www.researchportal.be - 10 Feb 2016 13:06:20
Onderzoeksprojecten (850 - 900 van 11514) Zoekfilter: Classificaties: BIOMEDISCHE WETENSCHAPPEN (B)
Ontwikkelen v score of index vr biologisch kwaliteitselement 'macrofyten' vr Vlaamse rivieren & meren overeenkomstig de Europese kaderrichtlijn water-uittesten v/d Europese ontwerphandleiding 'refcond' vr dit kwaliteitselement in Vlaanderen Vrije Universiteit Brussel Abstract: Ontwikkelen v score of index vr biologisch kwaliteitselement 'macrofyten' vr Vlaamse rivieren & meren overeenkomstig de Europese kaderrichtlijn water-uittesten v/d Europese ontwerphandleiding 'refcond' vr dit kwaliteitselement in Vlaanderen Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • LUDWIG TRIEST
Evaluatie van capillaire electrochromatografie voor chirale scheidingen Vrije Universiteit Brussel Abstract: Capillaire electrochromatografie (CEC) is een scheidingstechniek die de eigenschappen van chromatografie en capillaire electroforese (CE) combineert. Scheidingen worden uitgevoerd door het aanleggen van een spanning (zoals in CE) over een capillair, gevuld met stationaire fase (zoals in chromatografie). CEC is dus een chromatografische techniek op een CE-systeem. De drijvende kracht voor de vloeistofstroom in de capillairen is de electro-endosmotische flow die het gevolg is van het aanleggen van de spanning. Zowel CEC als CE kunnen gebruikt worden om chirale stoffen enerzijds en een geneesmiddel en zijn onzuiverheden anderzijds, te scheiden. Dit project is gelinkt aan een lopend onderzoek binnen de Separation Group van het FABI departement, VUB, Brussel, België, namelijk de creatie van een Knowledge Based System (KBS) voor Chirale Scheidingen. Binnen het hier voorgestelde project wordt de ontwikkeling van snelle chirale scheidingen met CEC beschouwd. Minimale screening designs, b.v. saturated twee- en drie-level factorials, zullen gebruikt worden. Het doel van dit project is de ontwikkeling van scheidingsstrategieën, die moeten toelaten te evalueren of CEC als een additionele techniek kan toegevoegd worden aan het KBS. Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie
Onderzoekers: • DESIRE MASSART • Yvan VANDER HEYDEN • JOHANNA VERBEKE
ikv VLIR BVO Project en Congres 2002 : 'Duurzame stedelijke ontwikkeling : Lokale Agenda 21 in ontwikkelingsperspectief.(ikv Noord-acties-Programma 2002) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Stedelijk onderzoek , in de context van ontwikkelingslanden en vooral onderzoek naar duurzame stedelijke ontwikkeling is vrij nieuw. Geintegreerd beleidsvoorbereidend onderzoek ontbreekt nog. Dit project wenst deze leemte op te vullen in voorbereiding van een Internationale Conferentie over dit onderwerp. Organisaties: • Menselijke Ecologie
Onderzoekers: • David PROOT • LUC HENS
Gezamelijke studie van java hele programma-analyses Universiteit Gent Abstract: Met het oog op een efficientere en effectivere code-generatie werden een aantal heleprogramma-analyses ontwikkeld. Organisaties: • Vakgroep Elektronica en informatiesystemen
Onderzoekers: • Koenraad De Bosschere
Surveillance of vaccine preventable hepatitis (HEPNET). Universiteit Antwerpen Abstract: Surveillance of vaccine preventable hepatitis (HEPNET). Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Pierre Van Damme
Opmaak van een ontwerp-ecosysteemvisie voor de vallei van de Visbeek-Kindernouwbeek. Universiteit Antwerpen Abstract: Beekvalleien in Vlaanderen worden van oudsher gekenmerkt door een hoge soortenrijkdom. De soortenrijkdom kon worden verklaard door de aanwezigheid van een grote variatie in het abiotisch milieu. Gradiënten waren aanwezig die een range besloegen van zeer oligotroof tot eutroof. Echter met het intensiveren van de landbouwmethoden is een groot deel van deze soorten (zeer) zeldzaam geworden of zelfs verdwenen. De belangrijkste reden hiervan is dat door intensivering van de landbouwmethoden nivellering van het abiotisch milieu plaatsvond. Deze studie vind plaats in de beekvallei van de Visbeek. Doel is om inzichten te krijgen welke waarden nog aanwezig zijn. Welke soorten komen voor? Zijn gradiënten nog intact ? Indien dit het geval is, hoe kunnen deze uitgebreid worden? Indien dit niet het geval is, hoe kunnen deze weer worden hersteld? Mogelijkheden worden getoetst via scenario's. Hierbij wordt een minimaal scenario en een maximaal scenario berekend. Onder een minimaal scenario wordt bedoeld een beperkte afname in de intensieve landbouw; met een maximaal scenario, afwezigheid van intensieve landbouw. Organisaties: • Ecosysteembeheer • Ecosysteembeheer
Onderzoekers:
• Patrick Meire
Diagnostics and control of rodent-borne viral zoonoses in Europe. (RODENT-BORNE ZOONOSES) Universiteit Antwerpen Abstract: Diagnostics and control of rodent-borne viral zoonoses in Europe. (RODENT-BORNE ZOONOSES) Organisaties: • EVOLUTIONAIRE BIOLOGIE • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Ronald Verhagen
Inhibitoren van de niet-mevalonaatweg voor de biosynthese van isoprenoïden als geneesmiddelen tegen tuberculose Universiteit Gent Abstract: In vergelijking met de mens gebruiken de meeste bacteriën voor de aanmaak van isoprenoïden een verschillende biosyntheseweg: de 1deoxy-D-xylulose 5-fosfaat (DOXP)-weg. Het antibioticum fosmidomycine is een krachtige inhibitor van het DOXP reducto-isomerase (Dxr), een van de enzymen betrokken in de DOXP-weg. Het moet nochtans verder ontwikkeld worden om te beantwoorden aan de fysico-chemische vereisten van een ideaal antimycobacterieel geneesmiddel. Het hoofddoel van dit multidisciplinair project is de rationele ontwikkeling van verbeterde Dxr inhibitoren als tuberculostatica. Organisaties: • Vakgroep Geneesmiddelenleer
Onderzoekers: • Serge Van Calenbergh
Gebruik van thermische en andere imaging technieken voor diagnose en analyse van plantenstress Universiteit Gent Abstract: In de eerste fase van dit project zullen verschillende imaging-systemen, ontwikkels in participerende onderzoeksgroepen, geintegreerd worden in multispectrale imaging units. Onder labo condities zullen deze setups, die thermografie, chlorophyll fluorenscentie-imaging en reflectantie beeldvorming combineren, toelaten om diverse stress situaties te detecteren en uiteindelijk te quantificeren en te identificeren. Na de labotesten zullen deze systemen verder geevolueerd worden onder veldcondities. Organisaties: • Vakgroep Plantenbiotechnologie en Genetica
Onderzoekers: • Dominique Van Der Straeten
Internationaal Multi-center ADHD Genetics Project Universiteit Gent Abstract: ADHD is de meest voorkomende gedragsstoornis in de kindertijd. Het image-project stelt zich tot doel de genen betrokken bij ADHD te identificeren en te linken aan klinische vaststellingen. Het onderzoek bestaat uit een klinisch- en DNA onderzoek obv bloedsamples, van zowel het kind met ADHD, een sibling en beide ouders. Het project betreft een samenwerking tussen 10 onderzoekscentra centra in Europa. Organisaties: • Vakgroep Experimenteel-klinische en gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Herbert Roeyers
