www.researchportal.be - 26 Nov 2015 16:20:58
Onderzoeksprojecten (1060 - 1080 van 11514) Zoekfilter: Classificaties: BIOMEDISCHE WETENSCHAPPEN (B)
Het zelf-afgenomen vaginale uitstrijkje ter vervanging van het cervicale uitstrijkje : fictie of mogelijkheid. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van het voorgestelde project, omvat meerdere facetten: -het onderzoeken van de correlatie tussen HPV status bij een cervicale en een vaginale staalafname, onder optimale omstandigheden, dat wil zeggen bij afname van beide sta1en door de huisarts, tevens wordt bestudeerd welke factoren de correlatie tussen cervicaal en vaginaal staal beInvloeden (bijvoorbeeld hormonale factoren, fysische factoren als condoom- of tampongebruik). -het onderzoeken van de haalbaarheid van ze1fafname in de huisartspraktijk (zowel voor patienten als voor artsen) en dit II in het veld" : met a11e praktische moeilijkheden met betrekking tot transport, manipulatie en bewaring van sta1en. Organisaties: • Medische oncologie, radiotherapie en gynaecologische oncologie • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Jan Vermorken
Vergelijkend onderzoek naar insectivorie bij sympatrische westelijke laaglandgorilla's (Gorilla gorilla gorilla) en chimpansees (Pan troglodytes troglodytes) in laaglandregenwoud in Zuid-Oost Kameroen. Universiteit Antwerpen Abstract: Naast planten, vormen insecten een kleiner, maar regelmatig aandeel van het dieet van sympatrische westelijke laaglandgorilla's (G. g. gorilla) en chimpansees (P. t. troglodytes). Deze studie, in recent geëxploiteerd regenwoud in Zuid-Oost Kameroen, is de eerste die simultaan de consumptie van insecten door beide apensoorten, en de abundantie en temporele activiteit van prooien (voornamelijk mieren en termieten) in het studiegebied onderzoekt. Het doel is nagaan of beide mensapen verschillende strategieën (niche differentiatie) vertonen in het insectivoor gedrag. We verwachten dat de temporele variaties in de frequentie van insectivorie door gorilla's en chimpansees niet onderling gecorreleerd zijn, en verklaard worden door andere factoren bij beide soorten. Volgende parameters moeten onderzocht worden om deze hypothese te testen: 1) de samenstelling van het insecten- en planten- (fruit en vegetatief materiaal) dieet van chimpansees en gorilla's gedurende de periode van één jaar, en 2) de verspreiding van deze bronnen in tijd en ruimte. Ten eerste zal de samenstelling van het insectendieet vergeleken worden tussen beide mensapen. Ten tweede zal de relatie onderzocht worden tussen de temporele variatie in de frequentie van insectivorie en 1) de beschikbaarheid van insecten in tijd en ruimte in het woud, en 2) de seizoenale variatie van plantaardig voedsel in het dieet. De samenstelling en de maandelijkse verdeling van het insecten- en plantenaandeel in hun dieet zal nagegaan worden door het analyseren van faeces en voedselsporen. Alle voedselresten zullen geïdentificeerd en kwantitatief gemeten worden. Het verzamelen van gegevens over de verspreiding van plantenvoedsel in de verschillende vegetatietypes en de identificatie van plantaardige voedselresten zullen gedaan worden door plantkundigen die aanwezig zijn in het project. Ik zal de relatieve densiteiten van mieren- en termietenprooien in de verschillende vegetatietypes schatten door middel van een band-transect methode en ik zal de temporele activiteit van de prooien opvolgen door het regelmatig bezoeken van hun nesten en door middel van een pitfall-methode. Als de resultaten de hierboven vermelde hypothese bevestigen, kunnen verschillen in het eten van insecten door gorilla's en chimpansees geïnterpreteerd worden in functie van niche differentiatie. Organisaties: • Ethologie • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Peter Aerts • Rudolf Verheyen
Moleculaire merkers en modulatie van therapie bij colorectale tumoren. Universiteit Antwerpen Abstract: (deel UA) Doel van deze studie is om verschillen in biologisch gedrag tussen sporadische colorectaal tumoren te onderzoeken en de relatie van deze verschillen met clinico-pathologische parameters vast te stellen om op deze wijze merkers te vinden die onderscheid kunnen maken tussen patiënten met een verlaagd of een verhoogd risico op een terugval. Organisaties: • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Jan Vermorken
