix van de gemeente Harenkarspel het aandeel van elektriciteit sterk toe terwijl het belang van aardgas ten behoeve van verwarming en het belang van de conventionele transportbrandstoffen sterk afnemen.
11
MJA = meerjarenafspraken energie-efficiency, overeenkomsten tussen de overheid en bedrijven en instellingen over het effectiever
en efficiënter inzetten van energie. 12
Nagelhout, D. & Ros, J.P.M. (2009) Elektrisch autorijden Evaluatie van transities op basis van systeemopties. Planbureau voor de
leefomgeving.
27
2,0 1,8 1,6
Energieconsumptie (PJ/jaar)
1,4 1,2
Conv. Transportbrandstoffen Oiederivaten
1,0
Aardgas (anders) elektriciteit
0,8
LT warmte (aardgas) 0,6 0,4 0,2 2010
2015
2020
2025
2030
2035
Figuur 15: Verwachte ontwikkeling integrale energiegebruik (en energiemix) gemeente Harenkarspel op basis van autonome ontwikkelingen.
4.2.2 Intensief scenario energiegebruik In het intensieve scenario doet de gemeente naast de onder autonoom scenario genoemde inspanningen, extra inspanningen om de gewenste ontwikkelingen te stimuleren. Hierbij wordt door de gemeente aanvullend beleid gevoerd ten aanzien van: •
Duurzaam bouwen: In overleg met projectontwikkelaars worden bij projectmatige nieuwbouw afspraken maken over de toepassing van een lagere EPC dan op dat moment wettelijk is vereist. Met de woningcorporaties worden afspraken gemaakt voor het versneld uitvoeren van renovaties met ambitieuze doelstellingen voor de te realiseren energiebesparing.
•
Realisatie warmtenetwerk. Door het gebruik van restwarmte voor ruimteverwarming kan een aanzienlijke hoeveelheid brandstof worden bespaard. De gemeente speelt een cruciale rol bij de daadwerkelijke realisatie van een dergelijk netwerk; door het maken van privaatrechtelijke afspraken met andere partijen (bv. projectontwikkelaars, woningcorporaties) en het in de bouwverordening opnemen van een verplichting tot aansluiten op een warmtenet, wordt de ontwikkeling van een warmtenetwerk mogelijk gemaakt.
•
Energie besparing in de industrie. Hoewel de totale omvang van de industriële activiteit binnen de gemeente beperkt is, kan voor deze sector intensief worden ingezet op energiebesparing tot 2020.
Figuur 16 geeft het resultaat van deze extra beleidsmaatregelen op de totale energievraag. Hierbij is voor nieuwbouw (duurzaam bouwen) uitgegaan van een verlaging van de EPC van 0,1 t.o.v. de wettelijk
28
vastgestelde EPC van 0,6 in 2011 en 0,4 in 201513. Voor renovaties is uitgegaan van een EPC van 0,8 in 2015 dalend naar 0,5 vanaf 2025. Met betrekking tot energiebesparingen in de industrie is uitgegaan van ambitieuzere besparing. In het MJA wordt uitgegaan van gemiddeld 1% besparing en in het intensieve scenario wordt uitgegaan van een grotere besparing tot 2025 met een maximum van 2,5% per jaar Dergelijke beleidsmaatregelen geven een minder sterke toename van het energiegebruik op korte termijn en naar verwachting op langere termijn een extra besparing van ca. 0,1 PJ/jaar. In 2035 zou het energiegebruik daarmee gedaald zijn tot ongeveer 1,5 PJ/jaar (t.o.v. huidige gebruik van 1,7 PJ/jaar).
1,90 1,85 1,80
Integraal energiegebruik (PJ/jaar)
1,75 1,70 Autonome Ontwikkelingscenario 1,65
Bovengemiddelde besparing industrie Versneld duurzaam bouwen
1,60
Totaal - intensief scenario 1,55 1,50 1,45 1,40 1,35 2010
2015
2020
2025
2030
2035
Figuur 16: Effect van extra beleidsinspanningen gemeente Harenkarspel op integraal energiegebruik).
4.3 Scenario’s duurzame energieproductie 4.3.1 Autonome scenario DE-productie Gemiddeld genomen zal het autonome scenario in Nederland tot een productie van ongeveer 20% duurzame energie in 2020 moeten leiden, conform de nationale duurzame energiedoelstelling voor DEproductie. Op basis van dit percentage is het nationale subsidiebeleid geformuleerd. De vraag is echter of tot 2020 duurzame energieopwekking vooral afhankelijk is van subsidies, of dat door schaarste van fossiele energiedragers duurzame energie productie economisch al rendabel is.
