www.researchportal.be - 17 Nov 2015 09:58:05
Onderzoeksprojecten (800 - 850 van 11514) Zoekfilter: Classificaties: BIOMEDISCHE WETENSCHAPPEN (B)
Inhoud en drager : een filosofisch onderzoek van een fundamenteel thema in de cognitiewetenschap. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een belangrijk punt binnen de cognitieve wetenschappen en de filosofische discussie hierin is de relatie tussen 'vehicles' en 'contents' - de relatie tussen de inhoud van perceptuele en cognitieve processen en de 'dragers' van deze inhouden die intern zijn aan de individuele ontvangers. De filosofische discussie betreft de vraag of men apriorimoet stipuleren dat er een 'isomorphism' is tussen de drager en inhoud. Op het empirisch niveau ziet men tal van modellen die worden voorgesteld, waarbij de isomorfisme niet wordt nageleefd. Organisaties: • Artificiele Intelligentie • Centrum voor Logica en Wetenschapsfilosofie
Onderzoekers: • LUC STEELS • JEAN VAN BENDEGEM
Ontwikkeling van een originele algemene methodologie voor stadsbeheerverbanden tussen de economische, sociale, ecologische en ruimtelijke ordeningsfactoren en hun impact op het stadsleven. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het duurzaam beheren van een stad blijkt een zeer complexe aangelegenheid te zijn, gezien de verschillende factoren die een rol kunnen spelen in dit beheer. Deze factoren, die bepalend zijn voor de leefbaarheid van een stad, kunnen hoofdzakelijk bepaald worden in functie van hun bijdrage tot de volgende vier hoofdaspecten : ecologische, economische, sociale aspecten en aspecten m.b.t. ruimtelijke ordening. Deze vier hoofdfactoren zijn echter niet los van elkaar te beschouwen, hetgeen tevens bijdraagt tot de complexiteit van het bovengestelde probleem. Het leefbaar maken van een stad en deze ook leefbaar houden op lange termijn, vergt dus een aangepast beleid dat voortdurend bijgesteld moet worden naargelang de situatie die zich op dat moment voordoet. In dit project wordt deze complexe structuur op een globale manier onderzocht zodat, aan de hand van een geschikte methodologie structurele en lange termijn beleidsmaatregelen kunnen voorgesteld worden. De methodologie ontwikkeld door het CSOO/VUB : 'Adaptive Control Methodology' (ACM), die gebaseerd is op systeemdynamica en multicriteria analyse, blijkt een gepast instrument te zijn om een dergelijk probleem aan te pakken. Organisaties: • Toegepaste Statistiek, Operationeel Onderzoek en Wiskunde voor de Humane Wetenschappen • Beleidsinformatica
Onderzoekers: • JEAN-PIERRE BRANS • MARC DESPONTIN • PIERRE KUNSCH
Moleculaire benadering van eicelmaturatie bij de mens. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De huidige in-vitro fertilisatie behandeling blijkt een relatief lage efficiëntie te vertonen: slechts 15% van de embryo's implanteren in de behandelde infertiliteitspopulatie. Hierbij komt dat de patiënten voor IVF vooreerst een dure en langdurige stimulatiebehandeling moeten ondergaan om rijpe eicellen te kunnen oppikken. Om de efficiëntie van IVF behandeling te verbetern en de langdurige stimulatiebehandeling te beperken wordt er getracht de eicelmaturatie gedeeltelijk in-vitro te laten voltooien. Het is dus van primordiaal belang een goed in-vitro cultuursysteem te ontwikkelen met optimale cultuurcondities, om een zo hoog mogelijke implantatieratio te bekomen. Binnen de onderzoeksgroep wordt gewerkt aan de optimalisatie van de cultuursystemen voor eicel-cumulus-complexen. Totnogtoe gebeurt de evaluatie van de rijpheid der follikels uitsluitend op basis van de morfologie van d cumulus cellen en de nucleiare maturatiecapaciteit van de eicel. Deze evaluaties zjn subjectief. Dit project beoogt de ontwikkeling van een snelle, objectieve semi-kwantitatieve Moleculair Biologische evaluatie, die ons