vakgroep Bliksembeveiliging
Onderzoeksrapport
Kwalitatieve Bliksembeveiliging
De techniek waarop Nederland draait
1
Voorwoord In opdracht van de Vakgroep Bliksembeveiliging heeft Nick van der Giessen, student van de hogeschool Rotterdam, studierichting Technische Bedrijfskunde, in 2011/2012 een onderzoek gedaan naar de vermelding van de nieuwe bliksembeveiligingsnorm NEN-EN-IEC 62305 in bestekken voor gebouwen en complexen in Nederland, met als doel het realiseren van kwalitatief goede beveiliging tegen de gevolgen van blikseminslag. Het onderzoek naar de vermelding van de NEN-EN-IEC 62305 in bestekken is gedaan bij de leden van de Vakgroep Bliksembeveiliging. Het rapport laat zien dat er nu, drie jaar na het officieel van kracht worden van de NEN-EN-IEC 62305 en vijf á zes jaar na de eerste aankondigingen dat deze norm op 01-02-2009 de inmiddels oude norm NEN 1014 zou gaan vervangen, nog steeds in 22,5 % van de bestekken niet of niet juist wordt voorgeschreven! De actieve lobby vanuit de vakgroep en diverse leden om naast het voorschrijven van de norm, ook de eis op te nemen dat de bliksembeveiligingsinstallatie dient te worden ontworpen, gemonteerd en later geïnspecteerd, door een BRL 1201-gecertificeerd bedrijf, begint langzaam vruchten af te werpen. In 10,5 % wordt deze eis ook schriftelijk in het bestek opgenomen. Het rapport gaat dan ook terecht in op de mogelijkheden om de lobby naar het voorschrijven van de NENEN-IEC 62305 en de BRL 1201 verder te intensiveren. Het bestuur van onze vakgroep schaart zich hier graag achter maar doet middels dit voorwoord ook een dringend beroep op alle aangesloten leden om nog actiever opdrachtgevers, installateurs en adviseurs te wijzen op omissies op dit punt, dan wel deze door te geven aan de vakgroep zodat partijen hier vanuit de vakgroep op gewezen kunnen worden. In het belang van ons vakgebied, de kwaliteit van bliksembeveiligingsinstallaties en een faire en gezonde concurrentie onderling is het toepassen van de NEN-EN-IEC 62305 en het voorschrijven van de BRL 1201 van groot belang. Ik wens u veel leesplezier en reken op uw medewerking, Rinus Rubrech Voorzitter Vakgroep Bliksembeveiliging UNETO-VNI
Mei 2012 UNETO-VNI Vakgroep Bliksembeveiliging De in deze uitgave vermelde gegevens zijn strikt vertrouwelijk en alle hierop betrekking hebbende auteursrechten, databankrechten en overige (intellectuele) eigendomsrechten worden uitdrukkelijk voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van UNETO-VNI worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt.
2
Onderzoeksrapport Kwalitatieve Bliksembeveiliging
Inhoudsopgave Samenvatting
5
1 Inleiding
7
Deel 1 - Organisatie en achtegrond
9
2 Bedrijfsomschrijving 2.1 Branchevereniging 2.2 UNETO-VNI 2.3 Vakgroep Bliksembeveiliging 2.4 Samenvatting
10 10 10 10 11
3 Achtergrondinformatie 3.1 Onderzoeksachtergrond 3.2 Procesbeschrijving
12 13 13
Deel 2 - Onderzoek
15
4 Vooronderzoek 4.1 Aanleiding probleem 4.2 Formulering van de probleem- en doelstelling 4.3 Werkwijze 4.4 Grenzen 4.5 Bouwprocedure 4.5.1 Fasen 4.5.2 Bestek 4.5.3 Onderaannemers vaststellen 4.6 Conclusie
16 16 16 16 17 17 17 19 19 21
5
Interviews bliksembeveiligingsbedrijven 5.1 Interviews 5.2 Uitkomst interviews 5.3 Conclusie onderzoek Bliksembeveiligingsbedrijven
22 22 23 24
6
Kwantitatief onderzoek naar de norm 6.1 Definiëring 6.2 Data-analyse van de bestekken 6.3 Conclusie
26 26 27 27
7
Communicatie en samenwerking 7.1 Vertegenwoordiging te benaderen groepen 7.2 Hogeschool Rotterdam 7.3 Ondersteunende groepen 7.4 Conclusie
29 29 29 30 35
8
Analyse onderzoek BRL 1201 8.1 TÜV Rheinland 8.2 Investeringen 8.3 Bevindingen
36 36 36 37
3
9 Communicatieplan 9.1 Betrokken partijen 9.2 Input vanuit UNETO‑VNI 9.3 Conclusie
40 40 42 42
10
43 43 43
Conclusies en aanbevelingen 10.1 Conclusies van het kwantitatief en kwalitatief onderzoek 10.2 Aanbevelingen
Literatuurlijst
44
Bijlage 1
45
Bijlage 2
46
Bijlage 3
48
Bijlage 4 - Historie NEN 1014
51
Begrippenlijst
4
Onderzoeksrapport Kwalitatieve Bliksembeveiliging
54
Samenvatting Enkele jaren geleden is een nieuwe norm, de NEN-EN-IEC 62305, van kracht geworden voor installaties in het vakgebied bliksembeveiliging. De norm die voorafging aan deze norm, de NEN 1014, is niet meer van toepassing op nieuw te bouwen installaties. In een te groot deel van de bestekken wordt nog de oude norm vermeld of wordt er een verkeerde invulling gegeven aan de nieuwe norm. Tekeningen matchen bijvoorbeeld niet met specificaties zoals deze in bestekken zijn omschreven. Een onderzoek naar in hoeverre de oude norm nog steeds wordt voorgeschreven is in dit rapport uitgewerkt. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de Vakgroep Bliksembeveiliging, onderdeel van UNETO-VNI. Dit is de ondernemersorganisatie voor installatiebedrijven en technische detailhandel in Nederland. Het onderzoek is in twee delen opgesplitst. In het eerste deelonderzoek is steekproefsgewijs informatie verkregen uit bestekken (document met technische specificaties van een bouwproject) die bedrijven binnen krijgen. Hiervoor is de onderzoeker bij tien lidbedrijven van de Vakgroep Bliksembeveiliging langs geweest. Hier zijn gemiddeld vier à vijf bestekken doorgenomen. Hieruit hebben we kunnen concluderen dat: ++ Vooral de oude norm wordt voorgeschreven door technisch adviesbureaus en architectenbureaus ++ Bovenstaande groep de grootste groep is waar bliksembeveiligingsbedrijven hun aanvragen van binnen krijgen ++ Er nog vaak geen risicoanalyse wordt gemaakt die specifiek gericht op de bliksembeveiligingsinstallatie, terwijl dit juist een kritisch punt is van de nieuwe norm ++ Offertes van verschillende bliksembeveiligingsbedrijven teveel van elkaar verschillen omdat er fouten zitten in de bestekteksten en tekeningen. Hierdoor gaan opdrachtgevers appels met peren vergelijken ++ Bliksembeveiligingsbedrijven graag de taak om risicoanalyses te maken, zien verschuiven naar het begin van de keten In het tweede deelonderzoek is er een empirisch onderzoek gehouden onder 2 leden van de Vakgroep Bliksembeveiliging. De 20 meest recente bestekken die binnen zijn gekomen bij ieder van de 2 bedrijven zijn onder de loep genomen. Het is van belang geweest dat deze zo recent mogelijk waren, aangezien we de huidige situatie willen weten met betrekking tot de toepassing van de nieuwe norm. Uit dit onderzoek hebben we het volgende kunnen concluderen: ++ In 22,5% van de gevallen wordt de norm niet goed voorgeschreven ++ In 10,5% van de gevallen wordt op papier geëist dat het bliksembeveiligingsbedrijf in het bezit moet zijn van het BRL 1201-certificaat (Als een bedrijf dit bezit, is zij erkend als een bedrijf dat conform een gestandaardiseerde werkwijze opereert) ++ In 13% van de bestekken er gebruik is gemaakt van een STABU-licentie (een licentie die men kan kopen om gemakkelijk invulling aan een bestek te geven) Deze conclusies zijn omgezet in doelstellingen. De doelstelling is dat, drie jaar na de implementatie van de aanbevelingen van dit onderzoek, de NEN 1014 (oude norm) niet meer toegepast wordt in bestekken waar ze niet thuis horen. Voornamelijk zijn dit de nieuwbouwbestekken. Om deze doelstelling te realiseren zal er gereageerd moeten worden op de fouten die nu gemaakt worden. Dit wordt al gedaan, maar na dit onderzoek is het mogelijk om met concrete cijfers aan te tonen dat het nog te vaak fout gaat. Om de juiste groep op de juiste manier te benaderen is er
5
onderzocht welke partijen UNETO-VNI hierbij kunnen steunen. Net als UNETO-VNI zijn er diverse brancheverenigingen die de doelgroep van dit onderzoek onder haar vleugels heeft. Voorbeelden hiervan zijn: ++ NLingenieurs ++ BNA ++ NVBK Deze drie, samen met nog vier andere partijen, hebben toegezegd samen te willen werken met UNETO-VNI om een publicatie aan hun leden te verstrekken. Het advies aan UNETOVNI is daarom ook om deze samenwerking aan te gaan om zo een zo groot mogelijk deel van de doelgroep te benaderen. Een publicatie via internet, brochure of artikel in een vakblad zijn mogelijkheden.
6
Onderzoeksrapport Kwalitatieve Bliksembeveiliging
1 Inleiding Dit rapport bevat het onderzoeksverslag van de stagiair Nick van der Giesen uit het derde jaar van de opleiding Technische Bedrijfskunde aan de Hogeschool Rotterdam. Het is gemaakt in opdracht van de Vakgroep Bliksembeveiliging, onderdeel van UNETO-VNI. Voorkennis over onderzoeksmethoden is vereist. Bepaalde begrippen met betrekking tot dit onderwerp kunnen anders onduidelijk zijn voor de lezer. Daarnaast is er een begrippenlijst met betrekking tot bliksembeveiliging achter in dit rapport te vinden. Het is aan te raden om deze lijst door te lezen. Niet alle begrippen komen voor in het rapport, maar kennis ervan is nodig ter ondersteuning van het onderwerp. Sinds de invoering in 2009 van de nieuwe norm voor bliksembeveiliging in Nederland, zijn er een aantal zaken veranderd. De norm heeft ervoor gezorgd dat alle partijen die te maken hebben met de toepassingen hiervan, een nieuwe manier van werken zijn gaan hanteren. De toepassing van deze nieuwe norm blijkt alleen nog wat mankementen te vertonen, voornamelijk aan het begin van de bouwketen. Verheldering op dit punt is van belang, wil de invoering van deze norm succesvol zijn weg vervolgen en zo snel mogelijk gehanteerd worden zoals bedoeld. Het doel van dit rapport is om advies te kunnen geven aan de Vakgroep Bliksembeveiliging maar is vooral ook een signaal aan bliksembeveiligingsbedrijven en hun omgeving om werk te maken van het consequent zien verschijnen van de nieuwe norm in bestekken. De oude norm komt nog teveel voor in de huidige bestekken. Daarnaast moet dit onderzoek uitwijzen waar de bron ligt van dit probleem. Het rapport bestaat uit twee delen. Deel 1 is een algemene omschrijving over de huidige toepassing van normen en richtlijnen. Daarnaast wordt hierin kort omschreven wat UNETO-VNI voor organisatie is en hoe de Vakgroep Bliksembeveiliging hierin past. Deel 1 Hoofdstuk 2 geeft achtergrondinformatie en de aanleiding van dit onderzoek. Daarnaast wordt de toepassing van de normen en richtlijnen omschreven van vroeger en nu. Hoofdstuk 3 geeft een korte omschrijving van UNETO-VNI en de Vakgroep Bliksembeveiliging. Deel 2 Hoofdstuk 4 beschrijft het verrichte vooronderzoek dat gedaan is om voldoende voorkennis op te doen om het werkelijke onderzoek uit te kunnen voeren. Daarnaast wordt de werkwijze van het onderzoek gegeven. Vanaf hoofdstuk 5 wordt de kern van dit onderzoek ingevuld. Hoofdstuk 5 geeft de resultaten van de ondervonden marktwerking weer. Daarnaast wordt weergegeven hoe het onderzoek is gevoerd en wat de resultaten van de interviews zijn. Hoofdstuk 6 bevat de resultaten van het empirisch onderzoek. Hoofdstuk 7 geeft een opsomming van instellingen waarmee mogelijkerwijs samengewerkt kan worden om het doel te verwezenlijken. Daarbij wordt aangegeven of de instellingen wel of niet mee willen werken. Hoofdstuk 8 geeft het onderzoek weer betreffende de BRL 1201. In hoofdstuk 9 is een communicatieplan opgesteld om aan te geven hoe en met wie er gecommuniceerd moet worden. Hoofdstuk 10 geeft weer wat UNETOVNI als input moet leveren om het plan goed te laten verlopen. Uiteindelijk zijn in hoofdstuk 11 de conclusies en aanbevelingen geformuleerd. Graag wil ik mijn dank betuigen aan Dhr. T. Heemskerk, manager van de Vakgroep Bliksembeveiliging van UNETO-VNI voor de interne begeleiding. Daarnaast dank ik ook dhr. J. van Cleeff voor de begeleiding vanuit de Hogeschool Rotterdam.
7
8
Onderzoeksrapport Kwalitatieve Bliksembeveiliging
Deel 1
Organisatie en achtergrond
9
2 Bedrijfsomschrijving In dit hoofdstuk wordt kort weergegeven hoe UNETO-VNI organisatorisch in elkaar zit en hoe dit onderzoek samenhangt met de organisatie. Paragraaf 2.4 geeft samengevat weer welke rol de organisatie in het onderzoek heeft en welk vervolgonderzoek aan de hand hiervan in gang gezet gaat worden. 2.1 Branchevereniging
UNETO-VNI is een branchevereniging. Binnen UNETO-VNI zijn diverse onderdelen, zoals afdelingen en vakgroepen, te onderscheiden, maar deze laten we in dit rapport achterwege. UNETO-VNI is een coöperatieve vereniging en behartigt de belangen van haar leden. De leden zijn als het ware de klanten. Leden van UNETO-VNI betalen contributie om tot de vereniging te mogen behoren. De organen binnen een vereniging hebben veel weg van een N.V.:
N.V.
