Academiejaar 2008‐2009
Opleiding Handelswetenschappen
Oninbare facturen: Is het voorkombaar en is er nog hoop?
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Voorwoord
In de huidige economische crisis proberen veel ondernemingen het hoofd boven water te bieden. Ze willen meer verkopen maar door de crisis dienen ze een groter vertrouwen te hebben in hun afnemers. Ze weten niet zeker of hun afnemer nog steeds solvabel is en of hij de factuur wel degelijk zal betalen. Om het vertrouwen in het ondernemingsleven te behouden, kijken we naar de mogelijkheden die de onderneming heeft om toch nog de inning van zijn factuur te verkrijgen. We bekijken hiervoor verschillende pistes zoals het opstellen van een eigen krediet‐ en incassobeleid, het beroep doen op incassobureaus, factoringmaatschappijen en op kredietverzekeraars. In dit werk hoop ik de lezer een duidelijker beeld te geven van wat zijn mogelijkheden zijn om alsnog betaling te verkrijgen. Extra dank aan Dhr. Rudy Aernoudt die optrad als mijn promotor en mij eveneens op weg zette voor dit werk. Alsook dank aan Dhr. Ortwin Volcke, hoofd marketing en business intelligence van Nv. Crion die me informatie verschafte over het debiteurenbeleid in de praktijk.
Page | 2
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Academiejaar 2008‐2009
Opleiding Handelswetenschappen
Inhoudstabel VOORWOORD ............................................................................................................................................... 2 INHOUDSTABEL ............................................................................................................................................. 3 SITUERING IN DE MARKT ............................................................................................................................................ 4 1.INLEIDING ........................................................................................................................................................... 5 2.EEN AANTAL VOORDELEN VAN UITSTEL VAN BETALING .................................................................................................. 6 3.HET GEVOERDE BELEID ........................................................................................................................................... 7 4.HET KREDIETBELEID ............................................................................................................................................... 8 A.De kredietvoorwaarden .............................................................................................................................. 8 1)De krediettermijn ..................................................................................................................................................... 9 2)Korting voor contante betaling ............................................................................................................................... 11
B.Achterstandspercentage ........................................................................................................................... 13 C.De insolventieanalyse ................................................................................................................................ 13 1)Het Altman insolventie model ................................................................................................................................ 14 2)Het model Ooghe‐Verbaere ................................................................................................................................... 16
5.HET INCASSOBELEID ............................................................................................................................................ 18 A.De omloopsnelheid van de debiteurenvorderingen .................................................................................. 20 B.Dubieuze‐debiteurenpercentage ............................................................................................................... 20 6.INCASSOBUREAUS ............................................................................................................................................... 21 7.FACTORING EN FACTORINGMAATSCHAPPIJEN ............................................................................................................ 22 A.Inleiding ..................................................................................................................................................... 22 B.Factoringmaatschappijen .......................................................................................................................... 24 C.Factoringskosten ....................................................................................................................................... 26 D.Populariteit van factoringmaatschappijen ............................................................................................... 26 8. DE KREDIETVERZEKERING ..................................................................................................................................... 28 A.De rol van de kredietverzekering in de huidige economische context....................................................... 28 B.Tecnieken waarop de kredietverzekering steunt ....................................................................................... 28 C.Vereisten van een kredietverzekering ....................................................................................................... 29 D. Taken van de kredietverzekering ............................................................................................................. 29 E.Basisprincipes van de kredietverzekering .................................................................................................. 30 1)Onderscheiden van drie groepen van risico’s ........................................................................................................... 30 2)Deelneming van de verzekerde in het risico .................................................................................................. 31
3)Betaling van de schadevergoeding ............................................................................................................... 31 F.De kredietverzekering in de praktijk .......................................................................................................... 33 CONCLUSIE .................................................................................................................................................. 34 BRONVERMELDING ..................................................................................................................................... 35 HANDBOEKEN ....................................................................................................................................................... 35 INTERNETPAGINA’S ................................................................................................................................................ 35
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Page | 3
Situering in de markt
In een business‐to‐business markt geven 80% van de bedrijven kredieten aan hun klanten. In 97% van de gevallen betaalt de afnemer de factuur. In 2 tot 3% van de gevallen doet hij dit niet1. Bovenstaand percentage van niet‐betaling lijkt weinig maar het is voor de onderneming toch duur. Per niet betaalde factuur dient er extra omzet gegenereerd te worden om het verloren bedrag te recupereren. Wat niet evident is voor de meeste ondernemingen. Om hieraan een antwoord te kunnen bieden heeft d e onderneming een aantal opties. Ze dient a priori een krediet‐ en incassobeleid op te stellen die ervoor moet zorgen dat de afnemers tijdig betalen en dat insolvabele afnemers geen krediet verkrijgen. Loopt het toch mis dan kan ze beroep doen op haar eigen incassomiddelen of kan ze beroep doen op de diensten van factoringmaatschappijen of op deze van kredietverzekeraars. In deze bachelorproef zullen bovenstaande aspecten apart behandeld worden en wordt nagegaan of ze in de praktijk wel degelijk toegepast worden. 1: Coppers, J (2009) ‘Kredietverzekering, de onzichtbare bank’, incredible,p1
Page | 4
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Academiejaar 2008‐2009
Opleiding Handelswetenschappen
1.Inleiding
Wanneer een afnemer goederen koopt bij een onderneming dient hij deze niet altijd direct te betalen. De onderneming geeft een factuur mee die binnen een voorziene termijn dient betaald te worden. De afnemer krijgt een uitstel van betaling toegewezen. Dit uitstel is voor de afnemer een goedkope vorm van krediet die hij krijgt van de onderneming. De onderneming dient hierdoor dus goed bij te houden welke afnemer wel al zijn facturen betaald heeft en welke (nog) niet. De vorderingen die ze nog heeft op haar afnemers komen voor op de balans van de onderneming. Als we naar deze kijken, vertegenwoordigt de post handelsvorderingen ongeveer vijftien procent van de totale balans. De grootte van de uitstaande handelsvorderingen wordt bepaald door twee factoren: Enerzijds hangt zij af van de algemene economische situatie. In tijden van crisis zullen veel afnemers zo lang mogelijk wachten om hun facturen te betalen. Op deze factor heeft de financiële manager geen vat. Hij moet ze lijdzaam ondergaan. Anderzijds hangt ze ook af van het gevoerde kredietbeleid van de onderneming. Op deze factor heeft de financiële manager wel vat, waardoor hij er de verantwoordelijkheid voor draagt. Een krediettermijn toestaan verloopt niet zonder risico’s. De afnemer heeft de goederen in zijn bezit maar hij hoeft ze nog niet te betalen waardoor de kans dat hij ze niet betaalt stijgt. Om hieraan tegemoet te komen moet de onderneming dus ook beschikken over een goed incassobeleid waardoor de factuur alsnog betaald wordt. Waarom neemt een onderneming dit risico en maakt ze deze extra kosten in plaats van contante betaling te eisen van haar afnemers?