instaat moet stellen in combinatie met een morfologische evaluatie sneller het ontwikkelingsstadium van de individuele follikels te kennen en hiervoor aangepaste media te ontwikkelen. Isolatie van mRNA uit granulosacellen naburig aan de eicel en amplificatie met behulp van RT-PCR laat toe om individuele follikels in verschillende stadia van maturatie te analyseren en te typeren om zo een expressie patroon te relateren toto de eicelmaturatie. Hiervoor beschikken wij op dit ogenblik al over een unieke weefselbank bestaande uit granulosacellen gebioptieerd uit cumulus complexen die reeds naar morfologie en maturatie capaciteit van de eicel getypeers werden. Deze studie beoogt informatie, die ons ultiem in staat moet stellen om de cumulus comlexen snel en quantitief naar maturiteit te klasseren, waardoor gepaste individuele dcultuur condities gekozen worden die kunnen leiden tot eicellen met betere ontwikkelingscapaciteiten. Organisaties: • Fysiologie
Onderzoekers: • JOHAN SMITZ
Zonale distributie en moleculaire regulatie van apoptose in organotypische hepatocytenculturen Vrije Universiteit Brussel Abstract: In eerste instantie bestaat het onderzoek erin de moleculaire regulatiemechanismen van apoptose in gecultiveerde hepatocyten na te gaan. Dit gebeurt in verschillende organotypische hepatocytenculturen zoals de co-cultuur van hepatocyten met galwegepitheelcellen en de collageengel sandwichcultuur. Vooral het effect van trichostatine A, een prototype van histonedeacetylase inhibitor, en structuuranalogen, op apoptose wordt onderzocht met als doel meer stabiele (behoud van biotransformatiecapaciteit) en langer leefbare culturen van hepatocyten te ontwikkelen door het inhiberen van apoptose. Het onderzoek wordt uitgevoerd op activiteits-, proteïnen- en mRNA niveau. In tweede instantie wordt tevens in vitro nagegaan of apoptose een zonalse distributie kent binnen de lever en zo ja, hoe dit gereguleerd wordt. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie • Scheikunde
Onderzoekers: • Bert VANHAECHT • Tamara VANHAECKE
Zonale distributie en moleculaire regulatie van apoptose in organotypische hepatocytenculturen. Vrije Universiteit Brussel
Abstract: In eerste instantie bestaat het onderzoek erin de moleculaire regulatiemechanismen van apoptose in gecultiveerde hepatocyten na te gaan. Dit gebeurt in verschillende organotypische hepatocytenculturen zoals de co-cultuur van hepatocyten met galwegepitheelcellen en de collageengel sandwichcultuur. Vooral het effect van trichostatine A, een prototype van histonedeacetylase inhibitor, en structuuranalogen, op apoptose wordt onderzocht met als doel meer stabiele (behoud van biotransformatiecapaciteit) en langer leefbare culturen van hepatocyten te ontwikkelen door het inhiberen van apoptose. Het onderzoek wordt uitgevoerd op activiteits-, proteïnen- en mRNA niveau. In tweede instantie wordt tevens in vitro nagegaan of apoptose een zonalse distributie kent binnen de lever en zo ja, hoe dit gereguleerd wordt. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • VERA ROGIERS • Tamara VANHAECKE
Een moleculaire tijdschaal voor de vroege evolutie van de levende amphibia. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Vandaag omvatten de Amphibia (lissamphibia) nog 3 onderscheiden orden met een zeer divergent lichaamsplan, nl. de Anura (kikkers en padden), de Caudata (salamanders) en de Gymnophiona (wormsalamanders). Momenteel is een tijdschaal voor de vroege evolutie van Amphibia, d.w.z. de divergenie vn de drie orden, en de families binnen deze groepen, één van de grote ontbrekende schakels voor het opstellen van een evolutionaire synthese voor Amphibia. Niet enkel morfologische maar ook traditionele moleculair-fylogenetische technieken schieten tekort om dit vraagstuk met statistische zekerheid