PRIJS € 8,50
ONDERZOEKSRAPPORT N55007
ASSET MANAGEMENT VOOR ONDERGRONDSE INSTALLATIES (AMOI) WPI STRUCTUURPLAN FASE 1
COB - CENTRUM
ONDERGRONDS
BOUWEN
Het Centrum Ondergronds Bouwen wi! als kennisnetwerk oog en oor zijn voor alles wat met ondergronds bouwen te maken heeft. Vanuit de visie dan ondergrond ruimtegebruik en essenti~le bijdrage levert aan een mooi, leefbaar en slagvaardig Nederland, stimuleert het COB de dialoog tussen aile mogelijke partijen die een rol spelen bij de verkenning van belemmeringen en mogelijkheden van het bouwen onder de grond. Naast het (mede) ultvoeren van onderzoeken, Is het COB actlef op het gebied van communlcatie, kennlsmanagement en onderwljs, onder meer door de ondersteuning van een leerstoel ondergronds bouwen aan de TU Delft en het lectoraat ondergronds rUlmtegebruik aan de Hogeschool Zeeland. Meer dan honderd organisaties ult het bedrijfsleven, de overheld alsmede kennlslnstituten bundelen In het COB hun krachten en expertise. Het COB maakt deel uit van het CUR.NET en stemt zljn actlvltelten af met andere deelnemers aan dat netwerk, zoals CUR, Hablforum en SKB. Daarnaast heeft het COB een Memorandum Of Understanding met de Japan Tunneling Association (JTA) en stimuleert het Internatlonale uitwlsselingen met andere landen. CDB Is mede Inltlatlefnemer van het nleuwe onderzoeksprogramma ECON en werkt nauw samen met Delft Cluster.
COB NA 2003 In 2003 loopt de tweede onderzoeksperlode van het COB af. In nauw overleg met de partlclpanten is een buslnessplan opgesteld voor de periode 2004-2007. Hlerin wordt ook een aangepaste programmeerwijze voorgesteld waarblj een grote nadruk op afstemming tussen vraag en aanbod zal worden gelegd. De in het buslnessplan genoemde speerpunten, voortgekomen ult een brede consultatle van het COB netwerk, vormen het ultgangspunt voor de programmering van onderzoeksprojecten. De speerpunten bieden een focus voor de programmerlng en doen recht aan de vlsle van de komende jaren: 'Samenwerken aan het verantwoord ontwlkkelen, bouwen en beheren van ondergrondse ruimte'
TNO-rapport DIS-RPT-980062
Asset Management voor Ondergrondse
-WPI
TNO Technisch Physische Dienst TU Delft
Stieltjesweg 1 Postbus 155 2600 AD Delft
Datum
Telefoon 015 269 20 00 Fax 015 269 2111
Auteur(s)
Installaties
(AMOI)
Structuurplan Case 1-
2 November 1998
Mw. drs. G.R. Overboom TNO-TPD P.J.M. Meijer Imtech Projects Gecontroleerd
door
ing. J.A. van Woerden Goedgekeurd
door
ir. A.C. van To1 Projectnummer
884.007
Aile rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldlgd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van TNO. Indien dlt rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verpllchtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor onderzoeksopdrachten aan TNO, dan wet de betreffende terzake tussen partijen gesloten overeenkomst. Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan diract belanghebbenden is toegestaan.
@
Aan
Croon Elektrotechniek B.V. ta.v. de heer A. Andeweg Postbus 6073 3002 AB ROTTERDAM
1998 TNO
TNO Technisch Physische Dienst TU Delft (TPD) vervult venuit een multidisciplineire eanpak opdrachten voor bedrijfsleven en overheid. Kennisgebieden zijn: toegepaste fysica. informetica, mechanica, elektronica, materialen en procestechnologie.
Nederlendse Organisatie voor toegepest. natuurwetenschappelijk onderzoek TNO
TN0-rapport
2 van 43
DIS-RPT-980062
Samenvatting Het AMOI-project richt zich op de ontwikkeling van een nieuwe werkwijze voor het definieren, begroten, ontwerpen, realiseren, exploiteren en onderhouden van installaties in ondergrondse bouwprojecten. Hiervoor is het nodig dat een scala van bedrijven die hierbij een rol spelen, zoals installatiebedrijf en raadgevend ingenieursbureau, samenwerken. In werkpakket 1 van AMOI is een structuurteam gevormd met als doel fase 1 van AMOI in detail te plannen en richting te geven aan de andere werkpakketten die zijn gedefinieerd in de inventarisatiefase van AMOI. Dit rapport geeft overzicht van de resultaten van werkpakket 1. De partijen die betrokken zijn bij ondergronds bouwen zijn benoemd en om structuur te brengen in de verkenning van nieuwe samenwerkingsmodellen is een AMOI-CE referentiemodel gemaakt. Dit model kan worden gebruikt om bij aanvang van een project (of projectfase) aan te geven welke expertise van be1ang is. De referentiematrix zet vakgebieden uit tegen aspecten, zoals menselijke factoren, gebruiksfactoren e.d. In de 'raakvlakken' matrix wordt dit heel gedetailleerd uitgewerkt. In WP1 is besloten OOtAMOI zich richt op tunnels in plaats van ondergrondse bouwwerken in het algemeen. In dit rapport wordt ingegaan op het gezamenlijk opstellen van een programma van eisen met verdere detaillering naarmate de tijd vordert. Dit is een verbetering ten opzichte van de huidige werkwijze. Collaborative engineering of integraal ontwerpen met name in het vroege ontwerpproces, biedt houvast voor de nieuwe werkwijze. Dit is een verzamelnaam voor methodieken zoals BRACE (voor bedrijfsanalyse) en UML (productmodellering). BRACE wordt onderkend als 'quick scan' methode om een werkwijze in een ondememing in bee1d te brengen. Dit wordt meegenomen als gereedschap in interviews en de BRACE roset (aangepast voor meer bedrijven in de samenwerking). Als techniek is ook forecasting essentieel bij de nieuwe werkwijze om na te gaan of consequenties van beslissingen zichtbaar zijn te maken in termen van kosten en "look & feel". Centraal bij forecasting staan financieringsmodellen, kostenramingen en visualisatie en presentatie van het te bouwen object. Bij de haalbaarheid in operationele zin zijn ook de menselijke factoren ("human factors") van belang.
TNO-rapport
3 van 43
DIS-RPT-980062
Inhoudsope;ave 1.
Introductie """""'"'''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''''' 1.1 Ondergronds bouwen 1.2 Het AMOI project 1.3 Structuurplan fase 1: doeistelling, aanpak en team 1.4 Structuur van dit rapport
2.
Het sanlenwerkingsmodel 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
4 4 4 5 6
8
,
Wie is wie bij ondergrondse bouwprojecten ? De kunst van het beperken: de case Inventarisatie expertise via het AMOI-CE referentiemodeI Inventarisatie expertise een voorbeeld Inventarisatie expertise m.b.t. kostenranlingen
8 8 9 12 15
-
3.
Methodiek inventarisatiefase 3.1 Naar een gezanlenlijke projectaanpak 3.2 Gezamenlijk opstellen van een programma van eisen 3.3 Collaborative engineering in het ontwerpproces 3.4 Forecasting 3.5 De werkpakketten ,
4.
AMOI-CE fase 2.. 4.1 Het vervolgtraject 4.2 Projectplan evaluatie cargotunnel 4.3 De werkpakketten
5.
6. Bijlage
Conclusies en aanbevelingen 5.1 Conclusies 5.2 Aanbevelingen
,
...
""''''''''
Referenties Sanlenwerkingsmodel
...
18 18 19 20 24 26 ... 30 30 33 36 42 42 42 43
Westerschelde (Croon)
TNO-rapport
4 van 43
DIS-RPT-980062
1.
Introductie
In dit rapport wordt een overzicht gegeven van werkpakket 1 van fase 1 van het AMOI project, dat in opdracht van InstalCOB wordt uitgevoerd. AMOI staat voor "Asset Management voor Ondergrondse Installaties" en is gericht op het goedkoper en sneller realiseren van ondergrondse objecten, zoals tunnels.