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Page | 5
2.Een aantal voordelen van uitstel van betaling
Het is toch rendabel voor een onderneming om een uitstel van betaling toe te staan daar ze toch meer voordelen oplevert voor hen dan de kosten die eraan verbonden zijn. Hieronder worden kort een aantal specifieke voordelen voor de onderneming weergegeven:
Het is een aantrekkelijk alternatief voor korte termijnfinanciering voor de afnemer daar een uitstel van betaling veel goedkoper is dan een lening bij de bank. De afnemer zal de onderneming hiervoor dankbaar zijn waardoor er een positieve verstandhouding groeit tussen beide. De onderneming heeft een onderpand voor zijn verstrekt krediet. Betaalt de afnemer hem niet of niet tijdig dan kan hij een procedure inzetten om alsnog betaling te eisen of om zijn goederen terug te halen. De afnemer kan de kwaliteit van de goederen nagaan alvorens ze te betalen. Indien hij niet tevreden is of indien er defecte goederen zijn, kan hij ze gemakkelijk terugsturen zonder te hoeven wachten op zijn terug te storten geld. Hij krijgt dus een mooie service erbovenop. De onderneming kan het hanteren als een strategische investering op lange termijn. Als de afnemer een jonge onderneming is die nog grote groeimogelijkheden heeft, is het rendabel voor de onderneming om aan hen een uitstel van betaling te geven waardoor de jonge onderneming met het geld andere verrichtingen kan plegen om zo te groeien. De onderneming heeft baat bij die groei want als de jonge onderneming uitgroeit tot een volwassen onderneming kan ze meer goederen afnemen bij hem. De onderneming kan het gebruiken als een vorm van prijsdiscriminatie. Wanneer hij aan alle afnemers eenzelfde prijs aanrekent voor zijn goederen maar hen verschillende betalingstermijnen voorlegt, doet hij aan prijsdiscriminatie.
Maar aan al deze voordelen hangt ook een prijskaartje vast namelijk het bijhouden van een debiteurenadministratie, het opstellen van een krediet‐ en van een incassobeleid.
Page | 6
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Academiejaar 2008‐2009
Opleiding Handelswetenschappen
3.Het gevoerde beleid
De handelsvorderingen nemen niet enkel op de balans een belangrijk deel voor hun rekening maar ze zijn ook een belangrijk onderdeel van het bedrijfskapitaal2.Hierdoor is een goede opvolging en controle onontbeerlijk. Het gevoerde krediet‐ en incassobeleid hebben een grote invloed op de bedrijfskapitaalbehoefte: Een goed beleid zorgt er voor dat de onderneming een lagere behoefte heeft aan bedrijfskapitaal. Alsook zorgt ze voor een goede rendabiliteit. Het optimale beleid voor de onderneming is een aan de afnemer toegestane krediettermijn die korter of ongeveer even lang loopt dan de krediettermijn die de onderneming zelf krijgt van haar leveranciers. Of met andere woorden wanneer de marginale opbrengsten gelijk zijn aan de marginale kosten. Hierdoor voorkomt de onderneming dat ze het ene moment een overschot heeft aan liquide middelen en het andere moment een tekort. Dit is in de praktijk moeilijk haalbaar waardoor de onderneming een eigen kredietbeleid dient te hanteren. Wanneer de onderneming een te streng kredietbeleid voert kunnen solvabele klanten afhaken omdat ze betere kredietvoorwaarden krijgen bij de concurrentie. Solvabele afnemers gaan er namelijk van uit dat ze beloond worden voor hun solvabiliteit. Wanneer de onderneming daarentegen een te laks kredietbeleid voert kunnen er kredieten toegestaan worden aan insolvabele klanten waardoor de onderneming met onbetaalde facturen blijft zitten. Kortom een goed beleid voeren is niet makkelijk. Er moeten verschillende voor‐ en nadelen goed afgewogen worden van elkaar. 2: Bedrijfskapitaal = vlottende activa (die de handelsvorderingen omvat) – vreemd vermogen korte termijn e
Uit Aernoudt, R (2007) ondernemingsfinanciering: over bankkredieten, business angels en risicokapitaal (2 druk), Roularta Books, Roeselare, p.110
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Page | 7
4.Het kredietbeleid
Een onderneming kan er in beginsel voor kiezen om geen krediettermijnen toe te staan aan nieuwe afnemers. Zij dienen eerst het vertrouwen te winnen van de onderneming, wat een tijdrovende bezigheid kan zijn. Om sneller te kunnen genieten van de kredietvoorwaarden kan de nieuwe afnemer bedrijfsinformatie geven aan de onderneming om aan te tonen dat hij solvabel is. Andere ondernemingen staan direct krediettermijnen toe aan nieuwe afnemers zonder enige belangrijke informatie over hen te hebben. Wanneer een onderneming beslist om krediettermijnen toe te staan dient zij op voorhand de kredietvoorwaarden op te stellen waaraan de afnemer dient te voldoen. Van zodra de onderneming kredieten toestaat dient hij onder andere de betalingshistorie van de afnemer bij te houden om te kijken of de afnemer wel betaald heeft en om te kijken of hij in de toekomst nog steeds mag genieten van de toegestane krediettermijn of niet. A.De kredietvoorwaarden De onderneming kan niet zomaar met de natte vinger kredietvoorwaarden bepalen. Ze dient rekening te houden met onder andere haar bedrijfskapitaalbehoefte, de kredietvoorwaarden van de sector, enzovoort. De meeste bedrijven uit eenzelfde sector hebben ongeveer gelijklopende kredietvoorwaarden om een concurrentieel nadeel tegenover elkaar uit te schakelen. Stel dat geen enkel bedrijf een krediettermijn toestaat en één bedrijf wel, die ene heeft dan een belangrijk concurrentieel voordeel tegenover de anderen. Hij zal meer afnemers aantrekken waardoor zijn omzet zal stijgen. De kredietvoorwaarden omvatten de krediettermijn alsook de korting voor contante betaling.
Page | 8
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Academiejaar 2008‐2009
Opleiding Handelswetenschappen
1)De krediettermijn De krediettermijn wordt niet eenzijdig bepaald. Ze hangt enerzijds af van de gebruiken in de sector en anderzijds van volgende kenmerken3:
Hoe dichter een product bij het grondstofstadium ligt, hoe korter de krediettermijn. Hoe korter de levensduur van het product, hoe korter de krediettermijn. Hoe trager de omzetsnelheid van de producten, hoe langer de krediettermijn. De karakteristieken van de afnemer. Hoe belangrijker hij voor de onderneming is, hoe makkelijker hij een langere krediettermijn zal verkrijgen. De toestand van de afnemer. Hoe krapper hij bij kas zit, hoe meer de onderneming de krediettermijn zal inkorten. De toestand van de onderneming. Hoe krapper zij bij kas zit, hoe minder ze geneigd zal zijn krediettermijnen toe te staan. De populariteit van het product. Hoe minder populair een product wordt, hoe meer de onderneming een langere krediettermijn toestaat om de klanten te overtuigen het product toch nog te kopen.
