Onderzoeksverslag Huisuitzettingen: Kenmerken van succesvolle preventie
Hafsa Ezoljami Louise de Boer Onderzoeksbegeleiders: Lisette Desain en Gerard Possemis Opdrachtgever: Eropaf.org Praktijkbegeleiders: Marc Räkers en Max Huber
Voorwoord Wij zijn Hafsa Ezoljami en Louise de Boer, beide vierdejaars studenten Maatschappelijk Werk en Dienstverlening aan de Hogeschool van Amsterdam. In het kader van de minor Outreachend Werken hebben wij kwalitatief onderzoek gedaan naar de kenmerken van succesvolle preventiepraktijken, op het gebied van huisuitzettingen. Voor u ligt het eindverslag van dit onderzoek. Wij hebben allebei met veel plezier aan dit onderzoek gewerkt. Gedurende het onderzoek hebben we niet alleen nauw maar ook intensief samengewerkt. Beiden waren wij bij alle onderdelen van het onderzoek betrokken. Ook de interviews hebben we allemaal samen afgenomen. Begin oktober zijn wij begonnen met het eerste deel van ons praktijkonderzoek, een scan van succesvolle preventiepraktijken. Het maken van de scan was heel wat lees en zoekwerk, we hebben ons verkeken op de hoeveelheid tijd die dit kostte. Naar aanleiding van een gesprek met opdrachtgever Eropaf, half oktober, bleek dat het maken van de scan in feite een aparte hoofdvraag was in het onderzoek. Positief punt bij het werken aan de scan is dat we hebben gemerkt dat het onderwerp ons allebei boeit. De “brandende vraag” in het hele onderzoek is ‘Wat maakt die preventiepraktijken nu precies succesvol?’. En dat is een vraag die tijdens de scan ook echt bij ons is gaan leven. Door het maken van de scan kregen wij een beter beeld van de preventiepraktijken die er zijn en die we verder wilden onderzoeken. In het tweede gedeelte van ons onderzoek hebben wij ingezoomd op drie preventiepraktijken. Vanuit de scan hebben we deze geselecteerd om verder te onderzoeken. De scan heeft behoorlijk wat tijd in beslag genomen. Daardoor hadden we minder tijd over voor het afnemen van interviews dan wij tevoren hadden verwacht. Dat verklaart ook waarom wij slechts 3 preventiepraktijken nader hebben kunnen onderzoeken. Wij zijn gestart met het benaderen van respondenten in de geselecteerde gemeenten. Dit hebben we zowel per mail als telefonisch gedaan, het bereiken van de sleutelfiguren van elke aanpak verliep niet zo gemakkelijk als we gedacht hadden. Het was zeer interessant om te zien hoe de verschillende respondenten te werk gaan in de praktijk. We hebben mensen van verschillende organisaties gesproken. Bij de selectie van respondenten hebben we ons op macro, meso en micro niveau gericht. Graag willen wij de volgende mensen bedanken die hebben meegewerkt aan ons onderzoek: • Harry de Lange en Wilma Kieft van de GG&GD Utrecht • Lyda Stoker van woningcorporatie GroenWest • Thijs de Jong van woningcorporatie BO-EX • Jaap Pijpelink van woningcorporatie Woongoed • Maria van Waesberghe van de gemeente Terneuzen • Joyce Vermue van Maatschappelijk Werk Zeeuws Vlaanderen • Ben Eefting beleidsadviseur regio Twente • Kim Keuters van woningcorporatie Domijn Op deze plek willen wij ook Gerard Possemis en Lisette Desain hartelijk danken voor de begeleiding vanuit school. En ten slotte willen we ook Marc Räkers en Max Huber bedanken voor de mogelijkheid om mee te kijken in hun praktijk en natuurlijk het overleg over de opdracht tussendoor.
2
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Samenvatting................................................................................................................................................................................. 4 1.1 Onderwerp ............................................................................................................................................................................................... 4 1.2 Tweeledig onderzoek ............................................................................................................................................................................... 4 1.3 Conclusie .................................................................................................................................................................................................. 4 Hoofdstuk 2 Inleiding ......................................................................................................................................................................................... 5 2.1 Structuur van het onderzoeksverslag....................................................................................................................................................... 5 2.2 Opdrachtgever ......................................................................................................................................................................................... 5 2.3 Probleemstelling ...................................................................................................................................................................................... 5 2.4 Doelstelling .............................................................................................................................................................................................. 5 2.5 Aanleiding ................................................................................................................................................................................................ 6 Hoofdstuk 3 Methodische verantwoording ....................................................................................................................................................... 7 Inleiding op hoofdstuk ................................................................................................................................................................................... 7 3.1 Meetinstrumenten ................................................................................................................................................................................... 7 3.2 Onderzoeksaanpak................................................................................................................................................................................... 7 3.3 Betrouwbaarheid ..................................................................................................................................................................................... 8 3.4 Werkwijze bij analyse van de resultaten .................................................................................................................................................. 9 Hoofdstuk 4 Resultaten ................................................................................................................................................................................... 11 Inleiding op hoofdstuk ................................................................................................................................................................................. 11 4.1 Utrecht ................................................................................................................................................................................................... 11 4.2 Terneuzen (Zeeland) .............................................................................................................................................................................. 12 4.3 Regio Twente ......................................................................................................................................................................................... 14 Hoofdstuk 5 Beantwoording van de hoofdvraag en de conclusies .................................................................................................................. 15 Inleiding op hoofdstuk ................................................................................................................................................................................. 15 5.1 De probleemstelling ............................................................................................................................................................................... 15 5.2 Beantwoording van de hoofdvraag ........................................................................................................................................................ 15 5.3 Discussie en Conclusie ........................................................................................................................................................................... 17 5.4 Aanbevelingen ....................................................................................................................................................................................... 18 Bibliografie ....................................................................................................................................................................................................... 19
3
Hoofdstuk 1 Samenvatting 1.1 Onderwerp In dit onderzoek staat het voorkomen van huisuitzettingen centraal. De doelstelling van het onderzoek is om kenmerken in kaart te brengen die een preventiepraktijk succesvol maken. Wij proberen hiermee een bijdrage te leveren aan de probleemstelling dat ervaring en kennis uit succesvolle preventiepraktijken gemakkelijk verloren gaat. 1.2 Tweeledig onderzoek Dit onderzoek bestaat uit twee aparte delen. Het eerste deel bestaat uit een “scan” van succesvolle preventiepraktijken. In dit deel van het onderzoek hebben wij de onderzoeksmethoden deskresearch en grijze literatuurstudie gebruikt. Voor het selecteren van de praktijken hebben wij gebruik gemaakt van publicaties en nieuwsberichten op de website van Eropaf. Met behulp van Google hebben we vervolgens verder gezocht naar informatie over de preventiepraktijken die wij hier vonden. Het resultaat van deze scan bestaat uit de beschrijving van tien preventiepraktijken. De resultaten van dit vooronderzoek staan in een apart verslag Van de geselecteerde preventiepraktijken in het vooronderzoek hebben wij er in het tweede gedeelte van het onderzoek, drie nader onderzocht: Utrecht, Twente en Zeeland (Terneuzen). We hebben contact gezocht met medewerkers die betrokken zijn bij de preventiepraktijken binnen de voornoemde gemeenten en regio. Voor dit deel van het onderzoek hebben wij de onderzoeksmethode grijze literatuur studie toegepast. Bij de analyse van de interviews hebben we de meest voorkomende kenmerken, die werden genoemd door de respondenten, omgezet naar algemene coderingen. Dit onderzoeksverslag bevat hiervan de resultaten. 1.3 Conclusie Ten slotte hebben we onze conclusies gebaseerd op de informatie uit de scan van succesvolle preventiepraktijken en de informatie die naar voren kwam in de interviews. Wij hebben ontdekt dat integrale samenwerking, het aansluiten op de leefwereld van de huurder en het aanpakken van de achterliggende problematiek, allemaal van cruciaal belang zijn om huisuitzettingen te voorkomen.