13
een verdere verlaging van de EPC voor de nieuwbouw in het Tussengebied zal het effect van ‘versneld duurzaam bouwen’ in het
intensieve scenario nog iets versterken. Voor het energieneutraal bouwen van het Tussengebied moet een bepaalde hoeveelheid duurzame energie worden geproduceerd (en ‘gekoppeld’ aan het Tussengebied). Deze DE-productie wordt meegenomen in de scenario’s bij de DE-productie.
29
Het autonome scenario dat hier wordt toegepast gaat ervan uit dat schaarste van fossiele brandstoffen er toe leidt dat rond 2015 duurzame energie productie economisch van de grond komt. Gezien de prijsstelling van de verschillende DE-varianten (zie ook paragraaf 3.4) zal naar verwachting duurzame energieproductie vooral op basis van wind, biomassa en aardwarmte zijn. Rond 2020 zal zon ook een dominantere rol innemen en wordt het energiesysteem over de gehele breedte vergaand verduurzaamd. Figuur 17 geeft de verwachte groei van duurzame energieproductie op basis van autonome ontwikkelingen. Het startpunt voor dit scenario (evenals voor het intensieve scenario) is de op dit moment binnen de gemeente al aanwezige DE-productiecapaciteit. Dit scenario leidt naar verwachting tot een DE productie van ongeveer 0,2 PJ/ jaar in 2020 en 0,7 PJ/jaar in 2035. Benutting van zon draagt het meeste bij in het autonome scenario gevolgd door energie uit wind en biomassa. Hieronder volgt een verdere toelichting op de verschillende transitiepaden (zie ook Tabel 1).
1,4
1,2
Energieproductie (PJ/jaar)
1,0
0,8
AARDWARMTE WIND 0,6
ZON BIOMASSA
0,4
0,2
2010
2015
2020
2025
2030
2035
Figuur 17: Duurzame energieproductie volgens het autonome scenario Biomassa In het autonome scenario wordt allereerst verondersteld dat de huidige biomassa-inzet wordt gecontinueerd. Dit betreft vooral de inzet van huishoudelijk afval en B-hout en GFT in bestaande- of in de nabije toekomst geplande verbranding- en vergistinginstallaties. Daarnaast zijn er in Harenkarspel al 2 vergistinginstallaties gerealiseerd die gezamenlijk ongeveer 7-10% van het aanwezige bronpotentieel (paden B3, B4 en B5-A) vergistbare stromen benutten. Zonder integrale coördinatie op de biomassa(rest)stromen in de gemeente wordt tevens verondersteld dat een beperkt deel van de andere biomassa’s door marktwerking (van buiten de gemeente) op suboptimale
wijze
zal
worden
ontsloten
voor
energietoepassingen.
Vooral
vanuit
logistieke
overwegingen en door optimalisatie vanuit het blikveld van organisaties in plaats van optimalisatie op
30
basis van het gemeentelijk- en maatschappelijke belang. Het autonome scenario veronderstelt een gemiddelde ontsluiting van ongeveer 30% in 2020. Realisatie Biomassa conversie-installaties. In het autonome scenario wordt verondersteld ongeveer 30% van de ontsluitbare mestcapaciteit in de gemeente Harenkarspel wordt ingezet in 2020 voor de productie van groengas. Er worden geen groen vergistbare (niet VGI) stromen benut, opdat hiervoor het economische draagvlak moeilijker te creëren is. Wind Momenteel staan er in de gemeente 2 lijnopstellingen en 2 solitaire molens. Eén lijnopstelling van 3 molens staat in Geestmerambacht en de andere met 8 molens langs de Schagerweg. Deze laatste opstelling is in 2009 licht opgeschaald. In het autonome scenario wordt uitgegaan van het handhaven van de solitaire molens en het opschalen van de beide lijnopstellingen in 2020. Dit komt overeen met het huidige beleid van de gemeente. In Figuur 18 is het effect te zien van de in 2020 opgeschaalde windmolens in de autonome productielijn.
1: Consumptie: Autonome Scenario
1: Productie: Autome scenario
2: Productie: Autome scenario zonder wind
2,0 1,8
Totale energiegebruik (PJ/j)
1,6 1,4 1,2 1,0 0,8 0,6 0,4 0,2 2010
2015
2020
2025
2030
2035
Figuur 18 Effect opschaling bestaande windturbines op DE-productie Zon Met zonne-energie als duurste duurzame bron zal zon mogelijk voor 2020 nog geen dominante rol vervullen. Gelet op de kostprijs van de op deze wijze geproduceerde energie, zal de implementatie voorlopig nog voornamelijk door de hoogte van de subsidies worden bepaald. Wellicht zal zon sneller meetellen in de energiemix als er doorbraaktechnologieën op korte termijn hun intrede doen. Ook zal intrede van elektrisch rijden helpen om zonne-energie te implementeren, omdat dan in concurrentie
31
getreden wordt met de energiekosten van transportbrandstoffen. Dit helpt de economische ontsluiting van zonne-energie. In het autonome scenario wordt uitgegaan van procentuele ontsluiting van het bronpotentieel tot gemiddeld ongeveer 17% en dat is ca. 0,05 PJ/jaar in 2020. Na 2020 mag worden verwacht dat door de omvang van elektrisch rijden, schaarste van energie en efficiencyverbeteringen in 2035 bijna 70% van het bronpotentieel voor zon-PV is gerealiseerd (ca. 0,4 PJ/jaar) .