op te lossen, en verscheidene paleontologische, biogeografische en moleculaire studies hebben geleid tot controversiële resultaten, waarbij nog steeds geen consensus bereikt is. Complete resolutie van de divergenties kan echter mogelijk gemaakt worden door de identificatie van zogenaamde Rare Genomic Changes (RGC's),i.e. macro-mutaties in het genoom van een bepaald clade. Betrouwbare schattingen van datering, zelfs zonder aanwezigheid van een moleculaire klok, zijn mogelijk door analyse van grote datasets met behulp van een recent ontwikkelde Bayesiaanse benadering. Met dit project trachten we: (1) fylogenetische verwantschappen te bepalen en het ontstaan van de grote evolutieve lijnen binnen de Amphibia te dateren, (2) een biogeografisch scenario te formuleren door het linken van fylogenetische divergenties aan platentektonische gebeurtenissen, en (3) de resultaten te interpreteren in termen van de fylogenetische positie van verscheidene fossiele lijnen. Een statistisch onderbouwde moleculaire fylogenie zou de standpunten van paleontologen, biogeografen, en evolutiebiologen kunnen verzoenen. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MARIE-HERMANDE DARO • Kim ROELANTS • Franky BOSSUYT
Genotoxische opvolging bij ontmanteling van chemische wapens in Poelkapelle (studie MS 03/01) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Deze studie behandelt de biologische monitoring van militairen, beroepshalve blootgesteld aan een reeks carcinogenen, tijdens het werk in een ontmantelingsinstallatie voor munitie. Het project heeft tot doel de werknemerspopulatie te beschermen, de evaluatie van de genomen preventieve maatregelen en de eventuele identificatie van extra-gevoelige personen. De monitoring berust op de genotoxiciteitsanalyse van lymfocyten afkomstig van deze donoren en van een 'matched' controlepopulatie, niet blootgesteld aan mutagenen of carcinogenen.Er worden drie cytogenetische technieken uitgevoerd: de sister chromatid exchange test (die eerder een indicatie van blootstelling aangeeft), de micronucleus test (chromosoom- en genoommutaties) en de chromosoom aberratie test (structurele chromosoom aberraties). Organisaties: • Cellulaire Genetica
Onderzoekers: • MICHELINE VOLDERS
Ontwikkeling van een gebruiksvriendelijk informatiesysteem van het chemisch risico in beroepsomgeving. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De doelstelling van dit project is het ontwikkelen van een beheersinstrument van het scheikundig risico ten behoeve van de preventieraadgevers, de administraties (bijvoorbeeld Tewerkstelling en Arbeid, Volksgezondheid), het Fonds voor Beroepsziekten en de organisaties die de sociale partners vertegenwoordigen. Ter aanvulling van de vaak zeer academische wetenschappelijke publicaties beoogt dit instrument het ter beschikking stellen van informatie, een toenaderingsweg en rechtstreeks nuttige en praktische aanbevelingen, die zeer snel toegankelijk zijn en regelmatig bijgehouden worden dankzij internet-technologie. Het instrument richt zich op het toxicologische aspect van de verplichtingen voorzien door de Codex over het Welzijn op het Werk die vrij dikwijls tot moeilijkheden leidt in de dagelijkse praktijk. In bepaalde gevallen (bijvoorbeeld de KMOs) bestaat de moeilijkheid eruit de informatie te vinden, in andere situaties zit het probleem in het sorteren van deze soms zeer omslachtige informatie, er de krijtlijnen uithalen, of nog, het verwoorden van praktische aanbevelingen voor de medische opvolging van blootgestelde werknemers. Tot op heden werden twee onafhankelijke instrumenten ontwikkeld, die elk een bijzonder aspect van het scheikundige risico dekt. Enerzijds een methodologische benadering van de evaluatie van het scheikundige risico verenigbaar met de preventiepolitiek in de schoot van de