Rekening houdend met deze voorwaarden bepaalt de bevoegde manager de krediettermijnen voor de afnemers. In uitzonderlijke gevallen kan van bovenstaande voorwaarden afgeweken worden, mits de toestemming van de bevoegde manager. De onderneming kan het gemiddeld aantal dagen klantenkrediet dat ze geeft aan haar klanten berekenen aan de hand van volgende formule4:
ë
/
e
3:Blom, F (1970) De financiële functie in de onderneming (2 druk), N. samson nv alphen aan den rijn, Brussel, H10 e
4:Ooghe, H ; Deloof, M en Manigart, S (2003) Handboek Bedrijfsfinanciering (2 druk), Intersentia, Antwerpen – New York – Oxford, Hoofdstuk 21
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Page | 9
Wanneer in de praktijk5 de onderneming een krediet toestaat aan zijn afnemer gebeurt dit op een open account. Dit houdt in dat de afnemer voor een overeengekomen bedrag krediet verkrijgt van de onderneming. Er zijn verschillende gangbare krediettermijnen, afhankelijk van het soort product en van de relatie tussen de onderneming en de afnemer. De meest courante zijn die van 30 dagen, 30 dagen na einde maand, 60 dagen, 90 dagen, 120 dagen en 180 dagen. Door de huidige economische crisis zijn bedrijven minder geneigd lange krediettermijnen toe te staan uit schrik dat ze niet betaald zullen worden. Een krediettermijn van 30 dagen vinden ze de dag van vandaag al lang genoeg. De betalingscondities zijn zoals gesteld afhankelijk van de goederen zelf. De meeste krediettermijnen in de praktijk zijn logisch overeengekomen. We illustreren dit aan de hand van een voorbeeld. Voor verse groenten, fruit, bederfelijke eetwaren worden weinig of geen kredieten toegestaan daar zij vrij snel verkocht worden aan de consument. Het is onlogisch om een krediet toe te staan van bijvoorbeeld 30 dagen aan je afnemer wanneer hij de goederen na 10 dagen al verkocht heeft. Wanneer de onderneming echter textiel verkoopt is het wel verantwoord om bijvoorbeeld een krediet toe te staan van zelfs 90 dagen. De onderneming wenst de wintercollectie van 2010 reeds te verkopen aan zijn klanten in februari 2009. De levering van de goederen zal dan gebeuren in Augustus/September 2009. Om de afnemer te stimuleren veel goederen af te nemen kan de onderneming hem bij levering een krediet toestaan van 90 dagen. De afnemer kan dan de goederen al deels verkopen zonder de onderneming te hoeven betalen. Dit voorbeeld is een voorbeeld van een seizoenskrediet. Dit wordt meestal gehanteerd voor producten waarbij de verkoop seizoensgebonden is maar de productie constant verloopt. 5: informatie verkregen van Dhr. Ortwin Volcke, hoofd marketing en business intelligence van Nv. Crion
Page | 10
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Academiejaar 2008‐2009
Opleiding Handelswetenschappen
Toch wil minister van Quickenborne de krediettermijnen beperken tot maximaal 60 dagen omdat er een aantal grote bedrijven zijn die hun macht misbruiken om grote krediettermijnen af te bedingen bij hun leveranciers. Als voorbeeld nemen we Interbrew. Interbrew kreeg voor de economische crisis een krediettermijn tussen de 60 en 90 dagen. Door de economische crisis betalen ze hun leveranciers maar na 120 dagen, terwijl de aangekochte goederen dan al lang verbruikt zijn in hun productieproces. De officiële uitleg is dat het komt door de economische crisis maar eigenlijk gebruiken ze de langere korte termijn kredieten om hun lange termijn financiering omhoog te krikken, die ze nodig hebben door hun overname van Anheuser‐Busch. 2)Korting voor contante betaling Om een klant sneller te doen betalen kan de onderneming een korting voor contante betaling toestaan. Hieraan hangt een prijskaartje vast voor de onderneming maar ze heeft het voordeel dat ze minder risico loopt op wanbetaling. De korting voor contante betaling geldt slechts gedurende een aantal dagen (meestal tien dagen) en wordt verrekend op het totale factuurbedrag. In de praktijk stelt men vast dat niet alle klanten gebruik maken van de korting. Dit omdat velen toch liever profiteren van de goedkope kredietvorm in plaats van de extra korting. Het invoeren van een korting voor contante betaling is een dure operatie voor de onderneming. Volgend voorbeeld licht dit toe: Een factuur dient uiterlijk 2 maanden na ontvangst betaald te worden. Indien de klant ze binnen de 14 dagen betaalt, ontvangt hij een korting voor contante betaling van 2%. De afnemer krijgt dus een krediettermijn van anderhalve maand. Gedurende deze periode wordt een rente van 2% op het factuurbedrag in rekening gebracht. Op jaarbasis komt dit neer op:
.
x 2%
%
Een onderneming die krediet verleent en een korting voor contante betaling toestaat dient het voordeel van verminderde kans op wanbetaling af te wegen tegenover de extra kosten zoals de korting zelf, het bijhouden van onbetaalde facturen, enzovoort.
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Page | 11
Om te bepalen hoe hoog de korting dient te zijn om een positieve invloed te hebben op de betaling van de facturen moet de onderneming een aantal scenario’s uitwerken waarbij ze de korting laat variëren. Men kijkt dan naar de gevolgen van de wijzigingen op de betalingen. De korting die de hoogste netto actuele waarde met zich meebrengt wordt aangenomen6. In de praktijk7 wordt de korting voor contante betaling anders berekend. Voor de economische crisis keek de onderneming naar de intrestpercentages van de kaskredieten. Deze bedroeg toen tussen de 12 en 13%. De onderneming paste hierop volgende evenredigheidsregel toe: ze ging ervan uit dat de afnemer ongeveer na 60 dagen betaalt. Op jaarbasis betekent dit dus dat de afnemer betaalt na 1/6 van een jaar (= 60/360). Als aanmoediging om de factuur toch contant te betalen geeft de onderneming een korting van 1/6 van de intrestpercentages van de kaskredieten, waardoor zij komen op een korting voor contante betaling tussen de 2 à 3%. Door de huidige economische crisis zijn de kortingspercentages verminderd. Momenteel variëren ze tussen de 1,5 en 2%. Sommige ondernemingen wensen dat hun afnemers gretig gebruik maken van hun korting voor contante betaling, zodat ze sneller beschikken over het geld om er andere dingen met te doen. Bijvoorbeeld om een nieuwe investering te financieren, om zelf hun leveranciers te betalen, enzovoort. Andere ondernemingen staan wel een korting voor contante betaling toe maar ze malen er niet om als hun afnemers er geen gebruik van maken. Deze ondernemingen beschikken meestal over voldoende werkkapitaal waardoor ze kunnen wachten op de centen. De netto actuele waarde methode zal in de gevallen waar de korting via de evenredigheidsregel lager is dan het optimale kortingspercentage beter zijn maar ze is veel complexer om te berekenen. 6: Netto actuele waarde = ∑
Kt
∑
Met Kt = Kasuitstroom // Ct = Kasinstroom // t = tijd // v = vereist rendement e
Uit Aernoudt, R (2007) ondernemingsfinanciering: over bankkredieten, business angels en risicokapitaal (2 druk), Roularta Books, Roeselare, p.101 7: informatie verkregen van Dhr. Ortwin Volcke, hoofd marketing en business intelligence van Nv. Crion.