Verenigingsstructuur
Algemene vergadering van aandeelhouders
Algemeen Bestuur Dagelijks bestuur
Raad van bestuur
Binnen de vereniging wordt een directeur benoemd. Zij is geen lid van het bestuur. Bij een vereniging heeft het algemeen bestuur de grootste macht. Zij hebben de bevoegdheid om: ++ Bestuurders te benoemen ++ Besluiten te nemen over het ontbinden van de vereniging ++ Wijzigingen aan te brengen in de statuten 2.2 UNETO-VNI
UNETO-VNI is de ondernemersorganisatie voor de installatiebranche en de technische detailhandel. Beide sectoren leveren een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse economie. UNETO-VNI vertegenwoordigt 90% van de omzet van de installatiebranche en biedt werkgelegenheid aan 130.000 personen. De installatiebedrijven zijn actief binnen de woningbouw, utiliteit, industrie en infra op de gebieden ontwerp, advies, installatie en beheer. Van deze bedrijven zijn er circa 5.000 aangesloten bij UNETO-VNI. De technische detailhandel bestaat uit winkelbedrijven die apparatuur verkopen en repareren. UNETO-VNI vertegenwoordigt ruim 1.350 winkels. De totale omzet van deze bedrijven bedraagt circa 3,5 miljard euro per jaar. 1
UNETO-VNI is een van de grootste werkgeversorganisaties van Nederland en een factor van belang in de Nederlandse economie en samenleving. UNETO-VNI onderhoudt contacten met overheid en politiek, onderwijsinstellingen, media, koepelorganisaties, vakbonden en fabrikantenen consumentenorganisaties. De structuur van UNETO-VNI is vrij complex. Dit komt voornamelijk door de verschillende commissies die gevormd worden door (bestuurs-)leden. Voor een uitgebreide organisatieanalyse, waar de structuur in is weergegeven, zult u contact op moeten nemen met Nick van der Giesen. 2.3 Vakgroep Bliksembeveiliging
Binnen UNETO-VNI bestaan 16 vakgroepen. Binnen dit onderzoek wordt alleen de focus gelegd op de Vakgroep Bliksembeveiliging. Hieronder is beschreven waar deze vakgroep voor dient. 2 Veel ondernemers beseffen niet dat blikseminslag, naast de fysieke schade (aan gebouwen), door de indirecte gevolgen nog veel grotere financiële consequenties kan hebben. Complete systemen
1 Wat is UNETO-VNI? (sd). Opgeroepen op 7 5, 2011, van www.uneto-vni.nl: http://www.uneto-vni.nl/index.asp?directory=10%20UNETO-VNI 2 Zakelijke markt. (sd). Opgeroepen op 7 5, 2011, van bliksembeveiliging.uneto-vni.nl: http://bliksembeveiliging.uneto-vni.nl/index.asp?directory=10%20Zakelijk
10 Onderzoeksrapport Kwalitatieve Bliksembeveiliging
liggen plat. Het bedrijf is op geen enkele manier meer bereikbaar, de interne bedrijfsprocessen zijn niet langer bruikbaar, niet opgeslagen informatie is definitief verdwenen en productieprocessen komen abrupt tot stilstand. En dan te bedenken dat ondernemers zich vrij eenvoudig tegen dit soort risico’s kunnen ‘verzekeren’ door een beroep te doen op de vakkennis van de leden van de Vakgroep Bliksembeveiliging. De meerwaarde van de Vakgroep Bliksembeveiliging komt voor opdrachtgevers op verschillende manieren tot uiting. Zo is de vakgroep hét platform waar ondernemers kennis verzamelen. Die kennis over het vak en over elkaar gebruiken de bedrijven om het serviceniveau voor opdrachtgevers constant te verbeteren. De (nieuwe) vakkennis waarmee de aangesloten bedrijven worden ‘gevoed’ is het resultaat van onder andere speciale thema- en voorlichtingsdagen, het uitgeven van (technische) brochures, het ontwikkelen van opleidingen om vakmatig bij te blijven en de vertegenwoordiging in nationale normcommissies. 2.4 Samenvatting
Samengevat is UNETO-VNI een organisatie die de belangen behartigt van haar leden. Brancheorganisaties verschillen van ‘normale’ bedrijven in commercieel opzicht. UNETO-VNI heeft geen winstoogmerk. Het streven is om elk jaar quitte te spelen met de inkomsten en uitgaven. De inkomsten komen voor het grootste deel van de leden. Het komt voor dat de inkomsten aan het einde van het jaar groter zijn dan de uitgaven. Dan moet er verantwoord worden dat dit overschot het jaar erop ingezet wordt. De Vakgroep Bliksembeveiliging zweeft als het ware boven dit onderzoek. Zij heeft het in gang gezet, maar de leden van de Vakgroep Bliksembeveiliging zijn de primaire informatiebronnen voor dit onderzoek. Aan de hand van deze informatie kan achtergrondinformatie voor het project verzameld worden.
11
3 Achtergrondinformatie De naam van het project luidt: ‘KBB’. Deze letters staan voor ‘Kwalitatieve Bliksem Beveiliging’. Dit project wordt zo genoemd, omdat er gekeken wordt hoe de toepassing van de huidige kwaliteitsstandaard verbeterd kan worden op verzoek van de Vakgroep Bliksembeveiliging. De Vakgroep Bliksembeveiliging is onderdeel van de ondernemersorganisatie UNETO-VNI. Omdat de vraag vanuit de leden van de vakgroep al enige tijd speelde, is de Vakgroep Bliksembeveiliging ermee aan de slag gegaan. In dit hoofdstuk wordt achtergrondinformatie gegeven om de essentie van dit onderzoek beter te begrijpen en relaties tussen onderwerpen beter te kunnen leggen. Uiteindelijk is in dit hoofdstuk de procesbeschrijving weergegeven van het gehele onderzoek. Ook deze achtergrond informatie is bevorderlijk voor de leesbaarheid en begrijpbaarheid van de volgende hoofdstukken. 3.1
Onderzoeks achtergrond
Het aantal blikseminslagen neemt de laatste jaren toe. Een vermoede oorzaak hiervan is de opwarming van de aarde. Dit brengt talloze gevolgen met zich mee. Mede dankzij de grote groei van elektronische installaties en de toegenomen afhankelijkheid daarvan, wordt de kans op schade als gevolg van blikseminslagen groter. Deze inslagen kunnen zowel directe als indirecte schade opleveren aan gebouwen, installaties, personen en organisaties. Normen Al sinds 1939 is er een Nederlandse norm voor het installeren van bliksembeveiligingen. Deze werd regelmatig geüpdatet doordat men door de jaren heen steeds nieuwe kennis en ervaringen opdeed. Deze norm, de NEN 1014 is, met een enkele uitzondering, nooit een wettelijk verplichte norm geweest. In deze norm staat omschreven hoe een bliksembeveiliging moet worden aangebracht, welke materialen gebruikt moeten worden en hoe bliksembeveiligingsinstallaties onderhouden moeten worden. In 2006 is er een nieuwe norm in werking gezet, genaamd: NEN-EN-IEC 62305. Dit is een mondiale, Europese en nationale norm op het gebied van bliksembeveiligingsinstallaties. Sinds 1 februari 2009 is deze internationale kwaliteitsnorm van kracht geworden. Installaties die worden opgeleverd na 31 januari 2009 dienen ontworpen en geïnstalleerd te worden conform de NEN-EN-IEC 62305. In de periode tussen februari 2006 en 31 januari 2009 liepen de NEN 1014 en NEN-EN-IEC 62305 dus parallel en kon er, bepaald door de opdrachtgever, gekozen worden tussen de twee normen. De NEN-EN-IEC 62305 vervangt de volgende norm en praktijkrichtlijn: ++ NEN 1014 ++ NPR 8110 In de NEN 1014 en NPR 8110 werd er gewerkt met een kostenafweging en een klassenindeling voor de omvang van de te nemen maatregelen. De mogelijke schades werden begroot en afgewogen tegen de kosten van de investering van de bliksembeveiligingsinstallatie. Bij de NEN-EN-IEC 62305 werkt dit anders. Deze is opgebouwd uit vier delen. Eén deel daarvan is het risicomanagement. Hierin wordt een risicoanalyse van tevoren gemaakt. Met deze risicoanalyse wordt op objectieve wijze vastgesteld of een bliksembeveiligingsinstallatie nodig is en zo ja in welke beveiligingsklasse deze zou vallen. Deze risicoanalyse leidt tot een ontwerp op maat en een aanvaardbaar risico per gebouw. Deze analyse is een wezenlijk verschil tussen de NEN 1014 en de NEN-EN-IEC 62305. In bijlage 1 is een voorbeeld van een dergelijke risicoanalyse te zien. Deze analyse is vrij summier. Volledige risicoanalyses zijn veel uitgebreider en kosten meestal een hele werkdag om uit te voeren.
12 Onderzoeksrapport Kwalitatieve Bliksembeveiliging
Richtlijnen Bedrijven die lid zijn van de Vakgroep Bliksembeveiliging van UNETO-VNI, zijn gecertificeerd volgens de Beoordelingsrichtlijn (BRL) 1201. Deze richtlijn is een objectieve certificatieregeling die de processen binnen een bliksembeveiligingsbedrijf waarborgt met een kwalitatief hoge output als gevolg. Sinds 30 april 2010 is het een eis om over dit certificaat te beschikken, wil een bedrijf lid worden of blijven van de Vakgroep Bliksembeveiliging. Met behulp van de BRL 1201 is de kwaliteit van de gecertificeerde bedrijven objectief vast te stellen en controleerbaar. Op deze manier is de Vakgroep Bliksembeveiliging van UNETO-VNI erin geslaagd het vakgebied op een hoog kwalitatief en controleerbaar niveau neer te zetten, waar het de gecertificeerde bedrijven aangaat. Wijzigingen in normen worden vaak niet of niet direct doorgevoerd in de bestekken van opdrachtgevers. Er is gebleken dat veel opdrachtgevers nog gebruik maken van oude normen in hun bestekken. Hierdoor ontstaat verwarring in de markt, wordt een consequente doorvoering vertraagd en moeten de gecertificeerde bliksembeveiligingsbedrijven telkens weer wijzen op de fouten in de bestekken. Bij aanbestedingen leidt dit tot een onrechtvaardige vergelijking en miscommunicatie in de keten. 3.2 Procesbeschrijving
Om aan te kunnen tonen dat de methode waarop het onderzoek is uitgevoerd deugt, is deze procesbeschrijving gemaakt. De vraagformulering om uit te zoeken in hoeverre de oude norm nog toegepast werd, bestond al. Deze was ontstaan bij de leden van de Vakgroep Bliksembeveiliging. De vakgroep heeft deze taak op zich genomen en heeft de vraag uiteindelijk bij de onderzoeker (Nick van der Giesen) neergelegd. Het ultieme doel van de Vakgroep Bliksembeveiliging is in alle bestekken de huidige norm voorgeschreven te krijgen. In de beginfase is onderzocht welke literatuur en informatie er te vinden is over het onderwerp. Dit zou meer inzicht geven in zowel de technische aspecten van bliksembeveiliging als de juridische kant ervan. Er is eigenlijk maar een (compleet) boek te vinden over Bliksembeveiliging. Gelukkig kon deze al gauw gevonden worden bij een van de leden van de vakgroep. Daarmee was het eerste contact al gelegd. Daarnaast is de Beurs Elektrotechniek bezocht op 4 oktober 2011. Hier heb ik informatie kunnen krijgen bij een leverancier van materiaal voor bliksembeveiliging uit Duitsland. De filtering van informatie is belangrijk om het kaf van het koren te scheiden. Daarom is de lading informatie die gedurende de eerste twee weken is binnengekomen, gescheiden in relevant, minder relevant en niet relevant. Er is toen vrij diep ingegaan op de werking van bliksembeveiliging. Dit bleek achteraf niet nodig te zijn. Vervolgens zijn de eigenschappen en eenheden bepaald. De begrippen: norm, bestekken en BRL 1201 zijn gekoppeld aan eenheden. Hierbij heb ik mijzelf de vraag gesteld: ‘Aan wie of wat behoren deze eigenschappen?’. Hieruit is de populatie van het onderzoek bepaald. Om de juiste informatie te krijgen, is gekeken via welke weg de informatie het beste verkregen kon worden. Daarbij is gekozen om eerst de leden van de Vakgroep Bliksembeveiliging te benaderen en in te lichten over het onderzoek. Velen waren direct enthousiast en boden hun medewerking. Vier leden van de vakgroep zijn niet bezocht. De informatie uit deze interviews had zowel kwalitatief als kwantitatief alle gegevens op moeten leveren. Naderhand bleek dat het niet verstandig was om alle gegevens kwantitatief te gebruiken, omdat het onderzoek hiervoor niet valide genoeg was. Deze onderzoekssessie is dus meer als kwalitatief beschouwd. Uit dit kwalitatief onderzoek is geconcludeerd wat er fout gaat in de bestekken. Uit deze fouten zijn enkele hypothesen geformuleerd. Exacte cijfers zijn nu nog niet bekend. Daarom is er, na overleg met de vakgroepvoorzitter besloten om aanvullend onderzoek te doen. Dit empirisch onderzoek heeft plaatsgevonden onder twee vakgroepleden. Dit is de kern van het onderzoek geweest. Grotendeels is dit ook het antwoord op de vraag geweest die in de opdracht omschreven stond.
13
Een aanvullende opdracht is geweest om een stukje geschiedenis van de oude norm te onderzoeken. Hiervoor is de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag geraadpleegd. Deze informatie was nog niet bekend binnen de Vakgroep Bliksembeveiliging. Uit deze informatie bleek dan ook dat de oude norm bij een enkele uitzondering wettelijk verplicht is geweest. De verwachting dat het probleem voornamelijk bij ingenieurs- en architectenbureaus ligt, is geverifieerd. De verwachting van de toepassing van de oude norm is gefalsifieerd. De verwachting is niet omschreven in het rapport, maar het gevoel was dat de oude norm een stuk meer voorgeschreven werd. Tot aan deze fase was de rol van de stagiair onderzoeker. Toen is de onderzoeker zelf met het voorstel gekomen om met een aantal aanbevelingen te komen. Dit is een vereiste geweest vanuit De Hogeschool Rotterdam. De doelstelling is daarna aangevuld vanwege de uitkomst van het kwalitatief en kwantitatief onderzoek. ‘Hoe benaderen we de doelgroep die op de hoogte gebracht moet worden van de nieuwe norm’? Om oplossingen voor dit probleem te vinden, is teruggegaan naar de aard van het probleem. Dit zit hem in de kennis en motivatie van bestekschrijvers. Vanaf dit moment is gekeken welke partijen onze doelgroep kunnen benaderen. Tot het einde van het onderzoek zijn hier reacties over verkregen van verschillende partijen. Uiteindelijk waren zeven partijen bereid om hieraan mee te werken. Dit zijn voornamelijk brancheverenigingen, stichtingen en een opleidingsinstituut. Deze partijen zijn in staat om een zo groot mogelijke groep tegen lage kosten te benaderen. Uiteindelijk is besloten om een compact communicatieplan op te stellen waarin staat welke partijen benaderd kunnen worden, welke doelgroep je hiermee uiteindelijk kan informeren en wat de risico’s zijn tijdens de benadering. De contactpersonen zijn bekend. Dit onderzoek heeft uiteindelijk opgeleverd wat het op moest leveren, en nog meer. De initiële onderzoeksvraag is beantwoord na dit onderzoek en extra conclusies en aanbevelingen zijn onderbouwd met behulp van onderzoeksresultaten.
14 Onderzoeksrapport Kwalitatieve Bliksembeveiliging
Deel 2 Onderzoek
15
4 Vooronderzoek 4.1 Aanleiding probleem
De hoofdaanleiding voor het probleem is in grote lijnen al uitgelegd. Het werken volgens de NENEN-IEC 62305 is niet wettelijk verplicht. De wet is hier in Nederland ingevoerd om uniformiteit met de rest van de wereld te creëren. Doordat het hebben van een bliksembeveiligingssysteem niet wettelijk verplicht is, zijn bedrijven de dupe wanneer schade ontstaat aan panden of apparatuur door slecht aangelegde systemen. De onderzoeker is halverwege het onderzoek gevraagd om een stukje historie van de NEN 1014 te onderzoeken. Hieruit bleek dat de norm in bepaalde gevallen wettelijk verplicht zou zijn geweest. Meer hierover in bijlage 4. Het werken volgens een bepaalde norm of werkwijze wordt alleen verplicht door de opdrachtgever of verzekeraar. Verzekeraars kunnen eisen om een installatie conform de NEN-EN-IEC 62305 aan te laten leggen, anders verzekeren ze niet. Dit komt helaas vrijwel nooit voor volgens het UVVS (de verzekeringsbemiddelaar van UNETO-VNI). Het UVVS heeft hier duidelijk zicht op en heeft contact met veel verzekeringsmaatschappijen (Voor een uitgebreide omschrijving van het UVVS, zie de organisatieanalyse verkrijgbaar bij Nick van der Giesen).
