www.researchportal.be - 6 Feb 2016 18:32:22
Onderzoeksprojecten (500 - 1000 van 11514) Zoekfilter: Classificaties: BIOMEDISCHE WETENSCHAPPEN (B)
De HPA als feedback disfunctie bij patiënten met een vitaal depressief toestandsbeeld : biologische en genetische aspecten. Universiteit Antwerpen Abstract: Uit tal van studies blijkt dat een groot deel van de patiënten met een vitaal depressief toestandsbeeld een disfunctie vertonen in de hypothalamisch-hypofysaire-bijnierschors-as (HPA-as), meer bepaald een stoornis in de negatieve feedback van dit systeem via cortisol. Deze disfunctie is deels eigen aan het depressieve toestandsbeeld, maar blijft bij een aantal patiënten ook bestaan na het verbeteren van hun depressie, wat een belangrijke risicofactor is voor herval. Het eerste deel van deze studie richt zich op het nauwkeurig bestuderen van de HPA-as functie via een gecombineerde dexamethasone-CRH-test bij 75 patiënten met majeure depressies en aangepaste controlepersonen. Het tweede deel van het onderzoek bestaat uit een moleculairgenetische studie van DNA sequentie variaties in genen die een rol spelen in de in de HPA-as functie (receptoren voor C RH, ACTH, gluco- en mineralocorticoidreceptoren). Eerst zal worden nagegaan of er DNA sequentie variaties in deze genen voorkomen in de bevolking, vervolgens of deze variaties significant meer voorkomen in de hoger vermelde populatie van majeur depressieve patiënten. Er kan dan ook een correlatie gemaakt worden tussen deze variaties en de resultaten van de dexamethasone-CRH test in deze groep. Organisaties: • Psychopathologie en medische psychologie • Kind-, Jeugd- en Volwassenpsychiatrie (CAPRI)
Onderzoekers: • Stephan Claes
Inzichten in de evolutie en de stabiliteit van de bewegingscontrole van spierbotsystemen door middel van digitale registratie en verwerking van electromyografische signalen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het aangevraagde krediet beoogt de aankoop van een TEAC RD 145T digitale DAT recorder en 4 Gould versterkers. Deze toestellen moeten ons toelaten om directe digitale opnames van spieractiviteitspatronen te maken over minimaal 16 kanalen aan 10 kHz gedurende verschillende uren. Daar op deze manier de tijdrovende digitalisatie-stap wordt overgeslaan, zal het ons toelaten om op efficiente wijze een vergelijkende analyze van spieraktiviteitspatronen uit te voeren voor een groot aantal taxa. Op deze manier kan er een eerste stap gezet worden naar het verkrijgen van inzichten en "constraints" op de evolutie van de motor controle in complexe geïntegreerde systemen zoals het voedingsapparaat. Organisaties: • Functionele morfologie • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Anthony R Herrel
Constructie en studie van de EXTL1 knock-out muis. Universiteit Antwerpen Abstract: De EXT /EX TL genfamilie is een familie van potentiële tumor suppressor genen waarvan op dit ogenblik 5 leden geïdentificeerd zijn; twee EXT genen (EX Tl en EXT2) en drie EXT-like genen (EXTLl-3). Recent kon van de EXT genen aangetoond worden dat zij betrokken zijn bij de biosynthese van heparaan sulfaat (HS), het polysaccharide dat posttranslationeel aangehecht wordt aan tal van eiwitten. Waarschijnlijk zijn het glycosyltransferases die instaan voor de ketenverlenging van HS. Ook voor het EXTL2 gen wordt een functie in de HS biosynthese verondersteld, en waarschijnlijk is EXTL2 het kritische glycosyltransferase dat de heparaan sulfaat synthese initieert en het onderscheidt van de chondroitin sulfaat synthese. Het EXTL3 gen blijkt een receptor voor het REG (regenerating gene) protein, een beta-cel regeneratie factor. De functie van EXTLl blijft echter voorlopig nog onopgehelderd. Op dit ogenblik is nog geen associatie met enige ziekte aangetoond voor het EX TL 1 gen, maar gezien de tumor suppressor capaciteit van de EXT genen en het feit dat EXTLl gelokaliseerd is in de chromosomale regio lp36 die tumor suppressor activiteit bevat, maakt het een ernstige kandidaat voor de tumoren geassocieerd met deze regio. Dit project beoogt meer inzicht te verwerven in de functie van het EXTLl gen door de constructie van een EX TL 1 knock-out muis. Hiervoor zal via recombinant DNA technieken een construct gemaakt worden waarin het EX TL 1 leesraam onderbroken wordt. Het gemaakte construct zal uitvoerig getest worden via Southern blot en P CR technieken- Via electroporatie zal het construct in ES cellen geëlectroporeerd worden waarna nagegaan zal worden of zich homologe recombinatie tussen het construct en de EX TL sequentie heeft voorgedaan. Recombinante ES cellen zullen dan geïnjecteerd worden in de blastocyst van het muizenembryo en door verdere kweek van het chimere nageslacht zal getracht worden muizen met inactieve EX TL 1 genen te bekomen. Het fenotype van muizen met heterozygote en homozygote EX TL 1 mutaties zal uitvoerig bestudeerd worden op verschillende vlakken. Daar op dit ogenblik nog geen EX TL 1 mutaties bij de mens werden gevonden is het phenotype niet voorspelbaar, maar gezien de homologie met de EXT genen zal in eerste instantie door middel van roentgenopnamen en histochemie naar de botstructuur gekeken worden en zal de heparaan sulfaat samenstelling bij KG muizen nagegaan worden dmv HPLC analyse. Organisaties: • Centrum medische genetica • Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen - overige
Onderzoekers: • Wim Wuyts
Onderzoek naar receptoren en bindingsproteïnen van cytokinines en cyclische nucleotiden gedurende de celcyclus van tabak BY-2 cellen. Universiteit Antwerpen Abstract: Gebruik makend van gesynchroniseerde tabak celsuspensieculturen werd er een causaal verband aangetoond tussen een noodzakelijke en transiente cytokinine piek en het mitotisch maximum enerzijds en tussen een noodzakelijke en transiente cyclisch nucleotide piek en de GIS fase van de celcyclus anderzijds. Het voorgelegd onderzoek heeft tot doelom de metabole eiwitten en het partiëel of geheel aan bindingsproteïnen of receptoren te identificeren dat door één beider analyten en/of precursoren op dat welbepaald moment tijdens de celcyclus wordt aangeslagen. Met behulp van affiniteitschromatografie en of 2D-gelelektroforese zullen proteïnen worden opgezuiverd en gescheiden. Door gebruik te maken van optische analyse van de spotpatronen op het 2D-gel kunnen fase specifieke 'kandidaat'-proteïnen worden aangeduid en geïsoleerd voor verdere identificatie. Massaspectrometrische identificatie van deze proteïnen zal enerzijds gebeuren door middel van eiwit 'fingerprinting' en of 'sequencetag' database analyse en anderzijds door de novo eiwit sequentie analyse. Organisaties: • Plantenbiochemie • Plantengroei en -ontwikkeling
Onderzoekers: • Erwin J M Witters
Hoge druk vloeistofchromatografische technieken met fluorimetrische detectie voor de evaluatie van antioxidatieve parameters in vivo en structuur-activiteitsonderzoek van antioxidatieve nattuurstoffen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het in vivo antioxidatief potentieel van natuurstoffen op proefdieren wordt geëvalueerd. In een eerste fase worden de proefdieren gestresseerd met CCl4, en wordt, door evaluatie van enkele antioxidatieve en pro-oxidatieve parameters, in het bijzonder door dosage van het vrije malondialdehyde en de verwante hydroxyalkenalen in plasma met behulp van HPLC, het gestresseerd niveau vergeleken met het basaal niveau. Het gebruik van fluorescentie detectie bij gebruik van dierlijk plasma (kleine proefdieren zoals ratten en muizen) verhoogt de gevoeligheid en de selectiviteit van de methode substantieel. Vervolgens zal het in vivo antioxidatief effect van enkele polyfenolen nagegaan worden. Hierbij zal de nadruk gelegd worden op de bepaling van het antioxidatief effect van flavonoïden en proanthocyanidinen en wordt getracht structuur-activiteitsrelaties voor in vivo inhibitie van lipidenperoxidatie vast te leggen. Organisaties: • Farmacognosie en fytochemie • Farmacognosie, Functionele voeding en Farmaceutische Analyse (NatuRA)
Onderzoekers: • Tessa De Bruyne
Synthese van een polymeergebonden absorptiemodel voor een snelle in vitro evaluatie van geneesmiddelenkandidaten. Universiteit Antwerpen Abstract: Als gevolg van de huidige ontwikkelingen komen er op korte tijd steeds meer nieuwe chemische stoffen en potentiële therapeutische doelwitten bij die getest moeten worden in de zoektocht naar nieuwe geneesmiddelen. De farmacokinetische fase van het geneesmiddelenonderzoek zou in de toekomst wel eens de vertragende stap kunnen worden aangezien er voor deze onderzoeksfase geen goede hoge doorvoersystemen beschikbaar zijn. Daarbij komt dat bestaande methoden erg arbeidsintensief en tijdrovend zijn, hetgeen een hoge kost met zich meebrengt. Dit project heeft als doel een oplossing te bieden voor bovenstaande problemen door de synthese van een absorptiemodel dat een in vitro testsysteem met hoge doorvoerbepaling moet toelaten. Organisaties: • Medicinale chemie • Medicinale chemie (UAMC)
Onderzoekers: • Koen Augustyns
Functioneel onderzoek naar de rol van glycoconjugaten in de pathobiologie van schistosomiasis. Universiteit Antwerpen Abstract: Schistosomiasis is een parasitaire infectieziekte met een aanzienlijke morbiditeit en mortaliteit. De pathogenese van deze aandoening berust op een vertraagde overgevoeligheidsreactie tegen parasitaire antigenen. De in de gastheer opgewekte immuniteit tegen de parasiet is voornamelijk gericht tegen specifieke antigene glycoconjugaten van schistosoomeieren en van de volwassen worm. Het doel van deze studie is het identificeren en karakteriseren van functionele en immunogene Schistosoma mansoni glycoconjugaten die betrokken zijn in de granulomogenese, fibrogenese en immuunmodulatie van de ziekte. In eerste instantie willen we de glycobiologische structuur van deze antigenen in de verschillende ontwikkelingsstadia van de parasiet bestuderen om de oligosaccharide epitopen te bepalen die functioneel immunogeen zijn. Vervolgens zullen de belangrijkste geïdentificeerde glycoconjugaten geïsoleerd worden en aangewend om zowel in vitro als in vivo lymfocyten te stimuleren tot de productie van cytokines. Dit moet ons toelaten de rol van pro-granulomogene cytokines en interleukines, die verantwoordelijk worden geacht voor de systemische immunologische 'achtergrond' in de granulomogenese van schistosomiasis, te bestuderen in het specifieke micromilieu van het granuloom m.b.v. o.a. lasermicrodissectie en moleculair biologische technieken. Organisaties: • Anatomopathologie • Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen - overige
Onderzoekers: • Werner Jacobs
De ontwikkeling van colloïdale dragersystemen voor oculaire toepassing. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van het onderzoek is de bereiding van colloïdale dragersystemen en het onderzoek van de verschillende parameters , die de fysische eigenschappen van de carriers, de stabiliteit van de bereiding en de afgifte van model farmaca beïnvloeden . Voor de formulatie van de carriers zullen biocompatibele en bioafbreekbare stoffen gebruikt worden, zoals polysacchariden, fosfolipiden, proteïnen en polyesters. Naast de klassieke solvent evaporatie en precipitatie methodes, zullen eveneens bereidingswijzen zonder organische solventen maar bij hoge drukken en adequate temperatuur toegepast worden. Verdere omhulling van de colloïdale partikels met bioadhesieve polymeren, om de verblijftijd aan het oogoppervlak te verlengen , zal worden gerealiseerd. De verschillende factoren die de fysische eigenschappen van de dragersystemen kunnen beïnvloeden o.a. de lading en ketenlengte van de polymeren, de concentratieverhouding van de verschillende componenten, het toevoegen van hulpstoffen, de homogenisatiedruk en temperatuur zullen dmv. factorial design onderzocht worden. De karakterisatie van de bereide dragersystemen omvat de bepaling van de gemiddelde deeltjesgrotte en polydispersiteit, de zetapotentiaal, de hoeveelheid ingesloten farmacon. Aangezien oculaire toedieningsvormen steriel moeten zijn , zal eveneens de stabiliteit tijdens autoclaveren nagegaan worden ofwel de validatie van een aseptische bereidingswijze worden uitgevoerd. De stabiliteit van de bereiding tijdens bewaren onder verschillende omstandigheden zal geëvalueerd worden. De in vitro afgifte van model farmaca uit stabiele dragersystemen zal worden bepaald onder standaardvoorwaarden, die het in vivo gebeuren simuleren. De invloed van de samenstelling van traanvocht (normaal en pathologische toestanden) zal worden onderzocht. Organisaties: • Galenische, industriele farmacie, biofarmacie • Laboratorium voor Farmaceutische Technologie en Biofarmacie
Onderzoekers: • Annick Ludwig
Het gebruik van moleculaire technieken bij seksuele selectie-onderzoek bij vogels. Universiteit Antwerpen Abstract: In het kader van dit project zullen moleculaire technieken gebruikt worden om meer inzicht te krijgen in reproduktieve gedragingen en strategieën bij vogels. Concreet zal door gebruik te maken van microsatellieten binnen lopend onderzoek verder aandacht besteed worden aan (1) de exacte bepaling van het reproduktief succes (met inbegrip van buitenechtelijke bevruchtingen); (2) factoren die seks ratio's binnen broedsels beïnvloeden. Organisaties: • Ethologie • Ethologie
Onderzoekers: • Marcel Eens
Gene flow en effectieve populatiegrootte in niet-evenwichtssituaties. Universiteit Antwerpen Abstract: Het behoud van genetische variatie is een cruciale doelstelling in het lange-termijnbeheer van vrijlevende populaties. Schattingen van effectieve populatiegrootte en gene flow zijn vaak gebaseerd op assumpties over evenwicht tussen mutatie, gene flow en drift, en niet toepasbaar op sterk fluctuerende of afnemende populaties. In dit project worden tijdreeksen van genetische stalen van vogels en zoogdieren gebruikt om methodes uit te testen die genetische parameters berekenen in niet-evenwichtscondities. Organisaties: • Dierenecologie • Dierenecologie
Onderzoekers: • Erik Matthysen
Mathematische modellering en economische evaluatie van vaccinatieprogramma's tegen infecties die via de lucht worden overgedragen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het hier ingediende project beoogt het volgende te bereiken: (1) een generisch dynamisch simulatiemodel ontwikkelen voor de transmissie van infecties die verspreid worden via de lucht (`airborne' infecties), met name mazelen, bof en rubella; (2) de contactpatronen tussen verschillende leeftijdsgroepen in Vlaanderen bestuderen; (3) de kostenstructuur van het huidige vaccinatieprogramma tegen mazelen, bof en rubella in Vlaanderen bestuderen. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Pierre Van Damme
Moleculair genetisch en functioneel onderzoek van genen betrokken bij erfelijke perifere zenuwziekten. Universiteit Antwerpen Abstract: Met dit FWO project beogen we naast het identificeren van genen en mutaties in erfelijke perifere zenuwziekten, ook de biologie van het perifeer zenuwstelsel te ontrafelen. Het identificeren van ziekteverwekkende mutaties in nieuwe genen is essentieel voor de ontwikkeling van DNA diagnostiek ter vervanging van ingrijpende diagnostische methoden. DNA diagnostiek is verder van belang voor erfelijkheidsadvies, prenatale and pre-implantatie diagnostiek. Genotype-fenotype correlaties in patiënten laten toe het biologisch effect van mutaties op het menselijk organisme te bestuderen. Diermodellen kunnen gebruikt worden voor het ontwikkelen van therapeutische benaderingen zoals farmacologische toepassingen (gebruik van zenuw-groeifactoren) en gentherapie in erfelijke en verworven perifere neuropathieën. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Perifere Neuropathieën
Onderzoekers: • Eva E.P. Nelis • Vincent Timmerman • Peter De Jonghe
Dipeptidylpeptidase IV : een specifieke metabole regulator of een multifunctioneel peptidase ? Universiteit Antwerpen Abstract: Dipeptidylpeptidase IV : een specifieke metabole regulator of een multifunctioneel peptidase ? Organisaties: • Klinische biochemie (farmacie) • Medische biochemie
Onderzoekers: • Ingrid De Meester • Simon Scharpe
Signaalverwerking en automatische patiënt-aanpassing bij geavanceerde gehoorprothesen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van geavanceerde gehoorprothesen en in het bijzonder cochleaire implantaten is een goede geluidsperceptie en spraakverstaanbaarheid te bieden aan doven en zwaar slechthorenden. Hiertoe wordt het geluid eerst verwerkt d.m.v. een geluidsverwerkingsstrategie. In cochleaire implantaten wordt de zo bekomen informatie nadien overgedragen naar de gehoorzenuw d.m.v. elektrische stimulatie. De kwaliteit van deze overdracht wordt in sterke mate bepaald wordt door het patiëntafhankelijke gedrag van de interface tussen elektrodecontacten en zenuwvezels. Het project beoogt de significante verbetering van de strategieën voor zowel de signaalverwerking als de informatie-overdracht. Daarnaast zal bestudeerd worden hoe een combinatie van subjectieve en objectieve data en modelleringsresultaten gebruikt kan worden om de strategieën op een automatische wijze optimaal aan te passen aan de patiënt. Organisaties: • Medische electronica • Medische elektronica
Onderzoekers: • Stefaan Peeters
De rol van fytohormonen bij de symbiose Sesbania-rostrata Azorhizobium caulinodans. Universiteit Antwerpen Abstract: Over de rol van plantenhormonen bij nodulevorming zijn geen rechtstreekse gegevens beschikbaar. Of de betrokkenheid van plantenhormonen in het nodulatieproces gaat via gewijzigde hormonenbalans of via veranderde gevoeligheid (perceptie) is niet geweten, ook is het niet uitgesloten dat bacteriële productie van plantenhormonen zou bijdragen tot bepaalde aspecten van noduleontwikkeling. Met het onderzoek naar de Azorhizobium caulinodans-Sesbania rostrata symbiose willen we volgende vragen beantwoorden: (i) veroorzaken bacteriën die Nodfactoren produceren een lokale verandering in de auxine-cytokininebalans; (ii) wat is de bijdrage van de bacteriële productie van plantenhormonen bij de nodule-ontwikkeling? Organisaties: • Plantenbiochemie • Plantengroei en -ontwikkeling
Onderzoekers: • Els Prinsen
Identificatie en karakterisatie van genen verantwoordelijk voor erfelijke doofheid en vestibulaire stoornissen. Universiteit Antwerpen Abstract: De werking van het gehoor en de moleculaire mechanismen die aan de basis liggen ervan zijn nog zo goed als onbekend. Slechthorendheid heeft in een groot aantal gevallen een genetische oorzaak, maar er is echter op dit moment nog vrij weinig geweten over de genen die verantwoordelijk zijn voor erfelijke doofheid. De algemene doelstelling van dit project is een beter inzicht te verwerven in de moleculaire mechanismen betrokken bij horen en slechthorendheid, door middel van de identificatie en karakterisatie van genen voor erfelijk gehoorverlies. De specifieke doelstellingen zijn de volgende: Lokalisatie van een gen voor otosclerose, lokalisatie van de verantwoordelijk genen in de Ecl muis met vestibulaire disfunctie, identificatie van doofheidsgenen, en functionele studie van doofheidsgenen en constructie van muismodellen. Organisaties: • Centrum medische genetica • Menselijke moleculaire genetica
Onderzoekers: • Guido Van Camp
Ontwikkeling van een tumorvaccin gebruikmakend van antigeen getransfecteerde dendritische cellen : een ex vivo studie. Universiteit Antwerpen Abstract: Met het oog op de ontwikkeling van een kankervaccin, zullen humane dendritische cellen (DC) afkomstig van kankerpatiënten worden gekweekt vanuit perifere bloedmonocyten. Het hoofddoel van dit project bestaat erin om een transfer van tumorantigenen van autologe tumorcellen naar DC te bewerkstelligen d.m.v. transfectie met mRNA coderend voor één bepaald antigeen of met totaal tumor mRNA, of d.m.v. toevoegen van apoptotische/necrotische tumorcellen. Deze met tumorantigenen opgeladen DC zullen vervolgens gebruikt worden voor de generatie van tumorspecifieke autologe cytotoxische T-cellen. Initieel zal worden gewerkt met DC afkomstig van cervixcarcinoma patiënten met het oog op tumorvaccinatie tegen gedefinieerde tumorantigenen (bv. humaan papillomavirus E7 antigeen). In een latere fase zal worden overgegaan tot het laden van DC met ongefractioneerd autoloog tumormateriaal (totaal tumor mRNA, apoptotische cellen), wanneer er geen voorkennis is van tumorspecifieke tumorantigenen. Voor deze strategie zal worden gewerkt met tumormateriaal afkomstig van lymfoompatiënten. Organisaties: • Hematologie en bloedtransfusie • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Filip Lardon • Dirk R Van Bockstaele • Jan Vermorken • Zwi Berneman
Preventie van betaceldestructie bij type 1 diabetespatiënten en hun hoogrisico. Universiteit Antwerpen Abstract: a) Door toediening van immuunregulerende stoffen. (gehumaniseerde niet-mitogene monoclonale anti-CD3 antilichamen, ChAgly CD3) de verdere afbraak van residuele betacelmassa significant afremmen in recent-ontdekte type 1 diabetespatienten. b) Door prophylactische subcutane toediening van metabool actieve insuline de klinische manifestatie van diabetes vermijden of uitstellen in verwanten met hoog risiko op diabetes type 1. (risico genetisch en auto-immuun bepaald). Organisaties: • Endocrinologie, stofwisseling en nutritiepathologie • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Ivo H De Leeuw • Luc Van Gaal
De rol van blootstelling aan allergenen en polluenten tijdens de perinatale periode in het ontstaan van astma, allergische rhinitis en atopisch eczeem bij het kind : een epidemioloigsche studie. Universiteit Antwerpen Abstract: Inleiding: Vanaf 1997 is er gestart met een onderzoek naar het effect van risicofactoren voor en na de geboorte (perinataal) op het ontstaan van astma en allergieën bij kinderen. Het onderzoek is de PIPO-studie genoemd, dit staat voor Pasgeborenen en de Invloed van Perinatale factoren op Overgevoeligheid. Zwangere vrouwen worden gevraagd om mee te doen en hun kinderen worden opgevolgd tot ze minstens 4 jaar zijn. Er zijn inmiddels 800 deelnemers aan dit onderzoek en er zullen nog nieuwe deelnemers bijkomen tot mei 2001, zodat er in totaal ongeveer 1.200 kinderen aan de studie meedoen. Vraagstellingen van de PIPO-studie: 1. Welke factoren rond de geboorte spelen een rol bij het ontstaan van astma en andere atopische aandoeningen (hooikoorts, eczeem)? 2. Welke factoren bepalen de sterkte van het verband tussen de blootstelling aan de veel voorkomende allergenen (huisstofmijt, katten-epitheel) en het ontstaan van astma en allergie? 3. Hoe ontwikkelt de immunologische reactie op deze allergenen zich in de tijd en wat is de relatie hiervan met klinische symptomen? 4. Zijn er vermijdbare factoren voor het ontstaan van astma en allergie? Doelstelling van het voorliggend project: Uitvoeren van de follow-up van de kinderen van de PIPO-studie op de leeftijd van 4 jaar, aangezien de onderzoekspopulatie reeds grotendeels is gevormd. Werkplan: Tijdens de studie worden twee stofmonsters genomen: op 5 maanden zwangerschap en 3 maanden na de geboorte. De hoeveelheid huisstofmijtallergenen zal in deze stofmonsters bepaald worden. Verder worden er 2 uitgebreide vragenlijsten afgenomen. Verschillende risicofactoren worden hierin bevraagd (o.a. familiale aanleg, rookgedrag, voeding, binnenhuis-factoren). Vooral factoren vóór, rond en na de geboorte (perinataal) worden nagevraagd. De ouders noteren gedurende het eerste jaar, eenmaal per week allergische en ademhalingsklachten. Ook de arts van Kind&Gezin of de eigen arts wordt gevraagd om 4 keer per jaar een medische vragenlijst in te vullen. Op de leeftijd van 1 jaar
krijgen alle kinderen, na toestemming van de ouders, een lichamelijk onderzoek door een onderzoeksarts en wordt er bloed afgenomen voor een evaluatie van de aanwezigheid van allergie. Aangezien astma en allergie vooral ook pas op latere leeftijd ontstaan, is een verdere follow-up van de kinderen zeer belangrijk. Deze follow-up zal met behulp van dit project worden uitgevoerd. Van alle kinderen worden gedurende het hele onderzoek ieder half jaar gegevens verzameld over veranderingen in de omgevingsfactoren en het optreden van astma en atopische aandoeningen. Dit gebeurt aan de hand van via de post verzonden vragenlijsten, die de ouders invullen en terugsturen. Vervolgens vindt op de leeftijd van 4 jaar een uitgebreid onderzoek plaats. Dit zal onder andere gebeuren via een vragenlijst, lichamelijk onderzoek en een bloedafname voor de bepaling van totaal en specifieke allergische kenmerken in het bloed. Resultaten worden bekend gemaakt in een rapport en aan internationale vaktijdschriften aangeboden. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Hugo Van Bever • Paul A C V Vermeire • Willem Stevens • Joost Weyler
De rol van bèta-amyloïd peptide en zijn precursor in atherosclerose. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project zal de rol van ß-amyloïd peptide (Aß) en zijn precursor (APP) in atherosclerose worden onderzocht. APP werd tot nu toe nagenoeg uitsluitend bestudeerd in hersenweefsel bij de ziekte van Alzheimer. Een mogelijke bron voor APP in atherosclerotische plaques zijn bloedplaatjes. Volgende items zullen worden onderzocht : 1) de lokalisatie en distributie van APP en Aß in humane atherosclerotische plaques en in een model van atherosclerose; 2) de associatie met het induceerbare stikstofmonoxide synthase (iNOS); 3) de invloed van cholesterol en lipiden op de depositie van ?-amyloïd in modellen van APP overexpressie; 4) de interactie tussen APP processing en iNOS expressie; 5) het effect van Aß op de endotheelcelfunctie van bloedvaten. Deze gegevens zouden kunnen leiden tot een beter begrip van de rol van processing van APP, afkomstig van bloedplaatjes, in de destabilisatie en ruptuur van een atherosclerotische plaque en op de endotheelcelfunctie van bloedvaten. Organisaties: • Fysio-farmacologie • Fysiofarmacologie (FAR)
Onderzoekers: • Mark M E Kockx • Guido De Meyer • Arnold Herman • Hidde Bult
Onderzoek naar de functionele betrokkenheid van planthormonen bij de infectie met Plasmodiophora brassicae. Universiteit Antwerpen Abstract: Plasmodiophora brassicae is een galvormende pathogene schimmel die Brasicaceae infecteert. Dit onderzoeksproject beoogt een screening van de endogene planthormoonbalansen en -metabolisme in de gastheer in relatie tot het infectieproces en de galvorming. Deze informatie is noodzakelijk om te begrijpen hoe (a) een wijziging in endogene planthormonen resulteert in galvorming in de gevoelige cultivars en (b) resulteert in tolerantie voor P. brassicae. Organisaties: • Plantenbiochemie • Plantengroei en -ontwikkeling
Onderzoekers: • Els Prinsen
Isolatie, karakterisatie en functionele analyse van MSX homeobox genen. Universiteit Antwerpen Abstract: De MSX genfamilie is een familie van homeoboxgenen die betrokken zijn bij de embryonale ontwikkeling van verschillende species. In de mens zijn op dit ogenblik 2 MSX genen (MSX1 en MSX2) gekend, terwijl in de muis reeds 3 Msx genen (Msx1-3) werden geïsoleerd. Dit project beoogt de isolatie en karakterisatie van het humane MSX3 gen en eventuele additionele MSX genen om zo de exacte functie van deze genen en hun mogelijke betrokkenheid bij humane ziektes te achterhalen. Organisaties: • Centrum medische genetica • Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen - overige
Onderzoekers: • Wim Wuyts
Eonomische evaluatie van vaccinatieprogramma's tegen infecties die via de lucht worden overgedragen, gebaseerd op dynamische compartimentele simulatiemodellen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit onderzoeksproject is aan de hand van mathematische simulatiemodellen inzicht te verwerven in de epidemiologie en transmissiedynamiek van infecties die verspreid worden via de lucht en in de impact van vaccinatie hierop. Economische evaluaties van diverse vaccinatiestrategieën zullen een integraal onderdeel robnaken van deze modelleringen. De ontwikkelde methodologie en de resultaten uit de toegepaste analyses gebaseerd op dit onderzoek zullen relevant zijn voor binnen- en buitenlands gezondheidsbeleid en -onderzoek. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Pierre Van Damme
Experimenteel en celbiologisch onderzoek naar de onderliggende mechanismen verantwoordelijk voor het ontstaan van een mineralisatiedefect tengevolge blootstelling aan een aantal sporenelementen bij chronische nierinsufficiëntie. Universiteit Antwerpen Abstract: Bij patiënten met chronische nierinsufficiëntie kan de wisselwerking tussen de verminderde nierfunctie enerzijds en de verhoogde blootstelling aan een aantal sporenelementen zoals lanthaan, strontium en aluminium anderzijds, aanleiding geven tot het ontstaan van een mineralisatiedefect. In het kader van dit BOF project zullen we gebruikmakend van zowel in vivo (rattenmodel met chronische nierinsufficiëntie) als in vitro (mineraliserende osteoblastenculturen) setups nagaan in hoeverre de effecten geïnduceerd door hogergenoemde sporenelementen op de
botmineralisatie (i) resulteren uit louter fysicochemische, extracellulaire processen (ii) gemedieerd worden door interferentie van deze elementen met een aantal functionele parameters van de osteoblast (iii) beïnvloed worden door de graad van botturnover (adynamic bone vs. hyperparathyroidisme). Organisaties: • Nefrologie • Pathofysiologie
Onderzoekers: • Patrick D'Haese • Marc De Broe
Genetische associatiestudies met kandidaatgenen voor osteoporose. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project zal een genetische associatiestudie uitgevoerd worden met kandidaatgenen voor osteoporose. Botdensiteit wordt beïnvloed door meerdere genen in combinatie met omgevingsfactoren. Om de betrokkenheid van een aantal kandidaatgenen na te gaan, zullen polymorfismen opgespoord worden die vervolgens geanalyseerd zullen worden in een uitgebreide, uitstekend gekarakteriseerde set van individuen uit Noordoost Schotland. Organisaties: • Centrum medische genetica • Medische genetica van obesitas en skeletaandoeningen (MGENOS)
Onderzoekers: • Wim Van Hul
Dipeptidyl peptidase IV : identificatie van fysiologische substraten. Universiteit Antwerpen Abstract: Het voorgelegde project behelst het onderzoek naar de fysiologische substraten van het dipeptidyl peptidase IV (=CD26), een zeer specifiek aminopeptidase dat voorkomt in de bloedbaan en op gedifferentieerde epitheliale cellen. Het heeft tot doel na te gaan (1) welke natuurlijke peptiden worden gehydrolyseerd, (2) de splitsing kinetisch te karakteriseren en (3) de biologische gevolgen ervan te bestuderen. De nadruk wordt gelegd op peptide substraten uit de chemokine en glucagon superfamilie. Organisaties: • Klinische biochemie (farmacie) • Medische biochemie
Onderzoekers: • Ingrid De Meester
Effecten van omgevingsstress op het evolutionaire potentieel van ontwikkelingsstabiliteit. Universiteit Antwerpen Abstract: Ontwikkelingsstabiliteit wordt verondersteld een schatter te zijn van individuele genetische kwaliteit. Individuele onwikkelingstabiliteit kan op een ogenschijnlijk eenvoudige manier gemeten worden aan de hand van kleine afwijkingen van perfecte symmetrie (zgn. fluctuerende asymmetrie). In dit project wordt nagegaan wat de invloed is van omgevingsstress op de relatie tussen enerzijds de individuele genetische kwaliteit en anderzijds ontwikkelingsstabiliteit en fluctuerende asymmetrie. Organisaties: • Dierenecologie • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Stefan Van Dongen
Methodologie ter inschatting van de impact van PM2.5 en gassen in relatie tot de ontwikkeling van astma en allergie bij jonge volwassenen. Universiteit Antwerpen Abstract: In een eerder onderzoek van de geneeskundige partner is gebleken dat men in het centrum van Antwerpen dubbel zoveel astmaklachten waarnam dan in de zuidelijke agglomeratie. Een aantal bekende persoons- en omgevingsgebonden factoren konden slechts gedeeltelijk dit verschil verklaren. Daarom zal in dit projectvoorstel getracht worden om in Vlaanderen de impact van bepaalde polluenten (in de eerste plaats PM2.5, d.i. de fractie van atmosferische stofmet een diameter beneden 2.5 micrometer) op de ademhalingsgezondheid te bepalen. Hiertoe zal door de chemische partner in een aantal representatieve residentiële woningen de binnenlucht bemonsterd worden en de concentratie van PM2.5 en de samenstelling van de gasfase bepaald worden. Ook in de corresponderende buitenlucht zal de concentratie aan PM2.5 nagegaan worden. Zo kan voor de betrokken proefpersonen de individuele blootstelling worden berekend. De bekomen stalen zullen gescreend worden op de aanwezigheid van een geselecteerde groep van polluenten (polycyclische aromatische waterstoffen en hun nitro-analogen; HNO2 en NO2). De luchtmetingen zullen genomen worden in de woningen van een steekproef van deelnemers aan het vervolgonderzoek van de European Community Respiratory Health Survey (ECRHS). Het medische gedeelte van dit onderzoek zal uitgevoerd worden met partiële steun van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen. De ECRHS zal plaatsvinden in dezelfde gebieden als in vorig onderzoek, aangezien hier reeds grote verschillen in ademhalingsklachten en allergie tussen de verschillende gebieden gevonden werden en deze verschillen konden niet verklaard worden door verschillen in persoonlijke risicofactoren. De bernonsteringsplaatsen voor de buitenluchtmetingen zullen dus op representatieve plaatsen in deze gebieden (rooster) gekozen worden. Voor de binnenlucht zal zoveel mogelijk in de huizen van de proefpersonen worden gemeten. Door nu ook de luchtverontreiniging (met name PM2.5) te meten, zal een inschatting gemaakt kunnen worden van het effect van een verandering van de PM2.5 (zowel in buiten- als in binnenlucht) op het voorkomen van ademhalingsklachten en allergie op de Vlaamse bevolking. Organisaties: • Micro- en Sporenanalyse • AXES
Onderzoekers: • Rene Van Grieken
Methodologie ter inschatting van de impact van PM2.5 en gassen in relatie tot de ontwikkeling van astma en allergie bij jonge volwassenen. Universiteit Antwerpen Abstract: In een eerder onderzoek van de geneeskundige partner is gebleken dat men in het centrum van Antwerpen dubbel zoveel astmaklachten waarnam dan in de zuidelijke agglomeratie. Een aantal bekende persoons- en omgevingsgebonden factoren konden slechts gedeeltelijk ditverschil verklaren. Daarom zal in dit projectvoorstel getracht worden om in Vlaanderen de impact van bepaalde polluenten (in de eerste plaats PM2.5, d.i. de fractie van atmosferische stofmet een diameter beneden 2.5 micrometer) op de ademhalingsgezondheid te bepalen. Hiertoe zal door de chemische partner in een aantal representatieve residenti~le woningen de binnenlucht bemonsterd worden en de concentratie van PM2.5 en de
samenstelling van de gasfase bepaald worden. Ook in de corresponderende buitenlucht zal de concentratie aan PM2.5 nagegaan worden. Zo kan voor de betrokken proefpersonen de individuele blootstelling worden berekend. De bekomen stalen zullen gescreend worden op de aanwezigheid van een geselecteerde groep van polluenten (polycyclische aromatische waterstoffen en hun nitro-analogen; HNO2 en NO2). De luchtmetingen zullen genomen worden in de woningen van een steekproefvan deelnemers aan het vervolgonderzoek van de European Comrnunity Respiratory Health Survey (ECRHS). Het medische gedeelte van dit onderzoek zal uitgevoerd worden met parti~le steun van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen. De ECRHS zal plaatsvinden in dezelfde gebieden als in vorig onderzoek, aangezien hier reeds grote verschillen in ademhalingsklachten en allergie tussen de verschillende gebieden gevonden werden en deze verschillen konden niet verklaard worden door verschillen in persoonlijke risicofactoren. De bernonsteringsplaatsen voor de buitenluchtmetingen zullen dus op representatieve plaatsen in deze gebieden (rooster) gekozen worden. Voor de binnenlucht zal zoveel mogelijk in de huizen van de proefpersonen worden gemeten. Door nu ook de luchtverontreiniging (met name PM2.5) te meten, zal een inschatting gemaakt kunnen worden van het effect van een verandering van de PM2.5 (zowel in buiten- als in binnenlucht) op het voorkomen van ademhalingsklachten en allergie op de Vlaamse bevolking. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Joost Weyler
Evaluatie van beleidsscenario's met betrekking tot fijn stof (PM2.5). Universiteit Antwerpen Abstract: De gevolgen voor de volksgezondheid van luchtverontreiniging door deeltjes wordt nu als een belangrijk thema voor het beleid erkent, maar er zijn nog belangrijke onzekerheden m.b.t. de verklaring van deze impacts, en welke kenmerken van de deeltjes hiervoor verantwoordelijk zijn. Voorgesteld onderzoek wil in de context van deze onzekerheid prioritaire "no- regret" beleidsmaatregelen identificeren, dit zijn maatregelen die -rekening houdend met bovenvermelde onzekerheden - het meest relevant zijn om de impacts in Vlaanderen te beperken. Hiertoe zal uit een kritisch overzicht van de internationale kennis op gebied van de effecten en mechanismen van fijn stof verschillende hypotheses worden geïdentificeerd. Ten tweede zal een stand van zaken worden opgemaakt met betrekking tot de bronnen en verspreiding van fijn stof. De hierbij vastgestelde leemtes zullen we aanvullen via het uitvoeren van bijkomende metingen en analyses. Op basis van deze geactualiseerde informatie kunnen we dan de baten van verschillende beleidsmaatregelen doorrekenen aan de hand van geactualiseerde verspreidings- en impact modellen. Uit deze resultaten kunnen we tenslotte een set van no-regret beleidsmaatregelen identificeren, in functie van verschillende verklaringsmechanismen voor de schadelijkheid van deeltjes. Organisaties: • Micro- en Sporenanalyse • AXES
Onderzoekers: • Rene Van Grieken
Activiteiten met betrekking tot de preventie van hepatitis B in Centraal en Oost-Europa en de NOS. Universiteit Antwerpen Abstract: Deze activiteiten omvatten de financiering van de vertaling van engelstalige publicaties van de VHPB in het Russisch, de deelname van een aantal experten op gebied van virale hepatitis in Centraal en Oost Europa aan de VHPB vergaderingen en de organisatie van een VHPB congres in Kiev , juni 2001, over het onderwerp: introductie van een universeel hepatitis B vaccinatiecampagne in de landen van Centraal en OostEuropa en de NOS. De organisatie van deze congressen past in het kader van de activiteiten van het wetenschappelijk secretariaat van de VHPB binnen de vakgroep Epidemiologie en Sociale Geneeskunde. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Pierre Van Damme
Nieuwe richtingen in de behandeling van kanker Universiteit Antwerpen Abstract: Het is duidelijk dat de huidige opties gebruikt om kanker te behandelen niet in staat zijn om veel patiënten met deze ziekte te genezen. Er is een nood naar de ontwikkeling van nieuwe behandelingsstrategieën, gebaseerd op concepten, die verschillen van of complementair zijn aan de klassieke therapiemodaliteiten. In dit interuniversitair project, zal er experimenteel werk verricht worden om drie veelbelovende lijnen te onderzoeken die kunnen leiden tot nieuwe opties in de behandeling van kanker: immunotherapie gebruikmakend van tumorpeptiden en/of dendritische cellen, anti-angiogenetische behandeling en anti-lipogene therapie. Organisaties: • Hematologie en bloedtransfusie • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Zwi Berneman
Het pulmonaal neuroendocrien systeem in neuronaal stikstofoxidesynthase-gen knock-out muizen. Universiteit Antwerpen Abstract: Functioneel morfologisch onderzoek van pulmonale NEBs bij nNOS-gen knock-out muizen moet ons in staat stellen om conclu-sies te kunnen trekken over de mogelijke rechtstreekse betrokkenheid van intrinsieke pulmonale nitrerge neuronen bij de perifere zuurstof-perceptie door NEBs. De allernieuwste twee-foton laser scanning microscoop zal gebruikt worden voor de microscopische visualisatie van fysiologische reacties van NEBs in vitro Organisaties: • CEL- EN WEEFSELLEER • Laboratorium voor celbiologie en histologie
Onderzoekers: • Dietrich Scheuermann • Dirk Adriaensen
Functioneel morfologische studie van de interactie tussen neuronale en niet-neuronale elementen in verband met slokdarmmotiliteit. Universiteit Antwerpen Abstract: De voornaamste doelstellingen van dit project zijn de studie van 1. de correlatie tussen morfologische en fysiologische karakteristieken van intrinsieke slokdarmneuronen en 2. de rol van de aanwezigheid van interstitiële cellen van Cajal in dit deel van de tractus digestivus.
Organisaties: • CEL- EN WEEFSELLEER • Laboratorium voor celbiologie en histologie
Onderzoekers: • Jean-Pierre Timmermans • Dirk Adriaensen
Identificatie en karakterisatie van genen verantwoordelijk voor erfelijke doofheid en vestibulaire stoornissen. Universiteit Antwerpen Abstract: In het morfologisch luik van dit project zal met behulp van immunocytochemische technieken de cellulaire lokalisatie en het expresssiepatroon van het DFNA5 gen product nagegaan worden. Organisaties: • CEL- EN WEEFSELLEER • Laboratorium voor celbiologie en histologie
Onderzoekers: • Jean-Pierre Timmermans
Gene flow en effectieve populatiegrootte in niet-evenwichtssituaties. Universiteit Antwerpen Abstract: Het behoud van genetische variatie is een cruciale doelstelling in het lange-termijnbeheer van vrijlevende populaties. Schattingen van effectieve populatiegrootte en gene flow zijn vaak gebaseerd op assumpties over evenwicht tussen mutatie, gene flow en drift, en niet toepasbaar op sterk fluctuerende of afnemende populaties. In dit project worden tijdreeksen van genetische stalen van vogels en zoogdieren gebruikt om methodes uit te testen die genetische parameters berekenen in niet-evenwichtscondities. Organisaties: • EVOLUTIONAIRE BIOLOGIE • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Ronald Verhagen • Herwig Leirs
Klinische toepassing van intensiteits-gemoduleerde radiotherapie (IMRT) in longkanker: monte carlo dosisberekening en dynamische multileaf collimatie Universiteit Gent Abstract: Recente onderzoeksresultaten zullen klinisch geïmplementeerd worden voor de optimalisatie en kwaliteitsborging van de stralingsdosis bij de multidisciplinaire behandeling van longkanker. De optimale dosisverdeling wordt berekend bij middel van monte carlo simulaties en zal adaptief bepaald worden op basis van multimodale beeldvorming van radioresistentie, radiosensitiviteit en therapierespons. Effecten van dosisescalatie en ?deëscalatie worden bestudeerd. Organisaties: • Vakgroep Radiotherapie en Experimenteel Kankeronderzoek
Onderzoekers: • Hubert Thierens • Carlos De Wagter • Wilfried De Neve
Onderzoek naar talige en niet-talige informatieverwerkingsmechanismen en interacties met het werkgeheugen bij numerieke cognitie Universiteit Gent Abstract: Dit project gaat na welke de samenhangen zijn tussen getalverwerking, taalverwerking en het werkgeheugen. Dit is mogelijk omdat getallen niet alleen in Arabische vorm voorkomen, maar ook als woorden geschreven kunnen worden, en omdat getallen in allerhande taken gebruikt worden (bijv. rekenen) waarbij het werkgeheugen betrokken is. Dit moet ons toelaten om (a) een beter inzicht te verkrijgen in de manier waarop getallen en woorden verwerkt worden, en (b) een duidelijker beeld te krijgen op de bijdrage van het werkgeheugen bij verschillende taken. Organisaties: • Vakgroep Experimentele psychologie
Onderzoekers: • Wim Fias
Onderzoek naar talige en niet-talige informatieverwerkingsmechanismen en interacties met het werkgeheugen bij numerieke cognitie Universiteit Gent Abstract: Dit project gaat na welke de samenhangen zijn tussen getalverwerking, taalverwerking en het werkgeheugen. Dit is mogelijk omdat getallen niet alleen in Arabische vorm voorkomen, maar ook als woorden geschreven kunnen worden, en omdat getallen in allerhande taken gebruikt worden (bijv. rekenen) waarbij het werkgeheugen betrokken is. Dit moet ons toelaten om (a) een beter inzicht te verkrijgen in de manier waarop getallen en woroden verwerkt worden, en (b) een duidelijker beeld te krijgen op de bijdrage van het werkgeheugen bij verschillende taken. Organisaties: • Vakgroep Experimentele psychologie
Onderzoekers: • André Vandierendonck • Wim Fias
Invasie en biodiversiteit in graslanden en perceelsranden Universiteit Gent Abstract: Het project bestudeert de botanische evolutie en de faunistische evolutie in akkerranden in functie van het beheer. Organisaties: • Vakgroep Plantaardige productie
Onderzoekers: • Dirk Reheul
LAQUAN: Laat-Kwartaire klimaathistoriek van Antarctische kustmilieus: een multi-proxy benadering Universiteit Gent
Abstract: LAQUAN: heeft tot doel een bijdrage te leveren tot de studie van de Laat-Kwartaire klimaatgeschiedenis van contrasterende Antarctische milieus (Alexander Island en de Larsemann Hills), via een onderzoek gebaseerd op een multiproxy, multi-site beandering van sedimenten van kustmeren. Hiertoe worden moleculaire merkers en inferrentiemodellen op basis van microfossielen (oa diatomeeën) en biomolecuelen ontwikkeld. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Wim Vyverman
Het genereren van een induceerbare 'knock-out' voor de 5-HT7-receptor Universiteit Gent Abstract: Er zijn sterke aanwijzingen dat de 5-HT7-receptor betrokken is bij slaapstoornissen, schizofrenie, angst en depressie. Veel van deze studies zijn echter uigevoerd met niet-selectieve liganden. Een alternatieve aanpak om de functie van deze receptor te achterhalen bestaat erin de aanwezigheid van dit eiwit op een gecontroleerde manier uit te schakelen. Wij willen dit bereiken door een transgene muis, waarbij een deel van het 5-HT7-gen geflankeerd wordt door loxP-sequenties, te kruisen met een muis waarbij een hersenspecifieke en doxycycline-induceerbare expressie van Cre-recombinase mogelijk is. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Guy Haegeman
Rol van de antioxidans enzymen in de pathogenese van glomerulaire fibrose bij niersufficiëntie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Reactieve zuurstofradicalen spelen waarschijnlijk een belangrijke rodl in het ontstaan van glomerulosclerose. In een aantal experimentele modellen van chronisch nierfalen bij de rat worden een verhoogde productie van ROI en een verminderde antioxidans status waargeneomen. toediening van vitamine E en/of de ACE inhibitor, enalapril, leidt toto een verbetering van de glomerulosclerose met ongeveer 50% tegelijkertijd wordt bescherming van de activiteit van antioxidans enzymen in de totale cotex en/of glomeruli waargenomen. teneinde sneer de invloed van medicatie op de glomerulosclerose n op de antioxidans status te kunnen bestuderen, onderzoeken we een muizenmodel, waarbij reeds na 20 dagen glomerulosclerose optreedt doelsteelingen van dit project: 1) ontwikkelen van een muizenmodel met glomerulosclerose om snel de invloed te kunnen onderzoeken van medicatie met ROI scavenger eigenschappen op antioxidans status en matrixvorming. Dit kan zowel inzicht bieden in de mechanismen die leiden tot sclerose als tot nieuwe benaderingen in de preventie van nierinsufficiëntie. 2. Rechtstreeks aantonen van ROI in vivo . 3) Meten van de concentratie van GSH en geperoxideerde lipiden in cortex en glomeruli als maat voor de aanwezigheid van ROI; aantonen van geperoxideerde lipiden op de antioxidans status en de ontwikkeling van sclerose in rattenmodellen van chronisch nierfallen. Verbetern van de techniek om RNA te isoleren uit glomeruli aangetast door sclerose. Organisaties: • Inwendige Geneeskundige Specialiteiten • Anatomie
Onderzoekers: • CHRISTIANE VAN DEN BRANDEN • DIERIK VERBEELEN
Convergente adaptieve radiaties in Ranidae: implicaties voor biogeografie, overleven van de Krijt-Tertiair extinctie, en de evolutie van boomkikkers. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Na de splitsing van Gondwana kende India een langdurige geïsoleerde evolutie tot een botsing met het continent (ca. 55 miljoen jaar geleden) de vorming van de Himalaya tot gevolg had. Gezien het enorme vulkanisme op geïsoleerd India tijdens de Krijt-Tertiair overgang,wordt algemeen aanvaard dat de Indische herpetofauna bestaat uit een radiatie van Afrikaanse en Orientaalse elementen, die zich over het subcontinent verspreid hebben via een Noord-Zuid migratie. Onze preliminaire moleculaure resultaten wijzen er echter heel sterk op dat de Indische Amphibia niet via het Noorden zin binnengekomen, maar reeds op India aanwezig waren tijdens de drift van dit continent van Africa naar Eurasia. recent toonden we aan dat endemisme op hogerniveau op het Indische subcontinent minsten drie verschillende oorsprongen heeft, ondanks de gemeenschappelijke adaptaties aan het leven stromend water in die genera. Met dit onerzoek willen we dmv cladistische analyse van moleculaire data volgende hypotheses te testen: 1) de huidige Ranidae zijn het gevolg van een beperkt aantal adaptieve radiaties op Africa, Madagascar en India. 2) Het endemise op India is het gevolg van de lange isolatie van Indie. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MARIE-HERMANDE DARO • Franky BOSSUYT
Transplantatie en cryopreservatie van testiculaire kiemcellen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: I Inleiding De behandelingsmogelijkheden voor kwaadaardige aandoeningen, in casu chemotherapie, laten heden hoge overlevingskansen toe. Hierdoor is er ook een toenemende belangstelling voor de levenskwaliteit na genezing. Organisaties: • Embryologie en Menselijke Genetica
Onderzoekers: • ANDRE VAN STEIRTEGHEM
Wisselwerking tussen het renine/angiotensine/aldosterone systeem en de L-arginine-NO 'pathway' in de renale hemodynamiek en in de water en zout huishouding. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Wij bestudeerden in het verleden de rol van dopamine receptoren in de zouthuishouding en de renale hemodynamiek. Zo werden oa. de renale en hemodynamische effecten van de D1-agonist fenoldopam dierenxperimenteel onderzocht bij Wistar-Kyoto ratten en bij spontaan hypertensieve ratten. SHR. Dit suggereert dat een deficientie van het renaal dopamine systeem inderdaad de renale zouthuishouding verstoort en dus mogelijk betrokken is in de natriumretentie die bij de hypertensieve ratten gezien wordt Schoors & Dupont, 1993. Studies met voorbehandeling met L-NAME, een inhibitor an het NO synthase, suggereerden dat NO geen belangrijke rol speelt in de natriuretische respons op fenoldopam, maar weld interfeerde met de renale homodynamische respons Wagemans & Dupont 1997. Deze studies toonden dus dat er een interactie bestaat tusen het renale dopaminerge systeem en het renine-angiotensine systeem in de regulatie van de renaal vasculaire weerstand en de zouthomeostase. reente studies tonen dat nitric oxide NO een modulator is van de vasculaire ACE-acticiteit. Wij wensan verdere studies uit te voeren aangaande de
interrelatie tussen de verschilende systemen die hun belang hebben in de renale hemodynamiek en renale zout uitscheiding. Meer in bijzonder gaat, in eerste instantie, onze bijzondere andacht uit nar de relatie tussen angiotensine en NO. Organisaties: • Farmacologie
Onderzoekers: • ALAIN DUPONT
Infectie, infectiecontrole, infectiepreventie in de endodontie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het succes van een wortelkanaalbehandeling varieert tussen 50 en 95% en kan bepaald zijn voor de lange-termijn succes van een tandheelkundige behandeling, het algemeen comfort en welzijn en de gezondheid van de patiënt. Van groot belang is de ontsmetting van het wortelkanaalsysteem, de dichtheid van de kanaalvulling en de kwaliteit van de afdekkende resauratie. Deze drie factoren worden in een studie, ten dele in vitro, en ten dele klinisch bestudeerd. in het vitro-gedeelte worden verschillende technieken voor het ontsmetten van wortelkanalen onderzocht en een eficiën en weinig schadelijk middel gezocht. Dit kan in een tweede fase aan de hand van een klinische studie worden bevestigd. Verder wordt de afdichting van de wrtelkanaakvulling tegen het binnendringen van microorganismen vanuit de mondholte bestudeerd. Ten slotte wordt de kwaliteit van de coronale vulling aan de hand van klinische kriteria gerelateerd aan de klinische kwaliteit van de coronale restauratie. Organisaties: • Conserverende en Prothetische Tandheelkunde
Onderzoekers: • PETER BOTTENBERG
Karakterisatie van het onzuiverheidsprofiel van farmaka: een gecombineerde chromatografische en chemometrische benadering. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De karakterisatie van onzuiverheden in een nieuw farmakon is beangrijk omwille van de bescherming van de patiënt tegen ongewenste nevenwerking. Alle stoffen die als onzuiverheid voorkomen in een farmaceutisch bestanddeel met een concentratie van meer dan 0,1 of 01,05% moeten gekarkteriseerd worden. Het betreft de stoffen die onstaan tijdens een synthese, zuiveringen of bewaring. in het beoogde stadium van onderzoek van een farmakon kent men de onzuiverheden nog niet. Het project beoogt de samenstelling van een optimale generische batterij van chromatografische methoden gekoppeld aan chemometrische peak purity technieken en een strategie die toelaat de gegevens autopmatisch te verwerken om het onzuiverheidsprofiel op te stellen. Het project bestaat uit drie delend namelijk: - het verder ontwikkelen van chemometrische peak purity technieken - het ontwerpen van een generische batterij orthogonale chromatografietesten en het valideren ervan - het ontwerpen van een expertsysteem dat toelaat de informatie uit de verschillende chromatogrammen en peak purity testen om te zetten in een onzuiverheidsprofiel. Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie
Onderzoekers: • DESIRE MASSART • JOHANNA VERBEKE
Snelle en orthogonale chromatografie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In verschillende farmaceutisch analytische situaties is er nood aan de ontwikkeling van orthogonale batterijen chromatografische methoden. Met orthogonale methoden wordt bedoeld dat de chromatografische systemen verschillende informatie omtrent de stof geven, m.a.w. dat het retentiegedrag van de stoffen te wijten is aan verschillende oorzaken. Om orthogonale systemen te selecteren zal een groot aantal stoffen of stalen onderworpen worden aan een chromatografische karakterisatie. Het feit dat dit bovendien gedaan wordt voor meerdere chromatografische systemen betekent dat het belangrijk is over snelle methoden te beschikken. Het gebruik van korte kolommen is dus aanbevolen. De bedoeling van dit project is na te gaan hoe men dergelijke sets van chromatografisch snelle en orthogonale methoden optimal kan ontwerpen en hoe men de erkregen informatie kan analyseren. Een te onderzoeken toepassing is de karakterisatie van onzuiverheden in een (kandidaat) farmakon. Het probleem waarvoor men staat is dat men de onzuiverheden op dat stadium niet kent (noch hun aantal, noch hun structuur) en dat men dus ook niet met standaarden een geschikte chromatografische methode kan otnwikkelen. Om zeker te zijn dat geen onzuiverheid aanwezig is onder de piek van het hoofdbestanddeel of onder deze van een andere onzuiverheid, wendt men meerdere chromatografische methoden aan, gecombineerd met chemometrische peak purity technieken. Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie
Onderzoekers: • DESIRE MASSART • Yvan VANDER HEYDEN
Vergelijkende studie van het effect van sonisch versus ultrasonisch scalen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In de recente medische literatuur zijn reeds verschillende studies verschenen die het effect aantonen van de parodontale therapie in de behandeling van klinische symptomen van adulte parodontitis. Een behandeling bestaande uit mondhygiëne instructies en supra- en subgingivale reiniging kan de parodontale toestand effectief verbeteren. gedurende de laatste jaren werden verschillende types sonische scalers op de markt gebracht als alternatief voor ultrasonische scalers en handinstrumenten. Het doel van deze studie is het effect van vier verschillende behandelingsmogelijkheden te vergelijken bij een groep vna patiênten met adulte parodonitis. Er zal vergelijking worden gemaakt tussen ultrasonisch scalen, ultrasonisch scalen n combinatie met handinstrumenten, sonisch scalen en sonisch scalen in combinatie met handinstrumenten Organisaties: • Stomatologie, Orthodontie en Parodontologie
Onderzoekers: • MEHRAN MORADI SABZEVAR
Rol van de functionele status van beta cellen in de pathogenese van diabetes Vrije Universiteit Brussel Abstract: Volgens onze werkhypothese beïnvloeden omgevingsfactoren het fenotype van de insulinehoudende B-cellen, en bepalen op deze manier het al dan niet ontstaan van celspecifieke wijsigingen in functie en structuur. De karakterisatie van extra cellulaire merkers der B-cel fenotypes kan helpen bij het stellen van vroege en etiologische diagnoses van diabetes. Inzicht in hun celbiologisch basis kan een doelwit aanduiden voor therapeutische interventies. In dit perspectief zullen we de invloed onderzoeken van fatoren die -direct of indirect - geassocierd werden met het ontstaan van type 1 of type 2 diabetes. We zullen nagaan of een B celdestructie tijdens een inflammatoir proces kan bevorderd door fenotype wijziginegn, hetzij door de ffecten van naburige ductale cellen en inflammatoire cytokines hetzij door de metabole toestand der cellen.
Daarnaast zal onderzocht worden of een B celdysfunctie het gevolg kan zijn van een fenotype wijziging door langdurige blootstelling aan hoge gehaltes glucose en LDL/VLDL. Tijdens sit in vitro onderzoek zullen extra cellulaire merkers worden geïndentificieerd voor de verschillende fenotypes. Deze gegevens moeten het dan mogelijk maken om de functionele toestand van de b cel populatie te evalueren in vivo en in weefselsecties. Organisaties: • Pathologische Biochemie en Fysiologie
Onderzoekers: • DANIEL PIPELEERS
Invloed van histone deacetylase inhibitoren op het fenotype van hepatocyten in cultuur, en studie van de biotransformatie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Hepatocyten en hun culturen zijn in de preklinische ontwikkelingsfase van geneesmiddelen belangrijke in vitro modellen. Echt fenotypische veranderingen treden op zodat hun specifieke biotransformatiecapaciteit verminderd tot expressie komt. De hypothese dat mediumfactoren die de progressie van de cellen in de celcyclus beïnvloeden, mogelijks een rol spelen in de differentiatietoestand van de hepatocyten werd niet onderzocht. Het doel van dit onderzoek is daarom: a) onderzoeken of oplosbare mediumfactoren behorende tot de groep der histone deacetylase inhibitoren die selectief een aantal stappen in de celcyclus inhiberen, een effect hebben op het gedifferentieerde fenotype van volwassen hepatocyten in cultuur en aldus toelaten om een nieuwe cultuurmethode van stabiele hepatocyten te ontwikkelen. b) ophelderen van het biotransformatiepatroon van trichostatine A en structuuranalogen die behoren tot de HDI groep. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • VERA ROGIERS
Rol van reactieve zuurstofintermediairen en antioxidans enzymen in de pathogenese van glomerulaire en interstitiële fibrose bij nierinsufficiëntie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Reactieve zuurstofradicalen spelen waarschijnlijk een belangrijke rodl in het ontstaan van glomerulosclerose. In een aantal experimentele modellen van chronisch nierfalen bij de rat worden een verhoogde productie van ROI en een verminderde antioxidans status waargeneomen. toediening van vitamine E en/of de ACE inhibitor, enalapril, leidt toto een verbetering van de glomerulosclerose met ongeveer 50% tegelijkertijd wordt bescherming van de activiteit van antioxidans enzymen in de totale cotex en/of glomeruli waargenomen. teneinde sneer de invloed van medicatie op de glomerulosclerose n op de antioxidans status te kunnen bestuderen, onderzoeken we een muizenmodel, waarbij reeds na 20 dagen glomerulosclerose optreedt doelsteelingen van dit project: 1) ontwikkelen van een muizenmodel met glomerulosclerose om snel de invloed te kunnen onderzoeken van medicatie met ROI scavenger eigenschappen op antioxidans status en matrixvorming. Dit kan zowel inzicht bieden in de mechanismen die leiden tot sclerose als tot nieuwe benaderingen in de preventie van nierinsufficiëntie. 2. Rechtstreeks aantonen van ROI in vivo . 3) Meten van de concentratie van GSH en geperoxideerde lipiden in cortex en glomeruli als maat voor de aanwezigheid van ROI; aantonen van geperoxideerde lipiden op de antioxidans status en de ontwikkeling van sclerose in rattenmodellen van chronisch nierfallen. Verbetern van de techniek om RNA te isoleren uit glomeruli aangetast door sclerose. Organisaties: • Inwendige Geneeskundige Specialiteiten • Anatomie
Onderzoekers: • CHRISTIANE VAN DEN BRANDEN • DIERIK VERBEELEN
Vergelijking van dissolutieprofielen van farmaca. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het is de bedoeling van het project een vergelijking te maken tussen verschillende methodes voor het vergelijken van dissolutieprofielen van farmaka. Dit vereist ee grondig en systematisch onderzoek van de bestaande methoden. Daarnaast zullen nieuwe benaderingen op basis van hoofdcomponentenanalyse voorgesteld worden. Aandacht zal onder andere besteed worden aan: - de x- en de B-fouten van de verschillende testmethoden.- de te testen nulhypothese. Inderdaad niet de klassieke nulhypothese maar wel de intervalhypothese lijkt hier het meest geschikt. Deze laatste is gebaseerd op confidentieintervallen en vereist dat tolerantielimieten voor de similariteit van de dissolutieprofielen gespecifieerd worden. Nagegeaan zal worden in heoverre de bootstrap methode bruikbaar is om confidentielimieten vast te leggen. - het effect van uitbijters of ontbrekende waarden. - de invloed van het aantal tijdstippen waarop gemeten wordt. Er zal daarvoor eerst gewerkt worden met gestimuleerde dissolutiecurven omdat deze toelaten om onder gecontroleerde voorwaarden verschillende situaties te bestuderen. De resultaten daarvan moeten dan geëvalueerd worden aan de hand van reële dissolutiecurven. Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie
Onderzoekers: • JOHANNA VERBEKE
Ontwikkeling van vaccinatiestrategieën op basis van het lipoproteine I van pseudomonas aeruginosa. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een van de belangrijkste doelen in vaccinatietechnologie is antigenen op een geschikte manier aan het immuun systeem te presenteren zodat een goede protectieve immuniteit kan opgewekt worden. in deze context is de ont
Onderzoekers: • PATRICK DE BAETSELIER
Antagonist-AT 1 receptor interacties : opheldering van een nieuw moleculair mechanisme. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De hypertensieve werking angiotensine II (AII) geschiedt via receptoren van het AT-type. Ter bescherming van het cardiovasculair systeem werden reeds verschillende AT receptoren antagonisten ontwikkeld. De aandacht werd gevestigd op het bestaan van 'insurmountable' antagonisten die de maximale reposiviteit van de receptoren tot AII verminderen. CHO-AT1 cellen laten radioligand binding en functionele experimenten onder strikt dezelfde condities toe. Ze vormen daardoor een ideaal systeem om de farmacologische eigenschappen van de AT1 receptoren nauwkeurig te omschrijven. Met deze cellen hebben we reeds enkele opmerkelijke oorspronkeijke gegevens bekomen. We toonden aan dat alle antagonisten copetitief zijn, zowel onderling als met AII en dat het 'insurmountable' karakter van antagonisten zoals candesartan EXP3741 te wijten is aan hun trage dissociatie van de receptor. Alhoewel inactief, kan de antagonistgebonden receptor een snel- en een traag-dissocierende toetand aannemen en, bij evenwicht, is hun verhouding afhankelijk van de gebonden antagonist. Onderzoek op cellulair en moleculair niveau wordt nu ondernomen te verklaring van de verschillende toestand van het antagonist-AT1 receptor compllex. Organisaties: • Moleculaire en Biochemische Farmacologie • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • PATRICK VANDERHEYDEN • FREDERIK FIERENS • Tam LE MINH • JEAN-PAUL DE BACKER • GEORGES VAUQUELIN
Gestabiliseerde deconvolutie voor inverse problemen, toegepast op lineaire (magnetische resonantie beeldvorming) en niet-lineaire (ground penetrating radarbeeldvorming) beeldreconstructie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Abstract enkel in het Engels beschikbaar. Organisaties: • Elektronica en Informatica
Onderzoekers: • JAN CORNELIS
Invloed van histone deacetylase inhibitoren op het fenotype van hepatocyten in cultuur, en studie van de biotransformatie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Hepatocyten en hun culturen zijn in de preklinische otnwikkeligsfase van geneesmiddelen belangrijke in vitro modellen. Echter fenotypische veranderingen treden op zodat hun specifieke biotransformatiecapaciteit verminderd tot expressie komt. De hypothese dat mediumfactoren, die de progressie van de cellen in de celcyclus beïnvloeden, mogelijks een rol spelen in de differentiatietoestand (biotransformatie van xenobiotica) van de hepatocyten werd niet onderzocht. Het doel van dit onderzoek is daarom: a) onderzoeken of oplosbare mediumfactoren behorende tot de groep der histone deacetylase inhibitoren (HDI), die selectief een aantal stappen in de celcyclus inhiberen, een effect hebben op het gedifferentieerde fenotype van volwassen hepatocyten in cultuur en aldus toelaten om een nieuwe cultuurmethode van stabiele hepatocyten te ontwikkelen b) ophelderen van het biotransformatiepatroon van trichostatine A en structuuranalogen die behoren tot de HDI groep. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • VERA ROGIERS
Relatiemarketing: De impact van 'de individuele neiging van de consument om relaties aan te gaan' op de effectiviteit van relatiemarketing. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De Laatste jaren stapt men binnen marketing communicatie steeds meer af van massa communicatie. Een van de redenen hiervoor is de lage effectiviteit ervan te wijten aan media clutter enerzijds en de veranderende consument anderzijds. door de recente ontwikkelingen in inforaticaen communicatietechnologie stijgen de mogelijkheden in interactieve communicatie. Dit laatste wordt algemeen als de grote uitdaging en de grote opportuniteit gezien. Interactieve communicatie en daaruit voortvloeiend de toegenomen mogelijkheid om lange termijn relaties op te bouwen met de voor het bedrijf waardevolle klanten staat voor de meeste bedrijven hoogop de agenda. Dit laatste wordt ook wel relatiemarketing genoemd. Met de intrede van relatiemarketing wordt de focus herlegd van klanten acquisitie naar klanten retentie. Uit de iteratuur en uit eigen lopend onderzoek blijkt echter dat niet alle consumenten zo gebrand zijn op het aangenaal van relaties. De bedoeling van het voorgesteld onderzoek is enerzijds een valide en betrouwbare schaal op te stellen om de idividuele neiging van de consument om relaties aan te gaan' te meten, en anderzijds na te gaan wat de impact s van verschillen in deze relatieneiging op relatiemarketing binnen een retail context. met anere woorden, er zal getracht worden te achterhalen hoe mensen verschillen op dit persoonlijkheidskenmerk het best benaderd worden om hen als tevreden, lange termijn klanten te kunnen behouden. Organisaties: • Bedrijfseconomie en Strategisch Beleid
Onderzoekers: • Maggie GEUENS
Electromyografische analyse van diverse valbewegingen als ondersteuning voor het ontwerpen van een intelligent valalarmsysteem. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project dient ald ondersteuning van een goedgekeurd STWW-project voor de realisatie van een 'intelligente alarmgever' voor valbewegingen en conclusies. Dit toestel detecteert en analysert bewegingen en zijn versnellingen. Het is hierbij de bedoeling dat door patroonherkenning de drager op tijd over een nakend valbeweging kan gealarmeerd worden. ter ondersteuning van de accelerometrische data werd gedacht de bewegingsinformatie met electromyografische metingen aan te vullen. Bij intrinsieke evenwichtsverstoringen wordt de valbewegingen niet door een extreme oorzaak in gang gezet, maar door een voorafgaandelijk wegvallen van voor evenwicht vereiste of door het ontstaan van evenwicht vereiste of door het ontstaan van evenwichtverstorende spierspanningen. Deze verandering in spieractie voorafgaandelijk aan een valbeweging opsporen en correleren met de accelerometrische signalen moet leiden tot een eventuele voospelling van een nakende valbeweging net zoals seismologische signalen een nakende aardbeving kunnen aankondigen Organisaties:
• Biometrie en Biomechanica
Onderzoekers: • BARTOLD VAN GHELUWE
Quantificatie van de functionele instabiliteit van de knie door plotse balansverstoring na conservatieve of chirurgische behandeling van ligamentiare laesies als gevolg van een traumatische kniedistorsie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Er is een toenemende druk van overheid en gezondheidszorg om de effecten van therapeutische handelen te objectiveren. Evidence based medicine kan slechts mogelijk worden wanneer men beschikt over betrouwbare en gevalideerde meetinstrumenten. De kwaliteit van de gewrichtsstabiliteit in de knie wordt voornamelijk beschreven in functie van normale of afwijkende mobiliteit, de zogenaamde mechanisme stabiliteit die Röntgenologisch of instrumentaal kan worden geregistreerd. Bij de meerderheid van patiënten met instabiliteitsklachten kan geen afwijkende mobiliteit worden aangetoond. De zogenaamde functionele instabiliteit, dit is de mate waarin een individu tijdens de activiteiten van het dagelijks leven gehinderd is vanwege en gemis aan betrouwbare stabiliteit van de knie is in de wetenschappelijke literauut onvoldoende onerbouwd. Aan de hand van balansverstoring van de knie in belaste positie wordt in dit onderzoek gemeten in welke mate het lichaam de stabiliteit in het gewricht kan controleren. Accelerometrische registratie van de snelheid waarmee de balansverstoring wordt afgeremd, electrogoniometrische evaluatie van het bewegingsverloop en electromyografische meting van de latentietijd en de electromechanishe vertraging in de dijspieren maken het objectiveren van de kwaliteit van de functionele sturing van de gewrichtsstabiliteit mogelijk. Het onderzoeken van de reproduceerbaarheid van de procedure, het meten van de invloed van kniebraces en de beoordeling van effectiviteit van heelkundige en conservatieve therapiën zullen worden bestudeerd. Organisaties: • Motorische Revalidatie en Kinesitherapie
Onderzoekers: • PETER VAES
Analyse van het ipsilateraal pushingfenomeen bij patiënten met cerebrovasculair accident. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Ongeveer 10% van de patiënten met cerebrovasculair accident CVA vertoont het ipsilateraal pushing-fenomeen IF: zij duwen zich weg van de ipsilesionele zijde en vertonen andere ao. neuripsychoogsche geassocieerde symtomen. Het onderliggend mechnaisme is nog onduidelijk. Patiënten met IPF komen moeilijk tot stappen, hebben een slechtere functionele prognose en blijven langer in revalidatie. Deze studie wil bijdragen aan een exactere definiëring an het pushing-fenomeen en aan de analyse van het onderliggend mechanisme. Bij 30 CVA-patiënten zullen volgende metingen worden verricht: 1) links/rechts-gewichtsverdeling in zit en in stand met de Balance Master. 2) kwantitatieve objectivering van de weerstand tegen passieve correctie naar de middellijn toe 3) evolutie van het oppervlak EMG van de paravertebrale spieren in zit 4) de subjectieve perceptie van verticaliteit van het hoofd 5) de subjectieve perceptie van verticaliteit van het lichaam . Deze resultaten zullen kunnen bijdragen tot een nauwkeuriger inzicht in het mechanisme van het IPF en zodoende kunnen leiden tot en meer gerichte therapie. Organisaties: • Motorische Revalidatie en Kinesitherapie
Onderzoekers: • ERIC KERCKHOFS
Invloed van histone deacetylase inhibitoren op het fenotype van hepatocyten in cultuur, en studie van de biotransformatie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Hepatocyten en hun culturen zijn in de preklinische ontwikkelingsfase van geneesmiddelen belangrijke in vitro modellen. Echter fenotypische veranderingen treden op zodat hun specifieke biotransformatiecapaciteit verminderd tot expressie komt. De hypothese dat mediumfactoren, die de progressie van de cellen in de celcyclus beïnvloeden, mogelijks een rol spelen in de differentiatietoestand (biotransformatie van xenobiotica) van de hepatocyten werd niet onderzocht. Het doel van dit onderzoek is daarom: a) onderzoeken of oplosbare mediumfactoren behorende tot de groep der histone deacetylase inhibitoren (HDI), die selectief een aantal stappen in de celcyclus inhiberen, een effect hebben op het gedifferentieerde fenotype van volwassen hepatocyten in cultuur en aldus toelaten om een nieuwe cultuurmethode van stabiele hepatocyten te ontwikkelen b) ophelderen van het biotransformatiepatroon van trichostatine A en structuuranalogen die behoren tot de HDI groep. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • VERA ROGIERS
Onderzoek van gezondheidsgerelateerde parameters en presentatiegeschiktheid bij vegetarische ouderlingen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het vegetarisme kent recentelijk een sterk groeiende belangstelling. Naast etische overwegingen blijkt vooral de bezorgdheid om de gezondheid een rol te spelen. Toch blijven velen nog onzeker betreffende de volwaardigheid van een vegertarische voeding. Uit onze onderzoekingen naar de invloed van een vegetarische levensstijl op gezondheid gerelateerde parameters blijkt dat in vergelijking met niet vegetariërs het vegetarische dieet beter aansluit bij de gezonde voeding en zeker als volwaardig kan beschouwd worden. De effecten van gezonde voeding zijn echter niet altijd meetbaar gezien soms jonge leeftijd van de vrijwilligers. Om een beter inzicht te krijgen betreffende de effecten van een vegetarische voeding op gezondhedsgerelateerde parameters is het dus nodig mensen te onderzoeken die er reeds een geruime tijd een vegetarische levensstijl op na te houden. recentelijk kregen we de toestemming om metingen te gaan uitvoeren in Vegetarisch Centrum Felixoord een bejaardentehuis in Nederland met de voorzieningen voor niet bedlegerige vegearische of vaganistische ouderlingen. Net ald in onze andere studies met vegetariêrs willen wij naast het verzamelen van algemene gegevens eveneens pijlen naar de medische antecedenten, gegevens opvragen betreffende de voedelsinname, antropometrische gegevens verzamelen, fitheidsgerelateerde gegevens verzamelen en gegevens betreffende het bloedbeeld analyseren. Organisaties: • Biometrie en Biomechanica
Onderzoekers: • PETER CLARYS
Geïntegreerde studie van het Arginine regulon in gist : (1) werking van transcriptie initiatie bij een TATA-loze promoter, (2) structurele studies van enzymactivatie door autoproteolyse, (3) onderzoek over een mitochondriaal metabolon. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit project is tweevoudig: enerzijds streven naar een volledig, geïntegreerde kennis van het arginine metabolisme in het model eukariotisch organisme Saccharomyces cerevisiae, en anderzijds dit modelsysteem aanwenden om basisvragen van fundamenteel belang grondig te bestuderen. 1) hoe gebeurt initiatie van transcriptie in afwezigheid van een TATA-box? Wij hebben aangetoont dat de promotor van het ARG11, gen atypisch is, en wij wensen de cis- en trans-elementen te identificeren die betrokken zijn in deze alternatieve uitdrukkingsmechanisme.
