www.researchportal.be - 6 Oct 2015 12:22:10
Onderzoeksprojecten (5500 - 6000 van 11514) Zoekfilter: Classificaties: BIOMEDISCHE WETENSCHAPPEN (B)
Koppelen van activiteits-afhankelijke mRNA translatie ter hoogte van desynapsen aan de hervorming van spines: inzichten in mentale retardatie. KU Leuven Abstract: De vorming van het geheugen en cognitieve processen berusten deels op activiteitsafhankelijke synaptische plasticiteit. Deze processen worden beïnvloed door lokale eiwitsynthese en wanneer deze synthese verhinderd wordt, kan dit leiden tot spine dysmorfogenese en tot een waaier van pathologische aandoeningen waaronder mentale retardatie. De meest voorkomende vorm van erfelijk overdraagbare mentale retardatie is het Fragiele X syndroom dat te wijten is aan de afwezigheid of mutatie van het RNA bindend eiwit Fragile X Mental Retardation Protein (FMRP).FMRP is van belang bij verschillende stappen van het neuronale boodschapper RNA (messenger RNA, mRNA) metabolisme zoals transport, stabiliteit en lokale translatie. We hebben aangetoond dat FMRP - tezamen met zijn cytoplasmatische interactor CYFIP1 de synthese van sleuteleiwitten ter hoogte van de synaps op een activiteitsafhankelijke wijze controleert, eiwitten die verhinderd worden in een muismodel voor FXS. CYFIP1 is ook betrokken bij de Organisaties: • Departement Menselijke Erfelijkheid
Onderzoekers: • Claudia Bagni
Koper homeostase bij vissen: de rol van subcellulaire verdeling en metaalbindende eiwitten. Universiteit Antwerpen Abstract: De subcellulaire verdeling van een metaal, in casu het essentiële metaal koper, kan een belangrijke rol spelen in de effecten die dit metaal in de cel uitoefent. De eiwitten betrokken in koper transport, detoxificatie en excretie zijn hierbij van primordiaal belang. Deze studie wil nagaan of de verschillen in subcellulaire verdeling, en de binding aan verschillende eiwitfrakties, een verklaring kan bieden voor de verschillend waargenomen effecten bij twee zoetwater vissoorten. Organisaties: • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Gudrun De Boeck
Kop dimorfisme bij Europese paling (Anguilla anguilla): start, functionele morfologie en implicaties voor natuurlijke recrutering Universiteit Gent Abstract: Met dit project beogen we één specifiek aspect van de complexe levenscyclus van de Europese paling te ontrafelen: het dimorfisme met breed- en smalkoppen. We onderzoeken wanneer dit dimorfisme optreedt, wat de implicaties zijn voor voedselopname, en wat de gevolgen zijn voor opstapeling van polluenten (speelt een rol in het succes om zich voort te planten in de Sargasso zee). Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Dominique Adriaens
Koorts bij HIV-patiënten in het tijdperk van antiretrovirale behandeling KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Lab_Klin_Infectieuze Inflammatoire Aand_
Onderzoekers: • Steven Vanderschueren • Eric Van Wijngaerden • Paul De Munter
Koolstof en stikstof cycli in de Westerschelde : het ontwikkelen van een geïntegreerde visie en de identificatie van de belangrijkste organismen in die cycli. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het algemeen doel van dit project is het bepalen van de balans tussen productie- en ademhalingsprocessen op niveau van het gehele Schelde estuarium, waarbij terzelfdertijd de koolstof- en stikstofdynamiek wordt beschouwd. Meer specifiek, dit project beoogt (1) de kwantificering van systeem- en functionele groep-specifieke primaire productie, (2) de de assimilatie van koolstof en stikstof door algen en bacterieën te bestuderen en (3) de studie van de 3 voornaamste stikstofcyclus processen (denitrificatie, nitrificatie en ammonium regeneratie). Organisaties: • Scheikunde
Onderzoekers: • WILLY BAEYENS • FRANK DEHAIRS • NATHALIE BRION
Koolstof en nutrientsequestratie door phototrofe biofilmgemeenschappen: de rol van mutualistische en antagonistische interacties tussen microalgen en prokjaryoten Universiteit Gent Abstract: Het doel van dit project is om de rol van algen-nacterie interacties op de koolstof- en nutrientsequestratie potentieel van fototrofe biofilmgemeenschappen te onderzoeken. Dit zal gebeuren door middel van een combinatie van veld en laboratoriumstudies teneinde een beter inzicht te verkrijgen in de aard van de interacties tussen algen en prokaryoten in biofilmgemeenschappen langsheen een gradient van nutrientenbelasting, en hoe de interacties tussen microalgen en tussen microalgen en prokaryoten de productiviteit en nutrientenretentie door biofilmgemeenschappen beïnvloeden. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Wim Vyverman
Kookham doorgelicht Universiteit Gent Abstract: Het doel van dit Project is om het trommelproces, en vooral de factoren die het trommelproces beïnvloeden, beter in kaart te brengen om zo uniformere batches kookham af te leveren, die bij het slicen resulteren in lage percentages snijverlies. In dit Project zal op zoek gegaan worden naar een eenvoudige indicator die de kwaliteit van het trommelen kan inschatten zodat de procesvariabelen in een volgend tromelproces, indien nodig, kunnen worden bijgestuurd. Organisaties: • Industriële Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Katleen Raes
Komen kleine diersoorten inderdaad overal voor?: een casestudy Universiteit Hasselt Abstract: In tegenstelling tot de beperkte verspreiding van grote diersoorten, wordt van kleine diersoorten meestal aangenomen dat zij een wijde, zelfs wereldwijde verspreiding kennen. Deze hypothese wordt vaak in vraag gesteld, en blijkt in vele gevallen het gevolg te zijn van moeilijkheden bij het aflijnen van de soorten. Dit is ook het geval voor kleine, vrijlevende platwormen, die in grote aantallen in alle vochtige milieus voorkomen. In dit project wordt als test voor deze "Everything small is everywhere"-hypothese het platwormgenus Gieysztoria bestudeerd. Van vele soorten binnen dit genus wordt verondersteld dat zij een wijde verspreiding hebben. Eerst zal nagegaan worden hoe soorten binnen dit genus kunnen afgelijnd worden met behulp van nucleaire en mitochondriale merkers. Daarna zal een fylogeografische analyse van het genus gebruikt worden om specifieke biogeografische patronen te ontrafelen. Daarnaast zal een grondige morfologische studie van de geslachtsorganen volgen, in het bijzonder van het stilet, vermits dit de basis vormde waarop in traditionele taxonomie de soorten worden afgebakend. Een gecombineerd moleculair-morfologische fylogenetische analyse (ancestral state reconstruction) zal meer inzicht verschaffen in de evolutionaire rol van de voortplantingstructuren. Tenslotte kunnen divergentietijden ingeschat worden binnen het genus door soorten van vulkanische eilanden en oude meren, waarvan de geologische ouderdom bekend is, als calibratiepunten te gebruiken. Organisaties: • Dierkunde: Biodiversiteit en Toxicologie • Centrum voor Milieukunde
Onderzoekers: • Tom ARTOIS
Kolonisatie van mangroven: onderzoek naar de sturende factoren in propaguleverspreiding en -vestiging. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Vraagstelling De vraag hoe kolonisatie van mangroven nu juist gebeurt laat twee interpretaties toe, die beide behandeld worden in dit projectvoorstel: Ten eerste, welke attributen van de propagulen, van de vegetatie en van de mgeving bepalen of een mangrovepropagule zich in een bepaalde site kan vestigen? Ten tweede, welke van deze attributen bepalen in welke mate een bestaand mangrovewoud gekoloniseerd kan worden door mangrovepropagulen of door niet-mangrovevegetatie? In dit projectvoorstel kiezen we voor een aanpak waarbij we vanuit reële terreinsituaties met accurate beschrijvingen van milieu en gedrag van propagulen algemene inzichten wensen te genereren. Ecologische en wetenschappelijke probleemstelling Mangrovebossen worden gekapt om plaats te ruimen voor dorpen, landbouw, aquacultuur, irrigatiesystemen en toeristische en recreatieve infrastructuur (Farnsworth and Ellison, 1997; Alongi, 2002). Hierbij komt eveneens dat snelle zeeniveaustijging, zeker in de huidige ruimtelijke ordening, mangroven kan bedreigen. De respons van mangrove op wijzigende omgevingsomstandigheden zoals een stijgend zeeniveau kunnen onvoldoende voorspeld worden. De oorzaken van de dynamiek van dit vegetatietype, ongetwijfeld verschillend in verschillende geografische contexten, zijn niet goed gekend. Mangrovesoorten verspreiden zich via grote, drijvende propagulen (hydrochorie), maar er zijn nauwelijks publicaties beschikbaar betreffende het verspreidingsproces per se. Dit is dus bij uitstek ook de eerste stap voor de verspreiding van dit systeem. Vestiging en overleven van de propagulen is een tweede kritisch proces. Onderzoek naar de fenologie (incl. reproductie) genereerde resultaten van de vorming van blad- en bloemknoppen tot de rijping van propagulen. Vegetatiekundig en fysiologisch onderzoek begint pas bij een gevestigde jonge of volwassen mangroveplant. De gebeurtenissen tussen de rijpe, vallende propagule en de vestiging ervan vormt op een handvol publicatie na (e.g. Thampanya, 2002a, 2002b, 2006) dus een lacune, die het huidig voorstel voor het eerst poogt op te vullen. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • NICO KOEDAM • Farid DAHDOUH-GUEBAS
Knowledge discovery voor biologische processen door de integratie van heterogene databronnen Universiteit Gent Abstract: In dit project willen we nagaan in hoeverre geautomatiseerde data- en tekst mining technieken ontwikkeld kunnen worden die onderzoekers in staat stellen a.d.h.v. een automatisch geegenereerd rapport zoveel mogelijk informatie te verzamelen over een specifiek biologisch proces of een geselecteerde groep van genen. Dit project beoogt het efficiëntere gebruik van de rijkdom aan databronnen in de huidige informatiemaatschappij. Organisaties: • Vakgroep Plantenbiotechnologie en Genetica
Onderzoekers: • Yves Van de Peer
Knee Osteoarthritis and Stair Negociation KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract
Organisaties: • Musculoskeletale Revalidatie
Onderzoekers: • Sabine Verschueren • Frank Luyten • N. N.
Klinisch redeneren het lokaliseren van fouten in het redeneerproces. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • D. Farmaceutische & Farmacologische Wet.
Onderzoekers: • Nathalie Charlier
Klinisch moleculaire en functionele studies van multipele osteochondromen en verwante aandoeningen. Universiteit Antwerpen Abstract: Klinisch moleculaire en functionele studies van multipele osteochondromen en verwante aandoeningen. Organisaties: • Medische Genetica (MEDGEN)
Onderzoekers: • Johannes Wauters • Ivy Jennes
Klinisch moleculaire en functionele studies van multipele osteochondromen en verwante aandoeningen. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds IWT. UA levert aan IWT de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Medische Genetica (MEDGEN)
Onderzoekers: • Wim Wuyts • Ivy Jennes
Klinisch gebruik van nieuwe metabole tracers, receptor bindende radiofarmaca en peptiden met toepassing in de nucleaire oncologie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Eén van de belangrijkste toepassingsgebieden van de ontwikkeling van nieuwe radiofarmaca is in de nucleaire oncologie. In samenwerking met VUCY werden in de eenheid NUGE verschillende nieuwe molecules geëvalueerd waarvan de meeste beloftevolle zijn :(1) 123Igemerkte benzamiden voor de visualisatie van sigma receptor positieve tumoren; (2) 111In of 99mTc gemerkte pseudopeptiden voor het onderzoek van neurotensine-receptor-positieve carcinoma's; (3) 123I germerkte tyrosine analogen voor de beeldvorming van het aminozurenmetabolisme van tumoren. Het doel van deze aanvraag is deze verschillende deelprojecten op een systematische wijze te kunnen uitdiepen. Elk van deze projecten is voldoende ver gevorderd dat een grondige evaluatie van de klinische toepassingsmogelijkheden verantwoord geworden is. Ze vormen telkens de kern van het doctoraatsonderzoek van een medewerker van NUGE. Organisaties: • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • AXEL BOSSUYT
Klinische toepassing van intensiteits-gemoduleerde radiotherapie (IMRT) in longkanker: monte carlo dosisberekening en dynamische multileaf collimatie Universiteit Gent Abstract: Recente onderzoeksresultaten zullen klinisch geïmplementeerd worden voor de optimalisatie en kwaliteitsborging van de stralingsdosis bij de multidisciplinaire behandeling van longkanker. De optimale dosisverdeling wordt berekend bij middel van monte carlo simulaties en zal adaptief bepaald worden op basis van multimodale beeldvorming van radioresistentie, radiosensitiviteit en therapierespons. Effecten van dosisescalatie en ?deëscalatie worden bestudeerd. Organisaties: • Vakgroep Radiotherapie en Experimenteel Kankeronderzoek
Onderzoekers: • Hubert Thierens • Carlos De Wagter • Wilfried De Neve
Klinische studie voor de evaluatie van de betrouwbaarheid en efficientie van orale cladribine bij personen met een terugval van multiple sclerosis (RRMS) Universiteit Hasselt Abstract: Dit project kadert in een dienstverleningsopdracht tussen enerzijds het onderzoeksinstituut Biomed (UHasselt) en anderzijds Serono International. Biomed levert aan Serono International de onderzoeksresultaten van een klinische studie voor de evaluatie van de betrouwbaarheid en efficientie van orale cladribine bij personen met een terugval van multiple sclerosis (RRMS), onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Robert MEDAER
Klinische studie tussen Novartis, het Revalidatie & MS Centrum Overpelt en Universiteit Hasselt Universiteit Hasselt Abstract: Deze klinische studie kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds het onderzoeksinstituut Biomed(UHasselt) en anderzijds Novartis-Pharma NV. Het onderzoeksinstituut Biomed levert aan Novartis-Pharma NV de onderzoeksresultaten naar " Secukinumab" onder de
voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Bart VAN WIJMEERSCH
Klinische studie 'Teri-Dynamic' Universiteit Hasselt Abstract: Deze klinische studie kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds het onderzoeksinstituut Biomed(UHasselt) en anderzijds SanofiAventis Belgium. Het onderzoeksinstituut Biomed levert aan Sanofi-Aventis Belgium de onderzoeksresultaten naar " Teri-dynamic" onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Bart VAN WIJMEERSCH
Klinische studie 'Teracles' : "A multi-center double-blind parallel-group placebo-controlled study of the efficacy and safety of teriflunomide in patients with relapsing multiple sclerosis who are treated with interferon-beta" Universiteit Hasselt Abstract: Deze klinische studie kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds het onderzoeksinstituut Biomed (UHasselt) en anderzijds Sanofi-Aventis. Het onderzoeksinstituut Biomed levert aan Sanofi-Aventis de onderzoeksresultaten naar "A multi-center double-blind parallel-group placebo-controlled study of the efficacy and safety of teriflunomide in patients with relapsing multiple sclerosis who are treated with interferon-beta" onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Bart VAN WIJMEERSCH
Klinische studie 'Mitsubishi 2' Universiteit Hasselt Abstract: Deze klinische studie kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds het onderzoeksinstituut Biomed(UHasselt) en anderzijds Quintiles Belgium. Het onderzoeksinstituut Biomed levert aan Quintiles Belgium de onderzoeksresultaten naar " Mitsubishi studie 2" onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Bart VAN WIJMEERSCH
Klinische studie met titel "An Open-label, multicenter, multinational study to assess the effect of long-term prolongedrelease Fampridine (BIIB041) 10 mg twice daily on quality of life as reported by subjects with Multiple Sclerosis" Universiteit Hasselt Abstract: Deze klinische studie kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds het onderzoeksinstituut Biomed(UHasselt) en anderzijds Quintiles Belgium. Het onderzoeksinstituut Biomed levert aan Quintiles Belgium de onderzoeksresultaten naar "An Open-label, multicenter, multinational study to assess the effect of long-term prolonged-release Fampridine (BIIB041) 10 mg twice daily on quality of life as reported by subjects with Multiple Sclerosis" onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Bart VAN WIJMEERSCH
Klinische studie - Een significante vergelijking van een 35 mg verdunde oplossing risedronate Universiteit Hasselt Abstract: Dit project kadert in een dienstverleningsopdracht tussen enerzijds het onderzoeksinstituut Biomed (UHasselt) en anderzijds Procter & Gamble Pharmaceuticals. Biomed levert aan Procter & Gamble Pharmaceuticals de onderzoeksresultaten van de klinische studie naar de significante vergelijking van een 35 mg verdunde oplossing risedronate. Het project verloopt onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Pieter GEUSENS
Klinische prediktieve modellen in de intensieve geneeskunde. KU Leuven Abstract: Intensieve geneeskunde maakt het mogelijk dat patiënten potentieel dodelijke insulten toch overleven. Artsen in dit domein combineren patiënt-gerelateerde gegevens met hun medische kennis om veranderingen in de toestand van de patiënt te voorzien en op die manier de behandeling bij te sturen. Een afdeling intensieve geneeskunde is een omgeving rijk aan data. Op veel intensieve geneeskunde afdelingen is er software geïmplementeerd die automatisch de gegevens van de verschillende informatiebronnen integreert in een Patient Data Management Systeem (PDMS). Dit geïntegreerde formaat laat toe om de data te analyseren met computertechnieken zoalsdata mining.Data mining kan gebruikt worden om klinische voorspellende modellen te bouwen die zeer performant zijn zoals eerder werk van onze onderzoeksgroep al aantoonde. In dit project zullen we deze technieken gebruiken om klinische modellen, specifiek voor intensieve geneeskunde, te ontwikkelen. Organisaties: • Laboratorium vr Intensieve Geneeskunde
Onderzoekers:
• Greta Van den Berghe • Ilse Vanhorebeek • Fabian Guiza Grandas • Geert Meyfroidt
Klinisch en preklinisch onderzoek naar het effect van cellulaire mediatoren op het bijsturen van pathogene responsen in multiple sclerose. Universiteit Antwerpen Abstract: In voorliggend project willen we de haalbaarheid en toepasbaarheid van tolerogene DC en Treg als cellulaire mediatoren om pathogene reacties in MS patiënten te onderdrukken, klinisch en preklinisch onderzoeken. Huidig onderzoek zal de fundamentele basis leggen voor de eventuele latere ontwikkeling van een cellulair vaccin voor de behandeling van MS. Patiënten die lijden aan MS zouden in de toekomst gevaccineerd kunnen worden met tolerogene DC en/of immuunonderdrukkende Treg om alzo autoreactieve T-cellen, die autoimmuniteit veroorzaken, te elimineren of te inactiveren. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Dirk Ysebaert • Peter Ponsaerts • Patrick Cras • Zwi Berneman • Vigor F I Van Tendeloo • Nathalie Cools
Klinisch en preklinisch onderzoek naar het effect van cellulaire mediatoren op het bijsturen van pathogene responsen in multiple sclerose Universiteit Hasselt Abstract: In voorliggend project willen we de haalbaarheid en toepasbaarheid van tolerogene DC en Treg als cellulaire mediatoren om pathogene reacties in MS patiënten te onderdrukken, klinische en preklinisch onderzoeken. Huidig onderzoek zal de fundamentele basis leggen voor de eventuele latere ontwikkeling van een cellulair vaccin voor de behandeling van MS. Patiënten die lijden aan MS zouden in de toekomst gevaccineerd kunnen worden met tolerogene DC en/of immuunonderdrukkende Treg om alzo autoreactieve T-cellen, die auto-immuniteit veroorzaken, te elimineren of te inactiveren. Organisaties: • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Pieter STINISSEN • Niels HELLINGS
Klinisch en neurofysiologisch onderzoek van auditieve discriminatie bij afatici met fonologische inputstoornissen Universiteit Gent Abstract: In deze studie zal de focus liggen op problemen met fonologische inputverwerking bij afatici. Om de gevoeligheid voor fonetische contrasten in afatici en gematchte controles te bestuderen, zullen de Mismatch Negativity en P300 gebruikt worden. Drie blokken van monosyllabische woorden zullen aangewend worden als stimuli. Deze methode moet toelaten om specifieke patronen van contrastgevoeligheid te detecteren. Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Patrick Santens
Klinisch en moleculair genetisch onderzoek van erfelijke perifere zenuwziekten. Universiteit Antwerpen Abstract: De erfelijke perifere zenuwzieken hebben een prevalentie van 1/2500 en komen wereldwijd voor. Sommige patiënten vertonen nauwelijks symptomen terwijl anderen een ernstige handicap ontwikkelen door het optreden van spierzwakte, spieratrofie en skeletafwijkingen. De erfelijke perifere neuropathieën zijn genetisch een zeer heterogene groep die waarschijnlijk tussen de 50-100 ziekte-entiteiten omvat. Het identificeren van de onderliggende mutaties opent perspectieven voor betere diagnostiek, correcte genetische raadgeving, prenatale en pre-implantatie diagnostiek. Dit onderzoeksproject beoogt nieuwe genen en gendefecten op te sporen. De identificatie van de betrokken genen en de functionele studie van de gemuteerde genproducten zal bijdragen tot een beter inzicht in de neurobiologie van het perifeer zenuwstelsel. De identificatie van aangrijpingspunten voor therapie heeft implicaties die verder reiken dan de studie van de erfelijke perifere neuropathieën. Hun toepassingsgebied bestrijkt potentieel ook de verworven perifere neuropathieën die een belangrijke complicatie vormen bij o.a. suikerziekte en chemotherapie. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Neurogenetica
Onderzoekers: • Vincent Timmerman • Peter De Jonghe
Klinische mastitis op Vlaamse melkveebedrijven Universiteit Gent Abstract: Het voorkomen van klinische mastitis wordt bestudeerd op 50 willekeurig gekozen Vlaamse melkveebedrijven gedurende 1 jaar. Bij ieder geval neemt de melkveehouder een melkstaal dat bacteriologisch onderzocht wordt in het Melkcontrolecentrum Vlaanderen. Naast incidentie en pathogeendistributie worden ook verbanden tussen pathogeen specifieke incidentie en bedrijfskenmerken nagegaan. Organisaties: • Vakgroep Verloskunde, voortplanting en bedrijfsdiergeneeskunde
Onderzoekers: • Sarne De Vliegher
Klinische mastitis op Vlaamse melkveebedrijven Universiteit Gent Abstract: De hoofddoelstelling van het ruime project waarin deze aanvraag past, is de schaarse kennis rond incidentie van klinische mastitis en pathogeen distributie op Vlaamse melkveebedrijven te verruimen. Daarnaast worden volgende meer specifieke doelstellingen beoogd: - Associaties leggen tussen bedrijfskenmerken en het voorkomen van klinische mastitis (op welke bedrijven komt klinische mastitis vaker voor en
welke managementsmaatregelen helpen klinische mastitis te voorkomen - basis leggen waarmee melkveehouder en bedrijfsdierenarts aan uiergezondheid kunnen werken via preventie en optimalisatie van het management). - Nagaan voorkomen van antibioticumresistentie bij kiemen die klinische mastitis in Vlaanderen veroorzaken (basis leggen voor opstellen van behandelplannen en het stimuleren van verstandiger gebruik van antimicrobiële middelen op Vlaamse melkveebedrijven door veehouder en bedrijfsdierenarts). - Nagaan in hoeverre klinische mastitis gestuurd wordt door genetische verschillen tussen koeien en mutaties in het CXCR1 gen in het bijzonder (in het kader van de doctoraatstudie van dierenarts Joren Verbeke). Organisaties: • Vakgroep Verloskunde, voortplanting en bedrijfsdiergeneeskunde
Onderzoekers: • Sarne De Vliegher
Klinische, kinematische en dynamische evaluatie van de invloed van de functionele peroneusstimulator op het gangpatroon van de M.S.-patiënten met foot drop. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Bij MS patiënten met een parese van de voetheffers wordt het effect bestudeerd van een functionele electrische stimulator op het gangpatroon: (1) dmv. 3D kinematische analyse via het VICON-systeem, (2) via plantaire voetdrukmetingen met het Footscan-systeem, (3) via een subjectieve loopanalyseschaal (RLAH-schaal volgens Perry) en (4) de subjectieve appreciatie van de patiënt wordt geëvalueerd aan de hand van een vragenlijst. In deze vergelijkende studie wordt het verschil in looppatroon onderzocht bij stappen zonder e met de functionele peroneusstimulator. Daarbij worden drie systemen van triggering onderzocht: EMG-; hielcontact-, en voorvoettriggering. De combinatie van deze objectieve en subjectieve gegevens zal ons in staat stellen een gefundeerd oordeel te vormen over de functionele qualiteit van de electrostimulator bij deze patiëntenpopulatie en eventuele zwakheden kunnen aanduiden die dienen te worden geremedieerd. Organisaties: • Motorische Revalidatie en Kinesitherapie
Onderzoekers: • ERIC KERCKHOFS
Klinische karakterisatie en genotype-fenotype correlaties in idiopathische epilepsieën. Universiteit Antwerpen Abstract: De doelstelling van het huidig project is het verzamelen van nieuwe families met diverse vormen van idiopathische epilepsie, en het definiëren van nieuwe klinisch-genetische entiteiten aan de hand van genotype-fenotype correlaties. In families waarin mutaties in de reeds gekende genen of koppeling met gekende loci worden uitgesloten, zullen genomische zoektochten worden uitgevoerd. Het moleculair genetisch onderzoek naar nieuwe epilepsie loci en genen heeft belangrijke implicaties naar diagnostiek en therapie. Organisaties: • VIB DMG - Neurogenetica • Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen - overige
Onderzoekers: • Kristl Claeys
Klinische impact van eiwitaggregatie in kanker. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Switch Laboratorium
Onderzoekers: • Xavier Sagaert • Frederic Rousseau
Klinische evaluatie van twee nieuwe optimalisatiestrategieën voor Wilms 'tumor 1 (WT1) antigen-gerichte dendritische celimmunotherapie om terugval bij acute myeloïde leukemie te voorkomen. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds VLK. UA levert aan VLK de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Zwi Berneman • Evelien Smits
Klinische en (patho)genetische studie van bicuspide aortaklep en geassocieerd aorta aneurysma. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Medische Genetica (MEDGEN)
Onderzoekers: • Bernard Paelinck • Lutgart Van Laer • Christiaan Vrints • Bart Loeys
Klinische en moleculaire karakterisering van een nieuwe congenitale ziekte; de rol van PREPL in gereguleerde secretie en neuromusculaire transmissie. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Departement Menselijke Erfelijkheid
Onderzoekers: • Johannes Creemers
Klinische en genetische epidemiologie van de ziekte van Parkinson: belang van ziekteprogressie en niet-motorische symptomen. Universiteit Antwerpen Abstract: De ziekte van Parkinson (PD) is een neurodegeneratieve aandoening, die veroorzaakt wordt door een samenspel van genetische en omgevingsfactoren. Tijdens het laatste decennium werden vijf causale genen geïdentificeerd die leiden tot monogenetische familiale vormen van PD. Er werd aangetoond dat variaties in deze genen eveneens de susceptibiliteit verhogen voor het ontwikkelen van sporadische PD. In dit project zal prospectief een grote Belgische populatie van familiale en sporadische PD patiënten verzameld worden. We zullen de patiënten uitgebreid fenotypisch karakteriseren met gevalideerde meetinstrumenten op verschillende tijdsmomenten. Genetische variaties (simpele mutaties, CNV's en variaties in regulatorische regio's) in de reeds gekende causale PD genen worden opgespoord bij elke patiënt met state-of-the-art genetische technieken. We zullen eveneens genotype-fenotype correlatiestudies uitvoeren. Vermits de heterogeniteit in het fenotype van PD voornamelijk tot uiting komt in variabele ziekteprogressie, zal de nadruk worden gelegd op deze ziekteprogressie, respons op dopaminerge therapie en nietmotorische symptomen. In samenwerking met internationale onderzoekspartners zullen patiënt-controle gebaseerde associatiestudies opgezet worden om zo nieuwe genetische risicofactoren te identificeren. In informatieve families zullen nieuwe causale PD genen via positionele cloneringsstrategie geïdentificeerd worden. Een belangrijke troef van dit project is de koppeling van objectieve gegevens over de ziekteprogressie met resultaten uit high-throughput genetische onderzoeken. Organisaties: • Translationele Neurowetenschappen (TNW)
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Patrick Cras • David Crosiers
Klinische en genetische epidemiologie van de ziekte van Parkinson: belang van ziekteprogressie en niet-motorische symptomen. Universiteit Antwerpen Abstract: De ziekte van Parkinson (PD) is een neurodegeneratieve aandoening, die veroorzaakt wordt door een samenspel van genetische en omgevingsfactoren. Tijdens het laatste decennium werden vijf causale genen geïdentificeerd die leiden tot monogenetische familiale vormen van PD. Er werd aangetoond dat variaties in deze genen eveneens de susceptibiliteit verhogen voor het ontwikkelen van sporadische PD. In dit project zal prospectief een grote Belgische populatie van familiale en sporadische PD patiënten verzameld worden. We zullen de patiënten uitgebreid fenotypisch karakteriseren met gevalideerde meetinstrumenten op verschillende tijdsmomenten. Genetische variaties (simpele mutaties, CNV's en variaties in regulatorische regio's) in de reeds gekende causale PD genen worden opgespoord bij elke patiënt met state-of-the-art genetische technieken. We zullen eveneens genotype-fenotype correlatiestudies uitvoeren. Vermits de heterogeniteit in het fenotype van PD voornamelijk tot uiting komt in variabele ziekteprogressie, zal de nadruk worden gelegd op deze ziekteprogressie, respons op dopaminerge therapie en nietmotorische symptomen. In samenwerking met internationale onderzoekspartners zullen patiënt-controle gebaseerde associatiestudies opgezet worden om zo nieuwe genetische risicofactoren te identificeren. In informatieve families zullen nieuwe causale PD genen via positionele cloneringsstrategie geïdentificeerd worden. Een belangrijke troef van dit project is de koppeling van objectieve gegevens over de ziekteprogressie met resultaten uit high-throughput genetische onderzoeken. Organisaties: • Translationele Neurowetenschappen (TNW)
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Patrick Cras • David Crosiers
Klinische en gedragsmatige correlaten van biologische merkers van dementie en mild cognitive impairment. Universiteit Antwerpen Abstract: Door de vergrijzing van onze maatschappij en de exponentieel stijgende prevalentie van de ziekte van Alzheimer (AD) na de leeftijd van 65 jaar is vroegtijdige detectie van AD één van de grootste uitdagingen voor de huidige gezondheidszorg. Aangezien AD symptomatisch kan behandeld worden en de ontwikkeling van farmaca die het ziekteproces beïnvloeden (secretase-inhibitoren, vaccinatie tegen ß-amyloid proteïne) lopende is, zal het belang van een vroege diagnose nog toenemen. Op basis van de etiopathogenese en fysiopathologie van verschillende neurologische aandoeningen die tot dementie leiden, worden biologische merkers van dementie geselecteerd: APOE genotype, tau, P-tau en BAP42. Een te lage sensitiviteit en specificiteit beperkt echter de diagnostische waarde van elk van deze merkers op zich. Verschillende publicaties toonden aan dat het combineren van merkers tot hogere sensitiviteiten en specificiteiten leidt, maar dit werd nog niet rigoureus onderzocht in een prospectieve studie met patiënten met mild cognitive impairment (MCI), AD én niet-Alzheimer dementies. Van een combinatie van de reeds vernoemde merkers wordt in deze studie nagegaan of ze een voorspellende waarde hebben voor de conversie naar dementie bij patiënten met MCI. Dit zou -gezien de ontwikkeling van farmaca die het ziekteverloop van onder meer AD kunnen beïnvloedentherapeutische implicaties hebben. Er zal eveneens nagegaan worden of een combinatie van deze merkers correleert met klinische, gedragsmatige, neurochemische en neuropathologische kenmerken en evolutie van verschillende dementiële syndromen. Dit is van belang voor het herkennen van welomschreven subgroepen van patiënten met een verhoogde kans op het ontwikkelen van bepaalde fenotypische kenmerken, waardoor specifiekere behandelingen mogelijk worden. Organisaties: • Neurochemie en gedrag
Onderzoekers: • Peter De Deyn • Karen Maertens
Klinische en gedragsmatige correlaten van biologische merkers van dementie en mild cognitive impairment. Universiteit Antwerpen Abstract: Door de vergrijzing van onze maatschappij en de exponentieel stijgende prevalentie van de ziekte van Alzheimer (AD) na de leeftijd van 65 jaar is vroegtijdige detectie van AD één van de grootste uitdagingen voor de huidige gezondheidszorg. Aangezien AD symptomatisch kan behandeld worden en de ontwikkeling van farmaca die het ziekteproces beïnvloeden (secretase-inhibitoren, vaccinatie tegen ß-amyloid proteïne) lopende is, zal het belang van een vroege diagnose nog toenemen. Op basis van de etiopathogenese en fysiopathologie van verschillende neurologische aandoeningen die tot dementie leiden, worden biologische merkers van dementie geselecteerd: APOE genotype, tau, P-tau en BAP42. Een te lage sensitiviteit en specificiteit beperkt echter de diagnostische waarde van elk van deze merkers op zich. Verschillende publicaties toonden aan dat het combineren van merkers tot hogere sensitiviteiten en specificiteiten leidt, maar dit werd nog niet rigoureus onderzocht in een prospectieve studie met patiënten met mild cognitive impairment (MCI), AD én niet-Alzheimer dementies. Van een combinatie van de reeds vernoemde merkers wordt in deze studie nagegaan of ze een voorspellende waarde hebben voor de conversie
naar dementie bij patiënten met MCI. Dit zou -gezien de ontwikkeling van farmaca die het ziekteverloop van onder meer AD kunnen beïnvloedentherapeutische implicaties hebben. Er zal eveneens nagegaan worden of een combinatie van deze merkers correleert met klinische, gedragsmatige, neurochemische en neuropathologische kenmerken en evolutie van verschillende dementiële syndromen. Dit is van belang voor het herkennen van welomschreven subgroepen van patiënten met een verhoogde kans op het ontwikkelen van bepaalde fenotypische kenmerken, waardoor specifiekere behandelingen mogelijk worden. Organisaties: • Neurochemie en gedrag
Onderzoekers: • Peter De Deyn • Karen Maertens
Klinische en economische impact van multimodale analgesie in dagchirugrie KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Anesthesiologie & Algologie
Onderzoekers: • Guy Bogaert • Marc Van De Velde • An Teunkens • Steffen Rex
Klinische, elektrofysiologische en moleculair genetische karakterisatie van HMSN type II en intermediaire vormen van CMT. Universiteit Antwerpen Abstract: Klinische, neuropathologische en moleculair genetische karakterisering van erfelijke axonale en intermediaire neuropathieën namelijk Hereditaire Motorische en Sensorische Neuropathie (HMSN II), Hereditaire Motorische Neuropathie (HMN) en Hereditaire Sensorische en Autonome Neuropathie (HSAN) met als doel het maken van gedetailleerde genotype-fenotype correlaties. Deze zijn van belang bij het opstellen van diagnostische richtlijnen en bij het oriënteren van verdere genetische en celbiologische studies naar de ziektemechanismen die spelen bij erfelijke aandoeningen van het perifere zenuwstelsel. Organisaties: • VIB DMG - Neurogenetica
Onderzoekers: • Peter De Jonghe • Kristl Claeys • Jonathan Baets
Klinische, elektrofysiologische en moleculair genetische karakterisatie van HMSN type II en intermediaire vormen van CMT. Universiteit Antwerpen Abstract: Klinische, neuropathologische en moleculair genetische karakterisering van erfelijke axonale en intermediaire neuropathieën namelijk Hereditaire Motorische en Sensorische Neuropathie (HMSN II), Hereditaire Motorische Neuropathie (HMN) en Hereditaire Sensorische en Autonome Neuropathie (HSAN) met als doel het maken van gedetailleerde genotype-fenotype correlaties. Deze zijn van belang bij het opstellen van diagnostische richtlijnen en bij het oriënteren van verdere genetische en celbiologische studies naar de ziektemechanismen die spelen bij erfelijke aandoeningen van het perifere zenuwstelsel. Organisaties: • VIB DMG - Neurogenetica
Onderzoekers: • Peter De Jonghe • Jonathan Baets
Klinische, elektrofysiologische en moleculair genetische karakterisatie van HMSN type II en intermediaire vormen van CMT. Universiteit Antwerpen Abstract: Klinische, neuropathologische en moleculair genetische karakterisering van erfelijke axonale en intermediaire neuropathieën namelijk Hereditaire Motorische en Sensorische Neuropathie (HMSN II), Hereditaire Motorische Neuropathie (HMN) en Hereditaire Sensorische en Autonome Neuropathie (HSAN) met als doel het maken van gedetailleerde genotype-fenotype correlaties. Deze zijn van belang bij het opstellen van diagnostische richtlijnen en bij het oriënteren van verdere genetische en celbiologische studies naar de ziektemechanismen die spelen bij erfelijke aandoeningen van het perifere zenuwstelsel. Organisaties: • VIB DMG - Neurogenetica
Onderzoekers: • Peter De Jonghe • Jonathan Baets
Klinische definiëring van nieuwe genoom ziektebeelden in mentale retardatie Universiteit Antwerpen Abstract: De hypothese is dat er veel meer nieuwe genoom ziektebeelden bestaan dan tot nu toe beschreven. Doel van dit project is een aantal van deze nieuwe mentale retardatiesyndromen te identificeren. Ik wil hierbij aantonen dat een "genotype eerst" strategie, waarbij personen met onverklaarde mentale retardatie eerst gekarakteriseerd worden door hun genomische afwijking vooraleer de gemeenschappelijke kliniek wordt afgelijnd, in het huidige tijdperk de aangewezen manier is om nieuwe mentale retardatiesyndromen te definiëren. Organisaties: • Cognitieve Genetica (COGNET)
Onderzoekers: • Frank Kooy • Nathalie Van der Aa
Klinische condities die de proliferatie van bèta cellen in de adulte humane pancreas stimuleren. Vrije Universiteit Brussel
Abstract: Type 2 diabetes is geassocieerd met een in verhouding tot het lichaamsgewicht te klein aantal beta cellen. Stimulering van beta cel groei zou daarom onderzocht moeten worden als therapie. Tot voor kort werd aangenomen dat de profileratieve capaciteit van de adulte beta cel zeer beperkt is. Recente studies tonen echter aan dat adulte muis beta cellen tot substantiële celdeling in staat zijn. In de huidige studie willen we dit bevestigen in patiënten. Preliminaire gegevens laten zien dat onder bepaalde klinische condities da adulte humane beta cellen in staat zijn tot een hoog niveau van proliferatie (tot 70%0 Ki67+Ins+). Dit niveau moet worden vergeleken met de mediane waarde van 0 %0Ki67+Ins+ in de totale donorpopulatie en met een waarde van 40%0 Ki67+Ins+ in 16 weken oude foetale pancreas. In het project willen we de werkhypothese testen dat acute leverschade een belangrijke oorzakelijke factor is voor het hoge proliferatie niveau in een deel van de patiënten en dat regeneratieve pathways die beschreven zijn voor lever ook deels operationeel zijn in de pancreas. We hebben de beschikking over biopten (paraffine en cryo) van n=2929 donor pancreata en beschikken daarnaast over corresponderende serumstalen en gedetailleerde klinische gegevens. We zullen de beta cel proliferatiegraad (Ki67+) correleren met klinische gegevens en analyses op serum stalen. Met Q-RT-PCR, Western blot en IHC zal worden nagegaan of regeneratieve merkers tot differentiële expressie komen. Organisaties: • Pathologische Anatomie
Onderzoekers: • Pieter IN 'T VELD • MIRIAM MARICHAL
(Klinische, biologische en epidemiologische heterogeneïteit v diabetes gediagnosticeerd voor leeftijd v 40 jaar in België: verband met leeftijd,geslacht en BMI) Epidemiologie, klinische presentatie en biologische merkers van diabetes ...) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Door een combinatie van epidemiologische, klinische en biologische studies wil het voorgestelde project de incidentie van T1D en T2D verder opvolgen en de classificatie en predictie van de ziekte verfijnen aan de hand van biologische en anthropometrische merkers met het oog op het bestuderen van (variaties in) de natuurlijke geschiedenis van het ziekteproces en het identificeren van objectieve criteria voor het selecteren en opvolgen van deelnemers aan innovatieve preventiestudies naar (complicaties van) type 1 diabetes. Epidemiologische studies: De incidentie van T1D en T2D (<40 jaar) zal jaarlijks in Antwerpen en Luxemburg bepaald en opgevolgd worden. Er zal bevestiging gezocht worden voor de preferentiële vervroeging van T1D in mannelijke patiënten en er zal nagegaan worden of de incidentie van T1D ook toeneemt bij de meisjes. Organisaties: • Pathologische Biochemie en Fysiologie • Pathologische Anatomie
Onderzoekers: • FRANS GORUS • CLAUDE SEVENS
Klinische bewegingsanalyse van het effect van orthesen van kinderen met cerebrale parese KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Orgaansystemen
Onderzoekers: • Katleen Desloovere • Guy Molenaers
Klinefelter gerelateerde onvruchtbaarheid: op zoek naar de oorzaak. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Klinefelter Syndroom komt voor bij 1 op 600 jongens en is de meest frequente sex-chromosoom gerelateerde afwijking. De symptomen varieren per patient. De meest voorkomende symptomen zijn grotere gestalte, leerstoornissen, gedragsproblemen, borstvorming, kleine testikels en hypogonadisme. De meeste patiënten worden echter pas gediagnosticeerd op volwassen leeftijd wanneer ze een vruchtbaarheidsbehandeling ondergaan. KS is immers een van de meest frequente genetische oorzaken van azoospermie bij adulte mannen. Azoospermie bij deze patiënten wordt veroorzaakt door het verdwijnen van de germinale cellen, vooral bij aanvang van de puberteit. Bij de geboorte is er een normale testiculaire histologie aanwezig, maar na de puberteit treedt hyalinisatie van de seminifere tubuli en hyperplasie van het interstitium op. Uiteindelijk worden de testikels volledig sclerotisch. Toch kunnenn in 50% van de adulte KS patiënten spermatozoa gevonden worden bij testiculaire sperma extractie. Voor patiënten waar geen focale spermatogenese meer wordt aangetroffen zou testiculaire weefselpreservatie in combinatie met in vitro maturatie een oplossing kunnen biedenould benefit from testicular tissue banking at prepubertal age in combination with in vitro bieden. Spijtig genoeg, bestaan er momenteel geen predictieve factoren die de fertiliteitsstatus op volwassen leeftijd kunnen voorspellen. Het mechanisme achter Klinefelter gerelateerde infertiliteit is ongekend. In deze studie willen nagaan of de oorzaak van het stamcelverlies intrinsiek is aan de germinale cellen, geassocieerd is aan de testiculaire omgeving of veroorzaakt wordt door de verandere expressie van X-gebonden genen. Organisaties: • Basis (bio)-medische wetenschappen • Embryologie en Menselijke Genetica
Onderzoekers: • ELLEN GOOSSENS • Dorien VAN SAEN • HERMAN TOURNAYE
Klimaatverandering percepties en adaptatiestrategieën : gevolgen voor de voedselzekerheid van kleine boeren in OostEthiopië Universiteit Gent Abstract: Niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Plantaardige productie
Onderzoekers: • Patrick Van Damme
Klimaatverandering en duurzame rijstproductie systemen in Benin : Ecologische intensivering door het gebruik van Sesbania rostrata ( Bremek. & Oberm.) als de vorige agrobosbouw laagland rijst
Universiteit Gent Abstract: Niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Plantaardige productie
Onderzoekers: • Patrick Van Damme
Klimaatverandering en de veranderingen in de ruimtelijke structuren in Vlaanderen. Universiteit Antwerpen Abstract: De Wetenschappelijke doelstellingen van het onderzoeksproject kunnen worden omschreven als: -een kwalitatieve verkenning door middel van ontwerpend onderzoek van mogelijke planningsconcepten voor een meer adaptieve benadering van veranderingen in ruimtelijke structuren ten gevolge van klimaatverandering. -een wetenschappelijke evaluatie en waardering van bestaande planningsinstrumtenten en bestuurskundige mechanismen voor de implementatie van ruimtelijke planningsstrategieën in relatie tot klimaatverandering. Organisaties: • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Patrick Meire
Klimaatverandering en Antarctische microbiële biodiversiteit CCAMBIO Universiteit Gent Abstract: CCAMBIO heeft tot doel de diversiteit, biogeografische zonering, evolutionaire geschiedenis en de genomische kenmerken van lacustriene microbiële matten in het Antarctische biogeografisch rijk te bestuderen teneinde hun resiliëntie en lokale en regionale respons op global change te kwantificeren. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Wim Vyverman • Anne Willems
Klimaatswijziging en Antarctische microbiële diversiteit - CCAMBIO Universiteit Gent Abstract: Het objectief van CCAMBIO is om de diversiteit, biogeografische verspreiding, evolutieve ontwikkeling and genomkische samenstelling van lacustriene microbiële matten gemeenschappen in het Antarctisch gebied te bestuderen om hun veerkracht en lokale en regionale gevolgen van global change na te gaan. Organisaties: • Vakgroep Biochemie en Microbiologie
Onderzoekers: • Wim Vyverman • Anne Willems
Klimaatkamer voor onderzoek op Vlaamse elitesporters en beloftevolle jongeren die deel uitmaken van de Vlaamse atletenlijst. KU Leuven Abstract: Klimaatkamer voor onderzoek op Vlaamse elitesporters en beloftevolle jongeren die deel uitmaken van de Vlaamse atletenlijst. Het opmeten van de gevoeligheid van de individuele atleten voor hoogte of voor dehydratatie met het oog op het uitwerken van een preventieve strategie; acclimatisatietraining van atleten in de directe voorbereiding op competitiesop hoogte of in een warme omgeving; hypoxietraining bij atleten ter verbetering van de prestaties in de directe voorbereiding op competities opzeeniveau of op hoogte. Organisaties: • Inspanningsfysiologie
Onderzoekers: • Peter Hespel
Klimaat- en ecologische geschiedenis van de centrale Sahara: studie van een uniek continu archief van de laatste 15.000 jaar Universiteit Gent Abstract: Dit project beoogt een paleoecologische reconstructie van de omgevingsgeschiedenis van de centrale Sahara sinds de laatste Ijstijd, op basis van fossiele resten van aquatische biota bewaard in het continue sedimentarchief van het Yoa-meer in Noord-Tsjaad. Dit omvat studies van de taxonomie en biogeografie van dansmuggen (Chironomidae) in de Sahara, en van de limnologie, biodiversiteit en ecologie van huidige aquatische systemen in het Ounianga meerdistrict. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Dirk Verschuren
Klimaateffect en luchtkwaliteitmodellen voor beleidsondersteuning (CLIMAQS). Universiteit Antwerpen Abstract: Vlaanderen gaat gebukt onder een van de hoogste niveaus van luchtvervuiling in Europa. Bovendien worden de gevolgen van klimaatverandering in toenemende mate waarneembaar in Vlaanderen. Met betrekking tot klimaat en luchtkwaliteit zijn atmosferische modellen een cruciaal instrument voor de ondersteuning van het beleid omdat ze ons in staat stellen voorspellingen te maken en de gevolgen van verschillende scenario's door te rekenen. Tot nu zijn voornamelijk voorspellende 3D-modellen het beste, beschikbare instrument hiervoor. Deze modellen zijn echter beperkt tot academische toepassingen en ze zijn zelden toegepast voor het doorrekenen van langetermijnvoorspellingen voor beleidsondersteuning omdat ze vaak te complex en rekenintensief zijn. De doelstellingen van het CLIMAQS onderzoeksproject zijn het controleren en verbeteren van bestaande voorspellende 3D-modellen op regionale en lokale schaal voor Vlaanderen en het ontwikkelen van strategieën om ze te implementeren in de ondersteuning van beleidskeuzes met betrekking tot de gevolgen van klimaatverandering en urbane en regionale luchtvervuiling in Vlaanderen. Voor dit project wordt een breed kennisplatform in atmosferisch modelleren uitgebouwd, gebaseerd op beschikbare expertise in Vlaanderen. Het project is dan ook een samenwerking tussen VITO, het Dep. Geografie en het Dep. Toegepaste Wetenschappen van de K.U.Leuven en het Dep. Bioingenieurswetenschappen van de UA.
In een eerste fase van het project zullen de modellen op regionale en locale schaal voor secundaire aërosolvorming, de hydrologische cyclus en de biosfeer-atmosfeer-interactie worden verbeterd. Bovendien zullen technieken voor data-assimilatie worden geïmplementeerd voor bepaalde hydrologische parameters en atmosferische concentraties aan gassen en aerosolen. Om dit te bewerkstelligen zal een dynamische biosfeermodule worden geïntegreerd in een regionaal klimaatmodel. Dit maakt mogelijk dat vegetatie interactief kan groeien en afsterven in functie van atmosferische omstandigheden zoals die kunnen worden verwacht in de toekomst. De resulterende verbeterde regionale klimaatmodellen zijn niet alleen waardevol op zich, maar zullen eveneens toelaten om het modelleren van luchtkwaliteit te verbeteren. Op lokaal niveau, zoals een stadswijk, zullen gebouwen en vegetatie mee kunnen worden opgenomen in het modelleren van luchtkwaliteit met een ruimtelijke resolutie van slechts enkele meters, met behulp van ENVI-Met. De 3D-terreinobjecten zullen worden opgesteld met behulp van hoge resolutie stereosatellietbeelden. Bij het implementeren en testen van het model zal de focus liggen op voornamelijk verkeergerelateerde polluenten zoals fijn stof (PM10, PM2.5 en NO2). Bovendien zal speciale aandacht worden besteed aan het zeer schadelijke ultrafijn stof, met name naar de groottedistributie van de deeltjes en hun interactie met planten. In een tweede fase zal de focus liggen op het verbeteren van de toepasbaarheid van de modellen voor beleidsondersteuning en op het aantonen van hun mogelijkheden met behulp van gevalstudies. Na het koppelen van de modellen, zal de laatste fase van het project gewijd zijn aan het uitvoeren van beleidsrelevante demonstraties. Hierbij zullen specifieke gevallen worden beschouwd via het op lokale schaal modelleren van de effecten van mitigatiestrategieën voor luchtvervuiling. Bovendien zullen langetermijnvoorspellingen (over een periode van ong. 10 jaar) van de impact van klimaatverandering en van de luchtkwaliteit worden uitgevoerd voor de ganse regio Vlaanderen, met een resolutie van slechts enkele kilometers en zowel voor het huidige als het toekomstige klimaat. Het Dep. Bio-ingenieurswetenschappen van de UA zal instaan voor het ontwikkelen van numerische modellen in het bestaande FORUG-model ter simulatie van (i) de impact van atmosferische omstandigheden en ozon (O3), zwaveldioxide (SO2) en stikstofoxiden (NOx) op fysiologische dynamiek van vegetatie, en (ii) de emissies van BVOC's (biogenic volatile organic compounds) in functie van meteorologische omstandigheden en fenologie, en dit voor bomen, grasland en gewassen. Daarnaast zal een bestaande deterministische vegetatiemodule in het ENVI-Met model worden uitgebreid om de uitwisseling van polluenten te simuleren (depositie op, opname door en uitloging uit bladeren) alsook de fysiologische gevolgen van luchtpolluenten. Daarvoor worden intensieve meetcampagnes opgezet in Vlaamse steden ter bepaling van de plant-polluentinteracties, en dit voor verschillende soorten en in hoge ruimtelijke resolutie. Uiteindelijk zal de impact worden bepaald van verscheidene realistische scenario's van stedelijk groenaanleg op luchtkwaliteit en klimaat via gevalstudies in Gent en Hasselt, met behulp van het uitgebreide ENVI-Met model. In samenspraak met de betrokken steden zullen scenario's van groenaanleg worden geselecteerd, zoals de aanleg van parken, het aanplanten van hagen of bomenrijen langsheen drukke wegen, de aanleg van groendaken en een wijziging van de boomsoort gebruikt in stedelijke aanplantingen. Organisaties: • Milieu Ecologie en Microbiologie (ENdEMIC)
Onderzoekers: • Silvia Lenaerts • Roeland Samson
Kleine verschillen, grote gevolgen: bottom-up impact van prioriteitseffecten in microcystis op de aquatische voedselketen. KU Leuven Abstract: Microcystis is een wereldwijd voorkomende cyanobacteriesoort die instaat is om toxische algenbloeien te vormen. Microcystis populaties kunnen bestaan uit grote aantallen verschillende genetische lijnen die ecologische sterk van elkaar kunnen verschillen. De watervlo Daphnia is potentieel een belangrijke grazer van Microcystis, maar heeft ook te lijdenonder zijn toxiciteit. Eerder onderzoek van Dr. Van Gremberghe (UGent) toonde de impact van prioriteitseffecten op de genetische samenstelling van microcystispopulaties en de sterke interacties tussen Microcystis en Daphnia aan. Ik ga dit modelsysteem in mijn doctoraat gebruiken omde bottom-up impact van prioriteitseffecten in de aquatische voedselketen te kwantificeren. Mijn hypothese stelt dat prioriteitseffecten, via hun impact op de toxiciteit van een bloei, de biomassa en soortensamenstelling van hogere trofische niveaus beïnvloeden. Mijn experimenten zullenvooral gericht zijn op de gevolgen voor het zooplankton. Organisaties: • Afd. Ecologie, Evolutie en Biodiv.behoud
Onderzoekers: • Luc De Meester • Koenraad Muylaert • Veerle Lemaire
Kleine 'heat shock' proteïnen in gezonde omstandigheden en bij ziekte. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • VIB DMG - Perifere Neuropathieën
Onderzoekers: • Vincent Timmerman
Kleine 'heat shock' proteïnen in gezonde omstandigheden en bij ziekte. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Biomolecular & Analytical Mass Spectrometry (BAMS)
Onderzoekers: • Frank Sobott
Klaring van de humaan papillomavirus infectie. Universiteit Antwerpen Abstract: Middels een follow-up onderzoek van vrouwelijke eerstejaars studenten, waarbij naast een HPV bepaling ook onderzoek gedaan wordt naar de humorale en cellulaire immuunrespons gericht tegen HPV, zal meer inzicht worden verkregen in het mechanisme van klaring van de virale infectie. Tevens wordt, door onderzoek naar de correlatie tussen HPV infectie en seksueel gedrag, een beter beeld verkregen van de startleeftijd voor de toepassing van een preventief vaccin tegen HPV, in relatie tot de coitarche. Organisaties: • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Marc Baay
Klaarheid in het benevelde brein. Spatiotemporele vingerafdrukken van neurodegeneratie door middel van whole-brain microscopische beeldvorming. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds IWT. UA levert aan IWT de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Laboratorium voor celbiologie en histologie
Onderzoekers: • Winnok De Vos
Kinkhoestvaccinatie tijdens de zwangerschap: wat is de invloed van maternale antistoffen op het immuunantwoord bij voldragen en premature zuigelingen: de MAMA studie. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Ludo Mahieu • Pierre Van Damme • Elke Leuridan
Kinetische beschrijving van de vorming van procesgeïnduceerde contaminanten in plantgebaseerde levensmiddelen. KU Leuven Abstract: Door langzaam verschuivende consumentenverwachtingen en nieuwe technologische ontwikkelingen zijn de levensmiddelenindustrie en onderzoekers steeds op zoek naar nieuwe mogelijke manieren voor de behandeling van levensmiddelen. Deze innovatieve behandelingstechnieken kunnen echter geen echte alternatieven betekenen zolang hun effecten op zowel de veiligheid als de kwaliteit van levensmiddelen voldoende zijn aangetoond.Het doel van dit project is om op een kwantitatieve manier de vorming van procesgeïnduceerde contaminanten te beschrijven in plantgebaseerde levensmiddelen. Afhankelijk van het type en de intensiteit van de toegepaste behandelingstechniek kan de vorming van bepaalde componenten immers leiden tot serieuze gezondheidsrisico's en aanzienlijke kwaliteitsverliezen. Eenmathematisch model dat de vorming van zulke componenten beschrijft in functie van de procesparameters kan een hulpmiddel zijn voor de levensmiddelenindustrie bij problemen van procesontwerp en -optimalisatie. Organisaties: • Centr. Levensmidd.- & Microb. Technol.
Onderzoekers: • Ann Van Loey • Tara Grauwet • Stijn Palmers
Kinetiekmodellen voor indicatoren van appelkwaliteit doorheen een duurzame naoogstketen KU Leuven Abstract: Appels ondergaan, net als alle andere groenten en fruit, voortdurend kwaliteitsveranderingen als gevolg van hun rijpings- en verouderingsproces. Rijping kan gewenst zijn omdat het de vruchten zachter maakt, maar hetbeperkt hun bewaarperiode. Om appels het hele jaar door te kunnen aanbieden, probeert men de rijping af te remmen. De meest gebruikelijke techniek is het bewaren van appels bij een lage temperatuur, een verlaagd zuurstofgehalte en een verhoogd koolstofdioxidegehalte. Dit wordt ook wel bewaring in gecontroleerde atmosfeer (CA) genoemd. Bewaring in gecontroleerde atmosfeer voorkomt kwaliteitsverlies door de inhibitie van celademhaling en ethyleenproductie. Dit zijn twee reacties die cruciaal zijn in kwaliteitsverlies tijdens de rijping. Verschillende appelcultivars hebben verschillende optimale CA-omstandigheden, afhankelijk van hun gevoeligheid voor koeling, een laag zuurstofgehalte en een hoog koolstofdioxidegehalte. Hoewel CA-bewaring vaak gebruikt wordt in de appelteelt om Organisaties: • Afdeling MeBioS
Onderzoekers: • Annemie Geeraerd • Sunny George Gwanpua
Kinetiek en simulatie van de bacteriocineproductie van nieuwe bacteriocineproducerende starterculturen voor een gecontroleerd worstfermentatieproces. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het aanwenden van nieuwe, bacteriocineproducerende starter- en/of coculturen biedt een mogelijkheid om gefermenteerde vleeswaren te vrijwaren van de utigroei van een schadelijke bederfflora of van voedselpathogenen. Bacteriocines zijn kleine peptiden die reeds in micromolaire hoeveelheden de groei van sommige nauwvervante microbiële stammen inhiberen, en dus het producerende organisme voorzien van een selectief voordeel t.o.v. zijn natuurlijke competitoren. Sommige melkzuurbacteriën lijken veelbelovend te zijn, daar zij in staat zijn de uitgroei van ongewenste bederforganismen en pathogenen, zoals Staphylococcus aureus en Listeria monocytogenes, te voorkomen door de productie van metabolieten zoals melkzuur en bacxteriocines. Antilisterale bacteriocine-activiteit werd veelvuldig aangetoond, zowel in vitro als in gefermenteerde vleessystemen. Hoewel de resultaten van actieve inhibitie van Listeria uitgroei in veel veelbelovend lijken, was de bacteriocine activiteit minder uitgesproken dan in de fermentatievloeistof op laboratoriumschaal. Waarschijnlijk is dit te wijten aan een partiële inactivatie door proteasen, een beperkte diffusie in de voedselmatrix en een aspecifieke binding aan ingrediënten zoals vetpartikels. Hierdoor moet de productie aan biobeschikbaar, actief bacteriocine verhoogd worden. Een zorgvuldige selectie van de stammen, aangepast aan de voedingsomgeving en de procescondities zoals temperatuur en pH, is dan ook strikt noodzakelijk.