Karakterisatie van een kandidaat hybride cyclisch nucleotide afhankelijk proteïne kinase/fosfatase in Arabidopsis thaliana en Nicotiana tabacum. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project beoogt door een combinatie van 'state of the art' methodes van genetische analyse en proteoomanalyse de biochemische eigenschappen en de fysiologische rol van een aantal 'splice' varianten van een nieuwsoortig kandidaat hybride cyclische nucleotide afhankelijk proteïne kinase/fosfatase uit hogere planten te vinden. Met name een mogelijke rol in de regulatie van de plant celcyclus wordt onderzocht. Organisaties: • Plantengroei en -ontwikkeling
Onderzoekers: • Luc Roef
Evaluatie van immuunregulatorische mechanismen in lymfocyten en basofielen bij patiënten met hymenopteragifallergie : effecten van gifimmunotherapie. Universiteit Antwerpen Abstract: Gifimmunatherapie is veilig en effectief gebleken in de behandeling van hymenapteragifallergie. Weliswaar bestaan er geen gaede parameters die taelaten te beslissen wanneer immunatherapie veilig kan warden stapgezet. De daelstellingen van dit werk zijn enerzijds het bestuderen van de relatie tussen de basafielactivatie test, anamnese, huidtest en specifiek IgE en anderzijds de evalutie van de basafielactivatie test gedurende gifimmunatherapie.
Organisaties: • Translationeel pathofysiologisch onderzoek (TPR)
Onderzoekers: • Willem Stevens
Pathofysiologie van het lenskapsel na inplanting van een intra-oculaire lens (IOL). Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project is de rol te onderzoeken van groeifactoren, gesecreteerd door lensvezel cellen, bij de proliferatie en differentiatie van lens epitheel cellen die achtergebleven zijn in de kapselzak na extra- capsulaire cataract extractie (ECCE) en inplanting van een intraoculaire lens, waardoor posterieure kapselopacificatie (PCO) of 'after cataract' ontstaat. Kapselzakken worden bekomen na ECCE bij post-mortem donor ogen die in cultuur gebracht worden zoals beschreven door Wormstone et al. (1997). Organisaties: • Translationele Neurowetenschappen (TNW)
Onderzoekers: • Marie-Jose Tassignon
Expressie en karakterisatie van wortelspecifieke xyloglucaan endotransglucosylase/hydrolase genen van Arabidopsis. Universiteit Antwerpen Abstract: Arabidopsis bezit 33 verschillende xyloglucaan endotransglucosylase/hydrolase genen waarvan niet geweten is of ze coderen voor actieve of inactieve enzymen. Het project beoogt een heterologe expressie van de wortelspecifieke Arabidopsis XTHs in de gist Pichia pastoris. Van de gezuiverde prote.inen worden de enzymatische eigenschappen bepaald en het effect dat zij hebben op goed gedefinieerde weefsels. Organisaties: • Plantenmorfologie
Onderzoekers: • Jean-Pierre Verbelen
De rol van DNA repair in interacties tussen chemo- en radiotherapie. Universiteit Antwerpen Abstract: Behandeling met bepaalde cytostatica kan leiden tot een verhoogde gevoeligheid voor radiotherapie. Met name gemcitabine is een cytostaticum met een zeer sterk radiosensitiserend effect. In dit project zal worden onderzocht of dit radiosensitiserend effect veroorzaakt zou kunnen worden door een verminderd herstel van de stralingsgeïnduceerde subletale DNA schade. Indien dit wordt bevestigd zal verder onderzocht worden welk DNA repair mechanisme door gemcitabine wordt beïnvloed. Organisaties: • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Filip Lardon