2) Wij toonden aan dat het ARG7 gen product een inactief eiwit is dat in twee subeenheden moet geprocesses worden om een actief ornithine acetyltransferase te vormen. Deze activatie gebeurt heel waarschijnlijk via en autoproteolyse. Wij wensen dit op structureel niveau te bestuderen en zuiveren met dit opzicht het wild-type enzym en een inactief precursor mutant. 3) Bepaalde gegevens laten ons vermeoden dat het eerste enzym betrokken in arginine biosynthese een complex moet vormen met de tweede en/of de derde enzymen van het pad om catalytisch actief te worden. Deze mogelijkheden nieuwe metabolon willen we verder onderzoeken. Organisaties: • Biologie • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • SERGE MUYLDERMANS • MARJOLENE CRABEEL • DOMINIQUE MAES
Prospectief bewegingsonderzoek rond de ontstaansfactoren van schouderletsles (impingement en glenohumerale instabiliteit) bij werpsporters. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Rond anterieure glenohumerale instabiliteit en impingement bij werpsporters blijven nog steeds klinische en biomechanische vragen. O.a. is og steeds niet duidelijk in welke mate veranderingen in het glenohumerale ritme, de coördinatie er spierpatronen en de proprioceptie een signifiante rol spelen in het ontstaansproces. De gedane studies zijn cross-sectioneel en daarom is het niet duideljk of dysfuncties van de scapulothoracale beweging en spierpatronene en/of verlies van proprioceptie oorzaak zijn of gevolg. Een prospectieve studie is de enige mogelijkheid om verder inzicht hierrond te verkrijgen. Dit onderzoek zal zich toespitsen op: - epidemiologische factoren te onderzoeken met scouting en video-opnames van wedstrijden en/of trainingen, en prestatiegerelateerde fitheidsparameters - bewegingsanalyse naar de gekoppelde bewegingspatronen o.a. glenohumerale ritme... de spieractiviteitspatronen tijdens de werpbeweging, inverse dynamica en proprioceptie. Middels gebruik van dynmisch EMG, electromagnetische trackers, 3D video-analyse, 3D reconstructies van CT-data. Organisaties: • Experimentele Anatomie
Onderzoekers: • JAN PIETER CLARYS
Semi-automatische herkenning van anatomische structuren in vlakke kaarten van het hersenoppervlak. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Semi-automatische herkenning van anatomische structuren in vlakke kaarten van het hersenoppervlak. In de medische wereld is er nog steeds een grote vraag naar tijdbesparende segmentatie en labeling technieken, om bijvoorbeeld de neurochirurg te helpen met deze precieze localisatie van hersenstructuren tijdens stereotactische ingrepen of om de radioloog toe te laten een betere diagnose te vormen over letsels, die op moeilijk te localiseren plaatsen in de hersenen voorkomen. Op lange termijn, kunnen deze systemen leiden tot nieuwe inzichten in de hersenanatomie, die tot nog toe in hoofdzaak gebaseerd is op dikke coupes van kadaverhersenen, onderhevig aan postmortale en andere vervormingen, die te maken hebben met de handelingen die voor en tijdens de dissectie plaatsgrijpen. Systemen, die de complete herkenning en benoeming van de anatomische structuren in een 3D beeldenset van de hersenen kunnen bewerkstelligen in een paar uur tijd met eventuele manuele bijsturing, bieden de ontleedkundige de mogelijkheid een statistisch anatomisch model te ontwikkelen op basis van honderden in-vivo hersenen, opgenomen met een MR scanner. In het kader van dit project spitsen we ons toe op een welbepaald herkenning/benoemingsprobleem: t.t.z. de labeling van de structuren aan het hersenoppervlak. Aangezien de anatomie van de hersencortex, moeilijk te begrijpen valt op basis van 2D coupes in de beeldenset, kan een medisch werkstation dat uitgerust wordt met visulisatie-en herkenningssoftware voor het hersenoppervlak, de kwaliteit van de diagnoses en chirurgische ingrepen verbeteren. We voorzien een semi-automatische methode te ontwikkelen, die gebaseerd zal zijn op de nieuwe combinatie van elastische registratietechnieken, kennisgebaseerde herkenning en vlakke kaarten van het hersenoppervlak. De aanpak zal geïntegreerd worden in een veelzijdig medisch beeldverwerkingspakket, genaamd TeDiMedIA software, ontwikkeld in de vakgroep ETRO in het kader van vorige Europese en regionale projecten. Organisaties: • Elektronica en Informatica
Onderzoekers: • JAN CORNELIS • RUDI DEKLERCK
Vergelijkend 'in vitro' en in 'vivo' farmakologische studie van AT1 receptor antagonisten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Angiotensine II is het voornaamste peptide in het renine-angiotensine systeem en vervult een belangrijke rol in de regulatie van het cardiovasculair systeem via de AT1 receptoren. De ontwikkeing van selectieve, potente en langdurige werkende AT1 antagonisten is daarom kinisch zeer relevant. In voorgaande studes, met behulp van CHO cellen waarin humane AT1 receptoren tot zeer relevant. In voorgaande studies, met behulp van CHO cellen waarin humane AT1 receptoren tot expressie gebracht zijn, hebben we aangetoond dat het antagonist-receptor complex twee toestanden kan aannemen met resp, snelle en trage dissociatie. In dit project wordt onderzocht in welke mate de verhouding van bide toestanden bijdraagt tot de langdurige werking van deze verbindingen. Eerst zullen we nagaan of de hierboven beschreven fenomenen ook aantoonbaar zijn in cellen van doelwitorganen van het renine-angiotensine systeem. Hiervoor zullen we de fysiologische responsen in deze cellen bepalen. Vervolgens zullen we de 'in vivo' receptor bezetting bestuderen. Na orale toediening van AT1 antagonisten bij de rat wordt hun aanwezigheid in het plasma bepaald alsook de resulterende AT receptorbezetting metbehulp van recemptor-autoradiografe met I-angiotensine II. Organisaties: • Moleculaire en Biochemische Farmacologie
Onderzoekers: • GEORGES VAUQUELIN
Regulatie en karkaterisatie van extra-hypofysair prolactine in het immuunsysteem. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Prolactine worden voornamelijk geproduceerd in de voorkwab van de hypofyse en is betrokken bij lactatie, de ontwikkeling van borstklierweefsel. Uit ons vooronderzoek is gebleken dat ook humane granulocyten mRNA voor PRL expresseren. De granulocyten expresseren de lange mRNA variant die codeert voor hypofysair 23 kDa PRL, maar specifiek toto expressie gebracht wordt in de het immuunsysteem en de placenta. De transcriptie van deze messenger wordt gereguleerd via een alternative upstreams promotor. Voor een gedetaileerde analyse van RL dat door myeloïde cellen wordt gesecreteerd hebben we een goed modelsysteeem gevonden in de humane leukemische myeloïde cellijn Ecol-1. Met western blotting hebben we aangetoond dat deze cellen 23 kDa PRL secreteren. Dit molecuul wordt op western blot herkend door twee verschillende antisera. De secretie van immunoreactief en bioactief PRL is bevestigd door middel van gel exclusiechromatography hebben we aangetoond dat het biologisch actieve PRL co-elueert met recombinant humaan PRL. Hieruit concluderen we dat deze myeloïde cellijn bioactive PRL secreteerd dat identiek is aan de voornaamste PRL variant die door de hypofyse wordt geproduceerd. recent habben we ook gevonden dat leukemische blasten uit perifeer bloed van 1 op de 4 geteste patiënten met AML bioactief 23 kDa PRL secreteren. Onlangs hebben we aangetoond
dat de upstreams PRL promotorsterk wordt geactiveerd in myoloïde cellijnen die zijn getransfecteerd met luciferase-promotor contructen. verdere stimulatie van deze promotor is mogelijk via de activatie van protein kinase C. zodoende hebben we een model systeem in handen om de PRL regumatie in myeloïde cellen te bestuderen. Priaire granulocyten uit perifeer bloed van gezonde donoren produceren een 43 kDa PRL variant. Dit molecuul wordt specifiek herkend door twee verschilende antisera. een granulocyten extract met 43 kDa PRL blokkeert de binding van 125Igelabeld rhPRL aan de rat PRL receptor. We heben ook aangetoond dat deze blokkeringsactiviteit co-elueert met 43 kDa PRL op een S200 Sephacrym kolom. Het voorgestelde onderzoek zal gericht zijn op de karakterisatie en regulatie van PRL in het immuunsysteem. 1) regulatie van de upstreams PRL promotor inmyeloïde cellen. Door cellijnen te transfecteren met promotor reportergenconstructen zullen we de regulatie van de upstream PRL promotor bestuderen: exogene stimuli en promotor sequenties. 2) PRL expressie en secretie in leukemie. 3) Karkterisatie van 43 kDa PRL (receptor bindingsstudies en biologische assays met cellijnen. Organisaties: • Farmacologie
Onderzoekers: • RON KOOIJMAN • ELISABETH PETERS
Convergente adaptieve radiatie in Ranidae: implicaties voor biogeografie, overleven van de Krijt- tertiair extinctie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Na de splitsing van Gondwana kende India een langdurige geïsoleerde evolutie tot een botsing met het continent (ca. 55 miljoen jaar geleden) de vorming van de Himalaya tot gevolg had. Gezien het enorme vulkanisme op geïsoleerd India tijdens de Krijt-Tertiair overgang. Wordt algemeen aanvaard dat de Indische herpetofauna bestaat uit een radiatie van Afrikaanse en Orientaalse elementen, die zich over het subcontinent verspreid hebben via een Noord-Zuid migratie. Onze preliminaire moleculaure resultaten wijzen er echter heel sterk op dat de Indische Amphibia niet via het Noorden zin binnengekomen, maar reeds op India aanwezig waren tijdens de drift van dit continent van Africa naar Eurasia. recent toonden we aan dat endemisme op hogerniveau op het Indische subcontinent minsten drie verschillende oorsprongen heeft, ondanks de gemeenschappelijke adaptaties aan het leven stromend water in die genera. Met dit onerzoek willen we dmv cladistische analyse van moleculaire data volgende hypotheses te testen: 1) de huidige Ranidae zijn het gevolg van een beperkt aantal adaptieve radiaties op Africa, Madagascar en India. 2) Het endemise op India is het gevolg van de lange isolatie van Indie. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MARIE-HERMANDE DARO • Franky BOSSUYT
Veranderingen in de extracellulaire neurotransmitterconcentraties thv de hippocampus van de rat tijdens bacteriële sepsis: een studie door middel van microdialyse. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De pathogenese van septische encephalopathie is voor een groot deel onbekend. Het doel van de studie is om bij het vrijbewegende dier d.m.v. microdialyse t.h.v. de CA4 regio van de hippocampus, de neurotransmitterconcentraties te bestuderen tijdens sepsis. Tijdens sepsis wordt ook het EEG bestuderd. Hiervoor wordt bij de rat een microdialyseproben een intraveneuze catheter en epidurale EEG-electrodes ingeplant onder algemeen verdoving. De dag daarna wordt bij de experimentele groep een bacteriële sepsis geïnduceerd d.m.v. een oplossing met Escherichia coli IV tijdens microdialyse en EFF-registratie. De contrlegroep krijgt een steriele oplossing IV. De veranderingen in de concentraties van dopamine, glutamaat en serotonine worden bestudeerd. De veranderingen van het EEG worden geregistreerd en besproken. ook de verschillen tussen overlevendee en niet overlevende dieren worden bestudeerd. Organisaties: • Kritische Zorgen • Inwendige Geneeskundige Specialiteiten
Onderzoekers: • LUC HUYGHENS • Marc DILTOER
Moleculaire epidemiologie van Bordetella pertussis infectie (kinkhoest) in Vlaanderen en België. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Zoals in andere landen m et een hge vaccinatiedekking ziet men tegenwoordig in Vlaanderen en België een stijging van het aantal gekweekte Bordetell pertussis stammen in het referentielaboratorium van het AZ-VUB is ook fel gestegen. Het is nochtans niet duidelijk of het hier gaat om de verspreiding van één stam of om een polyclonale stijging, die misschien gewoon te wijten is aan verhoogde waakzaamheid bij pediaters. In de studie zullen verschillende typeringstechnieken toegepast worden op meer dan 150 Bordetella pertussis isolaten verzameld vanaf 1988 in het kader van onze referentieactiviteiten alsook op de gebruikte vaccnstammen: 1) Typering van de virulentiefactoren van B. pertussis - het polymorphisme van de genen die voor pertactine coderen zal dmv een PRC protocol bepaald worden. - het polymorphisme van de genen die voor het perussis toxine coderen kan niet dmv deze techniek bepaald worden en zal door DNA sequentieanalyse gebeuren. 2) Bepaling van de algemene verwantschap van de klinische isolaten dmv pulsed field gel electrophoresis 3) Onderzoek van de toepasselijkheid van de infrequentrestriction-site PCR als alternatief voor de PFGE: deze techniek die sneller en veel minder arbeidsintensief zou hetzelfde onderscheidingsvermogen bereiken als deze techniek die sneller en veel minder arbeidsintensief is zou het zelfde onderscheidingsvermogen bereiken als de PFGE. Organisaties: • Immunologie en Microbiologie
Onderzoekers: • BENJAMIN VAN CAMP
Invloed van empirische antibiotherapie op de systematische inflammatoire respons tijdens acute sepsis en septische shock. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Sepsis het systemisch inflammatoir antwoord op infectie, is een frequente oorzaak van mortaliteit bij de kritisch zieke patiënt. Empirische bactericiede breedspectrumantibiotherapie is een onbetwisbare hoeksteen in de behandeling van deze pathologie. In vitro, ex vivo, dierexperimenteel onderzoek toont een significante interactie aan tussen antibiotica en de door pro- en anti-inflammatoire cytokines gemedieerde immuunrespons van de gastheer. Type en werkingsmechanisme van het antibioticum zou de intesisteit van deze inflammatoire respons evenseens beïnvloeden. het klinisch belang van deze bevindingen is nauwelijks onderzocht. Wij plannen daarom een gelijklopende dierexperimentele en klinische studie die het effect nagaat van verschillende routinematig gebruikte breedspectrumantibiotica op parameters die de inflammatoire respons op infectie initiëren en moduleren. Organisaties: • Kritische Zorgen
Onderzoekers:
• HERBERT SPAPEN
Nazicht van veiligheids- en efficiëntiedossiers van de cosmetische producten GALENCO en aanpassen volgens de voorschriften van de Europese Cosmetische Wetgeving. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Nazicht van veiligheids- en efficiëntiedossiers van de cosmetische producten GALENCO en aanpassen volgens de voorschriften van de Europese Cosmetische Wetgeving. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • MARLEEN PAUWELS • VERA ROGIERS
Wetenschappelijke onderzoeksgemeenschap 'Beeldverwerkingssystemen'. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project betreft een hernieuwing van de FWO Onderzoeksgemeenschap Beeldverwerkingssystemen 1996-2000 (ref. WO.008.96N). De huidige doelstellingen zijn: het verhogen van de kwaliteit van het onderzoek rond beeldverwerkingssystemen aan de Vlaamse onderzoeksinstellingen door het samenbrengen van de expertise die bij de verschillende leden van de onderzoeksgemeenschap aanwezig is; het verbreden van de buitenlandse contacten; het zoeken van technisch-wetenschappelijke uitdagingen waarvan het onderzoekskader de individuele laboratoria overstijgt; Een eerste middel voor de realisatie van deze objectieven is de voortzetting van de activiteiten die tot nog toe succesvol zijn gebleken: het creëren van informatiekanalen: - via het Internet; - door de aankondiging van de voornaamste gebeurtenissen ook te laten plaatsvinden via elektronische berichten; - door het ter beschikking stellen van gedrukte informatie (bijvoorbeeld onder brochurevorm); de organisatie van wetenschappelijk-technische bijeenkomsten waarop specialisten worden uitgenodigd een uiteenzetting te geven over een specifiek onderwerp in de beeldverwerking en waar ruimte is voor discussie tussen de aanwezigen; Daarnaast zal meer aandacht uitgaan naar bilaterale initiatieven van uitwisseling van onderzoekers. Ook zullen de banden nauwer aangehaald worden met groepen en organisaties die nuttig kunnen blijken voor de werking van onze onderzoeksgemeenschap. Een nieuwe activiteit welke wordt overwogen bestaat erin op belangrijke en niet-gespecialiseerde bijeenkomsten in het beeldverwerkingsdomein een vertegenwoordiger van de onderzoeksgemeenschap af te vaardigen. Organisaties: • Elektronica en Informatica
Onderzoekers: • EDGARD NYSSEN • JAN CORNELIS
Methodisch en interdisciplinair onderzoek naar kenmerken, evolutie en maatschappelijk-culturele betekenis van de Brabantse gesneden retabels (15de-16de eeuw) (Zie ook aanv. ov tss Kon. Musea vr Kunst en Gesch en VUB) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het project wordt gerealiseerd in samenwerking met het laboratorium voor Houttechnologie van de Universiteit Gent. Het onderzoek bouwt verder op de documentatie en de resultaten van de OZR-projecten over beeldsnijwerk (1994-1998) en retabels (1999-2002) uitgevoerd onder leiding van dezelfde promotor. De expanieve productie van gesneden retabels die in en aantal Brabantse steden (Antwerpen, Brussel en Mechelen) gedurende de vijftiende en zestiende eeuwen tot stand is gekomen, is één van de meest indrukwekkende fenomenen van de laatgotische kunst in West-Europa. De centrale vraag van het onderzoek is hoe deze retabelproductie technisch, socio-economisc en cultureel heeft gewerkt. Door intensieve samenwerking vanuit verschillende wetenschappelijke disciplines, door permanente uitwisseling van historische, kunsthistorische, materiële en natuurwetenschappelijke onderzoeksgegevens, willen wij de kenmerken, de verspreidingspatronen en het evolutiepatroon van de Branbantse retabels nader definiëren. Concreet betekent dit 1) kunsthistorisch ondezroek naar de knemerken van het Brusselse versus Antwerpse laatgotische retabel 2) houtstudie en dendrochronologie op een aantal stukken uit de verzameling van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenid te Brussel, en in samenwerking met het Laboratorium voor Houtbiologie van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika en Tervuren; en 3) bronnenonderzoek naar chronologie en socio-economische context van de Brabantse laatgotische retabelproductie. Organisaties: • Kunstwetenschappen en Archeologie
Onderzoekers: • FRANS VERHAEGHE • Arnout BALIS • CARL VAN DE VELDE
Methodisch en interdisciplinair onderzoek naar kenmerken, evolutie en maatschappelijk-culturele betekenis van de Brabantse gesneden retabels (15de-16de eeuw) (zie ook aanv. ov. tss Kon Musea vr Kunst en Gesch en VUB) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het project wordt gerealiseerd in samenwerking met het laboratorium voor Houttechnologie van de Universiteit Gent. Het onderzoek bouwt verder op de documentatie en de resultaten van de OZR-projecten over beeldsnijwerk (1994-1998) en retabels (1999-2002) uitgevoerd onder leiding van dezelfde promotor. De expanieve productie van gesneden retabels die in en aantal Brabantse steden (Antwerpen, Brussel en Mechelen) gedurende de vijftiende en zestiende eeuwen tot stand is gekomen, is één van de meest indrukwekkende fenomenen van de laatgotische kunst in West-Europa. De centrale vraag van het onderzoek is hoe deze retabelproductie technisch, socio-economisc en cultureel heeft gewerkt. Door intensieve samenwerking vanuit verschillende wetenschappelijke disciplines, door permanente uitwisseling van historische, kunsthistorische, materiële en natuurwetenschappelijke onderzoeksgegevens, willen wij de kenmerken, de verspreidingspatronen en het evolutiepatroon van de Branbantse retabels nader definiëren. Concreet betekent dit 1) kunsthistorisch ondezroek naar de knemerken van het Brusselse versus Antwerpse laatgotische retabel 2) houtstudie en dendrochronologie op een aantal stukken uit de verzameling van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenid te Brussel, en in samenwerking met het Laboratorium voor Houtbiologie van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika en Tervuren; en 3) bronnenonderzoek naar chronologie en socio-economische context van de Brabantse laatgotische retabelproductie. Organisaties: • Kunstwetenschappen en Archeologie
Onderzoekers: • FRANS VERHAEGHE • Arnout BALIS • CARL VAN DE VELDE
Onderzoek naar nieuwe cytokine-geïnduceerde genen betrokken bij pancreatische B-celdood in type 1 diabetes mellitus (T1DM) Vrije Universiteit Brussel Abstract: De vroege pathogenese van T1 DM wordt gekenmerkt door een lange periode van autoimmuniteit gericht tegen de B-cellen van pancrea. Evolutie van dere prediabetische fase naar klinische DM kan zich voordoen bij verstoring van het wankel evenwicht tussen afbraak en herstel van B-cellen. Een gedetailleerde karakterisatie van zowel de effectoren van autoimmune B-celdestructie als van mogelijke verdedgings- en of herstelmechanismen die in beschadigds cellen geactiveerd worden, is cruciaal voor het ontwikkelen van nieuwe strategiën gericht op Bcelpreservatie. In knaagdiemodellen voor T1 DM lijkt apoptose de voornaamste vorm van B-celdood te zijn volgens op de autoimmune agressie der B-celdood is het resultaat van de expressie van groepen van genen, die momenteel nog niet geïdentificeerd zijn. Het doel van dt onderzoeksproject is het karkterizeren van nieuwe B-celgenen met een IL-1B en IFN-y gereguleerde expressie en een mogelijke rol in B-celapoptose. Voor dit onderzoek zullen we op FASC -gezuiverde rat B-cellen twee strategiën toepassen: &) differential display van messenger RNA door middel van de polymerase kettingreactie en é) high density oligonucleotinde probe arrays. Met behulp van DDRT_PCR techniek wilen we de nieuwe cytokinegeïnduceerde genen identificeren, terwijl de high density oligonucleotide array aanpak ons een breder inzicht zal verschaffen in de reeds gekende genen betrokken bij dit proces. Organisaties: • Pathologische Biochemie en Fysiologie
Onderzoekers: • DECIO EIZIRIK
Onderzoek naar het mechanisme van virale persistentie van het Theiler's murine encephalomyelitis virus. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het Theiler's murine encephalomyelitis virus (TMEV) is een picornavirus dat de muis als natuurlijke gastheer heeft. Er bestaan twee subtypes van het TMEV die elk een verschillende pathologie induceren in het centrale zenuwstelsel (CZS). Enerzijds heeft men het demyeliniserende subtype dat een persistente infectie van het CZS veroorzaakt en anderzijds heeft men het neurovirulente subtype dat niet persisteert in het CZS. Onze hypothese is dat het vermogen om al dan niet te persisteren in het CZS, aan de basis ligt v.h. verschillend pathogeen karakter van beide subtypes en dat de demyelinisatie die enkel owrdt waargenomen bij de demyeliniserende stammen een gevolg is van de virale persistentie. Hoe de demyeliniserende varianten van het TMEV kunnen persisteren is nog onbekend, maar zowel virale als gastheer factoren dragen hier waarschijnlijk toe bij . Deze studie heeft tot doel inzicht te verwerven in virale en cellulaire factoren die bijdragen tot persistentie door de replicatie van beide subtypes te vergelijken. Een dergelijk inzicht zou niet alleen interessant zijn voor het TMEV, maar zou ook biologisch relevant kunnen zijn voor andere persistente virussen. Omdat onze onderzoeksgroep uitgebreide ervaring heeft inzake de replicatie van een ander picornavirus, nl. het poliovirus, is de nodige infrastructuur en know-how aanwezig om dit project aan te vatten. Organisaties: • Farmaceutische Biotechnologie en Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • BARTHOLOMEUS ROMBAUT • RAPHAEL VRIJSEN
Werkingskrediet FWO-aspirant: Roelants Kim. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Hoewel de Archaeobatrachia qua soortenaantal slechts 4% van de levende Anura uitmaken, spelen zij een sleutelrol in het ophelderen van de vroege evolutie van de amphibia. Als gevolg van de aanwezigheid van een aantal ancestrale anatomische kenmerken, werden vertegenwoordigers van deze groep namelijk beschouwd als de evolutieve link tussen de salamanders en wormsalamanders enerzijds en de overige 96 % van de Anura (= Neobatrachia) anderzijds. In werkelijkheid is de exacte positie en belang van de Archaeobatrachia in de evolutie van anura nog steeds niet gekend. Door tegenstrijdige resultaten in voorgaande studies werd een consensus nooit bereikt . Een diepgaande moleculaire analyse gpeaard met een statitsch betrouwbare grondslag, kan een doorbraak betekenen in het onderzoek naar de evolutie en biogeografie van de Archaeobatrachia en als dusdanig aanlaiding geven tot het ontsaan van een algemene evolutieve synthese vooor de amphibia. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MARIE-HERMANDE DARO • Kim ROELANTS • Franky BOSSUYT
Radiosensibilisering van tumorcellen door stikstofoxide. INOS en NF-KB : effector en regulerende determinant van radiorespons in chronische hypoxie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Ons laboratorium heeft in het verleden het radiosensiterend effect van het stikstofoxideradicaal NO onderzocht. Wij waren de eerste die aantoonden dat induceerbaar stikstofoxide synthase (iNOS), geactiveerd dor cytokines in aeobe omstandigheden, tumor cellen kan radiosensitiseren via de productie van NO. Onze huidige werkhypothese is dat chronische hypoxie, frekwent aanwezig in soliede tumoren, iNOS gemedieerde radiesensitisering kan potentialiseren via transcriptor factor NF-kB dat specifieke bindingssites heeft ter hoogte van de propoterregio van het iNOS-gen. Het eerste deel van dit project zal zich focusseren op de iNOS-pathway in muriene EMT-6 tumorcellen in omstandigheden van chronische hypoxie. Tijdens de tweede stap zullen we onze hypothese reëvalueren op humane tuporcellijnen en zullen we trachten om nieuwe, opNO gebaseerde, radiosensitiserende strategieën op te stellen. De voornaamste doestellingen van dit project zijn dan ook a) de impact van chronische hypoxie op de functionele activiteit van BNF-kB en cytokine geïnduceerde mRNA en proteïnen expressie van iNOS na te gaan b) het effect van NF-kB inactivatie op de expressie van iNOS en de productie van NO vats te stellenc) het radiosensiteserend effect van cytokines in chronische hypoxie en bij normoxie te vergelijken. Organisaties: • Biomedische Statistiek en Informatica
Onderzoekers: • GUY STORME
Integration of intensity modulated radiosurgery by means of a mini multileaf collimator with on-line target localization: evaluation, validation and clinical implementation.
Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het huidige projectvoorstel kan beschouwd worden als een synthese van het voorafgaande onderzoek, waarbij de ervaring met on-line patiëntenpositionering, intensiteitsgemoduleerde radiotherapie en stereotactische radiochirurgie worden gecombineerd in eenzelfde project. De voornaamste klinische objectieven zijn het verbetern van de methodiek bij SRS voor intracraniële toepassingen en een extrapolatie van deze radiochirurgische procedures naar de behandeling van prostaattumoren. Een klinische implementatie zal echter moeten worden voorafgegaan door een uitgebreide evaluatie van de te verwezenlijken dosisverdelingen en een verbetering van de huidige methoden voor on-line lokalisatie van het doelvolume. Het project beoogt de evaluatie en validatie van een integratie van zowel intra- als extracraniële radiopchirurgie met on-line lokalisatie van het doelvolume. Dit objectief kan worden verwezenlijkt in 3 opeenvolgende fasen en kan ruwweg worden beschreven als volgt: 1) Invoering van intensiteitsgemoduleerde radiochirurgie in de eenmalige SRS bij intracraniële letsels. 2) Invoering van on-line lokalisatie voor extracraniële toepassingen. Elk van deze fasen kan afzonderlijk worden heropgesplitst in a) dosimetrische evaluatie en validatie van de behandelingstechnieken, b) evlautie en validatie van de lokalisatieprocedure, en c) klinische haalbaarheidsstudie. Dit project sluit nauw aan bij het huidige onderzoek van het departement Radiotherapie naar de ontwikkeling en kwaliteitsverbetering van de behandelingsmethoden. Organisaties: • Biomedische Statistiek en Informatica
Onderzoekers: • GUY STORME
Onderzoek van het effect van TGF-b1 en TAM67, een transdominante mutant van c-jun, op de groei en celdood van ovariumkanker cellen in vitro, in vivo, gebruikmakend van recombinante virale constructen efgeleid van Adenoassociated Virus Adu Vrije Universiteit Brussel Abstract: Wij willen de efecten van TGF-B1 en c-jun manipulatie op de groei van ovariumkanker nagaan. In het ovariumcarcinoom vormt TGF-B1 en zijn receptoren een autocrien groei onderdrukkend circuit. Soms is dit circuit dysfunctioneel omdat te weinig TGF-B1 wordt aangemaakt. Wij willen nagaan welk effect een bioactieve mutant van TGF-B1 op de groei van ovariumkanker heeft. Hiervoor worden plasmide transfectie experimenten alsook infectie met rAAV-TGF-B1 gebruikt. Dir model werd reeds in vitro gedeeltelijk ontwikkeld in ons laboratorium. We willen nu de in vivo effecten nagaan op xenograften. In voorafgaand werk hebben we ook aangetoond dat de transdominante mutant van c-jun (overexpressie in ovariumkanker), TAM67, wanneer ingebracht in ovariumkankercellen dmv gentransfer de groei van OVCAR3 cellen kan in belangrijke mate inhiberen. Met recombinante AAV partikels die TAM67 bevatten willen we ook in vivo op xenograften het effect op de groei nagaan. Om de limieten op transductie-efficiëntie te omzeilen willen we een TAM67-VP22 exporteerbaar fusieproteïne aanmaken. Dit fusieproteïne zal toelaten om TAM67 te exporteren naar de kern van naburige cellen. Deze fusiegenen en TGF-B1 zulen eveneeens worden ingebracht in recombinant adenovirus om zo de hoeveelheid partikels te kunnen aanmaken die nodig zijn voor de bestudering van grotere tumoren. Organisaties: • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • JACQUES DE GREVE
Het effect van osseogeïntegeerde implantaten op de verdere ontwikkeling van de boven- en onderkaak bij groeiende honden. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van de studie bestaat erin na te gaan wat het effect is van osseogeïntegreerde implantaten op de verdere ontwikkeling van de boven- en onderkaak bij groeiende honden. Er worden acht groeiende honden gebruikt, waarvan er twee willekeurige als controlehonden worden geselecteerd. De testhonden krijgen elk 5 implantaten in de bovenkaak en 3 implantaten in de onderkaak, aangebracht op verschillende lokalisaties waar een ander groeipatroon wordt verwacht. Op verschillende tijdstippen worden biometrische metingen aan de hand van studiemodellen, radiografische opnamen en klinisch onderzoek uitgevoerd. Na het doden van de proefdieren worden de weefselreacties nagegaan d.m.v. histologisch onderzoek. Organisaties: • Stomatologie, Orthodontie en Parodontologie
Onderzoekers: • Heinrich WEHRBEIN
In-vitro maturatie en cryopreservatie van ovarieel weefsel bij de mens. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Gesynthetiseerde samenstelling door Novo/Schering heeft effect op de celcyclus.Een in vitro cultuurmodel van de eierstokken van een muis is toegepast om de effecten van de meiose activatie op oocyte en embryoontwikkeling op te lossen. Organisaties: • Fysiologie
Onderzoekers: • JOHAN SMITZ
Genotypische en fenotypische variabiliteit, individuele susceptibiliteitsfactoren en industriële genotoxische/neurotoxische agentia in arbeidsgeneeskunde. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De fascinerende vooruitgang geboekt in de genoomanalyse en de recente identificatie van verschillende genenklassen betrokken bij de susceptibiliteit voor bepaalde ziektes, wijst op de mogelijkheid tot identificatie van dragers van specifieke allelencombinaties of polymorfismen die een groter risico voor ogevings- en beroepshalve geïnduceerde aandoeningen zouden vertonen. De doelstelling van dit project is het confronteren, voor zover ze bestaan, van kandidaat susceptibiliteitsbiomarkers, met blootstelling- en effectbiomarkers die gevoelig, specifiek en predictief genoeg zijn om betrouwbare bepalingen uit te voeren. Voor dit doeleinde zal het project zich toespitsen op het sekwentieel beantwoorden van drie hoofdvragen. 1) Zijn we BEKWAAM om variabiliteitsparameters te meten? Zijn de diagnostische instrumenten ter beschikking en voldoende gevalideerd om betrouwbare en robuste metingen uit te voeren, indien nodig op grote schaal? 2) Is het wetenschappelijk NUTTIG om deze testen te implementeren? In de veronderstelling dat men de technische aspecten voldoende meester is, wat is dan de biologische betekenis van deze testen? Wat is hun relevantie voor volksgezondheid? 3) Indien deze testen potentieel nuttig zijn, zijn de TOEPASBAAR in de arbeidsgeneeskunde? Binnnen het netwerk van dit programma zal bijzondere aandacht besteed worden aan de wettelijke aspeten door rechtstreekse associatie met experten in arbeidsrecht. Organisaties: • Cellulaire Genetica
Onderzoekers: • MICHELINE VOLDERS
Studie van de chromatidecohesie en segregatie via overexpressie van PTTG in humane cellen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Tijdens de metafase, wordt de activiteit van separine, een proteine betrokken in de chromatidesegregatie, geblokkeerd door een securine proteine. In mammalia wordt deze securine gecodeerd door het oncogen PTTG. Activatie van het APC tijdens de metafase-anafase transitie veroorzaakt de degradatie van securine en het vrijlaten van Esp1. Esp1 bevordert het splitsen van Scc1, een subunit van het cohesin multiprotein complex en maakt daardoor de segregatie van de chromatiden naar de tegengestelde polen van de spoelfiguur mogelijk. Gezien de bewezen causale relatie tussen aneuploidie en tumorvorming, kunnen we veronderstellen dat defecten in chromatidesegregatie een belangrijk mechanisme zou kunnen zijn voor kankerinductie. Het doel van dit project is door de overexpressie van PTTG, bekomen met transfectie, in de humane erythroleukemie cellijn K62 een beter inzicht te krijgen in de mechanismen van zusterchromatide-cohesie en -segregatie, en hun invloed op de inductie van aneuploidie/polyploidie. Organisaties: • Cellulaire Genetica
Onderzoekers: • MICHELINE VOLDERS
Cytogenetic biomarkers and human cancer risk. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De partners van dit project hebben voorheen aangetoond dat een hoge frequentie van chromosomale aberraties (CA) in perifere lymfocyten voorspellend is voor een toenemend kankerrisico, onachtzaam het roken of beroepsblootstelling aan carcinogenen. Het huidig multidisciplinair project beoogt het verduidelijken van de redenen voor deze resultaten. Celculturen, voorhanden van individuen vroeger onderzocht voor cytogenetische biomerkers, zullen geanalyseerd worden voor de belangrijkste genetische polymorfismen die verondersteld worden chromosoom schade te beïnvloeden. Deze data zullen gebruikt worden om die polymorfismen te verklaren die de frequentie van CAs en/of zuster chromatid uitwisselingen (SCE) en de kanker associatie van chromosoom aberraties wijzigen. De bestaande cohortes zullen heronderzocht worden om de types van CAs bepalend voor kankerrisico te identificeren en om te herevalueren of SCEs kanker kunnen voorspellen. Twee nieuwe Europese cohortes zullen samengesteld worden, een om de resultaten van CAs en SCEs te bevestigen en om het verband met de belangrijkste kankertypes te bestuderen, en een andere studie om te zien of kankerrisico voorspelbaar is door micronucleus frequentie in lymfocyten. Organisaties: • Cellulaire Genetica
Onderzoekers: • MICHELINE VOLDERS
Ontwikkeling van prevalidatie van een in vivo darm (geno-) toxiciteits-testmodel voor de opsporing van relevante clastogenen en aneugenen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In een testbatterij voor mutageniciteit, bedoeld voor de hazard-assessment van mutagenen en carcinogenen, staat in de huidige internationale wetgeving, de in vivo beenmerg micronuclceus test centraal naast een bacteriële mutatietest en naast een in vitro mutatietest met mammaliacellen. Beenmerg gebruiken als doelwitweefsel in mutageniciteitstesten is goed zolang gebruik gemaakt wordt van bvb. intraperitoneale of intraveneuze blootstelling, maar wanneer wordt overgeschakeld naar een orale blootstelling, is de in vivo darm MN-test gevoeliger dan de in vivo beenmerg MNtest (licenciaatsthesis + publicatie Mutation Research (2001), vol. 16, no. 1, pp.39-50) voor een aantal geteste moleculen. In de in de publicatie beschreven experimenten werden 5 gekende clastogenen en aneugenen getest, en na een orale blootstelling werden de in vivo beenmerg en darm MN-test uitgevoerd: alle 5 de moleculen bleken positief in de darm MN-test en slechts 2 van deze 5 bleken positief in de beenmerg MN-test! In een validatieproces voor nieuwe alternatieve testen worden een aantal elementaire stappen doorlopen waarvan de eerste 2 stappen in dit project aan bod zullen komen, namelijlk testontwikkeling en prevalidatie. De eigenlijke validatie behoort dus niet tot het project. In dit project zal de in vivo darm MN-test met als voornaamste endpoint de micronuclei, die een maat zijn voor de genotoxiciteit van moleculen, maar ook met mitotische figuren als endpoint, die een beeld geven van de celdeling, verder ontwikkeld worden en geëvalueerd t.o.v. een aantal andere endpoints: 1) een Viabiliteitstest: om de cytotoxiciteit van de moleculen via apoptose en necrose in te schatten; 2) Comet assay: vooral als gevoelige biomarker van blootstelling aan DNA-brekende agentia; 3) FISH (of fluorescente in situ hybridisatie) voor identificatie van clastogenen en aneugenen. De keuze van het darm-testmodel is verantwoord door het feit dat 1) er stoffen getest zullen worden waaraan de mens normalerwijze via de mond wordt blootgesteld; 2) omdat het darmepitheel dan het eerste weefsel is dat langdurig in contact komt met potentieel gevaarlijlke moleculen; 3) we mogen niet vergeten dat darmkanker zowel kwa voorkomen als kwa sterftecijfer één van de belangrijkste kankers is in de Westerse wereld; en 4) de genetische controle in het darmmodel is vrij goed gekend. In een eerste fase zal het experimenteel gedeelte op punt gesteld worden en dan getest aan de hand van een reeks model-clastogenen en aneugenen (fase 2). In een volgende fase zal dan een evaluatie gebeuren van stoffen waaraan de mens zeker via de mond kan worden blootgesteld: 1) pesticiden, 2) geneesmiddelen, en 3) dioxine. In een laatste fase zal dan een prevalidatiestap worden uitgevoerd, namelijk een preliminaire interlaboratoriumverge- lijking (in samenwerking met Prof. Dr. J.M. Parry, University of Wales, Swansea - U.K.). Het is dus de bedoeling met dit IWT-project ons darm-testmodel te definiëren om in alle geval valse negatieven, die ongetwijfeld voorkomen bij de beenmerg MN-test, in de mutageniciteitsscreening te vermijden, om zo de veiligheid van nieuwe stoffen te verzekeren. Dit testmodel zou dan verder gevalideerd moeten worden om geïmplementeerd te kunnen worden in de screening van chemicaliën waarbij een orale blootstelling relevant is. Organisaties: • Cellulaire Genetica
Onderzoekers: • MICHELINE VOLDERS
Inhoud en drager : een filosofisch onderzoek van een fundamenteel thema in de cognitiewetenschap. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een belangrijk punt binnen de cognitieve wetenschappen en de filosofische discussie hierin is de relatie tussen 'vehicles' en 'contents' - de relatie tussen de inhoud van perceptuele en cognitieve processen en de 'dragers' van deze inhouden die intern zijn aan de individuele ontvangers. De filosofische discussie betreft de vraag of men apriorimoet stipuleren dat er een 'isomorphism' is tussen de drager en inhoud. Op het empirisch
niveau ziet men tal van modellen die worden voorgesteld, waarbij de isomorfisme niet wordt nageleefd. Organisaties: • Artificiele Intelligentie • Centrum voor Logica en Wetenschapsfilosofie
Onderzoekers: • LUC STEELS • JEAN VAN BENDEGEM
Organisatie en uitvoering van 'Deeladviezen verkeer en gezondheid' Vrije Universiteit Brussel Abstract: De adviezen kaderen binnen het thema 'Verkeer en Gezondheid' en richten zich op een aantal belangrijke aandachtspunten : luchtverontreiniging, lawaaihinder en in mindere mate veiligheid. Binnen dit thema worden een aantal aanbevelingen voorgesteld om de gezondheidseffecten van verkeer beleidsmatig aan te pakken. Organisaties: • Menselijke Ecologie • Maatschappelijke Gezondheidszorg
Onderzoekers: • LUC HENS • FREDDY LOUCKX
Inspanning, uithouding, neurotransmissie en de beïnvloeding van de neuroendocrine-as. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De blootstelling aan een langdurige stress blijkt een belangrijke verstoring van zowel de centrale als de perifere en de neuroendocriene regelingsmechanismen door verschillende hersenneurotransmitters tot op heden slechts sporadisch werd onderzocht, en onze voorgaande studies op een verstoring van deze regelingsmechanismen duidden, is het noodzakelijk om de kenmerken veranderingen die worden veroorzaakt door een lange en intensieve verstoring van de homeostase te onderzoeken. Deze studie verloopt over twee jaren. In het eerste deel wordt door middel van een randomised, placebo-controlled dubble blind crossover studie', de invloed van een selcetieve noradrenaline re-uptake inhibitor en/of een gecombineerde serotonine-noradrenaline re-uptake inhibitor op de prestaie tijdens een 90-minuten tijdrit onderzocht. In aanvulling van de metabole, neuroendocrine en prestatieparameters, zullen we ook een aantal eenvoudige aandachtstest uitvoeren om de specifieke noradrenerge funcite te onderzoeken. Het tweede deel is een overtrainingsstudie waarbij atleten gedurende een welbepaalde periode een zeer intensief traiingsprogramma zullen volgen en waarbij er voornamelijk naar verstoringen van de HPA-as wordt gezocht. Ook tijdens dit onderdeel worden metabole en hormoonbepalingen uitgevoerd, alsmede urinaire catecholamines geanalyseerd. Verder is het belangrijk om via een gestandaardiseerd trainingslogboek verschillende zowel obectieve als subjectieve parameters te registreren. Vermits een langdurige zware inspanningsperiode bovendien een verstoring van de groeihormoon-as voor gevolg heeft zal ook hieraan de nodige aandacht worden besteed. beide studies lopen in nauwe samenwerking met het departement van bewegingswetenschappen van de Universiteit van Maastricht. Organisaties: • Menselijke Fysiologie
Onderzoekers: • ROMAIN MEEUSEN
Moleculaire benadering van eicelmaturatie bij de mens. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De huidige in-vitro fertilisatie behandeling blijkt een relatief lage efficiëntie te vertonen: slechts 15% van de embryo's implanteren in de behandelde infertiliteitspopulatie. Hierbij komt dat de patiënten voor IVF vooreerst een dure en langdurige stimulatiebehandeling moeten ondergaan om rijpe eicellen te kunnen oppikken. Om de efficiëntie van IVF behandeling te verbetern en de langdurige stimulatiebehandeling te beperken wordt er getracht de eicelmaturatie gedeeltelijk in-vitro te laten voltooien. Het is dus van primordiaal belang een goed in-vitro cultuursysteem te ontwikkelen met optimale cultuurcondities, om een zo hoog mogelijke implantatieratio te bekomen. Binnen de onderzoeksgroep wordt gewerkt aan de optimalisatie van de cultuursystemen voor eicel-cumulus-complexen. Totnogtoe gebeurt de evaluatie van de rijpheid der follikels uitsluitend op basis van de morfologie van d cumulus cellen en de nucleiare maturatiecapaciteit van de eicel. Deze evaluaties zjn subjectief. Dit project beoogt de ontwikkeling van een snelle, objectieve semi-kwantitatieve Moleculair Biologische evaluatie, die ons instaat moet stellen in combinatie met een morfologische evaluatie sneller het ontwikkelingsstadium van de individuele follikels te kennen en hiervoor aangepaste media te ontwikkelen. Isolatie van mRNA uit granulosacellen naburig aan de eicel en amplificatie met behulp van RT-PCR laat toe om individuele follikels in verschillende stadia van maturatie te analyseren en te typeren om zo een expressie patroon te relateren toto de eicelmaturatie. Hiervoor beschikken wij op dit ogenblik al over een unieke weefselbank bestaande uit granulosacellen gebioptieerd uit cumulus complexen die reeds naar morfologie en maturatie capaciteit van de eicel getypeers werden. Deze studie beoogt informatie, die ons ultiem in staat moet stellen om de cumulus comlexen snel en quantitief naar maturiteit te klasseren, waardoor gepaste individuele dcultuur condities gekozen worden die kunnen leiden tot eicellen met betere ontwikkelingscapaciteiten. Organisaties: • Fysiologie
Onderzoekers: • JOHAN SMITZ
Ontwikkeling van instrumentatie voor nucleaire geneeskunde (PET-scanner voor kleine proefdieren) ikv CRYSTAL CLEAR PROJECT. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De VUB en de RUG nemen deel aan de CRYSTAL CEAR COLLABORATIE en in het raam hiervan ontwikkelen ze een hoge resolutie PET scanner voor kleine proefdieren. Deze scanner al hoofdzakelijk aan de VUB ontwikkeld worden en zal daarna ter beschikking van de dienst farmacologie van de RUG staan. Organisaties: • Elementaire Deeltjes
Onderzoekers: • STEFAAN TAVERNIER
Kankeronderzoek 'New directions in the therapy of cancer'. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onderzoek naar neovascularisatie mechanismen in multiple myeloma als doelwit voor therapeutische interventie. Alhoewel het belang van neovascularisatie bij vaste tumoren al duidelijk is aangetoond, is de kennis hieromtrent bij bloedkankers zeer beperkt. Met dit project wensen wij meer inzicht te verwerven in de moleculaire mechanismen die bij neovascularisatie in MM betrokken zijn. In een eerste luik zal onderzocht worden of MM cellijnen (van zowel humane als muis orgine) in staat zijn de metalloproteïnase (MMP) productie, migratie, proliferatie
en lumenvorming van / bij endotheelcellen te stimuleren. Vervolgens zal onderzocht worden welke specifieke factoren met angiogenese inducerende werking door MM cellen worden geproduceerd. Tevens zal nagekeken worden of endotheelcellen in staat zijn de proliferatie van MM cellen te stimuleren. In een tweede luik zal een uniek in vivo MM muis model (5T2), dat in ons laboratorium grondig werd gekarakteriseerd, gebruikt worden om het effect van anti-angiogenese therapie in MM te onderzoeken. Hierbij zal nagekeken worden in hoeverre specifieke MMP-inhibitoren in staat zijn in vivo angiogenese af te remmen. Later zal in dit diermodel eventueel ook het therapeutisch effect van andere angiogenese inhibitoren uitgetest worden. Organisaties: • Immunologie en Microbiologie
Onderzoekers: • BENJAMIN VAN CAMP
Ondersteuning van het OZR-project (OZR479) : Beslissingen van artsen rond het levenseinde bij pasgeborenen en zuigelingen. Een empirisch onderzoek aan de hand van een bevraging van artsen in Vlaanderen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit onderzoek dient na te gaan welke medische besluitvorming voorafgaat aan het overlijden van pasgeboren en zuigelingen tijdens het eerste levensjaar. Tevens worden een aantal bio-ethische 'zorgvuldigheidscriteria' van deze besluitvorming onderzocht : intentie van de behandelende arts, overleg met de ouders, consultatie van collega's, enz,.. Volgende onderzoeksvragen staan daarbij centraal: 1.Wat is de frequentie van de verschillende medische beslissingen rond het levenseinde bij pasgeborenen en zuigelingen ? 2. Met welke zorgvuldigheid worden medische beslissingen rond het levenseinde bij pasgeborenen en zuigelingen genomen ? 3.Sociologisch profiel van de betrokken actoren ? Methode : de gegevens worden verzameld via twee methodes. Enerzijds een schriftelijke enquête onder de artsen die in Vlaanderen in een periode van 1 jaar een overlijdensattest van een -1 jarige hebben ondertekend. Anderzijds zullen aanvullende gegevens worden verzameld via mondelinge interviews bij een representatieve steekproef van de betrokken artsen. Voor het sterfgevallenonderzoek werd reeds in het kader van het FWO-onderzoek een positief advies van de Orde der Geneesheren en de samenwerking van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap bekomen. Organisaties: • Zorg rond het levenseinde • Pediatrie
Onderzoekers: • YVAN VANDENPLAS • LUC DELIENS • VEERLE PROVOOST
Determinanten van beslissingen van artsen rond het levenseinde : ervaringen, opvattingen en attitudes van huisartsen en specialisten in vlaanderen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De rol van de medische zorg aan het einde van het leven van patiënten is momenteel een belangrijk ethisch vraagstuk met een groeiende wetenschappelijke en matschappelijke aandacht. In België komt het onderzoek over handelswijzen van artsen rond het levenseinde van patiënten HALP's maar langzaam op gang. de resultaten van incidentie onderzoek in Vlaanderen FWO-project G011797 leren ons dat er in de medische praktijk in Vlaanderen ook daadwerkelijk levenskortend wordt gehandeld en dat de beslissingen van artsen rond het levenseinde een vooraanstaande positite hebben in het medisch handelen aan het levenseinde. in de internationale literatuur zijn er, naast een beperkt aantal incidentiestudies, relatief veel attitudestudies gepubliceerd. De meeste van deze studies faalden om de vragen over attitudes te linken aan de feitelijke beslissingen inzake het levenseinde in de medische praktijk. De nieuwe OZR/FWO-studies moet een emirische basis van kennis opleveren over de samenhang tussen de determinanten van beslissingen rond het levenseinde van patiënten en de eigenlijke medische praktijk. In de huidige stand van de wetenschap is het onduidelijk n welk mate de opvattingen en attitudes van de artsen mbt beslissingen rond het levenseinde bepalend zijn voor hun feitelijk gedrag. verder kan ook de vraag worden gesteld in welke mate de attitudes en het gedrag ook worden beïnvloed door de waardeoriëntatie van de arts. Het onderzoeksproject heeft als doel een beter inzicht te krijgen in de redenen, motieven en andere determinanten van de medische praktijk rond het levenseinde zowel van het al dan niet nemen van een dergelijke beslissing, als van de keuze tussen de verschillende alternatieven of HALP-types. Organisaties: • Zorg rond het levenseinde
Onderzoekers: • JOHAN BILSEN • LUC DELIENS • GRETA VAN DER KELEN • REGINALD DESCHEPPER
Coördinatie en wetenschappelijke ondersteurning van de opdrachten : "ecologische inventarisatie en visievorming in functie van waterbeheer op een aantal waterlopen van eerste categorie". Universiteit Antwerpen Abstract: Coördinatie en wetenschappelijke ondersteurning van de opdrachten : "ecologische inventarisatie en visievorming in functie van waterbeheer op een aantal waterlopen van eerste categorie". Organisaties: • Ecosysteembeheer • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Patrick Meire
Identificatie van de migratoire subpopulatie in de multipel myeloma tumor kloon en de betrokkenheid van CD44v, MMP-9 en uPA in de homing van de multipel myeloma cellen naar het beenmerg.
