Ontmoetingsdag 2015 Kerk en Israël in Arnhem Thema: 'Pesach / Pasen: onopgeefbaar verbonden?' Op 10 maart 2015 organiseerde de Gelderse werkgroep Kerk en Israël haar elfde jaarlijkse ontmoetingsdag, ditmaal in Arnhem. Deze vond, in afwijking van de eerste aankondiging, plaats in de Koepelkerk. In zijn welkomstwoord legde voorzitter Jan Konijn uit hoe het oorspronkelijke plan voor deze dag stap voor stap in duigen was gevallen. Het streven van de werkgroep is elk jaar bijeen te komen in een synagoge. Meestal lukt dat en daar zag het ook dit jaar naar uit. Het zou de sjoel in de Pastoorsstraat worden. Door aanslagen op joodse doelen in o.a. Parijs en Kopenhagen achtte het bestuur van de synagoge extra beveiliging nodig en dat zou veel geld kosten. Men adviseerde een ander onderkomen voor onze ontmoeting te zoeken. Rabbijn Van de Kamp zag hierin aanleiding af te zien van zijn medewerking als gastspreker. Hij wilde niet toegeven aan bedreiging. Voor ons heel vervelend allemaal, maar wie zijn wij? Uiteindelijk treft het onze Joodse landgenoten. Uiteindelijk een klein voorval hier in het Arnhemse, maar wel een signaal voor een wereldwijd probleem, dat al 20 eeuwen een stempel drukt op de betrekkingen tussen Joden en christenen. En daarover gaat het vandaag. Tot overmaat van ramp moest musicoloog Joodse muziek Anton Molenaar wegens ziekenhuisopname verstek laten gaan. Gelukkig slaagde de werkgroep erin op heel korte termijn een alternatief programma samen te stellen. In overleg met de plaatsvervangende gastspreekster rabbijn Tamarah Benima, bleef de titel van het onderwerp ongewijzigd: 'Pesach / Pasen: onopgeefbaar verbonden?' ongewijzigd. Rabbijn Benima mailde: 'Ik zal er wel wat van maken'. Helaas heeft een aantal personen hun deelname aan deze dag afgezegd vanwege de wijzigingen. Dat betreurt de werkgroep, maar afblazen van de bijeenkomst vond zij geen optie. Jan Konijn verwees nog naar de eerste provinciale ontmoetingsdag (6 april 2005), die eveneens in de Arnhemse Koepelkerk plaats vond. Spreker was toen rabbijn Shimon Evers. Jan heeft nooit vergeten waarmee deze zijn verhaal begon. Het kwam op het volgende neer: 'Jullie willen onopgeefbaar verbonden zijn met het volk Israël, maar wat moeten Israëli's daarmee, wat moeten Joden daarmee? Aan Joodse kant, zeker bij jongeren (hij was leraar Hebreeuws aan het Maimonides in Amsterdam) is geen enkele behoefte aan een dialoog met het christendom. Wat moeten christenen met Tenach? Afblijven s.v.p. Die teksten zijn van ons, Joden. Wij bemoeien ons toch ook niet met het Nieuwe Testament? Informatie en voorlichting akkoord, maar daartoe wil ik het graag beperken', aldus kort samengevat, rabbijn Evers. Jan vertelt; 'Ik was helemaal perplex en velen met mij. Het heeft me overigens niet weerhouden om mijn werk voor Kerk en Israël voort te zetten, maar het maakte me wel bescheiden. Van een andere rabbijn willen we wel eens horen hoe daarover nu in Joodse kring wordt gedacht. Ook binnen de PKN is artikel 1 van de Kerkorde immers al jarenlang een heet hangijzer. Dit wat betreft het tweede deel van de titel, 'de onopgeefbare verbondenheid'. 'Pesach / Pasen' staat daar nog voor. We leven in de veertigdagentijd. Christenen zijn op weg naar Pasen, Joden naar Pesach. Er is een link. Jezus vierde als Jood de seidermaaltijd met zijn leerlingen,
vlak voor zijn dood. Wat volgens de evangelisten tijdens deze maaltijd werd gezegd, heeft binnen het christendom geleid tot het avondmaal en de eucharistie en liep uit op Golgotha en Pasen. Voor christenen een hoogtepunt, maar voor Joden vaak een tijd met bijzonder treurige gevolgen'. Vervolgens introduceerde de voorzitter onze gastspreekster rabbijn Tamarah Benima. Zij was de eerste vrouwelijke rabbijn in Nederland, is columnist, publicist, voormalig hoofdredacteur van het NIW en (wat velen niet zullen weten), in haar jonge jaren fysiotherapeute in 'Het Dorp'. Jan Konijn vertelde haar dat wij, gezien haar uitspraak ‘Ik zal er wel iets van maken’ en de genoemd kwalificaties, vandaag veel van haar verwachten. De voorzitter beëindigde zijn welkomstwoord met twee toepasselijke citaten: Een door Henk Vreekamp gebruikte Bijbeltekst uit Zacharia 8:23: 'En dit zegt de HEER van de hemelse machten: Als die tijd gekomen is, zullen tien mannen uit volken met verschillende talen een Joodse man bij de slip van zijn mantel grijpen met de woorden: Wij willen ons bij u aansluiten, want we hebben gehoord dat God bij u is'. (Nieuwe Bijbelvertaling) Het volgende citaat is een gedicht van Henk Vis uit Winterswijk, gedateerd 28 maart 2011. Veertigdagentijd Wat moet ik toch met die veertigdagentijd waarin mijn Christendom zich terugtrekt op verheerlijking van het lijden zich verschuilt in dogmatiek zich mee laat zuigen in het drama rond Jezus van Nazareth joodse jongen Wat moet ik toch met die veertigdagentijd waarin eeuwenlange haat opnieuw gevoed wordt in films en passies waar het bloed vanaf druipt waarin de goede vrijdag eeuwenlang de kwaadste van het jaar werd voor joodse mensen Ik kan er niets mee en dreig het huis te verlaten waarin ik ben groot geworden maar gun mijzelf nog 40 dagen tijd 40 dagen om mij te bezinnen op het leven dat gegeven is in een land dat gegeven is met medemensen die gegeven zijn als tegenover met woorden die het leven heerlijk maken