Onderzoek naar de identificatie van een gen voor bipolaire affectieve aandoening in chromosoomregio 8q24. Universiteit Antwerpen Abstract: Bipolaire affectieve aandoening (BPAD) wordt gekenmerkt door ernstige, abnormale gemoedsveranderingen met alternerende periodes van manie en depressie. Het heeft een levensprevalentie van ongeveer 1% in alle humane populaties en geeft aanleiding tot aanzienlijke kosten ten gevolge van de hoge morbiditeit en mortaliteit. Behandeling met geneesmiddelen is vaak teleurstellend door hun niet gerichte actie en hun bijkomende neveneffecten en bovendien hebben de episoden de neiging om terug te keren. Hoewel de etiologie en pathofysiologie nog volstrekt onbekend zijn, tonen familie-, tweeling-, en adoptiestudies aan dat erfelijke factoren een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van de ziekte. De meerderheid van deze studies duidt op een mogelijke betrokkenheid van meerdere genen met kleine effecten en/of het voorkomen van belangrijke allelische effecten in epistase. Koppelingsanalyse is één van de best beschikbare methoden om de chromosomale loci met genen voor BPAD te identificeren. Hoewel er wereldwijd door verschillende onderzoeksgroepen veelbelovende koppelingsresultaten werden gevonden, is er tot op heden nog geen enkel gen geïdentificeerd. De koppelingsgebieden zijn meestal grote genetische regio's (>10 cM), wat het systematische onderzoek naar kandidaatgenen bemoeilijkt. Genidentificatie is echter reeds mogelijk gebleken bij andere ziekten met een complexe overervingswijze (Diabetes mellitus type 2, Ziekte van Crohn) met behulp van linkage disequilibrium (LD), dat detecteerbaar is over korte genetische afstanden (<1 cM). Tot voor kort werd de zoektocht naar LD in kandidaatgebieden aanzienlijk beperkt door gebrek aan dichtbij elkaar gelegen merkers (single nucleotide polymorphisms (SNPs) en microsatellieten), fysische kaarten, grote groepen van patiënten en snelle, goedkope en nauwkeurige methoden om SNPs te genotyperen. Door de komst van het Humane Genoom Project en de ontwikkeling van de technologie voor genotypering, werden deze problemen aanzienlijk gereduceerd. Dit project is gebaseerd op de koppelingsresultaten van een recent uitgevoerde genoomscan in families met BPAD en zal zich voornamelijk richten op de aanwezigheid van LD in een gebied op chromosoom 8q24, omdat hier het sterkste bewijs voor koppeling werd gevonden, om dan tenslotte het gen dat betrokken is bij de ontwikkeling van BPAD te identificeren. De identificatie van een ziekteveroorzakend gen zal ons in staat stellen de aard van de overeenkomstige genprodukten en hun ziekte veroorzakende afwijkingen te begrijpen. Dit inzicht in de etiologie van BPAD zal perspectieven openen voor nieuwe diagnostische en therapeutische toepassingen. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Sven Cichon • Ann Van Den Bogaert
Toegepaste proteomics op industriële en potentiëel industriële fermentaties. Universiteit Antwerpen Abstract: Door gebruik te maken van een proteeomtechnische benadering wordt getracht een metabool profiel van een fermentatie op te stellen. Hierbij wordt Candida bombicola als model gebruikt voor de fermentatie van recycleerbare oliën en de productie van sophorolipiden. Door de cultuurparameters te optimaliseren wordt de lipide productie met het fenotype geliëerd met als doel een stam te selecteren die voor industriële fermentatie gebruikt kan worden. Organisaties: • Plantengroei en -ontwikkeling
Onderzoekers: • Henri Van Onckelen
Biomechanische analyse van de motorische ontwikkeling van stappen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het BAMOS project wil diepgaand inzicht verwerven in de motorische ontwikkeling bij jonge kinderen aan de hand van geavanceerde biomechanische analyse. Er wordt gefocusseerd op de ontogenie van stappen bij peuters aangezien het verwerven van deze vaardigheid sterke eisen stelt met betrekking tot musculo-skeletale (evenwichts-)controle en coördinatie. Organisaties: • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Peter Aerts
Model voor evaluatie en revalidatie van patiënten met unilaterale vestibulaire deafferentiatie. Universiteit Antwerpen Abstract: De studie omvat: -1- normering en validering van een klinisch evaluatieprotocol om voor patiënten met een unilaterale vestibulaire deafferentiatie houding en locomotie op een eenduidige manier te kwantificeren en -2- studie van de korte en lange termijneffecten als gevolg van het toedienen van een specifieke, geïndividualiseerde vestibulaire oefentherapie in de acute fase bij deze patiëntenpopulatie. Organisaties: • Translationele Neurowetenschappen (TNW)