1.1
Ondergronds bouwen
Ondergronds bouwen is 'booming business'. In de komende decennia zal in ons land een groot aantal ondergrondse bouwactiviteiten aanbesteedt worden. Een toenemend gebrek aan ruimte, een groeiende economie, maar vooral de zich aandienende technische mogelijkheden om in de slappe Nederlandse bodem te boren, vormen de aanleiding tot deze ontwikkeling. Ret is de verwachting dat alleen al op het gebied van de aanleg van tunnels, het aantal nieuwe aanbesteding de honderd ver zal overschrijden. In ons land is ondergronds natuurlijk al wel het een en ander gedaan. In de grote steden zijn metrotunnels aangelegd en spoortunnels, en sedertjaren worden gas en olie door een grote verscheidenheid aan pijpleidingen getransporteerd. Echter ten aanzien van boortechnieken in grote diameters is Nederland, vergeleken met landen als Frankrijk, Duitsland en Japan, nog maar een beginneling. Om die achterstand weg te werken, is ondergronds bouwen tot speerpunt van beleid verklaard. Daarmee worden ook gelden beschikbaar gesteld om kennis en expertise op te doen. Riermee worden studies gedefinieerd en verricht over mogelijkheden van ondergronds bouwen. Ret in 1995 opgerichte Centrum voor Ondergronds Bouwen (COB) coordineert op ondergronds bouwen gerichte activiteiten, zodat de achterstand van Nederlandse bedrijven t.o.v. het buitenland kan worden weggewerkt. Binnen het COB is een samenwerkingsverband actiefvan installatiebedrijven, InstalCOB, dat de positie van de installatiebedrijven probeert te verbeteren. InstalCOB is de initiatiefnemer van het project Asset Management Ondergrondse Installaties (AMOI), dat is gericht op het goedkoper en sneller realiseren van ondergrondse objecten, zoals tunnels.
1.2
Bet AMOI project
Ret AMOI project richt zich op de ontwikkeling van een nieuwe werkwijze voor het definieren, begroten, ontwerpen, realiseren, exploiteren en onderhouden van installaties in ondergrondse bouwprojecten. Deze nieuwe werkwijze moet resulteren in het verkleinen van de cost-of-ownership (= kosten investeringen, onderhoud en beheer) en het verkorten van de doorlooptijd. Ook in andere sectoren zijn al diverse oplossingsrichtingen voor het behalen van bovenstaande doelen onderzocht. Een aantal technieken lijken in dit verband ook toepasbaar binnen de installatiebranche, namelijk:
TNO-rapport
5 van 43
DIS-RPT-980062
.
Collaborative engineering (CE): het door verschillende partijen gelijktijdig en samenwerkend ontwerpen van objecten, bier: tunnels. Hierbij is het van belang te onderzoeken hoe het beste kan worden samengewerkt en welke gevolgen dit heeft voor contracten, organisatiestructuren en informatie management. Collaborative engineering is als techniek interessant voor installatiewerken omdat bij ontwerp van tunnels zoveel bedrijven een rol spelen. Pas als deze bedrijven goed samenwerken kan er bespaard worden in kosten en doorlooptijd.
.
Forecasting: het in een vroeg stadium analyseren van de haalbaarheid van ontwerpen in fmanciele en in operationele zin. Centraal bij forecasting staan financieringsmodellen, kostenramingen en visualisatie en presentatie van het te bouwen object. Bij de haalbaarheid in operationele zin zijn ook de menselijke factoren ("human factors") van belang.
Het AMOI team hanteert een gefaseerde aanpak omdat het bij aanvang nog onduidelijk was welke oplossingsrichting het beste kon worden gevolgd om het doel te bereiken. Na fase 1, de inventarisatie van de huidige werkwijze en selectie van de beste oplossingsrichting, volgen de demonstratiefasen 2 en 3 waarin de nieuwe werkwijze wordt gevalideerd. Het AMOI project wordt uitgevoerd door een scala van bedrijven, zoals installateurs, ingenieursbureau's, opdrachtgevers en dienstverleners binnen de installatiebranche. Deze bedrijven moeten in AMOI fase 1 nauw met elkaar samenwerken om een goede inventarisatie te maken en het eens te worden over een oplossingsrichting. De structuur hiervoor wordt aangereikt door werkpakket 1, die de richtlijnen voor de andere werkpakketten opstelt en adviseert over de samenstelling van de teams per werkpakket. De resultaten van werkpakket 1 zijn het onderwerp van dit rapport.
1.3
Structuurplan Case1: doelstelling, aanpak en team
Werkpakket 1 bepaalt de structuur en werkwijze die wordt gevolgd in AMOI fase
1. Doelstelling Het bepalen van een methodiek die wordt gevolgd in AMOI fase 1, waarbij de volgende doelstellingen moeten worden gehaald:
.
.
. .
Het bepalen van de hoofdrolspelers bij ondergrondse bouwtrajecten en hun rol hierbij, resulterend in een blauwdruk voor een samenwerkingsmodel. Het bepalen van de onderwerpen die in de inventarisatiefase aan bod moeten komen. Het richting geven aan de overige werkpakketten van AMOI-CE in termen van de samenstelling van de teams en de vraagstukken die er door de teams worden aangepakt. Het maken van een projectplan voor AMOI fase 2.
TNO-rapport
6 van 43
DIS-RPT-980062
Aanpak V oor werkpakket I is een representatief team samengesteld, het structuurteam, dat enkele weken eerder van start is gegaan dan de andere werkpakketten. Het structuurteam heeft maandelijks vergaderd (7 keer) en heeft korte communicatielijnen onderhouden met de AMOI projectleider van Croon. In het projectplan AMOI CE wordt werkpakket I (WP I) verdeeld in twee blokken, in de eerste vier weken vanaf I februari wordt het project opgezet en gedurende de vier weken aan het eind van het project wordt het projectplan voor de demonstratie- en evaluatiefasen bepaald. De aanpak leidt tot de volgende resultaten, die in dit rapport zijn opgenomen: RI.I
Beschrijving hoofdrolspelers en samenwerkingsmodel.
RI.2
Beschrijving structuurplan inventarisatiefase.
R1.3
Projectplan AMOI-CE fase 2.
Het beoogde structuurplan zorgt voor de samenhang tussen de werkpakketten. Het team Het structuurteam bestaat uit de volgende leden: Bedrijf Zoetermeer Amsterdam Rotterdam Amersfoort
Delft Delft Delft Het team bevat personen die verantwoordelijk zijn voor een inhoudelijke inbreng, facilliterende personen enjournalistieke inbreng om de vorm waarin AMOI wordt gepresenteerd aan de diverse doelgroepen te bepalen.
1.4
Structuur van dit rapport
Dit rapport is bestemd voor lezers die een overzicht willen hebben van waar het binnen AMOI over gaat en de resultaten van de inventarisatiefase van AMOI (fase I). V oor meer gedetailleerde informatie wordt verwezen naar de overige rapporten die in het kader van AMOI zijn geschreven.
TNO-rapport
7 van 43
DIS-RPT-980062
Dit overzichtsrapport is ais voIgt opgebouwd: In hoofdstuk 2 worden de verschillende partijen die betrokken zijn bij ondergronds bouwen kort beschreven en wordt een raamwerk van een samenwerkingsmodel gegeven dat kan worden gebruikt om bij aanvang van een project na te gaan welke specifieke expertise er nodig is. Vervolgens beschrijft hoofdstuk 3 de methodiek die wordt gevolgd tijdens de inventarisatie en de aanpak die moet worden gevolgd door de overige werkpakketten. In hoofdstuk 4 wordt het projectplan voor AMOI fase 2 besproken. Hoofdstuk 5 bevat conciusies en aanbevelingen.
TNO-rapport
8 van 43
DIS-RPT-980062
2.
Het samenwerkingsmodel
In dit hoofdstuk worden de verschillende partijen die betrokken zijn bij ondergronds bouwen kort beschreven en wordt een raamwerk van een samenwerkingsmodel gegeven, het AMOI-CE referentiemodel, dat kan worden gebruikt om bij aanvang van een project na te gaan welke specifieke expertise er nodig is.
2.1
Wie is wie bij ondergrondse bouwprojecten ?
Bij ontwerp en realisatie van ondergrondse objecten werken een aantal verschillende partijen samen. We onderscheiden de volgende partijen: V ormgeving en ontwerp ondergronds objec Financiering ondergronds object Ontwerper + realisator van het karkas (beton/staal) van het ondergrondse object Ontwerper + realisator van de installaties in het ondergrondse object rialen en specifieke Opdrachtgever
Raadgevend ingenieursbureau
Opdrachtgever ondergronds project, heeft vele gezichten, doch vaak RWS, Schiphol of gemeente. I
I
Vele rollen in de hele levenscycius van de projectuitvoering;
schrijft o.a. het bestek.