ondernemingen, KMO's inbegrepen (REGETOX: http://www.regetox.med.ulg.ac.be). Dit eerste lijn-instrument werd ontwikkeld aan de Universiteit van Luik. En daarnaast een evaluatie-instrument van het carcinogeen/mutageen risico (Carcinogenic Risk in Occupational Settings, CRIOS: http://www.crios.be) ontwikkeld aan de VUB, de KUL, de ULg, de RUG, en de UCL. Het huidige project is toegespitst op de potentiële complementariteit van deze twee initiatieven waarvan de promotoren de interactie in partnerschap met het FBZ wensen te promoveren. Organisaties: • Cellulaire Genetica
Onderzoekers: • MICHELINE VOLDERS
Systeemonderzoek Grensmaasvallei ten behoeve van de detaillering van de ingrepen van het project 'Levende Grensmaas' Vrije Universiteit Brussel Abstract: Recent gaat er echter veel aandacht uit naar de herinrichting van rivierlandschappen. Van cruciaal belang hierbij is de wederzijdse afstemming van natuurontwikkeling en de projectingrepen op de rivierprocessen en de waterbeheersfuncties. In dit project wordt een methodiek voorgesteld voor een geïntegreerde modellering van de ecologische, hydraulische en hydrogeologische effecten van natuurinrichting in riviersystemen. De methodologie wordt toegepast op Grensmaasvallei m.b.t. het natuurontwikkelingsproject Levende Grensmaas (AMINAL, afdeling Natuur). Organisaties:
• Hydrologie en Waterbouwkunde
Onderzoekers: • Joan SEVERYNS • FLORIMOND DE SMEDT
Epidemiologie van mucoviscidose in België Vrije Universiteit Brussel Abstract: Mucoviscidose wordt beschouwd als één van de meest frequente autosomaal recessieve ziekte bij Caucasische populaties. Het CFTR-gen (Cystic Fibrosis transmembrane conductance regulator) bevindt zich op chromosoom 7. Er zijn meer dan 800 gendefecten gekend, waarvan de meest voorkomende de DF508 deletie is. Ze vooroorzaken ernstige weefselbeschadigingen, voor in long (infecties) en pancreas (insufficiëntie). De incidentie van mucoviscidose is nog niet goed gekend. De cijfers variëren van 1:2.000 tot 1:25.000. Het Belgisch Mucoviscidoseregister (BMR-REM) werd opgestart in 1998 om de natuurlijke evolutie van de ziekte te kunnen volgen, en epidemiologische en klinische studies te kunnen doen. In 2000 waren er 735 patiënten in opgenomen, wat een toename van 27% betekende. De eerste frequentieverdelingen vertonen veel gelijkenis met deze van omringende landen. De gegevens (antropometrie, longfunctieparameters, longinfecties, aard van de behandelingen, socio-economische achtergrond, enz.) worden jaarlijks verzameld en verwerkt in de VUB en die de coördinator van het register is. Met dit onderzoek wensen we 1) te verzekeren dat dit register een epidemiologisch verantwoord onderzoeksinstrument met solide basisgegevens is 2) te bewaken dat het register 'population-based' is 3) een betrouwbaar en geautomatiseerd terugkoppelingsinstrument te maken voor de aangevende artsen 4) internationale samenwerking uit te breiden 5) de kolonisatie van longweefsel door Pseudomonas Aeruginosa na te gaan 6) een studie over de groei bij Belgische muscoviscidose patiënten 7) een studie over de resultaten van hart-longtransplantatie te verwezenlijken. Het project loopt met de medewerking van de 6 erkende Belgische Centra voor de behandeling van mucoviscidose en enkele andere clinici. De patiënten en hun ouders zijn er actief bij betrokken. Organisaties: • Maatschappelijke Gezondheidszorg
Onderzoekers: • ANNE-MARIE DEPOORTER