Preklinisch onderzoek naar veelbelovende combinaties van radiochemotherapie en cytoprotectieve middelen. (Beurs Stichting Emmanuel van der Schueren.) Universiteit Antwerpen Abstract: Bij de behandeling van tumoren wordt de combinatie chemo- en radiotherapie steeds vaker succesvol toegepast. Naast de voordelen van een behandeling die zowel lokaal als systemisch een effect heeft, is er bij sommige combinaties sprake van een door de chemotherapie geïnduceerde toename in de gevoeligheid voor radiotherapie, zogenaamde radiosensitisatie. Gemcitabine heeft een dergelijk versterkend effect op de radiotherapie. Dit heeft vaak niet alleen een verhoogd antitumor effect tot gevolg, maar ook een toename in toxiciteit. Daarom moet deze combinatie in de kliniek met de nodige voorzichtigheid worden toegepast. Het gebruik van cytoprotectieve middelen, zoals amifostine, die normale weefsels kunnen beschermen tegen zowel radiotherapie als diverse chemotherapeutica, zou deze combinatietherapie sterk kunnen verbeteren. Dit onderzoeksproject richt zich op het bestuderen van de combinatie gemcitabine en radiotherapie in tumorcellen en op de optimalisatie van de toepassing van gemcitabine/radiotherapie door gebruik te maken van amifostine. Er zal worden nagegaan hoe beide therapieën het best met elkaar kunnen worden gecombineerd door gebruik te maken van verschillende behandelingsschema's. Naast de cytotoxiciteit zullen andere parameters gemeten worden die mogelijk het werkingsmechanisme van de radiosensitisatie nader kunnen ophelderen, zoals de invloed op de celcyclus, rol van apoptose en p53, intracellulaire dFdCTP concentratie en de invloed op de cellulaire nucleotides. Het optimaliseren van de combinatie gemcitabine/radiotherapie en het gebruik van amifostine in vitro, zou kunnen leiden tot nieuwe klinische toepassingen van deze combinatie. Organisaties: • Medische oncologie, radiotherapie en gynaecologische oncologie • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Jan Vermorken
Evaluatie en optimalisatie van de eigenschappen van compost voor gebruik in potgrond Hogeschool Gent Abstract: Alle gangbare potgronden ten behoeve van de beroepstuinbouwers bestaan hoofdzakelijk uit turf, gewonnen uit natuurlijke veengebieden vooral gesitueerd in Ierland, de Scandinavische landen en Duitsland. Veel veengebieden verkeren echter in een zo precair dynamisch evenwicht dat zelfs heel kleine veranderingen in de milieuomstandigheden kunnen resulteren in aanzienlijke wijzigingen en ecologische schade. Vandaar dat vanuit Europa en natuurverenigingen een steeds toenemende druk komt tot bescherming van deze ecologisch waardevolle gebieden, zowel voor ontginningen binnen als buiten de Europese Unie. Geschat wordt dat in Vlaanderen een jaarlijkse hoeveelheid van +/- 1 miljoen m3 potgrond op basis van veen geproduceerd wordt en dat potgrond gemiddeld meer dan 25 € per m3 kost.Het winnen van turf zal in de toekomst steeds problematischer worden en het zoeken naar alternatieven voor het reduceren van het turfgehalte in potgrond dringt zich op. Gezien zijn vergelijkbare eigenschappen biedt het gebruik van groencompost een duurzaam ecologisch en bovendien financieel gunstig alternatief. Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Plantaardige Productie
Onderzoekers: • Geert Baert • Filip Debersaques • Omer Mekers
Belgisch Centrum voor Evidence-Based Medicine, Belgische tak van de Cochrane Collaboration. KU Leuven Abstract: Doelstelling: (1) stimuleren van de bekendheid en het toepassen van EBMin belgië; (2) het stimuleren van Cochrane aktiviteiten (systematische reviews); (3) opleiden tot de ontwikkeling van richtlijnen, validatie richtlijnen; (4) uitbouw en testen van een virtuele bibliotheek gezondheids- zorg. Organisaties: • Acad. Centr. voor Huisartsgeneeskunde
Onderzoekers: • Bert Aertgeerts • Frank Buntinx
Substraatspecificiteit en structuur-functierelaties in de prolyloligopeptidasefamilie van serine proteasen. Universiteit Antwerpen Abstract: Prolyloligopeptidase (PO) en dipeptidyl peptidase IV (DPP-IV) zijn proline specifieke peptidasen, waarvan de biologische functie verband houdt met het metabolisme van biologisch actieve peptiden. Er wordt algemeen aangenomen dat ze hun katalytische functie uitoefenen volgens het klassieke serine protease mechanisme. De specificiteit en de selectiviteit worden in belangrijke mate bepaald door de primaire bindingsplaats en een aantal subbindingsplaatsen voor aangrenzende aminozuren. De substraatspecificiteit van DPP-IV voor natuurlijke peptiden kon niet voorspeld worden op basis van deze veronderstellingen en de gegevens bekomen met kleine dipeptide-afgeleide substraten. Solvent isotoop-effecten lieten niet toe ondubbelzinnig de snelste stap in het mechanisme te identificeren. In bepaalde condities blijkt een conformatieverandering snelheidsbepalend te zijn voor de PO gekatalyseerde hydrolyse van chromogene substraten. Ook blijft de interpretatie van structuuractiviteitsrelaties van remmers moeilijk. Doel van dit project is een beter inzicht te krijgen in de details van het katalytisch mechanisme van PO en DPP-IV. Verschillende benaderingswijzen worden overwogen: kinetische experimenten, gerichte mutagenese in het actief centrum en de putatieve substraatbindingsplaatsen in PO, kwantitatieve structuur-activiteitsrelaties van remmers en liganden. Organisaties: • Klinische biochemie (farmacie) • Medische biochemie
Onderzoekers: • Simon Scharpe • Anne-Marie Lambeir • Inger Brandt
Bioafbreekbare en bioerodeerbare oculaire artsenijvormen met gereguleerde afgifte. Universiteit Antwerpen Abstract: Om de beschikbaarheid van oculaire geneesmiddelen te verhogen zullen biocompatibele en bioafbreekbare of bioerodeerbare colloïdale dragers met reguleerde afgifte ontwikkeld en vergeleken worden met bioadhesive minitabletten. De formulatie van PLGA nano- of micropartikels zal geoptimaliseerd worden door gebruik te maken van factorial design met als doel inzicht te verwerven in de verschillende parameters die de fysische eigenschappen van de bereide deeltjes beïnvloeden. De deeltjesgrootte en zetapotentiaal van de partikels, alsook de geneesmiddelconcentratie in de deeltjes en de afgiftesnelheid zullen bepaald worden voor en na vriesdrogen en sterilisatie van de bereiding. Bovendien zullen de uitwendige en inwendige structuur van de drager worden bestudeerd. Vervolgens zal de muco- of bioadhesie van de PLGA partikels worden verbeterd door omhullen met verschillende (kationogene) polymeren om aldus de precorneale verblijftijd te verlengen. Ten slotte zullen van de meest beloftevolle bereidingen de in vivo verdraagbaarheid en geneesmiddel- afgifte uit (omhulde) PLGA partikels en bioadhesive minitabletten worden onderzocht. Organisaties: • Galenische, industriele farmacie, biofarmacie • Laboratorium voor Farmaceutische Technologie en Biofarmacie
Onderzoekers: • Annick Ludwig • Kathleen Dillen
Dipeptidyl peptidasen in humane leukocyten : moleculaire en functionele diversiteit ? Universiteit Antwerpen Abstract: Tijdens de studie van het CD26/DPPIV in humane leukocyten, was gebleken dat de X-Pro-afsplitsende dipeptidyl peptidase activiteit in sommige leukocyten niet werd geremd door DPPIV-specifieke inhibitoren. Preliminaire experimenten toonden aan dat minstens een deel van de XPro-afsplitsende enzymactiviteit te wijten was aan verschillende andere dipeptidylpeptidasen. In de eerste faze van het onderzoek zal humaan dipeptidyl-peptidase II (DPPII) opgezuiverd en nadien biochemisch en enzymologisch (zowel op synthetische substraten als natuurlijke peptiden) gekarakterizeerd worden. Verder zullen humane leukocytaire cellijnen en humane perifeer bloed leukocyten gescreend worden. Na biologische evaluatie van nieuwe DPPII inhibitoren (samenwerking met het laboratorium voor farmaceutische scheikunde, Prof. A. Haemers en Prof. K. Augustyns), zal de functie van DPPII in leukocyten met behulp van specifieke inhibitoren bestudeerd worden. Organisaties: • Klinische biochemie (farmacie) • Medische biochemie