Deze doctoraatsstudie heeft als doelstelling een beter inzicht te verwerven in de in situ productiekinetiek van bacteriocines geproduceerd door melkzuurbacteriën die dienen als starterculturen voor worstfermentatie. Hiertoe zullen in vitro fermantaties uitgevoerd worden om na te gaan wat de invloed is van verschillende physische en chemische factoren die van belang zijn voor het fermentatieproces van droge worst en voor de productie van zowel biomassa als bacteriocine. In een volgende stap zal een vleessimulatiemedium opgesteld worden. Dit medium zal gebruikt worden om een in vitro schatting te maken van de bacteriocineproductiekinetiek die zal plaatsvinden in de vleesomgeving. De verkregen conclusies zullen gevalideerd worden door een reeks in situ fermentaties, gebruikmakend van een modelsysteem in Petriplaten. Uiteindelijk zal er ook een worstfermentatie op pilootschaal uitgevoerd worden, waarbij gebruik zal gemaakt worden van alle kennis die vergaard werd tijdens de onderzoeksperiode. Organisaties: • Industriêle Microbiologie
Onderzoekers: • Luc DE VUYST
Kinesitherapie bij kritiek zieke patienten KU Leuven Abstract: Vooruitgang in de intensieve zorgen (IZ) geneeskunde heeft gezorgd vooreen toegenomen overleving van kritiek zieke patiënten. Deze toegenomen overleving gaat echter samen met algemene deconditionering en spierzwakte. Vroegtijdige mobilisatie (vb: bedfiets ergometer) heeft zijn waarde bewezen in de behandeling van kritiek zieke patiënten, zelfs na ziekenhuisontslag. Totnogtoe waren er geen betrouwbare krachtmetingen mogelijk bij kritiek zieke patiënten. In de eerste studie vonden we dat de handhelddynamometrie, zoals vaak gebruikt bij gedeconditioneerde patiënten (vb:patiënten met chronisch obstructief longlijden(COPD) ), een betrouwbaarmeetinstrument is om te gebruiken op IZ. Kritiek zieke patiëntenverliezen het grootste deel van hun spierkracht in de eerste weken op IZ. In deze periode zijn ze vaak nog gesedeerd, waardoor actieve mobilisatie niet mogelijk is. Neuromusculaire electrostimulatie (NMES) is een behandelmethode waarbij er geen medewerking van de patiënt vereist is en toch e Organisaties: • Cardiovasc. en Respiratoire Revalidatie
Onderzoekers: • Henricus Gosselink • Ilse Vanhorebeek • Greet Hermans • Johan Segers
Kinematische studie van het grijpmechanisme bij zeepaardjes Universiteit Gent Abstract: Zeepaardjes zijn uniek onder de vissen met het vermogen om te grijpen met hun staart. Onderzoek heeft zich reeds gericht naar de anatomische specialisaties om te kunnen grijpen, maar de kinematica van hoe de staart bewogen wordt werd nog niet bestudeerd. In dit project zal de kinematica in 3D worden geanalyseerd, evenals de relatie tot variatie in het substraat waaraan zeepaardjes zich vasthechten. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Dominique Adriaens
Kinematic, transcriptomic and proteomic analysis of the growth response of maize leaves to drought stress. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds Erasmus Mundus. UA levert aan Erasmus Mundus de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Moleculaire Plantenfysiologie en Biotechnologie
Onderzoekers: • Gerardus Beemster
Kindvriendelijk ziekenhuis: het belang van interieurvormgeving en kunst op de ziekenhuisbeleving van kinderen Hogeschool Gent Abstract: Het AZ Jan Palfijn streeft ernaar een kindvriendelijk leefklimaat te creëren om zo bij te dragen aan een gezonde ontwikkeling van kinderen, waarin ze kunnen ervaren dat ziekte en het ziekenhuisgebeuren inherent aan het leven verbonden zijn. Vanuit deze visie ontwikkelde zich de vraag hoe de huidige ziekenhuisomgeving -en infrastructuur kan worden aangepast, zodat het kind, als patiënt of als bezoeker, zich meer welkom en behaaglijk voelt. Om dergelijke vraagstelling op creatieve en artistieke wijze in te vullen, stapte het AZ Jan Palfijn naar de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, Optie Interieurvormgeving. De voorgestelde medewerkers van deze afdeling zullen samen met een aantal studenten een concept ontwerpen dat tegemoetkomt aan de gewenste, in dit geval meer kindvriendelijke ziekenhuisomgeving die het subjectief gevoel van welbevinden bij kinderen in een ziekenhuis bevordert. De realisatie van dergelijk project vereist echter enige voorkennis omtrent reeds bestaande studies die de invloed van vormgeving, interieur en kunst op de beleving van kinderen binnen een ziekenhuisomgeving hebben onderzocht, alsook de wijze waarop deze beleving positief kan worden bijgestuurd. Het is op basis van deze evidence-based informatie dat er een verantwoord sjabloon kan worden uitgewerkt dat aangeeft aan welke criteria een kindvriendelijk ziekenhuis moet voldoen. Om deze voorkennis en evidentie op wetenschappelijke wijze te verzamelen zal er in een eerste fase een onderzoek worden georganiseerd in samenwerking met de Faculteit Psychologie & Pedagogische Wetenschappen van de Universiteit Gent. Dit onderzoek zal zowel een literatuurstudie als een empirisch onderzoek omvatten. Op basis van de resultaten van beide onderzoekslijnen zullen er een aantal richtlijnen worden geformuleerd die als concrete handvaten dienen voor de inrichting van een kindvriendelijke ziekenhuisomgeving. Met deze handvaten als leidraad willen we als Hogeschool Gent, optie Interieurvormgeving, concrete interieuraanpassingen voorstellen, implementeren en begeleiden waarbij we de ziekenhuisomgeving positief trachten bij te sturen en langs die weg het welbehagen van kinderen vergroten. Hierbij kunnen andere opties, zowel binnen het departement (grafische- en reclamevormgeving, textielontwerp, mode, film, animatiefilm,
beeldende kunst,...) als over het departement heen (conservatorium drama,...) ter ondersteuning worden aangesproken en zo bijdragen tot een beter totaalconcept. Na afloop van de realisatie van het project zal in samenwerking met de Faculteit Psychologie & Pedagogische Wetenschappen een evaluatiemodule worden samengesteld, waarbij zal worden nagegaan in welke mate de vooropgestelde doelstelling is verwezenlijkt. De meerwaarde van dit project voor de Hogeschool Gent kan worden gesitueerd in een overkoepelende samenwerking met het AZ Jan Palfijn en de Universiteit Gent, waarbij de creativiteit van het Departement Interieurvormgeving vanuit gefundeerde wetenschappelijke bevindingen kan groeien en langs die weg kan resulteren in een verantwoord concept met positieve implicaties voor het welbevinden van kinderen in een ziekenhuis. Organisaties: • Departement Koninklijke Academie voor Schone Kunsten • Vakgroep Interieurvormgeving
Onderzoekers: • Leen De Wilde • Kurt Van Maldegem • Jozefien Muylle • Jan De Pauw
Kind-, ouder- en opvoedingssfactoren als indicatoren voor ziektegedrag bij kinderen met reccurente buikpijn. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Pijn en lichamelijke symptomen zijn voor veel kinderen eengewone ervaring. Een aantal onder hen wordt door de pijnen en symptomen ernstig belemmerd in het sociaal en dagelijks functioneren. Er zijn nog veel onduidelijkheden zowel qua ontstaan als qua behandeling. Zo blijft in empirisch onderzoek bij kinderen met symptomen de mogelijke onderhoudende en versterkende rol van de ouders en hun opvoeding en de relatie ervan met het copinggedrag van de kinderen onderbelicht. Daarnaast is onderzoek hierover bij kinderen in Vlaanderen en Nederland schaars. Iemands cultuur heeft echter een invloed op de wijze waarop een mens lichamelijke symptomen beleeft. Recent ontwikkelde Vanderfaeillie (2004) een integrerend verklaringsmodel voor lichamelijke (somatoforme) symptomen. Het integreert elementen uit de symptoomperceptietheorie (Gijsbers Van Wijk & Kolk, 1997; Pennebaker, 1982), psychofysiologische modellen (Flor & Turk, 1989), het transactionele ontwikkelingsmodel (Sameroff & Chandler, 1975), het copingsmodel van Compas (Compas, e.a., 2001) en Belsky's (1984) model inzake determinanten van ouderlijk handelen. Dit model moet echter nog worden getoetst op zijn geldigheid. Het kan ook worden gebruikt om richting te geven aan onderzoek naar symptomen bij kinderen. Met dit onderzoek wensen we het hierboven voorgestelde model te toetsen op zijn geldigheid voor kinderen met buikpijn. De vraag die we willen beantwoorden luidt m.a.w.: Wat is de bijdrage van de kind-, gezins- en opvoedings-kenmerken aan de verklaring van verschillen in activiteitenniveau en/of ziekteverzuim bij kinderen met buikpijn. Organisaties: • Orthopsychologie
Onderzoekers: • JOHAN VANDERFAEILLIE
Kinderen met een aangeboren hartafwijking: karakteristieken en verloop van cognitieve problemen: een neuropsychologisch longitudinaal prospectief onderzoek KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Laboratorium vr Intensieve Geneeskunde
Onderzoekers: • Dieter Mesotten • Caroline Sterken
Kinderen en jongeren met een chronische aandoening op school: van diagnose naar onderwijsleerenparticipatiebehoeften KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Jeugdgezondh
Onderzoekers: • Karel Hoppenbrouwers • Katja Petry • Ingeborg Van Trimpont
Kill Spill Universiteit Gent Abstract: Het doel van het Kill Spill project om een duurzame biotechnologie te ontwikkelen om olierampen in mariene omgevingen te bestrijden. De UGent activiteiten zijn vooral gericht op het sturen van het microbieel metabolisme onder hoge druk (simulatie van diepzee verontreinigingen) en om via elektrochemie de bioremediatie te faciliteren. Organisaties: • Vakgroep Biochemische en microbiele technologie
Onderzoekers: • Nico Boon
Kieming en wortelgroei van suikerbiet (Beta vulgaris L.), de functie vanethyleen KU Leuven Abstract: De suikerbietteelt staat in voor 25 % van de wereldwijde suikerproductie, terwijl 75 % afkomstig is van suikerriet. Naast de extractie van suiker, wordt suikerbiet ook gebruikt voor de productie van bio-ethanol. Suikerbieten worden hoofdzakelijk geteeld in streken met gematigdklimaat, vooral in het noordelijk halfrond. Vele suikerbiethybriden vertonen een eerder lage kiemkracht, hoewel ze toch een hoge commerciële waarde kunnen hebben door hun uitstekende wortelopbrengst, suikergehalte en/of ziekteresistentie. Een snelle en homogene kieming gecombineerd met een uitstekende zaailingontwikkeling is echter van cruciaal belang voor een optimale productie. Daarom worden verschillende zaadbehandelingen toegepast (vb zuiveren, polijsten, kalibreren, primen, omhullen, coaten) om de zaadkwaliteit en zaailingontwikkeling te verbeteren. Vele van deze technieken zijn echter vooral gebaseerd op ervaring en in minder mate opfundamentele kennis over het kiemingsproces. Bovendien kan zaadkwaliteit ook Organisaties:
• Afdeling Plantenbiotechniek
Onderzoekers: • Maurice De Proft • Willem Abts
Kieming en inactivatie van niet-proteolytische groep II Clostridium botulinum door germinanten en HD-behandeling KU Leuven Abstract: Clostridium botulinum is een sporenvormende anaerobe bacterie die een levensgevaarlijke voedselintoxicatie veroorzaakt door productie van het neurotoxine botuline, één van de meest giftige natuurlijke stoffen die gekend zijn. Het species C. botulinum wordt onderverdeeld in vier groepen waarvan groep I en groep II het meest geassocieerd worden met humaan botulisme. Dit project spitst zich toe op de niet-proteolytische psychrotrofe stammen van groep II (gIICb). Deze vormen een belangrijk aandachtspunt in koelverse kant-en-klare levensmiddelen met lange houdbaarheid omwille van de hitteresistentie van hun sporen en hun capaciteit om in gekoelde producten te groeien en toxine te produceren. Door de toenemende vraag van consumenten naar kwaliteitsvolle voedingsmiddelen die minimaal behandeld en additievenvrij zijn maar desondanks toch een lange houdbaarheid hebben, kent pasteurisatie door hoge druk (HD) zonder gebruik van hitte een groeiende belangstelling en een snelle ontwikkeling.Een bel Organisaties: • Centr. Levensmidd.- & Microb. Technol.
Onderzoekers: • Christiaan Michiels • Charlien Clauwers
Kiem- en gastheer-factoren betrokken bij kolonisatie van de maag en inductie van letsels door Helicobacter suis en Helicobacter heilmannii Universiteit Gent Abstract: Het doel van dit onderzoek is om na te gaan hoe niet-Helicobacter pylori helicobacters de maag van mens en dier koloniseren en beschadigen. Hierbij zullen de bacteriële factoren die een rol spelen bij kolonisatie van het maagslijmvlies, het veroorzaken van celdood en het moduleren van de immuunrespons van de gastheer gekarakteriseerd worden. Organisaties: • Vakgroep Pathologie, bacteriologie en pluimveeziekten
Onderzoekers: • Richard Ducatelle • Freddy Haesebrouck
Keuze & patronen van adaptieve variatie bij de Europese zwarte gier (Aegypius monachus). Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds de KMDA. UA levert aan de KMDA de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Erik Matthysen
Ketenmodel voor de impactanalyse van contaminanten bij de productie van primaire voedingsmiddelen Universiteit Gent Abstract: De doelstellingen van dit project zijn: - ontwikkelen van een generisch model voor het bepalen van de transfer van contaminanten van het agreo ecosysteem naar primaire voedingsproducten - ontwikkelen van een methode voor de impact analyse van gecontamineerde primaire voedingsprodukten - koppelen van de transfer en impact analyse in een geïntegreerd model - evalueren van het model met experimentele gegevens Organisaties: • Vakgroep Gewasbescherming • Vakgroep Biosysteemtechniek
Onderzoekers: • Walter Steurbaut
Kennisplatform Innovatie Ouderenzorg (KIO)ikv Proeftuin Zorginnovatieruimte Vlaanderen: Wetenschappelijke begeleiding. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het Kennisplatform Innovatie Ouderenzorg (KIO) staat in voor de begeleiding -op basis van wetenschappelijke kennis en inzichten- van de platformen en projecten die gesteund worden in het kader van de Proeftuin Zorginnovatieruimte Vlaanderen Organisaties: • Organisatie, beleid en sociale ongelijkheden in gezondheidszorg • Toegepaste economie • Elektronica en Informatica • Gerontologie
Onderzoekers: • Ellen GORUS • Bart JANSEN • MARC JEGERS • MARCUS LEYS
Kennisoverdracht van toegepaste plantenbiotechnologie naar de sierteeltsector - vervolg Hogeschool Gent Abstract: Technologische Dienstverlening - IWT Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Plantaardige Productie
Onderzoekers: • Stefaan Werbrouck
Kennisoverdracht van toegepaste plantenbiotechnologie naar de sierteeltsector Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Plantaardige Productie
Onderzoekers: • Stefaan Werbrouck
Kennis in Perspectief: epistemologische studie van complexe dynamische systemen met een bijdrage tot de ontwikkeling van een actuele transcendentale wetenschapsfilosofie Universiteit Gent Abstract: Onderzoek vanuit de complexe dynamische systeem-theorie, van de verhouding tussen ontologie - epistemologie, meerbepaald van de context-specifieke aard van kennis: (i) literatuurstudie van de organisationele aspecten van levende systemen, binnen ruimtelijke en temporele condities, parallel aan die van cognitieve processen, (ii) uitwerking van een inherent perspectivistische epistemologie, (iii) analyse van het intentioneel karakter ervan binnen een fenomenologisch en/of transcendentaal wetenschapsfilosofisch kader. Organisaties: • Vakgroep Wijsbegeerte en Moraalwetenschap
Onderzoekers: • Gertrudis Van de Vijver
Kennisgedreven sturing van plantfysiologische processen in de sierteelt ter bevordering van plantkwaliteit Universiteit Gent Abstract: De rode draad doorheen het project is het gebruik van stuurlicht (LED-belichting) en plantenhormonen in de sierteelt. Het onderzoeksluik richt zich op: (1) bewaring en transport; (2) wortelvorming van stek en afharding van weefselteelplanten; (3) vertakking en (4) pigmentatie van blad/bloem. Naast het onderzoeksluik is er een valorisatie- en doorstromingsluik en de opstart van het Kennisplatform Plantenfysiologie. Organisaties: • Vakgroep Plantaardige productie
Onderzoekers: • Marie-Christine Van Labeke
Kennis en toepassing van evidence-based richtlijnen in de verslavingszorg. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit onderzoek is om richtlijnen te ontwikkelen voor de behandeling van middelengerelateerde stoornissen (legaal en illegaal). Organisaties: • Kind-, Jeugd- en Volwassenpsychiatrie (CAPRI)
Onderzoekers: • Bernard Sabbe
Kennisbasis voor ontvouwde liaisons in de secretie route (KUL-Spa). KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Laboratorium Moleculaire Bacteriologie
Onderzoekers: • Anastassios Economou
Kenmerk- en verstoringsspecificiteit van fenotypische expressie bij Tribolium. Universiteit Antwerpen Abstract: Kenmerk- en verstoringsspecificiteit van fenotypische expressie bij Tribolium. Organisaties: • Dierenecologie • Dierenecologie
Onderzoekers: • Erik Matthysen
kengetallen varkens Universiteit Gent Abstract: kengetallen varkens Economische en technische kengetallen in het moderne varkensbedrijf coordinator Thomas Moore hogeschool - vzw KILTO Organisaties: • Vakgroep Toegepaste biowetenschappen
Onderzoekers: • Dirk Fremaut
Katakterisering van de schade door chemotherapeutica aan de humane overiële follikel reserve Universiteit Gent Abstract: Verbeterde karaktertherapie heeft geleid tot een significant verhoogde overleving van jonge vrouwelijke patiënten die hun ziekte overwinnen. Het doel van dit prject is om het niveau en het mechanisme te bepalen van de impact van chemotherapie op de ovariële reserve aan primordiale follikels. We zullen menselijk ovarieel weefsel transplanteren in immunodeficiënte muizen om de individuele toxiciteit van chemoherapeutica te bestuderen. Organisaties: • Vakgroep Uro-gynaecologie
Onderzoekers: • Petra De Sutter
Karkaterisering van doelwitgenen van neurogenine 3 Vrije Universiteit Brussel Abstract: Karakterisatie van het doelwitgen neurogenine 3 Organisaties: • Medische Biochemie
Onderzoekers: • Henry HEIMBERG
Karkasclassificatie 2014 Universiteit Gent Abstract: Karkasclassificatie 2014 Karkasclassificatie, logistieke, technische en wetenschappelijke ondersteuning van het Departement Landbouw en Visserij in materies betreffende de indeling van geslachte varkens en volwassen runderen. Organisaties: • Vakgroep Dierlijke productie
Onderzoekers: • Stefaan De Smet
Karkasclassificatie 2012 Universiteit Gent Abstract: 1. Opvolging van de wetenschappelijke en praktische evolutie op het gebied van karkasclassificatie 2. Opleiding en permanente vorming van de ambtenaren van het beleidsdomein Landbouw en Visserij 3. Ondersteuning van de evaluaties van classificeerders en toezichthouders runderen 4. Ondersteuning van de evaluaties van classificeerders en toezichthouders van geslachte varkens. 5. Operationeel houden van de testprocedure met het oog op het betrouwbaar en conform verklaren van de inderlingsapparatuur geïnstalleerd in de varkensslachthuizen gelegen in Vlaanderen + de rapportering van de uitgevoerde testprocedures 6. Test van nieuwe methoden en apparaten voor de indeling van geslachte varkens en runderen met het oog op erkenning 7. Ondersteuning bij de ontwikkeling van een referentiemethode voor de bepaling van de conformatie van geslachte varkens 8. Technisch-wetenschappelijke ondersteuning van de ambtenaren van DLV, bevoegd voor de karkasclassificatie 9. Deelname aan de vergaderingen van de CLIP-commissie 10. Optreden als expert voor het Vlaamse Gewest tijdens vergaderingen en controlemissies van de Europese Unie 11. Advisering van DLV betreffende de regelgeving en de controle erop Organisaties: • Vakgroep Dierlijke productie
Onderzoekers: • Stefaan De Smet
Karkasclassificatie 2011 Universiteit Gent Abstract: Sommige slachthuizen zijn verplicht de karkassen van de geslachte runderen die ten minste 8 maanden oud zijn in te delen volgens een indelingsschema dat vastgesteld is door de Europese Unie. Erkende classificeerders voeren de indeling uit. Het slachthuis moet aan de leverancier van de geslachte runderen alle informatie over de indeling en weging bezorgen. De producent van de geslachte runderen kan alle informatie van zijn geslachte runderen krijgen via de website van de vzw IVB. Het departement Landbouw en Visserij controleert de toepassing van de wetgeving en wordt hierin bijgestaan door de vzw Interprofessionele Vereniging voor het Belgisch Vlees (IVB) en de cel Begeleiding Karkasclassificatie (CBKc) van de Universiteit Gent. - De vorming en evaluatie van de classificeerders/indelingsverantwoordelijken - De uitvoering van de certificeringsproef en analyse van de resultaten - Adviesverlening aan het slachthuis Organisaties: • Vakgroep Dierlijke productie
Onderzoekers: • Stefaan De Smet
Karkasclassificatie Universiteit Gent Abstract: rkasclassificatie, logistieke, technische en wetenschappelijke ondersteuning van het Departement Landbouw en Visserij in materies betreffende de indeling van geslachte varkens en runderen Organisaties: • Vakgroep Dierlijke productie
Onderzoekers: • Stefaan De Smet
Karakteristieke glycosylatiepatronen op het oppervlak van het porcien reproductief en respiratoir syndroom virus (PRRSV) en PRRSV-geïnfecteerde cellen en hun betrokkenheid in interacties met siaalzuurbindende lectines van het immuunsysteem Universiteit Gent Abstract: Het porcien reproductief en respiratoir syndroom virus (PRRSV) is een belangrijke pathogeen bij varkens. Het doel van dit onderzoeksproject is zowel de virus-gelinkte glycanen als de invloed van PRRSV infectie op cellulaire glycosylatie te onderzoeken. Verder zal ook de interactie van deze glycanen met siaalzuurbindende immuunsysteem lectines worden bekeken, aangezien deze vaak cruciaal zijn in regulatie van immuunresponsen. Organisaties: • Vakgroep Virologie, parasitologie en immunologie
Onderzoekers: • Hans Nauwynck
Karakterisering van verschillende tumor-geassocieerde macrofaag subpopulaties en hun bidirectionele interactie met intratumorale lymfocyten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In dit project onderzoek we de eo-localisatie van macrofage subsets en lymfocyte subsets in verschillende tumor types. Door het elimineren van lympfocyte subsets in tumoren testen we hun impact op het gedrag van TAMs. Vice versa, door het elimineren van specifieke TAM subsets in tumoren, kunnen we hun invloed beoordelen op tumor infiltrerende lympfocyte functies en op tumorgroei en verspreiding. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • PATRICK DE BAETSELIER
Karakterisering van stralingsgeïnduceerde processen in de DNA suikereenheid: een EMR- en DFT-studie op suikereenkristallen. Universiteit Gent Abstract: Het voorgestelde project beoogt gecombineerd experimenteel en theoretisch onderzoek van stralingsgeïnduceerde processen in suikereenkristallen, met als hoofddoel inzicht te verwerven in de stralingsfysica en -chemie van de deoxyribose-suikereenheid in DNA. Organisaties: • Vakgroep Fysica en Sterrenkunde
Onderzoekers: • Freddy Callens
Karakterisering van stikstofhoudende en zwavelhoudende verbindingen in hernieuwbare en petrochemische fracties met 2 dimensionele gaschromatografie Universiteit Gent Abstract: Typische fossiele en hernieuwbare fracties bevatten een grootte verscheideenheid aan stikstof en zwavelhoudende componenten in zeer lage concentraties. Een betere karakterisering moet toelaten om een beter inzicht te verweken in de reacties van deze componenten en hun rol in biochemische en petrochemische processen. Organisaties: • Vakgroep Chemische proceskunde en technische chemie
Onderzoekers: • Kevin Van Geem
Karakterisering van ST2/IL-33 signaaltransductie en evaluatie van het therapeutisch potentieel van nanobody gemedieerde targeting van IL-33 Universiteit Gent Abstract: Interleukine-33 (IL-33) is een recent geïdentificeerd cytokine dat bindt aan de ST2 receptor en de activiteit van verschillende celtypes die betrokken zijn bij immuniteit reguleert. In dit project zullen we aan de hand van verschillende moleculair biologische technieken en muismodelsystemen het werkingsmechanisme van IL-33 en het therapeutisch potentieel van IL-33 inhibitie bestuderen. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Rudi Beyaert
Karakterisering van somaclonale variatie in Petunia sp. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds IWT. UA levert aan IWT de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Plantengroei en -ontwikkeling
Onderzoekers: • Els Prinsen • Ashka Jhaveri
Karakterisering van plant plasmamembraan aquaporine trafficking Universiteit Gent Abstract: Dit postdoctoraal project beoogt het identificeren van moleculaire interactoren van een onderfamilie van plantaardige aquaporins, die hun activiteiten en / of trafficking naar het plasmamembraan (PM) moduleren. Organisaties: • Vakgroep Plantenbiotechnologie en Genetica
Onderzoekers: • Dirk Inzé • Eugenia Russinova
Karakterisering van nieuwe targets voor de behandeling van het Fragiele X Syndroom. Universiteit Antwerpen Abstract: Karakterisering van nieuwe targets voor de behandeling van het Fragiele X Syndroom. Organisaties: • Neurochemie en gedrag
Onderzoekers: • Peter De Deyn • Inge Heulens
Karakterisering van nieuwe targets voor de behandeling van het Fragiele X Syndroom. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds IWT. UA levert aan IWT de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties:
• Neurochemie en gedrag
Onderzoekers: • Peter De Deyn • Inge Heulens
Karakterisering van nieuwe muismodellen voor frontotemporale kwabdegeneratie (FTLD) en amyotrofe laterale sclerose (ALS). Universiteit Antwerpen Abstract: Recent werden geubiquitineerde en N-terminaal getrunceerde vormen van het TAR DNA-bindend eiwit (TDP-43) geïdentificeerd als voornaamste eiwitcomponent van nucleaire en cytoplasmatische inclusies bij patiënten met frontotemporale kwabdegeneratie (FTLD) en amyotrofe laterale sclerose (ALS). Tot nu toe zijn haast alle gekende TDP-43 mutaties geïdentificeerd in patiënten met sporadische en familiale vormen van ALS. Daarnaast veroorzaken mutaties in het valosine bevattend eiwit (VCP) en progranuline (GRN) gen eveneens FTLD, waarbij pathologisch ook TDP-43 positieve inclusies worden aangetroffen. Onze onderzoeksgroep heeft al een aantal transgene muismodellen ontwikkeld voor deze genen om onderzoek te kunnen voeren naar de onderliggende mechanismen van neurodegeneratie of TDP-43 opstapeling bij deze patiënten. De specifieke doelstellingen van dit project bestaan uit de karakterisering van mutant mens TDP-43 (M337V) en mutant mens VCP (R159H) overexpressie muizen als een potentieel FTLD en/of ALS model. Deze muizen zullen zowel op het vlak van gedrag, biochemie en neuropathologie geanalyseerd worden om na te gaan of ze voornamelijk in corticale en/of ruggenmerg motorneuronen neuronaal verlies vertonen en of ze beweging, cognitieve of andere gedragstoornissen ontwikkelen die ernstiger zijn dan bijwt-hTDP-43 of wt-hVCP muizen respectievelijk. Tenslotte zal ook een progranuline knock-out (Grn-/-) x wt-hTDP-43 overexpressie muismodel ontwikkeld worden om de relevantie van Grn verlies te begrijpen t.o.v. een gehumaniseerde TDP-43 achtergrond. Deze muizen kunnen dienen als belangrijk ziektemodel voor FTLD of ALS. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Jonathan Janssens
Karakterisering van nieuwe kanker-gerelateerde doelwitgenen van de canonieke Wnt signaaltransductieweg in het spijsverteringsstelsel Universiteit Gent Abstract: We willen nieuwe doelwitgenen identificeren van de canonike Wnt signaaltransductieweg die heel vaak is ontspoord in verschillende kankers. Deze genen zullen worden opgespoord in verschillende organen van transgene kikkervissen (Xenopus) waarin we de Wnt pathway genetisch kunnen manipuleren. Hierna zullen we nagaan of ze ook zijn aangerijkt in menselijke kankers waarin de Wnt pathway is geactiveerd. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Kris Vleminckx
Karakterisering van innate immuunresponsen in het centraal zenuwstelsel: modulatie tot immunologische acceptatie van allogene celimplantaten. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Anne Marie Van Der Linden • Dirk Ysebaert • Peter Ponsaerts • Zwi Berneman • Patrick Pauwels
Karakterisering van immuunresponsen gericht tegen allogene stamcelimplantaten in het centraal zenuwstelsel. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project onderzoeken we de bijdrage van innate (microglia) en adaptieve (T-cellen) immuunresponsen die bijdragen tot de immunologische afstoting van allogene stamcelimplantaten in de hersenen van immuuncompetente muizen. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Peter Ponsaerts
Karakterisering van het risicoverhogende effect van progranuline missense mutaties: aanmaak van een Grn knock-in muismodel. Universiteit Antwerpen Abstract: Recent werden nulmutaties, die resulteren in haploïsufficientie, in het progranuline gen (GRN) geïdentificeerd als oorzaak van autosomaal dominante frontaalkwabdegeneratie (FTLD). Naast nulmutaties werden ook verscheidene missense mutaties gevonden in FTLD, maar ook in aanverwante neurodegeneratieve dementies zoals de ziekte van Alzheimer (AD). De bijdrage van GRN missense mutaties tot het risico op neurodegeneratie blijft tot op heden echter onduidelijk. In dit project zullen we het risicoverhogende effect van GRN missense mutaties in vivo onderzoeken aan de hand van een Grn knock-in muismodel voor een geselecteerde missense mutatie. Het effect van de Grn missense mutatie zal gestaafd worden door de knock-in muizen te onderwerpen aan een batterij van gedrags- en cognitieve testen. Voorts zullen we, omdat het verwachte effect van GRN missense mutaties eerder mild is, het gegenereerde muismodel kruisen met bestaande muismodellen voor AD of FTLD om zo na te gaan of GRN missense mutaties het neurodegeneratie fenotype beïnvloeden. Deze analyses zullen in belangrijke mate bijdragen aan het ophelderen van de mechanismen betrokken in GRN gerelateerde neurodegeneratie, en kunnen nieuwe aangrijpingspunten voor nieuwe therapieën opleveren. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Nathalie Brouwers
Karakterisering van het risicoverhogende effect van progranuline missense mutaties aan de hand van in vitro celmodellen
Universiteit Antwerpen Abstract: Nulmutaties in progranuline (GRN) werden geïdentificeerd als oorzaak van frontaalkwabdegeneratie (FTLD). Daarnaast werden ook missense mutaties gevonden, maar de bijdrage van deze mutaties tot het risico op neurodegeneratie blijft onduidelijk. In dit project zullen we in vitro celmodellen ontwikkelen die toestaan polymorfismen en pathogene mutaties te onderscheiden, wat belangrijke implicaties heeft voor DNA diagnostiek. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Nathalie Brouwers
Karakterisering van het primase DnaG van Staphylococcus aureus, een potentieel doelwit voor nieuwe antibiotica. KU Leuven Abstract: De toenemende resistentie van bacteriën voor antibiotica is een grote uitdaging voor de gezondheidszorg. Infecties veroorzaakt door (multi)resistente pathogenen veroorzaken nog steeds ernstig ziekteleed en sterfte. Een groot deel van deze bacteriële infecties wordt veroorzaakt door methicilline-resistente vormen van Staphylococcus aureus (S. aureus) (MRSA). Ondanks de grote impact op de volksgezondheid zijn er de laatste jaren weinig nieuwe antibiotica op de markt gekomen. In ditproject zullen we daarom het primase DnaG van S. aureus beschouwenals een mogelijk doelwit waartegen nieuwe antibiotica kunnen worden ontwikkeld. Omdat de zoektocht naar het moleculair doelwit bij de whole-cell screening-methode in het antibiotica-onderzoek erg moeilijk is, en omdat langs de andere kant veel hits die via de high-throughput screeningmethode (HTS) worden gevonden geen antibacteriële activiteit hebben, zullen we in het eerste deel van dit project een DnaG-knockdownstam aanmaken waarbij genomisch Organisaties: • Laboratorium Virologie en Chemotherapie
Onderzoekers: • Johan Van Lint • Kenneth Segers • Mathias Cobbaut
Karakterisering van fase-afhankelijk gereguleerde factoren in het centraal zenuwstelsel van de woestijnsprinkhaan. KU Leuven Abstract: De woestijnsprinkhaan Schistocerca gregaria is alom bekend omwille van zijn opvallende fenotypische plasticiteit (polyfenisme), resulterend in twee extreme verschijningsvormen of fasen. De volledige transitie van desolitaire naar de gregaire fase neemt gewoonlijk meerdere generaties inbeslag. De gedragswijziging die geïnduceerd wordt door bepaalde gregariserende stimuli doet zich echter al voor in enkele uren tijd. Om deze reden is dit inseht een belangrijk modelsysteem voor onderzoek naar plasticiteit op verschillende tijdschalen. Het doel van dit project is het bestuderen van de moleculaire mechanismen die aan de basis liggen van het verwerven en behouden van gregair gedrag. Vooreerst zullen we diverse kandidaatgenen selecteren, gebaseerd op voorafgaande micro-array studies. De expressie van deze genen zal grotendeels worden uitgeschakeld met behulp van RNA interference (RNAi) en het effect van deze knockdown zal verder worden geanalyseerd op het niveau van het gedrag en op genexpres Organisaties: • Afd. Dierenfysiologie en Neurobiologie
Onderzoekers: • Jozef Vanden Broeck • Rik Verdonck
Karakterisering van enterische neuronen tijdens de ontwikkeling van de zebravis, Danio rerio. Universiteit Antwerpen Abstract: De morfologische, neurochemische en elektrofysiologische karakteriseringen van enterische neuronen tijdens de ontwikkeling van de gastro-intestinale tractus van de zebravis worden bestudeerd om neurontypen in het enterisch zenuwstelsel te definiëren. Kennis die noodzakelijk is voor de analyse van functionele veranderingen in het enterisch zenuwstelsel van zebravismutanten gebruikt in het onderzoek van gastro-intestinale ziektebeelden. Organisaties: • Antwerps chirurgisch training, anatomie en onderzoekscentrum (ASTARC)
Onderzoekers: • Luc Van Nassauw
Karakterisering van eiwit-eiwit interacties in Toll-like receptor (TLR)-geïnduceerde signaalwegen Universiteit Gent Abstract: De moleculaire mechanismen die de immuunrespons tegenover pathogenen initiëren en controleren vormen de focus van dit project. Tolllike receptoren (TLRs) spelen hierbij een cruciale rol door de herkenning van componenten van microbiële oorspong. In dit project zullen we eiwitten indentificeren die interageren met specifieke TLR signaalmolecules (vb. IRAK4) en die een rol spelen bij de TLR-geinduceerde activering van NF-kB gemedieerde genexpressie. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Rudi Beyaert
Karakterisering van de morfologische, ecofysiologische, celfysiologische en moleculaire respons van baobab (Adansonia digitata L.) op droogtestress. Universiteit Antwerpen Abstract: De Afrikaanse baobab (Adansonia digitata L.) speelt een essentiële socio-economische rol in de rurale levensgemeenschappen van West-Afrika. Bijna alle delen van de boom worden gebruikt, en dit voor een grote verscheidenheid aan toepassingen. Ondermeer in de voeding is de baobab uiterst belangrijk. Zo spelen de bladeren, vruchtpulp en zaden een essentiële rol in de bereiding van traditionele maaltijden en in tijden van schaarste en hongersnood. De bladeren vormen ondermeer een goede bron van eiwitten, vitamine A en calcium, en de vruchtpulp is een uitermate goede leverancier van vitamine C. Ondanks het feit dat de baobab door miljoenen mensen dagelijks gebruikt wordt, is de soort onvoldoende onderzocht en wordt ze momenteel niet volledig benut. Zo wordt de baobab meestal niet actief gekweekt en is de plaatselijke bevolking afhankelijk van variabele weersomstandigheden en wild, niet-verbeterd en "ongekend" plantmateriaal om te voorzien in de voor hen levensnoodzakelijke plantproducten. Het mag dan ook niet verwonderen dat de baobab door het International Plant Genetic Resources Institute geselecteerd werd als belangrijkste en dringendste te domesticeren boomsoort van West-Afrika. De algemene doelstelling van dit project is een algehele beschrijving aan te leveren van de verschillende mechanismen waarover de baobab beschikt om te anticiperen op droogteomstandigheden. In een eerste onderzoeksdeel worden de morfologische adaptatiestrategieën van de boom
op verschillende standplaatscondities in kaart gebracht aan de hand van een veldbemonstering. Terzelfdertijd wordt uit verschillende herkomstgebieden zaadmateriaal van de soort verzameld. De zaden zijn nodig om verschillende veld- en laboratoriumproeven op te zetten, die worden gebruikt om de ecofysiologische, celfysiologische en moleculaire respons van de baobab op droogteomstandigheden in kaart te brengen. Organisaties: • Milieu Ecologie en Microbiologie (ENdEMIC)
Onderzoekers: • Roeland Samson • Sebastiaan De Smedt
Karakterisering van de morfologische, ecofysiologische, celfysiologische en moleculaire respons van baobab (Adansonia digitata L.) op droogtestress. Universiteit Antwerpen Abstract: De Afrikaanse baobab (Adansonia digitata L.) speelt een essentiële socio-economische rol in de rurale levensgemeenschappen van West-Afrika. Bijna alle delen van de boom worden gebruikt, en dit voor een grote verscheidenheid aan toepassingen. Ondermeer in de voeding is de baobab uiterst belangrijk. Zo spelen de bladeren, vruchtpulp en zaden een essentiële rol in de bereiding van traditionele maaltijden en in tijden van schaarste en hongersnood. De bladeren vormen ondermeer een goede bron van eiwitten, vitamine A en calcium, en de vruchtpulp is een uitermate goede leverancier van vitamine C. Ondanks het feit dat de baobab door miljoenen mensen dagelijks gebruikt wordt, is de soort onvoldoende onderzocht en wordt ze momenteel niet volledig benut. Zo wordt de baobab meestal niet actief gekweekt en is de plaatselijke bevolking afhankelijk van variabele weersomstandigheden en wild, niet-verbeterd en "ongekend" plantmateriaal om te voorzien in de voor hen levensnoodzakelijke plantproducten. Het mag dan ook niet verwonderen dat de baobab door het International Plant Genetic Resources Institute geselecteerd werd als belangrijkste en dringendste te domesticeren boomsoort van West-Afrika. De algemene doelstelling van dit project is een algehele beschrijving aan te leveren van de verschillende mechanismen waarover de baobab beschikt om te anticiperen op droogteomstandigheden. In een eerste onderzoeksdeel worden de morfologische adaptatiestrategieën van de boom op verschillende standplaatscondities in kaart gebracht aan de hand van een veldbemonstering. Terzelfdertijd wordt uit verschillende herkomstgebieden zaadmateriaal van de soort verzameld. De zaden zijn nodig om verschillende veld- en laboratoriumproeven op te zetten, die worden gebruikt om de ecofysiologische, celfysiologische en moleculaire respons van de baobab op droogteomstandigheden in kaart te brengen. Organisaties: • Milieu Ecologie en Microbiologie (ENdEMIC)
Onderzoekers: • Roeland Samson • Sebastiaan De Smedt
Karakterisering van de in vivo rol van de MALT1 protease activiteit bij inflammatie en immuniteit Universiteit Gent Abstract: Ongecontroleerde immuun activering kan leiden tot ontsteking en autoimmuniteit. MALT1 is een intracellulair protease dat een sleutelrol vervult bij antigen geïnduceerde signaaltransductie in lymfocyten. De fysiologische rol van MALT1 bij de ontwikkeling van ziektes is echter grotendeels ongekend. Het doel van dit project is dit te bestuderen aan de hand van genetisch gemodificeerde muismodellen. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Rudi Beyaert • DELPHINE MUYLAERT
Karakterisering van de in vivo rol van de MALT1 protease activiteit bij inflammatie en immuniteit Universiteit Gent Abstract: Lymfocyt activatie speelt een cruciale rol bij de immuunrespons en een defect resulteert in ernstige immuunstoornissen/lymfoma's. Het paracaspase MALT1 is hierbij van speciaal belang, alhoewel het exacte mechanisme waarbij het NF-kB activeert nog ongekend is. Het doel van het project is om dit te onderzoeken via nieuw ontwikkelde conditionele gen targeting muismodellen, (1) MALT1 inactief en (2) MALT1 resistent A20, alsook via MALT1 protease inhibitoren. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Rudi Beyaert
Karakterisering van de geïnduceerde systemische ziekteresistentie (ISR)door Trichoderma spp. als basis voor de identificatie van stammen met hoog biocontrole-potentieel KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Centr. Microbiële en Plantengenetica
Onderzoekers: • Bruno Cammue • N. N.