4.2 Formulering van de probleem- en doelstelling
De probleemstelling is heel concreet te formuleren als: “In de bestekken die bliksembeveiligingsbedrijven binnen krijgen wordt niet consequent de NEN-EN-IEC 62305 geëist en de BRL 1201 voorgeschreven”. Er is behoefte aan nieuwe informatie. Daarom is er contact opgenomen met de onderzoeker. De probleemstelling is normatief. Consequent is hierbij een normatief begrip. Aangezien zulke begrippen lastig te definiëren zijn, moeten we de normatieve probleemstelling zo feitelijk mogelijk zien te benaderen. We vergelijken de huidige situatie met de gewenste situatie. Deze vraag is voortgekomen uit bevindingen van de leden van de Vakgroep Bliksembeveiliging. Hoewel zij dit een probleem vinden, vinden de bestek schrijvende partijen het schijnbaar een minder groot probleem, aangezien de fouten zich continu herhalen. Dit zorgt voor een meer subjectieve probleemstelling. Zowel directe interventie als (voor)onderzoek zal verricht moeten worden. Bij de onderzoeksvraag wordt de focus gelegd op de nieuwe norm: “Hoe kan gestimuleerd worden dat deze nieuwe (huidige) norm wordt gehanteerd en uitvoering door BRL 1201 gecertificeerde bedrijven wordt geëist? Kortom: hoe krijgen we partijen zover dat zij de NEN-EN-IEC 62305 en de BRL 1201 in de bestekken opnemen?” De onderzoeksvraag splitsen we op in twee doelstellingen. Deze zijn concreet te formuleren als: 1. Er moet 0% vermelding van de NEN 1014 (en eigenschappen hiervan) in bestekteksten voorkomen (in de bestekken waar de NEN 1014 niet thuishoort). 2. Er moet 30% vermelding van de BRL 1201 in bestekteksten voorkomen (zie hoofdstuk 8 voor toelichting op percentage)
4.3 Werkwijze
Op basis van literatuuronderzoek en interviews met leden van de Vakgroep Bliksembeveiliging en hun omgeving is de hantering van de NEN-EN-IEC 62305 en BRL 1201 onderzocht. Deze komt uitgebreid aan bod in hoofdstuk 5. Er is gekozen voor een selecte groep bedrijven. Allereerst is er gekeken of de bedrijven representatief genoeg zijn. Hiermee wordt bedoeld dat het bedrijf van redelijke omvang moet zijn. Grotere bedrijven komen nu eenmaal vaker in aanmerking voor aanbestedingen (en krijgen dus meer bestekken binnen) dan kleinschaligere bedrijven. Daarnaast is het ook een stuk moeilijker voor kleinschalige bedrijven (eenmanszaken, ZZP’ers) om te participeren in het onderzoek. Het aantal intern aanwezige bestekteksten is ook kleiner bij kleinschalige bedrijven. Respons van deze bedrijven is daarom ook weggebleven. Aan de hand van een vragenlijst zijn interviews gehouden met de bedrijven. Er is bewust gekozen voor een interviewmatige wijze van onderzoek, omdat er zo vaak meer informatie vrijkomt dan wanneer er alleen via de mail gereageerd wordt op strak geformuleerde vragen. Het eerste deelonderzoek is kwalitatief geweest. Het tweede onderzoek is empirisch. Er is uitgegaan van
16 Onderzoeksrapport Kwalitatieve Bliksembeveiliging
de vragenlijst omschreven in paragraaf 5.1, waarbij ook een aantal open, niet-vooraf opgestelde vragen zijn gesteld. Omdat de meningen en informatie verstrekt zijn door de geïnterviewde bedrijven wordt er vanuit gegaan dat deze waarheidsgetrouw zijn overgebracht. 4.4 Grenzen
Om het onderzoek succesvol af te ronden zullen er grenzen gesteld moeten worden. We beperken ons daarbij tot de bestekken die al terecht zijn bij de bliksembeveiligingsbedrijven. Niet in elk bestek dat in Nederland opgemaakt wordt, komt bliksembeveiliging voor. Uit risicoanalyses blijkt bijvoorbeeld dat dit niet nodig is. Er wordt dus niet onderzocht in hoeveel procent van de gevallen er bliksembeveiliging voor wordt geschreven. Zou dit wel gedaan zijn, dan zou er op bestekschrijversniveau te werk gegaan moeten worden. Dit zou ook een te groot onderzoeksveld zijn voor de beschikbare tijd. We beperken ons tot het einde van het organogram (zoals deze is gegeven in paragraaf 4.4.3). Dit onderzoek bevindt zich onder de leden van de Vakgroep Bliksembeveiliging. Niet-leden zijn niet opgenomen in dit onderzoek.
4.5 Bouwprocedure
Voordat de daadwerkelijke interviews plaatsvinden, is onderzocht hoe communicatie verloopt van opdrachtgever tot aan de laatste onderaannemer. Op deze manier zien we waar bestekteksten in het proces opgemaakt worden en wie hierbij betrokken zijn. Alleen de fasen die van belang zijn voor dit onderzoek zijn nader verklaard. 4.5.1 Fasen Er zijn altijd meerdere partijen betrokken bij de aanleg van een dergelijk systeem. Hieronder is schematisch weergegeven welke partijen betrokken zijn in een dergelijk proces en hoe hun verstandhouding (machtsverhouding) is. Om een duidelijke uitleg te kunnen geven zijn een groot deel van de fasen aangegeven waarin een bouwprocedure verloopt. De hoofdfasen zijn over het algemeen: Ontwerpfase, (ruw)bouwfase en afbouwfase. De twee omlijnde blokken zijn in deze voornamelijk van toepassing.
17
Ontwerpfase
(Ruw-)Bouwfase
Afbouwfase
Stap 1 Voorlopig ontwerp
Aanstellen van directie
Oplevering pand
Stap 2 Toetsing welstandscommissie
Verantwoordelijken voor materiaal vaststellen
Maatregelen bij constatering gebreken
Stap 3 Definitief ontwerp
Onderaannemers vaststellen
Gereedmelding bij gemeente
Stap 4 Aanvraag bouwvergunning
Controlemomenten inplannen
Stap 5 Plannen ter inzage stellen
Partijen op één lijn krijgen
Stap 6 Het Bestek
Tijdspanne stellen (deadline)
Stap 7 Uitzoeken bouwbedrijf
Aantal werkbare dagen vaststellen
Stap 8 Bouwbegeleiding
Beveiliging van bouwplaats regelen
Verzekeringen afsluiten
18 Onderzoeksrapport Kwalitatieve Bliksembeveiliging
4.5.2 Bestek Er zijn drie soorten bestekken die regelmatig naar voren zijn gekomen in het onderzoek: ++ Nieuwbouwbestekken. Bestekken met dit karakter zijn opgemaakt voor nog niet gebouwde/ bestaande panden. ++ Verbouw/renovatiebestekken. Bestekken ter aanpassing/uitbreiding op bestaande gebouwen en monumenten. ++ Kort bestek. Hierin wordt in hoofdlijnen aangegeven wat de bedoeling is. De verdere invulling wordt overgelaten aan de aannemer voor/tijdens de bouw. Zo kan de aannemer zijn eigen expertise inzetten. Deze manier wordt toegepast omdat het maken van het bestek dan vaak minder tijd kost voor de initiële bestekschrijver. In een bestek staat de gedetailleerde technische uitwerking van een ontwerp. Het vormt de basis voor aannemers om hun offertes en aannemerscontracten op te kunnen stellen. De bestekken bestaan uit een bestektekst en bestektekeningen. 4.5.3 Onderaannemers vaststellen De manier waarop onderaannemers vastgesteld worden kan verschillen per project. Overheidsinstanties zijn verplicht dit via aanbesteding te doen. Niet altijd is iedereen toegestaan om zich in te schrijven voor een project. Er zijn 3 soorten aanbestedingen waaruit dit blijkt: ++ Openbare aanbesteding: Iedere aannemer kan hieraan meedoen. De aannemers leveren hun prijs in, de architect en opdrachtgever bepalen uiteindelijk wie het werk krijgt. ++ Onderhandse aanbesteding: De architect en/of opdrachtgever kiezen een aantal aannemers uit. Zij maken een prijs, waarbij bijna altijd de aanbieder met de laagste prijs gekozen wordt. ++ Europese aanbesteding: Overheidsinstanties zoals het rijk, gemeentes, provincies of waterstaat laten soms grote werken uitvoeren. Werken waarbij de kosten hoger dan vijf miljoen euro moeten Europees aanbesteed worden. In dit geval mogen ook Europese landen hun prijs indienen. Het grootste deel van de projecten is niet gestuurd vanuit de overheid. In zo’n geval wordt er gewoon een prijsopgaaf gedaan bij een aantal bedrijven door de aannemer. De opdrachtgever staat altijd bovenaan. De vraag om een nieuw gebouw of nieuwe installatie te maken, ontstaat hier. Uiteraard zijn er op het niveau van het bliksembeveiligingsbedrijf nog meer bedrijven die als onderaannemer fungeren. Bijvoorbeeld een loodgieter of dakdekker. Zij zitten voornamelijk in de afwerking. Er zijn aannemersbedrijven die alles doen. Zo zijn onderaannemers niet nodig. Dit komt zelden voor. De bliksembeveiliger kan zelfs nog een onderaannemer zijn van de elektro installateur. Uiteindelijk ziet de structuur bij een bouwproject eruit als hieronder is weergegeven.
19
Opdrachgever
Architect
Adviesbureau
Hoofdaannemer
Onderaannemer
Grondwerk
Stucwerk
Metselwerk
Electra
Installatie
Uitvoerder
Uitvoerder
Uitvoerder
Uitvoerder
Uitvoerder
Voorman + werknemers
Voorman + werknemers
Voorman + werknemers
Voorman + werknemers
Voorman + werknemers
Om te verduidelijken wat de verstandhouding is tussen de partijen, wordt er hieronder aangegeven hoe er gecommuniceerd wordt. Meestal komt/komen er uiteindelijk een of twee partijen uit de aanbesteding per fase (per laag). Er kunnen er bijvoorbeeld twee op een werk gezet worden als het werk te groot is of als de onderaannemer ook weer een deel uitbesteed.
20 Onderzoeksrapport Kwalitatieve Bliksembeveiliging
Partij
Communicatie
Opdrachtgever/klant
Geeft de initiële bedoeling aan bij de adviseur/architect.
Adviseur/Architect
Werkt het plan van de opdrachtgever uit en visualiseert dit vaak in de vorm van (grafische) tekeningen. Deze partij zal enkele bouwkundig aannemers vragen een offerte op te maken voor de totale bouw van het pand en het leiden van het project.
Bouwkundig aannemer
Stelt offerte op voor de Adviseur/Architect. Vraagt offertes aan individueel van onderliggende bedrijven (o.a. elektrotechnisch installateur)
Elektrotechnisch installateur
Ontvangt aanvraag van de Bouwkundig aannemer. Ontwerp een systeem voor het gehele pand. Bliksembeveiliging wordt vaak uitbesteed aan een gespecialiseerd bedrijf.
Bliksembeveiligingsbedrijf
Ontvangt aanvraag van de elektrotechnisch installateur. Maakt hiervoor ontwerp (op aanvraag of conform bestek) en biedt deze aan. In de offerte kan ook een risicoanalyse aangeboden worden wanneer het Lightning Protection Level nog niet is vastgesteld.
4.6 Conclusie
Uit dit hoofdstuk kan geconcludeerd worden dat de bliksembeveiligingsbedrijven aan het einde van de keten zitten. Vaak vervullen ze de rol van onderaannemer. De bestekken die ze binnenkrijgen komen van allerlei verschillende soorten opdrachtgevers. Opdrachten worden zowel aanbesteed als gegund (gegeven op onofficiële basis). De bestekken worden aan het begin van de keten opgesteld. In het volgende hoofdstuk wordt uitgezocht welk type opdrachtgevers vooral de bestekken opmaken. Zo kan achterhaald worden wie verantwoordelijk zijn voor de verkeerde vermelding van de norm.
21
5 Interviews bliksembeveiligingsbedrijven Zoals omschreven in paragraaf4.2 zijn de leden van de Vakgroep Bliksembeveiliging onderzocht. De reden hiervoor is dat er zo al van een bepaalde kwaliteitsstandaard kan worden uitgegaan. De bedrijven hanteren een richtlijn die een vastgesteld kwaliteitsniveau waarborgt. Daarnaast is er een kort interview geweest met een leraar van de Hogeschool Rotterdam. Hierin wordt kort een beeld geschetst hoe scholen omgaan met bestekschrijvers. 5.1
Interviews
De bedrijven zijn geïnterviewd volgens een standaard procedure met open vragen. Telkens werden er een x aantal (variërend van drie tot zes) bestekken doorgenomen om zo de volgende vragen te kunnen beantwoorden: 1. Op welke datum is het bestek geschreven? De datum is van belang, omdat hieruit geconcludeerd kan worden welke norm(en) in deze periode van toepassing zijn. In dit geval zijn er alleen bestekken gepakt van na 1 februari 2009 (na de officiële afschaffing van de NEN 1014). 2. Welke partijen waren betrokken bij de bouw van het pand/de installatie van het systeem? Wanneer de verschillende partijen bekend zijn die bij de bouw betrokken zijn/waren, kan de supply chain globaal voorgesteld worden. Zo kan er gekeken worden wie verantwoordelijk is geweest voor het kiezen van een bepaalde norm. 3. Conform welke norm is de bliksembeveiligingsinstallatie in het bestek omschreven? Dit is de belangrijkste vraag die geldt voor elk bestek. Deze bepaald vaak al direct of een bestek (in het hoofdstuk van bliksembeveiliging/aarding) goed of fout is. 4. Conform welke norm is de bliksembeveiligingsinstallatie aangeboden? Dit is om te kijken hoe bliksembeveiligingsbedrijven reageren op de omschrijving in de bestekken. Alle geïnterviewde bedrijven bieden hun installaties aan conform de NEN-ENIEC 62305. Daarnaast wordt het aanbod vergeleken met de vraag. ‘Wordt dezelfde LPL klasse aangeboden als omschreven in het bestek? Waarom wel/niet?’ Over het algemeen bieden de bedrijven hun installaties aan conform de bestekomschrijving. Wanneer er duidelijk fouten zitten in de bestekomschrijving, dan wordt er een aanbod gedaan die volgens het bliksembeveiligingsbedrijf wel goed is. Vaak gebeurt dit nadat er is aangeboden om een risicoanalyse uit te voeren. 5. Welke partijen waren/zijn betrokken bij de besluitvorming voor de keuze van de bliksembeveiligingsinstallatie? Deze vraag wordt gesteld ter aanvulling op vraag 2. Over het algemeen is de bestekschrijver de beslissende partij. Eventueel heeft het bliksembeveiligingsbedrijf het besluit in handen, wanneer er bijvoorbeeld wordt gevraagd vanuit de opdrachtgever om de installatie aan te leggen volgens ontwerp van het bliksembeveiligingsbedrijf. 6. Wat was de reden tot het gebruiken van een bepaalde norm volgens de betrokken partijen (installateur, exploitant enz.) Dit is van belang omdat er op deze manier achterhaald kan worden wat de achterliggende gedachte is geweest om een bepaalde norm voor te schrijven (of om deze helemaal niet te vermelden). 7. Is er vermeldt dat de installateur lid van de vakgroep moet zijn of over de BRL 1201 moet beschikken? De BRL 1201 is het meest objectieve kwaliteitskeurmerk voor een bliksembeveiligingsbedrijf. Het zou dan ook niet onlogisch zijn dat bliksembeveiligingsbedrijven hierop geselecteerd worden om hun installatie aan te leggen. Deze vraag is dus ook bij elk bestek gesteld om zo te bepalen in welke mate de BRL 1201 gewenst/vereist is onder de aanvragers. Een aanvullend onderzoek naar de BRL 1201 is weergegeven in hoofdstuk 8.