Effect van trichostatine A op de expressie van connexines in organotypische hepatocytculturen Vrije Universiteit Brussel Abstract: Verlies van intercellulaire communicatie draagt in belangrijke mate bij tot dedifferentiatie van hepatocyten in cultuur. Directe intercellulaire communicatie gebeurt doorheen gap junctions, dewelke bestaan uit twee connexine hexameren. Connexine expressie is een celspecifiek gebeuren dat gecorreleerd is met celcyclusprogressie. Zo is expressie van Cx32, belangrijkste hepatische connexine, gereduceerd tijdens de G1/S transitie. Eukary-otische genexpressie wordt hoofdzakelijk gecontroleerd door binding van transcriptie-factoren. Recent werd aangetoond dat structurele veranderingen, zoals reversibele histon-acetylatie, eveneens een rol spelen in genregulatie. Histonhyperacetylatie is gecorreleerd met transcriptionele activatie. Dit proces is afhankelijk van het evenwicht tussen histon-acetyltransferase (HAT) en histon deacetylase (HDAC). HDAC inhibitie veroorzaakt cel-groeidepressie en inductie van differentiatie en/of apoptose. Trichostatine A (TSA) is een reversibele en potente HDAC inhibitor, dewelke de p53-afhankelijke expressie van p21 stimuleert. Gezien p21 de G1/S transitie controleert, kan aangenomen worden dat TSA de expressie van Cx32 positief beinvloedt. Het in vitro effect van TSA op intercellulaire communicatie in organotypische hepatocytculturen (monolaag-, collageengel- en co-cul-tuur) wordt onderzocht op activiteitsniveau (scrape-loading/dye transfer assay), op trans-lationeel niveau (Western blotting, immunohistochemie, HPLC) en op transcriptioneel niveau (Northern blotting, PCR). Stimulatie van intercellulaire communicatie is een veelbelovende manier om dedifferentiatie van gecultiveerde hepatocyten tegen te gaan. Dit draagt in belangrijke mate bij tot optimalisatie van hepatische in vitro modellen voor far-maco-toxicologische doeleinden. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • VERA ROGIERS
SCOP : Semantische connectie van ontologieën aan patiëntgegevens (kaderend in EUREKA-project : veilige on-line zorg). Vrije Universiteit Brussel Abstract: In een globaal communicatiesysteem bestaan tal van databanken en -bronnen met elk een eigen datastructuur en -presentatie. Deze verscheidenheid aan databronnen bemoeilijkt de integreerbaarheid van de informatie die ze bevatten alsook een uniforme weergave ervan. Daardoor wordt de communicatie van medische informatie in het systeem belemmerd. Een echte, diepgaande oplossing ligt in de semantische koppeling (op betekenisniveau) van de databanken aan een ontologie of formele beschrijving van een domein, in dit geval het medische domein in een ziekenhuis. Organisaties: • Onderzoek naar Software Technologie en Toepassingen
Onderzoekers: • ROBERT MEERSMAN
SMS4PA : Sound management systems for public adress systems. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In het SMS4PA project worden digitale signaalverwerkings-algoritmes onderzocht met als doel het verbeteren van de verstaanbaarheid van gesproken boodschappen in public address (omroep) systemen. Meer specifiek betekent dit dat we onderzoeken hoe we de spraaksignalen zelf kunnen aanpassen zodat deze beter verstaanbaar blijven wanneer ze weergegeven worden in een lawaaierige omgeving. Hiertoe zullen we twee belangrijke groepen technieken toepassen, dynamische compressie en Clear Speech. Met behulp van dynamische compressie [1] zal eerst een snel tijdsvariërende en signaalafhankelijke versterking toegepast worden op het signaal, zodat elk foneem op zich maximaal versterkt wordt (zodat elk foneem op zich zo goed mogelijk hoorbaar is). Daarna zal dit uitgebreid worden met frequentie-afhankelijke versterking, zodat het signaal aangepast kan worden aan de lawaaierige akoestische omgeving. Het Clear Speech aspect van het onderzoek houdt in dat we de spraak op een natuurgetrouwe manier zullen omvormen zodat het lijkt alsof de spreker extra zijn best doet om beter verstaanbaar te zijn. Dit proberen we te bereiken door de spraaksignalen op een niet-uniforme manier te schalen in functie van de tijd (spraak vertragen) [2], en door de formanten van het spraaksignaal aan te passen.