Page | 12
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Academiejaar 2008‐2009
Opleiding Handelswetenschappen
B.Achterstandspercentage Een onderneming die een kredietbeleid voert komt vroeg of laat wel in aanraking met afnemers die niet (tijdig) hun openstaande facturen betalen. Om het percentage te berekenen die dit niet doet gebruiken we volgende formule8:
Waarbij de X afhankelijk is van de gemiddelde toegestane krediettermijn die de onderneming hanteert. Met deze ratio kan de onderneming nagaan of hij beter of slechter scoort dan zijn concurrenten. C.De insolventieanalyse Het is niet zo gemakkelijk voor de onderneming om te bepalen of een afnemer zijn factuur wel zal betalen of niet en of zijn onderneming wel solvabel genoeg is. De onderneming zou elke afnemer op voorhand volledig kunnen doorlichten maar dit vraagt te veel middelen en is te tijdrovend. De onderneming wil met zo weinig mogelijke kosten een scheiding maken tussen enerzijds afnemers aan wie krediet mag worden gegeven en anderzijds aan welke niet. In de literatuur zijn er een aantal modellen uitgewerkt die hieraan voldoen. Deze modellen houden geen rekening met alle factoren daar elke extra factor kosten met zich meebrengt. De eerste die zo’n model ontwikkelde was Dhr. Altman in 1968. In 1984 ontwikkelden Ooghe en Verbaere eenzelfde model voor Belgische ondernemingen. e
8: uit Blom, F (1970) De financiële functie in de onderneming (2 druk), N. samson nv alphen aan den rijn, Brussel, p.190
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Page | 13
1)Het Altman insolventie model Dhr. Altman onderscheidde een aantal kritische factoren die de kans op wanbetaling voorspellen. Hij paste hierbij de multiple‐discriminantanalyse toe. Bij deze analyse worden kengetallen geselecteerd op basis van een gezamenlijke voorspellende waarde van de solvabiliteit van ondernemingen. Deze kengetallen zijn9:
(X1)
Dit is een ratio die de liquiditeit weergeeft
(X2)
Dit is een ratio voor de levensduur van een onderneming
(X3)
Dit is een ratio die de rendabiliteit weergeeft
(X4)
Dit is een ratio die de solvabiliteit weergeeft
(X5) Dit is een ratio voor de activiteit
9:Dorsman, A ; Vanthienen, L ; Keuleneer, L ; Van Hulle, C ; Gheysens, L (2000) Financieel Management, Standaard Uitgeverij, Antwerpen, Hoofdstuk 12
Page | 14
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Academiejaar 2008‐2009
Opleiding Handelswetenschappen
Voor al deze ratio’s geldt: hoe hoger de waarde, hoe kleiner de kans op wanbetaling. Deze ratio’s leidden tot volgende meervoudige discriminantfunctie:
Z = 1,2 X1 + 1,4 X2 + 3,3 X3 + 0,6 X4 + 1,0 X5
Waarbij een hoge Z‐waarde erop wijst dat de onderneming zeer solvabel is. Naarmate de Z‐waarde afneemt, neemt de kans op wanbetaling toe. Op basis van de Z‐waarde onderscheidde Altman drie categorieën:
Een Z‐waarde groter dan 2,99: de afnemer is solvabel. Een Z‐waarde kleiner dan 1,81: de afnemer is insolvabel. Een Z‐waarde tussen 1,81 en 2,99: de grijze zone, de onderneming kan geen eenduidend oordeel vellen over de solvabiliteit van de afnemer.
Het is belangrijk om op te merken dat de Z‐waarde geen rekening houdt met alle factoren die de solvabiliteit van een onderneming beïnvloeden. Ze is slechts een indicator ervan. Het model geeft de beste indicatie weer voor productieondernemingen. Dhr. Altman schreef zijn model in een tijd waar deze ondernemingen de economie overheersten. David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Page | 15
2)Het model OogheVerbaere In het model Ooghe‐Verbaere wordt gebruik gemaakt van andere ratio’s om te bepalen of een onderneming solvabel is of niet. Deze ratio’s zijn:
V
RSZ
Hoe hoger de ratio, hoe slechter de financiële positie van de onderneming.
Hoe hoger de ratio, hoe beter de financiële positie van de onderneming.
,
f
ë
Hoe hoger de ratio, hoe beter de financiële positie van de onderneming. L
Hoe hoger de ratio, hoe beter de financiële positie van de onderneming. V
Hoe hoger de ratio, hoe slechter de financiële positie van de onderneming.
F
ë
éé
Hoe hoger de ratio, hoe slechter de financiële positie van de onderneming.
Page | 16
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Academiejaar 2008‐2009
Opleiding Handelswetenschappen
Op basis van deze verschillende ratio’s wordt nagegaan door de onderneming of ze een krediettermijn toestaat aan de afnemer of niet. Een groot nadeel aan het zich baseren op analyses is dat er steeds gewerkt wordt met oude cijfers. Deze kunnen bij de berekeningen en interpretaties al lang achterhaald zijn waardoor er foute conclusies kunnen getrokken worden. In een slecht draaiende markt zoals vandaag zijn deze dus volkomen nutteloos om zich op te baseren. Zo kan het voorvallen dat een insolvabele afnemer toch in leven wordt gehouden door het verkrijgen van mooie krediettermijnen van zijn leveranciers omdat zij nog steeds denken dat hij gezond is. Na enkele maanden pas kunnen er dan plots lijken uit de kast vallen. In de praktijk zijn er weinig ondernemingen die bovenstaande analyses zelf maken daar ze nog stees tijdrovend en complex zijn. De onderneming dient alle benodigde informatie te vragen aan de potentiële afnemer en moet ze daarna eigenhandig analyseren. De analyse laat de onderneming over aan gespecialiseerde ondernemingen zoals handelsinformatie rapporteringsbureaus10, factoringmaatschappijen en kredietverzekeraars. Zij zijn beter geplaatst om te bepalen of afnemers solvabel zijn of niet daar zij over het nodige personeel hiervoor beschikken. Deze ondernemingen bepalen de toe te stane kredietlimieten per afnemer door op hun onderneming een waarde te kleven. Deze waarde bepalen ze aan de hand van hun eigen ervaringen, op basis van databanken en van de publieke informatie die ze kunnen verkrijgen via de nationale bank van België, de sociale zekerheid, enzovoort. en dus niet zozeer via de insolventieanalyses zoals hierboven gedemonstreerd. De kredietverzekeraars treden dus op als een onzichtbare bank. Zij bepalen, zonder medeweten van de afnemer, hoelang de afnemer krediet krijgt en voor welk bedrag, hoeveel de onderneming van de afnemer waard is, enzovoort. Men ziet ook in praktijk dikwijls dat afnemers de factuur op het einde van de krediettermijn betalen maar voor het bedrag in mindering met de korting voor contante betaling, waar ze geen recht meer op hebben. 10: De bekendste is Graydon, die 80% van de Belgische markt bezit
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Page | 17
De onderneming laat dit dikwijls ongemoeid daar de kosten om het verschil te recuperen meestal hoger zijn dan het verschil zelf. Toch is het beter dat ze toch tot actie overgaat om het verschil alsnog te innen, om een voorbeeldfunctie te stellen aan de overige afnemers. Alsook om een signaal te geven aan de afnemer dat hij de factuur correct dient te betalen. Dit leidt ons tot een volgend onderdeel van het debiteurenbeleid namelijk de incassopolitiek van de onderneming.
5.Het incassobeleid
Het incassobeleid is het sluitstuk op het kredietbeleid. Bij de verschillende kredietverleningvormen bestaat namelijk het gevaar van wanbetaling. Wanneer men aan een afnemer lange krediettermijnen toestaat, vergroot de kans op wanbetaling. Het incassobeleid probeert wanbetaling te voorkomen door het invoeren van een reeks hulpmiddelen voor het innen van de vorderingen van de onderneming. Een goed incassobeleid geeft de regels aan voor:
De bepaling wanneer een vordering achterstallig wordt. De opstelling van de incassocorrespondentie. De behandeling van afnemers die niet (correct) betalen. De te ondernemen juridische stappen bij wanbetaling. De finale afwikkeling van oninbare vorderingen.
Wanneer een afnemer het toegestane krediet overschrijdt, niet correct betaalt of zelfs helemaal niet betaalt, dient de onderneming langzamerhand druk uit te oefenen op hem om betaling te bekomen. Indien de afnemer de krediettermijn overschrijdt, stuurt de onderneming een herinneringsbrief, al dan niet vergezelt met een boete, die aangeduid wordt als ‘administratiekosten’. Indien de afnemer bij het verstrijken van de krediettermijn nog niet betaald heeft, stuurt de onderneming hem een herinneringsbrief veelal vergezeld met een boete, die aangeduid wordt als ‘verwijlintresten’ of ‘nalatigheidintresten’. Wanneer de afnemer hier geen gehoor aan heeft is een volgende stap veelal een telefonisch onderhoud om na te gaan waarom de afnemer nog niet betaald heeft.