4.3.2 Intensief scenario Biomassa In het intensieve biomassascenario draagt de gemeente bij aan de vergaande ontsluiting van biomassa door een voorname rol in de integrale coördinatie van de inzet van biomassa te nemen. Een belangrijke taak voor de gemeente in deze is mede de complexe ‘stakeholder’ relaties in kaart te brengen om tot een optimale invulling voor alle betrokken partijen te komen. Gemeentelijke conversie-installaties Deze intensieve gemeentelijke inspanning richt zich vooral op de transitiepaden met (B3) en groen vergistbaar (B4). Voor mest leidt dit tot een ontsluiting van 50% van de capaciteit in 2020, oplopend naar meer dan 80% voor 2030. Voor groen vergistbare stromen wordt verondersteld dat de ontsluiting minder snel zal verlopen, waarbij uitgegaan is van 30% in 2020, oplopend naar meer dan 80% in 2030. Naast de twee bestaande vergistinginstallaties zullen er nog meerdere installaties worden gerealiseerd waarbij het aantal zal afhangen van de gekozen schaalgrootte. Met de vergistinginstallaties wordt ingezet op de productie van groen gas. Regionale oplosrichtingen Voor de andere biomassa transitiepaden streeft de gemeente pro-actief naar de inzet van deze biomassa’s in ‘centrale’ oplossingen door samenwerking met andere gemeenten. Dit vindt plaats op een dusdanige schaalgrootte (verzorgingsgebied) zodat de economisch verantwoorde energieproductieketens gerealiseerd worden. Hierbij is verondersteld dat meer dan 50% ontsluiting in 2020 bereikt wordt en ± 75% of meer rond 2030. Wind In het intensieve scenario vervult de gemeente een proactieve rol in de realisatie van nieuwe windparken (lijnopstellingen). Daarnaast worden de bestaande solitaire windmolens bij agrariërs en de lijnopstelling van Geestmerambacht en langs de Schagerweg opgeschaald. Naast taken in ruimtelijke ordening en vergunningstrajecten draagt de gemeente ook bij in het creëren van draagvlak binnen de gemeente/burgers. In Figuur 19 wordt het effect aangegeven van het nieuw plaatsen van verschillende aantallen windmolens in 2020. Ook het effect van het huidige gemeentelijk windbeleid wordt aangegeven. In het vervolg van de rapportage wordt uitgegaan van een intensief productiescenario waarin 10 nieuwe windmolens worden geplaatst.
32
1: Productie: Intensieve scenario op basis van 10 windturbines
1: Productie: Autonome Scenario
2: Productie: gemeentelijk scenario op basis van 0 windturbines
4: Productie: Maximaal scenario op basis van 28 windturbines
1: Consumptie: Autonome Scenario
2,0 1,8
Totale energiegebruik (PJ/j)
1,6 1,4 1,2 1,0 0,8 0,6 0,4 0,2 2010
2015
2020
2025
2030
2035
Figuur 19: Effect plaatsing verschillende aantallen windturbines op DE-productie Zon Met zon als meest dure bron op dit moment is een intensief beleid kostbaar. In elk geval kan de gemeente zoveel mogelijk zoninitiatieven ontwikkelen op eigen gebouwen en kan bijvoorbeeld de gemeentelijke organisatie elektrisch gaan rijden op eigen geproduceerde zonne-energie. Daarnaast kan de gemeente implementatie bij bedrijven en particulieren stimuleren door aanvullend op landelijke subsidies (SDE), middelen beschikbaar te stellen (met bijvoorbeeld één miljoen euro kan bij een aanvullende subsidie van € 2,5 /Wp uitgaande van 125 Wp/m2 plaatsing van 3200 m2 worden gestimuleerd).
Aardwarmte + warmtenetten In het intensieve scenario streeft de gemeente Harenkarspel naar de implementatie van een collectief warmtenet in Warmenhuizen, Tuitjenhorn (+kerkbuurt), Dirkshorn en Waarland. Deze zijn verbonden met één warmtestation (zie ook paragraaf 3.3.4). Het is verondersteld dat eerst de implementatie van het warmtenet plaatsvindt, in die mate zodat tussen 2015-2020 het aardwarmtestation gerealiseerd kan worden en in 2025 alle aansluitingen zijn gerealiseerd. Voordat uiteindelijk op aardwarmte wordt overgeschakeld is het goed denkbaar dat tussentijdse oplossingen voor de levering van warmte worden gekozen, hetzij nog op basis van fossiele bronnen dan wel andere bronnen van duurzame aard zoals aardgas.