Vervolgens is het woord aan rabbijn Tamarah Benima. Thema: 'Pesach / Pasen: onopgeefbaar verbonden?' Zij begint met op te merken dat de voorzitter niet heeft vermeld dat zij enige tijd geleden in het blad 'Kerk en Israël Onderweg' de wens heeft uitgesproken dat christenen eens een tijd lang geen commentaar zouden moeten geven op wat er allemaal in Israël gebeurt. 'Maar', aldus rabbijn Benima, 'intussen ben ik toch wat van mening veranderd. Dat heeft ook te maken met het OJEC (Overlegorgaan Joden en Christenen). Ik wil u allemaal uitnodigen volgend jaar, net als ik, naar het OJEC-weekend te gaan. Het is een van de weinige plekken (en misschien wel de enige plek) waar Joden en christenen echt samen sjabbat en kerkdienst vieren. Ik ben ook betrokken bij Sja'ar, de denktank van het OJEC, waarin o.a. ook Henk Vreekamp, Simon Schoon, Eric Ottenheim en Leo Mock zitting hebben. Met hen heb ik natuurlijk gesprekken en een maand of wat geleden verschoof er iets in mij. Ik werd me ervan bewust dat christenen eigenlijk een ander soort Joden zijn, die in de jaren 0 tot 400 een andere richting zijn ingeslagen. Voor mij was de scheiding tussen Joden en christenen niet meer zo sterk als voorheen en zoals ze voor veel Joden nog altijd is. Uit dat gevoel van scheiding komt die wens voort dat christenen eens een tijd hun mond zouden moeten houden. De wrevel erover dat christenen aan de haal gaan met een tekst die 'van ons Joden' is, wordt in mij minder sterk. Dat neemt niet weg dat die er nog steeds wel is. Die aversie komt natuurlijk doordat de zelfkritiek die de profeten over het Joodse volk hebben uitgestort, door christenen eruit genomen is om ons ermee om de oren te slaan. De hele tekst van het Oude Testament met al zijn boeken is nooit geschreven om door anderen gelezen te worden. Het is de manier waarop Joden zichzelf zien. Net zoals andere volken zichzelf als de kern van het universum zien, vinden dat zij een boodschap voor de wereld hebben, dat zij alles hebben uitgevonden en dat ze het beste volk op aarde zijn, zo doen Joden dat ook. Alleen hebben wij de pech dat we zulke goede schrijvers hadden die dat ook nog eens opschreven, in een tijd dat andere volken dat gewoon niet deden. Eigenlijk zouden wij lof toegezwaaid moeten krijgen voor de kritische wijze waarop wij omgingen met onze koningen en onze samenleving, die te horen kregen dat ze het helemaal fout deden. Dat zie je bij andere volken niet gebeuren. En dan dat uitverkoren zijn, of liever aangewezen zijn om een taak uit te voeren, namelijk om een rechtvaardige samenleving in te richten, daar wordt dan gelijk bij gezegd: “Denk maar niet dat jullie iets bijzonders zijn”. Maar zoals gezegd: ik heb er inmiddels meer vrede mee wanneer christenen onze teksten ook als de hunne beschouwen en als ze Israël zien als een bijzonder land, waarmee ook zij een band hebben. Maar ik zal waarschijnlijk ook nog wel vasthouden aan mijn in 'Kerk en Israël Onderweg' geponeerde mening, al was het maar om te voorkomen dat christenen het al te vanzelfsprekend vinden steeds maar kritiek te spuien.
Niet wijken voor bedreiging Ik heb er wel begrip voor dat rabbijn Van de Kamp niet wil wijken voor bedreiging. Er wordt van Joodse kant nogal makkelijk geroepen: “het kan niet, het is onveilig”. Er wordt al sinds 1972
beveiligd. Ja, er kan iets gebeuren, maar is er de laatste jaren nu echt zoveel verslechterd? Er is een heel brede focus op de bangheid van Joden. Er zijn aanslagen geweest in Parijs, in Kopenhagen, in Brussel. Maar het is verwonderlijk dat u niet bang bent, ondanks terreuraanslagen in New York, Londen, Madrid. Er kan wat gebeuren. De vraag is niet of, maar wanneer. Het wachten is niet op een aanslag op een synagoge, of een Joodse school, maar op een aanslag op een gewone school, een universiteit, een treinstation of een popfestival. Wat dit betreft is er geen onderscheid meer tussen Joden en niet-Joden. We zitten in hetzelfde schuitje. Het zou interessant zijn als de media zich ook daarmee eens bezig zouden houden, als ze ook u eens zouden vragen: “Bent u bang? Bent u van plan hier weg te gaan? En waarheen dan?” Zo zie je de absurditeit van die vragen, die op zich wel begrijpelijk zijn, maar toch ook helemaal niet begrijpelijk zijn.