4
Hoofdstuk 2 Inleiding 2.1 Structuur van het onderzoeksverslag • In hoofdstuk 1 geven wij een korte samenvatting van de opzet van ons onderzoek en de belangrijkste resultaten. • In hoofdstuk 2 beginnen we met deze paragraaf die is bedoeld om de lezer inzicht te geven in de opzet van dit verslag. Daarna introduceren wij achtereenvolgens onze opdrachtgever, de probleemstelling, doelstelling en de aanleiding voor dit onderzoek. • In hoofdstuk 3 komt de methodische verantwoording aan bod. We vertellen hier welke meetinstrumenten we hebben gebruikt en wat onze onderzoeksaanpak is geweest. Ook hebben we hier een paragraaf toegevoegd met een beschouwing op de betrouwbaarheid van ons onderzoek. We sluiten het hoofdstuk af met een uitleg over de manier waarop we onze interviews hebben geanalyseerd. • In hoofdstuk 4 presenteren wij de resultaten van de interviews die wij hebben afgenomen. We hebben het hoofdstuk ingedeeld in drie paragrafen die elk één van de onderzochte gemeente/regio behandelen. • In hoofdstuk 5 komen we terug op de probleemstelling. Daarna gaan we over tot het beantwoorden van de tweede hoofdvraag in ons onderzoek. En ten slotte komen wij tot een elftal conclusies. 2.2 Opdrachtgever De Eropaf beweging is in de jaren negentig ontstaan vanuit de dak -en thuislozen zorg. In 1997 werd gestart met project “De Vliegende Hollander”. De Vliegende Hollander was een initiatief van HVO/Querido en het Leger des Heils. De ontwikkelde aanpak destijds kende een aantal belangrijke kenmerken zoals snel reageren, direct persoonlijk contact bij de mensen thuis en actief aansturen op oplossingen. De hulpverleners wilden voorkomen dat cliënten wegens schulden werden ontruimd. Er werd een nieuwe aanpak ontwikkeld, niet wachten maar juist op huisbezoek gaan bij cliënten en ze hulp aanbieden om alsnog te voorkomen dat ze ontruimd worden. Vanuit dit project is later stichting Eropaf ontstaan. De stichting zet zich in om professionals bekend te maken met de leefwereld van burgers. Eropaf wil met haar activiteiten een bijdrage leveren aan de uitwisseling van kennis en ervaring tussen alle mogelijke partijen uit het sociaal werkveld. Eropaf wil met de uitkomsten van ons onderzoek overheden en andere organisaties handvatten aanreiken bij de preventie van huisuitzettingen. 2.3 Probleemstelling Het voorkomen van huisuitzettingen begint een landelijke trend te worden. Tijdens de uitvoer van projecten als de Vliegende Hollander ontstaat een zekere expertise. Men ontwikkelt meer inzicht in deze problematiek en de manier waarop deze succesvol kan worden voorkomen. Eropaf vindt het belangrijk dat de kennis die is opgedaan tijdens dit soort succesvolle preventiepraktijken niet verloren gaat. Met de voorkoming van huisuitzettingen bespaart men immers een hoop kosten en wordt de verdere teloorgang van burgers voorkomen. Op verschillende plaatsen in het land wordt met succes gewerkt aan het voorkomen van huisuitzettingen. Onduidelijk is wat precies de kenmerken zijn die deze praktijken succesvol maken. 2.4 Doelstelling De doelstelling van dit onderzoek is de formulering van een aantal kenmerken die succesvolle preventiepraktijken, op het gebied van huisuitzettingen, met elkaar gemeen hebben. Hiervoor hebben wij ons georiënteerd op preventiepraktijken verspreid over het hele land. “Succesvol” hebben wij in overleg met Eropaf gedefinieerd als preventiepraktijken waar een daling van het aantal
5
huisuitzettingen plaats heeft gevonden in de afgelopen 3 tot 5 jaar. Het gaat daarbij om aantallen en niet om percentages. 2.5 Aanleiding De aanleiding van ons onderzoek is de nieuwe website huisuitzettingen.info die Eropaf in oktober gaat lanceren. Met deze website beoogt Eropaf een nieuw platform te creëren voor gemeenten, organisaties, professionals en burgers. Op dit platform zal informatie worden uitgewisseld over huisuitzettingen en alle onderwerpen die daarmee samenhangen. Het gaat dan om vernieuwend beleid in gemeenten, succesvolle projecten in het land, verandering op het gebied van wet en regelgeving van de overheid, publicaties van betrokkenen enzovoorts. In ons startdocument hadden wij bovenstaande aanleiding genoemd voor ons onderzoek. Bij nader inzien is er nog een bredere aanleiding te formuleren. Tijdens het onderzoek zijn wij ons bewuster geworden van de onderliggende problematiek van dreigende huisuitzettingen. Deze is in feite breder dan enkel professionals die informatie willen uitwisselen over het voorkomen van huisuitzettingen via een website. Met de complexiteit van de huidige maatschappij worden hoge eisen gesteld aan burgers. Ook aan burgers die gebruik willen maken van hulpverlening worden soms hoge eisen gesteld. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de ordelijke administratie die wordt verlangd van cliënten die een schuldhulp traject doorlopen. De eigen mogelijkheden van deze mensen op financieel en emotioneel gebied zijn onvoldoende en ook hun netwerk is niet in staat om hen op te vangen. Het vervelende is dat de burgers met de grootste problemen soms het moeilijkst toegang kunnen krijgen tot de hulpverlening die zij het hardst van iedereen nodig hebben. Het lijkt erop dat mensen waarbij huisuitzetting dreigt, vaak behoren tot de groep burgers die moeilijk aansluiting vindt in een eigen netwerk of bij de hulpverlening. Het sturen van een dreigende incasso brief is bij deze mensen ruim onvoldoende om hen te bereiken. Woningcorporaties maar ook welzijnsorganisaties beginnen zich te realiseren dat er meer moet gebeuren om deze groep burgers met complexe problemen te bereiken vóórdat de problemen escaleren. Het voorkomen van dakloosheid staat in veel gemeenten hoger op de agenda dan voorheen. Men is zich steeds bewuster van de hoge maatschappelijke kosten die een huisuitzetting met zich mee brengt, vooral ook op financieel gebied.