Vrije Universiteit Brussel Abstract: Multipel myeloom (MM) cellen in het beenmerg (BM) vertonen een heterogene expressie van de plasmacel maturatiemerkers CD45 en CD49e. Op basis van de expressie van deze antigenen kunnen de MM cellen gegroepeerd worden in vershillende subpopulaties. Het is echter niet gekend welke subpopulaties initieel in het BM binnen komen en de ziekte veroorzaken. In het huidige project worden de verschillende subpopulaties gesorteerd en worden de invaderende capaciteiten vergeleken. De expressie van een aantal sleutelmoleculen wordt nagegaan in de verschillende subgroepen. Organisaties: • Immunologie en Microbiologie
Onderzoekers: • Karin VANDERKERKEN
Hydrogeologische detailstudie van de ondergrond in Vlaanderen -perceel 10. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De hydrogeologische detailstudie van de ondergrond in Vlaanderen De uitvoering van dit project omslaat fase 2 in de opbouw van het VGM. Hierin wordt gebruik gemaakt van het technisch concept van het VGM, zoals vastgesteld in fase 1 van het VGM (Meyus et al., 2000c). Om tot een adequate modellering van de Vlaamse ondergrond te komen werd er een volledige hydrogeologische schematisering opgesteld. Het is de taak van de VGM-coördinator (VUB, vakgroep hydrologie en waterbouwkunde) om alle deelgebieden zodanig te coördineren dat in een latere fase uit de deelmodellen één aansluitend geheel ontstaat. Daarom legde de VGM-coördinator op de openingsvergadering van 5 maart 2001 de structuur, nauwkeurigheid en formaten van de aan te maken of te vervolledigen databanken en GIS-kaarten vast (zie bijlage 3). Een gedetailleerde beschrijving van de taken is terug te vinden in het projectbestek (nr. L 2000 S 0019 X). In dit project is het steeds de bedoeling om enkel de bestaande data zoals literatuur, boringen en sonderingen te digitaliseren en/of te verzamelen en aan te vullen. Het is nooit de bedoeling om veldwerk te verrichten. Bij alle data moet steeds een bron en betrouwbaarheid worden opgegeven zodanig dat controle en herberekeningen mogelijk zijn. Per deelgebied worden volgende 5 deeltaken uitgevoerd: 1. Verzamelen, selecteren, controleren en interpreteren van de beschikbare basisgegevens 2. Bepaling van de voorkomingsgrenzen van de HCOV-eenheden 3. Opstellen van een grondparameterbestand 4. Vertikaal afbakenen van de modellagen (m.b.v. isohypsen en isopachen) 5. Opstellen van een topografiebestand Deeltaak 1 van de hydrogeologische detailstudie van de ondergrond in Vlaanderen, omvat het verzamelen, selecteren, controleren en het interpreteren van de beschikbare hydrogeologische gegevens en bestaat uit 2 posten, namelijk het aanvullen en corrigeren van de bestaande digitale bestanden (post 1.1) en het digitaliseren van analoge data (post 1.2). Deeltaak 2 omvat het opmaken van een gebiedsdekkende kaartenbestand van alle voorkomingsgrenzen van de HCOV-eenheden. In deeltaak 3 wordt een grondparameterbestand opgesteld, bestaande uit o.m. de hydraulische geleidbaarheid, porositeit, bergingscoëfficiënt en isotropierichting. Er wordt gestreefd naar een 50-tal parameters (bijlage 5 van het projectbestek) per deelgebied. Deeltaak 4 omvat de afbakening van de verticale dimensie van de verschillende modellagen onder de vorm van isohypsen en isopachen. In de vijfde en laatste deeltaak moet een gebiedsdekkend en zo nauwkeurig mogelijk opgestelde topografiebestand opgemaakt worden. Organisaties: • Hydrologie en Waterbouwkunde
Onderzoekers: • JAN COOLS • YVES MEYUS • FLORIMOND DE SMEDT
Opsporen van de verspreiding en effecten van stoffen met pseudo-oestrogene werking in Vlaamse waters. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Er is een gebrek aan informatie betreffende de verspreiding van xeno-oestrogenen. Het project heeft als doel de Vlaamse situatie te bestuderen aangaande de vervuiling van het oppervlakte/drinkwater door xeno-oestrogenen. Organisaties: • Menselijke Ecologie
Onderzoekers: • David PROOT • LUC HENS
Optimising nutritional quality of crops. Vrije Universiteit Brussel Abstract: The aim of this project is to improve the nutritional quality of crop plants. This crop improvement will be achieved via specifically targeted genetic manipulation of corps, and a substantial proportion of the proposed research is directed at two major European crops, maize and potato. Exploitation of the results in these crops is facilitated by the involvement of the commercial participants. The crop improvement will be via genetic modification of inherent plant biosynthetic pathways to improve flux through precursor synthesis and amino acid biosynthesis pathways. In addition, the transgenic expression of novel proteins or enhanced expression of endogenous proteins with high content of these speficif amino acids will further pull flux through these pathways. it is anticipated that the best performance will be achieved by a combination is being given to safety aspects and consumer acceptence, and every ffort will be made to utilise acceptable genetic manipulation technologies and to identify pleiotropic effects. The inclusion of breeders as partners serves to help focus the project on these traits and the public acceptance of product and will ensure the essential transfer of knowledge and product to the marketplace. Organisaties: • Plantengenetica
Onderzoekers: • GEERT ANGENON
Placental uptake and transfer of environmental chemicals relating to allergy in childhood years (PLUTOCRACY). Universiteit Antwerpen Abstract: Placental uptake and transfer of environmental chemicals relating to allergy in childhood years (PLUTOCRACY). Organisaties:
• Kindergeneeskunde • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Kristine Desager
Bescherming van de Europese populatie tegen aneugene chemicaliën. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het project betreft basisonderzoek, potentieel medische effecten en gezondheidsproblemen ten gevolge van blootstelling aan chemische aneugenen. Gedetailleerde dosis-respons curves zullen bekomen worden voor een geselecteerde waaier aneugene chemicaliën in modelsystemen gaande van in vitro celkulturen, knaagdier beenmerg, periferale bloedcellen, en darmepitheelcellen tot mannelijke en vrouwelijke germinale cellen van knaagdieren. Deze responscurves zullen gebruikt worden om kwantitatieve en kwalitatieve relaties te bepalen tussen de niveaus van de testsystemen om criteria te bepalen voor de verificatie van aan- of afwezigheid van drempelwaarden van activiteit. Modifiërende factoren zullen worden geëvalueerd en biomerkers van aneugenblootstelling in de menselijke populatie zullen worden ontwikkeld. Het project heeft tot doel: - de relatie te bepalen tussen de activiteit van aneugene chemicaliën in vitro en in vivo in somatische en germinale cellen, - het evalueren van de aan- of afwezigheid van drempelwaarden voor de activiteit van aneugene chemicaliënen de factoren die de activiteit van aneugene chemicaliën zouden kunnen beïnvloeden, - het bepalen van de gevoeligheid van individuele menselijke chromosomen voor aneugenblootstelling en het ontwikkelen van gepaste biomerkers van blootstelling, - het gebruik van de gegevens gegenereerd in dit project om aanbevelingen te ontwikkelen alsook een model om aneugene chemicaliën te evalueren en te classificeren. Het praktisch werk houdt in: - de generatie van dosis-respons curves voor een geselecteerde waaier aneugene chemicaliën gebruik makend van in vitro modellen van somatische cellen (beenmerg, perifeer bloed, darmepitheel) en van mannelijke en vrouwelijke germinale cellen van knaagdieren, - bepaling van de invloed van modifiërende factoren, door de analyse van de invloed van de celcyclus-checkpoint-genen, knaagdier-metabolisme en chemische distributie, en apoptotische en necrotische respons ten gevolge van aneugenblootstelling, - bepaling van vergelijkende gevoeligheden van individuele menselijke chromosomen voor aneugenblootstelling in celkulturen en vergelijking met aneuploidie in weefselstalen van menselijke populaties blootgesteld aan aneugenen. Deze informatie zal gebruikt worden om het gebruik van specifieke chromosomen als biomerkers van blootstelling te bepalen, - ontwikkeling van analytische methoden om geïnduceerde aneuploidie te bestuderen, alsook om de aan- of afwezigheid van drempelwaarden voor activiteit te bepalen, en om de relatieve sigificantie te evalueren van de gegevens die in vitro en in vivo werden gegenereerd. Organisaties: • Cellulaire Genetica
Onderzoekers: • MICHELINE VOLDERS
WHO/EURO Multicentre Study of Suicidal Behaviour Universiteit Gent Abstract: Door middel van een registratie van aantallen en kenmerken van suïcidepogingen in de regio Groot Gent wordt de verdeling van het voorkomen van suïcidepogingen en van de factoren die daar een invloed op hebben onderzocht. Registratie vindt plaats op de Spoedopnamediensten van de algemene ziekenhuizen, crisisinterventiecentra, een steekproef van huisartsen en de gevangenis. Organisaties: • Vakgroep Psychiatrie en medische psychologie
Onderzoekers: • Cornelis Van Heeringen
Studie over "Topiramat and its effects in microdialysis". Vrije Universiteit Brussel Abstract: 1. Introductie: Topiramaat is een 'nieuw generatie' anti-epilepticum, klinisch gebruikt als add-on behandeling van patiënten met refractaire partiële en secundair gegeneraliseerde aanvallen. Zijn structuur, een sulfamaat-gesubstitueerd derivaat van D-fructose, is verschillend van deze van alle andere bestaande anti-epileptica (Shank et al., 2000). Verschillende actiemechanismen worden toegeschreven aan topiramaat: voltage-afhankelijke en 'use-dependent' Na+ kanaal blokkade (Zona et al., 1997; De Lorenzo et al., 2000; McLean et al., 2000), een versterking van GABA-A receptor-gemedieerde stromen via een non-benzodiazepine mechanisme (White et al., 1997; 2000), inhibitie van 'high-voltage-activated' L-type Ca2+ kanalen (Zhang et al., 2000), een antagonistisch effect ter hoogte van Ca2+ permeabele AMPA/kainaat receptoren (Gibbs et al., 2000; Skradski & White, 2000) en inhibitie van het koolzuuranhydrase (Dodgson et al., 2000). Verder werd ook reeds gerapporteerd dat topiramaat de GABA concentraties in he hersenen van de mens verhoogd (Kuzniecky et al., 1998; Petroff et al., 1999). Eén in vivo microdialysestudie demonstreerde dat de abnormaal verhoogde glutamaat- en aspartaatwaarden in de hippocampus van spontaan epileptische ratten (SER) geattenueerd werden na systemische toediening van topiramaat (Kanda et al., 1996). De effecten van topiramaat op de extracellulaire concentraties van verschillende neurotransmitters in de hippocampus van vrij bewegende ratten werd nog niet bestudeerd. Topiramaats effecten werden ook nog niet bestudeerd binnen het pilocarpine diermodel voor limbische epilepsie (Turski et al., 1989; Smolders et al., 1997a). 2. Doelstellingen: We bestudeerden dosisafhankelijke effecten van topiramaat, zowel systemisch als intrahippocampaal toegediend, op de extracellulaire concentraties van glutamaat (Glu), aspartaat (Asp), GABA, dopamine (DA) en serotonine (5HT) in de hippocampus van de vrij bewegende rat met behulp van microdialyse. Verder hebben we ook de anticonvulsieve drempeldosis van topiramaat bepaald binnen het pilocarpine ratmodel, gebruik makend van electrocorticographische en gedragsobservaties. Gelijktijdig werden de effecten bestudeerd van topiramaat op de pilocarpinegeïnduceerde wijzigingen in de extracellulaire hippocampale neurotransmitterconcentraties. Organisaties: • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • YVETTE MICHOTTE • Ilse Julia SMOLDERS
Research fellowship in diabetes and metabolism - 2001 - EASD/ELI LILLY Vrije Universiteit Brussel Abstract: Research fellowship in diabetes and metabolism - 2001 - EASD/ELI LILLY Organisaties: • Medische Biochemie
Onderzoekers: • Henry HEIMBERG
Voorspelling van de dynamische respons van de houtkwaliteit op beheersmaatregelen en veranderende omgevingscondities: een geintegreerde benadering (MEFYQUE). Universiteit Antwerpen Abstract: Gezien het feit dat de hout- en houtverwerkende industrieën aangewezen zijn op een regelmatige aanvoer van hout met vrij uniforme eigenschappen, bestaat er binnen de Europese houtindustrie een reeële nood aan modellen die de houtkwaliteit kunnen voorspellen. Dit project tracht dan ook de relaties tussen standplaatsfactoren en groei, evenals tussen houtkwaliteit en productie beter te begrijpen, zowel voor huidige als toekomstige scenario's van klimaatswijzigingen, via een geintegreerde modelbenadering. Deze doelstelling zal bereikt worden door (i) de monitoring van bestaande bosbestanden; (ii) de experimentele manipulatie van bepaalde groeicondities; (iii) een analyse van de anatomische, biochemische en mechanische houteigenschappen; (iv) de modellering van groei, opbrengst en kwaliteit over een waaier van verschillende ruimtelijke schalen. Het geintegreerde modelsysteem moet bosbeheerders, de houtindustrie en beleidsmakers toelaten te beslissen of het bosbeheer zich dient te richten op productie, op behoud of op de sociale functie van het bos. Organisaties: • Planten- en vegetatie ecologie • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Reinhart Ceulemans
MIRA-T 2001 Hfdst. 1.6 Handel en diensten -subsector onderwijs :- beschrijving, analyse en evaluatie van bestaande toestand van milieu en van gevoerde milieubeleid en beschrijving van verwachte ontwikkeling. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In dit hoofdstuk van het MIRA-rapport wordt een beschrijving gegeven aangaande de milieu-impact van de sector onderwijs door middel van een 'Driving forces-Pressure-Impact-Response'-analyse. Organisaties: • Menselijke Ecologie
Onderzoekers: • David PROOT • LUC HENS
Forecasting the dynamic response of timber quality to management and environmental change: an integrated aproch Universiteit Gent Abstract: De belangrijkste doelstelling van het project bestaat in het maken van een geïntegreerd model dat zowel bosbouwers, de houtverwerkende industrie als de beleidsmakers in staat moet stellen een afweging te maken tussen de prioritaire bosfuncties gaande van houtproductie tot natuurbehoud binnen een kader van duurzaam en multifuctioneel bosbeheer. Het model zal ook effecten van koolstof allocatie en energieaspecten opnemen. Organisaties: • Vakgroep Bos- en Waterbeheer
Onderzoekers: • Marc Stevens
Vroeg waarschuwingsproject voor fouling door mosselen. Universiteit Gent Abstract: De omgevingsfactoren voor begroeiing door de brakwatermossel, Mytylopsis sp., zal onderzocht worden in de koelleidingen van BASF. Verder zullen de effecten van biocides nagegaan worden. Vroeg waarschuwingsproject voor fouling door mosselen. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Magda Vincx
Identificatie van factoren die B-cel neogenese controleren in regenererende pancreas. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In rattenpancreas kan weefselregeneratie en neogenese van insuline-producerende B-cellen geinduceerd worden door duct-ligatie. Doel van dit project is om een in vitro model te ontwikkelen waarin deze neogenese kan gereproduceerd worden. Aldus willen we de factoren opsporen die de neogenese controleren. Dit moet ons in staat stellen om B-cellen aan te maken voor transplantatiedoeleindenn (celtherapie) of om regeneratie in vivo te stimuleren. Organisaties: • Pathologische Anatomie
Onderzoekers: • LUC BOUWENS
Onderwijsvernieuwingsproject (OVP) 2001 : Probleemgestuurd onderwijs in de opleiding apotheker, een onderwijslaboratorium. Vrije Universiteit Brussel Abstract: AANLEIDING / PROBLEEMSTELLING - De professionele wereld is net als de hele huidige samenleving onderhevig aan een snelle evolutie van wetenschap en kennis. Vele beroepen eisen v.d. persoon in kwestie mobiliteit, flexibiliteit, communicatieve vaardigheden en het verwerven van nieuwe kennis. Dit impliceert dat er ook in het onderwijs nood is aan veranderingen. - In ons huidig onderwijssysteem ziet men dat studenten vaak niet in staat zijn onderwerpen of technieken die in een bepaalde cursus gezien werden, toe te passen in een ander vakgebied omdat onvoldoende de links gelegd worden. Dit is waarschijnlijk in grote mate inherent aan de structuur van ons onderwijs waarin, door de relatief strikte indeling in unidisciplinaire vakken of cursussen, v.d. student niet vereist wordt om verbanden te leggen tussen de verschillende disciplines aangezien de evaluatie, enkele uitzonderingen niet te na gesproken, eveneens unidisciplinair gebeurt door de docent van het betreffende vak. Dergelijke situatie staat haaks op de beroepssituaties waar een probleem meestal
niet unidisciplinair is. MOTIVATIE EN DOELSTELLING - Waar in het onderwijs traditioneel de nadruk ligt op teaching (docentgecentreerd onderwijs), is een noodzakelijke trend de evolutie naar learning, m.a.w. de student moet leren leren en daarenboven leren verbanden te leggen tussen verschillende disciplines (studentgecentreerd onderwijs). Ons onderwijs heeft dus nood aan het verhogen van de interdisciplinariteit binnen de door de student te behandelen leerstof. - Dit project heeft als doel om enerzijds expertise in het domein op te bouwen en anderzijds een onderwijssysteem (geschikt evenwicht tussen het docentgecentreerd en het studentgecentreerd onderwijs, van het PGO genre) te ontwikkelen dat best geschikt is aan de huidige noden van onze maatschappij. - De doelstellingen die wij, wat de studenten betreft, willen bereiken zijn : (i) het leggen van verbanden tussen de verschillende wetenschapsdomeinen, (ii) het bevorderen van communicatieve eigenschappen en het werken in groepsverband, en (iii) het individueel leren leren, o.a. door invoeren van informatie technologie. - Het is eveneens de bedoeling om gedurende de zelfstudie (v.d. PGO) aan de studenten niet alleen de traditionele handboeken ter beschikking te stellen, maar ook ICT materiaal zoals bvb. beschikbaarheid van de cursussen op internet, video's, computerprogramma's en multimedia materiaal. - Uiteraard omvat een dergelijk project een meerjarenplanning en een invoering die in verschillende fasen gebeurt, waarbij elke fase steunt op de ervaring opgedaan in een vorige fase. - Bij de aanvang v.h. acad. jaar 99-00 werd een 1ste project gestart met het invoeren van 2 PGO blokken in het 1ste jaar Apr. Deze blokken waren : spectroscopie in de farmaceutische analyse, en, antibiotica. Om de studenten en tutoren eigen te maken met het nieuwe onderwijssysteem werden er voor de start van blok 1, trainingen georganiseerd. Dit hield in uitleg ivm de werking en de doelstellingen van PGO, tonen van video's van PGOsessies, zelf laten uitvoeren van een PGO-taak door studenten en tutoren (apart). Voor blok 2 werd dit weer georganiseerd, maar nu met de nadruk op foutief of niet gebruikte PGO-technieken door studenten/tutoren. - Elk blok duurt 10 weken en bestaat uit 8 taken en een bloktest. De taken worden bestudeerd in 4 groepjes van 9 à 10 studenten. Deze onderwijsgroepen ontmoeten elkaar 2x per week ged. 1 uur, nl. 1 uur voor de voorbespreking en 1 uur voor de nabespreking. Tussenin hebben de studenten een dag zelfstudie. De onderwijsgroepen worden begeleid door tutoren. - Het blok : geneesmiddelen bij pijn, onsteking en koorts, werd ingevoerd in het acad.jaar 00-01 in het 2de jaar Apr. In dit blok worden de studenten ged. 3 weken aan één stuk geconfronteerd met dit blok en worden hoorcollege's, practica en PGO met elkaar gemengd. - Naast deze organisatorische experimenten, lopen nog experimenten over evaluatie's (zie kwaliteitszorg) en opstellen van basisdocumenten (blokboek, tutoren handleiding, enz.). - Doel van dit project is dus tot een complete ombouw van het curriculum te komen en de gedane experimenten te evalueren, te synthetiseren en te verspreiden naar andere opleidingen. BEOOGDE RESULTATEN : (1) Ten opzichte van de student : - verhogen van de interdisciplinariteit - verwerven van bepaalde vaardigheden : werken in groepsverband, zelfstandig werken, life-long learning, communicatieve vaardigheden. (2) Ontwikkeling van producten : - opstellen van blokboeken en tutor handleidingen, aangepast aan de opleiding - ontwikkelen van evaluatieformulieren, blokteksten, observatorformulieren, enz. (3) Ten opzichte van derden : - dissiminatie van de templates (of frames) v.d. blokboeken, tutorhandleidingen, enz. aan andere opleidingen aan de VUB, die PGO willen uitvoeren - in een later stadium dissiminatie van deze templates naar andere instellingen toe. Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie • Farmacologie • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis • Lerarenopleiding • Farmaceutische Biotechnologie en Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • ALAIN DUPONT • ANDRE FORIERS • DESIRE MASSART • YVETTE MICHOTTE • VERA ROGIERS • BARTHOLOMEUS ROMBAUT • SOPHIE SARRE • Yvan VANDER HEYDEN • JOHANNA VERBEKE • JACQUELINE VERCAMMEN • MICHAEL VRIJSEN • RAPHAEL VRIJSEN • HENRI DE CLERCQ
Onderwijsverniewingsproject (OVP) 2001 : Conceptbegrip in Ontwikkelingsbiologie . Vrije Universiteit Brussel Abstract: De doelstelling is het bevorderen van de zelfstudie. Hiervoor zal ik de cursus 'Functionele Dierkunde' van de tweede kandidatuur Biologie als pilootproject gebruiken. Ikzelf ben verantwoordelijk voor het doceren van deze cursus (30HOC en 25 WPO). In het bijzonder onderwijs ik 'Ontwikkelingsbiologie'. Deze tak van de wetenschap is bijzonder geschikt voor een ICT aanpak daar deze gebaseerd is op het visuele en er heel wat materiaal beschikbaar is op het Internet. Met dit project is het de bedoeling om de HOC aan te vullen met ZELFwerk, enkele WPO te vervangen door ZELF en zelfs ZELFwerk te gebruiken voor het examen Organisaties: • Cellulaire Genetica
Onderzoekers: • Luc LEYNS
Steun aan kankeronderzoek vanuit de TV-Campagne "Kom op tegen Kanker". Vrije Universiteit Brussel Abstract: Steun aan kankeronderzoek vanuit de TV-Campagne "Kom op tegen Kanker". Organisaties: • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers:
• JACQUES DE GREVE
Moleculair genetisch onderzoek van persoonlijkheidskenmerken in relatie tot complexe multifactoriële psychiatrische aandoeningen : bipolaire stoornis en majeure depressie. Universiteit Antwerpen Abstract: Een nieuwe benadering om psychiatrische aandoeningen te bestuderen, is via het onderzoek van normale persoonlijkheidsfactoren. Zeer recent werd aangetoond dat persoonlijkheidsstoornissen het extreme uiteinde vertegenwoordigen van normale continu verdeelde persoonlijkheidskenmerken. Eerder werd al aangetoond dat de interactie tussen de verschillende aspecten van persoonlijkheid het risico op een depressie kan beïnvloeden. Dit is zeer belangrijk voor het genetisch onderzoek van psychiatrische aandoeningen. Zo kan het onderzoek van normale persoonlijkheids-kenmerken indicaties geven over mogelijke kandidaatgenen voor psychiatrische aandoeningen, zoals manischdepressieve psychose. Enkele voordelen van het werken met normale kenmerken zijn de mogelijkheid tot een grotere, systematische screening van een populatie en grotere uniformiteit in het fenotype. In onze studie werd een Noord-Zweedse populatie van 2400 gezonde personen gescreend met een persoonlijkheidsvragenlijst. Uit de normaal verdeelde distributie worden de extreem-hoog en 'laag scorende individuen geselecteerd voor de genotypering van kandidaatgenen uit de dopaminerge, serotonerge en hormonale pathways. Genen die een positieve associatie aantonen met een persoonlijkheidstrek, worden vervolgens getest op een populatie van depressieve patiënten en controles Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven
Onderzoek van de dynamiek van de cerebellaire schors met multi single unit registraties in verdoofde ratten. Universiteit Antwerpen Abstract: De dynamiek van de cerebellaire circuits wordt bestudeerd door simultane registratie van de activiteit van meerdere geïdentificeerde cellen in de verdoofde rat. Speciale aandacht gaat naar de Golgi-cellen waarbij hun onderlinge correlatie zal onderzocht worden afhankelijk van hun relatieve positie tijdens spontane en tactiel geëvokeerde activiteit, hun antwoord op elektrische stimulatie van afferente banen en hun relatie tot andere elementen van de cerebellaire schors, in bijzonder de Purkinje cellen en mosvezels Organisaties: • Theoretische neurobiologie • Theoretische neurobiologie en neuroengineering
Onderzoekers: • Erik De Schutter • Sonia-Antonia Volny-Luraghi
Clonering en karakterisatie van genen voor hypotrichosis simplex. Universiteit Antwerpen Abstract: Clonering en karakterisatie van genen voor hypotrichosis simplex. Organisaties: • Centrum medische genetica • Medische Genetica (MEDGEN)
Onderzoekers: • Markus Nöthen • Regina Betz
Analyse van het 14-3-3 eiwit en het tau fosforylatie metabolisme met betrekking tot de differentiaal diagnose van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob in een vroege klinische fase. Universiteit Antwerpen Abstract: De ziekte van Creutzfeldt-Jakob (CJD) is een snel progressieve vorm van dementie veroorzaakt door een abnormale vorm van het prion eiwit. We hebben recent aangetoond dat het microtubule geassocieerd proteïne tau gefosforyleerd is in CJD. Het project omvat een onderzoek naar de mechanismen van de fosforylatie van tau in CJZ, de detectie van de vorming van vrije radicalen, het onderzoek van phospho-tau in scrapie en in een diermodel van GSS en onderzoek van isovormen van 14-3-3. Organisaties: • Neuropathologie • Translationele Neurowetenschappen (TNW)
Onderzoekers: • Bart Van Everbroeck • Patrick Cras
Preklinische ontwikkeling van RNA gemodifieerde dendritische celvaccins voor kanker en HIV. Universiteit Antwerpen Abstract: Met het oog op de ontwikkeling van een cellulair kankervaccin, zullen humane dendritische cellen (DCs) afkomstig van gezonde individuen, behandelde kankerpatiënten en HIV-seropositieve patiënten worden gekweekt vanuit perifere bloedmonocyten. Het hoofddoel van dit project bestaat erin om een transfer van gedefineerde tumor- of HIV-antigenen naar DC te bewerkstelligen d.m.v. transfectie met mRNA coderend voor het relevant antigeen via electroporatie. Deze met antigenen opgeladen DC zullen vervolgens gebruikt worden voor de in vitro generatie van antigenspecifieke autologe cytotoxische T-cellen die in staat zijn om autologe tumorcellen of HIV-geïnfecteerde cellen te eradiceren. In een latere fase zal worden overgegaan tot het laden van DC met ongefractioneerd autoloog tumormateriaal (totaal tumor mRNA, apoptotische cellen), wanneer er geen voorkennis is van tumorspecifieke tumorantigenen. Voor deze strategie zal worden gewerkt met tumormateriaal afkomstig van baarmoederhals- en lymfekankerpatiënten. Organisaties: • Hematologie en bloedtransfusie • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Zwi Berneman • Vigor F I Van Tendeloo
Vrouwelijke reproductieve competitie bij Amerikaanse bizons (Bison bison). Universiteit Antwerpen Abstract: Vrouwelijke reproductieve competitie bij Amerikaanse bizons (Bison bison). Organisaties: • Ethologie • Ethologie
Onderzoekers: • Hilde Vervaecke • Marcel Eens
Gecoördineerde enzymactiviteit tijdens celexpansie. Universiteit Antwerpen Abstract: De plantencelwand, bestaande uit cellulose microfibrillen ingebed in een matrix van pectines, hemi-celluloses en structurele eiwitten, is een rigiede structuur die de protoplast omvat. Om groei toe te laten moeten de ladingsdragende verbindingen (hemicelluloses en voornamelijk xyloglucanen) gemodificeerd worden. Verschillende enzymes zoals expansines, xyloglucan endotransglycosylases (XETs) en endo-glucanases spelen hierbij een belangrijke rol. Aan de hand van een op het labo ontwikkelde fluorescente techniek werd reeds de actie van XET in elongerende plantencellen en tijdens wortelhaarinitiatie in beeld gebracht. Deze techniek laat een screen van specifieke Arabidopsis-elongatiemutanten toe. De celwanden van de geselecteerde mutanten worden dan verder gekarakteriseerd op samenstellende bestanddelen met verschillende technieken. Van de verschillende XET genen wordt nagegaan welke specifiek in de elongatiezone tot expressie komen. Mutanten die dit gen/deze genen overexpresseren en mutanten die dit gen/deze genen missen worden aangemaakt en morfologisch en biochemisch gekarakteriseerd. Het doel van deze studie is de precieze rol van XET tijdens het elongatieproces te ontrafelen en de relatie met de andere enzymes te karakteriseren. Organisaties: • Plantenmorfologie • Plantenmorfologie
Onderzoekers: • Kris Vissenberg • Jean-Pierre Verbelen
Identificatie en karakterisatie van genen betrokken bij gehoorverlies en evenwichtsstoornissen. Universiteit Antwerpen Abstract: In het binnenoor bevinden zich de organen voor het gehoor (de cochlea) en evenwicht (vestibulair apparaat). Deze twee organen zijn evolutionair met elkaar verwant en hun werking is gelijkaardig, maar over de exacte werking blijven nog veel vragen onopgelost. Een beter begrip van deze organen kan leiden tot een betere behandeling van patiënten met gehoorverlies en/of evenwichtsstoornissen. Dit prodect heeft als doel het binnenoor beter te begrijpen via het opsporen en karakteriseren van genen betrokken bij gehoor- en evenwichtsstoornissen. Dit zal gebeuren via i) positionele clonering van ziektegenen in families met erfelijke doofheid en evenwichtsstoornissen, ii) constructie en karakterisatie van cDNA banken voor de cochlea en het vestibulair apparaat en iii) karakterisatie van genen betrokken bij gehoor en evenwicht via histologische, moleculair biologische en biochemische technieken. Organisaties: • Centrum medische genetica • Menselijke moleculaire genetica
Onderzoekers: • Erik F P Fransen • Guido Van Camp
Evolutie en functie van het craniocervicaal apparaat bij squamata. Universiteit Antwerpen Abstract: Het ontstaan van de terrestrische voedselopname en het ontstaan van de amniote schedel structuur zijn ongetwijfeld sleutelelementen geweest in de evolutie van vertebraten. Alhoewel er veel onderzoek is verricht omtrent de schedelstructuur en de voedingsmechanismen bij vogels en zoogdieren, is er nog relatief weing geweten over deze systemen bij "lagere" Tetrapoda. Nochtans is de studie van dergelijke basale groepen essentieel om evolutionaire processen beter te kunnen begrijpen. In het voorgestelde postdoctorale mandaat zullen, binnen het bovenstaande kader, twee topics meer in detail behandeld worden. Ten eerste zal er onderzoek verricht worden naar de neuromotorische basis van de voeding bij hagedissen, waarbij de vraagstelling rond stereotypie van motor-patronen een centrale rol zal spelen. Samenhangend daarmee zal ook het belang van feedback-systemen bij de coordinatie en de evolutie van de voedselopname bij hagedissen onderzocht worden. Het tweede luik van dit postdoctoraal onderzoek zal zich toespitsen op de ecomorfologie van het voedingsapparaat bij hagedissen. Hierbij zal in een expliciet vergelijkende studie, binnen een strikt fylogenetisch kader, onderzoek verricht worden naar het belang van een aantal prestatie parameters van het voedselopname apparaat. Deze aanpak moet toelaten om die elementen binnen het voedingssysteem te identificeren die een belangrijke rol gespeeld hebben in de evolutionaire diversificatie van de groep. De methodologie die zal aangewend worden voor de analyse van dergelijke gegevens (welke aangleerd zal worden in het lab. van Dr. D. Irschick, Tulane University - New Orleans) zal dan later gebruikt worden om ook elementen van neuro-motorische controle bij hagedissen te analyseren. Organisaties: • Functionele morfologie • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Anthony R Herrel • Peter Aerts • Frits L A De Vree
Temporele en ruimtelijke variatie in relaties tussen gedragscomponenten en morfologisch 'design' bij dagvlinders. Universiteit Antwerpen Abstract: Voor vliegende insecten zoals dagvlinders is de thermische omgeving waarin ze actief zijn een erg belangrijke component die zowel in de tijd als de ruimte kan variëren. Dit project beoogt om de seizoenale veranderingen in het gedrag, de morfologie en vooral de relaties tussen beide componenten bij dagvlinders met meerdere generaties per jaar te begrijpen. Studiesoorten zijn oa. het Bont zandoogje (Pararge aegeria), Klein geaderd witje (Pieris napi) en het Landkaartje (Araschnia levana). Bij de centrale studiesoort, het Bont zandoogje, worden de complexe interacties tussen `design' en gedrag (partner-zoek-gedrag en dispersie) doorheen het seizoen geanalyseerd. Bovendien wordt in dit systeem ook explicitiet naar de seizoenale verschillen tussen verschillende habitats (bv. dennenbos vs. loofbos) en fragmentatiegraden (bv. houtkant vs. groot bos) gekeken. Voor de witjes en het Landkaartje wordt een vergelijkende analyse van de morfologie tussen de seizoenen opgezet. Hierbij staan aspecten van vliegcapaciteit en thermoregulatie centraal. Dit project combineert onderzoek naar fenotypische plasticiteit met gedragsecologisch en functioneel morfologisch onderzoek. Organisaties: • Dierenecologie • Dierenecologie
Onderzoekers: • Erik Matthysen • Hans J E Van Dyck
Rol van T-cellen en macrofagen bij nier en lever ischemie/reperfusie beschadiging.
Universiteit Antwerpen Abstract: Rol van T-cellen en macrofagen bij nier en lever ischemie/reperfusie beschadiging. Organisaties: • Nefrologie • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Dirk Ysebaert • Marc De Broe
Screeningsprogramma naar seksueel overdraagbare aandoeningen en hepatitis B vaccinatie bij prostitue(e)s in de provincie Antwerpen. Universiteit Antwerpen Abstract: In 2000 werd een pilootonderzoek uitgevoerd naar de haalbaarheid van hepatitis B vaccinatie van prostitue(e)s in het Antwerpse. 108 prostitue(e)s namen deel aan dit project. Dit project past binnen een breder gezondheidsvoorlichtings- en opvoedingsproject rond seksueel overdraagbare aandoeningen, condoomgebruik en hygiëne. Het project wordt op grotere schaal voortgezet in 2001 in de provincie Antwerpen met een ruimere permanentie en beschikbaarheid van artsen en verpleegkundige. Een structurele financiering wordt nog verder uitgewerkt om de noodzakelijke continuïteit voor dit project te garanderen. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Pierre Van Damme
Patroonverschillen in de darmflora, Luik IV.3 Astma en allergie, Generalized Health Monitoring in Flanders. Universiteit Antwerpen Abstract: Het voorkomen van allergische aandoeningen (astma, hooikoorts, eczeem) bij kinderen neemt toe. Verminderde blootstelling aan bacteriën op jonge leeftijd, verhoogde blootstelling aan chemicaliën en luchtverontreiniging kunnen allergische aandoeningen induceren. Bij allergische kinderen werden verschillen in de darmflora vastgesteld. De invloed van verschillende aspekten van een `Westerse levensstijl' op de microbiële flora zal vanaf de geboorte worden onderzocht en in verband worden gebracht met het ontstaan van atopie en astma. Organisaties: • Kindergeneeskunde • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Kristine Desager
Doctoraatsonderzoek S. De Wachter. Universiteit Antwerpen Abstract: Doctoraatsonderzoek S. De Wachter. Organisaties: • Urologie • Translationele Neurowetenschappen (TNW)
Onderzoekers: • Jean Jacques Wyndaele • Stefan De Wachter
Onderzoek naar vroege longinflammatie en Chronische Longziekte bij prematuren. Universiteit Antwerpen Abstract: Chronische longziekte (Bronchopulmonaire dysplasie, BPD) kan op 2 manieren gedefinieerd worden. Enerzijds als het bestaan van persisterende zuurstofnood op de post-conceptionele leeftijd van 36 weken en anderzijds als het bestaan van persisterende zuurstofnood op de postnatale leeftijd van 28 dagen. Bij prematuren kent BPD een prevalentie van 20 tot 60%. Deze ziekte wordt gekenmerkt door chronische dyspnoe en zuurstofnood wat leidt tot verlengde hospitalisatie en dus ook tot meer kosten. Op kinderleeftijd kan hyperreactiviteit van de luchtwegen voorkomen met respiratoire insufficiëntie bij virale infecties (vnl. Respiratoir Syncitieel Virus). De etiologie van BPD is multifactorieel waarbij korte zwangerschapsduur, zuurstoftoxiciteit en barotrauma door beademing van belang zijn. Eveneens kon er reeds een associatie tussen BPD en infectie van de lagere luchtwegen, meer bepaald met Ureaplasma urealyticum, aangetoond worden. Toch kon tot op heden geen causaal verband hiervoor aangetoond worden (Wang et al., 1995). Ureaplasma kan voorkomen in de tractus genitalis van zwangere vrouwen en kan de oorzaak vormen van een opstijgende infectie (chorioamnionitis) waardoor premature arbeid kan ontstaan (Munshi et al., 1997). Eveneens kunnen de lagere luchtwegen van de neonaat gekoloniseerd worden door aspiratie van vaginale secreties bij de geboorte. Er bestaat toenemende zekerheid dat inflammatie een essentiële rol speelt in het onstaan van BPD bij neonati. Bij analyse van endotracheale aspiraten, afgenomen tijdens de eerste 3 levensdagen, werden pro-inflammatoire cytokines gevonden. Het gaat dan met name om interleukine-8, een krachtige inductor van chemotaxis van neutrofielen, en interleukine-6, een belangrijke immunomodulatoire factor (Jones et al., 1996). Bijgevolg kan gesteld worden dat zowel neonatale factoren (ernst van hyaliene membraan ziekte (Rijderman et al., 1994) en gebrek aan anti-inflammatoire respons), antenatale factoren (chorioamnionitis) en postnatale factoren (longinfectie), alhoewel niet onafhankelijk, een rol spelen bij het onstaan van BPD bij prematuren. Organisaties: • Kindergeneeskunde • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Ludo Mahieu • Margareta Ieven • Willem Stevens • Jozef De Dooy
Doctoraatsonderzoek A. Moens. Universiteit Antwerpen Abstract: Doctoraatsonderzoek A. Moens. Organisaties: • Cardiologie • Translationeel pathofysiologisch onderzoek (TPR)
Onderzoekers: • Christiaan Vrints • An Moens
Ontwerp en synthese van specifieke inhibitoren van dipeptidyl peptidase (DPP II): een onderzoek naar het belang van DPP II in het metabolisme van biologisch actieve peptiden. Universiteit Antwerpen Abstract: Inleiding: Enzymen zijn als katalysatoren van biochemische reacties essentiële elementen in het onderzoek naar het functioneren van ons organisme. De kennis van hun structuur, werkingsmechanisme en functies geeft ons tevens belangrijke informatie bij de studie van de biochemische basis van ziektes en bij de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen. Ons laboratorium heeft een uitgebreide ervaring met dipeptidyl peptidase IV (DPP IV). Dit is een protease dat dipeptiden afsplitst van het Nterminale gedeelte van peptiden met bij voorkeur proline of alanine op de voorlaatste positie. DPP IV heeft een belangrijke functie in het immuunsysteem en is betrokken bij het metabolisme van biologisch actieve peptiden als GFR (growth hormone releasing factor), GLP-1 (glucagonlike-peptide-1) en GIP (glucose-dependent insulinotropic polypeptide). Daarom, en recent onderzoek heeft dit ook aangetoond, zijn inhibitoren van DPP IV therapeutisch interessante verbindingen als immunosuppressiva, en bij niet-insuline afhankelijke diabetes en groeihormoon deficiëntie. Het dipeptidyl peptidase II (DPP II) is een zeer analoog enzym, waarover echter nog zeer weinig gekend is. De fysiologische functies van DPP II zijn nog onduidelijk maar waarschijnlijk speelt het, naar anologie met DPP IV, een belangrijke rol in de metabolische inactivatie van sommige oligopeptiden of hun fragmenten. Doelstelling: Dit doctoraatsonderzoek spitst zich toe op het achterhalen van de substraatspecificiteit van DPP II, waarna deze informatie kan gebruikt worden voor het ontwerpen en synthetiseren van inhibitoren, specifiek voor DPP II. Deze inhibitoren kunnen vervolgens aangewend worden in het onderzoek naar de biologische functie van DPP II en het therapeutisch belang van zijn inhibitie. Organisaties: • Medicinale chemie • Medicinale chemie (UAMC)
Onderzoekers: • Kristel Senten • Koen Augustyns
Verspreiding van gebromeerde brandvertragers in het Belgische milieu. Universiteit Antwerpen Abstract: Gebromeerde brandvertragers (Brominated Flame Retardants; BFRs) zijn verbindingen die zeer verspreid in de natuur voorkomen. Omdat ze nog steeds in grote hoeveelheden worden aangemaakt en omdat ze worden gebruikt in haast elk door de mens vervaardigd gebruiksvoorwerp (van kledij tot plastiek tot vliegtuigen), zijn de BFRs alomtegenwoordig. De monitoring van deze verbindingen daarentegen is niet zo wijdverspreid als het gebruik ervan. Omtrent de toxiciteit van de BFRs is niet veel geweten. Aangenomen wordt dat de toxiciteit vergelijkbaar is met die van de PCBs en dioxinen, die behoren tot een klasse van hoog toxische verbindingen (immunotoxisch, hepatotoxisch, thyroïdverstorend, endocrien verstorend...) Ons onderzoek spitst zich toe op het analytische deel van de monitoring studies. Verscheidene stalen, gaande van mileumonsters tot humane stalen, wordt geanalyseerd. BFR concentraties in België, in de Belgische Noordzee en meer specifiek rond Antwerpen zullen in kaart worden gebracht. Organisaties: • Toxicologie • Toxicologie
Onderzoekers: • Hugo Neels • Paul Schepens
Effecten van omgevingsstress op de genetische structuur van natuurlijke populaties van intertidale ongewervelden. Universiteit Antwerpen Abstract: Effecten van omgevingsstress op de genetische structuur van natuurlijke populaties van intertidale ongewervelden. Organisaties: • ECOFYSIOLOGIE EN BIOCHEMIE • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Ronny Blust • Hans De Wolf
Micro-evolutie en hybridisatie op de Galapagos eilanden: genetica en morfologie binnen en op de grenzen van een soort Universiteit Antwerpen Abstract: Micro-evolutie en hybridisatie op de Galapagos eilanden: genetica en morfologie binnen en op de grenzen van een soort Organisaties: • EVOLUTIONAIRE BIOLOGIE • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Ronald Verhagen • Peter Verdyck
De effecten van zware metaal contaminatie op de trofische interacties binnen plant-insect-parasitoïd systemen Universiteit Antwerpen Abstract: De effecten van zware metaal contaminatie op de trofische interacties binnen plant-insect-parasitoïd systemen Organisaties: • EVOLUTIONAIRE BIOLOGIE • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Ronald Verhagen • Jan Scheirs
Onderzoek in het domein van "Bio-Imaging". Universiteit Antwerpen Abstract: Onderzoek in het domein van "Bio-Imaging". Organisaties: • BIO-IMAGING LAB • Bio-imaging
Onderzoekers:
• Anne Marie Van Der Linden
Vlaamse Gemeenschap: Steunpunt "milieu en gezondheid" Universiteit Gent Abstract: Het onderzoek maakt deel uit van onderzoek naar de relatie tussen bepaalde milieufactoren en hun invloed op gezondheid. De vakgroep Maatschappelijke Gezondheidkunde spitst zich toe op het creeëren en verwerken van vragenlijsten die de blootstelling aan milieupolluenten via de voeding meten om deze te combineren met data over contaminanten in de voeding. Daarnaast worden via desktopresearch methodologische aspecten en milieuepidemiologisch onderzoek bestudeerd: modellering van blootstelling aan milieupolluenten. Organisaties: • Vakgroep Maatschappelijke gezondheidkunde
Onderzoekers: • Gui De Backer
Steunpunt Milieu en Gezondheid Universiteit Gent Abstract: Het steunpunt zal hoofdzakelijk biomonitoring onderzoek en theoretisch (literatuur) onderzoek verrichten inzake milieu en gezondheid. Het biomonitoringsproject zal metingen op bloed of urine omvatten naar zowel blootstellingsmerkers als effectmerkers. De ?Vraagbaak? van het Steunpunt zal enerzijds antwoorden trachten te geven op precieze vragen van de administraties van de Vlaamse Gemeenschap, en zich anderzijds concentreren op de lage dosis problematiek. Organisaties: • Vakgroep Radiotherapie en Experimenteel Kankeronderzoek
Onderzoekers: • Nicolas Van Larebeke
Biomechanica van de vaattoegang voor hemodialyse Universiteit Gent Abstract: Wanneer nierfalen optreedt, is hemodialyse een mogelijke niervervangende therapie. Hiervoor is een vaattoegang noodzakelijk bijvoorbeeld d.m.v. een greffe aangebracht tussen arterie en vene brachialis. Het belangrijkste probleem hierbij is vernauwen en klonteren van deze greffe en vene. Aan de hand van een in vitro opstelling en numerieke stromingsmechanica wordt de invloed van de hemodynamica op het vernauwingsproces bestudeerd. Organisaties: • Vakgroep Civiele techniek
Onderzoekers: • Pascal Verdonck
Functionele analyse van caspasehomologen in Arabidopsis thaliana Universiteit Gent Abstract: Capasen zijn belangrijke regulatormoleculen betrokken in de controle van apoptotische celdoodprocessen bij dieren. Recente studies suggereren dat caspase-achtige proteïnen eveneens in de controle van plantenceldood betrokken zijn. Recent werd via een in silico benadering een familie saspase-achtige proteïnen in planten geïdentificeerd, de zogenaamde metacaspasen. Deze nieuwe klasse van genen zal in dit project bestudeert worden. Een eerste luik omvat het ophelderen van de functie van deze caspasehomologen. Daartoe zullen transgene Arabidopsis planten gegenereerd worden, die het cDNA coderend voor deze metacaspasen verhoogd of verminderd tot expressie brengen. Indien in het geval van overexpressie van deze caspasehomologen een lethaal fenotype wordt bekomen, zal een induceerbaar expressiesysteem aangewend worden. Planten die een niet-lethaal fenotype vertonen alsook planten die de caspasehomologen verminderd tot expressie brengen zullen in detail gekarakteriseerd worden, en dit zowel bij normale als bij stresscondities. Een tweede luik omvat het ontrafelen van het regulatorisch netwerk van de metacaspasen. Hierbij zullen in eerste instantie interagerende partners zoals "upstream" signaalmoleculen (en eventueel inhibitoren) geïdentificeerd worden via yeast two-hybrid. Later kunnen dan, indien het volledig actief enzyme gekend is, via een gemodificeerde yeast twohybrid substraten worden gezocht. Een selectie van deze interactoren zal dan tevens functioneel gekarakteriseerd worden. Organisaties: • Vakgroep Plantenbiotechnologie en Genetica
Onderzoekers: • Dirk Inzé
Effect van de verhoging van de DHA status op de gezondheidstoestand van muco-patiënten Universiteit Gent Abstract: Placele gecontroleerde longiterdouale studie waar mucopatiënten een DHA zijnde olie of placebo toegediend krijgen. Biochemische effecten (DHA spiegel in plasmaforfolipiden) en gezondheidsgerelateerde parameters zullen geregeld bepaald worden om na te gaan of deze voedingsinfluentie bepaald worden om na te gaan of deze voedingsinfluentie de gezondheidstoestanden van de mucopatient verhetest. Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Armand Christophe
Kwantitatieve analyse van humane stratum corneum (SC) lipiden na tape stripping in combinatie met nieinvasieve effiëntiemetingen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De barrièrefunctie van de huid is gelegen in het stratum corneum (SC) en bestaat uit verhoornde keratinocyten omgeven door lamellaire lipidendubbellagen en de hydrolipidenfilm die aanwezig is op het huidoppervlak. Bij een aantal huidpathologieën is deze barrière beschadigd, maar welke lipiden hierbij betrokken zijn en op welk niveau veranderingen gebeuren is onvoldoende gekend. Door het ontwikkelen van een gestandardiseerd, niet-invasief 'stripping'-model zullen rechtstreekse metingen op proefpersonen mogelijk zijn via het gebruik van bioengineeringtechnieken. De barrièrefunctie zal gemeten worden via TEWL, hydratatie via capaciteitsmetingen, huidskleur via chromametrie, huidrelief via lichttransmissie en pH via potentiometrische pH-metingen op de huid. Het kwantitatieve en kwalitatieve lipidenprofiel van de genomen strip zal via chromatografische-fotodensitometrische scantechnieken geanalyseerd worden in functie van de diepte van het stratum corneum. Parameters die het inter- en intraindividuele lipidenpatroon kunnen beïnvloeden zullen bestudeerd worden, zijnde geslacht, leeftijd, plaats op het lichaam, fototype en experimentele beschadiging (SLS- en acetonmodel). Na de karakterisatie van gezonde huid, zal de barrièrefunctie van de pathologische huid bestudeerd worden (atopie) en zullen efficiënte topica voor de behandeling en de normalisatie ontwikkeld worden. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • VERA ROGIERS
Steunpunt : Verkeersveiligheid bij stijgende mobiliteit. + Bijk ov "impact van verkeersongevallen op de kwaliteit van het leven" ikv dit steunpunt. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De bijdrage van de Vakgroep Menselijke Ecologie situeert zich vooral op het vlak van de milieu- en gezondheidszorg. Enerzijds is er een rol weggelegd in het onderzoek naar de mogelijke inschakeling van ziekenhuisgegevens voor het vinden van correctiefactoren voor de ongevallendata. Anderzijds zal ook het onderzoek naar andere impacts van verkeer op de volksgezondheid dan de ongevallen mee vorm gegeven worden en zal er bijgedragen worden bij de ontwikkeling van risico-indicatoren. De bijkomende onderzoeksopdracht is een pilootstudie gericht op het verkrijgen van inzicht in de impact van verkeersongevallen op de kwaliteit van het leven. De focus ligt hierbij op whiplash-slachtoffers. Organisaties: • Menselijke Ecologie
Onderzoekers: • David PROOT • LUC HENS
Eerste generatie Steunpunt : Milieu en gezondheid. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het Steunpunt Milieu en Gezondheid is een consortium waarbij alle Vlaamse universiteiten betrokken zijn en bovendien instellingen zoals VITO, PIH en OPZ-Geel en de universiteit van Maastricht. Concreet beoogt de uitdaging van het onderzoek een verdere uitdieping van de vraagstelling naar de impact van het milieu op de gezondheid van de samenleving. De Vakgroep focust zich vooral op de ontwikkeling van milieuen gezondheidsindicatoren als beleidsondersteunende elementen. Organisaties: • Menselijke Ecologie • Scheikunde
Onderzoekers: • David PROOT • LUC HENS • WILLY BAEYENS
Cellulaire productie van Wnts, afgescheiden groei- en differentiatiefactoren en hun gebruik als coordinators van orgaanspecifieke stamcellen. (STEM CELLS) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Wnts codeeren gesecreteerde signalen die de groei en cellulaire differentiatie van verschillende stamcellen tijdens de embryonische ontwikkeling reguleren. Er zijn geen bruikbare systemen beschikbaar om de Wnts in hun biologische actieve vorm te uitdrukkenen en om de stamcellen ongedifferentieerd te houden in vitro. We zullen efficiënte recombinante producties ontwikkelen die uitvoerbaar zullen zijn op elk gegeven Wnt. De biologische activiteit van de geproduceerde Wnts zal in vitro getest worden door middel van een readout systeem en in het vroege Xenopus embryo. De leden van het consortium hebben de belangrijkheid kunnen aantonen van de Wnts als onderhoudfactor van stamcellen in vele verschillende orgaansystemen. De Wnts, hun receptoren en signaaltransductie componenten zullen in deze systemen gescreend worden. De biologische activiteit van het recombinante Wnts zal getest worden in haar capaciteit om de cellen in vitro pluripotent te houden en te onderzoeken of deze een rol spelen bij het leiden van cellen tot specifieke cellijnen. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Luc LEYNS
ICP: Master programme in Human Ecology' (2001-2002) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het Engelstalige 'Master Program in Human Ecology' heeft tot doel het aanbieden van een interdisciplinaire postgraduaatsopleiding overeenkomstig de beste internationale normen. Menselijke ecologie is een methode voor een integrale, wetenschappelijke benadering van de mens-omgevingsinteracties in brede zin. Menselijke ecologie situeert de ecologische problematiek in het interactiegebied tussen mens, maatschappij en omgeving. Organisaties: • Menselijke Ecologie
Onderzoekers: • David PROOT • LUC HENS
Zorgbehoeften en zorggebruik bij dementerende en depressieve ouderen en hun mantelzorgers in de context van Europese gezondheids- en welzijnssystemen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Gezien de vergrijzing van de bevolking is de professionele en informele zorg voor dementerende ouderen een uitdaging die de voorbije jaren aandacht kreeg in wetenschappelijk onderzoek. Gezien de demografische en maatschappelijke ontwikkelingen zal deze problematiek nog aan belang inwinnen en is verder onderzoek noodzakelijk. Het voorgestelde VIS-project beoogt de opgebouwde kennis op het vlak van dementie en zorgverlening te relateren aan de bevindingen van andere Europese onderzoeksgroepen en hieruit vragen te distilleren die slechts ten volle kunnen beantwoord worden binnen een Europese context, gebruik makend van enerzijds de deskundigheid in de diverse onderzoeksgroepen en anderzijds de mogelijkheden wat betreft de diversiteit aan systemen van welzijnszorg en gezondheidszorg die landsgrenzen overschrijdend onderzoek mogelijk maakt. Een project op Europees niveau m.b.t. de zorgnoden en/of het zorggebruik (en de determinanten hiervan) en/of het zorgaanbod (formeel en informeel) in de context van de verschillende gezondheids- en welzijnszorgsystemen, zal voorbereid worden. Organisaties: • Maatschappelijke Gezondheidszorg
Onderzoekers: • ANNE-MARIE DEPOORTER
Co-financiering bij Cellulaire productie van Wnts, afgescheiden groei- en differentiatiefactoren en hun gebruik als coördinators van orgaan-specifieke stamcellen.
Vrije Universiteit Brussel Abstract: Wnts codeeren gesecreteerde signalen die de groei en cellulaire differentiatie van verschillende stamcellen tijdens de embryonische ontwikkeling reguleren. Er zijn geen bruikbare systemen beschikbaar om de Wnts in hun biologische actieve vorm te uitdrukkenen en om de stamcellen ongedifferentieerd te houden in vitro. We zullen efficiënte recombinante producties ontwikkelen die uitvoerbaar zullen zijn op elk gegeven Wnt. De biologische activiteit van de geproduceerde Wnts zal in vitro getest worden door middel van een readout systeem en in het vroege Xenopus embryo. De leden van het consortium hebben de belangrijkheid kunnen aantonen van de Wnts als onderhoudfactor van stamcellen in vele verschillende orgaansystemen. De Wnts, hun receptoren en signaaltransductie componenten zullen in deze systemen gescreend worden. De biologische activiteit van het recombinante Wnts zal getest worden in haar capaciteit om de cellen in vitro pluripotent te houden en te onderzoeken of deze een rol spelen bij het leiden van cellen tot specifieke cellijnen. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Luc LEYNS
Registratie van het soort aandoeningen, de zwaartegraad en de sociale omstandigheden van patiënten/cliënten met een zorgenplan in de thuiszorg. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een zorgenplan is een afsprakenregeling, een soort zorgcontract, tussen de thuisverzorgde patiënt met een complexe zorgenproblematiek, zijn mantelzorgers en minstens drie betrokken hulp- en zorgverleners, waaronder obligaat de huisarts. Het is bedoeld om de interdisciplinaire samenwerking te vergemakkelijken, de mantelzorgers beter te ondersteunen en de zelfzorg van de hulpbehoevende te optimaliseren. Alle zorgtaken (b.v. toezicht, hygiënische zorg, uitvoering van medische voorschriften, bevorderen van mobiliteit, sociale opdrachten, bijkomende huishoudelijke hulp...) worder erin genoteerd, en wie ervoor verantwoordelijk is. Het vormt de basis van de financiering van de SIT's (samenwerkingsinitiatieven thuiszorg) die in Vlaanderen ingeplant zijn a rato van 1 per 25 000 inwoners en vanaf erkend zijn geworden. Het doel van de studie is aan de hand van het profiel van de patiënten/cliënten met een zorgenplan wat betreft hun aandoening, hun sociale achtergrond en de complexiteit van hun thuiszorgsituatie, inzicht te verwerven in de omstandigheden waarbij een zorgenplan wordt opgemaakt en in welke situaties een zorgenplan behulpzaam kan zijn om de patiënt/cliënt zo lang mogelijk in zijn thuissituatie te handhaven. Methode Populatie: aselecte steekproef van 30 zorgenplannen in drie gebieden met verschillende urbanisatiegraad. Contact met de geselecteerde patiënten voorinformed consent. Integratie van gegevens uit drie verschillende bronnen: zorgbehoefte, sociodemografische gegevens, aantal en aard hulpverleners uit SIT-dossiers (Interdisciplinaire Samenwerkingsinitiatieven Thuiszorg), socio-economische en zorggegevens uit een schriftelijke bevraging van de zorgbemiddelaar, medische gegevens uit een mondelinge bevraging van de huisarts. Organisaties: • Maatschappelijke Gezondheidszorg
Onderzoekers: • ANNE-MARIE DEPOORTER
Een vergelijking van de effecten van papieren zakdoekjes op de toestand van de huid van de neus en de perinasale zones. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een vergelijking van de effecten van papieren zakdoekjes op de toestand van de huid van de neus en de perinasale zones Een verkoudheid is waarschijnlijk één van de meest banale ziekten die voorkomt. Volwassenen hebben ongeveer 2 tot 4 verkoudheden per jaar, terwijl voor kinderen dat cijfer op 6 tot 12 ligt. Het syndroom 'verkoudheid' kan veroorzaakt worden door meer dan één verschillende virussen, maar Rhinovirussen en Coronavirussen zijn verantwoordelijk voor 30 tot 40% van de verkoudheden bij volwassenen. Een gewone verkoudheid of een acute virale rhinitis kan gedurende het hele jaar voorkomen, maar er is een verhoogde incidentie in de herfst-en wintermaanden. De symptomen van een verkoudheid zijn gewoonlijk mild: niezen, een waterige afscheiding uit de neus, obstructie van de nasale luchtwegen, tijdelijk verlies van de reuk- en smaakzin, zwelling van de sinusmembranen, een pijnlijke keel, hoest en hoofdpijn. De symptomen doen zich meestal voor 2 tot 3 dagen na de besmetting en duren doorgaans 2 tot 10 dagen. Bij een acute virale rhinitis, kan enkel symptomatisch behandeld worden. Bij een verkoudheid kan de huid van de buitenste onderkant van de neusgaten (verder gedefinieerd als zone 1), alsook de huidzone onder de uitmonding van de neusgaten (zone 2) en de huid in het midden, juist onder de neusbrug (zone 3) zeer pijnlijk zijn. Hierdoor vertoont de huid op deze plaats vaak erytheem en schraalheid. Deze karakteristieke kenmerken zijn het gevolg van maceratie van de huid door het waterige neusslijm en - waarschijnlijk meer belangrijk - het frequent wrijven met zakdoeken. Beide partijen, zowel P&G als de VUB, nemen aan dat de schade van deze huidzones toegeschreven kan worden aan de verwijdering van de hydrolipidenfilm van de huid (oppervlaktelipiden van de huid) en een verstoorde barrièrefunctie van de bovenste huidlagen. Daar komt nog bij dat het niet ontkend kan worden dat de alkalische pH van het neusslijm bij virale infecties een effect heeft op de toestand van de huid in deze zones. Bovendien kan het voorkomend erytheem en de schraalheid van de huid gekwantificeerd worden om zo inzicht te krijgen in de manier waarop de huid beschadigd wordt. - Visuele beoordeling van de globale toestand van de huid in de zones rondom de neus (digitale camera). Een klinische scoring zal in vivo uitgevoerd worden, alsook op de digitale reproducties. - Wanneer een hydrolipidenfilm verwijderd werd, kan dat aangetoond worden door een verlaagde hydratatie van het stratum corneum (SC) in vergelijking met de situatie waarin een persoon geen beschadigde huid heeft in de zone rond de neus door rhinitis. - Bovendien, het verlies aan oppervlakkige, apolaire lipiden van de hydrolipidenfilm kan kwalitatief en kwantitatief bepaald worden met een tape stripping methode, gevolgd door dunlaag chromatografische analyse (HPTLC). - Een verstoring van de barrièrefunctie van het SC wordt gekarakteriseerd door een significante stijging in transepidermaal waterverlies (TEWL), hetgeen te meten is met een watergradiënt methode. - Een veranderde pH van de huid kan nagegaan worden met potentiometrische pH-metingen. - De pH van het neusslijm kan bepaald worden door chromatometrisch de kleur van een papieren pH-indicator stripje te meten, nadat het in neusslijm gedrenkt werd. - Erytheem of roodheid van de huid kan beoordeeld worden door een kleurmeting. - Schraalheid of ruwheid van de huid kan geëvalueerd worden door een screening van de squames die gecollecteerd worden door een kleurmeting. Alle parameters kunnen in vivo bestudeerd worden met pijnloze, niet-invasieve meettechnieken. Deze parameters zullen bij elke proefpersoon opgetekend worden tijdens een verkoudheid en nadien,wanneer de proefpersoon volledig hersteld is van zijn verkoudheid.
Omdat er in de literatuur geen onderzoek naar deze eigenschappen van de huid rond de neus (zones 1,2 en 3) beschreven is, zullen deze parameters ook bestudeerd worden in een volledig gezonde populatie. De bedoeling van deze studie is het verklaren van de beschadiging die een loopneus berokkent aan de huid direct onder de neus en op de buitenste onderkant van de neusgaten. Bovendien wordt het effect op deze beschadiging door het gebruik van twee verschillende 'P&Gzakdoekjes' in vergelijking met een gewoon papieren zakdoekje, onderzocht. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • VERA ROGIERS • KRISTIEN DE PAEPE
Computer-ondersteunde methodenontwikkeling toegepast op chirale scheiding van stoffen met farmaceutisch belang. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project handelt over de methode-ontwikkeling toegepast op chirale scheiding van stoffen met farmaceutisch belang, nl. chirale GM en intermediairen voor de synthese ervan. Scheidingen kunnen bekomen worden dmv chromatografie, capillaire electroforese (CE) of capillaire electrochromatografie (CEC). De methodenontwikkeling in dit domein is niet simpel aangezien er veel mogelijkheden zijn en het veel ervaring vraagt. Er wordt vooropgesteld om metodologieen te ontwikkelen die de analyst gaan assisteren in elke stap van de methode-ontwikkeling. Hierbij zal een combinatie van chemische ervaring en experimenteel design in een kennissysteem (KBS) geimplementeerd worden. De toepassing van dit project zijn chirale scheidingen, maar de methodologie en ontwikkelde benaderingen zijn transfereerbaar naar andere domeinen waar methodeontwikkeling vereist is. Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie
Onderzoekers: • DESIRE MASSART • Yvan VANDER HEYDEN • JOHANNA VERBEKE
In vivo karakterisatie van de interactie tussen angiotensine fragmenten met de centrale neurotransmitter systemen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Naast het gekende renine-angiotensine systeem (RAS) thv de nier bestaat er ook een RAS in de hersenen. Dit centraal systeem staat ook in voor de regeling van de bloeddruk, maar functies op de motoriek, cognitie en gedrag zijn beschreven. Het belangrijkste peptide van het RAS is angiotensine II (Ang II), dat zijn werking uitoefent via AT1 en AT2 receptoren. Recentelijk zijn er fragmenten van Ang II beschreven zoals Ang IV en Ang (1-7) die het RAS zouden beïnvloeden, en dit elk met specifieke functies in de hersenen. Zo zou centraal Ang II het dopaminerg systeem in de basale ganglia beinvloeden wat een rol van dit peptide in de motoriek impliceert. Dit kan in verband gebracht worden met pathologiëen zoals de ziekte van Parkinson en Huntington. Ang II en Ang IV zouden een rol spelen in de hippocampale fysiologie en in epilepsie, via modulatie van Glu en GABA. De rol in cognitie zou via een Ang IV-acetylcholine interactie gebeuren. Er zijn echter weinig in vivo gegevens gekend die de exacte rol van deze neuropeptiden weergeeft. Daarom gaan we in dit project de effecten van Ang II en zijn fragmenten Ang IV en Ang (1-7) op de neurotransmittervrijgave (noradrenaline dopamine, serotonine, glutamaat, GABA en acetylcholine) in het striatum, de hippocampus of de prefrontale cortex van de vrijbewegende rat bestuderen mbv in vivo microdialyse. Deze fundamentele studie zal ons toelaten de interactie van Ang II en zijn fragmenten met verschillende neurotransmittersystemen in vivo te karakteriseren. In een tweede fase kunnen de vastgestelde interacties in relatie gebracht worden met verschillende ziektebeelden. Het effect van de Ang fragmenten kan worden bestudeerd in diermodellen (ziekte van Parkinson en limbische epilepsie) die in het laboratorium werden ontwikkeld en die gekenmerkt worden door belangrijke afwijkingen in bepaalde neurotransmittersystemen. Organisaties: • Experimentele Farmacologie • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • Bart STRAGIER • YVETTE MICHOTTE • SOPHIE SARRE
Rol van de Wnt-pathway in het darmepitheel van de muis. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In deze doctoraatsthesis zullen de extracellulaire componenten van de Wnt-pathway in de darm van de volwassen muis bestudeerd worden. Er zal getracht worden een inzicht te verkrijgen in enerzijds de bijdrage van de extracellulaire componenten van de Wnt-pathway tot de (normale) homeostase in de darm van de volwassen muis en in anderzijds de rol van deze componenten in de ontregeling van de homeostase bij darmkanker. Hierbij zal de nadruk liggen op het stamcelcompartiment in de darm. Organisaties: • Cellulaire Genetica • Biologie
Onderzoekers: • Luc LEYNS • MICHELINE VOLDERS
Oorsprong, evolutie en adaptieve rol van feromonen bij Anura. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Inleiding In tegenstelling tot Caudata (salamanders), hebben Anura (kikkers en padden) in hun evolutie een efficiënte akoestische communicatie tussen de geslachten ontwikkeld. Daardoor werd tot recent aangenomen dat chemische communicatie bij kikkers grotendeels aan belang verloren heeft. Hoewel slechts één feromoon bij Anura geïsoleerd en gekarakteriseerd is1, 2, geven gedragstests sterke aanwijzingen dat deze molecules nog bij alle grote evolutieve lijnen van kikkers aktief zouden kunnen zijn3-6. Die feromonen worden heel waarschijnlijk uitgescheiden door sexueel dimorfe klieren, i.e., klieren die enkel verschijnen bij mannetjes tijdens de voortplantingsperiode. Dergelijke klieren bestaan in een groot aantal onverwante families, wat wijst op meerdere evolutieve oorsprongen (convergentie) en/of verlies in onafhankelijke lijnen van Anura. Voorbeelden van sexueel dimorfe klieren zijn femorale klieren (fig. 1a, vb. Nyctibatrachidae, Mantellidae, Petropedetidae, ...) en humerale klieren (fig. 1c, vb. Ranidae). Ook de zogenaamde paarkussens (fig. 1b) op de binnenste vinger (in veel families) delen verscheidene structurele en functionele karakteristieken met huidklieren, en zijn waarschijnlijk evolutief ontstaan uit dezelfde parentale klieren7. Alhoewel de aanof afwezigheid, en de vorm van deze klieren gebruikt worden voor taxonomische classificatie, blijven de secreties, en dus de functie van deze klieren nog zo goed als onbekend. Bovendien werd recent aangetoond dat bij soorten die ogenschijnlijk geen klieren hebben, toch sexueel dimorfe, en gespecialiseerde dorsale huidkliertjes aanwezig zijn, die volgens histochemische proeven vooral proteïnen uitscheiden6. Chemische communicatie zou dus toch algemeen kunnen zijn bij Anura, en kan vooral aan belang gewonnen hebben bij soorten die leven in luidruchtige
habitats, zoals bergriviertjes, waar ook visuele communicatie - footflagging, het signaleren met kleuren op de onderzijde van de poten verscheidene keren onafhankelijk ontstaan is. Dit mag blijken uit twee voorbeelden: (1) In Europese bruine kikkers (Rana), die geen kwaakblazen hebben en slechts een knorrend geluid kunnen voortbrengen, blijken mannetjes tijdens de voortplanting microscopische, dorsale huidkliertjes te ontwikkelen. Dergelijke klieren zijn niet aanwezig bij vrouwtjes, noch bij de nauwverwante roepende kikkers.6 (2) In tegenstelling tot de meeste kikkers, is bij sommige stroombewonende kikkers (Nyctibatrachidae) van de Western Ghats bergketen van India geen amplexus (i.e., mannetje dat vrouwtje met zijn armen omklemt) aanwezig tijdens de ei-afzetting (persoonlijke observatie). Het blijft echter wel noodzakelijk dat er kort voor de eiafzetting fysiek contact is tussen mannetje en vrouwtje. Dit gedrag zou kunnen gelinkt zijn met het afscheiden van feromonen ter stimulatie van eiafzetting. Doelstellingen 1) Identificatie en karakterisatie van nieuwe feromoonpeptiden bij amfibieën. 2) Testen van de exacte functie van die feromonen (courtship, rechtstreeks stimuleren ei-afzetting, ...). 3) Bepalen of feromonen eigen zijn aan het soort klier (femoraal, humeraal, paarkussens, ...), aan de fylogenetische positie van de soort, of aan hun levenswijze (vb. terrestrisch versus aquatisch). 4) Onderzoeken van het relatief belang van verschillende genetische mechanismen die aan de basis liggen van de feromoonpeptide diversiteit. 5) Bepalen van de mate waarin de evolutie van feromoonpeptiden (via seksuele signaaldifferentiatie) de versnelde oorsprong van soorten in een representatieve evolutieve radiatie heeft beïnvloed. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Franky BOSSUYT
Cortical, cerebellar and spinal neuronal networks - Towards an interface of computational and experimental analysis (MICROCIRCUITS). Universiteit Antwerpen Abstract: Het zenuwstelsel is modulair, met vele verschillende netwerken betrokken in sensorische verwerking, geheugenfunctie en motor coördinatie. In slechts enkele gevallen is het mogelijk geweest om dergelijke netwerken belangrijk voor een specifiek gedrag of functie in vertebraten te begrijpen. Vijf verschillende microcircuits werden geselecteerd voor een complete analyse. In elk geval zal een gedetailleerde neurofysiologische, morfologische en farmacologische analyse gecombineerd worden met biofysisch realistische modellen. De betrokken microcircuits zijn: de neocorticale kolom; hippocampale circuits nodig voor gamma oscillaties; het cerebellair microcircuit rond de Golgi cel; hersenstam ' ruggenmerg netwerken verantwoordelijk voor locomotie in de lamprei; motorneuron ' interneuron interactie in schildpad ruggenmerg. Organisaties: • Theoretische neurobiologie • Theoretische neurobiologie en neuroengineering
Onderzoekers: • Erik De Schutter
Wetenschappelijke evaluatie van de consumptie van antibiotica voor menselijk gebruik (ESAC). Universiteit Antwerpen Abstract: Gedurende 2 jaar zal getracht worden om de registratie van antibiotica in alle Europese landen te harmoniseren. Er zal een data collectie systeem ontwikkeld worden met gestandaardiseerde gegevens betreffende antibioticaverbruik in de verschillende Europese landen, uitgedrukt in volume en kostprijs, afzonderlijk voor de ambulante en de hospitaalsector. Bovendien zal deze databank ook gegevens bevatten ivm determinanten van antibioticagebruik, kwaliteitsindicatoren voor het opzetten van een degelijk antibioticabeleid, strategieën om het antibioticagebruik te beperken en een referentielijst van lopende projecten en gepubliceerde studies op nationaal en internationaal niveau. Zowel wetenschappers als gezondheidsdiensten zullen de databank kunnen raadplegen om verbruiksgegevens te koppelen aan resistentiepatronen en om de resultaten van interventies op het antibiotica gebruik te kunnen evalueren. Organisaties: • Medische microbiologie • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Herman Goossens
Horizontale ontwikkelingssamenwerking :Capaciteitsopbouw voor milieumanagement van haven en waterwegen in Vietnam. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project maakt gebruik van de capaciteiten van zowel Vlaanderen als Vietnam en heeft als doelstelling wetenschappelijke ondersteuning te bieden bij de ontwikkeling van een milieubeheerssysteem voor havengebieden in Vietnam. Hierbij zijn niet enkel monitoring en een management-kader nodig maar ook interactie met de belangrijkste doelgroepen. Organisaties: • Menselijke Ecologie
Onderzoekers: • David PROOT • LUC HENS • EDDY NIERYNCK
Microbiologische en technologische aspecten van gefermenteerde zuivelproducten met commerciële probiotische culturen Hogeschool Gent Abstract: Het doel van dit project is enerzijds de evaluatie van diverse commerciële probiotische culturen naar hun toepasbaarheid bij de productie van gefermenteerde zuivelproducten en anderzijds het selecteren van een reeks cultuurmedia en het evalueren van een aantal fluorescentietechnieken (DEFT en FISH) voor de kwalitatieve en kwantitatieve beoordeling van starter- en probiotische culturen. Tevens introduceert dit project PCR identificatietechnieken (REP en RAPD) voor de karakterisatie en identificatie van de commerciële probiotische culturen. Via doeltreffende technologische ingrepen wordt gestreefd naar een maximale overleving van de probiotische culturen in het eindproduct. Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Levensmiddelenwetenschappen en Technologie
Onderzoekers: • Tony Ruyssen
Computation and plasticity in the cerebellar system : experiments, modeling and database (CEREBELLUM). Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel is om de werking van het cerebellum te begrijpen. Er wordt gebruik gemaakt van een nauwe interactie tussen computer simulatie en experiment. Het werk is opgedeeld in 5 vragen. Cerebellaire input: wat is de relatie tussen saggitaal georiënteerde microzones en de vlekkerige kaart van mosvezel projecties? Functionele organisatie van klimvezel projecties: volgen ze strikt de sagittale microzones en kan inhibitie
vanuit de diepe kernen de olivaire neuronen los koppelen? Wat is de fysiologische betekenis van synaptische plasticiteit van de mosvezel naar korrelcel synaps? Wat is de functie van de glomerulus in de korrelcellaag? Hoe beïnvloedt plasticiteit van de parallelvezelsynaps het vuurgedrag van Purkinje cellen en wat is het belang ervan voor het leren van motorische taken? Organisaties: • Theoretische neurobiologie • Theoretische neurobiologie en neuroengineering
Onderzoekers: • Erik De Schutter
Effectiviteit van een griepvaccinatie voor huisartsen. Besmettelijkheid van een huisarts tijdens de griepperiode.(Futuraprijs) Universiteit Antwerpen Abstract: Men neemt aan dat gezondheidspersoneel en huisartsen voldoende voorzorgen nemen om overdracht van infectie te voorkomen. Een mogelijke bescherming mag men verwachten van een vaccinatie tegen influenza. Met dit onderzoek willen we nagaan of een vaccin huisartsen beschermt tegen symptomen en verwikkelingen van griep. Daarnaast wrdt bestudeerd of vaccinatie van de artsen ook zijn/haar patiënten beschermt. In een pilootstudie wordt aan 30 niet gevaccineerde huisartsen gevraagd om bij zichzelf culturen afnemen uit neus en keel op vaste tijdstippen na contact met een patiënt met (vermoeden) van griep. Zij nemen ook culturen bij zichzelf af wanneer ze zelf koorts hebben boven 38°C tesamen met hoestklachten. Aan de hand hiervan willen we achterhalen of huisartsen virussen dragen thv neus en keel en wanneer precies de viruscultuur positief wordt. In een volgende fase willen we een vergelijkende studie maken van het dragerschap van 60 gevaccineerde artsen ten opzichte van 60 niet gevaccineerde artsen. Tevens zal worden nagegaan welke factoren een invloed hebben op de virusafscheiding en of het vaccin deze huisartsen beter beschermt tegen griep. Organisaties: • Huisartsgeneeskunde • Eerstelijns - en interdisciplinaire zorg Antwerpen (ELIZA)
Onderzoekers: • Paul Van Royen
Doctoraatsonderzoek Sariachvili Manana. Universiteit Antwerpen Abstract: Doctoraatsonderzoek Sariachvili Manana. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Marc van Sprundel • Manana Sariachvili
Steunpunt : Sport, beweging en gezondheid. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Steunpunt : Sport, beweging en gezondheid. Organisaties: • Artrokinematica • Experimentele Anatomie • Menselijke Fysiologie en Algemene Biologische Scheikunde • Motorische Revalidatie en Kinesitherapie • Menselijke Fysiologie • Biometrie en Biomechanica
Onderzoekers: • WILLIAM DUQUET • PETER VAES • BARTOLD VAN GHELUWE • Pierre VAN ROY • JAN BORMS • JAN PIETER CLARYS • ROMAIN MEEUSEN • KENNY DE MEIRLEIR
Ketenmodel voor de impactanalyse van contaminanten bij de productie van primaire voedingsmiddelen Universiteit Gent Abstract: De doelstellingen van dit project zijn: - ontwikkelen van een generisch model voor het bepalen van de transfer van contaminanten van het agreo ecosysteem naar primaire voedingsproducten - ontwikkelen van een methode voor de impact analyse van gecontamineerde primaire voedingsprodukten - koppelen van de transfer en impact analyse in een geïntegreerd model - evalueren van het model met experimentele gegevens Organisaties: • Vakgroep Gewasbescherming • Vakgroep Biosysteemtechniek
Onderzoekers: • Walter Steurbaut
Optimalizatie van cochleaire implantatie door middel van verbeteringen aan de elektroliet overgang , verbetering van elektrode positie ten opzichte van de zenuwvezels en nieuwe stimulatie strategieën. Universiteit Antwerpen Abstract: Optimalizatie van cochleaire implantatie door middel van verbeteringen aan de elektroliet overgang , verbetering van elektrode positie ten opzichte van de zenuwvezels en nieuwe stimulatie strategieën. Organisaties: • Medische electronica • Medische elektronica
Onderzoekers:
• Stefaan Peeters
Extractie van bio-geofysische variabelen uit SPOT4/VEGETATION gegevens aan de hand van een stralingstransfermodel (RTF) voor gewas en vegetatie Universiteit Antwerpen Abstract: Dit onderzoeksproject betreft een gezamelijke wetenschappelijke studie van UIA, Vito en twee instituten in China (nl. Chinese Academy of Forestry in Beijing en Chinese Academy of Science in Lanzhou). De studie tracht een aantal essentiële biofysische variabelen m.b.t. landoppervlakte te extraheren, zoals bladoppervlakte-index (LAI), fractie van geabsorbeerde fotosynthetisch actieve straling door de vegetatie (fAPAR; tussen 0.4 en 0.7 µm), hemisferische albedo van het oppervlak, genormaliseerde spectrale reflectantie, BRDF, gatenfrekwentie en chlorofylgehalte van het gebladerte. De extractiemethode is gebaseerd op het gebruik van multi-directionele reflectantiegegevens die verzameld worden door de SPOT4/VEGETATION sensor en de toepassing van een stralingstransfermodel voor de vegetatie, het Mean RTE Model, ontwikkeld aan de Boston University. De SPOT4/VEGETATION is een sensor met een polaire orbit en synchroon aan de zon. De schatting van deze parameters zal gevalideerd worden aan de hand van twee wel-gedefinieerde bossen in China, nl. een gematigd semi-aried woud en een tropisch regenwoud. Organisaties: • Planten- en vegetatie ecologie • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Reinhart Ceulemans
Zuid-Afrikaanse populatiestudie naar de genetische invloed op polsgolfsnelheid, zoutgevoeligheid en ontstaan van hypertensie Universiteit Gent Abstract: Dit project onderzoekt een reeks Zwarte families, die bij lot uit de populatie van Soweto, Johannesburg worden getrokken. De epidemiologische procedures zullen zo gestandaardiseerd worden dat de studieresultaten met die van een vergelijkbare studie in België (Flemengho Flemish Study on Environment, Genes and Health outcomes) en in Europa (EPOGH: European Project on Genes in Hypertension) kunnen worden vergeleken. Organisaties: • Vakgroep Farmacologie
Onderzoekers: • Lucas Van Bortel
Biodiversiteitsstudie van zeewieren en echinodermen (incl. opstellen van een veldgids) van KwaZulu-Natal, met biogeografische studie in de overgangszone tussen de warm gematigde en tropische zuid afrikaanse kust Universiteit Gent Abstract: Enerzijds zal een geïllustreerde veldgids van zeewieren en van echinodermen van de kust van KwaZulu-Natal opgesteld worden. Anderzijds zullen de wiergemeenschappen met geassocieerde stekelhuidigen van het ondiep infralitoraal gekenmerkt worden. Tenslotte zal de biogeografie van de soorten behorend tot deze groepen van organismen bestudeerd worden, in deze overgangszone tussen warm gematigd en tropisch Zuid-Afrika. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Eric Coppejans
Studie van nieuwe scintillerende materialen en hun uitlezing voor het gebruik in bio-medische wetenschappen en hoge energie fysica Vrije Universiteit Brussel Abstract: Eén van de belangrijkste technieken in detectie en localisatie van hoge energie electromagnetische stralen is het gebruik van scintillerende materialen. Door de enorme ontwikkeling die gemaakt wordt in snelle electronische toestellen moeten we gebruik maken van nieuwe, snellere scintillatoren en enveneens nieuwe methodes om het bekomen scintillatielicht uit te lezen. Dit project is vooral gericht op het gebruik van deze nieuwe materialen in positron emmission tomografie en in hoge energie fysica. Organisaties: • Elementaire Deeltjes
Onderzoekers: • STEFAAN TAVERNIER
Bijdrage tot de ontwikkeling van een nieuwe methode van spectroscopische elektrische impedantietomografie met toepassing in de detectie van verborgen caries. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Abstract enkel in het Engels beschikbaar. Organisaties: • Elektronica en Informatica • Conserverende en Prothetische Tandheelkunde
Onderzoekers: • PETER BOTTENBERG • JAN CORNELIS
Rationeel gebruik van bestaande en nieuwe methodologieën in scheidingstechnieken Vrije Universiteit Brussel Abstract: In de scheidingstechnologie kunnen een aantal technieken onderscheiden worden, zoals High Performance Liquid Chromatography (HPLC) en Capillaire Electroforese (CE), die frequent gebruikt worden in de farmaceutische en chemische analyse. Nieuwe ontwikkelingen worden continu geintroduceerd. Zo worden b.v. nieuwe types stationaire fase voor HPLC ontwikkeld, nieuwe chirale selectoren voor chirale scheidingen in CE gesynthetiseerd, terwijl van het meest courant gebruikte type stationaire fase er zowat 600 merken op de markt zijn, die een sterk verschillende selectiviteit vertonen wat de selectie van een geschikte fase niet evident maakt. Ook op het niveau van de technieken ziet men een aantal ontwikkelingen. Zo is er de tendens om enerzijds de technieken te miniaturiseren (b.v. ontwikkeling van Shear-driven Chromatography, SDC) en anderzijds om de analysetijden te minimaliseren (b.v. door gebruik van korte kolommen). Shear-driven Chromatography (SDC) is gebaseerd op het gebruik van kolommen met een zgn. flat-rectangular cross-section, en bestaat uit twee, niet-verbonden delen: één deel dat de stationaire fase draagt en immobiel gehouden wordt, en een tweede deel dat beweegt t.o.v. het stationair gedeelte. Het doel van het project is om de appliceerbaarheid en het rationeel gebruik van een aantal nieuwe ontwikkelingen te bestuderen. Het onderzoek in dit project focust op het potentieel gebruik van macrocycles in de scheidingstechnologie, b.v. in HPLC en CE. Ze zullen eveneens chemisch gebonden worden aan een
silica support om een stationaire fase te vormen die zowel in HPLC als in SDC gebruikt wordt, terwijl in CE ze in vrije vorm gebruikt zullen worden in de buffer. Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie • Chemische Ingenieurstechnieken en Industriele Scheikunde
Onderzoekers: • DESIRE MASSART • Yvan VANDER HEYDEN • JOHANNA VERBEKE • GINO BARON
Bijdrage tot een geïntegreerd bestrijdingssysteem van <em>Phytophthora infestans in aardappel Hogeschool Gent Abstract: In de praktijk wordt vastgesteld dat gedurende de laatste groeiseizoenen de beheersing van Phytophthora infestans steeds moeilijker verloopt. De schimmel is steeds vroeger in het groeiseizoen aanwezig en gedraagt zich agressiever. Dit leidt tot een aanzienlijke toename van het ziekteverwekkend vermogen bij de opéénvolging van de ziektecycli tijdens het groeiseizoen. Dit leidt tot een verhoogde fungicide input waardoor de rendabiliteit van de aardappelteelt in het gedrang komt en de teelt ecologisch nog meer onder druk komt te staan. Het project wil bijdragen aan de uitbouw van een duurzaam geïntegreerd bestrijdingssysteem voor P. infestans in aardappel. Om dit te realiseren wil het project het waarschuwingsen adviessysteem van het P.C.A. (thans in gebruik op 1/3 van het aardeappelareaal in Vlaanderen) optimaliseren door rekening te houden met de recente wijzigingen binnen de P. infestans populatie., het resistentieniveau van van de aardappelrassen en het aanbod van nieuwe fungiciden. Dit moet op termijn leiden tot een exactere vaststelling van het behandelingstijdstip zodat overbodige bespuitingen vermeden worden en de vervanging van oudere fungiciden met slechte toxicologische en ecotoxicologische eigenschappen door nieuwe middelen met een veel gunstiger toxicologisch en milieutechnisch profiel.Via bepaling van paringstype, metalaxylresistentie en eiwit- en DNA-merkers worden de diverse isolaten gekarakteriseerd. Van de meest voorkomende isolaten worden enkele belangrijke epidemiologische parameters bepaald. Via computersimulatie kunnen de epidemiologische data in diverse ziektemodellen gestopt worden om na te gaan of het huidig aangewende model kan bijgeschaafd worden.Van diverse nieuwe fungiciden worden kenmerken die essentieel zijn voor advisering binnen het waarschuwingssysteem onder gestandaardiseerde en veldomstandigheden nagegaan. Buiten de klassiek werkende middelen met een direct effect op de schimmel worden ook kaliumfosfiet en een natuurlijk middel (bruikbaar in de biologische landbouw) betrokken bij het onderzoek. Kaliumfosfiet werkt resistentie inducerend wat interessante perspectieven opent op een duurzaam bestrijdingssysteem. Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Plantaardige Productie
Onderzoekers: • Betty Heremans • Geert Haesaert
Moleculaire genetische analyse van genen betrokken in een potentieel nieuw mechanisme voor de ontwikkeling Alzheimer dementie. Universiteit Antwerpen Abstract: Centraal in het onderzoek van de ziekte van Alzheimer (AD) staat de hypothese van de amyloide cascade, die stelt dat alle oorzaken van AD leiden tot een verhoogde vorming van ß-amyloide en de depositie ervan in de hersenen de oorzakelijke factoren zijn in de pathogenese van AD. Anderzijds tonen verschillende onderzoekslijnen aan dat een verstoorde signaaltransductie van het amyloide precursorproteïne (APP) betrokken kan zijn bij de ontwikkeling van AD. Met betrekking tot de moleculaire genetica van AD voorspelt deze hypothese dat variaties in genen die coderen voor proteïnen die betrokken zijn in de signaaltransductie via APP, zoals genen van APP-bindende proteïnen, aanleiding kunnen geven tot ADpathologie. Het is de bedoeling om dat in dit project evalueren. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Marc Cruts
Invloed van immuuncomplexen op chondrocytaire apoptose bij reumatoïde artritis. Universiteit Antwerpen Abstract: Invloed van immuuncomplexen op chondrocytaire apoptose bij reumatoïde artritis. Organisaties: • Immunologie - reumatologie - allergologie • Translationeel pathofysiologisch onderzoek (TPR)
Onderzoekers: • Luc De Clerck
Kwantificeren van de koostoffluxen tussen - en van de turnovertijden in verschillende koolstofreservoirs in de bodem van een dennenbos. Universiteit Antwerpen Abstract: De organische materie in de bodem (SOM) vertegenwoordigt een belangrijk koolstof (C) reservoir dat C uitwisselt met de atmosfeer. Hoe de opslag van SOM in de bodem zal worden beinvloed door klimaatsveranderingen kan alleen bestudeerd worden met behulp van gedetailleerde biogeochemische modellen. Spijtig genoeg is het zeer moeilijk deze modellen nauwkeurig te parametriseren. Met metingen van de netto ecosysteem C-opname en van de delta 13C en delta 18O van de uitgaande CO2 kan men de total heterotrofe respiratie van een ecosysteem schatten. 14C analyses zijn dan weer heel interessant om de turnovertijden van de verschillende fracties SOM te bepalen. Het aangevraagde budget zal volledig worden gebruikt om de bovenstaande analyses te laten uitvoeren. Voornaamste doelstellingen: 1) Hoe snel is de turnover van de verschillende SOM pools in de bodem van het dennenbos 'De Inslag' te Brasschaat? 2) Hoe beinvloedt ons klimaat de turnover van SOM in de bodem, en wat zijn de te verwachten veranderingen onder de IPCC klimaatsscenarios? Organisaties: • Planten- en vegetatie ecologie • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Ivan Janssens
Isolatie van uit de miltzenuw vrijgestelde chromogranine A en B -afgeleide neuropeptiden bij het varken en hun biochemische en functionele karakterisatie.