Karakterisering van de fysiologische rol van de NF-kB en IFN regulerende eiwitten A20 en DUBA door genetische modificaties in de muis Universiteit Gent Abstract: A20 en DUBA zijn twee eiwitten die de immuunrespons negatief reguleren, maar de fysiologische rol van deze eiwitten in specifieke weefsels of celtypes is grotendeels ongekend. Het doel van dit project is dan ook de studie naar de functie van A20 en DUBA via het genereren en karakteriseren van conditionele genmodificaties in de muis. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Rudi Beyaert • Geert van Loo
Karakterisering van de doelwitgenen van neurogenine 3. Vrije Universiteit Brussel
Abstract: Karakterisering van het doelwitgen Neurogenine 3. Organisaties: • Medische Biochemie
Onderzoekers: • Henry HEIMBERG
Karakterisering van de biologische effecten van progranuline in axonaledegeneratie en frontotempoorale kwabdegeneratie/amyotrofische laterale sclerose, een translationele studie KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Laboratorium voor Neurobiologie (VRC)
Onderzoekers: • Philip Van Damme
Karakterisering van de biologische aspecten van progranuline in axonaleregeneratie en frontotemporale kwabdegeneratie, een translationele studie KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Laboratorium voor Neurobiologie (VRC)
Onderzoekers: • Ludo Van Den Bosch • Philip Van Damme • Sander Beel
Karakterisering van cis-regulatorische codes en netwerken in Drosophiladoor een combinatie van genetische perturbaties, digitale genexpressie en bioinformatica. KU Leuven Abstract: Genregulatie is onontbeerlijk voor de uitvoering van ontwikkelingsprogramma's, de vorming van cellulaire en evolutionaire diversiteit, en het ontstaan van ziekten. Recente ontwikkelingen in de regulatorische genomica hebben geleid tot nieuwe inzichten in bepaalde aspecten van transcriptionele regulatie, maar de eigenlijke kennis van de genomische cis-regulatorische code en transcriptionele netwerken blijft beperkt. het doel vandit onderzoeksproject is om transcriptionele netwerken en nieuwe aspecten van de syntax en semantiek van de cis-regulatorische logica te ontrafelen. Gebruik makend van oogontwikkeling in de fruitvlieg Drosophila melanogaster en van recente technologische vooruitgang zowel in digitale genexpressie als in Drosophila genetica, tracchten we een compendium op testellen van transcriptoom perturbaties doorheen de ontwikkeling van hetoog. Vervolgens zullen we dit compendium in silico dissecteren om directe regulatorische interacties te voorspellen tussen transcriptiefact Organisaties: • Departement Menselijke Erfelijkheid
Onderzoekers: • Stein Aerts
Karakterisering van circulerende dendritische cellen (DC) in multiple sclerose (MS): bepaling van subtypes en functionaliteit. Universiteit Antwerpen Abstract: Tot op heden is er weinig geweten over de verdeling van myeloïde en plasmacytoïde (pDC) dendritische cellen in de circulatie van MSpatiënten. Om de hypothese te staven dat een verschillende verdeling van DC subtypes en/of functie bijdraagt tot een verstoring van de regulatie van de balans tussen immuniteit en tolerantie, zullen we zowel aantal, fenotype als functie van DC in het perifeer bloed van MS-patiënten en gezonde individuen bepalen. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Nathalie Cools
Karakterisering van bedrukte verpakkingsmaterialen (papier/karton en kunststoffen) voor levensmiddelen: organoleptische en migratieaspecten Universiteit Gent Abstract: De innovativiteit van dit Project zal erin bestaan snelle off-line (massaspectrometrie-gebaseerde elektronische neustechnologie of MSnosetechnolgie en Selected Ion Flow Tube-massaspectrometrie of SIFT-MS) en in-line (convetionele elektronische neus of e-nose) detectiesystemen te onderzoekn en te optimaliseren, specifiek gericht naar geurkrachtige verbindingen uit verpakkingsmaterialen. Teven zullen de ervaringen opgedaan met papier/karton (o.a. met geurarme inkten, drukprocedés, coatings,...) worden uitgebreid naar bedrukte polymere verpakkingen. Ook voor deze polymere dragers zullen snelle analysetechnieken worden ontwikkeld. Zowel het migratieprofiel als het migratiegedrag van niet-vluchtige componenten uit inkten en lijmen zullen gekarakteriseerd en geëvalueerd worden. Er zal ook een beter beeld verkregen worden van wat het effect is van lamineren, bedrukken en andere processen tijdens productie van verpakkingsmaterialen op het migratiegedrag van de uiteindelijke verpakking. Eveneens zal dit TETRA-Project worden uitgebreid naar nieuw ontwikkelde bio-inkten en biolijmen, die stilaan aan marksegment winnen. Op basis van de bekomen resultaten zal een kwaliteitsborgingssysteem worden uitgewerkt, dat implementeerbaar is bij de verpakkingsproducenten. Aan de hand van richtlijnen als onderdeel van een GMP zal getracht worden de verpakkingsproducenten te voorzien van objectieve informatie betreffende het migratiearm en geurarm produceren van innovatieve verpakkingsmaterialen, bestemd voor levensmiddelen. Deze kennistransfer zal echter ook een economische finaliteit hebben voor de voedingsindustrie, aangezien het valorisatietraject zich ook zal toespitsen op deze sector. Organisaties: • Vakgroep Voedselveiligheid en Voedselkwaliteit
Onderzoekers: • Bruno De Meulenaer
Karakterisering van auxine-geïnduceerde Ca2+ signalisatie via chemische biologie Universiteit Gent
Abstract: Auxine is een van de belangrijkste hormonen die plantenontwikkeling sturen. Recent ontdekten we dat calcium een belangrijke rol speel in de regulatie van auxine transport. Hier zullen we een bibliotheek van chemicaliën screenen voor inhibitoren van auxine-geïnduceerde calcium signalisatie. Door de analyse en karakterisering van deze moleculen en hun doelwit-eiwitten zal het mogelijk zijn om het onderliggende proces te ontrafelen. Organisaties: • Vakgroep Plantenbiotechnologie en Genetica
Onderzoekers: • Tom Beeckman • Steffen Vanneste
Karakterisering van ACR4 receptor kinase gemedieerde formatieve celdelingen in de Arabidopsis wortel Universiteit Gent Abstract: Tijdens groei en ontwikkeling hebben meercellige organismen nood aan delingen die aanzet geven tot nieuwe weefsels en organen. In planten steunt de regulatie van deze delingen enerzijds op een complexe transcriptionele regulatie, maar anderzijds werden recent verschillende ligand-receptor-gerelateerde mechanismen beschreven die verantwoordelijk zijn voor cruciale positionele informatie. In dit project wordt voorgesteld om één van die mechanismen, namelijk de ACR4-gemedieerde regulatie van formatieve delingen in de wortel van Arabidopsis thaliana, verder te karakteriseren. Ten eerste, gebruik makend van een aantal gekende factoren zal ACR4 geplaatst worden binnen of parallel met een netwerk van regulatoren. Ten tweede, met behulp van verschillende technieken zal op zoek gegaan worden naar de doeleiwitten van dit membraangeassocieerde receptor kinase. Ten derde, een belangrijke regulerende functie van een dergelijk mechanisme wordt uitgeoefend door het ligand en gebruik makend van verschillende methodes wordt op zoek gegaan naar het ligand. Samen zullen deze drie luiken leiden tot een gedetailleerde karakteriseren van de ACR4-afhankelijke ligand-receptor signalisatie die formatieve delingen in de wortel controleert. Organisaties: • Vakgroep Plantenbiotechnologie en Genetica
Onderzoekers: • Tom Beeckman
Karakterisering van A20 als cellulaire inhibitor van NF-kB afhankelijke genexpressie in respons op T-cel-receptor stimulatie Universiteit Gent Abstract: De transcriptiefactor NF-kB speelt een regulatorische rol bij immuun responsen, lymfoide differentiatie, groeicontrole en ontwikkeling. Deregulatie van NF-kB activiteit werd waargenomen bij verschillende ziektebeelden. Een aantal cellulaire componenten die de activering van NF-kB kunnen inhiberen werden reeds gekarakteriseerd, waaronder het zinkvinger eiwit A20. Dit onderzoeksproject bestudeert de rol van A20 bij negatieve feedback regulatie van T cel receptor gemedieerde activering van NF-kB. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Rudi Beyaert
Karakterisering en validatie van ApoE-/- Abcc6-/- muizen als een diermodel voor ruptuur van atherosclerotische plaques. Universiteit Antwerpen Abstract: Het ruptureren van atherosclerotische plaques blijft een belangrijke oorzaak van acute cardiovasculaire syndromen en plotse dood. Er is daarom nood aan nieuwe plaquestabiliserende therapieën, maar een geschikt diermodel voor plaqueruptuur is niet voorhanden. We hebben onlangs vastgesteld dat ApoE-/- muizen met een heterozygote mutatie (C1039G+/-) in het fibrilline-1 (Fbn1) gen elastinefragmentatie en arteriële stijfheid vertonen waardoor er acute plaqueruptuur, myocardinfarcten, beroerten en plotse dood optreedt. Hoewel elastinefragmentatie in ApoE-/- Fbn1C1039G+/- muizen plaquerupturen lijkt the bevorderen, zijn er momenteel onvoldoende gegevens die deze stelling staven. Daarom wensen we in dit onderzoeksproject gebruik te maken van een ander muismodel voor elastinedegradatie, namelijk ApoE-/Abcc6-/- muizen. Deze dieren ontwikkelen elastinefragmentatie via een alternatief mechanisme dat steunt op de progressieve mineralisatie van de vaatwand. Na bevestiging van elastinefragmentatie in ApoE-/- Fbn1C1039G+/- muizen heeft het project volgende hoofddoelstellingen: 1) Karakterisering van ApoE-/- Fbn1C1039G+/- muizen voor de ontwikkeling van atherosclerotische plaques en plaquerupturen. 2) Validatie van dit muismodel voor plaquerupturen met bestaande plaquestabiliserende geneesmiddelen (statines). 3) Studie van de effecten van everolimus als een nieuwe plaquestabiliserende therapie. Algemeen kan dit onderzoeksvoorstel meer inzichten verschaffen in de mechanismen van plaqueruptuur. Bovendien zou het project toelaten om potentiële plaquestabiliserende therapieën op een snelle wijze te evalueren op echte klinische eindpunten van plaqueruptuur in muizen. Organisaties: • Fysiofarmacologie (FAR)
Onderzoekers: • Gilles De Keulenaer • Wim Martinet • Bieke Van der Veken
Karakterisering en modulatie van microglia responsen na transplantatie van allogene beenmerg-afgeleide stromale cellen in het centrale zenuwstelsel van immuun-competente muizen. Universiteit Antwerpen Abstract: De korte/lange termijn overleving van allogene beenmerg-afgeleide stromale celtransplanten zal worden bepaald door combinatie van niet-invasieve in vivo imaging technieken, immunohistochemische analyses specifiek voor de verschillende betrokken celtypes en immunologische tests (ELISPOT). De stromale cellen zullen genetisch gemanipuleerd worden ter expressie van neuro-immuun regulerende proteïnen teneinde de microglia responsen te moduleren. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Bart Tambuyzer
Karakterisering en modulatie van de enterische neuroimmune omgeving tijdens sepsis-geïnduceerde ileus. Universiteit Antwerpen Abstract: Ileus is een klinische entiteit die optreedt na heelkundige manipulaties of bij sepsis, en wordt gedefinieerd als de inhibitie van de motiliteit van de volledige gastro-intestinale tractus. Ileus draagt bij tot het onderhouden en verergeren van sepsis door aantasting van de mucosale barrièrefunctie, waardoor bacteriële translocatie optreedt. Recent werd erkend dat zowel inflammatoire immuuncellen als intestinale neuronen deze motiliteitsstoornissen kunnen beïnvloeden. Doel van dit project is dan ook de karakterisering en modulatie van de neuro-immune spelers in een
muizenmodel waarin septische ileus werd geïnduceerd door intraperitoneale injectie van endotoxines. Organisaties: • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Benedicte De Winter • Paul Pelckmans • Sara Nullens
Karakterisering en biobeschikbaarheid van organisch materiaal aan de basis van mariene voedselwebben Universiteit Gent Abstract: De hoeveelheid en biobeschikbaarheid van organisch materiaal dat de zeebodem bereikt, wordt beschouwd als een belangrijke structurende factor voor de trofische samenstelling van benthische gemeenschappen. Om de kwaliteit van organisch materiaal nader te bepalen, zal een Victor 3 multilabel reader gebruikt worden. Dit toestel laat toe om verschillende bepalingen van voedselbronnen uit te voeren zoals celkwantificatie, celcondities, enzymatische activiteit, eiwitmetingen. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Magda Vincx
Karakteriseren van genen en moleculaire mechanismen voor neurodegeneratie van de frontale en temporale hersenkwab (FTLD) door een geïntegreerde aanpak van moleculaire genetica en functionele genomica. Universiteit Antwerpen Abstract: Degeneratie van frontotemporale hersenkwabben (FTLD) vertegenwoordigen de tweede meest frequente oorzaak van dementie in de bevolkingsgroep jonger dan 65 jaar. Erfelijkheid speelt een belangrijke rol in de etiologie van FTLD. Meer dan 50% van familiale FTLD blijft onverklaard door de gekende FTLD-genen. Bovendien wordt de klinische expressie van causale mutaties in gekende FTLD-genen beïnvloed door ongekende factoren. Ook de pathways waarin deze genen actief zijn blijven ongekend. Het doel van dit project is het opsporen van nieuwe genen en pathways die FTLD veroorzaken, het risico erop verhogen, of invloed hebben op de aanvangsleeftijd. Hiervoor zullen we een geïntegreerde strategie toepassen van moleculair genetische en functioneel genomische studies. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Marc Cruts • Christine Van Broeckhoven
Karakteriseren van gastheer-pathogeen interacties en biofilmvorming bij patiënten met ventilator-geassocieerde pneumonie. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Samir Kumar-Singh • Herman Goossens • Surbhi Malhotra
Karakterisatie van verborgen overervingspatronen in high throughput genomische data met behulp van geavanceerde data mining technieken. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Cognitieve Genetica (COGNET)
Onderzoekers: • Geert Vandeweyer
Karakterisatie van VASA-expresserende cellen, afkomstig van humane embryonale stamcellijnen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Uiteenzetting van het voorgestelde project Recent werden mannelijke en vrouwelijke gameten afgeleid van muriene embryonale stamcellen (mESC) (Hübner et al., 2003; Toyooka et al., 2003; Geijsen et al., 2004; Nayernia et al., 2006). Hoewel het onderzoek naar de differentiatie van humane embryonale stamcellen (hESC) tot gameten nog zeer jong is, wordt verwacht dat hESC een vergelijkbare differentiatiecapaciteit bezitten. In de mens is de expressie van VASA beperkt tot de kiemcellen, beginnend in migrerende primordiale kiemcellen tot en met de spermatiden en eicellen (Castrillon et al., 2000). In tegenstelling tot vroegere kiemcelmerkers, zoals DAZL en POU5F1, komt VASA niet tot expressie in hESC, waardoor het een goede merker is voor kiemceldifferentiatie vanuit hESC. Onze onderzoeksgroep slaagde er recent in om verhoogde expressie van VASA teweeg te brengen via een gerichte differentiatie van humane embryonale stamcellen (artikel in voorbereiding). Hierbij werd gebruik gemaakt van twee verschillende differentiatie protocols die werken via een 'embryoid body' aanpak. In het eerste protocol worden bone morphogenetic proteins 4, 7, 8b en 2 (BMP) toegevoegd aan het standaard differentiatiemedium; het tweede protocol maakt gebruik van ditzelfde standaard differentiatiemedium dat door een muriene Sertolicellike cellijn geconditioneerd werd. Dit onderzoek betekende een eerste stap in onze kennis over de differentiatie capaciteit van hESC tot primordiale kiemcellen en gameten. In een volgende stap is het belangrijk om deze VASA-expresserende cellen, afkomstig van hESC te karakteriseren. In een eerste stap willen we de proteïne expressie van de cellen bestuderen. Hiervoor willen we antilichamen gebruiken tegen VASA, POU5F1, C-KIT en SCP-3. Deze proteïnen komen op verschillende momenten tijdens de kiemceldifferentiatie tot expressie en het combineren van de verschillende expressiepatronen kan een inzicht geven in welk stadium van differentiatie de cellen zich bevinden. Zo komt POU5F1 tot expressie van de premigratoire tot de migratoire primordiale kiemcellen (PGCs); start de expressie van VASA en C-KIT in de migratoire primordiale kiemcellen en kan SCP-3 pas gedetecteerd worden in post-migratoire PGCs, als merker van de meiose (Clark et al., 2004). De proteïne-expressie zal geanalyseerd worden door middel van dubbelkleuringen met verschillende combinaties van de 4 antilichamen, in combinatie met fluorochroom-gelabelde secundaire antilichamen, zodat visualisatie met behulp van een confocale microscoop mogelijk is. Als tweede belangrijke karakterisatiestap willen we de methylatiestatus van enkele genen onderzoeken door middel van bisulfiet behandeling en pyrosequencing. Tijdens de gametogenese wordt de DNA-methylatie van de cellen uitgewist en, in functie van het geslacht, ontstaat er een nieuw imprintingspatroon in de gameten (Allegruci et al., 2005). Wij willen nagaan of deze algemene demethylatie
optreedt tijdens de differentiatie van hESC naar VASA-expresserende cellen. Hiervoor willen we, naast de methylatie van enkele 'normale' genen, ook de methylatie van de geïmprintte Igf2/H19 locus op de BWS (Beckwith-Wiedemann Syndroom) cluster (chromosoom 11) onderzoeken (Weksberg et al., 2003). De combinatie van de proteïne-expressie en de methylatiestatus van de in vitro gedifferentiëerde humane embryonale stamcellen, moet ons in staat stellen om vrij nauwkeurig de differentiatie status van deze cellen te bepalen. Bovendien zullen we hierdoor een duidelijk beeld krijgen van de differentiatie capaciteit van hESC naar gameten. Organisaties: • Embryologie en Menselijke Genetica
Onderzoekers: • KAREN SERMON • HERMAN TOURNAYE
Karakterisatie van T. vivax sialidase als doelwit in de bestrijding van trypanosomiase. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Karakterisatie van T. vivax sialidase als doelwit in de bestrijding van trypanosomiase. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Stefan MAGEZ
Karakterisatie van TRPM3, een nieuw hitte-gevoelig ionenkanaal in nociceptors. KU Leuven Abstract: Het aanvoelen van temperatuur is absoluut essentieel voor overleving. Een snelle reactie bij contact met extreem koude of hete voorwerpen is noodzakelijk om mogelijk fatale schade te voorkomen. Bovendien, om een lichaamstemperatuur van ~37 graden te behouden moeten warmteproductie en warmteverlies elkaar in evenwicht houden. Dit vereist een accurate waarneming van de temperatuur in de huid en inwendige organen.In eerder werk werd aangetoond dat verschillende ionenkanalan van de TRP-superfamiliesterk op temperatuur reageren en werken als de thermometers in het menselijk lichaam. De sensor voor extreme hitte was echter niet gekend. In dit project wordt onderzocht of TRMP3 fungeert als de sensor voor extremehitte en voor pijn. Organisaties: • Laboratorium voor Ionenkanaalonderzoek
Onderzoekers: • Thomas Voets • Joris Vriens
Karakterisatie van Transient Receptor potential (TRP) in humaan endometrium: in health and disease. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Orgaansystemen
Onderzoekers: • Thomas D'Hooghe • Joris Vriens
Karakterisatie van toxicologische werkingsmechanismen en effect-evaluatie van perfluorverbindingen bij mariene en estuariene organismen. Universiteit Antwerpen Abstract: Tot nog toe heeft wetenschappelijk (eco)toxicologisch onderzoek zijn aandacht vooral gericht op gechloreerde en gebromeerde organochemicaliën. Fluorverbindingen werden echter veel minder bestudeerd. Nochtans zijn deze stoffen zeer inert en daarom werden ze in het verleden als veilig beschouwd voor mens en milieu. Deze stoffen werden reeds verschillende decennia in enorme hoeveelheden (jaarlijks circa 4500 ton) geproduceerd en kennen wereldwijd uiteenlopende industriële en commerciële toepassingen. Zo worden ze gebruikt als koelmiddel en surfactans en als component van farmaceutische producten, brandvertragers, smeermiddelen, kleefstoffen en insecticiden. Eén specifieke klasse van fluorchemicaliën, met name de perfluorsulfonzuren met perfluorooctaan sulfonzuur (PFOS) als belangrijkste vertegenwoordiger, wordt veelvuldig gebruikt als katalysator in chemische productieprocessen en als industrieel surfactans. Ondanks de massale, wereldwijde productie en verspreiding en het feit dat deze verbindingen weinig tot niet gemetaboliseerd worden, is er weinig geweten over de toxiciteit van perfluorchemicaliën. Er zijn aanwijzingen dat het energiemetabolisme en de ionenbalans verstoord worden en dat peroxisoomproliferatie geïnduceerd wordt bij Rodentia en zoetwater vissen. Informatie over andere biochemische effecten en mogelijke effecten bij verschillende species uit de mariene voedselketen is zeer beperkt. De centrale doelstellingen van dit project zijn dan ook enerzijds de karakterisatie van de verspreiding van PFOS en aanverwante chemicaliën in aquatische biotopen in Europa en anderzijds het achterhalen van hun toxicologische werkingsmechanismen en de potentiële impact op verschillende mariene en estuariene soorten. Het vroegtijdig opsporen van toxische effecten op moleculair niveau vormt een zeer belangrijk aspect in dit onderzoek. Dankzij recente ontwikkelingen in de gentechnologie kan men effecten (inductie & repressie) op het niveau van messenger RNA bestuderen. Dergelijke PFOS-specifieke genen kunnen mogelijks als biomarker in ecotoxicologische studies worden gebruikt. Meer specifiek bestaat de doelstelling van dit onderzoek uit een aantal facetten: 1)Chemische karakterisatie: het vaststellen van de actuele milieuconcentraties aan perfluorverbindingen in aquatische organismen en bestuderen van bioaccumulerend vermogen doorheen de voedselketen 2)Differentiële genexpressie: isolatie en identificatie van differentieel geëxpresseerde genen in zeebaars na blootstelling aan perfluorooctaan sulfonzuur (PFOS) 3)Gericht biomarker onderzoek: ontwikkelen van suborganismale (biochemische, fysiologische) eindpunten (biomarkers) voor het bepalen van specifieke effecten van fluorochemicaliën 4)Biomonitoring: via een monitoringscampagne zal getracht worden de reële impact van deze verbindingen op mariene en estuariene organismen in te schatten Organisaties: • ECOFYSIOLOGIE EN BIOCHEMIE • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Wim De Coen • Kristin Van de Vijver
Karakterisatie van toxicologische werkingsmechanismen en effect-evaluatie van perfluorverbindingen bij mariene en estuariene organismen. Universiteit Antwerpen Abstract: Tot nog toe heeft wetenschappelijk (eco)toxicologisch onderzoek zijn aandacht vooral gericht op gechloreerde en gebromeerde organochemicaliën. Fluorverbindingen werden echter veel minder bestudeerd. Nochtans zijn deze stoffen zeer inert en daarom werden ze in het verleden als veilig beschouwd voor mens en milieu. Deze stoffen werden reeds verschillende decennia in enorme hoeveelheden (jaarlijks circa 4500 ton) geproduceerd en kennen wereldwijd uiteenlopende industriële en commerciële toepassingen. Zo worden ze gebruikt als koelmiddel en surfactans en als component van farmaceutische producten, brandvertragers, smeermiddelen, kleefstoffen en insecticiden. Eén specifieke klasse van fluorchemicaliën, met name de perfluorsulfonzuren met perfluorooctaan sulfonzuur (PFOS) als belangrijkste vertegenwoordiger, wordt veelvuldig gebruikt als katalysator in chemische productieprocessen en als industrieel surfactans. Ondanks de massale, wereldwijde productie en verspreiding en het feit dat deze verbindingen weinig tot niet gemetaboliseerd worden, is er weinig geweten over de toxiciteit van perfluorchemicaliën. Er zijn aanwijzingen dat het energiemetabolisme en de ionenbalans verstoord worden en dat peroxisoomproliferatie geïnduceerd wordt bij Rodentia en zoetwater vissen. Informatie over andere biochemische effecten en mogelijke effecten bij verschillende species uit de mariene voedselketen is zeer beperkt. De centrale doelstellingen van dit project zijn dan ook enerzijds de karakterisatie van de verspreiding van PFOS en aanverwante chemicaliën in aquatische biotopen in Europa en anderzijds het achterhalen van hun toxicologische werkingsmechanismen en de potentiële impact op verschillende mariene en estuariene soorten. Het vroegtijdig opsporen van toxische effecten op moleculair niveau vormt een zeer belangrijk aspect in dit onderzoek. Dankzij recente ontwikkelingen in de gentechnologie kan men effecten (inductie & repressie) op het niveau van messenger RNA bestuderen. Dergelijke PFOS-specifieke genen kunnen mogelijks als biomarker in ecotoxicologische studies worden gebruikt. Meer specifiek bestaat de doelstelling van dit onderzoek uit een aantal facetten: 1)Chemische karakterisatie: het vaststellen van de actuele milieuconcentraties aan perfluorverbindingen in aquatische organismen en bestuderen van bioaccumulerend vermogen doorheen de voedselketen 2)Differentiële genexpressie: isolatie en identificatie van differentieel geëxpresseerde genen in zeebaars na blootstelling aan perfluorooctaan sulfonzuur (PFOS) 3)Gericht biomarker onderzoek: ontwikkelen van suborganismale (biochemische, fysiologische) eindpunten (biomarkers) voor het bepalen van specifieke effecten van fluorochemicaliën 4)Biomonitoring: via een monitoringscampagne zal getracht worden de reële impact van deze verbindingen op mariene en estuariene organismen in te schatten Organisaties: • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Wim De Coen • Kristin Van de Vijver
Karakterisatie van toxicologische effecten op het energiemetabolisme na blootstelling aan endocrien verstorende stoffen. Universiteit Antwerpen Abstract: Tijdens dit project zal bestudeerd worden of endocrien verstorende chemicaliën in staat zijn de werking van pancreas-, lever- en vetcellen te verstoren, of ze veranderingen kunnen teweegbrengen in het gehalte aan onder meer insuline, glucagon en leptine en of ze moleculaire mechanismen kunnen induceren die kunnen geassocieerd worden met bepaalde metabole ziekten zoals diabetes, obesitas en/of van cardiovasculaire ziekten. Een beperkte lijst endocrien verstorende stoffen die bekend zijn als milieuverontreinigende chemicaliën zal bestudeerd worden. Dit project beoogt aan te tonen dat deze chemicaliën de energiereserve huishouding van cellen verstoren, meer specifiek door in te grijpen op het glucose en/of lipide metabolisme. Er zal speciale aandacht gaan naar het ophelderen van de actiemechanismen die aan de oorsprong liggen van deze ontregeling. Bovendien zal dit project onderzoeken of het in vitro model in de toekomst als alternatief testsysteem kan gebruikt worden voor het opsporen en toxicologisch karakteriseren van endocrien verstorende stoffen in relatie tot het insuline/glucagon gerelateerd metabolisme. Hierbij wordt gedacht aan het opsporen van een beperkte reeks biomerkergenen die een toxicologisch voorspellende en/of xeno-oestrogene karakteriserende waarde hebben. Organisaties: • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Wim De Coen • Karlijn Van der Ven • Tine Hectors
Karakterisatie van toxicologische effecten op het energiemetabolisme na blootstelling aan endocrien verstorende stoffen. Universiteit Antwerpen Abstract: Tijdens dit project zal bestudeerd worden of endocrien verstorende chemicaliën in staat zijn de werking van pancreas-, lever- en vetcellen te verstoren, of ze veranderingen kunnen teweegbrengen in het gehalte aan onder meer insuline, glucagon en leptine en of ze moleculaire mechanismen kunnen induceren die kunnen geassocieerd worden met bepaalde metabole ziekten zoals diabetes, obesitas en/of van cardiovasculaire ziekten. Een beperkte lijst endocrien verstorende stoffen die bekend zijn als milieuverontreinigende chemicaliën zal bestudeerd worden. Dit project beoogt aan te tonen dat deze chemicaliën de energiereserve huishouding van cellen verstoren, meer specifiek door in te grijpen op het glucose en/of lipide metabolisme. Er zal speciale aandacht gaan naar het ophelderen van de actiemechanismen die aan de oorsprong liggen van deze ontregeling. Bovendien zal dit project onderzoeken of het in vitro model in de toekomst als alternatief testsysteem kan gebruikt worden voor het opsporen en toxicologisch karakteriseren van endocrien verstorende stoffen in relatie tot het insuline/glucagon gerelateerd metabolisme. Hierbij wordt gedacht aan het opsporen van een beperkte reeks biomerkergenen die een toxicologisch voorspellende en/of xeno-oestrogene karakteriserende waarde hebben. Organisaties: • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Wim De Coen • Karlijn Van der Ven • Tine Hectors
Karakterisatie van specifieke signaaltransductiewegen geactiveerd in humane chondrocyten bij artrose. Analyse van biologische effecten van gentherapie op het fenotype van OA kraakbeen Universiteit Gent
Abstract: Met behulp van proteom analyse zullen de chondrocyten uit OA aangetast kraakbeen weefsel van patiënten vergeleken worden met de gezonde delen van het kraakbeen weefsel van dezelfde patiënt en van gezonde controle personen. Karakterisatie van specifieke signaaltransductiewegen geactiveerd in humane chondrocyten bij artrose. Analyse van biologische effecten van gentherapie op het fenotype van OA kraakbeen. Organisaties: • Vakgroep Geneesmiddelenleer
Onderzoekers: • Dieter Deforce
Karakterisatie van signaaltransductiewegen die betrokken zijn bij de differentiatie van pluripotente stamcellen tot levercellen. KU Leuven Abstract: Embryonic stem cells can undergo extensive self-renewing cell divisionsand differentiate into all cell types. The Verfaillie lab developed a protocol to differentiate pluripotent stem cells towards mature hepatocyte-like cells. The protocol uses growth factor cocktails that play a role in liver embryonic development, and directs the cells stepwisethrough primitive streak, mesendoderm, definitive endoderm, and finallyto hepatocyte-like cells. Tgf members play an important role indirecting this differentiation. The purpose of this project is to studythe mechanisms underlying the ability of Tgf family members to fate pluripotent cells towards endoderm. For this study we will knock down different molecules of the Tgf signaling pathway, one by one using esiRNAs, and assessing their effect on endoderm formation and their effect on the other Tgf family members . With this study we hope gain insights into the molecular basis that is underlying ce Organisaties: • Stamcelbiologie en Embryologie
Onderzoekers: • Catherine Verfaillie • Tineke Notelaers
Karakterisatie van schimmelspecies en mycotoxines die silovoer contamineren in België Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Plantaardige Productie
Onderzoekers: • Betty Heremans • Geert Haesaert
Karakterisatie van schimmelspecies en mycotoxines die silovoeder contamineren in België. Universiteit Antwerpen Abstract: Geconserveerde ruwvoeders nemen een belangrijk deel in van het rantsoen bij herkauwers. In België vormen geconserveerde ruwvoeders niet alleen de basis voor de wintervoeding maar zijn ze ook significant aanwezig als bijvoedering tijdens het weideseizoen. Diverse ruwvoeders worden geconserveerd o.a. kuilmaIs, gemalen vochtig maIsgraan met een varierende hoeveelheid spil (CCM), gras, bietenpulp, e.a. Gezien het grote aantal van ingekuilde ruwvoeders in het rantsoen speelt de kwaliteit van bet kuilvoeder een belangrijke rol bij de groei, ontwikkeling en productieniveau van de dieren. Contaminatie van kuilvoeders met schimmels on mycotoxinen worden vaak vastgesteld en aangeduid als oorzaak van ziekten en zelfs van sterfte. Tot op heden zijn relatief weinig gegevens beschikbaar die een grondige analyse van de risico's bij schimmel contaminatie toelaten temeer dat de meeste symptomen i.v.m. dergelijke contaminaties aspecifiek zijn (verminderde vruchtbaarheid, daling van de productie, verminderde immuniteit, ca.). Het is m.a.w. vrij moeilijk een verband te leggen tussen een verminderde kwaliteit van het kuilvoeder en de waargenomen symptomon gezien deze ook andeeo oorzaken kunnen hebben. De aanwezigheid van beschimmelde kuildelen betekent niet altijd dat er mycotoxinen worden goproduceerd maar er is duidelijk een verhoogde kans. Organisaties: • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Ronny Blust
Karakterisatie van proteine-DNA bindingsinteracties a.d.h.v. vastestofnanoporien. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit werk is de ontwikkeling van een meettoestel waarmee zeer nauwkeurig, snel en goedkoop proteïne-DNA bindingsenergieën kunnen bepaald worden. De bedoeling is niet enkel om PMW's af te leiden, maar ook om coöperatieve bindingsenergieën in functie van de afstand in baseparen tussen verschillende bindingsplaatsen te kunnen bepalen. We hebben nl. reeds aangetoond dat a.d.h.v. deze energieën de methode om scores toe te kennen sterk verbeterd kan worden. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • DANIEL CHARLIER
Karakterisatie van protectieve HIV-specifieke T cel responsen in HIV-discordante koppels in Dakar, Senegal. Universiteit Antwerpen Abstract: In samenwerking met het laboratorium Virologie van het Centre Hospitalier Universitaire (CHU) Le Dantec in Dakar, Senegal zal een populatie HIV-discordante koppels longitudinaal opgevolgd worden. De rol en de functie van HIV-specifieke T cellen in bescherming tegen HIV infectie zal bestudeerd worden in HIV-seronegatieve partners van HIV-positieve patiënten met gedocumenteerde onbeschermde seksuele blootstelling aan HIV. Organisaties: • Laboratorium voor Microbiologie, Parasitologie en Hygiëne (LMPH)
Onderzoekers: • Luc Kestens • An Tavernier
Karakterisatie van preklinische biomerkers voor epileptogenese voor de evaluatie van de antiepileptogene eigenschappen van monoaminerge antidepressiva. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Algemeen wordt aangenomen dat neurodegeneratieve en inflammatoire processen cruciaal betrokken zijn bij de pathogenese van TLE. In dit project zal nagegaan worden of preklinische biomerkers voor deze processen kunnen gebruikt worden als biomerkers voor epileptogenese.
Simultaan zullen ook de neuroprotectieve, anti-inflammatoire en antiepileptogene potentie van een reeks antidepressiva onderzocht worden. Om na te gaan of het primair werkingsmechanisme van deze farmaca een impact heeft op de antiepileptogene potentie zal een screening uitgevoerd worden met respectievelijk een selectief dopaminerg, serotoninerg en noradrenerg antidepressivum. Er zal hierbij gekeken worden naar differentiële effecten op de geselecteerde biomerkers en neuronale schade. We zullen hiervoor in een eerste fase een microarraystudie uitvoeren op verschillende tijdstippen na een kainaat-geïnduceerde SE. Hierbij zal specifiek gekeken worden naar het expressieniveau van genen die betrokken zijn bij neurodegeneratieve en -inflammatoire processen tijdens de acute en latente fase van TLE in vergelijking met controleratten. Als proof of principle zullen in deze experimenten ook controle en epileptische ratten geïncludeerd worden waarin een gecombineerde neuroprotectieve/anti-inflammatoire behandeling wordt opgestart. Er zullen hiervoor een aantal antidepressiva gebruikt worden aangezien uit verscheidene preklinische studies is gebleken dat deze farmaca aan dit preferentieel werkingsprofiel beantwoorden. Tot dusver werden de antiepileptogene eigenschappen van antidepressiva nog niet bestudeerd. Wel is duidelijk dat zij, in tegenstelling tot wat in het verleden altijd werd aangenomen, alvast over potent anticonvulsieve eigenschappen beschikken. Er zal hierbij nagegaan worden wat het effect is op het genexpressieniveau in vergelijking met de respectieve controlegroepen. Op basis van deze oriënterende experimenten zullen vervolgens een aantal potentiële biomerkers voor neuroprotectie en anti-inflammatie geselecteerd worden voor verdere studie. In een tweede fase zullen de geselecteerde biomerkers op eiwitniveau bestudeerd worden. Deze ratten zullen aan de hoger beschreven experimentele condities onderworpen worden. In het onthaallabo worden courant een aantal merkers voor neuronale/gliale schade, proinflammatoire mediatoren en neuroprotectieve mediatoren bestudeerd voor de evaluatie van neurodegeneratieve processen volgend op een ischemisch insult en in modellen voor de ziekte van Parkinson. Afhankelijk van de microarryresultaten zullen ofwel deze fysiologische merkers bestudeerd worden ofwel deels nieuwe methodes uitgewerkt worden via ELISA en Western Blot technieken voor de analyse van alternatieve merkers. In elke rat zal ook op histologisch vlak de neuronale schade van de post-SE laesie geëvalueerd worden zodat de biomerkergegevens hieraan kunnen gekoppeld worden. Op basis van deze experimenten zal de neuroprotectieve en anti-inflammatoire potentie van de verschillende antidepressiva - en aldus de impact van de verschillende monoaminerge systemen - geëvalueerd worden. De finale derde fase omvat de opvolging van ratten waarbij gedurende de latentiefase volgend op een kainaat-geïnduceerde SE al dan niet een chronische behandeling met antidepressiva werd opgestart. Er zal hierbij gebruik gemaakt worden van telemetrische electrocorticografische (EEG) analyse in combinatie met 24-uur video analyse om betrouwbare spontane aanvalsdetectie mogelijk te maken. Dergelijke experimentele aanpak zal ons in staat stellen de antiepileptogene eigenschappen van de antidepressiva te kwantificeren. Er zal alzo kunnen nagegaan worden of er een correlatie bestaat tussen het mogelijks antiepileptogeen effect van het antidepressivum en zijn op basis van de hoger beschreven screeningsexperimenten bepaalde 'disease-modifying' eigenschappen. Met andere woorden zullen we finaal kunnen besluiten of een gunstige beïnvloeding van biomerkers voor neuroprotectie en anti-inflammatie inderdaad een predictieve waarde hebben voor het antiepileptogeen karakter van een behandeling. Organisaties: • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • Ilse Julia SMOLDERS
Karakterisatie van plantenparasitaire nematoden en gastheerresistentie in rijstproductie in Tanzania Universiteit Gent Abstract: Dit projectvoorstel wil een analyse uitvoeren van de nematodenproblemen in Tanzaniaanse rijstvelden en vervolgens uitzoeken welke genotypes van Oryza sativa, O. glaberrima en hybriden resistent zijn tegen deze nematoden. Deze resistenties worden daarna onderzocht op biologisch, biochemisch en moleculair vlak. Organisaties: • Vakgroep Moleculaire biotechnologie
Onderzoekers: • Godelieve Gheysen
Karakterisatie van op connexine43- en pannexinel-gebaseerde hemikanalen als weefselbiomerkers en farmacologische doelwitten in acuut leverfalen: een gecombineerde in vitro-in vivo studie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Connexins and pannexins are the building stones hemichannels, which mediate extracellular communication. Hepatocytes typically express connexin32, though in several liver pathologies, including acute liver failure, they switch to a connexin43-based mode. Compelling evidence underscores a prominent function for connexin43-based hemichannel signalling in liver disease, in casu in acute liver failure, specifically in the process of cell death. On the other hand, pannexin1-based hemichannels were recently found to play a major role in the induction of liver inflammation. These features are the cornerstones of the current project. As such, the project has 3 goals. (i) The first goal is the elucidation of connexin43- and pannexin1-based signalling in cell death and inflammation in the context of acute liver failure. For this purpose, connexin43 and pannexin1 expression will be studied in liver tissue of an animal model of acute liver failure at the transcriptional, translational and activity levels. (ii) The second goal is the testing of novel connexin43 and pannexin1 mimetic peptides, developed as specific inhibitors of connexin43- and pannexin1-based hemichannels, in liver-derived in vitro models for their channel selectivity and their potential to suppress cell death and inflammation. (iii) As a part of the third goal, these compounds will be further scrutinized, whereby their in vivo outcome on pathology-specific readouts in an established animal model of acute liver failure will be evaluated. Overall, this project, which combines fundamental with translational research, is considered of high clinical and pharmaceutical relevance, as it may introduce an innovative strategy for the treatment, and potentially also for the diagnosis, of acute liver failure. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • VERA ROGIERS • Tamara VANHAECKE • Mathieu VINKEN
Karakterisatie van Notch gemedieerde humane intrathymus T cel differentiatie Universiteit Gent Abstract: T-cellen spelen een cruciale rol in het immuunsysteem en daarom is het van klinisch belang om hun ontwikkeling beter te begrijpen. Tijdens dit ontwikkelingsproces spelen Notch receptor-ligand interacties een essentiële rol en een strikte regulatie hiervan is belangrijk voor optimale T-cel differentiatie, alsook om tumor vorming te verhinderen. Daarom willen we de preciese werking van de Notch pathway ontrafelen. Organisaties: • Vakgroep Klinische biologie, microbiologie en immunologie
Onderzoekers: • Jean Plum • Tom Taghon
Karakterisatie van nieuwe biomerkers voor het bepalen van de veiligheid van microbiciden
Universiteit Gent Abstract: Vaginale microbiciden worden ontwikkeld ter preventie van HIV. Tot voor kort maakten studies die de veiligheid van microbiciden nagaan gebruik van colposcopie om de mate van epitheliale disruptie in de genitale tractus na te gaan en van vaginale uitstrijkjes om de vaginale microbiota te karakteriseren. Recente studie suggereren dat deze methoden onvoldoende zijn om schade vast te stellen. Deze studie heeft tot doel nieuwe biomerkers te bepalen welke toelaten de veiligheid van vaginale microbiciden vast te stellen. Organisaties: • Vakgroep Uro-gynaecologie
Onderzoekers: • Marleen Temmerman
Karakterisatie van nieuwe autoantilichaam-targets in reumatoïde artritis Universiteit Hasselt Abstract: Binnen het Biomedisch Onderzoeksinstituut (BIOMED) werden nieuwe autoantilichaam merkers voor reumatoïde artritis (RA) geïdentificeerd met behulp van serologische antigen selectie (SAS). Het doel van dit project is de verdere karakterisatie van de meest belovende autoantilichamen en hun corresponderend antigen. Dit zal meer inzicht verschaffen in de biologische relevantie van de autoantilichamen in het onderliggende ziekteproces van RA. Er zal voornamelijk gefocust worden op de autoantilichamen die enerzijds de hoogste sensitiviteit vertonen in RA en anderzijds terug te vinden zijn in RA-patiënten die seronegatief zijn voor de twee merkers die momenteel in de diagnostiek gebruikt worden: reumafactor en antilichamen gericht tegen cyclische citrullineerde peptiden. Voor vele kandidaat autoantilichamen is het corresponderende in vivo antigen target niet gekend omdat het om zogenaamde 'mimotopen' gaat: epitopen die de structuur van het echte in vivo antigen nabootsen. Aan de hand van immunohistochemische en proteomics technieken zal de identiteit en weefselexpressie van deze mimotopen achterhaald worden. Ten slotte zullen ook de effecten van RA autoantilichamen bestudeerd worden in een diermodel voor RA: collageen-geïnduceerde artritis (CIA). Preliminaire experimenten in dit diermodel hebben reeds aangetoond dat passieve transfer van antilichamen gericht tegen UH-RA.21 een significante verergering van de ziekte tot gevolg had. In dit project zal de biologische, artritogene en mogelijk causale rol van deze autoantilichamen in vivo verder bestudeerd worden. Het bestuderen van ziektemerkers in RA draagt bij tot een goede kennis van de onderliggende pathogenese van RA, noodzakelijk om nieuwe therapeutische targets te identificeren. Organisaties: • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Veerle SOMERS • Klaartje SOMERS
Karakterisatie van nieuwe autoantilichaam-targets in reumatoïde artritis Universiteit Hasselt Abstract: Op het Biomedisch Onderzoeksinstituut van de Universiteit Hasselt voerden we onlangs een high-throughput autoantilichaam profilering aanpak uit om noodzakelijke nieuwe ziekte markers voor reumatoïde artritis (RA) te identificeren, wat resulteerde in de identificatie van 14 nieuwe auto-antilichaam markers voor RA. Het doel van dit project is om de kenmerken te bepalen van de meest interessante auto-antilichamen en hun doel antigenen om meer inzicht te geven in de biologische betekenis van deze auto-antilichamen in de onderliggende RA ziekteprocessen. Wij richten ons op de auto-antilichaam markers met de hoogste gevoeligheid bij RA en deze die voornamelijk voorkomen bij RA patiënten die serologisch negatief zijn voor de 2 diagnostisch toegepaste RA markers. Aangezien sommige van de auto-antilichaam targets mimotopen encoderen, wordt de identiteit en weefsel expressie van de overeenkomstige in vivo antigenen eerst bepaald door de toepassing van immunohistochemische en proteomics technieken. voor een van de auto-antilichaam targets UH-RA.21, wijzen bovendien de eerste experimenten op een ziekte-verergerend effect van passieve overdracht van antilichamen tegen UH-RA.21 in de collageen-geïnduceerde artritis (CIA). In dit project onderzoeken we verder de effecten van de RA auto-antilichamen in het CIA-inductie en exacerbatie. De opheldering van de rol van deze nieuwe autoantilichamen in RA is belangrijk om een beter inzicht te krijgen in de onderliggende etiologie van RA wat een instrumetn is voor de identificatie van nieuwe therapeutische targets. Organisaties: • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Veerle SOMERS
Karakterisatie van neuroinflammatie in een epilepsiemodel door middel van longitudinale in vivo PET/MRI beeldvorming. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Translationele Neurowetenschappen (TNW)
Onderzoekers: • Stefanie Dedeurwaerdere
Karakterisatie van neurochemische merkers voor dementie. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit onderzoeksproject is de karakterisatie van neurochemische merkers bij patiënten met diverse vormen van dementie (n=500). Daartoe zullen de verschillende neurotransmittersystemen (adrenerg, noradrenerg, serotonerg, dopmainerg en cholinerg) uitvoerig neurochemisch, genetisch en neuropathologisch gekarakteriseerd worden en vervolgens gecorreleerd worden met fenotypische (cognitieve- en gedragsstoornissen) kenmerken van de patiëntenpopulatie. Organisaties: • Neurochemie en gedrag
Onderzoekers: • Sebastiaan Engelborghs
Karakterisatie van nanopartikels (NP) gebruikt als vaccins of aanwezig in de voeding met geavanceerde elektrononemicroscopische technieken (nanoTEM). KU Leuven
Abstract: Het project heeft tot doel om geschikte methodes te ontwikkelen, evalueren en valideren voor de karakterisering van NM, zodat op die manier een eenduidige en kwaliteitsvolle analyse gewaarborgd wordt. Deze methodes worden uitgewerkt als standard operating protocols (SOPs) voor de karakterisering van metallische en VLP -gebaseerde NM, maar zijn extrapoleerbaar, of kunnen aangepast worden, voor de analyse van NM met vergelijkbare eigenschappen. Deze SOPs beschrijven in detail de verschillende stappen van het proces, zoals de staalvoorbereiding, de opslag van de opgenomen beelden, hun analyse en de weergave van de resultaten.Deze methodes kunnen bijdragen aan:· De indeling en de merking (etikettering) van een vaccin of voedselsupplement als een product gebaseerd op nanotechnologie· De gedetailleerde beschrijving van een vaccin of voedselsupplement gebaseerd op nanotechnologie· De risico-inschatting van het gebruik van vaccins of voedselsupplementen op basis van nanopartikels· De besch Organisaties: • Afdeling MeBioS
Onderzoekers: • Jeroen Lammertyn • N. N.
Karakterisatie van moleculaire mechanismen die hematopoietische reconstitutie van hematopoietische stamcellen verhogen. KU Leuven Abstract: The overarching goal of this proposal is to increase the number of "engrafting hematopoietic stem cells (HSC)" from umbilical cord blood (UCB),whose use is restricted to smaller patients due to the limited number of HSC present in the each unit. To enhance the blood reconstitution ability of a given number of HSC, present within e.g. one unit of UCB, can include developing methods to increase absolute HSC expansion, and/or achieve absolute HSC homing. One way to increase the number of "engraftableHSC" form e.g. UCB, is by increasing the HSC homing efficiency. The advantage of this approach over inducing ex vivo HSC expansion is that HSC will be minimally or not altered. Hence the chance for lineage skewing, late graft failure due to exhaustion of the primitive HSC compartment, or culture induced genetic abnormalities can be minimized. We propose further evaluation of the hypothesis that two "clinically approved" molecules, i.e. TFPI and BMP4, improve HSC homing. Studies will be carried Organisaties: • Stamcelbiologie en Embryologie
Onderzoekers: • Michel Delforge • Catherine Verfaillie • Satish Khurana
Karakterisatie van in vivo gegenereerde hepatische cellen uitgaande van volwassen humane huidafgeleide voorlopercellen en evaluatie van hun potentieel gebruik in in vitro veiligheidsstudies van geneesmiddelen en leverziekte Vrije Universiteit Brussel Abstract: Hepatocyten in de lever vertegenwoordigen de centrale plaats waar geneesmiddelen worden gebiotransformeerd. Ze zijn daarom sterk onderhevig aan toxiciteit dat leidt tot zogenaamde druggeïnduceerde leverschade (DILI). DILI is een belangrijke oorzaak van het terugtrekken van geneesmiddelen van de markt. Dit toont aan dat de huidige modellen voor het bepalen van levertoxiciteit niet adequaat werken. Daarom heeft de farmaceutische industrie dringend nood aan nieuwe, bij voorkeur in vitro, test systemen die meer geschikt zijn voor het voorspellen van levertoxiciteit in de mens. Aangezien primaire humane hepatocyten zeer schaars zijn, moeten andere bronnen, zoals stamcellen verkend worden. Hier worden humane huidafgeleide stamcellen voorgesteld. Inderdaad, zoals aangetoond werd in het predoctorale onderzoek van de aanvrager kunnen deze stamcellen (i) gemakkelijk en reproduceerbaar geïsoleerd worden uit postnatale humane huid, (ii) differentiëren in vitro naar hepatocytachtige cellen en (iii) bezitten ze waardevolle immunomodulatorische en -suppressieve eigenschappen. Hierdoor zijn ze niet alleen interessant voor het screenen van nieuwe geneesmiddelen, maar ook voor mogelijke therapeutische applicaties. Daarom zal in het huidige postdoctorale onderzoeksproject the in vivo migratie en hepatische differentiatie eigenschappen van hSKPs onderzocht worden gebruikmakend van een relevant muismodel. Het zal bepaald worden of de zogegeneerde humane hepatische cellen kunnen gebruikt worden voor in vitro veiligheidsstudies. Daarnaast zal, door de immunologische eigenschappen te bepalen tijdens de differentiatie en de effecten van hSKPs na te gaan na transplantatie in een muismodel met leverschade in een eindstadium, hun potentieel voor verdere klinische toepassingen nagegaan worden. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • VERA ROGIERS • Joery DE KOCK
Karakterisatie van het unieke moleculaire netwerk dat T cel ontwikkeling ondersteund. Universiteit Gent Abstract: T-lymfocyten ontstaan uit hematopoëtische stamcellen en hun differentiatieproces is afhankelijk van de integratie van verschillende transcriptionele regulatoren waaronder GATA3, TCF1, BCL11B en Notch signalisatie. De kinetiek en expressie niveau?s van deze factoren zijn cruciaal om T cellen te genereren. In dit project onderzoeken we hoe deze factoren interageren om downstream genexpressie te reguleren tijdens normale humane T cel ontwikkeling. Organisaties: • Vakgroep Klinische biologie, microbiologie en immunologie
Onderzoekers: • Tom Taghon
Karakterisatie van het recent geïdentificeerde gen verantwoordelijk voor het osteopetrotisch "Incisors Absent" ratmodel. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit onderzoeksproject zal de karakterisatie nastreven van een recent door ons geïdentificeerd gen dat aan de basis ligt van de verstoorde botafbraak in het osteopetrotisch "incisors absent" ratmodel. Functionele karakterisatie als ook de rol in humane bothomeostase zal onderzocht worden. Dit onderzoek kan de basis vormen voor verder onderzoek naar therapie voor behandeling of preventie van osteoporose op basis van de betrokken metabole weg. Organisaties: • Medische genetica van obesitas en skeletaandoeningen (MGENOS)
Onderzoekers: • Wim Van Hul
Karakterisatie van het p53 netwerk en exploratie van p53-afhankelijke en p53-onafhankelijke moleculaire therapie in neuroblastoom Universiteit Gent
Abstract: Neuroblastoom is de meest voorkomende extra-craniale kanker bij kinderen waarbij minder dan 2% van de tumoren een mutatie in p53 vertonen bij diagnose. De studie van p53 en de ontrafeling van p53 signaaltransductiewegen is van groot belang om nieuwe strategieën voor therapeutische interventie te ontwikkelen voor deze agressieve kanker. Diepgaand onderzoek naar de p53 signaaltransductieweg moet toelaten om mogelijke p53-afhankelijke en p53-onafhankelijke moleculair gerichte therapie in neuroblastoma te identificeren. Organisaties: • Vakgroep Pediatrie en genetica
Onderzoekers: • Franki Speleman
Karakterisatie van het onzuiverheidsprofiel van farmaka: een gecombineerde chromatografische en chemometrische benadering. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De karakterisatie van onzuiverheden in een nieuw farmakon is beangrijk omwille van de bescherming van de patiënt tegen ongewenste nevenwerking. Alle stoffen die als onzuiverheid voorkomen in een farmaceutisch bestanddeel met een concentratie van meer dan 0,1 of 01,05% moeten gekarkteriseerd worden. Het betreft de stoffen die onstaan tijdens een synthese, zuiveringen of bewaring. in het beoogde stadium van onderzoek van een farmakon kent men de onzuiverheden nog niet. Het project beoogt de samenstelling van een optimale generische batterij van chromatografische methoden gekoppeld aan chemometrische peak purity technieken en een strategie die toelaat de gegevens autopmatisch te verwerken om het onzuiverheidsprofiel op te stellen. Het project bestaat uit drie delend namelijk: - het verder ontwikkelen van chemometrische peak purity technieken - het ontwerpen van een generische batterij orthogonale chromatografietesten en het valideren ervan - het ontwerpen van een expertsysteem dat toelaat de informatie uit de verschillende chromatogrammen en peak purity testen om te zetten in een onzuiverheidsprofiel. Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie
Onderzoekers: • DESIRE MASSART • JOHANNA VERBEKE
Karakterisatie van het naso-oro-pharyngeale microbioom en resistoom in de Europese populatie. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Herman Goossens • Surbhi Malhotra
Karakterisatie van het influenza virus polymerase met de unieke antivirale producten T-705 en ribavirine en design van RNA ketenbeëindigende prodrugs KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Laboratorium Virologie en Chemotherapie
Onderzoekers: • Lieve Naesens • Evelien Vanderlinden
Karakterisatie van herseninflammatie in een epilepsiemodel door middel van longitudinale in vivo PET/MRI beeldvorming. Universiteit Antwerpen Abstract: De neurobiologische processen die uiteindelijk resulteren in epilepsie zijn nog niet volledig begrepen. Het is wel reeds geweten dat hersenbeschadigingen zoals neurotraumata, koortsstuipen, infecties en status epilepticus geassocieerd zijn met het acuut optreden van aanvallen en een hoger risico op het ontwikkelen van epilepsie na een latente periode. Recente studies ondersteunen de hypothese dat herseninflammatie een belangrijke rol speelt in de pathofysiologie van aanvallen en epilepsie. De opzet van deze veelomvattende studie is dat het de meest recente vooruitgang, gemaakt in de niet-invasieve beeldvorming van proefdieren zal gebruiken om herseninflammatie te karakteriseren in een chronisch epilepsiemodel. Het project zal in eerste instantie trachten om dit proces te karakteriseren gebruikmakend van traditionele post-mortem technieken. In een volgende stap zullen in vivo methodes ontwikkeld worden met histologische validatie om herseninflammatie, hersenactiviteit en structurele hersenabnormaliteiten na te gaan. Vervolgens zullen structurele veranderingen in de hersenen samen met inflammatie longitudinaal opgevolgd worden tijdens de ontwikkeling van epilepsie in levende dieren gebruikmakend van PET/MRI beeldvorming. Ten slotte zal het effect nagegaan worden van verschillende farmacologische interventies op de herseninflammatie door middel van PET/MRI beeldvorming. Het project zal dus aanleiding geven tot een beter begrip en karakterisatie van de rol van herseninflammatie in epilepsie, wat een enorme impact zal hebben op de ontwikkeling en evaluatie van nieuwe behandelingen in het veld. Organisaties: • Translationele Neurowetenschappen (TNW)
Onderzoekers: • Stefanie Dedeurwaerdere • Halima Amhaoul
Karakterisatie van genetische determinanten die de respons op stemmingsstabilisatoren reguleren KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Departement Menselijke Erfelijkheid
Onderzoekers: • Patrick Callaerts • Kiliana Bekelaar
Karakterisatie van genen en moleculaire mechanismen betrokken in erfelijke bindweefselziekten en bepaalde vormen van kanker Universiteit Gent Abstract: De algemene doelstelling van dit onderzoek is: (1) een grondig inzicht verwerven in de functie van bepaalde genen in erfelijke bindweefselziekten en sommige vormen van kanker, door onderzoek in humane weefsels en in transgene diermodellen (2) de genetische basis
voor de fenotypische variabilteit in deze aandoeningen bestuderen (3) nieuwe therapeutische strategieën ontwikkelen en testen voor deze (en ook meer frequente) aandoeningen door directe interferentie met de onderliggende moleculaire processen. Organisaties: • Vakgroep Pediatrie en genetica
Onderzoekers: • Anne De Paepe
Karakterisatie van epigenetische controle van kanker-inflammatieprocessen door jumonji-histondemethylases tijdens hypoxia Universiteit Antwerpen Abstract: Therapieresistente metastatische tumoren met een slechte overlevingsprognose worden dikwijls gekenmerkt door een sterk inflammatoir genexpressieprofiel, zuurstof- en voedselschaarste (hypoxie- en hypoglycemie). In dit project zal in macrofagen en diverse kankercelmodellen de invloed worden nagegaan van gecombineerde hypoxie en inflammatie, op NFkB-, Stat3- en HIF-signalisatiemechanismen die inwerken op epigenetische programmering door PML, Jmjd3, LSD1 en SIRT1 chromatine-geassocieerde eiwitten Organisaties: • Proteïnechemie, proteoomanalyse en epigenetische signalisatie (PPES)
Onderzoekers: • Xaveer Van Ostade • Wim Vanden Berghe
Karakterisatie van een ruptuurgevoelig muismodel voor aorta-aneurysma: op weg naar post-mortem validatie van het risico op aneurysmaruptuur voorspeld door biomechanische computermodellen. Universiteit Gent Abstract: Een abdominaal aorta aneurysma (AAA) is een lokale dilatatie van de aorta die kan leiden tot plots overlijden wanneer een breuk optreedt. Patienten worden geopereerd zodra de aneurysma-diameter 5.5 cm overschrijdt. In dit project willen we onderzieken of numerieke technieken gebruikt kunnen worden om aneurysmaruptuur te karakteriseren en voorspellen in een recent ontwikkeld, ruptuurgevoelig muismodel. Organisaties: • Vakgroep Civiele techniek
Onderzoekers: • Patrick Segers
Karakterisatie van een nieuw 'stealth' Leishmania fenotype met behulp van monoklonale antistoffen en gen expressie profilering. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Laboratorium voor Microbiologie, Parasitologie en Hygiëne (LMPH)
Onderzoekers: • Gaëlle Boulet
Karakterisatie van een kandidaat hybride cyclisch nucleotide afhankelijk proteïne kinase/fosfatase in Arabidopsis thaliana en Nicotiana tabacum. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project beoogt door een combinatie van 'state of the art' methodes van genetische analyse en proteoomanalyse de biochemische eigenschappen en de fysiologische rol van een aantal 'splice' varianten van een nieuwsoortig kandidaat hybride cyclische nucleotide afhankelijk proteïne kinase/fosfatase uit hogere planten te vinden. Met name een mogelijke rol in de regulatie van de plant celcyclus wordt onderzocht. Organisaties: • Plantengroei en -ontwikkeling
Onderzoekers: • Luc Roef
Karakterisatie van de werking van biologische toxines op K+ kanalen. Universiteit Antwerpen Abstract: Karakterisatie van de werking van biologische toxines op K+ kanalen. Organisaties: • Moleculaire biofysica, fysiologie en farmacologie
Onderzoekers: • Dirk Snyders • Ivan Kopljar
Karakterisatie van de werking van biologische toxines op K+ kanalen. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project worden de biologische doelwitten bepaald van toxines, geisoleerd uit biologische giffen. Hierbij worden de spanningsgevoelige K+ kanalen als belangrijke target gezien. Tevens wordt de bindingsplaats van deze toxines achterhaald door mutagenese van het kanaal en door wijzigingen aan te brengen in de toxines die meestal peptides zijn. Organisaties: • Moleculaire biofysica, fysiologie en farmacologie
Onderzoekers: • Adam Raes
Karakterisatie van de voorwaarden voor in vitro activatie van anti-leukemische T-cellen van leukemiepatiënten gebruikmakend van verschillende types van antigen-presenterende cellen. Universiteit Antwerpen Abstract: Karakterisatie van de voorwaarden voor in vitro activatie van anti-leukemische T-cellen van leukemiepatiënten gebruikmakend van verschillende types van antigen-presenterende cellen. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Zwi Berneman • Evelien Smits
Karakterisatie van de rol van MALT1 paracaspase in antivirale signalisatie Universiteit Gent Abstract: MALT1 is een intracellulair protease dat tot op heden vooral werd bestudeerd omwille van zijn rol in antigen geïnduceerde signaaltransductie in lymfocyten bestudeerd. In dit project wensen we echter de rol van MALT1 bij aangeboren immuunresponsen tegen virale infecties te bestuderen. We concentreren ons hierbij op de rol van MALT1 in antivirale signaaltransductie in response op specifieke pathogen herkenningsreceptoren. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Rudi Beyaert • Lynn Verstrepen
Karakterisatie van de rol van de cystine/glutamaat antiporter en andere gliale glutamaattransporters in multiple sclerose: mogelijke link met beta2-adrenerge receptor dysfunctie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Binnen dit project onderzoeken we de betrokkenheid van glutamaattransporters, en in het bijzonder de cystine/glutamaat antiporter of systeem xc-, in de pathology van multiple sclerose. Organisaties: • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • Ann MASSIE • Guy LAUREYS • Ralph CLINCKERS
Karakterisatie van de rol van autofagie in anti-tumor immuniteit KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Labo voor Celdoodonderzoek & Therapie
Onderzoekers: • Patrizia Agostinis • Erminia Romano
KARAKTERISATIE VAN DE MOLECULAIRE MECHANISMEN WAARMEE JASMONAAT OXYLIPINES GROEI IN ARABIDOPSIS THALIANA REGULEREN Universiteit Gent Abstract: Stress en groeiresponsen worden gemoduleerd door signaaltransductiemechanismen die universeel door verschillende phytohormonen gebruikt te lijken worden en waarbij pleiotrope en specifieke proteïnes betrokken zijn. In dit project zullen we 2 nieuwe eiwitten functioneel karakteriseren die voordien geïsoleerd werden in een ?interactomics? screen en die potentieel betrokken zijn in de jasmonaatsignaalcascades die plantengroei en ?defensie reguleren. Organisaties: • Vakgroep Plantenbiotechnologie en Genetica
Onderzoekers: • Dirk Inzé • Alain Goossens
Karakterisatie van de in vitro activatievoorwaarden van anti-leukemische T-cellen van leukemiepatiënten gebruikmakend van verschillende types van antigen-presenterende cellen. Universiteit Antwerpen Abstract: Karakterisatie van de in vitro activatievoorwaarden van anti-leukemische T-cellen van leukemiepatiënten gebruikmakend van verschillende types van antigen-presenterende cellen. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Zwi Berneman • Evelien Smits
Karakterisatie van de inhoudsstoffen met anti-malaria activiteit van 4 Congolese medicinale planten. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project omvat de karakterisatie van de anti-plasmodiale (anti-malaria) inhoudsstoffen van 4 planten gebruikt in de traditionele geneeskunde van Congo, waarvan de activiteit in vivo bij proef-dieren bevestigd werd, met name Phyllanthus niruri, Cassia occidentalis, Euphorbia hirta en Morinda morindoides. Bedoeling is om nieuwe leads to bekomen voor anti-malaria geneesmiddelen, en een wetenschappelijke basis to geven, met mogelijkheid tot standardisatie, van de lokale peparaten. Organisaties: • Farmacognosie en fytochemie • Farmacognosie, Functionele voeding en Farmaceutische Analyse (NatuRA)
Onderzoekers: • Arnold Vlietinck
Karakterisatie van de groei, bacteriële populatie en cadmiumresponsen van ccr-gemuteerde Arabidopsis thaliana en het potentieel van de endofyten om de biomassa en fytoremediatie-efficiëntie te verhogen Universiteit Hasselt Abstract: De competitie voor grond voor het telen van gewassen voor biomassa en voedselproductie is een groeiend probleem. Deze kan ingeperkt worden door lignocellulose biomassa (vb. wilg of populier) te telen op minder vruchtbare gronden. In het ideale geval worden deze houtige gewassen gekweekt op marginale bodems (o.a. met cadmium (Cd) verontreinigde bodems). Het decontamineren van deze vervuilde bodems door gebruik te maken van planten (fytoremediatie) kan een extra voordeel bieden.
Tijdens de verwerking van lignocellulose biomassa naar zuivere cellulosevezels vormt de recalcitrantie van ligninepolymeren een belangrijke limiterende factor. De verwerking van houtige gewassen kan efficiënter gemaakt worden door genetisch gemodificeerde gewassen met een lager lignine-gehalte (o.a. neergeregulatie van cinnamoyl-CoA reductase (CCR)) te gebruiken. Deze manipulatie kan echter negatieve gevolgen hebben voor de groei en ontwikkeling van de plant en kan invloed hebben op de oplosbare fenolen in het xyleem. In dit project wordt Arabidopsis thaliana gebruikt als modelorganisme. De kennis die met behulp van deze plant bekomen wordt, kan in toekomstige experimenten geëxtrapoleerd worden tot grootschaligere, economisch waardevolle veldtoepassingen waarbij houtige, snel groeiende gewassen gebruikt worden. Als modelcontaminant voor bodems wordt gekozen voor Cd. De volgende 2 doelstellingen worden beoogd in dit project: (1) de karakterisatie van de verschillen op niveau van de plant en zijn geassocieerde bacteriële populatie tussen A. thaliana WT en ccr-mutant en (2) het verbeteren van de biomassaproductie en Cd-opname door gebruikt te maken van groei-bevorderende bacteriën, onderzocht in doelstelling 1. Hiervoor wordt gewerkt met 4 condities: wild type en ccr-mutant al dan niet blootgesteld aan Cd. Tijdens doelstelling 1 worden op het niveau van de plant de groeifasen onderzocht zowel voor de boven (methode van Boyes) als ondergrondse delen (VAP). Verder worden parameters zoals biomassa, activiteit van stressgerelateerde enzymen (spectrofotometrisch), de expressie van genen die instaan voor stressgerelateerde enzymen (rt-PCR), het chlorofylgehalte (spectrofotometrisch) en de Cd-opname (zuur en hitte degradatie, vlam atomaire spectrofotometrie) onderzocht bij planten gekweekt in hydrocultuur. Ook worden de fenolische componenten aanwezig in het xyleem (HPLC, LC-MS-MS) en het ligninegehalte (Klason, thioacidolysis) geanalyseerd. Op het niveau van de bacteriële populatie worden zowel de cultiveerbare als de niet-cultiveerbare bacteriën genotypisch (ARDRA, DGGE) en fenotypisch (colorimetrische testen, Biolog platen) getest. In doelstelling 2 wordt het inoculatieproces van een hydrocultuur geoptimaliseerd waarna een screening van de meest veelbelovende (in vitro) groei-promoverende bacteriën volgt. De beste endofyt wordt hierna geselecteerd voor uitgebreide testen op het niveau van de plant zoals beschreven in doelstelling 1. Het project wordt uitgevoerd in het Centrum voor Milieukunde dat expertise bezit in het gebruik van A. thaliana en ook in onderzoek naar het inzetten van plant-geassocieerde bacteriën om de fytoremediatie-efficientie te verhogen. Daarnaast wordt voor het lignine-gerelateerde stuk samengewerkt met Prof. Dr. Wout Boerjan van de Bioenergie groep (departement Planten Systeembiologie, UGent). Verder is ook een stage gepland in het Instituut voor Agrobiologisch Onderzoek in Galicië (Santiago de Compostella) (IIAG) dat deel uitmaakt van het Spaanse Nationale onderzoeksconcilie (CSIC). Het onderzoek van de genetische samenstelling van de totale bacteriële populatie gebeurt hier onder leiding van Prof. Dr. Petra Kidd. Organisaties: • Milieubiologie • Centrum voor Milieukunde
Onderzoekers: • Jaak VANGRONSVELD • Marijke GIELEN
Karakterisatie van de gereguleerde secretieroute in neuronen van een muismodel voor autisme. KU Leuven Abstract: Autisme is een ontwikkelingsstoornis van het centrale zenuwstelsel. In de meeste gevallen ligt een genetische voorbestemdheid aan de basis van deze ziekte. We hebben recentelijk drie nieuwe kandidaatgenen voor autisme geïdentificeerd, neurobeachin, SCAMPs en amisyne, die alle drie functioneren als negatieve regulatoren van de gereguleerde secretie route. Het doel van dit onderzoek is de karakterisering van de gereguleerde secretie in neuronen van muizen die haploinsufficient zijn voor neurobeachin.Deze muizen vormen een goed model voor (een subgroep van) autistische patiënten waarin verstoorde regulatie van neuronaal vesikel transport betrokken is bij de pathogenese van deze ziekte. Met deze studies hopen we nieuwe inzichten te verwerven in de pathologie van autisme. Organisaties: • Departement Menselijke Erfelijkheid
Onderzoekers: • Johannes Creemers • Krizia Tuand
Karakterisatie van de effecten van het US3 eiwit van alfaherpesvirussen op het cytoskelet en viraal spreiden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe antivirale strategieën Universiteit Gent Abstract: Het US3 kinase van alfaherpesvirussen veroorzaakt veranderingen in het actine cytoskelet die viraal spreiden bevorderen. Doel van het project is om cellulaire ewitten te identificeren die cruciaal zijn voor het initiëren en uitvoeren van de US3-geïnduceerde actine veranderingen en die op die manier nieuwe doelwitten kunnen vormen voor de ontwikkeling van antivirale strategieën. Organisaties: • Vakgroep Virologie, parasitologie en immunologie
Onderzoekers: • Herman Favoreel
Karakterisatie van de diversiteit en dynamieken van mariene nematodengemeenschappen via een metagenetische aanpak Universiteit Gent Abstract: In dit project willen we een metagenetische analyse doen van mariene nematodengemeenschappen om de grote groep aan zeldzame nematodensoorten te karakteriseren en hun eventuele fluctuaties in abundanties over ruimtelijke en temporele schaal te begrijpen. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Tom Moens
Karakterisatie van de acute en chronische fase van tubulointerstitiële fibrose na renale ischemie reperfusie beschadiging als nieuwe strategie voor preventie, diagnose en behandeling. Universiteit Antwerpen Abstract: Chronisch nierfalen (Chronic Kidney Disease, CKD), gekenmerkt door een progressief verminderende nierfunctie, vormt een belangrijk probleem in de gezondheidszorg en evolueert op termijn meestal naar chronisch en eindstadium nierfalen, waarbij dialyse en/of niertransplantatie onontbeerlijk zijn. Niettegenstaande de initiële oorzaken van CKD onbekend dan wel zeer divers kunnen zijn, ligt eenzelfde celbiologisch proces aan de basis van alle progressieve nieraandoeningen, met name fibrose. Huidig onderzoeksproject beoogt de studie van zowel de acute (reversibele) als de chronische fase in het ontstaan van tubulointerstitiële fibrose in een model van renale ischemie reperfusie beschadiging, wat de mogelijkheid opent de mechanismen verantwoordelijk voor het ontstaan en verdere ontwikkeling van tubulointerstitiële fibrose beter te begrijpen en aldus in de toekomst strategieën voor therapeutische vroegtijdige interventie en/of protectie te evalueren.