6
Hoofdstuk 3 Methodische verantwoording Inleiding op hoofdstuk In dit hoofdstuk beginnen wij in paragraaf 3.1 met het geven van informatie over het type onderzoek dat we hebben gedaan en de meetinstrumenten die wij daarbij gebruikt hebben. Vervolgens leggen we in paragraaf 3.2 uit hoe we te werk zijn gegaan. Daarna volgt paragraaf 3.3 waarin we iets vertellen over de betrouwbaarheid van ons onderzoek. Ten slotte leggen we in paragraaf 3.4 uit hoe wij de resultaten van ons onderzoek hebben geanalyseerd aan de hand van coderingen. 3.1 Meetinstrumenten Wij hebben gekozen voor kwalitatief onderzoek daarbij hebben we gebruik gemaakt van verschillende onderzoeksmethoden. Deskresearch Wij hebben een scan gemaakt van alle succesvolle preventiepraktijken die te vinden zijn op de website van eropaf.org. Onze opdrachtgever Eropaf is geïnteresseerd in preventiepraktijken die een daling melden van het aantal ontruimingen. Wij hebben daarbij gelet op de aantallen achter de percentages. Eropaf heeft ons gevraagd om tijdens het onderzoek kritisch te blijven kijken naar cijfers en aantallen. Bij het maken van de scan hebben we gebruik gemaakt van deskresearch. Wij hebben hiervoor gekozen omdat veel gegevens via het internet te vinden zijn. Grijze Literatuurstudie We hebben bestaande rapporten en verslagen gelezen die betrekking hebben op huisuitzettingen. “Literatuur die niet in gangbare collecties is opgenomen, zoals verslagen, papers op conferenties en dergelijke.” (Verhoeven, 2011) Door ons hierin te verdiepen hebben we een goed beeld gekregen van de manier waarop er in de praktijk aan de preventie van huisuitzettingen wordt gewerkt. Daarnaast hebben we alle publicaties op de website eropaf.org te lezen. Halfgestructureerd interview Onze werkwijze in het tweede deel van het onderzoek is een half gestructureerd interview. We hebben een aantal topics opgesteld met bijbehorende richtvragen. We hebben ons, in de gesprekken, vooral laten leiden door de kennis van de geïnterviewde. Na selectie van de nader te onderzoeken preventiepraktijken, hebben we contact opgenomen met betrokken medewerkers. De respondenten die hebben meegewerkt aan het interview zijn de medewerkers van gemeenten, woningbouw corporaties en van maatschappelijke organisaties. 3.2 Onderzoeksaanpak In dit deel van het verslag gaan wij in op onze aanpak tijdens het tweede gedeelte van het onderzoek, het afnemen van de gestructureerde interviews. Vanuit de scan hebben wij drie preventiepraktijken geselecteerd om nader te onderzoeken. In eerste instantie waren wij van plan om vijf preventiepraktijken nader te onderzoeken. Echter gezien de tijd die over was na de uitvoer van de scan, hebben wij ons beperkt tot drie preventiepraktijken. Selectie preventiepraktijken Wij hebben gekozen voor de gemeente Utrecht. De reden dat we voor Utrecht hebben gekozen was dat de gemeente Utrecht een daling van 78% meld op het gebied van huisuitzettingen. Natuurlijk waren wij zeer benieuwd naar de factoren die deze daling tot stand hebben gebracht. Onze opdrachtgever Eropaf was daarnaast geïnteresseerd in hoe kleinere gemeenten omgaan met het voorkomen van huisuitzettingen. Daarom hebben wij Terneuzen geselecteerd als nader te onderzoeken preventiepraktijk. Tenslotte hebben wij Twente ook geselecteerd in overleg met de
7
opdrachtgever. Die was speciaal geïnteresseerd in de vereniging van woningcorporaties (WoON) in de regio Twente. Benadering respondenten Na de selectie van de drie bovenstaande preventiepraktijken zijn we gestart met het benaderen van de respondenten. Dit hebben we gedaan via mail en telefoon. Ook hebben we geïnterviewden gevraagd om eventuele kandidaat respondenten. Het ontdekken en bereiken van sleutelfiguren ging niet altijd gemakkelijk. Niveau respondenten In Utrecht hebben we Harry de Lange en Wilma Kieft mogen interviewen. Zij coördineren het project Voorkom Huisuitzetting vanuit de gemeente (GG&GD). Beiden hebben zij een regie rol bij het uitvoeren van de aanpak. Ook hebben wij twee woonconsulenten gesproken van twee verschillende woningcorporaties, Bo-Ex en Groenwest. Ten slotte hebben wij in Utrecht gesproken met Frank Smulders, maatschappelijk werker bij Doenja Dienstverlening. Al deze partijen zijn betrokken bij het project Voorkom Huisuitzetting. Ons voornemen was om in elke onderzochte regio een medewerker te interviewen op een ander niveau (uitvoerend, beleid of management). Wij vonden dit belangrijk omdat we elke aanpak vanuit een breder perspectief wilden onderzoeken. In Utrecht is dat aardig gelukt. In de andere regio’s hadden we minder respons waardoor we ons hebben moeten beperken tot voornamelijk medewerkers uit de uitvoering. 3.3 Betrouwbaarheid Eén van de eisen die wordt gesteld om de betrouwbaarheid te meten van een onderzoek is “Dat onderzoek herhaalbaar moet zijn op een ander tijdstip, met een andere onderzoeker, andere proefpersonen en onder andere omstandigheden.” (Verhoeven) Een vrij strikte eis dus. Onderzoekers die het onderzoek opnieuw uitvoeren zouden tot dezelfde conclusies moeten komen, in dat geval is er sprake van betrouwbaarheid. Bij het maken van de scan naar succesvolle preventiepraktijken hebben wij gebruik gemaakt van deskresearch en grijze literatuurstudie. We hebben daarbij veel informatie gebruikt die was te vinden op het internet, dat maakt dit gedeelte van ons onderzoek minder betrouwbaar. Om de betrouwbaarheid van de informatie alsnog te verbeteren hebben we zoveel mogelijk geprobeerd om bepaalde gegevens te vergelijken met informatie uit andere bronnen. En bij de selectie van de gegevens hebben we ook naar de herkomst van de bron gekeken. Het is aannemelijk dat de informatie op de website van een gemeente betrouwbaarder is dan informatie van een forum. In het tweede gedeelte van ons onderzoek hebben we aan de hand van een gestructureerd interview respondenten gesproken die betrokken zijn bij de preventie van huisuitzettingen. Een deel van de interviews hebben we persoonlijk afgenomen en een deel hebben we telefonisch afgenomen. In eerste instantie kun je zeggen dat dit gedeelte van het onderzoek betrouwbaar is maar dat is niet per definitie het geval. Bij het afnemen van de interviews kunnen verschillende factoren aan bod komen die invloed kunnen hebben op de respondent of de persoon die het interview afneemt. Elke betrokkene bekijkt de aanpak van deze problematiek, vanuit een ander perspectief. Zelfs als men binnen dezelfde organisatie werkt. Wat dat betreft zal er uiteindelijk altijd een stukje onbetrouwbaarheid in dit soort onderzoek sluipen, omdat je te maken hebt met individuen. De formulering van succesvolle kenmerken waar wij op basis van onze hoofdvraag naar op zoek zijn kan per persoon en situatie verschillen. Ons voorkeur gaat uit naar het face to face afnemen van de interviews. Helaas is dit er uiteindelijk alleen bij de respondenten in Utrecht van gekomen. Voor wat betreft de interviews met de
8
respondenten uit Terneuzen kwamen we tot de ontdekking dat de reistijd met het openbaar vervoer maar liefst 3 uur heen en en 3 uur terug was. En uiteindelijk hebben we door tijdgebrek de keuze moeten maken om ook het merendeel van de interviews met de respondenten in Twente telefonisch af te nemen. Om de betrouwbaarheid van het onderzoek te vergroten hebben we, met toestemming van de respondenten, alle interviews opgenomen. Zo wilden we ook voorkomen dat de resultaten teveel zouden worden beïnvloed door onze eigen interpretatie en of dat we informatie zouden vergeten. 3.4 Werkwijze bij analyse van de resultaten Coderingen Toen het meerendeel van de interviews eenmaal was uitgewerkt hebben wij deze samen nagelezen en deels ook opnieuw afgeluisterd. Aan de hand daarvan hebben we van ieder interview kenmerken verzameld die door respondenten werden bestempeld als succesvol. Al deze kenmerken hebben we naast elkaar gelegd en omgezet naar algemene coderingen. Dus “samenwerken met verschillende organisaties” en “contactpersonen bij betrokken organisaties” werden beiden gecodeerd als “AC) integrale samenwerking”. De letter(combinatie) vóór elke codering hebben we toegevoegd zodat we de totalen gemakkelijk konden analyseren. Vervolgens hebben we per codering geteld hoe vaak deze voorkwam in de interviews. De codering “korte lijnen” bijvoorbeeld kwam voor in 8 van de 8 interviews. Lijst met coderingen en verklaring Hierna volgt de lijst van coderingen die wij hebben opgesteld met daarbij een korte toelichting. Deze coderingen zijn in feite de succesvolle kenmerken die we uit onze interviews hebben gefilterd. Ten behoeve van de leesbaarheid van de tekst zullen wij hierna aan de coderingen refereren als “de succesvolle kenmerken”. A) samenwerking Hiermee bedoelen wij de algemene samenwerking tussen de betrokken partijen. Het gaat dan om de sfeer in de communicatie onderling, de afspraken binnen de aanpak en de gezamenlijke verantwoordelijkheid. AB) korte lijnen Korte lijnen gaat over de manier van communiceren van de samenwerkingspartners. Het gaat dan om de bereikbaarheid, de beschikbaarheid en de persoonlijke benadering van elkaar. AC) integrale samenwerking Met integraal bedoelen wij de betrokkenheid van verschillende organisaties en disciplines bij een aanpak. Daarbij gaat het om een gedeelde verantwoordelijkheid, financiering of doelstelling. Het gaat ook om de inzet van specialistische hulp bij problemen. B) aansluiten op de leefwereld in contact met de huurder Het gaat er hier om dat niet enkel “contact wordt opgenomen” maar dat er oprechte aandacht is voor de persoon van de huurder tijdens dit contact. Hier wordt ook bedoeld dat rekening wordt gehouden met het niveau van de cliënt bij het bespreken van problemen. C) aandacht voor de achterliggende problematiek In de aanpak wordt niet alleen gewerkt aan de verbetering van de financiële situatie van de huurder. Er is ook een mogelijkheid om te werken aan andere problemen in de situatie van de huurder. Binnen de aanpak kan een oplossing op maat worden gemaakt en uitgevoerd.