Pesach Laten we het hebben over Pesach. U weet dat aan Pesach een viering verbonden is, thuis of tegenwoordig ook vaak in de Joodse gemeente. Daarbij wordt een maaltijd gehouden waarbij symbolisch wordt gerefereerd aan allerlei aspecten van de uittocht uit Egypte, waarvoor overigens geen enkel archeologisch bewijs bestaat. Dat is helemaal niet erg, zo werkt mythologie nu eenmaal. Ik denk niet dat Martin Luther King er ook maar een moment bij stil gestaan heeft dat de exodus nooit daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Voor hem was het het verhaal van de bevrijding uit de onderdrukking van de zwarte bevolking in de V.S. Voor ons Joden is het nog heel vaak het feest dat iedereen in zijn hart gesloten heeft. Ook omdat je het op allerlei manieren kunt invullen, van super orthodox, tot seculier, lesbisch, homoseksueel en socialistisch. Je kunt het op elke manier invullen die je wilt, als het maar over vrijheid uit onderdrukking gaat. Over uit de kast komen, over bevrijding van arbeiders van de kapitalistische fabriekseigenaren, enzovoort. Joden vieren met Pesach de vrijheid, maar die vrijheid is geen vrijheid in de moderne, super kapitalistische zin: vrijheid om te doen wat je wilt, te eten wat je wilt, te kopen wat je wilt, naar bed te gaan met wie je wilt. Die vrijheid is gekwalificeerd, het is de vrijheid die je nodig hebt om op een bepaalde manier te leven. Het is de vrijheid om onderaan de berg Sinaï te kunnen staan en daar de mitswot, de voorschriften, te ontvangen. De vrijheid is om de taak te kunnen volbrengen die de Eeuwige aan dat kleine kuddetje Joden heeft gegeven. En zoals Mozes vlak voor zijn dood het volk voorhoudt, ze zijn niet te ingewikkeld, er hoeft niemand naar de hemel te klimmen om te vragen hoe je ze moet invullen, en er hoeft niemand naar de overkant van de zee om uit te zoeken hoe het moet. Je kunt het zelf bedenken.
Doortocht door de Rietzee Is er een aspect in de viering van Pesach, in die seidermaaltijd dat ook te maken heeft met veiligheid en onveiligheid? Je kunt je voorstellen dat, afgezien van de vreugde over de bevrijding, het ook een heel stressvolle situatie is geweest. Je staat voor het water, het leger van de farao komt van achteren aangestormd. Wij weten dat de zee droog zal vallen, maar dat wisten de Israëlieten niet. Er is een midrasj (verhalende uitleg) over dat moment die vraagt: “wie gaat als eerste de zee in?” Het is een zekere Nachsan. Hij staat tot aan zijn neus in het water. Hij heeft dus volledig vertrouwen, of hij denkt: “er zit niets anders op”. Op dat moment splijt zich de Jam Suf (de Rietzee). Farao is de laatste die het droge op gaat en hij is ook de laatste die sterft. Het volk danst en zingt intussen aan de overkant van vreugde. Maar het is een getemperde vreugde, want de Eeuwige heeft het volk bestraffend toegesproken. Hij heeft ze erop gewezen dat bij deze actie ook schepselen van hem om het leven zijn gekomen en dat ze daaraan niet achteloos voorbij mogen gaan.
Amelek toen Wat daarna gebeurt, is voor begrip van de Joden in de tegenwoordige tijd van crusiaal belang. Het volk trekt verder door de woestijn en dan valt Amelek de achterste linie van het Joodse volk aan, de plek waar de bejaarden, de zieken en de kinderen voortsjokken. Met deze laffe daad is Amelek niet een gewone vijand. Er worden allerlei soorten oorlog gevoerd en in het Oude Testament beschreven. Het Oude Testament is op zich niet pacifistisch. Tot op zekere hoogte zijn oorlogen acceptabel, of zelfs noodzakelijk, maar ze zijn wel aan regels gebonden. Amelek is door zijn laffe daad de belichaming van het kwaad dat kwaad doet omwille van het kwaad. Amelek vecht niet tegen sterke mannen, tegen strijders, maar valt weerloze mensen aan. Zo staat Amelek voor Joden symbool voor alle vijanden die in de loop van duizenden jaren de vernietiging van het Joodse volk hebben nagestreefd. Ik ben er faliekant op tegen de Joodse geschiedenis te beschrijven als een aaneenschakeling van geleerden en lijden, zoals een bekende Joodse historicus uit eind 19 e eeuw dat doet. Dat klopt gewoon niet, we hebben hier 5 jaar van pure destructie gehad, maar die zijn alweer opgevolgd door 70 jaar waarin niets is gebeurd en er voor zijn er ook eeuwen geweest waarin niets gebeurde. De media berichten uitgebreid over scheepsrampen, oorlogen, terreuraanslagen, enzovoort. Goed nieuws is geen nieuws. Zo hebben ook Joden de neiging alle rampen aan elkaar te klitten en alles wat daar tussenin aan positiefs gebeurde te vergeten. Maar Amelek bestaat. Er zijn mensen die kwaad doen, niet omdat ze op voedsel of water uit zijn, of omdat ze op vrijheid uit zijn. Ze doen kwaad om het kwaad zelf. Het Westen is decennia te laat met in te zien dat ons wereldbeeld niet helemaal in overeenstemming is met de werkelijkheid. We hadden misschien ons leger toch maar niet moeten afbouwen en hadden toch beter onze hoop niet alleen op scholing en ontwikkelingshulp moeten stellen.