Onderzoekers: • Ingrid De Meester • Marie-Berthe Maes
Evolutie van bipedalie bij de Hominoidea : vergelijking van kinesiologie en voetmorfologie van Hylobates, Pan en Homo. Universiteit Antwerpen Abstract: De vraag kan worden gesteld waarom bipedalie enkel bij Homo obligaat geworden is. Inderdaad, alle recente genera van de Hominoidea vertonen in min of meerdere mate bipedalie in hun locomotierepertoire. Hierbij valt het bovendien op dat de nauwste verwanten van de mens (genus Pan), ondanks hun grote morfologische en morfometrische gelijkenis (McHenry & Corruccini, 1991; Zihlman, 1984) slechts in beperkte mate gebruik maken van een tweebenige voortbeweging (< 2%; Duchêne, 1997). De gibbons (genus Hylobates), de verste verwanten van de mens, zijn daarentegen het meest bipedaal van alle niet-humane primaten (Schmid & Piaget, 1994) en dit ondanks hun specifieke aanpassingen aan een andere locomotievorm, namelijk brachiatie. De groep waartoe de recente Hylobates-soorten behoren heeft zich ongeveer 20 miljoen jaar geleden afgesplitst van de lijn die heeft geleid naar de Hominidae. Het is dus niet onwaarschijnlijk dat de bipedale locomotie van Hylobates onafhankelijk
ontstond van deze die we terugvinden bij recentere genera zoals Pan en Homo. Om deze hypothese te ondersteunen (of te verwerpen) moet eerst de volgende concrete vraag worden beantwoord : wat zijn de functioneel-morfologische en kinesiologische verschillen en gelijkenissen in de bipedalie bij Hylobatidae en Hominidae ?Dit voorstel is een uitbreiding van het lopende FWO-project (G.0209.99) waarin de locomotie van de bonobo (Pan paniscus) in een evolutieve context wordt geanalyseerd (samenwerking UIA, UG en KMDA). Dit impliceert dat deze doctoraatsstudie zich in eerste instantie zal toespitsen op de kinesiologie en morfologie van het locomotieapparaat van Hylobates. Alhoewel er reeds meerdere studies bestaan over de brachiatie bij dit genus (Chang et al., 2000; Betram et al., 1999), werd de kinesiologie van de terrestrische bipedale locomotie nog niet in detail onderzocht. Een grondige analyse van de voetstructuur is een essentiële aanvulling nodig voor de interpretatie van deze biomechanische studie. In tweede instantie zal er worden teruggegrepen naar de resultaten van het hierboven vermelde biomechanische onderzoek (Aerts et al., 2000) van de bonobo (en de mens) om de vooropgestelde vergelijking van de bipedale voortbeweging uit te voeren. Aangezien de detailstudie van de voet van Pan paniscus geen onderwerp uitmaakt van het genoemde inter-universitaire FWO-project, wordt de morfologische analyse van de voet van de bonobo ook in dit doctoraatsvoorstel opgenomen. Organisaties: • Functionele morfologie • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Peter Aerts • Evie E Vereecke
Foerageerstrategieën en de co-evolutie van morfologie, fysiologie en gedrag van lacertide hagedissen. Universiteit Antwerpen Abstract: Vele auteurs (beginnend met Pianka 1966) suggereren dat een dier moet kiezen tussen twee sterk verschillende foerageerstrategieën: sitand-wait foerageren (SW), waarbij het dier stil blijft en wacht totdat een geschikte prooi in zijn bereik komt, en actief foerageren (AF), waarbij de predator actief op zoek gaat naar het geschikte voedsel. Vaak stelt men (onder andere McLaughlin 1989) dat elke foerageerstrategie steeds samenhangt met een reeks morfologische, gedragsmatige en ecologische kenmerken (zoals acceleratievermogen, uithoudingsvermogen, spiersamenstelling, dagelijkse energie-behoeften, dieet, prooidetectie, anti-predatorgedrag, habitaatkeuze en thermoregulatie). Dit noemt men de 'syndroomhypothese'. Zo'n dichotomie in foerageerwijze en ermee samenhangende kenmerken is met name in de herpetologie lange tijd zeer populair geweest, zonder dat dit evenwel steunt op veel empirisch bewijsmateriaal. Er is zelfs geen consensus over de kwantitatieve typering van een dier als SW en AF. Recent (vb. Perry 1999) werd gesuggereerd dat de dichtomie vals is en er eigenlijk een continuum van voedselzoekstrategieën bestaat. Bovendien werd er in vele studies die de syndroomhypothese bevestigen geen rekening gehouden met de fylogenetische relaties tussen de (meestal slechts twee) bestudeerde soorten, waardoor over de waarde van eventueel gevonden verschillen eigenlijk geen conclusies mogelijk zijn. In dit onderzoek zal nagegaan hoe binnen de familie der Lacertidae de wijze van foerageren samenhangt met kenmerken op meerdere gebieden (uithoudingsvermogen, versnellingscapaciteit, ratio rode spiervezels/witte spiervezels in het locomotieapparaat, dieet, habitaatkeuze, chemoreceptorische capaciteit), onder andere met de bedoeling om na te gaan of de syndroomhypothese hier wel opgaat. De fylogenie van de groep is vrij goed bekend, zodat de interspecifieke vergelijkingen kunnen gebeuren in een expliciet fylogenetische context. Uiteindelijk zouden de verkregen gegevens een inzicht moeten kunnen verschaffen in de co-evolutie van de bestudeerde kenmerken. Organisaties: • Functionele morfologie • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Peter Aerts • Dave Verwaijen
Onderzoek naar anti-oxidatieve en antivirale natuurproducten uit medicinale planten voor de ontwikkeling van een complementaire therapeutische strategie tegen HSV- en HIV-infecties. Universiteit Antwerpen Abstract: In het onderzoek zullen antivirale en anti-oxidatieve verbindingen geïsoleerd worden uit medicinale planten voor de ontwikkeling van een complementaire therapeutische strategie tegen HSV- en HIV-infecties. Organisaties: • Farmacognosie en fytochemie • Farmacognosie, Functionele voeding en Farmaceutische Analyse (NatuRA)
Onderzoekers: • Arnold Vlietinck • Paul F R C M Cos
Evolutie van prestatievermogen bij hagedissen : de fitness gradient. Universiteit Antwerpen Abstract: Het schijnbaar perfecte verband tussen de vorm van organismen en hun omgeving spreekt al sinds eeuwen tot de verbeelding van biologen. Terwijl de 19de eeuwse natuurtheologen dit verband aanwendden als bewijs voor het bestaan van een Goddelijke Schepper, gebruikte Charles Darwin (1859) dezelfde observatie om zijn theorie van evolutie door natuurlijke selectie te staven. Hierdoor geïnspireerd, verklaarden vele `traditionele' evolutiebiologen alle vorm-functie relaties als adaptaties. In de jaren 70 kwam hierop sterke kritiek en in 1983 stelde Stevan Arnold een methode voor waarmee de aanwezigheid van adaptaties expliciet kan getest worden. De zogenaamde adaptatieketen van Arnold splitst het adaptatieproces op in twee componenten, namelijk de prestatie-gradiënt en de fitness-gradiënt. Terwijl de prestatie-gradiënt gedefinieerd wordt als het effect van variatie in bouw (design) op variatie in prestatievermogen, wordt de fitness-gradiënt gedefinieerd als het effect van variatie in prestatievermogen op de variatie in overleving en reproductief succes (fitness). De fitness van een organisme wordt echter niet door een geïsoleerde prestatiemaat, maar door meerdere prestatiematen tegelijkertijd beïnvloed. Als deze verschillende