9
D) ruimte in het toepassen van de regels Als er richtlijnen zijn in de aanpak dan zijn deze niet absoluut, er kan van worden afgeweken in speciale gevallen. Er is ruimte om hulp te bieden aan huurders waarvan de problemen niet goed in een regeling passen. E) tijdig contact opnemen met de cliënt (voor escalatie van problemen) Er wordt in een vroeg stadium contact gezocht met de huurder die een achterstand heeft. Men probeert te voorkomen dat (financiële) problemen escaleren. F) regie bij de GG&GD In de aanpak heeft de GG&GD de regie. De GG&GD heeft een monitorende en ondersteunende rol maar is geen partij in het hulpverleningsproces. (Wij ontdekten dat deze codering eigenlijk niet algemeen genoeg is maar we wilden hem toch laten staan omdat dit in de aanpak van Utrecht wel telkens als succes factor naar voren kwam) G) door drang en dwang urgentie bij de cliënt In de aanpak wordt het ontruimingsvonnis of de ontbinding van het huurcontract, bewust gebruikt om de motivatie van de huurder te versterken. De huurder komt in beweging bij het werken aan zijn problemen omdat hem een laatste uitweg wordt geboden. H) Huurincasso medewerkers moeten sociaal vaardig zijn De medewerker die de eerste contacten legt met de huurder moet plezier hebben in het werken met mensen. De medewerker is in staat om duidelijk te communiceren over de gevolgen bij het uitblijven van de huurbetaling. Tegelijkertijd is hij in staat om bij de huurder problemen te signaleren die extra of gespecialiseerde hulp behoeven en dit ook bespreekbaar te maken. I) aandacht voor de ontwikkeling van uitvoerend medewerkers Binnen de aanpak bestaat voor medewerkers een mogelijkheid om ervaringen uit te wisselen of te leren van elkaars expertise. J) Inzetten meer manuren Er wordt geïnvesteerd in extra personeel dat zich bezig houdt met preventieve werkzaamheden. Men heeft de overtuiging dat preventie goedkoper is dan het laten escaleren van problemen bij huurders.
10
Hoofdstuk 4 Resultaten Inleiding op hoofdstuk In dit hoofdstuk geven wij een overzicht van de succesvolle preventiepraktijken die we nader hebben onderzocht. In paragraaf 4.1 beginnen we met een toelichting op de aanpak in Utrecht. Dan volgt een overzicht van de geïnterviewde respondenten en de lijst van succesvolle kenmerken die elk van hen naar voren heeft gebracht. Vervolgens doen wij in paragraaf 4.2 en 4.3 hetzelfde voor de gemeente Terneuzen en de regio Twente. 4.1 Utrecht Utrecht werd door ons geselecteerd omdat Utrecht landelijk veruit de grootste daling in het aantal huisuitzettingen kent. Tussen 2008 en 2010 heeft een daling van 78% plaats gevonden. De aanpak Vanuit de gemeente (GG&GD) is men in 2007 gestart met de aanpak Voorkom Huisuitzetting. Dit project is begonnen als een pilot project in de wijk Zuilen op initiatief van de GG&GD in samenwerking met de gemeentelijke kredietbank en de maatschappelijke organisaties in die wijk. Het project is stedelijk verder uitgebreid omdat destijds veel mensen uitvielen bij schuldhulpverlening. Nu is het project een samenwerkingsverband tussen de Utrechtse woningcorporaties, de maatschappelijke dienstverlening en de gemeentelijke kredietbank. De aanpak Voorkom Huisuitzetting is vastgelegd in een convenant. Binnen deze aanpak kunnen jaarlijks 123 mensen worden geholpen met een traject Voorkom Huisuitzetting. Huurders worden bij de GG&GD aangemeld door de woningcorporaties. Deze huurders hebben in de meeste gevallen al een vonnis van de rechter waarin het huurcontract is ontbonden. De GG&GD doet de uitvoer van het aanname gesprek, een tussentijds voorgangsgesprek en de eindevaluatie van de trajecten. Daarbij is meestal ook iemand van de woningcorporatie aanwezig en deze gesprekken vinden zoveel mogelijk plaats op het kantoor van d GG&GD. De GG&GD heeft de regie bij deze aanpak. Met de aanpak wil de GG&GD dakloosheid voorkomen en mensen die dat nodig hebben, toe leiden naar zorg. Als voorwaarde voor deelname aan dit traject worden vaak aanvullende voorwaarden in het huurcontract opgenomen. Na het eerste aanname gesprek volgt een uitgebreid intake gesprek bij de huurder thuis. Dit gesprek wordt uitgevoerd door een trajectmanager (meestal een outreachend maatschappelijk werker) en een schuldhulpverlener van de kredietbank. Naar aanleiding van de intake wordt een plan op maat gemaakt. Daarbij worden de problemen op alle leefgebieden aangepakt. Het traject duurt maximaal twee jaar. Het grootste gedeelte van de aanpak wordt gefinancierd door de gemeente Utrecht, waaronder ook de woonbegeleiding die voor elke deelnemer verplicht is. Maar ook de GG&GD en de woningcorporaties betalen mee aan de aanpak. Interview GG&GD • Wilma Kieft projectleider Voorkom Huisuitzetting • Harry de Lange regievoerder Voorkom Huisuitzetting Door de respondenten werden de volgende kenmerken als succesvol bestempeld: A) samenwerking AB) korte lijnen AC) integrale samenwerking B) aansluiten op de leefwereld in contact met de client C) aandacht voor de achterliggende problematiek F) regie bij de GG&GD
11
G) I)
door drang en dwang urgentie bij de cliënt aandacht voor de ontwikkeling van uitvoerend medewerkers
Woningcorporatie Groenwest • Lyda Stoker medewerker huurincasso Door de respondenten werden de volgende kenmerken als succesvol bestempeld: A) samenwerking AB) korte lijnen B) aansluiten op de leefwereld in contact met de client C) aandacht voor de achterliggende problematiek D) ruimte in het toepassen van de regels F) regie bij de GG&GD G) door drang en dwang urgentie bij de cliënt I) aandacht voor de ontwikkeling van uitvoerend medewerkers Woningcorporatie Bo-EX • Thijs de Jong medewerker huurincasso Door de respondent werden de volgende kenmerken als succesvol bestempeld: A) samenwerking AB) korte lijnen AC) integrale samenwerking C) aandacht voor de achterliggende problematiek G) door drang en dwang urgentie bij de cliënt I) aandacht voor de ontwikkeling van uitvoerend medewerkers Doenja dienstverlening • Frank Smulders maatschappelijk werker Door de respondent werden de volgende kenmerken als succesvol bestempeld: A) samenwerking AB) korte lijnen AC) integrale samenwerking B) aansluiten op de leefwereld in contact met de client C) aandacht voor de achterliggende problematiek D) ruimte in het toepassen van de regels F) regie bij de GG&GD G) door drang en dwang urgentie bij de cliënt I) aandacht voor de ontwikkeling van uitvoerend medewerkers 4.2 Terneuzen (Zeeland) In verschillende publicaties en artikelen op het internet wordt melding gemaakt van een daling in het aantal huisuitzettingen in Zeeland. Uiteindelijk hebben wij drie respondenten in Terneuzen bereid gevonden om mee te werken aan ons onderzoek. De aanpak In Terneuzen werd in 2007 een convenant getekend tussen de gemeente, woningcorporaties Woongoed en Clavis, het Leger des Heils, maatschappelijk werk en schuldhulpverlening. Woningcorporaties in Terneuzen hebben sinds de komst van het convenant de mogelijkheid om huurders met een huurachterstand aan te melden bij het maatschappelijk werk of om de gemeente in te schakelen. Huurders kunnen een lening van maximaal €750,- krijgen in het geval van een dreigende huisuitzetting of afsluiting van gas en licht. De gemeente heeft het algemeen maatschappelijk werk