33
De rol van de gemeente Harenkarspel is cruciaal in het realiseren van het bovengeschetste scenario voor aardwarmte + warmtenetten. Het warmtenet kan alleen worden ontwikkeld op basis van een actieve rol van de gemeente. Door als gemeente een overstijgende integrale benadering te kiezen, wordt een zo hoog mogelijke afzet van warmte bij huishoudens en utiliteiten verkregen warbij door optimale afstemming van de projecten de kosten worden geminimaliseerd.
1,4
1,2
Energieproductie (PJ/jaar)
1
0,8
AARDWARMTE WIND ZON
0,6
BIOMASSA
0,4
0,2
0 2010
2015
2020
2025
2030
2035
Figuur 20 Duurzame energieproductie volgens het intensieve scenario
4.4 Gevolgen scenario’s In Figuur 21 zijn de gevolgen voor de diverse scenario’s voor zowel de energieconsumptie als voor de DE-productie weergegeven. De energieconsumptie zal bij het autonome scenario na een initiële toename, op langere termijn afnemen tot ca. 1,6 PJ in 2035. Extra inspanningen van de gemeente (intensief scenario) zullen leiden tot een relatief geringe verdergaande reductie. De productie van duurzame energie zal bij het autonome scenario in 2035 zijn toegenomen tot ca. 0,7 PJ. Het intensieve scenario met een actieve inzet van de gemeente voor de realisatie van het warmtenet en het plaatsen van 10 nieuwe windturbines, tot een DE-productie van ca 1,3 PJ in 2035.
34
Uit Figuur 21 blijkt dat óók op langere termijn, de DE-productie met benutting van de eigen bronnen, niet toereikend is om in de energieconsumptie binnen de gemeente Harenkarspel te voorzien.
1: Consumptie: Autonome Scenario
2: Consumptie: Intensieve Scenario
1: Productie: Autonome Scenario
2: Productie: Intensieve Scenario
2,0 1,8
Totale energiegebruik (PJ/j)
1,6 1,4 1,2 1,0 0,8 0,6 0,4 0,2 2010
2015
2020
2025
2030
2035
Figuur 21: Ontwikkeling energievraag en aanbod duurzame energie in relatie tot gemeentelijke inspanningen De mate van verduurzaming binnen de gemeente Harenkarspel wordt weergegeven in Figuur 22. Hieruit blijkt dat bij gemeentelijke inspanningen volgens het autonome scenario de mate van verduurzaming geleidelijk toeneemt van ca 10% in 2015 tot ruim 40% in 2035. Het intensieve scenario zal kunnen leiden tot ca. 15 % in 2015 en tot ca. 80% verduurzaming in 2035.
35
Autonoom
Intensief
100% 90%
Verduurzaming (Energie)
80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 2010
2015
2020
2025
2030
2035
Figuur 22 Mate van verduurzaming bij het autonome resp. het intensieve scenario. In Figuur 23 wordt voor het intensieve scenario weergegeven in hoeverre voor de diverse producten binnen de gemeente Harenkarspel in de vraag kan worden voorzien door de productie. Uit deze figuur blijkt dat in dit scenario alleen voor de elektriciteitsconsumptie in de eigen consumptie kan worden voorzien. Consumptie
Productie
0,80
0,80
0,70
0,70
0,60
0,60 0,50
ite it ele k
tric
) an de rs
(a ar dg as )
Aa rdg as (
Tr an sp ort b
ele k
tric
) an de rs Aa rd ga s(
(aa rdg as ) wa rm te LT
Ol ied eri v
an sp or t br Tr
wa rm te
ra nd sto ff e n
0,10
ite it
0,20
0,10
ate n
0,30
0,20
ate n
0,40
0,30
2020
Consumptie
LT
0,40
er iv
0,50
Ol ied
Energie (PJ/jaar)
0,90
an ds t of fe n
Energie (PJ/jaar)
Productie 0,90
2030
Figuur 23: Vergelijking tussen de energiemix (gebruik) en DE-productie in 2020 en 2030 op basis van het intensieve scenario.
36
In Figuur 24 is het effect op de netto CO2-emissie weergegeven. De netto CO2-emissie is hierbij de CO2emissie veroorzaakt door het energiegebruik minus de bespaarde CO2-emissie door de opwekking van duurzame energie uit eigen bronnen.