Organisaties: • Pathofysiologie
Onderzoekers: • Annelies De Beuf
Karakterisatie van coderende en niet coderende RNA transcripten en van epigenetische merkers in obesitas, alsook hun rol in gewichtsverlies geinduceerd door gastric bypass chirurgie. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Klinische & Experimentele Endocrinologie
Onderzoekers: • Bart Van Der Schueren • Michael Maris
Karakterisatie van bloed mesenchymale en melkklier epitheliale stamcellen bij het paard. Universiteit Gent Abstract: De isolatie en karakterisatie van paarden mesenchymale en epitheliale stamcellen staat centraal in dit project. Voor beide types gebeurt deze karakterisate zowel fenotypisch als functioneel om te bevestigen dat het echte stamcellen zijn. De niche (of micro-omgeving) zal ook nader bestudeerd worden in vitro. Hierbij zal het effect op de leefbaarheid en differentiatiecapaciteit van de stamcellen telkens geëvalueerd worden. Organisaties: • Vakgroep Vergelijkende Fysiologie en Biometrie
Onderzoekers: • Gerlinde Van de Walle
Karakterisatie van biologische toxines op spanningsgevoelige K+ kanalen. Universiteit Antwerpen Abstract: Met dit project (samenwerking met prof. Jan Tytgat, KUL) willen we een betere kennis verwerven over de werking van biologische toxines. Dankzij deze toxines zal ook een beter inzicht worden verkregen in de structuur, functie en farmacologie van K+ kanalen. Finaal streven we naar het vinden van toxines die een belangrijke therapeutische en/of fysiologische waarde zullen hebben. In eerste instantie zullen venomen/toxines elektrofysiologisch gescreened worden op alle beschikbare K+ kanalen. Toxines die een hit geven zullen verder worden opgezuiverd en gekarakteriseerd (1). Interessante toxines die innovatief zijn of kunnen leiden tot toepassingen zullen onderworpen worden aan een structuurfunctie analyse (2). 1) Het effect van de toxines zal elektrofysiologisch worden nagegaan met behulp van de voltage-clamp techniek. Uit de analyse van de gemeten K+ stromen wordt het mechanisme (permeatieblok of effect op gating) bepaald en de blokkeringparameters (affiniteit, kineticaeffecten, spanningsafhankelijkheid) verkregen. Interessante toxines zullen onderworpen worden aan een structuur-functie analyse. 2) Het eerste deel van de structuur-functie analyse omvat de mutagenese van potentiële bindingsplaatsen in het kanaal om de specifieke bindingssite van het toxine te achterhalen d.m.v. verschillende farmacologische blokkeringsparameters. Eenmaal de bindingsplaats gekarakteriseerd is kan de betreffende sequentie vergeleken worden met die van andere kanalen waardoor nieuwe potentiële kandidaten kunnen worden gedetecteerd. Het tweede deel van de structuur-functie analyse is de mutagenese van de toxinesequentie waaruit de functionele aminozuren zullen worden bepaald. Bepaling van energetische koppeling tussen aminozuren aan het interactie-oppervlak van de toxine en het kanaal zal gebeuren d.m.v. "mutant cycle analysis". Organisaties: • Moleculaire biofysica, fysiologie en farmacologie
Onderzoekers: • Dirk Snyders • Ivan Kopljar
Karakterisatie van biologische toxines op spanningsgevoelige K+ kanalen. Universiteit Antwerpen Abstract: Met dit project (samenwerking met prof. Jan Tytgat, KUL) willen we een betere kennis verwerven over de werking van biologische toxines. Dankzij deze toxines zal ook een beter inzicht worden verkregen in de structuur, functie en farmacologie van K+ kanalen. Finaal streven we naar het vinden van toxines die een belangrijke therapeutische en/of fysiologische waarde zullen hebben. In eerste instantie zullen venomen/toxines elektrofysiologisch gescreened worden op alle beschikbare K+ kanalen. Toxines die een hit geven zullen verder worden opgezuiverd en gekarakteriseerd (1). Interessante toxines die innovatief zijn of kunnen leiden tot toepassingen zullen onderworpen worden aan een structuurfunctie analyse (2). 1) Het effect van de toxines zal elektrofysiologisch worden nagegaan met behulp van de voltage-clamp techniek. Uit de analyse van de gemeten K+ stromen wordt het mechanisme (permeatieblok of effect op gating) bepaald en de blokkeringparameters (affiniteit, kineticaeffecten, spanningsafhankelijkheid) verkregen. Interessante toxines zullen onderworpen worden aan een structuur-functie analyse. 2) Het eerste deel van de structuur-functie analyse omvat de mutagenese van potentiële bindingsplaatsen in het kanaal om de specifieke bindingssite van het toxine te achterhalen d.m.v. verschillende farmacologische blokkeringsparameters. Eenmaal de bindingsplaats gekarakteriseerd is kan de betreffende sequentie vergeleken worden met die van andere kanalen waardoor nieuwe potentiële kandidaten kunnen worden gedetecteerd. Het tweede deel van de structuur-functie analyse is de mutagenese van de toxinesequentie waaruit de functionele aminozuren zullen worden bepaald. Bepaling van energetische koppeling tussen aminozuren aan het interactie-oppervlak van de toxine en het kanaal zal gebeuren d.m.v. "mutant cycle analysis". Organisaties: • Moleculaire biofysica, fysiologie en farmacologie
Onderzoekers: • Dirk Snyders • Ivan Kopljar
Karakterisatie van biologische merkers bij dementie en mild cognitieve impairment. Universiteit Antwerpen Abstract: De klinische diagnose van de ziekte van Alzheimer (AD) is gebaseerd op klinische uitsluitingscriteria. Het diagnostische nazicht is tijdrovend en duur en leidt hooguit tot een klinische waarschijnlijkheidsdiagnose. In gespecialiseerde klinische centra wordt op die manier een diagnostische nauwkeurigheid van 68% behaald. Een zekerheidsdiagnose kan slechts gesteld worden door een microscopisch onderzoek van de hersenen. Er is dus nood aan gevalideerde biomerkers die toelaten om met grote nauwkeurigheid een diagnose van AD te stellen. Kenmerkend voor AD is de vorming van eiwitneerslagen in de hersenen. Vermits het cerebrospinaal vocht (CSV) in nauw contact staat met de hersenen, kunnen deze eiwitten (-amyloïd peptide, proteïne tau en gefosforyleerd tau) in CSV bepaald worden. Door gebruik te maken van modellen die op een gecombineerde bepaling van deze eiwitten gebaseerd zijn, wordt een hoge diagnostische nauwkeurigheid van meer dan 80% behaald en kan AD onderscheiden worden van andere vormen van dementie. Aangezien deze modellen nog niet gevalideerd zijn, hebben we een
prospectieve studie opgezet waarin patiënten met dementie, milde cognitieve tekorten en gezonde ouderen zullen worden ingesloten. Aangezien A isovormen ook in bloed kunnen worden gemeten, zal de diagnostische nauwkeurigheid van A isovormen voor een diagnose van AD bepaald worden. Organisaties: • Neurochemie en gedrag
Onderzoekers: • Sebastiaan Engelborghs
Karakterisatie van biologische merkers bij dementie. Universiteit Antwerpen Abstract: In de hersenen van patiënten met de ziekte van Alzheimer treedt er een opstapeling op van verschillende eiwitten: beta-amyloïd proteïne (Aß), totaal proteïne tau (tau) en de gefosforyleerde variant van tau (P-tau). Aangezien het cerebrospinaal vocht (CSV) in nauw contact staat met de hersenen, kunnen deze eiwitten in het CSV opgespoord worden. In vergelijking met gezonde controlepersonen van dezelfde leeftijd, is er een afname van de Aß concentratie en een toename van de tau en P-tau concentraties in het CSV van patiënten met de ziekte van Alzheimer. De bepaling van CSV concentraties van Aß, tau of P-tau helpt om de ziekte van Alzheimer te discrimineren van normale veroudering of depressie. Het discriminerend vermogen van elke merker afzonderlijk is echter te beperkt om de ziekte van Alzheimer te onderscheiden van andere vormen van dementie. Prof. Dr. Sebastiaan Engelborghs en zijn team stellen voorop dat het discriminerend vermogen van een gecombineerde bepaling van Aß, tau en P-tau in CSV hoog genoeg zal zijn om de ziekte van Alzheimer te onderscheiden van andere vormen van dementie of om Alzheimerpatiënten in een vroeg (preklinisch) ziektestadium te kunnen identificeren. De doelstellingen van dit onderzoeksproject kunnen als volgt worden samengevat: (1) bepalen en valideren van de toegevoegde diagnostische waarde van een gecombineerde bepaling van Aß, tau en P-tau in CSV voor de diagnose van de ziekte van Alzheimer en om de ziekte van Alzheimer te onderscheiden van andere vormen van dementie; (2) het bepalen van de voorspellende waarde van een gecombineerde bepaling van Aß, tau en P-tau in CSV voor conversie naar dementie bij patiënten met milde cognitieve tekorten (MCI); (3) de identificatie van specifieke klinische, gedragsmatige en neuropsychologische symptomen die geassocieerd zijn met bepaalde profielen van biologische merkers. Organisaties: • Neurochemie en gedrag
Onderzoekers: • Sebastiaan Engelborghs
Karakterisatie van B-cel functies in multiple sclerose Universiteit Hasselt Abstract: B-cellen spelen een belangrijke rol in de pathogenese van multiple sclerose (MS). Onderzoek heeft zich tot nu toe voornamelijk gericht op de productie van (auto)antilichamen, hoewel er dankzij het recente succes van B-cel depletie in de behandeling van MS steeds meer interesse is voor antigen presentatie door B-cellen. Echter, de antigene targets van de autoreactieve B-cellen blijven grotendeels ongekend en de rol van Bcellen als antigen-presenterende cellen (APC) in MS is nog niet in detail bestudeerd. In een vorige studie werden door ons voor het eerst klonaal geëxpandeerde B-cellen geïsoleerd uit zowel het ruggenmergvocht (CSV) als het perifere bloed van MS-patiënten. Bovendien konden we reactiviteit van perifere B-cellen tegen intracellulaire autoantigenen en een oligodendroglioma (HOG) cellijn aantonen. Dit project is gericht op een verdere studie van de antilichaam afhankelijke en onafhankelijke B-cel functies in MS. De autoantigenen van de geïsoleerde klonaal geëxpandeerde en autoreactieve B-cellen worden geïdentificeerd door immunoprecipitatie in combinatie met proteomica. De prevalentie en pathologische relevantie van antilichamen gericht tegen deze autoantigenen wordt vervolgens bestudeerd. Verder wordt de capaciteit van perifere B-cellen van MS-patiënten tot activatie van autologe T-cellen middels presentatie van myeline en andere autoantigenen onderzocht. Deze experimenten zullen meer inzicht verwerven in de etiologie van MS, wat noodzakelijk is voor de identificatie van nieuwe therapeutische targets. Organisaties: • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Judith FRAUSSEN • Veerle SOMERS
Karakterisatie en validatie van biologische merkers van dementie en mild cognitive impairment. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project heeft als doel het bepalen van: (1) toegevoegde diagnostische waarde van een gecombineerde analyse van b-amyloïd proteïne(1-42), proteïne tau en Phospho-tau in CSV (met/zonder APOE genotypering) ter discriminatie van de ziekte van Alzheimer van andere dementievormen in 500 klinisch gediagnosticeerde en 100 neuropathologisch geconfirmeerde dementiegevallen; (2) voorspellende waarde van deze gecombineerde biomerkeranalyse voor conversie naar dementie van mild cognitive impairment (n=150). Organisaties: • Neurochemie en gedrag
Onderzoekers: • Sebastiaan Engelborghs
Karakterisatie en validatie van biologische merkers van dementie en mild cognitive impairment. Universiteit Antwerpen Abstract: Aangezien de voor dit onderzoeksproject geselecteerde biomerkers de onderliggende neuropathologische processen van diverse neurodegeneratieve dementies weerspiegelen, stellen we voorop dat specifieke biomerkerprofielen een hoge diagnostische waarde hebben, zelfs in preklinische dementiestadia. Deze hypothese zal in het kader van dit onderzoeksproject getoetst worden. Na validatie zullen nieuwe biomerkermodellen worden toegepast in klinisch-diagnostische context. Het onderzoeksproject zal tevens instaan voor een betere karakterisatie van MCI- en dementiepopulaties en zal de voorspellende waarde van biomerkerbepalingen voor conversie naar dementie bij MCI bepalen. Organisaties: • Neurochemie en gedrag
Onderzoekers: • Sebastiaan Engelborghs
Karakterisatie en validatie van biologische merkers van dementie en mild cognitieve impairment. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit onderzoeksproject zal de plaats en de rol van biologische merkers in het diagnostisch proces van MCI en dementie vaststellen en op die manier tegemoet komen aan de toenemende nood voor een vroege, etiologische diagnose van dementie. Het includeren van een grote patiëntenpopulatie (waarvan een substantieel gedeelte een pathologisch confirmeerde diagnose zal hebben), sluit het bestaan van vals-negatieve resultaten uit. Het onderzoeksproject zal tevens toelaten de verschillende ziektegroepen beter te karakteriseren.
Organisaties: • Neurochemie en gedrag
Onderzoekers: • Peter De Deyn • Sebastiaan Engelborghs
Karakterisatie en validatie van biologische merkers bij dementie en mild cognitive impairment. Universiteit Antwerpen Abstract: Mild cognitive impairment (MCI) is klinisch syndroom dat zich bevindt op de interface tussen normale veroudering en dementie. MCIpatiënten vertonen cognitieve stoornissen, die echter niet ernstig genoeg zijn om een diagnose van dementie te kunnen stellen. MCI-patiënten hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van een dementie. Door de vergrijzing van de bevolking zal het aantal dementerenden de komende decennia fors toenemen. De ontwikkeling van biologische merkers voor vroegtijdige diagnose van dementie (en met name de ziekte van Alzheimer) is van groeiend belang gezien de toekomstige beschikbaarheid van medicijnen die het ziekteverloop kunnen beïnvloeden. Dit onderzoeksproject beoogt de identificatie van genetische (APOE) en biologische merkers (eiwitten als ß-amyloïd, tau en fosfo-tau in makkelijk toegankelijke lichaamsvochten als lumbaal vocht en ook bloedplasma) met een voorspellende waarde voor de conversie naar dementie bij MCIpatiënten. Ook zal nagegaan worden of en in welke mate deze merkers kunnen differentiëren tussen verschillende vormen van dementie als de ziekte van Alzheimer, frontotemporale dementie, dementie met Lewy bodies en vasculaire dementie. De verschillende patiëntenpopulaties zullen tevens uitvoerig gedragsmatig, genetisch, neurochemisch en neuropathologisch gekarakteriseerd worden. Organisaties: • Neurochemie en gedrag
Onderzoekers: • Peter De Deyn • Nathalie Le Bastard
Karakterisatie en validatie van biologische merkers bij dementie en mild cognitive impairment. Universiteit Antwerpen Abstract: Mild cognitive impairment (MCI) is klinisch syndroom dat zich bevindt op de interface tussen normale veroudering en dementie. MCIpatiënten vertonen cognitieve stoornissen, die echter niet ernstig genoeg zijn om een diagnose van dementie te kunnen stellen. MCI-patiënten hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van een dementie. Door de vergrijzing van de bevolking zal het aantal dementerenden de komende decennia fors toenemen. De ontwikkeling van biologische merkers voor vroegtijdige diagnose van dementie (en met name de ziekte van Alzheimer) is van groeiend belang gezien de toekomstige beschikbaarheid van medicijnen die het ziekteverloop kunnen beïnvloeden. Dit onderzoeksproject beoogt de identificatie van genetische (APOE) en biologische merkers (eiwitten als ß-amyloïd, tau en fosfo-tau in makkelijk toegankelijke lichaamsvochten als lumbaal vocht en ook bloedplasma) met een voorspellende waarde voor de conversie naar dementie bij MCIpatiënten. Ook zal nagegaan worden of en in welke mate deze merkers kunnen differentiëren tussen verschillende vormen van dementie als de ziekte van Alzheimer, frontotemporale dementie, dementie met Lewy bodies en vasculaire dementie. De verschillende patiëntenpopulaties zullen tevens uitvoerig gedragsmatig, genetisch, neurochemisch en neuropathologisch gekarakteriseerd worden. Organisaties: • Neurochemie en gedrag
Onderzoekers: • Peter De Deyn • Sebastiaan Engelborghs • Nathalie Le Bastard
Karakterisatie en rol van dysbiose in de pathogenese van inflammatoire darmziekten KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • TARGID
Onderzoekers: • Jan Verhaegen • Séverine Vermeire • Paul Rutgeerts • Kathleen Machiels
Karakterisatie en opwerking van nefaste (enzym)activiteit in afwijkende tarwe/bloem zoals insect-gecontamineerde tarwe/bloem en gekiemde tarwe/bloem Universiteit Gent Abstract: Via deze haalbaarheidstudie wil Nutrex de enzymatische activiteiten identificeren en afzonderen die verantwoordelijk zijn voor de verslechtering van gekiemde tarwe en met insecten (kever) besmette tarwe. Deze enzymatische activiteiten zullen dan via een vervolg project gebruikt worden voor de productie van antilichaam inhibitoren in kamelen. Organisaties: • Vakgroep Gewasbescherming
Onderzoekers: • Guy Smagghe
Karakterisatie en modulatie van de enterische neuroimmune omgeving tijdens endotoxine-geïnduceerde ileus. Universiteit Antwerpen Abstract: Ileus is een klinische entiteit die optreedt na heelkundige manipulaties of bij sepsis, en wordt gedefinieerd als de inhibitie van de motiliteit van de volledige gastro-intestinale tractus. Ileus draagt bij tot het onderhouden en verergeren van sepsis door aantasting van de mucosale barrièrefunctie, waardoor bacteriële translocatie optreedt. Recent werd erkend dat zowel inflammatoire immuuncellen als intestinale neuronen deze motiliteitsstoornissen kunnen beïnvloeden. Doel van dit project is dan ook de karakterisering en modulatie van de neuro-immune spelers in een muizenmodel waarin septische ileus werd geïnduceerd door intraperitoneale injectie van endotoxines. Organisaties: • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Benedicte De Winter • Paul Pelckmans • Sara Nullens
Karakterisatie en in vivo validatie van het therapeutisch potentieel van JAK/STAT antagonisten in neuroblastoom Universiteit Gent Abstract: Evaluatie van JAK/STAT signaalweg inhibitoren op neuroblastoom (NB) cellijnen toonde een dramatische reductie in celviabiliteit aan in vergelijking met controle cellen. Verdere karakterisatie van de cellulaire effecten en identificatie van de eigenlijke doelwitten van de geteste compounds kan belangrijke inzichten opleveren in de kritisch verstoorde signaalwegen in NB en kan een fundamentele aanwinst impliceren voor de toekomstige behandeling van NB. Organisaties: • Vakgroep Pediatrie en genetica
Onderzoekers: • Franki Speleman
Karakterisatie en fysiologische functie van redoxcomponenten in de plasmamembraan van hogere planten. Universiteit Antwerpen Abstract: In de plasmamembraan van hogere planten werd de aanwezigheid aangetoond van een aantal specifieke redox componenten, waaronder een b-type cytochroom. De fysiologische functie van deze componenten wordt onderzocht door hun expressie in verschillende weefsels na te gaan en door gebruik van moleculaire technieken voor de over-expressie en gereduceerde expressie van deze eiwitten. Het cytochroom zal onder andere gezuiverd worden en de primaire structuur bepaald. Organisaties: • Plantenfysiologie • Moleculaire Plantenfysiologie en Biotechnologie
Onderzoekers: • Han Asard • Yves Guisez
Karakterisatie en dynamiek van de metaaltoxiciteit in karpers op basis van genexpressieprofielen. Universiteit Antwerpen Abstract: Vissen worden in aquatische systemen blootgesteld aan metalen via water, voedsel en sediment. Er is echter totnogtoe weinig duidelijkheid over het relatieve belang van de verschillende blootstellingsroutes op de metaalopname en het verband tussen metaalopname, accumulatie en toxiciteit. Daarnaast is het ook belangrijk effecten van metaalaccumulatie bij lagere, ecologisch relevante blootstellingsconcentraties in te schatten. Er is de laatste jaren dan ook een trend naar meer gevoelige eindpunten van toxiciteit, zoals fysiologische en biochemische effecten, die reeds bij lagere concentraties kunnen optreden. Door de vooruitgang op het gebied van moleculaire biologie is het mogelijk geworden om te kijken naar effecten op het meest elementaire niveau van organisatie, namelijk genactivatie. Zo kunnen verschillen in genexpressie tussen blootgestelde en controlepopulaties bepaald worden (subtractive hybridisation, differential expression,') en kunnen aan de hand hiervan de genen geïdentificeerd worden die van belang zijn bij blootstelling aan een bepaald toxicant. Door deze genen aan te brengen op een DNA-array kan in blootstellings-experimenten de genexpressie bepaald worden Deze krachtige meettechniek, die niet selectief naar een welbepaald effect zoekt, maar in feite multipele reacties op het niveau van de genexpressie opspoort, is tot op heden nog maar uiterst zelden toegepast voor toxiciteitskarakterisatie van zware metalen. Nochtans biedt deze nieuwe ontwikkeling bijzonder interessante perspectieven om de effecten van metaalblootstelling te karakteriseren. In deze studie wordt het relatieve belang van de blootstellingsroutes water en voedsel op de accumulatie en toxiciteit van cadmium bestudeerd. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van een combinatie van suppression subtractive hybridisation (SSH) en microarray, waarbij effecten op het niveau van de genexpressie worden bepaald in vier doelorganen (lever, nier, kieuw en darm). Daarnaast worden tevens een aantal effecten op hogere niveaus van biologische organisatie bepaald, zoals verstoring van de plasma ionenbalans, leverschade, groei en mortaliteit. De resultaten van de labostudie zullen ook getoetst worden in veldsituaties, waarbij zowel met `gekooide' als met residente karpers zal worden gewerkt. Organisaties: • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Ronny Blust • Wim De Coen • Hans Reynders
Karakterisatie en dynamiek van de metaaltoxiciteit in karpers op basis van genexpressieprofielen. Universiteit Antwerpen Abstract: Vissen worden in aquatische systemen blootgesteld aan metalen via water, voedsel en sediment. Er is echter totnogtoe weinig duidelijkheid over het relatieve belang van de verschillende blootstellingsroutes op de metaalopname en het verband tussen metaalopname, accumulatie en toxiciteit. Daarnaast is het ook belangrijk effecten van metaalaccumulatie bij lagere, ecologisch relevante blootstellingsconcentraties in te schatten. Er is de laatste jaren dan ook een trend naar meer gevoelige eindpunten van toxiciteit, zoals fysiologische en biochemische effecten, die reeds bij lagere concentraties kunnen optreden. Door de vooruitgang op het gebied van moleculaire biologie is het mogelijk geworden om te kijken naar effecten op het meest elementaire niveau van organisatie, namelijk genactivatie. Zo kunnen verschillen in genexpressie tussen blootgestelde en controlepopulaties bepaald worden (subtractive hybridisation, differential expression,') en kunnen aan de hand hiervan de genen geïdentificeerd worden die van belang zijn bij blootstelling aan een bepaald toxicant. Door deze genen aan te brengen op een DNA-array kan in blootstellings-experimenten de genexpressie bepaald worden Deze krachtige meettechniek, die niet selectief naar een welbepaald effect zoekt, maar in feite multipele reacties op het niveau van de genexpressie opspoort, is tot op heden nog maar uiterst zelden toegepast voor toxiciteitskarakterisatie van zware metalen. Nochtans biedt deze nieuwe ontwikkeling bijzonder interessante perspectieven om de effecten van metaalblootstelling te karakteriseren. In deze studie wordt het relatieve belang van de blootstellingsroutes water en voedsel op de accumulatie en toxiciteit van cadmium bestudeerd. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van een combinatie van suppression subtractive hybridisation (SSH) en microarray, waarbij effecten op het niveau van de genexpressie worden bepaald in vier doelorganen (lever, nier, kieuw en darm). Daarnaast worden tevens een aantal effecten op hogere niveaus van biologische organisatie bepaald, zoals verstoring van de plasma ionenbalans, leverschade, groei en mortaliteit. De resultaten van de labostudie zullen ook getoetst worden in veldsituaties, waarbij zowel met `gekooide' als met residente karpers zal worden gewerkt. Organisaties: • ECOFYSIOLOGIE EN BIOCHEMIE • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Ronny Blust • Hans Reynders
karakerisering van auxine-gereguleerde genen gedurdende de ontwikkeling van wortels bij gerst
Universiteit Gent Abstract: de manier waarop planten nieuwe wortels aanleggen zal bepalen hoe het volwassen wortelstelsel opgebouwd is. Het plantenhormoon auxine is hierbij een belangrijke endogene factor maar het werkingsmechanisme is nog onvoldoende gekend. wij hebben HvLAX3, coderend voor transporteiwit, geïdentificeerd als factor betrokken bij de vroege processen van zijwortelvorming. De functie van dit gen zal verder in detail bestudeerd worden. Organisaties: • Vakgroep Plantenbiotechnologie en Genetica
Onderzoekers: • Tom Beeckman
Karakerisatie van de skeletale stamcel niche in het periosteum om botregeneratie strategieën te bevorderen KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Klinische & Experimentele Endocrinologie
Onderzoekers: • Gertrudis Carmeliet • Nick van Gastel • Guillaume Tournaire
Kantelpunten, biodiversiteit, veerkracht en ecosysteem diensten: vijvers als modelsysteem (TIPPINGPOND). KU Leuven Abstract: In dit project bestuderen we in welke mate biodiversiteit bijdraagt totde veerkracht na verstoring van ecosystemen en de ermee geassocieerde ecosysteemdiensten. We gebruiken daarbij vijverecosystemen en hun planktonische gemeenschappen als model. In een uitgebreide veldstudie langsheeneen eutrofiëringsgradiënt beschouwen we de stabiliteit van vijverecosysteemkenmerken (zowel van specifieke eigenschappen als hun toestand in relatie tot de alternatieve stabiele evenwichten, namelijk heldere / troebele toestand) en relateren die aan de diversiteit van de planktonische gemeenschappen zowel als aan omgevingscondities. Daarnaast voeren we een experiment uit waarbij we planktonische gemeenschappen van verschillendevijvers blootstellen aan een gestandaardiseerde omgevingsverandering ennagaan in welke mate de stabiliteit en veerkracht van de betrokken gemeenschappen gerelateerd is tot hun diversiteit. Dit onderzoek past in eenbreder consortium waarin in Frankrijk, Duitsland en Zweden parallel o Organisaties: • Afd. Ecologie, Evolutie en Biodiv.behoud
Onderzoekers: • Luc De Meester
Kans op toestroming van vervuild grond- en oppervlaktewater vanuit het deelgebied "Steertse Heide" naar het kwetsbare natuurgebied "Grote Meer". Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds INBO. UA levert aan INBO de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Rudy van Diggelen
Kan niet-invasieve hersenstimulatie neuroplastische processen die aangestuurd worden door de Brain Derived Neurotrophic Factor (BDNF) in gezonde en beschadigde hersenen versterken: een nieuwe therapie om herstel na een beroerte te verbeteren. Universiteit Hasselt Abstract: Dit project richt zich op de vraag of transcraniële Direct Current Stimulatie (tDCS) toegepast op de hersenen neuroplasticiteit kan verhogen in gezonde volwassenen en patiënten met een cerebrovasculair accident. Fundamentele inzichten in de mechanismen die deze neuroplasitciteit, reorganisatie, compensatie en plastische veranderingen bewerkstelligen en bevorderen, zijn van essentieel belang om wetenschappelijk-gefundeerde revalidatietherapieën voor het herstel van patiënten met neurodegeneratieve aandoeningen te ontwikkelen. Onze werkingshypothese is dat tDCS, BDNF gemedieerde processen stimuleert, die functionele en structurele plasticiteit aansturen. Humaan BDNF vertoont een nucleotide polymorfisme (Methionine-Valinesubstitutie), dat relatief vaak voorkomt en resulteert in verminderde neuroplasticiteit in Met dragers. In een eerste fase zal het fundamenteel onderzoek bestaan uit een reeks dubbel-blind sham gecontroleerde studies om uit te testen of tDCS tijdens korte en lange -termijn interventies interageert met het BDNF polymorfisme van gezonde volwassenen. Neuroplasticiteit zal worden gekwantificeerd door gedrags-en neurofysiologische metingen samen met functionele en structurele hersenscans. Onze hypothese is dat tDCS zal leiden tot een verbetering van de trainingseffecten in beide groepen, maar de effecten van training zullen bij Val dragers resulteren in een groter trainingseffect en meer structurele veranderingen in de hersenen in vergelijking met Met dragers. De resultaten van deze fundamentele fase zullen bijdragen aan de inhoud van een klinische studie bij patiënten die lijden aan motorische stoornissen na een cerebrovasculair accident. We verwachten dat tDCS toegepast tijdens conventionele revalidatie als adjuvante therapie zal leiden tot een aanzienlijke verbetering van de motorische functies, met name in Val dragers. In een aanvullende innovatieve module, zullen we een in-vivo tDCS methode voor knaagdieren ontwikkelen, met als doel de onderliggende moleculaire mechanismen zichtbaar te maken. Organisaties: • Revalidatiewetenschappen • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Niels HELLINGS • Raf MEESEN
Kankerstamcellen en therapie-resistentie in pancreas-en endometriumkanker KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Stamcelbiologie en Embryologie
Onderzoekers:
• Hugo Vankelecom • Matteo Giovanni Maria Boretto
Kankerregistratie Provincie Antwerpen voor het Antwerps Kankerregister. Universiteit Antwerpen Abstract: In het (recente) verleden waren de ziekenfondsen de enige aangevers van gegevens voor de kankerregistratie in Vlaanderen. Onvolledigheid, gebrek aan standaardisatie en laattijdigheid waren de belangrijkste tekorten van het kankerregister. Het Project beoogt door een actieve gegevensverzameling, een performant kankerregister uit te bouwen. Doelstelling is de uniforme verzameling en verwerking van een beperkt aantal relevante gegevens uit de dossiers van alle in ziekenhuizen behandelde gevallen van kanker Het uitbouwen van een kwalitatief hoogstaand register betekent een belangrijke bijdrage in de strijd tegen kanker. Een dergelijk register laat toe de oorzaken van kanker verder te bestuderen en de effecten van interventies (preventief en curatief) te evalueren. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Joost Weyler
Kankeronderzoek 'New directions in the therapy of cancer'. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onderzoek naar neovascularisatie mechanismen in multiple myeloma als doelwit voor therapeutische interventie. Alhoewel het belang van neovascularisatie bij vaste tumoren al duidelijk is aangetoond, is de kennis hieromtrent bij bloedkankers zeer beperkt. Met dit project wensen wij meer inzicht te verwerven in de moleculaire mechanismen die bij neovascularisatie in MM betrokken zijn. In een eerste luik zal onderzocht worden of MM cellijnen (van zowel humane als muis orgine) in staat zijn de metalloproteïnase (MMP) productie, migratie, proliferatie en lumenvorming van / bij endotheelcellen te stimuleren. Vervolgens zal onderzocht worden welke specifieke factoren met angiogenese inducerende werking door MM cellen worden geproduceerd. Tevens zal nagekeken worden of endotheelcellen in staat zijn de proliferatie van MM cellen te stimuleren. In een tweede luik zal een uniek in vivo MM muis model (5T2), dat in ons laboratorium grondig werd gekarakteriseerd, gebruikt worden om het effect van anti-angiogenese therapie in MM te onderzoeken. Hierbij zal nagekeken worden in hoeverre specifieke MMP-inhibitoren in staat zijn in vivo angiogenese af te remmen. Later zal in dit diermodel eventueel ook het therapeutisch effect van andere angiogenese inhibitoren uitgetest worden. Organisaties: • Immunologie en Microbiologie
Onderzoekers: • BENJAMIN VAN CAMP
Kankeronderzoek Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van het project is de ontwikkeling en evaluatie van nieuwe stationaire fasen voor de scheiding van chirale (antitumorale) componenten m.b.v. capillaire electrochromatografie (CEC). Chiraliteit is een belangrijke eigenschap van een groot aantal geneesmiddelmoleculen. Methoden moeten voorgelegd worden (b.v. eis van FDA) die in staat zijn het enantiomerenmengsel te scheiden. Dit kan b.v. via CEC. In dit project worden nieuwe types van stationaire fasen, speciaal voor CEC toepassingen, geevalueerd. Het handelt om kleine-partikels stationaire fasen, evenals om monolitische kolommen. Deze laatste trachten we zelf te synthetiseren. Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie
Onderzoekers: • Yvan VANDER HEYDEN • JOHANNA VERBEKE
Kankeronderzoek Vrije Universiteit Brussel Abstract: Adaptieve klinische testsprogramma voor de gecombineerd immunotherapie gericht tegen kanker-testis antigenen bij patiënten met geavanceerde colorectal kanker Organisaties: • Fysiologie
Onderzoekers: • Bart NEYNS
Kanker in de zwangerschap - Effecten van prenatale blootstelling aan kankerbehandeling op de foetale groei en neurocognitieve ontwikkeling. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Gynaecologische Oncologie
Onderzoekers: • Frédéric Amant • Magali Verheecke
Kanker -gerelateerde fibroblasten (CAF) Functie in Tumor Uitbreiding en Invasion Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Radiotherapie en Experimenteel Kankeronderzoek
Onderzoekers: • Olivier De Wever
Kanker en zwangerschap: invloed van prenatale blootstelling aan kankerbehandeling op neurocognitieve ontwikkeling, een magnetische resonantie beeldvormingsstudie KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract
Organisaties: • Gynaecologische Oncologie
Onderzoekers: • Frédéric Amant • Dorothée Vercruysse
Kanker en zwangerschap: grondige analyse van een internationaal register met focus op borstkanker. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Gynaecologische Oncologie
Onderzoekers: • Frédéric Amant
Kanker en proactieve geneeskunde. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project is de gevolgen op individueel en maatschappelijk niveau nagaan van de inzet van nieuwe technologieën voor het bepalen of beïnvloeden van het risico op kanker en voor de vroegtijdige detectie van kanker. Deze onderzoeksopdracht wil dit thema wetenschappelijk onderbouwd verkennen, met verschillende betrokken doelgroepen. In een mogelijke vervolgfase kunnen aanbevelingen geformuleerd worden aan het Vlaams Parlement. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Guido Van Hal
Kankercellen en hun stromale micro-omgeving: van genregulatie netwerken tot therapie Universiteit Gent Abstract: Het wordt tegenwoordig algemeen aangenomen dat de tumor en zijn stromale micro-omgeving op verschillende niveaus onderling interageren, leidend tot carcinogenese, invasie en metastatische progressie. Naast de welgekende graduele accumulatie van somatische genetische veranderingen in tumorcellen, wordt het nu ook duidelijk dat genetische en (epi)genomische veranderingen die een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling en/of progressie van (vaste) tumoren, ook voorkomen in stromale cellen en bepalend zijn voor hun pro-tumorigene eigenschappen. ? In dit consortium, het eerste IUAP netwerk ooit dat zich toespitst op de studie van de tumor in zijn totaliteit, bundelen verschillende jonge en gevestigde onderzoeksteams van experten op gebied van kanker, angiogenese en immunologie uit België samen met een Europese partner hun activiteiten en expertise in een multidisciplinaire aanpak om niet alleen nieuwe genen en epigenetische factoren te identificeren in muriene en humane kankers, maar ook hun functionele rol te analyzeren via genetische en farmacologische manipulatie in diermodellen, evenals de nieuwe bevindingen te vertalen naar de ontwikkeling van mogelijks nieuwe therapeutische strategieën. Daartoe zullen de meest geavanceerde speerpunttechnologieën aangewend / ontwikkeld worden. Hierbij kan onderlijnd worden dat verschillende partners van dit consortium reeds in samenwerkingsverband actief zijn en co-publicaties hebben in wetenschappelijke toptijdschriften. Verder heerst een algemene consensus onder alle partners dat dit netwerk elkeens onderzoek aanzienlijk zal stimuleren, niet in het minst omwille van de waaier aan beschikbare spitstechnologieën, maar ook omwille van de multidisciplinaire aanpak welke stimulerend werkt, conceptvernieuwing biedt en uitlokt, en onderzoeksteams samenbrengt die anders vaak te weinig met elkaar interageren (i.e. focus op tumorcel versus focus op stromale cellen). De samenstelling van dit consortium dat onderzoeksgroepen combineert met unieke, complementaire expertise, hoge wetenschappelijke productiviteit, en een gemeenschappelijke interesse en wens om de epi/genetische regulatiemechanismen in kanker te ontrafelen, is dus optimaal afgestemd om de specifieke doelstellingen van het project aan te pakken. Organisaties: • Vakgroep Pediatrie en genetica
Onderzoekers: • Franki Speleman • Bart Lambrecht
Kan hoge-resolutie optische projectie tomografie van de interactie tussen cryptococci en macrofagen de enigmas in de pathogenese van pulmonaireen cerebrale cryptococcose ontrafelen? KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Biomedische MRI
Onderzoekers: • Greetje Vande Velde
kan een combinatie van de isotiopische analyse van Fe, Cu Zn met behulp van multi-collector inductief gekoppeld plasma-massaspectrometrie en chemometrische analyse worden gebruikt voor de diagnose van metaal - gerelateerde ziekten? Universiteit Gent Abstract: Isotopische analyse van de essentiële transitiemetalen Fe, Cu en Zn in menselijke bloed met multi collector ICP-MS na hun chemische isolatie. Karakterisering van de spreiding van de isotopenverhoudingen van Fe, Cu en Zn in de referentiepopulatie en identificatie van de beïnvloedende factoren. vergelijking van isotopische samenstelling van Fe, Cu en Zn in bloed van de referentiepopulatie met de overeenkomstige waarden in patiëntgroepen. Evaluatie van de mogelijkheden van deze isotopenanalyase als diagnostisch middel. Organisaties: • Vakgroep Analytische chemie
Onderzoekers: • Frank Vanhaecke
Kaderovereenkomst & Statements of work Vrije Universiteit Brussel Abstract: De instelling 'VUB' en het ' GE Healthcare Limited' hebben voor het project ' Statements of works ' een overeenkomst afgesloten die kadert in de dienstverleningsopdracht van de instelling. Hierbij kunnen de onderzoeksresultaten worden overgedragen aan het bedrijf, kan een billijke vergoeding worden afgesproken mbt de valorisatie van het onderzoek of kunnen andere afspraken gemaakt worden aangaande intellectuele
eigendom, zoals bepaald in de afgesloten overeenkomst. Organisaties: • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • NICO BULS • Johan DE MEY
Kaarten parken in Vlaanderen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het MINA-fonds financiert de uitgaven, ongeacht de aard, tot al wat dienen kan met betrekking tot het beleid van het Vlaamse Gewest inzake de preventie, de bescherming, de administratie, het beheer en de sanering van het leefmilieu, met inbegrip van de watervoorziening, het natuurbehoud en de bos- en groenvoorziening, in de ruime zin, [...]. Het MINA-fonds financiert eveneens de uitgaven van de vergoeding van wildschade in de gevallen bedoeld in artikel 25 van het Jachtdecreet van 24 juli 1991 en van de subsidiëring van de beheerseenheden, zoals bedoeld in artikel 12 van het Jachtdecreet. Organisaties: • Menselijke Ecologie
Onderzoekers: • David PROOT • LUC HENS • ANN VAN HERZELE
Junior Visiting postdoctoral fellowship Kadam Santosh Universiteit Gent Abstract: Dit project betreft de synthese van bioactieve verbindingen binnen het project ?Synthese van diaminozuurderivaten met een cyclopropaan- of aziridineskelet en hun toepassing in de synthese van potentieel fysiologisch actieve alfa,gamma-diaminoboterzuurderivaten " (FWO-project G.0018.09N). Problemen die voorkomen in dit project zullen worden aangepakt: (a) ontwikkeling van stereoselectieve synthese van conformationeel beperkte diaminozuurderivaten, (b) asymmetrische synthese van doelverbindingen, (c) ontwikkeling van selectieve ringopeningsreacties van conformationeel beperkte diaminozuurderivaten. Organisaties: • Vakgroep Duurzame Organische Chemie en Technologie
Onderzoekers: • Norbert De Kimpe
JORNT SPIT KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Afd. Dierenfysiologie en Neurobiologie
Onderzoekers: • Jozef Vanden Broeck
Jonge mensen met complexe en intense noden ondersteunen en includeren (ENABLIN). Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds EU. UA levert aan EU de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Eerstelijns - en interdisciplinaire zorg Antwerpen (ELIZA)
Onderzoekers: • Jozef Lebeer
Joint PRODEX-10 project: FluoCells & BIOREACTOR Vrije Universiteit Brussel Abstract: De doelstelling is de ontwikkeling van een dynamische proteomics platform en zijn gebruik op-baan voor drie specifieke microzwaartekracht onderzoeksthema's op basis van eukaryotische celtypen: de gist Saccharomyces cerevisiae, Candida albicans en menselijke osteoblast cellen. Organisaties: • Elektronica en Informatica • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • HICHEM SAHLI • ROGER VOUNCKX • LODE WYNS • RONNIE WILLAERT
Joint graduate programmes and research based education in biosciences for food. Universiteit Gent Abstract: Dit project is een samenwerkingsverband tussen 5 Vietnamese instituten met de volgende strategieën: netwerk gebaseerde postgraduaat training van studenten, opleiding en bijscholing van personeel, verbeteren van onderzoeksfaciliteiten en vorming van een platform voor alle betrokkenen binnen en rond het netwerk. Organisaties: • Vakgroep Voedselveiligheid en Voedselkwaliteit
Onderzoekers: • Koen Dewettinck
Jean Linden, crossmediaal figuur in de negentiende eeuw Universiteit Gent Abstract: Het voorgestelde project heeft betrekking op de deelcollectie herbarium Plantentuin, meer bepaald op het herbarium van Jean Linden. Planten worden in vaak moeilijke omsandigheden verzameld, gedroogd en opgeslagen met het oog op bewaring als onderzoekmateriaal en als referentiemateriaal. Deze gedroogde planten worden vervolgens opgeslagen in herbaria waar ze beschikbaar zijn voor onderzoekers. De herbaria zijn bij een breed publiek nauwelijks gekend en zijn slechts beperkt toegankelijk voor niet-wetenschappers. Dit project dient als voorbeeldproject
voor de ontsluiting van een unieke deelcollectie met historisch-(horti)culturele waarde: de collectie van Jean Linden. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Paul Goetghebeur
Jaarlijks Congres "European Macrophage and Dendritic Cell Society (EMDS)" - 22-24 September 2011. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Jaarlijks Congres "European Macrophage and Dendritic Cell Society (EMDS)" - 22-24 September 2011. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • PATRICK DE BAETSELIER • GEERT RAES
IWT SBO 130033: SAFE-PEDRUG Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Farmacologie, Toxicologie en Biochemie
Onderzoekers: • Jan Van Bocxlaer • Freddy Mortier • Siska Croubels • Ann Raes
IWT Overbruggingsbeurs (9 maanden): Titel wordt later aangevuld Vrije Universiteit Brussel Abstract: Aan de hand van het induceerbare model voor verlies van eilandvaten toonden we aan dat deze niet nodig zijn voor behoud van betacelmassa. Bovendien bleken de bloedvaten niet belangrijk voor proliferatie of insuline inhoud van de betacellen. Naast deze belangrijke bevindingen hebben we ook aanwijzingen voor een gewijzigd metabolisme van de betacellen in afwezigheid van bloedvaten. Verder lijken bloedvaten ook belangrijk voor het behoud en de ordening van de endocriene cellen binnenin het eiland. Deze laatste observaties moeten echter nog kracht bijgezet worden met extra experimenten. Deze experimenten zullen plaatsgrijpen in de komende maanden waarna we eind dit jaar de gebundelde resultaten zullen versturen voor publicatie. De voortzettingsperiode zal vervolgens gebruikt worden om de vragen van de review te beantwoorden en ondertussen ook mijn proefschrift klaar te maken. Organisaties: • Medische Biochemie
Onderzoekers: • Henry HEIMBERG
IWT Overbruggingsbeurs (4 maanden): Titel wordt later aangevuld Vrije Universiteit Brussel Abstract: Nanobody loaded and coated microbubbles: a tool for molecular imaging Organisaties: • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • Tony LAHOUTTE • Sophie HERNOT
IWT-opvangmandaat Tim Vermeiren. Universiteit Antwerpen Abstract: IWT-opvangmandaat Tim Vermeiren. Organisaties: • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Patrick Meire
IWT-opvangmandaat Noor Remmerie. Blue native gel electrophoresis separation of protein complexes. Universiteit Antwerpen Abstract: IWT-opvangmandaat Noor Remmerie. Blue native gel electrophoresis separation of protein complexes. Organisaties: • Plantengroei en -ontwikkeling
Onderzoekers: • Henri Van Onckelen • Noor Remmerie
IWT-opvangmandaat Geert Beckers. Universiteit Antwerpen Abstract: IWT-opvangmandaat Geert Beckers. Organisaties: • Dierenecologie
Onderzoekers: • Erik Matthysen • Geert Beckers
IWT Opvangbeurs voor 9 maand, Cleo Goyvaerts: Immunomodulation by lentiviral targeting of transgenes to dendritic cells. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Antitumor immuuntherapie waarbij lentivirale vectoren (LVs) in situ toegediend worden, bleek reeds succesvol in verscheidene muismodellen. Deze vaccinatie strategie heeft tot doel dat de LVs tumor geassocieerde antigenen afleveren aan de professionele antigen
presenterende cellen van het lichaam, de zogenaamde dendritische cellen (DCs), opdat deze vervolgens een efficiënte antitumor immuunrespons induceren. De vertaling van preklinische studies naar klinische toepassingen verloopt echter moeizaam. Dit is voornamelijk het gevolg van het potentieel van LVs om een brede waaier aan zowel delende als niet delende cellen te transduceren. Vanuit therapeutisch standpunt is dit mogelijk nadelig omdat zogenaamde "off-target" transductie een negatieve invloed kan hebben op de gewenste immunologische uitkomst. Daarenboven brengt deze wijdverspreide infectie een verhoogd risico op insertionele mutagenese met zich mee. Om de bioveiligheid (en mogelijk de efficiëntie) te verhogen is het daarom noodzakelijk om LVs te ontwikkelen die enkel de doelwitcel transduceren. Daarom stellen we in het eerste deel van dit project de Nanobody (Nb) display technologie voor. Deze strategie laat de pseudotypering toe van LVs met een fusogeen maar bindingsdefectief envelop proteïne (VSV.GS) in combinatie met een DC - specifiek Nb. Aangezien er verschillende DC subtypes bestaan en het algemeen aanvaard is dat het subtype en zijn activatie bepalend zijn voor het type immuunrespons, zullen we ook gebruik maken van verschillende DC subtype specifieke Nbs. In een tweede deel willen we de transgen expressie in de DCs de-targeten door gebruik te maken van RNA interferentie (RNAi). Zowel de transductionele targeting als RNAi gebaseerde de-targeting kunnen mogelijks antwoord bieden op volgende vragen: (1) is de activatie van DCs alleen voldoende om een efficiënte immuunrespons op te wekken,(2) welk DC subtype is hiervoor dan het meest geschikt, (3) is kruispresentatie belangrijk voor de inductie van tumor antigen-specifieke immuun responsen? In conclusie willen we in dit project het potentieel van LVs als algemeen bruikbare kant-en-klare anti-kanker immunotherapeutica vervolledigen. Organisaties: • Fysiologie
Onderzoekers: • KRISTIAAN THIELEMANS
IWT-120767-LA-BERENGEUR. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Afdeling Gentechnologie
Onderzoekers: • Nadine Buys
IVIS Lumina II Bioluminescentiecamera voor proefdieronderzoek Universiteit Gent Abstract: De IVIS Lumina II is een bioluminescentiecamera die luciferase-getransfecteerde cellen in proefdieren (muizen) kan detecteren. De detectie is gebaseerd op de lokale omzetting van ingespoten luciferine tot licht. Gevoelige detectie van metastasen (ook in het beenmerg) is de belangrijkste toepassing in het kankeronderzoek. De methode laat ook toe de evolutie van kankerverspreiding binnen eenzelfde dier te monitoren. Organisaties: • Vakgroep Radiotherapie en Experimenteel Kankeronderzoek
Onderzoekers: • Marc Bracke • Franki Speleman • Olivier De Wever
IUS programma met de Sokoine University of Agriculture, Tanzania. Universiteit Antwerpen Abstract: IUS programma met de Sokoine University of Agriculture, Tanzania. Organisaties: • Milieu Ecologie en Microbiologie (ENdEMIC)
Onderzoekers: • Luc D'Haese
IUS: Phase out Partner Programme van de Universidad Central de Marta Abreu de Las Villas (UCLV)-Cuba. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een IUS-partnerprogramma is een langetermijnverbintenis die team effort en een diepgaand partnerschap veronderstelt tussen Vlaamse universiteiten en hogescholen, en een universiteit in één van de partnerlanden van VLIR-UOS. Deze universiteit wordt niet beschouwd als een geïsoleerde begunstigde, maar wel als een belangrijke betrokkene op het vlak van universitaire ontwikkelingssamenwerking op landenniveau. Het IUS-partnerprogramma bestaat uit een samenhangend geheel van projecten rond een overkoepelend thema met daarbinnen een aantal afgebakende wetenschappelijke kerngebieden die bijdragen tot nationale prioriteiten rond ontwikkelingssamenwerking. Behalve onderzoek, onderwijs en dienstverlening ondersteunt het programma ook institutionele versterking van de partneruniversiteit voor wat betreft het beheer van de universiteit en ondersteunende diensten zoals ICT, bibliotheekbeheer of financieel beheer. De inhoud van het programma hangt af van de noden, op basis van de prioriteiten in de landenstrategie van VLIR-UOS en het strategisch plan van de partneruniversiteit, gelinkt aan de interesses en expertise die de Vlaamse instellingen kunnen bieden. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • EDILBERT VAN DRIESSCHE
IUS : Activity programme 2010 (2de fase - jaar 3) : van de Universidad Central de Marta Abreu de Las Villas (UCLV)-Cuba. Vrije Universiteit Brussel Abstract: programmering partner programma's, jaarprogramma's en activiteitenprogramma's Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • EDILBERT VAN DRIESSCHE
IUS : Activity programme 2008 (2de fase - jaar 1) : van de Universidad Central de Marta Abreu de Las Villas (UCLV)-Cuba. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Programmatie van partnerprogramma's, jaarprogramma's en activiteitenprogramma's Organisaties:
• Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • EDILBERT VAN DRIESSCHE
IUC with Moi University Kenya, subproject ‘Agriculture and Biotechnology’ Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Plantaardige Productie
Onderzoekers: • Geert Haesaert • Geert Baert
IUC with Mekelle University Ethiopia, subproject ‘Land degradation and rehabilitation at the scale of the Geba catchment’ Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Plantaardige Productie
Onderzoekers: • Geert Baert
IUAP netwerk: 'Paracrine en transcriptioneel control van embryogenese in gewervelde dieren. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Developmental biology aims at describing and understanding the complex and highly connected regulatory pathways that determine the pattern and form of the embryo and later establish its organ systems. It integrates many disciplines including molecular biology, genetics, morphology, and the study of signal transduction pathways and regulation of gene expression. The complexity and multidisciplinarity of this field, the simultaneous need for more than one model organism, and the use of ever improving technologies, require a dense context of know-how, which in the US, UK and Germany, is often available within one institute. As an alternative, we propose here a strong collaborative interaction between young teams from different Belgian universities to strengthen their work in the field of developmental biology and to try to remain competitive at an international level. Furthermore, the network will develop strong interactions with the EMBL in Heidelberg (The Developmental Biology Program) not only at the technical level (access to sophisticated equipment) but also at the conceptual level (meetings, visits of scientists, collaborations on specific questions). The aims of this research program are: 1) To explore the mechanisms involved in the development of selected tissues and organs. We will focus on the formation and patterning of the three germ layers during gastrulation, on the development of the central nervous system (CNS) and on the organogenesis of the pancreas and pituitary. 2) To investigate the role of particular transcription factors (homeobox, zinc finger, helix-loop helix factors) and signalling pathways and modulators thereof (TGFb, Wnt, Eph/ephrin and proteoglycans) in the development of these tissues and organs. 3) To explore the genetic and/or molecular interactions, be they synergistic or antagonistic, between the different signalling pathways and their signal transduction components (including transcription factors). 4) To ensure access for each participant to three vertebrate animal model systems, i.e. zebrafish, frog (Xenopus) and mouse, each providing specific experimental advantages. In addition, interaction with the EMBL will give access to the well-studied invertebrate Drosophila system. 5) To exchange and transfer technology and know-how between the different groups, which have complementary expertise in various techniques. The progress in developmental biology in recent years has been remarkable. The identification and functional characterisation of novel genes that are essential for normal development are proceeding at a very fast pace. Comparison between the genomes of C. elegans, Drosophila and man shows conservation of many regulatory genes and signalling pathways components and has led to the identification of a great number of genes. The challenge is now is to decipher the function and the mechanism of action of all these genes during embryogenesis and in the adult. It is clear that developmental biology will have a profound impact in the next decade notably on medicine with the potential of developing effective new therapies, such as tissue regeneration and production from stem cells of specific human cell types for transplantation. We expect that, by generating new basic information, the present project will contribute significantly to that goal. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Luc LEYNS
IUAP 7/26 Stad en samenleving in de Lage Landen (ca. 1200-ca. 1850). De ?condition urbaine?: tussen veerkracht en kwetsbaarheid Universiteit Gent Abstract: Geïnspireerd door de uitdagingen van de hedendaagse urbanisering, onderwerpt het IAP 'City & Society' het concept van ?stedelijke veerkracht? voor de casus van de Lage Landen. aan een kritische analyse. Drie onderzoekslijnen staan hierbij centraal: (1) de milieuuitdagingen van het stedelijke leven: veerkracht en nooddruft; (2) stedelijke geheugens; (3) stedelijke gemeenschapsvorming: inclusie en exclusie. Deze thema?s worden vanuit een uitdrukkelijk internationaal en interdisciplinair perspectief benaderd (visuele en literaire cultuur, archeologie, geografie,?). Organisaties: • Vakgroep Geschiedenis
Onderzoekers: • Marc Boone
iTRACE. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Herman Goossens
ITP 2014: zuivel productie Universiteit Gent Abstract: ITP2014 ITP2014: Zuivel Productie NITP2014PR002 DGOS/VLIR-UOS Organisaties: • Vakgroep Dierlijke productie
Onderzoekers: • Veerle Fievez
ITN-ABC. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Lab voor Neuro- en Psychofysiologie
Onderzoekers: • Rufin Vogels
Is PFKFB4 een metabool 'checkpoint' voor de tolerogeniciteit van 1,25(OH)2D3-gemoduleerde dendritische cellen? KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Klinische & Experimentele Endocrinologie
Onderzoekers: • Chantal Mathieu • Constantia Gysemans
ISP/13/07TS. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Departement Menselijke Erfelijkheid
Onderzoekers: • Walter Luyten • Carlos Dotti • Liesbet Temmerman
Isometrische handknijpkrachtoefeningen: een nieuw nietfarmacologischmiddel in de behandeling van hogebloeddruk? KU Leuven Abstract: Hypertension is a global disease (public health) with asignificant societal and economic burden.This project willprovidedetailled information on the efficacy and workingmechanisms of a new highly accessible treatment option,i.e. isometric handgrip exercise (rehabilitation), in theprevention and management of high blood pressure bothin the short and longer-term (compliance). Organisaties: • Cardiovasc. en Respiratoire Revalidatie
Onderzoekers: • Lucien Vanhees • Véronique Cornelissen
Isolation, Characterization and Manipulation of Human amniotic fluid derived mesenchymal stem cells KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Orgaansystemen
Onderzoekers: • Jan Deprest • Jaan Toelen • Silvia Zia
Isolatie van uit de miltzenuw vrijgestelde chromogranine A en B -afgeleide neuropeptiden bij het varken en hun biochemische en functionele karakterisatie. Universiteit Antwerpen Abstract: Isolatie van uit de miltzenuw vrijgestelde chromogranine A en B -afgeleide neuropeptiden bij het varken en hun biochemische en functionele karakterisatie. Organisaties: • Nefrologie • Neurofarmacologie
Onderzoekers: • Etienne Nouwen
Isolatie van embryonale stamcellen bij het rund. Universiteit Gent Abstract: Een innovatieve benadering zal gevolgd worden om embryonale stamcellen (ESC) bij het rund te isoleren. Daartoe gaan we verschillende embryo?s creëren: (1) ?giant? blastocysten om de invloed van het aantal cellen na te gaan, (2) in vivo embryo?s aangezien deze cellen meer pluripotentie eigenschappen vertonen, en (3) embryo?s in diapauze. Daarnaast wordt ook de invloed van extrinsieke factoren zoals de cultuur condities, geëvalueerd. Organisaties: • Vakgroep Verloskunde, voortplanting en bedrijfsdiergeneeskunde
Onderzoekers: • Ann Van Soom
Isolatie, karakterisatie en functionele analyse van MSX homeobox genen. Universiteit Antwerpen Abstract: De MSX genfamilie is een familie van homeoboxgenen die betrokken zijn bij de embryonale ontwikkeling van verschillende species. In de mens zijn op dit ogenblik 2 MSX genen (MSX1 en MSX2) gekend, terwijl in de muis reeds 3 Msx genen (Msx1-3) werden geïsoleerd. Dit project beoogt de isolatie en karakterisatie van het humane MSX3 gen en eventuele additionele MSX genen om zo de exacte functie van deze genen en hun mogelijke betrokkenheid bij humane ziektes te achterhalen. Organisaties: • Centrum medische genetica • Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen - overige
Onderzoekers: • Wim Wuyts
Isolatie, identificatie en functionele karakterisatie van bioactieve metabolieten en quorum sensing systemen in diatomeeën Universiteit Gent Abstract: Het algemene doel van dit project betreft de isolatie, identificatie en functionele karakterisatie van secundaire metabolieten van diatomeeën en hun rol als quorum sensing systemen en als antimicrobiële/quorum sensing verstorende chemische verbindingen. Methoden voor de bioassay-geleide isolatie, opzuivering, structuuropheldering en synthese van bioactieve verbindingen geproduceerd door diatomeeën zullen worden ontwikkeld. Organisaties: • Vakgroep Duurzame Organische Chemie en Technologie
Onderzoekers: • Norbert De Kimpe
Isolatie en karakterisatioe van induceerbare virulentiegenen van Salmonella Vrije Universiteit Brussel Abstract: Genen verantwoordelijk voor de pathogeniciteit van de facultatief intracellulaire bacterie Salmonella zullen geÔsoleerd worden. Recent onderzoek heeft aangetoond dat een aantal virulentiegenen van Salmonella niet constitutief tot expressie komen, maar geÔnduceerd worden bij contact met de gastheer. Wij zullen ons hierop baseren voor de isolatie van nieuwe virulentiegenen bij Salmonella. RNA zal geextraheerd worden uit Salmonella cellen geisoleerd uit verschillende organen van geinfecteerde proefdieren en de geinduceerde genen zullen afgezonderd worden door "subtractieve cloning". Als alternatief zal mutagenese met transposons die genfusies genereren worden getest. Om specifieke virulentiegenen te identificeren zullen alleen de genen die niet uitgedrukt worden onder standaard groeicondities en die niet in het genoom van de verwante bacterie Escherichia coli voorkomen verder onderzocht worden. Deze zullen door gerichte in vitro mutagenese of door transposon insertie geïnactiveerd worden en de interactie van de resulterende mutanten met hun gastheer zal in detail onderzocht worden. Interessante nieuwe virulentiegenen zullen gesequeneerd worden en verder onderzocht. Dit werk kan bijdragen tot de ontwikkeling van nieuwe diagnostica en vaccins. Organisaties: • Biologie • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • JEAN-PIERRE HERNALSTEENS • HENRI DE GREVE
Isolatie en karakterisatie van hepatische progenitorcellen KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Groep Biomedische Wetenschappen
Onderzoekers: • Tania Roskams • Kathleen Van den Eynde
Isolatie en karakterisatie van cardiale stamcellen KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Cardiologie
Onderzoekers: • Stefan Janssens • Jens-Uwe Voigt • Ann Sophie Walravens
Isoflavonen in borstweefsel : endocrien werkzame stoffen ? Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Moleculaire biotechnologie
Onderzoekers: • Wim Van Criekinge
isoflavonen in borstweefsel : endocrien werkzame stoffen? Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Moleculaire biotechnologie
Onderzoekers: • Wim Van Criekinge
Is inteelt en inteelt fitness-nadeel geassocieerd met epigenetische regulatie? een case study met Daphnia als modelsysteem KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Afd. Ecologie, Evolutie en Biodiv.behoud
Onderzoekers: • Luc De Meester • Mieke Jansen
Is het tijd om Hepatitis A controle wereldwijd te maken? Universiteit Antwerpen Abstract: Is het tijd om Hepatitis A controle wereldwijd te maken? Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Pierre Van Damme
Is endoplasmatisch reticulum stress fuctioneel betrokken bij inflammatoire darmziekten? Universiteit Gent Abstract: Inflammatoire darmziekten (IBD) zijn chronische inflammatoire aandoeningen die de darmmucosa aantasten. Een belangrijk kenmerk van IBD is toegenomen epitheliale celdood, wat leidt tot een verstoring van de intestinale barrière en ongecontroleerde influx van antigenen en aanhoudende ontstekingsreacties. Recent werd IBD in verband gebracht met een dysfunctionele unfolded protein response (UPR), de adaptieve cellulaire reactie die optreedt ten gevolge van stress in het endoplasmatisch reticulum (ER). De UPR induceert cytoprotectieve pathways, hoewel het bij langdurige ER stress aanleiding geeft tot geprogrammeerde celdood. Tot op heden is niet geweten of de UPR bijdraagt tot IBD pathogenese. Eerdere data van onze onderzoeksgroep tonen aan dat ER stress genexpressie profielen sterk gestegen zijn in biopten van patiënten met IBD. We wensen in deze projectaanvraag na te gaan of we de ontwikkeling van darminflammatie in diermodellen ook geassocieerd is met verhoogde ER stress genexpressie profielen en of we dit kunnen tegengaan door het interfereren met de UPR. Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Debby Laukens • MARTINE DE VOS
Is een alomvattende, patiënt-specifieke zacht-weefsel envelope nodig in knie-modellen? Een gevalideerde computer tool voor het beantwoorden van deze vraag. KU Leuven Abstract: Om de prestaties op lange termijn van een totale knie arthroplastie (TKA) in een specifieke patiënt te kunnen evalueren, is het noodzakelijk omhet knie gedrag in vivo te bepalen tijdens dagelijkse activiteiten.Vandaag de dag zijn verschillende technieken beschikbaar om de biomechanica van de knie gedeeltelijk te analyseren, zoals gebeurt bij in vivoen in vitro testen. Ook in de literatuur is heel wat informatie beschikbaar. Er is echter geen eenvormig en geïntegreerd instrument beschikbaardat het volledig biomechanische gedrag van een TKA in een specifieke patiënt kan voorspellen.Het belangrijkste doel van het project is het ontwikkelen en valideren van een innovatief computer model dat gebruikt kan worden om in vivo het volledige biomechanische gedrag van een TKAin een specifieke patiënt te bepalen, vertrekkend van knie morfologie en kinematica tijdens dagelijkse activiteiten. Dit instrument kan dan worden toegepast om, voor die patiënt, spanningen, rekken en contactdrukkenin het impl Organisaties: • Afdeling Biomechanica
Onderzoekers: • Jozef Vander Sloten • Bernardo Innocenti • Silvia Pianigiani
Is de thuisverpleegkunde in Vlaanderen (BelgiË) klaar voor de toekomst? KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Centr. Ziekenhuis- en Verplegingswet.