12
gemachtigd om te beslissen over de toekenning van deze leenbijstand. De voorwaarde van deze regeling is dat de huurder akkoord gaat met schuldhulpverlening en uiteindelijk akkoord gaat met een schuldsaneringtraject. De tweede mogelijkheid is “Het laatste kans project”. Dit project is bedoeld voor huurders die al een keer ontruimd zijn of waarvan de woningcorporatie niet akkoord gaat met een regeling. Binnen deze regeling kunnen mensen een bedrag van €1000,-lenen. Ook dit bedrag komt uit de bijzondere bijstand. De voorwaarde voor huurders om hieraan te mogen deelnemen is dat zij begeleiding accepteren en dat zij akkoord gaan met bewindvoering. Dat zijn absolute voorwaarden die ook in een contract komen te staan. Vooralsnog zijn deze partijen voornemens om de aanpak te continueren. De leenbijstand die binnen de aanpak ter beschikking wordt gesteld komt uit de bijzondere bijstand. Deze voorziening is in principe blijvend. Binnen de bijzondere bijstand moet echter wel bezuinigd worden en dit kan invloed hebben op de positie van deze aanpak in Terneuzen. Verder bekostigd de gemeente de coördinatie van de aanpak. Woningcorporatie Woongoed en Clavis financieren hun activiteiten binnen de aanpak zelf. Voor maatschappelijk werk en schuldhulpverlening geldt dat ook dat zij hun activiteiten binnen de aanpak zelf bekostigen. Gemeente Terneuzen • Maria van Waesberghe consulent werk en inkomen (bijzonder belast met daklozen en huisuitzettingen) Door de respondente werden de volgende kenmerken als succesvol bestempeld: A) samenwerking AB) korte lijnen AC) integrale samenwerking D) ruimte in het toepassen van de regels H) Huurincasso medewerkers moeten sociaal vaardig zijn Woiningcorporatie Woongoed • Dhr Pijpelink coördinator huurincasso Door de respondent werden de volgende kenmerken als succesvol bestempeld: A) samenwerking AB) korte lijnen B) aansluiten op de leefwereld in contact met de client H) Huurincasso medewerkers moeten sociaal vaardig zijn J) Inzetten meer manuren Maatschappelijk Werk Zeeuws Vlaanderen • Joyce Vermue manager maatschappelijk werk Door de respondent werden de volgende kenmerken als succesvol bestempeld: A) Samenwerking AC) Intergrale samenwerking B) Aansluiten leefwereld in contact met de client C) Aandacht voor de achterliggende problematiek D) tijdig contact opnemen met de cliënt (voor escalatie van problemen)
13
4.3 Regio Twente In Twente is de vereniging WoON (Wonen Oost Nederland) actief. Stichting WoON is een vereniging van +/- 18 woningcorporaties in de regio Twente. Zij zijn in de regio op verschillende manieren actief in het werken aan de preventie van huisuitzettingen. De aanpak In Twente werd het project (z)Onderdak op initiatief van vereniging WoON uitgevoerd. Dit was een tijdelijk project om te inventariseren hoe er in de regio gewerkt wordt aan de preventie van huisuitzettingen en het herhuisvesten van moeilijke doelgroepen. Deze inventarisatie werd uitgevoerd door drie (externe) zelfstandig werkende beleidsadviseurs. Het project is inmiddels afgerond, met als resultaat een adviesrapport voor alle corporaties die zijn aangesloten bij WoON. Alle kosten voor dit project werden gefinancierd door vereniging WoON. Stichting WoON is ook betrokken bij meldpunt Woonkans. Dit is een breder project waar niet alleen WoON bij is betrokken. De aanpak is een pilot die in 2011 is gestart. In de aanpak werken WoON, welzijnsorganisaties in de regio en de gemeente samen. Meldpunt Woonkans is bedoeld voor mensen uit de maatschappelijke opvang. Het gaat dan dus om mensen die eerder ontruimd werden en geherhuisvest moeten worden. Het meldpunt houdt zich bezig met mensen die opnieuw willen wonen maar bijvoorbeeld schulden hebben of mensen die een oude schuld hebben bij een corporatie door ontruiming in het verleden. Het meldpunt wordt ook wel ingeschakeld wanneer huurders ontruimd gaan worden, bijvoorbeeld door woningruimte te zoeken in een andere stad. Het meldpunt houdt zich voornamelijk bezig met lastige woonsituaties waar hulpverlening, woningcorporaties en gemeenten tegen aanlopen. Zij denken dan mee over een eventuele oplossing. Binnen het meldpunt is een projectgroep samengesteld uit alle betrokken partijen die regelmatig overleg met elkaar heeft. Stichting WoON • Ben Eefting zelfstandig beleidsadviseur Door de respondent werden de volgende kenmerken als succesvol bestempeld: A) samenwerking AB) korte lijnen AC) integrale samenwerking C) aandacht voor de achterliggende problematiek E) tijdig contact opnemen met de cliënt (voor escalatie van problemen) H) Huurincasso medewerkers moeten sociaal vaardig zijn Woningcorporatie Domijn (twente) • Mevr Kim Keuters coördinator huurincasso Door de respondente werden de volgende kenmerken als succesvol bestempeld: A) samenwerking AC) integrale samenwerking B) aansluiten op de leefwereld in contact met de client C) aandacht voor de achterliggende problematiek D) ruimte in het toepassen van de regels E) tijdig contact opnemen met de cliënt (voor escalatie van problemen) H) Huurincasso medewerkers moeten sociaal vaardig zijn J) Inzetten meer manuren
14
Hoofdstuk 5 Beantwoording van de hoofdvraag en de conclusies Inleiding op hoofdstuk In dit hoofdstuk komen wij in paragraaf 5.1 terug op de probleemstelling en de doelstelling die de basis waren voor dit onderzoek. Vervolgens geven wij in paragraaf 5.2 antwoord op de tweede hoofdvraag van ons onderzoek en bijbehorende deelvragen. Daarna komen discussiëren wij in paragraaf 5.3 over de resultaten in het onderzoek en verdere bevindingen en komen wij tot een twaalftal conclusies. Ten slotte doen wij in paragraaf 5.4 een aantal aanbevelingen aan een ieder die zich bezig houdt met de preventie van huisuitzettingen. 5.1 De probleemstelling De probleemstelling bij dit onderzoek is dat belangrijke kennis over succesvolle preventiepraktijken, op het gebied van huisuitzettingen, makkelijk verloren gaat. Projecten zijn vaak tijdelijk van aard en beleid verandert voortdurend. Wij zijn daarom in het tweede deel van ons onderzoek op zoek gegaan naar kenmerken die preventiepraktijken op het gebied van huisuitzettingen succesvol maken. De conclusie van ons onderzoek is een poging om de kennis over de preventie van huisuitzettingen niet verloren te laten gaan. De doelstelling van dit onderzoek is de formulering van een aantal kenmerken die succesvolle preventiepraktijken met elkaar gemeen hebben. 5.2 Beantwoording van de hoofdvraag In deze paragraaf geven wij antwoord op de tweede hoofdvraag van het onderzoek door de beantwoording van de bijbehorende deelvragen. Onze hoofdvraag luidt: Welke positieve kenmerken zijn er te onderscheiden in de preventieve aanpak van huisuitzettingen? •
Welke werkwijze maakt de preventiepraktijk succesvol? Hierbij kijken we naar vier factoren: organisatie, samenwerkingsverbanden, medewerkers, benadering van de doelgroep.