Amelek nu In de Pesach-haggada wordt Amelek genoemd. Het Joodse volk vraagt daarin aan de Eeuwige Zijn toorn uit te storten over iedereen die Jakob heeft verslonden. Ik houd daarvan omdat ik het goed vind dat wij niet zelf wraak nemen, maar de Eeuwige vragen dat te doen. Het geeft weer connectie met de realiteit. In het lijstje dat je dan ziet, staan de kruistochten en de pogroms vermeld die, ik kan niet anders zeggen, gedaan zijn door christenen. Je kunt zeggen dat de nazi's een seculiere vorm waren van sociaal darwinisme, maar zonder het christelijk antisemitisme zou de moord niet hebben plaats gevonden. Dat betekent ook dat wij Joden ons terdege realiseren dat zonder hulp van christelijke helpers de overlevenden het niet gered zouden hebben. Dat geeft ons een dubbel gevoel: enerzijds voel je dank en respect tegenover de christelijke helpers, anderzijds zijn de christenen en de kerken pas na de Shoa tot bezinning gekomen. En misschien zouden ze helemaal niet tot bezinning zijn gekomen zonder de oprichting van de staat Israël. Voor veel christenen was het zien van een Joodse maatschappij een eyeopener: “ik ben ermee opgegroeid dat ze er eigenlijk niet meer toe deden en nu doen ze er wel toe, en wat nu?” Ik denk dat de schok van de Shoa en vooral de stichting van de staat Israël een enorme verandering teweeg hebben gebracht in de Joods-christelijke relaties. Overigens is er nu toch weer een kentering in die Joods-christelijke relaties, omdat we geconfronteerd worden met de vraag hoe om te gaan met de moslims.
Joden en moslims Er zijn volgens officiële bronnen ongeveer 50.000 Joden in Nederland. Nou, ik help het je hopen, want ik kom ze niet tegen. Het is in elk geval inclusief 'vaderjoden' (die volgens de orthodoxie geen
Joden zijn), gemengd gehuwden, Israëli's die in ons land verblijven en Joden die nog steeds ondergedoken zijn en met het Jodendom niets te maken willen hebben. Hoe dan ook: er zijn twintig maal zoveel moslims als Joden in ons land. Joodse aanwezigheid zie je niet meer, behalve als je ergens een politiebusje ziet staan en je denkt: daar zal wel een Joodse school zijn. Aan de andere kant dwingt de aanwezigheid van moslims tot de vraag: “ Wat nu?” En dat zou op zich niet nodig zijn als ze zich als de Chinezen zouden gedragen en helemaal in hun eigen wereld zouden leven en eventueel niet eens Nederlands zouden spreken, geen bijstand zouden vragen, geen vertegenwoordiging in het parlement zouden hebben. Maar zij willen de integratie en wij willen de integratie en dat lukt niet altijd even goed. En dat schept een probleem. En dat moeten we oplossen. Daardoor is ook de interesse in de Joods-christelijke relaties erg veranderd. Onlangs heb ik in Amsterdam voor het OJEC gesproken. Mij was gevraagd te reflecteren op de relaties Jodendom – christendom, Jodendom – islam en christendom – islam. De metafoor die ik toen heb gebruikt is die van ' thuis’. Dat past ook bij Pesach: je gaat van een plek waar je niet thuis bent naar een plek die je thuis moet worden. De eerste veertig jaar komen ze daar niet en de eerste generatie sterft zelfs in de woestijn. Naar huis gaan kan dus een hachelijke tocht zijn en dan is het ook eigenlijk voor Joden een thuis waar je nooit aankomt. Ik weet niet hoe het voor christenen vanwege hun verbinding met Jezus is: voelt u zich overal thuis omdat u overal Jezus in uw rugzak of broekzak of onder uw pet hebt zitten? Ik weet het gewoon niet. Maar Joden zijn door hun geschiedenis, maar ook filosofisch en theologisch eigenlijk niet thuis. Mensen zijn natuurlijk in het algemeen niet thuis, omdat ze van de Hof van Eden, het Paradijs, naar het Paradijs op weg zijn. Iedereen moet de relatie met het goddelijke zien te verwerkelijken, zien te herstellen en ik denk dat er maar weinig mensen zijn die dat echt lukt. Ligt het verschillend voor Joden en voor christenen? Ik weet het niet. Maar in elk geval koos ik voor 'thuis' omdat ik zelf pas op mijn vierentwintigste in Israël voelde dat ik thuis was en me daarvoor in Nederland nooit bewust was geweest dat ik me er niet thuis voelde. Toen ik twaalf was, was ik vast van plan later naar Israël te gaan of naar Amerika. Pas in Israël voelde ik me thuis. Plus, ik heb nu weer een appartement in Berlijn. Je kunt je afvragen: wat doet een Jodin nou in Berlijn, maar ik voel me daar thuis en de laatste jaren wat meer dan in Nederland. Dus voor die OJEC-conferentie heb ik 'thuis' als metafoor gebruikt. En er is nog een andere reden. Als mensen bij me komen en vertellen dat ze graag Joods willen worden, vraag ik ze waarom. Dan zeggen ze vaak: “Omdat ik me er thuis voel. De eerste keer dat ik in Israël was, voelde ik me thuis, de eerste keer in sjoel voelde ik me thuis”. Waar gaat dat over?
Thuis: veilig – verbonden – begrepen – geliefd Op de website van Tiny Buddha vond ik een definitie van ‘thuis’. Thuis is waar je je veilig voelt, je verbonden voelt, je begrepen voelt en je geliefd weet. Dat is heel interessant. Daar gaan we het over hebben.