Het is duidelijk dat voor een goed resultaat van een integrale aanpak aIle partijen betrokken moeten zijn omdat een integrale aanpak in AMOI bedrijfsoverschrijdend is. Bij aanvang van de inventarisatiefase is AMOI echter nog weinig concreet. Daarom besluit het structuurteam, zoals ook in het werkplan voor fase 1 is gehanteerd, dat in fase 1 een beperkt aantal spelers wordt betrokken, namelijk.: de installatiebedrijven Croon, GTI, Stork en Imtech, de raadgevend ingenieursbureaus Intersec, Arcadis, Holland Railconsult en Grontrnij, een architect en een aantal leveranciers van ondersteunende diensten (TNO, NLR, DeltaConsult, Peritas, Arun, etc.).
2.2
De kunst van het beperken: de case
De eerste fase van AMOI moet in een beperkte tijd zijn afgerond. Een goede inventarisatie van aIle typen ondergrondse bouwprojecten zal veel meer tijd vergen dan deze periode. Daarom besluit het structuurteam de inventarisatiefase te beperken tot ondergrondse transporttunnels, en in het bijzonder tot een voorbeeld tunnel, zodat een concrete inventarisatie van de werkwijze en een keuze voor een oplossingsrichting kan worden gedaan (zie Figuur 1).
TNO-rapport
9 van 43
DIS-RPT-980062
C1>
~r
.% i'"'\
\~
Figuur 1
de kunst van het beperken
Als mogelijke voorbeeldprojecten
. . . .
zijn bestudeerd:
OLS (Ondergronds Logistiek Systeem); Dit zou dan een OLS-achtig project moeten zijn, die wat minder ambitieus is als OLS Aalsmeer, waar wordt uitgegaan van besturingstechnologie die zich nog in een onderzoeksstadium bevindt. Cargotunnel Schiphol, een vrachttunnel onder een van de landingsbanen op de luchthaven Schiphol. De installatiewerkzaamheden zijn uitgevoerd door Stork; TEC was als raadgevend ingenieursbureau hierbij betrokken. Leidingentunnel Botlek, waar ook personen doorheen moeten kunnen. De Piet Hein tunnel in Amsterdam, 1.5 km lang. GTI was bij dit project al in een vroeg stadium betrokken.
Het structuurteam besluit in overleg met de AMOI-brede vergadering om de cargotunnel Schiphol als voorbeeld te hanteren. Stork, TEC en de luchthaven Schiphol geven toe stemming voor het gebruik van deze case in het AMOI project. Het bestek van de cargotunnel, dat wordt geleverd door Stork, is gedetailleerd en laat weinig ruimte voor eigen inbreng t.a.v. het ontwerp. Dit argument weegt echter niet zwaar genoeg om de cargotunnel als case te passeren.
2.3
Inventarisatie expertise via het AMOI-CE referentiemodel
Binnen AMOI-CE wordt uitgezocht hoe collaborative engineering of integraal ontwerpen kan worden ingezet om te besparen op kosten en doorlooptijd. Het idee achter integraal ontwerpen is, dat bij aanvang van een ontwerp van een ondergronds object wordt bepaald welke expertise er in de loop van het project moet worden geleverd. Door leveranciers van deze expertise in een vroeg stadium te laten samenwerken ontstaat een ontwerp waarin de randvoorwaarden van aIle experts zoveel mogelijk zijn meegenomen. Dit leidt tot minder iteraties in de ontwerpfase en dus tot kostenreductie en doorlooptijdbesparing.
TNO-rapport
10 van 43
DIS-RPT -980062
V oor de inventarisatie van expertise bij aanvang van een project heeft het structuurteam een matrix ontwikkeld, het zgn. AMOI referentiemodel. In dit referentiemodel zijn de vakgebieden die nodig zijn bij de transporttunnel, zoals klimaattechniek, lichttechniek, energietechniek en datacommunicatie, afgebeeld op aspecten die deze functies moeten opleveren, zoals human factors, gebruiksfactoren, veiligheid, e.d. Door voor een specifiek project aan te geven welke elementen van belang zijn (met kruisjes, zoals aangegeven in Figuur 2), wordt dnidelijk welke partijen er in betrokken zijn in het ontwerpproces. Dit is de eerste stap in het via een integrale aanpak ontwerpen van een ondergronds object, zoals een transporttunnel.
vakgebieden AMOI referentiemodel
I ~1:It:
.0 0 Z
Energietechniek
I etc.
c
Cargotunnel Human factors
~cd Use factors
etc. Figuur 2
Lichttechniek
~1E' c:
-~:.: :.: "0 .5 s::
...
Structuur AMOI-CE referentiemodel
Het volledige referentiemodel ziet er als voIgt nit:
van belang voor deze case
u o} I
;:
++-
&
H H 1
s
IH ppn1
II
xxx xxx xxx
xx xx x
x x x
xxxx xxxx xxx x
xx xx xx
x x x
xxx
x
x
xxx x
xx
x
-J~eM x
xxx
xx
xxxx
xx
x
-
xxx
x
xxx x
xx
x
J$i8NIIln X
IOOWx NOO1x
xx
X
SOIQPU8JS x
1
rI
0_)"1)
':I
Ie
.=]
x
:I xx
x
xxxx
xx
x
x
X
xxxx
xx
x
xx x
X x
xxxx xxxx
xx xx
x x
xxx xxx
x x
x x
xxxx xxx x
xx xx
x x
xxx
xx
xxxx
xx
x
xxx xxx x x xxx
xx xxx x xxx
xxxx xxxx xxx x xxx x
xx xx xx xx
x x x x
xx
x
xx
x
xx xx xx
x x
X
xx
x
xxx
xx
i x
xx xxx I
x x
11!
x x
~~ x
I~;
x
i
x
x
x X xx xx
I x
xxx
x x
xxxx
x
A f~
x
xx
x x
xxx x
x
xx xx xx
x x x x x
xxxx xxxx xxxx
X
xx
X
x
xxx
x
xx
H ~==~: j ...._x
x x xxx xxx
x x x
,t
H It /I
I.I.IOOJGIUf/deoJWQ epif(J I UOOJ6I&J.
h~e i]
xxxx
xx
x
x x
xxxx
xx
x
x
xxxx
Xxx
xx
x
xxxx
xxx
xx
x
xx
x
X
n8lMfUll.Pf1 'i\>J.'~'~
X
x
..:I I8ZIMSeID
~I
x
!IfIIWJON X
xx
x
xxx
,. :I
i f w
H~I :5 d ~~ ~~ 1-0
(5
xxxx
xxx
:~x
1 u
Ih .Ii
}II
-1
~~~JI if i £
4! : ::)
1
Hi
lu~n
~I
J> 3 >'1 ~Q:; 'I ~> i i i
)1
t~"'] ~1I1! Ii
'" i> e § tB
. I i
i I ~1: ~.I! J
TNO-rapport
12 van 43
DIS-RPT-980062
Het
AMOI-CE referentiemodel is bedoeld als eerste aanzet tot een integrale
aanpak. Dit is in de praktijk niet gedetailleerd genoeg om als gereedschap voor projectmanagement gebruikt te worden tijdens de projectuitvoering. Daarom is de matrix voor een concreet project uitgewerkt door Croon (zie §2.4). Bovendien is de matrix uitgewerkt richting installaties door GTI zodat dit schema kan dienen bij kostencalculaties (zie §2.5). Deze laatste matrix is niet bruikbaar bij de projectaanvang (dus: in plaats van het referentiemodel), aangezien dan bepaalde keuze voor installaties al gemaakt zijn en dit willen we juist laten afuangen van de experts aan tafel. Een goed voorbeeld is het aanleggen van een sprinklerinstallatie voor brandpreventie, waarbij de keuze voor een oplossing al is gemaakt' In het referentiemodel wordt deze keuze opengelaten.
2.4
Inventarisatie expertise
- een voorbeeld -
Croon heeft bij het project Westerscheldetunnel gebruik gemaakt van een model om expertises te duiden dat kan worden beschouwd als een gedetailleerde versie van het AMOI-CE referentiemodel. In dit model zijn de vakgebieden die nodig zijn bij de transporttunnel, zoals klimaattechniek, lichttechniek, energietechniek en datacommunicatie, afgebeeld op aspecten die per deelinstallatie moeten worden geleverd om functioneel te voldoen aan het bestek. Door het zetten van kruisjes in de matrix wordt aangegeven welke elementen van belang zijn (Figuur 3), en welke expertise er benodigd is tijdens het ontwerpproces. Het structuurteam heeft ervoor gezorgd dat het AMOI-CE referentiemodel Croon matrix consistent zijn met elkaar.
en de
TNO-rapport
13 van 43
DIS-RPT-980062
vakgebieden
... etc.
(1) ..... 1;j
-"3
rJ'.) ..... =
Raakvlakken matrix I
Revisie wijzigingen zijn gerenvoieerd
I
-(1) ~
$-oj (1)
~
=
E(.)