Onderzoekers: • Floris Wuyts • Paul Van de Heyning
Gentechnologie. Universiteit Antwerpen Abstract: Jongeren van vijf Vlaamse scholen krijgen de mogelijkheid om op een interactieve manier kennis te maken met enkele gentechnologische technieken. Dit houdt in dat zij onder andere op het terrein actuele en wetenschappelijke informatie verzamelen en in discussie treden met enkele wetenschappers en deskundigen over de ethische en sociale implicaties van gentechnologie. Het project beoogd samenwerking tussen leerlingen, leerkrachten van verschillende disciplines, wetenschappers en bedrijven die gentechnologie toepassen. Organisaties: • EduBROn
Onderzoekers: • Peter Van Petegem
Moleculair genetische analyse van schizofrenie. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project is de identificatie van schizofrenie genen in chromosomale regio's die via koppelingsanalyze werden gevonden. Om de betrokken chromosomale regio's te vernauwen zal een van de grootste verzamelingen van patienten ter wereld gebruikt worden om systematisch naar LD te zoeken. Dit zal finaal leiden tot de identdicatie van de causale genvariant(en). LD mapping in genetisch complexe ziekten is een statistisch probleem, dat high-throughput technieken vereist om SNP's te genotyperen in een groot aantal aangetaste individuen en controles. Omdat deze techniek de capaciteit van conventionele genotyperingsmethoden (b.v. RFLP analyse, SSCA analyse) snel te boven gaat op het vlak van werktijd, kosten en benodigde hoeveelheid DNA, zijn alternatieve methoden voor SNP genotypering zoals DNA pooling en PyrosequencingO nodig. Het werd aangetoond dat DNA pooling tot 100 individuen in een enkele PCR reactie reproduceerbare resultaten geeft (Barcellos et al, 1997). Uiteraard vermindert dit het benodigde aantal PCR reacties aanzienlijk (tot een factor 100). SNP genotypering van pools van PCR producten zal gedaan worden met een Pyrosequencing apparaat dat primer extensie reacties uitvoert en de allelische distributie van elke SNP via een lichtproducerende reactie detecteert. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven
Onderzoek naar de invloed van seksuele selectie en interspecifieke competitie op de grootte en samenstelling van het pimpelmeeszangrepertoire. Universiteit Antwerpen Abstract: Pimpelmezen (Parus caeruleus) vertonen een uitgesproken variatie in samenstelling (proportie zangtypen met en zonder triller) en grootte van het zangrepertoire van Noord Europa tot de Mediterrane regio, Noord Afrika en de Canarische eilanden. Zo varieert de repertoiregrootte (het aantal zangtypen per individu) tussen populaties van 3 tot 19 verschillende zangtypen. In Noord Europa komen zangtypen met een triller veel voor terwijl deze trillers zeldzaam zijn in Zuid Spanje en Corsica en volledig afwezig zijn op de Canarische eilanden. Recent heeft men ontdekt dat interspecifieke competitie met koolmezen (Parus major) een belangrijke invloed uitoefent op de compositie van het pimpelmeesrepertoire en de grootte ervan. Akoestische competitie tussen beide soorten zou het gevolg kunnen zijn van een syntax-overlap tussen koolmeeszang en pimpelmeeszangtypen zonder triller. Trillers zouden bijgevolg ontstaan kunnen zijn om agressieve, energie-eisende territoriale interacties met koolmezen te vermijden. Zangvariatie zou echter ook het gevolg kunnen zijn van seksuele selectie. De grootte van de zangrepertoires werd in het verleden reeds vele malen gerelateerd aan de intensiteit van seksuele selectie. Maar ook de samenstelling van het repertoire kan beïnvloed worden door seksuele selectie. In het merendeel van zangvogels met een groot repertoire, blijken alle zangtypen dezelfde of gelijkaardige functies uit te oefenen. Bij pimpelmezen zijn er echter aanwijzingen dat sommige zangtypen in verschillende contexten gebruikt worden, terwijl andere onderling verwisselbaar zijn. Dit is één van de eerste studies die experimenteel onderzoekt in hoeverre geografische variatie van zang het gevolg zou kunnen zijn van geografische variatie in selectiedrukken. Er zal nagegaan worden welke factoren (seksuele selectie, interspecifieke competitie) een invloed uitoefenen op de grootte en compositie van het pimpelmeesrepertoire en of de bijdrage van deze factoren dezelfde is in geografisch verschillende populaties pimpelmezen die opvallend verschillen in repertoiregrootte en in proportie trillers. Deze studie levert een vernieuwende en fundamentele bijdrage aan het reeds bestaande onderzoek en draagt in belangrijke mate bij tot het ontrafelen van de factoren die de evolutie van vogelzang beïnvloeden. Organisaties: • Ethologie