Veilig Voelt u zich veilig met Joden? Want ik kan wel zeggen: “Jezus is niet de messias, het is gewoon een onzinverhaal”, maar zo kras zeg ik het meestal niet. Of ik zeg: “de hele beschrijving van de kruisdood van Christus, daar heeft Bob Smalhout een medisch verhaal aan gehangen dat bijna net zo
afschuwelijk is als de youtube-filmpjes van ISIS. Ik vind dat eerlijk gezegd theologische pornografie”. Ik bedoel daarmee dat je alleen maar betekenis kunt toekennen aan een moord als je er in ruimte en tijd van verwijderd bent. Er zijn nu mensen die zeggen: “de Sjoa heeft geleid tot stichting van de staat Israël, dus het heeft dus toch iets goeds opgeleverd”. Maar zoiets kun je alleen zeggen vijftig jaar na dato, als je niet gewoon bij de stapel lijken staat. En zou je ook gezegd hebben: “Jezus is voor mijn zonden gestorven”, als je zelf onder aan dat kruis de man had zien sterven? Dat is wat ik bedoel. Pornografie doet ook altijd een stap achteruit. Je ziet andere mensen allerlei dingen doen die je zelf nooit zou doen, die je alleen maar prettig of interessant kunt vinden omdat je zelf niet in die situatie zit. Maar als ik dat soort dingen zeg, hoe voelt u zich dan? Voelt u zich veilig bij mij? Of zegt u: “nou, je zegt nu toch wel even dingen waar ik helemaal niets mee kan! Je geeft me wel even een schop tegen mijn hart waarvan ik helemaal naar word”. Maar u hebt van mij niets te vrezen, denk ik, zoals moslims ook niets van Joden te vrezen hebben, want ik weet dat wij ze buiten Israël en Gaza niet zullen aanvallen. Maar weten zij dat ook? Ongeveer twee op de drie moslims gelooft dat ISIS een zionistisch complot is om de islam in een slecht daglicht te zetten, Ook twee op de drie moslims denkt dat 9 / 11 door de Mossad is veroorzaakt, dus zij hebben beelden van Joden die niet stroken met de werkelijkheid. Zij voelen zich kennelijk onveilig. Voel ik me veilig met christenen? Ja, nu wel. Ik weet dat ik van christenen niets te vrezen heb. Maar Pesach / Pasen: vroeger was uitgesproken Pasen met het proces tegen Jezus, zijn doodstraf, het verraad van Judas, bij uitstek het moment, vooral in Oost Europa, om het geweld tegen Joden los te laten barsten. Joden sloten zich op in hun huizen tot Pasen weer voorbij was. Dus nu voel ik me veilig bij christenen, maar er zijn tijden geweest waarin in dat niet gekund zou hebben. Voelen moslims zich veilig bij christenen? Daarover kunt u meer vertellen dan ik, maar ik denk eigenlijk van niet. Anders zouden ze niet dat probleem hebben met zich steeds te moeten verantwoorden voor wat andere moslims doen. “Waarom wordt van ons iets anders gevraagd dan van een ander?” Ik ben heel nieuwsgierig naar uw bevindingen, naar uw gevoelens. Voelt u zich veilig bij moslims? Waarschijnlijk wel met de moslims die u kent, maar hoeveel kent u er? De PVV moet zijn stemmen niet hebben van Joden, maar van veel christenen en voormalige christenen. Hoe veilig voelen christenen zich dan bij moslims?
Verbonden Het thema van de PKN: de onopgeefbare verbondenheid met het Joodse volk. Ik heb geen idee wat dat betekent, te meer niet omdat daar dan ook nog op volgt dat het te maken heeft met de komst van de messias. En misschien weet u het niet, maar rabbijnen zeggen voortdurend tegen Joden: ' Daar hebben we het even niet over. Als de messias komt en je bent net een boom aan het planten, dan maak je eerst dat karwei af. Ze zijn ook heel beducht voor messiaanse stromingen, omdat ze elke keer de Joodse samenleving ontwrichten. We hebben natuurlijk met Jezus slechte ervaringen over zijn messiasschap, maar we hebben elke keer messiassen, er is zelfs een messias syndroom van mensen die naar Jeruzalem trekken en dan bij de Klaagmuur als bij blikseminslag ervaren dat zij de messias zijn. En eens in de zoveel eeuwen hebben we weer een Joodse messias die het toch weer niet blijkt te zijn. De rabbijnen hebben de opvatting dat als de messias echt komt we het dan wel zullen merken. Aan de andere kant heb je het ' tikoen olam' , het verbeteren van de wereld, waarbij elke uitvinding van een geneesmiddel een stap in de richting is van het naderbij brengen van de messiaanse tijd.
Maar die onopgeefbare verbondenheid me het volk Israël? Wie bedoelen ze? Bedoelen ze mij? Bedoelen ze de Israëli's? Wie precies en wat betekent dat dan? Is er een permanente collecte voor de beveiliging van synagoges? Of van scholen? Of gaat het om een inzameling voor Sabeel die ook weer op hun eigen manier met het verhaal vandoor zijn gegaan? Betekent het dat ze verplicht zijn kritiek te uiten op de Israëlische politiek, omdat ze vinden dat het Israëlische volk alleen maar beschermd kan worden als het conflict wordt opgelost? Of betekent het dat ze zeggen: “Jongens, we vertrouwen erop dat jullie het zelf kunnen oplossen”? Ik zou het niet weten. Is er, in het kader van 'zich thuis voelen', verbondenheid met christenen door Joden? Ik denk niet dat het op die manier leeft in de Joodse mind. Natuurlijk hebben we als Joden heel veel contacten met christenen. Leraren, buren, sportmaatjes, etc. Maar ik denk niet dat het op dezelfde manier in het Joodse bewustzijn leeft als bij christenen, althans bij de PKN, bij degenen bij wie dit artikel 1 van de Kerkenorde leeft. Voelen christenen zich verbonden met moslims? Voelt u zich op dezelfde manier verbonden met moslims als met Joden, of niet? En moslims met christenen? Ik weet het gewoon niet. Ik denk het eigenlijk niet, maar ik weet het niet echt. Verbondenheid ontstaat uit gemeenschappelijke ervaringen. En die zijn er heel weinig en dat komt simpelweg door de verschillen in aantallen. Ik kan bijvoorbeeld, al zou ik het willen, heel moeilijk mensen meenemen naar de synagoge. Een van mijn gemeenten in het Noorden heeft 35 leden en 15 kinderen. Daarvan komen er twintig en dan is het sjoeltje vol. Maar als ik er twee of vier bezoekers bij heb, dan voelt het al als op een opgeprikte visite. Dus kan het niet en sluit het ook verbondenheid door gedeelde ervaringen uit, behalve dus op het OJEC-weekend. Daar kan het dan weer wel. Terwijl ik heel veel ervaringen heb met christelijke diensten op allerlei manieren. Ik zing moeiteloos “Er ruist langs de wolken”, want dat zong ik met mijn moeder die het zong met haar moeder, die van christin Jodin was geworden, ik heb veel kerkdiensten en missen en ook christelijke begrafenissen bijgewoond, ik hoef de radio maar aan te zetten en ik wordt ondergedompeld in een christelijke muziekcultuur op radio 4. Er is dus een onevenwichtigheid in die verbondenheid doordat je bijna niet samen ervaringen kunt hebben terwijl dat wel zou moeten. Ik vraag me zelfs af of ik diensten moet gaan houden voor niet-Joden en dan iedereen die Joods wil worden gelijk zeggen dat we die mogelijkheid niet hebben, maar dat je wel alles mee kunt maken wat er mee te maken valt. In de synagoge is daar namelijk geen mogelijkheid voor.