(1)
~ cd etc. Figuur 3
Croon matrix
Een onderdeel van de Croon matrix is in dit rapport opgenomen:
TNQ-rapport
15van 43
DIS-RPT-980062
2.5
Inventarisatie expertise m.b.t. kostenramingen
Het structuurteam heeft tevens een gedetailleerde versie van het referentiemodel ontwikkeld OOtkan worden gebruikt bij kostenramingen. Hierbij is het van belang om per deelinstallatie te kunnen werken. Op de horizontale as worden de vakgebieden geplaatst en deze worden uitgezet tegen de deelinstallaties, die hieronder zijn beschreven:
10.0 10.1 10.2
Algemeen administratief en technisch Tekeningen Kwaliteit - Arbo - Milieu (hinderwet)
11.0 11.1 11.2 11.3 11.4 11.5 11.6 11.7
Algemene energievoorziening Openbaar nutsbedrijf - E-G-W Middenspanning Aarding, bliksembeveiliging, EMC Duurzame energie Noodstroom - no break WKK Kathodische bescherming
12.0 12.1 12.2 12.3 12.4
Energieverdeling - algemeen Kabeldrager systeem Kabels en leidingen Laagspanningshoofdverdeelinrichtingen Onderverdeelinrichtingen
13 13.0 13.1 13.2 13.3 13.4 13.5
Tunnelverlichting algemeen Verlichting verkeerstunnel Verlichting - leidingentunnel Openbare verlichting Terreinverlichting Noodverlichting en vluchtwegsignalering
14A 14.0 14.1 14.2 14.3 14.4
Ventilatiesystemen algemeen Ventilatie verkeerstunnel Ventilatie leidingentunnel Overdrukinstallatie vluchtgang CO meetsysteem
-
-
TNO-rapport
DIS-RPT
16 van 43
-980062
Pompinstallatie algemeen Brandblusinstallatie/ sprinkler Vuilwaterinstallatie
15.0 15.1 15.2 15.3 15.4 15.5 15.6 15.7 15.8
Verkeersinstallatie algemeen Rijstrooksignalering Verkeersdetectie Hoogtemelding Slagbomen, tunnels en wegen Verkeerslichten Beweegbare rniddenberm beveiliging Bijzondere borden Liften en roltrappen
16.0 16.1 16.2 16.3 16.4 16.5 16.6 16.7
Communicatie en beveiliging algemeen Brandmeldinstallatie Intercom Omroep en ontruirning luidsprekers Video/CCTV CAIIPZI Toegangscontrole/tijdregistratie Telefoonldata
17.0 17.1 17.2
Besturingsinstallatie Besturingsinstallatie Besturingsinstallatie
18.0 18.1 18.2 18.3 18.4 18.5 18.6 18.7 18.8 18.9
Algemene voorzieningen Energieverdeling licht en kracht Verlichtingsinstallatie en noodverlichting Centrale verwarming Luchtbehandeling Koeling Water, sanitair en riolering HW A brandblus Communicatie en beveiliging - brandmelder Gebouw beheer systeem Liften
algemeen hardware en netwerk software
TNO-rapport
DIS-RPT-980062
17 van 43
TNO-rapport
18 van 43
DIS-RPT-980062
3.
Methodiek
inventarisatiefase
In dit hoofdstuk wordt de methodiek beschreven die wordt gevolgd tijdens de inventarisatie (AMOI fase 1) en de eisen die hierbij worden gesteld aan de overige werkpakketten.
3.1
Naar een gezamenlijke projectaanpak
Voor een inventarisatie van de huidige werkwijze in de installatiebranche t.a.v. ondergrondse bouwprojecten zal inzicht worden verschaft via interviews. Naast de werkwijze moeten deze interviews inzicht geven in: . overeenkomsten en verschillen in werkwijze bij de vier grote installateurs
. . .
de wijze waarop elke speIer zijn rol invult (bijvoorbeeld welke wettelijke voorschriften worden gevolgd, waar houdt de rol precies op?). wensen t.a.v. de toekomst (welke rol zou de speIer in de toekomst graag spelen?) visie op beste wijze van verbeteren werkwijze in de toekomst
Deze inzichten kunnen worden meegenomen in de methodiek van de integrale aanpak die binnen de demonstratiefasen van AMOI zal worden getoetst. Het is de bedoeling dat deze integrale aanpak recht doet aan aIle partijen en dat zij hun eigen blik op de wereld (in het werkplan wordt dit "view" genoemd) kunnen blijven hanteren. In aanvulling op het analyseren van de huidige werkwijze wordt er binnen de inventarisatiefase ook aandacht geschonken aan elementen die tot verbetering van de werkwijze kunnen bijdragen, zoals forecasting, human factors, nieuwe wijzen van kennismanagement en virtual reality. Ontwerpmethodiek De integrale ontwerpmethodiek bevat de volgende elementen: . Gezamenlijk opstellen van een programma van eisen (zie §3.2)
..
Collaborative engineering in het ontwerpproces (zie §3.3) Forecasting (zie §3.4)
Het structuurteam heeft voor elk van deze elementen een werkpakket aangewezen waarbij nader onderzoek moet worden gedaan en suggesties gedaan voor de aanpak. Werkpakketten Fase 1 is georganiseerd rond een aantal werkpakketten waarin detailaspecten worden belicht. Het geheel van de werkpakketten vormt echter een 'ongoing proces' als afspiegeling van collaborative engineering. De volgende werkpakketten zijn geformeerd:
TNO-rapport
19van 43
DIS-RPT-980062
2
Infonnatie vergaren TPD
3
Infonnatie ordenen
TPD
4
Human factors
NLR
5
Forecasting
Peritas
Onderzoeken nieuwe financieringsmodellen. apport
6
IT ondersteuning
TPD
.
.
Onderzoeken relevante ondersteunende tools Keuze van de tools voor AMOI fase 2
Rapport en CD-ROM
7
Waal
Disseminatie
onneren van diverse elgroepen over het proj euwsbrief, persberichte
8
Projectmanagement
Croon
,
en van het project V oortgangs- en eindrapportage.
In §3.5 wordt beschreven welke doelstellingen er aan de individuele werkpakketten worden gesteld.
3.2
Gezamenlijk opstellen van een programma van eisen
Ondersteuning bij het maken van een PVE kan o.a. worden geleverd bij: . het verwoorden van de behoeften van de opdrachtgever (templates voor PVE tunnelobject)
. .
tools om een idee te geven hoe het object eruit gaat zien (virtual reality input)
.
checklist PVE (Heb je eraan gedacht dat...).
kostenschattingen
en marges (in te vullen door WP Forecasting)
TNO-rapport
20 van 43
DIS-RPT-980062
Het PVE is de eerstestap in het ontwerp van een tunnelobject, dat wordt gevolgd door voorlopig ontwerp, detailontwerp en bestek. Er zijn wettelijke voorschriften waaraan het PVE moet voldoen, zoals het bouwbesluit. Inzicht hierover moet worden verkregen in werkpakket 3. Naarmate het ontwerptraject vordert zijn de specificaties nauwkeuriger bekend en is er een betere kostenraming te maken. Dit is aangegeven in Figuur 4.
meer details
PVE
behoeften kostenplaaye zo ziet het object er checklist
Figuur 4
wettelijke voorschriften
Fasering ontwerp tunnelobject
Kostenramingen worden gedaan door gebruik te maken van rekenmodellen die worden geparametriseerd door kentallen. Per fase van het traject zijn er andere kentallen. Uitgeverij Micent en Twijnstra-Gudde leveren informatie over kentallen. Zowel Peritas als TNO-Bouw hanteren een dergelijke werkwijze bij forecasting. Werkpakket 2 zal uitsluitsel moeten geven over kostenramingen en in werkpakket 5 moet inzicht worden verkregen in alternatieve wijzen van fmanciering.
3.3
Collaborative engineering in het ontwerpproces
-
Collaborative engineering - ook wel integraal ontwerpen genoemd staat voor een vergaande samenwerkingsstructuur tussen de verschillende partijen die voor de ondergrondse installaties en constructies zorgen. Door middel van collaborative engineering worden veel taken gelijktijdig uitgevoerd, waardoor de doorlooptijd kan worden verkort. Een vroegtijdige samenwerking zal weliswaar wat meer tijd vergen in de ontwerpfase, maar in het stadium van uitvoering en instandhouding aanzienlijke besparingen in tijd opleveren.