Onderzoekers: • Marcel Eens • Marleen Gorissen
Moleculaire en functionele analyse van de interactie tussen spanningsgevoelige K+ kanalen en beta-subeenheden. Universiteit Antwerpen Abstract: Een algemeen kenmerk voor exciteerbare cellen is de aanwezigheid van ionenkanalen. Dit zijn integrale membraanproteïnen die de membraan permeabel kunnen maken voor ionen onder invloed van verschillende stimuli (bv. druk, ligand-binding, spanning). Op dit moment is reeds een waaier van genen gekend die coderen voor zulke ionenkanalen. Snel na de moleculaire klonering van de eerste kanalen werden
proteïnen ontdekt die met de kanaal-subeenheden associëren en de werking ervan moduleerden. Deze modulerende eiwitten worden meestal ?subeenheden genoemd, terwijl het oorspronkelijke porievormend gedeelte met de term ?-subeenheden wordt aangeduid. De beschikbare gegevens tonen aan dat vele ionenkanalen in vivo opgebouwd zijn uit zowel ?- als ?- subeenheden. De biofysische parameters van de natieve kanalen worden dan ook door beide subeenheden bepaald. Momenteel zijn verschillende subfamilies van ?- subeenheden gekend die interageren met spanningsgevoelige K+ kanalen. Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen cytoplasmatische en transmembraan subeenheden. Alle leden van de Kv?, KChIP en KChAP subfamilies zijn cytoplasmatische eiwitten. De subfamilie van de MinK en 'MinK-related-proteins' (MiRP's) daarentegen is gekarakteriseerd door één membraan-overspannend gedeelte met een intracellulaire carboxyterminus en een extracellulaire aminoterminus. De ?- subeenheden waarvan de fysiologische relevantie reeds bepaald is hebben uiteenlopende functies. De cytoplasmatische Kv ?- subeenheden werken bijvoorbeeld in op de trafficking van Kv1.x, Kv2.1 en Kv4.x subeenheden in een stabiele interactie waarbij de elektrofysiologische eigenschappen van de interagerende ?-subeenheden gewijzigd. Het, eveneens cytoplasmatisch, eiwit KChAP daarentegen wijzigt het proteïne level van zijn interactie partners in een transiënte associatie waarbij nooit een modulerend effect wordt waargenomen op de eigenschappen van de ?-subeenheden. Een modulerende functie is wel aanwezig bij de KChIP familieleden. Zij complexeren met de Kv 4 familieleden waardoor de expressie van Kv 4.2 en Kv 4.3 aan de membraan verhoogd wordt. Bovendien worden verschillende elektrofysiologische eigenschappen gewijzigd door de interactie van KChIP leden met de Kv4. Bij de transmembraan ?- subeenheden illustreert de interactie tussen KvLQT1 en MinK het belang van ?- subeenheden. Homotetramere KvLQT1 kanalen geven aanleiding tot een stroom die in het hart niet voorkomt. Heterologe expressie van KvLQT1 en MinK daarentegen geeft aanleiding tot een stroom met gelijke eigenschappen als de natieve IKs, stroom, aanwezig in hartweefsel. Mutaties in zowel KvLQT1 als MinK veroorzaken het long QT syndroom, een hartritmestoornis waarbij het QT interval van de EKG verlengd is De interactie van een ?-subeenheid kan dus in grote mate de expressie en/of de functionele eigenschappen van ?-subeenheden veranderen. De karakterisatie van de juiste interactiepartner van ?- en ?-subeenheden is van vitaal belang om de in vivo situatie beter te kunnen evalueren. Organisaties: • Moleculaire biofysica, fysiologie en farmacologie
Onderzoekers: • Diane Van Hoorick • Adam Raes • Dirk Snyders
Does the plasma proCPU (TAFI) concentration modulate the clinical expression of hereditary diseases of primary haemostasis ? Universiteit Antwerpen Abstract: Does the plasma proCPU (TAFI) concentration modulate the clinical expression of hereditary diseases of primary haemostasis ? Organisaties: • Medische biochemie