Universiteit Antwerpen Abstract: Isolatie van uit de miltzenuw vrijgestelde chromogranine A en B -afgeleide neuropeptiden bij het varken en hun biochemische en functionele karakterisatie. Organisaties: • Nefrologie • Neurofarmacologie
Onderzoekers: • Etienne Nouwen
Identificatie en karakterisatie van genen voor gehoorverlies en vestibulaire dysfunctie in ENU muismutanten. Universiteit Antwerpen Abstract: Voor de studie van de moleculaire werking van het binnenoor wordt gebruik gemaakt van uitgebreide families met monogeen gehoorverlies en natuurlijk voorkomende muismutanten. Hoewel tot op heden een groot aantal genen kon gelokaliseerd en geïdentificeerd worden, is de overlap tussen de menselijke en de muizen genen erg klein. Vandaar dat nog een groot aantal genlokalisaties wordt verwacht. Hiervoor wil men gebruik maken van ENU (ethylnitrosurea) muismutanten. Muizen met een cirkelend gedrag vertonen vestibulaire storingen hetgeen dikwijls gepaard gaat met gehoorverlies. Bijgevolg zijn cirkelende muizen een voor de hand liggende keuze voor de studie van slechthorendheid. Dit project beoogt de lokalisatie, identificatie en karakterisatie van de genen die verantwoordelijk zijn voor het cirkelend gedrag van 2 ENU muismutanten en dit door gebruik te maken van positionele kloneringstechnieken. Tevens zullen de binnenoren van de betrokken muizen morfologisch worden bestudeerd en het gehoorverlies/de vestibulaire dysfunctie grondig worden gekarakteriseerd Organisaties: • Centrum medische genetica • Menselijke moleculaire genetica
Onderzoekers: • Lutgart Van Laer
Identificatie van nieuwe kandidaatgenen voor erfelijke perifere neuropathiëen via differentiële genexpressie in mototrische en sensorische neuronen. Universiteit Antwerpen Abstract: Identificatie van nieuwe kandidaatgenen voor erfelijke perifere neuropathiëen via differentiële genexpressie in mototrische en sensorische neuronen. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Perifere Neuropathieën
Onderzoekers: • Kristien Verhoeven
Studie van de rol van cytokinine-, cyclische nucleotide- en jasmonaatgestuurde signaaltransductieketens tijdens de celcyclus en geprogrammeerde celdood in hogere planten. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project beoogt de opheldering van een aantal signaaltransductieketens betrokken bij celcyclus en apoptose in hogere planten middels de implementatie en integratie van de `state of the art' moleculair biologische expertise aanwezig aan de Universiteit Gent enerzijds en een hoog performante infrastructuur voor `proteomics' anderzijds aan het nieuw opgerichte centrum voor massaspectrometrie (CEVOMA) aan de Universiteit Antwerpen. Met name de signaaltransductieketens voor cytokinines, cyclische nucleotiden en jasmonaat zullen onder de loep worden genomen. Organisaties: • Plantenbiochemie • Plantengroei en -ontwikkeling
Onderzoekers: • Henri Van Onckelen
De rol van zoetwaterschorren in de vastlegging en omzettingen van stikstof in estuaria : een ecosysteem 15N labelings studie. Universiteit Antwerpen Abstract: Het algemeen doel van dit project is de rol bepalen van zoetwaterschorren binnen de stikstofcyclus van het Schelde-estuarium. Algemeen wordt aangenomen dat stroken 'wetland' langsheen de oeverlijn zich gedragen als filters van het estuarien water, in die zin dat ze anorganisch en organisch stikstof uit het overspoelend water verwijderen of de aard van de stikstofvormen wijzigen. Het Schelde-estuarium, met haar dichtbevolkt bekken, is een typisch voorbeeld van een ecosysteem dat grote vrachten van stikstof te verwerken krijgt, en dat omvangrijke arealen zoetwaterschorren bezit, hetgeen een belangrijk potentieel aan N-verwijdering betekent. Daarenboven is van beleidswege in de nabije toekomst de inrichting van nieuwe overstromingsgebieden voorzien, wat de capaciteit van de filterfunctie via dergelijke gebieden nog zal doen toenemen. Omvattend 'in-situ'-onderzoek van de uitwisseling en cyclering van stikstof in zoetwaterschorren zal niet enkel toelaten de rol van deze schorren in het estuarien budget in te schatten, maar ook de belangrijkste processen te identificeren en te kwantificeren die aan deze rol ten grondslag liggen. De klassieke benadering om de relatie tussen het estuarien pelagiaal en de intergetijdengebieden te bestuderen leiden aan tekortkomingen, bv. door onnauwkeurigheid van de waterbalans. Ze geven enkel netto-uitwisseling weer. De processen worden er niet in geïdentificeerd, net zo min als de rol van compartimenten binnen het gebied, en extrapolatie naar een sluitende balans voor ganse gebieden is vaak moeilijk (Nixon, 1980; Howarth, 1993). Recente vooruitgang in analyse van stabiele isotopen maakt het mogelijk 'labeling'-studies uit te voeren op een afgebakend systeem (Holmes et al. 2000, Middelburg et al. 2000), waarbij het stabiel isotoop 15N kan gebruikt worden als gevoelige tracer in stikstofcyclering. We stellen voor om een ecosysteem-labeling-studie te combineren met verscheidene additionele studies die erop gericht zijn de stikstof cyclering te begrijpen in belangrijke schor-compartimenten zoals overspoelend water, sediment en macrofyten. Organisaties: • Ecosysteembeheer • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Patrick Meire
Identificatie en karakterisatie van genetische factoren betrokken bij cognitieve ontwikkeling. Universiteit Antwerpen Abstract: Mentale retardatie, met een geschatte frequentie van 1-3% van de bevolking, is in 50% van alle gevallen te wijten aan een genetisch defect. Doel van dit project is ons inzicht in factoren die mentale retardatie bij patiënten veroorzaken te vergroten. Dit zal enerzijds gebeuren door genen te identificeren en te analyseren bij vormen van mentale retardatie waarvan het moleculaire defect nog niet bekend is, en anderzijds door factoren van invloed op het fragiele X gen te inventariseren. Dit laatste houdt in dat genen van invloed op de cognitieve prestaties van fragiele X patiënten als ook genen waarvan de expressie beïnvloed wordt door de afwezigheid van het fragiele X gen (in het muismodel) geïdentificeerd en
gekarakteriseerd zullen worden. Organisaties: • Centrum medische genetica • Cognitieve Genetica (COGNET)
Onderzoekers: • Frank Kooy
Identificatie van genen voor affectieve stoornissen : een familie gebaseerde aanpak. Universiteit Antwerpen Abstract: In het laboratorium voor Moleculaire Genetica aan de Universiteit Antwerpen (UIA) werd in 1989 gestart met het genetisch onderzoek van affectieve stoornissen. Het doel was en is nog steeds het identificeren van genen betrokken in manisch depressieve psychose of bipolaire stoornis (BP) en recurrente depressie of unipolaire stoornis (UP). Bij de start van dit onderzoek was het helemaal niet evident dat genen konden . geïdentificeerd worden als gevolg van de op dat moment beschikbare methoden en de complexiteit van de aandoening. In de loop der jaren werd in ons laboratorium gebruik gemaakt van verschillende methoden, zoals: 1) positionele kloneringstechnieken uitgaande van multiplex families, 2) associatie studies van functionele kandidaatgenen in patiënten/controle populaties, 3) ontwikkeling van nieuwe technologieën ter identificatie van genen geassocieerd met geëxpandeerde triplet herhalingen, 4) genetische analyse van temperament dimensies als susceptibiliteitsfactoren voor affectieve stoornissen (zie bibliografie van Promotor-woordvoerder). Alhoewel er veel vooruitgang geboekt werd over de jaren heen, dient gezegd te worden dat er geen grote doorbraken werden gerealiseerd: tot op heden werd nog door ons nog door andere onderzoeksgroepen een majeur gen geïdentificeerd met betrekking tot affectieve stoornissen en andere vormen van psychiatrische aandoeningen zoals bijvoorbeeld schizofrenie. Om deze reden is het dan ook belangrijk lessen te trekken uit de fouten die werden gemaakt in het verleden en om tegelijkertijd optimaal gebruik te maken van enerzijds de nieuwe mogelijkheden die geboden worden door de grote kollekties van goed gedefinieërde families en patiënten/controle populaties waarover we beschikken en anderzijds gebruik te maken van nieuwe methodologieën en technologieën die momenteel beschikbaar zijn, teneinde succesvol te zijn in de nabije toekomst. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Jurgen Del-Favero • Christine Van Broeckhoven
Vervolgonderzoek naar astma en allergie bij schoolgaande kinderen van de Antwerpse regio : Belgisch luik van de 'International study on Asthma and allergies in childhood'(Isaac fase 3) Universiteit Antwerpen Abstract: Vervolgonderzoek naar astma en allergie bij schoolgaande kinderen van de Antwerpse regio : Belgisch luik van de 'International study on Asthma and allergies in childhood'(Isaac fase 3) Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Joost Weyler
Design en ontwikkeling van angiogenese inhibitoren : een multidisciplinaire benadering. Universiteit Antwerpen Abstract: Angiogenese of aanmaak van nieuwe bloedvaten uit bestaand microvasculair weefsel is een fundamenteel aspect van vele fysiologische en pathologische processen. Deze angiogenese is ondermeer van essentieel belang bij de groei en metastasering van tumoren, bij chronische inflammatoire aandoeningen en bij diabetische retinopathie. Angiogenese inhibitoren hebben dan ook een potentieel nut bij ondermeer kankerbehandeling en arthritis. In dit project zal de design en ontwikkeling van angiogenese inhibitoren gebeuren, hetzij op rationele basis, hetzij via een 'at random' controle van chemische bibliotheken. In de rationele benadering zal gezocht worden naar inhibitoren van ofwel matrix metalloproteinasen (MMP) of urokinase type plasminogeen activator (uPA). Hierbij zal gebruik gemaakt worden van 'ligand-based drug design', gebaseerd op de structuur van gekende inhibitoren en substraten en gebaseerd op het enzymatisch werkingsmechanisme van het doelwit. Vermits de 3D structuur van beide doelwitten gekend is zal ook gebruik gemaakt worden van 'structure-based drug design'. In de 'at random' benadering zal een bibliotheek van chemische stoffen geïsoleerd uit de natuur getest worden op angiogenese modellen. In eerste instantie zullen bepaalde saponinen en dihydrobenzofuran lignanen met veelbelovende activiteit verder bekeken worden Organisaties: • Medicinale chemie • Medicinale chemie (UAMC)
Onderzoekers: • Luc Pieters • Achiel Haemers • Koen Augustyns
Moleculaire en functionele analyse van een nieuwe K+-kanaal subeenheden geïdentificeerd in het humane genoom. Universiteit Antwerpen Abstract: In de draft versie van het humane genoom hebben we drie nieuwe K+-kanaal sequenties geidentificeerd, Ze zijn gelokaliseerd op chromosoom 2, 9 en 16 en bestaan uit tenminste 2 exonen. Door gebruik te maken van bestaande EST's en PCR amplificatie op verschillende cDNA banken hebben we de volledige lengte van elke kloon bekomen. Deze nieuwe kloons bezitten de volledige signatuur van een typisch K+kanaal (S1-S6, P-regio en het GYG motief) maar ontbreken enkele geconserveerde residuen in de S6 regio typisch voor de `functionele' Kv1 tot 4 families. Zij gelijken dus sterker op de Kv5 tot 9 families. Nauwkeurige vergelijking van de sequenties toonde aan dat de sequentie op chromosoom 16 een nieuwe Kv6 sequentie is (Kv6.3, vertoond 55% identieke residuen met Kv6.1 en Kv6.2). De 2 andere sequenties vertonen ongeveer 35% identieke residuen met Kv2, Kv8 en Kv9. Vermits dit onvoldoende is om deze toe te wijzen aan de bestaande families worden ze aangeduid met Kv10.1 en Kv11.1. Heterologe expressie van deze subeenheden in Ltk- of in HEK293 cellen leverde tot nu toe geen functionele stroom op zoals verwacht vanuit de sequenties. De algemene doelstelling van dit project is de moleculaire en functionele eigenschappen van deze nieuwe, in het humane genoom geidentificeerde, subeenheden na te gaan. De algemene strategie van dit project bestaat uit een moleculair biologisch luik om het expressieprofiel te bepalen en interagerende partners te identificeren en een electrofysiologsich en microscopisch luik om de structuur functie relatie te achterhalen. Organisaties: • Moleculaire biofysica, fysiologie en farmacologie • Moleculaire biofysica, fysiologie en farmacologie
Onderzoekers: • Dirk Snyders
Moleculair-fysiologische en cytologische studie van de vroege ethyleenrespons tijdens vegetatieve groei van Arabidopsis. Universiteit Antwerpen Abstract: Moleculair-fysiologische en cytologische studie van de vroege ethyleenrespons tijdens vegetatieve groei van Arabidopsis. Organisaties: • Plantenmorfologie • Plantenmorfologie
Onderzoekers: • Jean-Pierre Verbelen
Biodiversiteit in een arctisch ecosysteem : rol van dispersie, kolonisatie en resistentie aan klimaatsextremen. Universiteit Antwerpen Abstract: Global Warming en zeespiegelstijging worden doorgaans in één adem vernoemd, waarbij de Groenlandse ijskap één der focuspunten is. Modellen leren immers dat wanneer de opwarming meer bedraagt dan 2.7°C, deze ijskap vermoedelijk zal verdwijnen (Pearce 2000). Haast alle prognoses voorspellen dat Groenland nog meer zal opwarmen. Naast de zeespiegelstijging zijn er evenwel nog andere ingrijpende fenomenen: primo bij het afsmelten op deze hogere breedtegraden komt er land vrij dat door biota gekoloniseerd kan worden, en secundo de zuidelijke grens van het noordpoolgebied schuift naar het noorden op. M.a.w. het poolgebied zal enerzijds inkrimpen, anderzijds kan er een nieuw ecosysteem ontstaan op het vrijgekomen land. Waarom nieuw? Omdat de condities i.v.m. dispersie en brongebieden van biota veranderd zullen zijn. In concreto betekent dit dat de diversiteit om diverse redenen zal veranderen. Dit project wil dit procesmatig benaderen door aspecten van biodiversiteit te bestuderen in een gebied met overgangskenmerken, namelijk de toendra op Disko eiland (West-Groenland). Door dit eiland lopen twee klimatologisch bepaalde grenszones: de overgang van discontinue naar continue permafrost, en de overgang van de Lage Arctis naar de Hoge Arctis. Het is een gebied met een vrij hoge diversiteit, dat bij opwarming als brongebied kan fungeren voor kolonisatieprocessen richting noord en oost. Om dit proces modelmatig te kunnen benaderen moet evenwel de vraag gesteld worden naar de oorsprong van de huidige diversiteit. Onze aandacht gaat hierbij naar processen die een rol spelen bij het tot stand komen van deze huidige diversiteit, namelijk dispersie (I) en kolonisatie (II). Daarnaast speelt ook de stabiliteit (III) van de aanwezige populaties (locale extincties t.g.v. verstoring, i.h.b. klimatologische) een rol in de het behoud en de regulering van diversiteit. Als toetssteen voor recente en verwachte toekomstige diversiteitstrends worden paleofluctuaties (IV) van diversiteit onderzocht in veenlagen. Organisaties: • Planten- en vegetatie ecologie • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Ivan Nijs
Effecten van gepolychloreerde biphenyls (PCBs) op de expressie van schildklierhormoon responsieve genen tijdens de hersenontwikkeling van de kip. Universiteit Antwerpen Abstract: Effecten van gepolychloreerde biphenyls (PCBs) op de expressie van schildklierhormoon responsieve genen tijdens de hersenontwikkeling van de kip. Organisaties: • Toxicologie • Toxicologie
Onderzoekers: • Paul Schepens
Studie van de invloed van farmaca op oxysterol-geïnduceerde celdood in relatie tot atherosclerose. Universiteit Antwerpen Abstract: Myocardinfarcten zijn een belangrijke doodsoorzaak in de Westerse wereld. Zij ontstaan doordat de fibreuze kap van een atherosclerotische plaque openscheurt (ruptureert). Gladde spiercellen zijn verantwoordelijk voor de opbouw en het onderhoud van de collageenvezels in de fibreuze kap. Recent toonden wij apoptose aan van gladde spiercellen in atherosclerotische plaques. Daardoor verzwakt de fibreuze kap en stijgt het risico op ruptuur. In dit voorstel wordt de invloed van geneesmiddelen (statines, fibraten, stikstofoxide donoren, antioxidantia) op apoptose geïnduceerd door 7-ketocholesterol bestudeerd in een gladde spiercelkweek. De mitochondriale membraanpotentiaal, de afgifte van cytochroom c en de expressie van annexine V (een apoptose merker) worden gemeten met behulp van 'flow' cytometrie. Organisaties: • Farmacologie • Translationeel pathofysiologisch onderzoek (TPR)
Onderzoekers: • Mark M E Kockx • Hidde Bult
Cinéradiografie : een belangrijke onderzoeksmethode in het functioneel morfologische onderzoek bij vertebraten. Universiteit Antwerpen Abstract: Cinéradiografie : een belangrijke onderzoeksmethode in het functioneel morfologische onderzoek bij vertebraten. Organisaties: • Functionele morfologie • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Anthony R Herrel • Peter Aerts • Raoul Van Damme • Frits L A De Vree
Phosphorylering van het microtubule geassocieerd proteïne tau in de ziekte van Creutzfeldt-Jacob. Universiteit Antwerpen Abstract: De ziekte van Creutzfeldt-Jakob (CJD) is een aandoening die behoort tot de prion ziekten. In de pathogenese van deze ziekte bestaan er zekere overeenkomsten met de ziekte van Alzheimer (AD). Gefosforyleerd proteine tau wordt gevonden in het cerebrospinaal vocht van AD en CJD patiënten. Het huidig projekt onderzoekt de fosforylering van tau in vitro en in een diermodel.
Organisaties: • Neuropathologie • Translationele Neurowetenschappen (TNW)
Onderzoekers: • Patrick Cras
Fosfomannomutase-genen bij mens en muis : karakterisatie van een nieuwe gen-familie en ontwikkeling van een model voor het Carbohydraat-Deficient Glycoproteïne syndroom type I (CDG1). Universiteit Antwerpen Abstract: Congenitale aandoeningen van de glycosylatie zijn een groep van erfelijke metabole aandoeningen gekenmerkt door defecten in de Nglycosylatie van cellulaire en serumeiwitten. Verschillende types van dergelijke aandoeningen zijn bekend, maar de fosfomanomutase-deficiëntie, CDG-Ia, blijft de meest frequente vorm. De humane aandoening CDG-Ia, die gepaard gaat met ernstige stoornissen van het centrale zenuwstelsel en verschillende andere orgaansystemen, bleek te wijten aan mutaties in het PMM2-gen. Het huidige project heeft tot doel de expressie en de karakteristieken van de PMM's te onderzoeken, alsook transgene muismodellen te construeren om de functie van de PMM's verder te onderzoeken. De inmiddels beschikbare PMM1-knockoutmuizen werden reeds onderworpen aan een batterij van gedragstests en bleken op geen van de onderzocht neurogedragsmatige functies significant te verschillen van controledieren. Constructie van een PMM2-knockout behoort tot een van de belangrijkste doelstellingen van het huidige project en deze zal eveneens op verschillende functies onderzocht worden. Bij de gedragsmatige studie van deze modellen wordt steeds gebruik gemaakt van tests voor verschillende aspecten van het gedrag van muizen (locomotorische activiteit, exploratie, motorische coördinatie, emotionele responsen, verschillende vormen van leren en conditionering, etc.). Organisaties: • Neurochemie en gedrag • Neurochemie en gedrag
Onderzoekers: • Peter De Deyn
Seksuele selectie-onderzoek als modelsysteem voor het bestuderen van verbanden tussen hormonen, hersenen en gedragingen. Universiteit Antwerpen Abstract: Seksuele selectie-onderzoek als modelsysteem voor het bestuderen van verbanden tussen hormonen, hersenen en gedragingen. Organisaties: • Ethologie • Ethologie
Onderzoekers: • Marcel Eens
Rol van macrofagen en T-cellen bij acute ischemische nierbeschadiging en chronische nierinsufficiëntie. Universiteit Antwerpen Abstract: Rol van macrofagen en T-cellen bij acute ischemische nierbeschadiging en chronische nierinsufficiëntie. Organisaties: • Nefrologie • Pathofysiologie
Onderzoekers: • Patrick D'Haese • Marc De Broe
Coronaire flow na een acuut myocardinfarct : rol van de cytokine geïnduceerde endotheeldisfunctie en alfa-adrenerge coronaire vasoconstrictie. Universiteit Antwerpen Abstract: Coronaire flow na een acuut myocardinfarct : rol van de cytokine geïnduceerde endotheeldisfunctie en alfa-adrenerge coronaire vasoconstrictie. Organisaties: • Cardiologie • Translationeel pathofysiologisch onderzoek (TPR)
Onderzoekers: • Christiaan Vrints
Deelname van gastheercellen aan de ontwikkeling en het kwaadaardige fenotype van tumoren. Universiteit Antwerpen Abstract: Het Kom Op tegen Kanker Project is een interuniversitair project (KUL, RUG, UA, VUB) en interdisciplinair (moleculaire celbiologie, anatomopathologie, oncologie) project dat de moleculaire samenspraak van gastheercellen en kankercellen, betrokken bij de ontwikkeling en het gedrag van kwaadaardige tumoren beoogt te bestuderen. De tumortypes die bestudeerd worden zijn desmoiden, mammacarcinomen, coloncarcinomen en multipel myeloom. De betrokken gastheercellen zijn endotheelcellen, stromale fibroblasten en myofibroblasten, osteoclasten. De moleculen behoren tot de signaal/signaaltransductie/cellulaire response pathway die de samenspraak tussen kankercellen en gastheercellen mogelijk maken. Organisaties: • Anatomopathologie • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Eric Van Marck
Moleculair genetische analyse van schizofrenie. Universiteit Antwerpen Abstract: Moleculair genetische analyse van schizofrenie. Organisaties: • Centrum medische genetica • Medische Genetica (MEDGEN)
Onderzoekers: • Markus Nöthen
Apoptose in de pathofysiologie van atherosclerose : implicaties voor plaque destabilisatie. Universiteit Antwerpen Abstract: De factoren die ruptuur van een atherosclerotische plaque veroorzaken zijn onvolledig gekend. Verschillende auteurs stellen dat de ruptuur een gevolg is van een progressieve versmalling van de fibreuze kap door een verlies van gladde spiercellen. Wij hebben de hypothese vooropgesteld dat de plaques destabiliseren door apoptose van de gladde spiercellen in de fibreuze kap. Dit werd reeds aangetoond door ultastructurele en moleculaire technieken. Het doel van dit project is om de mechanismen te begrijpen waardoor gladde spiercellen zichzelf uitschakelen in de plaques. Organisaties: • Farmacologie • Fysiofarmacologie (FAR)
Onderzoekers: • Mark M E Kockx • Arnold Herman
Ontwikkeling van strategieën voor de controle en preventie van antibioticumresistentie in Europese ziekenhuizen (ARPAC). Universiteit Antwerpen Abstract: Wereldwijd hebben gehospitaliseerde patiënten een verhoogd risico om infecties te krijgen veroorzaakt door antibioticum resistente bacteriën. Deze kunnen leiden tot serieuze klinische complicaties. Het is algemeen aanvaard dat het verschijnen van dit probleem te wijten is aan selectieve druk en een slechte praktijk van infectiecontrole. Over geheel Europa zijn er verschillende controlemaatregelen voorhanden waarmee getracht wordt om dit probleem te voorkomen. In dit project zal er informatie verzameld worden over zulke procedures en finaal zullen er optimale maatregelen voor de vermindering van antibioticumresistentie in hospitalen aanbevolen worden. 1) Er is een tekort aan informatie over de prevalentie van antibioticum resistentie en het gebruik van antibiotica. Methoden voor het verzamelen, het classificeren en de kwaliteitsbepaling van bestaande gegevens in Europa, zullen ontwikkeld en in de praktijk gebracht worden. 2) Het antibioticumbeleid en het infectiecontrole beleid zullen bekritiseerd en gecontroleerd worden voor hun associatie met lage resistentie niveaus in overdraagbare organismen. 3) Snelle identificatie en typering van micro-organismen is essentieel voor het opvolgen van de epidemiologie van antibioticum resistente bacteriële pathogenen op zowel locaal als Europees niveau. Het is ook essentieel om de effectiviteit van het infectiecontrole beleid te bepalen. Gegevens van huidige typeringsstudies zullen verzameld worden en er zal een "gouden standaard" methode voor locale en referentielaboratoria aanbevolen worden. Alle gegevens verzameld in dit project zullen op zodanige wijze gemodelleerd worden dat antibioticumbeleid geassocieerd met lage resistentie niveaus en infectiecontrole beleid geassocieerd met lage niveaus van overdraagbare pathogenen geïdentificeerd kunnen worden. Organisaties: • Medische microbiologie • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Herman Goossens
Bodemsanering van gepollueerde sites in combinatie met productie van bio-energie : mogelijkheden van snelgroeiende hakhoutsystemen in de Rupelstreek. Universiteit Antwerpen Abstract: Het beplanten van verontreinigde sites met vegetaties kan gebruikt worden voor het renoveren en saneren van vervuilde bodems door fytoremediatie. In dit project zalonderzocht worden of een intensieve hakhoutcultuur v;an,wiIge.n en populieren gebruikt kan worden voor fytosanering en fyto-extractie van een oude stortplaats in Boom (Rupelstreek) die verontreinigd is met meerdere zware metalen. Daarbij zullen volgende aspecten onderzocht worden: verschillen tussen diverse genotypen, interacties tussen genotype en bodemtype, productie aan biomassa en bio-energie, en fyto-extractiecapaciteit. Organisaties: • Planten- en vegetatie ecologie • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Reinhart Ceulemans
Op basis van vragen en problemen aangestuurd Europees Netwerk voor Sediment Onderzoek.(SedNet) Universiteit Antwerpen Abstract: SedNet creëert een Europees platform waar organisaties, die verantwoordelijk zijn voor duurzaam beheer van sediment en baggerspecie op bekkenniveau (probleem eigenaars), samenkomen met organisaties die mogelijk oplossing kunnen aandragen in de vorm van technieken, kennis en expertise (probleem oplossers). Dit platform voorziet, stimuleert en optimaliseert: 1) onderzoeksactiviteiten op basis van vragen en problemen, 2) uitwisseling van informatie betreffende deze activeiten, 3) samenwerking tussen beheerders en onderzoekers, 4) leveren van kennis aan en gebruik maken van de kennis van beheerders, 5) publicatie van onderzoeksresultaten en 6) informeren van het grote publiek en beleidsmakers. SedNet richt zich erop om als adviesorgaan te dienen voor vragen rond sediment onderwerpen voor Europese, nationale en regionale autoriteiten, waarbij ze willen helpen voor de implementatie van het beleid rond sedimenten. Organisaties: • Ecosysteembeheer • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Patrick Meire
Individuele variatie in morfologie, morfometrie en prestatie in locomotie bij Rana esculanta. Universiteit Antwerpen Abstract: De evolutie van de amphibia is gekenmerkt door vele grote radiaties. Opvallend hierbij is dat al deze radiaties hun oorsprong kennen in een terrestrische voorouder. Sommige lijnen bleven terrestrisch, terwijl anderen terugkeerden naar een aquatische levenswijze. Bij kikkers heeft deze voorouderlijke levenswijze een stempel gedrukt op de evolutie van zijn voortbewegingswijze: in elke kikker-groep vinden we morfologische adaptaties aan een springende voortbeweging terug. Ondanks de duidelijk conflicterende eisen die zwemmen en springen aan het voortbewegingsapparaat stellen, werd de energetische consequenties ervan nooit verder bestudeerd. Zwemmen kan bijvoorbeeld beschouwd worden als een inefficiënte aktiviteit omdat het een onderbroken, niet-continue beweging is. Traagzwemmende kikkers gebruiken een andere zwemtechniek, wat hen in staat stelt wél aan een constante snelheid te zwemmen. Samenvattend kan men de doelstelling van deze studie beschrijven als het quantificeren van de energetische kosten verbonden aan zwemmen en springen en hun mechanische verschillen bij een modelsoort (Rana esculenta). Deze gegevens zullen inzicht verschaffen in de oorsprong van een mogelijke trade-off tussen zwemmen en springen bij Anura. Organisaties: • Functionele morfologie • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Peter Aerts • Sandra Nauwelaerts
Onderzoek naar de etiologie van otosclerose. Identificatie van een verantwoordelijk gen en analyse van de betrokkenheid van het mazelenvirus. Universiteit Antwerpen Abstract: Slechthorendheid is een handicap die de communicatieve vaardigheden van het aangetast individu ernstig beperkt. Slechthorendheid kan onderverdeeld worden in conductief gehoorverlies (veroorzaakt door afwijkingen in de overdracht van geluid in het buiten- of middenoor) en sensorineuraal gehoorverlies (veroorzaakt door defecten in de waarneming van geluid in het binnenoor). Otosclerose is een progressieve slechthorendheid, gekenmerkt door conductief gehoorverlies ten gevolge van een benige fixatie van de stijgbeugel in het ovale venster. Klinische otosclerose die gepaard gaat met slechthorendheid heeft een prevalentie van 0.2-1% bij blanke volwassenen. Hoewel chirurgisch vaak een verbetering van het gehoor kan gerealiseerd worden, geeft otosclerose toch aanleiding tot een aanzienlijke morbiditeit. Bij de etiologie van otosclerose zijn zowel omgevingsfactoren als genen betrokken, maar over beide is nog zeer weinig geweten. Dit gebrek aan kennis vormt momenteel de belangrijkste hinderpaal voor het ontwikkelen van betere therapieën of preventiestrategieën. De algemene doelstelling van dit project is het verwerven van een betere kennis van de etiologie en de genetica van otosclerose. De specifieke doelstellingen zijn het identificeren en karakteriseren van een gen dat betrokken is bij otosclerose, en het onderzoeken van de rol van het mazelenvirus bij otosclerose. Organisaties: • Centrum medische genetica • Menselijke moleculaire genetica
Onderzoekers: • Kris A B Van Den Bogaert • Guido Van Camp
Een geïntegreerde studie van de variatie in het vliegvermogen bij het bont zandoogje (pararge aegeria L.) : prestatie, morfologie en kwantitatieve genetica. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project wordt de variatie bestudeerd in prestatie alsok morfologische en genetische variatie met het Bont zandoogje (Pararge aegeria L.) als modelsoort. Meerbepaald wordt nagegaan in hoeverre het vliegapparaat van deze dagvlinder aangepast is aan de functies die het moet vervullen rekening houdend met omgevingsvariatie en mogelijke constraints. Daarnaast wordt de mate waarin morfologische en prestatiekenmerken erfbaar en genetisch met elkaar gerelateerd zijn, bestudeerd. Tenslotte wordt onderzocht of deze relaties consistent zijn in een verschillende omgeving. Organisaties: • Dierenecologie • Dierenecologie
Onderzoekers: • Erik Matthysen • Koen Berwaerts
Ontwikkeling en toepassing van LC/MS en MS/MS methoden voor de structuurkarakterisatie van flavonoïdglycosiden. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit doctoraatsonderzoek zal in een eerste fase een geschikte LC/MS methode worden op punt gesteld: hiertoe zal een HPLC systeem met fotodiode detectie worden gekoppeld met de electrospray ionisatiebron van een Autospec-oa-TOF massaspectrometer. In een tweede fase zullen MS/MS methoden gebaseerd op hoge- en lage-energie botsingsgeïnduceerde fragmentatie van geprotoneerde en gedeprotoneerde moleculen worden geëvalueerd voor de structuurkarakterisatie van flavonoïdglycosiden. Organisaties: • Bio-organische massaspectrometrie • Bio-organische massaspectrometrie
Onderzoekers: • Filip A C Cuyckens • Magda Claeys-Maenhaut
Klinisch en moleculair genetisch onderzoek van erfelijke perifere zenuwziekten. Universiteit Antwerpen Abstract: De erfelijke perifere zenuwzieken hebben een prevalentie van 1/2500 en komen wereldwijd voor. Sommige patiënten vertonen nauwelijks symptomen terwijl anderen een ernstige handicap ontwikkelen door het optreden van spierzwakte, spieratrofie en skeletafwijkingen. De erfelijke perifere neuropathieën zijn genetisch een zeer heterogene groep die waarschijnlijk tussen de 50-100 ziekte-entiteiten omvat. Het identificeren van de onderliggende mutaties opent perspectieven voor betere diagnostiek, correcte genetische raadgeving, prenatale en pre-implantatie diagnostiek. Dit onderzoeksproject beoogt nieuwe genen en gendefecten op te sporen. De identificatie van de betrokken genen en de functionele studie van de gemuteerde genproducten zal bijdragen tot een beter inzicht in de neurobiologie van het perifeer zenuwstelsel. De identificatie van aangrijpingspunten voor therapie heeft implicaties die verder reiken dan de studie van de erfelijke perifere neuropathieën. Hun toepassingsgebied bestrijkt potentieel ook de verworven perifere neuropathieën die een belangrijke complicatie vormen bij o.a. suikerziekte en chemotherapie. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Neurogenetica
Onderzoekers: • Vincent Timmerman • Peter De Jonghe
Studie naar de invloed van de fijne deeltjesfractie in binnen- en buitenlucht op chronisch respiratoire aandoeningen in de Antwerpse regio op basis van een aangepaste chemische analytische methode. Universiteit Antwerpen Abstract: Chronische obstructieve respiratoire aandoeningen (Chronic obstructive pulmonary disease (COPD) en astma) vertonen een toenemende prevalentie met belangrijke economische gevolgen. Vermits luchtvervuiling een belangrijke factor kan zijn, heeft dit project als doel het nagaan van deze invloed. De volgende doelstellingen zijn geformuleerd: 1) Het vaststellen van gezondheidsparameters van de luchtwegen (luchtwegklachten, longfunctie, bronchiale overprikkelbaarheid) en allergie in Antwerpen en een aantal gemeenten in de Provincie. 2) De bepaling van de individuele blootstelling ('exposure assessment'). 3) Het evalueren van het verband tussen de samenstelling van de lucht (deeltjesfracties) en het voorkomen van ademhalingsklachten, astma en allergie bij volwassenen en kinderen in Antwerpen en een aantal gemeenten in de Provincie. 4) Om de relatie van deze aandoeningen met de chemische samenstelling van de fijne deeltjesfractie te kunnen bepalen, is een chemische karakterisatie noodzakelijk. Deze deeltjesfractie bestaat, naast anorganische componenten, vooral uit organische verbindingen en roet. De karakterisatie is, in het
bijzonder voor de organische fractie en gezien het voorkomen van een groot aantal verbindingen in kleine concentraties, geen eenvoudige zaak. Om deze fractie beter in kaart te brengen, zullen de mogelijkheden van tweedimensionale Gaschromatografie, gekoppeld met Time-of-Flight Massaspectrometrie nagegaan worden. Verder zullen ook de andere (anorganische) fracties met moderne analysetechnieken geanalyseerd worden en dit zowel kwalitatief als (semi-)kwantitatief. Het geheel moet ons in staat stellen inzicht te verkrijgen in de rol van deze fracties met bovenvermelde respiratoire aandoeningen (COPD en astma). Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Hugo Van Bever • Rene Van Grieken • Marc van Sprundel • Wilfried De Backer • Joost Weyler
Gentherapie : van gentransfer tot klinische toepassingen. Universiteit Antwerpen Abstract: Gentherapie is een experimentele therapie die binnen afzienbare tijd een belangrijke plaats zal innemen in de moderne geneeskunde. Deze WOG heeft tot doel om Vlaamse en Belgische laboratoria die een bewezen expertise hebben op het gebied van gentransfer en gentherapie, te bundelen in een netwerk om de interactie tussen de onderzoekspartners te verhogen en de complementariteit tussen de partners optimaal te benutten om alzo met de grotere buitenlandse onderzoeksgroepen te kunnen wedijveren op dit competitief gebied. De werkprogramma's zullen zowel fundamentele als toegepaste aspecten van gentherapie behandelen en zullen uiteindelijk bijdragen tot de uitbouw van een gezamenlijk wetenschappelijk gentherapie-forum in Vlaanderen en in België. Organisaties: • Hematologie en bloedtransfusie • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Zwi Berneman
Gentherapie : van gentransfer tot klinische toepassingen. Universiteit Antwerpen Abstract: Gentherapie is een experimentele therapie die binnen afzienbare tijd een belangrijke plaats zal innemen in de moderne geneeskunde. Deze WOG heeft tot doel om Vlaamse en Belgische laboratoria die een bewezen expertise hebben op het gebied van gentransfer en gentherapie, te bundelen in een netwerk om de interactie tussen de onderzoekspartners te verhogen en de complementariteit tussen de partners optimaal te benutten om alzo met de grotere buitenlandse onderzoeksgroepen te kunnen wedijveren op dit competitief gebied. De werkprogramma's zullen zowel fundamentele als toegepaste aspecten van gentherapie behandelen en zullen uiteindelijk bijdragen tot de uitbouw van een gezamenlijk wetenschappelijk gentherapie-forum in Vlaanderen en in België. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven
Chemokinen en chemokinereceptoren. Universiteit Antwerpen Abstract: Chemokinen en chemokinereceptoren. Organisaties: • Klinische biochemie (farmacie) • Medische biochemie
Onderzoekers: • Simon Scharpe
Functionele analyse van een gen voor progressief sensorineuraal gehoorverlies. Universiteit Antwerpen Abstract: DFNA5 is een gen voor een autosomaal dominante vorm van slechthorendheid met een tot nu toe ongekende functie. Dit project wil een bijdrage leveren tot de opheldering van de functie van DFNA5 door een combinatie van immunohistochemische en in-situ hybridisatie studies op het binnenoor, de subcellulaire lokalisatie van het eiwit, de identificatie van interagerende eiwitten, de grondige studie van een DFNA5 knock-out muis, en het nagaan van de DFNA5 functie aan de hand van primaire culturen van het orgaan van Corti. Organisaties: • Centrum medische genetica • Menselijke moleculaire genetica
Onderzoekers: • Lutgart Van Laer • Guido Van Camp
Onderzoek naar de invloed van seksuele selectie en interspecifieke competitie op de grootte en samenstelling van het pimpelmeeszangrepertoire. Universiteit Antwerpen Abstract: Pimpelmezen (Parus caeruleus) vertonen een uitgesproken variatie in samenstelling (proportie zangtypen met en zonder triller) en grootte van het zangrepertoire van Noord Europa tot de Mediterrane regio, Noord Afrika en de Canarische eilanden. Zo varieert de repertoiregrootte (het aantal zangtypen per individu) tussen populaties van 3 tot 19 verschillende zangtypen. In Noord Europa komen zangtypen met een triller veel voor terwijl deze trillers zeldzaam zijn in Zuid Spanje en Corsica en volledig afwezig zijn op de Canarische eilanden. Recent heeft men ontdekt dat interspecifieke competitie met koolmezen (Parus major) een belangrijke invloed uitoefent op de compositie van het pimpelmeesrepertoire en de grootte ervan. Akoestische competitie tussen beide soorten zou het gevolg kunnen zijn van een syntax-overlap tussen koolmeeszang en pimpelmeeszangtypen zonder triller. Trillers zouden bijgevolg ontstaan kunnen zijn om agressieve, energie-eisende territoriale interacties met koolmezen te vermijden. Zangvariatie zou echter ook het gevolg kunnen zijn van seksuele selectie. De grootte van de zangrepertoires werd in het verleden reeds vele malen gerelateerd aan de intensiteit van seksuele selectie. Maar ook de samenstelling van het repertoire kan beïnvloed worden door seksuele selectie. In het merendeel van zangvogels met een groot repertoire, blijken alle zangtypen dezelfde of gelijkaardige functies uit te oefenen. Bij pimpelmezen zijn er echter aanwijzingen dat sommige zangtypen in verschillende contexten gebruikt worden, terwijl andere onderling verwisselbaar zijn. Dit is één van de eerste studies die experimenteel onderzoekt in hoeverre geografische variatie van zang het gevolg zou kunnen zijn van geografische variatie in selectiedrukken. Er zal nagegaan worden welke factoren (seksuele selectie, interspecifieke competitie) een invloed
uitoefenen op de grootte en compositie van het pimpelmeesrepertoire en of de bijdrage van deze factoren dezelfde is in geografisch verschillende populaties pimpelmezen die opvallend verschillen in repertoiregrootte en in proportie trillers. Deze studie levert een vernieuwende en fundamentele bijdrage aan het reeds bestaande onderzoek en draagt in belangrijke mate bij tot het ontrafelen van de factoren die de evolutie van vogelzang beïnvloeden. Organisaties: • Ethologie • Ethologie
Onderzoekers: • Marcel Eens • Marleen Gorissen
Experimentele analyse van het cerebellaire schors microcircuit. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit onderzoek kadert in onze ambitie om de werking van het cerebellum te begrijpen. Er wordt gebruik gemaakt van een nauwe interactie tussen computer simulatie en experiment. In dit project zullen wij enerzijds de fysiologie en morfologie van grote interneuronen in de korrelcellaag onderzoeken in vitro en anderzijds de interactie tussen Golgicel en Purkinjecel activiteit meten in vivo. Organisaties: • Theoretische neurobiologie • Theoretische neurobiologie en neuroengineering
Onderzoekers: • Erik De Schutter
Overleving en reproductief succes bij de lacertide hagedis Gallotia galloti : wisselwerking tussen natuurlijke en seksuele selectie. Universiteit Antwerpen Abstract: De doelstelling van dit project is te achterhalen welke morfologische, fysiologische en gedragsmatige eigenschappen de overleving en het reproductief succes bepalen in een lacertide hagedis. Hiervoor zal ik gebruik maken van het onderzoeksschema van Arnold (1983), wat betekent dat ik het verband zal onderzoeken tussen `design' en ecologische prestatie (de prestatiegradiënt) en tussen prestatie en fitness (de fitnessgradient). Aangezien deze relaties tussen design, prestatie en fitness complex zijn, zal ik mij toeleggen op één soort van de Lacertidae: de hagedis van de Canarische Eilanden Gallotia galloti. Op het `design' niveau zal ik, hoofdzakelijk van mannelijke individuen, een aantal morfologische (morfometrie, kleurpatroon, femorale poriën,...) en fysiologische karakteristieken bepalen. Ook verschillende types van ecologische prestatie zullen gemeten worden: voortbeweging, bijtkracht, vechtcapaciteit en parasieten op een eerste niveau, en territoriumkwaliteit, fourageersucces en paarsucces op een tweede niveau (als verondersteld gevolg van de prestaties op het eerste niveau). Aangezien Gallotia galloti een ectotherm organisme is, speelt de lichaamstemperatuur een sleutelrol in dit schema en heeft ze een belangrijke invloed op alle genoemde vormen van prestatie. De verbanden tussen al deze parameters met elkaar en met overleving en reproductief succes zullen getest worden op basis van theorieën en hypotheses in verband met natuurlijke selectie s.s., intraseksuele selectie (competitie tussen mannetjes) en interseksuele selectie (vrouwelijke partnerkeuze). Deze hypotheses en veronderstelde verbanden zullen getest worden aan de hand van correlatieve analyses van veldgegevens, aangevuld met experimenten onder gecontroleerde omstandigheden. Tijdens de veldstudie op Tenerife (gedurende verschillende maanden per jaar) zullen individuen gemerkt worden om een permanente identificatie mogelijk te maken en de volgende gegevens zullen verzameld worden: morfometrie (lichaamslengte en 'massa, kopmaten, lengte van ledematen); grootte en intensiteit van de blauwe keelvlek; bloedstalen (om het testosterongehalte en het immuunsysteem te onderzoeken); aantal ecto- en endoparasieten; paargedrag; agressief gedrag en confrontaties; territoriumgrootte en 'kwaliteit. Deze gegevens zullen mij toelaten het verband na te gaan tussen, bijvoorbeeld, territoriumkwaliteit en paarsucces of tussen kopgrootte en dominantie. De jaarlijkse overleving zal geschat worden aan de hand van merk-hervangst methoden. De volgende experimenten in het labo worden gepland: - Het testen van de locomotorische prestatie (sprintsnelheid, uithouding en wendbaarheid) om de volgende aspecten te onderzoeken: biomechanische relaties tussen vorm en functie, mogelijke trade-offs tussen verschillende locomotietypes, het effect van locomotorische prestatie op dominantie en op overleving. - Confrontaties tussen mannetjes om te achterhalen welke parameters de vechtcapaciteit en dominantie beïnvloeden. De volgende parameters zullen getest worden: lichaamsgrootte, relatieve kopgrootte, lichaamstemperatuur, testosterongehalte, effect van de kleurvlek als statussymbool, residentie en locomotorische prestatie. - Het testen van vrouwelijke partnerkeuze, gebaseerd op visuele en/of chemische signalen. - `Phenotypic engineering' met testosteron als test van de `immunocompetentie handicap hypothese' (Folstad & Karter, 1992) Organisaties: • Functionele morfologie • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Peter Aerts • Raoul Van Damme • Hans Scheers
Onderzoek naar de identificatie van een gen voor bipolaire affectieve aandoening in chromosoomregio 8q24. Universiteit Antwerpen Abstract: Bipolaire affectieve aandoening (BPAD) wordt gekenmerkt door ernstige, abnormale gemoedsveranderingen met alternerende periodes van manie en depressie. Het heeft een levensprevalentie van ongeveer 1% in alle humane populaties en geeft aanleiding tot aanzienlijke kosten ten gevolge van de hoge morbiditeit en mortaliteit. Behandeling met geneesmiddelen is vaak teleurstellend door hun niet gerichte actie en hun bijkomende neveneffecten en bovendien hebben de episoden de neiging om terug te keren. Hoewel de etiologie en pathofysiologie nog volstrekt onbekend zijn, tonen familie-, tweeling-, en adoptiestudies aan dat erfelijke factoren een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van de ziekte. De meerderheid van deze studies duidt op een mogelijke betrokkenheid van meerdere genen met kleine effecten en/of het voorkomen van belangrijke allelische effecten in epistase. Koppelingsanalyse is één van de best beschikbare methoden om de chromosomale loci met genen voor BPAD te identificeren. Hoewel er wereldwijd door verschillende onderzoeksgroepen veelbelovende koppelingsresultaten werden gevonden, is er tot op heden nog geen enkel gen geïdentificeerd. De koppelingsgebieden zijn meestal grote genetische regio's (>10 cM), wat het systematische onderzoek naar kandidaatgenen bemoeilijkt. Genidentificatie is echter reeds mogelijk gebleken bij andere ziekten met een complexe overervingswijze (Diabetes mellitus type 2, Ziekte van Crohn) met behulp van linkage disequilibrium (LD), dat detecteerbaar is over korte genetische afstanden (<1 cM). Tot voor kort werd de zoektocht naar LD in kandidaatgebieden aanzienlijk beperkt door gebrek aan dichtbij elkaar gelegen merkers (single nucleotide polymorphisms (SNPs) en microsatellieten), fysische kaarten, grote groepen van patiënten en snelle, goedkope en nauwkeurige methoden om SNPs te genotyperen. Door de komst van het Humane Genoom Project en de ontwikkeling van de technologie voor genotypering, werden deze problemen aanzienlijk gereduceerd. Dit project is gebaseerd op de koppelingsresultaten van een recent uitgevoerde genoomscan in families met BPAD en zal zich voornamelijk richten
op de aanwezigheid van LD in een gebied op chromosoom 8q24, omdat hier het sterkste bewijs voor koppeling werd gevonden, om dan tenslotte het gen dat betrokken is bij de ontwikkeling van BPAD te identificeren. De identificatie van een ziekteveroorzakend gen zal ons in staat stellen de aard van de overeenkomstige genprodukten en hun ziekte veroorzakende afwijkingen te begrijpen. Dit inzicht in de etiologie van BPAD zal perspectieven openen voor nieuwe diagnostische en therapeutische toepassingen. Organisaties: • Centrum medische genetica • Medische Genetica (MEDGEN)
Onderzoekers: • Markus Nöthen • Sven Cichon • Ann Van Den Bogaert
Ontwikkeling van een leukemie-vaccin op basis van dendritische cellen opgeladen met het Wilms' tumor genproduct. Universiteit Antwerpen Abstract: Klassiek worden acute leukemieën (AL) behandeld met o.a. chemo- en radiotherapie. Deze behandelingsmethoden brengen echter verschillende nadelen met zich mee, waaronder de onvoldoende respons op de therapie en verschillende ernstige neveneffecten, zoals de toxiciteit en de aspecifieke werking waardoor ook normale weefsels worden aangetast. Daarom is het nodig om naar een alternatieve behandelingswijze te zoeken. Momenteel vormt de sensibilisering van menselijke dendritische cellen (DC) met tumorantigenen voor het opwekken van anti-tumor immuniteit een 'hot topic' in de experimentele actieve specifieke immunotherapie (ASI). Het doel van dit project is dan ook te onderzoeken of het mogelijk is om DC, gemodificeerd met acute leukemie-geassocieerde antigenen, te gebruiken voor de inductie van primaire leukemie-specifieke Tcellen. De generatie van een cellulaire anti-tumor immuunrespons impliceert de activatie van CD8+ T-cellen. Naïeve CD8+ cytotoxische T-lymfocyten (CTL) kunnen enkel door DC `opgeleid' worden voor een bepaald tumorantigeen, waarna ze hun effector cytotoxische functie verkrijgen om tumorcellen te vernietigen. Hiervoor zullen myeloïde DC (DC1) van zowel gezonde donoren als acute leukemie patiënten worden opgeladen met het Wilms' tumor genproduct WT1, dat tot overexpressie komt in vrijwel alle acute leukemieën, via transfectie met WT1-mRNA. In een latere fase kunnen ook andere ladingsmethoden worden getest, bv. fagocytose van apoptotische WT1+ acute leukemische cellen, fusiehybriden van DC en WT1+ acute leukemische cellen d.m.v. elektrofusie en differentiatie van WT1+ acute leukemische cellen tot DC. Deze gesensibiliseerde DC zullen dan vergeleken worden in hun capaciteit om in vitro autologe WT1-specifieke CTL te activeren. De resultaten van deze experimenten hebben tot doel de modaliteiten te bepalen voor de ontwikkeling van een DC-gebaseerd kankervaccin voor acute myeloïde leukemie (AML) en acute lymfoblastische leukemie (ALL) en bovendien vertaalbaar te maken naar andere kankers die positief zijn voor WT1 genproduct. Anderzijds is er momenteel veel interesse in een ander DC type (DC2 genoemd) waarvan de precursoren (pDC2) geïdentificeerd zijn als dé interferon-?/? producerende cellen van het bloed welke een belangrijke rol vervullen in de eerstelijnsdefensie tegen virussen en tumoren. Alhoewel wordt aangenomen dat deze DC2 vooral een tolerogene rol vervullen in het immuunsysteem t.g.v. hun preferentiële activatie van T helper type 2 cellen (Th2), loont het zeker de moeite om dit DC2 type verder te karakteriseren. Er zal getracht worden om deze DC2 en hun precursoren pDC2 te karakteriseren in perifeer bloed, navelstrengbloed en volwassen beenmerg. Deze karakterisatie zal analyses inhouden op zowel morfologisch, fenotypisch als functioneel vlak. Momenteel is de ontogenese vanuit hematopoietische progenitoren/stamcellen, alsook de cruciale hematopoietische groeifactoren voor hun ontwikkeling niet bekend, hetgeen een gedetailleerde studie bemoeilijkt door hun lage aantallen in bloed (0,2 - 0,8 % van perifeer bloed mononucleaire cellen). Het oppuntstellen van kweekcondities zou toelaten om deze cellen in grote aantallen aan te maken om in vitro na te gaan of ze kunnen gebruikt worden in DC-gebaseerde kankervaccins. Indien een kweekprotocol kan worden opgesteld, kan in een latere fase getest worden of ook deze DC2 kunnen worden aangewend voor het opladen met antigenen via transfectie van cDNA of mRNA. Organisaties: • Hematologie en bloedtransfusie • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Zwi Berneman • Ann H A Van Driessche
Moleculaire en functionele analyse van de interactie tussen spanningsgevoelige K+ kanalen en beta-subeenheden. Universiteit Antwerpen Abstract: Een algemeen kenmerk voor exciteerbare cellen is de aanwezigheid van ionenkanalen. Dit zijn integrale membraanproteïnen die de membraan permeabel kunnen maken voor ionen onder invloed van verschillende stimuli (bv. druk, ligand-binding, spanning). Op dit moment is reeds een waaier van genen gekend die coderen voor zulke ionenkanalen. Snel na de moleculaire klonering van de eerste kanalen werden proteïnen ontdekt die met de kanaal-subeenheden associëren en de werking ervan moduleerden. Deze modulerende eiwitten worden meestal ?subeenheden genoemd, terwijl het oorspronkelijke porievormend gedeelte met de term ?-subeenheden wordt aangeduid. De beschikbare gegevens tonen aan dat vele ionenkanalen in vivo opgebouwd zijn uit zowel ?- als ?- subeenheden. De biofysische parameters van de natieve kanalen worden dan ook door beide subeenheden bepaald. Momenteel zijn verschillende subfamilies van ?- subeenheden gekend die interageren met spanningsgevoelige K+ kanalen. Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen cytoplasmatische en transmembraan subeenheden. Alle leden van de Kv?, KChIP en KChAP subfamilies zijn cytoplasmatische eiwitten. De subfamilie van de MinK en 'MinK-related-proteins' (MiRP's) daarentegen is gekarakteriseerd door één membraan-overspannend gedeelte met een intracellulaire carboxyterminus en een extracellulaire aminoterminus. De ?- subeenheden waarvan de fysiologische relevantie reeds bepaald is hebben uiteenlopende functies. De cytoplasmatische Kv ?- subeenheden werken bijvoorbeeld in op de trafficking van Kv1.x, Kv2.1 en Kv4.x subeenheden in een stabiele interactie waarbij de elektrofysiologische eigenschappen van de interagerende ?-subeenheden gewijzigd. Het, eveneens cytoplasmatisch, eiwit KChAP daarentegen wijzigt het proteïne level van zijn interactie partners in een transiënte associatie waarbij nooit een modulerend effect wordt waargenomen op de eigenschappen van de ?-subeenheden. Een modulerende functie is wel aanwezig bij de KChIP familieleden. Zij complexeren met de Kv 4 familieleden waardoor de expressie van Kv 4.2 en Kv 4.3 aan de membraan verhoogd wordt. Bovendien worden verschillende elektrofysiologische eigenschappen gewijzigd door de interactie van KChIP leden met de Kv4. Bij de transmembraan ?- subeenheden illustreert de interactie tussen KvLQT1 en MinK het belang van ?- subeenheden. Homotetramere KvLQT1 kanalen geven aanleiding tot een stroom die in het hart niet voorkomt. Heterologe expressie van KvLQT1 en MinK daarentegen geeft aanleiding tot een stroom met gelijke eigenschappen als de natieve IKs, stroom, aanwezig in hartweefsel. Mutaties in zowel KvLQT1 als MinK veroorzaken het long QT syndroom, een hartritmestoornis waarbij het QT interval van de EKG verlengd is De interactie van een ?-subeenheid kan dus in grote mate de expressie en/of de functionele eigenschappen van ?-subeenheden veranderen. De karakterisatie van de juiste interactiepartner van ?- en ?-subeenheden is van vitaal belang om de in vivo situatie beter te kunnen evalueren. Organisaties: • Moleculaire biofysica, fysiologie en farmacologie • Moleculaire biofysica, fysiologie en farmacologie
Onderzoekers: • Diane Van Hoorick • Adam Raes • Dirk Snyders
Kenmerk- en verstoringsspecificiteit van fenotypische expressie bij Tribolium. Universiteit Antwerpen Abstract: Kenmerk- en verstoringsspecificiteit van fenotypische expressie bij Tribolium. Organisaties: • Dierenecologie • Dierenecologie
Onderzoekers: • Erik Matthysen
Europees netwerk GENetic DEAFness (genetische doofheid) : pathogenische mechanismen, klinische en moleculaire diagnose, sociale impact. (GENDEAF) Universiteit Antwerpen Abstract: De algemene doelstelling van dit project is om een collaboratief network rond genetische doofheid samen te stellen in Europa. De specifieke doelstellingen zijn: Studies rond connexine 26, het meest voorkomende gen voor niet-syndromaal ernstig gehoorverlies Usher syndroom en andere syndromen die doof-blindheid veroorzaken. Studie van de mechanismen betrokken bij mitochondriële doofheid Studie van de genotype-fenotype correlatie Psychosociale consequenties van genetische slechthorendheid Informatieverspreiding over het werk naar medisch personeel, associaties en families Organisaties: • Centrum medische genetica • Menselijke moleculaire genetica
Onderzoekers: • Guido Van Camp
Onderzoek naar neurologische ziekten: een moleculair genetische benadering. Universiteit Antwerpen Abstract: We beogen nieuwe genen te identificeren voor de ziekte van Alzheimer, epilepsie en Charcot-Marie-Tooth neuropathie door gebruik te maken van verschillende moleculair genetische technieken. Ziekteverwekkende genen worden geïdentificeerd door genomische zoektochten uit te voeren in informatieve families die niet kunnen verklaard worden door mutaties in gekende genen. Genotype/fenotype correlaties worden gemaakt op basis van klinische, neurofysiologische en neuropathologische gegevens. In vitro studies zullen uitgevoerd worden met nieuwe mutaties in gekende of nieuw geïdentifceerde genen. Inspanningen zullen geleverd worden voor het aanmaken van transgene muismodellen door het genereren van enerzijds constructen met mutaties die aanleiding geven tot zeer ernstige fenotypes en/of anderzijds multipele transgene modellen. De identificatie van genen verantwoordelijk voor neurologische ziekten is een belangrijke stap voor het begrijpen van de fundamentele biologische processen ter hoogte van het centraal en perifeer zenuwstelsel. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Vincent Timmerman • Peter De Jonghe
HPA-as disfunctie als neurobiologische risicofactor voor stemmingsstoornissen : onderzoek naar de genetische achtergrond. Universiteit Antwerpen Abstract: Bij een groot deel van de patienten met stem mingsstoornissen wordt disfunctie van de hypothalamisch-hypofysaire-bijnierschors-as (HPA-as) teruggevonden. Deze disfunctie is in bepaalde gevallen genetisch bepaald. Dit project omvat het opsporen van single-nucleotidepolymorfismen (SNPs) in HPA-as gerelateerde genen. Vervolgens wordt onderzocht of deze SNPs bijdragen tot HPA-as disfunctie en tot aanleg voor stem mingsstoornissen. Organisaties: • Psychopathologie en medische psychologie • Kind-, Jeugd- en Volwassenpsychiatrie (CAPRI)
Onderzoekers: • Stephan Claes
De rol van processing van amyloïd precursor proteïne in atherosclerose. Universiteit Antwerpen Abstract: De rol van f3-amyldfd peptide en zijn precursor (APP) zal worden onderzocht bij atherosclerose. Tot nu toe werd APP nagenoeg uitsluitend bestudeerd bij de ziekte van Alzheimer. Een mogelijke bron voor APP in atherosclerotische plaques zijn bloedplaatjes. Dit project kan leiden tot een beter begrip van de rol van APP processing in de ruptuur van een atherosclerotische plaque en in de endotheelcelfunctie van bloedvaten. Organisaties: • Fysio-farmacologie • Fysiofarmacologie (FAR)
Onderzoekers: • Mark M E Kockx • Guido De Meyer • Arnold Herman
Studie van secundair seksuele kenmerken en gedragingen bij vrouwelijke zangvogels : een interdisciplinaire benadering. Universiteit Antwerpen Abstract: De evolutie van secundair seksuele gedragingen bij vrouwelijke dieren werd, in tegenstelling tot deze van mannelijke dieren, tot nog toe zeer weining bestudeerd. Dit project beoogt een beter inzicht to krijgen in de functie van secundair seksuele gedragingen (zang en agressief gedrag) bij wijfjesspreeuwen Sturnus vulgaris en zal hun belang bij de intra-seksuele rivaliteit en bij de partnerkeuze door mannetjes bestuderen. De endocriene en neurobiologische basis van zanggedrag bij wijfjes zal ook bestudeerd worden. Organisaties:
• Ethologie • Ethologie
Onderzoekers: • Annie Pinxten
Identificatie van genen betrokken bij presbyacusis. Universiteit Antwerpen Abstract: Presbyacusis is een frequente complexe aandoening die veroorzaakt wordt door een combinatie van omgevingsfactoren en genen. In dit project zullen presbyacusis patienten en controlepersonen geanalyseerd wordt in een case-control (linkage disequilibrium) associatie studie om vatbaarheidsgenen die betrokken zijn bij presbyacusis to identificeren. Dit zal gedaan worden door Single-Nucleotide Polymorfismen, de laatste generatie genetische merkers afkomstig uit het Humane Genoom Project, to genotyperen in een set van zorgvuldig geselecteerde functionele kandidaat genen. Organisaties: • Centrum medische genetica • Menselijke moleculaire genetica
Onderzoekers: • Guido Van Camp
Functionele analyse van een gen voor autosomaal dominant progressief sensorineuraal gehoorverlies. Universiteit Antwerpen Abstract: DFNA5 is een gen voor een autosomaal dominante vorm van slechthorendheid met een tot nu toe ongekende functie. Dit project wil een bijdrage leveren tot de opheldering van de functie van DFNA5 door een combinatie van immunohistochemische studies op het binnenoor, de subcellulaire lokalisatie van het eiwit, de identificatie van interagerende eiwitten en de grondige studie van een DFNA5 knock-out muis. Organisaties: • Centrum medische genetica • Menselijke moleculaire genetica
Onderzoekers: • Lutgart Van Laer
Karakterisatie van de inhoudsstoffen met anti-malaria activiteit van 4 Congolese medicinale planten. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project omvat de karakterisatie van de anti-plasmodiale (anti-malaria) inhoudsstoffen van 4 planten gebruikt in de traditionele geneeskunde van Congo, waarvan de activiteit in vivo bij proef-dieren bevestigd werd, met name Phyllanthus niruri, Cassia occidentalis, Euphorbia hirta en Morinda morindoides. Bedoeling is om nieuwe leads to bekomen voor anti-malaria geneesmiddelen, en een wetenschappelijke basis to geven, met mogelijkheid tot standardisatie, van de lokale peparaten. Organisaties: • Farmacognosie en fytochemie • Farmacognosie, Functionele voeding en Farmaceutische Analyse (NatuRA)
Onderzoekers: • Arnold Vlietinck
Onderzoek naar metabole- en bindingsproteïnen betrokken bij het cytokinine en cyclisch nucleotide metabolisme in hogere planten door middel van proteoom technieken. Universiteit Antwerpen Abstract: Het onderzoek heeft tot doel de verscheidenheid aan metabole proteinen en bindingsproteinen betrokken in het cytokinine- en cyclisch nucleotide metabolisme to onderzoeken via proteoom strategieen. De strategieen zijn gebaseerd op een analytische sequentie van hoge resolutie eiwitscheiding, met bioinformatica gecombineerde proteine analyse en massaspectrometrische structuuropheldering en zal worden getoetst aan twee fysiologische modellen van Nicotiana tabacum. Organisaties: • Plantenbiochemie • Plantengroei en -ontwikkeling
Onderzoekers: • Erwin J M Witters
Dotatiekrediet VIB8: Departement Moleculaire Genetica. Universiteit Antwerpen Abstract: Het Departement voor Moleculaire Genetica beschikt over expertise in de analyse van complexe neurologische en neuropsychiatrische ziekten. Al deze ziekten zijn multifactorieel wat betekent dat hun expressie afhankelijk is van de interactie tussen genetische en omgevingsfactoren. In sommige van deze ziekten is het overervingspatroon mendeliaans (bvb. CMT) met gendefecten in één gen. In andere ziekten kan slechts een kleine fractie van patiënten verklaard worden door genetische factoren. In deze groep werden verschillende families geïdentificeerd met een mendeliaanse overerving (= monogenische component). In de meerderheid van de patiënten wordt de expressie van de ziekte gemoduleerd door complexe gen-gen en gen-omgeving interacties. Onze belangrijkste doelstellingen zijn de identificatie van nieuwe moleculaire mechanismen voor het ontstaan van deze ziekten en voor een efficiëntere behandeling van deze ziekten. Wij gebruiken verschillende genetische methoden om genen (causale genen) en risicofactoren (susceptibiliteitspolymorfismen) te identificeren gebaseerd op moleculair genetische en genetisch epidemiologische studies. De bijdrage van een ziektegen wordt geschat in populatie en hospitaal gebaseerde groepen van patiënten in relatie tot andere genen en omgevingsfactoren. De biologische relevantie van mutaties en polymorfismen wordt onderzocht in cellulaire systemen (bvb. stabiele cDNA transfectanten) en in muismodellen. Deze modellen laten ons toe om het effect van deze mutaties en polymorfismen op de normale functie van het genproduct te begrijpen. Bovendien kunnen de geobserveerde biologische fenomenen direct vergeleken worden met deze in patiënten. Tenslotte, kunnen deze modellen gebruikt worden om behandelingswijzen uit te testen. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven
Gezondheidspromotie van Antwerpse prostituees, overeenkomstig het convenant tussen Gh@pro en de Vlaamse Gemeenschap. Universiteit Antwerpen Abstract: In 1999-2000 werd een pilootonderzoek uitgevoerd naar de haalbaarheid van hepatitis B vaccinatie van prostituees in het Antwerpse. Dit project gaat gepaard met een breder GVO-project over voorlichting en informatie rond SOI's, condoomgebruik, doorverwijzingsbeleid en hygiene in
het algemeen. Het project wordt op grotere schaal voortgezet in 2001 en 2002 met een deel financiering vanuit Gh@pro om het personeelsgedeelte van het project te kunnen steunen vanuit de UIA/CEV. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Pierre Van Damme
Indicators for monitoring COPD and asthma in the EU. Universiteit Antwerpen Abstract: Indicators for monitoring COPD and asthma in the EU. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Paul A C V Vermeire • Joost Weyler
'Life history' respons op tijdsdrukken en ecologische drukken tijdens het larvale stadium van de waterjuffer Lestes viridis. Universiteit Antwerpen Abstract: Natuurlijke omgevingen zijn inherent dynamisch zodat één enkel fenotype hier niet optimaal is. Daarom vertonen genotypes doorgaans een flexibele respons in 'life history' kenmerken. Deze fenotypische plasticiteit kan beschreven worden als een reactienorm. Daarenboven kunnen genotypes ook verschillen in reactienorm. Het doel is het bestuderen van de 'life history' respons van Lestes viridis op een combinatie van tijds- en ecologische drukken tijdens het larvale stadium, gebruik makend van zowel optimalisatiemodellen als kwantitatieve genetica. Organisaties: • EVOLUTIONAIRE BIOLOGIE • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Thierry Backeljau • Marjan De Block
Genetische differentiatie bij uniparentale landslakken (stylommatophora). Universiteit Antwerpen Abstract: De algemene doelstelling van dit onderzoek is inzicht te krijgen in de evolutionaire betekenis van de wisselwerking tussen zelf- en kruisbevruchting in het kolonisatievermogen, de genetische differentiatie en de biologische diversiteit in landslakken met een gemengd voortplantingssysteem. Met behulp van zowel morfometrische als moleculaire technieken zal een analyse worden gemaakt van de voortplantingsbiologie van zowel Carinarion spp. als A. intermedius. Organisaties: • EVOLUTIONAIRE BIOLOGIE • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Thierry Backeljau
Biosynthese van tocotriënolen in Brassica napus L. Universiteit Antwerpen Abstract: Tocotriënolen vormen een belangrijk en potentieel nieuw antioxidans met een breed toepassingsgebied. Deze moleculen zijn verwant aan de tocoferolen (vitamine E) en spelen een rol in de verwijdering van schadelijke zuurstofradicalen. De biosynthese van tocotriënolen in hogere planten zal worden bestudeerd, met name de enzymen verantwoordelijk voor de synthese en de subcellulaire lokalisatie. Organisaties: • Fysiologie van de planten, ecosysteemonderzoek en paleobiologie • Moleculaire Plantenfysiologie en Biotechnologie
Onderzoekers: • Roland Caubergs • György Horvath
Fysische parameters van het middenoor. Universiteit Antwerpen Abstract: Belangrijke, fysische parameters van het middenoor worden bepaald met hoog-resolutie technieken. Met behulp van confocale laserscanningmicroscopie en interferometrie wordt de dikte- en massaverdeling van een vers trommelvlies bepaald. De 3D-structuur, vorm en oriëntatie van de gehoorbeentjes wordt bestudeerd met X-stralen-microtomografie. Integratie van deze nieuwe en nauwkeurige waarden in een eindig-elementenmodel zal leiden tot een beter inzicht in de middenoormechanica. Organisaties: • BIOMEDISCHE FYSICA • Biofysica en Biomedische Fysica
Onderzoekers: • Willem Decraemer • Liesbeth Kuypers
Het gebruik van Littorina als TBT biomonitor langsheen het Schelde estuarium en de Noordzeekust Universiteit Antwerpen Abstract: Het gebruik van Littorina als TBT biomonitor langsheen het Schelde estuarium en de Noordzeekust Organisaties: • ECOFYSIOLOGIE EN BIOCHEMIE • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Hans De Wolf
Ascorbaat en celgroei: mogelijke betrokkenheid van een DHA carrier Universiteit Antwerpen
Abstract: Ascorbaat en celgroei: mogelijke betrokkenheid van een DHA carrier Organisaties: • Fysiologie van de planten, ecosysteemonderzoek en paleobiologie • Moleculaire Plantenfysiologie en Biotechnologie
Onderzoekers: • Nele Horemans
Soortgrenzen en mogelijke hybridisatie bij de Opuntia snuitkever en zijn waardplant op de Galapagos archipelago. Universiteit Antwerpen Abstract: Soortgrenzen en mogelijke hybridisatie bij de Opuntia snuitkever en zijn waardplant op de Galapagos archipelago. Organisaties: • EVOLUTIONAIRE BIOLOGIE • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Peter Verdyck
Evaluatie van het toxische werkingsmechanisme van endocrien verstorende stoffen bij de zebravis, danio rerio Universiteit Antwerpen Abstract: Evaluatie van het toxische werkingsmechanisme van endocrien verstorende stoffen bij de zebravis, danio rerio Organisaties: • ECOFYSIOLOGIE EN BIOCHEMIE • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Wim De Coen
Biodiversiteit in een arctisch ecosysteem: rol van dispersia, kolonisatie en resistentie aan klimaatextremen. Universiteit Antwerpen Abstract: Biodiversiteit in een arctisch ecosysteem: rol van dispersia, kolonisatie en resistentie aan klimaatextremen. Organisaties: • Polaire Ecologie, Limnologie en Paleobiologie • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Lodewijk Beyens
Moleculaire mechanismen van zware metaal homeostase in fotosynthetische organismen Universiteit Antwerpen Abstract: Moleculaire mechanismen van zware metaal homeostase in fotosynthetische organismen Organisaties: • Plantenfysiologie • Moleculaire Plantenfysiologie en Biotechnologie
Onderzoekers: • Han Asard • Jyoti Saluja • Wim De Coen
Seksuele selectie-onderzoek als modelsysteem voor het bestuderen van verbanden tussen hormonen, hersenen en gedragingen. Universiteit Antwerpen Abstract: Seksuele selectie-onderzoek als modelsysteem voor het bestuderen van verbanden tussen hormonen, hersenen en gedragingen. Organisaties: • BIO-IMAGING LAB • Bio-imaging
Onderzoekers: • Anne Marie Van Der Linden
Moleculaire en functionele analyse van nieuwe K+-kanaal subeenheden geïdentificeerd in het humane genoom. Universiteit Antwerpen Abstract: Moleculaire en functionele analyse van nieuwe K+-kanaal subeenheden geïdentificeerd in het humane genoom. Organisaties: • CEL- EN WEEFSELLEER • Laboratorium voor celbiologie en histologie
Onderzoekers: • Jean-Pierre Timmermans
Coronaire flow na een acuut myocardinfarct: rol van de cytokine geïnduceerde endotheelfunctie en alfa-adrenerge coronaire vasoconstrictie. Universiteit Antwerpen Abstract: Coronaire flow na een acuut myocardinfarct: rol van de cytokine geïnduceerde endotheelfunctie en alfa-adrenerge coronaire vasoconstrictie. Organisaties: • CEL- EN WEEFSELLEER • Laboratorium voor celbiologie en histologie
Onderzoekers: • Jean-Pierre Timmermans
Effect-evaluatie van polluenten bij de Europese egel (Erinaceus europaeus L.) aan de hand van niet-destructieve biomerkers en populatie-ecologische parameters. Universiteit Antwerpen Abstract: Effect-evaluatie van polluenten bij de Europese egel (Erinaceus europaeus L.) aan de hand van niet-destructieve biomerkers en populatie-ecologische parameters.