Begrepen Om je thuis te voelen, moet je je ook begrepen voelen. Ondanks die onopgeefbare verbondenheid wil het daaraan nog wel eens schorten. Dat komt ook omdat het erg moeilijk is om te begrijpen wat Joden hebben meegemaakt. Ik heb in mijn boek ‘Een Schaap Vangen' geschreven dat ik een telefoontje van iemand kreeg die zei: ' Het wordt nu toch wel eens tijd dat de Joden gaan leven (en dus niet meer zo met die oorlog bezig zijn). Dat was in of omstreeks 1995, dus zo' n 20 jaar geleden. Ik antwoordde: ”Dat is goed, maar als u nu neerlegt dan moet u een lijst maken van al uw familieleden en dan streept u er vier van de vijf weg. Als u dat hebt gedaan, belt u me terug en vertelt mij hoe dat moet”. Maar het gaat niet alleen om je familieleden, maar zeker ook over je buren. Ik woon in Amsterdam in een straat waar voor de oorlog de helft van de huizen door Joden werd bewoond. Nu ben ik de enige en ik heb geen kinderen en geen man. Verder heb ik alleen een zusje en een nichtje. Zoiets is voor buitenstaanders eigenlijk niet te bevatten.
Maar begrijp ik christenen? Ik zou het niet weten, maar ik denk van wel, maar waarschijnlijk toch niet, want begrijpen gaat ook over iets wat fundamenteel voor jou is en er is natuurlijk altijd een stukje van het christendom, dat allerlaatste stukje, Jezus die het brood is, de matze van de seidertafel, Jezus die het bloed is, wat de wijn op de seidertafel is. Ik begrijp daar echt helemaal niets van. Alleen dat bloed al! We mogen helemaal geen bloed eten of drinken. Het is natuurlijk maar een symbool, maar het idee dat je dit gebruikt als symbool. Waar gaat dit over? Er is altijd een stuk dat ik niet kan volgen, ook al sta ik voor een crusifix in een Catalaanse kerk en ik denk: “ik wou dat ik christelijk was, want ik vind dit zo prachtig”, of ik ben in het museum in Praag en ik zie allemaal prachtige madonna' s met kind en denk: “o, ik zou er wel een willen stelen”, of ik kom in de Sint Jan van Den Bosch en zie die schitterende madonna in een veld van rozen en denk: “waauw!” Maar er blijft een stukje wat ik niet snap, want ik ben niet christelijk. Ingewikkeld hoor. Maar misschien hoef je het ook niet zo goed te begrijpen om je thuis te voelen.
Geliefd Je geliefd weten, het laatste thema van je thuis voelen. Voel ik mij geliefd door christenen? Ja, bijna altijd wel. Maar kunnen christenen zich geliefd voelen door mij? Dat kan ik me eigenlijk niet voorstellen eerlijk gezegd. Ik heb het over de holocaust, de pogroms, mijn visie op Jezus, dan kan ik me haast niet voorstellen dat jullie je geliefd voelen door mij. Voelen moslims zich geliefd door christenen? Voelen christenen zich geliefd door moslims? Volgens mij is dat allemaal wel een beetje kapot. Maar het is wel belangrijk om je geliefd te voelen, heel belangrijk.
Een oplossing Alle vier begrippen: geliefd, begrepen, verbonden en veilig, maken dat je je thuis voelt bij elkaar en ik denk dat dat een model zou kunnen zijn om te komen tot een oplossing: -
als ik kritiek heb op christenen, kan ik me dan wel een beetje inhouden? als ik kritiek heb op Israël, houd ik er dan wel rekening mee dat Joden zich hier wel thuis moeten voelen? Of dat Joden in Israël zich daar thuis moeten voelen op de plek waar zij nu zijn? Houd ik daar rekening mee?
Het is een soort van maat die ik kan hanteren. Ook een maat waarbij je kunt zeggen: “Goed, we hebben verschillende tradities, Pesach is iets anders dan Pasen”. In hoeverre kun je je rituelen zover herinterpreteren dat je met de levende ander door één deur kunt, zodat ik niet bij de ander, bij christenen, denk aan Amelek; zodat u met Pasen niet bij de figuur van Judas denkt aan Netanyahu, (fout voorbeeld?) of een andere Jood die u verafschuwt; Kortom, het gaat erom dat je niet in die groef schiet waardoor je niet de verbinding en het begrip zoekt. Zoek dus naar de overeenstemming! -0-0-0-0-0-0-0 Vervolgens bedankt Floor Barnhoorn rabbijn Benima voor haar interessante lezing en is er kort gelegenheid voor de zaal om vragen te stellen.