[1] Udo Zölzer, Ed., DAFx - Digital Audio Effects, chapter 5, pp. 95105, John Wiley & Sons, 2002. [2] W. Verhelst, D. Van Compernolle and P. Wambacq. 'A Unified View on Synchronized Overlap-Add Methods for Prosodic Modification of Speech.' In Proc. International Conference on Spoken Language Processing, volume II, pages 63-66, Beijing, China, October 2000. Organisaties: • Elektronica en Informatica
Onderzoekers:
• WERNER VERHELST • Henk BROUCKXON • Samuel CORVELEYN
Karkaterisering van doelwitgenen van neurogenine 3 Vrije Universiteit Brussel Abstract: Karakterisatie van het doelwitgen neurogenine 3 Organisaties: • Medische Biochemie
Onderzoekers: • Henry HEIMBERG
Het Crystal Clear Project Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project stelt zich tot doel de PET technologie te verbeteren door de invoering van een aantal nieuwe technieken zoals het gebruik van nieuwe scintillator materialen, nieuwe photodetectors, digitale signaalprocessing en betere design methodes. Deze verbetering zullen aangewend worden om een prototype van een PET scanner voor kleine proefdieren te bouwen met verbeterde gevoeligheid en resolutie in vergelijking met bestaande commerciële systemen. Ook zal een prototype mammografie PET scanner ontwikkeld worden. Het project verloopt in het raam van de CRYSTAL CLEAR collaboratie. Organisaties: • Elementaire Deeltjes
Onderzoekers: • STEFAAN TAVERNIER
Een analyse van de karakteristieken en de ontwikkeling van wushu (de Chinese vechtsporten) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een analyse van de karakteristieken en de ontwikkeling van wushu (de Chinese vechtsporten) Organisaties: • Sportbeleid en -management
Onderzoekers: • MARC THEEBOOM
Opstellen van veiligheids-en efficiëntiedossiers van cosmetische producten volgens de voorschriften van de gangbare Europese Cosmetische Wetgeving. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Opstellen van veiligheids-en efficiëntiedossiers van cosmetische producten volgens de voorschriften van de gangsbare Europese Cosmetische Wetgeving voor de firma Soprodal NV. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • MARLEEN PAUWELS • VERA ROGIERS
Onderzoek naar Ontwikkeling v/e gebruiksvriendelijk informatiesysteem v/h chemisch risico in beroepsomgeving ikv Europees project "Risques chimiques" (N°23- DOCUP fédéral FSE) Vrije Universiteit Brussel Abstract: De doelstelling van dit project is het ontwikkelen van een beheersinstrument van het scheikundig risico ten behoeve van de preventieraadgevers, de administraties (bijvoorbeeld Tewerkstelling en Arbeid, Volksgezondheid), het Fonds voor Beroepsziekten en de organisaties die de sociale partners vertegenwoordigen. Ter aanvulling van de vaak zeer academische wetenschappelijke publicaties beoogt dit instrument het ter beschikking stellen van informatie, een toenaderingsweg en rechtstreeks nuttige en praktische aanbevelingen, die zeer snel toegankelijk zijn en regelmatig bijgehouden worden dankzij internet-technologie. Het instrument richt zich op het toxicologische aspect van de verplichtingen voorzien door de Codex over het Welzijn op het Werk die vrij dikwijls tot moeilijkheden leidt in de dagelijkse praktijk. In bepaalde gevallen (bijvoorbeeld de KMOs) bestaat de moeilijkheid eruit de informatie te vinden, in andere situaties zit het probleem in het sorteren van deze soms zeer omslachtige informatie, er de krijtlijnen uithalen, of nog, het verwoorden van praktische aanbevelingen voor de medische opvolging van blootgestelde werknemers. Tot op heden werden twee onafhankelijke instrumenten ontwikkeld, die elk een bijzonder aspect van het scheikundige risico dekt. Enerzijds een methodologische benadering van de evaluatie van het scheikundige risico verenigbaar met de preventiepolitiek in de schoot van de ondernemingen, KMO's inbegrepen (REGETOX: http://www.regetox.med.ulg.ac.be). Dit eerste lijn-instrument werd ontwikkeld aan de Universiteit van Luik. En daarnaast een evaluatie-instrument van het carcinogeen/mutageen risico (Carcinogenic Risk in Occupational Settings, CRIOS: http://www.crios.be) ontwikkeld aan de VUB, de KUL, de ULg, de RUG, en de UCL. Het huidige project is toegespitst op de potentiële complementariteit van deze twee initiatieven waarvan de promotoren de interactie in partnerschap met het FBZ wensen te promoveren. Organisaties: • Cellulaire Genetica
Onderzoekers: • MICHELINE VOLDERS