22 Onderzoeksrapport Kwalitatieve Bliksembeveiliging
5.2 Uitkomst interviews
Deze interviews zijn gehouden om inzichten te krijgen in de wereld van de bliksembeveiligingen. In dit geval is er sprake geweest van een bijna volledig open interview omdat er nog inzicht in de branche verkregen moest worden. Daarom zijn er vooraf geen antwoordmogelijkheden gegeven. De gesloten vragen zijn vermeldt in paragraaf 5.1. Vervolgens zijn er meer algemene vragen gesteld met betrekking tot: ++ Het vak van bliksembeveiliger ++ Veranderingen in de markt/vakgroepen de afgelopen jaren ++ Specialiteiten in de bliksembeveiliging ++ De relatie met andere Vakgroep leden Naast deze bevindingen, was ook het doel om te kunnen concluderen wat voor soort fouten er in de bestekken voor komen. De volgende zijn het meest voorgekomen: ++ Verkeerde norm ++ Dubbele norm (oude én huidige norm) ++ Specifieke informatie strijdig met norm ++ Tekeningen strijdig met bestekinformatie en vice versa Daarnaast is er gelet op het feit of de BRL 1201 voorgeschreven stond, aangezien dit certificaat maar in 10,5% van de bestekken voorgeschreven wordt. Voor de verklaring van dit percentage, zie paragraaf 8.3. Uit de interviews bleek tevens dat in de bliksembeveiligingsbranche er een hoop installateurs zijn die ‘maar wat doen’ zoals vele gecertificeerde bedrijven hebben verteld. Ze doen het vaak naast hun normale werkzaamheden, in plaats van zich in het vak te specialiseren. Door totaalpakketten aan te bieden, wordt er tegen bodemprijzen aangeboden. Deze bedrijven streven niet naar hoge kwaliteit en het juist opvolgen van normen. Op deze manier wordt de markt toch flink aangetast en wordt het kwaliteitsniveau omlaag gebracht. Vele bedrijven beseffen het niet, maar wanneer de bliksem echt een keer inslaat, kunnen mensenlevens verloren gaan. Daarnaast is een blikseminslag genoeg om meer schade te veroorzaken dan dat de beveiligingsinstallatie kost. Nog een opmerkelijk punt is de verandering in de branche de afgelopen 30 jaar. Vroeger was het de taak van de bliksembeveiligingsbedrijven om de volgende producten aan te leggen: ++ Opvanginrichting ++ Aardingsinstallatie Dat is veranderd door de jaren heen. Om in de behoeften van de klant te kunnen voorzien, moeten totaalinstallaties aangeboden worden. Bliksembeveiligingsbedrijven zijn daarom hun kennis en werkgebied gaan uitbreiden. Sinds een aantal jaar vervullen veel bliksembeveiligingsbedrijven ook de: ++ Potentiaalvereffening ++ Overspanningsbeveiliging Vroeger lag deze taak voornamelijk bij de elektrotechnicus, maar die rol is steeds verder gaan verschuiven. De verstandhouding tussen deze partijen is daarom ook labieler geworden. Sinds de invoering van de NEN-EN-IEC 62305 zijn overspanningsbeveiliging en potentiaalvereffening ook in de norm opgenomen. Naast het verschuiven van de taken tekeningen maken en juiste normen voorschrijven, wordt het maken van de risicoanalyse genoemd door de leden. Risicoanalyses moeten eigenlijk ook gedaan worden aan het begin van de keten. Dit zorgt ervoor dat er niet onnodig veel analyses gedaan worden door de verschillende bliksembeveiligingsbedrijven. Hierdoor komt het ook voor dat er soms andere uitkomsten in de LPL zijn. Daarnaast moet er meer aandacht besteedt worden aan de materialen die aangeboden worden. Soms worden er door het ene bliksembeveiligingsbedrijf offertes opgemaakt met aluminium en door de ander weer met koper. Veel aannemers zien
23
dit niet en gaan zo appels met peren vergelijken. Kosten en duurzaamheid zijn dan moeilijk in verschillende offertes met elkaar te vergelijken. Bij monumenten kan over deze kwesties geen verwarring in ontstaan omdat er gewoon voldaan moet worden aan de monumenten richtlijn. 5.3 Conclusie onderzoek Bliksembeveiligingsbedrijven
Er is vernomen uit de enquête dat de bedrijven zich storen aan de foute en onvolledige bestekken. De meeste bestekken worden opgemaakt door technische adviesbureaus en architecten. Deze partijen zouden niet goed op de hoogte zijn van de normen. De focus zal dus onder andere gelegd moeten worden op deze groep. Uiteraard zijn er ook genoeg advies- en architectenbureaus en andere instanties die de norm wél goed voorschrijven. Maar het zou onlogisch zijn om selectief de bedrijven te benaderen die de norm niet goed toepassen. In het kader van ‘beter teveel dan te weinig’ wordt de gehele branche benaderd, en niet alleen de partijen die fout zitten. Selectief te werk gaan zou: ++ Teveel tijd kosten ++ Niet mogelijk zijn, aangezien bureaus de ene keer wel en de andere keer niet de goede norm voorschrijven Er moet dus een manier gevonden worden om de bedrijven tactisch te benaderen en op de hoogte te brengen van het probleem. Er moet gezegd worden dat er een aantal bedrijven zijn die het wel goed doen. Helaas is er geen verband te leggen tussen deze bedrijven en een ander gegeven. De omvang van het bedrijf heeft bijvoorbeeld geen invloed op de kwaliteit van de bestekken. Vaak staat er wel meer in, maar kwantiteit is in dit geval zeker geen kwaliteit. We kunnen dus stellen dat het probleem meestal bij de bestek schrijvende partijen ligt. Dit roept een aantal veronderstellingen op: ++ De bestekschrijvers zijn niet goed op de hoogte van de huidige norm doordat -- Ze niet goed zijn opgeleid (op dit gebied). -- Ze niet op de hoogte gehouden worden van veranderingen in normen. Als we de aard van het probleem bekijken, komen we uit bij de opleiding en kennis van de bestekschrijvers. Er zal gekeken moeten worden naar de manier van opleiden van bestekschrijvers. De vraag is of er genoeg aandacht wordt geschonken aan huidige normen. ++ De bestekschrijvers zijn te ‘gemakzuchtig’ om de huidige norm voor te schrijven. -- Nemen hoofdstukken uit eerder gemaakte bestekken klakkeloos over van dezelfde bestekschrijvers. Dit wordt hen opgedragen of ze hebben het zichzelf aangeleerd. Een veelgemaakte opmerking van de geïnterviewde bliksembeveiligingsbedrijven is dat de hoofdstukken over bliksembeveiliging exact hetzelfde zijn als uit eerdere bestekken. Gemakzucht is moeilijker te bestrijden. Over het algemeen komt gemakzucht voort uit een gebrek aan tijd en middelen. Gemakzucht leidt vaak tot tunnelvisie. Hiermee wordt bedoeld dat het schrijven van bestekken altijd maar op dezelfde manier gebeurt zonder enige informatie, afwijkend van de interne standaard procedures, van buitenaf op te nemen. Uniciteit is hierdoor soms ver te zoeken in bepaalde delen van bestekken. Deze werkmethodes zitten vaak diep gebakken in de bestekschrijvers. Het plotseling gaan afwijken van de gewoontes is voor vele moeilijk. Nu gaat het in dit geval niet om een radicale verandering, maar het moet wel gebeuren. Uiteindelijk moet deze manier van werken voor alle betrokken partijen voordeel opleveren.
24 Onderzoeksrapport Kwalitatieve Bliksembeveiliging
6 Kwantitatief onderzoek naar de norm In voorgaande hoofdstukken is geconstateerd dat de tevredenheid van bliksembeveiligings bedrijven ver te zoeken is wat betreft de compleetheid van bestekteksten. Aan de hand van empirisch onderzoek is nagegaan hoeveel van de bestekken werkelijk fout, goed, of onvolledig is. Daarbij kijken we ook naar de prescriptie van de BRL 1201. 6.1 Definiëring
In de bestekteksten zijn niet alle gegevens van belang voor een bliksembeveiligingsbedrijf. Daarom is alleen gekeken naar de stukken die van belang zijn voor bliksembeveiligingsbedrijven. Deze bevatten, indien ze opgenomen zijn in het bestek, meestal de hoofdstukken: ++ Aardingsinstallatie ++ Overspanningsbeveiliging ++ Bliksemafleiderinstallatie ++ Potentiaalvereffening Vervolgens moeten de indicatoren geoperationaliseerd worden. Er zijn meerdere indicatoren gegeven om zo minder afhankelijk te zijn van toevallige invloeden. We definiëren ‘foute bestekken’ als bestekken met: ++ Verkeerd norm (NEN 1014) ++ Verkeerde specificaties gegeven bij de voorgeschreven norm ++ Tegenstrijdigheden in de tekst Goede bestekken definiëren we als bestekken met: ++ Goede norm (NEN-EN-IEC 62305) ++ Geen vermelde norm (niet wenselijk, maar niet fout) ++ Geen tegenstrijdigheden Onvolledige bestekken definiëren we als: ++ Alleenstaande vermelding van NPR 1014. De NEN-EN-IEC 62305 staat hier standaard mee in contact en moet dus in een adem genoemd worden. Bij bestekken horen meestal bestektekeningen. Helaas zijn deze niet altijd aanwezig of beschikbaar. Deze tekeningen geven voor een deel de technische specificaties afgebeeld weer. Deze tekeningen laten we in dit geval buiten beschouwing. Dit heeft te maken met het feit dat de kennis die de onderzoeker heeft met betrekking tot tekening lezen niet verstrekkend genoeg is om conclusies op te baseren. Dit maakt het onderzoek homogeen. Er wordt gebruik gemaakt van een gestructureerde dataverzamelingsmethode. Daarbij is de informatie bestaand, maar moet deze wel fysiek bij de bliksembeveiligingsbedrijven verkregen worden. De bestekken zijn namelijk niet online of openbaar toegankelijk. Alle uitkomsten zijn niet-categorisch op nominaal niveau. De bestekken hadden op ordinaal niveau beoordeeld kunnen worden, maar dit is bewust niet gedaan. Dit zal namelijk geen verandering geven in de te nemen maatregelen. Het empirisch onderzoek heeft plaatsgevonden onder twee respondenten. Deze twee waren ook al in de eerste onderzoekssessie betrokken. Deze populatie is niet groot, maar voldoende. De populatie uitbreiden heeft geen invloed op de resultaten. Dit is bewust gedaan omdat de benaderde bedrijven een redelijk groot aantal aanvragen binnenkrijgt met de daarbij behorende bestekken. Daarnaast was hun bereidheid om mee te werken erg groot. Zo zijn er bestekken getoetst over de maanden oktober en november uit het jaar 2011. Ten tijde van het onderzoek is dit zo recent mogelijk.
25
6.2 Data-analyse van de bestekken
In deze paragraaf zijn de concrete uitkomsten weergegeven van het empirisch onderzoek.
Aantal bestekken
40 31
Goed
77,5%
% van totaal
1
Onvolledig
2,5%
% van totaal
8
Fout
20%
% van totaal
5
Aantal vermelde NEN 1014
12,5%
% van Totaal Gegevens uit onderzoek 2e sessie
Aantal bestekken
76 8
BRL 1201
10,5%
% van totaal
10
STABU-systematiek
13,2%
% van totaal Gegevens uit onderzoek 1e + 2e sessie
Uit deze gegevens blijkt, dat 20% fout is en 2,5% onvolledig. Totaal is 22,5% dus als fout te beschouwen. Dit percentage is te overzien, maar het streven is 0%. Maar 1 bestek is als onvolledig beschouwd. Uiteraard zijn meer bestekken onvolledig, maar dit komt vaak neer op zeer technische specificaties waarvan de onderzoeker niet genoeg kennis heeft. In dit geval was de NPR 1014 wel gegeven, maar niet de NEN-EN-IEC 62305, terwijl deze hier gewoon bij hoort. Vermelding hiervan is dus ook vereist. Het doel is om de NEN 1014 volledig uit de bestekken zien te verdwijnen. Bij 12,5% van de bestekken is deze terug te vinden en is dus nog te overzien. Er kan ook geconstateerd worden, dat bij 10,5% van de bestekken de BRL 1201 voorgeschreven staat. Een bedrijf heeft dus (op papier) maar 10,5% kans dat zij bij een aanbesteding gekozen worden vanwege de BRL 1201. Uit het kwalitatief onderzoek is wel gebleken dat de gecertificeerde bedrijven gekozen worden zonder dat dit zwart op wit geëist is. 10,5% blijft echter wel schrikbarend laag gezien de investering (zowel financieel als bedrijfsmatig) die gedaan moet worden om gecertificeerd te zijn en te blijven. Aan dit punt moet dus ook aandacht besteedt worden. 6.3 Conclusie
Er kan geconcludeerd worden dat de NEN 1014 nog teveel en de BRL 1201 nog te weinig voorgeschreven wordt. De investering die bedrijven doen om volgens de BRL 1201 te werken is groot, en werpt dus nog niet echt zijn vruchten af. Dit weerhoudt veel bedrijven er in eerste instantie waarschijnlijk van om zich te laten certificeren. We kunnen concluderen dat hoe vaker de BRL 1201 voorgeschreven wordt, hoe meer kans de Vakgroep Bliksembeveiliging krijgt op een groter deel van de totale omzet in deze markt. De partijen die een hogere prescriptie van de NENEN-IEC 62305 en BRL 1201 in de weg staan, zullen benaderd moeten worden. In het volgende hoofdstuk wordt behandeld hoe en in samenwerking met wie dit te realiseren is.