Joods leven in Arnhem Voor de lunch vertrekt het gezelschap te voet naar Restaurant Dudok. Om 13.30 uur start het middagprogramma. Wim de Zeeuw leidt het in. Hij memoreert dat zelfs dit deel van het programma moest worden aangepast. In plaats van de heer D. Meijer zal de heer Kellerman, bestuurslid van de sjoel, ons iets vertellen over het Joodse leven in Arnhem. Hij geeft o.a. les aan schoolkinderen in de sjoel. De heer Kellerman vertelt: 'In 1237 is er in Arnhem voor het eerst sprake van Joods leven. Joden moesten zich onderscheiden van niet-Joden door het dragen van een punthoed. Dat weten we omdat een zekere Isak de Jude in het gemeentebestuur kwam en hij een zegel had met drie hoeden daarop. Dat was een teken dat hij van Joodse afkomst was. Ook op de vlaggetjes die bij koosjere slagers op het vlees stonden, moest altijd een hoed zijn afgebeeld. Joden mochten geen ambacht uitoefenen, de gildes stonden dat niet toe. Ze werden zo praktisch gedwongen in het bankwezen of de handel te gaan. Ook werden ze vaak arts of jurist. Jonas Daniël Meijer Eén die dat deed was Jonas Daniel Meijer. Een wonderkind. Een kleinkind van zijn grootvader, meneer Cohen uit Amersfoort. Cohen had destijds zo ongeveer de hele tabakshandel in handen. Dat was gouden business. Tot voorbij Rhenen kun je nog altijd tabaksschuren vinden. Tegen zijn kinderen zei Cohen: 'Ga overal in het land wonen, dan kunnen we daar depots voor de tabakshandel vestigen en van daaruit de klanten bevoorraden'. Tegen zijn schoonzoon meneer Meijer zei hij: 'Gaan jullie in Arnhem wonen'. Dat heeft Meijer gedaan, hij heeft er een stuk grond gekocht om een huis te bouwen. Dat gaf nog een hoop trammelant met de katholieke kerk, want op die grond lag een begraafplaats en die moest dan geruimd worden. De Arnhemmers pikten dat niet en kwamen in opstand. Uiteindelijk is de bouw toch doorgegaan, op de plek waar nu de sjoel staat. Hoe is het mogelijk, een sjoel in de Pastoorsstraat! (In Nijmegen staat de sjoel trouwens aan de Nonnenkenssteeg). Meijer heeft thuis les gehad, want er was geen openbare school, het was in de napoleontische tijd. Al op zijn twaalfde jaar gaf hij zijn docenten les in Grieks en Latijn. Hij is toen naar Leiden gegaan en op zijn zestiende was hij advocaat. Hij is nooit meer naar Arnhem teruggekomen. Zijn vader is overleden en hij is toen met zijn moeder naar Amsterdam verhuisd en daar heeft hij eigenlijk zijn glorietijd beleefd. Hij heeft toen voor de emancipatie van het Joodse volk heel veel gedaan. De Joden waren straatarm, althans de asjkenasi, de Joden uit het oosten van Europa. De sefardi, de Joden uit het zuiden, waren in het algemeen redelijk tot heel rijk. De asjkenasi, waartoe Meijer zelf ook behoorde, waren in het algemeen dus arme mensen. Meijer heeft aangetoond dat het Joodse volk niet per definitie slechter en misdadiger was dan niet-Joden, maar dat het in verhouding lag en dat het bij Joden dan voornamelijk ging om lichtere vergrijpen, zoals diefstal en niet om moorden en dergelijke. Hij heeft heel hard voor de Joden geknokt en daar zijn we hem nog altijd dankbaar voor.
Groei Op de plaats waar nu de sjoel is, stond dus Meijers geboortehuis. Dat was niet de eerste sjoel, er zijn er nog 3 of 4 ervoor geweest, maar dat waren meer huissjoels. We waren toen geen hoofdsynagoge,
die was gevestigd in Nijmegen. Daar woonden meer Joden dan in Arnhem, totdat de Joodse gemeente in Arnhem explosief groeide en de opperrabbijn zijn zetel naar Arnhem verplaatste. Arnhem werd verantwoordelijk voor de Joodse gemeenten in de regio. We gingen toen een rustige periode in, veel beter dan de situatie in Oost en Midden Europa. Er volgde een tijd waarin wij ons redelijk konden ontwikkelen. De kinderen van die immigranten gingen vaak al naar de Mulo en hun kinderen bezochten zelfs de HBS. Tegenwoordig heeft een groot deel van de Joden gestudeerd. Hoe dat komt? Omdat het een van de eerste opdrachten is die het Joodse volk meekreeg. Toen ze bij de Sinaï de Tien Woorden kregen, ontvingen ze tevens de schriftelijke en de mondelinge Tora. De kinderen moesten al in de woestijn, zo'n 3500 jaar geleden, vanaf hun zesde jaar naar school. Dat is in de geschiedenis van enorm belang geweest. Als er in Oost Europa een pogrom was en je moest huis en haard verlaten, dan was kennis het enige wat je mee kon nemen. Die kennis kon niemand je afnemen en daarmee kon je dus overal ter wereld opnieuw beginnen. Leren is bij Joden nog altijd van heel groot belang. Sommigen noemen het 'lernen', maar dan heb je het meer over studie van de Tora. De oorlog We hebben hier in Arnhem de periode '40 – '45 gehad. We begonnen die jaren met ongeveer 2000 Joodse mensen, ongeveer, want het aantal stond niet vast omdat er niet meer werd bijgehouden wie er uit Duitsland kwam. Men meldde zich bewust niet bij de autoriteiten uit veiligheidsoverwegingen. Van die ongeveer 2000 zijn er 1200 vermoord. Dat is iets waar we nog steeds mee leven. Dat is niet een cijfer, maar het zijn 1200 mensen. Van de 800 die naar Arnhem terugkwamen, wilden er heel veel niet meer hier blijven en zijn geëmigreerd, vooral naar Palestina (zoals het toen nog heette) en naar de Verenigde Staten.