prestatiematen tegengestelde eisen stellen aan dezelfde design kenmerken, treden er evolutionaire trade-offs op. In vele gevallen vertroebelen deze ecomorfologische relaties. Het is dan ook noodzakelijk verschillende prestatiematen te kwantificeren en onderling te correleren als men de relatie tussen design, prestatievermogen en fitness wilt begrijpen. Een belangrijke oorsprong van conflicten in design is het spanningsveld tussen natuurlijke s.s. en seksuele selectie. Een duidelijke uiting daarvan is seksueel dimorfisme. De link met fitness is in deze context zelden correct onderzocht. De verschillende hypothesen en speltheoretische modellen die werden opgesteld in verband met seksuele selectie werden tot hiertoe vooral getest voor design kenmerken. Hierbij wordt meestal niet verder gegaan dan het correleren van seksuele kenmerken aan de overleving en het reproductief succes van een organisme. In dit project bestudeer ik het onderliggende mechanisme door na te gaan hoe deze correlaties tot stand komen en in welke gevallen seksuele kenmerken negatieve effecten hebben. Als studieorganismen gebruik ik hagedissen behorende tot de familie Lacertidae en het genus Anolis. Organisaties: • Functionele morfologie • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Peter Aerts • Beatrijs Vanhooydonck
Onderzoek naar de isolatie en identificatie van eiwitten betrokken in het cytokinine en cyclisch nucleotide signaal metabolisme met behulp van en proteoomtechnische benadering. Universiteit Antwerpen Abstract: Onderzoek naar de isolatie en identificatie van eiwitten betrokken in het cytokinine en cyclisch nucleotide signaal metabolisme met behulp van en proteoomtechnische benadering. Organisaties: • Plantenbiochemie • Plantengroei en -ontwikkeling
Onderzoekers: • Henri Van Onckelen • Erwin J M Witters
Moleculair genetisch en functioneel onderzoek van erfelijke perifere zenuwaandoeningen. Universiteit Antwerpen Abstract: De erfelijke perifere neuropathieën zijn zowel klinisch als genetisch zeer heterogeen. Dit project heeft als doel de identificatie en karakterisatie van nieuwe genen en pathogene mutaties verantwoordeljk voor erfelijke perifere neuropathieën. Dit zal leiden tot een beter inzicht in de neurobiologische aspecten van het perifeer zenuwstelsel en biedt nieuwe mogelijkheden voor DNA diagnostiek en genotype/fenotype correlaties. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Perifere Neuropathieën
Onderzoekers: • Eva E.P. Nelis • Vincent Timmerman
The carbon sink strength of beech in a changing environment : Experimental risk assessment of mitigation by chronic ozone impact (CASIROZ). Universiteit Antwerpen Abstract: De gevoeligheid van volwassen beukenbomen aan een chronische ozonblootstelling wordt onderzocht voor representatieve boscondities in Centraal Europa. In het kader van de globale klimaatsveranderingen kan ozon namelijk de capaciteit van bossen om koolstof vast te leggen, sterk beinvloeden. Een nieuw Free Air Canopy Ozone Exposure systeem, waarbij een verhoogd ozonregime continu aan een bosbestand wordt opgelegd, zal gebruikt worden om de relevante respons van beuken te onderzoeken. Hierbij zal vooral de koolstofbalans onderzocht worden. De ozonflux in de bladeren zal gevalideerd worden tegenover het courant gebruikte AOT40 criterium. De reponsprocessen op het niveau van de cel, het plantenorgaan en de volledige boom zullen bestudeerd worden aan de hand van moleculaire, biochemische en ecofysiologische methoden. Bijkomende begassingsexperimenten van jonge beuken in de kroon evenals blootstellingen van volledige takken met cuvetten, moeten toelaten om de ozonstudies te valideren. De bekomen resultaten en bevindingen zullen geincorporeerd worden in een mechanistisch model dat zal opschalen naar het volledige bestandsniveau en dat de ozonimpact kan voorspellen onder `global change' scenarios. Deze procesgefundeerde risicoinschatting moet in staat zijn om het beleid dienaangaande te sturen. Organisaties: • Planten- en vegetatie ecologie • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Reinhart Ceulemans
Experimenteel en celbiologisch onderzoek naar het effect van lanthaan en strontium op osteoblasenfunctie en botmineralisatie. Universiteit Antwerpen Abstract: Voortgaande op vroegere bevindingen in het Laboratorium voor Nefrologie-Hypertensie, waarbij werd aangetoond dat zowel strontium als lanthaan bij de nierinsufficiënte rat botlesies veroorzaken die histologisch to expressie komen onder de vorm van osteomalacie, zal in onderhavig onderzoeksproject worden nagegaan in hoeverre het mineralisatiedefect geïnduceerd door beide elementen al dan niet volgens een zelfde stramien verloopt. Hiervoor zal worden bestudeerd in hoeverre de verstoorde mineralisatie het gevolg is van een louter fysicochemisch, extracellulair proces of anderzijds resulteert uit een direct effect ter hoogte van de osteoblast. Ook zullen we de interferentie van beide elementen met de secretie en/of synthese van een aantal relevante botmatrixproteïnen onderzoeken. Het ligt in de bedoeling om in het kader van huidig project hierop een antwoord te vinden gebruikmakend van zowel in vitro (primaire osteoblastculturen) als in vivo (rattenmodel met chronische nierinsufficiciëntie) set-ups. Organisaties: • Nefrologie • Pathofysiologie
Onderzoekers: • Patrick D'Haese • An Bervoets • Marc De Broe
Neurochemische corelaten van gedragsstoornissen en psychologische tekens en symptomen bij detentie van het Alzheimer type en frontale kwab dementie. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van de actuele studie is het zoeken naar neurochemische correlaten van BPSD in een populatie van DAT en FLD patiënten. Aandacht zal gaan naar paranoïde wanen, psychotische kenmerken, aggressiviteit, affectieve stoornissen en angst. Schalen voor BPSD zullen worden gebruikt voor standardisatieredenen en omwille van de mogelijke quantificatie van observaties. Voornamelijk serotonerge en catecholaminerge neurotransmitter systemen zullen worden onderzocht omwille van hun veronderstelde rol bij de pathofysiologische processen onderliggend aan psychose, aggressief gedrag, depressie en angst. Aangezien aminozuurneurotransmitter evenmin systematisch zijn bestudeerd bij deze patiënten met betrekking tot BPSD, zullen we tevens zoeken naar correlaties in dit verband. Patiënten zullen worden vergeleken met leeftijdsgepaarde controles teneinde de specificiteit van de bevindingen te kunnen nagaan. Organisaties: • Neurochemie en gedrag • Neurochemie en gedrag
Onderzoekers: • Peter De Deyn • Sebastiaan Engelborghs
Plasma procarboxypeptidase U : een nieuwe regulator van de fibrinolyse en mogelijke risicofactor voor cardiovasculaire aandoeningen. Universiteit Antwerpen Abstract: Carboxypeptidase U (CPU, EC 3.4.17.20) behoort tot de basische carboxypeptidasen. Deze enzymen splitsen per keer een basisch aminozuur (arginine en lysine) af ter hoogte van de C-terminus van een peptideketen. CPU circuleert in het bloed als een inactief zymogeen, procarboxypeptidase U. Gedurende de stolling en fibrinolyse wordt het omgezet naar zijn actieve vorm, carboxypeptidase U. De fysiologische functie van CPU is waarschijnlijk beperkt tot het stolling-fibrinolyse systeem, waarin het betrokken is bij de regulatie van de snelheid van fibrinolyse. De snelheid van fibrinolyse is belangrijk voor de balans tussen stolling en fibrinolyse. Verstoren van dit evenwicht kan leiden tot trombose- of bloedingsneiging. Of de proCPU plasmaconcentratie hierin een rol speelt en dus kan beschouwd worden als risicofactor voor cardiovasculaire aandoeningen, zal verder onderzoek moeten uitwijzen. Organisaties: • Klinische biochemie (farmacie) • Medische biochemie