TNO-rapport
21 van 43
DIS-RPT-980062
Collaborative engineering zal naar verwachting grote besparingsmogelijkheden opleveren. Onderzoek heeft uitgewezen dat bij een intensievere conceptdefiniering van het project, de totale bouwtijd met maar liefst 40% kan worden bekort. Goed ontwerpen betekent dat er tijdens de bouw veel rninder revisies nodig zijn (zie Figuur 5).
Figuur 5
Besparing in tijd en geld t.g.v. CE
Bij het punt 'hoe kunnen we de doorlooptijd verkorten' zal vooral worden onderzocht hoe de diverse specialisten parallel kunnen samenwerken. E-, W - en Cengineers gaan niet alleen uit van verschillende technologieen, ze hanteren daarbij ook begrippenkaders die verschillend zijn. Als zij (en andere specialisten) samen aan een ontwerp zullen werken moet er in ieder geval voor gezorgd worden dat verschillen in methodieken en talen geen obstakels vormen.
TNO-rapport
22 van 43
DIS-RPT-980062
De
views
Deze begrippenkaders zijn in het werkplan van AMOI-CE "views" genoemd. Het structuurteam hecht de meeste prioriteit aan een gedegen uitwerking van de volgende views:
.
W-view: werktuigbouwkundige
werkwijze
De W-view heeft voor tunnels minder aandacht nodig dan bijv. ondergrondse verblijfplaatsen.
.
E-view: electrotechnische
werkwijze
Veel hoofdvakgebieden van Figuur 2 zijn hierin opgenomen. De interviews, die worden gehouden in werkpakket 2, zu1len met name langs deze twee views worden afgenomen waarbij er inbreng zal zijn van alle vier de grote installateurs van InstalCOB. De interviews zullen zowel worden gehouden met personen die in het voortraject van projecten betrokken zijn (de hoofdlijneninterviews), als met personen die betrokken zijn bij de uitvoering van ondergrondse projecten (de diepteinterviews). Op deze wijze komen alle fasen van ontwerp, realisatie en beheer van tunnels aan bod. Gereedschappen integraal ontwex:pen: UML Daar waar in het ontwerpproces een gezamenlijk beeld moet ontstaan van het te bouwen object, zal een zogenaamde object-georienteerde beschrijving worden gehanteerd. Hiermee kunnen zowel productmodellen (van onderdelen van het ondergrondse object) als procesmodellen (hoe gaan we het object ontwerpen en realiseren?) worden gevisualiseerd. De in de literatuur toonaangevende Unified Modeling Language (UML) zal hiervoor worden gebruikt. M.b.v. UML kan worden beschreven: . W AT het object functioneel moet kunnen; V oorbeeld: tunnel met transportfunctie voor x voertuigen per uur van A naar B. . HOE dit wordt gerealiseerd; V oorbeeld: transporttunnel met twee buizen met elk vier rijstroken en een leidingentunnel in het midden, bestaande uit bepaalde functionele onderdelen. . W ANNEER bepaalde functies actief zijn. V oorbeeld: samenwerkingsmodel tussen opdrachtgever, RIB, civiel aannemer en installateur in de diverse fasen van het project. Voor nadere informatie verwijzen we naar Ref. 1, Ref. 2, en Ref. 3. Deze methodiek wordt ondersteund door een case tool op de PC (zie Ref. 4). Gereedschappen
integraal ontwerpen: BRACE
V oor het analyseren van een werkwijze binnen ondernemingen en het zoeken van verbeteringen in deze werkwijze op het vlak van de organisatie en informatietechnologie wordt de BRACE methodiek gebruikt. Dit is een door de TU Eindhoven ontwikkelde en door Berenschot gepromote methodiek, die is beschreven in Ref. 5.
TNO-rapport
23 van 43
DIS-RPT -980062
BRACE is gebaseerd op een "quick scan" van een organisatie, waarin d.m.v. interviews in een beperkte tijd (dagen) een beeld wordt geschetst van de organisatie. Vervolgens wordt het bedrijfvergeleken met andere bedrijven in dezelfde sector en in het bijzonder met de "best in class". In overleg met het management wordt dan bekeken hoe hoog de lat voor verbetering moet liggen. Hierbij zijn zaken als time-to-market en concurrentiepositie van belang. De kern van BRACE is weergegeven in Figuur 6 waarbij de aspecten zijn genoemd waarop een organisatie wordt bekeken en de score die het bedrijfheeft wordt weergegeven langs de radiale as.
Figuur 6
De BRACE
Roset
De BRACE methodiek zal als bagage worden meegenomen door de interviewers van werkpakket 2. AMOI-CE stelt wel iets andere eisen aan BRACE omdat er in AMOI niet sprake is van een organisatie maar van een groot aantal samenwerkende bedrijven. Gereedschappen
integraal ontwemen: informatiemanagementtools
Om CE mogelijk te maken moet worden nagedacht over informatiemanagement. Wanneer er meer spelers met elkaar communiceren hebben ze elkaars informatie nodig in een vorm die voor alle betrokkenen te begrijpen is. Aangezien ieder gewend is vanuit de eigen optiek beslissingen te nemen zal dit enige aanpassing vragen in de wijze van communiceren en het inleven in elkaars wereld. Er dient
TNO-rapport
24 van 43
DIS-RPT-980062
binnen AMOI-CE aangegeven te worden wat de mogelijkheden zijn voor verbetering van informatieopslag en gebruik tijdens alle fasen van een project.
3.4
Forecasting
Om kosten te besparen en onnodige iteraties in het ontwerptraject te voorkomen is het van belang om vroegtijdig een goede inschatting te maken van de kosten die met een bepaald ontwerp gemoeid zijn en operationele aspecten, zoals hoe het gerealiseerde object zal voldoen aan de eisen m.b.t. menselijke en technische aspecten. Bovendien kan, door creatief te overwegen of altematieve financieringsvormen mogelijk zijn, de doorlooptijd worden verkort doordat zo de financiering eerder rond kan zijn. Deze drie aspecten: kostenramingen, fmancieringsvormen en presentatie/visualisatie van het te realiseren object staan centraal in forecasting. Forecasting is het analyseren van de kosten en met behulp van visualisatietechnieken zoals virtual reality presenteren van de plannen in een vroeg stadium van de projectontwikkeling. Deze techniek moet het mogelijk maken om op basis van globale ontwerpspecificaties een uitspraak te doen over de haalbaarheid van het project, zowel in operationele als in financHHe zin. Dat wi! zeggen dat er een redelijk nauwkeurige inschatting gemaakt moet kunnen worden van de 'total cost of ownership', waarin niet alleen de kosten van de bouw begrepen zijn maar ook de kosten die sarnenhangen met beheer en onderhoud, en zelfs ontmanteling. Forecasting wordt in enkele andere branches al veelvuldig toegepast, zoals de arnusementsindustrie, de ruimtevaart, luchtvaart en bij defensie. Met het efficient samenstellen van dit soort presentaties waarin de specifieke kenmerken van installaties in ondergrondse bouwprojecten kunnen worden verduidelijkt, is echter nauwelijks ervaring opgedaan. Kostenramingen Kostenrarningen worden gedaan door gebruik te maken van rekenmodellen die worden gepararnetriseerd door kentallen. Per fase van het traject zijn er andere kentallen. Uitgeverij Micent en Twijnstra-Gudde leveren informatie over kentallen. Zowel Peritas als TNO-Bouw hanteren een dergelijke werkwijze bij forecasting. Kostenrarningsmodellen moeten bruikbaar zijn in alle fasen van het ontwerptraject, zodat er op basis van de op dat moment aanwezige informatie een kostenplaatje kan worden berekend bij een bepaalde marge. Deze moeten de installateur in staat stellen snel altematieven door te rekenen binnen de korte tijd die meestal beschikbaar is voor calculaties. Kostenrarningen zullen worden uitgevoerd binnen de context van werkpakketten 2. Dit is niet opgenomen in het projectplan van AMOI-CE. Presentatie en visualisatie Presentatiegereedschappen moeten het projecttearn in staat stellen om snel een voorstelling te maken van het te ontwerpen object, zodat de consequenties van beslissingen zichtbaar kunnen worden gemaakt. Juist de menselijke factoren ("hoe
TNO-rapport
DIS-RPT-980062
25 van 43
wordt een tunnel ervaren door de mensen die er gebruik van moeten maken?") zijn hierbij van belang. Presentatiegereedschappen omvatten visualisatietools, waaronder virtual reality tools.