Onderzoekers: • Philip Moons • Kristel De Vliegher
Is de GABA-A receptor een therapeutische target voor het fragiele X syndroom ? Universiteit Antwerpen Abstract: Recent vonden wij differentiële expressie van de the delta subunit van de -aminobutyric acid type A (GABAA) receptor in de hersenen van de fragiele X knockout muis, een diermodel voor de meest frequente vorm van familiaire mentale retardatie. GABAA receptors spelen moelijk een rol in anxiety, epilepsie, en leer- geheugenprocessen Diverse drugs binden aan de receptor. Dit project beoogt ons inzicht in de rol van de GABAA receptor in het fragiele X syndroom op te helderen gebruik makend van moleculaire technieken. Organisaties: • Cognitieve Genetica (COGNET)
Onderzoekers: • Frank Kooy
Is de GABA-A receptor een therapeutische target voor het fragiele X syndroom ? Universiteit Antwerpen Abstract: Recent vonden wij differentiële expressie van de the delta subunit van de ?-aminobutyric acid type A (GABAA) receptor in de hersenen van de fragiele X knockout muis, een diermodel voor de meest frequente vorm van familiaire mentale retardatie. GABAA receptors spelen moelijk een rol in anxiety, epilepsie, en leer- geheugenprocessen Diverse drugs binden aan de receptor. Dit project beoogt ons inzicht in de rol van de GABAA receptor in het fragiele X syndroom op te helderen gebruik makend van moleculaire technieken.
Organisaties: • Cognitieve Genetica (COGNET)
Onderzoekers: • Frank Kooy
Is de GABA(A) receptor een therapeutische target voor behandeling van het fragiele X syndroom ? Universiteit Antwerpen Abstract: Het fragiele X syndroom is de meest voorkomende vorm van mentale retardatie. Behalve aan een mentale achterstand leiden de patienen ook aan gedragsproblemen, zoals hyperactiviteit en contacstoornissen, epilepsie en een verhoogde prikkelbaarheid. De gedragsproblemen kunnen in de praktijk even belastend voor de patient en zijn directe omgeving zijn als de mentale achterstand. Wij hebben in fragiele X diermodellen een onderexpressie van het GABA systeem bij de vlieg ontdekt. GABA receptoren zijn de belangrijkste inhiberrende receptoren in het brein, en een gebrek daaraan is volledig in lijn met de symptomen waargenomen bij patienten. Interesant is dat de farmacologie van de GABA receptor uitvoerig bestudeerd is: er zijn een groot aantal drugs in de handel die inwerken op het GABA systeem. Doel van dit onderzoek is op diermodellen te testen of de GABA receptor een geschike target is de gedragsproblemen en de epilepsy geassocieert met het fragiel X sydroom te behandelen. Organisaties: • Cognitieve Genetica (COGNET)
Onderzoekers: • Frank Kooy
Is de GABA (A) receptor een therapeutisch doelwit voor de behandeling van het Fragiele X-Syndroom ? Universiteit Antwerpen Abstract: Het fragiele X syndroom is de meest voorkomende vorm van erfelijke mentale retardatie. In onze onderzoeksgroep werd consistente onderexpressie aangetoond van de delta-subeenheid van de gamma-aminoboterzuurreceptor A in hersenen van fragiele X knock-out muizen, een gevalideerd diermodel voor het fragiele X syndroom. GABAA-receptoren zijn de voornaamste inhiberende receptoren in de hersenen betrokken bij (psychische) angst, depressie, epilepsie, insomnia en leer en geheugen, processen die ook bij fragiele X patiënten verstoord zijn. Dit project tracht, gebruik makend van moleculaire technieken, een beter inzicht te verwerven in de rol van de GABAA-receptor in het fragiele X syndroom. Tevens willen we onderzoeken of de GABAA-receptor een geschikt doelwit is voor de therapeutische behandeling van dit syndroom. Er zijn reeds een aantal geneesmiddelen op de markt die specifiek inwerken op de GABAA-receptor. Organisaties: • Neurochemie en gedrag
Onderzoekers: • Peter De Deyn • Charlotte D'Hulst
Is de GABA (A) receptor een therapeutisch doelwit voor de behandeling van het Fragiele X-Syndroom ? Universiteit Antwerpen Abstract: Het fragiele X syndroom is de meest voorkomende vorm van erfelijke mentale retardatie. In onze onderzoeksgroep werd consistente onderexpressie aangetoond van de delta-subeenheid van de gamma-aminoboterzuurreceptor A in hersenen van fragiele X knock-out muizen, een gevalideerd diermodel voor het fragiele X syndroom. GABAA-receptoren zijn de voornaamste inhiberende receptoren in de hersenen betrokken bij (psychische) angst, depressie, epilepsie, insomnia en leer en geheugen, processen die ook bij fragiele X patiënten verstoord zijn. Dit project tracht, gebruik makend van moleculaire technieken, een beter inzicht te verwerven in de rol van de GABAA-receptor in het fragiele X syndroom. Tevens willen we onderzoeken of de GABAA-receptor een geschikt doelwit is voor de therapeutische behandeling van dit syndroom. Er zijn reeds een aantal geneesmiddelen op de markt die specifiek inwerken op de GABAA-receptor. Organisaties: • Neurochemie en gedrag
Onderzoekers: • Peter De Deyn • Charlotte D'Hulst
Is auxine betrokken in de groeiremming van Arabidopsis thaliana bladeren in response op droogtestress? Universiteit Antwerpen Abstract: De rol van het groeiregulerende plantenhormoon auxine in de respons op abiotische stress zoals droogte is tot nu toe nauwelijks onderzocht. Op basis van microarraydata hebben we aanwijzingen dat de expressie een 45-tal auxineresponsgenen specifiek is voor delende cellen en sterk wordt beïnvloedt door droogte. In dit project zullen mutanten van deze genen worden geïsoleerd en getest voor hun effect op groei in optimale en droogtecondities. Organisaties: • Moleculaire Plantenfysiologie en Biotechnologie
Onderzoekers: • Gerardus Beemster
Is ATP13A2 a lysosomal lipid flippase that effects alpha-synuclein membrane interactions? KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Labo voor Cellulaire Transportsystemen
Onderzoekers: • Veerle Baekelandt • Peter Vangheluwe
Irses Replay. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Afdeling MeBioS
Onderzoekers: • Bart Nicolai
IRRK2 Phosphatases Confimation.
KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Onderzoeksgr_Neurobio_en Gentherapie
Onderzoekers: • Veerle Baekelandt
Irreversibiliteit en efficiëntie in kleinschalige systemen Universiteit Hasselt Abstract: In tegenstelling tot de microscopische basiswetten van de fysica, die symmetrisch zijn onder tijdsomkeer, worden de meeste macroscopische fenomenen gekarakteriseerd door irreversibel gedrag. Vrij recent werden exacte uitdrukkingen voor de entropieproductie en thermodynamische efficiëntie opgesteld. Met dit project willen we nagaan hoe deze resultaten toegepast kunnen worden op kleinschalige systemen zoals twee-dimensionale kwantumstippen, klassieke Coulomb clusters, foto-elektrische en elektro-chemische devices. Bij dergelijke systemen zijn fluctuaties prominent aanwezig, en bepalen ze in grote mate de eigenschappen ervan. Tegelijkertijd wordt het verschil tussen reversibiliteit en irreversibiliteit kleiner. Daarnaast zijn dergelijke systemen ook veelbelovend vanuit het standpunt van efficiëntie aangezien men eenvoudiger de verliezen t.g.v. irreversibiliteit kan aanpakken. Een hoofddoel van dit project is om experimentele systemen voor te stellen en via computersimulaties de condities na te gaan waaronder de effecten van irreversibiliteit en de efficiëntie in kleinschalige systemen experimenteel kunnen geobserveerd worden. Organisaties: • Theoretische Fysica
Onderzoekers: • Bart CLEUREN • Christian VAN DEN BROECK
IRIS: Pathogenese, klinische en volksgezondheid aspecten. Universiteit Antwerpen Abstract: De pathogenese, de klinische manifestaties en de volksgezondheidsaspecten van het Immuun Reactivation Inflammatory Syndrome (IRIS) zullen onderzocht worden. In Oeganda en Ethiopië zal onderzocht worden hoe frequent sputum negatieve longtuberculosepatiënten ten gevolge van IRIS, sputum positief kunnen worden en wat de effecten van IRIS zijn op de gezondheidsdiensten en de therapietrouw van de patiënt. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Robert Colebunders • Anali Conesa Botella
IPROS. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Medicinale Chemie
Onderzoekers: • Piet Herdewyn
IOF mandaat Debora Dumont / Inge Smolders Universiteit Hasselt Abstract: IOF-mandaten zijn mandaten van onbepaalde duur voor postdoctorale onderzoekers die een structurele ondersteuning bieden bij de valorisatie van de onderzoeksresultaten van een onderzoeksinstituut of groep. De functie van een IOF-mandaat is ingebed in de structuur van een onderzoeksinstituut of groep en kan afhankelijk van de noden van het aanvragende instituut of groep, variëren tussen het profiel van een business developer tot een medewerker wiens research expertise onontbeerlijk is om dienstverlening naar bedrijven te faciliteren. Bij de aanvraag en evaluatie van een dergelijk mandaat, wordt aangegeven in welke zin de mandaathouder impact heeft op de valorisatieoutput van het instituut, te zien in functie van het faciliteren van dienstverlening en samenwerking met bedrijven, of bij het oprichten van een spin-off. Organisaties: • Fysiologie • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Pieter STINISSEN • Inge SMOLDERS
IOFm/07/005 Christ Frauke. KU Leuven Abstract: Ontwikkeling van nieuwe anti-HIV geneesmiddelen gericht tegen cofactoren, inzonder LEDGF/p75. Organisaties: • Moleculaire Virologie en Gentherapie
Onderzoekers: • Zeger Debyser • Frauke Christ
Inzicht van de functionaliteit van suiket in ontbijtkoek KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Centr. Levensmidd.- & Microb. Technol.
Onderzoekers: • Jan Delcour • Lore Redant
Inzicht in het belang van tumor cel metabolisme voor de initiële stadiabotmetastasen KU Leuven
Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Groep Biomedische Wetenschappen
Onderzoekers: • Gertrudis Carmeliet • N. N.
Inzicht in glutengevoeligheid: De rol van gluten en koolhydraten in de voeding in het ontstaan van gastrointestinale symptomen bij personen diegeen coeliakie hebben. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • TARGID
Onderzoekers: • Jan Tack • Jessica Biesiekierski
Inzicht in functie en evolutie van de mechanica van het middenoor van vogels via hoog realistische eindige elementen modellering en systeem identificatie. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project wordt de mechanica van het middenoor van vogels onderzocht. Bedoeling is te begrijpen hoe dit oor, dat slechts uit één gehoorbeentje bestaat tegenover de drie beentjes in zoogdieren, er toch in slaagt geluid op een efficiënte manier over te dragen en tegelijk om te springen met de grote statische drukverschillen waarmee vogels kunnen te maken hebben. Het onderzoek zal inzicht geven in de functionele evolutie van dit orgaan, en zal fundamentele inzichten leveren die nuttig zijn bij de ontwikkeling van gehoorprothesen. Organisaties: • Biofysica en Biomedische Fysica
Onderzoekers: • Joris Dirckx • Peter Aerts
Inzicht in de rol van DSCAM in thymus ontwikkeling. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Labo Genetica van Auto-immuniteit
Onderzoekers: • Adrian Liston • Susan Schlenner
Inzicht in de progressie van paroxysmale naar persisterende voorkamerfibrillatie. KU Leuven Abstract: Voorkamerfibrillatie (VKF) is de meest voorkomende ritmestoornis. VKF is progressief van karakter en komt initieel meestal paroxysmaal voor maar later persisterend. De behandeling van VKF is meer succesvol voor paroxysmale vormen dan voor persisterende. Daarom is het van groot klinisch belang om een onderscheid te kunnen maken tussen patiënten met een "reversibel" substraat voor VKF ten opzichte van een "onomkeerbaar" substraat, waarbij elke behandeling een grote kans op falen heeft. Het doel van dit project im om de veranderingen in functie en morfologie van het atrium te bestuderen gedurende de progressie van paroxysmale naar persisterende VKF. We willen nieuwe beeldvormingsmodaliteiten identificeren die kunnen dienen als voorspellende factoren voor deze progressie en deze verder correlleren met histologische en cellulaire verandering door VKF. We zullen hiervoor nieuwe echocardiografische en MRI technieken gebruiken ineen schapenmodel van VKF en bij patiënten die hartchirurgie onder Organisaties: • Cardiologie
Onderzoekers: • Jan Bogaert • Rik Willems • Karin Sipido • Filip Rega • Jens-Uwe Voigt
inzicht in de oorzaken en gevolgen van verhoogde niveaus van biodiversiteit. Een case studie op basis van nemathoden van verschillende diepzeehabitats onder contrasterende productiviteitsregimes Universiteit Gent Abstract: In dit onderzoek willen we waarom de nemathode de biodiversiteit neemt toe in de diepzee te begrijpen, en voor dat we het belangvan meer leefgebieden heterogenititeit en hoe nematode biodiversiteit is gerelateerd aan berhoogde niveaus van trofische diversiteit te onderzoeken. We gaan naar veld, laboratorium en experimenteel werk te gebruiken om te anticiperen op potentiële variabele die van invloed zijn inde nematode communautaire structuur te identificeren. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Ann Vanreusel
Inzicht in de ontwikkeling van de hematopoietische niche in het beenmerg: een stap naar de absolute homing. KU Leuven Abstract: Hematopoietische stamcellen (HSC) zijn multipotente cellen die aanleiding geven tot alle soorten bloedcellen. Zij hebben onbeperkte delingscapaciteit en blijven functioneel gedurende het hele leven. Na veel onderzoek uitgevoerd te hebben op deze cellen, worden ze vandaag dagelijks gebruikt bij de behandeling van patiënten met kanker en andere bloed-gerelateerde aandoeningen. Verschillende observaties suggereren dat ze ook andere cellen kunnen maken, naast bloedcellen, wat ze nog meer veelbelovende maakt. Maar, aangezien HSCs zeldzame cellen zijn, wordt hun klinische gebruik geconfronteerd met een wegblokkade. Bovendien is hun functie na transplantatie afhankelijk van hun plaatsing in geschikte locaties in het beenmerg, genoemd de niche. Eenmaal goed gehomed, prolifereren en differentiëne ze naargelang de behoeften van het lichaam.Er is een groeiende interesse in het begrijpen van deze niches aangezien blijkt dat de niche de functie van HSC reguleert. Het is ook gebleken dat de verbeter
Organisaties: • Stamcelbiologie en Embryologie
Onderzoekers: • Catherine Verfaillie • Satish Khurana
Inzicht in de mechanopathogenese van hersenkneuzingen en brugvene scheuren met het oog op het verbeteren van hoofdbescherming KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Experimentele Neurochirurgie & -anatomie
Onderzoekers: • Jan Ivens • Bart Depreitere • Nele Famaey • Gracia Umuhire Musigazi
Inzicht in de intramoleculaire regulatiemechanismen van hemikanalen - een stap voorwaarts naar nieuwe substanties voor in vivo modulatie van hemikanaal functie in de hersenen. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Labo Molec. en Cel. Signaaltransmissie
Onderzoekers: • Bernard Himpens • Geert Bultynck
Inzicht in de intramoleculaire regulatiemechanismen van hemikanalen - een stap voorwaarts naar nieuwe substanties voor in vivo modulatie van hemikanaal functie in de hersenen. Universiteit Gent Abstract: Een ongecontroleerde opening van connexine en pannexine hemikanalen (halve gap junctiekanalen) kan bijdragen tot verschillende pathologische condities in de hersenen. Het doel is een beter inzicht te verkrijgen in de regulatie van hemikanalen (door intramoleculaire interacties, wijziging van hun connectie met actomyosine vezels en cytoplasmatisch calcium), en dit door oa gebruik te maken van peptides die interfereren met moleculaire interacties. Organisaties: • Vakgroep Medische Basiswetenschappen
Onderzoekers: • Luc Leybaert
Inzicht in de gemeenschappelijke moleculaire netwerken van neurologische ontwikkelingsstoornissen via de studie van het ANK3 gen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project is om inzicht te verkrijgen in hoe variatie in het ANK3 gen leidt tot een verscheidenheid aan neurologische ontwikkelingsstoornissen. Recent werden in een artikel van onze groep ANK3 mutaties beschreven die leiden tot autisme, ADHD en cognitieve problemen in een patiënt en tot een verstandelijke beperking en gedragsproblemen in een andere familie. ANK3 werd eerder ook gelinkt aan schizofrenie en bipolaire stoornis. Dit project zal uiteindelijk leiden tot een verbeterd inzicht in de gemeenschappelijke moleculaire mechanismen die ten grondslag liggen aan de verschillende neurologische ontwikkelingsstoornissen. Organisaties: • Cognitieve Genetica (COGNET)
Onderzoekers: • Frank Kooy • Ilse van der Werf
Inzicht in de fosforylatie van het influenza virus nucleoproteïne en zijn rol in virus replicatie: de basis voor een innovatieve antivirale strategie KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Laboratorium Virologie en Chemotherapie
Onderzoekers: • Sandra Liekens • Lieve Naesens • Pieter Vrijens
Inzicht in de biochemische basis van xylanase functionaliteit in de broodbereiding. KU Leuven Abstract: Xylanasen kunnen bijdragen tot een verhoogde broodkwaliteit. In het verleden werd dan ook reeds uitgebreid onderzoek gevoerd naar de functionaliteit van deze enzymen in de broodbereiding. De focus werd hierbij gelegd op het relateren van veranderingen in de AX-populatie aan de broodkwaliteit. Wat echter ontbreekt in het xylanaseonderzoek is inzicht in welke enzymstructuren de substraatspecificiteit en -selectiviteit van xylanasen en bijgevolg hun functionaliteit in brood beïnvloeden. De substraatspecificiteit wordt hierbij gedefinieerd als de voorkeur van het xylanase voor arabinoxylan (AX) met een al dan niet hoge graad van polymerisatie en substitutie. De substraatselectiviteit van het xylanase bepaalt daarentegen de voorkeur voor oplosbaar of onoplosbaar substraat. Een gebrek aan inzicht in deze biochemische basis zorgt dan ook voor een gebrek aan mogelijkheden om xylanasen zodanig te modificeren dat ze meer geschikt worden voor de broodbereiding. Dit probleem bereikt naast de brood Organisaties: • Centr. Levensmidd.- & Microb. Technol.
Onderzoekers: • Christophe Courtin • Sofie Leys
Inzicht in de bijdrage van een secundaire substraatbindingsplaats tot biochemische en functionele eigenschappen van glycoside hydrolase familie11 xylanasen. KU Leuven Abstract: Dit project wil basisinzicht genereren in de structuur-functie relatie van het glycoside hydrolase familie 11 xylanase van Bacillus subtilis en het familie 8 xylanase van Pseudoalteromonas haloplanktis en concentreert zich hierbij vooral op de rol van een recent ontdekteoppervlaktebindingsplaats voor substraatbinding en enzymefficiëntie. Inde eerste plaats worden op basis van beschikbare kristallografische data een aantal xylanasemutanten met mutaties in deze specifieke oppervlakteregio aangemaakt. Vervolgens wordt een grondige studie op de mutanten uitgevoerd door enerzijds de hydrolyse van en anderzijds de oppervlaktebinding met substraten met verschillende oplosbaarheid, polymerisatie- en substitutiegraad te bestuderen en na te gaan hoe deze met elkaar gerelateerd zijn. Ten slotte worden xylanasemutanten met uiteenlopende oppervlaktebindingseigenschappen gebruikt om een aantal hypothesen met betrekking tot de enzymatische afbraak van graancelwanden en het werkingsmechanisme van xyla Organisaties: • Centr. Levensmidd.- & Microb. Technol.
Onderzoekers: • Christophe Courtin • Emmie Dornez
Inzichten omtrent mechanismen van colistine-resistentie in pathogene Escherichia coli en Klebsiella species. Universiteit Antwerpen Abstract: De incidentie van infecties veroorzaakt door multi- en pan-drug resistente Enterobacteriaceae zoals Escherichia coli en Klebsiella neemt wereldwijd toe. Bijgevolg werd colistine, een oud antibioticum dat niet langer in gebruik was, opnieuw geïntroduceerd in de klinische praktijk als laatste therapeutisch redmiddel, aangezien het het enige antibioticum is waarvoor dergelijke bacteriën gevoelig zijn gebleven. Het toenemend gebruik heeft echter onvermijdelijk geleid tot het opduiken van colistine-resistentie (CR) bij gram-negatieve bacteriën. Het hoofddoel van dit project is een inzicht te krijgen in het ontstaan van colistine-resistente Enterobacteriaceae (CRE), waarover op dit ogenblik nog zeer weinig gekend is. We hebben een unieke collectie opgebouwd van CR E. coli and Klebsiella spp., zowel afkomstig van gehospitaliseerde patiënten en zieke dieren als gegenereerd in-vivo in een Galleria mellonella mot model, die de basis zal vormen van dit project. Met deze isolaten en hun colistine-gevoelige tegenhangers zijn we van plan om het volgende te ondernemen: 1, Stamtypering; 2, Selectie van CR in-vitro; 3, Genoomsequenering en comparatieve genoomanalyse; 4, Doelgerichte gen sequenering en proteïne expressie; 5, Stabiliteitsstudies; 6, Fitheidsstudies en 7, Beoordeling van mortaliteit en pathogeniteit. Hoewel de stamtypering gedaan is voor sommige Klebsiella, zullen we andere CRE typeren om na te gaan of CR geassocieerd is met bepaalde stamtypes. Continue cultuur experimenten in een morbidostat opstelling zullen de in-vitro selectie van CRE onder continue antibioticadruk mogelijk maken, de cultuur zal op regelmatige tijdstippen bestudeerd worden tijdens verscheidene stadia van resistentieontwikkeling. De posities van mutaties die mogelijk verantwoordelijk zijn voor CR zullen opgespoord worden door volledige genoomsequenering van in-vivo en in-vitro CRE isogene stammen. Gentargets die geïdentificeerd worden met behulp van genoomanalyse zullen opnieuw gesequeneerd worden om de mutaties verantwoordelijk voor CR te bevestigen en deze zullen verder gekarakteriseerd worden met behulp van real-time PCR en proteoomanalyse. De stabiliteit van CR en fitheid van dergelijke stammen zal beoordeeld worden aan de hand van passages in colistine-vrij medium of onder constante colistine druk in het morbistat model. De effecten van CR op de mortaliteit zullen onderzocht worden in het high-throughput reproduceerbaar in-vivo Galleria mellonella model. Tenslotte zal de impact van CR op virulentie en pathogeniteit bestudeerd worden in een hoger proefdiermodel, een ventilator-geassocieerd pneumonie (VAP) rat model dat reeds opgezet is in ons laboratorium. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Herman Goossens • Surbhi Malhotra • Julia Sabirova • Basil Britto Xavier
Inzichten in de reactiewegen betrokken bij de verslaving van kanker B-cellen aan Bcl-2 ter hoogte van het endoplasmatisch reticulum. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Labo Molec. en Cel. Signaaltransmissie
Onderzoekers: • Geert Bultynck • Haidar Akl • Mart Bittremieux
Inzichten in de evolutie en de stabiliteit van de bewegingscontrole van spierbotsystemen door middel van digitale registratie en verwerking van electromyografische signalen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het aangevraagde krediet beoogt de aankoop van een TEAC RD 145T digitale DAT recorder en 4 Gould versterkers. Deze toestellen moeten ons toelaten om directe digitale opnames van spieractiviteitspatronen te maken over minimaal 16 kanalen aan 10 kHz gedurende verschillende uren. Daar op deze manier de tijdrovende digitalisatie-stap wordt overgeslaan, zal het ons toelaten om op efficiente wijze een vergelijkende analyze van spieraktiviteitspatronen uit te voeren voor een groot aantal taxa. Op deze manier kan er een eerste stap gezet worden naar het verkrijgen van inzichten en "constraints" op de evolutie van de motor controle in complexe geïntegreerde systemen zoals het voedingsapparaat. Organisaties: • Functionele morfologie • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Anthony R Herrel
Inzet visiting postdoc. fellow voor het FWO-project: "Onderzoek naar de rol van selectie geschiedenis op de link tussen ontwikkelingsinstabiliteit en stress en fitness: eilanden als modelsystemen". (Chavali VISHALAKSHI, India) Universiteit Antwerpen Abstract: Met dit project beogen we een bijdrage te leveren tot het ontrafelen van het belang van (recente) selectiedrukken en evolutionaire respons op de mate van OI en de gevoeligheid hiervan als maat voor stress en fitness. Hiervoor bestuderen we enerzijds kenmerken die onder seksuele selectie staan of waarvan de evolutionaire veranderingen relatief oud zijn én kenmerken waarvan de evolutionaire veranderingen veel recenter zijn.
Organisaties: • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Stefan Van Dongen
In welke mate passeren cel penetrerende peptiden selectief de bloed-hersenbarriére Universiteit Gent Abstract: De snelheid, de hersenzonde-selectiviteit en de mate waarion CPPs de hersenen penetreren wordt kwantitatief bepaald. Eerst worden de meest representatieve CPPs geselecteerd en gekoppeld aan de BBB-homing peptiden. Daarna wordt een LC-MS-methode ontwikkeld en geëvalueerd om de CPPs te kwantificeren. Uiteindelijk worden verschillende technieken toegepast om in cel- en diermodellen de selectieve herseninteractie van de CPPs te kwantificeren. Organisaties: • Vakgroep Farmaceutische analyse
Onderzoekers: • Bart De Spiegeleer
Invullen natuurontwikkeling langs de Zeeschelde en haar tijgebonden zijrivieren. Universiteit Antwerpen Abstract: Invullen natuurontwikkeling langs de Zeeschelde en haar tijgebonden zijrivieren. Organisaties: • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Patrick Meire
Involvement of the endoplasmic reticulum stress response in lung dendritic cell function and inflammatory lung disease Universiteit Gent Abstract: Dendritic cells (DCs) are essential for the pathogenesis of inflammatory lung diseases. Many environmental triggers of lung diseases induce endoplasmic reticulum (ER) stress in lung cells. We hypothesize that ER stress is an endogenous danger signal in DCs, which will impact in the development of lung inflammation. This project will unveil the relevance of the ER stress in lung DC subsets in vivo. Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Bart Lambrecht
Invloed van vruchtwisseling en N-bemesting op de wortelontwikkeling van maïs en het effect op de nutriëntenopnameefficiëntie Hogeschool Gent Abstract: Toegepast onderzoeksproject in het kader van het Landbouwcentrum voor Voedergewassen Doelstelling: -Effect van vruchtwisseling en N-bemesting op de groeisnelheid van maïswortels en de wortelpatronen in de bodem -Relatie tussen wortelontwikkeling van maïs en opbrengst en nutriëntenopname van maïs Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Plantaardige Productie
Onderzoekers: • Geert Haesaert • Greet Verlinden
Invloed van voetenkelprothesen op de biomechanische functie der onderste ledematen door analyse van de plantaire drukverdeling tijdens het gaan en lopen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Ganganalyse dmv. plantaire voetdrukmetingen is een standaard meetstrategie om de biomechanische functie der onderste ledematen tijdens gaan en lopen te analyseren en eventueel te corrigeren. Dit project stelt zich tot doel het gang- en looppatroon van mensen met voetprothesen te bestuderen en te contrasteren met een normaal gangpatroon. Het is hierbij tevens de bedoeling eventuele afwijkingen van de biomechanische functie, vooral betreffende schokreductie en medio-laterale uitlijning, bij te sturen, zij het door aanpassingen van de prothese of door toedoen van functionele inlegzolen. Het gebruik van deze laatste ter correctie van gengafwijkingen heeft in de podologische biomechanica zijn efficientie reeds bewezen. De mogelijkheid voetprothesen dmv. inlegzolen te kunnen bijsturen opent dus nieuwe en hoopvolle perspectieven. Een nauwkeurige en wetenschappelijk bruikbare meting van de plantaire drukkrachten dmv. druksensoren, niet alleen tijdens het gaan maar tevens tijdens het lopen, vereist niet alleen een hoge nauwkeurigheid maar tevens een hoge meetfrequentie. Ook een biomechanisch verantwoorde keuze van de meetvariabelen is een noodzaak. Het nieuwe Footscan-systeem is de enige die hieraan voldoet en aan een prijs die de laagste van de markt is. Organisaties: • Biometrie en Biomechanica
Onderzoekers: • BARTOLD VAN GHELUWE
Invloed van verpakkingsparameters en postmortale behandeling op het kwaliteitsbehoud van verpakt, vers vlees Universiteit Gent Abstract: Het onderzoek focust op het effect van verschillende post-mortem behandelingen en verpakkingsconcepten op de houdbaarheid van verschillende types vers vlees. Verschillende aspecten bij het produceren, verdelen en verpakken van vers vlees worden bestudeerd. Volgende parameters worden geanalyseerd: kleur, microbiële groei, vet- en eiwitoxidatie, vluchtige bederfcomponenten. Het project werd aangevraagd door het consortium Pack4Food (> 50 bedrijven) Organisaties: • Vakgroep Voedselveiligheid en Voedselkwaliteit
Onderzoekers: • Frank Devlieghere
Invloed van verpakkingsparameters en postmortale behandeling op het kwaliteitsbehoud van verpakt, vers vlees Universiteit Gent Abstract: Het onderzoek focust op het effect van verschillende post-mortem behandelingen en verpakkingsconcepten op de houdbaarheid van verschillende types vers vlees. Verschillende aspecten bij het produceren, verdelen en verpakken van vers vlees worden bestudeerd. Volgende parameters worden geanalyseerd: kleur, microbiële groei, vet- en eiwitoxidatie, vluchtige bederfcomponenten. Het project werd aangevraagd door het consortium Pack4Food (> 50 bedrijven) Organisaties: • Vakgroep Voedselveiligheid en Voedselkwaliteit
Onderzoekers: • Bruno De Meulenaer
Invloed van veroudering en immunosenescentie op borstkanker stroma, en relatie met verouderingsmerkers in plasma en klinische evolutie. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Laboratorium Experimentele Oncologie
Onderzoekers: • Sigrid Hatse • Hans Wildiers • Giuseppe Floris
Invloed van therapie op de signaaloverdracht in de T-cel in Th1- en Th2-gemedieerde ziekten. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project is het onderzoeken van de activeringstoestand van signaalmoleculen die belangrijk zijn in de T-celdifferentiatie (bv. STAT4, STAT5, STAT6, p38 MAPK) m.b.v. een cellulaire techniek. Nagaan welk effect stimuli, afkomstig van de dendritische cel en Tregulatorcel, hebben op deze activeringstoestand en wat hierop de invloed is van therapie bij patiënten met Th1- en Th2-gemedieerde aandoeningen. Organisaties: • Translationeel pathofysiologisch onderzoek (TPR)
Onderzoekers: • Willem Stevens • Luc De Clerck • Nicolaas Aerts
Invloed van therapie op de signaaloverdracht in de T-cel en Th1- en Th2-gemedieerde ziekten. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project is het nderzoeken van de activeringstoestand van signaalmoleculen die belangrijk zijn in de T-celdifferentiatie (bv. STAT4, STAT5, STAT6, p38 MAPK) m.b.v. een cellulaire techniek. Nagaan welk effect stimuli, afkomstig van de dendritische cel en T-regulatorcel, hebben op deze activeringstoestand en wat hierop de invloed is van therapie bij patiënten met Th1- en Th2-gemedieerde aandoeningen. Organisaties: • Translationeel pathofysiologisch onderzoek (TPR)
Onderzoekers: • Willem Stevens • Luc De Clerck • Nicolaas Aerts
Invloed van temperatuur op bioactivatie en embryotoxiciteit in een gemodificeerde Zebravis ontwikkelingstoxiciteit test. Universiteit Antwerpen Abstract: Het zebravis embryo wordt momenteel reeds gebruikt om teratogene stoffen te detecteren, nl. in de zogenaamde Zebrafish Developmental Toxicology Assay (ZEDTA). Onze eigen in vitro data en tevens in vivo data van andere onderzoeksgroepen suggereren echter dat het zebravis embryo zelf slechts weinig bioactief is. Op deze manier kunnen proteratogenen, nl. stoffen die bioactivatie moeten ondergaan om hun teratogene werking uit te oefenen, gemist worden en dus leiden tot vals negatieve resultaten in de ZEDTA. Een exogeen metaboliserend coincubatiesysteem (MAS) is dus vereist om een valide assay te bekomen. Momenteel worden hiervoor reeds lever microsomen van de rat gebruikt. Dit is echter omstreden want rat MAS is zelf embryotoxisch en het metabool profiel kan anders zijn dan bij de mens. Bovendien speelt ook de temperatuur in het co-incubatiesysteem een belangrijke rol. De zebravis ontwikkelt bij een temperatuur van 26,5-28,5°C, terwijl de fysiologische temperatuur van de rat 38-39°C bedraagt. Voor het co-incubatiesysteem wordt vaak 32°C als compromis gekozen, maar uit eigen onderzoek weten we reeds dat deze temperatuur op zich (licht) embryotoxisch is. Het doel van dit onderzoeksproject is dus om een nieuw co-incubatiesysteem (MAS) te ontwikkelen dat werkt bij een niet-embryotoxische temperatuur. In de eerste fase zal een humaan MAS (hMAS; om een humaan relevant metabool profiel te bekomen) bij verschillende temperaturen geëvalueerd worden op bioactivatie en embryotoxiciteit. Aangezien zebravis MAS (zMAS) functioneert bij de fysiologische temperatuur voor zebravis ontwikkeling zal deze ook voor bovenstaande parameters worden geëvalueerd bij 28,5°C. Voor de biotransformatie zullen humaan relevante fluorogene substraten gebruikt worden die ongeveer 95% van het geneesmiddelenspectrum (i.e. CYP1-3) beslaan. De metabolietconcentraties zullen op verschillende tijdstippen worden berekend aan de hand van het bekomen fluorescent signaal. In een tweede fase van het project zal de biotransformatie in de ZEDTA zelf bepaald worden in aan- en afwezigheid (controles) van hMAS en zMAS. Hierbij zullen zebravis embryo's worden blootgesteld aan dezelfde substraten. Voor de co-incubatie met MAS, zal de beste temperatuur uit de eerste fase worden geselecteerd. De metabolieten zullen op verschillende tijdstippen zowel in het embryo zelf als in het supernatans worden bepaald door fluorometrie. Organisaties: • Toegepaste diergeneeskundige morfologie
Onderzoekers: • Dries Knapen • Steven Van Cruchten • Casper Pype
Invloed van surfactants op het gedrag van bestrijdingsmiddelen in biiozuiveringssystemen. Universiteit Gent Abstract: Pesticiden worden in de organische matrix van biozuiveringssysteem weerhouden en afgebroken. Het doel van dit project is om inzicht te verwerven in deze processen betrokken bij pesticide- surfactant interacties in een organische matrix en deze op modelmatige wijze tekunnen kwantificeren.
Organisaties: • Vakgroep Gewasbescherming
Onderzoekers: • Walter Steurbaut
Invloed van surfacants op het gedrag van bestrijdingsmiddelen in biozuiveringssystemen. Universiteit Gent Abstract: Pesticiden worden in de organische matrix van biozuiveringssysteem weerhouden en afgebroken. Het doel van dit project is om inzicht te verwerven in deze processen betrokken bij pesticide-surfactant interacties in een organische matrix en deze op modelmatige wijze te kunnen kwantificeren. Organisaties: • Vakgroep Gewasbescherming
Onderzoekers: • Walter Steurbaut
Invloed van structuuropbouw van plantgebaseerde emulsies op denbsp;biotoegankelijkheid van carotenoïden en de in vitro vetvertering. KU Leuven Abstract: Plantaardige levensmiddelen met een laag vetgehalte, zoals soepen en sauzen, zijn complexe matrices bestaande uit plantenweefselpartikels (celfragmenten, individuele cellen en celclusters) en oliedruppels in een continue serumfase, die onder andere pectine bevat. Het verwerven van inzicht in de relaties tussen de structuuropbouw (eigenschappen en interacties van pectine, oliedruppels of plantenweefselpartikels) en de (i) structurele en reologische wijzigingentijdens digestie, (ii) biotoegankelijkheid van carotenoïden,(iii) in vitro vetvertering, wordt bemoeilijkt door de complexiteit van dergelijke matrices. De geobserveerde wijzigingen kunnen immers beïnvloed worden door talrijke factoren aanwezig in een complexe voedingsmatrix. Daarom wordt in dit project gewerkt via het principe van reconstitutie: modelsystemen met toenemende complexiteit zullen doorheen het project bestudeerd worden. Initieelzal gewerkt worden met eenvoudige olie-in-water emulsies waarbij pectine toegevoegd zal wor Organisaties: • Centr. Levensmidd.- & Microb. Technol.
Onderzoekers: • Marc Hendrickx • Sandy Van Buggenhout • Tina Verrijssen
Invloed van RNA-interferentie op cervixcarcinoom: stimulatie van senescentie of apoptose. Universiteit Antwerpen Abstract: Invloed van RNA-interferentie op cervixcarcinoom: stimulatie van senescentie of apoptose. Organisaties: • Laboratorium voor celbiologie en histologie
Onderzoekers: • Johannes Bogers • Gaëlle Boulet
Invloed van RNA-interferentie op cervixcarcinoom: stimulatie van senescentie of apoptose. Universiteit Antwerpen Abstract: Invloed van RNA-interferentie op cervixcarcinoom: stimulatie van senescentie of apoptose. Organisaties: • Laboratorium voor celbiologie en histologie
Onderzoekers: • Johannes Bogers • Gaëlle Boulet
Invloed van RNA-interferentie op cervixcarcinoom : stimulatie van senescentie en apoptose. Universiteit Antwerpen Abstract: Doelstelling en werkhypothese - De ontwikkeling van siRNA-sequenties die de expressie van E6 en E7 onderdrukken in cervixcarcinoomcellen van patienten - Validatie v n objectieve meettechnieken om het effect van deze sequenties op senescentie en apoptose na te gaan. - De hypothese stelt dat siRNA-sequenties voor E6 en E7 senescentie en apoptose v n prima ire celculturen stimuleren. Organisaties: • Laboratorium voor celbiologie en histologie
Onderzoekers: • Johannes Bogers
Invloed van progenitorcellen op de leverregeneratie na majeure resectie in pathologische levercondities. Universiteit Antwerpen Abstract: Invloed van progenitorcellen op de leverregeneratie na majeure resectie in pathologische levercondities. Organisaties: • Antwerps chirurgisch training, anatomie en onderzoekscentrum (ASTARC)
Onderzoekers: • Dirk Ysebaert • Nele Boeykens
Invloed van progenitorcellen op de leverregeneratie na majeure resectie in pathologische levercondities. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds IWT. UA levert aan IWT de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Antwerps chirurgisch training, anatomie en onderzoekscentrum (ASTARC)
Onderzoekers: • Dirk Ysebaert • Nele Boeykens
Invloed van profagen op de adaptatie van Salmonella enterica. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Centr. Levensmidd.- & Microb. Technol.
Onderzoekers: • Abram Aertsen • William Cenens
Invloed van procesvoering op de microstructuur, de nutriëntretentie en biotoegankelijkheid van plantaardige model levensmiddelen systemen. KU Leuven Abstract: Bio-actieve componenten in plantaardige levensmiddelen zijn vaak gebonden aan plantorganellen, ingesloten in een complexe macromoleculaire matrix of gelokaliseerd in cellulaire compartimenten. Zij dienen in eerste instantie te worden vrijgezet uit de voedselmatrix (biotoegankelijk) alvorens potentieel te kunnen worden geabsorbeerd in de intestinale tract (biobeschikbaar). Tijdens processing van groenten en fruit (veelal bestaande uit een sequentie van een mechanische bewerkingsstap en een conserveringsstap) kan zowel het gehalte aan bio-actieve componenten als de microstructuur van het levensmiddel (en dus mogelijks de biotoegankelijkheid van deze bio-actieve componenten) veranderen. Voorliggend projectvoorstel beoogt inzicht te verwerven in de relatie tussen microstructuur van plantaardige matrices en in vitro biotoegankelijkheid van bio-actieve componenten, evenals de evolutie van beide tijdens procesvoering. Daarnaast beoogt het project de impact van procesvoering zowel op degra Organisaties: • Centr. Levensmidd.- & Microb. Technol.
Onderzoekers: • Marc Hendrickx • Paula Moldenaers • Ann Van Loey
Invloed van primaire en revisie wervelkolom artrodese chirurgie op spinopelvische parameters en globaal sagitaal profile. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Orgaansystemen
Onderzoekers: • Jozef Vander Sloten • Bart Depreitere • Guy Molenaers • Lieven Moke
Invloed van prebiotica op pre-emptieve kolonisatie en resulterende bescherming tegen bacteriële infecties van de darm in een geoptimaliseerd in vitro model Universiteit Gent Abstract: Voordat intestinale pathogenen infecties kunnen veroorzaken, moeten ze eerst aan de mucuslaag hechten en deze doordringen om zo het epithelium te koloniseren. Een weinig bestudeerd effect van prebiotica is hun potentieel om de aanhechting van pathogenen te verminderen. Voor dit onderzoek zullen een aantal in vitro methoden ontwikkeld worden zoals de uitbreiding van de SHIME met een module die de darmwand nabootst. Organisaties: • Vakgroep Biochemische en microbiele technologie
Onderzoekers: • Willy Verstraete
Invloed van prebiotica op het ontstaan van astma en allergie. Universiteit Antwerpen Abstract: Het voorkomen van allergische aandoeningen (astma, hooikoorts, eczeem) bij kinderen neemt toe. Verminderde blootstelling aan bacterien op jonge leeftijd, verhoogde blootstelling aan chemicalien en luchtverontreiniging kunnen allergische aandoeningen induceren. Bij allergische kinderen werden verschillen in de darmflora vastgesteld. De rol van levende microbiele voedingssupplementen, prebiotica, zal worden onderzocht in de primaire preventie van allergische aandoeningen bij zuigelingen en dit in relatie tot de microbiele darmflora. De doelstellingen van dit onderzoek zijn: het effect van prebiotica te evalueren in de primaire preventie van atopische aandoeningen, de bacteriele flora van zuigelingen in relatie tot de 'environmental pressure' en atopie te evalueren. Organisaties: • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Kristine Desager • Eva Peirsman
Invloed van partiële glyceriden op de microstructurele opbouw en afbraak van gekritsalliseerde vetten Universiteit Gent Abstract: Om de macroscopische eigenschappen van vetgebaseerde levensmiddelen te sturen, is diepgaand inzicht in onderliggende mechanismen en kinetiek van microstructurele opbouw en afbraak onontbeerlijk. Er zal onderzocht worden hoe partiële glyceriden de kristallisatie van diverse vetsystemen beïnvloeden. Cryo-SEM methodologieën zullen ontwikkeld worden om de microstructuur van de vetkristalnetwerken te ontrafelen. Tot slot zal de link met microstructurele afbraak onderzocht worden. Organisaties: • Vakgroep Voedselveiligheid en Voedselkwaliteit
Onderzoekers: • Koen Dewettinck
Invloed van Obesitas en Gastric Bypass op Geneesmiddelenabsorptie . KU Leuven Abstract: Roux-en-Y gastric bypass (RYGB) wordt vaak uitgevoerd ter behandeling van morbide obesitas. Een RYGB wijzigt de anatomische structuur van het gastro-intestinaal stelsel door het duodenum en het proximale deel van het jejunum te bypassen en de maagcapaciteit te reduceren. Deze veranderingen hebben een invloed op de biologische beschikbaarheid van geneesmiddelen. Het algemene doel van dit project is om inzicht te verwerven in de biologische beschikbaarheid van orale geneesmiddelen in obese patiënten voor en na RYGB.Een prospectieve follow-up van patiënten en kwalitatieve interviews met artsen zullen worden uitgevoerd om inzicht te verwerven in de huidige praktijk inzake medicatiegebruik en-begeleiding voor en na RYGB. In de prospectieve studie zal ook de voedselinname van de patiënten opgevolgd worden. Bovendien zal er een farmacokinetische studie met modelcomponenten opgezet worden om de absorptie van geneesmiddelen in obese patiënten voor en na RYGB te evalueren. Wanneer de absorptie v Organisaties: • C_Farma_zorg
Onderzoekers: • Veerle Foulon • Patrick Augustijns • Dirk Vanderschueren • Ina Gesquiere
Invloed van niet-adaptieve evolutieprocessen op de structuur van moderne plantengenomen Universiteit Gent Abstract: De doelstelling van dit project is om evolutiemodellen te toetsen aan de waargenomen genoomarchitectuur van verschillende plantensoorten en na te gaan of bepaalde aspecten van deze genomen ontstaan zijn dan wel door niet-adaptieve evolutiemechnismen als door positieve of negatieve selectie. Eenzelfde strategie zal ook worden teogepast op de regulatorische netwerken van planten om mate van selectieve evolutie in het tot stand komen van de huidige topologieën te onderzoeken. Organisaties: • Vakgroep Plantenbiotechnologie en Genetica
Onderzoekers: • Yves Van de Peer
Invloed van neureguline-1 op de diastolische (dys)functie van de linker ventrikel. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Fysiofarmacologie (FAR)
Onderzoekers: • Gilles De Keulenaer
Invloed van milieufactoren op spectrale bladkarakteristieken. Universiteit Antwerpen Abstract: De doelstelling van dit onderzoek is nagaan hoe externe stressfactoren de spectrale eigenschappen van bladeren beïnvloeden teneinde spectrale signalen correct te kunnen interpreteren. Hiervoor worden in labo-omstandigheden de bodemgerelateerde stressfactoren, droogte, nutriëntenstatus & zware metalen, alsook de invloed van afzonderlijk atmosferische polluenten (O3, NO2, SO2, NH3 en fijn stof) onderzocht. Tenslotte wordt de invloed van deze atmosferische polluenten in veldomstandigheden nagegaan. Organisaties: • Milieu Ecologie en Microbiologie (ENdEMIC)
Onderzoekers: • Roeland Samson • Lies Snauwaert
Invloed van micro-organismen op het gedrag en de differentiatie van stamcellen bij patiënten met een chronische inflammatoire darmaandoening. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • TARGID
Onderzoekers: • Marc Ferrante
Invloed van micro-organismen op het gedrag en de differentiatie van intestinale stamcellen bij inflammatoire darmziekten KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • TARGID
Onderzoekers: • Marc Ferrante • Catherine Verfaillie • Manuel Noben
Invloed van methylamines op de viabiliteit van Escherichia coli Universiteit Gent Abstract: Er werd een screeningsmodel opgesteld om de invloed van methylamines op de viabiliteit van enterotoxigene Escherichia coli te beoordelen op basis van flowcytometrische en andere analysemethoden. Resultaten tonen een verlaging van de ETEC viabiliteit na blootstelling aan glycine, sarcosine en dimethylglycine, maar niet betaïne onder alkalische omstandigheden (pH 9,0-10,0) door verstoring van de pH homeostase mechanismen van deze bacteriën. Organisaties: • Vakgroep Farmacologie, Toxicologie en Biochemie
Onderzoekers: • Evelyne Meyer • Geert Janssens
Invloed van leeftijd op automatische en verwachtingsmechanismen bij volgorde effekten in seriele reaktietijdtaken. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In dit projekt stellen we voor te onderzoeken of twee verschillende mechanismen van menselijke informatie verwerking, automatische facilitatie en subjektieve verwachting, die aangetoond werden in seriële reaktietijdtaken, beiden op dezelfde monotone manier vertragen met leeftijd. In vorig onderzoek met jonge volwassenen vonden we dat beide mechanismen van mekaar onderscheiden kunnen worden op basis van de verschillende reaktietijd patronen veroorzaakt door de volgorde van stimulus aanbiedingen. Onderzoek met 12-jarige kinderen toonde aan dat automatische facilitatie sterker was, terwijl verwachtingseffekten afwezig bleven. Deze resultaten, samen met deze van een voorstudie met ouderen, blijken aan te geven dat alleen automatische facilitatie monotoon afneemt met leeftijd, terwijl verwachting na de volwassenheid stabiel blijft, en een dominerende rol kan spelen bij ouderen. Organisaties: • Ontwikkelings- en Levenslooppsychologie • Cognitieve en Fysiologische Psychologie
Onderzoekers: • INGRID KRISTOFFERSEN • ERIC SOETENS
Invloed van leeftijd op automatische en verwachtingsmechanismen bij volgorde effecten in seriele reaktietijdtaken Vrije Universiteit Brussel Abstract: Twee processen blijken verantwoordelijk te zijn voor het optreden van volgorde effekten in seriële RT-taken,namelijk automatische facilitatie en subjektieve verwachting.Beide processen zijn onbewust.Bij ouderen neemt de automatische facilitatie af,terwijl verwachtingeffekten ongeveer even sterk blijven,en zelfs iets sterker zijn dan bij jongeren.In dit vervolgonderzoek gaan we na wat de relatie is tussen deze volgorde effekten en impliciete leereffekten in seriële RT-taken.Indien de leereffekten gebaseerd zijn op verwachtingsprocessen, dan voorspellen we een verzwakking van het impliciete leren metleeftijd. De resultaten van dit onderzoek zouden interessante informatie kunnen opleveren in verband met geheugenstoornissen bij Alzheimer patiënten, waarvan men heeft vastgesteld dat zij op dezelfde manier impliciet leren dan normale volwassenen,terwijl expliciete leertaken sterk gestoord worden.Het doel van het huidig onderzoek is het identificeren van de processen die impliciete leereffecten veroorzaken in seriële keuze reactietijd(RT)-taken. Automatische facilitatie en subjectieve verwachting zijn de mechanismen, die bij manipulatie van het respons-stimulus interval, verantwoordelijk zijn voor volgorde effecten in keuze RT taken. Vroeger onderzoek toonde aan dat bij ouderen -vergeleken met jong volwassenen- automatische facilitatie afneemt, terwijl verwachtingseffecten minstens even sterk blijven. Indien impliciete leereffecten gebaseerd zijn op automatische processen, dan kunnen we een afname in impliciet leren met de leeftijd voorspellen. Zijn ze echter gebaseerd op verwachting, dan zou leeftijd weinig invloed mogen hebben. Eens we het proces dat aan de basis van het leereffect ligt kennen, zal nagegaan worden in welk stadium van de informatieverwerking het dient gelocaliseerd te worden. Hier sluiten we aan bij een in de literatuur hernieuwde belangstelling voor de mentale chronometrie van oefeneffecten en repetitie effecten die vermoedelijk een rol spelen in lange termijn leereffecten. Bovendien zou deze aanpak een verklaring kunnen geven voor het feit dat, in tegenstelling tot expliciet leren, impliciet leren gespaard blijft bij personen met cognitieve deficieten ten gevolge van neurobiologische aandoeningen, zoals hersenletsels en dementie van het Alzheimer type. Organisaties: • Cognitieve en Fysiologische Psychologie
Onderzoekers: • RAYMOND CLUYDTS
Invloed van leeftijd op automatische en verwachtingsmechanismen bij volgorde eefecten in seriële reaktietijdtaken. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van het huidig onderzoek is het identificeren van de processen die impliciete leereffecten veroorzaken in seriële keuze reactietijd (RT)-taken. Automatische facilitatie en subjectieve verwachting zijn de mechanismen, die bij manipulatie van het respons-stimulus interval, verantwoordelijk zijn voor volgorde effecten in keuze RT-taken. Vroeger onderzoek toonde aan dat bij ouderen - vergeleken met jong volwassenenautomatische facilitatie afneemt, terwijl verwachtingseffecten minstens even sterk blijven. Indien impliciete leereffecten gebaseerd zijn op automatische processen, dan kunnen we een afname in impliciet leren met de leeftijd voorspellen. Zijn ze echter gebaseerd op verwachting, dan zou leeftijd weinig invloed mogen hebben. Eens we het proces dat aan de basis van het leereffect ligt kennen, zal nagegaan worden in welk stadium van de informatieverwerking het dient gelocaliseerd te worden. Hier sluiten we aan bij een in de literatuur hernieuwde belangstelling voor de mentale chronometrie van oefeneffecten en repetitie effecten die vermoedelijk een rol spelen in lange termijn leereffecten. Bovendien zou deze aanpak een verklaring kunnen geven voor het feit dat, in tegenstelling tot expliciet leren, impliciet leren gespaard blijft bij personen met cognitieve deficieten ten gevolge van neurologische aandoeningen zoals hersenletsels en dementie van het Alzheimer type. Organisaties: • Cognitieve en Fysiologische Psychologie
Onderzoekers: • ERIC SOETENS
Invloed van inspanning op mobilisatie en functie van endotheliale progenitorcellen bij chronisch hartfalen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van de studie is te onderzoeken of fysieke inspanning de mobilisatie en functie van circulerende EPC's bij patiënten met CHF beïnvloedt. Hierbij wordt zowel het effect van een éénmalige maximale inspanning als van een trainingsprogramma (uithoudings- versus gecombineerd uithoudings- weerstands training) bestudeerd. Daarnaast zal nagegaan worden welke factoren deze vrijzetting beïnvloeden. De interesse gaat vooral naar homingfactoren, oxidatieve stress en NO. Om een betere differentiatie van interfererende factoren toe te laten worden ook gezonde vrijwilligers van verschillende leeftijdscategorieën en met verschillende risicoprofielen voor coronarialijden in het onderzoek betrokken. Organisaties: • Translationeel pathofysiologisch onderzoek (TPR)
Onderzoekers: • Viviane Conraads • Christiaan Vrints • Dirk R Van Bockstaele • Emeline Van Craenenbroeck
Invloed van inspanning op mobilisatie en functie van endotheliale progenitorcellen bij chronisch hartfalen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van de studie is te onderzoeken of fysieke inspanning de mobilisatie en functie van circulerende EPC's bij patiënten met CHF beïnvloedt. Hierbij wordt zowel het effect van een éénmalige maximale inspanning als van een trainingsprogramma (uithoudings- versus gecombineerd uithoudings- weerstands training) bestudeerd. Daarnaast zal nagegaan worden welke factoren deze vrijzetting beïnvloeden. De interesse gaat vooral naar homingfactoren, oxidatieve stress en NO. Om een betere differentiatie van interfererende factoren toe te laten worden ook gezonde vrijwilligers van verschillende leeftijdscategorieën en met verschillende risicoprofielen voor coronarialijden in het onderzoek betrokken.