Page | 18
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Academiejaar 2008‐2009
Opleiding Handelswetenschappen
Wordt geen geldige reden opgegeven of wenst de onderneming niet langer te wachten dan stuurt ze een aangetekend schrijven naar de afnemer met een aanmaning om zonder verder uitstel te betalen. Heeft de afnemer hier nog steeds geen gehoor naar dan kan men overgaan tot een persoonlijk bezoek. Na het bezoek wordt er meestal toch betaald. Helpen voorgaande stappen nog steeds niet dan kan men als laatste stap naar de rechtbank stappen om betaling te vorderen. Vanzelfsprekend brengt elke stap kosten met zich mee waardoor de onderneming op voorhand dient te bepalen hoever ze zal gaan (lees: hoeveel kosten ze hieraan wil maken) om een vordering alsnog te innen. Met andere woorden ze dient op voorhand aan kostenoverwegingen te doen. Een harde incassopolitiek (die dus hoge kosten met zich meebrengt) stelt een voorbeeld voor de afnemers. Wanneer een onderneming ver gaat om een klein bedrag toch te innen, kan dit andere klanten aanzetten tot tijdige en correcte betalingen. Er bestaat geen lineair verband tussen de incasso‐uitgaven en het verlies door wanbetaling. Het is dus niet zo dat hoe meer uitgaven de onderneming doet, hoe kleiner de kans wordt op wanbetaling. Volgende grafiek geeft dit weer11.
Voor het verzadigingspunt leiden bijkomende uitgaven tot een lager risico op wanbetaling maar eens het verzadigingspunt voorbij hebben bijkomende uitgaven er geen effect meer op. e
11: Ooghe, H ; Deloof, M en Manigart, S (2003) Handboek Bedrijfsfinanciering (2 druk), Intersentia, Antwerpen – New York – Oxford , Hoofdstuk 21
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Page | 19
Om het geïmplementeerde krediet‐en incassobeleid goed te kunnen opvolgen, is een goede debiteurenadministratie vereist. Met de gegevens die we terugvinden in deze administratie kunnen we enkele indicatoren berekenen die iets meer zeggen over hoe onze onderneming ervoor staat. A.De omloopsnelheid van de debiteurenvorderingen Om de effectiviteit van het geïmplementeerde krediet‐ en incassobeleid te meten, vergelijken ondernemingen de omloopsnelheid van de debiteurenvorderingen met hun historische gegevens hierover alsook met de ondernemingen uit dezelfde sector. De formule om deze te berekenen is12: Vorderingen wissels gemiddelde verkoop per dag op krediet
Een andere indicator om deze te meten is het incassopercentage. Deze indicator geeft weer hoeveel vorderingen van de als oninbare vorderingen aangeduide toch nog geïnd worden in een maand. B.Dubieuzedebiteurenpercentage Om de totale verliezen uit wanbetaling te bepalen wordt het dubieuze‐ debiteurenpercentage berekend. Alvorens tot de formule over te gaan dient het begrip dubieuze vordering gedefinieerd te worden: Als er twijfels zijn of onzekerheden bestaan in verband met de inning van een vordering op de vervaldag of wanneer duidelijk blijkt dat een klant in betalingsmoeilijkheden verkeert, spreken we van een dubieuze vordering13. De formule om deze te bereken is14:
e
12: uit Blom, F (1970) De financiële functie in de onderneming (2 druk), N. samson nv alphen aan den rijn, Brussel, p.188 13: URL: http://books.google.com/books?id=u3iCauIci1YC&pg=RA1‐PA290&lpg=RA1‐ PA290&dq=definitie%22dubieuze+vordering%22&source=bl&ots=budtCggq9H&sig=hepyqjl_LaB8xB_YDBrynxjZ5r0&hl=nl &ei=bpQCSqe1McaD‐AbX2YGIAw&sa=X&oi=book_result&ct=result&resnum=4#PPA33,M1, handboek p.290 e
14: uit Blom, F (1970) De financiële functie in de onderneming (2 druk), N. samson nv alphen aan den rijn, Brussel, p.190
Page | 20
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Academiejaar 2008‐2009
Opleiding Handelswetenschappen
6.Incassobureaus
De onderneming kan opteren om zijn incassobeleid uit te besteden aan derden, incassobureaus15 genaamd. Het incassobureau probeert dan betaling te verkrijgen door het plegen van telefoontjes naar de in gebreke blijvende afnemer, hem aanmaningen sturen, hem te bezoeken, enzovoort. Bij occasionele wanbetalers hebben ze meestal een goede impact. De afnemer betaalt uiteindelijk toch, maar bij ervaren wanbetalers maken ze niet veel indruk omdat zij ondertussen hun gebreken al kennen. Zo mag een incassobureau niet zelf naar de rechtbank stappen omdat zij daar wettelijk de bevoegdheid niet voor heeft. Ze moet het dossier hiervoor doorspelen aan een advocaat, die dan pas een procedure kan instellen. Zo wint de wanbetaler alweer veel tijd vooraleer hij wettelijk tot iets gedwongen kan worden. Om hieraan tegemoet te komen hebben de meest bekende incassobureaus een eigen advocaat (of meerdere) in hun onderneming. Een incassobureau pleegt eerst over te gaan tot een minnelijk incasso. Dit houdt in dat het bureau samen met de afnemer een afbetalingsplan of minnelijke schikking overeenkomen voor de onbetaalde factuur. Meestal komen afnemer en incassobureau (in samenspraak met de onderneming) tot een consensus. Heeft de afnemer hier geen gehoor naar dan gaat het bureau over tot het juridisch incasso. Één van de bekendste incassobureaus is intrum justitia16 die Europees marktleider is. 15: Van De Gehuchte, D (1996) Zaken doen OK, maar betaald raken … een praktisch werk over debiteurenbeheer, Roularta Books, Zellik, p60 16: URL: http://www.intrum.be/
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Page | 21
7.Factoring en factoringmaatschappijen A.Inleiding Het opstellen van een incassopolitiek vergt veel tijd en energie voor de administratie van de onderneming. Deze dient voor elke klant op te volgen: de betalingsduur, het factuurbedrag, de inning, enz. Voor kleinere ondernemingen kan deze administratie duur uitvallen waardoor ze op zoek gaan naar alternatieven. Een alternatief is het inschakelen van een factoringmaatschappij. Deze neemt alle vorderingen op de debiteuren over van de onderneming en ziet af van het regresrecht. Afzien van het regresrecht houdt in dat wanneer een debiteur de factuur niet betaalt aan de factoringmaatschappij deze het bedrag niet kan verhalen op de onderneming. De kosten voor wanbetaling zijn dus voor rekening van de factoringmaatschappij. In dit opzicht heeft de factoringmaatschappij de keuze welke debiteuren ze overneemt en welke niet. Ze kunnen een debiteur weigeren wanneer ze twijfelen aan de inbaarheid van zijn facturen. Een onderneming mag nog steeds kredieten aanbieden aan de door de factoringmaatschappij geweigerde klanten, maar dan dient ze zelf in te staan voor de betalingen ervan. In de overeenkomst tussen de factoringmaatschappij en de onderneming kunnen nog een aantal bijzonderheden opgenomen worden. Vb. een eigen risico voor de onderneming bij wanbetaling van de klant, instellen van een plafond per debiteur door de factoringmaatschappij, enzovoort. Een andere reden om een factoringmaatschappij onder de arm te nemen is dat de onderneming niet op haar geld wenst te wachten. Ze kan aan de factoringmaatschappij vragen dat zij aan voorfinanciering wil doen. Voorfinanciering houdt in dat de factoringmaatschappij de onderneming betaalt op het moment van het ontstaan van de vordering, ze hoeft dus niet te wachten op de betaling van de debiteur. Deze taak behoorde oorspronkelijk niet tot het takenpakket van de factoringmaatschappij maar het is nu uitgegroeid tot een van de belangrijkstee reden om ze in te schakelen. Een laatste reden is dat de onderneming een doeltreffendere liquiditeitsplanning kan maken door de factoringmaatschappij. Ze weet precies wat haar inkomsten en uitgaven zijn.