CO2 emissie 140 120 100
kton/jaar
80 60 Autonoom scenario
40
Intensief scenario
20 0 -20
2010
2015
2020
2025
2030
2035
-40 -60
Figuur 24: Effect autonoom en intensief scenario op netto CO2-emissie gemeente Harenkarspel
37
5
Conclusies & aanbevelingen
5.1 Conclusies Het energiegebruik van Harenkarspel bedraagt ongeveer 1,8 PJ/jaar (gebaseerd op kentallen van 2007/2008) met een bijbehorende CO2-uitstoot van ca. 136 kton/jaar. Door de omvangrijke nieuwbouwplannen in het Tussengebied zal het energiegebruik in eerste instantie toenemen maar volgens het autonome scenario zal het gebruik in 2035 dalen tot ca. 1,6 PJ/jaar. De productie van duurzame energie zal in het autonome scenario in 2035 zijn toegenomen tot ca 0,7 PJ/jaar. Door het uitvoeren van aanvullende maatregelen kunnen verdergaande besparingen worden gerealiseerd en kan meer duurzame energie worden geproduceerd. In het intensieve scenario worden in 2035 met onderstaande aanvullende maatregelen verdergaande besparingen gerealiseerd c.q. wordt extra duurzame energie geproduceerd.
Maatregelen
Energiebesparing of opwekking DE In PJ
1
2
3
Verscherpte inzet op energiebesparing in de bebouwde omgeving Aanscherpen energie-efficiency programma in samenwerking met industrie Realiseren
maximale
inzet
biomassa
verbranding/vergassing resp. vergisting
voor
0,04
0.07
0,11
4
Maximaal inzetten op wind
0,25
5
Realiseren warmtenet door middel van aardwarmte
0,27
Bij het geven van invulling aan autonome scenario zal de gemeente Harenkarspel geen volledige invulling geven aan de landelijke doelstellingen voor 2020 van 20% DE-productie en 30% reductie CO2emissie (zie resp. Figuur 21 en Figuur 24). Bij het intensieve scenario kan de gemeente Schagen de landelijke doelstellingen wel realiseren.
5.2 Aanbevelingen Om invulling te kunnen geven aan de afspraken in het Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007 – 2011 is een actieve rol van de gemeente noodzakelijk. Voorbeelden hiervan zijn inzet op energiebesparing in de eigen organisatie (voorbeeldfunctie), in bestemmingsplannen ruimte reserveren voor duurzame energie,
38
inzet op schoner en zuiniger wagenpark, organiseren van doelgroepgerichte communicatie (bijvoorbeeld gericht op particuliere woningeigenaren), het afsluiten van prestatiecontracten met woningcorporaties en bij periodieke vergunningcontroles handhaven op energiebesparing. Voor het uitvoeren van deze acties worden geen aanbevelingen geformuleerd omdat deze onderdeel uitmaken van het autonome scenario. Onderstaande aanbevelingen zijn gericht op het geven van invulling aan het intensieve scenario. Algemeen: •
Binnen de gemeente Harenkarspel zijn de huishoudens verantwoordelijk voor het grootste deel van het energiegebruik. Van het bedrijfsleven zijn de sectoren landbouw en visserij, zakelijk transport en industrie dienstverlening de belangrijkste energiegebruikers. Om energiebesparing binnen de gemeente te realiseren zal de focus voornamelijk op deze sectoren moeten liggen.
•
Voor de realisatie van de ambities van de gemeente is draagvlak nodig bij bedrijven en particulieren binnen de gemeente. Aanbevolen wordt om door middel van intensieve communicatie draagvlak te creëren. Daarnaast wordt draagvlak gecreëerd doordat de gemeente een voorbeeldfunctie vervult (bijvoorbeeld bij nieuwbouw strenge eisen aan de energieprestatie,
het
veelvuldig
toepassen
van
PV-systemen,
het
toepassen
van
energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd die veel langer is dan wettelijk is verplicht, etc.). •
Via voorlichting kan informatie worden gegeven over mogelijkheden om door middel van gedrag het energiegebruik te verlagen. Deze voorlichting kan betrekking hebben op handelingen in en om het huis maar óók op bijvoorbeeld de keuze voor de wijze van vervoer.
Specifieke aanbevelingen om de in 5.1 aangegeven maatregelen te realiseren; maatregelen
Aanbevelingen •
Bij de realisatie van nieuwbouw in opdracht van de gemeente, wordt vanuit de voorbeeldrol energiezuiniger
gebouwd
dan
wettelijk
is
verplicht. •
Voor
de
renovatie
van
bestaande
woningen
worden naast het maken van afspraken met de woningbouwcorporaties
tevens
financiële
instrumenten ingezet. • 1
Inzetten van financiële instrumenten om de
Energiebesparing in gebouwde
energieprestatie van bestaande woningen van
omgeving
particulieren te verbeteren. •
Projectmatige nieuwbouw wordt energiezuiniger gebouwd dan wettelijk is vereist door het maken van concrete afspraken met projectontwikkelaars en/of het inzetten van financiële instrumenten. Daarnaast
worden
afspraken
gemaakt
om
woningen te voorzien van voorzieningen die zuiniger gebruik van energie mogelijk maken (bv. warmwatertappunten t.b.v. (vaat-)wasmachines, gasaansluitingen
t.b.v.
wasdrogers)
en
de
woningen geschikt te maken voor toekomstige
39
plaatsing van bv. PV-panelen. •
Voor de agrarische sector wordt actief ingezet om te komen tot een toenemende energie-efficiency
2
Aanscherpen energie-efficiency bedrijven
•
Voor bedrijven waarvoor de provincie bevoegd gezag is, wordt overleg gestart om te komen tot een planmatige aanpak.