Onderzoekers: • Judith Leurs • Dirk Hendriks
Evolutionaire veranderingen in morfologie en gedrag van een bosvlinder ten gevolge van habitatfragmentatie. Universiteit Antwerpen Abstract: De doelstelling van dit doctoraatsproject is te onderzoeken of habitatfragmentatie leidt tot micro-evolutionaire veranderingen in morfologische en gedragskenmerken (partnerzoekgedrag) die samenhangen met mobiliteit bij dagvlinders. De studiesoort is Pararge aegeria. We gaan o.a. na in hoeverre er variatie bestaat in individuele mobiliteitskenmerken tussen dagvlinderpopulaties gekenmerkt door een verschillend type habitatfragmentatie, a.h.v. morfologisch relevante kenmerken en dispersieschattingen. Organisaties: • Dierenecologie • Dierenecologie
Onderzoekers: • Erik Matthysen • Hans J E Van Dyck • Thomas Merckx
Identificatie van nieuwe genen verantwoordelijk voor preseniele dementie. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project gaat de aandacht voornamelijk uit naar de identificatie van nieuwe genetische factoren verantwoordelijk voor neurodegeneratieve dementies. Met behulp van familie- en populatie gebaseerd patiëntenmateriaal worden zowel nieuwe causale dementie genen, als genetische variaties verantwoordelijk voor een predispositie voor dementie opgespoord. Het labo beschikt over 10 autosomaal dominante families met klinisch gediagnosticeerde Alzheimer dementie (AD), afkomstig uit een grote Nederlandse epidemiologische studie. Nadat in deze families mutaties in de gekende AD-genen worden geëxcludeerd, toonden we aan dat 2 families (F1083 en F1270) in staat zijn om onafhankelijk van elkaar tot significante genetische koppeling te leiden. Op een totaal van 66 stalen werd vervolgens een genomische zoektocht uitgevoerd met 400 microsatelliet merkers verspreid over het volledige genoom op een gemiddelde onderling afstand van 10 cm. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Rosa Rademakers
Het toetsen van de "resource of allocation"-hypothese bij kleine zangvogels. Universiteit Antwerpen Abstract: In de periode tussen de toekenning en de aanvang van het aspirantschap heeft een uitgebreide literatuurstudie over de hitteschokrespons en de immuunrespons in de context van "life-history"-strategieen geleid tot een betere, meer gedetailleerde en nauwkeurige formulering van de probleemstelling en de doelstellingen van mijn doctoraatsonderzoek. Evolutionaire trade-offs zijn gebaseerd op fysiologische trade-offs, in die zin dat er een competitie voor energie bestaat tussen reproductie en zelfbehoud binnen een individu. Het immuunsysteem is een belangrijke factor in het zelfbehoud. Maar een immuunreactie opwekken en de hele mobilisatie en productie van cellen, antilichamen en andere immunologische stoffen vergt ook energie, energie die op dat moment niet in andere functies zoals reproductief gedrag of interne regulatorische mechanismen (bv. detoxificatie van het lichaam ten gevolge van blootstelling aan pollutie) gestoken kan worden (Sheldon & Verhulst, 1996). Individuen gedragen zich optimaal wanneer ze een balans gevonden hebben in de verdeling van hun energiereserves over hun verschillende behoeften, wat hun reproductieve output maximaliseert. Wanneer een individu echter met een extra externe stressfactor in contact komt zoals hoge concentraties testosteron, verhoogde fysische inspanningen of vervuiling, dan veroorzaakt deze extra bron van stress een extra vraag naar energie wat een trade-off tot gevolg heeft tussen de verschillende energievereisende systemen. Bovenstaande uiteenzetting wordt ook wel de " resource of allocation hypothesis" genoemd door RAberg et al., 1998, die de hypothese voorstelt als een ultimate oorzaak van stressgelnduceerde immunosuppressie. In mijn doctoraatsonderzoek zullen verschillende veronderstellingen en predicties van deze "resource of allocation"-hypothese getoetst worden. Organisaties: • Ethologie • Ethologie
Onderzoekers: • Marcel Eens • Tinne Snoeijs • Annie Pinxten
Functionele analyse van immunogene glycoconjugaten in de pathogenese van schistosomiasis. Universiteit Antwerpen Abstract: Schistosomiasis is een parasitaire infectieziekte met een aanzienlijke morbiditeit en mortaliteit. De pathogenese van deze aandoening berust op een vertraagde overgevoeligheidsreactie tegen parasitaire antigenen. De in de gastheer opgewekte immuniteit tegen de parasiet is voornamelijk gericht tegen specifieke antigene glycoconjugaten van schistosoomeieren en van de volwassen worm. Het doel van deze studie is het identificeren en karakteriseren van functionele en immunogene Schistosoma mansoni glycoconjugaten die betrokken zijn in de granulomogenese, fibrogenese en immuunmodulatie van de ziekte. In eerste instantie willen we de glycobiologische structuur van deze antigenen in de verschillende ontwikkelingsstadia van de parasiet bestuderen om de oligosaccharide epitopen te bepalen die functioneel immunogeen zijn. Vervolgens zullen de belangrijkste geïdentificeerde glycoconjugaten geïsoleerd worden en aangewend om zowel in vitro als in vivo lymfocyten te stimuleren tot de
productie van cytokines. Dit moet ons toelaten de rol van pro-granulomogene cytokines en interleukines, die verantwoordelijk worden geacht voor de systemische immunologische 'achtergrond' in de granulomogenese van schistosomiasis, te bestuderen in het specifieke micromilieu van het granuloom m.b.v. o.a. lasermicrodissectie en moleculair biologische technieken. Organisaties: • Anatomopathologie • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Koen Van De Vijver • Eric Van Marck
Angiogenese en multipel myeloom : studie in het 5TMM muizenmodel en bij de mens. Universiteit Antwerpen Abstract: Bij multipel myeloom (MM) gaat de neoplastische proliferatie van plasmacellen gepaard met een toegenomen angiogenese in het beenmerg. Om de fysiopathologie van angiogenese in de ontwikkeling van MM te bestuderen maken we gebruik van de 5T2 MM en het 5T33 MM muizenmodellen. Eerst bevestigden we in deze MM muizenmodellen de verhoogde angiogenese in vergelijking met controle dieren. Vervolgens zullen we de angiogenese in het begin van de ontwikkeling van de ziekte bestuderen en gaan we het verband na tussen tumorload en gemiddelde vaatdensiteit. Daarnaast wordt ook het effect van zoledronaat, een bifosfonaat, in dit muizenmodel nagegaan en dit zowel op de botdensiteit als op de tumorload en de angiogenese. Ook wordt het effect van osteoprotegerine, een misleidingsreceptor voor RANKL (receptor activator van NF-kB), op de angiogenese onderzocht. Op botbiopten bij myeloompatiënten wordt, aan de hand van de immunohistochemische kleuring gericht tegen koolzuuranhydrase isotype IX (CA IX), onderzocht of de angiogenese bij MM al dan niet hypoxie gedreven is, zoals dit vaak het geval is bij soliede tumoren. De endotheelcelproliferatie, bepaald aan de hand van een immunohistochemische dubbelkleuringen voor CD31 en Ki-67, zal bepaald worden in verschillende hematologische tumoren en vergeleken worden met niet tumorale beenmergen. Organisaties: • Anatomopathologie • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Eric Van Marck