In onderstaande grafiek staat in hoeveel interviews een succesvol kenmerk werd benoemd door de respondent. 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
15
Reeks1
Organisatie In Utrecht kwam bij alle betrokken partijen als succesvol kenmerk naar voren F) regie bij de GG&GD. De GG&GD heeft een monitorende en ondersteunende rol maar is geen partij in het hulpverleningsproces. Hierdoor heeft de GG&GD overzicht, dit wordt vergemakkelijkt door het gezamelijke registratiesysteem KRIS. De GG&GD heeft als gezondheidsdienst een brede kijk op het welzijn van de betrokken huurders. Men gaf aan dat het maatschappelijk oogpunt van de GG&GD een belangrijke bijdrage levert aan de aanpak omdat zij de situatie vanuit een andere insteek/perspectief bekijken. Zou de regie bijvoorbeeld bij de kredietbank liggen dan zouden zij meer aandacht besteden aan het financiële gedeelte. Het succesvol kenmerk D) ruimte in het toepassen van de regels, kwam in de helft van de interviews naar voren. Hier kwam naar voren dat veel van de huurders complexe problemen hebben. Bij deze mensen doen zich regelmatig situaties voor waarin het te strikt toepassen van de regels het onmogelijk maakt om mensen uit de problemen te helpen. Overigens werd hierbij wel vermeld dat er een goede reden moet zijn om van de regels af te wijken en ook dat men het daarbij belangrijk vond om overleg te plegen met collega’s. Bij de aanpak in Utrecht besteedt men aandacht aan de ontwikkeling van medewerkers in de vorm van trainingen en bijeenkomsten. Dit gebeurt ongeveer 4 maal per jaar en de medewerkers van alle organisaties in de aanpak komen dan bij elkaar. Het feit dat men elkaar hier kan ontmoeten en kan uitwisselen werd ervaren als een zeer positieve bijdrage in het slagen van de aanpak. Samenwerkingsverbanden In de grafiek is te zien dat A) samenwerking door alle respondenten, werd genoemd als een succesvol kenmerk. Daarna volgen de daarmee samenhangende kenmerken AB) korte lijnen en AC) integrale samenwerking. Hiermee is de factor samenwerking veruit het belangrijkste succesvolle kenmerk dat tijdens dit onderzoek naar voren is gekomen. Respondenten benadrukten bij dit onderwerp zaken als persoonlijk contact met collega’s van andere organisaties, op elkaar kunnen rekenen en begrip voor elkanders doelstellingen. Ook het gebruik maken van elkaars expertise kwam naar voren als een positief punt. Ander opvallend punt dat in verschillende interviews werd genoemd is de mogelijkheid om de good Cop, bad Cop methode in te zetten. Bijvoorbeeld een maatschappelijk werker die tevoren afstemt welke houding de huurincasso medewerker aanneemt om de huurder zover te krijgen dat hij akkoord gaat met beschermingsbewind. Medewerkers Wij hebben de vraag gesteld welke eigenschappen medewerkers moeten hebben om te kunnen werken binnen de succesvolle aanpakken. Hierop hoorden wij van bijna alle respondenten het succesvolle kenmerk B) aansluiten op de leefwereld in contact met de huurder. Men benadrukte hierbij dat de sfeer in het contact met de huurder een verschil kan maken in het wel of niet bereiken van de huurder. De toon in de herinnering van de woningcorporatie werd als voorbeeld genoemd maar ook de betrokken houding tijdens een huisbezoek. Wat in dit verband ook werd genoemd zijn doorzettingsvermogen en humor. Het succesvol kenmerk H) huurincasso medewerkers moeten sociaal vaardig zijn werd daarbij ook regelmatig genoemd. De huurincasso medewerkers hebben in alle aanpakken een belangrijke rol op het gebied van signalering. Zij moeten in staat zijn om een eerste inschatting te maken van eventueel aanvullende hulp die nodig is. Daarbij moeten huurincasso medewerkers tegelijkertijd benadrukken dat de dreiging van de huisuitzetting reëel is. Maar het belangrijkste dat bij deze succesfactor naar voren kwam is de kwaliteit van medewerkers om op een menselijke manier contact te leggen met de huurder. Benadering van de doelgroep
16
Hier is sprake van een overlap van kenmerk B) aansluiten op de leefwereld in contact met de huurder. Deze valt onder de factor medewerkers maar zeker ook onder de factor benadering van de doelgroep. En dan met name om het feit de manier van benaderen een belangrijke invloed is op het wel of niet aanvaarden van de hulp die in de preventiepraktijken wordt geboden. Zoals is aangegeven in de grafiek hebben de respondenten aangegeven dat C) aandacht voor de achterliggende problematiek, zeer belangrijk is om huisuitzettingen (langdurig) te voorkomen bij de betrokken huurders. Huurder hebben vaak problemen op meerdere leefgebieden en deze beïnvloeden elkaar ook. Opvallend was dat in dit verband ook een oplossing op maat telkens werd genoemd, zelfs door huurincasso medewerkers. Tegen onze verwachting in kwam de succesfactor E) tijdig contact opnemen met de cliënt (voor escalatie van problemen) niet zo vaak voor. Geïnterviewden gaven juist aan dat zij soms bewust gebruik maakten van de crisis die ontstaat in een situatie waarin problemen zijn geëscaleerd. Men gaf aan dat huurders dan meer urgentie ervaren om de problemen aan te pakken en mee te werken. • Welke positie heeft de preventiepraktijk binnen de organisatie, tijdelijk, pilot project? • Hoe wordt de preventiepraktijk gefinancierd? Er is geen lijn te ontdekken in de positie die een preventiepraktijk binnen betrokken organisaties inneemt. Dit liep in de geselecteerde praktijken uiteen. Wel waren een aantal aanpakken ooit gestart of voortgekomen uit pilot projecten. Ook voor de financiering van de preventiepraktijken, geldt een uiteenlopend beeld. Hierbij viel ons op dat Woningcorporaties en gemeenten de belangrijkste financiers zijn. Bij elke aanpak hebben woningcorporaties een sleutelrol in de uitvoer en in de financiering. 