TNO-rapport
26 van 43
DIS-RPT-980062
Presentatiegereedschappen zijn niet expliciet opgenomen in het werkplan van AMOI-CE maar zullen worden belicht in WP 6. Altematieve financieringsvormen Altematieve financieringsvormen moeten het mogelijk maken om de financiering van een object sneller rond te krijgen, bijvoorbeeld door publiek-private samenwerking. Hierdoor kan de doorlooptijd worden bekort. Werkpakket 5 zal aandacht schenken aan dit onderwerp. Human factors Om een ondergronds bouwproject tot een succes te maken is aandacht voor specifieke menselijke factoren (human factors) in elke bouwfase noodzakelijk. De volgende kenmerken maken ondergrondse bouwwerken anders dan bovengrondse: . Gebrek aan daglicht
. . . .
Klimaat verschillen Beperkte luchtverversing Weinig visuele stimulering Kleine ruimtes
Met de invloed van deze kenmerken moet in de eerste plaats tijdens de ontwerpfase rekening worden gehouden. Dit zal zorgen voor een gezond, comfortabel en veilig gebruik van het toekomstige bouwwerk en zal uiteindelijk kosten besparen en de doorlooptijd van het bouwproject verkorten. In werkpakket 4 zal worden onderzocht welke aandachtspunten er van belang zijn bij human factors, zoals bijvoorbeeld verlichting, klimaat en ventilatie op de menselijke fysiologie bij diverse activiteiten af te stemmen. Bovendien worden ook belangrijke randvoorwaarden onderzocht die moeten worden meegenomen tijdens de constructie-, onderhouds-, verbouwings- en afbraakfase. De bevindingen zullen worden opgenomen in een checklist, een hulpmiddel om op systematische wijze de Human Factors bij het ondergronds bouwen te beschouwen. Wanneer voor de aanvang van een specifieke bouwfase het bijbehorende gedeelte van de Checklist wordt doorlopen, kan worden voorkomen dat belangrijke Human Factors over het hoofd gezien worden.
3.5
De werkpakketten
Hieronder worden de werkpakketten van AMOI-CE kort toegelicht m.b.t. hun doelstellingen, aanpak en resultaten. Dit is een aangepaste versie van de lijst die is opgenomen in het werkplan naar de inzichten van het structuurteam.
TNO-rapport
27 van 43
DIS-RPT-980062
ventarisatie werkwijze bij ondergronds bouwen Het inventariseren van de werkwijze van vier installateurs waarbij zowel de "E" ais de W" view worden belicht, en twee raadgevend ingenieursbureau's.
.
Het interviewen van personeel van vier installatiebedrijven (EIW, voortraject + uitvoeringstraject).
.
Het verwerken van de "views" die uit deze interviews naar voren komen, zodanig dat het bruikbaar is voor WP 3.
. .
Notulen van de interviews Samenvattende rapportage werkpakket 2.
TNO- TPD is verantwoordelijk voor dit werkpakket. De informatie zal ais voIgt worden ingewonnen: . Via hoofdlijneninterviews met personen die een brede kijk hebben op de projectuitvoering. . Via diepteinterviews met personen die ervaren zijn in het uitvoeringstraject.
.
Via een enquete die wat breder kan worden verspreid. Deze wordt gebruikt ter vervanging van meerdere hoofdlijneninterviews.
De views "E" en "W" hebben prioriteit. erbeterde werkwijze Het verwerken van de resultaten van werkpakket 2 in een gemeenschappelijke methodiek voor het realiseren van ondergrondse bouwinstallaties. Hierbij staat informatiemanagement centraal.
.
Het ordenen van informatiedragers de huidige werkwijze
.
Het opstellen van een verbeterde methodiek
die worden gebruikt bij
envattende rapportage werkpakket 3. TNO- TPD is verantwoordelijk voor dit werkpakket. De views die zijn ontwikkeld in WP2 worden in dit werkpakket vertaaid naar informatiebehoeften. Human factors Het beschrijven van de "human factors" tijdens het ondergrondse bouwtraject.
.
Het beschouwen van aspecten die te maken hebben met het weIzijn van de mens wanneer hij zich in een kleine ondergrondse ruimte bevindt.
Samenvattende rapportage werkpakket 4.
TNO-rapport
28 van 43
DIS-RPT-980062
NLR is verantwoordelijk voor dit werkpakket. We definieren human factors als "het welbevinden van mensen gedurende kortere oflangere tijd". Hierbij spelen ook aspecten als de veiligheid, de klimatologische omstandigheden en andere bouwfysische aspecten, het onderhoud en de aspecten die samenhangen met het beheer door de jaren heen een roi. Binnen dit werkpakket wordt een beschrijving gemaakt van human factors, die een blauwdruk. vormt voor een beslissingsondersteunend systeem. Deze beschrijving levert randvoorwaarden die aan ondergrondse bouwprojecten gesteld moeten worden vanuit de invalshoek van menselijk welbevinden. Dit werkpakket hanteert een project-gerelateerde aanpak (en geen product-georienteerde aanpak). Forecasting Het ontwikkelen van modellen voor forecasting. Het ontwikkelen van alternatieve financieringsmodellen akket 5. Peritas is verantwoordelijk voor dit werkpakket, als onderaannemer
van Croon.
astructuur t definieren van een geschikte inftastructuur ntwerpen
voor integraal
.
Het onderzoeken van beschikbare software componenten die nodig zijn voor integraal ontwerpen in het algemeen.
.
Het bepalen van de eisen t.a.v. de tools die in AMOI fase 2 zullen worden gebruikt.
. .
Samenvattende rapportage werkpakket 6. Een CD-ROM met demonstratiemateriaai.
TNO- TPD is verantwoordelijk voor dit werkpakket. Essentieel voor een succesvolle samenwerking in werkgroepen is ook een goede software omgeving (informatie uitwisseling). Er zal binnen het project een keuze worden gemaakt uit de beschikbare hulpmiddelen. We zullen waar mogelijk gebruik maken van offthe-shelf componenten. De inftastructuur zal worden opgezet met maximaal gebruik van Internet.
Het informeren van de organisaties die zijn aangesloten bij InstalCOB over de voortgang van het project. Het bezoeken van projectvergaderingen en presentaties voor een breder kader binnen InstaICOB.
7.x
Diverse besprekingsverslagen.
TNO-rapport
29 van 43
DIS-RPT -980062
Croon is verantwoordelijk voor dit werkpakket. Het projectsecretariaat verantwoordelijk voor het verzorgen van de besprekingsverslagen.
is
Project management van de voortgang in het project en het de opdrachtgever.
. . .
Het voeren van het management van het project. Het rapporteren aan de leden van InstaiCOB. Het uitoefenen van een projectsecretariaat. Een projectdossier.
Het management en projectsecretariaat zal worden gevoerd door Croon. Dit secretariaat omvat aIle administratieve werkzaamheden zoals nodig voor de rapportage aan InstalCOB en het realiseren van aIle contracten die in het kader van het project moeten worden afgesloten. TPD regelt de projectleiding die nodig is voor werkpakketten 2, 3 en 6.
TNO-rapport
30 van 43
DIS-RPT-980062
4.
AMOI-CE fase 2
In dit hoofdstuk wordt het projectplan van fase 2 kort uiteengezet en de wijze waarop dit tot stand is gekomen.
4.1
Het vervolgtraject
Voor een zo goed mogelijk vervolg op de inventarisatiefase van AMOI worden alle betrokken installateurs en RIB's gevraagd om aan te geven waar voor hen de belangrijkste interesse voor participatie in het vervolgtraject ligt. Hiertoe organiseert TNO- TPD een brainstormsessie waarbij om de gedachten te bepalen wordt uitgegaan van een aantal onderwerpen waarvan tijdens AMOI fase 1 is gebleken dat er nadere studie noodzakelijk is, namelijk:
.
organisatievormen
. . . .
ondersteunende technologie
. . .
contractvormen presentatiegereedschappen het toetsen van de nieuwe werkwijze op het gebied van ontwerp en realisatie in een case het toetsen van de nieuwe werkwijze op het gebied van onderhoud in een case forecasting PR activiteiten
Bovendien zijn deze onderwerpen te bestuderen in een korte evaluatie van de Cargotunnel, een stap-voor-stap traject, waarin alle installateurs mee kunnen doen, en een experimenteel traject. V oor deze laatste twee trajecten is een "life" project wenselijk. De brainstormingsessie leverde een referentiekader op (d.i. een ingevulde matrix op van activiteiten waaraan zou kunnen worden gewerkt in de vervolgfasen van AMOI). Deze is de input voor het vervolgtraject na ranking van de activiteiten. Ook is onder aangegeven waar de voorkeuren van de bedrijven liggen.
TNO-rapport
31 van 43
DIS-RPT-980062
31 van 43
proces nu
3 ontwik. structuur toekomst
Referentiekader
1.1 evaluatie installatie concepten
1.2 evaluatie hulpmiddelen
1.3 evaluatie effectieve taakverd.