Organisaties: • ECOFYSIOLOGIE EN BIOCHEMIE • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Wim De Coen • Helga D'Havé
Onderzoek naar lokale genetische adaptaties aan metaalverontreiniging bij riviergrondels (Gobio gobio) uit het Netebekken. Universiteit Antwerpen Abstract: Onderzoek naar lokale genetische adaptaties aan metaalverontreiniging bij riviergrondels (Gobio gobio) uit het Netebekken. Organisaties: • ECOFYSIOLOGIE EN BIOCHEMIE • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Ronny Blust • Dries Knapen
Ecologische karakterisatie van Europese estuaria, het Schelde-estuarium als model. Universiteit Antwerpen Abstract: Ecologische karakterisatie van Europese estuaria, het Schelde-estuarium als model. Organisaties: • ECOFYSIOLOGIE EN BIOCHEMIE • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Ronny Blust
Moleculaire genetica en celbiologie. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit netwerk voorstel heeft als hoofd thema de Moleculaire genetica en celbiologie van erfelijke ziekten bij de mens. Dit netwerk verenigt 11 excellente onderzoeksgroepen werkzaarn op de Universiteit Antwerpen rond moleculaire genetica vam ziekten zoals Alzheimer dementia, psychiatrische ziekten, mentale retardatie, perifere neuropathieen, doofheid en botziekten. Het beschikbaar komen van de mens genoom sequentie vooziet niet alleen moleculaire genetici in een aantal nieuwe instrumenten (bv. Bio-informatica, SNPs, etc.), die hun werk versnellen, maar veroorzaakt ook een verschuiving naar functionele analyses van de respectievelijke ziektegenen. De post genoom era vereist dan ook de integratie van 'high-throughput' analyse technieken en bio-informatica, maar eveneens het samengaan met excellente celbiologie groepen in het netwerk werkzaam op andere Belgische universtiteiten. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Vincent Timmerman • Peter De Jonghe • Joseph Merregaert • Dirk Snyders
Neuroendocriene interacties in de gastrointestinale tractus onder normale en onder pathologische omstandigheden. Universiteit Antwerpen Abstract: 1. Morfologische, farmacologische en electrofysiologische analyse van enterische microcircuits in mammalia, inclusief de mens; 2. Inhibitoire neurotransmissie in de tractus digestivus; 3. Pathogenese van darmlijden bij schistosomiasis, chemisch geinduceerde ontsteking, axotomie-geinduceerde neurochemische veranderingen; 4. Rol van VPAC1, VPAC2, PAC1, glucagon en CGRP in de tractus digestivus.; 5. Rol van ghrelin/ghrelin-receptors in de tractus digestivus en 6. Rol van' ICC in de controle van gastrointestinale motiliteit Organisaties: • Anatomopathologie • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Eric Van Marck • Paul Pelckmans
Identificatie en karakterisatie van erfelijke monogene en polygene ziektebeelden. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project groepeert 4 onderzoeksteams van het Centrum Medische Genetica van de Universiteit Antwerpen die onderzoek verrichten betreffende erfelijke botaandoeningen, doofheid, mentale retardatie en psychiatrische ziektebeelden. De algemene doelstellingen van deze onderzoeksprojecten zijn de localisatie en identificatie van ziektegenen, de functionele analyse van nieuw geidentificeerde genen, en het onderzoeken van therapeutische toepassingen in diermodellen op basis van de resultaten van de functionele analyse. Organisaties: • Centrum medische genetica • Medische Genetica (MEDGEN) • Menselijke moleculaire genetica
Onderzoekers: • Wim Van Hul • Frank Kooy • Markus Nöthen • Guido Van Camp
Oxidatieve stress, inflammatie, ischemie en atherotrombose. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit multidisciplinaire network bestudeert met adenovirale gentherapie de invloed van oxidatieve stress, inflammatie en ischemie op de progressie en stabiliteit van atherosclerotische plaques in genetisch gemodifieerde muizen en varkens. Het onderzoek is gericht op de functie van endotheelcellen, oxidatie van lipoproteinen en apoptose bij spontane atherosclerose in mens en dier en bii versnelde atherosclerose geinduceerd door ballonangioplastiek (varken) en een perivasculaire manchet (muis).
Organisaties: • Farmacologie • Translationeel pathofysiologisch onderzoek (TPR)
Onderzoekers: • Mark M E Kockx • Arnold Herman • Hidde Bult
Dynamische sensoriële verwerking, leren en visuele cognitie. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project onderzoekt de bijdrage van het cerebellum aan cognitieve taken en leren. Daartoe zullen gecombineerde elektrofysiologische en simulatiestudies worden uitgevoerd. In zowel normale ratten en muizen als in transgene muizen zal de fysiologie van cerebellaire -neuronen bestudeerd worden alsook hun bijdrage aan een tactiele discriminatietaak. Met functionele beeldvorming zal de cerebellaire activatie tijdens visuele discriminatietaken bij de mens systematisch bestudeerd worden. Organisaties: • Theoretische neurobiologie • Theoretische neurobiologie en neuroengineering
Onderzoekers: • Erik De Schutter
Groei en ontwikkeling van hogere planten. Universiteit Antwerpen Abstract: Het IUAP onderzoeksproject " Groei en ontwikkeling van horgere planten" beoogt de studie van de groei en ontwikkeling van plantenwortels en hun interactie met de omgeving. Ten then einde verenigen 14 onderzoeksgroepen van 6 universiteiten en 1 onderzoeksinstituut hun respectievelijke expertises op het gebied van genomics, proteonomics, map-bebaseerd clonen van mutanten, morfologie, hormonologie, fysiologie en bio-informatica. Organisaties: • Plantenbiochemie • Plantengroei en -ontwikkeling
Onderzoekers: • Els Prinsen • Henri Van Onckelen
Diagnose en pathogenese van invasieve aspergillose Universiteit Gent Abstract: Er zullen specifieke en gevoelige methoden ontwikkeld worden voor de detectie van filamenten van Aspergillus in biologische monsters van mensen en dieren, met het oog op resp. een snelle diagnose en de studie van de pathogenese van invasieve aspergillose. De Aspergillus filamenten zullen fluorescent gemerkt worden op basis van antigen antilichaamreacties en een specifieke enzymactiviteit (arabinosidase) en gedetecteerd worden mbv een microsoop-imager en vaste fase cytometrie (ChemScan). Organisaties: • Vakgroep Farmaceutische analyse
Onderzoekers: • Hans Nelis
Behandeling van Chronische Lymfocytaire Leukemie (CLL) met gen-therapie: identificatie met behulp van massa spectrometrie van het antigeen-peptide verantwoordelijk voor de B-CLL-celherkenning door specifieke T-lymfocyten. Universiteit Gent Abstract: Het doel van het project is het identificeren van CLL specifieke antigenen. Daartoe zullen enerzijds de peptiden gepresenteerd in de MHC klasse I en II complexen van CLL cellen met behulp van massa spectrometrie geïdentificeerd worden. Anderzijds zullen de genen die tot overexpressie komen bij CLL geïdentificeerd worden via de constructie van een subtractie hybridisatie cDNA bibliotheek. Organisaties: • Vakgroep Geneesmiddelenleer
Onderzoekers: • Dieter Deforce
Moleculaire signalisatie en modulatie van mitochondriale functies tijdens celdood Universiteit Gent Abstract: Mitochodriën zijn cruciaal in apoptostische en necrotische celdood. Het project beoogt de signalisatie naar mitochondriën. Eveneens zal de modulerende invloed van metabole toestanden van de cel (hypoxie, ER-stress, energiemetabolisme) op mitochondriale functies in celdood moleculair worden geanalyseerd. Een belangrijke aspect betreft een proteoom-analyse van mitochondriale subfracties in verschillende metabole toestanden. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Peter Vandenabeele • Johan Grooten • Katharina D'Herde
Groei en ontwikkeling van Hogere planten Universiteit Gent Abstract: Wortels zijn van cruciaal belang voor de overleving van hogere planten. Ze zorgen voor de vastankering van de plant in de gron den laten de opname van water en essentiële mineralen toe. Wortels zijn continu onderhevig aan biotische en abiotische stress condities en hebben symbiotische interacties ontwikkeld met rhizobia en mycorhiza. De onderzoeksactiviteiten in dit networek worden geörganiseerd rondom de volgende werkpakketten: (WP1) wortelgroei- initiatie van laterale wortelvorming-ts mutanten-mab based cloning van mutatne genen (WP2) relatie tussen wortels en bloeiÏnductie (WP3) interactie van wortels met de omgeving (WP4) laterale wortels en nodulevorming (WP5) hormonologie (WP6) proteomics (WP7) functionele analyse (WP8) kennisdatabank. Organisaties: • Vakgroep Plantenbiotechnologie en Genetica
Onderzoekers:
• Dirk Inzé
Ontwikkeling van een transgeen modelsysteem in Xenopus tropicalis voor de identificatie van nieuwe therapeutische componenten en de isolering van primaire doelwitten van signaaltransductiewegen betrokken in humane pathologieën Universiteit Gent Abstract: Ontwikkeling van een transgene testsysteem in kikkerembryo's voor drug- of mutagenese-screening. Kikkers worden aangemaakt die genetisch gemodificeerd zijn waardoor ze kunnen fungeren als complex rapporteersysteem. Gebaseerd op integratie van exogene regulatorische DNA-sequenties die expressie van fluorescente rapporteereiwitten controleren. Via tijds- en plaatsgericht activatie van specifieke biologische signaaltransductiewegen kunnen de transgene dieren "gesensitiseerd" zijn voor bepaalde pathologieën en aldus fungeren als proefdiermodel. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Frans Van Roy • Kris Vleminckx
Steunpunt "Re-creatief Vlaanderen" Universiteit Gent Abstract: In Vlaanderen is een relatief beperkte academische capaciteit op het vlak van cultuurindicatoren en wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot cultuur, het gebied van kunsten en cultuurgebied in het bijzonder. Het cultuurparticipatie-onderzoek en het publieksonderzoek zijn slechts recent ontwikkeld en waren voordien slechts in de marge van andere projecten aanwezig. Verder gebeurde de financiering van cultuurstudies (kunsten en cultuurbeleid) hoofdzakelijk via kleinschalig en kortlopend onderzoek waardoor een ernstige capaciteitsopbouw doorheen de tijd vrijwel onmogelijk was. Organisaties: • Vakgroep Politieke wetenschappen
Onderzoekers: • Hans Waege
Reconstructie en kwantificatie van SPECT-beelden Universiteit Gent Abstract: Dit onderzoeksproject stelt zich tot doel om iteratieve reconstructiealgoritmen te bestuderen voor SPECT, waarbij een volledige kwantitatieve beeldreconstructie wordt nagestreefd. Hierbij zal gebruik gemaakt worden van lijstmode-gebaseerde reconstructietechnieken. Een modellering van het detectiesysteem en van diverse correctiefactoren (attenuatie, verstrooiing, ?) zal worden opgesteld. Validatie zal gebeuren aan de hand van software- en hardwarefantomen, alsook met behulp van klinische patiëntendata. Organisaties: • Vakgroep Elektronica en informatiesystemen
Onderzoekers: • Ignace Lemahieu
Monitoring van verwervingsprocessen en restauratie van natuurlijke bouwstenen met computergestuurde X-stralen micro-tomografic op niet-destructieve wijze Universiteit Gent Abstract: Porositeit stuurt als fundamentele (petrofysische) eigenschap de processen van verwerving van natuurlijke bouwmaterialen en hun remediatie. Naast een volledige inventaris van de petrofysische en technische eigenschappen van kalksteen en zandsteen adhv destructieve technieken, omvat de studie vooral het determineren van verschillende verweringsprocessen en het karkateriseren van restauratieprocessen dmv niet-destructieve monitoring met computergestuurde X-stralen micro-tomografie. Dit leidt uiteindelijk tot procesmodellering en -kwantificatie. Organisaties: • Vakgroep Geologie en bodemkunde
Onderzoekers: • Patric Jacobs
Celcyclus gemoduleerde genexpressie in dieren en planten Universiteit Gent Abstract: Dit project beoogt de identificatie van genen die een essentiële regulerende functie vervullen tijdens het verloop van de celcyclus in eukaryote organismen en het gedetailleerd bestuderen van specifieke post-transcriptionele regulatiemechanismen. Daartoe zal een genoom-wijde genexpressie analyse uitgevoerd worden op een goed gekarakteriseerde dierlijke cellijn waarbij celcyclus gemoduleerde genen zullen geïsoleerd worden. Door middel van een vergelijkende analyse met analoge, beschikbare datasets bekomen in planten en in gist, zal getracht worden om essentiële celcyclusgenen te identificeren. Vervolgens zullen post-transcriptionele regulatiemechanismen die instaan voor de aan/afwezigheid of (in)aktivering van regulatorische eiwitten tijdens specifieke fasen van de celcyclus bestudeerd worden. Organisaties: • Vakgroep Plantenbiotechnologie en Genetica
Onderzoekers: • Marcus Zabeau
Studie van de negatieve/positieve invloed van induceerbaar NO-synthase en van de rol van guanylaatcyclase hierbij in de motiliteitsstoornissen bij inflammatoire darmziekten en bij postoperatieve ileus Universiteit Gent Abstract: Studie van de antwoorden op contractiele en relaxerende agentia, en op elektrische veldstimulatie in circulaire spierstrips van het jejunum en van het colon van de rat. Weefsels worden ook bekomen hetzij 24 uur na openen en sluiten van het abdomen, of na blootstelling gedurende 7 dagen aan dextraansulfaatsodium in het drinkwater, al dan niet na behandeling met een inhibitor van guanylaatcyclase. Organisaties: • Vakgroep Farmacologie
Onderzoekers: • Romain Lefebvre
Bio-katalytische processen op beschadigde beton- en morteloppervlakken - bescherming tegen biodeterioratie Universiteit Gent Abstract: Deel 1 gaat voornamelijk over de curatieve behandeling van beschadigde beton- en morteloppervlakken, met nadruk op bio-katalytische processen. Enerzijds wordt een procedure onderzocht voor het reinigen van betonoppervlakken met levende bacteriënculturen. Anderzijds wordt
een biomineralisatieproces ontwikkeld voor herstel en bescherming van beschadigde oppervlakken. In deel 2 wordt gezocht naar nieuwe betonsamenstellingen met een verhoogde resistentie tegen biodeterioratie. Organisaties: • Vakgroep Bouwkundige constructies
Onderzoekers: • Willy Verstraete • Nele De Belie
Trofische rol en ecologische bestemming van microbiële productie en bladval in magrove-ecosystemen Universiteit Gent Abstract: Trofische rol en ecologische bestemming van microbiele productie en bladval in magrove-ecosystemen Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Magda Vincx
Signaaltransductie door prolactine (PRL) in leukocyten Universiteit Gent Abstract: Verschillende studies geven aan dat het hypofysehormoon prolactine (PRL) immunomodulerende eigenschappen bezit. In dit project zullen we nagaan welke singaaltransductiecascades door PRL worden geactiveerd in verschillende types immuuncellen. Een belangrijk onderdeel van deze studie is het onderzoek naar de effecten van PRL op de expressie van SOCS familieleden en de daaruit voortvloeiende cross-talk met andere cytokine-geÏnduceerde signalen. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Guy Haegeman
Medische aerosols: karakterisering van het aerosoltransport door de bovenste luchtwegen Universiteit Gent Abstract: Met behulp van latexsfeertjes en een cast van de bovenste luchtwegen wordt het transport van aerosoldeeltjes gekarakteriseerd, wat toelaat een 3-D model van het stromingspatroon op te stellen. Steunend op dit model worden de omstandigheden bepaald waarbij aerosoldispersie en -afzetting in de bovenste luchtwegen minimaal is dit door computersimulaties uit te voeren naar het effect van partikelgrootte, luchtdebiet, inhalatiesnelheid en aanwezigheid van vernauwingen. Organisaties: • Vakgroep Geneesmiddelenleer
Onderzoekers: • Chris Vervaet
Onderzoek naar de rol van stikstofoxide en cytososlisch guanylaatcyclase in ontstekingsreacties. Universiteit Gent Abstract: In dit project worden enerzijds de protectieve sGC onafhankelijke effecten van NO geidentificeerd. Anderzijds worden een aantal sGC knock out en knock in muizen gemaakt en gefenotypeerd in inflammatiemodellen. Onderzoek naar de rol van stikstofoxide en cytososlisch guanylaatcyclase in ontstekingsreacties. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Peter Brouckaert
Bronlocalisatie, detectie en anticipatie van epileptische hersenactiviteit Universiteit Gent Abstract: In het kader van de preheelkundige evaluatie van epilepsiepatiënten worden EEG en beeldvormingsonderzoeken verricht om de onderliggende oorzaak (functioneel en/of structureel) van de epileptische activiteit op te sporen. Dit onderzoeksproject is gericht op het verder ontwikkelen van technieken om de abnormale elektrische hersenactiviteit automatisch op te sporen (detectie), de onderliggende bron te localiseren (bronlocalisatie) en het voorkomen van epileptische aanvallen te anticiperen of te voorspellen (anticipatie). Al deze technieken hebben hoogstwaarschijnlijk relevante toepassingen voor de adequatere diagnose en therapie van epilepsie in de toekomst. Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Paul Boon
Studie van de rol van cytokinine-, cyclisch nucleotide- en jasmonaatgestuurde signaaltransductieketens tijdens de celcyclus en geprogrammeerde celdood in hogere planten. Universiteit Gent Abstract: Het voorgelegde project beoogt de opheldering van een aantal signaaltransductieketens betrokken bij de celcyclus en geprogrammeerde celdood in hogere planten middels de implementatie en integratie van de ?state of the art? expertise in ?genomics? aanwezig aan de Universiteit Gent enerzijds en een hoog performante infrastructuur voor ?proteomics? anderzijds aan het nieuw opgerichte centrum voor massaspectrometrie (CEVOMA) aan de Universiteit Antwerpen. Met name de signaaltransductieketens voor cytokinines, cyclische nucleotiden en jasmonaat zullen onder de loep worden genomen. Van deze componenten werd door onze onderzoeksgroepen immers aangetoond dat zij een cruciale rol spelen tijdens de regulatie van de celdeling. Organisaties: • Vakgroep Plantenbiotechnologie en Genetica
Onderzoekers: • Dirk Inzé
Moleculair-fysiologische en cytologische studie van de vroege ethyleenrespons tijdens vegetatieve groei van Arabidopsis Universiteit Gent Abstract: Het doel van dit project is tweeledig. Vooreerst wordt beoogd bij de vroege respons de rol van ethyleen in de regeling van de snelheid en omvang van celexpansie op te helderen. Hierin zullen verschillende organen bestudeerd worden. Verder is het de bedoeling de betrokkenheid van het cytoskelet bij expansie en differentiatie oiv. Ethyleen te onderzoeken.
Organisaties: • Vakgroep Plantenbiotechnologie en Genetica
Onderzoekers: • Dominique Van Der Straeten
Bio Utilisation for Taxi Flight Universiteit Gent Abstract: Het project bestaat erin de groei van E. coli ATCC4157 te bestuderen in micro-graviteit. Naast de standaard microbiele analyse die worden uitgevoerd, wordt ook gekeken naar genexpressie door middel van de microarray-technologie. Bio Utilisation for Taxi Flight. Organisaties: • Vakgroep Biochemische en microbiele technologie
Onderzoekers: • Willy Verstraete
Welzijn van ouderen: onderzoek naar determinanten van succesvol ouder worden. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onderzoek omtrent succesvol ouder worden toonde aan dat mensen niet op een identieke wijze oud worden enDat de invulling van deze levensfase sterk afhankelijk is van de persoonlijkheid, de individuele zingeving, de mate Waarin men geconfronteerd wordt en omgaat met stressvolle levensgebeurtenissen, e.d.m. Hoewel ouderen vaak Geconfronteerd worden met verliessituaties (pensionering, lege nest, statusverlies, weduwschap, verlies van sociale Relaties, daling van inkomsten, fysieke veranderingen, e.d.m.) deze niet bij iedereen dezelfde gevolgen hadden. Sommige ouderen bleken het erg moeilijk te hebben om met deze gebeurtenissen om te gaan en vertoonden een vrij Lage graad van welzijn (vaak met depressieve symptomen), terwijl anderen er zich vrij snel konden over heen zetten. We willen in ons onderzoek 1) het welzijn van ouderen nagaan, 2) welke verschillen inzake welzijn bij ouderen aangetroffen worden en 3) welke variabelen deze verschillen kunnen verklaren.Om een antwoord te vinden op bovenvermelde onderzoeksvragen willen wij een verkennend onderzoek uitvoeren bij 500 ouderen. Om de afhankelijke variabele (welzijn) te operationaliseren worden twee instrumenten gebruikt (ACSA & MOS).Als afhankelijke variabelen, wordt naast demografische kenmerken, ook nagegaan welke zingevingsbronnen ouderen hanteren, hoe zij omgaan met stress, in hoeverre zij het gevoel hebben greep te hebben op hun leven en hoe uitgebreid het sociaal netwerk is waarop zij een beroep kunnen doen. Organisaties: • Ontwikkelings- en Levenslooppsychologie
Onderzoekers: • INGRID KRISTOFFERSEN
Een moleculaire tijdschaal voor de vroegere evolutie van de levende amphibia. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Vandaag omvatten de Amphibia (lissamphibia) nog 3 onderscheiden orden met een zeer divergent lichaamsplan, nl. de Anura (kikkers en padden), de Caudata (salamanders) en de Gymnophiona (wormsalamanders). Momenteel is een tijdschaal voor de vroege evolutie van Amphibia, d.w.z. de divergenie vn de drie orden, en de families binnen deze groepen, één van de grote ontbrekende schakels voor het opstellen van een evolutionaire synthese voor Amphibia. Niet enkel morfologische maar ook traditionele moleculair-fylogenetische technieken schieten tekort om dit vraagstuk met statistische zekerheid op te lossen, en verscheidene paleontologische, biogeografische en moleculaire studies hebben geleid tot controversiële resultaten, waarbij nog steeds geen consensus bereikt is. Complete resolutie van de divergenties kan echter mogelijk gemaakt worden door de identificatie van zogenaamde Rare Genomic Changes (RGC's),i.e. macro-mutaties in het genoom van een bepaald clade. Betrouwbare schattingen van datering, zelfs zonder aanwezigheid van een moleculaire klok, zijn mogelijk door analyse van grote datasets met behulp van een recent ontwikkelde Bayesiaanse benadering. Met dit project trachten we: (1) fylogenetische verwantschappen te bepalen en het ontstaan van de grote evolutieve lijnen binnen de Amphibia te dateren, (2) een biogeografisch scenario te formuleren door het linken van fylogenetische divergenties aan platentektonische gebeurtenissen, en (3) de resultaten te interpreteren in termen van de fylogenetische positie van verscheidene fossiele lijnen. Een statistisch onderbouwde moleculaire fylogenie zou de standpunten van paleontologen, biogeografen, en evolutiebiologen kunnen verzoenen. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MARIE-HERMANDE DARO • Franky BOSSUYT
Structuur-functie analyse van eiwit-carbohydraat interacties in bacteriële en plant lectinen Vrije Universiteit Brussel Abstract: Abstract niet beschikbaar Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • REMY LORIS
Werkingskrediet bj onderzoeksmandaat 1e jaar Vrije Universiteit Brussel Abstract: Mijn onderzoeksmandaat ald BOF-ZAP spitst zich toe op twee onderzoeksdomeinen: plasmide addictie systemen en bacteriele adhesine. Plasmid addictie systemen verzekeren de stabiele overerving van laag copy-nummer plasmiden. Ze coderen voor twee eiwitten: een toxine en diens tegengif. Hier bestudeer ik het werkingsechanisme van het CcdB toxine en het CcdA antitoxine. Adhesines zijn suikerbindende eiwitten op de tips van bacteriele pili en verantwoordelijk voor de initiële anhechting van de bacterie aan haar gasthercel. Hier wordt in de deeste plaats het F17G adhesine van E. coli bestudeerd. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • REMY LORIS
insectencellen als bioassay voor nieuwe milieuvriendelijke insecticide componenten Vrije Universiteit Brussel Abstract: In een eerste fase werd het onderzoek opgestart met stamcellen van de darm afkomstig van rupsen (Insecta: Lepidoptera). Na optimalisatie van de kweekomstandigheden en condities, werd een aantal groeifactoren en hormonen getest op hun werking. Hierbij werd specifiek het effect op celmitose en -differentiatie onderzocht. In de darm van insecten komen naast stamcellen ook bekercellen, columnaire cellen en secretorische cellen voor.
In een tweede luik werd aanvang genomen met het testen van de biologische werkig van een aantal nieuwe bioratinele insectengroeiregulatoren die kunnen gebruikt worden in de bestrijding van schadelijke en resistente plaaginsecten, in bijzonder rupsen. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Guy SMAGGHE
Mechanismen van pancreas regeneratie en bèta-cel neogenese. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Om type-1 diabetes te kunnen genezen door middel van ß-celtherapie, wordt gezocht naar mogelijkheden om ß-cellen in grote hoeveelheden aan te maken. In dit project wordt gezocht naar de mogelijkheid om exocriene pancreascellen te laten transdifferentieren tot endocriene cellen. Dit project zich vooral op mechanistische aspecten van de neogenese: de regulatie van pancreatische celdifferentiatie (dedifferentiatie, transdifferentiatie), de rol van gastrine in de neogenese, de rol van celadhesie en celmigratie in de morfogenese. Organisaties: • Pathologische Anatomie
Onderzoekers: • LUC BOUWENS
Homeostase en stamcellen in de darm : de rol van de Wnt-signalisatie pathway. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De doelstellingen van dit project zijn: 1) Het identificeren en valideren van specifieke genetische merkers voor de verschillende celtypen die bijdragen tot het functionele darmepitheel van de muis (in dunne en dikke darm); 2) Het ontwikkelen van nieuwe testen zoals in vitro culturen van embryonale darm-explants en induceerbare transgene muizen, die kunnen gebruikt worden als modelsystemen voor het onderzoek over stamcellen in de darm; 3) Het bepalen van de bijdrage van de Wnt-signalisatiepathway (en meer specifiek van de verschillende gesecreteerde Wnt-factoren) tot de homeostase in de darm van de muis. De specifieke rol van deze factoren in het behoud van stamcellen, de progressie van de stamcelzone naar het proliferatieve compartiment en de differentiatie van de epitheelcellen in het colon en in de dunne darm zullen geëvalueerd worden via de studie van de effecten van deze factoren op de inductie van celproliferatie, celtype-specifieke genproducten en apoptose; 4) Het bestuderen van de gevolgen van de ontregeling van de Wnt-signalisatiepathway op de inductie van ongecontroleerde celproliferatie en carcinogenese: up- en/of downregulatie van de Wnt-pathway via de doelgerichte uitdrukking van Wnt-proteïnen of dominant-negatieve mutanten van een geassocieerde factor, TCF-4. Organisaties: • Cellulaire Genetica • Biologie
Onderzoekers: • Luc LEYNS • MICHELINE VOLDERS
Prospectieve studie ter vergelijking van één en twee-cel biopsie na preïmplantatie genetische diagnose (PGD) en analyse van de polarisatie in muis- en menselijke embryo's en hoe dit beïnvloed wordt door biopsie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In dit deel van het project willen we één-cel biopsie en twee-cel biopsie met elkaar vergelijken op niveau van enerzijds efficiëntie en accuraatheid van de testen alsook op niveau van embryonale ontwikkeling, implantatie en zwangerschapspercentages. De patiënten die in het eerste deel van de studie werden opgenomen, zijn patiënten voor dewelke aneuploidiescreenig (PGS) via FISH werd uitgevoerd ofwel patiënten die PGD ondergaan voor een monogene geslachtsgebonden aandoening, eveneens via FISH. Verder werden ook de patiënten opgenomen die PGD ondergingen voor monogene aandoeningen waar de PCR techniek werd gebruikt, op die voorwaarde dat een duplex- of multiplex PCR voorhanden was, zodat meerdere DNA fragmenten simultaan geanalyseerd werden. In een eerste stap werden een aantal duplex-PCRs ontwikkeld. Aangezien een groot deel van onze PGD cycli worden uitgevoerd voor mucoviscidose, was het vrij evident om hiervoor als eerste een duplex-PCR te ontwikkelen. Hierbij werd er in het bijzonder op gelet dat de duplex PCRs minstens dezelfde mate van efficiëntie bereikten dan de afzonderlijke simplex PCRs. Zo werd nagegaan dat het amplificatie percentage niet lager en het percentage Allel Drop Out (ADO) niet hoger was dan bij de simplex-PCRs. Immers, duplex PCRs bieden het grote voordeel dat ADO in één locus wordt ontdekt door de gelijktijdige analyse van een tweede, of zelfs derde, gekoppelde locus. Dit voordeel zou volledig teniet gedaan worden indien het ADO percentage hoger was in duplex PCRs dan in simplex PCRs. Een belangrijk deel van de activiteit was ook het overzetten van testen die werden ontwikkeld voor de ALFEpress automatische DNA sequenser naar de ABI Avant automatische DNA sequenser. De volgende aandoeningen waarvoor een duplex-PCR werd ontwikkeld zijn ook in de studie opgenomen: Mucoviscidose, Alport syndroom, polykystische nieren, erfelijke borstkanker, _-thalassemie, Charcot-Marie Tooth type 1a, Duchenne musculaire dystrofie, familiale adenomateuze polyposis coli, Fragiele X, de Huntington test voor gekende dragers, de exclusietest voor de ziekte van Huntington, hypokaliemische periodische paralyse, Multiple Endocrine Neoplasia type 2, de ziekte van Marfan, Neurofibromatose type 1 en 2, severe combined immunodeficiency disease (SCID), en spinale musculaire atrofie. Vandaag zijn de meerderheid van de nieuw ontwikkelde testen multiplex-PCRs. Voor de FISH analyses, werd bij PGS in een eerste ronde de chromosomen X, Y, 13, 18 en 21 geanalyseerd, en in een tweede ronde de chromosomen 22 en 16. Voor sexing met FISH werd meestal enkel X, Y, 13, 18 en 21 uitgevoerd, tenzij er een indicatie was voor een tweede rond, bv. indien de patiënte ouder was dan 37 jaar. Op dit ogenblik zijn alle 600 cycli die nodig waren voor de studie uitgevoerd, en werd er gestart worden met de analyse van de bekomen data. Er werden een totaal van ... cycli uitgevoerd met PCR (... in de één cel groep, en ... in de twee-cel groep) en ... cycli voor FISH (...in de één cel groep en ... in de twee cel groep). Eén deel van de eindpunten van de studie, namelijk de accuraatheid van de diagnose en de in vitro ontwikkeling van de embryo's, bereikte reeds vroeger statistische significantie en daarom werden deze gedeeltelijke resultaten reeds in een manuscript vervat. De resultaten van deze studie tot oktober 2004 waren de volgende (tabel 1): Honderdtweeënnegentig cycli werden in de studie opgenomen; 91 in de PCR groep en 101 in de FISH groep. Er werd één cel verwijderd in 46 PCR cycli en 51 FISH cycli, en twee cellen in 45 PCR cycli en 50 FISH cycli. Deze resultaten tonen duidelijk aan dat er meer embryo's zonder diagnose zijn in de één-cel groep, vooral wat betreft de PCR (12 vs 4 % van de embryos, p<0,01), maar dat dit niet leidt tot verkeerde diagnoses of verlies van embryo's voor transfer. Bij heranalyse van de embryo's werd slechts zes maal een aanvaardbare (dwz niet leidend tot de transfer van een aangetast embryo) misdiagnose vastgesteld. Zowel in de PCR als de FISH groep kon geen statistisch verschil waargenomen worden i.v.m. de verdere in vitro ontwikkeling na het verwijderen van één of twee cellen: 46% van de embryo's ontwikkelden tot blastocyst (op dag 6) in de één- cel groep, terwijl 48% van de embryo's het blastocyst stadium bereikten na het verwijderen van twee cellen. In de PCR groep leidden 85% van de cycli in de één- cel groep tot een transfer, terwijl dit in de twee-cel groep 78% waren. Voor de FISH cycli, zijn deze cijfers respectievelijk 61% en 70%. In geen van beide groepen kon een statistisch verschil waargenomen worden.
Organisaties: • Embryologie en Menselijke Genetica • Gynecologie - Urologie
Onderzoekers: • KAREN SERMON • PAUL DEVROEY
Farmacologische studie van angiotensine (1-7) bindingssites in doelwitcellen van het renine-angiotensine systeem Vrije Universiteit Brussel Abstract: Angiotensine II, het voornaamste hormoon van het renine-angiotensine systeem, speelt een sleutelrol in de regulatie van hetcardiovasculair systeem door o.a. zijn hypertensieve werking. Angiotensine II wordt afgebroken door selectieve peptidases in verschillende fragmenten zoals angiotensine III, -IV en -(1-7). Verschillende gegevens doe vermoeden dat angiotensine-(1-7) een belangrijke rol speelt als vasodepressor ten zo de hemodynamische acties van Angiotensine II tegenwerkt. Het dfoel van dit project is om het mechanisme te achterhalen waarmee angiotensine-(1-7) zijn werking uitoefent. Onderzocht zal worden of dit peptide tot een eigen receptor bindt. Indien zo, zullen de farmacologische en signaaloverdrachtseigenschappen van deze receptorbepaald worden in specifieke doelwitcellen van het renine-angiotensine systeem. Nadien zullen we de specifieke binding van [125I]-angiotensine-(1-7) in deze intacte doelwitcellen meten en karakteriseren. Alternatief zullen we nagaan of angiotensine-(1-7) met reeds gekende angiotensine receptoren interageert (AT1, AT2 or AT4). Organisaties: • Moleculaire en Biochemische Farmacologie
Onderzoekers: • GEORGES VAUQUELIN
Numerieke aspecten in de ontwikkeling van twee alternatieve methodes voor de detectie van tandcariërs: Digitale substractieradiografie en een nieuwe methode van spectroscopische Impedantie Tomografie (EIT) Vrije Universiteit Brussel Abstract: De schijnbare terugval in de prevalentie van tandcariës, zoals deze waargenomen wordt in de huidige populatie, heeft het probleem van klinische diagnose niet minder actueel gemaakt, wel in tegendeel. Een recente wijziging in de morfologie van de cariësleasie zelf en het progressief toenemend belang van secundaire cariës, heeft interpretatie van cariësaantasting moeilijker gemaakt dan ooit voorheen. De lage sensitiviteit van de huidige technieken vereist dan ook onderzoek naar alternatieve diagnostische methodes. In een parallelle studie*, worden twee nieuwe diagnostische methodes onderzocht, namelijk een spectroscopische extensie van Elektrische Impedantietomografie (EIT) en een combinatie van intra-orale subtractieradiografie met locale toediening van tin-fluoride. Ondanks het feit dat deze studie gebaseerd is op reeds eerder ontwikkelde methodes, verschilt ze toch duidelijk van ander onderzoek, zowel in de unieke combinatie van methodes, alsook door de nieuwe toepassing ervan in de diagnose van tandcariës. Het is specifiek dit laatste aspect, dat niet enkel een fundamentele impact zal hebben op het systeemontwerp, maar eveneens uitgebreide modificaties zal vereisen met betrekking tot de bestaande signaalverwerkingsalgoritmes. In plaats van de signaalverwerkingsaspecten in hun geheel te bestuderen, is het de bedoeling van het voorgestelde onderzoek specifieke problemen te identificeren en te onderzoeken in welke mate de toepassing van geavanceerde numerieke concepten de nauwkeurigheid en efficiëntie van bestaande algoritmes kan verbeteren. De context van dit onderzoek zal dit van de numerieke lineaire algebra zijn, waarbij er vooral aandacht zal besteed worden aan de klasse van zogenaamde deelruimte-algoritmes. Numerieke ontwikkelingen die voortkomen uit dit onderzoek zullen geëvalueerd worden aan de hand van in-vivo data die verkregen worden in dezelfde parallelle studie. Organisaties: • Elektronica en Informatica • Conserverende en Prothetische Tandheelkunde
Onderzoekers: • PETER BOTTENBERG • JAN CORNELIS
Regulatie van proinflammatoire cytokines en apoptose door de insuline-achtige groeifactor IGF-I. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De insuline-achtige groeifactor IGF-I is een belangrijke endocriene en paracriene mediator van door groeihormoon (GH) gereguleeerde lichaamsgroei. IGF-I heeft daarnaast ook een essentiële functie als overlevings-, proliferatie- en differentiatie-factor voor tal van verschillende celtypes. IGF-I is van belang voor het functioneren van een aantal verschillende organen en weefsels. De verschillende effecten, afhankelijk van het orgaan of weefseltype, worden in het algemeen door een zelfde receptor gemediëerd waarbij gebruik wordt gemaakt van aparte signaaltransductie pathways, zoals de mitogen-activated protein kinase (MAPK) pathway en de fosfatidylinositol (PI)3-kinase pathway. Celspecifieke effecten bestaan ook binnen het immuunsysteem. Functionele receptoren voor IGF-I zijn aangetoond op monocyten en lymfocyten subpopulaties. Specifieke signaaltransductie mechanismen in verschillende subsets of stadia van leukocyten zijn aangetoond en worden bijvoorbeeld bepaald via de cytoplasmatische expressie van substraten voor de receptor tyrosine kinase. De algemene doelstelling van het project is om tot meer inzicht te komen in de werkingsmechanismen waarmee IGF-I het immuunsysteem moduleert. Het in dit project voorgestelde onderzoek naar het mechanisme waarmee IGF-I de secretie van proinflammatoire cytokines reguleert kan leiden tot meer inzicht in hoe IGF-I op cellulair niveau inflammatoire processen kan beinvloeden. Dit zal meer inzicht geven in hoe in vitro en in vivo effecten van elkaar kunnen verschillen. Dit inzicht is ook van belang in verband met overwegingen om bepaalde patiënten (brandwonden, beenmergtransplantatie, AIDS, catabole staat) met IGF-I te behandelen. Vergelijkend onderzoek naar IGF-I signaaltransductie in monocyten en neutrofielen zal bijdragen tot meer fundamentele kennis over hoe IGF-I in verschillende celtypes uiteenlopende effecten kan induceren. Verder zal het onderzoek naar apoptose bij neutrofielen meer inzicht geven in hoe IGF-I ontstekingsreacties kan moduleren via deze cellen. Organisaties: • Farmacologie
Onderzoekers: • RON KOOIJMAN
Extractie van relevante informatie uit analytisch chemische gegevens middels chemometrie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Analytische methoden produceren altijd maar grotere gegevenssets. Wij zullen chemometrische methoden onderzoeken die toelaten informatie uit de gegevens te halen. De grote assen van het onderzoek zijn : i) het detecteren van afwijkende gegevens (outliers). Outliers kunnen conclusies vervalsen en leiden tot niet robuuste modellen. De vraag is hoe men outliers kan detecteren of hoe men robuuste methoden kan ontwerpen die niet beinvloed worden door de aanwezigheid van outliers ii) selectie of eliminatie van variabelen : voor de interpretatie van de informatie, voor economische redenen en soms ook voor de kwaliteit van het model is het vaak nodig een beperkte set representatieve variabelen te selecteren uit het grote aantal dat gemeten wordt. Zo bevatten niet alle golflengten in een spectrum interessante informatie. Selectie van de belangrijke variabelen kan leiden tot eenvoudiger toestellen, gemakkelijker te verstane modellen en eliminatie van ruis iii) de meeste methoden voor gegevensanalyse zijn gebaseerd op correlatie of afstanden. Modellen gebaseerd op densiteit, t.t.z. het vinden van zones in de gegevens waarin veel objecten (of juist heel weinig objecten) voorkomen, zijn mogelijk maar veel minder bestudeerd. Nochtans zijn die
zeer geschikt voor het vinden van representatieve objecten of van objecten (zoals outliers) die heel bijzondere eigenschappen hebben iv) talrijke algoritmen voor gegevensanalyse worden moeilijk hanteerbaar wanneer men naar heel grote sets overgaat. In sommige gevallen worden algoritmen, die niet efficient zijn voor een klein aantal objecten dat wel wanneer men over veel data beschikt. Er is dus nood aan de ontwikkeling van aangepaste algoritmen. Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie
Onderzoekers: • DESIRE MASSART • JOHANNA VERBEKE
Ontwikkeling van een originele algemene methodologie voor stadsbeheerverbanden tussen de economische, sociale, ecologische en ruimtelijke ordeningsfactoren en hun impact op het stadsleven. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het duurzaam beheren van een stad blijkt een zeer complexe aangelegenheid te zijn, gezien de verschillende factoren die een rol kunnen spelen in dit beheer. Deze factoren, die bepalend zijn voor de leefbaarheid van een stad, kunnen hoofdzakelijk bepaald worden in functie van hun bijdrage tot de volgende vier hoofdaspecten : ecologische, economische, sociale aspecten en aspecten m.b.t. ruimtelijke ordening. Deze vier hoofdfactoren zijn echter niet los van elkaar te beschouwen, hetgeen tevens bijdraagt tot de complexiteit van het bovengestelde probleem. Het leefbaar maken van een stad en deze ook leefbaar houden op lange termijn, vergt dus een aangepast beleid dat voortdurend bijgesteld moet worden naargelang de situatie die zich op dat moment voordoet. In dit project wordt deze complexe structuur op een globale manier onderzocht zodat, aan de hand van een geschikte methodologie structurele en lange termijn beleidsmaatregelen kunnen voorgesteld worden. De methodologie ontwikkeld door het CSOO/VUB : 'Adaptive Control Methodology' (ACM), die gebaseerd is op systeemdynamica en multicriteria analyse, blijkt een gepast instrument te zijn om een dergelijk probleem aan te pakken. Organisaties: • Toegepaste Statistiek, Operationeel Onderzoek en Wiskunde voor de Humane Wetenschappen • Beleidsinformatica
Onderzoekers: • JEAN-PIERRE BRANS • MARC DESPONTIN • PIERRE KUNSCH
Begrijpen, optimaliseren en wijzigen van proteïne-ligand interactie en specificiteit : een benadering door middel van multivariaat analyse. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Geen abstract beschikbaar Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • SERGE MUYLDERMANS • LODE WYNS • REMY LORIS
Erfelijk en biochemisch onderzoek in mitochondriale encefalomyopathieën. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van de studie is het onderzoek naar mitochondriale aandoeningen in families waar vroeger biochemische en moleculaire analyses niet geleid hebben tot een exact gedefinieerde moleculair/genetische diagnose. Organisaties: • Embryologie en Menselijke Genetica • Pediatrie
Onderzoekers: • WILLY LISSENS • SARA SENECA • LINDA DE MEIRLEIR
Biomonitoring van beroepsblootgestelden: cytogenetische analyse Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het Laboratorium voor Cellulaire Genetica heeft de leiding over meerdere projecten waarin de biomonitoring van beroepsblootgestelden centraal staat (zie ook op de CRIOS website: http://www.crios.be). Zo worden populaties met een beroepsblootstelling aan styreen, ioniserende straling en carcinogenen afkomstig van de ontmanteling van chemische wapens opgevolgd. Het gaat hierbij om het opsporen van genotoxiciteitsbiomerkers in lymfocyten en/of nasale cellen die zowel een indicatie geven van recente blootstelling (DNA-breuken en uitwisselingen tussen zusterchromatiden van chromosomen) als merkers met een meer predictieve waarde voor het uiteindelijk kankerrisico (micronuclei en structurele chromosoomaberraties). Het zijn voornamelijk de opsporing van uitwisselingen tussen zusterchromatiden van chromosomen (SCE-test) en structurele chromosoomaberraties (CA-test) die een uitgebreide en moeilijke microscopische analyse vergen. De evaluatie van micronuclei (MNtest) is iets minder zwaar, maar de discriminatie tussen chromosoomverlies en chromosoombreuk met behulp van fluorescence in situ hybridisatie (FISH) vraagt een bijkomende inspanning. Voor alle drie de technieken, SCE-, CA- en MN-test, dienen lymfocyten in cultuur gebracht te worden door ze tot deling te stimuleren met een antigen. Respectievelijk na 64, 48 en 72 uur cultivatie worden de cellen gefixeerd en gespreid. Voor SCEen CA-test worden ze eerst in het metafase-stadium van de celcyclus geblokkeerd. Voor de MN-test worden de cellen op 44 uur cultuur blootgesteld aan cytochalasine B dat de kerndeling toelaat maar de cytokinese blokkeert. Na specifieke kleuring worden de drie eindpunten microscopisch gedetecteerd. Per staal moeten er 200 metafasen bestudeerd worden voor de CA-test en 80 voor de SCE-test. Voor de MN-test dienen 2000 tweekernige lymfocyten geteld te worden. De analyse kan accurater en vesneld worden door een adequaat beeldanalysesysteem te koppelen aan de microscoop. Een dergelijk systeem laat toe om op geautomatiseerde wijze op een microscoopglaasje metafasen te zoeken en te selecteren die nadien terug opgezocht kunnen worden om mogelijke aberraties te identificeren. Het biedt eveneens de mogelijkheid om beelden op te slaan voor later gebruik (onderwijs, opleiden van nieuwe onderzoekers, archivering). De aankoop van een modern, Windows gestuurd, bleek onafwendbaar, vooral gezien de hoeveelheid stalen die verwerkt dienen te worden de volgende jaren. Een metafase finder van Applied Imaging werd aangekocht. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MICHELINE VOLDERS
Signaaltransductie door prolactine: functionele analyse van 'Suppressor of cytokine signaling (SOCS)-7': karakterisatie van de biochemische en biologische eigenschappen Vrije Universiteit Brussel Abstract: De studie staat naar de functionele eigenschappen van SOCS7. SOCS7 is uitgedrukt in humane leukocyten, hersenen, fibroblasten en hematopoïetische cellen. SOCS7 interageert met de EGF-R, fosfolipase G gamma en EGF-R en de adaptor molecule NCK en Ash/Grb2. De werkingswijze van SOCS7 in epitheliale en lymfoide cellen wordt gekarakteriseerd. De subcellulaire localisatie van SOCS7 wordt geidentificeerd; de eiwitten waarmee SOCS7 interageert worden bepaald en de in vitro rol van SOCS7 wordt onderzocht. Organisaties: • Farmacologie
Onderzoekers: • ELISABETH PETERS
Exploitatie van een celvrij systeem voor de studie van de replicatie van picornavirussen en aangrijpingspunten van antivirale geneesmiddelen Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een celvrij systeem voor de synthese van picornavirussen (polivirus, rhinovirus, TME virus) is opgebouwd uit een extract van niet geinfecteerde cellen, een energie regerend systeem en een aantal bouwstenen. Het wordt geprogrammeerd met viraal RNA en daar de waardcel RNA's werden vernietigd door een nuclease behandeling, worden enkel virale producten aangemaakt. In een dergelijk systeem kunnen tot 10 tot de 9de poliovirionen per ml worden aangemaakt. Doel van dit project is het gebruik van dit celvrije systeem om de laatste stappen van de replicatiecyclus van poliovirus op te helderen en het systeem ook te gebruiken om de aangrijpingspunten van antivirale stoffen te ontrafelen. Deze studie is eleganter in een celvrij systeem omdat geen cel- en andere membranen moeten doorbrokenworden. In een laatste deelproject wordt het celvrije systeem dat nu wordt gebruikt voor de aanmaak van poliovirus omgebouwd voor de aanmaak van rhinovirus (gewone verkoudheid) en de aanmaak van TMEV (een virus dat een MS-achtige aandoening induceert in de muis. Organisaties: • Farmaceutische Biotechnologie en Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • BARTHOLOMEUS ROMBAUT
Zonale distributie en moleculaire regulatie van apoptose in organotypische hepatocytenculturen Vrije Universiteit Brussel Abstract: In eerste instantie bestaat het onderzoek erin de moleculaire regulatiemechanismen van apoptose in gecultiveerde hepatocyten na te gaan. Dit gebeurt in verschillende organotypische hepatocytenculturen zoals de co-cultuur van hepatocyten met galwegepitheelcellen en de collageengel sandwichcultuur. Vooral het effect van trichostatine A, een prototype van histonedeacetylase inhibitor, en structuuranalogen, op apoptose wordt onderzocht met als doel meer stabiele (behoud van biotransformatiecapaciteit) en langer leefbare culturen van hepatocyten te ontwikkelen door het inhiberen van apoptose. Het onderzoek wordt uitgevoerd op activiteits-, proteïnen- en mRNA niveau. In tweede instantie wordt tevens in vitro nagegaan of apoptose een zonalse distributie kent binnen de lever en zo ja, hoe dit gereguleerd wordt. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie • Scheikunde
Onderzoekers: • Bert VANHAECHT • Tamara VANHAECKE
Verfijning van genetische risicobepaling van type 1 diabetes bij verwanten en in de algemene bevolking: samenstellen van homogene studiepopulaties voor evaluatie van interventies ter preventie van diabetes Vrije Universiteit Brussel Abstract: Type 1 diabetes is een vooralsnog ongeneeslijke aandoening waarvan de chronische invaliderende complicaties niet door insulinebehandeling kunnen vermeden worden. In België wordt het absoluut risico om type 1 diabetes te ontwikkelen voor 40 jaar geschat op 0.4%. De chronische complicaties verminderen de levenskwaliteit en -verwachting van de patiënt, veroorzaken psychosociale problemen, en eisen een hoge financiële tol. De meeste gevallen van type 1 diabetes zijn het gevolg van een wisselwerking tussen gedeeltelijk geïdentificeerde voorbeschikkende genetische factoren en nog grotendeels onbekende omgevingsfactoren welke een immuun-gemedieerde aanval tegen de pancreatische betacellen in gang zetten. Dosage van betacel-specifieke auto-antilichamen laat toe om in de preklinische fase de immuunaanval te identificeren en vormt de hoeksteen voor predictie. Preventie of uitstel van de klinische manifestatie van de ziekte zal een gunstig effect hebben op het ontstaan van chronische complicaties. Er bestaan actueel niet-toxische kandidaat-interventies (o.a. profylactische insulinetoediening, nicotinamide) welke bij het proefdier effectief blijken te zijn. Deze preventieve maatregelen worden actueel getest bij verwanten van gekende diabetespatiënten geselecteerd op antilichaam-positiviteit; in geval van bewezen werkzaamheid kunnen ze ook in de algemene bevolking uitgetest worden. Wil men op termijn de incidentie van de ziekte en van de chronische complicaties doen dalen, dan moet elk schema voor predictie en preventie finaal ook toepasbaar zijn in de algemene bevolking omdat het aantal sporadische gevallen van type 1 diabetes veel hoger (85%) is dan het aantal familiale gevallen. Er bestaan echter grote interindividuele verschillen in progressiesnelheid van betaceldestructie in de preklinische fase . Alhoewel veel antilichaam-positieve personen op zeer jonge leeftijd de ziekte zullen krijgen, stelt men vast dat het aantal antilichaam-positieve kinderen veel hoger is dan het aantal patiënten dat snel diabetes zal ontwikkelen. Type 1 diabetes verschijnt dan ook meestal op volwassen leeftijd en met een doorgaans milder fenotype (verminderde neiging tot ketosis en insulinebehoeften, grotere residuele betacelmassa weerspiegeld door hogere residuele C-peptidespiegels), en met gemiddeld lagere spiegels van bepaalde diabetes-specifieke autoantilichamen (tegen eilandjescellen, ICA; insuline, IAA; en IA-2-eiwit, IA2-A). Sommige merker-positieve personen zullen niet of slechts traag evolueren naar hyperglycemie en klinische diabetes, zelfs zonder preventieve behandeling. Deze heterogeniteit heeft aldus tot gevolg dat - om enig significant therapeutisch effect te kunnen waarnemen - er grote aantallen personen in een preventiestudie moeten opgenomen worden, waarvan een deel nodeloos zou blootgesteld worden aan preventieve medicatie. Er zijn aanwijzingen dat HLA klasse II allelen de progressiesnelheid naar diabetes kunnen moduleren. Gecombineerd gebruik van antilichaammerkers en genetische merkers zou dan toelaten om proefpersonen met een meer homogeen risico op diabetes te selecteren voor preventiestudies. Vooraleer dit in de praktijk te kunnen brengen moeten de genetische determinanten van het ontstaan of de bevordering van diabetes (± 15 loci) beter gekend zijn. Zij vormen op zich echter vrij zwakke predictoren voor het later ontstaan van diabetes. De belangrijkste zijn HLA klasse II genen op chromosoom 6, vnl. HLA-DQ en in mindere mate DR genen, die samen ongeveer 50% van het genetisch risico vertegenwoordigen, andere genen uit de HLA regio (klasse I en klasse III) en een aantal niet-HLA genen waarvan het insulinegen-promotergebied (5' INS) het best gekarakteriseerd is. Een aantal van deze genetische merkers blijkt geassocieerd te zijn met een jongere leeftijd bij diagnose (HLADQA1*-DQB1* 0301-0302/0501-0201 [klasse II], MICA [klasse I]), het mannelijk overwicht aan diabetespatiënten (mogelijke rol van X-chromosoomlocus), of een kleinere residuele betacelcapaciteit bij diagnose (HLA-A24 [klasse I]). De associaties van het MICA- en HLA-A-gen met type 1 diabetes zijn tot dusver onvoldoende bestudeerd geworden in HLA-DQ-identieke studiepopulaties. De ontrafeling van de rol van deze genetische factoren bij de etiologie van type 1 diabetes en bij de progressiesnelheid van betaceldestructie wordt echter bemoeilijkt door onderlinge interactie van deze genen of hun genproducten bv. tussen DQ en 5'INS, of door sterk 'linkage disequilibrium' tussen HLA-loci bv. DQB1*03 en DRB1*04
(DR4). Het schatten van de elk op zich zwakke bijdrage van deze additionele HLA en niet-HLA factoren moet bovendien gebeuren tegen de achtergrond van de relatief sterke HLA-DQ invloed. De meest specifieke genetische merker (heterozygoot HLA-DQA1*-DQB1* genotype 03010302/0501-0201) komt voor bij niet meer dan 2% van de algemene bevolking tegen ongeveer 30% van de type 1 patiënten; aanwezigheid van deze merker verleent op zich slechts 5-10% absoluut risico op het ontwikkelen van diabetes.Verfijning van de genetische risicobepaling door betere kennis van de interacties tussen verschillende genetische risicofactoren en van de interacties tussen genetische risicofactoren en antilichaammerkers bij diagnose en in de preklinische fase kan de selectie van verwanten voor preventiestudies verbeteren. Deze selectie zou ook toelaten om de selectie van risicopersonen uit de algemene bevolking te stroomlijnen aangezien eerstelijns genetische screening gevolgd door opvolging voor het verschijnen van antilichamen als de meest aangewezen strategie beschouwd wordt voor de selectie van proefpersonen voor preventiestudies van sporadische gevallen. Organisaties: • Medische Biochemie
Onderzoekers: • BART VAN DER AUWERA
Ontwikkelen van snelle, niet-invasieve technologieën voor het aantonen van functionaliteit en effectiviteit van pro- en prebiotica bij de mens : biomerker bruikbaar bij gezonde proefpersonen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Functionele levensmiddelen zijn levensmiddelen waarvan op voldoende wijze is aangetoond dat ze op positieve wijze één of meerdere functies van het organisme, in verband met welzijn, gezondheid of vermindering van ziekterisico's, beïnvloeden. Het gebruik van pro- en prebiotica in de humane voeding is een drijvende factor geweest in het ontwikkelen van een groeiende waaier aan functionele levensmiddelen. Het gebruik en de verspreiding van deze levensmiddelen is echter weinig gereglementeerd, ondanks het feit dat een wezenlijke impact op de gezondheid van mens (en dier) wordt beoogd. Naast relatief beperkte inzichten in de microbiële biocomplexiteit van de humane colonflora is het ontbreken van deze voedingsproducten te onderzoeken allicht één van de belangrijkste oorzaken voor het gebrek aan concrete onderzoeksgegevens met deze producten. De motivatie voor het tot stand komen van het huidig project is de noodzaak aan de bevolking de juiste voorlichting te verschaffen omtrent de functionaliteit van dergelijke voeding en de industrie objectieve wetenschappelijke criteria aan te reiken, waaraan nieuwe voedingsformules dienen te beantwoorden. Het beschikbaar maken van goed-gedefinieerde protocollen zal de overheid toelaten een striktere regelgeving op te stellen teneinde de kwaliteit van de te commercialiseren producten te garanderen en te controleren. Een allereerste bekommernis bij het opstellen van die protocollen is het vinden van geschikte biomerker(s) die het mogelijk maakt specifieke processen van het gastro-intestinaal metabolisme, meer bepaald de bacteriële activiteit van de darmflora, op te volgen. Biomerker is de meting die de verandering aangeeft in een biologisch proces en/of structuur, die resulteert uit de interactie van het biologisch systeem met omgevingsfactoren, de voeding inbegrepen. Vanuit microbieel standpunt zal dit project er toe bijdragen de technieken te verbeteren die het mogelijk maken ook die bacteriën te identificeren, die in relatief klein aantal aanwezig zijn in de massa bacteriën van het colon. Verder zal een beter inzicht verkregen worden in de in situ functionaliteit van de probiotische bacteriën in een complexe biologische matrix : vorming van metabolieten en fysicochemische veranderingen in het milieu. Vanuit gastro-intestinaal standpunt zal het mogelijk zijn elk individu te 'screenen' naar het al of niet gunstige microklimaat in het colon. Deze indicatie geeft mogelijk dezelfde aanduiding voor de algemene gezondheid van het individu als bloeddruk en bloedcholesterol gehalte hebben. De gezamenlijke studie zal de voedingsindustrie een zeer geschikt middel ter hand stellen om én functionaliteit én efficiëntie aan te tonen van de pre- en probiotische voeding in ontwikkeling. Hieruit kan ook naar de consument toe eerlijke voorlichting gegeven worden over deze voedingsproducten. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Luc DE VUYST
Zonale distributie en moleculaire regulatie van apoptose in organotypische hepatocytenculturen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In eerste instantie bestaat het onderzoek erin de moleculaire regulatiemechanismen van apoptose in gecultiveerde hepatocyten na te gaan. Dit gebeurt in verschillende organotypische hepatocytenculturen zoals de co-cultuur van hepatocyten met galwegepitheelcellen en de collageengel sandwichcultuur. Vooral het effect van trichostatine A, een prototype van histonedeacetylase inhibitor, en structuuranalogen, op apoptose wordt onderzocht met als doel meer stabiele (behoud van biotransformatiecapaciteit) en langer leefbare culturen van hepatocyten te ontwikkelen door het inhiberen van apoptose. Het onderzoek wordt uitgevoerd op activiteits-, proteïnen- en mRNA niveau. In tweede instantie wordt tevens in vitro nagegaan of apoptose een zonalse distributie kent binnen de lever en zo ja, hoe dit gereguleerd wordt. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • VERA ROGIERS • Tamara VANHAECKE
Gebruik van een celvrij systeem voor de studie van de replicatie van poliovirus en de identificatie van anti(picorna) virale geneesmiddelen Vrije Universiteit Brussel Abstract: Alhoewel virussen, per definitie, obligaat intracellulaire parasieten zijn, kunnen sommige virussen (zoals hier het poliovirus) in een celvrij systeem en onder laboratoriumcondities de novo gesynthetiseerd worden. Het celvrij systeem wordt geprogrammeerd met viraal RNA (in dit geval transcript RNA) en de synthese van nieuwe virionen kan bestudeerd worden. Dit project, dat loop in samenwerking met de onderzoeksgroep van E. Wimmer (SUNY at Stony Brook, N.Y., USA) heeft drie doelen : (1) het opsporen van het encapsidatiesignaal op het virale genoom (2) de studie van de initiatie van de synthese van de negatieve streng van het genoom en (3) het gebruik van het celvrij systeem om het aangrijpingspunt van antivirale producten te bestuderen Organisaties: • Farmaceutische Biotechnologie en Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • BARTHOLOMEUS ROMBAUT
Een moleculaire tijdschaal voor de vroege evolutie van de levende amphibia. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Vandaag omvatten de Amphibia (lissamphibia) nog 3 onderscheiden orden met een zeer divergent lichaamsplan, nl. de Anura (kikkers en padden), de Caudata (salamanders) en de Gymnophiona (wormsalamanders). Momenteel is een tijdschaal voor de vroege evolutie van Amphibia, d.w.z. de divergenie vn de drie orden, en de families binnen deze groepen, één van de grote ontbrekende schakels voor het opstellen van een evolutionaire synthese voor Amphibia. Niet enkel morfologische maar ook traditionele moleculair-fylogenetische technieken schieten tekort om dit vraagstuk met statistische zekerheid op te lossen, en verscheidene paleontologische, biogeografische en moleculaire studies hebben geleid tot
controversiële resultaten, waarbij nog steeds geen consensus bereikt is. Complete resolutie van de divergenties kan echter mogelijk gemaakt worden door de identificatie van zogenaamde Rare Genomic Changes (RGC's),i.e. macro-mutaties in het genoom van een bepaald clade. Betrouwbare schattingen van datering, zelfs zonder aanwezigheid van een moleculaire klok, zijn mogelijk door analyse van grote datasets met behulp van een recent ontwikkelde Bayesiaanse benadering. Met dit project trachten we: (1) fylogenetische verwantschappen te bepalen en het ontstaan van de grote evolutieve lijnen binnen de Amphibia te dateren, (2) een biogeografisch scenario te formuleren door het linken van fylogenetische divergenties aan platentektonische gebeurtenissen, en (3) de resultaten te interpreteren in termen van de fylogenetische positie van verscheidene fossiele lijnen. Een statistisch onderbouwde moleculaire fylogenie zou de standpunten van paleontologen, biogeografen, en evolutiebiologen kunnen verzoenen. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MARIE-HERMANDE DARO • Kim ROELANTS • Franky BOSSUYT
Multifunctionele transcriptieregulators van het carbamoylfosfaatsynthetase operon carAB in Escherichia coli : werkwijze en oorsprong. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project beoogt de ontrafeling, tot in de moleculaire details en met een multidisciplinaire aanpak, van het regulatorisch mechanisme dat de expressie van het Escherichia coli carAB operon (carbamoylfosfaat syntase) moduleert. Dit mechanisme is bijzonder complex; het integreert regulatorische signalen afkomstig van niet minder dan drie biosynthesewegen (arginine, pyrimidines en purines) en vereist minimum vijf regulatorische proteïnen, waarvan verscheidene multifunctioneel zijn, en sommige katalytische activiteit (zoals aminopeptidase of UMP-kinase) combineren met een regulatorische functie. Bovendien is carAB transcriptie ook onderworpen aan stringent control (ppGpp). De regulatiemechanismen steunen op proteïne-ligand, proteïne-DNA, en proteïne-proteïne interacties; bovendien speelt de vervormbaarheid van het DNA ook een belangrijke rol. Deze studie moet niet enkel leiden tot een betere kennis van complexe mechanismen van prokaryotische genexpressie, maar zal ook bijdragen tot de analyse van specifieke DNA recombinatiereacties (waarin ArgR en PepA, twee van de bestudeerde multifunctionele proteïne, eveneens betrokken zijn), en van effecten op lange afstand. Bovendien ligt het soort macromoleculaire interacties die we hier bestuderen ook aan de basis van talrijke vitale cellulaire processen. Wij stellen voor dat multifunctionele transcriptieregulators kunnen voortspruiten uit enzymen die een essentiële taak vervulden in de primitieve cel en die in de loop van de evolutie een functie toegevoegd hebben aan hun repertoire. Deze studie kan daarom ook een nieuw licht werpen op het ontstaan en de evolutie van regulatorische mechanismen en netwerken. Organisaties: • Biologie • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • DANIEL CHARLIER • DOMINIQUE MAES
IUAP netwerk: 'Paracrine en transcriptioneel control van embryogenese in gewervelde dieren. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Developmental biology aims at describing and understanding the complex and highly connected regulatory pathways that determine the pattern and form of the embryo and later establish its organ systems. It integrates many disciplines including molecular biology, genetics, morphology, and the study of signal transduction pathways and regulation of gene expression. The complexity and multidisciplinarity of this field, the simultaneous need for more than one model organism, and the use of ever improving technologies, require a dense context of know-how, which in the US, UK and Germany, is often available within one institute. As an alternative, we propose here a strong collaborative interaction between young teams from different Belgian universities to strengthen their work in the field of developmental biology and to try to remain competitive at an international level. Furthermore, the network will develop strong interactions with the EMBL in Heidelberg (The Developmental Biology Program) not only at the technical level (access to sophisticated equipment) but also at the conceptual level (meetings, visits of scientists, collaborations on specific questions). The aims of this research program are: 1) To explore the mechanisms involved in the development of selected tissues and organs. We will focus on the formation and patterning of the three germ layers during gastrulation, on the development of the central nervous system (CNS) and on the organogenesis of the pancreas and pituitary. 2) To investigate the role of particular transcription factors (homeobox, zinc finger, helix-loop helix factors) and signalling pathways and modulators thereof (TGFb, Wnt, Eph/ephrin and proteoglycans) in the development of these tissues and organs. 3) To explore the genetic and/or molecular interactions, be they synergistic or antagonistic, between the different signalling pathways and their signal transduction components (including transcription factors). 4) To ensure access for each participant to three vertebrate animal model systems, i.e. zebrafish, frog (Xenopus) and mouse, each providing specific experimental advantages. In addition, interaction with the EMBL will give access to the well-studied invertebrate Drosophila system. 5) To exchange and transfer technology and know-how between the different groups, which have complementary expertise in various techniques. The progress in developmental biology in recent years has been remarkable. The identification and functional characterisation of novel genes that are essential for normal development are proceeding at a very fast pace. Comparison between the genomes of C. elegans, Drosophila and man shows conservation of many regulatory genes and signalling pathways components and has led to the identification of a great number of genes. The challenge is now is to decipher the function and the mechanism of action of all these genes during embryogenesis and in the adult. It is clear that developmental biology will have a profound impact in the next decade notably on medicine with the potential of developing effective new therapies, such as tissue regeneration and production from stem cells of specific human cell types for transplantation. We expect that, by generating new basic information, the present project will contribute significantly to that goal. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Luc LEYNS
Prijs van het Octaaf Dupontfonds van de KVAB (Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten) toegekend voor het project 'Homeostase en stamcellen in de darm: de rol van de Wnt-signalisatie pathway'. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De doelstellingen van dit project zijn: * Het bepalen van de bijdrage van de Wnt-signalisatiepathway (en meer specifiek van de verschillende gesecreteerde Wnt-factoren) tot de homeostase in de darm van de muis. De specifieke rol van deze factoren in het behoud van stamcellen, de progressie van de stamcelzone naar het proliferatieve compartiment en de differentiatie van de epitheelcellen in het colon en in de dunne darm zullen geëvalueerd worden via de studie van
de effecten van deze factoren op de inductie van celproliferatie, celtype-specifieke genproducten en apoptose; * Het bestuderen van de gevolgen van de ontregeling van de Wnt-signalisatiepathway op de inductie van ongecontroleerde celproliferatie en carcinogenese: up- en/of downregulatie van de Wnt-pathway via de doelgerichte uitdrukking van Wnt-proteïnen of dominant-negatieve mutanten van een geassocieerde factor, TCF-4. Dit zou naar een induceerbaar darm kanker diermodel leiden Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Luc LEYNS
Ontwikkeling van een contextuele theorie voor concepten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Als algemeen doel wensen we een formalisme te ontwikkelen voor de beschrijving van concepten dat expliciet hun contextuele aard in rekening brengt. Als specifieke doelen willen we het tralietheoretisch wiskundig formalisme dat oorspronkelijk werd ontwikkeld in veralgemeende quantummechanica voor de beschrijving van contextuele interacties in de microwereld aanpassen om een formele bechrijving uit te bouwen van de contextuele manier waarop concepten worden gebruikt om betekenis te genereren; de performantie van deze contextuele theorie voor concepten vergelijken met de bestaande prototype-en exemplaartheorieën, door gebruik te maken van reeds bestaande datasets voor typicaliteitsbeoordelingen, responstijden van categorisatiebeslissingen, exemplaargenereer-frequenties, frequenties in een categoriebenoemingstaak voor zowel enkelvoudige concepten als conjunctieve concepten; onderzoeken van de performantie van de contextuele theorie voor concepten op nieuwe datasets voor zeer contextuele situaties waar hetzelfde concept deeluitmaakt van verschillende conjuncties. Organisaties: • Centrum Leo Apostel
Onderzoekers: • Diederik AERTS
Ontwikkeling van een contextuele, niet-deterministische evolutietheorie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het algemeen doel is de ontwikkeling van een wiskundig formalisme voor de beschrijving van evolutie dat haar zelforganiserende, contextuele, en niet-deterministische aspecten beschrijft. De specifieke doelen zijn de uitbouw van de neo-Darwinistische formele beschrijving van evolutie rekening houdend met emergentie en niet-determinisme, gebruik makend van het wiskundige tralietheoretisch formalisme dat oorspronkelijk werd ontwikkeld voor de beschrijving van contextuele en niet-deterministische interactie in de microwereld; dit formalisme implementeren in een computermodel; dit computermodel gebruiken om korte en lange-termijn gevolgen te voorspellen voor artificieel geïntroduceerde contextuele interacties, zoals (1) genetische manupulatie, en (2) introductie van allochtone soorten in een ecosysteem. Organisaties: • Centrum Leo Apostel • Biologie
Onderzoekers: • PHILIP POLK • Diederik AERTS
SCOP : Semantische connectie van ontologieën aan patiëntgegevens (kaderend in EUREKA-project : veilige on-line zorg). Vrije Universiteit Brussel Abstract: In een globaal communicatiesysteem bestaan tal van databanken en -bronnen met elk een eigen datastructuur en -presentatie. Deze verscheidenheid aan databronnen bemoeilijkt de integreerbaarheid van de informatie die ze bevatten alsook een uniforme weergave ervan. Daardoor wordt de communicatie van medische informatie in het systeem belemmerd. Een echte, diepgaande oplossing ligt in de semantische koppeling (op betekenisniveau) van de databanken aan een ontologie of formele beschrijving van een domein, in dit geval het medische domein in een ziekenhuis. Organisaties: • Onderzoek naar Software Technologie en Toepassingen
Onderzoekers: • ROBERT MEERSMAN
Het ontwikkelen van nieuwe transformatiestrategieën voor planten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een hele reeks methodologieën die gebaseerd zijn op plantentransformatie zullen een grote rol spelen bij de grootschalige functionele analyse van plantengenen; hiertoe behoren o.a. er gerichte transgenintegratie ('gene targeting') voor het uitschakelen of modificeren van genen en het aanleggen van grote aantallen transformanten waarin genen uitgeschakeld zijn (insertiemutagenese) of verhoogd en/of ectopisch aangeschakeld worden ('activation tagging'). Deze technieken zijn voor hogere planten ofwel helemaal niet ontwikkeld ofwel beperkt tot een klein aantal plantensoorten; ze vereisen daarenboven het genereren van grote aantallen getransformeerde planten, wat zeer tijdrovend en voor de meeste plantenspecies praktisch niet te verwezenlijken is. De belangrijkste doelstelling van dit onderzoek is daarom het uitwerken van nieuwe transformatiestrategieën om op eenvoudige wijze grote aantallen onafhankelijke transformanten te bekomen. Hiertoe zal een methode uitgewerkt worden, waarbij transgenen voor integratie ter beschikking gesteld worden in sporocytische of gametofytische cellen. Dit zou vervolgens moeten leiden tot nieuwe 'functional genomics' methodologieën voor bvb. de landbouwkundig belangrijke graangewassen en vlinderbloemigen. In parallel zal ook aan verdere optimalisatie van transformatie van een aantal vlinderbloemigen en graangewassen gewerkt worden. Organisaties: • Plantengenetica