5.3 Discussie en Conclusie Preventiepraktijken gericht op het voorkomen van huisuitzettingen hebben effect. Huurders krijgen een laatste kans en zijn door de urgentie van de situatie sneller geneigd om hulp op andere leefgebieden te aanvaarden. In veel van de gevallen is er sprake van meerdere problemen die met elkaar in verband staan, bijvoorbeeld geldgebrek door onkunde in het aanvragen van aanvullende voorzieningen. Bij succesvolle preventie van huisuitzettingen komen huurders in beeld die al langere tijd moeite hebben om zich staande te houden. Daar zitten huurders waarbij hulpverlening niet goed van de grond is gekomen maar ook huurders die voor de eerste keer in aanraking komen met hulpverlening. In alle gevallen geldt dat succesvolle interventie meer leed kan besparen. Hoewel de succes factor ‘tijdig contact opnemen met de huurder’ minder voor is gekomen dan tevoren verwacht, zijn wij van mening dat dit toch wel moet gebeuren. In dit vroege stadium is de urgentie bij de huurder nog niet zo heel hoog. Eerder zagen we dat het juist die urgentie is die huurders in beweging kan krijgen. Wij hebben in de interviews echter ook gemerkt dat de manier waarop huurders worden benaderd van essentieel belang is. Het is aannemelijk dat huurders bij een juiste benadering wel in een vroeger stadium hulp willen aanvaarden. Daarmee kan escalatie van problemen worden voorkomen en als dat lukt dan zijn er minder zware en dure interventies nodig. Deze ‘juiste benadering’, ‘het aansluiten op de leefwereld’ en het ‘sociale’ van huur incasso medewerkers, zijn nogal subjectieve begrippen. Deze zijn niet samen te vatten in een rijtje vaardigheden en kenmerken bij medewerkers. Dit gaat over gevoel en vertrouwen en is vooral heel persoonlijk. Wat bij de ene huurder werkt, werkt niet perse bij de ander en voor medewerkers geldt in feite hetzelfde. Voor woningcorporaties is het werken aan preventie van huisuitzettingen slechts een onderdeel van een breder sociaal takenpakket. Woningcorporaties werken aan de leefbaarheid in buurten, overlast problematiek en sociaal geografische vraagstukken. Als woningcorporaties bereid zijn om te
17
investeren in de preventie van huisuitzettingen en daarbij een goede samenwerking vinden met lokale hulpverlening, dan ligt hier een kans om ook een positieve bijdrage te leveren aan die bredere doelstellingen. Ook niet onbelangrijk is dat een preventieve aanpak voor corporaties over het algemeen goedkoper is dan een huisuitzetting. • • •
• • •
• • • • •
In alle nader onderzochte preventiepraktijken bestaan afspraken tussen samenwerkingspartners in de vorm van convenanten of richtlijnen. In alle preventiepraktijken is sprake van integrale samenwerking. Bijna alle aanpakken zijn aanverwant aan projecten die te maken hebben met het herhuisvesten van moeilijke doelgroepen. Het gaat dan om dak en thuislozen en mensen die eerder door schulden zijn ontruimd. Vaak is de aanpak in de preventiepraktijken gebaseerd op de kennis en ervaringen die men heeft met mensen die al eens ontruimd zijn. In alle aanpakken heeft de woningcorporatie een belangrijke signalerende functie. De woningcorporaties nemen verantwoordelijkheid voor het inschakelen van hulp door gespecialiseerde disciplines. Binnen de aanpakken is het mogelijk om te werken aan een oplossing op maat voor de individuele huurder. Eén client, één aanpak, één plan! In alle aanpakken wordt gewerkt aan de achterliggende problematiek zodat huurders na de interventie door betrokken partijen zelfstandig verder kunnen. Er is aandacht voor de problemen op alle leefgebieden. Bij de aanpakken zijn gespecialiseerde organisaties betrokken of er is de mogelijkheid om een beroep op hen te doen binnen het netwerk. Woningcorporaties zijn in vergelijking met het verleden meer tijd en geld gaan investeren in de voorkoming van huisuitzettingen. Niet alleen omdat dit geld bespaart maar ook omdat zij het belang inzien van de maatschappelijk problemen die hiermee worden voorkomen. Woningcorporaties nemen meer verantwoordelijkheid voor het welzijn van hun huurders. Het resultaat daarvan is een sociaal beleid ten opzichte van huurschulden. In alle aanpakken komen de samenwerkingspartners periodiek bij elkaar voor overleg en uitwisseling over de preventieve aanpak. Dit is belangrijk om de aanpak actueel te houden en waar nodig bij te stellen. We zijn tot de conclusie gekomen dat de meeste huurders sneller in beweging komen als er een vonnis is waarin staat dat het huurcontract mag worden ontbonden. Met het vonnis wordt in de meeste gevallen druk op de huurders uitgeoefend. De hulp die bij dreigende huisuitzettingen wordt geboden is in alle aanpakken voorwaardelijk. Hierin ligt een kans om zorgmijders met drang en dwang hulpverlening op andere leefgebieden te laten aanvaarden.
5.4 Aanbevelingen •
•
18
Bij een preventieve aanpak van huisuitzettingen moet integraal gewerkt worden omdat de problemen van huurders bijna altijd meervoudig en complex zijn. Het verdient aanbeveling om ook invloedrijke partijen als de gemeente en de kredietbank bij de aanpak te betrekken. Deze partijen hebben de mogelijkheid om uitzonderingen voor de doelgroep in het leven te roepen, bijvoorbeeld voorrang op een wachtlijst of extra budget. Maar ook hulpverlening is nodig, om huurders op een professionele manier te begeleiden. Hulpverleners kunnen de situatie van de huurder inventariseren kennen de weg naar specialistische hulp. Bij een dergelijke samenwerking is het aan te raden om afspraken vast te leggen in een convenant. In alle interviews kwam naar voren hoe gemakkelijk medewerkers van verschillende organisaties elkaar kunnen bereiken. De mogelijkheid om contact met elkaar te maken voor overleg werd telkens weer als prettig een waardevol naar voren gebracht. Het is dus belangrijk dat medewerkers elkaar naar op een zelf gekozen moment kunnen opzoeken en inschakelen.
•
•
De Multi-problematiek die kenmerkend is voor huurders die te maken hebben met dreigende huisuitzetting, komt (in de volgende fase) terug in de maatschappelijke opvang. De maatschappelijke opvang en woningcorporaties hebben ervaring in het herhuisvesten van mensen die in het verleden werden ontruimd. De kennis die wordt opgedaan, bijvoorbeeld in begeleid wonen projecten in de maatschappelijke opvang, kan worden ingezet bij de ontwikkeling van succesvolle preventiepraktijken om huisuitzettingen te voorkomen. Ten slotte is het van groot belang dat er voor betrokken medewerkers een vrije ruimte is waarin zij een oplossing op maat kunnen bieden aan de huurder met problemen. Vooral bij deze problematiek is dat soms echt nodig.