Page | 22
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Academiejaar 2008‐2009
Opleiding Handelswetenschappen
De belangrijkste factoringmaatschappijen zijn afdelingen van de grootbanken. Hierdoor kunnen ze aan de voorfinancieringsrol voldoen. Factoring wordt ook wel gezien als een off‐balance product. Dit omdat het debiteurensaldo uit de balans wordt gehaald. Het begin van insolventie komt meestal door betalingsachterstanden. Om deze in te perken heeft het Europees parlement in 1998 een richtlijn uitgevaardigd om de betalingsachterstanden te verkleinen17. De lidstaten dienen vanaf nu te voldoen aan het volgende:
Tenzij anders overeengekomen dient de betalingstermijn van een schuld niet langer te zijn dan eenentwintig kalenderdagen gerekend vanaf de factuurdatum De maximale betalingstermijn is zestig; contractueel mag een langere termijn niet worden overeengekomen De schuldeiser heeft recht op rente over het uitstaande bedrag indien de betalingstermijn is overschreden De schuldeiser heeft behalve recht op rente ook het recht om van de schuldenaar volledige schadeloosstelling voor de geleden schade te vorderen Maximale invorderingsprocedure voor onbetwiste schulden: ongeacht de hoogte van de schuld mag de maximale procedureduur zestig dagen zijn Vereenvoudiging van wettelijke procedures voor betwiste schulden tot twintigduizend euro
17:URL:http://www.bibf.be/page.aspx?pageid=1336&menuid=1061
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Page | 23
B.Factoringmaatschappijen Vooreerst definiëren we het begrip factorovereenkomst18: Een factorovereenkomst is een doorlopende overeenkomst, waarbij de factoringmaatschappij, zich verplicht alle door de factor goedgekeurde vorderingen inzake leveringen van goederen of diensten, over te nemen op het moment dat de vordering ontstaat. De factoringmaatschappij is verplicht een overgenomen vordering te betalen aan de onderneming ook al heeft de afnemer de factuur niet betaald. De overgedragen diensten van de onderneming aan de factoringmaatschappij zijn onder andere:
De debiteurenadministratie De bewaking over, de inning en incasso van vorderingen De dekking van het insolventierisico van debiteuren De financiering van uitstaande vorderingen
Op bovenstaande begrippen gaan we iets dieper in: De debiteurenadministratie: De factoringmaatschappij neemt de debiteuren over van de onderneming en geeft ze op verschillende tijdstippen een overzicht van de ontvangen betalingen van de afnemers. De bewaking over, inning en incasso van vorderingen: De onderneming dient op voorhand duidelijke afspraken te maken met de factoringmaatschappij over de te verrichten activiteiten van beide. De factoringmaatschappij probeert ervoor te zorgen dat de afnemer tijdig betaalt. Wanneer een klant niet (tijdig) betaalt gaat ze over tot incasso van de vordering. Hierbij houdt ze steeds rekening met de (specifieke) relatie tussen de onderneming en de klant om te voorkomen dat deze verbroken wordt. 18: (Cornwall et al. 2005) Financieel ondernemingsmanagement: een praktische benadering, Pearson Education Benelux,p.195
Page | 24
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Academiejaar 2008‐2009
Opleiding Handelswetenschappen
De dekking van het insolventierisico van debiteuren: Het insolventierisico is het risico dat een afnemer niet aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen. Een klant wordt insolvabel verklaard wanneer ze na 100 tot 120 dagen na vervaldatum van de vordering nog steeds niet heeft betaald. De financiering van uitstaande vorderingen: De voorfinanciering door de factoringmaatschappij is direct gekoppeld aan het uitstaande debiteurensaldo. De onderneming kan tot maximaal 90 procent van haar uitstaande vorderingen als voorschot krijgen. De factoringmaatschappij keert niet de volle 100% uit als voorschot om te voorkomen dat de onderneming te laks zou omspringen met afnemers die hun openstaande facturen niet betalen. Niet alle factoringmaatschappijen zijn dezelfde. We kunnen twee soorten onderscheiden19:
De old line factoring: Deze factoringmaatschappijen betalen het grootste deel van de vorderingen onmiddellijk uit bij de overname.
De maturity factoring: Deze factoringmaatschappijen betalen pas de vorderingen uit op hun vervaldag. De onderneming kan dus niet aan voorfinanciering doen.
19: (Cornwall et al. 2005) Financieel ondernemingsmanagement: een praktische benadering, Pearson Education Benelux, H10,p195‐201
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Page | 25
C.Factoringskosten De factoringmaatschappij werkt uiteraard niet gratis voor de onderneming. Ze rekent een factorloon aan die tussen de 0,1 en 2 % bedraagt, afhankelijk van de omzet, het aantal facturen, de gemiddelde betalingstermijn, enzovoort van de onderneming. Bij de uitbetaling van de vorderingen aan de onderneming wordt het factorloon direct ingehouden op het verschuldigde saldo. Voor de voorfinanciering van de vorderingen wordt ook een rentetarief ingehouden. Het aangerekende rentetarief is vergelijkbaar met deze van de banken. De factoringmaatschappij rekent ook een vergoeding aan voor het risico op wanbetaling. Deze vergoeding wordt als een percentage van de omzet uitgedrukt en wordt bijgevoegd bij het factorloon. Hierdoor bedraagt het factorloon tussen de 8 en 15 procent. Uit bovenstaande blijkt dus dat een factoringmaatschappij zeker geen goedkoop alternatief is, maar wel de administratie van de onderneming enorm verlicht. D.Populariteit van factoringmaatschappijen Factoringmaatschappijen worden vooral ingeroepen voor hun voorfinancieringsrol. Ondernemingen die niet over voldoende werkkapitaal beschikken om lange krediettermijnen toe te staan, maar dit toch moeten doen om mee te kunnen concurreren, beroepen zich meestal op een factoringmaatschappij. De factoringmaatschappij neemt dan de vorderingen over van de onderneming en voorfinanciert tot maximaal 90% van de facturen. Voor een onderneming is het niet zo evident om de hulp in te schakelen van een factoringmaatschappij. Van de 10 dossiers die voor hen komen te liggen worden er 9 verworpen20. Dit komt doordat de maatschappijen nagaan of ze zelf wel effectief betaald gaan raken wanneer ze met de onderneming in zee gaan. Ze zijn geen liefdadigheidsinstellingen, ze helpen enkel de onderneming als ze ervan overtuigd zijn dat hij beschikt over solvabele, betrouwbare afnemers, wat meestal niet zo gemakkelijk is om aan te tonen. Hierdoor wordt er in de praktijk weinig beroep gedaan op hun diensten. 20: informatie verkregen van Dhr. Ortwin Volcke, hoofd marketing en business intelligence van Nv. Crion.