Organisaties: • Translationeel pathofysiologisch onderzoek (TPR)
Onderzoekers: • Viviane Conraads • Christiaan Vrints • Emeline Van Craenenbroeck
Invloed van immuuncomplexen op chondrocytaire apoptose bij reumatoïde artritis. Universiteit Antwerpen Abstract: Invloed van immuuncomplexen op chondrocytaire apoptose bij reumatoïde artritis. Organisaties: • Immunologie - reumatologie - allergologie • Translationeel pathofysiologisch onderzoek (TPR)
Onderzoekers: • Luc De Clerck
Invloed van HSPB1 mutaties op het mRNA metabolisme in de ziekte van Charcot-Marie-Tooth. Universiteit Antwerpen Abstract: Missense mutaties in de small heat shock proteins (sHSP) HSPB1 en HSPB8 veroorzaken axonale varianten van Charcot-Marie-Tooth. Het doel van dit project is om de specifieke effecten van mutant sHSP in neuronen en Schwann cellen te onderzoeken gebruikmakend van muismodellen. Additioneel aan de fenotypering van deze muismodellen willen we het bioenergetisch metabolisme en de antioxidant status in hun neuronen, en de ondersteunende myeliniserende Schwann cellen te onderzoeken, daar verstoring van het evenwicht in axonale energie een mogelijk aanleiding is tot de ontwikkeling van perifere neuropathieën. Organisaties: • VIB DMG - Perifere Neuropathieën
Onderzoekers: • Vincent Timmerman • Thomas Geuens
Invloed van HSPB1 mutaties op het mRNA metabolisme en de redox balans in de ziekte van Charcot-Marie-Tooth. Universiteit Antwerpen Abstract: Missense mutaties in de small heat shock proteins (sHSP) HSPB1 en HSPB8 veroorzaken axonale varianten van Charcot-Marie-Tooth. Het doel van dit project is om de specifieke effecten van mutant sHSP in neuronen en Schwann cellen te onderzoeken gebruikmakend van muismodellen. Additioneel aan de fenotypering van deze muismodellen willen we het bioenergetisch metabolisme en de antioxidant status in hun neuronen, en de ondersteunende myeliniserende Schwann cellen te onderzoeken, daar verstoring van het evenwicht in axonale energie een mogelijk aanleiding is tot de ontwikkeling van perifere neuropathieën. Organisaties: • VIB DMG - Perifere Neuropathieën
Onderzoekers: • Vincent Timmerman • Thomas Geuens
Invloed van histone deacetylase inhibitoren op het fenotype van hepatocyten in cultuur, en studie van de biotransformatie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Hepatocyten en hun culturen zijn in de preklinische otnwikkeligsfase van geneesmiddelen belangrijke in vitro modellen. Echter fenotypische veranderingen treden op zodat hun specifieke biotransformatiecapaciteit verminderd tot expressie komt. De hypothese dat mediumfactoren, die de progressie van de cellen in de celcyclus beïnvloeden, mogelijks een rol spelen in de differentiatietoestand (biotransformatie van xenobiotica) van de hepatocyten werd niet onderzocht. Het doel van dit onderzoek is daarom: a) onderzoeken of oplosbare mediumfactoren behorende tot de groep der histone deacetylase inhibitoren (HDI), die selectief een aantal stappen in de celcyclus inhiberen, een effect hebben op het gedifferentieerde fenotype van volwassen hepatocyten in cultuur en aldus toelaten om een nieuwe cultuurmethode van stabiele hepatocyten te ontwikkelen b) ophelderen van het biotransformatiepatroon van trichostatine A en structuuranalogen die behoren tot de HDI groep. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • VERA ROGIERS
Invloed van histone deacetylase inhibitoren op het fenotype van hepatocyten in cultuur, en studie van de biotransformatie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Hepatocyten en hun culturen zijn in de preklinische ontwikkelingsfase van geneesmiddelen belangrijke in vitro modellen. Echter fenotypische veranderingen treden op zodat hun specifieke biotransformatiecapaciteit verminderd tot expressie komt. De hypothese dat mediumfactoren, die de progressie van de cellen in de celcyclus beïnvloeden, mogelijks een rol spelen in de differentiatietoestand (biotransformatie van xenobiotica) van de hepatocyten werd niet onderzocht. Het doel van dit onderzoek is daarom: a) onderzoeken of oplosbare mediumfactoren behorende tot de groep der histone deacetylase inhibitoren (HDI), die selectief een aantal stappen in de celcyclus inhiberen, een effect hebben op het gedifferentieerde fenotype van volwassen hepatocyten in cultuur en aldus toelaten om een nieuwe cultuurmethode van stabiele hepatocyten te ontwikkelen b) ophelderen van het biotransformatiepatroon van trichostatine A en structuuranalogen die behoren tot de HDI groep. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • VERA ROGIERS
Invloed van histone deacetylase inhibitoren op het fenotype van hepatocyten in cultuur, en studie van de biotransformatie. Vrije Universiteit Brussel
Abstract: Hepatocyten en hun culturen zijn in de preklinische ontwikkelingsfase van geneesmiddelen belangrijke in vitro modellen. Echt fenotypische veranderingen treden op zodat hun specifieke biotransformatiecapaciteit verminderd tot expressie komt. De hypothese dat mediumfactoren die de progressie van de cellen in de celcyclus beïnvloeden, mogelijks een rol spelen in de differentiatietoestand van de hepatocyten werd niet onderzocht. Het doel van dit onderzoek is daarom: a) onderzoeken of oplosbare mediumfactoren behorende tot de groep der histone deacetylase inhibitoren die selectief een aantal stappen in de celcyclus inhiberen, een effect hebben op het gedifferentieerde fenotype van volwassen hepatocyten in cultuur en aldus toelaten om een nieuwe cultuurmethode van stabiele hepatocyten te ontwikkelen. b) ophelderen van het biotransformatiepatroon van trichostatine A en structuuranalogen die behoren tot de HDI groep. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • VERA ROGIERS
Invloed van grondstoffen en procesvoering op de structuur van gel-type geëmulgeerde vleeswaren. KU Leuven Abstract: De doelstelling van het voorgestelde onderzoek bestaat erin wetenschappelijk onderbouwd inzicht te verschaffen in de structuur van geltype geëmulgeerde vleeswaren. Hierbij wordt gefocust op de relatie tussen (1) structuurvormend potentieel van grondstoffen (magere vleesfractie en vetfractie met daarin lipiden, myofibrillaire proteïnen en collageen), (2) thermische procesvoering en (3) micro- en macroscopische structuur van heteindproduct (kookworst als typevoorbeeld). Deze aanpak zal toelaten om de gewenste productstructuur te bekomen door intelligente keuze van grondstoffen en procesparameters, waardoor de nood aan additieven beperkt zal zijn. Om de doelstelling te bereiken moet een antwoord geboden worden op volgende vragen: ? Wat is het structuurvormend potentieel van proteïnen en lipiden in verschillende grondstoffen (magere fractie en vetfractie van verschillende dieren en van verschillende anatomische herkomst)? (WP2) ? Hoe wordt deze functionaliteit beïnvloed door thermische pr Organisaties: • M²S Kulak
Onderzoekers: • Imogen Foubert • Seline Glorieux
Invloed van geslachtshormonen op psychoseksuele functie: een prospectieve interventie studie Universiteit Gent Abstract: Achtergrond: Transseksuele personen ondergaan grote veranderingen in geslachtshormoonconcentraties, met mogelijke implicaties op psychologisch en seksueel functioneren. Doel: Differentiële effecten van oestrogenen en androgenen op psychologische en seksuele functie nagaan. Design: Prospectieve interventiestudie bij transseksuele personen. Methode: Gestandardiseerde vragenlijsten meten psychologisch en seksueel functioneren. fMRI voor het bepalen van objectieve seksuele opwinding. Hormoonbepalingen via LCMS-MS. Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Jean Kaufman • Guy T'Sjoen
Invloed van geïsoleerde longperfusie met melphalan op het (fosfo)-proteoom. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project bestudeert regulatie, fosforylatie en adductvorming van proteinen in tumoren oiv. Melphalan. LC-MS methodes worden op punt gesteld mbv. een representatieve celcultuur. Een diermodel ondergaat geisoleerde longperfusie met melphalan (geinduceerde tumoren), vooraleer humane tumoren bestudeerd worden. Einddoel is de selectie van kandidaat biomerkers ((fosfo-)protein, melphalan-proteinadduct,...) met prognostische waarde voor de behandeling van longmetastasen door ILuP met melphalan. Organisaties: • Biomolecular & Analytical Mass Spectrometry (BAMS)
Onderzoekers: • Filip Lemiere • Paul Van Schil
Invloed van gastheerfactoren op de genese en het gedrag van maligne menselijke tumoren. Ontwikkeling van nieuwe therapeutische strategieën. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project wordt uitgevoerd in samenwerking met 3 onderzoeksgroepen van andere Vlaamse universiteiten: RUG (Prof. Mareel), KUL (Prof. Cassiman) en UIA (Prof. Van Marcke). Als centrale doelstellingwordt de ontwikkeling van nieuwe strategieën beoogd waarbij gastheercellen die aan de opbouw van tumoren deelnemen als doelwit gelden. De VUB-groep richt zich tot de volgende vragen: zijn myelomacellen in staat tot in vitro transendotheliale migratie? Welke adhesiemoleculen zijn betrokken bij de initiële binding van MM cellen aan beenmergendotheel? Wat is de rol van metalloproteïnases (MMP's) in de transendotheliale migratie? Kan de in vivo homing van MM cellen geblokkeerd worden door specifieke MMP-inhibitoren, die momenteel in klinische studies onderzocht worden in andere tumorsystemen? Bij dit onderzoek zal gebuik gamaakt worden van humane myelomacellijnen, patiëntenstalen en het in vivo 5T2 muismodel. Organisaties: • Immunologie en Microbiologie
Onderzoekers: • BENJAMIN VAN CAMP
Invloed van fysiologische en gross-morfologische eigenschappen van zangkernen buiten het zangseizoen op hormoongeïnduceerd zanggedrag bij zangvogels. Universiteit Antwerpen Abstract: Zangkernen in de hersenen van zangvogels vormen een zeer goed model voor het bestuderen van hersenplasticiteit. Het gebruik van manganese-enhanced en diffusiegewogen MRI laat toe om volumes, activiteit, celdensiteit en connectiviteit van deze gebieden op een herhaalde manier in beeld te brengen. Tijdens dit project onderzoeken we of zangkern-eigenschappen buiten de periode van zangactiviteit latere zangactiviteit bepaald en in hoeverre deze de impact van hormonen op het zanggedrag kunnen beïnvloeden. Organisaties:
• Bio-imaging
Onderzoekers: • Vincent Van Meir
Invloed van fagen op de microbiële ecologie van het gastro-intestinaal systeem Universiteit Gent Abstract: Onderzoek naar het effect op het intestinaal microbieel ecosysteem van een behandeling met bacteriofagen tegen een bacteriële infectie (Enterobacter aerogenes). Dit gebeurt met behulp van de Simulator van het Humaan gastro-Intestinaal Microbieel Ecosysteem (SHIME) via DGGEanalyse van 16S rDNA van de gemeenschap. De dynamiek van faagreplicatie en lyse van de bacertiële gastheer wordt opgevolgd doorheen de SHIME via flowcytometrie. Organisaties: • Vakgroep Biochemische en microbiele technologie
Onderzoekers: • Willy Verstraete
Invloed van faag-gastheer interacties op het gedrag van Salmonella Typhimurium KU Leuven Abstract: De meestal voedsel- of water gerelateerde infecties met de verschillende Salmonella enterica stammen dragen significant bij tot de totale impact van infectieuze ziekten in zowel de ontwikkelde- als de ontwikkelingslanden. Gezien de evolutie en fysiologie van deze belangrijke pathogeen voor een groot deel wordt beïnvloed door roofzuchtige, parasitaire en symbiotische interacties met bacteriële virussen (i.e. bacteriofagen of fagen) die hen vaak infecteren, focust deze verhandeling op de dissectie van de impact van faag P22 infectie op het gedrag van S. Typhimurium. Terwijl experimentele benaderingen op populatie niveau traditioneel faaggastheer interacties van getemperde fagen zoals P22 onderverdelen in ofwel lytisch ofwel lysogeen, werd beslotenom de P22S. Typhimurium infectiedynamica van dichterbij te bestuderen op het niveau van de individuele cel. Daarvoor werd gebruik gemaakt van een fluorescent labeling systeem dat toeliet om specifiek de locatie van het P22 chromosoom te bepa Organisaties: • Centr. Levensmidd.- & Microb. Technol.
Onderzoekers: • Abram Aertsen • William Cenens
Invloed van epigenetisch geheugen op migratie en differentiatie capaciteiten van iPSC-afgeleide cardiovasculaire progenitoren. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Stamcelbiologie en Embryologie
Onderzoekers: • Maurilio Sampaolesi • Mattia Quattrocelli • Jordi Camps
Invloed van empirische antibiotherapie op de systematische inflammatoire respons tijdens acute sepsis en septische shock. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Sepsis het systemisch inflammatoir antwoord op infectie, is een frequente oorzaak van mortaliteit bij de kritisch zieke patiënt. Empirische bactericiede breedspectrumantibiotherapie is een onbetwisbare hoeksteen in de behandeling van deze pathologie. In vitro, ex vivo, dierexperimenteel onderzoek toont een significante interactie aan tussen antibiotica en de door pro- en anti-inflammatoire cytokines gemedieerde immuunrespons van de gastheer. Type en werkingsmechanisme van het antibioticum zou de intesisteit van deze inflammatoire respons evenseens beïnvloeden. het klinisch belang van deze bevindingen is nauwelijks onderzocht. Wij plannen daarom een gelijklopende dierexperimentele en klinische studie die het effect nagaat van verschillende routinematig gebruikte breedspectrumantibiotica op parameters die de inflammatoire respons op infectie initiëren en moduleren. Organisaties: • Kritische Zorgen
Onderzoekers: • HERBERT SPAPEN
Invloed van een vegetarische levensstijl op gezondheidsgerelateerde parameters. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In Vlaanderen werden tot nu toe weinig data verzameld die een objectieve evaluatie toelaten van de effecten van een vegetarische levensstijl op gezondheidsgerelateerde parameters. Nog minder gegevens zijn te vinden over de eerder vermelde groepen met bijzondere voedingsvereisten zoals kinderen en sportlui. Een pilootstudie bij kinderen, adolescenten en jonge volwassenen werd uitgevoerd in 1995-1996 (A. De Malsche, Prof. M. Hebbelinck en Dr. P. Clarys). De resultaten van deze studie (100 proefpersonen) duiden niet op belangrijke tekortkomingen bij onze vegetarische proefgroep wanneer deze vergeleken wordt met de gemiddelde bevolking. Echter onze proefgroep is te klein om op wetenschappelijk verantwoorde manier conclusies te kunnen trekken. Daarom willen we in de toekomst deze studie verder zetten en uitbreiden. Met deze studie willen we zoveel mogelijk vegetariërs in België bereiken. Net als in onze pilootstudie willen (1) algemene gegevens, (2) gegevens betreffende de voedselinname, (3) antropometrische gegevens, (4) fitheidsgerelateerde gegevens en (5) gegevens betreffende het bloedbeeld verzamelen. Organisaties: • Menselijke Fysiologie en Algemene Biologische Scheikunde • Biometrie en Biomechanica
Onderzoekers: • MARCEL HEBBELINCK • ANDRE BAREL
Invloed van een toekomstig klimaat en interspecifieke interacties op destressrespons van planten. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel.
Organisaties: • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Ivan Nijs • Helena Van De Velde
Invloed van een toekomstig klimaat en interspecifieke interacties op de stressrespons van planten. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Ivan Nijs • Helena Van De Velde
Invloed van een revalidatie-programma en een preventie-programma op de proprioceptieve controle van de gestimuleerde enkeldistorsie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onderzoek toont aan (Karlson et al, Vaes et al) dat de (enkel)gewrichtsfunctie tijdens de distorsibeweging fundamenteel verschillend is van de andere (enkel)gewrichtsfuncties zoals die voorkomen bij het behouden van het evenwicht in stand op één been, het lopen, springen of trappen tegen een bal. Daarom kunnen de bevindingen uit stress Röntgenfoto's (passief onderzoek) en stabilometrie (monopodale ruststand) niet zomaar bij het interpreteren van distorsiepreventie of de controle tijdens de distorsie worden overgenomen. Accelometrisch en EMG onderzoeken van de gesimuleerde swikbeweging (50°) uitgevoerd door onze onderzoeksgroep heeft toegelaten de controle over deze mogelijk laederende belasting te objectiveren. Er werden significante verschillen vastgesteld bij het vergelijken van normaal functionerende met instabiele enkels. In een nieuw opzet zal het effect van intensief sporten op de dynamische enkelstabiliteit worden bestudeerd door de enkels van een sedentaire populatie te vergelijken met de enkels van p^competitieniveau sportende individuen. Er zal verder een trainingsprogramma worden opgestart voor personen met enkelinstabiliteit om met een zwiksimulatie voor en na de training na te gaan of de controle wordt gewijzigd. Er zal tenslotte een evaluatie worden opgezet van een preventieprogramma toegepast in sportclubs om het verschil in controle over de zwiksimulatie te meten voor en na het programma. Om een grote groep clubs en kinesitherapeuten te bereiken zullen twee videomontages worden gerealiseerd met toelichtingen over onderzoeks- en revalidatieprogramma. Organisaties: • Motorische Revalidatie en Kinesitherapie
Onderzoekers: • PETER VAES
Invloed van een Helicobacter suis infectie op het ontstaan van neurodegeneratieve aandoeningen bij de mens Universiteit Gent Abstract: In dit interdisciplinair onderzoeksproject zal er nagegaan worden in welke mate en op welke manier (via welke mechanismen) een H. suis infectie de bloed-hersenbarrière en de bloed-cerebrospinaalvochtbarrière beïnvloedt en het ontstaan van neurodegeneratieve veranderingen ter hoogte van het centraal zenuwstelsel in de hand werkt. Hiervoor zal gewerkt worden met verschillende muismodellen. Organisaties: • Vakgroep Pathologie, bacteriologie en pluimveeziekten
Onderzoekers: • Freddy Haesebrouck
Invloed van een Helicobacter suis infectie op het ontstaan van neurodegeneratieve aandoeningen bij de mens Universiteit Gent Abstract: In dit interdisciplinair onderzoeksproject zal er nagegaan worden in welke mate en op welke manier (via welke mechanismen) een H. suis infectie de bloed-hersenbarrière en de bloed-cerebrospinaalvochtbarrière beïnvloedt en het ontstaan van neurodegeneratieve veranderingen ter hoogte van het centraal zenuwstelsel in de hand werkt. Hiervoor zal gewerkt worden met verschillende muismodellen. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Claude Libert
: Invloed van dosering, toedieningsweg en darmgezondheid op antibacteriële resistentieselectie bij de commensale flora van varkens en optimalisatie van doseringsschema?s voor geselecteerde antibacteriële stoffen. Universiteit Gent Abstract: De posologie van bestaande antimicrobiële middelen werd uitsluitend bepaald op basis van klinische efficaciteit, zonder resistentieselectie in acht te nemen. Het doel van dit project is om het effect van dosering (over- en onderdosering), toedieningsweg (oraal en parenteraal) en darmgezondheid (inflammatie) op resistentieselectie bij de commensale flora van varkens na te gaan. Organisaties: • Vakgroep Farmacologie, Toxicologie en Biochemie • Vakgroep Pathologie, bacteriologie en pluimveeziekten • Vakgroep Veterinaire volksgezondheid en voedselveiligheid
Onderzoekers: • Freddy Haesebrouck • Siska Croubels • Lynn Vanhaecke
Invloed van de vleesgrondstof en het proces op de vleesmatrix en de eindkwaliteit van frikandellen Universiteit Gent Abstract: Het algemeen doel is het verwerven van meer inzicht in de eigenschappen van de vleesgrondstoffen en de invloed hiervan en van de procesvariabelen op de textuureigenschappen van frikandellen. De nadruk ligt hierbij op de factoren die kritisch zijn voor de variatie in het zwelgedrag van het eindproduct. Belangrijk is een voldoende diepgaand onderzoek uit te voeren, waaruit we fundamentele kennis vergaren. Het is onvoldoende een oplossing te vinden voor het zwelprobleem, als we niet de fundamentele oorzaak kennen. Kennis van fundamenten impliceert een breder toepassingsgebied, waardoor een grotere meerwaarde voor het bedrijf gerealiseerd wordt. Met deze kennis moeten we in vervolgonderzoek erin slagen succesvol nieuwe producten te ontwikkelen met vooropgestelde eigenschappen
Organisaties: • Vakgroep Dierlijke productie
Onderzoekers: • Stefaan De Smet
Invloed van de toevoeging van fytosterolesters op het kristallisatiegedrag van vetten KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • M²S Kulak
Onderzoekers: • Imogen Foubert • Eva Daels
Invloed van de stikstofoxide pathway in de aanzet tot "homing" van endotheliale progenitorcellen na myocardiale ischemie. Universiteit Antwerpen Abstract: Invloed van de stikstofoxide pathway in de aanzet tot "homing" van endotheliale progenitorcellen na myocardiale ischemie. Organisaties: • Translationeel pathofysiologisch onderzoek (TPR)
Onderzoekers: • Jean-Pierre Timmermans • Christiaan Vrints
Invloed van de stikstofoxide pathway in de aanzet tot "homing" van endotheliale progenitorcellen na myocardiale ischemie. Universiteit Antwerpen Abstract: Invloed van de stikstofoxide pathway in de aanzet tot "homing" van endotheliale progenitorcellen na myocardiale ischemie. Organisaties: • Translationeel pathofysiologisch onderzoek (TPR)
Onderzoekers: • Jean-Pierre Timmermans • Christiaan Vrints • Bert Everaert
Invloed van de microstructuur op de textuur van broodkruim KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Afdeling MeBioS
Onderzoekers: • Bart Nicolai • Tim Van Dyck
Invloed van de microbiële intestinale flora en de blootstelling aan polluenten op de ontwikkeling van atopie en astma bij zuigelingen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het toenemend voorkomen van allergische aandoeningen bij kinderen wordt toegeschreven aan een 'Westerse levensstijl'. Verminderde blootstelling aan bacterien op jonge leeftijd, verhoogde blootstelling aan chemicalien en luchtverontreiniging kunnen allergische aandoeningen induceren. Recent werden bij allergische kinderen verschillen in de darmflora vastgesteld. De invloed van verschillende aspekten van een 'Westerse levensstijl' op de microbiele flora zal vanaf de geboorte worden onderzocht en in verband worden gebracht met het ontstaan van atopie en astma. Organisaties: • Kindergeneeskunde • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Kristine Desager • Herman Goossens
Invloed van de fysische structuur van de geneesmiddel/polymeer-matrix op de stabiliteit en de afgifte van het geneesmiddel Universiteit Gent Abstract: De doelstelling is de fysische structuur van geneesmiddel/polymeer-systemen op te helderen via karakterisatie van de interacties binnen de matrices. Hierbij wordt aandacht besteed welke formulatie- en procesparameters de fysische structuur beïnvloeden en hun effect op de in-vitro en in-vivo geneesmiddelvrijstelling, alsook op de stabiliteit van de systemen. De gedane observaties moeten toelaten in de toekomst dergelijke systemen op een meer rationele manier te formuleren en te produceren Organisaties: • Vakgroep Geneesmiddelenleer
Onderzoekers: • Jean Remon
Invloed van de combinatie van milde verhitting en andere levensmiddeleigen conserveringsparamteres op het gedrag van psychotrofe, sporenvormende bederfveroorzakende bacteriën in levensmiddelen. Universiteit Gent Abstract: Verhitting wordt reeds lang gebruikt als een van de belangrijkste voedselconserveringstechnieken om de microbiële stabiliteit en veiligheid van voedingsproducten te verlengen. Echter verhitting heeft, afhankelijk van de intensiteit en de duur van de behandeling, een schadelijke invloed op de organoleptische en nutrionele kwaliteit van voedingsmiddelen. Het laatste decennium worden steeds meer minimaal verhitte, koelverse levensmiddelen op de markt gebracht, mede door de stijgende vraag van de consument naar verse, smakelijke gemajsvoeding. De milde hittebehandeling in combinatie met meestal gekoelde bewaring heeft er toe geleid dat psychrotrofe sporenvormers zeer belangrijke determinanten
worden voor de veiligheid en microbiële stabiliteit van zulke producten. Tot nu toe hebben verschillende studies over sporenvormers in deze voedingsproducten zich geconcentreerd op pathogenen, voornamelijk Bacillus cereus and Clostridium botulinum. Hierdoor is er zeer weinig gekend over de ecologie van bederfsporenvormers in producten die een milde hittebehandeling ondergaan, evenals over de belangrijkheid van deze sporenvormers in het bederven en de houdbaarheid van deze producten. Uit recent onderzoek, verricht op pathogene psychrotrofe sporenvormers blijkt dat de eventuele sublethale beschadiging van de sporen door verhitting in combinatie van andere stresserende factoren tijdens de verhitting en de daaropvolgende bewaring van het levensmiddel een zzer relevante vertraging van de kieming van de sporen kan opleveren wat aldus een verlenging van de houdbaarheid zou kunnen betekenen. Over de invloed van de verhittingsintensiteit, de intrinsieke en extrinsieke factoren tijdens de verhitting en tijdens de bewaring op de snelheid van kiemen van bederfveroorzakende sporen zijn echter heel weinig kwantitatieve gegevens ter beschikking. Dit onderzoek wenst daarom het volgende in kaart te brengen: Isolatie en karakterisatie van psychotrofe bederfveroorzakende sporenvormers uit diverse levensmiddelen in welke mate diverse factoren tijdens de verhitting en tijden de bewaring de snelheid van kieming beïnvloeden en aldus de microbiële houdbaarheid van mild verhitte levensmiddelen. Organisaties: • Vakgroep Voedselveiligheid en Voedselkwaliteit
Onderzoekers: • Frank Devlieghere
Invloed van cryotherapie op de intra-articulaire temperatuurdaling na schouderarthroscopie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een van de belangrijkste therapeutische indicaties van cryotherapie is de pijndaling b.v. na een chirurgische ingreep. er is echter nog nauwelijks iets gekend over de intra-articulaire temperatuursdalingen de daarna gekoppelde pijnstilling bij de toepassing van cryotherapie na schouderarthroscopie. De bedoeling van de huidige studie is om na te gaan of de oppervlakkig toegepaste koudetherapie een invloed heeft op de intra-articullaire temperatuursdaling tijdens de eerste 24 uur na een schouderarthroscopie. Bij de proefpersonen wordt er tijdens de chirurgische ingreep een temperatuurssonde gedurende 24u achtergelaten. tijdens de eerste 24 u postoperatied wordt er elk uur een koudetoepassing toegepast. Op deze manier worden gedurende 24 uur elke 3 min temperatuursregistrateis uitgevoerd. De pijn wordt gemeten aan de hand van een pijnschal en de hoeveelheid pijnstillende geneesmiddelen de worden toegediend. De inflammatoire parameters worden eveneens geregistreerd. De waarden van de experimentele groep worden vergeleken met deze van de controle groep. Organisaties: • Menselijke Fysiologie
Onderzoekers: • ROMAIN MEEUSEN
Invloed van antigeen specifieke immunotherapie op de signaal transductie van basofielen. Universiteit Antwerpen Abstract: De nieuwe doelstellingen en onderzoeksvragen van deze studie zijn het bestuderen van de invloed van antigeenspecifieke immunotherapie op de signaaloverdracht in de basofiel en nagaan hoe de klinisch geobserveerde tolerantie van basofielen tot stand komt. Organisaties: • Translationeel pathofysiologisch onderzoek (TPR)
Onderzoekers: • Didier Ebo • Willem Stevens
Invloed van angiogenese op de groei, samenstelling en stabiliteit van atherosclerotische plaques. Universiteit Antwerpen Abstract: In deze studie zullen microvaatjes geïnduceerd worden in atherosclerotische plaques van konijnen en zal de invloed van microvaatjes op de groei, samenstelling en stabiliteit van de plaque bepaald worden. Anderzijds zullen we het effect van farmaca (statines, stikstofmonoxide donoren) onderzoeken op de ontwikkeling van microvaatjes en plaquestabiliteit. Parallel hiermee willen we een beter inzicht verkrijgen in pathofysiologische mechanismen van plaque-instabiliteit en ¿ruptuur en willen we nieuwe eindpunten voor de evaluatie van plaquestabiliteit ontwikkelen en valideren. Organisaties: • Fysiofarmacologie (FAR)
Onderzoekers: • Guido De Meyer • Wim Martinet
Invloed van angiogenese op de groei, samenstelling en stabiliteit van atherosclerotische plaques. Universiteit Antwerpen Abstract: Het aanbrengen van een siliconen manchet rond de halsslagader van konijnen, gecombineerd met een cholesterolrijk dieet, is een bestaande en in onze onderzoeksgroep zeer goed gekarakteriseerde techniek, die ook door buitenlandse onderzoeksgroepen wordt gehanteerd om atherosclerotische plaques te induceren op een welbepaalde plaats. De manchet staat in verbinding met een osmotische minipomp. Hierlangs kunnen te onderzoek producten ter hoogte van de halsslagader aangebracht worden. Na plaatsing van de manchet is er een sterke, 40- tot 50voudige, toename in de transarteriële flux. uit vroeger onderzoek blijkt bovendien dat ondanks het feit dat proteïnen lokaal via de adventitia worden toegediend, zij toch terechtkomen in de ganse vaatwand. Dit model heeft 3 voordelen : 1) de letsels ontwikkelen zich snel (binnen de 2 weken), 2) biologisch actieve stoffen kunnen lokaal worden toegediend en 3) potentieel plaquestabiliserende interventies kunnen gemakkelijk worden bestudeerd. Organisaties: • Fysiofarmacologie (FAR)
Onderzoekers: • Guido De Meyer • Wim Martinet
Invloedsfactoren op de oxidatieve status bij rundvee Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Dierlijke Productie
Onderzoekers: • Dirk Fremaut
Invloed op angiogenese en ER stress en hun effect op chemoresistentie, door de inhibitie van PIGF in een hepatocellulair carcinoom muismodel Universiteit Gent Abstract: Systemische chemotherapie met de klassieke cytotxische medicatie resulteert, als gevolg van chemoresistentie, bij patiënten met hepatocellulair carcinoma in een lage objectieve repsonse. Hypoxie en ER stress zijn factoren die chemoresistentie kunnen induceren. De behandeling met anti-PlGF and farnesylthiosalicylzuur zou een nieuwe benadering van kankerbehandeling kunnen betekenen. Deze mechanismen worden geëvalueerd in een een HCC muismodel. Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Hans Van Vlierberghe • Isabelle Colle
Invloed op angiogenese en ER stress en hun effect op chemoresistentie, door de inhibitie van P1GF in een hepatocellulair carcinoom muismodel. Universiteit Gent Abstract: Hepatocellulair carcinoom is 3de oorzaak van kankergerelateerde mortaliteit. Cytostatica leveren geen verbeterde overleving. Chemoresistentiemodificerende medicatie is nodig. Hypoxie en endoplasmatisch reticulum stress kunnen chemoresistentie veroorzaken. De werkzaamheid van anti-P1GF suggereert dat dit een antitumorale benadering kan worden. Farnesylthiosalicylaat is RAS competitor. Het HCC muismodel dient om effect van anti-P1GF en farnesylthiosalicylaat te evalueren op hypoxie, ER stress en chemoresistentie. Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Hans Van Vlierberghe
Invloed nagaan van technieken (apparaten die een ondulerend mechanisme produceren en van een IR warmte bron die toepasbaar zijn op de microcirculatie van proefdieren) op de vasomotoriek van bloed- en lymfevaten door middel van transilluminatie microsco... Vrije Universiteit Brussel Abstract: De instelling 'VUB' en het ' Home Health Products (HHP)' hebben voor het project ' Invloed nagaan van technieken (apparaten die een ondulerend mechanisme produceren en van een IR warmte bron die toepasbaar zijn op de microcirculatie van proefdieren) op de vasomotoriek van bloed- en lymfevaten door middel van transilluminatie microscopie in vivo. ' een overeenkomst afgesloten die kadert in de dienstverleningsopdracht van de instelling. Hierbij kunnen de onderzoeksresultaten worden overgedragen aan het bedrijf, kan een billijke vergoeding worden afgesproken mbt de valorisatie van het onderzoek of kunnen andere afspraken gemaakt worden aangaande intellectuele eigendom, zoals bepaald in de afgesloten overeenkomst. Organisaties: • Motorische Revalidatie en Kinesitherapie • Heelkundige Specialiteiten
Onderzoekers: • PIERRE LIEVENS • JAN LAMOTE
Invloed en herstel van antropogene ingrepen op vispopulaties (fishguard). Universiteit Antwerpen Abstract: Invloed en herstel van antropogene ingrepen op vispopulaties (fishguard). Organisaties: • ECOFYSIOLOGIE EN BIOCHEMIE • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Ronny Blust • Gudrun De Boeck
Invloed ductale cellen op insuline-producerende betacellen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Situering en doelstellingen: Transplantatie van geïsoleerde eilandjes, of beta-celpreparaten wordt sinds lang beschouwd als een potentiële behandeling voor diabetes. Diverse methoden en implantatie sites (oa lever, nierkapsel, subcutaan) werden reeds onderzocht in diermodellen en corrigeerden diabetes in knaagdiermodellen (1-3). Ondanks het succes van deze dierproeven ondervindt de klinische toepassing diverse obstakels. In de huidige klinische transplantatietrials worden humane donor beta cellen via de poortader geïmplanteerd in het leverparenchym. Om voldoende functionele beta-celmassa op te bouwen zijn evenwel vaak meerdere injecties met donor-cellen via de portale vene nodig (4). Dit heeft voornamelijk te maken met de techniek van de humane eilandisolaties die moeilijk te standaardiseren is qua opbrengst, leefbaarheid en zuiverheid van het preparaat. De transplantaties geven goede resultaten op korte termijn met insuline-onafhankelijkheid gedurende minimaal één jaar, maar kampen met een vermindering van de ent functie op middellange termijn (5). Organisaties: • Pathologische Biochemie en Fysiologie
Onderzoekers: • Daniel JACOBS-TULLENEERS-THEVISSEN • DANIEL PIPELEERS
In vivo visualisatie van PDE10A met behulp van positronemissie tomografie KU Leuven Abstract: NL-BE">Fosfodiesterase subtype 10A (PDE10A) is een enzym dat verantwoordelijk is voor de afbraak van twee belangrijke signaal moleculen (cGMP en cAMP). PDE10A komt alleen voor in een bepaalde regio in de hersenen (het striatum) die een rol speelt in verschillende bewegingsstoornissen zoals de ziekte vanParkinson en de ziekte van Huntington. Wij ontwikkelden een radioactieve speurstof (radiotracer) die specifiek aan PDE10A bindt. Door deze radiotracer te injecteren in dieren of mensen, kan de hoeveelheid PDE10A gekwantificeerd worden met behulp van positron emissie tomografie, een medischebeeldvormingstechnologie. Met behulp van deze techniek hebben we onderzocht hoe de expressie van PDE10A in de hersenen verandert in een proefdiermodel voor de ziekte van Huntington. Verder werd nagegaan hoe toediening vanamfetamine de hoeveelheid PDE10A in de hersenen beïnvloedt. Tot slot werd er onderzocht of het substraat van PDE10A, cAMP, een invloed had op de binding van deradiotracer aan PDE10 Organisaties:
• Radiofarmacie
Onderzoekers: • Guy Bormans • Alfons Verbruggen • Koenraad Van Laere • Maarten Ooms
in vivo visualisatie van NKT cel-gemedieerde antitumoractiviteit Universiteit Gent Abstract: Natural Killer T cellen, ook wel kortweg NKT cellen genoemd, zijn witte bloedcellen met bijzondere eigenschappen wat betreft het vernietigen van kankercellen. Ze herkennen immers lipideachtige molecules op het oppervlak van kankercellen. De NKT hechten zich aan de kankercel en gaan daar een immuunreactie veroorzaken tegen de kankercel. Daarnaast kunnen ze kankercellen ook direct doden. Stimulatie van NKT cellen wordt dan ook gezien als een potentieel aantrekkelijke aanpak bij de behandeling van bepaalde kankers. We weten bijvoorbeeld dat gezwellen waar veel NKT in voorkomen, een betere prognose hebben. In dit onderzoeksproject beogen we de NKT cellen in kankergezwellen direct in beeld te brengen en hun gedrag in deze kankers in detail te onderzoeken. Op die manier zullen we beter inzicht verwerven hoe NKT cellen naar kankercellen aangetrokken worden en hoe zij deze kunnen vernietigen. Organisaties: • Vakgroep Geneesmiddelenleer • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Serge Van Calenbergh • Dirk Elewaut
In vivo visualisatie van dendritische celmigratie en nanobody targeting in kleine proefdieren door middel van multimodality beeldvorming: SPECT-CT-Optical. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In vivo visualisatie van dendritische celmigratie en nanobody targeting in kleine proefdieren door middel van multi-modality beeldvorming: SPECT-CT-Optical. niet ter beschikking Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen • Fysiologie • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • KRISTIAAN THIELEMANS • AXEL BOSSUYT • PATRICK DE BAETSELIER
In-vivo visualisatie en kwantificatie van endogene neuronale stamcelrekrutering in zangvogelhersenen aan de hand van Beeldvorming (BLI en MRI). Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project beoogt de visualisatie en kwantificatie van endogene neuronale stamcelrekrutering in de hersenen van levende zangvogels gebruik makend van Bioluminescentie Beeldvorming (BLI) en het reportergen luciferase en Magnetische Resonantie Beeldvorming (MRI) gebruik makend van het reportergen Ferritine of van MRI contraststoffen die door de neuronale progenitorcellen uit de subventriculaire zone worden opgenomen. De ontwikkelde technieken zullen daarna gebruikt worden om de onderliggende mechanismen van seizoenale veranderingen in neuronale rekrutering te onderzoeken. Organisaties: • Bio-imaging
Onderzoekers: • Anne Marie Van Der Linden
In vivo validatie van soft rock-remmers in een muizenmodel van COPD Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Guy Brusselle
In vivo studie van transcriptieregulatie in hyperthermoacidofiele archaea behorende tot het genus ulfolobus. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In vivo studie van transcriptieregulatie in hyperthermoacidofiele archaea behorende tot het genus ulfolobus. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Eveline PEETERS
In vivo studie van transcriptieregulatie in hyperthermoacidofiele archaea behorende tot het genus Sulfolobus. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Ss-LrpB van Sulfolobus solfataricus is een ideel modelsysteem voor de studie van transcriptieregulatie bij hyperthermoacidofiele archaea van het genus Sulfolobus. De succesvolle aanmaak van een gendisruptiemutant betekende een doorbraak in die analyse. Het was tevens de allereerste gendisruptiemutant van een transcriptieregulator bij S. solfataricus. Op basis van dit succes willen we de fysiologische rol van van SsLrpB verder analyseren door het maken van gendisruptiemutanten van de doelwitgenen, het maken van reportergenfusies en het maken van een Ss-LrpB overexpressiestam. Bovendien zal de implementatie van deze genetische technieken nieuwe perspectieven openen voor de studie andere archaeale transcriptieregulators in ons laboratorium. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers:
• Eveline PEETERS • DANIEL CHARLIER
In vivo studie van gecontroleerde afgifte van geneesmiddelen proces metbehulp van plasmon golfgeleider eencellige endoscopie systeem KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Afd. Moleculaire Visualisatie & Fotonica
Onderzoekers: • Johan Hofkens • Hiroshi Ujii • Gang Lu
In vivo studie van de functionele rol van type 1 en type 2 cannabinoid receptoren bij neurodegeneratie. KU Leuven Abstract: Het endocannabinoïd systeem (ECS) is een belangrijke modulator van neurotransmissie in de hersenen en van inflammatoire veranderingen, en is daardoor sterk betrokken bij neurodegeneratie. In dit project wensen we derol van de type 1 en 2 cannabinoid receptor (CB1R resp. CB2R) te bestuderen als sleutel-effectoren van het ECS in de pathofysiologie en klinische expressie van de ziekte van Alzheimer, Huntington en Parkinson. Door middel van PET beeldvorming met de nieuwe selectieve liganden 18F-MK9470(CB1R) en 11C-NE40 (CB2R) willen we bij deze ziekten in een symptomatisch stadium, alsook presymptomatisch bij HD carriers, bestuderen wat de relatieve rol is van CB1 en CB2 receptor gemedieerde aspecten in het ziekteproces, dit in relatie tot de genetische en onderliggende pathologische, cognitieve, executieve en gedragsmatige afwijkingen. In parallel met translationeel onderzoek bij transgene dieren kan dit mechanistisch onderzoek aanwijzingen geven voor rationele, ECS gebaseerde, farmacolog Organisaties: • Nucleaire Geneesk. & Molec. Beeldvorming
Onderzoekers: • Koenraad Van Laere
In vivo studie van de functionele rol van type 1 en 2 cannabinoid receptoren bij neurodegeneratie KU Leuven Abstract: Het endocannabinoïd systeem (ECS) is een belangrijke speler bij cerebrale modulatie van mono-amine neurotransmissie en bij inflammatoire veranderingen die beiden optreden bij neurodegeneratie. In dit project wensen we de rol van de type 1 en 2 cannabinoid receptor (CB1R resp. CB2R) te bestuderen als sleutel effectoren van het ECS in de pathofysiologie en klinische expressie van de ziekte van Alzheimer, Huntington en Parkinson. Door middel van PET beeldvorming met de nieuwe selectieve liganden 18F-MK9470 (CB1R) en 11C-NE40 (CB2R) willen we bij deze ziekten ineen symptomatisch stadium, alsook presymptomatisch bij HD carriers, bestuderen wat de relatieve rol is van CB1 en CB2 receptor gemedieerde aspecten in het ziekteproces, dit in relatie tot de onderliggende pathologische, cognitieve, executieve en gedragsmatige afwijkingen. Dit mechanistisch onderzoek kan dan potentieel aanwijzingen geven voor rationele, ECS gebaseerde, farmacologische interventies (e.g. door inhibitie van endogene de Organisaties: • Nucleaire Geneesk. & Molec. Beeldvorming
Onderzoekers: • Koenraad Van Laere • Rawaha Ahmad
In vivo studie van de functionele rol van het endocannabinoid systeem bij patienten met de ziekte van Huntington, Parkinson en Alzheimer. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Nucleaire Geneesk. & Molec. Beeldvorming
Onderzoekers: • Koenraad Van Laere
In vivo studie naar de rol van optineurine in inflammatie en autofagie Universiteit Gent Abstract: Met dit onderzoek willen we de rol en regulatie nagaan van optineurine in de homeostase van de darm en in inflammatie in vivo. Hoewel optineurine reeds werd gekarakteriseerd als zijnde een negatieve regulator van NF-kB afhankelijke inflammatie en werd gesuggereerd als een sleuteleiwit in pathogen-geinduceerde autofagie, is er nog weinig bekend wat betreft zijn fysiologische belang. Ons onderzoek betreft de ontwikkeling en fenotypische karakterisatie van cel-specifieke optineurine deficiente muizen, en hun studie in muismodellen van IBD pathologie. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Geert van Loo
In-vivo proof of concept of microbubbles based non-invasive dosimetry for radiotherapy treatment. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Cardiovasculaire Beeldvorming & Dynamica
Onderzoekers: • Koen Van Den Abeele • Karin Haustermans • Jan D'hooge
In vivo onderzoek naar de relatie tussen plasticiteit van zangkernen en diverse aspecten van zanggedrag in de spreeuw. Universiteit Antwerpen Abstract: In vivo onderzoek naar de relatie tussen plasticiteit van zangkernen en diverse aspecten van zanggedrag in de spreeuw. Organisaties:
• Ethologie • Ethologie
Onderzoekers: • Anne Marie Van Der Linden • Marcel Eens • Vincent Van Meir
In vivo niet-vasieve beeldvorming van acute myeloide leukemie (AML) immunotherapie bij muizen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project is het verzamelen van data m.b.t. de implementatie van niet-invasieve beeldvormingsmethoden ter opvolging van in vivo tumorgroei / eliminatie, alsook het uittesten van verschillende vaccinatiestrategieen gericht tegen 'full spectrum' AML-antigenen. Dit project is een onontbeerlijke fase in de preklinische ontwikkeling van een autoloog tumorvaccin voor AML. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Evelien Smits
In vivo niet-invasieve beeldvorming van immunotherapie voor acute myeloide leukemie in een muismodel. Universiteit Antwerpen Abstract: De doelstellingen van dit project zijn de implementatie van niet-invasieve beeldvormingstechnieken om tumorgroei en / of eliminatie in een AML muismodel te monitoren, evenals het testen van de effectiviteit van een autoloog tumorcelvaccin. We zullen onderzoeken of stabiele expressie van reportergenen door murine AML-cellen ons toelaat om tumorprogressie op te volgen met behulp van bioluminescentie en flowcytometrie als niet-invasieve technieken. Organisaties: • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Evelien Smits
In vivo niet-invasieve beeldvorming van acute myeloide leukemie (AML) immunotherapie bij muizen. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project wordt in een diermodel van acute myeloide leukemie het effect van een autoloog tumorvaccin nagegaan op de overleving bij muizen. Hiervoor zullen autologe tumorcellen samen met Toll-like receptorliganden geïnjecteerd worden als tumorvaccin. De tumor en diens omgeving zullen bestudeerd worden m.b.v. bioluminescentie en flowcytometrie. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Evelien Smits
In vivo MR beeldvorming van kleine proefdieren. Universiteit Antwerpen Abstract: Het onderzoek richt zich op het gebruik van geavanceerde fMRI-technieken om de capaciteit van het visuele systeem bij kleine proefdieren (ratten en muizen) om zich aan te passen aan een beschadiging van de primaire visuele cortex te karakteriseren, alsook de rol van neuromodulatie en visuele rehabilitatie te bestuderen. Hiervoor wordt gebruikt gemaakt van fMRI en populatie receptieve veldtechnieken om de reorganisatie van de onbeschadigde visuele cortex (voornamelijk V2 na V1-letsels) na te gaan. Organisaties: • Bio-imaging
Onderzoekers: • Georgios Keliris
In vivo monitoring van neuropeptiden tijdens epilepstische aanvallen met nano LC-MS/MS en karakterisering van hun mogelijke anticonvulsieve rol Vrije Universiteit Brussel Abstract: Neuropeptiden zijn belangrijke signalisatiemoleculen in de hersenen die vooral belangrijk worden tijdens pathologische condities en tijdens het neuronaal afvuren met hoge frequenties (i.e. zoals tijdens epileptische aanvallen). Om betere inzichten te verkrijgen in the centrale peptiderge effecten is het interessant om hun concentraties te kunnen meten in functie van de tijd, bijvoorbeeld door middel van microdialyse. Kwantificatie van neuropeptiden in dialysaten is een analytische uitdaging omdat de peptiden in lage concentraties aanwezig zijn in het extracellulair milieu, er een optimale temporele resolutie moet worden beoogd, het over kleine staalvolumes gaat, de matrix complex is en neuropeptiden makkelijk adsoberen aan recipïenten en materialen voor staalname. LC-MS/MS is de voorkeurstechniek om neuropeptiden in microdialysaten kwantitatief te kunnen bepalen. Organisaties: • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • Ilse Julia SMOLDERS • Ann VAN EECKHAUT
In vivo modellering van twee ulcero-mutilerende neuropathieën in Drosophila melanogaster Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project beoogt de in vivo modellering van twee fenotypisch gelijkaardige neurodegeneratieve aandoeningen van het perifere zenuwstelsel, met name Charcot-Marie-Tooth type 2B en Hereditaire Sensorische Neuropathie type I. De wild-type en mutante versies van de causatieve genen, RAB7 en SPTLC2, zullen hiertoe geëxpresseerd worden in Drosophila melanogaster. Gebruik makend van deze diermodellen zal getracht worden het pathomechanisme van beide aandoeningen te achterhalen en zal tevens gezocht worden naar een mogelijk oorzakelijk verband tussen beide aandoeningen. Deze diermodellen kunnen bovendien gebruikt worden als basis voor het testen van therapeutische middelen. Organisaties: • VIB DMG - Perifere Neuropathieën
Onderzoekers: • Katrien Janssens
In vivo microscopie van de peritoneale, hepatische en pulmonale microcirculatie in verschillende ratmodellen voor cirrose en portale hypertensie
Universiteit Gent Abstract: Cirrose gaat gepaard met levensbedreigende aandoeningen. Er is aanwezigheid van een verhoogde weerstand ter hoogte van de lever, een vasodilatatie ter hoogte van splanchnisch gebied en pulmonale afwijkingen. De onderliggende fysiopathologische mechanismen zijn nog niet volledig opgeklaard. Dit project zal aan de hand van in vivo studies ter hoogte van lever, long en peritoneaal weefsel deze mechanismen verder opklaren. Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Martine De Vos • Isabelle Colle
In vivo microdialyse studie van de vrijstelling en de metabolisatie van dopamine, serotonine en aminozuur neurotransmitters in rat basale ganglia en hippocampus. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit projekt beoogt de verdere toepassing van "single" en "dual-probe" microdialyse technieken, gekoppeld aan HPLC, voor de farmacologische studie van de vrijstelling en metabolisatie van monoamine en aminozuur neurotransmitters in het centrale zenuwstelsel van de rat. De rol van de SHT receptoren subtypes wordt onderzocht via lokale toediening in de hippocampus en raphe kernen en systemische toediening van selectieve agonisten en antagonisten: moderne anti-depressiva, anxiolytica en anti-epileptica.Een tweede deel van het werk beoogt de verdere studie van de dopamine outflow en metabolisatie van levodopa tot dopamine ter hoogte van het striatum en substantia nigra. Hierbi; gebruikt men het lesionele "hemi-Parklnson motel", alsook farmacologische manipulaties met selektieve dopamine receptor agonisten en antagonisten. In hetzelfde model wordt het effekt bestudeerd van intranigrale of intrastriatale toediening van cholinerge Ml en M2 agonisten en antagonisten op dopamine outflow in het ipsilaterale striatum of substantia nigra. Een derde luik omvat de studie van glutamaterge en GABA-erge transmissie ter hoogte van de corticostriatale en striatonigrale axonen. Hierbij wordt het effect bestudeerd van kainic acidlesies, cholinerge en dopaminerge manipulaties in het striatum, op GABA en dopamine release thv. de substantia nigra. Corticale lesies onderbreken de glutamaat afferenten naar het striatum zodat we het effekt van glutamaterge transmissie op striataal dopamine en GABA release kunnen bestuderen. Dit model laat farmacologische studies toe in het neostriatum na glutamaterge denervatie. Organisaties: • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis • Inwendige Geneeskundige Specialiteiten
Onderzoekers: • GUY EBINGER • YVETTE MICHOTTE
In vivo kwantificatie en karakterisatie van neuroplasticiteit in de adulte hersenen van de zangvogel. Universiteit Antwerpen Abstract: In vivo kwantificatie en karakterisatie van neuroplasticiteit in de adulte hersenen van de zangvogel. Organisaties: • Bio-imaging
Onderzoekers: • Anne Marie Van Der Linden • Jacob Verschueren
In vivo karakterisering van het effect van cellulaire inhibitoren van NF-kB afhankelijke genexpressie Universiteit Gent Abstract: In dit project wensen we de onderliggende mechanismen voor het beschermend effect van NF-kB inhibitorische eiwitten (A20 en ABINs) in een muismodel voor leverinflammatie te onderzoeken, alsook een basis te leggen voor het gebruik van een aantal nieuwe benaderingen en technieken die toelaten NF-kB afhankelijke genexpressie in vivo te bestuderen en te controleren. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Rudi Beyaert
In vivo karakterisatie van de mediale bovenste olijfkern. KU Leuven Abstract: De mediale bovenste olijfkern is de kern in de hersenstam van zoogdieren waar tijdsvergelijkingen gemaakt worden tussen de geluiden t.h.v. de twee oren, welke informatie bevatten omtrent de ruimtelijke positie van de geluidsbron. Omwille van biofysische specialisaties voor snelle temporele verwerking tonen deze neuronen kleine actiepotentialen en zijn ze omgeven door grote fase-gekoppelde locale veldpotentialen. De neuronen zijn daarom zeer moeilijk te bestuderen in vivo met extracellulaire methodes. In dit project gebruiken we patch-clamp methodes om MSO neuronen anatomische en fysiologisch te karakteriseren. Organisaties: • Onderzoeksgroep Neurofysiologie
Onderzoekers: • Philip Joris
In vivo karakterisatie van de interactie tussen angiotensine fragmenten met de centrale neurotransmitter systemen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Naast het gekende renine-angiotensine systeem (RAS) thv de nier bestaat er ook een RAS in de hersenen. Dit centraal systeem staat ook in voor de regeling van de bloeddruk, maar functies op de motoriek, cognitie en gedrag zijn beschreven. Het belangrijkste peptide van het RAS is angiotensine II (Ang II), dat zijn werking uitoefent via AT1 en AT2 receptoren. Recentelijk zijn er fragmenten van Ang II beschreven zoals Ang IV en Ang (1-7) die het RAS zouden beïnvloeden, en dit elk met specifieke functies in de hersenen. Zo zou centraal Ang II het dopaminerg systeem in de basale ganglia beinvloeden wat een rol van dit peptide in de motoriek impliceert. Dit kan in verband gebracht worden met pathologiëen zoals de ziekte van Parkinson en Huntington. Ang II en Ang IV zouden een rol spelen in de hippocampale fysiologie en in epilepsie, via modulatie van Glu en GABA. De rol in cognitie zou via een Ang IV-acetylcholine interactie gebeuren. Er zijn echter weinig in vivo gegevens gekend die de exacte rol van deze neuropeptiden weergeeft. Daarom gaan we in dit project de effecten van Ang II en zijn fragmenten Ang IV en Ang (1-7) op de neurotransmittervrijgave (noradrenaline dopamine, serotonine, glutamaat, GABA en acetylcholine) in het striatum, de hippocampus of de prefrontale cortex van de vrijbewegende rat bestuderen mbv in vivo microdialyse. Deze fundamentele studie zal ons toelaten de interactie van Ang II en zijn fragmenten met verschillende neurotransmittersystemen in vivo te karakteriseren. In een tweede fase kunnen de vastgestelde interacties in relatie gebracht worden met verschillende ziektebeelden. Het effect van de Ang fragmenten kan worden bestudeerd in diermodellen (ziekte van Parkinson en limbische epilepsie) die in het laboratorium werden ontwikkeld en die gekenmerkt worden door belangrijke afwijkingen in bepaalde neurotransmittersystemen.
Organisaties: • Experimentele Farmacologie • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • Bart STRAGIER • YVETTE MICHOTTE • SOPHIE SARRE
In vivo karakterisatie van de interactie tussen angiotensine fragmenten met de centrale neurotransmittersystemen Vrije Universiteit Brussel Abstract: Naast het gekende renine-angiotensine systeem (RAS) thv de nier bestaat er ook een RAS in de hersenen. Dit centraal systeem staat ook in voor de regeling van de bloeddruk, maar functies op de motoriek, cognitie en gedrag zijn beschreven. Het belangrijkste peptide van het RAS is angiotensine II (Ang II), dat zijn werking uitoefent via AT1 en AT2 receptoren. Recentelijk zijn er fragmenten van Ang II beschreven zoals Ang IV en Ang (1-7) die het RAS zouden beïnvloeden, en dit elk met specifieke functies in de hersenen. Zo zou centraal Ang II het dopaminerg systeem in de basale ganglia beinvloeden wat een rol van dit peptide in de motoriek impliceert. Dit kan in verband gebracht worden met pathologiëen zoals de ziekte van Parkinson en Huntington. Ang II en Ang IV zouden een rol spelen in de hippocampale fysiologie en in epilepsie, via modulatie van Glu en GABA. De rol in cognitie zou via een Ang IV-acetylcholine interactie gebeuren. Er zijn echter weinig in vivo gegevens gekend die de exacte rol van deze neuropeptiden weergeeft. Daarom gaan we in dit project de effecten van Ang II en zijn fragmenten Ang IV en Ang (1-7) op de neurotransmittervrijgave (noradrenaline dopamine, serotonine, glutamaat, GABA en acetylcholine) in het striatum, de hippocampus of de prefrontale cortex van de vrijbewegende rat bestuderen mbv in vivo microdialyse. Deze fundamentele studie zal ons toelaten de interactie van Ang II en zijn fragmenten met verschillende neurotransmittersystemen in vivo te karakteriseren. In een tweede fase kunnen de vastgestelde interacties in relatie gebracht worden met verschillende ziektebeelden. Het effect van de Ang fragmenten kan worden bestudeerd in diermodellen (ziekte van Parkinson en limbische epilepsie) die in het laboratorium werden ontwikkeld en die gekenmerkt worden door belangrijke afwijkingen in bepaalde neurotransmittersystemen. Organisaties: • Experimentele Farmacologie • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis • Inwendige Geneeskundige Specialiteiten
Onderzoekers: • GUY EBINGER • Bart STRAGIER • YVETTE MICHOTTE • SOPHIE SARRE
In vivo hersenstudie van de functionele rol van de adenosine 2A en de glutamaat mGluR5 receptor in bewegingstoornissen KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Nucleaire Geneesk. & Molec. Beeldvorming
Onderzoekers: • Koenraad Van Laere • Cindy Casteels
In vivo farmacokinetische en farmacodynamische correlatiestudies van anti-epileptica. Vrije Universiteit Brussel Abstract: 1.Situering van het project Het gebruik van diermodellen in epilepsieonderzoek laat toe inzicht te krijgen in de pathofysiologie van een epilepsiecrisis en het fundamenteel werkingsmechanisme van anti-epileptica te bestuderen. Veel gebruikte modellen zijn o.a. de 'genetic epilepsy prone rat' (GEPR), 'genetic absence epilepsy' model, de kindling modellen en corticale stimulatie, die elk een model zijn voor een welbepaalde vorm van epilepsie. Als farmacodynamisch eindpunt kan men electrofysiologische parameters kwantificeren (Cleton et al., 1999). Voor sommige anti-epileptica, zoals carbamazepine, kan men ook hun invloed op extracellulaire (E.C.) serotonineconcentraties als farmacodynamische parameter evalueren (Graumlich et al., 1999). In het onthaallaboratorium werd een dierfarmacologisch model ontwikkeld voor psychomotorische focale epilepsie, waarbij lokaal in de hippocampus van de rat pilocarpine wordt toegediend (Smolders et al., 1997a). De hippocampus werd als hersenkern geselecteerd omwille van zijn gevoeligheid voor hersenschade ten gevolge van epilepsie en omdat deze kern een sleutelrol speelt in de ontwikkeling en de instandhouding van psychomotorische aanvallen. Stereotactisch wordt een microdialyseprobe aangebracht in de hippocampus, wat toelaat een aantal neurochemische parameters te monitoren, zoals E.C. concentraties aan glutamaat, GABA en dopamine. Er wordt ook simultaan een electrocorticogram opgenomen om de exacte relatie tussen het convulsief gedrag en de neurochemische veranderingen te volgen. Na injectie van pilocarpine is er een zekere latentieperiode vooraleer de eerste epileptische manifestaties optreden. In deze periode kan men de neurochemische gebeurtenissen volgen die de convulsies voorafgaan en de verdere effecten van de epilepsie aanvallen longitudinaal volgen (Smolders et al., 1997a). Het effect van anticonvulsieve farmaka op deze parameters kan zo bestudeerd worden, na systemische toediening i.p. of 'in situ' via de probe. E.C. glutamaat concentraties hebben een typisch verloop tijdens pilocarpine-geïnduceerde convulsies: in de latentieperiode merkt men een duidelijke daling van het glutamaat tot 40% en een 200% toename tijdens de convulsieve fase. Indien een farmakon de epilepsie aanval voorkomt, treedt de verhoging van E.C. glutamaatconcentraties niet meer op: mogelijk is de glutamaatvrijstelling dus secundair op de epilepsie. De rol van andere kernen in secundaire generalisatie kan bestudeerd worden door een tweede probe te plaatsen, e.g. in de basale ganglia waar dopaminerge en GABA-erge mechanismes een inhibitoire rol spelen (Deransart et al., 1998). Ook werden in het onthaallaboratorium farmacokinetische studies in vivo uitgevoerd door monitoring van anti-epileptica in specifieke hersenstrukturen van het proefdier. Hierbij werden samenwerkingen georganiseerd met meerdere buitenlandse industriële en universitaire onderzoekslaboratoria. Zo werd kwantitatieve in vivo microdialyse voor farmacokinetisch onderzoek van carbamazepine en oxcarbazepine in het onthaallaboratorium ontwikkeld (Van Belle et al., 1995a). Hierbij werd een microdialyse probe geplaatst in de hippocampus en in de vena jugularis. Farmakonconcentraties worden in het algemeen met microbore HPLC bepaald en de in vivo calibratie van de microdialyse probe gebeurt via retrodialyse van een interne standaard. Farmaka worden via een catheter in de andere vena jugularis toegediend. Verschillende auteurs hebben de technische gegevens van dit model overgenomen voor farmacokinetisch-farmacodynamische investigaties (Graumlich et al., 1999). 2. Onderzoek naar farmacodynamische merkers voor de antiepileptische aktiviteit Voor de meeste anti-epileptica is het volledige werkingsmechanisme niet gekend. De anti-epileptica, tot nu toe in de kliniek gebruikt, herstellen het excitatoir/inhibitoir evenwicht via een verhoging van de door GABA gemedieerde inhibitie of via het blokkeren van de voltage-afhankelijke Na+ kanalen, doch andere mechanismen dragen bij tot het effect .