•
De gemeente werkt actief mee aan de oprichting van vergistinginstallaties voor de vergisting van mest en andere daarvoor in aanmerking komende
3
Maximalisatie energiebenutting biomassa
biomassastromen. •
De
inzet
van
overige biomassastromen
voor
energieopwekking wordt geoptimaliseerd. En de gemeente werkt mee aan een regionale oplossing voor het gebruik van deze stromen. • 4
Maximaal inzetten op wind
Bij
de
ontwikkeling
van
RO-plannen
wordt
maximaal ruimte geboden voor het realiseren van windturbines. •
Overgaan tot implementatie van een warmtenet, op basis van de inzet van geothermie. De gemeente speelt hier een stimulerende rol door met de benodigde partijen afspraken over de
5
Realiseren warmtenet op basis van
uitrol te maken. Daarnaast kan de gemeente een
aardwarmte
rol spelen als medefinancier om de aanleg van de benodigde infrastructuur mogelijk te maken. Ten slotte
zal
een
aansluitplicht
in
de
bouwverordening moeten worden opgenomen en zal de vergunningverlening voor de aanleg van het distributienet worden geoptimaliseerd. •
Vooruitlopend op het “economisch omslagpunt”, overgaan tot een versnelde introductie van zon-PV (bijvoorbeeld door aanvullende subsidieverlening en/of centrale inkoop en plaatsing) .
6
Overig (waaronder zon-PV)
•
Vervullen van een voorbeeldrol door vroegtijdige inzet
van
elektrische
gemeentelijke
voertuigen
organisatie
en
binnen tevens
de de
ontwikkeling van de benodigde infrastructuur voor elektrisch rijden stimuleren
40
nd
bo
is Z a hou uw k elij den s kt ,j ac r ht ans po en bo rt sb ou w De lfs Vi ss Op t e o ff en en rij ba wi re nn vo ing orz ien Ind Re u Lo i s ng gie para sb tr ie s-m tie Bo edr i c jv aa on s u uw n en ltij de ijv me e n n Ve rh r vo en d tena eid r t; er, ran ha k op sl a enve nde g e rst l Ve n c rek k rh uu Fina omm i ng r; n Op u en zak ciël e ni ca e ba t ar l ij ke inste ie be die l i n st uu nst gen v r; so erle cv n Ge erz i ng zo ek nd eri he Cu id ltu On ng ur, s- e d er n re cr e we wi js lz i ati jns e; zo ov die rg ns tv e rl
La
Hu
energiegebruik (PJ/j)
Bijlage A Onderverdeling energiegebruik en CO2-emissie
0,80
0,70
0,60
0,50
0,40
0,30
0,20 warmte
elektriciteit
Aardgas (anders)
LT warmte (aardgas)
Oliederivaten
Transportbrandstoffen
kolen
0,10
-
Figuur 25: Energiegebruik naar energievorm en sector
41
42
0,06 4%
0,0 0%
0,02 1%
0,000 0% 0%
0,0 2%
-
PERCENTAGE
0,0 1%
-
0,01 -
TOTAAL
0,0 1%
0,00 -
-
0,00 0,00
Cultuur, recreatie; ov dienstverl
0,00 -
-
0,00
Gezondheids- en welzijnszorg
-
0,01 -
0,01 0,01 0,00
0,03
Onderwijs
0%
-
0,05 0,01 0,01 -
Openbaar bestuur; soc verzekering
0,2 11%
0,02
Verhuur; zakelijke dienstverlening
0,0 1%
0,00
Financiële instellingen
-
Vervoer, opslag en communicatie
0,00 0,16 0,04 0,00
Logies-maaltijden en drankenverstrekking
0,4 22% 0%
0,01 0,01 -
Bouwnijverheid Reparatie consumentenart; handel
0,3 16%
Openbare voorzieningsbedrijven
0,70 38%
-
Industrie
TOTAAL Percentage
0,24 0,35 0,02 0,09
Delfstoffenwinning
Landbouw, jacht en bosbouw
kolen Transportbrandstoffen Oliederivaten LT warmte (aardgas) Aardgas (anders) elektriciteit warmte
Visserij
Zakelijk transport
0,01 0,39 0,01 0,00
Huishoudens
-
0,30 -
VERBRUIK (PJ/jaar)
0,00 0,00 -
0,01 0,00 -
0,54 0,01 0,88 0,19 0,20 0,00
30% 0% 49% 10% 11% 0%
0,0 0%
0,0 1%
1,8
100%
100%
Tabel 2: Energiegebruik naar energievorm en sector
43
Financiële instellingen