Page | 26
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Academiejaar 2008‐2009
Opleiding Handelswetenschappen
Uit cijfers blijkt dat van alle onbetaalde facturen er 5% beschermd is. Factoringmaatschappijen nemen 5% van de beschermde facturen voor zich, terwijl kredietverzekeraars de overige 95% voor zich nemen21. Maar wanneer een onderneming erin slaagt hun vertrouwen te winnen, wordt ze wel meestal sneller betaald dan zonder hun diensten. Dit komt doordat de factoringmaatschappijen vanaf dag één van het ontstaan van de vordering achter de betaling zitten. Dit, dikwijls als hard overkomend, hanteren ze omdat ze zeker willen zijn dat ze hun centen krijgen alsook om de onderneming zelf te controleren of hij wel degelijk de goederen geleverd heeft. Het gebeurt soms dat ondernemingen valse facturen aanbieden aan factoringmaatschappijen om inkomsten te verkrijgen. Om de afnemer duidelijk te maken dat er beroep wordt gedaan op een factoringmaatschappij zal er op elke factuur die de onderneming uitschrijft een grote sticker kleven met de gegevens van de factor en zijn bankrekeningnummer waar de afnemer dient op te betalen. Enkel door betaling op deze rekening kan hij bevrijdend betalen (op voorwaarde natuurlijk dat de afnemer wist dat er een factoringmaatschappij aanwezig was). Een laatste bemerking is dat de klanten van factoringmaatschappijen veelal kleine, jonge, startende ondernemingen zijn daar deze meestal niet beschikken over het nodige werkkapitaal en dus elke cent vroeg kunnen gebruiken voor andere doeleinden. 21: informatie verkregen van Dhr. Ortwin Volcke, hoofd marketing en business intelligence van Nv. Crion.
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Page | 27
8. De kredietverzekering A.De rol van de kredietverzekering in de huidige economische context De kredietverzekering die hier besproken wordt is enkel diegene die van toepassing is op de business‐to‐business markt, niet diegene op de business‐to‐consumer markt. Door de steeds grotere toename van onzekerheid op betaling door de afnemer, willen ondernemingen zich nog beter indekken tegen wanbetaling. Naast het eventueel inschakelen van een factoringmaatschappij kunnen ze ook beroep doen op een kredietverzekering. De kredietverzekeraars streven ernaar om voor iedere verzekerde een minimumomvang aan zaken te dekken. In de praktijk moet een onderneming een jaarlijkse omzet hebben van minimum 250 000 euro22. Vanaf dan wordt de kredietverzekering volledig operationeel. Een onderneming kan makkelijker krediet toestaan aan een afnemer daar ze vrij zeker is dat ze (voor een groot deel) betaald wordt. Deze zekerheid wordt verschaft doordat de kredietverzekeraar zoals gezegd optreedt als een onzichtbare bank. Zij bekijkt de afnemers van de onderneming en bepaalt de waarde van hun ondernemingen. Op basis van deze waarde staat ze een krediettermijn en –bedrag toe per afnemer. Indien de afnemer in gebreke blijft, keert de kredietverzekeraar een deel van het geleden verlies uit aan de onderneming. B.Tecnieken waarop de kredietverzekering steunt De kredietverzekering steunt op de technieken van de contracten. Hierdoor heeft elke partij wederzijdse rechten en verplichtingen. Één van deze rechten en verplichtingen houdt in dat de verzekeraar niet de plaats inneemt van zijn verzekerde, dit in tegenstelling tot een factormaatschappij, die wel de plaats inneemt van de onderneming die beroep doet op hem. Hij treedt enkel op als redmiddel bij wanbetaling. De kredietverzekering steunt ook op de verzekeringstechniek. Hierdoor is de onderneming verplicht een bepaalde premie te betalen in ruil voor een schadevergoeding bij wanbetaling van de afnemer. e
22: Centrum voor informatie in assuranties (1985) De kredietverzekering (7 cyclus),Brussel
Page | 28
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Academiejaar 2008‐2009
Opleiding Handelswetenschappen
C.Vereisten van een kredietverzekering Om van een kredietverzekering te kunnen spreken dient voldaan te zijn aan volgende kenmerken23:
Een kredietverzekering heeft wederzijdse rechten en verplichtingen. Er bestaat een reële dialoog tussen kredietnemer en kredietgever. Er is de mogelijkheid tot aanpassing van de voorgestelde formules. Er is een echte partnerverhouding tussen beide contractanten, niet enkel een oppervlakkige relatie van beschermer en beschermde.
D. Taken van de kredietverzekering De kredietverzekering zorgt ervoor dat de onderneming bij wanbetaling van de afnemer toch betaald wordt. Hij krijgt dan van de kredietverzekeraar een schadevergoeding die afhankelijk is van de klaarblijkelijke of vermoedelijke insolvabiliteit van de afnemer. De kredietverzekering vervult vier fundamentele taken:
De informatieve en preventieve taak: De verzekeraar geeft zijn advies over de solvabiliteit van de afnemers van de onderneming en hun commerciële mogelijkheden. De verzekeraar kan zonder enige motivatie de opening van een krediet aan een bepaalde afnemer weigeren wanneer de onderneming dit aanvraagt. Door de onderneming goed te informeren voorkomt de kredietverzekeraar dat er schade wordt berokkend aan hem. Wanneer een afnemer niet tijdig betaalt, komt men dikwijls toch tot een minnelijke schikking mede door de tussenkomst van de kredietverzekeraar.
De tussenkomst en eventuele schadevergoeding: Bij wan‐ of laattijdige betaling zal de kredietverzekeraar bereid zijn om met de schuldenaar te onderhandelen rond een minnelijke schikking. Indien blijkt dat hij insolvabel is, dient de kredietverzekeraar de geleden schade te betalen aan de onderneming (op voorwaarde dat de geleden schade inderdaad verzekerd is door de kredietverzekeraar).
e
23:Centrum voor informatie in assuranties (1985) De kredietverzekering (7 cyclus),Brussel
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Page | 29
E.Basisprincipes van de kredietverzekering De kredietverzekering wordt gekenmerkt door een aantal specifieke basisprincipes.
1)Onderscheiden van drie groepen van risico’s In de kredietverzekering worden drie soorten risico’s onderscheden waartegen de onderneming zich kan indekken. Deze zijn:
Het commerciële risico24: Het commerciële risico is het risico op wanbetaling door de afnemer, voor zover deze wanbetaling niet te wijten is aan een politieke of catastrofale oorzaak, maar voortvloeit uit een commerciële.
Het politieke risico25: Het politieke risico omvat het risico op wanbetaling door openbare instellingen of daarmee gelijkgestelde, het valutarisico en de vertragingen bij de transfer naar het land van de exporteur van de door de schuldenaar verrichte betalingen in zijn valuta
Het catastrofaal risico26: Het catastrofaal risico is enerzijds het risico op oorlog en oproer en anderzijds het risico op natuurrampen.
Afhankelijk van waar de onderneming gelegen is en wie haar afnemers zijn, zal ze zich verzekeren tegen één of meerdere risicogroepen. e
24:Centrum voor informatie in assuranties (1985) De kredietverzekering (7 cyclus),Brussel e
25:Centrum voor informatie in assuranties (1985) De kredietverzekering (7 cyclus),Brussel e
26:Centrum voor informatie in assuranties (1985) De kredietverzekering (7 cyclus),Brussel
Page | 30
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Academiejaar 2008‐2009
Opleiding Handelswetenschappen
2)Deelneming van de verzekerde in het risico Zoals eerder vermeldt dekt de kredietverzekaar niet de gehele vordering bij wanbetaling. Het is gebruikelijk dat de verzekeraar zelf een deel van het risico draagt. Het zelf verzekerde deel varieert tussen de 15 en 25 %. Dit deel kan de onderneming niet laten herverzekeren door een andere kredietverzekeraar. De bedoeling hierachter is om te voorkomen dat de onderneming te laks zou omspringen met haar debiteurenbeleid. Indien ze een 100% garantie van het totale factuurbedrag krijgt van de kredietverzekeraar zou ze bij wanbetaling door een afnemer niet geneigd zijn inspanningen te ondernemen om alsnog de vordering te verkrijgen. 3)Betaling van de schadevergoeding De onderneming krijgt in België zijn schadevergoeding in volgende twee gevallen:
In geval van klaarblijkelijke insolvabiliteit van de afnemer. Klaarblijkelijke insolvabiliteit wordt gedefinieerd als27 ‘een faillietverklaring of een verzoek om gerechtelijk akkoord’.