Een eerste doelstelling van ons project is voor een reeks majeure anti-epileptica de invloed op de extracellulaire vrijgave van serotonine en dopamine na te gaan in het pilocarpinemodel voor focale epilepsie. Inderdaad is het duidelijk dat een aantal anti-epileptica zoals carbamazepine (Dailey et al., 1997a), valproate (Whitton & Fowler, 1991) en zonisamide (Okada et al., 1999) duidelijk de E.C. concentraties van serotonine verhogen. Voor carbamazepine is de EC serotonine verhoging dosis afhankelijk in Sprague-Dawley ratten en GEPRs (Dailey et al., 1997a). Deze serotonine vrijstelling hangt niet af van exocytose: geen effect van TTX noch van zero Ca2+ in de microdialyse perfusievloeistof (Dailey et al., 1997b). Ook het anticonvulsief effect van SSRIs zoals fluoxetine wordt aan verhoogd serotonine toegeschreven en dit effect wordt versterkt na toedienen van de 5HT1A autoreceptor antagonist (-) pindolol (Browning et al., 1997). Gebruik van E.C. serotonine als 'universeel' farmacodynamische parameter is echter niet mogelijk. Inderdaad blijken majeure anti-epileptica zoals fenytoïne in therapeutische dosis geen effect te hebben op E.C. serotonine (Okada et al., 1997). Bovendien moet men bewust zijn van een mogelijk dosis-effect met bifasisch verloop: in supratherapeutische dosis doet carbamazepine de E.C. serotonine concentratie dalen (Okada et al.,1998). Ook dopamine moet beschouwd worden als een mogelijke farmacodynamische parameter. Voor lamotrigine konden we aantonen dat het anticonvulsief effect gepaard gaat met verhoogde dopamine vrijgave (Smolders et al, 1997a). Voor de rol van dopamine in epilepsie pleit het proconvulsieve effect van D2 antagonisten (in schizofrenie) en D1 agonisten (in de ziekte van Parkinson). Ook het anticonvulsief effect van de MAO-B inhibitor selegiline (Hoffman et al., 1997) wijst op een dopaminerg mechanisme. Zonisamide heeft een dubbel effect op dopamine vrijstelling: het inhibeert depolarisatie van dopaminerge neuronen maar stimuleert simultaan exocytose via het N-type Ca2+ kanaal (Kawata et al., 1999). Het feit dat dopamine een centrale rol speelt in de fysiopathologie van sommige diermodellen zoals pentylenetetrazol-kindling (Dazzi et al., 1997) maakt het een mogelijke kandidaat als farmacodynamische marker. In dit verband zullen we het effect van een reeks anti-epileptica op de serotonine en dopamine vrijstelling in hippocampus bestuderen in het pilocarpine model en het mechanisme van verhoogde vrijstelling karakteriseren. De interacties tussen dopamine en serotonine vrijstelling kunnen bestudeerd worden door toediening van selectieve receptor-subtype antagonisten. We denken hierbij aan oxcarbazepine, fenytoïne, valproïnezuur en zijn derivaten valnoctamide en valpromide, topiramaat, lamotrigine. Terzelfdertijd willen we deze transmitters ook bestuderen in kernen die een rol spelen in het inhibitie systeem: nucleus caudatus putamen, substantia nigra, cerebellum etc. Concreet zullen we de dual probe techniek aanwenden, waarbij een microdialyseprobe zowel in de hippocampus als in de nigra of het striatum wordt ingeplant. In de dialysaten kunnen de verschillende transmitters gedoseerd worden met methodes die in het laboratorium werden geoptimiseerd en in routine uitgevoerd worden. We denken hierbij de dialysaten te splitsen in 3 delen voor de bepaling van serotonine en dopamine in één deel, glutamaat in het 2de deel en GABA in het 3de deel. Niettegenstaande in dit project de aandacht in de eerste plaats naar de rol van dopamine en serotonine gaat, zullen we toch ook GABA en glutamaat bepalen. Een reden hiervoor is dat de technologie om deze transmitters te meten in het laboratorium aanwezig is, doch de belangrijkste reden is de gekende rol van deze transmitters in epilepsie (Smolders et al., 1997a, 1997b). Daarbij is het de bedoeling één of meerdere neurochemische merkers te identificeren en de dosis-afhankelijkheid voor de verschillende farmaka te preciseren. 3. Farmacokinetische aspecten en PK-PD relaties In een 2de deel van het project willen we de relatie bestuderen tussen enerzijds de concentraties van de anti-epileptica in bloed, in het cerebrospinaal vocht (CSF) en in de hersenen en anderzijds het farmacodynamisch effect, met als maat de verandering in extracellulaire concentratie van de merker. Door het simultaan opvolgen van de concentraties van het farmakon in de hersenen, het bloed en het CSF en van de farmacodynamische merker, vóór, tijdens en na de experimenteel geïnduceerde convulsies, zullen we kunnen bepalen hoe de PK/PD parameters veranderen tijdens een epileptische aanval. Immers, de cerebrale bloeddoorstroming en zuurstofextractieratio verhogen tijdens de convulsies, de permeabiliteit van de bloedhersenbarrière neemt aanzienlijk toe, er is actieve metabolisatie van de plasmalipidenmembraan enz.. Hiervoor zal in een eerste fase een beperkt aantal anti-epileptica geselecteerd worden voor de studie van de farmacokinetiek na I.V. toediening. Deze selectie zal gebeuren op basis van de resultaten bekomen in het eerste deel van dit project en op basis van vroegere studies. Hierbij denken we in de eerste plaats aan lamotrigine en carbamazepine : beide farmaka werden in het pilocarpinemodel uitgetest en beide bleken niet werkzaam na i.p. toediening. Ze bleken wel anticonvulsief bij lokale perfusie in de hippocampus (Smolders et al., 1997a,1997b). Deze farmacokinetische studie zal zowel op controledieren als in het pilocarpine diermodel uitgevoerd worden. Dit laat toe de invloed van epilepsie op de kinetiek en distributie van het farmakon na te gaan. Dit is zeer relevant om het probleem van de niet-werkzaamheid van i.p. carbamazepine en lamotrigine in het pilocarpine model te verklaren. Mogelijk heeft dit farmacokinetische oorzaken. Terzake is het relevant te verwijzen naar experimenten van de groep van Dailey die kon aantonen dat de dosis-activiteit verschillen tussen drie epilepsie modellen inderdaad kon verklaard worden door farmacokinetische verschillen (Graumlich et al., 1999). Ook kan dit misschien een nieuw licht werpen op drug-resistentie bij sommige psychomotorische epilepsieën . Microdialyseprobes worden geplaatst in de hippocampus en eventueel in de substantia nigra of het striatum, en ook in de vena jugularis. CSF wordt via een catheter gecollecteerd volgens de techniek beschreven door Huang et al. (1995). Voor ieder bestudeerd farmakon zal naar een geschikte standaard voor retrodialyse moeten gezocht worden, alsook een analysemethode moeten ontwikkeld worden. Zoals hoger vermeld, werden deze kwantitatieve methodes in het laboratorium reeds ontwikkeld voor carbamazepine, oxcarbazepine en hun metabolieten (Van Belle et al., 1995a). Tenslotte zal in een tweede fase via "modeling" de relatie gekarakteriseerd worden tussen de farmakon concentratie in bloed, CSF en hersenen en de concentratie van de geselecteerde farmacodynamische neurochemische merker (PK-PD). Dit zal gebeuren in samenwerking met de Universiteit van Poitiers ( Prof. W. Couet, Laboratoire de pharmacie galénique et biopharmacie) Organisaties: • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • Ilse Julia SMOLDERS
In vivo evaluatie van een sojadrank gesupplementeerd met bifidobacterium animalis BB12 met betrekking tot probiotische effecten Universiteit Gent Abstract: Een sojadrank gesupplementeerd met Bifidobacterium animalis Bb12 aan een concentratie van 7 log KVE/ml wordt toegediend als probioticum in een studie met 15 gezonde vrijwilligers. Na een controleperiode van 2 weken zonder productinname volgen 3 weken warbij dagelijks 100 ml van de sojadrank wordt ingenomen. Vervolgens volgt een controleperiode van 2 weken zonder productinname. Evaluatie van de probiotische effecten zal gebeuren via microbiële analyse van wekelijkse fecale stalen. Organisaties: • Vakgroep Biochemische en microbiele technologie
Onderzoekers: • Willy Verstraete
In vivo evaluatie van de simultane inhibitie van TAFI en PAI-1: op weg naar een effectieve en veilige trombolyse KU Leuven Abstract: Trombine-activeerbare fibrinolyse inhibitor (TAFI) en plasminogeen activator inhibitor-1 (PAI-1) zijn belangrijke remmers van de fibrinolyse (d.i. het systeem om bloedklonters op te lossen). Hoewel dit gebeurt via verschillende werkingsmechanismen, grijpen beide eiwitten in op het omzetten van plasminogeen tot plasmine door het weefsel-type plasminogeen activator (tPA). Plasmine is het enzyme dat verantwoordelijk is voor de eigenlijke afbraak van fibrine (= het hoofdbestanddeel van de bloedklonter). Geactiveerd TAFI (TAFIa) verwijdert carboxyterminale lysines van het fibrine oppervlak met een verhoogde resistentie tegen fibrinolyse tot gevolg. PAI-1 neutraliseert tPA door de vorming van een covalent complex enwordt beschouwd als de voornaamste inhibitor van tPA. Verhoogde TAFI- en/of PAI-1-waarden werden dan ook geassocieerd met diverse cardiovasculaire aandoeningen zoals myocard infarct (= hartinfarct), veneuze tromboseen cerebrovasculaire accidenten (= beroertes). De enige
medicijnen Organisaties: • Therapeutische en Diagnost. Antilichamen
Onderzoekers: • Paul Declerck • Nick Geukens • Tine Wyseure
In vivo evaluatie van de antifibrogene eigenschappen van trichostatine A en aanverwanten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Twee jaar geleden, ontdekten we dat trichostatine A een krachtig antifibrigeen middel in stellaat-cel en huid-fibroblast-culturen. TSA vertraagd de morfologische veranderingen gedurende de acticatie van de stellaat-cellen, onderdrukt de synthese van collagenen I en III, blokkeerd de expressie van alfa-gladde actine en cellulaire verspreiding en beknot TGF-beta geïnduceerde ECM produktie. Omdat de externe aanvoer van TSA zeer beperkt was startten professors Geerts en Tourwé een programma op om grotere hoeveelheden TSA en TSA-aanverwanten te produceren met de steun van de research afdeling van de VUB en IWT. Organisaties: • Celbiologie en Histologie
Onderzoekers: • ALBERT GEERTS
In vivo evaluatie van bio-erodeerbare oculaire minitabletten met verlengde geneesmiddel vrijgave. Universiteit Antwerpen Abstract: Gesteriliseerde bio-erodeerbare minitabletten (6 mg and diameter 2 mm), gebruikt als oculaire toedieningsvorm zullen in vivo bij mensen geevalueerd worden. Eerst zal er een klinische studie met gezonde vrijwilligers uitgevoerd worden om conventionele oogdruppels met geoptimaliseerde ciprofloxacine minitabletten (3%, w/w) te vergelijken. Hierbij zal de efficaciteit van de minitablet om een verlengde vrijgave van ciprofloxacine te bekomen nagegaan worden. In een tweede proefopzet zal, na in vitro screening van formulaties met nieuw ontwikkelde hulpstoffen, de gereguleerde afgifte van fluoresceïne in gezonde vrijwilligers geëvalueerd worden. Hiervoor zal een fluorophotometer gebruikt worden zodat de fluoresceïne concentratie in de trraanfilm op niet-invasieve wijze kan gemeten worden. De formulatie die de meest adequate vrijgave bezit, zal geselecteerd worden voor het bereiden van vancomycine-gentamicine minitabletten. De fysicochemische en technologische eigenschappen (zwelvermogen, afgiftekinetiek,...) van deze minitabletten zullen eerst in vitro bepaald worden. Ten slotte zullen deze mintabletten geëvalueerd worden in het niet-geinfecteerde oog van gehospitaliseerde patienten, in behandeling met fortified oogdruppels voor bacteriële keratitis. De traanconcentraties van deze twee geneesmiddelen in beide ogen zullen bepaald worden met een gevalideerde HPLC methode. Organisaties: • Laboratorium voor Farmaceutische Technologie en Biofarmacie
Onderzoekers: • Annick Ludwig
In vivo en multiplex quantum dot-gebaseerde western blot analyse door gebruik van fluorescerende beeldvormende technologie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Fluorescentie is een multifunctioneel en efficiënt hulpmiddel bij verscheidene toepassingen, onder andere in beeldvorming en immunobloting technieken. Nieuwe ontwikkelingen van instrumentarium, software, probes en toepassingen gaven recent aanleiding tot een toename in de populariteit voor immuunfluarescentie-gebaseerde technieken zoals Western Immunobloting en "life imaging". Daarom spreken wij het "krediet aan navorsers" en het OZR aan om een fluorescentie beeldvormingtechnologie te ondersteunen die gebruik maakt van KODAK Image Station In-Vivo 4000MM voor zowel Quantum dot (Qdot) Western detectie technologie en fluorescentie "life imaging". Organisaties: • Specialiteiten (KNO, Dermatologie, Oftalmologie, Psychiatrie)
Onderzoekers: • DIANE ROSEEUW • Jean-Pierre HACHEM
In vivo en in vitro onderzoek naar vasculaire calcificaties bij chronische nierinsufficiëntie. Universiteit Antwerpen Abstract: In vivo en in vitro onderzoek naar vasculaire calcificaties bij chronische nierinsufficiëntie. Organisaties: • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Patrick D'Haese • Marc De Broe • Ellen Neven
In vivo en in vitro onderzoek naar vasculaire calcificaties bij chronische nierinsufficiëntie. Universiteit Antwerpen Abstract: In vivo en in vitro onderzoek naar vasculaire calcificaties bij chronische nierinsufficiëntie. Organisaties: • Pathofysiologie
Onderzoekers: • Patrick D'Haese • Ellen Neven
In vivo en in vitro effecten van de colostrum en melkvervanger op het enterische zenuwstelsel van de premature big. Universiteit Antwerpen Abstract: Moedermelk, in vergelijking met geformuleerde melk, resulteert in een betere groei en rijping van het gastrointestinale stelsel. Ten dele kunnen deze gunstige effecten worden toegeschreven aan de specifieke samenstelling van moedermelk. Met deze studie wensen we na te gaan in hoeverre deze gunstige effecten tot stand komen door de morfologie van het enterische zenuwstelsel te beÔnvloeden in een in vivo en in vitro varkensmodel. Organisaties: • Toegepaste diergeneeskundige morfologie
Onderzoekers: • Christa Van Ginneken
In vivo detectie van de expressie van virulentiegenen van Vibrio's tijdens infectie van aquacultuur organismen met reverse transcriptase realtime PCR Universiteit Gent Abstract: In dit project zal de expressive van virulentiefactoren in verschillende Vibrio?s (met verschillende virulentie) gemeten worden met reverse transcriptase realtime PCR met specifieke primers. Daarenboven zal de invloed van bacteriële cel tot cel communicatie (quorum sensing) en gastheer-pathogeen communicatie (d.m.v. stresshormonen) op de expressie van virulentiefactoren eveneens bepaald worden. Organisaties: • Vakgroep Dierlijke productie
Onderzoekers: • Peter Bossier • Tom Defoirdt
In vivo Bio Imaging Lab: ondersteuning kernfaciliteiten. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht toegekend door de Universiteit Antwerpen. De promotor levert de Universiteit Antwerpen de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd door de universiteit. Organisaties: • Bio-imaging
Onderzoekers: • Anne Marie Van Der Linden
In vivo beeldvorming van celdifferentiatie bij celtherapie in een rat model van hartgalgen door middel van Pinhole-SPECT. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het project beoogt de ontwikkeling en validatie van het paMHC-hNIS transgeen rat model, waardoor het mogelijk wordt om de differentiatie van stamcellen naar cardiomyocyten in vivo te visualiseren op een kwantitatieve wijze met Pinhole SPECT (Single Photon emission tomography). Het project omvat 4 specifieke objectieven: 1. beeldvorming van de 3D distributie en de intensiteit van de NIS transgeen expressie in het hart 2. evaluatie van de invloed van de NIS transgeen expressie op de hartfunctie 3. gebruik van paMHC-hNIS trangene rat lijn als donor van stamcellen voor transplantatie in een rat model van hartfalen 4. in vivo kwantificatie van de differentiatie in cardiomyocyten en correlatie met het functionele herstel van het hartfalen Dit onderzoek maakt deel uit van een aanvraag voor een fundamenteel klinisch mandaat en een krediet aan navorsers bij het FWO. De gevraagde middelen dienen voor de aankoop van het transgeen rat model. Organisaties: • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • AXEL BOSSUYT
In vivo beeldvorming van cel differentiatie bij cel therapie in een rat model van hartfalen door middel van pinhole-SPECT. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het project beoogt de ontwikkeling en validatie van het paMHC-hNIS transgeen rat model, waardoor het mogelijk wordt om de differentiatie van stamcellen naar cardiomyocyten in vivo te visualiseren op een kwantitatieve wijze met Pinhole SPECT (Single Photon emission tomography). Het project omvat 4 specifieke objectieven: 1. beeldvorming van de 3D distributie en de intensiteit van de NIS transgeen expressie in het hart 2. evaluatie van de invloed van de NIS transgeen expressie op de hartfunctie 3. gebruik van paMHC-hNIS trangene rat lijn als donor van stamcellen voor transplantatie in een rat model van hartfalen 4. in vivo kwantificatie van de differentiatie in cardiomyocyten en correlatie met het functionele herstel van het hartfalen Dit onderzoek maakt deel uit van een aanvraag voor een fundamenteel klinisch mandaat en een krediet aan navorsers bij het FWO. De gevraagde middelen dienen voor de aankoop van het transgeen rat model. Organisaties: • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • Tony LAHOUTTE • AXEL BOSSUYT
In vivo beeldvormingsonderzoek naar het neuraal substraat van zangverwerking en geheugen bij zangvogels. Universiteit Antwerpen Abstract: Evenals mensen beschikken zangvogels (d.i. Passeriformes) over het vermogen tot vocale imitatie. Vogelzang is net als spraak een natuurlijk complex aangeleerd gedrag dat memorisatie van de zang van een volwassen soortgenoot vereist. Het leren en produceren van zang wordt gereguleerd door een circuit van hersenkernen, het zogenaamde zangcontrolesysteem (SCS). Ook het auditieve systeem, welke verantwoordelijk is voor de perceptie en verwerking van auditieve informatie, is van essentieel belang voor het aanleren van zang. Zangleren vereist het horen, het luisteren naar, en het zich herinneren van liedjes, wat een actieve rol van het auditieve systeem doet vermoeden. Ondanks het feit dat de auditieve netwerken veel minder bestudeerd werden dan de vocale en dit in de context van aanleren van zang, werden er in het auditieve systeem fenomenen zoals habituatie en hiërarchische organisatie aangetoond. Een extra aanwijzing voor een functionele connectie tussen de twee netwerken is de indicatie dat delen van het auditieve systeem (en niet van het SCS!) optreden als neurale substraat voor de herkenning van een aangeleerd lied (de zogenoemde `tutortemplate'). Bij mensen wordt het neurale substraat voor spraak en taal onderzocht a.d.h.v. in-vivo functionele MRI teneinde de auditieve en spraak geïnduceerde activaties in de hersenen te kunnen lokaliseren. Het succesvol implementeren van deze techniek in zangvogels (Van Meir et al, 2004) biedt ons de mogelijkheid om auditief geïnduceerde hersenactiviteit te visualiseren in het auditief en/of het vocale circuit en dit in geanaestheseerde dieren. Dit zal ons toelaten om hersenactiviteit te detecteren tijdens blootstelling aan verschillende auditieve stimulaties
(bijvoorbeeld opeenvolgende aanbieding van conspecifieke en eigen zang, gemanipuleerde zang, multi tonen, enz.) en dit alles binnen éénzelfde individu en zelfs voor en na het aanleren van zang (opleiden van vogels met tutorzang). Door de combinatie met proefdieronderzoek kan dieper worden ingegaan op de onderliggende cellulaire en moleculaire mechanismen van cognitie. Het beoogde doel van het project is een bepaling van het neurale substraat dat instaat voor auditieve herkenning bij zangvogels. Wat is de relatie van dit gebied tot het conventioneel zangcircuit? Door in zebravinken met fMRI de neuronale activatie bij blootstelling aan de geleerde zang en andere auditieve stimuli te analyseren in relatie tot de graad van zangleren, kan het neurale substraat dat instaat voor auditieve herkenning bij zangvogels worden bepaald. Organisaties: • Bio-imaging
Onderzoekers: • Anne Marie Van Der Linden • Tiny Boumans
In vivo beeldvormingsonderzoek naar het neuraal substraat van zangverwerking en geheugen bij zangvogels. Universiteit Antwerpen Abstract: Evenals mensen beschikken zangvogels (d.i. Passeriformes) over het vermogen tot vocale imitatie. Vogelzang is net als spraak een natuurlijk complex aangeleerd gedrag dat memorisatie van de zang van een volwassen soortgenoot vereist. Het leren en produceren van zang wordt gereguleerd door een circuit van hersenkernen, het zogenaamde zangcontrolesysteem (SCS). Ook het auditieve systeem, welke verantwoordelijk is voor de perceptie en verwerking van auditieve informatie, is van essentieel belang voor het aanleren van zang. Zangleren vereist het horen, het luisteren naar, en het zich herinneren van liedjes, wat een actieve rol van het auditieve systeem doet vermoeden. Ondanks het feit dat de auditieve netwerken veel minder bestudeerd werden dan de vocale en dit in de context van aanleren van zang, werden er in het auditieve systeem fenomenen zoals habituatie en hiërarchische organisatie aangetoond. Een extra aanwijzing voor een functionele connectie tussen de twee netwerken is de indicatie dat delen van het auditieve systeem (en niet van het SCS!) optreden als neurale substraat voor de herkenning van een aangeleerd lied (de zogenoemde `tutortemplate'). Bij mensen wordt het neurale substraat voor spraak en taal onderzocht a.d.h.v. in-vivo functionele MRI teneinde de auditieve en spraak geïnduceerde activaties in de hersenen te kunnen lokaliseren. Het succesvol implementeren van deze techniek in zangvogels (Van Meir et al, 2004) biedt ons de mogelijkheid om auditief geïnduceerde hersenactiviteit te visualiseren in het auditief en/of het vocale circuit en dit in geanaestheseerde dieren. Dit zal ons toelaten om hersenactiviteit te detecteren tijdens blootstelling aan verschillende auditieve stimulaties (bijvoorbeeld opeenvolgende aanbieding van conspecifieke en eigen zang, gemanipuleerde zang, multi tonen, enz.) en dit alles binnen éénzelfde individu en zelfs voor en na het aanleren van zang (opleiden van vogels met tutorzang). Door de combinatie met proefdieronderzoek kan dieper worden ingegaan op de onderliggende cellulaire en moleculaire mechanismen van cognitie. Het beoogde doel van het project is een bepaling van het neurale substraat dat instaat voor auditieve herkenning bij zangvogels. Wat is de relatie van dit gebied tot het conventioneel zangcircuit? Door in zebravinken met fMRI de neuronale activatie bij blootstelling aan de geleerde zang en andere auditieve stimuli te analyseren in relatie tot de graad van zangleren, kan het neurale substraat dat instaat voor auditieve herkenning bij zangvogels worden bepaald. Organisaties: • Bio-imaging
Onderzoekers: • Anne Marie Van Der Linden • Tiny Boumans
In vivo analyse van de rol van een nieuw geïdentificeerde screeningshit in borst epitheliale homeostase en basale borstkankerprogressie Universiteit Gent Abstract: De hit werd uit een siRNA screen opgepikt als zijnde cruciaal in ZEB-1 gemedieerde EMT. In dit proces spelen transcriptiefactoren een rol die essentieel zijn in de normale ontwikkeling. Bovendien hebben studies aangetoond dat EMT gelinkt is met (kanker)stamcellen. Dit alles suggereert een mogelijks belangrijke functie voor onze screeningshit in de algemene borstontwikkeling en de progressie van basale borstkanker. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Geert Berx
In vitro systemen voor het immortaliseren van multiple myeloma plasmacellen en hun precursoren. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Multiple myeloma gerelateerde cellen die verschillende isotypen uitdrukken, kunnen gevonden worden in het beenmerg en perifere bloed, gebruik makend van een patiënt-specifieke RT-PCR methode, gebaseerd op de CDR regionen in de immuunglobuline genen van de myeloma cellen. Als de myeloma cel IgG uitdrukt dan kunnen er ook IgA sequenties en soms zelfs IgM sequenties gevonden worden met hetzelfde variabele gebied en dezelfde somatische mutaties als het IgG immuunglobuline. De aard van deze myeloma gerelateerde cellen is onbekend. Behoren ze tot de maligne clone, zijn ze pre-maligne, of vertegenwoordigen zij normale switch varianten ? Om deze vragen te kunnen beantwoorden, is het noodzakelijk om deze cellen te isoleren en te expanderen. Daarom werd een in vitro kultuur systeem opgezet, gebaseerd op het "CD40 systeem" dat in staat is om lange-termijn B cel groei te induceren en waarin plasmacel differentiatie geïnduceerd kan worden door een combinatie van verschillende cytokinen. Organisaties: • Immunologie en Microbiologie
Onderzoekers: • BENJAMIN VAN CAMP
In-vitro spermatogenese Vrije Universiteit Brussel Abstract: De overlevingskans van kinderen met kanker is dankzij efficiëntere radio - en chemotherapie verbeterd. Hoewel het voor lange tijd werd aangenomen dat kinderen beter waren bestand tegen gonadotoxische behandelingen, hebben kinderen (en niet alleen diegenen die agressieve behandeling nodig hebben) een verhoogd risico op een levenslange steriliteit. Aangezien spermatogenese pas na de puberteit opstart, kunnen prepuberale jongens niet profiteren van sperma banking. Omdat spermatogoniale stamcellen (SSC's) reeds aanwezig zijn in de testis, kan cryopreservatie van SSC's of testisweefsel gevolgd door SSC transplantatie steriliteit bij jongens blootgesteld aan gonadotoxische behandelingen voorkomen. In de afgelopen 15 jaar heeft onze onderzoeksgroep biologie van de testis (BITE) baanbrekend werk verricht met betrekking tot de vertaling van deze strategie naar een klinische toepassing. Bij patiënten met bloedkanker of metastaserende kanker kan het weefsel dat is verkregen voor de kankerbehandeling kwaadaardige cellen bevatten, waardoor kanker kan terugkomen na transplantatie. Decontaminatiestrategieën zijn inefficiënt
gebleken. Voor deze patiënten kan onvruchtbaarheid omzeild worden door in - vitro spermatogenese (IVS). Met behulp kunstmatige voortplanting met de in - vitro gegenereerde spermatozoa zouedn deze patiënten toch een kans hebben om vader van hun genetisch eigen kinderen te worden. Organisaties: • Embryologie en Menselijke Genetica
Onderzoekers: • ELLEN GOOSSENS • HERMAN TOURNAYE
In-vitro onderzoek van de variaties van de facies auricularis op het sacrum en op het os coxae Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het in-vitro onderzoek van de variaties van de facies auricularis op het sacrum en op het os coxae beoogt een bijdrage te leveren tot verruiming van het inzicht in functie en dysfunctie van de SIG-beenverbinding, een niet onbelangrijk thema in het kader van lage rugproblematiek en voorwerp van manueeltherapeutische behandelingen. Het onderzoek kadert in een artokinematische werkhypothese, waarbij het sacroiliacaal gewricht vanuit de actueel aanvaarde anatomische classificatie van de beenverbindingen wordt beschouwd als een entiteit van beenverbindingen met een parallelschakeling van een synoviale beenverbindingen en een syndesmosis. Het beoogt in een eerste fase de in-vitro bepaling van de grillige ruimtelijke details (groeven, richels, torsie) van de facies auricularis van het sacrum en het os coxae (kraakbenig en benig) met behulp van een magnetic tracking device (Flock of Birds, r Ascension). In een latere fase kunnen deze configuraties worden ingepast in computersimulaties van globale SIG-verbindingen. Bij de dissectie zal ook aandacht worden besteed aan de aanwezigheid van synovia; er zal worden nagegaan of hyaluronzuurproteïnecomplexen als additief in het kader van grenssmering op de loopvlakken van de gewrichten kunnen worden herkend. Organisaties: • Experimentele Anatomie
Onderzoekers: • Pierre VAN ROY
'In vitro' onderzoeksmodellen voor oncogen-en pathway afhankelijke tumorigenese. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Groep Biomedische Wetenschappen
Onderzoekers: • Maria Debiec-Rychter • Jan Cools • Ann Hoeben
In-vitro onderzoek naar het stralingsgeÏnduceerd bystander effect in tumorcellen (beurs (Stéphanie Blockhuys) Universiteit Gent Abstract: In intensiteitsgemoduleerde radiotherapie (IMRT) is de uniforme dosisverdeling vervangen door niet-uniforme dosisverdelingen. Radiobiologisch is "men" blijven veronderstellen dat de lokale dosisrespons identiek is aan die van een uniforme bestraling. Relevant is het stralingsgeïnduceerde bystander effect (RIBE) in nabijgelegen doch niet-bestraalde cellen. De doelstelling is het ontrafelen van de moleculaire mechanismen van RIBE via in-vitro onderzoek op monolagen MCF-7/6 borstkankercellen die bestraald worden met dosisgradiënten. Organisaties: • Vakgroep Radiotherapie en Experimenteel Kankeronderzoek
Onderzoekers: • Carlos De Wagter
In vitro onderzoek naar het renaal transport van mogelijk nefrotoxische moleculen door middel van primaire humane niercelculturen. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project behelst de studie van primair, tubulair, humane niercelculturen als mogelijk in vitro model voor de bestudering van het renale transport van molecules. Hierbij zijn we in de eerste plaats geïnteresseerd in het transport van niet lichaamseigen stoffen (zoals geneesmiddelen, meestal organische an- of kationen) die omwille van hun transport thv de nier mogelijk nefrotoxisch kunnen zijn. Organisaties: • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Anja Verhulst
In vitro onderzoek naar het actiemechanisme van Angiotensine IV met behulp van cellijnen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Inleiding Het hormoon angiotensine II is gekend voor zijn stimulerende werking op G proteine gekoppelde receptoren van het AT1- en AT2 type en zijn controle op de bloeddruk en natrium- en waterbalans [1]. Toch heeft een van zijn metabolieten, angiotensine IV (Ang IV of Ang II(3-8)), op zichzelf invloed op cardiovasculaire en renale functies, en belangrijker nog, een positief effect op leer- en geheugenprocessen [review in 2-4]. Het exacte mechanisme waarbij Ang IV dit positief effect uitoefent, is nog niet gekend, maar de betrokkenheid van een nieuwe angiotensine receptor, de AT4 receptor, werd gepostuleerd op basis van twee reeksen van in vitro resultaten. [125I]Ang IV bindt met hoge affiniteit tot membraanbereidingen van relevante weefsels en cellijnen [5-7]. Ook medieert Ang IV signaaltransductie: d.i. stijging van cytosolische Ca2+ concentratie, stijging van NO* en cGMP productie, activatie van verschillende kinases en NfkB evenals stimulatie van DNA synthese [review in 3]. Een aantal van deze effecten verschijnt bij nanomolaire Ang IV concentraties en worden niet geblokkeerd door antagonisten met hoge affiniteit voor AT1- en AT2 receptoren. Recent werd aangetoond dat het insuline gereguleerd aminopeptidase (IRAP) hoge affiniteit voor [125I]Ang IV vertoont. Hierop steunende werd gepostuleerd dat dit eiwit de AT4 receptor vertegenwoordigt [8]. IRAP is een Zn2+ afhankelijk membraangebonden aminopeptidase en zowel Ang IV als LVV-hemorphine (endogeen peptide in het CZS) inhiberen zijn catalytische activiteit [8-11]. IRAP komt samen met de GLUT4 glucose transporter voor in gespecialiseerde intracellulaire vesikels en, in aanwezigheid van insuline, transloceren beide snel naar het celoppervlak. Hierdoor reguleert insuline glucose homeostase [12-14]. Onze bijdrage tot de huidige staat van kennis. Het achterhalen van de ware natuur van de hoge affiniteitsbinding van [125I]Ang IV tot IRAP vertegenwoordigt de belangrijkste bijdrage van mijn doctoraat. We ontdekten dat de chelatoren EDTA en 1,10-phenantroline op een synergetische manier de catalytische Zn2+ uit IRAP verwijderen en dat dit nodig is om hoge affiniteitsbinding van [125I]-Ang IV te bekomen [10,15]. Dit verklaart waarom vorige binding studies telkens in aanwezigheid van deze chelatoren uitgevoerd werden. Vermits het IRAP apo-enzym niet langer actief is in deze conditie [15,16], zijn [125I]Ang IV binding studies van weinig fysiologische en farmacologische relevantie. Toch vertoont deze binding een hoge specificiteit voor IRAP [11] en kan ze voor de detectie en quantificatie van dit enzym aangewend worden. Op basis hiervan, waren we in staat om een eenvoudige methode te ontwikkelen om de insuline gemedieerde translocatie van IRAP naar het celoppervlak te meten in verschillende celtypes waaronder adipocyten [17]. In het verleden was dit een complexe en arbeidsintensieve taak. Gebaseerd op [125I]Ang IV binding, ontwikkelden we eveneens een methode om de metabolische stabiliteit van Ang IV, aanverwante peptiden en synthetische analogen te onderzoeken [18]. Ang IV wordt snel afgebroken door AP-N en andere
proteasen [19,20]. Dit kan tenminste gedeeltelijk verklaren waarom Ang IV en aanverwante peptiden een tot 20 keer lagere potentie vertonen voor inhibitie van de enzymatische activiteit van IRAP vergeleken met de verplaatsing van [125I]Ang IV binding (waar afbraak door de chelatoren verhinderd wordt) [9-11,21]. Ang IV afbraak belemmert ook de interpretatie van in vivo resultaten daar afbraakproducten evengoed kunnen verantwoordelijk zijn voor de waargenomen effecten. In onze zoektocht om deze handicap te omzeilen, vonden we dat Ang IV afbraak in grote mate geïnhibeerd is in aanwezigheid van lage concentraties van de AP-N inhibitor '7B' [22, 23, niet gepubliceerde resultaten]. Dankzij deze informatie, gebruikten onze collega's van het EFAR-VUB team 7B in hun in vivo experimenten op ratten. Aanwezigheid van 7B deed de Ang IV gemedieerde vrijmaking van dopamine in het striatum aanzienlijk stijgen [23]. Samenwerkingen met twee chemie departementen (Prof. D. Tourwe - DSCH, VUB en Prof. M. Hallberg - Uppsala, Zweden) werden opgestart om nieuwe, stabiele en hoge affiniteitsliganden te ontwikkelen. Screening van deze synthetische Ang IV analogen [18,24,25] leidde reeds tot de ontdekking van een dergelijk product ('AL11' genoemd) [25]. Recent werd dit product getritieerd (samenwerking met Prof. G. Toth - Szeged, Hongarije) en zijn bindingseigenschappen zullen uitvoerig onderzocht worden. Doelstellingen van het project. 1) De belangrijkste doelstelling is om de betrokkenheid van IRAP in de Ang IV-gemedieerde effecten in intacte cellen te onderzoeken door gebruik te maken van nieuwe verworven/ontwikkelde tools. In dit verband werden 3 mechanismen vooropgesteld via dewelke IRAP de cognitieve effecten van Ang IV zou kunnen bewerkstelligen. Ten eerste, via inhibitie van de catalytische activiteit van IRAP, zou Ang IV de levensduur van IRAPsubstraten zoals oxytocine en vasopressine (waarvan geweten is dat ze leer- en geheugenprocessen stimuleren) verlengen [review in 2,3]. Vervolgens, via vertraging van de IRAP/GLUT4 recycling, zou Ang IV de glucose opname in neuronen kunnen verhogen en zo een positief effect uitoefenen op leer- en geheugenprocessen [2,26,27]. Tenslotte, laat de dimere vorm van IRAP toe om informatie doorheen het celmembraan over te dragen en zo intracellulaire effecten te mediëren op dezelfde wijze als een receptor [28-30]. Mijn aandacht zal vooral gaan naar de laatste 2 hypotheses. Recent hebben we met onze nieuwe bindingsmethode de translocatie van IRAP naar het celoppervlak o.i.v. insuline rechtstreeks kunnen meten in 3T3-L1 adipocyten. De grootteorde van dit effect was vergelijkbaar met de insuline gemedieerde 2-deoxy-[3H]glucose ([3H]DG) opname [17]. Hoewel minder uitgesproken, werden gelijkaardige effecten van insuline nu ook (voor de eerste maal) geobserveerd in een hippocampale cellijn (P40H1, niet gepubliceerde resultaten). In beide cellijnen zal het effect van Ang IV en nieuw gesynthetiseerde analogen op [3H]DG opname hierop bestudeerd worden. Bijzondere aandacht zal hierbij gaan naar het effect van insuline (ter verhoging van de IRAP concentratie aan het celoppervlak) en van 7B (om afbraak tegen te gaan). Bij positieve resultaten, zal de implicatie van IRAP bestudeerd worden door de [3H]DG opname te vergelijken in hersencoupes van controle en IRAP-KO muizen (verkregen van Prof. Chai - Melbourne, Australië, studie zal uitgevoerd worden door onze collega's van het EFAR-VUB team). Vergelijkbare experimenten zullen uitgevoerd worden met HEK293 cellen getransfecteerd met recombinant GLUT4 en al dan niet met recombinant IRAP. Het effect van Ang IV (en analogen) op IRAP en GLUT4 internalisatie zal bestudeerd worden door deze proteïnen aan het celoppervlak te quantificeren met specifieke antilichamen. Op dit ogenblik zijn er echter nog geen performante IRAP antilichamen beschikbaar [17]. In afwachting van hun ontwikkeling (i.s.m. Prof. S. Bottari - Grenoble, Frankrijk (monoclonale) en Prof. S. Muyldermans - VUB voor nanobodies), hebben we het V5 epitoop aan het C-terminale deel van IRAP gekoppeld (i.s.m. Le - MBFA, niet gepubliceerde resultaten). Dit construct laat reeds toe om IRAP expressie op het celoppervlak te volgen i.f.v. de tijd en het effect hierop van stoffen die de endocytose beïnvloeden. Wij hebben als eersten een receptorfunctie voor IRAP bovenop zijn enzymfunctie voorgesteld [28]. We toonden aan dat Ang IV niet- AT1 receptor gemedieerde signaaltransductie veroorzaakt in CHO cellen (stijging van thymidine incorporatie [31]) en vasculaire gladde spiercellen (activatie van NF-?B en opregulatie van proinflammatorische genen, i.s.m. Prof. M. Ruiz-Ortega - Barcelona, Spanje [32]). Deze studies zullen worden verder gezet door reeds gepubliceerde responsen van Ang IV te onderzoeken waaronder vnl. activatie van kinases zoals Erk1/2, JNK and Akt. We zullen 1) deze responsen in verschillende celsystemen zoals CHO, 3T3- L1, P40H1, vasculaire gladde spiercellen en HEK293 cellen met recombinant humaan IRAP (natieve HEK293 cellen drukken slechts weinig IRAP uit en kunnen als negatieve controle gebruikt worden) vergelijken, 2) onderzoeken hoe 7B de Ang IV (en onstabiele aanverwanten) responsen beïnvloedt (om na te gaan of deze effecten door de liganden zelf of via hun metabolieten veroorzaakt worden) en 3) onderzoeken of sommige van de nieuw ontwikkelde stoffen in staat zijn de Ang IV gemedieerde effecten met hoge potentie te blokkeren. Vermits het actiemechanisme van de traditionele AT4 receptor antagonist divalinal twijfelachtig is omwille van zijn lage potentie [2], zou de ontdekking van hoge potentie antagonisten de receptorhypothese verder bekrachtigen. 2) Het bestaan van alternatieve aangrijpingspunten voor Ang IV werd door sommigen voorgesteld [28,33] en, in principe, zou hun farmacologisch profiel van dat van IRAP moeten verschillen. Slechts weinig aandacht werd aan dit aspect in eerdere studies i.v.m. Ang IV signaaltransductie besteed. Door gebruik te maken van onze collectie van Ang IV analogen [10,18,24,25], kunnen we nu de farmacologische profielen opstellen van de cellulaire aangrijpingspunten die verantwoordelijk zijn voor de Ang IV gemedieerde responsen (zie boven). Extra aandacht zal besteed worden aan bindingsstudies met het gemerkte Ang IV analoog [3H]-AL11. Vermits AL11 stabiel is [25], zou dit nieuw radioligand het bestaan van IRAP- verschillende aangrijpingspunten eventueel kunnen aantonen. Tot nog toe was dit niet mogelijk met de traditionele [125I]-Ang IV binding studies, eventueel omwille van de hierbij noodzakelijke aanwezigheid van chelatoren, een overmaat aan IRAP of andere oorzaken. Preliminaire experimenten duiden inderdaad op het bestaan van hoge affiniteits [3H]-AL11 binding sites in CHO celmembranen in afwezigheid van chelatoren [niet gepubliceerde resultaten]. Deze aanpak is ook in overeenstemming met een preliminaire waarneming [4] dat het gemerkt Ang IV analoog [125I]-norleual met hoge affiniteit tot c-Met, een hepatocyt groeifactor (HGF) tyrosine kinase receptor, bindt. Vermits deze binding door HGF geblokkeerd wordt, zullen we nagaan of deze groeifactor 1) de effecten van Ang IV kan nabootsen (of inhiberen) in zowel glucose-opname- en functionele experimenten en 2) de binding [3H]AL11 tot niet-IRAP hoge affiniteitssites kan verplaatsen. 3) Omwille van de positieve effecten van Ang IV op leer- en geheugenprocessen, kan de studie van stabiele niet-peptide analogen aanleiding geven tot de verdere ontwikkeling van geheugen stimulerende geneesmiddelen. Met dit doel voor ogen blijven we de stoffen die we van twee chemie departementen verkrijgen (zie boven) voorlopig verder toetsen op hun metabolische stabiliteit en hun affiniteit voor de AT1 receptor (deze interfereert in sommige in vivo effecten van Ang IV [34]) en hun potentie om de catalytische activiteit van IRAP en AP-N (ook gevoelig voor Ang IV [11,33]) te inhiberen. Afhankelijk van de resultaten, kunnen de glucose opname-, functionele- en [3H]-AL11 bindingsexperimenten leiden tot de ontwikkeling van robuste testsystemen. Deze zullen dan aan het screeningsprogramma toegevoegd worden. Tenslotte, kan de reeds verworven informatie en technologische knowhow in "spin-off" research projecten i.s.m. andere geïnteresseerde groepen en/of als thesis toegepast worden. De quantificatie van IRAP aan het celoppervlak is dankzij de binding van gemerkt Ang IV eenvoudig geworden. Deze techniek kan nu aangewend worden om verschillende factoren (o.a. experimentele diabetes modellen) die de insuline- gemedieerde IRAP translocatie in cellijnen beïnvloeden, te bestuderen en dit onafhankelijk van GLUT4 expressie. Voorgesteld werd dat de concentratie van de in het bloed aanwezige IRAP een biomerker is voor vroegtijdige bevallingen [35]. Vergeleken met de tamelijk niet-specifieke enzym activiteitsbepalingen in die studies, kan radioligand binding (eventueel in combinatie met immuno-precipitatie) een meer betrouwbare quantificatie geven. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Heidi DEMAEGDT
In vitro onderzoek naar de intracellulaire wegen die van belang zijn voor radiosensitisatie gebruikmakende van hypoxische en normoxische condities, met implicaties voor de toepassing van chemo- en radiotherapie in de oncologie. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project is 1. Onderzoek naar verschillende signaaltransductiepaden om een inzicht te krijgen in het mechanisme van radiosensitisatie bij normoxie en hypoxie en in het mechanisme van resistentie bij hypoxie; 2. Bevestiging van de betrokkenheid van proteïnen met veranderde genexpressie met behulp van western blot analyse en flowcytometrie. Organisaties:
• Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Filip Lardon • Jan Vermorken • Bea Pauwels
In vitro onderzoek naar de intracellulaire wegen die van belang zijn bij radiosensitisatie, met implicaties voor de toepassing van chemo- en radiotherapie in de oncologie. Universiteit Antwerpen Abstract: Doelstellingen van dit onderzoek: 1. Het bestuderen van het effect van gemcitabine en/of radiotherapie op de werking van het celcyclus checkpointmechanisme bestuderen om het moleculair mechanisme waardoor celcyclusarrest geïnduceerd wordt beter te begrijpen. 2. Het ophelderen van de weg waarlangs apoptose plaatsvindt: nagaan of de toegenomen apoptose na gemcitabine en/of radiotherapie tot stand komt via de mitochondriale of de receptor-gemedieerde weg. 3. Het bestuderen van de invloed van gemcitabine op het herstel van stralingsgeïnduceerde DNA schade als mogelijk mechanisme voor de radiosensitisatie. Organisaties: • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Filip Lardon • Jan Vermorken • Bea Pauwels
In vitro onderzoek naar de interactie tussen chemotherapie en radiotherapie onder hypoxische condities, met het oog op een verbeterde behandeling van kanker. Universiteit Antwerpen Abstract: Omwille van veelbelovende klinische resultaten en belangstelling voor in vitro onderzoek naar combinaties van chemotherapie en radiotherapie, zal een efficiënt in vitro hypoxiemodel opgezet worden voor het bestuderen van interacties tussen chemotherapie en radiotherapie onder hypoxische condities. Dit model zal toegepast worden om interacties onder normoxische en hypoxische condities te bestuderen en om het radiosensitiserend mechanisme te ontrafelen. Organisaties: • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Filip Lardon • Jan Vermorken • Bea Pauwels
In vitro onderzoek naar de apoptose signaal transductie pathway die van belang is bij radiosensitisatie. Universiteit Antwerpen Abstract: De combinatie chemo- en radiotherapie is een veelbelovende behandeling van kanker. De combinatie resulteert vaak in een toename van apoptose. In deze in vitro studie wordt het moleculair mechanisme dat leidt tot een toegenomen inductie van apoptose bij radiosensitisatie bepaald. Kennis van deze apoptose pathway kan leiden tot een efficiëntere opzet van in vivo of klinische studies met het oog op een verbeterde combinatietherapie in de kliniek. Organisaties: • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Filip Lardon • Bea Pauwels
In vitro onderzoek naar de apoptose signaal transductie pathway die van belang is bij radiosensitisatie. Universiteit Antwerpen Abstract: De combinatie chemo- en radiotherapie is een veelbelovende behandeling van kanker. De combinatie resulteert vaak in een toename van apoptose. In deze in vitro studie wordt het moleculair mechanisme dat leidt tot een toegenomen inductie van apoptose bij radiosensitisatie bepaald. Kennis van deze apoptose pathway kan leiden tot een efficiëntere opzet van in vivo of klinische studies met het oog op een verbeterde combinatietherapie in de kliniek. Organisaties: • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Bea Pauwels
In vitro neuronale netwerken: spontane activiteit en synaptische plasticiteit bij gezondheid en ziekte Universiteit Antwerpen Abstract: Het projectheeft als doel de volledige karakterisatie en optimalisatie van neuronale celcultuursystemen in eerste instantie in wild-type muizen en vervolgens in transgene diermodellen voor neurodegeneratieve ziekten zoals dementie en schizofrenie. In deze celculturen worden, door de ziektes geynduceerde, fenotypische veranderingen opgevolgd en worden mogelijke farmaca voor de behandeling ervan getest. Organisaties: • Laboratorium voor celbiologie en histologie
Onderzoekers: • Jean-Pierre Timmermans • Peter Verstraelen
In vitro modulatie van dendritische cellen voor immunotherapie van atherosclerose. Universiteit Antwerpen Abstract: Humane dendritische cellen worden geïsoleerd en opgeladen met een antigen, aanvankelijk het heat shock proteïne 60 autoantigen, dat betrokken is in de pathogenese van atherosclerose. Door middel van een antigen-specifieke vaccinatietherapie wordt getracht een aanzet te vinden naar therapeutische immunomodulatie van atherosclerose, zowel in vitro als in vivo (dierenmodel). Organisaties: • Translationeel pathofysiologisch onderzoek (TPR)
Onderzoekers:
• Vicky Hoymans
In vitro maturation van equine ovocyten: nucleaire versus cytoplasmatische maturatie Universiteit Gent Abstract: De nucleaire en cytoplasmatische rijping van eicellen van paard tijdens in vitro maturatie zullen geevalueerd worden ten einde de efficiëncie van een nieuwe maturatie strategie te beoordelen. Hiervoor worden in vitro en in vivo parameters als eindpunt gebruikt. In vitro wordt de maturatie beoordeelt door middel van confocale microscopie na kleuring van meerdere cel organellen en in vivo op basis van embryo ontwikkeling. Organisaties: • Vakgroep Verloskunde, voortplanting en bedrijfsdiergeneeskunde
Onderzoekers: • Peter Daels
In vitro maturatie van eicellen uit antrale follikelstadia bij de mens. Vrije Universiteit Brussel Abstract: de huidige in-vitro fertilisatie behandelingen zijn slechts in beperkte mate succesvol: slechts 15% van de embryos implanteren in een geselecteerde infertiliteitspopulatie. De patiënte moet voor IVF een zeer kostelijke en langdurige stimulatiebehandeling ondergaan opdat rijpe eicellen zouden kunnen opgepikt worden uit het ovarium. Deze stimulatie met LHRH analogen en gonadotrofinen leidt in 1 à 3% van de behandelde vrouwen tot een ernstig levensbedreigende klinsiche hyperstimulatie en tot in 30 % van de gevallen tot nevenwerkingen. Het doel van dit project is om de eicelmaturatie gedeeltelijk in-vitro te laten verlopen en zodanig de hormonale stimulaties te omzeilen. Hiervoor moet de techniek van de eicel pick-up aangepast worden zodat kleinere follikels kunnen aangeprikt worden. De kultuurcondities die de laatste eicel-maturatiestappen in de follikel moeten vervangen, dienen uitgewerkt te worden. De expertise opgedaan tijdens een vorig NFWO project op oin-vitro maturatie bij de muis wordt toegepast en door een multidisciplinaire aanpak zal fundamentele kennis vergaard worden rond de cytoplasmatische en nucleaire maturatie van de eicel bij de mens. Organisaties: • Fysiologie
Onderzoekers: • JOHAN SMITZ
In-vitro maturatie en cryopreservatie van ovarieel weefsel bij de mens. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Gesynthetiseerde samenstelling door Novo/Schering heeft effect op de celcyclus.Een in vitro cultuurmodel van de eierstokken van een muis is toegepast om de effecten van de meiose activatie op oocyte en embryoontwikkeling op te lossen. Organisaties: • Fysiologie
Onderzoekers: • JOHAN SMITZ
In-vitro maturatie en cryopreservatie van ovarieel weefsel bij de mens. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit project is het uitwerken van een optimale protocol voor cryopreservatie van klein corticale stukken en geïsoleerde follikels van menselijke eierstokken en het definiëren van gepaste culturele condities voor primordiale en primaire ovariele follikels. Organisaties: • Fysiologie
Onderzoekers: • JOHAN SMITZ
In vitro karakterisatie van nieuwe ant-inflammatoire stammen voor het compenseren van de dysbiosis bij inflammatoire darmziekten. Universiteit Gent Abstract: Tijdens het eerste deel van het project wordt de overleving en de matabolische activiteit van enkele boterzuur producerende isolaten geëvalueerd onder gastro-intestinale omstandigheden. Vervolgens wordt hun efficiënt om hun lumen en de mucuslaag van het colon te koloniseren geëvalueerd. Tenslotte worden enkele strategieën ontwikkeld on de boterzuurproductie van de endogene microbiota en toegediende boterzuur producerende bacteriën te stimuleren. Organisaties: • Vakgroep Biochemische en microbiele technologie
Onderzoekers: • Nico Boon
In vitro interactie tussen chemo- en radiotherapy onder hypocische condities. Universiteit Antwerpen Abstract: Doelstellingen 1. Toepassen van het geoptimaliseerde in vifro hypoxiemodel voor onderzoek naar de interacties tussen chemotherapeutica en radiotherapie onder normoxische versus hypoxische condities; 2. Bestuderen van factoren die van belang kunnen zijn voor het radiosensitiserend mechanisme onder normoxische en hypoxische condities (met name celcyclus, apoptose, p53 en HIF-1). 3. Onderzoek naar verschillende overieving- en apoptose signaaltransductiepaden om een inzicht te verwerven in de radiogevoeligheid onder normoxische versus anoxische condities. Organisaties: • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • An Wouters
In vitro interactie tussen chemo- en radiotherapie onder hypoxische condities. Universiteit Antwerpen Abstract: Omwille van veelbelovende klinische resultaten en belangstelling voor in vitro onderzoek naar combinaties van chemo- en radiotherapie, zal een efficiënt in vitro hypoxiemodel opgezet worden voor het bestuderen van interacties tussen chemo- en radiotherapie onder hypoxische condities. Dit model zal dan toegepast worden om interacties zowel onder normoxische als hypoxische condities te bestuderen en om factoren die van belang kunnen zijn voor het radiosensitiserend mechanisme te onderzoeken.