Na de bevrijding Tot op heden hebben w de sjoel draaiende kunnen houden. We hebben per dienst 10 mannen boven 13 jaar nodig. Die krijgen we zo nu en dan met moeite bij elkaar. Geen wonder dus dat we heel gelukkig zijn dat we dit in Arnhem nog hebben. Heel veel plaatsen om ons heen hebben dat niet meer. We hebben een kast waarin 14 torarollen staan. En als ik de arke voor de kinderen open doe, dan zeg ik: ”hier staat onze trots en onze ellende”. De onderste 3 rollen zijn van de gemeente Arnhem, de overige 11 zijn van omringende gemeenten, zoals Zevenaar, Varsseveld, Aalten, Apeldoorn. Als wij een torarol niet meer gebruiken omdat hij niet meer koosjer is, dan mogen we hem niet in de kliko gooien, maar dan moeten we hem begraven, net als een mens. Wij doen dat niet, wij hebben ze in die kast gezet als een herinnering aan al die mensen die zijn omgekomen rondom ons heen. Als ik dat bij een rondleiding in sjoel vertel, gaat er een blik bij die mensen open van: “ja, eigenlijk is het zo”. Met kinderen ga ik niet over de oorlog praten, maar over Joodse gebruiken en dergelijke. Maar het is wel een gegeven dat je deze dingen meedraagt elke dag, het is nooit bij ons weg. Wij leefden vaak meer met het verleden dan met de toekomst. Dat veranderde met Israël. Ik weet nog goed, vlak na de bevrijding op de Kippenmarkt, (vlakbij de Eusebiuskerk), stond het schoolgebouw van de Joodse Gemeente Arnhem en Gelderland. De school telde 6 lokalen. Het gebouw is nooit meer gebruikt. We zaten met z'n twaalven bij de chazan en kregen Joodse les. Er was een lokaaltje en dat was de sjoel. Het wonder gebeurde, op zeker moment komen er militairen binnen. Het was zo na de oorlog niet prettig een militair te zien, maar dit keer was dat anders. Die militairen hadden op hun arm een magen david (een davidsster). Het was de Joodse brigade. (Later werd de Joodse brigade het Israëlische leger.) Wij waren 7, 8, 10 jaar oud, we zagen die soldaten en dachten: “o, zo kan het ook!” We pikken het niet langer om afgeslacht te worden, we vechten terug. Dat gaf een geweldige power
aan degenen die dat zagen. Velen besloten naar Israël te gaan om in de kibboetsiem het land op te bouwen. Dat betekent wel dat we hier nu met nog maar een schamel aantal leden zitten. We hebben geen Joodse school meer, we hebben eigenlijk helemaal niets meer, alleen de sjoel nog. Is dat deprimerend? Ja een beetje wel. Aan de andere kant: in Amsterdam zijn nog duizenden mensen met zeven, acht sjoels. Een Joods gezin met kinderen kan daarheen gaan, er zijn sjoels, scholen, verenigingsleven, enzovoort. Tot slot: Vanmorgen hing ik in de Kerkstraat dit bord op met de mededeling dat de bijeenkomst niet in de sjoel maar hier zou zijn. Er komt een winkelier naar me toe en vraagt: ”Meneer Kellerman, wat bent u aan het doen?” En ik antwoordde: “Ik hang een bord op als getuige van de geschiedenis¨. Ik hoop dat u mij begrijpt: dat we weer een bord moeten ophangen dat de sjoel niet mag worden gebruikt waarvoor hij bedoeld is, dat we weer moeten uitwijken. Als iemand een bel heeft, laat die bel rinkelen. We gaan heel moeilijke tijden tegemoet. Ik las vanmorgen dat er in Amstelveen een winkelruit weer beplakt was met een jodenneus met een streep er doorheen. Een afbeelding uit het begin van de Hitler-periode werd weer opgeplakt. En ik moest weer een briefje ophangen dat we de sjoel niet mogen gebruiken zoals we bedoeld hadden. Mijn grootvader zei: “er kan niets gebeuren, de Duitsers zijn heel fatsoenlijke mensen, ze hebben grote geleerden voortgebracht, dichters, schrijvers, componisten. Waar praat iedereen over? Ik ga gewoon naar mijn kinderen in Polen”. Ze wilden het niet geloven. Wij zijn er nu bij, wij hebben het meegemaakt. Blijkbaar geloven we het nog steeds niet. Sorry, dat ik het in een depressieve stemming moet beëindigen, maar ik kan helaas niets anders, het is de realiteit. Ik krijg nu een slot op mijn mond en kan geen vragen van u beantwoorden< U hebt mijn emailadres, stuur daar uw vragen heen en u krijgt antwoord van me. Ik wens u verder een heel fijne dag toe en ik hoop dat volgend jaar weer alles in de sjoel kan gebeuren. 0-0-0-0-0-0-0 Na het dankwoord van Wim de Zeeuw aan de heer Kellerman is het tijd voor ontspanning.
Joodse muziek, waaronder klezmer Vader en zoon Samuel en Marc Golub spelen voor ons een rijke schakering aan Joodse muziek, waaronder klezmer. Samuel speelt klarinet en Marc piano. De echtgenote van Samuel geeft tussendoor toelichting op de teksten, soorten en bronnen van de diverse nummers. Deze Joodse familie komt oorspronkelijk uit Oekraïne en woont nu in Aalten. De bevlogen wijze waarop beide musici de muziek ten gehore brengen, is een lust voor oog en oor. Het staande applaus na het concert van een uur is dan ook meer dan verdiend. Het is een mooi besluit van een heel interessante en geslaagde ontmoetingsdag, waarvan de voorbereiding helaas zo moeizaam is verlopen. Eind goed, al goed.
Tekst: Hans de Boer
Foto's: Wim de Zeeuw