26 Onderzoeksrapport Kwalitatieve Bliksembeveiliging
7 Communicatie en samenwerking In dit hoofdstuk wordt vermeldt met welke partijen contact is gezocht om oplossingen voor het probleem mee te bedenken. De informatie uit de vorige hoofdstukken is hiervoor gebruikt om de motivatie te ondersteunen waarom we in samenwerkingsverband met deze partijen hun leden/ klanten positief kunnen benaderen. Het hoge percentage bestekken dat fout is, is onder andere te koppelen aan een hoog percentage adviseurs- en architectenbureaus. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd waarom de betreffende manier van benaderen de beste is naar de bestekschrijvers toe. De kernvraag hierbij is: Hoe kunnen we bestekschrijvers het beste op de hoogte brengen van de juiste manier van bestekken schrijven? Daarbij wordt alleen aan de volgende onderwerpen in de bestekken aandacht geschonken: ++ Aardingsinstallatie ++ Bliksemafleiderinstallatie ++ Potentiaalvereffening ++ overspanningsbeveiliging 7.1
Vertegenwoordiging te benaderen groepen
7.2 Hogeschool Rotterdam
Net zoals UNETO-VNI de brancheorganisatie is voor de installatietechniek en de technische detailhandel, zijn er ook brancheorganisaties voor de andere betrokken partijen. Een aantal zijn direct betrokken en een aantal indirect. De direct betrokken branches zijn het meest van belang. Deze partijen hebben de meeste invloed op de bestekschrijvers over het vermelden van normen in bestekken. In Bijlage 2 zijn er een aantal brancheverenigingen/stichtingen/ ondernemersorganisaties en opleidingsinstituten) vermeldt die wellicht representatief en benaderbaar zijn. Daarnaast is er in het vorige hoofdstuk geconcludeerd dat er onwetendheid is bij bestekschrijvers. We moeten dus terug naar de kern: Hoe komen bestekschrijvers aan hun informatie en kennis? Daarom is er een interview gehouden (zie paragraaf 7.2) met een docent aan de Hogeschool Rotterdam die deze vraag enigszins kan onderbouwen. In paragraaf 7.3 zijn de meest betrokken partijen weergegeven die ook benaderd zijn. Bestekschrijvers zijn altijd bouwkundig onderlegd en weten wat de gegevens in een bestek inhouden (in grote lijnen). Bouwkundigen worden vaak opgeleid op HBO of Universitair niveau. Vanwege de nauwe betrokkenheid van de onderzoeker met de Hogeschool Rotterdam, zijn er een aantal vragen gesteld over de aandacht die besteed wordt aan het schrijven van bestekken bij de opleiding Bouwkunde. Dit is wat een docent in grote lijnen heeft verteld. “De opleiding bouwkunde vind dat je in aanraking moet zijn geweest met het geschreven bestek. Je moet weten waar het voor is en je moet het kunnen lezen. Als je er in de praktijk mee gaat werken en dat is zeer specialistisch(bijna boekhoudkundig) werk, dan kun je het als hbo’er snel leren. Het is geen ingewikkelde materie maar het moet je liggen. Het bestek is echter een contract stuk waar je bijna een juridische ondergrond voor moet hebben om de specifieke onderdelen te maken. Om een bestek op te stellen maak je gebruik van deze omschrijvingen die eenmalig door dit soort mensen wordt gemaakt voor de fabrikanten van bouwmaterialen. Dus de producenten( de branche zelf) kan zich dit aanrekenen als die zaken niet in orde zijn. Op de opleiding worden geen bestekschrijvers opgeleid maar algemeen bouwkundigen die zich dit snel eigen kunnen maken als ze zich willen specialiseren. De stichting STABU die over de bestekken en opleidingen gaat weten alles van deze materie. Er is weinig noodzaak om specialistisch en specifiek hiervoor een opleiding te starten. Je moet ten eerste bouwkundig onderlegt zijn om een bestek goed te kunnen begrijpen en alleen bestek schrijvers opleiden gaat dus in mijn ogen niet. Het is in de bouwopleiding vaak zo, dat een bouwkundige er weet van moet hebben maar daar niet alle ins en outs van hoeft te weten. Hij moet weten van de principes
27
en de specialisten doen de rest. In de installatie techniek wordt daar in principe enige aandacht aan besteed. Dan is een aparte opleiding voor bestekschrijving om een heel klein deel gebiedje niet reëel”. - Docent bouwkunde Hogeschool Rotterdam Deze docent heeft STABU aangewezen als informatiebron. In de volgende paragraaf is weergegeven wat voor informatie STABU heeft kunnen verstrekken. 7.3
Ondersteunende groepen
STABU 3 Stichting STABU, opgericht op 13 oktober 1976, is een samenwerkingsverband tussen de partners in de bouwnijverheid. De naam is een afgeleide van de taak waarvoor zij staat: het uitgeven en beheren van de gestandaardiseerde bestekssystematiek voor de woning- en utiliteitsbouw. Regelmatig ontvangt STABU van licentiehouders de vraag of er een mogelijkheid bestaat om een bestek te laten controleren. STABU dienstverlening maakt dergelijk gevraagde besteksbeoordeling uiteraard mogelijk. Het enkelzijdig afgedrukte, opgestuurde bestek wordt dan door een STABUmedewerker (vooraf) van commentaar voorzien en (in maximaal een halve dag) met de opsteller(s) besproken. De becommentariëring en de behandeling ervan vindt in beginsel plaats bij Stichting STABU te Ede. Daarnaast streeft Stichting STABU continu naar kwaliteitsverbetering van bestekken die in de bouwnijverheid worden opgesteld. Om deze doelstelling te realiseren worden, in overeenstemming met de licentieovereenkomst, ook structureel bestekken opgevraagd, beoordeeld en doorgesproken. Dit gebeurt kosteloos. Het doel om kwaliteitsverbetering te verwezenlijken sluit naadloos aan bij dit onderzoek. STABU heeft al, in samenwerking met UNETO-VNI, een format bestek opgesteld die volledig conform de huidig geldende normen is opgebouwd. Als deze meer bekendheid krijgt onder de te treffen doelgroep, zou dit een stap in de goede richting zijn. Deze is voor iedereen beschikbaar, zelfs voor niet leden van STABU. Met STABU is een interview gehouden om meer te weten te komen over hun werkzaamheden en hun rol in de wereld van de bestekken. STABU biedt onder andere de volgende producten aan: ++ STABU-Compleet. Dit is een licentie bedoeld voor bestekschrijvers. Hiermee zijn bestekschrijvers in staat om bestekken te schrijven volgens de STABU methode. Naast deze licentie is een softwareprogramma nodig om de bestekken in te openen, maken en wijzigen. ++ STABU-Compact. Deze licentie is voor partijen die geen projectbestekken willen schrijven, maar wel over de relevante achtergrondinformatie willen beschikken. Op deze manier kan er zelf invulling gegeven worden aan een bestek voor een project, maar is de lay-out als het ware al vooraf gemaakt door STABU. De licentie die hiervoor nodig is, kost een bedrijf € 398 waarbij elk kwartaal ¼ van het aanschafbedrag in mindering wordt gebracht. Bij beide systemen moet STABU-Standaard aangeschaft worden. STABU-Standaard is een boek waarin de basis kwaliteitseisen omschreven staan waar een werk op zowel technisch als administratief gebied aan moet voldoen. Het is een integraal onderdeel van de projectbestekken. Daarom moet iedere opdrachtgever, architect, adviseur, aannemer, onderaannemer, toeleverancier en installateur hierover beschikken. Van de STABU-Standaard komt begin 2012 een nieuwe versie. De 2007 versie aanschaffen is dus niet verstandig op het moment. De 2012 versie is meer up-todate wat betreft normeringen en werkwijzen. Het is verplicht om op het bestek te vermelden dat er gebruik gemaakt is van een STABU-licentie. Er wordt alleen regelmatig verwarring geschept wanneer er fouten in het bestek staan. Er wordt dan wel eens gedacht dat STABU deze fouten maakt, maar dat is niet zo. De invulling van het bestek wordt namelijk door de bestekschrijver
3 Bouwbreed informatiesysteem. (sd). Opgeroepen op 10 28, 2011, van STABU: http://www.stabu.org/info_stabu/STABU_Organisatie
28 Onderzoeksrapport Kwalitatieve Bliksembeveiliging
gedaan. STABU-adviseert (onder)aannemers om hun product/dienst precies zo aan te bieden zoals in het bestek is gevraagd. Wanneer dit niet wordt gedaan, wordt het helemaal lastig voor de opdrachtgever. Zo komt er tal van offertes binnen waaraan allerlei andere productspecificaties verbonden zijn. Dan worden appels met peren vergeleken. Op deze manier kunnen prijzen hoog uitvallen voor erkende bliksembeveiligingsbedrijven waardoor ze zichzelf uit de markt prijzen. STABU Kosten De volgende kosten gaan gepaard met de verschillende licenties en randvoorzieningen:
€85
STABU-Standaard 2011 STABU-Compact
€398
STABU-Compleet
€970
Fabrikant gebonden Product Specificatie (FPS)
€440
Fabrikant gebonden Product Specificatie PLUS
€495 €300
Keuring bestekservice
€3.150
Opleiding Bestekschrijver Dagcursus
€365
Tweedaagse cursus
€640 €915
Driedaagse cursus Halve-dagcursus Incompany
€1.060
Hele-dagcursus Incompany
€2.120
Bestekbeoordeling (variërende prijs) Ondersteunende Software
€280 €390 €500 €99
(Prijswijzigingen onder voorbehoud)
Ketensamenwerking Er zijn nog veel bedrijfstakken die worstelen met het probleem van ketenintegratie. Dit is iets wat STABU vooral ook meer zou willen zien. Het is een algemeen bekend probleem in de bouwwereld. Bij sommige bedrijfstakken gaat het al beter, maar in de bliksembeveiliging nog niet. Een daarvan is in de brandbeveiliging. De taak voor het ontwerpen van de installaties komt steeds vaker te liggen bij de adviseurs en bestekschrijvers, aan het begin van de keten dus. Op moment van spreken komt het nog veel voor dat de bouwtekeningen gemaakt worden door de bliksembeveiligingsbedrijven. Als de tekeningen door de architect of het adviesbureau worden gemaakt, komen er nog vaak fouten in voor. Door middel van dit onderzoek hopen we ze hier ook op te kunnen wijzen. Het kennisniveau moet dus aan het begin van de keten omhoog. Wanneer de taak aan het begin van de keten opgelegd wordt, zou dit kunnen zorgen voor ‘controle’ op 3 of zelfs meerdere niveaus: ++ Technische adviseurs/Ingenieursbureaus ++ Aannemer ++ (Onderaannemer) ++ Bliksembeveiligingsbedrijf
29
Fouten kunnen zo al eerder in het traject eruit gehaald worden. Dit moet als resultaat opleveren dat het bliksembeveiligingsbedrijf veel eerder in de keten op de hoogte wordt gesteld van: ++ De stand van zaken in het bouwtraject ++ Wijzigingen in aan te leggen installaties ++ De continu wijzigende planning in het bouwtraject. ++ Conclusie STABU Bedrijven kunnen zichzelf eerst introduceren met de STABU-methode. De blauwgekleurde balken in de tabel onder het kopje ‘STABU kosten’ vormen samen de componenten die nodig zijn om aan de slag te gaan als bedrijf met STABU. Hierbij kijken we naar STABU-Compleet aangezien we de bestekschrijvers op de hoogte willen brengen van de huidige normen en werkwijzen. Voor bedrijven die al lange tijd ervaring hebben in het schrijven van bestekken, is een opleiding tot bestekschrijver geen vereiste. Wel moet gezegd worden dat deze opleiding alle aspecten voor het schrijven van bestekken toont en een van de weinig vakgerichte complete opleidingen hiervoor is. Over het algemeen zijn de gekozen componenten het meest efficiënt voor een bedrijf. Tenzij er cursisten zijn die lange afstand naar het kantoor van STABU moeten afleggen. In dit geval is een In-company cursus misschien efficiënter. Concreet gezegd zou er dus voor €1819 al iemand volledig opgeleid kunnen worden om de STABU-systematiek te beheersen. Uiteraard kan deze de informatie ook weer verder intern verspreiden, waardoor, zonder extra kosten, meerdere mensen gebruik kunnen maken van de STABU-systematiek. Ketensamenwerking wordt steeds belangrijker in deze samenleving. Het streven vanuit STABU is dan ook om tekeningen in een vroeg stadium op te laten maken. De ingenieursbureaus maken over het algemeen geen tekeningen voor de bliksembeveiligingsinstallatie. Als ze dit wel doen, is het vaak fout. Daarom moeten niet alleen de bestekschrijvers, maar ook de tekeningontwerpers op de hoogte gebracht worden van de huidige norm. Wanneer ingenieursbureaus zich hierin zouden verdiepen, zou er veel meer controle zijn binnen de keten, waardoor fouten eerder aan het licht komen. De bliksembeveiligingsbedrijven worden zo eerder in het bouwproces opgenomen waardoor ze een meer prominente rol in gaan nemen. Dit zal ook enige assertiviteit van de bliksembeveiligingsbedrijven vereisen. Ongeveer 50% van de bedrijven in Nederland die bestekken opmaken, maken gebruik van de STABU-systematiek. Dit kan helaas niet bevestigd worden door het empirisch onderzoek dat gedaan is. Het percentage dat hieruit is gekomen ligt een stuk lager. 50% van de gehele markt kan dus benaderd worden vanuit het ledenbestand van STABU. Op het moment is STABU de enige die opleiding geeft voor het schrijven van bestekken. Ze zijn op het moment bezig met een opleiding op te zetten bij de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). In het verleden heeft eenzelfde opleiding weinig resultaat geleverd bij de Haagse Hogeschool. Daarom wordt er nu een doorstart gemaakt naar een andere Hogeschool om een complete opleiding voor bestekschrijvers op te zetten. OTIB OTIB is het Opleidings- en ontwikkelingsfonds voor het Technisch InstallatieBedrijf. OTIB heeft een breed scala aan opleidingen. In dit geval hebben we niet te maken met een bedrijf als individu, maar meerdere bedrijfstakken. Al vele opleidingsinstituten en instellingen werken al samen met OTIB om cursussen op te stellen. Er zijn ook al opleidingen/cursussen opgesteld om personeel op vakgebieden te scholen met betrekking tot bestekken lezen en schrijven en tekeningen maken. Een cursus voor het lezen van bestekken is er al. Deze wordt door zowel STABU als UNETO-VNI aangeboden. Wellicht dat OTIB hierover mee kan denken. Na contact gehad te hebben, blijkt dat ze wel geïnteresseerd zijn in het zoeken van oplossingen.
30 Onderzoeksrapport Kwalitatieve Bliksembeveiliging
NLingenieurs Elk lid van deze branchevereniging betreft een bedrijf dat geconfronteerd moet worden met het probleem dat speelt in dit onderzoek. Als er ingang gevonden kan worden via deze vereniging, dan is er een benaderingspercentage van 100% (onder de leden van NLingenieurs). NLingenieurs benaderd haar leden regelmatig met artikelen op haar website en publicaties in vaktijdschriften. NLingenieurs dekt 90% van de omzet van de ingenieursbureaus in Nederland. Bijna alles dus. Er kan niet vanuit gegaan worden dat ook 90% van de ingenieursbureaus in Nederland bij NLingenieurs ingeschreven staat, maar veel zal het niet schelen. Na contact gehad te hebben blijkt dat ze geïnteresseerd zijn in het onderzoek en wat we aan hun leden willen meegeven. BNA De BNA vertegenwoordigt zo’n 3.000 architecten binnen Nederland. Ook grotere architectenbureaus schrijven vaak bestekken en maken de bouwtekeningen. Het benaderingspercentage is geen 100%, maar de grotere architectenbureaus zitten bijna allemaal bij BNA aangesloten. Elk lid van deze branchevereniging heeft baat bij veranderingen in de branche. Daarnaast is de architect vaak een partij apart en kijkt meer naar de esthetische kant van gebouwen en installaties. Het technische perspectief zou beter benadrukt moeten worden in deze organisaties. Technisch moet er dus meer inhoud gegeven worden aan het begin van de keten. Aangezien er vaak leidingen over buitenkant van een gevel lopen en een maas op het dak aangelegd wordt, kan dit zeker invloed hebben op de esthetica van een gebouw. BNA heeft 1.455 architectenbureaus ingeschreven staan. Dat zou zorgen voor 49% van de architectenbureaus die direct benaderd kunnen worden. BNB De Bond voor Nederlandse Bestekdeskundigen organiseert regelmatig bijeenkomsten en publiceert vrijwel alleen stukken met betrekking tot bestekken. Daarom is dit de organisatie die, samen met STABU, inhoudelijk de meeste kennis bezit wat betreft bestekken. BNB heeft maar een klein ledenbestand, maar is wel zeer intensief en vakgericht bezig met bestekken. BNB is ook het meest bekend met publicaties op dit gebied en kan het zeer goed overbrengen op haar leden. IBR IBR is het Instituut voor Bouwrecht. Het IBR stelt zichzelf het volgende doel: 4 ”Het op onafhankelijke wijze bevorderen van de wetenschappelijke en praktische beoefening van het bouwrecht, alsmede van de studie van juridische en maatschappelijke vraagstukken en verschijnselen in het algemeen, voorzover die betrekking hebben op of van betekenis kunnen zijn voor de kennis en verdieping van het bouwrecht.” Vooral het eerste deel van hun doel is van toepassing. Het bevorderen van de wetenschappelijke en praktische beoefening van het bouwrecht. Het praktische deel slaat onder andere op het maken van de bestekken. Het IBR stelt dus al in haar doelstelling om continu verbetering aan te brengen in de praktijk van het bouwrecht. Kivi niria Het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs KIVI NIRIA is de beroepsvereniging van ingenieurs en techniekstudenten.
4 Over IBR. (2011). Opgeroepen op 12 6, 2011, van IBR: http://www.ibr.nl/templates/mercury.asp?page_id=1489
31
Met hun 24.000 leden is een grote groep te benaderen. De vereniging informeert haar leden (maar ook niet-leden) door middel van de volgende media-instrumenten: ++ De Ingenieur. Dit blad wordt elke twee weken naar de leden verstuurd. Het blad bevat informatie over technologie en is bedoeld voor iedereen met een passie voor techniek. Het is het officiële orgaan van KIVI NIRIA. ++ Technisch Weekblad. Dit blad is vooral gericht op actualiteit en nieuwe ontwikkelingen in de techniek. Dit blad wordt wekelijks gepubliceerd onder de leden. Jaarlijks brengt Technisch Weekblad tien specials uit met een focus op veel besproken onderwerpen, zoals arbeidsmarkt, opleidingen, ICT en R&D. Wellicht sluit het doel van dit onderzoek aan bij het onderwerp ‘opleidingen’. ++ Techno. Dit tijdschrift bevat voornamelijk nieuws over elektronica en gadgets. Het blad heeft als doelgroep studenten. Het is het kleinere broertje van De Ingenieur. Dit blad is niet echt geschikt voor onze doelgroep. ++ Nieuwsbrief. Deze nieuwsbrief wordt via e-mail verstuurd naar de leden en bevat nieuwsfeiten en activiteiten uit de techniekwereld. De nieuwsbrief is gratis voor de leden en gemakkelijk te verspreiden. De vraag is alleen of het stuk dat gepubliceerd zou moeten worden, bladen als: De Ingenieur, Techno en het Technisch Weekblad, haalt. Vakinhoudelijk is het voor veel technici te specialistisch. De koppeling naar ketenintegratie maakt het al gauw een stuk aantrekkelijker. NVBK De NVBK houdt zich vooral bezig met kosten die spelen bij (bouw)projecten. Ze hebben de volgende doelstellingen: ++ 5Het bevorderen van kennis, inzicht en vaardigheden van bouwkostendeskundigen en huisvestingseconomen. ++ Het behartigen van de belangen van bouwkostendeskundigen en het promoten van de mogelijkheden van de bouwkostenkunde. ++ Het bevorderen van de toepassing van de bouwkostenkunde in de ontwikkeling en in het beheer van gebouwen, alsmede de huisvestingseconomie. ++ Het in samenspraak met het middelbare en hoger beroepsonderwijs ontwikkelen van opleidingsaanbod, toegespitst op het vakgebied van kostendeskundigheid. Aan de specificaties die in bestekken staan zijn uiteraard ook kosten verbonden. In de Vakgroep Bliksembeveiliging wordt ook regelmatig gemeld dat er vaak gesneden wordt op de budgetten voor installaties. Het NVBK heeft veel baat bij de voordelen die het financieel oplevert voor haar leden. In de laatste opsommingsregel staat dat ze het opleidingsaanbod willen ontwikkelen. Dit opent ook perspectieven voor de opleiding die op het HAN gestart wil gaan worden. SBR SBR brengt partijen in de bouw en vastgoedwereld bij elkaar voor het creëren, overdragen én implementeren van bouwkennis. Aangezien het probleem dat opgelost moet worden zich gedeeltelijk bevind in de bouwwereld, kan ondersteuning van het SBR zeker helpen.