Onderzoekers: • GEERT ANGENON
Wetenschappelijke onderzoeksgemeenschap (WOG) : Gevorderde NMR toepassingen in de materiaal-, chemische en biomedische wetenschappen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: NMR (Nucleaire Magnetische Resonantie) is een vrij jong wetenschappelijk vakgebied dat nauwelijks meer dan een halve eeuw bestaat. Niettemin werd zijn razendsnelle ontwikkeling bekroond met liefst twee Nobelprijzen in de natuurkundige en scheikundige wetenschappen. Dit is te danken aan de ongewoon uitgebreide toepassingsmogelijkheden die NMR biedt in de chemie, de fysica, de biologie en de geneeskunde, en dit via spectroscopie, beeldvorming of microscopie, vaak zelfs een combinatie hiervan. NMR levert frequentiesignalen die een karakteristiek patroon van één (of meerdere) chemische stof(fen) vertegenwoordigen, en/of ruimtelijk geresolveerde informatie voortbrengen die aanleiding geeft tot beeldvorming in minerale, organische of levende materie en materialen. NMR werd in de loop van de laatste decennia gekenmerkt door een uitzonderlijke technologische vooruitgang, op een markt met een zeer beperkt aantal 'high-tech' bedrijven, maar ook een zeer hoge toegevoegde waarde. De daaruit voortvloeiende hoge kostprijzen voor investeringen, werking en onderhoud maken dat een NMR-labo principieel als een 'large scale facility' (LSF) moet beschouwd worden, wat in de meeste omringende landen ook erkend werd met de oprichting van grootschalige NMR-
labos met baanbrekende onderzoeksresultaten. De voornaamste doelstelling van de opgerichte wetenschappelijke onderzoeksgemeenschap (WOG) rond NMR, is het ontegensprekelijk waardevol NMR-onderzoekspotentieel in Vlaanderen en België, dat in talrijke toepassingsgebieden (materiaal- en polymeerwetenschappen, bio-organische structuurbepalingen, multidimensionele eiwit-NMR, in vivo NMR, biomedische toepassingen, kwantitatieve signaalverwerking, multinucleaire NMR in de organometaalchemie, hyperpolarisatietoepassingen in de NMR, e. a.) bedrijvig is, beter te integreren en de bestaande krachten te bundelen. Het is de bedoeling dat alle geïnteresseerde groepen beter vertrouwd geraken met de activiteiten, deskundigheden, resultaten, beschikbare instrumentatie en computerfaciliteiten van de groepen binnen en buiten de WOG, in binnen- en buitenland. Zo zullen de gevorderde NMRtoepassingen die in alle NMR toepassingsgebieden in ons land ontwikkeld worden betere bekendheid en uitstraling genieten in de toepassingsgebieden van andere groepen, en dit in een geest van transdisciplinair gebruik van apparatuur, software en know how. Dit zal op termijn leiden tot een grotere wetenschappelijke zichtbaarheid en appreciatie van NMR-gebonden onderzoek in ons land, en dit, met de opkomst van jongere generatievorsers, in de geest van een wetenschappelijk instrumentatiebeleid met ruim overleg. De voorgestelde onderzoeksgemeenschap in de NMR zal als ontwikkelingspool terzake functioneren dankzij regelmatige ontmoetingen van de WOG-partners, en de organisatie van microsymposia in een ruime waaier van interessegebieden, waarbij topsprekers van het vakgebied uit de ganse wereld, samen met talentvolle jonge vorsers uit eigen land, zullen uitgenodigd worden. Ter verdere bekwaming van jongere NMR-vorsers zullen ook wetenschappelijke zendingen naar befaamde NMR-laboratoria in het buitenland georganiseerd worden. De leden van de WOG zijn: Prof. Rudolph WILLEM, Vrije Univesiteit Brussel, woordvoerder en kerngroep; Prof. Jan GELAN, Limburgs Universitair Centrum, Prof. Roger DOMMISSE, Universiteit Antwerpen, RUCA, Prof. Anne-Marie VANDERLINDEN, Universiteit Antwerpen, RUCA, Prof. José C. MARTINS, Universiteit Gent, Prof. Paul VAN HECKE, Katholieke Universiteit Leuven, allen leden van de stuurgroep van de instellingen van de Vlaamse Gemeenschap. Prof. Robert N. Muller, Université Mons-Hainaut, Prof. Michel LUHMER, Université Libre de Bruxelles, partners van de franstalige gemeenschap van België. Prof. Guy LIPPENS, Institut Pasteur Lille, Frankrijk, Prof. Bernd WRACKMEYER, Universität Bayreuth, Duitsland, buitenlandse partners. Organisaties: • Hoge Resolutie NMR Centrum • Fiscaal Recht
Onderzoekers: • PATRICK WILLE • RUDOLPH WILLEM
Onderzoek naar structuur en eigenschappen van organometalen aan het grensoppervlak van polymeren of nanodeeltjes door middel van nieuwe diffusie en grenslaag geresolveerde NMR-methoden. Vrije Universiteit Brussel Abstract: High resolution Magic Angle Spinning (hr-MAS) NMR en Diffusion Ordered SpectroscopY (DOSY) NMR worden verkend als innovatieve onderzoeks- en analyse-instrumenten in de anorganische en de metaalorganische chemie. Hr-MAS NMR laat toe gevorderde structuurkarakteriseringen door te voeren van moleculen die verankerd zijn op onoplosbare polymeren, rechtstreeks in situ, aan de grenslaag vloeistof-materiaal, wat NMR spectra levert die zeer vergelijkbaar zijn met hoge resolutie spectra bekomen in homogene oplossing. Organotinderivaten verankerd op onoplosbare vernette polystyrenen (P-H) van het type (P-H)(1-t)(P-(CH2)nSnBuX2)t en (PH)(1-2t)([P-(CH2)nSnBuY]2O)t (n = 4, 6; X = Ph, Cl; Y = Cl, OH; t = functionalisatiegraad) zullen onderzocht worden met de doelstelling na te gaan in welke mate 1H, 13C en 119Sn, 1D of 2D hr-MAS NMR technieken een doorbraak kunnen forceren in de gekende problematiek van de ontoereikende structuurkarakterisering van zulke materialen die door hun onoplosbaarheid slechts in beperkte mate gekarakteriseerd kunnen worden door enkele vaste stof analysemethodes (CP-MAS NMR, IR, TGA). DOSY NMR onderscheidt structuureenheden in mengsels op basis van hun verschillende translationele diffusiesnelheden. Verschillen in diffusiesnelheidsconstanten worden in DOSY NMR spectra tegelijk ontrafeld voor alle structuureenheden in een mengsel zonder dat voorafgaandelijke scheiding hiervoor vereist wordt, wat toelaat rechtstreeks intermoleculaire interacties te detecteren tussen macromoleculaire structuren en substraten in oplossing. Het potentieel van deze klasse technieken zal verkend worden in de bepaling van de diffusiesnelheidsconstanten, zowel voor het kationisch modelnanocluster [(BuSn)12O14(OH)6]2+ dat interageert met verschillende anionen, als voor tin- en titaandioxide gebaseerde nanostructuren die met chelaterende organische liganden in oplossing behandeld worden teneinde, voor toepassingen, perfect op maat gebrachte metaaloxide deeltjes te vervaardigen via goedkope sol-gelprocessen. Op deze wijze wordt verhoopt om een beter begrip te verwerven van de chemische mechanismen die de vorming van zulke deeltjes bepalen, wat aldus moet leiden tot optimalisatie van de bijhorende syntheseprocessen. Organisaties: • Hoge Resolutie NMR Centrum
Onderzoekers: • José MARTINS • RUDOLPH WILLEM • MONIQUE BIESEMANS
Onderzoek naar structuur en eigenschappen van organometalen aan het grensoppervlak van polymeren of nanodeeltjes door middel van nieuwe diffusie en grenslaag geresolveerde NMR-methoden. Vrije Universiteit Brussel Abstract: High resolution Magic Angle Spinning (hr-MAS) NMR en Diffusion Ordered SpectroscopY (DOSY) NMR worden verkend als innovatieve onderzoeks- en analyse-instrumenten in de anorganische en de metaalorganische chemie. Hr-MAS NMR laat toe gevorderde structuurkarakteriseringen door te voeren van moleculen die verankerd zijn op onoplosbare polymeren, rechtstreeks in situ, aan de grenslaag vloeistof-materiaal, wat NMR spectra levert die zeer vergelijkbaar zijn met hoge resolutie spectra bekomen in homogene oplossing. Organotinderivaten verankerd op onoplosbare vernette polystyrenen (P-H) van het type (P-H)(1-t)(P-(CH2)nSnBuX2)t en (PH)(1-2t)([P-(CH2)nSnBuY]2O)t (n = 4, 6; X = Ph, Cl; Y = Cl, OH; t = functionalisatiegraad) zullen onderzocht worden met de doelstelling na te gaan in welke mate 1H, 13C en 119Sn, 1D of 2D hr-MAS NMR technieken een doorbraak kunnen forceren in de gekende problematiek van de ontoereikende structuurkarakterisering van zulke materialen die door hun onoplosbaarheid slechts in beperkte mate gekarakteriseerd kunnen worden door enkele vaste stof analysemethodes (CP-MAS NMR, IR, TGA). DOSY NMR onderscheidt structuureenheden in mengsels op basis van hun verschillende translationele diffusiesnelheden. Verschillen in diffusiesnelheidsconstanten worden in DOSY NMR spectra tegelijk ontrafeld voor alle structuureenheden in een mengsel zonder dat voorafgaandelijke scheiding hiervoor vereist wordt, wat toelaat rechtstreeks intermoleculaire interacties te detecteren tussen macromoleculaire structuren en substraten in oplossing. Het potentieel van deze klasse technieken zal verkend worden in de bepaling van de diffusiesnelheidsconstanten, zowel voor het kationisch modelnanocluster [(BuSn)12O14(OH)6]2+ dat interageert met verschillende anionen, als voor tin- en titaandioxide gebaseerde nanostructuren die met chelaterende organische liganden in oplossing behandeld worden teneinde, voor toepassingen, perfect op maat gebrachte metaaloxide deeltjes te vervaardigen via goedkope sol-gelprocessen. Op deze wijze wordt verhoopt om een beter begrip te verwerven van de chemische mechanismen die de vorming van zulke deeltjes bepalen, wat aldus moet leiden tot optimalisatie
van de bijhorende syntheseprocessen. Organisaties: • Hoge Resolutie NMR Centrum
Onderzoekers: • José MARTINS • RUDOLPH WILLEM • MONIQUE BIESEMANS
Ontwikkeling van een nieuwe technologie voor PET die een betere resolutie en betere gevoeligheid mogelijk maakt, en toepassing van deze technologie in een prototype PET scanner voor kleine proefdieren. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Speciale PET scanners voor kleine proefdieren worden meer en meer belangrijk als hulpmiddel bij de ontwikkeling van nieuwe farmaca. Commerciële klinische PET scanners hebben onvoldoende resolutie en onvoldoende gevoeligheid voor deze toepassing. Daarom bestaat er een grote belangstelling voor de ontwikkeling van speciaal voor deze toepassing ontwikkelde scanners. Om deze groter resolutie te bekomen moet men beroep doen op een andere technologie dan gebruikt wordt voor commerciële scanners. De bedoeling van dit project is die nieuwe technologie te ontwikkelen, en te gebruiken om een demonstratie hoge resolutie scanner voor kleine proefdieren te bouwen voor de RUG. Deze nieuwe technologie is gebaseerd op het gebruik van nieuwe scintillator materialen en van nieuwe photodetectoren. De inspanningen in Europa op dit gebied worden gecoördineerd door de VUB in het Crystal Clear project. Hierin gaan een aantal Europese centra, gezamenlijk zulke hoge resolutie scanners ontwikkelen. Organisaties: • Elementaire Deeltjes
Onderzoekers: • STEFAAN TAVERNIER
Onderzoek naar de moleculaire mechanismen betrokken in de beenmerg homing van humane mesenchymale stamcellen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Mesenchymale stamcellen (MSC) vormen een populatie van ongedifferentieerde beenmergcellen die enerzijds in staat zijn tot deling zonder verdere differentiatie en anderzijds in verschillende (niet-hematopoiëtische) celtypes kunnen differentiëren. MSC kunnen aanleiding geven tot bot, pees, kraakbeen, stroma, spier en neurale cellen. MSC hebben de capaciteit om in vitro de groei van primitieve hematopoiëtische stamcellen te ondersteunen door secretie van verschillende cytokines die de proliferatie en differentiatie van hematopoiëtische stamcellen stimuleren. In diverse diermodellen werd aangetoond dat intraveneus toegediende MSC naar verschillende organen, waaronder beenmerg 'homen' en locaal differentiëren. Op basis van deze observaties werd vooropgesteld dat MSC therapeutisch kunnen gebruikt worden voor herstel aan het beenmergmicro-milieu na beschadiging door myeloablatieve chemotherapie, voor het corrigeren van verworven of aangeboren aandoeningen in bot, spier of kraakbeen of als doelwitcellen voor gen-therapie bij aangeboren of maligne aandoeningen. Een efficiente homing van intraveneus toegediende mesenchymale stamcellen naar beenmerg impliceert dat deze cellen beschikken over de mechanismen die transendotheliale migratie toelaten. Naar analogie met de extravasatie van normale leukocyten, kan aangenomen worden dat het migratiemechanisme van mesenchymale cellen in meerdere stappen verloopt, waarbij de cellen eerst binden aan endotheel en vervolgens doorheen het endotheel (inclusief de basale membraan) migreren. In dit onderzoeksproject worden de homingmechanismen van in vitro geëxpandeerde MSC bestudeerd en wordt meer in het bijzonder de specifieke rol van adhesiemoleculen, chemokines en metalloproteinases in het extravasatie proces onderzocht. Organisaties: • Immunologie en Microbiologie
Onderzoekers: • Ivan VAN RIET • BENJAMIN VAN CAMP • MARC DE WAELE
Microarray analyse van B cellen: regeling der genexpressie door glucose en incretine hormonen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Pancreatische B cellen worden gestimuleerd door een synergistische interactie tussen glucose en incretines. in dit project onderzoeken we de rol die glucose speelt op het incretine effect en meer specifiek opde GIP en CCK-A receptoren en e hiermee geassocieerde signaal transductiesystemen en transcriptiefactoren. Een onderscheid zal worden gemaakt tussen effecten van fysologische en pathologische glucose concentraties. Voor dit onderzoek zullen we verder gebruik maken van de microarray techniek, eerst op rat B cellen daarna op humane cellen. Dankzij het humaan genproject is het aantal gekende sequenties op de humane arrays veel groter dan op de rat arrays. Organisaties: • Pathologische Biochemie en Fysiologie • Medische Biochemie
Onderzoekers: • DAISY FLAMEZ • DANIEL PIPELEERS • Franciscus SCHUIT
Een cultureel antropologisch onderzoek naar de verhouding tussen 'verbondenheid' en 'individuele vrijheid' bij twee ontwikkelingsprojecten van Aymara- en Quechua gemeenschappen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Door contact met de westerse leefwijze werden de Aymara en Quechua Indianen van Zuid-Amerika (Peru en Noord-Chili) geconfronteerd met de notie 'individuele vrijheid'. 'Individuele vrijheid' heeft minstens 2 connotaties: een positieve, waarbij de ruimte die het individu krijgt om zichzelf te ontplooien als positief wordt ervaren, een negatieve waarbij 'individuele vrijheid' mee verantwoordelijk wordt gesteld voor een toenemende individualisering en de afbrokkeling van de traditionele samenlevingsverbanden. Binnen de Quechua en Aymaragemeenschappen laat de relatie van de leden met de groep en de ruimere omgeving zich best onder de noemer 'verbondenheid' beschrijven. Door de confrontatie met de Westerse levenswijze kwamen deze gemeenschappen in een spanningsveld dat hen voorheen onbekend was, en dat een negatieve invloed lijkt te hebben op de leefkwaliteit van hun traditionele cultuur, waar verbondenheid met de groep en de natuur een centraal gegeven was. In dit onderzoek willen we dieper in gaan op het spanningsveld tussen 'verbondenheid' en 'individuele vrijheid', weerspiegeld in de confrontatie tussen de Westerse werkelijkheidsbenadering en deze van de hoger vermelde indianengemeenschappen. Hierbinnen onderscheiden we twee onderzoeksdelen. De definiëring van de begrippen 'individuele vrijheid' en 'verbondenheid' is een eerste luik. In een tweede onderzoeksluik gaan we in op de praktijk, waarbij we de ontwikkelde kaders willen toetsen aan het huidig wereldbeeld van de indianengemeenschappen. Organisaties: • Centrum Leo Apostel
Onderzoekers:
• Diederik AERTS
Evaluatie van nieuwe tracers op het vlak van biodistributie, farmacokinetiek en compartimentanalyse met een hoge resolutie PET scanner voor kleine dieren. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De VUB en de RUG gaan samen een hoge resolutie PET scanner ontwikkelen voor gebruik bij dierproeven tijdens de ontwikkeling van geneesmiddelen. Deze scanner al hoofdzakelijk aan de VUB ontwikkeld worden en zal daarna ter beschikking van de dienst farmacologie van de RUG staan. Organisaties: • Natuurkunde • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • STEFAAN TAVERNIER • MICHEL DEFRISE
Opstellen van veiligheids- en efficiëntiedossiers van de cosmetische producten BIODERMAL. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Opstellen van veiligheids- en efficiëntiedossiers van de cosmetische producten BIODERMAL en aanpassen volgens de voorschriften van de Europese Cosmetische Wetgeving Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • MARLEEN PAUWELS • VERA ROGIERS
Moederstijlen en ontwikkeling van jongen bij bonobo's en chimpansees : een studie naar intra- en interspecifieke variatie in relatie tot verschillen in sociale organisatie. Universiteit Antwerpen Abstract: Bij vele primaten investeert hoofdzakelijk de moeder in de zorg voor de jongen. Een moeder die haar investering zodanig uitbalanceert dat haar jong sneller onafhankelijk wordt, echter zonder nadelige gevolgen voor zijn fitness, zal haar energiereserves minder uitputten en kan sneller aan een volgende reproductieve poging beginnen of de eigen conditie weer opbouwen. De mate waarin een moeder meer of minder zal investeren in haar nakomelingen zal wellicht bepaald worden door haar leeftijd, dominantiepositie en pariteit. Bijkomende factoren zoals geslacht van het jong en aanwezigheid van siblings kunnen eveneens invloed uitoefenen op het moederlijk gedrag. Naast individuele verschillen zullen ook soortspecifieke karakteristieken van de sociale organisatie en het paarsysteem, die in relatie staan tot intra- en interseksuele competitie en coöperatie, een invloed uitoefenen op de moederlijke investering. Niettegenstaande de moeder-kind band de primaire sociale relatie is bij primaten, is nog maar weinig onderzoek verricht naar het verband tussen de sociale organisatie, het paarsysteem en moederlijke gedragingen enerzijds en het verband tussen moederlijk gedrag en ontwikkeling van jongen anderzijds. Om meer inzicht te verwerven in de vrouwelijke reproductieve strategieën van primaten, is er nood aan onderzoek naar de intra- en interspecifieke variatie in moederlijke gedragingen en investering. Twee soorten die zich uitstekend lenen voor dit onderzoek zijn de bonobo (Pan paniscus) en de chimpansee (Pan troglodytes). Aan de hand van gedragsobservaties wordt de ontwikkeling van gedrag van bonobo- en chimpanseejongen nagegaan en de moederstijlen van de moeders bepaald. Hierbij wordt specifiek getest of er een verband bestaat tussen de ontogenie van gedrag en de moederstijl. Tevens wordt nagegaan of er een relatie bestaat tussen de moederstijlen en enerzijds individueel verschillende factoren van de moederdieren en anderzijds de specifieke karakteristieken van de Pan-soorten. De vergelijkende data zullen gebruikt worden om de hypothese te testen dat interspecifieke variaties in moederstijlen een adaptieve respons zijn op verschillen in sociale organisatie. Het aanvullen van de gedragsanalyses met stamboekanalyses (oa. het berekenen van geboorte seks ratio's, geboorte-intervallen, mortaliteit en overleving van jongen) zal ons toelaten het reproductief succes en de reproductieve strategieën van vrouwelijke bonobo's en chimpansees te vergelijken. Organisaties: • Ethologie • Ethologie
Onderzoekers: • Marcel Eens • Linda Van Elsacker • Rudolf Verheyen
Veranderingen in biodiversiteit gerelateerd aan Global Change in subarctische protistengemeenschappen. Universiteit Antwerpen Abstract: Veranderingen in biodiversiteit gerelateerd aan Global Change in subarctische protistengemeenschappen. Organisaties: • Fysiologie van de planten, ecosysteemonderzoek en paleobiologie • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Bart Van de Vijver
Ecologie van een knaagdiersoort met populatie-explosies: een moleculaire aanpak voor het onderzoeken van interne en externe factoren in populatiedynamiek. Universiteit Antwerpen Abstract: Ecologie van een knaagdiersoort met populatie-explosies: een moleculaire aanpak voor het onderzoeken van interne en externe factoren in populatiedynamiek. Organisaties: • EVOLUTIONAIRE BIOLOGIE • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Herwig Leirs
Effecten van polluenten op populaties en benthische levensgemeenschappen in de Noordzee. Universiteit Antwerpen Abstract: Effecten van polluenten op populaties en benthische levensgemeenschappen in de Noordzee. Organisaties:
• ECOFYSIOLOGIE EN BIOCHEMIE • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Ronny Blust
Hormonenverstoring in het Schelde estuaruim: verspreiding, blootstelling, effecten Universiteit Gent Abstract: Hormonenverstoring van water, hormonenverstoring in het Schelde estuaruim: verspreiding, blootstelling, effecten. Hormonenverstoring in het Schelde estuaruim: verspreiding, blootstelling, effecten. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Magda Vincx
Hogere trofische niveau's in de zuidelijke Noordzee - TROPHOS Universiteit Gent Abstract: Hogere trofische niveau's in de zuidelijke Noordzee - TROPHOS. Studie van vis en vogels in de Noordzee. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Magda Vincx
Biodiversiteit van drie groepen representatief voor het Antarctisch Zoobenthos (BIANZO): vergelijkende structuur, verspreiding en functie Universiteit Gent Abstract: Studie van vrijlevende mariene nematoden in termen van biodiversiteit, verspreiding en functionaliteit in relatie tot verschillende ecologische en geografische gradienten in the Antarctische weddell sea en aanliggende gebieden. Nematoden gemeenschappen worden morfologisch en moleculair gekarakteriseerd en een databank wordt verder ontwikkeld. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Ann Vanreusel
Retentie van silicaat langs het Schelde continuüm en de impact op eutrofiëring in de kustzone (SISCO) Universiteit Gent Abstract: Dit project evalueert de rol van het Schelde estuarium als ?sink? voor Si. Processen die onderzocht worden zijn de opname van Si door estuariene diatomeeënbloeien en de remineralisatie van biogeen Si. Het project omvat monitoring van Si en diatomeeën in het Schelde continuüm en experimenten gebaseerd op een cultuurcollectie van estuariene diatomeeën. De resultaten zullen in een ecosysteemmodel geïntegreerd worden. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Wim Vyverman
Een random, dubbel geblindeerde, placebo-gecontroleerde, parallele groep, multicenter studie voor de vaststelling van veiligheid en efficiëntie van Natalizumab bij subjecten met recidieve MS. Universiteit Hasselt Abstract: Dit contract betreft een dienstverleningscontract tussen onderzoeksgroep BIOMED (LUC) en BIOGEN LIMITED afgesloten op 30.11.2001. Het betreft een random, dubbel geblindeerde, placebo-gecontroleerde, parallele groep, multicenter studie voor de vaststelling van veiligheid en efficiëntie van Natalizumab bij subjecten met recidieve MS. Organisaties: • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Robert MEDAER
Onderzoek naar de mogelijkheden tot duurzame kweek van de vink (Fringilla coelebs). Universiteit Antwerpen Abstract: Onder impuls van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) wordt bevoorrading met vinken (Fringilla coelebs) uit de natuur ten behoeve van de vinkensport in Vlaanderen sinds 1990 streng gereglementeerd. Door de Overheid wordt vinkenkweek financieel aangemoedigd, wat heeft geleid tot een sterke stijging van het aantal gekweekte vinken. Dit project berekent op basis van genetische parameters de kans op inteelt wanneer er uitsluitend met in gevangenschap gehouden vinken wordt voortgekweekt. De genetische variabiliteit (geschat a.h.v. micro-satelliet DNA merkers) van gekweekte vinken wordt daartoe vergeleken met een representatief staal van uit de natuur afkomstige individuen. Daarnaast wordt via computer simulatie het verwachte verlies aan genetische variabiliteit berekend onder verschillende scenarios van uitwisseling tussen kwekers en bevoorrading met uit de natuur gevangen vinken. Organisaties: • Dierenecologie • Dierenecologie
Onderzoekers: • Erik Matthysen
Evaluatie van de bioveiligheid van probiotische melkzuurbacteriën bestemd voor humaan gebruik. (PROSAFE) Universiteit Antwerpen Abstract: Probiotische bacteriën, voornamelijk melkzuurbacteriën (MZB) (bv. lactobacilli, pediococci, enterococci en bifidobacteriën) worden als veilig beschouwd voor humaan gebruik. Toch hebben recente infecties, de verspreiding van antibiotica resistentiegenen en de ontwikkeling van nieuwe en/of gemodificeerde probiotische melkzuurbacteriën tot een zekere ongerustheid geleid op gebied van bioveiligheid. Het doel van dit project is dan ook om de bioveiligheid van deze probiotische MZB na te gaan. Isolaten van gezonde personen en immuungecompromiteerde patiënten, commercieel beschikbare en nieuwe probiotische MZB zullen bestudeerd worden. Na taxonomische identificatie van de probiotische MZB zal hun bioveiligheid worden nagegaan aan de hand van: (i) de detectie van antibiotica resistentie en horizontale transfer van antibiotica resistentiegenen;
(ii) de detectie van nieuwe en gekende virulentiefactoren; (iii) evaluatie van immunologische effecten van MZB; (iv) overleving, kolonisatie en genetische stabiliteit van probiotische MZB in de darm. Het project zal leiden tot de ontwikkeling van bioveiligheidscriteria en testen van de bioveiligheid van MZB. De conclusies van het project zullen voorgesteld worden op de slotconferentie. Organisaties: • Medische microbiologie • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Herman Goossens
Gerichte genmodifcatie in planten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Current transgene technology in plants involves integration of foreign DNA at essentially random positions in the genome and hence results in either the addition of new genes or in random gene disruption. In situ modification or directed disruption of a particular gene (gene targeting) is not yet feasible, despite considerable interest from industry and academia and the far-reaching application potential of such technology. Indeed, the possibility to modify genes in a directed way would offer unprecedented opportunities for rational modification of crop plant genomes, for crop improvement through the creation of new variability and for generation of modified plants that are more readily accepted than the current GMOs. Moreover, gene targeting is also the method of choice for analysis of gene function through reverse genetics, as witnessed by its application in species for which a gene targeting system is well established (e.g. the mouse, several lower eukaryotes and prokaryotes). We aim to develop technology for targeted mutation of genes in plants following two novel strategies. One is based on homologous recombination through presentation of a targeting construct during meiosis. In meiosis the chromatin architecture, homology searching functions and recombination enzymes are available and adapted to homologous recombination, whereas illegitimate recombination should be restricted. These features are expected to favour homologous over illegitimate recombination. A second strategy is based on the interaction between the genomic sequence to be modified and RNA derived from a silencing locus. Cross-talk between genomic DNA and RNA during post-transcriptional silencing has been documented. Organisaties: • Plantengenetica
Onderzoekers: • GEERT ANGENON
Identificatie van genen betrokken bij ouderdomsdoofheid. Universiteit Antwerpen Abstract: 1. Probleemstelling Ouderdomsdoofheid (OD) is het meest voorkomende zintuiglijke gebrek bij ouderlingen, met een prevalentie van 50% op de leeftijd van 80 jaar. Onderzoek heeft uitgewezen dat OD een complexe ziekte is, beïnvloed door zowel omgevings- als genetische factoren. Er is echter nog geen enkel gen voor OD geïdentificeerd, en de rol van omgevingsfactoren (lawaai, chemicaliën, drugs,') is nog onduidelijk. 2. Strategie en doelstellingen In totaal 300 geïsoleerde patienten met OD en evenveel normaal horende controlepersonen worden momenteel reeds verzameld in het kader van een lopend ASPEO project. Elke testpersoon geeft een bloedstaal voor DNA extractie, en vult een gestandaardiseerde vragenlijst in over diens klinische voorgeschiedenis en de blootstelling aan factoren die kunnen bijdragen tot OD. Het hier voorgestelde project gebruikt dezelfde verzameling patiënten om de genetische oorzaken van OD te onderzoeken. Verscheidene genen waarvan bekend is dat ze betrokken zijn bij het gehoor worden hierbij onderzocht, waarbij wordt nagegaan of bepaalde DNA variaties significant meer voorkomen bij patiënten dan bij controles. Dit kan wijzen op een rol voor het desbetreffende gen in de pathogenese van OD. Via het integreren van de resultaten bekomen uit deze genetische studie en de studie naar de rol van omgevingsfactoren, hopen we meer te weten te komen over de interactie tussen genetische en omgevingsfactoren bij het ontstaan van OD. 3.Verwachtte resultaten 1) Verbeterde kennis van het verouderingsproces in het binnenoor. Een beter begrip van de fundamentele moleculaire en cellulaire verouderingsprocessen kunnen mogenlijk nieuwe, nog nooit eerder ontdekte oorzaken van OD aan het licht brengen, of nieuwe therapeutische mogelijkheden. 2) Aanbevelingen ter voorkoming van OD. Door het identificeren van de veschillende factoren die leiden tot OD, kunnen meer preciese richtlijnen geformuleerde worden om OD te voorkomen, of de aanvang ervan te vertragen. Mogelijk bestaan er omgevingsfactoren die enkel voor een beperkte groep mensen schadelijk zijn, naargelang hun genetische achtergrond. 3) Verbeterde behandelingen. Een gebrek aan kennis van de ethiologische factoren die bijdragen tot OD hebben tot nu toe het ontwikkelen van gentherapie in de weg gestaan. De resultaten uit dit project kunnen een eerste stap zijn in de richting van de verdere ontwikkeling van gentherapie voor OD, en voor een farmacogenomische benadering van deze conditie, waarbij medicijnen worden aangepast aan iemands genetische achtergrond. Organisaties: • Centrum medische genetica • Menselijke moleculaire genetica
Onderzoekers: • Guido Van Camp
Valorisation des données disponibles dans ?resources naturelles physiques? de la RDC pour une gestion rationelle et durable des terres - Congo Universiteit Gent Abstract: Dit project omvat volgende activiteiten : ? opstellen bodemdatabank van DR Congo aan UNIKIN en UNILU aan de hand van bestaande bodemkaarten, numerieke bodemgegevens en satellietbeelden ? opleiding: bijscholing van Congolese docenten in bodemkunde, GIS en teledetectietechnieken aan UGent ? onderzoek wetenschappelijk onderzoek aan UNIKIN en UNILU door doctorandi in landevaluatie, landgebruiksplanning, bevolkingsdraagkracht, ... Organisaties: • Vakgroep Geologie en bodemkunde
Onderzoekers: • Eric Van Ranst
Wijngegevensbank voor analytische parameters voor wijnen van niet EU landen (WINE DB) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project bestaat uit de collectie van gegevens voor authentieke en commerciële wijnen van Derde Landen en de multivariate statistische evaluatie om normen te stellen voor analytische controle in termen van authenticiteit en bescherming van de verbruiker. De rol van de
VUB is het onwerpen en toepassen van patroonherkenningsmethoden Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie
Onderzoekers: • DESIRE MASSART • JOHANNA VERBEKE
Uitvoeren van een theoretische studie, het analyseren van het proces en van de gebruikte participatiemethode(s) in het park Vordenstein (april 2001-juni 2002) en opmaak van een handleiding. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Studie uitgevoerd in opdracht van de afdeling Bos & Groen, Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer (AMINAL), Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Het gewestelijk park Vordenstein te Schoten, Antwerpen, werd aangeduid als pilootpark om een beheerplan op te maken conform de principes van Harmonisch Park- en Groenbeheer. Eén van deze principes is het ontwikkelen van een beheer dat voldoet aan de behoeftes van haar bezoekers. Instrument hiervoor is de participatie in de visie-ontwikkeling en het beheer zelf vanwege de bezoekers. Het in april 2001 opgestarte proces werd door de vakgroep opgevolgd en begeleid. De studie had tot doel een kritische analyse van dit proces weer te geven. Een SWOT-analyse, opgebouwd rond vier proces-elementen (Actoren en forum; Spelregels; Macht en middelen; Themas), was het resultaat. Op basis van deze analyse, kon het tweede luik van de studie worden uitgevoerd, namelijk de opmaak van een handleiding voor een participatief park- en groenbeheer in het in 2003 te verschijnen Vademecum Harmonisch Park- en Groenbeheer. De handleiding is geschreven op maat van de parkbeheerder en biedt de lezer een aantal argumenten pro participatief parkbeheer aan, enkele voorbeeldscenarios voor het opzetten van participatieve processen, en een reeks participatieve methodes voor het betrekken van lokale bewoners/bezoekers. Organisaties: • Menselijke Ecologie
Onderzoekers: • David PROOT • LUC HENS
Leveren van technisch-wetenschappelijke bijstand voor 'zoetwaterbeheer tegen tekorten en tegen verdroging'. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project wordt een oplossing gezocht voor enerzijds de problematiek van de waterverdeling bij laagwater in de, als bevaarbaar geklasseerde, Vlaamse waterlopen en 'wegen en anderzijds de droogteproblematiek in de begeleidende valleien. In een eerste fase wordt per bekken een gebiedsverkenning gemaakt om inzicht te krijgen in alle waterfluxen en de verschillende betrokken factoren en actoren. Aan de hand van deze gegevens wordt een waterbalans opgesteld om de probleemgebieden in Vlaanderen te identificeren. In een tweede fase worden de verschillende betrokken sectoren (scheepvaart, industrie, landbouw, visserij, drinkwaterwinning, recreatie, natuur en de verschillende administraties) betrokken aan de hand van interviews en een workshop. In een derde fase wordt aan de hand van numerieke modellen en een kosten - batenanalyse een maatregelenprogramma (bv. beperking van watervang door industrie, natuur & landbouw, zuinig schutten, beperking van de scheepvaart, ') voor de waterloop (-weg) uitgewerkt dat in werking moet treden op het ogenblik van watertekort (d.i. effectgericht). Daarnaast wordt gestreefd naar zoveel mogelijk brongerichte oplossingen die er voor moeten zorgen dat de kans op voorkomen van watertekorten en verdroging afneemt. Organisaties: • Ecosysteembeheer • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Patrick Meire
Eigen initiatief project : Milieubeheer in het snel ontwikkelende kustgebied van Camau (Zuid-Vietnam). Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit project is het in kaart brengen van de biologische en sociaal-economische drijvende krachten en de gevolgen van het verdwijnen van de mangroven in de meest zuidelijke provincie van Vietnam. Op basis hiervan zal een milieuplan en beleid ontwikkeld worden. Organisaties: • Menselijke Ecologie
Onderzoekers: • David PROOT • LUC HENS
Vlaams Waternetwerk. Universiteit Antwerpen Abstract: Het Vlaams Waternetwerk (VWN) is een forum waarin tussen de overheid, de onderzoekswereld en de private sector overleg kan gebeuren over het wateronderzoek in Vlaanderen. Dit overleg laat toe om de problemen en noden met betrekking tot water systeem kennis te identificeren. Het VWN bouwt zelf het netwerk uit en onderhoudt het, het stelt zijn informatie ter beschikking op een website. De activiteiten die het VWN plant en uitvoert zijn een uitvoering van acties uit het milieubeleidsplan. De kernactiviteiten die voorzien worden, zijn het organiseren van een Forum voor Wateronderzoek, het opstarten en organiseren van een metadatabank als inventaris van alle relevante en beschikbare watersysteemkennis in Vlaanderen, het identificeren van onderzoeksbehoeften voor het rapporteren over omgevingsanalysen in de context van wateronderzoek en het opvolgen en bekendmaken van relevante informatie over Europese onderzoeksinitiatieven in verband met water. Organisaties: • Ecosysteembeheer • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Patrick Meire
Identificatie van genetische factoren van invloed op de verstandelijke handicap bij het fragiele X-syndroom. Universiteit Antwerpen Abstract: Recente inzichten leren dat de ernst van het fragiele X syndroom, de meest voorkomende vorm van erfelijke mentale retardatie mede door andere genetische factoren naast de fragiele X mutatie bepaald wordt. Doel van dit project is deze additionele genetisch factoren to identificeren met behulp van muismodellen. Cognitieve prestaties van de muizen zullen bepaald worden met behulp van de Morris water maze test. Vergelijking van de analyses van merkers over het gele genoom verspreidt tussen de best en de slechts presterende dieren zal ons in staat stellen de modifier gene to identificeren. Organisaties: • Centrum medische genetica • Cognitieve Genetica (COGNET)
Onderzoekers: • Frank Kooy
Analyse van dispersiepatronen in functie van populatiemodellering : exploratie en valorisatie van grote datasets. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project beoogt het toepassen en uittesten van recente statistische methodes voor het schatten van dispersie tussen habitatplekken, gebruik makend van grote datasets uit verschillende veldstudies. De resultaten kunnen toegepast worden in ruimtelijke modellen voor populatiebehoud en -beheer. In dit project wordt een lacune opgevuld in de expertise van de onderzoeksgroep, worden mogelijkheden gecreeerd voor exploitatie van bestaande datasets, en contacten gelegd en/of versterkt in functie van deelname aan onderzoeksnetwerken in het 6de Kaderprogramma. Organisaties: • Dierenecologie • Dierenecologie
Onderzoekers: • Erik Matthysen • Luc Lens
Voorspelling van de dynamische respons van de houtkwaliteit op beheersmaatregelen en veranderende omgevingscondities: een geintegreerde benadering (MEFYQUE). Universiteit Antwerpen Abstract: Gezien het feit dat de hout- en houtverwerkende industrieën aangewezen zijn op een regelmatige aanvoer van hout met vrij uniforme eigenschappen, bestaat er binnen de Europese houtindustrie een reeële nood aan modellen die de houtkwaliteit kunnen voorspellen. Dit project tracht dan ook de relaties tussen standplaatsfactoren en groei, evenals tussen houtkwaliteit en productie beter te begrijpen, zowel voor huidige als toekomstige scenario's van klimaatswijzigingen, via een geintegreerde modelbenadering. Deze doelstelling zal bereikt worden door (i) de monitoring van bestaande bosbestanden; (ii) de experimentele manipulatie van bepaalde groeicondities; (iii) een analyse van de anatomische, biochemische en mechanische houteigenschappen; (iv) de modellering van groei, opbrengst en kwaliteit over een waaier van verschillende ruimtelijke schalen. Het geintegreerde modelsysteem moet bosbeheerders, de houtindustrie en beleidsmakers toelaten te beslissen of het bosbeheer zich dient te richten op productie, op behoud of op de sociale functie van het bos. Organisaties: • Planten- en vegetatie ecologie • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Reinhart Ceulemans
Otosclerose - Een Moleculair Genetische Studie Universiteit Antwerpen Abstract: Otosclerose is de meest voorkomende oorzaak van slechthorendheid bij blanke volwassenen. De ziekte wordt veroorzaakt door een abnormale beenhomeostase van het otische kapsel, wat meestal leidt tot een conductief gehoorverlies te wijten aan fixatie van de stapesvoetplaat, hoewel sensorineuraal gehoorverlies ook kan voorkomen. De etiologie van otosclerose is niet gekend, maar waarschijnlijk ontstaat de aandoening door toedoen van zowel omgevings- als genetische factoren. Hoewel de genetica van otosclerose controversieel is, wijst de meerderheid van studies op een autosomaal dominant overervingspatroon met verminderde penetrantie. Gebruikmakend van twee grote families die dit type van Mendeliaans overervingspatroon vertonen, hebben we twee otosclerose-veroorzakende genen gelokaliseerd, OTSC1 en OTSC2. We hebben eveneens aangetoond dat er nog minstens één bijkomende locus bestaat. Vertrekkende van dit uitgangspunt, zullen we: 1)de OTSC1 en OTSC2 genen kloneren; 2)niewe loci identificeren door koppelingsanalyse; 3)nieuwe loci identificeren door koppelings- en linkage disequilibriumanalyse in Griekse families; 4)nieuwe loci identificeren door niet-parametrische koppelingsanalyse, gebruikmakend van affected sib-pairs. Organisaties: • Centrum medische genetica • Menselijke moleculaire genetica
Onderzoekers: • Guido Van Camp
Fylogeografie van tweeslachtige landslakken in Europa (Mollusca, Gastropoda). Universiteit Antwerpen Abstract: Fylogeografie van tweeslachtige landslakken in Europa (Mollusca, Gastropoda). Organisaties: • EVOLUTIONAIRE BIOLOGIE • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Kurt Jordaens • Thierry Backeljau
Bruikbaarheid van driehoekmossel voor de monitoring van de kwaliteit van oppervlaktewater. Universiteit Antwerpen Abstract: Bruikbaarheid van driehoekmossel voor de monitoring van de kwaliteit van oppervlaktewater. Organisaties: • ECOFYSIOLOGIE EN BIOCHEMIE • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Ronny Blust • Lieven Bervoets
Moleculair biologische benadering bij de karakterisatie van de DHA carrier. Universiteit Antwerpen Abstract: Moleculair biologische benadering bij de karakterisatie van de DHA carrier. Organisaties: • Plantenfysiologie • Moleculaire Plantenfysiologie en Biotechnologie
Onderzoekers: • Nele Horemans • Yves Guisez
Populatiegenetica van Europese alikruiken (Mollusca, Gastropoda: Littorinidae). Universiteit Antwerpen Abstract: Populatiegenetica van Europese alikruiken (Mollusca, Gastropoda: Littorinidae). Organisaties: • EVOLUTIONAIRE BIOLOGIE • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Thierry Backeljau
Onderzoek naar de celbiologische basis van epitheliale wondheling in het jonge kippenembryo. Universiteit Antwerpen Abstract: Onderzoek naar de celbiologische basis van epitheliale wondheling in het jonge kippenembryo. Organisaties: • FUNCTIONELE ANATOMIE VAN DE MENS, EMBRYOLOGIE EN TANDHEELKUNDIGE MATERIALEN • Anatomie en embryologie van de mens
Onderzoekers: • Fernand Harrisson
Studie van de innervatie van het hart bij het varken tijdens de embryonale ontwikkeling. Universiteit Antwerpen Abstract: Studie van de innervatie van het hart bij het varken tijdens de embryonale ontwikkeling. Organisaties: • FUNCTIONELE ANATOMIE VAN DE MENS, EMBRYOLOGIE EN TANDHEELKUNDIGE MATERIALEN • Antwerps chirurgisch training, anatomie en onderzoekscentrum (ASTARC)
Onderzoekers: • Hilde Bortier • Wilhelm Mistiaen
Een onderzoek naar mogelijke paracriene effecten van intra-ovarieel toegediend Follikel Stimulerend Hormoon (FSH) op de folliculaire dynamiek, al of niet in combinatie met een Gonadotropine Releasing Hormoon (GnRH) agonist. Universiteit Antwerpen Abstract: Een onderzoek naar mogelijke paracriene effecten van intra-ovarieel toegediend Follikel Stimulerend Hormoon (FSH) op de folliculaire dynamiek, al of niet in combinatie met een Gonadotropine Releasing Hormoon (GnRH) agonist. Organisaties: • FYSIOLOGIE VAN DE HUISDIEREN • Veterinaire fysiologie en biochemie
Onderzoekers: • Peter Bols
Chiroptera-Inspired Robotic Cephaloid: a Novel Tool for Experiments in Synthetic Biology. (CIRCE) Universiteit Antwerpen Abstract: Het betreft een project in het kader van het vijfde kaderprogramma (onderdeel IST) = gebruiksvriendelijke informatiemaatschappij). Doel is onder meer het ontwerpen van een bionische vleermuis. Een consortium van Europese universiteiten werkt mee; UFSIA coördineert. Organisaties: • VAKGROEP MILIEU, TECHNOLOGIE EN MANAGEMENT • Engineering Management
Onderzoekers: • Herbert Peremans
Netwerk in Europe voo Mannelijke Osteoporose (NEMO) Universiteit Gent Abstract: NEMO is een Thematisch Netwerk met als doel bij te dragen tot de identificatie van mannen met hoog risico voor osteoporotische fracturen volgens een multidisciplinaire benadering. Het verwacht belangrijkste resultaat is het opstellen van een algoritme voor de bepalingen van fractuurrisico in de klinische praktijk en voor de evaluatie van de klinische- en economische interventiestrategieën. Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Jean Kaufman
Studie van deciduale cellen (lymfocyten en macrofagen) ter hoogte van de foeto-maternele interfase in relatie tot atopie : invloed op lymfocytair cytokinenprogrfiel van neonaat. Universiteit Antwerpen Abstract: Studie van deciduale cellen (lymfocyten en macrofagen) ter hoogte van de foeto-maternele interfase in relatie tot atopie : invloed op lymfocytair cytokinenprogrfiel van neonaat. Organisaties: • Immunologie - reumatologie - allergologie • Translationeel pathofysiologisch onderzoek (TPR)
Onderzoekers: • Willem Stevens • Luc De Clerck
Recombinante expressie van eetbare vaccins in de zaden en vruchten van transgene planten. Universiteit Antwerpen Abstract: Recombinante expressie van eetbare vaccins in de zaden en vruchten van transgene planten. Organisaties:
• Plantenfysiologie • Moleculaire Plantenfysiologie en Biotechnologie
Onderzoekers: • Yves Guisez
Densiteitsafhankelijke dispersie en overleving bij de veeltepelmuis Mastomys natalensis: beschrijvende, experimentele en modelmatige aanpak. Universiteit Antwerpen Abstract: Densiteitsafhankelijke dispersie en overleving bij de veeltepelmuis Mastomys natalensis: beschrijvende, experimentele en modelmatige aanpak. Organisaties: • EVOLUTIONAIRE BIOLOGIE • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Herwig Leirs
Ontvangst twee Vietnamese onderzoekers voor training mbt 'Environmental Impact study for the Cai Mep Multipurpose Teminal in Thi Vai River (South Vietnam)" Vrije Universiteit Brussel Abstract: Van 3 tot 14 juni zullen twee Vietnamezen, allebei tewerkgesteld in de mariene sector, een training volgen inzake milieueffectrapportage en milieuzorgsystemen bij de vakgroep menselijke ecologie. In de eerste week zullen enkele docenten de verschillende disciplines in een milieueffectenrapport (bv. geluid, lucht, monumenten en landschap,...) uiteenzetten. Zij zullen ook de toepassing van MER en MZS in onze Belgische havens behandelen. Praktische kennis zal opgedaan worden via bezoeken aan enkele Vlaams havens zoals Zeebrugge,Gent en Antwerpen. Organisaties: • Menselijke Ecologie
Onderzoekers: • David PROOT • LUC HENS
De ontwikkeling van drie instrumenten voor de evaluatie van chemische risico's voor werknemers en leden van de hiërarchische lijn. (Toxtrainer) Universiteit Antwerpen Abstract: De ontwikkeling van drie instrumenten voor de evaluatie van chemische risico's voor werknemers en leden van de hiërarchische lijn. (Toxtrainer) Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Marc van Sprundel
Bestudering van het in vitro effect van bioactieve moleculen op de expressie van GLP-1 in endocriene cellen en van nNOS en HO-2 in het enterische zenuwstelsel. Universiteit Antwerpen Abstract: Bestudering van het in vitro effect van bioactieve moleculen op de expressie van GLP-1 in endocriene cellen en van nNOS en HO-2 in het enterische zenuwstelsel. Organisaties: • ANATOMIE, EMBRYOLOGIE EN PATHOLOGISCHE ANATOMIE VAN DE HUISDIEREN • Toegepaste diergeneeskundige morfologie
Onderzoekers: • Christa Van Ginneken
Nazicht veiligheids- en efficiëntiedossiers van de cosmetische producten GALENCO en aanpassing volgens voorschriften van de Europese cosmetische wetgeving. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Nazicht van de veiligheids- en efficiëntiedossiers van de cosmetische producten van de firma Galenco en ze aanpassen volgens de voorschriften van de Europese cosmetische wetgeving Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • MARLEEN PAUWELS • VERA ROGIERS
Ontwikkelen v score of index vr biologisch kwaliteitselement 'macrofyten' vr Vlaamse rivieren & meren overeenkomstig de Europese kaderrichtlijn water-uittesten v/d Europese ontwerphandleiding 'refcond' vr dit kwaliteitselement in Vlaanderen Vrije Universiteit Brussel Abstract: Ontwikkelen v score of index vr biologisch kwaliteitselement 'macrofyten' vr Vlaamse rivieren & meren overeenkomstig de Europese kaderrichtlijn water-uittesten v/d Europese ontwerphandleiding 'refcond' vr dit kwaliteitselement in Vlaanderen Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • LUDWIG TRIEST
Evaluatie van capillaire electrochromatografie voor chirale scheidingen Vrije Universiteit Brussel Abstract: Capillaire electrochromatografie (CEC) is een scheidingstechniek die de eigenschappen van chromatografie en capillaire electroforese (CE) combineert. Scheidingen worden uitgevoerd door het aanleggen van een spanning (zoals in CE) over een capillair, gevuld met stationaire fase (zoals in chromatografie). CEC is dus een chromatografische techniek op een CE-systeem. De drijvende kracht voor de vloeistofstroom in de capillairen is de electro-endosmotische flow die het gevolg is van het aanleggen van de spanning. Zowel CEC als CE kunnen gebruikt worden om chirale stoffen enerzijds en een geneesmiddel en zijn onzuiverheden anderzijds, te scheiden. Dit project is gelinkt aan een lopend onderzoek
binnen de Separation Group van het FABI departement, VUB, Brussel, België, namelijk de creatie van een Knowledge Based System (KBS) voor Chirale Scheidingen. Binnen het hier voorgestelde project wordt de ontwikkeling van snelle chirale scheidingen met CEC beschouwd. Minimale screening designs, b.v. saturated twee- en drie-level factorials, zullen gebruikt worden. Het doel van dit project is de ontwikkeling van scheidingsstrategieën, die moeten toelaten te evalueren of CEC als een additionele techniek kan toegevoegd worden aan het KBS. Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie
Onderzoekers: • DESIRE MASSART • Yvan VANDER HEYDEN • JOHANNA VERBEKE
ikv VLIR BVO Project en Congres 2002 : 'Duurzame stedelijke ontwikkeling : Lokale Agenda 21 in ontwikkelingsperspectief.(ikv Noord-acties-Programma 2002) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Stedelijk onderzoek , in de context van ontwikkelingslanden en vooral onderzoek naar duurzame stedelijke ontwikkeling is vrij nieuw. Geintegreerd beleidsvoorbereidend onderzoek ontbreekt nog. Dit project wenst deze leemte op te vullen in voorbereiding van een Internationale Conferentie over dit onderwerp. Organisaties: • Menselijke Ecologie
Onderzoekers: • David PROOT • LUC HENS
Gezamelijke studie van java hele programma-analyses Universiteit Gent Abstract: Met het oog op een efficientere en effectivere code-generatie werden een aantal heleprogramma-analyses ontwikkeld. Organisaties: • Vakgroep Elektronica en informatiesystemen
Onderzoekers: • Koenraad De Bosschere
Surveillance of vaccine preventable hepatitis (HEPNET). Universiteit Antwerpen Abstract: Surveillance of vaccine preventable hepatitis (HEPNET). Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Pierre Van Damme
Opmaak van een ontwerp-ecosysteemvisie voor de vallei van de Visbeek-Kindernouwbeek. Universiteit Antwerpen Abstract: Beekvalleien in Vlaanderen worden van oudsher gekenmerkt door een hoge soortenrijkdom. De soortenrijkdom kon worden verklaard door de aanwezigheid van een grote variatie in het abiotisch milieu. Gradiënten waren aanwezig die een range besloegen van zeer oligotroof tot eutroof. Echter met het intensiveren van de landbouwmethoden is een groot deel van deze soorten (zeer) zeldzaam geworden of zelfs verdwenen. De belangrijkste reden hiervan is dat door intensivering van de landbouwmethoden nivellering van het abiotisch milieu plaatsvond. Deze studie vind plaats in de beekvallei van de Visbeek. Doel is om inzichten te krijgen welke waarden nog aanwezig zijn. Welke soorten komen voor? Zijn gradiënten nog intact ? Indien dit het geval is, hoe kunnen deze uitgebreid worden? Indien dit niet het geval is, hoe kunnen deze weer worden hersteld? Mogelijkheden worden getoetst via scenario's. Hierbij wordt een minimaal scenario en een maximaal scenario berekend. Onder een minimaal scenario wordt bedoeld een beperkte afname in de intensieve landbouw; met een maximaal scenario, afwezigheid van intensieve landbouw. Organisaties: • Ecosysteembeheer • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Patrick Meire
Diagnostics and control of rodent-borne viral zoonoses in Europe. (RODENT-BORNE ZOONOSES) Universiteit Antwerpen Abstract: Diagnostics and control of rodent-borne viral zoonoses in Europe. (RODENT-BORNE ZOONOSES) Organisaties: • EVOLUTIONAIRE BIOLOGIE • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Ronald Verhagen
Inhibitoren van de niet-mevalonaatweg voor de biosynthese van isoprenoïden als geneesmiddelen tegen tuberculose Universiteit Gent Abstract: In vergelijking met de mens gebruiken de meeste bacteriën voor de aanmaak van isoprenoïden een verschillende biosyntheseweg: de 1deoxy-D-xylulose 5-fosfaat (DOXP)-weg. Het antibioticum fosmidomycine is een krachtige inhibitor van het DOXP reducto-isomerase (Dxr), een van de enzymen betrokken in de DOXP-weg. Het moet nochtans verder ontwikkeld worden om te beantwoorden aan de fysico-chemische vereisten van een ideaal antimycobacterieel geneesmiddel. Het hoofddoel van dit multidisciplinair project is de rationele ontwikkeling van verbeterde Dxr inhibitoren als tuberculostatica. Organisaties: • Vakgroep Geneesmiddelenleer
Onderzoekers: • Serge Van Calenbergh
Gebruik van thermische en andere imaging technieken voor diagnose en analyse van plantenstress
Universiteit Gent Abstract: In de eerste fase van dit project zullen verschillende imaging-systemen, ontwikkels in participerende onderzoeksgroepen, geintegreerd worden in multispectrale imaging units. Onder labo condities zullen deze setups, die thermografie, chlorophyll fluorenscentie-imaging en reflectantie beeldvorming combineren, toelaten om diverse stress situaties te detecteren en uiteindelijk te quantificeren en te identificeren. Na de labotesten zullen deze systemen verder geevolueerd worden onder veldcondities. Organisaties: • Vakgroep Plantenbiotechnologie en Genetica
Onderzoekers: • Dominique Van Der Straeten
Internationaal Multi-center ADHD Genetics Project Universiteit Gent Abstract: ADHD is de meest voorkomende gedragsstoornis in de kindertijd. Het image-project stelt zich tot doel de genen betrokken bij ADHD te identificeren en te linken aan klinische vaststellingen. Het onderzoek bestaat uit een klinisch- en DNA onderzoek obv bloedsamples, van zowel het kind met ADHD, een sibling en beide ouders. Het project betreft een samenwerking tussen 10 onderzoekscentra centra in Europa. Organisaties: • Vakgroep Experimenteel-klinische en gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Herbert Roeyers
Preklinisch onderzoek naar veelbelovende combinaties van radiochemotherapie en cytoprotectieve middelen. (Beurs Stichting Emmanuel van der Schueren.) Universiteit Antwerpen Abstract: Bij de behandeling van tumoren wordt de combinatie chemo- en radiotherapie steeds vaker succesvol toegepast. Naast de voordelen van een behandeling die zowel lokaal als systemisch een effect heeft, is er bij sommige combinaties sprake van een door de chemotherapie geïnduceerde toename in de gevoeligheid voor radiotherapie, zogenaamde radiosensitisatie. Gemcitabine heeft een dergelijk versterkend effect op de radiotherapie. Dit heeft vaak niet alleen een verhoogd antitumor effect tot gevolg, maar ook een toename in toxiciteit. Daarom moet deze combinatie in de kliniek met de nodige voorzichtigheid worden toegepast. Het gebruik van cytoprotectieve middelen, zoals amifostine, die normale weefsels kunnen beschermen tegen zowel radiotherapie als diverse chemotherapeutica, zou deze combinatietherapie sterk kunnen verbeteren. Dit onderzoeksproject richt zich op het bestuderen van de combinatie gemcitabine en radiotherapie in tumorcellen en op de optimalisatie van de toepassing van gemcitabine/radiotherapie door gebruik te maken van amifostine. Er zal worden nagegaan hoe beide therapieën het best met elkaar kunnen worden gecombineerd door gebruik te maken van verschillende behandelingsschema's. Naast de cytotoxiciteit zullen andere parameters gemeten worden die mogelijk het werkingsmechanisme van de radiosensitisatie nader kunnen ophelderen, zoals de invloed op de celcyclus, rol van apoptose en p53, intracellulaire dFdCTP concentratie en de invloed op de cellulaire nucleotides. Het optimaliseren van de combinatie gemcitabine/radiotherapie en het gebruik van amifostine in vitro, zou kunnen leiden tot nieuwe klinische toepassingen van deze combinatie. Organisaties: • Medische oncologie, radiotherapie en gynaecologische oncologie • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Jan Vermorken
Evaluatie en optimalisatie van de eigenschappen van compost voor gebruik in potgrond Hogeschool Gent Abstract: Alle gangbare potgronden ten behoeve van de beroepstuinbouwers bestaan hoofdzakelijk uit turf, gewonnen uit natuurlijke veengebieden vooral gesitueerd in Ierland, de Scandinavische landen en Duitsland. Veel veengebieden verkeren echter in een zo precair dynamisch evenwicht dat zelfs heel kleine veranderingen in de milieuomstandigheden kunnen resulteren in aanzienlijke wijzigingen en ecologische schade. Vandaar dat vanuit Europa en natuurverenigingen een steeds toenemende druk komt tot bescherming van deze ecologisch waardevolle gebieden, zowel voor ontginningen binnen als buiten de Europese Unie. Geschat wordt dat in Vlaanderen een jaarlijkse hoeveelheid van +/- 1 miljoen m3 potgrond op basis van veen geproduceerd wordt en dat potgrond gemiddeld meer dan 25 € per m3 kost.Het winnen van turf zal in de toekomst steeds problematischer worden en het zoeken naar alternatieven voor het reduceren van het turfgehalte in potgrond dringt zich op. Gezien zijn vergelijkbare eigenschappen biedt het gebruik van groencompost een duurzaam ecologisch en bovendien financieel gunstig alternatief. Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Plantaardige Productie
Onderzoekers: • Geert Baert • Filip Debersaques • Omer Mekers
Belgisch Centrum voor Evidence-Based Medicine, Belgische tak van de Cochrane Collaboration. KU Leuven Abstract: Doelstelling: (1) stimuleren van de bekendheid en het toepassen van EBMin belgië; (2) het stimuleren van Cochrane aktiviteiten (systematische reviews); (3) opleiden tot de ontwikkeling van richtlijnen, validatie richtlijnen; (4) uitbouw en testen van een virtuele bibliotheek gezondheids- zorg. Organisaties: • Acad. Centr. voor Huisartsgeneeskunde
Onderzoekers: • Bert Aertgeerts • Frank Buntinx
Substraatspecificiteit en structuur-functierelaties in de prolyloligopeptidasefamilie van serine proteasen. Universiteit Antwerpen Abstract: Prolyloligopeptidase (PO) en dipeptidyl peptidase IV (DPP-IV) zijn proline specifieke peptidasen, waarvan de biologische functie verband houdt met het metabolisme van biologisch actieve peptiden. Er wordt algemeen aangenomen dat ze hun katalytische functie uitoefenen volgens het klassieke serine protease mechanisme. De specificiteit en de selectiviteit worden in belangrijke mate bepaald door de primaire bindingsplaats en een aantal subbindingsplaatsen voor aangrenzende aminozuren. De substraatspecificiteit van DPP-IV voor natuurlijke peptiden kon niet voorspeld worden op basis van deze veronderstellingen en de gegevens bekomen met kleine dipeptide-afgeleide substraten. Solvent isotoop-effecten lieten niet toe ondubbelzinnig de snelste stap in het mechanisme te identificeren. In bepaalde condities blijkt een conformatieverandering snelheidsbepalend te zijn voor de PO gekatalyseerde hydrolyse van chromogene substraten. Ook blijft de interpretatie van structuur-
activiteitsrelaties van remmers moeilijk. Doel van dit project is een beter inzicht te krijgen in de details van het katalytisch mechanisme van PO en DPP-IV. Verschillende benaderingswijzen worden overwogen: kinetische experimenten, gerichte mutagenese in het actief centrum en de putatieve substraatbindingsplaatsen in PO, kwantitatieve structuur-activiteitsrelaties van remmers en liganden. Organisaties: • Klinische biochemie (farmacie) • Medische biochemie
Onderzoekers: • Simon Scharpe • Anne-Marie Lambeir • Inger Brandt
Bioafbreekbare en bioerodeerbare oculaire artsenijvormen met gereguleerde afgifte. Universiteit Antwerpen Abstract: Om de beschikbaarheid van oculaire geneesmiddelen te verhogen zullen biocompatibele en bioafbreekbare of bioerodeerbare colloïdale dragers met reguleerde afgifte ontwikkeld en vergeleken worden met bioadhesive minitabletten. De formulatie van PLGA nano- of micropartikels zal geoptimaliseerd worden door gebruik te maken van factorial design met als doel inzicht te verwerven in de verschillende parameters die de fysische eigenschappen van de bereide deeltjes beïnvloeden. De deeltjesgrootte en zetapotentiaal van de partikels, alsook de geneesmiddelconcentratie in de deeltjes en de afgiftesnelheid zullen bepaald worden voor en na vriesdrogen en sterilisatie van de bereiding. Bovendien zullen de uitwendige en inwendige structuur van de drager worden bestudeerd. Vervolgens zal de muco- of bioadhesie van de PLGA partikels worden verbeterd door omhullen met verschillende (kationogene) polymeren om aldus de precorneale verblijftijd te verlengen. Ten slotte zullen van de meest beloftevolle bereidingen de in vivo verdraagbaarheid en geneesmiddel- afgifte uit (omhulde) PLGA partikels en bioadhesive minitabletten worden onderzocht. Organisaties: • Galenische, industriele farmacie, biofarmacie • Laboratorium voor Farmaceutische Technologie en Biofarmacie
Onderzoekers: • Annick Ludwig • Kathleen Dillen
Dipeptidyl peptidasen in humane leukocyten : moleculaire en functionele diversiteit ? Universiteit Antwerpen Abstract: Tijdens de studie van het CD26/DPPIV in humane leukocyten, was gebleken dat de X-Pro-afsplitsende dipeptidyl peptidase activiteit in sommige leukocyten niet werd geremd door DPPIV-specifieke inhibitoren. Preliminaire experimenten toonden aan dat minstens een deel van de XPro-afsplitsende enzymactiviteit te wijten was aan verschillende andere dipeptidylpeptidasen. In de eerste faze van het onderzoek zal humaan dipeptidyl-peptidase II (DPPII) opgezuiverd en nadien biochemisch en enzymologisch (zowel op synthetische substraten als natuurlijke peptiden) gekarakterizeerd worden. Verder zullen humane leukocytaire cellijnen en humane perifeer bloed leukocyten gescreend worden. Na biologische evaluatie van nieuwe DPPII inhibitoren (samenwerking met het laboratorium voor farmaceutische scheikunde, Prof. A. Haemers en Prof. K. Augustyns), zal de functie van DPPII in leukocyten met behulp van specifieke inhibitoren bestudeerd worden. Organisaties: • Klinische biochemie (farmacie) • Medische biochemie
Onderzoekers: • Ingrid De Meester • Marie-Berthe Maes
Evolutie van bipedalie bij de Hominoidea : vergelijking van kinesiologie en voetmorfologie van Hylobates, Pan en Homo. Universiteit Antwerpen Abstract: De vraag kan worden gesteld waarom bipedalie enkel bij Homo obligaat geworden is. Inderdaad, alle recente genera van de Hominoidea vertonen in min of meerdere mate bipedalie in hun locomotierepertoire. Hierbij valt het bovendien op dat de nauwste verwanten van de mens (genus Pan), ondanks hun grote morfologische en morfometrische gelijkenis (McHenry & Corruccini, 1991; Zihlman, 1984) slechts in beperkte mate gebruik maken van een tweebenige voortbeweging (< 2%; Duchêne, 1997). De gibbons (genus Hylobates), de verste verwanten van de mens, zijn daarentegen het meest bipedaal van alle niet-humane primaten (Schmid & Piaget, 1994) en dit ondanks hun specifieke aanpassingen aan een andere locomotievorm, namelijk brachiatie. De groep waartoe de recente Hylobates-soorten behoren heeft zich ongeveer 20 miljoen jaar geleden afgesplitst van de lijn die heeft geleid naar de Hominidae. Het is dus niet onwaarschijnlijk dat de bipedale locomotie van Hylobates onafhankelijk ontstond van deze die we terugvinden bij recentere genera zoals Pan en Homo. Om deze hypothese te ondersteunen (of te verwerpen) moet eerst de volgende concrete vraag worden beantwoord : wat zijn de functioneel-morfologische en kinesiologische verschillen en gelijkenissen in de bipedalie bij Hylobatidae en Hominidae ?Dit voorstel is een uitbreiding van het lopende FWO-project (G.0209.99) waarin de locomotie van de bonobo (Pan paniscus) in een evolutieve context wordt geanalyseerd (samenwerking UIA, UG en KMDA). Dit impliceert dat deze doctoraatsstudie zich in eerste instantie zal toespitsen op de kinesiologie en morfologie van het locomotieapparaat van Hylobates. Alhoewel er reeds meerdere studies bestaan over de brachiatie bij dit genus (Chang et al., 2000; Betram et al., 1999), werd de kinesiologie van de terrestrische bipedale locomotie nog niet in detail onderzocht. Een grondige analyse van de voetstructuur is een essentiële aanvulling nodig voor de interpretatie van deze biomechanische studie. In tweede instantie zal er worden teruggegrepen naar de resultaten van het hierboven vermelde biomechanische onderzoek (Aerts et al., 2000) van de bonobo (en de mens) om de vooropgestelde vergelijking van de bipedale voortbeweging uit te voeren. Aangezien de detailstudie van de voet van Pan paniscus geen onderwerp uitmaakt van het genoemde inter-universitaire FWO-project, wordt de morfologische analyse van de voet van de bonobo ook in dit doctoraatsvoorstel opgenomen. Organisaties: • Functionele morfologie • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Peter Aerts • Evie E Vereecke
Foerageerstrategieën en de co-evolutie van morfologie, fysiologie en gedrag van lacertide hagedissen. Universiteit Antwerpen Abstract: Vele auteurs (beginnend met Pianka 1966) suggereren dat een dier moet kiezen tussen twee sterk verschillende foerageerstrategieën: sitand-wait foerageren (SW), waarbij het dier stil blijft en wacht totdat een geschikte prooi in zijn bereik komt, en actief foerageren (AF), waarbij de predator actief op zoek gaat naar het geschikte voedsel. Vaak stelt men (onder andere McLaughlin 1989) dat elke foerageerstrategie steeds samenhangt met een reeks morfologische, gedragsmatige en ecologische kenmerken (zoals acceleratievermogen, uithoudingsvermogen,
spiersamenstelling, dagelijkse energie-behoeften, dieet, prooidetectie, anti-predatorgedrag, habitaatkeuze en thermoregulatie). Dit noemt men de 'syndroomhypothese'. Zo'n dichotomie in foerageerwijze en ermee samenhangende kenmerken is met name in de herpetologie lange tijd zeer populair geweest, zonder dat dit evenwel steunt op veel empirisch bewijsmateriaal. Er is zelfs geen consensus over de kwantitatieve typering van een dier als SW en AF. Recent (vb. Perry 1999) werd gesuggereerd dat de dichtomie vals is en er eigenlijk een continuum van voedselzoekstrategieën bestaat. Bovendien werd er in vele studies die de syndroomhypothese bevestigen geen rekening gehouden met de fylogenetische relaties tussen de (meestal slechts twee) bestudeerde soorten, waardoor over de waarde van eventueel gevonden verschillen eigenlijk geen conclusies mogelijk zijn. In dit onderzoek zal nagegaan hoe binnen de familie der Lacertidae de wijze van foerageren samenhangt met kenmerken op meerdere gebieden (uithoudingsvermogen, versnellingscapaciteit, ratio rode spiervezels/witte spiervezels in het locomotieapparaat, dieet, habitaatkeuze, chemoreceptorische capaciteit), onder andere met de bedoeling om na te gaan of de syndroomhypothese hier wel opgaat. De fylogenie van de groep is vrij goed bekend, zodat de interspecifieke vergelijkingen kunnen gebeuren in een expliciet fylogenetische context. Uiteindelijk zouden de verkregen gegevens een inzicht moeten kunnen verschaffen in de co-evolutie van de bestudeerde kenmerken. Organisaties: • Functionele morfologie • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Peter Aerts • Dave Verwaijen
Onderzoek naar anti-oxidatieve en antivirale natuurproducten uit medicinale planten voor de ontwikkeling van een complementaire therapeutische strategie tegen HSV- en HIV-infecties. Universiteit Antwerpen Abstract: In het onderzoek zullen antivirale en anti-oxidatieve verbindingen geïsoleerd worden uit medicinale planten voor de ontwikkeling van een complementaire therapeutische strategie tegen HSV- en HIV-infecties. Organisaties: • Farmacognosie en fytochemie • Farmacognosie, Functionele voeding en Farmaceutische Analyse (NatuRA)
Onderzoekers: • Arnold Vlietinck • Paul F R C M Cos
Evolutie van prestatievermogen bij hagedissen : de fitness gradient. Universiteit Antwerpen Abstract: Het schijnbaar perfecte verband tussen de vorm van organismen en hun omgeving spreekt al sinds eeuwen tot de verbeelding van biologen. Terwijl de 19de eeuwse natuurtheologen dit verband aanwendden als bewijs voor het bestaan van een Goddelijke Schepper, gebruikte Charles Darwin (1859) dezelfde observatie om zijn theorie van evolutie door natuurlijke selectie te staven. Hierdoor geïnspireerd, verklaarden vele `traditionele' evolutiebiologen alle vorm-functie relaties als adaptaties. In de jaren 70 kwam hierop sterke kritiek en in 1983 stelde Stevan Arnold een methode voor waarmee de aanwezigheid van adaptaties expliciet kan getest worden. De zogenaamde adaptatieketen van Arnold splitst het adaptatieproces op in twee componenten, namelijk de prestatie-gradiënt en de fitness-gradiënt. Terwijl de prestatie-gradiënt gedefinieerd wordt als het effect van variatie in bouw (design) op variatie in prestatievermogen, wordt de fitness-gradiënt gedefinieerd als het effect van variatie in prestatievermogen op de variatie in overleving en reproductief succes (fitness). De fitness van een organisme wordt echter niet door een geïsoleerde prestatiemaat, maar door meerdere prestatiematen tegelijkertijd beïnvloed. Als deze verschillende prestatiematen tegengestelde eisen stellen aan dezelfde design kenmerken, treden er evolutionaire trade-offs op. In vele gevallen vertroebelen deze ecomorfologische relaties. Het is dan ook noodzakelijk verschillende prestatiematen te kwantificeren en onderling te correleren als men de relatie tussen design, prestatievermogen en fitness wilt begrijpen. Een belangrijke oorsprong van conflicten in design is het spanningsveld tussen natuurlijke s.s. en seksuele selectie. Een duidelijke uiting daarvan is seksueel dimorfisme. De link met fitness is in deze context zelden correct onderzocht. De verschillende hypothesen en speltheoretische modellen die werden opgesteld in verband met seksuele selectie werden tot hiertoe vooral getest voor design kenmerken. Hierbij wordt meestal niet verder gegaan dan het correleren van seksuele kenmerken aan de overleving en het reproductief succes van een organisme. In dit project bestudeer ik het onderliggende mechanisme door na te gaan hoe deze correlaties tot stand komen en in welke gevallen seksuele kenmerken negatieve effecten hebben. Als studieorganismen gebruik ik hagedissen behorende tot de familie Lacertidae en het genus Anolis. Organisaties: • Functionele morfologie • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Peter Aerts • Beatrijs Vanhooydonck