In geval van vermoedelijke insolvabiliteit van de afnemer. Vermoedelijke insolvabiliteit wordt gedefinieerd als28 ‘een schuldvordering die na een bepaalde periode, de wachttijd genaamd, nog niet is betaald. De wachttijd varieert meestal tussen de zes tot twaalf maanden.
e
27: Centrum voor informatie in assuranties (1985) De kredietverzekering (7 cyclus),Brussel e
28: Centrum voor informatie in assuranties (1985) De kredietverzekering (7 cyclus),Brussel
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Page | 31
Men zou denken dat de kredietverzekeraar volgens dezelfde techniek werkt als de factoringmaatschappij, maar dit is niet zo. Er zijn enige gelijkenissen maar die wegen niet op tegen de fundamentele verschillen. Onderstaande tekening29 toont de fundamentele verschillen in de onderlinge verhoudingen tussen de onderneming en enerzijds de kredietverzekeraars en anderzijds de factoringmaatschappij.
Betaling van de factuur door de afnemer: Verhouding tussen de onderneming en de andere partijen:
Factoring De afnemer dient te betalen aan de factoringmaat‐ schappij. De onderneming heeft een intense relatie met de factoringmaat‐ schappij.
Vergoeding door de onderneming Optreden
Factorloon.
Kredietverzekering De afnemer dient te betalen aan de onderneming. De onderneming doet enkel beroep op de kredietverzekeraar wanneer ze niet betaald wordt door haar afnemer. Jaarlijkse premie.
Treedt op vanaf dag 1 van het ontstaan van de vordering
Treedt pas als laatste op. Dit is meestal een aantal maanden na het ontstaan van de vordering
e
29: Centrum voor informatie in assuranties (1985) De kredietverzekering (7 cyclus),Brussel
Page | 32
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Academiejaar 2008‐2009
Opleiding Handelswetenschappen
F.De kredietverzekering in de praktijk Van alle ondernemingen heeft ongeveer 15% een kredietverzekering30. Wanneer we de ondernemingen indelen qua grootte zien we dat bij kleine ondernemingen slechts 6 à 7% gebruikt maakt van een kredietverzekeraar, terwijl bij de grotere ondernemingen dit 50% is. Hoe kleiner het bedrijf is, hoe minder ze een kredietverzekering onderschrijven. Dit fenomeen is niet moeilijk te verklaren. Kleine ondernemingen hebben meestal maar een tiental afnemers waarmee ze een goede jarenlange relatie hebben en dus op basis van hun ervaring kunnen inschatten of de afnemer solvabel is of niet. Hoe groter de onderneming wordt, hoe meer afnemers erbij komen en hoe minder intens hun onderlinge relatie is. Om zich dan te kunnen indekken tegen een goede afloop van betaling doen ze beroep op de kredietverzekeraars. De meeste grotere ondernemingen verzekeren ook niet hun totale omzet. Ze verzekeren enkel maar een bepaald segment van hun markt. Bijvoorbeeld enkel een bepaald product of een bepaald land. De onderneming kan vrij kiezen voor hoever ze zich laat verzekeren. Ondernemingen kunnen gemakkelijk de hulp inroepen van kredietverzekeraars. Van de 10 dossiers die voor komen te liggen bij de kredietverzekeraars, aanvaarden ze er 9 (dit in tegenstelling tot de factormaatschappijen zoals supra besproken). Een reden hiervoor is dat ze zelf niet aan voorfinanciering doen. Ze zijn meestal zelf niet bekend bij de afnemers. Ze treden enkel op als laatste hulpmiddel bij wanbetaling van de afnemer. Hun tussenkomst kan dus pas gebeuren 3 maand na vervaldag. Een andere reden is dat de risicopremie afhangt van het risico dat de factuur niet betaald wordt. Loopt de onderneming een hoger risico, dan betaalt ze een hogere risicopremie. Zo is de premie 3 tot 4 keer hoger wanneer de onderneming zijn export naar Algerije, Italië of Griekenland verzekert, dan wanneer zij zijn export naar Nederland, Duitsland of Zwitserland verzekert. De kredietverzekeraar kan te allen tijde de kredietlimieten intrekken of uitbreiden per afnemer. Ze zijn niet noodzakelijk stabiel doorheen de tijd, net zoals een afnemer dat ook niet is. Het kredietverzekeringscontract heeft meestal een looptijd van drie jaar. Dit om een goede samenwerking tussen beide partijen te kunnen garanderen. 30: alle informatie is verkregen van Dhr. Ortwin Volcke, hoofd marketing en business intelligence van Nv. Crion
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Page | 33
Conclusie Ondernemingen hebben verschillende mogelijkheden om zich in te dekken tegen wanbetaling door hun afnemers. Aan elke mogelijkheid hangt een ander prijskaartje en gelden andere waarborgen. De onderneming dient voor zichzelf uit te maken voor hoever zij hulp nodig heeft voor de betaling van zijn facturen. Voor kleinere ondernemingen volstaat meestal het eigen krediet‐ en incassobeleid terwijl grotere ondernemingen meer de hulp inroepen van kredietverzekeraars. Alles hangt dus af van de grootte van de onderneming, zijn voornaamste klanten, zijn goederen en zijn status. Één ding is zeker wanneer de afnemer niet betaalt hoeft de onderneming niet direct te panikeren. Er zijn mogelijkheden om de factuur alsnog te innen.
Page | 34
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Academiejaar 2008‐2009
Opleiding Handelswetenschappen
Bronvermelding
Voor de opstelling van dit werk werden volgende bronnen geraadpleegd:
Handboeken
Ooghe, H ; Deloof, M en Manigart, S (2003) Handboek Bedrijfsfinanciering (2e druk), Intersentia, Antwerpen – New York – Oxford , Hoofdstuk 21 Dorsman, A ; Vanthienen, L ; Keuleneer, L ; Van Hulle, C ; Gheysens, L (2000) Financieel Management, Standaard Uitgeverij, Antwerpen, Hoofdstuk 12 (Cornwall et al. 2005) Financieel ondernemingsmanagement: een praktische benadering, Pearson Education Benelux, H10, p190‐192,p195‐201 Blom, F (1970) De financiële functie in de onderneming (2e druk), N. samson nv alphen aan den rijn, Brussel, H10 Centrum voor informatie in assuranties (1985) De kredietverzekering (7e cyclus),Brussel Van De Gehuchte, D (1996) Zaken doen OK, maar betaald raken … een praktisch werk over debiteurenbeheer, Roularta Books, Zellik, p60
Internetpagina’s
URL: http://books.google.com/books?id=u3iCauIci1YC&pg=RA1‐ PA290&lpg=RA1‐ PA290&dq=definitie%22dubieuze+vordering%22&source=bl&ots=budtC ggq9H&sig=hepyqjl_LaB8xB_YDBrynxjZ5r0&hl=nl&ei=bpQCSqe1McaD‐ AbX2YGIAw&sa=X&oi=book_result&ct=result&resnum=4#PPA33,M1, handboek p.290 URL: http://www.bibf.be/page.aspx?pageid=1336&menuid=1061 URL: http://www.standaard.be/Artikel/ Detail.aspx?artikelId=9O241ED0&word=factoring URL: http://www.standaard.be/Artikel/ Detail.aspx?artikelId=DMF12012009_056&kanaalid=9 URL: http://www.intrum.be URL: http://www.graydon.be/publicnew/Default.aspx?i=9 URL: http://www.crion.be
David Smagge Promotor: Dhr. R. Aernoudt
Page | 35