5 Over de NVBK. (sd). Opgeroepen op 12 12, 2011, van NVBK: http://www.nvbk.nl/over_de_nvbk
32 Onderzoeksrapport Kwalitatieve Bliksembeveiliging
7.4 Conclusie
Doordat UNETO-VNI niet het volledig bereik heeft om de doelgroep te benaderen, zal toch samenwerking gezocht moeten worden met partijen die dit bereik kunnen vergroten. De partijen genoemd onder paragraaf 7.3 zijn mogelijke partijen die samen de doelgroep voor het grootste deel dekken. Doordat dit grote kennisorganisaties zijn, kunnen de krachten gebundeld worden om de problematiek binnen de Vakgroep Bliksembeveiliging te koppelen aan onderwerpen waar de samenwerkende partijen zich mee bezig houden. De prescriptie van de BRL1201 is nog steeds een onderdeel waar men verbetering in wil zien. In het volgende hoofdstuk wordt daarom de verstrekker van het certificaat aan de tand gevoeld om te kijken of hun doelstellingen en beweringen over de BRL 1201 kloppen volgens de leden van de Vakgroep Bliksembeveiliging. Zij moeten er uiteindelijk mee overweg kunnen en dagelijks in de praktijk zien te brengen.
33
8 Analyse onderzoek BRL 1201 De BRL 1201 is in het leven geroepen om bliksembeveiligingsbedrijven van een kwaliteitskeurmerk te kunnen voorzien. Op deze manier zijn erkende bedrijven te onderscheiden van ‘de rest’. Zowel bedrijven binnen als buiten de Vakgroep Bliksembeveiliging kunnen zich hiervoor laten certificeren. Om lid te zijn van de Vakgroep Bliksembeveiliging is het een vereiste om in het bezit te zijn van dit certificaat. 8.1 TÜV Rheinland
Voor het certificeren van een bedrijf conform de BRL 1201 komt ‘TÜV Rheinland’ in beeld. TÜV Rheinland beweert het volgende: 6 Navolging van de BRL 1201 standaard certificeert dat organisaties en bedrijven efficiënt werken en fouten snel opsporen. Het maakt medewerkers bewust van bedrijfsstandaarden en de kwaliteit van producten en diensten. De voordelen van certificatie door TÜV Rheinland worden bepaald door klant-, werknemer- en leverancierstevredenheid. En bovendien in kostenbesparing en winstgevendheid. Belangrijk is dat u ook grotere klanten kunt verzekeren van een goed functionerend klachtafhandelingssysteem om klantspecifieke processen te verbeteren voor de complete organisatie. Voordelen in een oogopslag Met TÜV Rheinland als uw partner voor het certificeren van kwaliteit, zorgt uw management systeem dat: ++ Uw management systeem processen geoptimaliseerd worden. ++ Uw klanttevredenheid groter wordt door verbeterde klantgerichte processen mogelijk te maken. ++ U kunt rekenen op de expertise van onze specialisten met lange ervaring in kwaliteitsmanagementsysteem certificatie. ++ Klanten zien dat u hoge kwaliteit werk biedt in overeenstemming met de nieuwste standards. Als het echt zo is wat ze beweren, waarom werkt het in de praktijk dan vaak niet zo voor de bedrijven? Deze beweringen roepen een aantal vragen op: ++ Zijn medewerkers zich echt zo bewust van bedrijfsstandaarden? ++ Hebben de medewerkers hetzelfde beeld bij kwaliteit van producten en diensten? ++ Zijn klant, werknemer en leverancier tevreden met de certificatie? ++ Is de BRL 1201 al winstgevend en/of kostenbesparend geweest? ++ Is door de BRL 1201 de klachtenafhandeling verbeterd voor klanten? ++ Heeft de BRL 1201 gezorgd voor optimalisatie in het management systeem? ++ Heeft het TÜV Rheinland ondersteuning geboden bij de invoering van het certificaat in het bedrijf? ++ Geven klanten aan dat de kwaliteit van de gecertificeerde bedrijven hoger is dan ongecertificeerde bedrijven?
8.2 Investeringen
Tot op heden heeft dit keurmerk zijn vruchten nog niet voldoende afgeworpen volgens bliksembeveiligingsbedrijven. Om het kwaliteitskeurmerk te verkrijgen zal er een financiële investering gedaan moeten. Daarnaast moeten daarbij wijzigingen in het beleid doorgevoerd moeten worden. De manier van werken veranderd. Op de langere termijn moet deze certificering
6
Een kwaliteitssysteem volgens de BRL 1201 moet aanzetten tot verbetering. (sd). Opgeroepen op 11 7, 2011, van TÜV Rheinland: http://www.tuv.com/nl/netherlands/services_nl/management_systems_nl/quality_ nl/brl1201/brl_1201.jsp
34 Onderzoeksrapport Kwalitatieve Bliksembeveiliging
voordelen opleveren. Opdrachtgevers zouden meerwaarde moeten hechten aan kwalitatief goed aangelegde systemen. De financiële investering die gedaan moet worden is opgebouwd uit de volgende kosten: ++ Eenmalig te betalen bedrag voor BRL 1201 € 2.400 ++ Jaarlijkse kosten voor behoud van BRL 1201 € 340 Ervan uitgaande dat een bedrijf minstens een jaar gecertificeerd blijft, levert dit een totaalinvestering op van €2740. Kleinere bedrijven zijn vaak minder snel in de gelegenheid om zulke investeringen te doen. De kans dat zij een aanvraag krijgen waar de BRL 1201 vereist is, is even groot als bij de bedrijven van grotere omvang. Maar de mogelijkheid om meerdere werken tegelijk aan te nemen is beperkter. Op deze manier kunnen de bedrijven niet altijd elk werk aannemen. Dit vormt voor kleinere bedrijven een bottleneck. De terugverdientijd voor deze kleinschalige bedrijven is dus een stuk langer. 8.3 Bevindingen
Tot nu toe wordt bij zo’n 10,5% van de bestekken expliciet vermeld dat de installatie door een BRL 1201 gecertificeerd bedrijf aangelegd moet worden. Dus: bij een op de tien aanvragen die de bliksembeveiligingsbedrijven ontvangen, wordt de installatie sowieso aangelegd door een bedrijf dat voldoet aan de richtlijn. Daarnaast komt het ook voor dat het niet in het bestek als vereiste is weergegeven, maar dat opdrachtgevers het buiten de documenten aangeven (niet zwart op wit). Daardoor kan het percentage misschien iets hoger uitvallen, maar niet veel. Het komt namelijk vaak voor dat bedrijven die vaker zaken doen met dezelfde partijen, er niet wordt vermeldt wordt dat er bepaalde certificaten aanwezig moeten zijn. Dit is dan vanzelfsprekend. Het is niet in cijfers uit te drukken dat dit percentage, sinds de invoering van de BRL 1201, hoger is geworden. De BRL 1201 is in 2003 samengesteld. Nu (anno 2012) is de prescriptie van de richtlijn in 10,5% van de bestekken. Dit geeft een stijging aan van 1,3% per jaar. STABU heeft aangegeven dat in het nieuwe systeem dat in 2012 ingevoerd zal worden, de BRL 1201 ook standaard vermeldt wordt wanneer het hoofdstuk van Bliksembeveiliging wordt gemaakt. Op deze manier worden de bedrijven die gebruik maken van de STABU-Systematiek er op gewezen dat er bedrijven zijn die gecertificeerd zijn en volgens een gestandaardiseerd kwaliteitsniveau werken. Dit moet de bekendheid bevorderen. Naar verwachting zal de jaarlijkse stijging van 1,3% toenemen wanneer de nieuwe STABUsystematiek ingevoerd wordt bij bedrijven. Dit is niet objectief vast te stellen, maar als we uitgaan van 2% stijging per jaar, dan is dit al vooruitgang. Uitgaande van een lineaire stijging, zal binnen 10 jaar in ruim 30% van de bestekken de BRL 1201 voorgeschreven worden. Dit geeft de bedrijven een stuk meer succes bij het verkrijgen van opdrachten. Daarnaast stijgt de lat weer op het gebied van kwaliteit. Dit zal signalen afgeven naar ongecertificeerde bedrijven en hen misschien ook aansporen om te voldoen aan de richtlijn. Naast bovenstaande bevindingen, is ook de BRL 1201 aan de tand gevoeld. ‘Als de BRL 1201 niet voldoende geëist wordt, voldoet hij dan wel aan de verwachtingen?’. De voordelen in paragraaf 8.1 zijn volgens TÜV direct van toepassing op bliksembeveiligingsbedrijven zodra ze gecertificeerd zijn. De 14 lidbedrijven zijn benaderd, waarbij een responspercentage van 57% is behaald, en geënquêteerd is op basis van een tiental vragen. Deze zijn, met hun uitkomsten weergegeven in Bijlage 3. Hieronder zal een samenvatting van de uitkomst gegeven worden. Alle respondenten geven aan dat ze zich bewuster zijn geworden van de bedrijfsstandaarden sinds de invoering van de BRL 1201.
35
De BRL 1201 zou werknemers bewuster moeten maken van kwaliteit betreffende de producten en diensten die zij leveren. Uit de enquête blijkt dat de verschillende bedrijven uiteenlopende definities hebben over kwaliteit. De definitie hiervan zou toch redelijk eensgezind moeten zijn onder de bedrijven. Hier een greep uit de kwaliteitsomschrijvingen: ++ Uitstekende prijs/kwaliteit verhouding ++ Snel en concurrerend ++ Conform de EN-50164 reeks ++ Hoog ++ Goed ++ Een gegarandeerde installatie aanbrengen ++ Ruim voldoende De voordelen van de certificatie worden bepaald door klant-, werknemer- en leveranciers tevredenheid. De klanttevredenheid scoort niet slecht, maar geeft ook niet heel duidelijk weer hoe de klant er tegenover staat. De leverancierstevredenheid is ook niet echt goed of slecht te noemen. Ze geven vaak aan dat de mening van de leveranciers niet bekend is of dat ze er neutraal tegenover staan. Een enkeling heeft wel aangegeven dat leveranciers tevreden zijn over de certificering. Ook van belang is uiteraard of de bedrijven zelf tevreden zijn over de certificatie. Hier wordt wel positief op gereageerd. Zeven van de acht respondenten zijn tevreden, een enkeling niet. Waarschijnlijk een van de meest belangrijke doelen van de certificatie is de hogere winst en/of kostenbesparing die het op zou moeten leveren. TÜV Rheinland beweert zelf dat dit een gevolg zou moeten zijn van de certificatie. Deze bewering is ook tegen het licht gehouden, en geeft een teleurstellend resultaat. 88% van de respondenten geeft aan dat het certificaat geen winst/kostenbesparing heeft opgeleverd. Maar 12% (een respondent) geeft aan dat het wel winst en/of kostenbesparing heeft opgeleverd. Klachtenafhandeling komt ook voor in de enquête. Deze zou verbeterd moeten zijn sinds de certificatie. Ook hier heeft 88% geantwoord met ‘Nee’ of ‘Neutraal’. Hierbij is enkele keren de opmerking geplaatst dat de klachtenafhandeling al goed was voor de certificatie. TÜV Rheinland beweert dat er optimalisatie in het managementsysteem zal plaatsvinden na certificatie. De leden is gevraagd of zij dit ook merken. 38% heeft geantwoord dat er geen veranderingen plaatsgevonden hebben en dat ze nog steeds volgens de wijze werken van voor de certificatie. Een iemand heeft ook een verandering negatief waargenomen. Het extra papierwerk dat bij de certificatie komt wordt als negatief ervaren. Ook zijn positieve waarnemingen geconstateerd zoals: ++ De relatie met de ISO 9001 wordt nu als een doorlopend proces beschouwd; ++ Interne audits en bewaking van processen is verbeterd; ++ De registratie van documenten is verbeterd; ++ Nog geen verbetering doorgevoerd, maar binnenkort wordt de formulierenstroom verder geautomatiseerd. Het kunnen rekenen op de ondersteuning van TÜV Rheinland bij de certificatie is: ++ Niet nodig geweest ++ Niet verleend 85% antwoord neutraal over de hulp van TÜV Rheinland bij de certificatie. 15% zegt geen ondersteuning gekregen te hebben.
36 Onderzoeksrapport Kwalitatieve Bliksembeveiliging
Het meest belangrijke is misschien nog wel de vergelijking met ongecertificeerde bedrijven. De volgende vraag is ook gesteld: Geven klanten aan dat de kwaliteit die gecertificeerde bedrijven afleveren hoger is dan dat van ongecertificeerde bedrijven? 50% geeft aan dat dit inderdaad zo is. Daarbij is ook een opmerking geplaatst dat het vooral belangrijk is om een klant vooraf het vertrouwen te geven in een gecertificeerd bedrijf.
37
9 Communicatieplan We hebben al een aantal zaken vast kunnen stellen wat betreft de oorzaken van de problemen. Bij elk probleem komt het erop neer dat communicatie en kennis de kritieke succesfactoren zijn. Als deze op orde gekregen kunnen worden, kan het probleem verholpen worden. Het doel is om de doelgroep zowel van informatie te voorzien als hun gedrag te veranderen. De verandering is niet zozeer ingrijpend. De werkzaamheden zoals ze nu verricht worden kunnen alleen beter. Het tijdsbestek waarin de verandering doorgevoerd wordt, is onbekend. Zolang er verkeerde normen opduiken in de bestekken, zullen de maatregelen getroffen worden. De doelgroep zou dit moeten zien als kans. Ze krijgt de mogelijkheid om completere bestekken te maken en de communicatie met hun onderaannemer(s) soepeler te laten verlopen. Het doel van het communicatieplan is een afgeleide van de doelstelling van het verbetertraject. Bij de bestekschrijvers willen we bewustzijn creëren. Uiteindelijk moet het resulteren in kwaliteitsverhoging en tijd/kostenbesparing bij: ++ Tenminste de bliksembeveiligingsbedrijven ++ Bliksembeveiligingsbedrijven en bestekschrijvers ++ In de gehele keten Als verbetering in de gehele keten merkbaar gemaakt zou kunnen worden, zou het hoogste doel bereikt zijn. De verbetering moet in eerste instantie merkbaar zijn voor de bliksembeveiligingsbedrijven. Zij zijn ten slotte met de vraag gekomen en zullen er dus in eerste instantie het meeste profijt van moeten hebben. De communicatiedoelen zijn geformuleerd als: ++ Verandering in houding. De bliksembeveiliger moet eerder in een bouwtraject betrokken worden. Nog steeds worden ze veel aan het einde van een bouwtraject geplaatst. Zowel architect als hoofdaannemer lijkt onvoldoende te communiceren richting het bliksembeveiligingsbedrijf. Deze gedateerde manier van communiceren moet veranderen. De houding van zowel bliksembeveiliger als aannemer moet veranderen. ++ Verandering in kennis. De bestekschrijvers moeten weten wat ze tot nu toe verkeerd hebben gedaan, en hoe ze dit op kunnen lossen. Door de juiste kennis bij te brengen is dit mogelijk. Communicatie vanuit UNETO-VNI moet het mogelijk maken om de benodigde kennis bij de te treffen groep over te brengen. ++ Verandering in gedrag. De bestekschrijvers zullen een andere invulling moeten gaan geven aan de hoofdstukken waarop de NEN-EN-IEC 62305 en de BRL 1201 van toepassing zijn. Dit gedrag zal hoogstwaarschijnlijk gepaard gaan met meer inspanning. 9.1 Betrokken partijen
De partijen zijn in drieën verdeeld. (*= Niet gevonden in bestekken, kennis reeds aanwezig binnen Vakgroep). Uiteindelijk moet de intermediaire groep, de primaire groep zo goed en volledig mogelijk zien te benaderen. ++ Primaire groep. Hierin bevinden zich de bestekschrijvers. Hierbinnen wordt de aard van het probleem gecreëerd. Ze bevindingen zich in: -- Technisch adviesbureaus -- Architectenbureaus -- Overheden ·· Waterschappen ·· Dienst Vastgoed Defensie ·· Rijksgebouwendienst ·· Provincies* ·· Onderwijs* ·· Gemeenten
38 Onderzoeksrapport Kwalitatieve Bliksembeveiliging
-- Telecombedrijven -- (IT) infrastructuur ·· Airports* ·· Spoorwegen -- Woningbouwverenigingen -- Commanditair vastgoed ·· Ontwikkelaars ·· Pensioenfondsen* ·· Vastgoed fondsen ·· Beheerders -- Chemie* ++ Secundaire groep. Dit zijn de partijen die niet direct betrokken zijn bij het verbetertraject, maar er wel indirect over geïnformeerd zouden moeten worden. Voornamelijk zijn dit bedrijven die ook in de bouwkolom zitten en regelmatig bestekteksten lezen en opstellen: -- Elektrotechnische installateurs -- Bouwaannemers -- Overige partijen in het bouwtraject (dakdekkers, loodgieters, beveiligingsinstallateurs) ++ Intermediaire groep. Zij worden ingezet om over het verbetertraject te communiceren. Deze zijn reeds genoemd in hoofdstuk 6 (Niet allen zijn bereid mee te werken. Ze vertegenwoordigen wel een deel van de doelgroep).