Ontwikkeling van Milieudiagnostica gebaseerd op Toxicogenomics en Bio-informatica. Universiteit Antwerpen Abstract: In het huidige voorstel worden verschillende ontluikende technologiën toegepast en geïntegreerd om innovatieve, gevoelige en discriminerende instrumenten voor de milieutoxicologie te vormen: DNA-array technologie en bio-informatica. Het globale perspectief van het huidige voorstel is de ontwikkeling van een expertsysteem gekoppeld aan een bio-informaticaplatform dat een onderscheid kan maken in het werkingsmechanisme van de stoffen op basis van het genexpressieprofiel dat wordt geïnduceerd in in vitro-celsystemen. Dit model zal worden ontwikkeld voor een zeer uiteenlopende groep van contaminanten. Initieel zal een expertsysteem worden ontwikkeld voor stoffen die structureel niet verwant zijn en met een gekend werkingsmechanisme. Dit model zal dan worden geëvalueerd op zijn robuustheid (hoe herkent het systeem reeds gekende stoffen?), zijn correcte resultaten (hoe worden stoffen met hetzelfde werkingsmechanisme geklasseerd?) en zijn discriminerend vermogen (hoe goed worden stoffen met theoretisch verschillende werkingsmechanismen herkend?). Indien het bio-informatica-expertsysteem in staat is uiteenlopende chemicaliën te klasseren zal geëvalueerd worden hoe goed het model chemicaliën kan onderscheiden die een sterk verwant werkingsmechanisme hebben. Hiervoor zal specifiek getracht worden om voor endocriene verstoorders het expert systeem te verfijnen tot een model dat het finaal mogelijk maakt om structureel verwante chemicaliën snel te evalueren. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Jurgen Del-Favero • Christine Van Broeckhoven
Ontwikkeling van Milieudiagnostica Gebaseerd op Toxicogenomics en Bio-informatica. Universiteit Antwerpen Abstract: In het huidige voorstel worden verschillende ontluikende technologiën toegepast en geïntegreerd om innovatieve, gevoelige en discriminerende instrumenten voor de milieutoxicologie te vormen: DNA-array technologie en bio-informatica. Het globale perspectief van het huidige voorstel is de ontwikkeling van een expertsysteem gekoppeld aan een bio-informaticaplatform dat een onderscheid kan maken in het werkingsmechanisme van de stoffen op basis van het genexpressieprofiel dat wordt geïnduceerd in in vitro-celsystemen. Dit model zal worden ontwikkeld voor een zeer uiteenlopende groep van contaminanten. Initieel zal een expertsysteem worden ontwikkeld voor stoffen die structureel niet verwant zijn en met een gekend werkingsmechanisme. Dit model zal dan worden geëvalueerd op zijn robuustheid (hoe herkent het systeem reeds gekende stoffen?), zijn correcte resultaten (hoe worden stoffen met hetzelfde werkingsmechanisme geklasseerd?) en zijn discriminerend vermogen (hoe goed worden stoffen met theoretisch verschillende werkingsmechanismen herkend?). Indien het bio-informatica-expertsysteem in staat is uiteenlopende chemicaliën te klasseren zal geëvalueerd worden hoe goed het model chemicaliën kan onderscheiden die een sterk verwant werkingsmechanisme hebben. Hiervoor zal specifiek getracht worden om voor endocriene verstoorders het expert systeem te verfijnen tot een model dat het finaal mogelijk maakt om structureel verwante chemicaliën snel te evalueren. Organisaties: • Plantenbiochemie • Plantengroei en -ontwikkeling
Onderzoekers: • Henri Van Onckelen
Motorische versus sensorische neuronen : differentiële genexpressie als basis voor de identificatie van nieuwe kandidaatgenen voor erfelijke perifere neuropathieën. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project heeft tot doel differentieel geëxpresseerde genen te identificeren in motorneuronen (ventrale hoorn cellen van het ruggemerg) en in sensorische neuronen (neuronen in de dorsale wortel ganglia, DRG) met behulp van een screeningstechniek, de suppressieve substractiehybridisatie (SSH). Functionele analyse geeft inzicht in biologische processen die aan de basis liggen van de verschillen tussen motorische en sensorische neuronen. Hierdoor kunnen moleculaire mechanismen die aanleiding geven tot verschillen in motorische of sensorische neuronale degeneratie opgehelderd worden. Differentieel geëxpresseerde genen vormen dan ook ideale kandidaatgenen voor erfelijke perifiere neuropathieën aangezien zij selectief motorische of sensorische neuronen kunnen aantasten. Organisaties:
• Moleculaire genetica • VIB DMG - Perifere Neuropathieën
Onderzoekers: • Nathalie Verpoorten • Vincent Timmerman • Peter De Jonghe
De rol van processing van amyloïd precursor proteïne in atherosclerose. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project zal de rol van ß-amyloïd peptide (Aß) en zijn precursor (APP) in atherosclerose worden onderzocht. APP werd tot nu toe nagenoeg uitsluitend bestudeerd in hersenweefsel bij de ziekte van Alzheimer. Een mogelijke bron voor APP in atherosclerotische plaques zijn bloedplaatjes. Volgende items zullen worden onderzocht : 1) de lokalisatie en distributie van APP en Aß in humane atherosclerotische plaques en in een model van atherosclerose; 2) de associatie met het induceerbare stikstofmonoxide synthase (iNOS); 3) de invloed van cholesterol en lipiden op de depositie van ?-amyloïd in modellen van APP overexpressie; 4) de interactie tussen APP processing en iNOS expressie; 5) het effect van Aß op de endotheelcelfunctie van bloedvaten. Deze gegevens zouden kunnen leiden tot een beter begrip van de rol van processing van APP, afkomstig van bloedplaatjes, in de destabilisatie en ruptuur van een atherosclerotische plaque en op de endotheelcelfunctie van bloedvaten. Organisaties: • Fysio-farmacologie • Fysiofarmacologie (FAR)
Onderzoekers: • Dominique Jans • Guido De Meyer • Wim Martinet
In vivo onderzoek naar de relatie tussen plasticiteit van zangkernen en diverse aspecten van zanggedrag in de spreeuw. Universiteit Antwerpen Abstract: In vivo onderzoek naar de relatie tussen plasticiteit van zangkernen en diverse aspecten van zanggedrag in de spreeuw. Organisaties: • Ethologie • Ethologie
Onderzoekers: • Anne Marie Van Der Linden • Marcel Eens • Vincent Van Meir
De vergelijking van mannelijke reproductieve strategieën bij chimpansees (Pan troglodytes) en bonobo's (Pan paniscus) : een multidisciplinaire studie. Universiteit Antwerpen Abstract: In deze studie zullen enerzijds de intraseksuele en interseksuele reproductieve gedragsstrategieën van chimpansees (Pan troglodytes) en bonobos (Pan paniscus) in gevangenschap worden bestudeerd en vergeleken. Anderzijds gaat aandacht uit naar de fysiologie van spermaproductie bij beide soorten. Zo wordt inzicht verkregen in de ultieme factoren die aan de basis liggen van de verschillen in sociale organisatie beide soorten. Organisaties: • Ethologie • Ethologie
Onderzoekers: • Marcel Eens • Rudolf Verheyen • Jeroen Stevens