Verhuur; zakelijke dienstverlening
Onderwijs
Gezondheids- en welzijnszorg
Cultuur, recreatie; ov dienstverl
TOTAAL
PERCENTAGE
9,0 7 -
-
0,3 2,1 -
1,1 0,8 -
2,7 0,5 1,2 -
1,9 0,9 -
0,2 0,4 -
0,7 1,7 -
-
0,0 0,0 -
0,1 0,1 -
0,7 0,3 -
45 0 50 11 31 -
0 33% 0% 36% 8% 23% 0%
16 12%
0%
2 2%
2 1%
4 3%
3 2%
1 0%
2 2%
0%
0 0%
0 0%
1 1%
137
100%
0,3 1,3 -
-
2 1%
0
Openbaar bestuur; soc verzekering
Vervoer, opslag en communicatie
24 17% 0%
Logies-maaltijden en drankenverstrekking
25 18%
Reparatie consumentenart. handel
55 40%
Bouwnijverheid
TOTAAL Percentage
-
Openbare voorzieningsbedrijven
0,3 21,8 1,4 -
Industrie
Landbouw, jacht en bosbouw
25,3 -
Delfstoffenwinning
Transport
20,2 19,8 1,0 13,9 -
Visserij
Huishoudens Kolen Transportbrandstoffen Oliederiviaten Aardgas (LT warmte) Aardgas (anders) Elektriciteit Warmte
100%
Tabel 3: CO2-emissie op basis van het energiegebruik gegeven in Tabel 2 .
44
Bijlage B
Windkansenkaart Provincie Noord-Holland
45
Bijlage C
Uiteenzetting energietrends
5.2.1 Nationale doelstellingen Het huidige kabinet wil dat Nederland in 2020 één van de meest efficiënte en schone energievoorzieningen van Europa zal hebben. In het werkprogramma Schoon en zuinig14 is beschreven op welke wijze dit wordt gerealiseerd. Het kabinetsdoel is om de emissie van broeikasgassen in 2020 met 30% te reduceren. Dat zal onder andere moeten gebeuren door het verbeteren van de energie-efficiency (2% per jaar) en de inzet van duurzame energiebronnen (20% in 2020). Om deze doelstellingen te bereiken zijn diverse conventanten afgesloten tussen het Rijk en de relevante partijen. Een aantal van deze convenanten zijn: •
Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007 – 2011;
•
Duurzaamheidakkoord Rijk – Bedrijfsleven;
•
Lenteakkoord energiebesparing in de nieuwbouw;
•
Convenant Energiebesparing bestaande gebouwen (“Meer met Minder”);
•
Convenant energiebesparing corporatiesector;
•
Convenant Schone en Zuinige Agrosectoren;
•
Klimaat-/Energieakkoord tussen Rijk en provincies.
Belangrijke onderdelen uit bovenstaande afspraken zijn o.a.: •
Aanscherpen van de energieprestatie-eis voor nieuwe woongebouwen met 25% in 2011 en 50% in 2015 (streven naar energieneutraal in 2020);
•
Aanscherpen van de energieprestatie-eis voor utiliteitsgebouwen met 50% in 2017;
•
Jaarlijks aanpakken van tenminste 200.000 woningen om deze energiezuinig te maken zodat in 2020 in tenminste 2,4 miljoen woningen en utiliteitsgebouwen 30% energie bespaard zal zijn;
•
Het realiseren van een jaarlijkse besparing van 2 resp. 1,5 % op het energiegebruik van de eigen gebouwen resp. de openbare verlichting;
•
Overheden bevorderen het gebruik en de opwekking van duurzame energie o.a. door in bestemmingsplannen ruimte te geven aan de oprichting van installaties voor de opwekking van duurzame energie;
•
Gemeenten gaan vanuit hun rol als bevoegd gezag Wet Milieubeheer voorschriften met betrekking tot energiebesparing handhaven en geven prioriteit aan energiebesparing bij periodieke controles.
5.2.2 Mondiaal gebruik van energie Hoewel de kosten voor energie aan sterke schommelingen onderhevig zijn, zal door een wereldwijd toenemende vraag en gelijktijdig afnemende beschikbaarheid, de kostprijs voor energie uit fossiele
14
VROM (2007) Nieuwe energie voor het klimaat - Werkprogramma Schoon en Zuinig. Ministerie van VROM, Den Haag.