Bibliografie Aantal huisuitzettingen in Heerlen met 50% gedaald. (2011, 2 21). Opgeroepen op 11 9, 2011, van http://www.heerlen.citysite.nl: http://www.heerlen.citysite.nl/link/1/nieuws/5008660/698_Aantal+huisuitzettingen+in+Heerlen+me t+50%25+gedaald.html Aantal huisuitzettingen Roermond afgenomen. (2011, 6 2). Opgeroepen op 11 10, 2011, van http://www.l1.nl: http://www.l1.nl/content/2614313/Aantal+huisuitzettingen+Roermond+afgenomen AD.nl. (2011, 10 10). http://www.ad.nl/ad/nl/1041/Amsterdam/article/detail/1976137/2010/02/23/Amsterdamvoorkomt-huisuitzettingen.dhtml?redirected. Opgeroepen op 10 10, 2011, van http://www.ad.nl: http://www.ad.nl/ad/nl/1041/Amsterdam/article/detail/1976137/2010/02/23/Amsterdamvoorkomt-huisuitzettingen.dhtml?redirected Almere, G. (2011). Evaluatie en bijstelling Plan van Aanpak Stedelijk Kompas Flevoland 2008-2014. Almere: Gemeente Almere. Berenschot. (2010). Evaluatieonderzoek 'Vroeg Eropaf!' Amsterdam. Berenschot. binnenlandsbestuur.nl. (2009, 06 23). http://www.binnenlandsbestuur.nl/financien/nieuws/nieuws/almere-verwacht-stijginghuisuitzettingen.119433.lynkx. Opgeroepen op 11 07, 2011, van http://www.binnenlandsbestuur.nl: http://www.binnenlandsbestuur.nl Bogman, f. v. (2011, april). Is preventieve woonbegeleiding effectief en kostenefficiënt? Soaciaal bestek , pp. 29-32. CorporatieNL. (2010). http://www.corporatienl.nl/thuis-twente/. Opgeroepen op 11 02, 2011, van http://www.corporatienl.nl: http://www.corporatienl.nl/thuis-twente/ Eindhoven.nl. (2010, januari 11). Eindhoven.nl. Opgeroepen op 10 31, 2011, van Eindhoven.nl: http://www.eindhoven.nl/artikelen/Twintig-procent-minder-huisuitzettingen-in-2009.htm Fikse daling huisuitzettingen in Den Haag. (2011, 2 15). Opgeroepen op 2 15, 2011, van http://www.binnenlandsbestuur.n: http://www.binnenlandsbestuur.nl/sociaal/nieuws/nieuws/fiksedaling-huisuitzettingen-in-den-haag.717503.lynkx
19
Galliard, A. H. (2007). MDO, SWD &VKB, Maatschappelijk rendement integrale schuldhulpverlening. Noord-Oost Groningen, Appingedam: Maatschappelijke dienstverlening Oldambt, Stichting Welzijn Delfzijl en Volkskredietbank voor Noord-Oost Groningen. Gemeente Amsterdam, D. W. (sd). Laatste kans beleid, procedure. Opgeroepen op 11 8, 2011, van http://www.wzs.amsterdam.nl: http://www.wzs.amsterdam.nl/wisz/@4560/laatste_kans_beleid/ Haag Wonen: bijna 40% minder huisuitzettingen. (2011, 2 11). Opgeroepen op 10 11, 2011, van http://www.infothuis.tv: http://www.infothuis.tv/index.php?s=3&c=38056 Haag, D. (2011, 10 5). Gemeente en corporaties voorkomen huisuitzettingen eerder. Opgeroepen op 11 10, 2011, van http://www.denhaag.nl: http://www.denhaag.nl/home/bewoners/to/Gemeenteen-corporaties-voorkomen-huisuitzettingen-eerder.htm Helft minder huisuitzettingen in Heerlen. (sd). Opgeroepen op 11 9, 2011, van ww.l1.nl: http://www.l1.nl/L1NWS/_pid/links4/_rp_links4_firstElementId/1_5047377/_rp_links4_hasclickpage /1_1013 http://www.pzc.nl. (2011, 01 21). http://www.pzc.nl/regio/bevelandentholen/8009159/Aantalhuisuitzettingen-RWS-flink-gedaald.ece. Opgeroepen op 11 07, 2011, van http://www.pzc.nl: http://www.pzc.nl JAS. (2007, januari 8). Uitzetting bij huurschuld niet toegestaan. Opgeroepen op 11 9, 2011, van http://www.stichting-jas.nl: http://www.stichting-jas.nl/newsread.asp?newsID=6467 limburger.nl. (2011, 7 27). Aanvragen schuldhulp Roermond gestegen. Opgeroepen op 11 10, 2011, van http://www.limburger.nl: http://www.limburger.nl/article/20110727/REGIONIEUWS03/110729702/1004 Midden-Limburg, A. M. (2008). Jaarverslag 2008. Opgeroepen op 11 10, 2011, van http://www.amwml.nl: http://www.amwml.nl/jv2008/jaarverslag%20amw%202008.pdf minder huisuitzettingen in 2009 . (sd). Opgeroepen op 11 9, 2011, van http://infoeindhoven.nl/index.php/home/archief/172-minder-huisuitzettingen-in-2009-: http://infoeindhoven.nl/index.php/home/archief/172-minder-huisuitzettingen-in-2009Nauw betrokken bij huurders in de knel. (2011). Opgeroepen op 11 10, 2011, van http://haagwonen.nl: http://haagwonen.nl/Documenten%20internet/Ik%20wil%20informatie%20over/Haag%20Wonen/H aags%20Wonen/2011-0210%20Haags%20Wonen%20%20Nauw%20betrokken%20bij%20huurders%20in%20de%20knel.pdf Neos. (sd). Preventieve woonbegeleiding. Opgeroepen op 11 9, 2011, van http://www.st-neos.nl: http://www.st-neos.nl/paginas/begeleid-wonen-preventieve-woonbegeleiding.html nieuwsbank.nl. (2009, 8 6). Positieve resultaten Convenant voorkomen huisuitzetting. Opgeroepen op 11 10, 2011, van http://www.nieuwsbank.nl: http://www.nieuwsbank.nl/inp/2009/06/08/R294.htm Räkers, M. (2006). Eropaf! Outreachend samenwerken in welzijn en wonen. Van Gennep BV/de Balie.
20
Rijksoverheid. (sd). Hoe moeten huurder en verhuurder de huur opzeggen? Opgeroepen op 11 9, 2011, van http://www.rijksoverheid.nl: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/huurwoning/vraag-en-antwoord/hoe-moeten-huurderen-verhuurder-de-huur-opzeggen.html roermond.nl. (sd). Huisuitzettingen. Opgeroepen op 11 10, 2011, van http://www.roermond.nl: http://www.roermond.nl/index54579.htm?cx=010282884805032413676%3A6tg1jbngzxs&ie=UTF8&cof=FORID%3A10&q=huisuitzettingen&siteurl=www.roermond.nl%2F#906 Rotterdam, W. (2009). Maatschappelijke kosten en baten in de praktijk. Rotterdam: NICISkennisatelier. Succesvolle aanpak voorkomt huisuitzetting door huurschuld. (2011, 5 12). Opgeroepen op 11 9, 2011, van http://utrecht.nieuws.nl: http://utrecht.nieuws.nl/nieuws/27948 Trimbos-instituut. (2011). Monitor plan van Aanpak Maatschappelijk Opvang. Utrecht: Trimbosinstituut. Trimbos-instituut, M. P. (2011). Monitor Stedelijk Kompas 2010. Utrecht: Trimbos-instituut. Tubantia. (2011, 10 05). http://www.tctubantia.nl/regio/almelo-stad/7403836/Minderhuisuitzettingen-dankzij-begeleiding-.ece. Opgeroepen op 10 10, 2011, van http://www.tctubantia.nl: http://www.tctubantia.nl Twente, G. r. (2011). http://www.ggdregiotwente.nl/zorg-en-overlast/bemoeizorg. Opgeroepen op 11 02, 2011, van ggdregiotwente.nl: http://www.ggdregiotwente.nl/zorg-en-overlast/bemoeizorg Twintig procent minder huisuitzettingen in 2009. (2010, 11 1). Opgeroepen op 11 9, 2011, van http://www.eindhoven.nl: http://www.eindhoven.nl/artikelen/Twintig-procent-minderhuisuitzettingen-in-2009.htm Utrecht. (sd). Gemeente Utrecht. Opgeroepen op 11 9, 2011, van http://www.utrecht.nl: http://www.utrecht.nl Vechtstreek, G. G. (2007). Tweede kans beleid Gooi en vechtstreek. Opgeroepen op 11 8, 2011, van http://www.ribwgooi.nl: http://www.ribwgooi.nl/files/file/tweede_kans_folder.pdf Verhoeven, N. Wat is onderzoek? 2011: Boom Lemma. Vleuten, O. v. (2008, 11 15). http://www.pzc.nl/regio/zeeland/4043592/Soms-wachten-ze-tot-deverhuiswagen-al-voor-de-deur-staat.ece. Opgeroepen op 11 7, 2011, van http://www.pzc.nl: http://www.pzc.nl/regio/zeeland/4043592/Soms-wachten-ze-tot-de-verhuiswagen-al-voor-de-deurstaat.ece Voorkom huisuitzetting. (sd). Opgeroepen op 11 9, 2011, van http://www.utrecht.nl: http://www.utrecht.nl/smartsite.dws?id=360389 Vooruitgang: helft minder huisuitzettingen in Heerlen. (2011, 2 20). Opgeroepen op 11 9, 2011, van http://heerlen.sp.nl: http://heerlen.sp.nl/weblog/2011/02/20/vooruitgang-helft-minderhuisuitzettingen-in-heerlen/
21
22