De optimalisatie van het maaibeheer van waterlopen. Universiteit Antwerpen Abstract: Verhoogde nutriëntentoevoer zorgt voor een toegenomen groei aan waterplanten in de Vlaamse waterlopen. Om de waterafvoercapaciteit van deze te behouden gaat men over tot het verwijderen van al de vegetatie. Deze beheersmethode heeft echter heel wat nadelige ecologische gevolgen die bovendien leiden tot een hoge economische kost. Dit project heeft als doelstelling een maaistrategie uit te werken die de waterafvoer verzekert en een zo kleine mogelijk ecologische impact heeft. Daarnaast zal er nagegaan worden wat het effect van de beheersingreep op de dynamiek van de bodemmorfologie is. Er zal dus getracht worden inzicht te krijgen in de relatie tussen macrofyten en fysische parameters zoals stroomsnelheid en de verschillende maaipatronen. Om dit te bewerkstelligen is het onderzoek opgedeeld in 4 luiken : vegetatiekartering, ex situ en in situ experimenten en onderzoek naar de sedimentsdynamiek. De resultaten van de kartering zullen de basis vormen voor de ex situ experimenten. Gezamenlijk met de resultaten van de in situ experimenten en de sedimentsdynamiek moet dit leiden tot een verantwoord maaibeheer. In de ex situ experimenten zal de hypothese getest worden of emergente groeivormen een groter effect hebben op de efficiëntie van een maaipatroon dan submerse groeivormen. Dit zal gebeuren door in een stroomgoot biologische (zoals densiteit) en fysische parameters (debiet) te variëren overeenkomstig de resultaten uit het vegetatieonderzoek. De in situ experimenten laten dan toe om dit te verifiëren. Dit is hetgeen waarin dit voorstel afwijkt van reeds eerder uitgevoerd werk rond dit probleem. Daar we dan antwoorden hebben op vragen zoals biomassa ontwikkeling en hergroei zal het mogelijk zijn om optimale data en frequenties voor maaibeheer uit te leggen in functie van ecologische impact en zo laag mogelijke economische kosten. Organisaties: • Ecosysteembeheer • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Patrick Meire • Kris Bal
Identificatie van biomerkers voor bipolaire aandoening aan de hand van suppressieve subtractie hybridisatie. Universiteit Antwerpen Abstract: Bipolaire aandoening (BP) is een ernstige psychiatrische aandoening die gekarakteriseerd wordt door episoden van manie en episoden van depressie. De aandoening is nefast voor zowel patiënt als omgeving, gemiddeld 10 ' 20% van de patiënten sterven voortijdig door zelfmoord. BP heeft een `lifetime prevalence' van 0,5 ' 1,5% en een significante genetische component voor deze aandoening werd aangetoond met familie-, tweelingen- en adoptiestudies. Met behulp van koppelingsanalyses en associatiestudies werden reeds verschillende gevoeligheidsloci en 'genen geïdentificeerd maar tot op heden brachten deze nog geen causaal gen op. Het grootste probleem van deze aandoening ligt bij de behandeling. De
evaluatieperiode van voorgeschreven medicatie bij een depressieve fase ligt tussen de 4 tot 6 weken, waarna een andere behandeling kan uitgeprobeerd worden wanneer de vorige ineffectief bleef. In 20% van de gevallen kan er geen effectieve medicatie gevonden worden binnen de 2 ' 3 jaar. Daarenboven kunnen `moodstabilisers' zoals lithium, carbamazepine en valproaat maar geëvalueerd worden wanneer ze ineffectief blijken te zijn, wanneer de patiënt hervalt in een episode van stemmingsstoornis. Het doel van dit project is het ontdekken van `biomarkers' voor BP, welke op basis van een typerende differentiële genexpressie een onderscheid kunnen maken tussen patiënt en controle. Daaropvolgend zullen deze `biomarkers' gebruikt worden om een onderscheid te maken tussen de verschillende subtypen en de verschillende affectieve fasen van deze aandoening. Deze `biomarkers' zullen bekomen worden door een Suppressieve Subtractie Hybridisatie (SSH) van post mortem hippocampaal en frontale kwab weefsel, totaal bloed en lymphoblast cellijnen. De analyse van deze subtractieve banken zullen resulteren in een lijst van differentieel geëxpresseerde genen tussen patiënt en controle. Met deze informatie zullen er antwoorden gezocht worden naar vragen zoals: Welke genen participeren in de pathways van de aandoening? Wat zijn de differentieel geëxpresseerde genen tussen patiënt en controle, de verschillende subtypen en de verschillende affectieve fasen? Welke associaties zijn er tussen de genexpressie van de verschillende genen en wat zijn de parallellen tussen bloed en de hersenen? Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Jurgen Del-Favero • Christine Van Broeckhoven
Het evolutief belang van de XTH-multigenfamilie bestudeerd in de wortelelongatie van de primitieve vasculaire plant Selaginella. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project wordt het voorkomen van xyloglucaan endotransglucosylase (XTH), een celwand-modificerend enzyme en de complexiteit van de XTH-genfamilie in het genoom van de primitieve vasculaire plant, Selaginella bestudeerd. Wortelelongatie-specifieke XTHs worden heteroloog tot expressie gebracht en de resulterende enzymen functioneel geanalyseerd. Als einddoelstelling wordt een beter begrip van het belang van deze enzymen in de evolutie van de celwandelongatie beoogd. Organisaties: • Plantenmorfologie • Plantenmorfologie
Onderzoekers: • Jean-Pierre Verbelen
Biomechanische analyse van de arboreale locomotie van de bonobo (Pan paniscus). Universiteit Antwerpen Abstract: Biomechanische analyse van de arboreale locomotie van de bonobo (Pan paniscus). Organisaties: • Functionele morfologie • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Peter Aerts • Kirsten Schoonaert
Vergelijkend onderzoek naar insectivorie bij sympatrische westelijke laaglandgorilla's (Gorilla gorilla gorilla) en chimpansees (Pan troglodytes troglodytes) in laaglandregenwoud in Zuid-Oost Kameroen. Universiteit Antwerpen Abstract: Naast planten, vormen insecten een kleiner, maar regelmatig aandeel van het dieet van sympatrische westelijke laaglandgorilla's (G. g. gorilla) en chimpansees (P. t. troglodytes). Deze studie, in recent geëxploiteerd regenwoud in Zuid-Oost Kameroen, is de eerste die simultaan de consumptie van insecten door beide apensoorten, en de abundantie en temporele activiteit van prooien (voornamelijk mieren en termieten) in het studiegebied onderzoekt. Het doel is nagaan of beide mensapen verschillende strategieën (niche differentiatie) vertonen in het insectivoor gedrag. We verwachten dat de temporele variaties in de frequentie van insectivorie door gorilla's en chimpansees niet onderling gecorreleerd zijn, en verklaard worden door andere factoren bij beide soorten. Volgende parameters moeten onderzocht worden om deze hypothese te testen: 1) de samenstelling van het insecten- en planten- (fruit en vegetatief materiaal) dieet van chimpansees en gorilla's gedurende de periode van één jaar, en 2) de verspreiding van deze bronnen in tijd en ruimte. Ten eerste zal de samenstelling van het insectendieet vergeleken worden tussen beide mensapen. Ten tweede zal de relatie onderzocht worden tussen de temporele variatie in de frequentie van insectivorie en 1) de beschikbaarheid van insecten in tijd en ruimte in het woud, en 2) de seizoenale variatie van plantaardig voedsel in het dieet. De samenstelling en de maandelijkse verdeling van het insecten- en plantenaandeel in hun dieet zal nagegaan worden door het analyseren van faeces en voedselsporen. Alle voedselresten zullen geïdentificeerd en kwantitatief gemeten worden. Het verzamelen van gegevens over de verspreiding van plantenvoedsel in de verschillende vegetatietypes en de identificatie van plantaardige voedselresten zullen gedaan worden door plantkundigen die aanwezig zijn in het project. Ik zal de relatieve densiteiten van mieren- en termietenprooien in de verschillende vegetatietypes schatten door middel van een band-transect methode en ik zal de temporele activiteit van de prooien opvolgen door het regelmatig bezoeken van hun nesten en door middel van een pitfall-methode. Als de resultaten de hierboven vermelde hypothese bevestigen, kunnen verschillen in het eten van insecten door gorilla's en chimpansees geïnterpreteerd worden in functie van niche differentiatie. Organisaties: • Ethologie • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Peter Aerts • Rudolf Verheyen