1.4 evaluatie tekening planning
1.5 evaluatie kostenl baten
1.6 evaluatie kostenlbatenl problemen
1.7 evaluatie kengetallen
nieuw project basis opzet
2.1 bouwteam BRACE
2.2 training extranet
2.3 contract vorm
2.4 mock-up visuele tools
2.5 team aanpassing (de )centraal
2.6 team filosofie eisen
2.7 raming exploitatie kosten
2.8 artikel brochure
altematieve opzet experiment
3.1 brainstorm kick-off
3.2 snel zoeken intranet
3.3 andere regelgeving
3.4 video, VR, 3D CAD
3.5 uitbesteden
3.6 computer gestuurd onderhoud
3.7 financiering subsidie
3.8 presentatie binnen / buiten
AMOI fase 2
TNO-rapport
32 van 43
DIS-RPT -980062
32 van 43
1.5 Intersee, W&D 2 kwaliteit proees nu
meuw project basis opzet
2.1 GTI, Stork, Croon
2.2 Croon
2.3 GTI, Stork
2.4
2.5 Imteeh, Stork, Intersee, W&D
2.6 GTI, Intersee
2.7 Croon
2.8 Croon
3 ontwik. struetuur toekomst
altematieve opzet experiment
3.1
3.2 Imteeh
3.3 GTI, Stork, DC
3.4 Croon
3.5 Intersee, W&D
3.6 Intersee, DC
3.7 GTI, Stork, Croon
3.8 Imteeh, Croon
V oorkeuren
TNO-rapport
33 van 43
DIS-RPT-980062
Naast de evaluatie van de cargotunnel is een ander voorstel dat hoge ogen scoort is het opzetten van een bouwteam voor de aanleg van bijvoorbeeld een ondergronds metro station met winkels. Dit geeft de AMOI spelers de gelegenheid om een CV op te bouwen in ondergronds werk waar nog met veel ervaring mee is opgedaan. Bovendien wordt er een relatie opgebouwd met de opdrachtgever. Het is dus voor de partijen een nuttig traject waar commitment voor is. Altematieve opdrachtgevers zijn de gemeente Rotterdam, Amsterdam (bv. onderdelen van het Centraal Station) en Utrecht (plannen rond Hoog Catharijne). Dit project leidt tot een voorontwerp. Partijen die hierbij direct een rol spelen zijn: gemeente, architect, civiel aannemer, installateurs. Het samen schrijven van een voorontwerp volgens een nieuw samenwerkingsmodel zou ongeveer een half jaar in beslag nemen. De nieuwe samenwerkingsmethode moet uiteindelijk interessant zijn voor de opdrachtgever (beter, sneller, goedkoper), architect (zijn plannen beter in techniek gerealiseerd), installateurs (meer opdrachten). De doelstelling moet zijn: lagere investeringskosten en kortere doorlooptijd.
4.2
Projectplan evaluatie cargotunnel
De doelstelling van het AMOI-CE project is de ontwikkeling van een nieuwe werkwijze voor het defmieren, begroten, ontwerpen, realiseren, exploiteren, en onderhouden van installaties in ondergrondse bouwprojecten. Deze doelstelling kan worden bereikt door het realiseren van een ontwerpmethode voor ondergronds bouwen. Een ontwerpmethode met bijbehorende computergereedschappen waarmee de verschillende personen die een rol spelen in het ontwerptraject voor ondergrondse bouwinstallaties kunnen samenwerken. De (tussen-) resultaten van aIle medewerkers worden in deze methode gearchiveerd en uitgewisseld. Bovendien kan de informatie die hierin besloten ligt, worden gebruikt om de consistentie met andere ontwerpen te bewaken. In fase 2 van AMOI zal de cargotunnel Schiphol worden geevalueerd. Aan de hand van een op te stellen draaiboek zal worden nagegaan of in de case Cargotunnel Schiphol de ontwerpmethodiek toepasbaar is en voordelen oplevert door toepassen van collaborative engineering en forecasting gereedschappen. Hierbij zal een minimale total cost of ownership als doelstelling centraal staan. In de case zal worden geevalueerd of er voor een opdrachtgever 'meer' te halen is als de AMOICE methode wordt toegepast in InstalCOB verband. Het hoogtepunt van de evaluatie zal plaatsvinden in een case week waarin een team van spelers (zie onder) de cargotunnel opnieuw zal ontwerpen (viltstiftontwerp). In Figuur 7 is aangegeven hoe het programma van de case week er ongeveer uit zal zien.
TNO-rapport
34 van 43
DIS-RPT -980062
Ma Kennismaken
Creeren mod.ldocs
Brainstormen
CE verbeteren
Samenvatten
Gelijktrekken
Figuur 7
Uitgangspunt
Gelijktrekken Opruimen
voor scenario
case week
Projectorganisatie Figuur 8 beschrijft de projectorganisatie van fase 2. Een uitvoeringscommissie van het COB houdt toezicht op de projectvoortgang en de resultaten. Hierin hebben de volgende personen zitting: . Jan Manhoudt (BVN) -voorzitter-
. . . . .
Ad Andeweg
(Croon)
Dick De Bijl
(Grontmij)
Hugo Vos
(TNO-TPD)
Luk Swart
(RWS)
Thomas van der Lijke
(CUR/COB)
Ad Andeweg zal tevens als projectcoordinator optreden. Projectteams facilliteren het proces rond de spelers (personen die zitting nemen in het team dat de cargotunnel opnieuw gaat ontwerpen) en de jury (personen die op onafhankelijke wijze waarnemen hoe het er in de werkwijze nieuwe stijl er aan toe gaat en welke resultaten hiermee worden geboekt).
TNO-rapport
35 van 43
DIS-RPT -980062
COB
I
Uitv.Cie
N550
I
Instalcob
I
Projectcoordinator
PL-assistentie
AMOI-brede Klankbordgroep
I
Figuur 8
I
I
I
projectteams
spelers
jury
Projectorganisatie
AMOI fase 2
In het spelersteam zijn de volgende expertises vertegenwoordigd: . opdrachtgever . architect . civiel aannemer
.
ontwerpbureau
. . .
civiel forecaster W installateur
.
Projectleider E en W installaties
.
Financier
E installateur
De jury zal worden geformeerd uit een installateur, een vertegenwoordiger COB, de Iuchthaven en een persoon van het AMOI-CE secretariaat.
van het
Werkpakketten Het project zal worden opgesplitst in werkpakketten waarin activiteiten en resultaten zijn gespecificeerd. Er wordt een werkpakket 'definHSren aanpak' aangehouden dat ook in AMOI-CE fase I en 2 aanwezig was. Naast werkpakket project-coordinatie waar o.a. de PR activiteiten zijn ondergebracht, wordt de onderverdeling in werkpakketten voor de eigenlijke case study 2 ais voIgt gedefmieerd:
TNO-rapport
36 van 43
DIS-RPT-980062
bedrijf AMOI-CE. Evalueren, rapporteren, dissemineren. Project coordinatie. Deze worden in §3.5verder uitgewerlct.
4.3 De werkpakketten WPI
Definieren van de AMOI-CE aanpak
. . . .
. .
Criteria voor 'waar is meer te behalen voor de betrokkenen' vastleggen Wat moet vast ele daIs methode AMOI? Matrix met rapportages Criteria als input voor de case Aanzet voor AMOI-CE fase 4 Taken' vast ele d
TNO-rapport
37 van 43
DIS-RPT-980062
WP 2 Vastleggen van de "ist"-situatie. Selectie ondergronds bouwwerk.
. . . . . .
WP3
Diepte-interviews Product dia am BRACE concrete gegevens van de Life Tunnel inventariseren documenten uit eerdere fasen bestuderen Matrix met "rapportcijfers" als input voor het bepalen van de key succes factoren. op basis van: . Beperken van tijd die opdrachtgever er zelf in moet stoppen. . Tijdig onderkennen "dwarsliggers" en hier mee omgaan. . Optimale teambuilding, incentives, snelle overlegstructuren. . Integrale oplossingen voor opdrachtgever, ook ten aanzien van coordinerende taak (tijdig in vertrouwen alle afwijkingen bespreken). . Meedenkend vermogen in fmancieringssfeer. . Al een "as-built" inzicht door gebruikmaking Virtual Reali tools.
Het speelveld vastleggen en spelers selecteren
. . . . . . .
.