Onderzoek naar de isolatie en identificatie van eiwitten betrokken in het cytokinine en cyclisch nucleotide signaal metabolisme met behulp van en proteoomtechnische benadering. Universiteit Antwerpen Abstract: Onderzoek naar de isolatie en identificatie van eiwitten betrokken in het cytokinine en cyclisch nucleotide signaal metabolisme met behulp van en proteoomtechnische benadering. Organisaties: • Plantenbiochemie • Plantengroei en -ontwikkeling
Onderzoekers: • Henri Van Onckelen • Erwin J M Witters
Moleculair genetisch en functioneel onderzoek van erfelijke perifere zenuwaandoeningen. Universiteit Antwerpen Abstract: De erfelijke perifere neuropathieën zijn zowel klinisch als genetisch zeer heterogeen. Dit project heeft als doel de identificatie en karakterisatie van nieuwe genen en pathogene mutaties verantwoordeljk voor erfelijke perifere neuropathieën. Dit zal leiden tot een beter inzicht in de neurobiologische aspecten van het perifeer zenuwstelsel en biedt nieuwe mogelijkheden voor DNA diagnostiek en genotype/fenotype correlaties. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Perifere Neuropathieën
Onderzoekers: • Eva E.P. Nelis • Vincent Timmerman
The carbon sink strength of beech in a changing environment : Experimental risk assessment of mitigation by chronic ozone impact (CASIROZ). Universiteit Antwerpen Abstract: De gevoeligheid van volwassen beukenbomen aan een chronische ozonblootstelling wordt onderzocht voor representatieve boscondities in Centraal Europa. In het kader van de globale klimaatsveranderingen kan ozon namelijk de capaciteit van bossen om koolstof vast te leggen, sterk beinvloeden. Een nieuw Free Air Canopy Ozone Exposure systeem, waarbij een verhoogd ozonregime continu aan een bosbestand wordt opgelegd, zal gebruikt worden om de relevante respons van beuken te onderzoeken. Hierbij zal vooral de koolstofbalans onderzocht worden. De ozonflux in de bladeren zal gevalideerd worden tegenover het courant gebruikte AOT40 criterium. De reponsprocessen op het niveau van de cel, het plantenorgaan en de volledige boom zullen bestudeerd worden aan de hand van moleculaire, biochemische en ecofysiologische methoden. Bijkomende begassingsexperimenten van jonge beuken in de kroon evenals blootstellingen van volledige takken met cuvetten, moeten toelaten om de ozonstudies te valideren. De bekomen resultaten en bevindingen zullen geincorporeerd worden in een mechanistisch model dat zal opschalen naar het volledige bestandsniveau en dat de ozonimpact kan voorspellen onder `global change' scenarios. Deze procesgefundeerde risicoinschatting moet in staat zijn om het beleid dienaangaande te sturen. Organisaties: • Planten- en vegetatie ecologie • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Reinhart Ceulemans
Experimenteel en celbiologisch onderzoek naar het effect van lanthaan en strontium op osteoblasenfunctie en botmineralisatie. Universiteit Antwerpen Abstract: Voortgaande op vroegere bevindingen in het Laboratorium voor Nefrologie-Hypertensie, waarbij werd aangetoond dat zowel strontium als lanthaan bij de nierinsufficiënte rat botlesies veroorzaken die histologisch to expressie komen onder de vorm van osteomalacie, zal in onderhavig onderzoeksproject worden nagegaan in hoeverre het mineralisatiedefect geïnduceerd door beide elementen al dan niet volgens een zelfde stramien verloopt. Hiervoor zal worden bestudeerd in hoeverre de verstoorde mineralisatie het gevolg is van een louter fysicochemisch, extracellulair proces of anderzijds resulteert uit een direct effect ter hoogte van de osteoblast. Ook zullen we de interferentie van beide elementen met de secretie en/of synthese van een aantal relevante botmatrixproteïnen onderzoeken. Het ligt in de bedoeling om in het kader van huidig project hierop een antwoord te vinden gebruikmakend van zowel in vitro (primaire osteoblastculturen) als in vivo (rattenmodel met chronische nierinsufficiciëntie) set-ups. Organisaties: • Nefrologie • Pathofysiologie
Onderzoekers: • Patrick D'Haese • An Bervoets • Marc De Broe
Neurochemische corelaten van gedragsstoornissen en psychologische tekens en symptomen bij detentie van het Alzheimer type en frontale kwab dementie. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van de actuele studie is het zoeken naar neurochemische correlaten van BPSD in een populatie van DAT en FLD patiënten. Aandacht zal gaan naar paranoïde wanen, psychotische kenmerken, aggressiviteit, affectieve stoornissen en angst. Schalen voor BPSD zullen worden gebruikt voor standardisatieredenen en omwille van de mogelijke quantificatie van observaties. Voornamelijk serotonerge en catecholaminerge neurotransmitter systemen zullen worden onderzocht omwille van hun veronderstelde rol bij de pathofysiologische processen onderliggend aan psychose, aggressief gedrag, depressie en angst. Aangezien aminozuurneurotransmitter evenmin systematisch zijn bestudeerd bij deze patiënten met betrekking tot BPSD, zullen we tevens zoeken naar correlaties in dit verband. Patiënten zullen worden vergeleken met leeftijdsgepaarde controles teneinde de specificiteit van de bevindingen te kunnen nagaan. Organisaties: • Neurochemie en gedrag • Neurochemie en gedrag
Onderzoekers: • Peter De Deyn • Sebastiaan Engelborghs
Plasma procarboxypeptidase U : een nieuwe regulator van de fibrinolyse en mogelijke risicofactor voor cardiovasculaire aandoeningen. Universiteit Antwerpen Abstract: Carboxypeptidase U (CPU, EC 3.4.17.20) behoort tot de basische carboxypeptidasen. Deze enzymen splitsen per keer een basisch aminozuur (arginine en lysine) af ter hoogte van de C-terminus van een peptideketen. CPU circuleert in het bloed als een inactief zymogeen, procarboxypeptidase U. Gedurende de stolling en fibrinolyse wordt het omgezet naar zijn actieve vorm, carboxypeptidase U. De fysiologische functie van CPU is waarschijnlijk beperkt tot het stolling-fibrinolyse systeem, waarin het betrokken is bij de regulatie van de snelheid van fibrinolyse. De snelheid van fibrinolyse is belangrijk voor de balans tussen stolling en fibrinolyse. Verstoren van dit evenwicht kan leiden tot trombose- of bloedingsneiging. Of de proCPU plasmaconcentratie hierin een rol speelt en dus kan beschouwd worden als risicofactor voor cardiovasculaire aandoeningen, zal verder onderzoek moeten uitwijzen. Organisaties: • Klinische biochemie (farmacie) • Medische biochemie
Onderzoekers: • Judith Leurs • Dirk Hendriks
Evolutionaire veranderingen in morfologie en gedrag van een bosvlinder ten gevolge van habitatfragmentatie. Universiteit Antwerpen Abstract: De doelstelling van dit doctoraatsproject is te onderzoeken of habitatfragmentatie leidt tot micro-evolutionaire veranderingen in morfologische en gedragskenmerken (partnerzoekgedrag) die samenhangen met mobiliteit bij dagvlinders. De studiesoort is Pararge aegeria. We gaan o.a. na in hoeverre er variatie bestaat in individuele mobiliteitskenmerken tussen dagvlinderpopulaties gekenmerkt door een verschillend type habitatfragmentatie, a.h.v. morfologisch relevante kenmerken en dispersieschattingen. Organisaties:
• Dierenecologie • Dierenecologie
Onderzoekers: • Erik Matthysen • Hans J E Van Dyck • Thomas Merckx
Identificatie van nieuwe genen verantwoordelijk voor preseniele dementie. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project gaat de aandacht voornamelijk uit naar de identificatie van nieuwe genetische factoren verantwoordelijk voor neurodegeneratieve dementies. Met behulp van familie- en populatie gebaseerd patiëntenmateriaal worden zowel nieuwe causale dementie genen, als genetische variaties verantwoordelijk voor een predispositie voor dementie opgespoord. Het labo beschikt over 10 autosomaal dominante families met klinisch gediagnosticeerde Alzheimer dementie (AD), afkomstig uit een grote Nederlandse epidemiologische studie. Nadat in deze families mutaties in de gekende AD-genen worden geëxcludeerd, toonden we aan dat 2 families (F1083 en F1270) in staat zijn om onafhankelijk van elkaar tot significante genetische koppeling te leiden. Op een totaal van 66 stalen werd vervolgens een genomische zoektocht uitgevoerd met 400 microsatelliet merkers verspreid over het volledige genoom op een gemiddelde onderling afstand van 10 cm. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Rosa Rademakers
Het toetsen van de "resource of allocation"-hypothese bij kleine zangvogels. Universiteit Antwerpen Abstract: In de periode tussen de toekenning en de aanvang van het aspirantschap heeft een uitgebreide literatuurstudie over de hitteschokrespons en de immuunrespons in de context van "life-history"-strategieen geleid tot een betere, meer gedetailleerde en nauwkeurige formulering van de probleemstelling en de doelstellingen van mijn doctoraatsonderzoek. Evolutionaire trade-offs zijn gebaseerd op fysiologische trade-offs, in die zin dat er een competitie voor energie bestaat tussen reproductie en zelfbehoud binnen een individu. Het immuunsysteem is een belangrijke factor in het zelfbehoud. Maar een immuunreactie opwekken en de hele mobilisatie en productie van cellen, antilichamen en andere immunologische stoffen vergt ook energie, energie die op dat moment niet in andere functies zoals reproductief gedrag of interne regulatorische mechanismen (bv. detoxificatie van het lichaam ten gevolge van blootstelling aan pollutie) gestoken kan worden (Sheldon & Verhulst, 1996). Individuen gedragen zich optimaal wanneer ze een balans gevonden hebben in de verdeling van hun energiereserves over hun verschillende behoeften, wat hun reproductieve output maximaliseert. Wanneer een individu echter met een extra externe stressfactor in contact komt zoals hoge concentraties testosteron, verhoogde fysische inspanningen of vervuiling, dan veroorzaakt deze extra bron van stress een extra vraag naar energie wat een trade-off tot gevolg heeft tussen de verschillende energievereisende systemen. Bovenstaande uiteenzetting wordt ook wel de " resource of allocation hypothesis" genoemd door RAberg et al., 1998, die de hypothese voorstelt als een ultimate oorzaak van stressgelnduceerde immunosuppressie. In mijn doctoraatsonderzoek zullen verschillende veronderstellingen en predicties van deze "resource of allocation"-hypothese getoetst worden. Organisaties: • Ethologie • Ethologie
Onderzoekers: • Marcel Eens • Tinne Snoeijs • Annie Pinxten
Functionele analyse van immunogene glycoconjugaten in de pathogenese van schistosomiasis. Universiteit Antwerpen Abstract: Schistosomiasis is een parasitaire infectieziekte met een aanzienlijke morbiditeit en mortaliteit. De pathogenese van deze aandoening berust op een vertraagde overgevoeligheidsreactie tegen parasitaire antigenen. De in de gastheer opgewekte immuniteit tegen de parasiet is voornamelijk gericht tegen specifieke antigene glycoconjugaten van schistosoomeieren en van de volwassen worm. Het doel van deze studie is het identificeren en karakteriseren van functionele en immunogene Schistosoma mansoni glycoconjugaten die betrokken zijn in de granulomogenese, fibrogenese en immuunmodulatie van de ziekte. In eerste instantie willen we de glycobiologische structuur van deze antigenen in de verschillende ontwikkelingsstadia van de parasiet bestuderen om de oligosaccharide epitopen te bepalen die functioneel immunogeen zijn. Vervolgens zullen de belangrijkste geïdentificeerde glycoconjugaten geïsoleerd worden en aangewend om zowel in vitro als in vivo lymfocyten te stimuleren tot de productie van cytokines. Dit moet ons toelaten de rol van pro-granulomogene cytokines en interleukines, die verantwoordelijk worden geacht voor de systemische immunologische 'achtergrond' in de granulomogenese van schistosomiasis, te bestuderen in het specifieke micromilieu van het granuloom m.b.v. o.a. lasermicrodissectie en moleculair biologische technieken. Organisaties: • Anatomopathologie • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Koen Van De Vijver • Eric Van Marck
Angiogenese en multipel myeloom : studie in het 5TMM muizenmodel en bij de mens. Universiteit Antwerpen Abstract: Bij multipel myeloom (MM) gaat de neoplastische proliferatie van plasmacellen gepaard met een toegenomen angiogenese in het beenmerg. Om de fysiopathologie van angiogenese in de ontwikkeling van MM te bestuderen maken we gebruik van de 5T2 MM en het 5T33 MM muizenmodellen. Eerst bevestigden we in deze MM muizenmodellen de verhoogde angiogenese in vergelijking met controle dieren. Vervolgens zullen we de angiogenese in het begin van de ontwikkeling van de ziekte bestuderen en gaan we het verband na tussen tumorload en gemiddelde vaatdensiteit. Daarnaast wordt ook het effect van zoledronaat, een bifosfonaat, in dit muizenmodel nagegaan en dit zowel op de botdensiteit als op de tumorload en de angiogenese. Ook wordt het effect van osteoprotegerine, een misleidingsreceptor voor RANKL (receptor activator van NF-kB), op de angiogenese onderzocht. Op botbiopten bij myeloompatiënten wordt, aan de hand van de immunohistochemische kleuring gericht tegen koolzuuranhydrase isotype IX (CA IX), onderzocht of de angiogenese bij MM al dan niet hypoxie gedreven is, zoals dit vaak het geval is bij soliede tumoren. De endotheelcelproliferatie, bepaald aan de hand van een immunohistochemische dubbelkleuringen voor CD31 en Ki-67, zal bepaald worden in verschillende hematologische tumoren en vergeleken worden met niet tumorale beenmergen.
Organisaties: • Anatomopathologie • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Eric Van Marck
Ontwikkeling van Milieudiagnostica gebaseerd op Toxicogenomics en Bio-informatica. Universiteit Antwerpen Abstract: In het huidige voorstel worden verschillende ontluikende technologiën toegepast en geïntegreerd om innovatieve, gevoelige en discriminerende instrumenten voor de milieutoxicologie te vormen: DNA-array technologie en bio-informatica. Het globale perspectief van het huidige voorstel is de ontwikkeling van een expertsysteem gekoppeld aan een bio-informaticaplatform dat een onderscheid kan maken in het werkingsmechanisme van de stoffen op basis van het genexpressieprofiel dat wordt geïnduceerd in in vitro-celsystemen. Dit model zal worden ontwikkeld voor een zeer uiteenlopende groep van contaminanten. Initieel zal een expertsysteem worden ontwikkeld voor stoffen die structureel niet verwant zijn en met een gekend werkingsmechanisme. Dit model zal dan worden geëvalueerd op zijn robuustheid (hoe herkent het systeem reeds gekende stoffen?), zijn correcte resultaten (hoe worden stoffen met hetzelfde werkingsmechanisme geklasseerd?) en zijn discriminerend vermogen (hoe goed worden stoffen met theoretisch verschillende werkingsmechanismen herkend?). Indien het bio-informatica-expertsysteem in staat is uiteenlopende chemicaliën te klasseren zal geëvalueerd worden hoe goed het model chemicaliën kan onderscheiden die een sterk verwant werkingsmechanisme hebben. Hiervoor zal specifiek getracht worden om voor endocriene verstoorders het expert systeem te verfijnen tot een model dat het finaal mogelijk maakt om structureel verwante chemicaliën snel te evalueren. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Jurgen Del-Favero • Christine Van Broeckhoven
Ontwikkeling van Milieudiagnostica Gebaseerd op Toxicogenomics en Bio-informatica. Universiteit Antwerpen Abstract: In het huidige voorstel worden verschillende ontluikende technologiën toegepast en geïntegreerd om innovatieve, gevoelige en discriminerende instrumenten voor de milieutoxicologie te vormen: DNA-array technologie en bio-informatica. Het globale perspectief van het huidige voorstel is de ontwikkeling van een expertsysteem gekoppeld aan een bio-informaticaplatform dat een onderscheid kan maken in het werkingsmechanisme van de stoffen op basis van het genexpressieprofiel dat wordt geïnduceerd in in vitro-celsystemen. Dit model zal worden ontwikkeld voor een zeer uiteenlopende groep van contaminanten. Initieel zal een expertsysteem worden ontwikkeld voor stoffen die structureel niet verwant zijn en met een gekend werkingsmechanisme. Dit model zal dan worden geëvalueerd op zijn robuustheid (hoe herkent het systeem reeds gekende stoffen?), zijn correcte resultaten (hoe worden stoffen met hetzelfde werkingsmechanisme geklasseerd?) en zijn discriminerend vermogen (hoe goed worden stoffen met theoretisch verschillende werkingsmechanismen herkend?). Indien het bio-informatica-expertsysteem in staat is uiteenlopende chemicaliën te klasseren zal geëvalueerd worden hoe goed het model chemicaliën kan onderscheiden die een sterk verwant werkingsmechanisme hebben. Hiervoor zal specifiek getracht worden om voor endocriene verstoorders het expert systeem te verfijnen tot een model dat het finaal mogelijk maakt om structureel verwante chemicaliën snel te evalueren. Organisaties: • Plantenbiochemie • Plantengroei en -ontwikkeling
Onderzoekers: • Henri Van Onckelen
Motorische versus sensorische neuronen : differentiële genexpressie als basis voor de identificatie van nieuwe kandidaatgenen voor erfelijke perifere neuropathieën. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project heeft tot doel differentieel geëxpresseerde genen te identificeren in motorneuronen (ventrale hoorn cellen van het ruggemerg) en in sensorische neuronen (neuronen in de dorsale wortel ganglia, DRG) met behulp van een screeningstechniek, de suppressieve substractiehybridisatie (SSH). Functionele analyse geeft inzicht in biologische processen die aan de basis liggen van de verschillen tussen motorische en sensorische neuronen. Hierdoor kunnen moleculaire mechanismen die aanleiding geven tot verschillen in motorische of sensorische neuronale degeneratie opgehelderd worden. Differentieel geëxpresseerde genen vormen dan ook ideale kandidaatgenen voor erfelijke perifiere neuropathieën aangezien zij selectief motorische of sensorische neuronen kunnen aantasten. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Perifere Neuropathieën
Onderzoekers: • Nathalie Verpoorten • Vincent Timmerman • Peter De Jonghe
De rol van processing van amyloïd precursor proteïne in atherosclerose. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project zal de rol van ß-amyloïd peptide (Aß) en zijn precursor (APP) in atherosclerose worden onderzocht. APP werd tot nu toe nagenoeg uitsluitend bestudeerd in hersenweefsel bij de ziekte van Alzheimer. Een mogelijke bron voor APP in atherosclerotische plaques zijn bloedplaatjes. Volgende items zullen worden onderzocht : 1) de lokalisatie en distributie van APP en Aß in humane atherosclerotische plaques en in een model van atherosclerose; 2) de associatie met het induceerbare stikstofmonoxide synthase (iNOS); 3) de invloed van cholesterol en lipiden op de depositie van ?-amyloïd in modellen van APP overexpressie; 4) de interactie tussen APP processing en iNOS expressie; 5) het effect van Aß op de endotheelcelfunctie van bloedvaten. Deze gegevens zouden kunnen leiden tot een beter begrip van de rol van processing van APP, afkomstig van bloedplaatjes, in de destabilisatie en ruptuur van een atherosclerotische plaque en op de endotheelcelfunctie van bloedvaten. Organisaties: • Fysio-farmacologie • Fysiofarmacologie (FAR)
Onderzoekers: • Dominique Jans • Guido De Meyer • Wim Martinet
In vivo onderzoek naar de relatie tussen plasticiteit van zangkernen en diverse aspecten van zanggedrag in de spreeuw. Universiteit Antwerpen Abstract: In vivo onderzoek naar de relatie tussen plasticiteit van zangkernen en diverse aspecten van zanggedrag in de spreeuw. Organisaties: • Ethologie • Ethologie
Onderzoekers: • Anne Marie Van Der Linden • Marcel Eens • Vincent Van Meir
De vergelijking van mannelijke reproductieve strategieën bij chimpansees (Pan troglodytes) en bonobo's (Pan paniscus) : een multidisciplinaire studie. Universiteit Antwerpen Abstract: In deze studie zullen enerzijds de intraseksuele en interseksuele reproductieve gedragsstrategieën van chimpansees (Pan troglodytes) en bonobos (Pan paniscus) in gevangenschap worden bestudeerd en vergeleken. Anderzijds gaat aandacht uit naar de fysiologie van spermaproductie bij beide soorten. Zo wordt inzicht verkregen in de ultieme factoren die aan de basis liggen van de verschillen in sociale organisatie beide soorten. Organisaties: • Ethologie • Ethologie
Onderzoekers: • Marcel Eens • Rudolf Verheyen • Jeroen Stevens
De optimalisatie van het maaibeheer van waterlopen. Universiteit Antwerpen Abstract: Verhoogde nutriëntentoevoer zorgt voor een toegenomen groei aan waterplanten in de Vlaamse waterlopen. Om de waterafvoercapaciteit van deze te behouden gaat men over tot het verwijderen van al de vegetatie. Deze beheersmethode heeft echter heel wat nadelige ecologische gevolgen die bovendien leiden tot een hoge economische kost. Dit project heeft als doelstelling een maaistrategie uit te werken die de waterafvoer verzekert en een zo kleine mogelijk ecologische impact heeft. Daarnaast zal er nagegaan worden wat het effect van de beheersingreep op de dynamiek van de bodemmorfologie is. Er zal dus getracht worden inzicht te krijgen in de relatie tussen macrofyten en fysische parameters zoals stroomsnelheid en de verschillende maaipatronen. Om dit te bewerkstelligen is het onderzoek opgedeeld in 4 luiken : vegetatiekartering, ex situ en in situ experimenten en onderzoek naar de sedimentsdynamiek. De resultaten van de kartering zullen de basis vormen voor de ex situ experimenten. Gezamenlijk met de resultaten van de in situ experimenten en de sedimentsdynamiek moet dit leiden tot een verantwoord maaibeheer. In de ex situ experimenten zal de hypothese getest worden of emergente groeivormen een groter effect hebben op de efficiëntie van een maaipatroon dan submerse groeivormen. Dit zal gebeuren door in een stroomgoot biologische (zoals densiteit) en fysische parameters (debiet) te variëren overeenkomstig de resultaten uit het vegetatieonderzoek. De in situ experimenten laten dan toe om dit te verifiëren. Dit is hetgeen waarin dit voorstel afwijkt van reeds eerder uitgevoerd werk rond dit probleem. Daar we dan antwoorden hebben op vragen zoals biomassa ontwikkeling en hergroei zal het mogelijk zijn om optimale data en frequenties voor maaibeheer uit te leggen in functie van ecologische impact en zo laag mogelijke economische kosten. Organisaties: • Ecosysteembeheer • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Patrick Meire • Kris Bal
Identificatie van biomerkers voor bipolaire aandoening aan de hand van suppressieve subtractie hybridisatie. Universiteit Antwerpen Abstract: Bipolaire aandoening (BP) is een ernstige psychiatrische aandoening die gekarakteriseerd wordt door episoden van manie en episoden van depressie. De aandoening is nefast voor zowel patiënt als omgeving, gemiddeld 10 ' 20% van de patiënten sterven voortijdig door zelfmoord. BP heeft een `lifetime prevalence' van 0,5 ' 1,5% en een significante genetische component voor deze aandoening werd aangetoond met familie-, tweelingen- en adoptiestudies. Met behulp van koppelingsanalyses en associatiestudies werden reeds verschillende gevoeligheidsloci en 'genen geïdentificeerd maar tot op heden brachten deze nog geen causaal gen op. Het grootste probleem van deze aandoening ligt bij de behandeling. De evaluatieperiode van voorgeschreven medicatie bij een depressieve fase ligt tussen de 4 tot 6 weken, waarna een andere behandeling kan uitgeprobeerd worden wanneer de vorige ineffectief bleef. In 20% van de gevallen kan er geen effectieve medicatie gevonden worden binnen de 2 ' 3 jaar. Daarenboven kunnen `moodstabilisers' zoals lithium, carbamazepine en valproaat maar geëvalueerd worden wanneer ze ineffectief blijken te zijn, wanneer de patiënt hervalt in een episode van stemmingsstoornis. Het doel van dit project is het ontdekken van `biomarkers' voor BP, welke op basis van een typerende differentiële genexpressie een onderscheid kunnen maken tussen patiënt en controle. Daaropvolgend zullen deze `biomarkers' gebruikt worden om een onderscheid te maken tussen de verschillende subtypen en de verschillende affectieve fasen van deze aandoening. Deze `biomarkers' zullen bekomen worden door een Suppressieve Subtractie Hybridisatie (SSH) van post mortem hippocampaal en frontale kwab weefsel, totaal bloed en lymphoblast cellijnen. De analyse van deze subtractieve banken zullen resulteren in een lijst van differentieel geëxpresseerde genen tussen patiënt en controle. Met deze informatie zullen er antwoorden gezocht worden naar vragen zoals: Welke genen participeren in de pathways van de aandoening? Wat zijn de differentieel geëxpresseerde genen tussen patiënt en controle, de verschillende subtypen en de verschillende affectieve fasen? Welke associaties zijn er tussen de genexpressie van de verschillende genen en wat zijn de parallellen tussen bloed en de hersenen? Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Jurgen Del-Favero • Christine Van Broeckhoven
Het evolutief belang van de XTH-multigenfamilie bestudeerd in de wortelelongatie van de primitieve vasculaire plant Selaginella. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project wordt het voorkomen van xyloglucaan endotransglucosylase (XTH), een celwand-modificerend enzyme en de complexiteit van de XTH-genfamilie in het genoom van de primitieve vasculaire plant, Selaginella bestudeerd. Wortelelongatie-specifieke XTHs worden heteroloog tot expressie gebracht en de resulterende enzymen functioneel geanalyseerd. Als einddoelstelling wordt een beter begrip van het
belang van deze enzymen in de evolutie van de celwandelongatie beoogd. Organisaties: • Plantenmorfologie • Plantenmorfologie
Onderzoekers: • Jean-Pierre Verbelen
Biomechanische analyse van de arboreale locomotie van de bonobo (Pan paniscus). Universiteit Antwerpen Abstract: Biomechanische analyse van de arboreale locomotie van de bonobo (Pan paniscus). Organisaties: • Functionele morfologie • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Peter Aerts • Kirsten Schoonaert
Vergelijkend onderzoek naar insectivorie bij sympatrische westelijke laaglandgorilla's (Gorilla gorilla gorilla) en chimpansees (Pan troglodytes troglodytes) in laaglandregenwoud in Zuid-Oost Kameroen. Universiteit Antwerpen Abstract: Naast planten, vormen insecten een kleiner, maar regelmatig aandeel van het dieet van sympatrische westelijke laaglandgorilla's (G. g. gorilla) en chimpansees (P. t. troglodytes). Deze studie, in recent geëxploiteerd regenwoud in Zuid-Oost Kameroen, is de eerste die simultaan de consumptie van insecten door beide apensoorten, en de abundantie en temporele activiteit van prooien (voornamelijk mieren en termieten) in het studiegebied onderzoekt. Het doel is nagaan of beide mensapen verschillende strategieën (niche differentiatie) vertonen in het insectivoor gedrag. We verwachten dat de temporele variaties in de frequentie van insectivorie door gorilla's en chimpansees niet onderling gecorreleerd zijn, en verklaard worden door andere factoren bij beide soorten. Volgende parameters moeten onderzocht worden om deze hypothese te testen: 1) de samenstelling van het insecten- en planten- (fruit en vegetatief materiaal) dieet van chimpansees en gorilla's gedurende de periode van één jaar, en 2) de verspreiding van deze bronnen in tijd en ruimte. Ten eerste zal de samenstelling van het insectendieet vergeleken worden tussen beide mensapen. Ten tweede zal de relatie onderzocht worden tussen de temporele variatie in de frequentie van insectivorie en 1) de beschikbaarheid van insecten in tijd en ruimte in het woud, en 2) de seizoenale variatie van plantaardig voedsel in het dieet. De samenstelling en de maandelijkse verdeling van het insecten- en plantenaandeel in hun dieet zal nagegaan worden door het analyseren van faeces en voedselsporen. Alle voedselresten zullen geïdentificeerd en kwantitatief gemeten worden. Het verzamelen van gegevens over de verspreiding van plantenvoedsel in de verschillende vegetatietypes en de identificatie van plantaardige voedselresten zullen gedaan worden door plantkundigen die aanwezig zijn in het project. Ik zal de relatieve densiteiten van mieren- en termietenprooien in de verschillende vegetatietypes schatten door middel van een band-transect methode en ik zal de temporele activiteit van de prooien opvolgen door het regelmatig bezoeken van hun nesten en door middel van een pitfall-methode. Als de resultaten de hierboven vermelde hypothese bevestigen, kunnen verschillen in het eten van insecten door gorilla's en chimpansees geïnterpreteerd worden in functie van niche differentiatie. Organisaties: • Ethologie • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Peter Aerts • Rudolf Verheyen
Inflammatoire functie van de chondrocyt bij reumatoïde artritis. Universiteit Antwerpen Abstract: Reumatoïde artritis is een inflammatoire gewrichtsaandoening met aantasting van kraakbeen en bot. De chondrocyt is enerzijds de cel die verantwoordelijk is voor de aanmaak van kraakbeen, maar kan anderzijds in het inflammatoire proces bij reumatoide artritis zelf cytokinen en andere inflammatoire mediatoren, waaronder zuurstofradicalen en stikstofoxide, produceren die bijdragen tot gewrichtsdestructie . In de behandeling van reumatoïde artritis is methotrexaat de belangrijkste basistherapie. Recent is ook gebleken dat anti-TNF-a therapie een belangrijke reductie van kraakbeen- en botdestructie veroorzaakt. Bisfosfonaten momenteel de krachtigste en meest gebruikte geneesmiddelen tegen osteoporose. Ze hebben tevens anti-inflammatoire eigenschappen. In dit onderzoek willen we nagaan of er een mogelijke invloed is van basistherapieën zoals methotrexaat en anti-TNF-a op de chondrocytaire functie. Tevens willen we ook onderzoeken of de bisfosfonaten, buiten hun gekende invloed op osteoclasten, een rechtstreeks effect hebben op chondrocyten. Organisaties: • Immunologie - reumatologie - allergologie • Translationeel pathofysiologisch onderzoek (TPR)
Onderzoekers: • Luc De Clerck • Evelyne Dombrecht
Rijke moerasecologie met betrekking tot beperken-voedende beschikbaarheid op een Westeuropees moerasecosysteem. Universiteit Antwerpen Abstract: De lage productiviteit in moerasland wordt gehandhaafd door een vrij lage voedende beschikbaarheid. de restoratiemogelijkheden in soortenrijke laagvenen. In deze gebieden worden de groeiomstandigheden voor planten het meest bepaald door de volgende factoren: -waterstand en 'kwaliteit -minerale voeding: nutriëntenlimitering en 'opname en biomassa allocatie (afhankelijk van biotische en abiotische factoren) -bodemstructuur en 'kwaliteit Er werd getest welke factoren (biotisch of abiotisch) het best de 'relatief lage' nutriëntenbeschikbaarheid voor Caricion davallianae vegetaties en de hoge nutriëntenbeschikbaarheid voor snelgroeiende soorten (Molinia cearulea) bepalen. De experimenten werden uitgevoerd op gemeenschapsniveau en op het niveau van individuele soorten zoals Molinia caerulea, Carex demissa, Carex dioïca (in het Buitengoor bij Mol) en Carex cespitosa (in de venen van de Biebrza-vallei). De aard van de nutriëntenlimitering werd getest in relatie tot groeivorm en nutriëntenbeschikbaarheid in de bodem. Een groot deel van het werk bestond dus uit een kwantitatieve evaluatie van verschillende aspecten van
de minerale voeding van meerjarige planten, afkomstig uit habitats die verschillen in bodemvruchtbaarheid. Hierbij werd speciaal aandacht besteed aan de strategieën van verschillende groeivormen en de ecologische gevolgen ervan. In dit werk werd voornamelijk gekeken van de beschikbaarheid van stikstof en fosfor omdat deze nutriënten in natuurlijke milieus vaak de voornaamste groeilimiterende nutriënten zijn. (Vitousek & Howarth, 1991; Koerselman & Meuleman, 1996; Verhoeven et al., 1996). Organisaties: • Ecosysteembeheer • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Mohssine El Kahloun • Patrick Meire
Genotypische en omgevingsdeterminanten van de groei, biomassaproductie, populatiedynamiek en fytosaneringscapaciteit van een populierenhakhoutcultuur. Universiteit Antwerpen Abstract: In april 1996 werd een korte-omloophakhoutcultuur met 17 populierenklonen (Populus spp.) aangelegd in het industriepark van Boom op een licht verontreinigde bodem. De plantage werd teruggesneden in december 1996 en januari 2001. Het geoogste hout werd vergast en omgezet in elektriciteit. Terugsnijding resulteert in een stoel, bestaande uit een stomp waarop zich nieuwe scheuten ontwikkelden. Elk jaar worden scheutdiameters, biomassaproductie, stoel- en scheutmortaliteit bepaald voor elke kloon. Deze bepalingen hebben tot doelstelling de productiviteit van de verschillende klonen te vergelijken en de relatie met de bodem te onderzoeken. Tevens wordt getracht inzichten te verwerven in de populatiedynamiek en de achterliggende competitieprocessen op zowel het stoel- als scheutniveau. Tenslotte wordt ook de fytosaneringscapaciteit van de verschillende klonen voor zware metalen onderzocht. Hierbij wordt aandacht besteed aan zowel allocatie, profilering als seizoensvariatie. Organisaties: • Planten- en vegetatie ecologie • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Reinhart Ceulemans
Preklinische studie naar de combinatie van nieuwe cytostatica en radiotherapie. Universiteit Antwerpen Abstract: Bij de behandeling van tumoren wordt de combinatie van chemo- en radiotherapie steeds vaker succesvol toegepast. Naast het voordeel van de combinatie van zowel een lokale als een systemische behandeling, is er bij sommige combinaties sprake van een interactie tussen de verschillende therapieen met als gevolg radiosensitisatie. In dit onderzoek wordt met name gekeken naar de mogelijke interacties tussen nieuwe cytostatica, waaronder ET-743, vinflunine en vinorelbine, en radiotherapie in tumorale cellijnen en normale cellen. De interactie wordt verder in beeld gebracht aan de hand van o.a. celcyclusanalyse en apoptosemetingen. Organisaties: • Medische oncologie, radiotherapie en gynaecologische oncologie • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Filip Lardon • Jan Vermorken • Cindy Simoens
Patronen in verspreiding, samenstelling en diversiteit van protistgemeenschappen op Subantarctische eilanden. Universiteit Antwerpen Abstract: Patronen in verspreiding, samenstelling en diversiteit van protistgemeenschappen op Subantarctische eilanden. Organisaties: • Fysiologie van de planten, ecosysteemonderzoek en paleobiologie • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Lodewijk Beyens • Bart Van de Vijver
Ophoping van zware metalen in de aquatische voedselketen: rol van voedselkeus en beschikbaarheid Universiteit Antwerpen Abstract: Ophoping van zware metalen in de aquatische voedselketen: rol van voedselkeus en beschikbaarheid Organisaties: • ECOFYSIOLOGIE EN BIOCHEMIE • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Ronny Blust • Jasper Hattink
Interactie tussen ascorbaat en plantenhormanen in groeiregulatie. Universiteit Antwerpen Abstract: Interactie tussen ascorbaat en plantenhormanen in groeiregulatie. Organisaties: • Fysiologie van de planten, ecosysteemonderzoek en paleobiologie • Moleculaire Plantenfysiologie en Biotechnologie
Onderzoekers: • Roland Caubergs • Geert Potters
De relatie tussen metaal-accumulatie, metaalbindende eiwitten en genexpressie in zoetwatervissen bij blootstelling aan zware metalen. Universiteit Antwerpen Abstract: De relatie tussen metaal-accumulatie, metaalbindende eiwitten en genexpressie in zoetwatervissen bij blootstelling aan zware metalen. Organisaties: • ECOFYSIOLOGIE EN BIOCHEMIE • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers:
• Ronny Blust
Karakterisatie van toxicologische werkingsmechanismen en effect-evaluatie van perfluorverbindingen bij mariene en estuariene organismen. Universiteit Antwerpen Abstract: Tot nog toe heeft wetenschappelijk (eco)toxicologisch onderzoek zijn aandacht vooral gericht op gechloreerde en gebromeerde organochemicaliën. Fluorverbindingen werden echter veel minder bestudeerd. Nochtans zijn deze stoffen zeer inert en daarom werden ze in het verleden als veilig beschouwd voor mens en milieu. Deze stoffen werden reeds verschillende decennia in enorme hoeveelheden (jaarlijks circa 4500 ton) geproduceerd en kennen wereldwijd uiteenlopende industriële en commerciële toepassingen. Zo worden ze gebruikt als koelmiddel en surfactans en als component van farmaceutische producten, brandvertragers, smeermiddelen, kleefstoffen en insecticiden. Eén specifieke klasse van fluorchemicaliën, met name de perfluorsulfonzuren met perfluorooctaan sulfonzuur (PFOS) als belangrijkste vertegenwoordiger, wordt veelvuldig gebruikt als katalysator in chemische productieprocessen en als industrieel surfactans. Ondanks de massale, wereldwijde productie en verspreiding en het feit dat deze verbindingen weinig tot niet gemetaboliseerd worden, is er weinig geweten over de toxiciteit van perfluorchemicaliën. Er zijn aanwijzingen dat het energiemetabolisme en de ionenbalans verstoord worden en dat peroxisoomproliferatie geïnduceerd wordt bij Rodentia en zoetwater vissen. Informatie over andere biochemische effecten en mogelijke effecten bij verschillende species uit de mariene voedselketen is zeer beperkt. De centrale doelstellingen van dit project zijn dan ook enerzijds de karakterisatie van de verspreiding van PFOS en aanverwante chemicaliën in aquatische biotopen in Europa en anderzijds het achterhalen van hun toxicologische werkingsmechanismen en de potentiële impact op verschillende mariene en estuariene soorten. Het vroegtijdig opsporen van toxische effecten op moleculair niveau vormt een zeer belangrijk aspect in dit onderzoek. Dankzij recente ontwikkelingen in de gentechnologie kan men effecten (inductie & repressie) op het niveau van messenger RNA bestuderen. Dergelijke PFOS-specifieke genen kunnen mogelijks als biomarker in ecotoxicologische studies worden gebruikt. Meer specifiek bestaat de doelstelling van dit onderzoek uit een aantal facetten: 1)Chemische karakterisatie: het vaststellen van de actuele milieuconcentraties aan perfluorverbindingen in aquatische organismen en bestuderen van bioaccumulerend vermogen doorheen de voedselketen 2)Differentiële genexpressie: isolatie en identificatie van differentieel geëxpresseerde genen in zeebaars na blootstelling aan perfluorooctaan sulfonzuur (PFOS) 3)Gericht biomarker onderzoek: ontwikkelen van suborganismale (biochemische, fysiologische) eindpunten (biomarkers) voor het bepalen van specifieke effecten van fluorochemicaliën 4)Biomonitoring: via een monitoringscampagne zal getracht worden de reële impact van deze verbindingen op mariene en estuariene organismen in te schatten Organisaties: • ECOFYSIOLOGIE EN BIOCHEMIE • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Wim De Coen • Kristin Van de Vijver
Relatief belang van blootstellingsroutes voor de accumulatie en effecten van metalen in benthische organismen. Universiteit Antwerpen Abstract: Relatief belang van blootstellingsroutes voor de accumulatie en effecten van metalen in benthische organismen. Organisaties: • ECOFYSIOLOGIE EN BIOCHEMIE • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Ronny Blust • Lieven Bervoets
Ontwikkeling van DNA-chips voor toxiciteitskarakterisatie van chemicaliën bij de gewone karper (Cyprinus carpio). Universiteit Antwerpen Abstract: Ontwikkeling van DNA-chips voor toxiciteitskarakterisatie van chemicaliën bij de gewone karper (Cyprinus carpio). Organisaties: • ECOFYSIOLOGIE EN BIOCHEMIE • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Wim De Coen • Lotte Moens
Pyrethroidenresistentie bij malariavectoren: KDR-genvaratie en detectie. Universiteit Antwerpen Abstract: Pyrethroidenresistentie bij malariavectoren: KDR-genvaratie en detectie. Organisaties: • EVOLUTIONAIRE BIOLOGIE • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Thierry Backeljau
Een geïntegreerde studie naar de relatie tussen blootstelling en accumulatie van zware metalen bij de bosmuis (Apodemus sylvaticus L.). Universiteit Antwerpen Abstract: Een geïntegreerde studie naar de relatie tussen blootstelling en accumulatie van zware metalen bij de bosmuis (Apodemus sylvaticus L.). Organisaties: • ECOFYSIOLOGIE EN BIOCHEMIE • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Ronny Blust
Ontwikkeling van cDNA arrays bij de zoetwatervlo Daphnia magna voor toxiciteitskarakterisatie van chemicaliën.
Universiteit Antwerpen Abstract: Ontwikkeling van cDNA arrays bij de zoetwatervlo Daphnia magna voor toxiciteitskarakterisatie van chemicaliën. Organisaties: • ECOFYSIOLOGIE EN BIOCHEMIE • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Wim De Coen • Anneleen Soetaert
Epidemiologie en bestrijding van Campylobacteraceae bij pluimvee Universiteit Gent Abstract: Deze studie beoogt inzicht te verwerven in de besmettingsstatus met, en de transmissieroutes van Campylobacteraceae in Belgisch pluimvee. Door het onderzoek uit te voeren op slachthuisniveau kan een evaluatie worden gemaakt van het aangevoerd levend materiaal, van het slachtproces en van de eindproducten. De kritische punten binnen de productieketen worden geïdentificeerd, gevolgd door een evalutie van mogelijke beheersmaatregelen. Organisaties: • Vakgroep Veterinaire volksgezondheid en voedselveiligheid
Onderzoekers: • Jan Van Hoof • Kurt Houf
Preheelkundige evaluatie van taal en geheugen bij patiënten met refractaire epilepsie aan de hand van functionele magnetische resonantie beeldvorming Universiteit Gent Abstract: Een alternatieve behandeling voor patiënten met refractaire epilepsie is chirurgische resectie van de epileptogene focus. In de huidige essentiële preheelkundige evaluatie wordt gebruik gemaakt van de invasieve intracarotid amytal test of Wada-test. Deze studie onderzoekt het gebruik van functionele magnetische resonantie beeldvorming (fMRI) in de preheelkundige lateralisatie van taal en geheugen. Bedoeling is om te kijken of de invasieve WADA-test nog moet uitgevoerd worden. Het testen van hippocampale geheugenactivatie is het belangrijkste aspect van deze studie. Organisaties: • Vakgroep Radiologie en Nucleaire Geneeskunde
Onderzoekers: • Paul Boon • Eric Achten
Gen transcriptie profielering tijdens verschillende ontwikkelingsstadia van in vitro geproduceerde runderembryo's Universiteit Gent Abstract: De opzet is een aantal rundergenen te kloneren, karteren en vervolgens hun transcriptieniveaus te bepalen tijdens verschillende embryonale ontwikkelingsstadia. Genen met een signifant transcriptieverschil tijdens de overgang van een ontwikkelingsstadium kunnen uitgetest worden op hun capaciteit om te dienen als merker voor kwaliteit van in vitro embryo's. Organisaties: • Vakgroep Voeding, Genetica en Ethologie
Onderzoekers: • Luc Peelman • Ann Van Soom
Opstellen van een gecomputeriseerd landevaluatiesysteem gebruikmakend van .NET technologie Universiteit Gent Abstract: Dit onderzoek beoogt van, op een multidisciplinaire wijze, moderne computertechnologie te combineren met landevaluatietechnieken om te komen tot een gecomputeriseerd landevaluatiesysteem dat direct beschikbaar kan gesteld worden via het Internet. Dit systeem zal toelaten om op een geautomatiseerde wijze de landgeschiktheid en de landproductiviteit voor verschillende gewassen in te schatten, gebruikmakend van bestaande inventarissen van natuurlijke hulpbronnen. Organisaties: • Vakgroep Geologie en bodemkunde
Onderzoekers: • Eric Van Ranst
Werkingskrediet FWO aspirantschap Pattyn Filip (Identificatie en functionele analyse van kandidaat MYCN transcriptionele doelwitgenen en moleculaire afbakening van het 11q13 amplicon in neuroblastoom) Universiteit Gent Abstract: Neuroblastoom is de meest voorkomende extracraniale vaste tumor bij kinderen. Ondanks multimodale behandeling blijft de prognose voor de meeste patiënten zeer ongunstig. Een subgroep van agressieve neuroblastoomtumoren wordt gekenmerkt door amplificatie van de MYCN transcriptiefactor. De identificatie van nieuwe MYCN-doelwitgenen kan resulteren in betere behandelingsstrategieën. Organisaties: • Vakgroep Pediatrie en genetica
Onderzoekers: • Franki Speleman
"Hubble Proteomics": een gevoelige, kwantatieve, versatiele, breed spectrum en automatiseerbare gel-vrije proteoomtechnologie Universiteit Gent Abstract: Een nieuwe gel-vrije proteoomtechnologie zal ontwikkeld worden. Deze gaat uit van een complex peptide-mengsel waaruit een subset van peptiden geselecteerd wordt. De gesorteerde peptiden gelden als representatief voor hun moedereiwitten. Het systeem is gebaseerd op het principe van diagonaal chromatografie en laat toe van verschillende types van peptiden te selecteren. Een hoge gevoeligheid en automatisatie is voorspelbaar Organisaties: • Vakgroep biochemie
Onderzoekers: • Joël Vandekerckhove • Kris Gevaert
Moleculaire interacties tussen myofibroblasten en colonkankercellen gedurende invasie Universiteit Gent Abstract: Gedurende tumor progressie is er een continue wisselwerking tussen kankercellen, gastheercellen en de extracellulaire matrix. In het microecosysteem van colonkanker zijn fibroblasten en myofibroblasten belangrijke gastheer elementen. Myofibroblasten stimuleren invasie van solitaire humane colonkankercellenin collageen tye I. Fibroblasten stimuleren geen invasie van deze colonkankercellen, behalve wanneer ze behandeld zijn met 1 ng/ml TGF-b1. Momenteel onderzoeken we de factor(en) door myofibroblasten gesecreteerd en de signaaltransductiewegen verantwoordelijk voor stimulatie van invasie. Organisaties: • Vakgroep Radiotherapie en Experimenteel Kankeronderzoek
Onderzoekers: • Marc Bracke • Marcus Mareel
Eco-genomisch onderzoek naar microbiele diversiteit voor de afbraak van lindaan: formulatie van katalysatoren voor siteinterventie Universiteit Gent Abstract: In de afgelopen decennia zorgden extensieve vervuiling door het gebruik van grote hoeveelheden van het pesticide hexachlorocyclohexaan (HCH, lindaan) voor ernstige bodemvervuiling. Tot op de dag van vandaag is er praktisch geen in situ technologie beschikbaar voor de verwijdering van dit traagafbrekend pesticide. Het doel van dit project bestaat uit de ontrafeling van de enzymatische divesrieit van microbiele gemeenschappen met een geschiedenis van blootstelling van lindaan. Deze diversiteit is de bron van biologisch activiteiten voor in situ bioremediatie. Moleculaire technieken (waaronder DGGE-analyse van 16S rRNA fragmenten), onafhankelijk van de cultiveerbaarheid van bacterien, zullen worden aangewend voor het onderzoek naar de diversiteit van microbiele gemeenschappen en HCH-degraderende genen. Dit moet leiden tot de ontwikkeling van geoptimaliseerde HCH-degraderende inocula, functionerend als biokatalysatoren voor pesticidenafbraak. De invloed van deze bioremediatie op het bestaand microbieel ecosysteem zal worden opgevolgd dmv microtechnologieen (waaronder DNA-chip gebaseerde taxonomische profielen). In een laatste fase zal de basis worden gelegd voor geintegreerde, grootschalige operaties in een proces van 'eco-engineering' (interventie procedures worden gebaseerd op bio-geo-chemische veranderingen, hydrologische toestanden en inoculatie praktrijken Organisaties: • Vakgroep Biochemische en microbiele technologie
Onderzoekers: • Willy Verstraete
Pollenonderzoek met daaraan voorafgaande veldprospectie en bemonstering van een veen profiel uit de oude Maasmeander Universiteit Gent Abstract: Op vraag van Rijkswaterstaat (Ndl) is palyndogisch onderzoek verricht op de opvulling van de oude (fossiele) Maasmeander te Haden. De Doelstelling was informatie te verzamelen over het natuurlijk milieu en mogelijke menselijke beïnvloeding in de periode van de opvulling van de meandet grosso modo het 1e deel van het Holoceen: Preboreaal, Boreaal, Atlanticum. Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Christophe Verbruggen
Development of a safe antitumor treatment with TNF and Interferon Universiteit Gent Abstract: TNF in cominatie met interferon heeft sterke antitumorale activiteiten, maar is ook toxisch omwille van de pro-inflammatorie aard van beide cytokines. In dit project wensen we meerdere wegen te volgen om genen te vinden die beschermende proteines maken die kunnen worden gebruikt om TNF op veiliger manier aan te wenden. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Frans Van Roy • Claude Libert
Pro invasieve en contra-invasieve moleculen in het extracellulair medium van het kanker ecosysteem Universiteit Gent Abstract: Kanker cellen zijn gevoelig aan pro-invasieve en anti-invaieve stimuli geproduceerd via autocriene of paracriene mechanismen. Wij focuseren op: (1) een 200kDa functionele cofactor van scatter factor, (2) een 13-mer peptide afgekliefd van betacaseïne door een enterobacterium, (3) solublele N-cadherine. De familie van kleine GTPasen (Rho/Rac/Cdc42) zal speciale aandacht krijgen. Organisaties: • Vakgroep Radiotherapie en Experimenteel Kankeronderzoek
Onderzoekers: • Marc Bracke
ICP: Master programme in Human Ecology' (2002-2003) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het Engelstalige 'Master Program in Human Ecology' heeft tot doel het aanbieden van een interdisciplinaire postgraduaatsopleiding overeenkomstig de beste internationale normen. Menselijke ecologie is een methode voor een integrale, wetenschappelijke benadering van de mens-omgevingsinteracties in brede zin. Menselijke ecologie situeert de ecologische problematiek in het interactiegebied tussen mens, maatschappij en omgeving. Organisaties: • Menselijke Ecologie
Onderzoekers: • David PROOT • LUC HENS
ICP 'Ecomama' (2002-2003) Vrije Universiteit Brussel
Abstract: De stichting van dit lessenpakket is antwoord op de groeiende interesse in vergelijkend onderzoek naar de dynamica, structuur, het fuctioneren en de respons op menselijke factoren van mariene ecosystemen. De lessen spitsen zich voornamelijk toe op verstoorde ecosystemen, zoals mangrovekusten, koraalriffen, zeewier- en zeegrasbedden, estuaria en stranden. De ecologische aspecten van het competitief gebruik van deze tropische kustzone-systemen worden uitvoerig behandeld. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • NATALIE BEENAERTS • MARIE-HERMANDE DARO • Kim ROELANTS
(Klinische, biologische en epidemiologische heterogeneïteit v diabetes gediagnosticeerd voor leeftijd v 40 jaar in België: verband met leeftijd,geslacht en BMI) Epidemiologie, klinische presentatie en biologische merkers van diabetes ...) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Door een combinatie van epidemiologische, klinische en biologische studies wil het voorgestelde project de incidentie van T1D en T2D verder opvolgen en de classificatie en predictie van de ziekte verfijnen aan de hand van biologische en anthropometrische merkers met het oog op het bestuderen van (variaties in) de natuurlijke geschiedenis van het ziekteproces en het identificeren van objectieve criteria voor het selecteren en opvolgen van deelnemers aan innovatieve preventiestudies naar (complicaties van) type 1 diabetes. Epidemiologische studies: De incidentie van T1D en T2D (<40 jaar) zal jaarlijks in Antwerpen en Luxemburg bepaald en opgevolgd worden. Er zal bevestiging gezocht worden voor de preferentiële vervroeging van T1D in mannelijke patiënten en er zal nagegaan worden of de incidentie van T1D ook toeneemt bij de meisjes. Organisaties: • Pathologische Biochemie en Fysiologie • Pathologische Anatomie
Onderzoekers: • FRANS GORUS • CLAUDE SEVENS
Bescherming van de Europese bevolking tegen aneugene chemicaliën Vrije Universiteit Brussel Abstract: effecten en gezondheidsproblemen ten gevolge van blootstelling aan chemische aneugenen. Gedetailleerde dosis-respons curves zullen bekomen worden voor een geselecteerde waaier aneugene chemicaliën in modelsystemen gaande van in vitro celkulturen, knaagdier beenmerg, periferale bloedcellen, en darmepitheelcellen tot mannelijke en vrouwelijke germinale cellen van knaagdieren. Deze responscurves zullen gebruikt worden om kwantitatieve en kwalitatieve relaties te bepalen tussen de niveaus van de testsystemen om criteria te bepalen voor de verificatie van aan- of afwezigheid van drempelwaarden van activiteit. Modifiërende factoren zullen worden geëvalueerd en biomerkers van aneugenblootstelling in de menselijke populatie zullen worden ontwikkeld. Het project heeft tot doel: - de relatie te bepalen tussen de activiteit van aneugene chemicaliën in vitro en in vivo in somatische en germinale cellen, - het evalueren van de aan- of afwezigheid van drempelwaarden voor de activiteit van aneugene chemicaliënen de factoren die de activiteit van aneugene chemicaliën zouden kunnen beïnvloeden, - het bepalen van de gevoeligheid van individuele menselijke chromosomen voor aneugenblootstelling en het ontwikkelen van gepaste biomerkers van blootstelling, - het gebruik van de gegevens gegenereerd in dit project om aanbevelingen te ontwikkelen alsook een model om aneugene chemicaliën te evalueren en te classificeren. Het praktisch werk houdt in: - de generatie van dosis-respons curves voor een geselecteerde waaier aneugene chemicaliën gebruik makend van in vitro modellen van somatische cellen (beenmerg, perifeer bloed, darmepitheel) en van mannelijke en vrouwelijke germinale cellen van knaagdieren, - bepaling van de invloed van modifiërende factoren, door de analyse van de invloed van de celcyclus-checkpoint-genen, knaagdier-metabolisme en chemische distributie, en apoptotische en necrotische respons ten gevolge van aneugenblootstelling, - bepaling van vergelijkende gevoeligheden van individuele menselijke chromosomen voor aneugenblootstelling in celkulturen en vergelijking met aneuploidie in weefselstalen van menselijke populaties blootgesteld aan aneugenen. Deze informatie zal gebruikt worden om het gebruik van specifieke chromosomen als biomerkers van blootstelling te bepalen, - ontwikkeling van analytische methoden om geïnduceerde aneuploidie te bestuderen, alsook om de aan- of afwezigheid van drempelwaarden voor activiteit te bepalen, en om de relatieve sigificantie te evalueren van de gegevens die in vitro en in vivo werden gegenereerd. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MICHELINE VOLDERS
EIGEN INITIATIEF : Ontwikkeling van een Centrum voor eco-management en ruimtelijke informatietechnieken (CEMSIT), Yunnan University, P.R. of China. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De bedoeling van dit project is een verbinding te maken tussen enerzijds de bestaande kennis van het Institute of Ecology and Geobotany (IEG) van de Yunnan University in het ecologiedomein en de nieuwe expertise verworven tijdens het project, meer specifiek betreffende ruimtelijke informatietechnieken en milieueffectrapportage, en anderzijds de lokale socio-economische problemen van de globale Yunnan provincie en de gebieden rond de Lancang rivier meer specifiek. Organisaties: • Menselijke Ecologie
Onderzoekers: • David PROOT • LUC HENS
Eénmalige steun (1 jaar) voor de betaling v/h Salaris voor de medewerker van het Belgisch Nationaal Mucovisidoseregister (2002-2003) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Aanwerving van een wetenschappelijk medewerker voor de vervollediging van het Belgisch mucoviscidoseregister Organisaties: • Maatschappelijke Gezondheidszorg
Onderzoekers: • ANNE-MARIE DEPOORTER
Internationaal symposium te Johannesburg (12 november 2002) : 'Making globalisation sustainable? An evaluation of the World summit on sustainable development 2002' (conferentie over de resultaten v/d Wereldtop vr Duurzame Ontwikkeling 2002) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit symposium had tot doel om een begrijpbare analyse en een kritische beoordeling te maken van de World Summit on sustainable development in Johannesburg (augustus 2002) en de behaalde resultaten. Het symposium wou de gelegenheid bieden voor een geïnformeerd publiek debat hierrond. Organisaties: • Menselijke Ecologie
Onderzoekers: • David PROOT • LUC HENS
Organization of a sub-regional seminar on women integrated farming systems and food security in westAfika.(28/10/2002-01/11/2002 in Accra-Ghana). Vrije Universiteit Brussel Abstract: Congres georganiseerd door het International Centre for Enterprise and Sustainable Development (ICED) in East-Legon in Accra, Ghana gedurende de week van 25 tot 28 November 2003. Er werden lezingen gegeven over verschillende onderwerpen ; vrouwen en voedselveiligheid in West-Afrika, landgebruik en management, organische landbouw, irrigatiemiddelen, veeteelt, biotechnologie, voedselgevaren en regelgeving over genetisch gemodificeerde organismen. Organisaties: • Menselijke Ecologie
Onderzoekers: • David PROOT • LUC HENS
Ontwikkeling van in vitro testsystemen voor de identificatie van de sensitiserende en irriterende werking van chemicaliën en applicatie op omgevingspolluenten met potentiële allergene/irritante werking. Universiteit Antwerpen Abstract: Ongeveer 25 % van de Europese bevolking lijdt aan een vorm van allergie. In het dagelijkse leven worden we voortdurend blootgesteld aan allerlei producten waartegen we een allergische reactie kunnen ontwikkelen, denk maar aan make-up, zeep, zalven, medicatie, parfum,' De huid is hierbij vaak het eerste doelwit. Bedrijven zoals l'Oréal, die make-up, zalven en dergelijke maken en vooral ook de farmaceutische industrie, stellen alles in het werk om hun producten te testen op allergie en irritatie. Hierbij wordt er nog veel gebruik gemaakt van proefdieren en humane vrijwilligers. De vraag naar in vitro alternatieven is dan ook enorm groot. Het algemeen doel van het project is het gebruik van genomics (microarrays) als een populaire, vernieuwende techniek om een beter inzicht te krijgen in de biochemische pathways die ge(in)activeerd worden bij blootstelling van een celsysteem aan model sensitiserende en irriterende stoffen (deze stoffen worden geselecteerd op basis van de wetenschappelijke literatuur). Microarrays zullen eerst toegepast worden op CD 34 afgeleide dendritische cellen uit navelstrengbloed om de genen te identificeren die van belang zijn bij het proces van sensitisatie. Verder zal er een selectie gebeuren uit een relevant celsysteem (vb Episkin, SkinEthic, Epiderm) om het proces van irritatie te bestuderen. Ook hierbij worden microarrays gebruikt. Aan de hand van de analyses van de microarrays zullen we dus de genen kunnen identificeren die als biomerkers kunnen gebruikt worden bij het op punt stellen van de in vitro test (vermoedelijk in de vorm van een dedicated microarray) en dit zowel voor sensitisatie als voor irritatie. Tot slot zullen de in vitro testen kunnen toegepast worden in de milieutoxicologie: het identificeren van een potentieel sensitiserend of irriterend karakter van omgevingspolluenten (PCB's, pesticiden) kan gebruikt worden voor het opstellen van risk assessments. Organisaties: • Hematologie en bloedtransfusie • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Zwi Berneman • Elke Schoeters
De koppeling van fysiologie, moleculaire genetica en 'genomics' met het oog op een beter begrip en een verbeterde opbrengst van Populus voor de productie van biomassa en hout in Europa (POPYOMICS) Universiteit Antwerpen Abstract: De algemene doelstelling van dit onderzoeksproject is de bepaling van de genetische basis van opbrengst en ziekteresistentie met het oog op een verhoogde productiviteit van het geslacht Populus. Dit project werd voorbereid en wordt uitgevoerd door een consortium van Europese onderzoekers die fysiologie, moleculaire genetica en genomics aan elkaar koppelen in Populus. Verschillende taken en werkpakketten worden door dit consortium uitgevoerd, en met name: (1) screening van genetisch materiaal en de ontwikkeling van een Europees experimenteel netwerk van plantages voor de moleculaire genetica en genomics van populier; (2) fysiologische karakterisatie van opbrengst en productiviteit; (3) karakterisatie van resistentie aan ziekten en pathogenen; (4) detectie van QTL en de ontwikkeling van een consensuskaart voor populier; (5) genomicsbenadering met het oog op de identificatie en de mapping van kandidaat-genen. Dit behelst onder mee transcriptprofilering voor bepaalde ontwikkelingskarakteristieken en het gebruik van microarray-analyse van de `mapping'-ouders na blootstelling aan verschillende biotische en abiotische stressfactoren. Organisaties: • Planten- en vegetatie ecologie • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Reinhart Ceulemans
Hindernisdetectie voor rolwagens. Universiteit Antwerpen Abstract: Hindernisdetectie voor rolwagens. Organisaties: • MENSELIJKE FYSIOLOGIE EN PATHOFYSIOLOGIE • Menselijke fysiologie en pathofysiologie
Onderzoekers: • Victor Claes
Inventarisatiemethodes voor het begroten van de koolstof voorraden en veranderingen in deze voorraden in Europese bossen Universiteit Gent Abstract: ER zal een methode ontwikkeld worden die bodemgegevens uit verschillende bronnen integreert en die kan dienen om de koolstof voorraden in de bodem en veranderingen in die voorraden te monitoren. Het is het eerste, systematische project om de rol van de bodem in de koolstof-cyclus te begroten. Een algemene koolstof balans voor Europese bossen zal eveneens berekend worden. Organisaties: • Vakgroep Geologie en bodemkunde
Onderzoekers: • Eric Van Ranst
Ontwikkeling en efficiëntie-evaluatie van innovatieve dermato-cosmetische lotions met werking op de barrièrefunctie van de huid. (Onderzoeksmandaat (beurs) : Kristien DE PAEPE) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van het huidig project situeert zich in het studiedomein van de barrièrefunctie van de menselijke huid en betreft een industriële toepassing waarbij vernieuwende dermato-cosmetische producten ontwikkeld zullen worden die een waardevolle bijdrage kunnen betekenen tot een meer efficiënte huidverzorging. Hierbij gaat de interesse vooral uit naar het op punt stellen van een sprayformulatie, een galenische vorm die momenteel erg in trek is wegens de hygiënische en gebruiksvriendelijke eigenschappen. De samenstelling van deze lotions dient zodanig te worden geformuleerd dat de producten naast het beoogde beschermend en herstellend effect ook zouden beschikken over reinigende eigenschappen. Een tweede belangrijke vraagstelling in dit onderzoeksproject, is de geschiktheid van de te ontwikkelen lotions voor de impregnatie van papieren neuszakdoekjes. Deze doekjes dienen dan de eigenschappen te bezitten om de barrière van de nasolabiale zone te beschermen en ook te helpen om het genezingsproces te ondersteunen. Om deze doelstellingen te realiseren dienen een aantal biofysische technieken ontwikkeld en verder op punt gesteld te worden. Dit betreft voornamelijk: (i) de technieken om huidreliëfmetingen uit te voeren, (ii) methoden om op niet-invasieve wijze huidstripping mogelijk te maken, (iii) impregnatietechnieken voor cosmetische doekjes, enz. Tevens dient ook een deel basisonderzoek te gebeuren in die domeinen waarvan er tot nu toe geen literatuurgegevens voorhanden zijn. Dit is zeker het geval voor de barrièrefunctie van de nasolabiale zone, zowel onder normale gezonde omstandigheden, als bij een neusverkoudheid. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • VERA ROGIERS
Studie van de moleculaire pathologie van erfelijke perifere zenuwaandoeningen en gerelateerde aandoeningen. (beurs A. JORDANOVA, Bulgarije) Universiteit Antwerpen Abstract: De "research fellowship" van Dr. Albena Jordanova, PhD, staat in verband met het IUAP programma P4/17 "Genetica van normale en abnormale differentiatie". Deze fellowship past ook binnen het nieuwe IUAP programma over "Moleculaire Genetica en Celbiologie" ingediend door Prof. Dr. C. Van Broeckhoven. Peter De Jonghe en Vincent Timmerman zijn leden van de stuurgroep en ook verantwoordelijk voor het gedeelte over erfelijke perifere zenuwaandoeningen. Het project heeft als doel het bestuderen van degeneratieprocessen in het perifeer zenuwstelsel op basis van genen voor de ziekte van Charcot-Marie-Tooth en andere aandoeningen. Kennis over de normale functie en dysfunctie van deze genen zal ons bijdragen tot het begrijpen van de interactie processen van de genproducten bij de vorming en behoud van myeline. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Vincent Timmerman • Peter De Jonghe • Albena Jordanova
Reductie van Fusarium mycotoxinen in de productie- en afzetkolom van graan en maïs Hogeschool Gent Abstract: Mycotoxinen zijn secundaire schimmelmetabolieten (o.a. van Fusarium, Aspergillus en Penicillium species) die chemisch zeer stabiel zijn en de meeste bewerkings- en verwerkingsprocessen weerstaan. Ze kunnen zich op deze wijze gemakkelijk accumuleren in grondstoffen, veevoeders en levensmiddelen of zelfs via vlees of melk van dieren gevoederd met gecontamineerd veevoer, in de voedselketen terechtkomen. Van bepaalde mycotoxinen zijn kleine hoeveelheden als 1 ppb voldoende om toxische effecten bij mens en dier te veroorzaken.Fusarium-species zijn belangrijke mycotoxine-producerende schimmels. Ze produceren meer dan 130 secundaire metabolieten. Veruit de omvangrijkste groep zijn de trichotecenen die verder kunnen opgesplitst worden in 2 groepen (type A: zeer toxisch en moeilijk opspoorbaar en type B: minder toxisch en gemakkelijk opspoorbaar). Andere vaak voorkomende Fusarium mycotoxinen zijn fumonisinen en zearalenonen.Granen en maïs zijn gemiddeld vatbaar tot zeer vatbaar voor diverse Fusarium-soorten (F. graminearum, F. culmorum, F. monoliforme, e.a.). Het koele, vochtige klimaat van NWEuropa favoriseert daarenboven het optreden en verspreiding van diverse Fusarium-soorten bij granen en maïs. Een aantasting van Fusarium leidt niet alleen tot belangrijke economische schade door een verlaagde gewasopbrengst, oogstverliezen, bederf, e.a., maar brengt ook grote gezondheidsrisico's voor mens en dier met zich mee door mogelijke aanwezigheid van mycotoxinen. Het vervoederen van met Fusarium gecontamineerd voeder leidt tot een verminderde voederopname, tragere groei, optreden van verwerpen, problemen met het immuunstelsel en vruchtbaarheid, e.a. al snel tot een productievermindering van 10 tot 40 %.Gezien het grote belang van granen en maïs in Vlaanderen als grondstof voor zowel ruw- en krachtvoeder en het grote economische belang van de veeteelt enerzijds en de relatief grote kans tot contaminatieervan door Fusarium spp. anderzijds, is de kans reëel dat Fusarium mycotoxinen in de grondstoffen van veevoeder en in de voedselketen binnendringen. Het project wil dan ook een bijdrage leveren tot de identificatie, reductie en preventie van Fusarium mycotoxinen in de graan en maïs productie- en afzetketen door zich hierbij zowel te focuseren op de pre- als de post-harvest periode. Het wil op deze manier een bijdrage leveren tot de ontwikkeling van een geïntegreerd controle- en beheersingssysteem voor Fusarium mycotoxinen. Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Plantaardige Productie
Onderzoekers: • Geert Haesaert • Ruth DeVreese
Ontwikkelen van scores of indices voor de biologische kwaliteitselementen 'bentische ongewervelden, macroalgen, angiospermen en fytoplankton' voor de Vlaamse overgangswateren overeenkomstig de Europese kaderrichtlijn Water. Universiteit Antwerpen Abstract: Sinds december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. De kaderrichtlijn Water richt zich op de bescherming van water in alle wateren en stelt zich ten doel dat alle europese wateren tegen 2015 een `goede toestand' hebben bereikt en dat er binnen heel Europa duurzaam wordt omgegaan met water. Deze richtlijn vereist het formuleren van ecologische doelstellingen voor de verschillende types van wateren. Dit project omvat een theoretische studie naar de mogelijkheden om dergelijke ecologische doelstellingen te formuleren. In dit project gaat het om de bepaling van doelstellingen voor verschillende biologische kwaliteitselementen (bentische ongewervelden, angiospermen, macroalgen en fytoplankton) op basis waarvan de verschillende types wateren kunnen opgedeeld worden in waterkwaliteitsklassen. Functioneel-ecologische theorieën zullen gebruikt worden als onderbouwing. Organisaties: • Ecosysteembeheer • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Patrick Meire
Een Europese geintegreerde wetenschappelijke infrastructuur voor de studie van 'global change' effecten op bos- en 'agroforestry' ecosystemen aan de hand van de FACE-technologie. (EUROFACE) Universiteit Antwerpen Abstract: Dit infrastructuur-project ondersteunt en verbetert een reeds bestaande en operationele grootschalige Free Air CO2 Enrichment (FACE) opstelling. Met deze infrastructuur wordt een geintegreerde onderzoeksactiviteit op Europese schaal uitgevoerd met betrekking tot de rol van korteomloop- houtaanplantingen voor de sekwestratie van broeikasgassen onder condities van globale klimaatswijzigingen, en dit in het licht van het Kyoto-protocol. Het onderzoek van de interacties tussen beheersstrategieën (hakhoutcultuur en bemesting) en klimaatswijzigingen is essentieel (i) voor een volledige becijfering van het aandeel van biomassa en energieplantages voor koolstofsekwestratie, en (ii) voor het afwegen van de directe versus indirecte effecten van dit type van landgebruik voor koolstofsekwestratie. Organisaties: • Planten- en vegetatie ecologie • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Reinhart Ceulemans
Risk assessment of brominated flame retardants as suspected endocrine disrupters for human and wildlife health. (FIRE) Universiteit Antwerpen Abstract: Risk assessment of brominated flame retardants as suspected endocrine disrupters for human and wildlife health. (FIRE) Organisaties: • ECOFYSIOLOGIE EN BIOCHEMIE • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Wim De Coen
Opstellen van een synthese rapport van alle monitoring gegevens van de Beneden Zeeschelde ten behoeve van de milieuvergunningsaanvraag en uitwerken van een gedetailleerd monitoringsprogramma. Universiteit Antwerpen Abstract: In het kader van de milieuvergunningsaanvraag voor de baggerwerken in de Beneden Zeeschelde, is een voorpelling van de effecten op het ecosysteem van het storten van baggerspecie vereist. Hieraan gekoppeld is de noodzaak tot monitoring om de verwachte effecten te kunnen kwantificeren. Inventarisatie van de op dit moment voorhanden monitoring-gegevens wordt gedaan, mogelijke effecten worden gedeeltelijk via simulatie opgespoord. Een ecosysteemmodel wordt gebruikt om optimale monitoring (met het oog op het kwantificeren van verwachte effecten) voor te stellen. Organisaties: • Ecosysteembeheer • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Patrick Meire
Assistentie ikv ov 'CYTOKINES LICENCE Agreement'. (zie project WDV33) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Medicijnen - Farmacie Organisaties: • Fysiologie
Onderzoekers: • KRISTIAAN THIELEMANS
Screeningsprogramma naar seksueel overdraagbare aandoeningen en hepatitis B vaccinatie bij prostitue(e)s in de provincie Antwerpen. Universiteit Antwerpen Abstract: In 2000 werd een pilootonderzoek uitgevoerd naar de haalbaarheid van hepatitis B vaccinatie van prostitue( e )s in het Antwerpse. 108 prostitue( e )s namen deel aan dit project. Dit project past binnen een breder gezondheidsvoorlichtings- en opvoedingsproject rond seksueel overdraagbare aandoeningen, condoomgebruik en hygiene. Het project wordt op grotere schaal voortgezet in 2001 in de provincie Antwerpen met een ruimere permanentie en beschikbaarheid van artsen en verpleegkundige. Een structure le financiering wordt nog verder uitgewerkt om de noodzakelijke continuYteit voor dit project te garanderen. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Pierre Van Damme
Opwekken van cellulaire immuniteit tegen de regulatorische genproducten Tat en Rev als strategie voor eradicatie van HIV.