Organisaties: • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Bea Pauwels
In vitro interactie tussen chemo- en radiotherapie onder hypoxische condities. Universiteit Antwerpen Abstract: De laatste jaren is duidelijk geworden dat solide tumoren met grote regelmaat hypoxische delen bevatten, wat kan bijdragen tot het ontstaan van resistentie of een verminderde gevoeligheid voor chemo- en radiotherapie. Bijgevolg is het zeer relevant om bij preklinisch onderzoek naar nieuwe therapieën ook het effect onder hypoxische condities te bestuderen. Een eenduidig en efficiënt in vitro hypoxiemodel is thans echter nog niet beschreven, zodat het ons zeer wenselijk lijkt om zulk model te ontwikkelen en te optimaliseren. Op die manier wordt het mogelijk om de interactie tussen chemotherapeutica (bijvoorbeeld cisplatine, gemcitabine) en radiotherapie zowel onder normoxische als onder hypoxische condities te bestuderen. Bovendien kan het in vitro hypoxiemodel tevens toegepast worden bij het onderzoek naar factoren die van belang zijn voor het radiosensitiserend mechanisme onder normoxische en hypoxische omstandigheden. Organisaties: • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Filip Lardon • Jan Vermorken • An Wouters
In vitro interactie tussen chemo- en radiotherapie onder hypoxische condities. Universiteit Antwerpen Abstract: In vitro interactie tussen chemo- en radiotherapie onder hypoxische condities. Organisaties: • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Filip Lardon • Jan Vermorken
In vitro interactie tussen chemo- en radiotherapie onder hypoxische condities. Universiteit Antwerpen Abstract: De laatste jaren is duidelijk geworden dat solide tumoren met grote regelmaat hypoxische delen bevatten, wat kan bijdragen tot het ontstaan van resistentie of een verminderde gevoeligheid voor chemo- en radiotherapie. Bijgevolg is het zeer relevant om bij preklinisch onderzoek naar nieuwe therapieën ook het effect onder hypoxische condities te bestuderen. Een eenduidig en efficiënt in vitro hypoxiemodel is thans echter nog niet beschreven, zodat het ons zeer wenselijk lijkt om zulk model te ontwikkelen en te optimaliseren. Op die manier wordt het mogelijk om de interactie tussen chemotherapeutica (bijvoorbeeld cisplatine, gemcitabine) en radiotherapie zowel onder normoxische als onder hypoxische condities te bestuderen. Bovendien kan het in vitro hypoxiemodel tevens toegepast worden bij het onderzoek naar factoren die van belang zijn voor het radiosensitiserend mechanisme onder normoxische en hypoxische omstandigheden. Organisaties: • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Filip Lardon • An Wouters
In vitro interactie tussen chemo- en radiotherapie onder hypoxische condities. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Filip Lardon • Jan Vermorken
In vitro interactie tussen chemo- en radiotherapie onder hypoxische condities. Universiteit Antwerpen Abstract: De laatste jaren is duidelijk geworden dat solide tumoren met grote regelmaat hypoxische delen bevatten, wat kan bijdragen tot het ontstaan van resistentie of een verminderde gevoeligheid voor chemo- en radiotherapie. Bijgevolg is het zeer relevant om bij preklinisch onderzoek naar nieuwe therapieën ook het effect onder hypoxische condities te bestuderen. Een eenduidig en efficiënt in vitro hypoxiemodel is thans echter nog niet beschreven, zodat het ons zeer wenselijk lijkt om zulk model te ontwikkelen en te optimaliseren. Op die manier wordt het mogelijk om de interactie tussen chemotherapeutica (bijvoorbeeld cisplatine, gemcitabine) en radiotherapie zowel onder normoxische als onder hypoxische condities te bestuderen. Bovendien kan het in vitro hypoxiemodel tevens toegepast worden bij het onderzoek naar factoren die van belang zijn voor het radiosensitiserend mechanisme onder normoxische en hypoxische omstandigheden. Organisaties: • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Filip Lardon • Jan Vermorken • An Wouters
In vitro experimenten naar de effecten op bestanddelen op T-cel uitbreiding en cytokinine productie. Universiteit Hasselt Abstract: Barrier Therapeutics is een farmaceutisch bedrijf dat zich toespitst op de ontwikkeling en commercialisatie van medicijnen in het domein van de dermatologie. In het verleden voerde BIOMED reeds contractonderzoek uit voor Barrier Therapeutics. De voorliggende overeenkomst voor contractonderzoek omhelst de uitvoering van in vitro experimenten en kadert in de validatie van immunologische effecten (T-celproliferatie en cytokineproductie) van een bestaand anti-histaminicum. Organisaties:
• Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Pieter STINISSEN
In vitro en in vivo studie van mono- en polymicrobiële biofilms als belangrijke oorzaak van therapeutisch falen in intensieve zorgeenheden. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Laboratorium voor Microbiologie, Parasitologie en Hygiëne (LMPH)
Onderzoekers: • Louis Maes • Herman Goossens • Paul F R C M Cos • Surbhi Malhotra • Monique Kerstens
In vitro en in vivo studie van de transdermale toediening door iontoforese van vasodilaterende en anti-inflammatoire fysiotherapeutische farmaca door analytische en niet invasieve biofysische metigen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Iontoforese is een techniek die het transport van geladen moleculen doorheen weefsel bevordert, gebruik makend van een electrische stroom en rekening houdend met de electrodenpolariteit. De iontoforesetechniek wordt vrijwel uitsluitend in praktijk gebracht door kinesitherapeuten, en hoewel ze al vele jaren toegepast wordt, is er een groot gebrek aan fundamentele studies over de efficientie van percutane obsorptie door iontoforese van farmaca. Het doel van het in vitro gedeelte van onze studie is de invloed van zowel de electrische als de fysicochemische parameters op de iontoforetische flux van fysiotherapeitische moleculen na te gaan d.m.v. analytische metingen, en de experimentele condities zodanig te optimaliseren dat een maximale transdermale toediening van de moleculen verzekerd is. Vervolgens zal er in de tweede fase overgegaan worden naar een klinische in vivo studie op proefpersonen. De iontoforetische flux van dezelfde moleculen in de huid zal bepaald worden gebruik makend van niet-invasieve bio-engineering metingen en er zal nagegaan worden of deze techniek een voldoende systemische resorptie toelaat (doseringen in het bloed). De bedoeling van deze studie is de efficientie van de percutane absorptie door iontoforese, een typische behandelingsvorm binnen het domein van de fysiotherapie te optimaliseren, zich baserend op de resultaten van systematisch fundamenteel in vitro en in vivo onderzoek. Organisaties: • Menselijke Fysiologie en Algemene Biologische Scheikunde
Onderzoekers: • ANDRE BAREL
In vitro en in vivo onderzoek van metabolisatie door de darmflora, absorptie, en antioxidatieve werkzaamheid van polyfenolische bestanddelen van humane voeding. Universiteit Antwerpen Abstract: Enerzijds willen we het effect meten van de orale toediening van gestandardiseerde preparaten met plantaardige polyfenolen op een aantal parameters van oxidatieve stress in vivo (in proefdieren; anderzijds willen we in een in vitro dialysemodel met colonfase de metabolisatie van polyfenolen door de darmflora, de absorptie van deze metabolieten, en hun antioxidatieve effecten bestuderen. De resultaten in beide modellen zullen met elkaar vergeleken worden: we zullen nagaan of de in het in vitro model gevormde metabolieten ook daadwerkelijk in vivo in het plasma aanwezig zijn, in welke mate deze metabolieten nog steeds antioxidatief werkzaam zijn, en of er een correlatie bestaat met de reductie van de in vivo oxidatieve stress parameters. Na validatie kan het in vitro dialysemodel met colonfase een belangrijk hulpmiddel zijn bij het verder onderzoek van de metabolisatie en de activiteit van polyfenolen, en ten dele een alternatief vormen voor dierproeven. Organisaties: • Farmacognosie, Functionele voeding en Farmaceutische Analyse (NatuRA)
Onderzoekers: • Luc Pieters • Sandra Apers • Nina Hermans
In vitro en in vivo onderzoek van antioxidatief werkzame plantaardige polyfenolen. Universiteit Antwerpen Abstract: In vitro en in vivo onderzoek van antioxidatief werkzame plantaardige polyfenolen. Organisaties: • Farmacognosie en fytochemie • Farmacognosie, Functionele voeding en Farmaceutische Analyse (NatuRA)
Onderzoekers: • Arnold Vlietinck • Dirk Vanden Berghe • Nina Hermans
In vitro en in vivo onderzoek naar de mechanismen van vasculaire calcificatie bij chronische nierinsufficiëntie. Universiteit Antwerpen Abstract: In vitro en in vivo onderzoek naar de mechanismen van vasculaire calcificatie bij chronische nierinsufficiëntie. Organisaties: • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Veerle Persy • Marc De Broe
In vitro en in vivo onderzoek naar de mechanismen van vasculaire calcificatie bij chronische nierinsufficiëntie. Universiteit Antwerpen Abstract: In vitro en in vivo onderzoek naar de mechanismen van vasculaire calcificatie bij chronische nierinsufficiëntie. Organisaties: • Pathofysiologie
Onderzoekers: • Patrick D'Haese • Veerle Persy • Marc De Broe
In vitro en in vivo merkers van bèta celdood en -functie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Doelstellingen: 1) Gevoelige en specifieke extracellulaire merkers van beta celdood en functionele beta celmassa ontwikkelen die toegepast kunnen worden voor in vitro kwaliteitscontrole en standardisatie van therapeutische beta celenten. 2) De toepasbaarheid van deze merkers onderzoeken voor de detectie en kwantificatie van beta celdood in vivo vooraleer hyperglycemie zich ontwikkelt of terug optreedt in diermodellen van beta celschade en transplantatie. 3) De toepasbaarheid van deze merkers onderzoeken voor de monitoring van de overleving van beta celenten in humane transplantatie trials, en - in geval van voldoende gevoeligheid - ook voor de detectie van vroege en/of kleinere episodes van beta celdestructie in personen met verhoogd risico op type 1 diabetes. Organisaties: • Pathologische Biochemie en Fysiologie
Onderzoekers: • FRANS GORUS • ZHIDONG LING
In vitro en in vivo merkers van beta cel dood en -functie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Betaceltransplantatie werd voorgesteld als een mogelijke geneeswijze bij type 1 diabetes patiënten die al hun eigen insulineproducerende betacellen hebben verloren. De bereiding van een therapeutische betacelent vereist de beschikbaarheid van een voldoende functionele betacelmasse, t.t.z. een voldoende aantal levende betacellen mmet adequate metabole activiteit en insulineproducerende capaciteit. Dit veronderstelt de ontwikkeling van efficiënte kwaliteitscontroletesten die op de donorcellen kunnen toegepast worden. Deze teste zouden specifieke en gevoelige merkers van bètaceldood en -functie moeten includeren. Idealiter zouden ze ook in vivo bruikbaar dienen te zijn, bvb. na transplantatie. De actueel beschikbare circulerende merkers van type 1 diabetes (bvb. diabetes autoantilichamen) zijn niet in staat betaceldood in vivo te kwantificeren. Het voorgestelde project beoogt: 1) Gevoelige en specifieke extracellullaire merkers van bètaceldood en functionele betacelmassa te ontwikkelen die toegepast kunnen worden voor in vitro kwaliteitscontrole en standaardisatie van therapeutische betacelenten; 2) De toepasbaarheid van deze merkers te onderzoeken voor de detectie en kwantificatie van betaceldood in vivo vooraleer hyperglycemie zich ontwikkelt of terug optreedt in diermodellen van betacelschade en transplantatie; 3) De toepasbaarheid van deze merkers te onderzoeken voor de monitoring van de overleving van betacelenten in humane transplantatietrials, en - in geval van voldoende gevoeligheid - ook voor de detectie van vroege en/of kleine episodes van betaceldestructie in personen met verhoogd risico op type 1 diabetes. Preliminaire resultaten tonen aan dat een extracellulaire vrijstelling van de 65 kDa vorm van glutamaatdecarboxylase(GAD) - een prominent betacelautoantigen bij type 1 diabetes - als merker van betacelschade in vitro of in vivo kan fungeren wanneer bepaald met een gevoelige timeresolved fluorescentie immunoassay (TRFIA). De bruikbaarheid van deze merker zal verder uitgetest worden in xeno transplantatie-experimenten bij proefdieren; in geval van beloftevolle resultaten, zullen bloedmonsters van patiënten onderzocht worden kort na ontvangst van een betacel allogreffe. Andere gevestigde diabetesautoantigen -insulinoma-associated antigen-2 en -2B (IA-2 en IA-2B) - zullen ook als extracellullaire merkers van betacelschade in vivo en in vitro onderzocht worden. Voor hun dosering zullen gevoelige TRFIAs ontwikkeld worden met gebruik van specifiek gekozen monoclonale antilichamen. Proteoomanalyse van kweekmilieu na blootstelling van eilandjescelpreparaten aan betaceltoxines in vitro en proteoomanalyse van plasma na blootstelling van diermodellen aan betacelbeschadigde condities (toxines of betacelentafstoting) in vivo zullenaangeven welke nieuwe eiwitmerkers verder onderzocht kunnen worden voor ontwikkeling van gevoelige immunoassays. Daarnaast wil men gamma aminoboterzuur (GABA) vrijstelling in kweekmilieu verder valideren als kwaliteitscontrole parameter voor humane betacelenten. Op basis van vorig onderzoek wil men de hypothese testen dat een kagere hoeveelheid GABA vrijgesteld bij een intermediaire glucose concentratie (6mM) een lager aantal levende betacellen weerspiegelt, terwijl de graad van suppressie van GABA vrijstelling bij hoog glucose (20mM de glucose gevoeligheid van de betacellen voorstelt. De GABA inhoud van humane betacellen en hun kweekmilieu zal gemeten worden met een gevalideerde HPLC methode. We verwachten dat gebruik van GABA vrijstelling voor het vaststellen van de glucose respons bijzonder nuttig zal zijn in sterk gedegranuleerde betacelpraparaten voor dewelke de snelheid van insuline vrijstelling sterker beïnvloed wordt door hun lage insuline voorraad dan door hun metabole activiteit. Organisaties: • Pathologische Biochemie en Fysiologie
Onderzoekers: • FRANS GORUS
In vitro en in vivo karakterizatie van het moleculair werkingsmechanisme van geselecteerde peroxisoom proliferatoren bij de zebravis (Danio rerio). Universiteit Antwerpen Abstract: Peroxisoom proliferatoren (PPs) kunnen interfereren met belangrijke nucleaire hormoon receptoren (PPARs). Ondanks de cruciale rol van deze receptoren in fundamentele biologische processen is er zeer weinig informatie beschikbaar over de mogelijk effecten van PPs en van de interferentie met PPAR-gemedieerde reactiewegen in teleosten. Met die project willen wel de PPAR mechanismen (in vivo en in vitro) ontrafelen om milieurisicoevaluatie van PPs mogelijk te maken. Organisaties: • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Karlijn Van der Ven
In vitro effect van diabetes farmaca op beta cel proliferatie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In vitro effect van diabetes farmaca op beta cel proliferatie. Organisaties: • Pathologische Biochemie en Fysiologie
Onderzoekers: • DANIEL PIPELEERS
In vitro DNA repair fenotype: ontwikkeling, vergelijking en validatie.
Vrije Universiteit Brussel Abstract: De individuele gevoeligheid voor mutagenen/carcinogenen is bepaald door genetische polymorfismen van de genen die betrokken zijn met de expressie van een DNA letsel tot mutatie: metabolisatie, DNA repair, cel cyclus controle en apoptose/necrose. Daar meerdere genen een bepaalde pathway bepalen is het vrij moeilijk rechtstreeks het globale effect te voorspellen vanuit het genotype voor ieder gen. Om deze redenen is het belangrijk een geïntegreerd fenotype te kennen. Met dit project beogen we, in samenwerking met andere partner ploegen van ons ECNIS NoE, methoden om het fenotype voor de voornaamste DNA repair pathways te ontwikkelen en te valideren, namelijk base excision repair (BER), double strand break repair (DSBR), nucleotide excision repair (NER) en mismatch repair (MMR). Het algemene strand break repair fenotype (BER, NER en DSBR) zal bestudeerd worden door in vitro challenging met H2O2 en BPDE en vergelijking van 2 verschillende cellulaire benaderingen. Mismatch repair zal uitgevoerd worden op specifieke oligonucleotiden. Validatie zal gebeuren op 30 donoren met gekend genotype. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MICHELINE VOLDERS
In-vitro differentiatie van humane embryonale stamcellen tot primordiale kiemcellen en mannelijke gameten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Wanneer kankerpatiënten chemo- en/of radiotherapie krijgen voor de behandeling van hun ziekte, kan hun fertiliteit hierdoor aangetast worden. De kankertherapieën hebben namelijk een effect op alle snel delende cellen en dus ook op de spermatogoniale stamcellen. Aangezien bij prepubertaire jongetjes de spermatogenese nog niet gestart is, kan geen spermastaal ingevroren worden en zijn deze stamcellen hun enige bron van fertiliteit voor de toekomst. Om deze prepubertaire patiënten te helpen zijn er verschillende strategieën mogelijk. De eerste strategie behelst de PRESERVATIE van de fertiliteit door de cryopreservatie van de spermatogoniale stamcellen vóór de start van de behandeling. Deze stamcellen zouden dan later tot proliferatie, differentiatie en maturatie kunnen aangezet worden via autologe intratesticulaire transplantatie of via weefseltransplantatie. De tweede strategie houdt de REGENERATIE van de fertiliteit in. Hierbij zouden embryonale stamcellen in-vitro gedifferentieerd worden via primordiale kiemcellen tot mannelijke gameten. Deze laatste strategie zou bovendien kunnen bijdragen tot de kennis van de factoren die kunnen zorgen voor de segregatie tussen de kiemcellijn en de somatische cellijnen en het sturen van de proliferatie van kiemcellijnen. Hoewel dit doctoraat zich op de tweede strategie toespitst, werd ook de eerste strategie (waarvoor tijdens de licentiaatstage al experimenten gebeurden) verder uitgewerkt. Deze strategie behelst dus de cultuur, differentiatie en maturatie van spermatogoniale stamcellen, al dan niet in-vitro en de nadruk lag hierbij op vruchtbaarheidspreservatie bij prepubertaire kankerpatiëntjes, vooral met het oog op mogelijke maligniteit bij autologe intratesticulaire transplantatie van testiculaire stamcellen. Een groot probleem voor de klinische toepassing van deze techniek is namelijk de mogelijke contaminatie van testisweefsel met tumorcellen in geval van leukemie of tumoren die metastasen vormen via de bloedbaan. Transplantatie van deze cellen zou een maligne relaps kunnen veroorzaken, wat ten stelligste moet vermeden worden. Er werden twee verschillende strategieën onderzocht die de fertiliteit van kinderkanker patiëntjes zouden kunnen herstellen zonder het risico op maligniteit. In een eerste opzet werd gebruik gemaakt van xenografting van testiculair weefsel naar immuundeficiënte muizen. In de studie werd subcutane grafting van prepubertair murien, adult murien en adult humaan testisweefsel vergeleken in twee immuundeficiënte muismodellen, namelijk Swiss Nude en SCID-NOD muizen. De belangrijkste conclusies van deze studie waren dat: 1) spermatogonia langer dan 195 dagen konden behouden worden na xenografting van adult humaan testisweefsel naar een immuundeficiënte muis; 2) het getransplanteerde weefsel een meer 'immature' ontwikkelingsstatus moet hebben om de techniek van xenografting te staven als een methode voor externe kiemcel bewaring en 3) bovendien, niet alleen de ontwikkelingsstatus van het weefsel op het moment van de grafting, maar ook de structurele organisatie van het seminifere epitheel de ontwikkeling van het weefsel zou kunnen beïnvloeden. De resultaten van deze studie werden gepubliceerd in Human Reproduction in februari 2006. De tweede studie was gebaseerd op de intratesticulaire stamceltransplantatie, een techniek waarmee onze onderzoeksgroep al veel ervaring heeft. Er werd getracht om muriene en humane testiculaire celsuspensies, besmet met tumorcellen, te decontamineren door middel van magnetische en fluorescentie geactiveerde cel sortering (respectievelijk MACS en FACS). Bovendien werd getracht de muriene celsuspensies aan te rijken aan spermatogoniale stamcellen om de efficiëntie van de intratesticulaire stamceltransplantatie te verhogen. Uit deze studie konden we concluderen dat MACS en FACS niet voldoende zijn voor een volledige depletie van maligne cellen in testiculaire celsuspensies. Meer onderzoek naar alternatieve decontaminatie methoden is zeker nodig, maar de ontwikkeling van een betrouwbare techniek om het testiculaire weefsel apriori te screenen voor contaminatie is minstens even belangrijk. De resultaten van de decontaminatie experimenten werden gepubliceerd in Human Reproduction in 2007 (2006 Nov 16; [Epub ahead of print]). Voor de tweede strategie (in-vitro differentiatie van humane embryonale stamcellen tot primordiale kiemcellen en mannelijke gameten) werden in de eerste fase van dit doctoraat eerst de basistechnieken van derivatie, cultuur en differentiatie van humane embryonale stamcellen (hES) aangeleerd. De derivatie van embryonale stamcellen gebeurt door middel van "immunosurgery" op geëxpandeerde blastocysten (embryo van ongeveer 6 dagen oud). Deze blastocysten werden afgestaan voor onderzoek door fertiliteitpatiënten. De kiemknop die uit het embryo geïsoleerd wordt, wordt op een voedingsbodem van muis embryonale fibroblasten (MEF) uitgeplaat. Wanneer deze cellen prolifereren, kunnen ze gepassageerd worden naar een nieuwe voedingsbodem en op deze manier in cultuur gehouden. Op dit moment, hebben we in ons laboratorium 9 hES cellijnen afgeleid. VUB01 (46XY), VUB02(46XY), VUB06 (47XX+17) en VUB_07 (46XX) zijn uit normale in vitro gekweekte blastocysten afgeleid. De VUB03_DM1, VUB04_CF (46XX), VUB05_HD (46XY), VUB08_MF (46XX), VUB09_FSHD hES cellijnen werden afgeleid uit embryo's die na preimplantatie genetische diagnose (PGD) voor respectievelijk myotone dystrofie type1 (DM1), mucoviscidose (CF), de ziekte van Huntington (HD), het syndroom van Marfan (MF) en Facioscapulo humerale dystrofie (FSHD) aangetast of drager bleken te zijn. Om de cellijnen die op deze manier ontstaan te karakteriseren, wordt een analyse gemaakt van hun zelfvernieuwende capaciteit en hun pluripotentie in-vitro en in-vivo. Zeven hES lijnen (VUB_09 werd nog niet onderzocht) toonden een normaal karyotype. VUB06 vertoont een trisomie van chromosoom 17. In alle lijnen werd een positieve alkaline fosfatase activiteit aangetoond. De aanwezigheid van de transcriptie factoren Oct-4 en Nanog, die merkers van pluripotentie zijn, werd door middel van RT-PCR aangetoond. Na spontane in-vitro differentiatie van de cellen, werd expressie van alfa foetoproteine (merker voor endodermale differentiatie) en human chorionic gonadotrophin (merker voor mesodermale differentiatie) gevonden. Verschillende celoppervlakte merkers (SSEA-3, -4, TRA-1-60, TRA-1-80) werden opgespoord dmv immunocytochemie. Het vermogen van differentiatie in-vitro werd aangetoond via de vorming van "embryoid bodies" waarin weefsels afkomstig van de drie kiemlagen moeten aanwezig zijn. Het vermogen van differentiatie in-vivo werd geëvalueerd door de vorming van teratomas na inspuiting van hES cellen in een SCID muis. De instandhouding van een hES cellijn is moeilijk omdat de cellen spontaan differentiëren. Frequent passageren van de kolonies naar nieuwe MEF-voedingsbodems van goede kwaliteit is noodzakelijk. Het passageren moet om de vier à vijf dagen gebeuren. Het medium moet elke dag ververst worden. Het medium bevat knock-out DMEM met knock-out serum replacement (20%), LGlutamine (2mM), non-essential amino-acids (1%), 2-mercapto-ethanol (0.1mM) en human recombinant basic Fibroblast Growth Factor (bFGF) (4ng/ml). Organisaties: • Embryologie en Menselijke Genetica
Onderzoekers: • HERMAN TOURNAYE • Mieke GEENS
In vitro differentiatie van beenmergstamcellen tot hepatocyten : karakterisatie van de biotransformatie- capaciteit, regulatie door 'liver-enriched' transcriptie factoren en invloed van trichostatine A. Vrije Universiteit Brussel
Abstract: Geïsoleerde primaire hepatocyten en hun culturen vormen belangrijke in vitro modellen voor farmaco-toxicologisch onderzoek van xenobiotica (1). Vooral voor geneesmiddelen zijn ze onmisbaar in de vroege ontwikkelingsfase. Vers geïsoleerde cellen en hun korte-termijn (2 à 3 dagen) culturen worden ondermeer toegepast voor het ophelderen van de voornaamste biotransformatiewegen van nieuwe moleculen, samen met de enzymen die hierbij betrokken zijn, de gevormde metabolieten en intermediairen. De studie van bepaalde geneesmiddeleninteracties (vb. inhibitie) en van de acute toxiciteit van nieuwe moleculen zijn andere toepassingsgebieden. Voor het bestuderen van lange-termijneffecten, zoals geneesmiddeleninteracties (vb. inductie) en subchronische en chronische toxiciteit zijn lange-termijnculturen nodig (tenminste 2 weken). Een probleem echter is dat hepatocyten in cultuur dedifferentiëren en de leverspecifieke eigenschappen verminderen in functie van de cultuurtijd. Vooral de biotransformatiecapaciteit ondergaat fenotypische veranderingen. Het gastlabo (dienst Toxicologie, VUB) heeft zich gespecialiseerd in dit domein en heeft een grote expertise opgebouwd om functionele hepatocyten voor langere tijd te te cultiveren (2-67) door het gebruik van oplosbare mediumcomponenten en in te grijpen op cel-cel- en celmatrixinteracties (19,21,68-70). De beste resultaten werden bekomen met co-culturen en sandwich collageen gel culturen. Deze langetermijnsculturen behouden hun leverspecifieke eigenschappen, waaronder de induceerbaarheid van de meeste fase I en fase II enzymes, voor minstens 10 dagen op een niveau vergelijkbaar met het in vivo niveau (9,21,40,63-66,68,71-74). Echter, het 'ideale' in vitro model bestaat nog niet. Het ontwikkelen van een eenvoudig, goed gestandaardiseerd en gekarakteriseerd hepatocytencultuursysteem met onbeperkte levensduur én een uitgesproken metaboliserend vermogen zou bijgevolg een enorme vooruitgang betekenen in het gebied van de farmaco-toxicologie. Het gebruik van beenmergstamcellen (BMSC) biedt hiervoor een mogelijke uitweg. Stamcellen hebben immers een sterk prolifererend en onbeperkt zelf-vernieuwend vermogen én zijn pluripotent (75-77). Zowel in vivo als in vitro studies hebben reeds bevestigd dat BMSC kunnen differentiëren in spiercellen, adipocyten, cardiomyocyten, neuroectodermale cellen, osteoblasten, chondroblasten,(76,78-86). Recent werd ontdekt dat BMSC eveneens kunnen differentiëren tot hepatocyten (84,87-89). Het onderzoek bevindt zich echter in een zeer pril stadium en de signalen die de recrutering van BMSC in de lever en hun differentiatie tot hepatocyten dirigeren alsook de mechanismen achter deze differentiatie zijn nog niet volledig opgehelderd. Ook de volledige karakterisatie van deze BMSC-afgeleide hepatocyten is nog niet gebeurd en de vraag blijft of deze cellen dezelfde functionele capaciteit en in het bijzonder biotransformatiecapaciteit hebben als endogene hepatocyten. Ook vragen omtrent de regulatie, induceerbaarheid en mogelijke opregulatie van de fase I en fase II biotransformatie-enzymen in BMSC-afgeleide hepatocyten dienen nog beantwoord te worden. Het voornaamste doel van dit doctoraatsproject is dan ook om, op basis van de reeds verworven kennis betreffende primaire hepatocytenculturen, een nieuw in vitro model voor farmaco-toxicologische doeleinden te ontwikkelen uitgaande van 'beenmergstamcellen' (BMSC). Zo zal worden nagegaan in welke mate de in vitro differentiatie van BMSC tot hepatocyten en in het bijzonder hun biotransformatiecapaciteit, opgereguleerd kan worden door de expressie en regulatie van LETFs te beïnvloeden door middel van geselecteerde mediumfactoren (90-99). De mediumfactor die hier zal onderzocht worden is Trichostatine A (TSA), een selectieve en reversibele histon deacetylase (HDAC)-inhibitor. Het gastlabo (dienst Toxicologie, VUB) heeft verschillende effecten (met betrekking tot de celcyclus en apoptose) van TSA bestudeerd en heeft een hele reeks nieuwe structuuranalogen van deze molecule gesynthetiseerd (74,100). TSA veroorzaakt, door zijn inhiberende werking op HDACs, een hyperacetylatie van histonen zodat de toegankelijkheid van het doelwit-DNA voor transcriptiefactoren, en dus ook LETFs, bevorderd wordt waardoor de transcriptie van het doelwitgen gemakkelijker kan doorgaan (101-106). Verwacht wordt dat de additie van TSA en structuuranalogen aan het kweekmedium van BMSC-afgeleide hepatocyten een positief effect zal hebben op de differentiatie en de expressie van de biotransformatie-enzymen in deze prolifererende cellen. De uiteindelijke vraag die door dit project beantwoord zal worden, is dus of veranderingen in de chromatinestructuur door histonacetylatie/deacetylatie een potentiële rol spelen in het mechanisme waarbij LETFs fase I en fase II biotransformatie-enzymen reguleren in BMSC-afgeleide hepatocyten en zodoende een bijdrage leveren tot de in vitro maturatie van BMSC tot hepatocyten. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • VERA ROGIERS
In vitro celvrije eiwit synthese en zuivering platform Vrije Universiteit Brussel Abstract: Kankeronderzoek: In vitro celvrije eiwit synthese en zuivering platform Organisaties: • Pathologische Biochemie en Fysiologie • Toegepaste Biologische Wetenschappen • Fysiologie
Onderzoekers: • Joris MESSENS • Geert MARTENS • Peter TOMPA • KRISTIAAN THIELEMANS
In vitro blootstelling aan stress als een instrument voor de optimalisatie van de cryopreservatie van Solanum spp. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Faculteit Wetenschappen
Onderzoekers: • Rony Swennen
In vitro bioaccessibiliteit en metabolisatie van nieuwe vlamvertragers in de mens Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project onderzoekt de in vitro bioaccessibiliteit (percent van dose beschikbaar voor opname) en metabolisatie (aard van gevormde metabolieten, actieve enzymen en substraatuitklaring) van de nieuwe vlamvertragers DBDPE, BTBPE, BDP en V6. Deze gegevens hebben predictieve waarden voor de in vivo bioaccessibiliteit en metabolisatie en selectie van blootstellingsmerkers in de schatting van blootstelling en humane toxicologische risicobeoordeling. Organisaties: • Toxicologie
Onderzoekers: • Claudio Alberto Erratico
In vitro and in vivo studies on the role of the IRAP enzyme/AT4 receptor system in learning and memory processes. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Inleiding Angiotensine II (Ang II) werd jarenlang beschouwd als het eindproduct van de renine-angiotensine cascade. Ang II kan 2 soorten receptoren stimuleren, namelijk AT1 en AT2 receptoren. Angiotensine conversie enzyme inhibitoren en AT1 receptorantagonisten zijn beide op de markt om hypertensie te behandelen. Recente ontdekkingen in dit vakdomein tonen echter aan dat er verschillende additionele effectorpeptiden bestaan met
uiteenlopende functies (review Vauqueline te al., 2002). Het hexapaptide Ang IV (VYIHPF) ontstaat uit Ang II door enzymatische afsplitsing van 2 N-terminale aminozuren en veroorzaakt een waaier van centrale en perifere fysiologische functies, waaronder een verbetering van leertaken en geheugen in normale proefdieren, het omkeren van geheugenverlies in diermodelen van amnesie en een regulatie van de renale hemodynamica en natriumhuishouding. De cellulaire bindingsplaatsen voor het Ang IV werden gekarakteriseerd als AT4 receptoren (de Gasparo et al., 2000), aanwezig in grote mate in hersenregio's betrokken in cognitie en geheugen (zoals cortex en hippocampus) maar ook in de verschillende perifere weefsels. Dit onderzoeksdomein kreeg echter een totaal nieuwe wending door de resultaten van Albiston et al. (2001), die documenteerden dat de AT4 receptor geen G-proteïne gekoppelde receptor is maar een enzyme. Dit enzyme heeft verschillende namen afhankelijk van het weefsel waar het eerst door verschillende onderzoekers werd ontdekt, maar eigenlijk staan IRAP = insulin-regulated aminopeptidase, P-LAP = placental leucine aminopeptidase en Otase = oxytocinase voor eenzelfde enzyme. De Australische onderzoeksgroep van Albiston leverde in alle geval baanbrekend in vitro werk (Albiston et al., 2001; Lew et al., 2003; Lee et al., 2003): 1) de peptidesequentie van de AT4 receptor en IRAP was analoog; 2) HEK cellen getransfecteerd met IRAP vertonen typische AT4 receptor bindingskarakteristieken voor Ang IV; 3) de distributie in de hersenen van het IRAP proteïne en zijn mRNA, bepaald door immunohistochemische technieken en hybridizatie histochemie, zijn parallel met de radioligandbinding van [125I]Nle1-Ang IV aan de AT4 receptor; 4) de endogene AT4 receptorliganden, Ang IV en LVV-hemorphine-7, en de synthetische analogen, Nle1-Ang IV en divalinal-Ang IV, zijn potente inhibitoren van de katalytische activiteit van IRAP maar worden zelf niet door IRAP gemetaboliseerd; 5) structuur-activiteitsrelaties van LVV-hemorphine-7 toonden aan dat een minimale sequentie van 5 aminozuren nodig is voor hoge affiniteitsbinding aan IRAP en inhibitie van IRAP. Hypothese en doelstellingen Dit project beoogt een kritische evaluatie van deze werkhypothese dat IRAP inderdaad de AT4 receptor is, en dat het IRAP enzyme/AT4 receptor systeem de belangrijkste cellulaire binding- en signaaltransductieplaats is voor Ang IV in het centraal zenuwstelsel We beogen 3 concrete doelstellingen: (i) Identificatie en karakterisatie van het IRAP enzyme/AT4 receptor systeem in neuronale cellen in vitro. Dit zal gebeuren door meting van de ligandbinding, enzymatische activiteit en mogelijke signaaltransductiemechanismen in cellen en in hersencoupes en hersenhomogenaten. (ii) Onderzoek naar de betrokkenheid en de werkingsmechanismen van het IRAP enzyme/AT4 receptor systeem in leer- en geheugenprocessen door kwantificeren van het gedrag in gevalideerde gedragstesten na i.c.v. of intrahippocampale/intracorticale applicatie van IRAP/AT4 liganden. Deze experimenten zullen uitgevoerd worden in normale laboratoriumratten en muizen en in een verder stadium van het project ook in modellen voor de ziekte van Alzheimer. (iii) Onderzoek naar de in vivo fysiologische relevantie van activatie en modulatie van het centraal IRAP enzyme/AT4 receptor systeem door het meten van de neurotransmitter- en neuropeptidevrijgave in ratten en muizen, alsook in IRAP¨KO muizen. Organisaties: • Experimentele Farmacologie • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • YVETTE MICHOTTE • Ilse Julia SMOLDERS • PATRICK VANDERHEYDEN • Katrien LANCKMANS • GEORGES VAUQUELIN • Dimitri DE BUNDEL
In vitro and in vivo analysis of the mode of action of a new Pseudomonas aeruginosa antipersister molecule KU Leuven Abstract: De opportunistische, gram-negatieve pathogeen Pseudomonas aeruginosa isverantwoordelijk voor zon 10% van alle nosocomiale infecties in Belgiëen is weinig vatbaar voor de courant gebruikte therapieën. Een belangrijke reden hiervoor is de aanwezigheid van persistorcellen, een kleine subpopulatie van transiënt antibioticumtolerante cellen. Persistorcellen zijn immers verantwoordelijk voor de recalcitrante aard van chronische infecties, dragen bij tot de tolerantie van biofilmen voor antibiotica en kunnen door hun latente aanwezigheid in het lichaam bijdragen tot het ontstaan van antibioticumresistentie. Het moleculaire mechanisme achter het fenomeen van peristentie is tot op heden echter nog niet volledig ontrafeld, wat de ontwikkeling van anti-persistortherapieën enorm bemoeilijkt. Dit doctoraatsproject zal zich daarom via een top-down aanpak toeleggen op het ontrafelen van het werkingsmechanisme van een nieuw P. aeruginosa anti-persistormolecule. Voorafgaand onderzoek identificeerde ve Organisaties: • Centr. Microbiële en Plantengenetica
Onderzoekers: • Jan Michiels • Valerie Defraine
In vitro analyse van dynamische voet biomechanica met behulp van een gang simulator en intra-articulaire drukmetingen KU Leuven Abstract: De voet is een complexe structuur die doorheen de gangfase en afhankelijk van de situatie zowel flexibel als rigide moet zijn. Bovendien moet de voet veel en grote belastingen kunnen verdragen om de mens toe te laten een hele reeks bewegingen uit te voeren. Het doel van dit project is om de grootte en het patroon van de ontwikkelde intra-articulaire druk teonderzoeken om zo een beter inzicht te krijgen in hoe verschillende bewegingen en bepaalde pathologieën de weerstand van de enkel beïnvloeden. Daarenboven zal dit onderzoek ook bijdragen aan de ontwikkeling van betere totale enkelprothesen.Real time intra-articulaire drukmeting van de achtervoet Organisaties: • Afdeling Biomechanica
Onderzoekers: • Jozef Vander Sloten • Anastasios Natsakis
In vitro aanmaak van AML specifieke T cellen vanuit humane hematopoietische stamcellen en functionele evaluatie van deze cellen in een in vivo preklinisch muismodel Universiteit Gent Abstract: In dit project zullen bloedvormende stamcellen getransduceerd worden en zo een T cel receptor tot expressie brengen. We zullen hiervoor T cellen anmaken gericht tegen WT1 en veervolgens de T ce receptorgenen kloneren. Deze gekloneerde genen worden vervolgeens in stamcellen gebracht. Na uitrijpen van deze stamcellen tot T cellen, zullen we de functionaliteit van die cellen testen Organisaties: • Vakgroep Klinische biologie, microbiologie en immunologie
Onderzoekers:
• Bart Vandekerckhove
In vitro aanmaak van AML specifieke T cellen vanuit humane hematopoëtische stamcellen en functionele evaluatie van deze cellen in een in vivo preklinisch muismodel Universiteit Gent Abstract: In dit project zullen bloedvormende stamcellen getransduceerd worden en zo een T cel receptor tot expressie brengen. We zullen hiervoor T cellen anmaken gericht tegen WT1 en veervolgens de T ce receptorgenen kloneren. Deze gekloneerde genen worden vervolgeens in stamcellen gebracht. Na uitrijpen van deze stamcellen tot T cellen, zullen we de functionaliteit van die cellen testen. Organisaties: • Vakgroep Klinische biologie, microbiologie en immunologie
Onderzoekers: • Bart Vandekerckhove • Tessa Kerre
In vitro 3D intra articulair bewegingsonderzoek met contactareaal analyse: methodologische ontwikkeling met toepassing op het ellebooggewricht. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het intra articulair bewegingsonderzoek is tweeledig : a) methodologie : Idealiter zou 3D intra articulaire bewegingsanalyse in vivo moeten gebeuren, waarbij zoals vermeld de methodologische mogelijkheid van 3D CAD modelling op basis van medische beeldvorming. Niettegenstaande de validiteit en accuraatheid van deze methode werd gefundeerd is ze echter nog tijdrovend en wacht ze op verdere verfijning dmv surface mapping. b) toegepast onderzoek op het ellebooggewricht. Organisaties: • Artrokinematica
Onderzoekers: • Pierre VAN ROY
Investigator-Initiated Research Agreement Universiteit Hasselt Abstract: De Universiteit Hasselt voert een onderzoek naar " Uptake of Hepatitis C treatment in drug users with chronic Hepatitis C in a substitution program: the LINK study'. De studie gebeurt onder leiding van prof.dr. Geert Robaeys, verbonden aan het onderzoeksinstituut Biomed van de Universiteit Hasselt. De basis voor dit onderzoek zijn data die via bevragingen in substitutiecentra worden verzameld, op basis van een protocol en met goedkeuring van de Ethische Commissie. Organisaties: • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Helene PICCARD • Geert ROBAEYS
Investigation of the pathogenic mechanism underlying FTLD/ALS induced by hexanucleotide repeats in C9orf72 using fruit flies (Drosophila melanogaster). KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Laboratorium voor Neurobiologie (VRC)
Onderzoekers: • Philip Van Damme • Elke Bogaert
Investigation of the emotion circuits in the brain of healthy volunteers and patients with neurodegeneration KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Onderzoeksgroep Psychiatrie
Onderzoekers: • Mathieu Vandenbulcke • Jan Jastorff • Yun-An Huang
Investigation of graft-reltaed complications in prolapse repair following implantation meshes, using in-vivo models and in-silico simulations KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Orgaansystemen
Onderzoekers: • Jan Deprest
Investigation into the possible neuroprotective and neurorestorative effects of ReS9-S-7 in the striatal 6-OHDA rat model of Parkinson's disease. Vrije Universiteit Brussel Abstract: For reasons of confidentiality no abstract is available. Organisaties: • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • YVETTE MICHOTTE • SOPHIE SARRE
Investigation into the changes induced by introduction of bone marrow mesenchymal stem cell differentiated smooth muscle cell in animal model of diabetes cystophathy.
Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds de UZA. UA levert aan de UZA de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Translationele Neurowetenschappen (TNW)
Onderzoekers: • Jean Jacques Wyndaele • Gopinath Chaitanya
Investigating Urban Design Workshops in Flanders: Researching DesignerlyResearch (Een verkenning van stedenbouwkundige ontwerpworkshops in Vlaanderen: ontwerpend onderzoek onderzocht) KU Leuven Abstract: Vanaf de jaren 1990 groeide het besef dat de discipline stedenbouw aan een fundamentele heruitvinding toe was. Zoals elders in Europa lag de oorzaak in de stedelijke en industriële infrastructuur (zoals slachthuizen, rangeerterreinen en werkplaatsen) die in onbruik waren geraakt in het postindustriële tijdperk. Modernistische masterplannen volstonden niet om de transformatie van deze brownfields op gang te brengen. Een grondigeverkenning en prospectie van deze sites was nodig en stadsontwerp bleekhiervoor een interessant instrument te zijn. De voorafgegane modernistische normen en richtlijnen maakten plaats voor het baanbrekende stadsontwerp van de jaren 1990 dat ook een hernieuwde interpretatie van ontwerpend onderzoek inleidde. Ontwerp werd namelijk ingezet om onderzoek te verrichten.Over ontwerpend onderzoek bestaat nog steeds aanzienlijkwat verwarring en discussie. Recent werden in Vlaanderen een heel aantal conferenties en seminaries over het onderwerp georganiseerd door verschill Organisaties: • Architectuur en Ontwerpen
Onderzoekers: • Bruno De Meulder • Veerle Cox
Investigating the molecular mechanisms underlying the function of SynCAM1 in astrocytes KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Departement Menselijke Erfelijkheid
Onderzoekers: • Matthew Holt • Tengyuan Liu
Investigating clinical aspects of psoriatic arthritis KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Skeletale Biologie en Engineering
Onderzoekers: • Rik Lories • Naba Haque
Inventariseren van de nematoden (type)collectie van het Museum voor Dierkunde van de Universiteit Gent Universiteit Gent Abstract: Het Museum voor Dierkunde van de Gentse universiteit hoedt over een nematodetypecollectie met zo'n 4000 preparaten. Om deze collectie beter toegankelijk te maken voor taxonomen van over heel de wereld, was het dringend de tijd dat deze collectie digitaal ontsloten werd. Met dit project konden we +/- 2000 preparaten met nematoden digitaal ontsluiten. Deze inventaris zal te raadplegen zijn via GBIF. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Dominique Adriaens
Inventarisatiemethodes voor het begroten van de koolstof voorraden en veranderingen in deze voorraden in Europese bossen Universiteit Gent Abstract: ER zal een methode ontwikkeld worden die bodemgegevens uit verschillende bronnen integreert en die kan dienen om de koolstof voorraden in de bodem en veranderingen in die voorraden te monitoren. Het is het eerste, systematische project om de rol van de bodem in de koolstof-cyclus te begroten. Een algemene koolstof balans voor Europese bossen zal eveneens berekend worden. Organisaties: • Vakgroep Geologie en bodemkunde
Onderzoekers: • Eric Van Ranst
Inventarisatie en lokalisatie van oude rivierdoorbraken onder moderne dijken in het Scheldebekken Universiteit Gent Abstract: Ter hoogte van het GOG Kruibeke-Bazel-Rupelmonde zijn oude rivierdoorbraken gelokaliseerd aan de hand van historisch, geotechnisch en geofysisch onderzoek. Het historisch en geotechnisch deel is uitgevoerd door UGent, het geofysisch deel door KULeuven. De resultaten van iedere onderzoeksmethode zijn bestudeerd en tegen elkaar afgewogen. Afhankelijk van de haalbaarheid kunnen de onderzoeksmethodes gebruikt worden voor het gehele Scheldebekken. Organisaties: • Vakgroep Plantaardige productie
Onderzoekers: • Dirk Reheul
Inventarisatie en evaluatie van de impact op het milieu van het Antarctica onderzoeksstation "Princess Elisabeth" Universiteit Gent
Abstract: Het doel van ANTAR-IMPACT is bij te dragen tot de evaluatie van de impact van de bouw en de werking van het Belgische onderzoeksstation "Princess Elisabeth" (Oost-Antarctica) op het milieu, door concreet de referentiegegevens te leveren mbt de bestaande (microbiële) biologische diversiteit voorafgaand aan de bouw van het onderzoeksstation. De resultaten zullen overgemaakt worden aan het "Comittee for Environmental Protection". Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Wim Vyverman • Anne Willems
Invasive seaweeds in rising temperatures: impacts and risk assessments (INVASIVES) Universiteit Gent Abstract: The aim of the project is to assess present and future impacts of invasive alien seaweeds on the North-Atlantic coastal biodiversity. The project aims specifically at predicting the effects of alien seaweeds under climate variability and rising sea surface temperatures [1] in the NorthAtlantic. This will be done by addressing temperature effects on expansion rate and range shifts, abundance and ecological functioning of invasive or potentially invasive alien seaweeds. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Olivier De Clerck
Invasie van pesticidedegraderende bacteriën in zandfilters voor drinkwaterproductie KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Afdeling Bodem- en Waterbeheer
Onderzoekers: • Dirk Springael • Johanna Vandermaesen
Invasie en biodiversiteit in graslanden en perceelsranden. Universiteit Antwerpen Abstract: Biologische invasies worden beschouwd als een toenemende bedreiging voor de biologische diversiteit, maar de onderliggende principes ervan zijn onvoldoende gekend. Ook de wijze waarop globale klimaatsveranderingen invasieprocessen beïnvloeden, is onduidelijk. Het doel van dit voorstel is een beter mechanistisch kader te ontwikkelen om (a priori) te kunnen bepalen welke plantengemeenschappen het meest gevoelig zijn aan invasie (`invasibiliteit') en welke soorten potentieel het meest invasief kunnen worden (`invasief vermogen') onder bepaalde condities. Het project is voor een groot deel gericht op grasland aangezien grassen verantwoordelijk zijn geweest voor enkele van de meest destructieve invasies uit het verleden. Eén der voornaamste oorzaken van biologische invasies zijn veranderingen in landgebruik. Het landbouwbeleid in West-Europa streeft naar een reductie van de intensieve landbouw en promotie van biodiversiteit, maar het is onzeker hoe biologische invasies hierdoor beïnvloed worden. We bestuderen dit vraagstuk voor de recente trend van perceelsranden. Deze worden aangelegd op akkers als buffer voor nutriënten- en biocide-efflux en worden beschouwd als nieuwe reservoirs voor biodiversiteit in onze gefragmenteerde landschappen. Installatie van perceelsranden vormt echter een aanzienlijke verstoring en de soorten-influx wordt er minder intens gecontroleerd dan in gewassen, zodat ze belangrijke `hot spots' voor invasie kunnen vormen. In dit project worden eerst technieken vergeleken om biodiversiteit in perceelsranden te maximaliseren (spontane introgressie, toepassing van commerciële vs. lokale zaden, enz.). Daarna wordt de invasibiliteit in perceelsranden getest door er soorten uit de modelecosystemen te introduceren. Het objectief is om beheersmaatregelen te bepalen die het risico op invasie minimaliseren, zowel in perceelsranden als vanuit perceelsranden naar de akkers. De algemene doelstelling van het project is een meer gefundeerde wetenschappelijke basis te ontwikkelen voor het uitwerken van beschermende strategieën tegen invasie in graslanden en perceelsranden. Hierdoor moeten pro-actieve beleidsmaatregelen mogelijk worden i.p.v. de huidige curatieve politiek. Organisaties: • Planten- en vegetatie ecologie • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Ivan Nijs
Invasie en biodiversiteit in graslanden en perceelsranden Universiteit Gent Abstract: Het project bestudeert de botanische evolutie en de faunistische evolutie in akkerranden in functie van het beheer. Organisaties: • Vakgroep Plantaardige productie
Onderzoekers: • Dirk Reheul
In utero stimulatie van foetale longontwikkeling: klinische trial met betrekking tot foetale tracheale occlusie bij hernia diafragmatica en evaluatie mogelijkheden medicale behandeling. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Orgaansystemen
Onderzoekers: • Jan Deprest
Introductie van de chemische analyse in de microbiologie om interacties van poliovirus op het molecular niveau op te helderen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Door gebruik te maken van een celvrij systeem en capillaire electroforese zullen onopgeloste vraagstukken in verband met de structuur en de replicatie van het poliovirus, zoals de functie van sommige virale proteïnen, het mechanisme van de initiatie van proteïnen- en RNA synthese en de verschillende stappen in de morfogenese bestudeerd worden. Het moet toelaten om (i) subvirale partikels te detecteren die ontstaan tijdens de replicatiecyclus van poliovirus (morfogenese), (ii) interacties te bestuderen tussen het viraal genoom en subvirale partikels, die leiden tot het
ontstaan van nieuwe virionen, (iii) interacties te onderzoeken tussen het viraal RNA en cellulaire proteïnen, (iv) interacties tussen virale en cellulaire proteïnen te beschouwen, (v) interacties tussen viraal RNA en virale proteïnen te volgen, waarbij telkens de stoichiometrie en affiniteit kan bepaald worden, en (vi) om nieuwe targets voor potentieel antivirale drugs te identificeren. Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie • Farmaceutische Biotechnologie en Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • BARTHOLOMEUS ROMBAUT • Yvan VANDER HEYDEN
Introductie van analytische scheidingstechnieken in de virologie om interacties op moleculair vlak bij picornaviridae op te helderen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Door gebruik te maken van het celvrij systeem voor de aanmaak van virusmateriaal en initieel CE als scheidingstechniek, willen wij onopgeloste vraagstukken in verband met de structuur en de replicatie van picornavirussen, zoals de functie van sommige virale proteïnen, het mechanisme van de initiatie van proteïnen- en RNA synthese en de verschillende stappen in de morfogenese bestuderen. Het moet ons eveneens in staat stellen om - naast de onderwerpen die hoger werden aangehaald - (i) subvirale partikels te detecteren die ontstaan tijdens de replicatiecyclus van picornavirussen (morfogenese), (ii) interacties te bestuderen tussen het viraal genoom en subvirale partikels, die leiden tot het ontstaan van nieuwe virionen, (iii) interacties te onderzoeken tussen het viraal RNA en cellulaire proteïnen, (iv) interacties tussen virale en cellulaire proteïnen te beschouwen, (v) interacties tussen viraal RNA en virale proteïnen te volgen, waarbij telkens de stoichiometrie en affiniteit kan bepaald worden, en (vi) bijgevolg aangrijpingspunten te vinden voor potentiële antivirale geneesmiddelen. Zoals reeds aangehaald kunnen de virale componenten slechts gedetecteerd worden nadat zij fluorescent gelabeld zijn, ofwel door een derivatisatie-reactie met een fluorofoor ofwel door intercalatie met een fluorofoor. Een probleem kan zich stellen wanneer men in een complex mengsel van proteïnen in het celextract de de novo gesynthetiseerde virale moleculen moet detecteren omdat de reactie niet specifiek is. In het verleden werden er radioactieve precursoren toegevoegd waarbij vervolgens op een relatief eenvoudige manier de geïncorporeerde radioactiviteit kon gemeten worden die slechts aanwezig was in de novo gesynthetiseerde virale moleculen. Om het gebruik van radioactiviteit af te bouwen en omdat het praktisch moeilijk of niet haalbaar is om de radioactiviteit van monsters te meten bij CE, willen we graag het gebruik van niet-natuurlijke aminozuren introduceren in de moleculaire virologie. Tot nu toe waren onderzoekers beperkt tot het gebruik van de 20 natuurlijk voorkomende aminozuren (al of niet radioactief gemerkt). Maar vorderingen in de chemische biologie bieden ons nu de toegang tot een breder arsenaal van aminozuren die chemisch gewijzigd werden. Afhankelijk van de chemische modificatie kunnen deze aminozuren bij verschillende toepassingen gebruikt worden. Zij kunnen ingezet worden bij de detectie van virale proteïnen, ofwel omdat zij reeds verbeterde fluorescerende eigenschappen bezitten, zoals het 5-hydroxy-L-tryptofaan [15], ofwel omdat zij nieuwe reactieve groepen, zoals alkynen, bezitten die het mogelijk maken om proteïnen selectief fluorescent te labelen. Een andere mogelijkheid bestaat erin om fotoactiveerbare crosslinkers bij leucine en methionine [16] te introduceren om proteïne-proteïne interacties beter te bestuderen. Het interessante aan deze niet-natuurlijke aminozuren is dat wanneer zij geïncorpeerd worden, het proteïne zijn activiteit en functionaliteit behoudt. Zowel bij gebruik van fluorescentielabelling, derivatisatie als bij de introductie van niet-natuurlijke aminozuren moeten de analytische CE bepalingen geoptimaliseerd worden. Dat geldt evenzeer voor de voorwaarden waaronder de (derivatisatie) reacties uitgevoerd worden. Dergelijke optimalisaties zullen binnen dit project eveneens beschouwd worden. We denken hierbij aan een aanpak gebaseerd op het gebruik van experimentele designs. Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie • Farmaceutische Biotechnologie en Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • BARTHOLOMEUS ROMBAUT • Yvan VANDER HEYDEN
Introductie van analytische scheidingstechnieken in de virologie om interacties op moleculair vlak bij picornaviridae op te helderen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Toen de onderzoeksgroep van Dieter Blaas (Wenen, Oostenrijk) in 1999 voor het eerst capillaire electroforesee (CE) gebruikte om viral interacties aan te tonen op moleculair vlak (in zijn geval, rhinovirus), was het op dat ogenblik nagenoeg vijftig jaar geleden dat nieuwe analytische scheidingstechnieken werden geintroduceerd in de virologie. Ook de onderzoeksgroep (MICH) voelde op dat ogenblik de noodzaak aan om nieuwe scheidingstechnieken in te voeren in hun lab, om hun doelstellingen te kunnen bereiken. Teneinde dit probleem op te lossen werd een samenwerking opgezet met de onderzoeksgroep van Prof. Y. Vanderheyden (FABI). Met als uitgangspunt de CE methode van de groep Blaas, worden nu een scheidingsprotocol voor poliovirus en zijn subvirale partikels opgesteld. Een eerste protocol is nu klaar (Oita et al., submitted for publication). Deze scheidingsmethode zal door MICH gebruikt worden om de morfogenese van poliovirus te bestuderen, de interacties van poliovirale partikels en waardcelproteïnen na te gaan. Om beide eerste doel-stellingen tot een goed einde te brengen zal gebruik gemaakt worden van een celvrij RNA translatie/replicatie systeem (kortweg celvrij systeem) voor het poliovirus. Het systeem bestaat uit een niet-geïnfecteerd celextract, aangevuld met zouten, een energie regeererend systeem, aminozuren en nucleotiden, dat geprogrammeerd wordt met poliovirusRNA waarna een volledige replicatiecyclus van poliovirus wordt waargenomen. Dit zal in de onderzoeksgroep MICH gebeuren. Ondertussen zal binnen de onderzoeksgroep FABI enerzijds de gevoeligheid van de CE worden opgedreven door de viruspartikels ofwel extern (na translatie) ofwel intern (tijdens translatie) fluorescent te merken en zal anderzijds gezocht worden naar andere alternatieve scheidingstechnieken die op virussen kunnen toegepast worden. Deze zijn eerder gericht op miniaturisatie (microfluidic chips) en anderzijds op preparatieve methodes (chromatografie). Tenslotte is ook het derde aspect van de onderzoeksdoelstellingen van MICH nu bijzonder actueel geworden. Dit betreft zoals hoger gesteld, de interactie van poliovirus met liganden. Enerzijds werd een project gestart met de onderzoeksgroep van Prof. J. Neyts op het Rega Instituut (KULeuven) waarbij gezocht wordt naar nieuwe antivirale middelen tegen poliovirus. Recentelijk (zie onze publicatielijst) werd nl. vastgesteld dat wanneer men poliomyelitis en het agens poliovirus wil eradiceren, men in de eindfase van deze eradicatie antivirale middelen zal nodig hebben (zie WHO en CD8 rapport). De interactie van deze antivirale middelen met het virus zal met CE onderzocht worden. Anderzijds werd een nieuw project opgestart met Prof. S. Muyldermans (onderzoeksgroep DBIT, VUB) om nanobodies te maken tegen het poliovirus. Deze zullen in de volgende weken ter beschikking komen. CE zal ook in dit onderzoek gebruikt worden om de binding van nanobodies met het virus na te gaan (ratio virus/nanobodies bepalen voor neutralisatie, enz. ). Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie
Onderzoekers: • Yvan VANDER HEYDEN
Introductie van analytische scheidingstechnieken in de virologie om interacties op moleculair vlak bij picornaviridae op te helderen. Vrije Universiteit Brussel
Abstract: Toen de onderzoeksgroep van Dieter Blaas (Wenen, Oostenrijk) in 1999 voor het eerst capillaire electroforesee (CE) gebruikte om viral interacties aan te tonen op moleculair vlak (in zijn geval, rhinovirus), was het op dat ogenblik nagenoeg vijftig jaar geleden dat nieuwe analytische scheidingstechnieken werden ge^¨introduceerd in de virologie. Ook onze onderzoeksgroep (MICH) voelde op dat ogenblik de noodzaak aan om nieuwe scheidingstechnieken in te voeren in ons lab, om onze doelstellingen te kunnen bereiken. Teneinde dit probleem op te lossen werd een samenwerking opgezet met de onderzoeksgroep van Prof. Y. Vanderheyden (FZBI). Met als uitgangspunt de CE methode van de groep Blaas, worden nu een scheidingsprotocol voor poliovirus en zijn subvirale partikels opgesteld. Een eerste protocol is nu klaar (Oita et al., submitted for publication). deze scheidingsmethode zal door MICH gebruikt worden om de morfogenese van poliovirus te bestuderen, de interacties van poliovirale partikels en waardcelproteïnen na te gaan. Om beide eerste doel-stellingen tot een goed einde te brengen zal gebruik gemaakt worden van een celvrij RNA translatie/replicatie systeem (kortweg celvrij systeem) voor het poliovirus. Het systeem bestaat uit een niet-geïnfecteerd celextract, aangevuld met zouten, een energie regeererend systeem, aminozuren en nucleotiden, dat geprogrammeerd wordt met poliovirusRNA waarna een volledige replicatiecyclus van poliovirus wordt waargenomen. Dit zal in de onderzoeksgroep MICH gebeuren. Ondertussen zal binnen de onderzoeksgroep FABI enerzijds de gevoeligheid van de CE worden opgedreven door de viruspartikels ofwel extern (na translatie) ofwel intern (tijdens translatie) fluarescent te merken en zal anderzijds gezocht worden naar andere alternatieve scheidingstechnieken die op virussen kunnen toegepast worden. Deze zijn eerder gericht op miniaturisatie (microfluidic chips) en anderzijds op preparatieve methodes (chromatografie). Tenslotte is ook het derde aspect van de onderzoeksdoelstellingen van MICH nu bijzonder actueel geworden. Dit betreft zoals hoger gesteld, de interactie van poliovirus met liganden. Enerzijds werd een project gestart met de onderzoeksgroep van Prof. J. Neyts op het Rega Instituut (KULeuven) waarbij gezocht wordt naar nieuwe antivirale middelen tegen poliovirus. Recentelijk (zie onze publicatielijst) werd nl. vastgesteld dat wanneer men poliomyelitis en het agens poliovirus wil eradiceren, men in de eindfase van deze eradicatie antivirale middelen zal nodig hebben (zie WHO en CD8 rapport). De interactie van deze antivirale middelen met het virus zal met CE onderzocht worden. Anderzijds werd een nieuw project opgestart met Prof. S. Muyldermans (onderzoeksgroep DBIT, VUB) om nanobodies te maken tegen het poliovirus. Deze zullen in de volgende weken ter beschikking komen. CE zal ook in dit onderzoek gebruikt worden om de binding van nanobodies met het virus na te gaan (ratio virus/nanobodies bepalen voor neutralisatie, enz. ). Organisaties: • Farmaceutische Biotechnologie en Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • BARTHOLOMEUS ROMBAUT
Introducing provider-patient communication as a new topic for training and research at health institutes in Cochabamba (Bolivia) and Cuenca (Ecuador) Universiteit Gent Abstract: The objective is to promote communication skills of health professionals. The project aims to awake interest among the local actors and to create favorable conditions for progressing towards the integration of the communication theme into the academic program namely by 1) identifying, motivating and training pioneers in each city, 2) supplying tools and background information, 3) implementing training activities, 4) carrying out research, 5) disseminating results and experiences and 6) creating a supportive network Organisaties: • Vakgroep Uro-gynaecologie
Onderzoekers: • Marleen Temmerman
Intrinsiek ongestructureerde chaperones: in vivo substraten en in vitro mechanisme Vrije Universiteit Brussel Abstract: Mijn belangrijkste doelstelling is het antwoord op de vraag te vinden van substraat specificiteit en ook om modellen voor moleculaire mechanisme van IDP chaperones mogelijk te maken. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Peter TOMPA • Denes KOVACS
Intrigerende variatie in het paarsysteem van endemische waterjuffers op oceanische eilanden: een eerste voorbeeld van 'omgekeerde sekserollen' bij Odonata (Insecta)? Universiteit Antwerpen Abstract: Dit onderzoek beoogt de eerste documentatie ooit van de omkering van sexerollen bij waterjuffers. Een dergelijke studie biedt groot potentieel om de evolutie en de variatie in paarsystemen beter te begrijpen, vooral ook van nauwverwante soorten. Een belangrijk punt van dit project is de multi-soorten benadering, waarbij sexen en soorten zullen worden vergeleken in gedragingen en sex ratio's, met uiteindelijk ook het in rekening brengen van de evolutionaire verwantschappen tussen de onderzochte soorten. Organisaties: • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Hans Van Gossum