Breedte-interviews Tabel of (radar-plot) diagram uit BRACE boekje De matrix van WP 1 interviewen van: . Ontwerpbureau . Aannemer . Opdrachtgever "een-tweetjes" om tijdig vast te stellen of er gevoeligheden liggen van de partijen die tot nu toe betrokken waren c.q. creeren draa lak nieuwe artici anten. Ondergronds bouwwerk geselecteerd S elers vast ele d
TNO-rapport
38 van 43
DIS-RPT -980062
WP 4
De casejureren
. .
Taken gedefmieerd uit WP 1 Waarnemin en ti' dens het uitvoeren van case 2
. .
Onpartijdigheid (geloofwaardigheid naar InstalCOB / COB) Wegingsfactoren aan eerder onder UIT genoemde aspecten toe kennen. Evaluatievergaderingsverslag (voorlopig verslag) J a orten
. . . WP 5
Draaiboek voor de case uitwerken
.
. . . . . . . . . .
. .
De OUTPUT van WP I + WP 2. Ervaringen in vergelijkbare "minimal design" training, casestudy 1. Aspecten, structuur e.d. conform BRACE methode. Resultaat van WP 8 (de groep moet de mogelijkheden op hoofdli'nen aan even. Draaiboek voor de case-weken, met bemensing en nodige ondersteuning opstellen De rol van de deelnemers,jury (coach) en facilitators bepalen Onverwachte scenario's inbrengen Vaststellen welke hulpmiddelen gebruikt gaan worden Met controlematrices kijken of aIle aspecten verwerkt zijn. Vaststellen van de spe1regels "Sol1"-contract voorbereidenlschri'ven Draaiboek met "issues" . niet met "tijden", want we willen ruimte geven . opdat ruw verloop voor WP 7 aangegeven is Een "SoIl"-contract opstellen: . "Construct & Design-achtig" (= "C+D" = "Design & Build"), . of zelfs "Built (Operate / Transfer)-achtig" . bewust zullen een aar "bloe ers" aan ebracht worden.
TNO-rapport
39 van 43
DIS-RPT -980062
WP 6
Eendaagsetraining "soll"-situatie geven
.
. . . . .
. .
. . .
Inventarisatie. Materiaal van AMOI-CE fase 1 en 2. BRACE boek'e. Mensen motiveren tot succesvol samenwerken en daarbij ervaring op laten doen in het gebruik van de hulpmiddelen Trainen van de facetten "collaborative engineering, BRACE / total cost of ownership" van de spelers onder het rollenspel conform WP 8. Uitleggen van de spelregels Trekker van WP 8 vertelt ook iets over de waarschijnlijk aanwezige tools. Wat is er in z'n algemeenheid uit de "ist" beschrijvingen te destilleren. Trainingsdraaiboek "Gehouden" groepstrainingsdag Getrainde spelers, jury, facilitators met kennis van en vaardigheid met "het nieuwe gereedschap" en een "breed blikveld"
WP 7. Eigenlijke case houden
.
. .
.
. .
. . . .
Draaiboek van WP 5 Faciliteiten van WP 8 8-9 echte spelers spelen "actief' het rollenspel (integraal samenwerken en forecasting modellen toepassen). 3-4 personen treden "passief' als jury op. 3-4 personen verzorgen "passief' de multimedia c.q. facilliterende functies. Uitgevoerd rollenspel Viltstiftontwerp. Geforecaste Total Cost of Ownership. "As built impression". Kritieke succes factoren.
TNO-rapport
40 van 43
DIS-RPT-980062
WP 8
De techniek facilliteren
. . . . . . . . . . . . .
Draaiboek van WP 7 Faciliteiten selecteren en verkrijgen. In een ongestoorde omgeving ("hutje op de hei") Klein intranet Forecasting / Calculatie-tools 15 % en 40 % (met facilitator?) Virtual Reality + bijbehorende operator "dikke Bertha" reserveren Electronic boardroom selecteren met facilitator Animatie materiaal specificeren Groupware selecteren Communicatiemiddelen regelen Videore istratie re elen Bemenste IT-om evin ti.dens de case act
WP 9 Evalueren, rapporteren, dissemineren
. . . . . .
. . .
Waarnemin en als resultaat van WP 7 en WP 8 Competenties en werkwijze vaststellen Videocompilatie maken Prijsschattingen interpreteren en verifieren op consistentie Digitale bestanden verzarnelen Jury rapporten opmaken Eindra orta e 0 stellen Producten als output uit WP 8 (bijv. videocompilatie, uitdraaien prijsschattingen, digitale bestanden, voorlopige jury rapporten). Compacte rapportage met Pro's en Contra's van de AMOI-CE methode, conform COB formaat.
TNO-rapport
41 van 43
DIS-RPT-980062
WP
Project-coordinatie
. . .
. . . . . .
Pro'ec
Ian
Bilaterale gesprekken met de deelnemers voeren om de betrokken personen zowel psychologisch als procesmatig in de toe te passen teclmieken te begeleiden, Taken, Planning, vereiste kwaliteitsniveau, organisatie en administratieve zaken vastleggen en bewaken Coordinatie in-/exteme communicatie Bijdragen aan afstemmingsvergaderingen, Voort an sbewakin Soepel verlopend project Een helder geformuleerd resultaat waarbij efficient en naar tevredenheid van alle deelnemers een en ander volgens plan gedissemineerd kan gaan worden ter voorbereiding op de uitvoerin van fase 3.
TNO-rapport
42 van 43
DIS-RPT-980062
5.
Conclusies
5.1
Conclusies
en aanbevelingen
1. De geinventariseerde matrices (referentie, raakvlakken, kostenposten) leggen de samenhang tussen vakgebieden (soms in detail) en aspecten (naar een grotere concreetheid) vast. Deze matrices zijn rijk aan vakinformatie en bedrijfsinformatie en vormen een goed communicatiekanaal waarmee bedrijven eenzelfde taal gaan spreken. 2. De matrices zullen worden gebruikt voor het afstemmen van begrippen tussen partijen maar vooral ook voor het aanpassen van de teams om per fase van projectuitvoering vast te leggen welke partijen meedoen en met welke gereedschappen en informatie. 3. De BRACE-methode wordt geadopteerd om in de inventarisatiefase ingezet te worden om 'quickscans' (interviews) uit te voeren. BRACE zal in de demonstrator 1 worden getoetst en zal (wellicht gemodificeerd) deel uitmaken van het gedachtegoed van AMOI. 4. AMOI zal zich niet richten op ondergrondse objecten in aigemene zin, maar op tunnels. De reden hiervoor is, dat er anders weinig uitzicht is op concrete resultaten. De cargotunnel Schiphol zal als voorbeeld worden gehanteerd in AMOI fase 1. 5. Voor forecasting zijn eenvoudige regeis gesteld die in de werkpakketten uitgewerkt zullen worden. Wel wordt helder dat voor de installatiewereld door kentallen geparametriseerde rekenmodellen zal worden gewerkt.
met
Human factor analyse doet ook mee in de forecasting, maar dan om ontwerpcriteria te genereren. 6. Presentatie en visualisatie technieken zullen worden verkend om geometrische visualisaties en CAD-presentaties te zien.
5.2
Aanbevelingen
1. In de werkpakketten waarin interviews worden uitgevoerd moet gebruik worden gemaakt van de BRACE-methode. 2. In de volgende fasen van AMOI moeten de BRACE-methode worden getoetst.
en de matrices
3. In volgende fasen moet dit werkpakket gecontinueerd worden om de werkzaamheden te structureren.
TNO-rapport
43 van 43
DIS-RPT-980062
6.
Referenties
Ref. 1
M. Fowler and R. Scott: "UML Distilled, Applying the Standard Object Modeling Language", Addison Wesley, 1997. J. Rumbaugh, M. Blaha, W. Premerlani, F. Eddy and W. Lorensen: "Object-oriented Modeling and Design", Prentice Hall, Englewood Cliffs, NY, 1991. http://www.rationa1.com rwwW site). Rational Rose/C++, Version 4.0.5, rational Software Corp., Santa Clara, CA 95051, USA (Case tool). G.P. Ten Kate (red): "Het kan sneller, Het BRACE-model voor excellente productontwikke1ing", DELWEL Uitgeverij, 's-Gravenhage, 1997.
Ref. 2 Ref. 3 Ref. 4 Ref. 5
TNO-rapport
44 van 43
DIS-RPT -980062
Bijlage
Samenwerkingsmodel
Westerschelde
In deze bijlage is het volledige samenwerkingsmodel Westerschelde opgenomen.
(Croon)
van Croon voor de
no, ttl ~II Itll IItI
I
I
iii
I
i.
ai' ~:
111
n a-
!IIjq(lW
---....
!
I
Ie. 61 ~.
'I