Universiteit Antwerpen Abstract: Bij HIV-seropositieve personen zonder ziekteprogressie is er een sterke HIV-specifieke CD4+ en CD8+ T-celimmuniteit. Anderzijds worden bij personen met een progressief ziekteverloop ook HIV-specifieke CD8+ cytotoxische T-lymfocyten (CTL) aangetoond, maar deze cellen blijken functioneel deficiënt. Dit suggereert dat het kwalitatief verbeteren en versterken van T celresponsen gericht tegen HIV het ziekteverloop gunstig zou kunnen beïnvloeden. De huidige schema's van `highly active anti-retroviral therapy' (HAART) onderdrukken virale replicatie, maar er is geen volledige viruseradicatie. Bovendien vermindert HAART de anti-HIV CTL respons en ziet men geen complete reconstitutie van HIV-specifieke CD4+ T-helpercellen. Het opwekken van een sterke cellulaire immuunrespons gericht tegen de regulatorische HIV virus eiwitten Tat en Rev zou van bijzonder belang kunnen zijn voor de viruseliminatie. Het hoofddoel van dit project is dan ook de ex vivo sensitisatie van T cellen van HAART patiënten via het opladen van autologe monocyt-afgeleide dendritische cellen (Mo-DC) met het mRNA coderend voor de regulatorische Tat en Rev eiwitten alleen of in combinatie met het structurele Gag eiwit. Hierbij zijn we niet alleen geïnteresseerd in de inductie van CD8+ HIV-specifieke CTL, maar ook in de specifieke conditionering van DCs voor de activatie van CD4+ T helpercellen die de anti-HIV CTL respons in de hand kunnen werken of versterken. Ruime ervaring werd reeds opgedaan met het in vitro kweken van dendritische cellen, alsook met de electroporatie transfectietechniek die gebruikt zal worden voor het opladen van de bekomen dendritische cellen met HIV-1 mRNA. In dit project willen we dan ook aantonen dat het opwekken en/of versterken van een cellulaire immuunrespons tegen de vroeg tot expressie komende HIV eiwitten Tat en Rev een sleutelrol speelt in de ontwikkeling van een HIV immunotherapie. Organisaties: • Hematologie en bloedtransfusie • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Robert Colebunders • Zwi Berneman • Vigor F I Van Tendeloo
Identificatie en karakterisatie van genetische factoren die bijdragen tot neurodegeneratieve hersenziekten. Universiteit Antwerpen Abstract: Identificatie en karakterisatie van genetische factoren die bijdragen tot neurodegeneratieve hersenziekten. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Marc Cruts • Christine Van Broeckhoven • Samir Kumar-Singh
Identificatie van een gen voor bipolaire affectieve aandoening in chromosoomregio 8q24. Universiteit Antwerpen Abstract: Identificatie van een gen voor bipolaire affectieve aandoening in chromosoomregio 8q24. Organisaties: • Centrum medische genetica • Medische Genetica (MEDGEN)
Onderzoekers: • Markus Nöthen • Sven Cichon
Studie van de prevalentie en van de prognostische/predictieve waarde van de heterogeniteit van vascularisatie/angiogenese-afhankelijkheid in primaire borsttumoren en in metastasen van borst- en coloncarcinomen bij de mens. Universiteit Antwerpen Abstract: Studie van de prevalentie en van de prognostische/predictieve waarde van de heterogeniteit van vascularisatie/angiogeneseafhankelijkheid in primaire borsttumoren en in metastasen van borst- en coloncarcinomen bij de mens. Organisaties: • Anatomopathologie • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Peter Vermeulen
Rol van abscisinezuur in de gevoeligheid van tomaat voor breedspectrum pathogenen en arbusculaire mycorrhizae. Universiteit Antwerpen Abstract: Abscisinezuur (ABA) is een plantenhormoon dat , naast ethyleen en jasmonaat, een belangrijke rol speelt in de interactie tussen de plant en pathogene micro-organismen. Uit voorafgaand onderzoek aan de RUG is gebleken dat ABA mutanten veel resistenter zijn tegen Botridis cinerea en Sclerotinia sclerotiorum dan WT tomaten, maar geen verschil in gevoeligheid vertonen voor de biotrofe pathogeen Oidium lycopersici. De hypothese die we in dit onderzoek wensen te onderzoeken is dat (bepaalde) breedspectrum pathogenen na infectie een daling van het ABA gehalte verhinderen door zelf ABA te produceren of ABA productie door de plant te stimuleren (of afbraak door de plant te verhinderen) waardoor afweerreacties van de plant worden onderdrukt. Dit zou kunnen verklaren waarom interacties met deze pathogenen doorgaans compatiebeler zijn. Bovendien willen wij bekijken of breedspectrum AM een analoog mechanisme gebruiken om plant-afweer te onderdrukken. Organisaties: • Plantenbiochemie • Plantengroei en -ontwikkeling
Onderzoekers: • Els Prinsen
Preventie van in-stent restenose gebruik makend van anti-proliferatieve farmaca. Universiteit Antwerpen Abstract: Het optreden van in-stent restenose is een beperking van de percutane behandelingstechnieken van coronaire atheromatose. Dit project is gericht op de ontwikkeling van 'enkelvoudige' en 'meervoudige' direct bedekte, farmaca afgevende coronaire stents. Selectieve modulatie van oxidatieve stress, gladde spiercelmigratie en proliferatie, en endotheelcelregeneratie door enkelvoudige of combinaties van locaal via stent toegediende molecules worden met dit doel onderzocht. Het project omvat zowel materiaalkundige, farmacokinetische als in-vitro en in-vivo biologisch onderzoek. Organisaties: • Cardiologie • Translationeel pathofysiologisch onderzoek (TPR)
Onderzoekers: • Johan Bosmans
Studie van de relatie tussen amyloid en tau pathologie in AD muismodellen. Universiteit Antwerpen Abstract: Recent beschreven wij een agressieve vorm van AD, veroorzaakt door een nieuwe APP mutatie (APP T714I) die direct betrokken is bij de g-secretase processing van APP. Deze mutatie heeft het meest drastische effect ooit beschreven op de Ab42/Ab40 ratio in vitro (~11x) en gaat gepaard met een overvloedige afzetting van voornamelijk niet-fibrillaire pre-amyloid plaques hoofdzakelijk bestaande uit Ab42 en een neuronale pathologie. Vermits Ab42 cruciaal is bij de ontwikkeling van AD pathologie en bestaande muismodellen meer Ab40 dan Ab42 afzetten, zijn we van plan om transgene APPT714I muizen te genereren die eventueel zowel amyloid als tau pathologie ontwikkelen om de relatie tussen de eventueel verschillende amyloid afzettingen en neuronale pathologie te bestuderen. We hebben APP695 T714I cDNA constructen gegenereerd in pBluescript SKII onder de controle van een PDGF promotor en aangetoond dat deze constructen geëxpresseerd worden in transient getransfecteerde HEK293 cellen. Microinjecties in pre-nucleaire embryo's (1,5 dag) van superovulated Bl6XCBA en Bl6XD2 muizen werden uitgevoerd en founders gegenereerd. Op dit ogenblik worden transgene lijnen gegenereerd en geselecteerd o.b.v. PCR en Southern blotting en finaal o.b.v. Ab42/Ab40 ratio's gemeten in het plasma m.b.v. ELISA. Ab42/Ab40 ratio's in het plasma zal bestudeerd worden op de leeftijd van 3, 6 en 12 maanden. Het APP metabolisme zal bestudeerd worden via Western blot analyse van hersenlysaten en in neuronale celculturen van 14 dagen oude embryo's, zoals beschreven in onze vorige studies. Ook massaspectrometrie zal worden toegepast op selecte in vitro en in vivo experimenten m.b.v. eerder beschreven methodologie. Gedrag- en cognitiestudies zullen uitgevoerd worden op de leeftijd van 3, 6 en 12 maanden m.b.v. de Morris water-maze test, spatial reference memory task en de Y-maze test, zoals voorheen beschreven. Gebruik makend van methoden beschreven in onze vorige studies op APP692 muizen zullen heterozygote, homozygote en littermate controle APP T714I muizen worden opgeofferd op de leeftijd van 3, 6 en 12 maanden, en zullen hersenen en andere organen gefixeerd en geanalyseerd worden m.b.v. klassieke histochemie. Histologische bevestiging van Ab deposities in de hersenen zal bekomen worden via IHC. Hoge resolutie licht- en elektronenmicroscopische studies zullen toegepast worden om vroege symptomen van neurodegeneratie te bestuderen. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Jessie Theuns
Regulatie van bacteriële auxine biosynthese. Universiteit Antwerpen Abstract: Auxinen, en meer specifiek indool-3-azijnzuur, worden aangemaakt in planten, schimmels en bacteria. Enkel voor planten is de fysiologische rol en de signaaltransductiecascade intens bestudeerd. De regulatie van de auxinebiosynthese is echter weinig begrepen. Het voorgestelde project beoogt de regulatie van IAA-biosynthese in Azospirillum brasilense te ontrafelen. Hiertoe worden experimenten op 3 niveaus uitgvoerd: (1) regulatie van ipdC genexpressie, (2) biochemische studie van het gezuiverde IPyA-decarboxylase en (3) kwantitatieve analyse van IAA metabolieten en mRNA's, overeenkomend het het IPyA-decarboxylase en regulatoreiwitten betrokken bij de ipdC expressie,onder strikt gecontrolleerde omgevingsomstandigheden. Organisaties: • Plantenbiochemie • Plantengroei en -ontwikkeling
Onderzoekers: • Els Prinsen
Effecten van biodiversiteit en klimaatsopwarming op koolstofopslagmechanismen in terrestrische ecosystemen. Universiteit Antwerpen Abstract: De twee onderzoeksgroepen wensen de koolstofbalans (`sources' en `sinks') en C-fluxen te kwantificeren van een specifiek vegetatietype (nl. een gematigd graslandecosysteem) aan de hand van een centraal experimenteel platform, geconstrueerd door de UIA-onderzoeksgroep. Er wordt geopteerd voor een geïntegreerde, procesmatige benadering van alle belangrijke componenten van de C-sekwestratie-pathway, met inbegrip van de rol van vegetatie, micro-organismen en bodem. In dit platform voor gezamelijk gebruik door de twee onderzoeksgroepen, worden verschillende `global change' scenario's experimenteel gesimuleerd (verlies van biodiversiteit, klimaatsopwarming, en de combinatie van beide). Studies worden uitgevoerd op de C-cyclus (assimilatie, respiratie, opslag in biomassa en bodem-pools, residentietijd), op ondergrondse allocatieprocessen (wortelproductie, groei en turnover van fijne wortels, C-exudatie) en op trofische relaties (microbieel C-gebruik en -immobilizatie, verschillen tussen decompositie door bacteriën en fungi). Zowel biogeochemische als biotische interacties tussen plantendiversiteit en klimaatsverandering komen aan bod, met nadruk op verschuivingen tussen nutriëntenopname door planten en bacteriële immobilisatie, en op soortspecifieke veranderingen in de fenologie van planten t.g.v. blootstelling aan een gewijzigd temperatuursregime. Organisaties: • Planten- en vegetatie ecologie • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Ivan Nijs • Reinhart Ceulemans
Design, synthese en evaluatie van inhibitoren van nucleoside hydrolasen en validatie van deze enzymen als doelwit bij het onderzoek naar nieuwe anti-parasitaire verbindingen. Universiteit Antwerpen Abstract: Nucleoside hydrolasen zijn belangrijke enzymen in de purine 'salvage pathway' van parasieten als plasmodia en trypanosoma. Ze komen niet voor bij mammalia. Inhibitoren van deze enzymen met iminoribitol en cyclopenteen basisstructuren worden ontworpen op basis van moleculaire modelering an aanbgemaakt.Ze worden getest als inhibitoren van nucleoside hydrolasen en als antiparasitaire verbindingen Organisaties: • Medicinale chemie • Medicinale chemie (UAMC)
Onderzoekers: • Achiel Haemers • Koen Augustyns
Vergelijkend experimenteel en celbiologisch onderzoek naar de onderliggende mechanismen verantwoordelijk voor de effecten van een aantal sporenelementen (Sr, La, Al) op het botmetabolisme/-mineralisatie bij chronische nierinsufficiëntie.
Universiteit Antwerpen Abstract: Vergelijkend experimenteel en celbiologisch onderzoek naar de onderliggende mechanismen verantwoordelijk voor de effecten van een aantal sporenelementen (Sr, La, Al) op het botmetabolisme/-mineralisatie bij chronische nierinsufficiëntie. Organisaties: • Nefrologie • Pathofysiologie
Onderzoekers: • Patrick D'Haese • Marc De Broe
Ontwikkelingsstabiliteit als maat voor individuele kwaliteit bij de Koolmees (Parus major) : een challenge experiment. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project beoogt een bijdrage te leveren tot de kennis over de relatie tussen ontwikkelingsstabiliteit en individuele kwaliteit. Dit gebeurt a.h.v. een experimentele studie naar de stressgevoeligheid van verschillende kenmerken en ontwikkelingsstadia. Hiertoe worden individuele Koolmezen onderworpen aan een milde stressbehandeling (zogenaamd `challenge experiment'), welk erop gericht is het bufferend vermogen tijdens de ontogenie te verlagen (wat zich manifesteert in een verhoogde mate van fluctuerende asymmetrie) evenwel zonder rechtstreeks op fitness in te werken. Dit laat ons toe om de mate van asymmetrie van verschillende kenmerken te vergelijken bij vergelijkbare omgevingsstress, en om asymmetrische ontwikkeling (als maat voor ontwikkelingsstabiliteit) te relateren aan individuele fitness. Veronderstelde stresseffecten worden gevalideerd aan de hand van een onafhankelijke biologische dataset (fysiologische respons variabelen). Organisaties: • Dierenecologie • Dierenecologie
Onderzoekers: • Erik Matthysen • Luc Lens
Structuur-activiteitsrelatie onderzoek gecorreleerd met biologische beschikbaarheid van proanthocyanidines als nutritionele antioxidantia. Universiteit Antwerpen Abstract: Structuur-activiteitsrelatie onderzoek gecorreleerd met biologische beschikbaarheid van proanthocyanidines als nutritionele antioxidantia. Organisaties: • Farmacognosie en fytochemie • Farmacognosie, Functionele voeding en Farmaceutische Analyse (NatuRA)
Onderzoekers: • Tessa De Bruyne • Arnold Vlietinck • Dirk Vanden Berghe
Onderzoek naar de onderliggende mechanismen verantwoordelijk voor (i) chronisch entfalen na niertransplantatie (ii) interactie tussen tumorcellen en stromale cellen (iii) partiële bescherming van chronische nierinsufficiëntie na ischemie. Universiteit Antwerpen Abstract: Onderzoek naar de onderliggende mechanismen verantwoordelijk voor (i) chronisch entfalen na niertransplantatie (ii) interactie tussen tumorcellen en stromale cellen (iii) partiële bescherming van chronische nierinsufficiëntie na ischemie. Organisaties: • Nefrologie • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Marc De Broe • Eric Van Marck • An Van Rompay • Jean-Louis Bosmans • Peter Vermeulen
Studie van de rol van chromogranine A en B in de biogenese en het functioneren van secretorische vesikels en als prohormonen. Universiteit Antwerpen Abstract: Studie van de rol van chromogranine A en B in de biogenese en het functioneren van secretorische vesikels en als prohormonen. Organisaties: • Nefrologie • Neurofarmacologie
Onderzoekers: • Etienne Nouwen
Invloed van de microbiële intestinale flora en de blootstelling aan polluenten op de ontwikkeling van atopie en astma bij zuigelingen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het toenemend voorkomen van allergische aandoeningen bij kinderen wordt toegeschreven aan een 'Westerse levensstijl'. Verminderde blootstelling aan bacterien op jonge leeftijd, verhoogde blootstelling aan chemicalien en luchtverontreiniging kunnen allergische aandoeningen induceren. Recent werden bij allergische kinderen verschillen in de darmflora vastgesteld. De invloed van verschillende aspekten van een 'Westerse levensstijl' op de microbiele flora zal vanaf de geboorte worden onderzocht en in verband worden gebracht met het ontstaan van atopie en astma. Organisaties: • Kindergeneeskunde • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Kristine Desager • Herman Goossens
Genetische merkers voor osteoporosis (GENOMOS). Universiteit Antwerpen
Abstract: Osteoporose is een frequente leeftijdsgebonden aandoening met een sterke genetische component. Genpolymorfismen die geassocieerd zijn met de ziekte zijn de meest belovende risicofactoren. Het doel van dit project is het effect van risicogenen voor osteoporose te kwantificeren, de invloed van calciumopname op deze effecten na te gaan alsook het effect van genotype op respons met hormoonvervangingstherapie te bestuderen. Meta-analyse van de grootste populatiestudie in Europa zal gebruikt worden om kleine maar klinisch relevante risico's op te sporen. Het project zal resulteren in een collectie van risicoallelen voor osteoporose met gekwantificeerde risico's hetgeen de risico inschatting voor osteoporose zal verbeteren. Organisaties: • Centrum medische genetica • Medische genetica van obesitas en skeletaandoeningen (MGENOS)
Onderzoekers: • Wim Van Hul
Non-peptide inhibitors of DPP IV and type II diabetes. Universiteit Antwerpen Abstract: Non-peptide inhibitors of DPP IV and type II diabetes. Organisaties: • Medicinale chemie • Medicinale chemie (UAMC)
Onderzoekers: • Achiel Haemers
Het zelf-afgenomen vaginale uitstrijkje ter vervanging van het cervicale uitstrijkje : fictie of mogelijkheid. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van het voorgestelde project, omvat meerdere facetten: -het onderzoeken van de correlatie tussen HPV status bij een cervicale en een vaginale staalafname, onder optimale omstandigheden, dat wil zeggen bij afname van beide sta1en door de huisarts, tevens wordt bestudeerd welke factoren de correlatie tussen cervicaal en vaginaal staal beInvloeden (bijvoorbeeld hormonale factoren, fysische factoren als condoom- of tampongebruik). -het onderzoeken van de haalbaarheid van ze1fafname in de huisartspraktijk (zowel voor patienten als voor artsen) en dit II in het veld" : met a11e praktische moeilijkheden met betrekking tot transport, manipulatie en bewaring van sta1en. Organisaties: • Medische oncologie, radiotherapie en gynaecologische oncologie • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Jan Vermorken
Uitwerking van een integraal waterbeheer in het kader van de actualisatie van het SIGMAPLAN voor de Zenne op Vlaams grondgebied. Universiteit Antwerpen Abstract: Uitwerking van een integraal waterbeheer in het kader van de actualisatie van het SIGMAPLAN voor de Zenne op Vlaams grondgebied. Organisaties: • Ecosysteembeheer • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Patrick Meire
'Monitoring van ontwikkelingen in slik- en schorgebieden in de Zeeschelde' in het kader van : 1) de baggerstortvergunning op de platen van Doel en Boomke; 2) het afgraven van de Ketenissepolder. Universiteit Antwerpen Abstract: 'Monitoring van ontwikkelingen in slik- en schorgebieden in de Zeeschelde' in het kader van : 1) de baggerstortvergunning op de platen van Doel en Boomke; 2) het afgraven van de Ketenissepolder. Organisaties: • Ecosysteembeheer • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Patrick Meire
Activiteitsafhankelijke synaptische en niet-synaptische plasticiteit in het cerebellum. Universiteit Antwerpen Abstract: Activiteitsafhankelijke synaptische en niet-synaptische plasticiteit in het cerebellum. Organisaties: • Theoretische neurobiologie • Theoretische neurobiologie en neuroengineering
Onderzoekers: • Erik De Schutter
Resistentie en gebruik van antibiotica in het Middellandse-Zeegebied (ARMed). Universiteit Antwerpen Abstract: Gedurende 48 maanden zullen resistentie gegevens verzameld worden in de landen van het Middellandse- Zeegebied. De resultaten zullen onderworpen worden aan een programma voor kwaliteitscontrole. Epidiomiologische factoren die een invloed uitoefenen op de ontwikkeling van resistentie zullen in de studie betrokken worden. Gebruikscijfers van antibiotica zullen verzameld worden volgens de methode die ook in het Europese ESAC project gehanteerd wordt en het beleid in verband met infectiecontrole zal bestudeerd worden zoals in het HARMONY project wat de koppeling van de ARMed database met bestaande Europese databases zal vergemakkelijken. Organisaties: • Medische microbiologie • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Herman Goossens
Identificatie en karakterisatie van genen verantwoordelijk voor osteopetrose.
Universiteit Antwerpen Abstract: De algemene doelstelling van dit project is een bijdrage te leveren aan de kennis van de processen die de balans tussen botaanmaak en botafbraak reguleren. Dit zal concreet gebeuren door de identificatie en karakterisatie van genen verantwoordelijk voor osteopetrose, een ziektebeeld gekenmerkt door een deficiënte botresorptie wat resulteert in een verhoogde botdensiteit. Dit zal nagestreefd worden voor zowel de humane vormen van osteopetrose als de tl/tl en ia/ia osteopetrose ratmodellen. Organisaties: • Centrum medische genetica • Medische genetica van obesitas en skeletaandoeningen (MGENOS)
Onderzoekers: • Wim Van Hul • Liesbeth Van Wesenbeeck
Moleculair mechanisme dat de S4 beweging vertaalt in kanaalopening in spanningsgevoelige ionenkanalen. Universiteit Antwerpen Abstract: Bij spanningsafhankelijk ionenkanalen wordt door de beweging van S4 (spanningssensor) een soort poort in de kanaalporie geopend (of gesloten). De grote verscheidenheid aan spanningsafhankelijke stroomactivatie is waarschijnlijk te wijten aan een onderlinge variatie in het `gating' mechanisme. De doelstelling van dit project is een beter inzicht te verkrijgen in het `gating' mechanisme, meer bepaald in het verbindingsmechanisme (link) tussen de beweging van de spanningssensor (S4) en de moleculaire conformatie die leidt tot het openen en/of sluiten van het kanaal. Hierbij worden twee types van potentiaalgeactiveerde kanalen onderzocht nl. Shaker en HCN, die een gelijkaardige algemene structuur vertonen maar sterk verschillend activeren. In beide typen wordt het gebied van S4 tot en met S6 als kandidaat-domein voor het verbindingsmechanisme geviseerd. Het verschil in `gating' mechanisme zal vnl. gekwantificeerd worden aan de hand van de elektrofysiologische parameters van de ionenstroom in combinatie met chimere kanalen, site directed mutagenese, cysteïne scanning (SCAM) en site directed fluorescentie. Voor deze studie wordt vnl. hKv1.5 als Shaker type, en HCN1 als HCN kloon gebruikt. Organisaties: • Moleculaire biofysica, fysiologie en farmacologie • Moleculaire biofysica, fysiologie en farmacologie
Onderzoekers: • Alain J F E Labro • Dirk Snyders
Studie van de spatiale en temporele dimensie van patroonwijzigingen in de neotropische bosvegetatie van het Braziliaanse Amazonegebied: kwantifi-cering van ontbossing, fragmentatie en hergroei. Universiteit Antwerpen Abstract: Het onderzoeksvoorstel omvat de studie van het ruimtelijk patroon van het neotropisch regenwoud, met nadruk op ontbossings-, fragmentatie- en hergroei-aspecten. Er wordt gebruik gemaakt van teledetectiegegevens (satellietbeelden) die toelaten de patroonwijzigingen te kwantificeren in ruimte en tijd, en op verschillende schaalniveaus. Organisaties: • Planten- en vegetatie ecologie • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Jan Bogaert • Reinhart Ceulemans
Ontwikkeling, farmakokinetische, in-vitro en in-vivo evaluatie van 'multi-component' direct gecoate endovasculaire stents. Universiteit Antwerpen Abstract: Het optreden van in-stent restenose is een beperking van de percutane behandelingstechnieken van coronaire atheromatose. Dit project is gericht op de ontwikkeling van 'enkelvoudige' en 'meervoudige' direct bedekte, farmaca afgevende coronaire stents. Selectieve modulatie van oxidatieve stress, gladde spiercelmigratie en proliferatie, en endotheelcelregeneratie door enkelvoudige of combinaties van locaal via stent toegediende molecules worden met dit doel onderzocht. Het project omvat zowel materiaalkundige, farmacokinetische als in-vitro en in-vivo biologisch onderzoek. Organisaties: • Cardiologie • Translationeel pathofysiologisch onderzoek (TPR)
Onderzoekers: • Johan Bosmans • Christiaan Vrints
Identificatie van genen betrokken bij affectieve stoornissen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project bestaat erin genen betrokken in bipolaire stoornissen (BP) te identificeren en te karakteriseren. Vanuit kandidaatregio's voor BP, die bepaald werden door middel van genomische zoektochten, zal dit bewerkstelligd worden door gebruik te maken van positionele kloneringstechnieken. Een belangrijk hulpmiddel hierbij is de allelische associatie methode die toelaat de kandidaatgebieden tot een minimum te herleiden door SNPs te genotyperen in grote populaties van zieke en gezonde personen. De populaties waar wij over beschikken zijn van Belgische- en noord Zweedse oorsprong. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Toegepaste Moleculaire Genomica
Onderzoekers: • Jurgen Del-Favero
Het effect van grootte op de bewegingen van het kaaksysteem van katvissen tijdens de voedselopname: een hogesnelheids cineradiografische studie. Universiteit Antwerpen Abstract: Dat grootte een belangrijk effect op de werking van organismen is reeds lang gekend. Er zijn echter maar zeer weinig studies die het effect van grootte op de bewegingen van de kaken bij vissen tijdens de voedselopname hebben onderzocht. Dit is echter essentieel om vergelijkende studies correct te kunnen interpreteren. Daar de voedselopname bij vissen een complex en zeer rap fenomeen is zal dit onderzocht worden door middel van hoge-snelheids-cineradiografie.
Organisaties: • Functionele morfologie • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Anthony R Herrel
Fenotypische karakterisering van een nieuw muismodel voor de ziekte van Alzheimer gebruik makend van histopathologie en in vivo MR beeldvorming. Universiteit Antwerpen Abstract: Recent identificeerden we een nieuwe mutatie in een gen voor de ziekte van Alzheimer (AD) dat aanleiding geeft tot amyloid ß (Aß) depositie in de hersenen in de vorm van niet-fibrillaire diffuse plaques, in plaats van de klassieke compacte plaques. De zeer ernstige presentatie van AD bij deze patiënten stemt goed overeen met recente in vitro data die suggereren dat vroege Aß conformaties de meest pathologische vorm van Aß zijn. We willen deze hypothese testen aan de hand van een correlatieve neuropathologische, biochemische, en neuro MRI studie van een nieuw muismodel waarin deze mutant tot overexpressie werd gebracht. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Anne Marie Van Der Linden • Samir Kumar-Singh
Identificatie en karakterisatie van genen voor erfelijke perifere neuropathieën. Universiteit Antwerpen Abstract: De erfelijke perifere neuropathieën zijn zowel klinisch als genetisch zeer heterogeen. Dit project heeft als doel de identificatie en karakterisatie van nieuwe genen en pathogene mutaties verantwoordeljk voor erfelijke perifere neuropathieën. Dit zal leiden tot een beter inzicht in de neurobiologische aspecten van het perifeer zenuwstelsel en biedt nieuwe mogelijkheden voor DNA diagnostiek en genotype/fenotype correlaties. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Neurogenetica
Onderzoekers: • Eva E.P. Nelis
Identificatie en karakterisatie van genen verantwoordelijk voor twee verschillende vormen van erfelijke slechthorendheid. Universiteit Antwerpen Abstract: Slechthorendheid is een zeer frequent voorkomende aandoening die miljoenen mensen aantast. Genetische factoren spelen een belangrijke rol in de etiologie van erfelijke slechthorendheid. Op dit moment is er geen algemeen aanvaarde en efficiënte therapie voor een groot deel van de patiënten. De ontwikkeling van nieuwe en betere therapieën kent nauwelijks vooruitgang door een gebrek aan kennis van de biologische basis van het gehoorproces en de pathofysiologie van het slechthorendheid. De bedoeling van dit project is de identificatie en functionele studie van 2 genen verantwoordelijk voor slechthorendheid. In dit project maken we gebruik van twee families met erfelijke slechthorendheid. Een Indonesische familie vertoont een karakteristiek verlies van de hoge frequenties met een progressie naar het volledige frequentiespectrum. Het gen verantwoordelijk voor slechthorendheid werd gemapt op chromosoom 1, in een regio van 8cM. Verschillende kandidaatgenen zijn reeds onderzocht, doch zonder het vinden van een belangrijk ziekteveroorzakende mutatie. Een Nederlandse familie vertoont verlies van de middenfrequenties zonder enig progressief verloop. Het ziekteveroorzakende gen bij deze familie is gelegen in de buurt van het COL11A2-gen dat verantwoordelijk is voor verschillende vormen van erfelijke slechthorendheid. Mutatieanalyse toonde echter aan dat COL11A2 niet het ziekteveroorzakende gen is bij de Nederlandse familie V.H.. De strategie die in dit project gevolgd zal worden, is grotendeels vergelijkbaar in de twee families. Enkel bij de Indonesische familie zal nog een voorafgaande verkleining van de kandidaatregio gerealiseerd worden door het analyseren van originele merkers op additionele DNA-stalen, die geïsoleerd zullen worden tijdens een verblijf in Indonesië. Een verdere verkleining bij beide families zal bereikt worden door de analyse van additionele merkers op het beschikbare DNA. De strategie van dit project is grotendeels gebaseerd op de resultaten van het Humaan Genoom Project waarin een groot deel van de humane genoomsequentie reeds werd bepaald. Momenteel is de sequentie echter nog onvolledig en onnauwkeurig. Indien een stuk sequentie ontbreekt, zal een BAC-contig van deze regio worden opgesteld en voor sequentiebepaling aan het HGP aangeboden worden. Wanneer de sequentie gekend is kunnen d.m.v. computeranalyse genen voorspeld worden. Tenslotte zal een een lijst van kandidaatgenen opgesteld worden en zal op basis van verschillende criteria zoals expressie in het binnenoor en hun vermoedelijke functie een rangorde voor mutatie analyse gemaakt worden. Wanneer een gen geïdentificeerd is zullen we dit gen onderzoeken op functionele domeinen en op homologie met andere gekende genen. Naast het bestuderen van het expressiepatroon zal een knock-out muis worden gemaakt. Welk gen gebruikt zal worden voor de constructie van de knock-out, is afhankelijk van het tijdstip waarop deze geïdentificeerd worden alsook van het type van mutatie. Een gedetailleerde analyse van de knockout muis zal uiteindelijk meer inzicht moeten verwerven over de functie van het gen. Organisaties: • Centrum medische genetica • Menselijke moleculaire genetica
Onderzoekers: • Guido Van Camp • Rikkert Snoeckx
Identificatie van subtelomere rearragmenten. Universiteit Antwerpen Abstract: Mentale retardatie komt voor bij naar schatting 1-3% van de totale bevolking. Cytogenetisch onzichtbare subtelomere afwijkingen veroorzaken 5-10% van alle gevallen van idiopathische mentale retardatie. Het opsporen van herschikkingen in deze genrijke subtelomere regio's is belangrijk zowel vanuit diagnostisch als vanuit wetenschappelijk oogpunt. Doel van dit onderzoek is mentale retardatie patiënten te screenen op het voorkomen van deze subtelomere deleties en na te gaan welke genen gedeleteerd zijn.Tevens zal een nieuwe, snellere diagnostische methode op punt gesteld worden. Organisaties: • Centrum medische genetica • Cognitieve Genetica (COGNET)
Onderzoekers: • Frank Kooy
Genetische analyse van kandidaatgenen voor viscerale obesitas en geassociëerde comorbiditeit.
Universiteit Antwerpen Abstract: Abdominale of viscerale obesitas, een belangrijke risicofactor voor cardiovasculaire pathologie en type 2 diabetes, is gedeeltelijk genetisch bepaald. Door associatie- en koppelingsstudies van een aantal polymorfismen in kandidaatgenen voor obesitas, en mutatie-analyse in extreem obesen, willen we trachten genen te identificeren die een rol spelen in abdominale vetopstapeling en de ontwikkeling van geassociëerde comorbiditeit. Organisaties: • Endocrinologie, stofwisseling en nutritiepathologie • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Wim Van Hul • Luc Van Gaal
INPLANBEL : Invasieve Planten in België : Patronen, Processen en Monitoring. Universiteit Antwerpen Abstract: De specifieke doelstellingen van dit project zijn (1) een synthese verschaffen van het fenomeen planteninvasie in België onder de vorm van een gestructureerde lijst van exotische soorten en een evaluatie van hun succes; (2) het identificeren van universeel geldige principes van biologische invasie via een gecombineerde analyse van ecofysiologische soort- en gemeenschapskarakteristieken; (3) een gedetailleerde analyse van de verspreiding van een set van invasieve soorten op landschapsniveau, met het oog op een beter begrip van de relatie tussen invasie en landgebruik; (4) een analyse van de gevolgen van invasieve soorten voor ecosystemen. Organisaties: • Planten- en vegetatie ecologie • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Ivan Nijs
Interventions for improving adherence to treatment recommendations in people with type 2 diabetes mellitus. Universiteit Antwerpen Abstract: Interventions for improving adherence to treatment recommendations in people with type 2 diabetes mellitus. Organisaties: • Huisartsgeneeskunde • Eerstelijns - en interdisciplinaire zorg Antwerpen (ELIZA)
Onderzoekers: • Paul Van Royen
Dynamiek van waterplanten en nutrienten in de bovenstroomse gebieden van het Schelde bekken Universiteit Antwerpen Abstract: Dynamiek van waterplanten en nutrienten in de bovenstroomse gebieden van het Schelde bekken Organisaties: • Ecosysteembeheer • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Patrick Meire
Verandering van de biogeochemie van zware metalen in overstromingsgebieden: biobeschikbaarheid, toxiciteit en risico. Universiteit Antwerpen Abstract: In de omgeving van waterlopen kunnen beschikbare laaggelegen gebieden beschouwd worden als een mogelijkheid om rivierwater tijdelijk te collecteren bij hoge waterstanden en zo het overstromingsgevaar voor bewoonde gebieden te minimaliseren. De aanleg van waterrijke gebieden of gecontroleerde overstromingsgebieden past ook in het concept van 'Integraal Waterbeheer' . Het is tegelijk een mogelijkheid om habitats voor specifieke planten- en diersoorten te creëren. Omwille van industriële activiteiten in de nabijheid van waterlopen blijken water, bodem en sedimenten echter dikwijls met metalen gecontamineerd te zijn. Dit kan resulteren in beperkingen voor de ecosysteemontwikkeling of verhoogde overdracht van zware metalen naar de voedselketen. Gezien metalen accumuleren, kunnen waterrijke gebieden slechts duurzaam ontwikkeld worden als processen die de metaalmobiliteit beïnvloeden voldoende gekend zijn en voorspellingen omtrent metaalgedrag mogelijk zijn. In het merendeel van de gevallen kunnen echter verschillende overstromingsregimes, zoals periodieke of permanente overstroming, in beschouwing genomen worden. Dit heeft een impact op de mobiliteit, biobeschikbaarheid en toxiciteit van zware metalen. De mogelijke ontwikkelingsscenario's bij toepassing van verschillende overstromingsregimes worden dan ook geregeld in vraag gesteld door beleidsbepalende instanties, vooral indien het verontreinigde gebieden betreft. Daarom is een diepgaand inzicht in de processen die de metaalmobiliteit beïnvloeden noodzakelijk om voorspellingen te kunnen doen omtrent de gevolgen van de verschillende beheersopties op metaalbiobeschikbaarheid, toxiciteit en ecosysteemontwikkeling. Dit onderzoek heeft dan ook als doelstelling bij te dragen tot de ontwikkeling van beleidsgerichte modellen, die in staat zijn op eenduidige en transparante wijze vragen hieromtrent te beantwoorden. De modellen moeten het mogelijk maken bij het ontwerp van gecontroleerde overstromingsgebieden onder verschillende scenario's voorspellingen te doen omtrent het gedrag van metalen en de ecosysteemontwikkeling. Ze moeten tevens toelaten te evalueren of en onder welke omstandigheden ecosysteemontwikkeling nog aanvaardbaar zal zijn. Bovendien zullen criteria opgesteld worden om de risico's in te schatten, voortvloeiend uit de keuze van verschillende beleidsopties bij de aanleg van waterrijke gebieden in verontreinigde milieus. Om deze doelstellingen te bereiken, zullen gegevens en procesinformatie verzameld worden betreffende het gedrag van metalen in abiotische en biotische compartimenten, ecotoxiciteit en ecosysteemontwikkeling bij toepassing van verschillende overstromingsregimes op gronden en sedimenten, verschillend in karakteristieken en verontreinigingsgraden. De verzamelde gegevens, ontworpen modellen en criteria zullen neergeschreven worden in een boek en op CD-rom worden gezet. De resultaten zullen doorgegeven worden aan verschillende nationale en internationale onderzoeksinstituten en beleidsorganen. Tenslotte zal een werkgroep bijeengeroepen worden om de problematiek te bespreken met nationale en internationale vertegenwoordigers van verschillende milieugerichte departementen. Organisaties: • Ecosysteembeheer • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Patrick Meire
Functionele analyse van Chondrolectine door het genereren van knock-out-muizen en in vitro-experimenten. Universiteit Antwerpen
Abstract: Het muizen-Chondrolectine (Chodl) is een nieuw type Ia transmembranair C-type lectine dat sterk tot expressie komt in verschillende embryonale stadia en skeletspierweefsel. De biologische rol van Chodl is echter niet gekend en zal in vitro en in vivo onderzocht worden. De in vivo-functie zal bestudeerd worden door de aanmaak van knock-out-muizen. Via in vitro-studies zal getracht worden mogelijke bindingspartners te identificeren: intra- en extracellulaire liganden zullen resp. gezocht worden met behulp van het Sos Recruitment Systeem (SRS) en Yeast Surface Display (YSD). Organisaties: • Moleculaire biotechnologie • Moleculaire biotechnologie
Onderzoekers: • Joseph Merregaert
De moleculair genetische analyse van idiopathische epilepsieën. Universiteit Antwerpen Abstract: Epilepsie is één van de meest voorkomende neurologische aandoeningen met een cumulatieve life-time incidentie van 3 %. De verschillende vormen van epilepsie en epileptische syndromen kunnen ingedeeld worden op basis van hun etiologie. De idiopathische epilepsieën hebben geen aantoonbare oorzaak buiten het voorkomen van een genetische predispositie. Moleculair genetisch onderzoek heeft geleid tot de identificatie van dertien genen waarin mutaties leiden tot idiopathische epilepsieën. Elf daarvan coderen voor subeenheden van spanningsgevoelige of ligand-bindende ionenkanalen. Meestal werden de mutaties maar in één of een beperkt aantal families gerapporteerd. Dit toont aan dat de idiopathische epilepsieën genetisch zeer heterogeen zijn. Verder onderzoek naar de genen betrokken bij deze epilepsieën is dan ook noodzakelijk. Het hoofddoel van dit project is de identificatie van nieuwe loci en genen waarin mutaties verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van epileptische ziektebeelden. Het onderzoek wordt in de eerste plaats uitgevoerd in grote multiplex families. In deze families wordt de locus bepaald met behulp van koppelingsanalyse. Vervolgens worden de functionele kandidaatgenen in de regio onderzocht op de aanwezigheid van ziekteverwekkende mutaties. In nucleaire families of geïsoleerde patiënten gebruiken we een kandidaatgen benadering voor het opsporen van nieuwe genen. De selectie van de kandidaatgenen gebeurt op basis van hun homologie met gekende epilepsiegenen bij mens of dier. Ook de reeds gekende epilepsiegenen worden onderzocht op ziekteverwekkende mutaties. Door de genen te onderzoeken in families met een ziektebeeld, gelijkaardig aan de familie waarin het gen oorspronkelijk geïdentificeerd werd, krijgen we een beter beeld over de relatieve frequentie van deze mutaties. Aan hand van deze gevens worden er fenotype-genotype correlaties gemaakt. Door de mutatieanalyse uit te breiden naar andere fenotypes gaan we na of mutaties in deze genen ook verantwoordelijk zijn voor andere epilepsiesyndromen of een rol spelen als risicofactoren. In een latere fase plannen we verder onderzoek naar de functionele weerslag van mutaties in in vitro en in in vivo systemen. Zo worden mutaties in subeenheden van ionenkanalen onderzocht met electrofysiologische studies. Er wordt beroep gedaan op muismodellen om het effect op neuronale circuits of op het hele organisme na te gaan. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Neurogenetica
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Peter De Jonghe • Liesbet Deprez
Onderzoek naar de pathogenese van gastro-intestinale motiliteitstoornissen bij acute pancreatitis in de muis. Universiteit Antwerpen Abstract: Acute necrotiserende pancreatitis is een ernstige aandoening met een mortaliteitsratio van 15 ' 40 %. Eén van de belangrijkste gastrointestinale complicaties is het optreden van ileus. Ileus kan aanleiding geven tot intestinale stase, bacteriële overgroei en translocatie en zo een rol spelen in het ontstaan van bacteriële pancreassurinfectie en sepsis. Het doel van deze studie is na te gaan welke gastro-intestinale motiliteitstoornissen optreden bij pancreatitis bij de muis en welke pathogenetische factoren hierin een rol spelen. Experimentele acute necrotiserende pancreatitis zal geïnduceerd worden door vrouwelijke OF1 muizen een choline-deficient ethioninegesupplementeerd dieet (CDE-dieet) te geven. De inductie van pancreatitis zal gecontroleerd worden aan de hand van histologische en biochemische merkers. De gastro-intestinale motiliteitstoornissen zullen bestudeerd worden door in vivo metingen van de maaglediging en dunne darm transit en aan de hand van in vitro contractiliteitsexperimenten op geïsoleerde spierstrips van maag en dunne darm. Verder zal in het labo een techniek op punt worden gesteld die toelaat om de peristaltiek van de dunne darm te meten. Steeds zullen controle muizen vergeleken worden met muizen met bewezen pancreatitis. In een eerste luik willen we de pathogenetische rol nagaan van enterische inhiberende neuronen die NO en VIP vrijstellen en van afferente neuronen. Deze laatste kunnen betrokken zijn in de pathogenese gezien de pancreas- en darminnervatie met elkaar communiceren. In een tweede luik zal de rol van inflammatoire mediatoren zoals de cytokines TNFa en IL1b onderzocht worden en in een derde luik zal het effect van prokinetische therapie (5-HT4 receptor agonisten, motiline receptor agonisten en ghreline) op pancreatitis-geïnduceerde motiliteitstoornissen worden nagegaan. Organisaties: • Gastro-enterologie, hepatologie • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Tom Seerden • Paul Pelckmans
Onderzoek naar de pathofysiologische rol van het extracellulair matrix1 gen in Lipoïde Proteïnose. Universiteit Antwerpen Abstract: Dankzij de ontdekking van 6 "loss-of-function" mutaties in het ECM1 gen van patiënten met de zeldzame huidaandoening Lipoïde Proteïnose, werd de belangrijkheid van ECM1 in de humane biologie aangetoond. De pathofysiologie van de aandoening is echter nog niet gekend. Het hoofddoel van dit project bestaat uit het begrijpen van de biologische rol van ECM1 in de ontwikkeling van de huid. Om dit te bereiken zal er een in vitro model van de huid opgesteld worden en een induceerbaar epidermisspecifiek muismodel aangemaakt worden, zodat het LP-fenotype benaderd kan worden. Organisaties: • Moleculaire biotechnologie • Moleculaire biotechnologie
Onderzoekers: • Joseph Merregaert • Sandy Sercu
Studie van KCNQ4, een gen voor gehoorverlies. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project omvat de functionele studie van KCNQ4, een gen voor een progressieve vorm van gehoorverlies. De voornaamste doelstellingen van deze studie zijn: de identificatie van de promoter elementen en de constructie en karakterisatie van een knock-out muis. Tevens zal worden nagegaan of KCNQ4 een rol speelt bij complexe vormen van gehoorverlies. Organisaties: • Centrum medische genetica • Menselijke moleculaire genetica
Onderzoekers: • Guido Van Camp • Els Van Eyken
Planten(cel)groei en de biomechanica van de celwand. Universiteit Antwerpen Abstract: Planten(cel)groei en de biomechanica van de celwand. Organisaties: • Plantenmorfologie • Plantenmorfologie
Onderzoekers: • Jean-Pierre Verbelen • Dmitry Souslov
Identificatie en karakterisatie van susceptibiliteitsgenen voor bipolaire affectieve stoornissen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project is gebaseerd op de resultaten van 4 onafuankelijke genomische zoektochten voor bipolaire stoornis (BP). Deze genomische zoektochten hebben geleid tot de identificatie van verschillende chromosomale gebieden die mogelijk genen bevatten voor BP. De beschikbaarheid van grote patienten populaties en het gebruik van 'high throughput' genotyperingsmethoden laten toe om allelische associatiestudies uit te voeren in deze gebieden, wat uiteindelijk zal leiden tot de identificatie van BP geassocieerde genen. Organisaties: • Centrum medische genetica • Medische Genetica (MEDGEN) • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Jurgen Del-Favero • Christine Van Broeckhoven • Stephan Claes • Markus Nöthen
Formal and molecular genetic studies of bipolar affective disorder. Universiteit Antwerpen Abstract: Formal and molecular genetic studies of bipolar affective disorder. Organisaties: • Centrum medische genetica • Medische Genetica (MEDGEN)
Onderzoekers: • Markus Nöthen • Sven Cichon
Urban and rural carbonaceous aerosols in Flanders and Hungary : characterisation, source identification and apportionment, and chemical mass closure. Universiteit Antwerpen Abstract: Urban and rural carbonaceous aerosols in Flanders and Hungary : characterisation, source identification and apportionment, and chemical mass closure. Organisaties: • Bio-organische massaspectrometrie • Bio-organische massaspectrometrie
Onderzoekers: • Magda Claeys-Maenhaut
Hoe zien huisartsen de rol van een palliatief dagcentrum binnen het geheel van de gezondheidsvoorzieningen (voor palliatieve patiënten) ? Universiteit Antwerpen Abstract: Vanuit het idee ongeneeslijke zieken zolang mogelijk thuis te kunnen blijven houden, worden in een experimentele fase dagcentra voor palliatieve patiënten opgericht. Ze kunnen er terecht voor tijdelijke opvang en ondersteuning, terwijl de familie de kans krijgt zijn draagkracht te vergroten. De dagcentra bieden patiënt en familie fysieke, psychosociale en spirituele ondersteuning, met als uiteindelijke doelstelling dat de ongeneeslijke zieke zijn kwaliteit van leven kan behouden. Een tijdelijke opvang geeft patiënt en familie tegelijk de gelegenheid om de draagkracht te vergroten. Het dagcentrum is tegelijk een centrale plaats waar andere ongeneeslijke zieken elkaar kunnen ontmoeten en waar ervaringen kunnen worden uitgewisseld. Tot op heden maakten weinig patiënten gebruik van dit aanbod. Het vermoeden bestaat dat huisartsen het bestaan van dit opvangcentrum niet kennen. In een explorerend beschrijvend onderzoek wordt via een postenquête nagegaan welke visie de huisarts heeft op een palliatief dagcentrum. Organisaties: • Huisartsgeneeskunde • Eerstelijns - en interdisciplinaire zorg Antwerpen (ELIZA)
Onderzoekers: • Bartholomeus Van Den Eynden • Paul Van Royen
Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker. Universiteit Antwerpen Abstract: Borstkanker is één van de belangrijkste oorzaken van verloren potentiële levensjaren bij vrouwen in Vlaanderen. Uit grote internationale studies blijkt dat een tweejaarlijks mammografisch onderzoek bij vrouwen van 50 tot en met 69 jaar, de borstkankersterfte gevoelig kan doen dalen.
Van de Vlaamse vrouwen uit de doelgroep wordt slechts een minderheid preventief onderzocht via mammografie. Anderzijds situeert een groot gedeelte van de preventieve mammografieën zich buiten de beoogde doelgroep. Eén van de vijf Gezondheidsdoelstellingen van de Vlaamse Gemeenschap betreft dan ook de borstkankerscreening. Vanaf 15 juni 2001 is er een Vlaamse programma voor borstkankerscreening. Drie van de vier vrouwen van 50 tot en met 69 jaar moeten tegen 2006 een preventief mammografisch onderzoek hebben laten uitvoeren en 80% van alle screeningsmammografieën moet binnen deze vooropgezette leeftijdsgroep plaatsvinden. Naast de gewenste verschuiving van screeningsmammografieën buiten de doelgroep naar screeningsmammografieën binnen de doelgroep, gaat ook veel aandacht naar de kwaliteit van de screening. Vrouwen die deelnemen aan het screeningsprogramma, krijgen de garantie dat de meewerkende radiologische eenheden voldoen aan strenge Europese kwaliteitscriteria, zowel qua fysisch-technische aspecten (het mammografietoestel) als qua positionering (de radioloog). De vrouwen kunnen de preventieve mammografie in het kader van het screeningsprogramma gratis laten uitvoeren. Voor de organisatie van deze screening wordt in Vlaanderen onder meer een beroep gedaan op de 5 Regionale Screeningscentra (RSC), waaronder het RSC Antwerpen, dat deel uitmaakt van het Centrum voor Kankerpreventie van de Vakgroep Epidemiologie en Sociale Geneeskunde (Universiteit Antwerpen). Een RSC is referentiecentrum dat instaat voor de uitnodigingen aan de vrouwen, het inlichten van de vrouwen en de betrokken artsen over het onderzoeksresultaat, de tweede lezingen van de mammografieën, de administratieve opvolging van het medisch traject van screeningspositieven en de wetenschappelijke evaluatie van het screeningsprogramma (volgens een epidemiologisch protocol op basis van Europese richtlijnen). De opdracht van de RSC's is geformaliseerd door een convenant met de Vlaamse Overheid. Sinds enkele jaren bestaan er zogenaamde Logo's (Loco-regionaal gezondheidsoverleg en 'organisatie). Dit zijn geografische entiteiten tussen het niveau van de provincie en de gemeente die de preventieve gezondheidszorg in hun regio behartigen. Er zijn in Vlaanderen 26 Logo's actief. De Logo's werken elk met één van de 5 erkende Regionale Screeningscentra samen om de borstkankerscreening te organiseren. De Vlaamse overheid heeft ervoor geopteerd om de borstkankerscreening te organiseren via twee sporen. Vrouwen worden via het 1ste spoor door hun huisarts of gynaecoloog doorverwezen of via het 2de spoor rechtstreeks door het RSC uitgenodigd voor een screeningsmammografie bij een erkende radiologische eenheid. Deze radiologische eenheden (privé, ziekenhuis of mammobiel) voeren de mammografische onderzoeken uit. De dubbele lezing, een essentieel onderdeel met betrekking tot de kwaliteitsverzekering, gebeurt door het RSC. Bij afwijkingen wordt de diagnostiek op punt gesteld en worden de vrouwen eventueel behandeld. Hierbij worden o.a. gynaecologen, radiologen, oncologen, chirurgen en anatoompathologen betrokken. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Joost Weyler • Guido Van Hal
VIB-Molecular biological aspects of neurogenic muscular atrophy. Universiteit Antwerpen Abstract: VIB-Molecular biological aspects of neurogenic muscular atrophy. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Perifere Neuropathieën
Onderzoekers: • Joy Ijeoma Irobi-Devolder • Vincent Timmerman
Ontwikkelingsstabiliteit als maat voor individuele kwaliteit bij de koolmees (Parus major): een challenge experiment. Universiteit Antwerpen Abstract: Ontwikkelingsstabiliteit als maat voor individuele kwaliteit bij de koolmees (Parus major): een challenge experiment. Organisaties: • ECOFYSIOLOGIE EN BIOCHEMIE • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Ronny Blust
Genetische en fysiologische adaptatie van endocard endotheel en cardiomyocyten onder invloed van hemodynamische stress. Universiteit Antwerpen Abstract: Genetische en fysiologische adaptatie van endocard endotheel en cardiomyocyten onder invloed van hemodynamische stress. Organisaties: • MENSELIJKE FYSIOLOGIE EN PATHOFYSIOLOGIE • Menselijke fysiologie en pathofysiologie
Onderzoekers: • Dirk Brutsaert • Paul Fransen • Jan Hendrickx • Gilles De Keulenaer
Biochemische en moleculaire karakterisatie van het transporteiwit betrokken in de opname van dehydroascorbaat doorheen de plant plasmamembraan. Universiteit Antwerpen Abstract: Biochemische en moleculaire karakterisatie van het transporteiwit betrokken in de opname van dehydroascorbaat doorheen de plant plasmamembraan. Organisaties: • Plantenfysiologie • Moleculaire Plantenfysiologie en Biotechnologie
Onderzoekers: • Nele Horemans • Yves Guisez
Genetische selectie en fysiologische acclimatisatie in een stress gradiënt: rol van metallothioneïne in de adaptatie van natuurlijke populaties van de riviergondel (Gobio gobio) aan zware metalen. Universiteit Antwerpen
Abstract: Genetische selectie en fysiologische acclimatisatie in een stress gradiënt: rol van metallothioneïne in de adaptatie van natuurlijke populaties van de riviergondel (Gobio gobio) aan zware metalen. Organisaties: • ECOFYSIOLOGIE EN BIOCHEMIE • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Ronny Blust
Ontwikkeling en immunologische evolutie van een eetbaar malaria vaccin in transgene planten. Universiteit Antwerpen Abstract: Ontwikkeling en immunologische evolutie van een eetbaar malaria vaccin in transgene planten. Organisaties: • Plantenfysiologie • Moleculaire Plantenfysiologie en Biotechnologie
Onderzoekers: • Yves Guisez
Fysiologische aanpassing van de driehoekmossel (Dreissena polymorpha) aan metaalstress. Universiteit Antwerpen Abstract: Fysiologische aanpassing van de driehoekmossel (Dreissena polymorpha) aan metaalstress. Organisaties: • ECOFYSIOLOGIE EN BIOCHEMIE • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Lieven Bervoets
Moleculaire karakterisatie van stress-geïnduceerde somatische embroyogenese in Medicago. Universiteit Antwerpen Abstract: Moleculaire karakterisatie van stress-geïnduceerde somatische embroyogenese in Medicago. Organisaties: • Fysiologie van de planten, ecosysteemonderzoek en paleobiologie • Moleculaire Plantenfysiologie en Biotechnologie
Onderzoekers: • Geert Potters
Verstoring van basale celfuncties door zware metalen bij vissen. Universiteit Antwerpen Abstract: Verstoring van basale celfuncties door zware metalen bij vissen. Organisaties: • ECOFYSIOLOGIE EN BIOCHEMIE • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Jean-Pierre Timmermans • Ronny Blust
Ontwikkelen van een moleculaire gegevensbank voor de forensische identificatie van Afrikaanse kleine zoogdieren. Universiteit Antwerpen Abstract: Ontwikkelen van een moleculaire gegevensbank voor de forensische identificatie van Afrikaanse kleine zoogdieren. Organisaties: • EVOLUTIONAIRE BIOLOGIE • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Herwig Leirs
Normale ontwikkeling van de interstitiële cellen van Cajal in het spijsverteringsstelsel van het varken Universiteit Antwerpen Abstract: Normale ontwikkeling van de interstitiële cellen van Cajal in het spijsverteringsstelsel van het varken Organisaties: • ANATOMIE, EMBRYOLOGIE EN PATHOLOGISCHE ANATOMIE VAN DE HUISDIEREN • Toegepaste diergeneeskundige morfologie
Onderzoekers: • Andre Weyns • Christa Van Ginneken
Transfer en effecten van zware metalen in aquatische voedselketens: rol van voedselkeus en biobeschikbaarheid. Universiteit Antwerpen Abstract: Transfer en effecten van zware metalen in aquatische voedselketens: rol van voedselkeus en biobeschikbaarheid. Organisaties: • ECOFYSIOLOGIE EN BIOCHEMIE • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Jasper Hattink
Een onderzoek naar de mogelijkheden van ultrasoon-geleide transvaginale follikelpunctie en eicelaspiratie bij prepuberale kalveren en kleine herkauwers. Universiteit Antwerpen Abstract: Een onderzoek naar de mogelijkheden van ultrasoon-geleide transvaginale follikelpunctie en eicelaspiratie bij prepuberale kalveren en kleine herkauwers. Organisaties:
• FYSIOLOGIE VAN DE HUISDIEREN • Veterinaire fysiologie en biochemie
Onderzoekers: • Peter Bols