39
9.2 Input vanuit UNETO‑VNI
UNETO-VNI zal haar input moeten geven om het plan te implementeren. Dit gaat gemoeid met bepaalde inspanningen en risico’s. In de volgende paragraaf staan deze gegeven. Tijdens de implementatie zal er van de oude naar de nieuwe situatie gegaan worden. Om dit vloeiend te laten verlopen, zal er stapsgewijs te werk gegaan moeten worden. De volgende opbouw is gewenst: 1. Risicoanalyse van de implementatie.
Nr.
Omschrijving risico
Prioriteit
Maatregel
Status
1
doelgroep is onvoldoende overtuigd van de verandering en de voordelen voor hen
1
Voordelen in de vorm van concrete cijfers laten zien.
Open
2
Onvoldoende tijd/benodigdheden voor UNETO-VNI om de implementatie te realiseren
1
Van tevoren een planning opstellen met de doelstellingen hierin verwerkt.
Open
3
Onrealistische deadlines
2
Zie maatregel bij 2. Kan later in de implementatie nog aangepast/ aangescherpt worden.
Open
4
Scopewijzigingen
2
UNETO-VNI kan het doel van het project veranderen waardoor de grenzen veranderen.
Open
5
Doelgroep blijkt te groot te zijn
2
Kijken welke doelgroep het belangrijkste is en hier het aantal op aanpassen.
Open
6
Wegvallen medewerkers
3
Zo spoedig mogelijk nieuwe medewerkers zoeken die in het vak zitten/ bekend zijn met het probleem.
Open
7
Veranderende wettelijke eisen
3
Implementatie hiernaar aanpassen.
Open
3
Doel aanpassen zodat de doelgroep zich niet met extreem veel inspanning hoeft te veranderen.
Open
8
Extreme kwaliteitseisen
Deze risico’s moeten van tevoren bestudeerd worden. De te treffen maatregelen zijn voorbeelden en indicaties van hoe het risico bestreden zou kunnen worden. Een andere invulling hiervan is natuurlijk mogelijk. 2. Contact opnemen met de geadviseerde groepen vermeldt in hoofdstuk 7. Dit is reeds gedaan, maar nu zal UNETO-VNI de boodschap overbrengen dat het onderzoek is afgerond en dat ze graag officieel iets zouden willen publiceren. 3. Een conceptversie opstellen van het te publiceren bericht. Hoogstwaarschijnlijk is het noodzakelijk om de publicatie aan te passen per intermediaire partij, aangezien de meeste van hen een eigen manier van werken hebben en ieder hun eigen doelgroep informeren. 4. De conceptversie opsturen naar de partijen die publiceren onder hun leden. 5. Overleg met de partijen over het te gebruiken media-instrument. 6. Na screening, eventuele aanpassing en akkoord worden de leden benaderd. 7. Lezers van de publicatie de mogelijkheid geven om te reageren en vragen te stellen aan UNETO-VNI. Aan de hand van de contactgegevens die bekend zijn bij de onderzoeker kan de intermediaire groep benaderd worden. De vermelde instellingen zijn bereid mee te werken en zijn op de hoogte van het probleem. Met behulp van een voorbeeld publicatie die gemaakt is, kan per intermediair deze publicatie aangepast worden naar de doelgroep zodat de boodschap goed aansluit op het doel van de intermediaire groep. 9.3 Conclusie
De problemen doen zich voor bij de primaire groep omschreven in Hoofdstuk 9. Door de samenwerking met de intermediaire partijen te benutten, kan de volledige primaire groep benaderd worden (beperkt tot de leden die bij deze groepen aangesloten zijn). De eerste stap zal wel gezet moeten worden door UNETO-VNI om de alliantie met deze partijen aan te gaan. De input om dit te realiseren is in Hoofdstuk 10 gegeven.
40 Onderzoeksrapport Kwalitatieve Bliksembeveiliging
10 Conclusies en aanbevelingen 10.1 Conclusies van het kwantitatief en kwalitatief onderzoek
De hoofdvraag luidt: In hoeverre wordt oude norm met betrekking tot bliksembeveiliging nog voorgeschreven in nieuwe bestekken en wordt de nieuwe norm naar behoren toegepast? Deelvragen die hierbij horen zijn: In hoeverre wordt de BRL 1201 geëist door opdrachtgevers? Welke partijen zijn hiervoor verantwoordelijk? Het onderzoek heeft de volgende resultaten opgeleverd: 1. In 12,5% van de bestekken wordt de NEN 1014 nog vermeldt, daar waar het niet hoort. 2. In 10% van de bestekken wordt de norm fout vermeld. 3. In 10,5% van de bestekken wordt de BRL 1201 geëist. Bestekschrijvers zijn niet op de hoogte of zich niet bewust van het verkeerd voorschrijven van de norm en het niet voorschrijven van de BRL 1201. Ook gemakzucht speelt een grote rol, omdat bestekken hierdoor aangepast moeten worden en van de standaard werkwijze afgeweken moet worden. Een grote groep is hiervoor verantwoordelijk. Deze is schematisch weergegeven in paragraaf 9.1.
10.2 Aanbevelingen
Om het gebruik van de juiste norm te bevorderen, verdient het de aanbeveling de volgende maatregelen te treffen: 1. Voorlichtingscampagne gericht op bestekschrijvers Omdat het vermelden van de oude norm voor velen automatisch gedrag is, moet de voorlichtingscampagne erop gericht zijn het vermelden van de nieuwe norm tot een automatisme te maken. Bestekschrijvers zijn hierbij een belangrijke doelgroep. Voornamelijk bestekschrijvers die nog maar net met het vak bezig zijn: jong geleerd is oud gedaan. Om hen te stimuleren de norm goed voor te schrijven, wordt geadviseerd om de samenwerking met intermediaire partijen aan te gaan. Zij bezitten, net als UNETO-VNI, de macht om bedrijven massaal te benaderen, met de minste inspanning. Het moet haalbaar zijn om alle vragen van lezers van de publicaties die gedaan worden in de voorlichtingscampagne te beantwoorden. Een mogelijkheid is om een aantal mensen aan te wijzen als contactpersoon en zo lezers continu kunnen helpen bij vragen en opmerkingen. Zo weten ze dat er serieus naar gekeken wordt vanuit de stuurkant. 2. Opleidingsaanbod aan de man brengen Het opleidingsaanbod dat momenteel op de markt is, is klein. Alleen STABU biedt een volledig programma aan waarin aandacht geschonken kan worden in de nieuwe norm. De opleiding ‘bestekdeskundige’ die dit jaar van start zou moeten gaan aan de Hogeschool Arnhem en Nijmegen zou de beste plek zijn om dit onderwerp aan bod te laten komen. Zodra bekend is hoe er invulling gegeven wordt aan deze opleiding, is het misschien mogelijk om al in een vroeg stadium aan te geven dat er ook aandacht aan bliksembeveiliging gegeven moet worden. 3. Vervolgonderzoek naar bliksembeveiligingsbedrijven in de Supply Chain Wat erg opvalt, zijn de reacties van de bliksembeveiligingsbedrijven over Supply Chain. Hierover zijn vaak opmerkingen gemaakt dat ze niet serieus genomen worden in het bouwtraject en dat ze zichzelf graag eerder in de keten gepositioneerd zouden zien. Een onderzoek hiernaar zou zeker perspectieven bieden. De onderzoeker zou zich dan kunnen beperken tot een aantal bouwprojecten om zo de rol van de bliksembeveiliger in het gehele traject te kunnen zien. De vaak geroepen term ‘miscommunicatie’ zou door dit onderzoek eventueel beter gedefinieerd kunnen worden en oplossingen zouden hieruit voort kunnen vloeien.
41
Literatuurlijst Literatuur Baarda, D., & de Goede, M. (2006). Basisboek Methoden en Technieken. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff. Thuis, P. (2007). Toegepaste organisatiekunde. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers bv. Elling, R., Andeweg, B., Jong, J. d., & Swankuisen, C. (2005). Rapportagetechniek (3e ed.). Houten, Groningen, Nederland: Wolters-Noordhoff. Hartmann, M. (2008). Handboek Bliksembeveiliging. Deventer: Mybusinessmedia. Websites (sd). Opgeroepen op 12 5, 2011, van UNETO-VNI: http://www.uneto-vni.nl/index. asp?directory=10%20UNETO-VNI ledennet. (sd). Opgeroepen op 12 5, 2011, van https://ledennet.uneto-vni.nl/cms/ showpage.aspx?id=1 name of NLingenieurs. (sd). Opgeroepen op 11 30, 2011, van NLingenieurs: http://www.nlingenieurs.nl/cms/showpage.aspx (sd). Opgeroepen op 11 2011, 23, van STABU: http://www.stabu.org/ (sd). Opgeroepen op 11 24, 2011, van OTIB: www.otib.nl (sd). Opgeroepen op 11 23, 2011, van Bond Nederlandse Bestekdeskundigen: http://www.bestekdeskundigen.nl/nieuws/archief.php?c=201128 BRL 1201 Ontwerp, Levering en Installatie van Bliksembeveiligingssytemen. (2011). Opgeroepen op 10 30, 2011, van TÜV Rheinland: http://www.tuv.com/nl/netherlands/ services_nl/management_systems_nl/quality_nl/brl1201/brl_1201.jsp NEN-EN-IEC 62305-4:2011. (sd). Opgeroepen op 9 6, 2011, van NEN: http://www.nen.nl/web/ Normshop/Norm/NENENIEC-6230542011-en.htm (sd). Opgeroepen op 11 22, 2011, van Koninklijke Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst Bond van Nederlandse Architecten: http://www.bna.nl/ (sd). Opgeroepen op 12 15, 2011, van Kivi Niria: http://www.kiviniria.net Afbeeldingen Afbeelding 1: http://www.agena.eu/images/upload/logo/unetovni_80.jpg
42 Onderzoeksrapport Kwalitatieve Bliksembeveiliging
Bijlage 1
43
Bijlage 2 Naam
Website
Omschrijving
Bouwend Nederland
www.bouwendnederland.nl
Bouwend Nederland behartigt als ondernemersorganisatie de belangen van 5000 kleine, middelgrote en grote bouw- en infrabedrijven. De bouw- en infrabedrijven bieden werk aan 450.000 mensen en zijn samen goed voor een productie van 60 miljard euro (6% BNP). Bouwend Nederland heeft 5000 lid bedrijven 95% van de leden is een MKB-bedrijf 50% daarvan heeft een jaaromzet van maximaal 2 miljoen euro 5% van de leden heeft een jaaromzet van meer dan 50 miljoen euro
AVAG
www.branchevereniging-avag.nl
De AVAG is een branchevereniging die zich sinds de oprichting in 1994 inspant voor veiligheid, gezondheid en welzijn in de werkomgeving. Binnen deze organisatie zijn bedrijven vertegenwoordigd die een uitstekende naam hebben verworven op het gebied van arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid.
NLingenieurs
www.nlingenieurs.nl
NLingenieurs is de Nederlandse branchevereniging van advies-, management- en ingenieursbureaus. NLingenieurs werd in 1917 opgericht onder de naam ONRI. Sinds 2009 is ONRI verder gegaan onder de naam NLingenieurs. De leden van NLingenieurs zijn private bedrijven die ingenieursdiensten leveren, opereren op basis van vrije concurrentie en voldoen aan de kwaliteitseisen van de vereniging.
EFCA
www.efcanet.org
De EFCA is de Europese federatie van ingenieurs- en technisch advies verenigingen. De EFCA is de enige vereniging voor professionele technisch adviesbureaus en daarbij behorende diensten in Europa. De EFCA verleent haar diensten binnen 25 Europese landen. Binnen deze gehele branche zijn ruim een miljoen medewerkers actief, waarvan de meerderheid in een breed scala van werkzaamheden is gespecialiseerd.
Verzekeren
www.verzekeraars.nl
Welkom op de website van het Verbond van Verzekeraars, de belangenvereniging van de in Nederland werkzame particuliere verzekeraars. Op deze website is informatie te vinden over de activiteiten die het Verbond als belangenbehartiger onderneemt en over de ontwikkelingen in de bedrijfstak.
BBN
www.bbn.nu
De Vereniging Brandveilig Bouwen Nederland (BBN) is dé deskundige op het gebied van bouwkundige brandpreventie, ook wel ‘passieve brandveiligheid‘ genoemd. De vereniging beoogt een hogere mate van brandveiligheid van gebouwen door het toepassen van brandveilige bouwmaterialen die de (minimalistische) criteria van de regelgeving kwalitatief overstijgen.
VOC
www.voc-certificatie.nl
VOC is sinds 1985 dé belangenbehartiger van de erkende certificatie-instellingen in Nederland die geaccrediteerd zijn door de Raad voor Accreditatie (RvA) of een andere accreditatie-instantie. Door de jaren heen is VOC een belangrijke gesprekspartner geworden voor stakeholders waar certificerende- instellingen veel mee te maken hebben, zoals overheden, koepelorganisaties Colleges van Deskundigen en de Raad voor Accreditatie. Dit krijgt vorm door regelmatig overleg met deze partijen. Er is bijvoorbeeld regelmatig overleg met het Ministerie van Economische zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en samen met de RvA.Ook volgt VOC de politieke, wettelijke en maatschappelijke ontwikkelingen op de voet en waar gewenst tracht VOC deze te beïnvloeden.
VEBON
www.vebon.org
De vereniging VEBON is inmiddels uitgegroeid tot een vereniging met een groot aantal leden, alle gespecialiseerde bedrijven. De vereniging tracht naar beste kunnen de algemene, economische, commerciële en strategische belangen van haar leden te behartigen.
VEBON is in 1969 opgericht en telt leden die het antwoord hebben op vele brandveiligheids- en beveiligingsvraagstukken. Kortom, een deskundige spreekbuis. VEBON staat voor kwaliteitsbedrijven, duidelijke taal, een sterke organisatie en meerwaarde voor haar leden. Deskundige ondersteuning, dienstverlening en belangenbehartiging staan hoog in het vaandel. BNA
www.bna.nl
De BNA, voluit de Koninklijke Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst Bond van Nederlandse Architecten BNA, is de enige algemene Nederlandse beroepsvereniging van architecten. Doel van de BNA is het stimuleren van de ontwikkeling van de bouwkunst en het bevorderen van de beroepsuitoefening van de leden.
44 Onderzoeksrapport Kwalitatieve Bliksembeveiliging
Naam
Website
Omschrijving
IBR
www.ibr.nl
Het Instituut voor Bouwrecht is het onafhankelijke kenniscentrum op het gebied van publiek- en privaatrechtelijk bouwrecht. De missie van het IBR is het op onafhankelijke wijze bevorderen van de wetenschappelijke en praktische beoefening van het bouwrecht. Deze doelstelling realiseert het IBR primair door het verrichten van onderzoek, het uitgeven van publicaties, de verenigingen VBR en VBR-A, het uitgeven van het Tijdschrift voor Bouwrecht en het organiseren van onderwijs en studiedagen.
KIVI NIRIA
www.kiviniria.net
Het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs KIVI NIRIA is de beroepsvereniging van ingenieurs en techniekstudenten. Het netwerk behartigt de belangen van ingenieurs en ondersteunt haar leden in hun beroepsuitoefening. KIVI NIRIA telt momenteel 24.000 leden.
NVBK
www.nvbk.nl
De Nederlandse Vereniging van Bouwkostendeskundigen (NVBK) is een beroepsvereniging voor kostendeskundigen in de bouw, grond-, weg- en waterbouw, installaties en huisvestingseconomie. De NVBK is opgericht in 1974. Zowel personen als bedrijven die het vak van bouwkostendeskundige en/ of huisvestingseconomie in de dagelijkse bouwpraktijk tot ontwikkeling brengen, kunnen lid worden van de NVBK. De vereniging telt bijna 300 individuele leden en ruim 50 bureauleden.