46
brandstoffen toenemen. Hierdoor wordt de toepassing van energiebesparende technieken, maar ook nieuwe efficiënte gebruikerstechnologieën steeds aantrekkelijker. Er zijn verschillende aanwijzingen dat het niveau van fossiel energiegebruik niet veel verder meer zal en kan stijgen dan dat de wereld nu doet. Dit heeft ook consequenties voor de groei van de mondiale economie, die niet verder kan groeien op basis van de beschikbaarheid van fossiele energiedragers, hoogstens door het vergroten van de efficiëntie waarmee deze wordt ingezet. Het is daardoor een aannemelijk scenario dat het nationale energiegebruik van ongeveer 3400 PJ (inclusief energievoorziening) in 2008 gemiddeld gezien niet significant meer zal groeien.
5.2.3 Huishoudelijk energiegebruik Bij de ontwikkeling van het energiegebruik bij huishoudens moet onderscheid worden gemaakt tussen het aardgasgebruik en het elektriciteitsgebruik. Door een verbeterde isolatie van zowel bestaande als nieuwbouwwoningen, neemt het aardgasgebruik voor ruimteverwarming af. De verwachting is dat deze trend zich in de komende decennia voort zal zetten zowel door renovatie van de bestaande woningvoorraad als door verdergaande aanscherping van de EPC voor nieuwbouwsituaties. Het elektriciteitsgebruik vertoont een stijgende tendens. Hoewel veel apparatuur steeds zuiniger wordt (soms afgedwongen bv. op basis van eco-design richtlijn), leidt het toenemende aantal elektrische apparaten tot een toenemend elektriciteitsgebruik15.
5.2.4 Transport De elektrische auto zal een enorme opmars maken16. Dat zal leiden tot een afname in het gebruik van transportbrandstoffen maar tot een toename in het gebruik van elektriciteit. Omdat een elektrische motor efficiënter is dan een traditionele verbrandingsmotor, neemt het totale energiegebruik door deze ontwikkeling af.
5.2.5 DE technologieontwikkeling Bij de technologieën die worden ingezet om het bronpotentieel DE te benutten worden de volgende trends geconstateerd: •
Bij de benutting van biomassa is op dit moment in het algemeen sprake van het direct benutten van de energie-inhoud van de biomassa door rechtstreekse verbranding van de biomassa of de directe verbranding van het uit de biomassa verkregen biogas (omzetting in elektriciteit en warmte). Bij het vergisten van natte biomassastromen is de trend dat het geproduceerde biogas wordt opgewerkt zodat de benutting van de energie-inhoud elders met een hoger rendement plaats kan vinden. Voor de omzetting van houtige biomassastromen wordt de overgang naar de vergassingstechnologie voorzien.
•
Bij zonne-energie zijn twee trends waarneembaar. Voor de huidige toegepaste PV-systemen wordt een verdere verlaging van de productiekosten en een toenemende efficiency gerealiseerd. Daarnaast worden systemen ontwikkeld met lage efficiency maar tevens met zeer lage productiekosten (PV-folie). Beide trends leiden tot bredere toepassingsmogelijkheden en
15
http://www.milieuennatuurcompendium.nl/indicatoren/nl0036-Huishoudelijk-energiegebruik-per-
inwoner.html?i=15-12 16
Elektrisch autorijden – Evaluatie van transities op basis van systeemopties. Planbureau voor de Leefomgeving
(januari 2009).
47
een verdere verlaging van de kostprijs van de opgewekte elektriciteit. De kostprijs voor zonneenergie is eveneens afhankelijk van de toegepaste schaalgrootte (Figuur 26). •
Voor windturbines wordt een toenemende grootte voorzien. Dat betekent dat bij gelijkblijvende ruimtelijke beschikbaarheid het totale vermogen toe zal nemen.
•
De toepassing van geothermie in Nederland maakt een snelle ontwikkeling door. Hierbij is nauwelijks sprake van technologische ontwikkelingen maar wel mogelijke kostprijsverlagingen door leereffecten. Voor de feitelijke realisatie van warmtenetten speelt vanwege de
0,60
60%
0,50
50%
0,40
40%
0,30
30%
0,20
20%
0,10
10%
-
0% 2010
2015
2020
2025
2030
PV rendement (% instraling)
kostprijs zonneenergie (€/kWh)
economische haalbaarheid van deze systemen, de ontwikkeling van de gasprijs een cruciale rol.
8 m2 22 m2 60 m2 elektriciteitsprijs 400 m2 Rendementsontwikkeling PV
2035
Figuur 26: Verwachting ontwikkeling kostprijs zonne-energie ten opzichte van de elektriciteitsprijs.
48
Colofon
gemeente Harenkarspel Klimaatvisie 2012-2020 Opdrachtgever Auteur Bijdrage
: gemeente Harenkarspel : Milieudienst Kop van Noord-Holland : DHV,Frank Weijnen; PHORCYS, Herman Jan Wijnants
-1Klimaatvisie gemeente Harenkarspel 2012-2020 .