Onderzoekers: • Dirk Hendriks
Boomsoorten van de onder- en de bovenétages van heterogene en meerlagige bossen: biometrie, architectuur en waterrelaties van bomen. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit gezamelijk onderzoeksproject bestudeert de verschillen tussen boomsoorten van de onder- en de bovenétages van een gemengd, heterogeen gematigd bos, en in het bijzonder de waterhuishouding en het aandeel van deze soorten in de het totale waterverbruik van het bos. Specifieke werkpakketten van dit onderzoeksproject zijn devolgende: (1) beschrijving van de algemene boomstructuur, met inbegrip van de verdeling van bladeren/naalden, van levende cellen, van stikstof en van de structurele elementen; (2) metingen van de sapstroomsnelheid, met inbegrip van de spatiale variatie binnen de stam op basis van kleurtechnieken, van de sapstroomsnelheid gedurende het jaar, vergelijking van de soorten uit de bovenétage (grove den) met deze uit de onderétage (Rhododendron en vogelkers); en (3) opschaling naar het volledige waterverbruik van het bestand. Het eindproduct van dit project zal het relatieve belang van onderétage-soorten (als Rhododendron en vogelkers) aantonen voor de uitwisselingen van energie en massa van een meerlagig of gemengd bos in relatie tot deze van de boomsoorten uit de bovenétage. Organisaties: • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Reinhart Ceulemans
Biomarkers and their value in the diagnosis and treatment of acute exacerbation of chronic obstructive pulmonary disease (COPD). Universiteit Antwerpen Abstract: Biomarkers and their value in the diagnosis and treatment of acute exacerbation of chronic obstructive pulmonary disease (COPD). Organisaties: • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Wilfried De Backer
Studie van de databses voor Bioinformatica. Universiteit Antwerpen Abstract: Grote sommen geld worden geinvesteerd om informatie te bekomen over genomen, genen, proteinen en andere moleculaire eigenschappen van verschillende organismes. Men hoopt dat het zinvol zal blijken om te beschrijven hoe cellen werken, om zo de filogenetische relaties tussen verschillende species uit te leggen en nieuwe geneesmiddelen en therapien te ontwikkelen om momenteel ongeneeslijke ziekten te kunnen genezen. Deze belangrijke gegevens worden opgeslagen in databases die volgens geen enkel algemeen aanvaard ontwerpprinciepe zijn opgebouwd, die geen standaard ondervragingsmechanisme hebben en die vooral geen interface voor interoperatability hebben. Het probleem is dat er geen algemeen aanvaarde ontwerp- en ondervragingstools voor databases in de bioinformatica bestaan. Daarenboven laten databases meestal niet toe alle informatie die ze bevatten te ondervragen. Een voorbeeld hiervan is de COG database (http://www.ncbi.nlm.nih.gov/COG/). COG's zijn 'Clusters of Ortologous Genes', waar elk van deze clusters een verzameling van rijtjes van homologe proteine is van momenteel 73 verschillende orgamismes. Voor elk van de 3300 COG's wordt een filogenetische boom geconstrueerd, gebaseerd op vergelijkingsanalyses van de proteine in de cluster. Deze bomen bevatten een enorme hoeveelheid informatie die opgeslagen zit in een database. Eigenaardig genoeg bevat de database van de COG's geen mechnisme dat toelaat vragen te stellen over de informatie over de bomen in de database, zoals: 'zoek alle paartjes van organismen, waarvan de proteines dezelfde ouder hebben in tenminste twee bomen waar ze tenminste drie takken van elkaar verwijderd zijn.'. Het spreekt vanzelf dat de familie van COG-bomen de stastus moeten hebben van materialized views, die vaak voorkomt in traditionele databases, om zo de gebruiker toe te laten op een eenvoudige manier er vragen over te stellen. Daarom is een mechanisme hoogst nodig om alle informatie die bekend is in de moleculaire biologie beschikbaar te maken op een zo eenvoudig mogelijke manier.
Organisaties: • Ontwikkeling database systemen (ADReM)
Onderzoekers: • Jan Paredaens