Inflammatoire functie van de chondrocyt bij reumatoïde artritis. Universiteit Antwerpen Abstract: Reumatoïde artritis is een inflammatoire gewrichtsaandoening met aantasting van kraakbeen en bot. De chondrocyt is enerzijds de cel die verantwoordelijk is voor de aanmaak van kraakbeen, maar kan anderzijds in het inflammatoire proces bij reumatoide artritis zelf cytokinen en andere inflammatoire mediatoren, waaronder zuurstofradicalen en stikstofoxide, produceren die bijdragen tot gewrichtsdestructie . In de behandeling van reumatoïde artritis is methotrexaat de belangrijkste basistherapie. Recent is ook gebleken dat anti-TNF-a therapie een
belangrijke reductie van kraakbeen- en botdestructie veroorzaakt. Bisfosfonaten momenteel de krachtigste en meest gebruikte geneesmiddelen tegen osteoporose. Ze hebben tevens anti-inflammatoire eigenschappen. In dit onderzoek willen we nagaan of er een mogelijke invloed is van basistherapieën zoals methotrexaat en anti-TNF-a op de chondrocytaire functie. Tevens willen we ook onderzoeken of de bisfosfonaten, buiten hun gekende invloed op osteoclasten, een rechtstreeks effect hebben op chondrocyten. Organisaties: • Immunologie - reumatologie - allergologie • Translationeel pathofysiologisch onderzoek (TPR)
Onderzoekers: • Luc De Clerck • Evelyne Dombrecht
Rijke moerasecologie met betrekking tot beperken-voedende beschikbaarheid op een Westeuropees moerasecosysteem. Universiteit Antwerpen Abstract: De lage productiviteit in moerasland wordt gehandhaafd door een vrij lage voedende beschikbaarheid. de restoratiemogelijkheden in soortenrijke laagvenen. In deze gebieden worden de groeiomstandigheden voor planten het meest bepaald door de volgende factoren: -waterstand en 'kwaliteit -minerale voeding: nutriëntenlimitering en 'opname en biomassa allocatie (afhankelijk van biotische en abiotische factoren) -bodemstructuur en 'kwaliteit Er werd getest welke factoren (biotisch of abiotisch) het best de 'relatief lage' nutriëntenbeschikbaarheid voor Caricion davallianae vegetaties en de hoge nutriëntenbeschikbaarheid voor snelgroeiende soorten (Molinia cearulea) bepalen. De experimenten werden uitgevoerd op gemeenschapsniveau en op het niveau van individuele soorten zoals Molinia caerulea, Carex demissa, Carex dioïca (in het Buitengoor bij Mol) en Carex cespitosa (in de venen van de Biebrza-vallei). De aard van de nutriëntenlimitering werd getest in relatie tot groeivorm en nutriëntenbeschikbaarheid in de bodem. Een groot deel van het werk bestond dus uit een kwantitatieve evaluatie van verschillende aspecten van de minerale voeding van meerjarige planten, afkomstig uit habitats die verschillen in bodemvruchtbaarheid. Hierbij werd speciaal aandacht besteed aan de strategieën van verschillende groeivormen en de ecologische gevolgen ervan. In dit werk werd voornamelijk gekeken van de beschikbaarheid van stikstof en fosfor omdat deze nutriënten in natuurlijke milieus vaak de voornaamste groeilimiterende nutriënten zijn. (Vitousek & Howarth, 1991; Koerselman & Meuleman, 1996; Verhoeven et al., 1996). Organisaties: • Ecosysteembeheer • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Mohssine El Kahloun • Patrick Meire
Genotypische en omgevingsdeterminanten van de groei, biomassaproductie, populatiedynamiek en fytosaneringscapaciteit van een populierenhakhoutcultuur. Universiteit Antwerpen Abstract: In april 1996 werd een korte-omloophakhoutcultuur met 17 populierenklonen (Populus spp.) aangelegd in het industriepark van Boom op een licht verontreinigde bodem. De plantage werd teruggesneden in december 1996 en januari 2001. Het geoogste hout werd vergast en omgezet in elektriciteit. Terugsnijding resulteert in een stoel, bestaande uit een stomp waarop zich nieuwe scheuten ontwikkelden. Elk jaar worden scheutdiameters, biomassaproductie, stoel- en scheutmortaliteit bepaald voor elke kloon. Deze bepalingen hebben tot doelstelling de productiviteit van de verschillende klonen te vergelijken en de relatie met de bodem te onderzoeken. Tevens wordt getracht inzichten te verwerven in de populatiedynamiek en de achterliggende competitieprocessen op zowel het stoel- als scheutniveau. Tenslotte wordt ook de fytosaneringscapaciteit van de verschillende klonen voor zware metalen onderzocht. Hierbij wordt aandacht besteed aan zowel allocatie, profilering als seizoensvariatie. Organisaties: • Planten- en vegetatie ecologie • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Reinhart Ceulemans
Preklinische studie naar de combinatie van nieuwe cytostatica en radiotherapie. Universiteit Antwerpen Abstract: Bij de behandeling van tumoren wordt de combinatie van chemo- en radiotherapie steeds vaker succesvol toegepast. Naast het voordeel van de combinatie van zowel een lokale als een systemische behandeling, is er bij sommige combinaties sprake van een interactie tussen de verschillende therapieen met als gevolg radiosensitisatie. In dit onderzoek wordt met name gekeken naar de mogelijke interacties tussen nieuwe cytostatica, waaronder ET-743, vinflunine en vinorelbine, en radiotherapie in tumorale cellijnen en normale cellen. De interactie wordt verder in beeld gebracht aan de hand van o.a. celcyclusanalyse en apoptosemetingen. Organisaties: • Medische oncologie, radiotherapie en gynaecologische oncologie • Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO)
Onderzoekers: • Filip Lardon • Jan Vermorken • Cindy Simoens
Patronen in verspreiding, samenstelling en diversiteit van protistgemeenschappen op Subantarctische eilanden. Universiteit Antwerpen Abstract: Patronen in verspreiding, samenstelling en diversiteit van protistgemeenschappen op Subantarctische eilanden. Organisaties: • Fysiologie van de planten, ecosysteemonderzoek en paleobiologie • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Lodewijk Beyens • Bart Van de Vijver
Ophoping van zware metalen in de aquatische voedselketen: rol van voedselkeus en beschikbaarheid Universiteit Antwerpen Abstract: Ophoping van zware metalen in de aquatische voedselketen: rol van voedselkeus en beschikbaarheid
Organisaties: • ECOFYSIOLOGIE EN BIOCHEMIE • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Ronny Blust • Jasper Hattink
Interactie tussen ascorbaat en plantenhormanen in groeiregulatie. Universiteit Antwerpen Abstract: Interactie tussen ascorbaat en plantenhormanen in groeiregulatie. Organisaties: • Fysiologie van de planten, ecosysteemonderzoek en paleobiologie • Moleculaire Plantenfysiologie en Biotechnologie
Onderzoekers: • Roland Caubergs • Geert Potters
De relatie tussen metaal-accumulatie, metaalbindende eiwitten en genexpressie in zoetwatervissen bij blootstelling aan zware metalen. Universiteit Antwerpen Abstract: De relatie tussen metaal-accumulatie, metaalbindende eiwitten en genexpressie in zoetwatervissen bij blootstelling aan zware metalen. Organisaties: • ECOFYSIOLOGIE EN BIOCHEMIE • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Ronny Blust