SBR
www.sbr.nl
SBR is al 50 jaar betrokken bij ontwikkelingen in de bouw. Met behulp van producten als de SBRReferentiedetails en merken zoals BouwLokalen en BouwBeter, hebben we een sterke positie verworven in de wereld van de bouwkennis. SBR is hét kennisplatform voor de bouw, want we brengen partijen bij elkaar en helpen hen bij het creëren, overdragen én implementeren van bouwkennis.
Daarnaast zijn er overige instanties die ook benaderd kunnen worden om de bestekschrijvers op de hoogte te brengen van het probleem en een eventuele oplossing te bieden. Deze instellingen zijn vaak bedoelt voor opleiding van technisch personeel in de installatiesector. Naam
Website
Omschrijving
Stabu
www.stabu.org
Stichting STABU, opgericht op 13 oktober 1976, is een samenwerkingsverband tussen de partners in de bouwnijverheid. De naam is een afgeleide van de taak waarvoor zij staat: het uitgeven en beheren van de gestandaardiseerde bestek systematiek voor de woning- en utiliteitsbouw.
OTIB
www.otib.nl
OTIB is het Opleidings- en ontwikkelingsfonds voor het Technisch InstallatieBedrijf. De technische installatiebranche is met ruim 10.000 werkgevers en bijna 136.000 werknemers één van de grootste branches van Nederland. OTIB ondersteunt werkgevers en werknemers uit de branche bij het (verder) ontwikkelen van hun kennis en vakmanschap. Ook wil OTIB jong en oud kennis laten maken met de branche.
45
Bijlage 3 1. Zijn uw medewerkers zich bewuster geworden van de bedrijfsstandaarden binnen het bedrijf sinds de invoering van de BRL 1201? Ja
8
Nee
2. Hoe omschrijft u kwaliteit bij de producten en diensten die jullie leveren? Uitstekende prijs/kwaliteit verhouding
1
Snel en concurrerend
1
Conform de EN-50164 reeks
1
Hoog
2
Goed
1
Een gegarandeerde installatie aanbrengen
1
Ruim voldoende
1
3. Zijn uw klanten tevreden met de certificatie? Ja
3
Nee Neutraal
3
Onbekend
1
Verdeelde meningen
1
Opmerkingen: Neutraal, Klanten zijn wel tevreden met onze werkwijze, maar houden zich niet echt bezig met onze certificering
1
4. Zijn uw leveranciers tevreden met de certificatie? Ja
1
Nee Neutraal
2
Onbekend
5
Verdeelde meningen
46 Onderzoeksrapport Kwalitatieve Bliksembeveiliging
5. Bent u tevreden met de certificatie? Ja
7
Nee Neutraal
1
Onbekend Verdeelde meningen
Opmerkingen: Ja, mag worden uitgebouwd
1
6. Is de certificatie al winstgevend/kostenbesparend geweest? Ja
1
Nee
7
Opmerkingen: Nee, wel onderscheidend
1
7. Is de klachtenafhandeling voor klanten verbeterd sinds de certificatie? Ja
2
Nee
3
Neutraal
3
Opmerkingen: Neutraal, Wij houden voor de BRL wel een klachtenregistratie bij, maar ontvangen doorgaans meer complimenten dan klachten. Ook deze worden geregistreerd. Is altijd al goed geweest
8. Zijn er verbeteringen aangebracht in het managementsysteem sinds de certificatie? (ja/nee, dit is wel/niet merkbaar aan...) Ja, is een doorlopend proces in combinatie met ISO 9001.
1
Ja, met name door de interne audits en een betere bewaking van de werkprocessen.
1
Ja, we gaan proces verder automatiseren met name de formulierenstroom.
1
Nee, voor de certificatie werd al gewerkt volgens de huidige werkwijze.
3
Nee, meer papierwerk
1
Ja, betere registratie documenten
1
Ja
1
47
9. Heeft TÜV Rheinland ondersteuning geboden bij/voor/na de certificering? Neutraal
Geen --
-
1
+-
Veel +
++
7
Opmerkingen: Was niet nodig
1
Neutraal, we hebben 1 keer het concept toegestuurd, daar kwam een kleine opmerking op. Verder hebben we alles zelf gedaan.
1
10. Geven klanten aan dat de kwaliteit van jullie manier van werken hoger is dan dat van ongecertificeerde bedrijven? Ja
4
Nee
4
Opmerkingen: Ja, soms. Belangrijker is het vertrouwen vooraf, doordat een bedrijf BRL gecertificeerd is.
1
Ja, soms
2
48 Onderzoeksrapport Kwalitatieve Bliksembeveiliging
Bijlage 4 - Historie NEN 1014 In oktober 2011 is geconstateerd door een van de leden van de Vakgroep dat het hebben van bliksembeveiliging in een bepaalde situatie verplicht zou zijn. Wat precies, kon niet gevonden worden. De stagiair is gevraagd om dit verder uit te zoeken. Hiervoor moest de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag geraadpleegd worden. In 1970 is er een publicatie gedaan in de Staatscourant van Nederland waar dit onderwerp aan bod komt. De kern van de publicatie (het deel dat betrekking heeft op de verplichting van bliksembeveiliging) is hier vermeld: 27 juli 1970 / Nr. 700727 De minister van Verkeer en Waterstaat, Gelet op artikel 3 sexies van de Telegraaf en Telefoonwet 1904 (Stb. 7) zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 8 oktober (Stb. 468). Gezien het advies van de directeur-generaal der Posterijen, Telegrafie en Telefonie, dd. 14 juli 1970, nr. 700713/6738. Besluit. Artikel 1 Als draadomroepinrichtingen van bijzondere aard of geringe omvang op welke het bepaalde in het derde en vierde lid van artikel 3 sexies van de Telegraaf –en Telefoonwet 1904 (Stb. 7) van toepassing is, worden aangewezen gemeenschappelijke antenne-inrichtingen en centrale antenne-inrichtingen. Artikel 2 Onder een gemeenschappelijke antenne-inrichting wordt verstaan een antenne-inrichting bestemd voor het doorbrengen of overgeven van omroepprogramma’s naar: a. Ten hoogste honderd woningen of b. Meer dan honderd woningen mits na kruising van de tot de inrichting behorende kabels met openbare wegen in de inrichting geen verdere versterking wordt toegepast. Artikel 3 Onder een centrale antenne-inrichting wordt verstaan een antenne-inrichting van lokale omvang, doch in grootte uitgaand boven die, omschreven in artikel 2, bestemd voor het doorgeven of overbrengen van omroepprogramma’s. Artikel 4 Ten aanzien van de aanleg, de instandhouding en de exploitatie van de in de artikelen 2 en 3 van deze beschikking omschreven draadomroepinrichtingen is een machtiging van de DirecteurGeneraal der Posterijen, Telegrafie en Telefonie vereist. ... Artikel 8 Een machtiging als in artikel 4 bedoeld is niet vereist voor gemeenschappelijke antenneinrichtingen waarin geen versterkers of frequentieomzetters worden toegepast. Artikel 9 Een zodanige machtiging is evenmin vereist voor gemeenschappelijke antenne-inrichtingen welke op de dag van publikatie van deze beschikking in de Staatscourant reeds aanwezig dan wel in aanleg zijn, mits zij uiterlijk 6 maanden na genoemde datum schriftelijk aangemeld zijn bij de
49
Centrale Directie der Posterijen, Telegrafie en Telefonie. Zij dienen te voldoen aan met betrekking tot de elektrische veiligheid in de bijlage van deze beschikking te stellen eisen. De houders van de hier bedoelde inrichtingen dienen voorts op aanwijzing van de directeur-generaal en binnen een daarbij te stellen termijn de nodige voorzieningen te treffen ter opheffing van gebleken storende straling of gebrekkige werking. Het in de voorgaande leden bepaalde is niet meer van toepassing op een inrichting als in het eerste lid bedoeld zodra deze wordt gewijzigd, uitgebreid of vernieuwd. De ingevolge artikel 9 van de bovengenoemde beschikking met betrekking tot de elektrische veiligheid te stellen eisen zijn de navolgende: 1. Bliksembeveiliging De inrichting dient te worden beschermd tegen de gevolgen van atmosferische ontladingen. Hiertoe dient de antennemast, welke om deze reden uiteraard van metaal moet zijn vervaardigd, te worden geaard. Het geheel van ondersteuningsconstructie en aardleiding(en) wordt beschouwd als een bliksemafleiderinstallatie en moet derhalve voldoen aan de richtlijnen vervat in NEN 1014 . Is het gebouw waarop de antennecombinatie wordt geplaatst, reeds voorzien van een bliksemafleiderinstallatie, dan dient de mast met deze installatie volgens de in NEN 1014 gegeven richtlijnen te worden verbonden. Indien in de antennecombinatie antennes aanwezig zijn die om radiotechnische redenen niet geaard kunnen worden, dan dienen deze antennes via een overspanningsafleider verbonden te worden met de ondersteuningsconstructie. Deze afleider moet een ontsteekspanning hebben van ten hoogste 1000 V en een afleidingsvermogen van ten minste 0,5 watt seconde. 2. Sterkstroomaansluiting en aarding 2.1 inrichting met eigen antenne De sterkstroomvoeding, welke niet door de bewoners beïnvloedbaar mag zijn, dient aangelegd te worden overeenkomstig de bepalingen van NEN 1010. Ten einde het gevaar bij aanraken van delen, die onder spanning staan of door een defect onder spanning kunnen komen, te beperken dient tussen de sterkstroomvoeding en de versterkerinstallatie een beschermingstransformator als genoemd in art. 85 van NEN 1010 te worden aangebracht. Door deze maatregel behoeft een veiligheidsaarding, welke volgens NEN 1010 niet met de bliksemafleideraarding verbonden zou mogen zijn, niet te worden aangelegd. De bovenstaande bepalingen van dit artikel gelden zowel voor de hoofdversterkinrichting als voor de overige versterkers. Ten einde de potentiaal van de gezamenlijke afscherming van versterkers, frequentieomzetters en kabels te fixeren, wordt deze afscherming doorverbonden met de aarding van de antennemast. Hiertoe wordt tussen de aardklem van de hoofdversterkerkast en de voet van de antennemast via de kortste weg een vertinde koperdraad met een doorsnede van ten minste 6 mm2 aangebracht. Een en ander ongeacht een eventueel reeds bestaande verbinding via de afscherming van de antennekabels. 2.2 inrichting zonder eigen antenne Indien de inrichting niet is voorzien van een eigen antennecombinatie behoeft uiteraard geen bliksembeveiliging conform NEN 1014 te worden toegepast. Ter voorkoming van het vormen van stroomcircuits die ongewenste effecten kunnen veroorzaken, dient de inrichting voor beide geleiders deugdelijk galvanisch gescheiden te worden van de voedende antenne van een andere inrichting dan wel van de voedende CAI- of CAS-net. Ter fixering van de potentiaal van het dientengevolge geïsoleerde net van de inrichting zal een afzonderlijke aarding dienen te worden aangebracht. Indien deze aarding voldoet aan de in NEN 1010 art. 110 en volgende gestelde eisen, kan toepassing van de in het vorige lid genoemde
50 Onderzoeksrapport Kwalitatieve Bliksembeveiliging
beschermingstransformator achterwege blijven. Wel dient in elk geval deze aarding gescheiden te zijn gehouden van eventuele andere veiligheidsaardingen omdat deze in hoge mate kunnen bijdragen tot de toevoer van storende signalen naar de inrichting. Samenvatting Historie NEN 1014 Samengevat houdt voorgaande tekst het volgende in. Er wordt onderscheid gemaakt in twee soorten antenne-inrichtingen: 1. Centrale antenne-inrichting: een antenne-inrichting van lokale omvang, doch in grootte uitgaand boven die, omschreven in punt 2, bestemd voor het doorgeven of overbrengen van omroepprogramma’s. 2. Gemeenschappelijke antenne-inrichting: Is bestemd voor het doorbrengen of overgeven van omroepprogramma’s naar: a. Ten hoogste honderd woningen of b. Meer dan honderd woningen mits na kruising van de tot de inrichting behorende kabels met openbare wegen in de inrichting geen verdere versterking wordt toegepast. Bij bovenstaande typen antenne-inrichtingen die na 27 juli 1970 zijn aangelegd, is een machtiging nodig van de Directeur-Generaal der Posterijen, Telegrafie en Telefonie. Deze machtiging heeft betrekking op de aanleg, instandhouding en de exploitatie van de draadomroepinrichtingen. Alleen bij gemeenschappelijke antenne-inrichtingen waarin geen versterkers of frequentieomzetters worden toegepast hoeft geen machtiging voor te worden aangevraagd. Ook bij gemeenschappelijke antenne-inrichtingen die respectievelijk voor of tijdens 27 juli 1970 gebouwd of in de bouw waren, is geen machtiging nodig. Alle installaties, ongeacht van welke datum, moeten voorzien worden van een aarding op de antennemast. Het geheel (ondersteuningscontructie en aardleiding(en)) wordt beschouwd als een bliksemafleiderinstallatie en moet daarom voldoen aan de NEN 1014. Als het gebouw waarop de antennecombinatie al voorzien is van een bliksemafleiderinstallatie, dan moet de antennemast met deze installatie volgens de NEN 1014 hiermee verbonden worden. Als het niet mogelijk is om de antennes aanwezig in de antennecombinatie te aarden, dan dienen deze antennes via een overspanningsafleider verbonden te worden met de ondersteuningsconstructie. Indien de antenne-inrichting niet is voorzien van een eigen antennecombinatie behoeft uiteraard geen bliksembeveiliging conform NEN 1014 te worden toegepast.
51
Begrippenlijst Begrip
Betekenis
Overspanning
Als de spanning op een elektrisch apparaat of elektrotechnische installatie een stuk hoger ligt dan de nominale spanning, ofwel de spanning waarvoor het ontworpen is. Wanneer er een overspanning optreedt wordt het apparaat of installatie vaak onherstelbaar beschadigd.
Overspanningsbeveiliging
Een overspanningsbeveiliging zorgt ervoor dat de energie van een overspanning naar de aarde afgeleid wordt en beperkt zo de spanning op de apparatuur die op deze installatie is aangesloten.
Overspanningsafleider
Aangezien actieve geleiders, zoals fase en nul van de elektrische installatie, en andere geleiders die niet rechtstreeks mogen worden geaard en daardoor ook niet rechtstreeks met de potentiaalvereffening gekoppeld zijn, worden overspanningsafleiders toegepast. deze zorgen ervoor, dat alleen bij een te hoge spanning er een (kortstondige) koppeling ontstaat tussen de geleiders onderling en de potentiaalvereffening (inwendige bliksembeveiliging).
Bliksemafleider (donderroe)
Een installatie die dient om schade door blikseminslag te voorkomen, door de energie van de bliksem naar de grond te geleiden.
Aarding
Aarding is het geleidend verbinden van het chassis of de geleidende behuizing van een elektrisch apparaat aan aarde. Hiermee kan onder andere worden bereikt dat er geen ongewenste elektrische spanning op het apparaat komt te staan als het apparaat een geleidende behuizing heeft.
Equipotentiale verbinding
De equipotentialen zijn verbindingen tussen de nutsleidingen (warm/koud water, gas), de metalen structuren van een gebouw en die worden dan ook aan de aarding aangesloten. Dat zijn dus de verbindingen naar de buizen.
Directe inslag
Schade aan het object zelf bijv. brand of beschadiging aan gebouwen. De inslag vindt direct plaats op het voorwerp/object.
Indirecte inslag
Schade ten gevolge van inslag op een object die in verbinding staat met het voorwerp/object (d.m.v. het elektriciteitsnet).
Potentiaal
Grootheid die in elk punt de spanning van een elektrisch veld aangeeft.
Potentiaalverschil
Spanningsverschil tussen de potentialen in twee punten.
Potentiaalvereffening
Het op gelijk niveau brengen van twee verschillende potentialen. (Het potentiaalverschil wordt opgeheven) Deze term wordt vaak gebruikt als ‘Inwendige Bliksembeveiliging’.
Opvanginrichting
Het deel dat daadwerkelijk de bliksem opvangt.
Maas
Opening in een net.
52 Onderzoeksrapport Kwalitatieve Bliksembeveiliging
53
www.uneto-vni.nl
UNETO-VNI Bredewater 20 - 2715 CA Zoetermeer - Postbus 188 - 2700 AD Zoetermeer T 079 325 06 50 - F 079 325 06 66 - E
[email protected] - W www.uneto-vni.nl