Determinanten van beslissingen van artsen rond het levenseinde : ervaringen, opvattingen en attitudes van huisartsen en specialisten in vlaanderen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De rol van de medische zorg aan het einde van het leven van patiënten is momenteel een belangrijk ethisch vraagstuk met een groeiende wetenschappelijke en matschappelijke aandacht. In België komt het onderzoek over handelswijzen van artsen rond het levenseinde van patiënten HALP's maar langzaam op gang. de resultaten van incidentie onderzoek in Vlaanderen FWO-project G011797 leren ons dat er in de medische praktijk in Vlaanderen ook daadwerkelijk levenskortend wordt gehandeld en dat de beslissingen van artsen rond het levenseinde een vooraanstaande positite hebben in het medisch handelen aan het levenseinde. in de internationale literatuur zijn er, naast een beperkt aantal incidentiestudies, relatief veel attitudestudies gepubliceerd. De meeste van deze studies faalden om de vragen over attitudes te linken aan de feitelijke beslissingen inzake het levenseinde in de medische praktijk. De nieuwe OZR/FWO-studies moet een emirische basis van kennis opleveren over de samenhang tussen de determinanten van beslissingen rond het levenseinde van patiënten en de eigenlijke medische praktijk. In de huidige stand van de wetenschap is het onduidelijk n welk mate de opvattingen en attitudes van de artsen mbt beslissingen rond het
levenseinde bepalend zijn voor hun feitelijk gedrag. verder kan ook de vraag worden gesteld in welke mate de attitudes en het gedrag ook worden beïnvloed door de waardeoriëntatie van de arts. Het onderzoeksproject heeft als doel een beter inzicht te krijgen in de redenen, motieven en andere determinanten van de medische praktijk rond het levenseinde zowel van het al dan niet nemen van een dergelijke beslissing, als van de keuze tussen de verschillende alternatieven of HALP-types. Organisaties: • Zorg rond het levenseinde
Onderzoekers: • JOHAN BILSEN • LUC DELIENS • GRETA VAN DER KELEN • REGINALD DESCHEPPER
Combineren van magnetische resonantie beeldvorming en numerieke stromingsmechanica voor de vroegtijdige detectie van hart- en vaatziekten Universiteit Gent Abstract: Omwille van het rechtstreeks verband tussen het snelheidspatroon van het bloed in een slagader en veel voorkomende pathologieën (zoals aneurismen en slagaderverkalking), is er een groeiende nood aan een techniek die niet-invasief de bloedstroom meet, en dit op individuele patiëntenbasis. In deze studie wordt gebruik gemaakt van MRI om de slagadergeometrie en randvoorwaarden op te meten. Met numerieke stromingsmechanica (CFD) wordt het stromingspatroon daarna berekend. Dit onderzoek moet toelaten om na te gaan wat de minimale benodigde MRI gegevens zijn om vroegtijdige diagnose van cardiovasculaire ziekten mogelijk te maken. Organisaties: • Vakgroep Civiele techniek
Onderzoekers: • Pascal Verdonck
Incongruentie van het ellebooggewricht bij de hond: diagnostische parameters en behandelingsstrategie Universiteit Gent Abstract: Elleboogdysplasie (ED) is een belangrijke gewrichtsaandoening bij opgroeide grote honden, waarbij losse fragmenten in het gewricht ontstaan. Incongruentie van de elleboog is een belangrijke oorzaak van ED. Met behulp van verschillende technieken worden objectieve parameters bepaald om de incongruentie te diagnosticeren. Tevens wordt er nagegaan of de resultaten van de artroscopische behandeling van ED verbeterd kunnen worden met een ulna-osteotomie. Organisaties: • Vakgroep Medische Beeldvorming van de Huisdieren en Orthopedie van de Kleine Huisdieren
Onderzoekers: • Henri van Bree • Richard Ducatelle • Bernadette Van Ryssen
Genomische en expressiearray-analyse van neuroblastoom: identificatie van nieuwe doelwitten voor moleculair gerichte therapeutische interventie Universiteit Gent Abstract: Het neuroblastoom onderzoek binnen onze groep richt zich op de identificatie van genen die betrokken zijn in het ontstaan van deze tumor. Volgende doelstellingen werden voorop geplaatst: de identificatie van genen die gereguleerd worden door het MYCN gen, genomische fijnlokalisatie van kritische regio's voor 3p-en 11q-deleties en 17q toename en mutatie-analyse en functionele analyse van kandidaat neuroblastoom genen. Organisaties: • Vakgroep Pediatrie en genetica
Onderzoekers: • Franki Speleman
Terugkeermandaat LAROY Wouter Universiteit Gent Abstract: De in deze vakgroep ontwikkelde DSA-FACE techniek voor de gevoelige analyse van glycanen met hoge doorvoer, wordt verder geoptimaliseerd en toegepast. Aanpassing van het werkplatform naar meer moderne apparatuur en de mogelijkheid van analyse van meerder glycaantypes zijn mogelijke aanvullingen. Toepassingen zijn te zoeken in de diagnostiek. In eerste instantie worden glycaanveranderingen bij leverziekten, borstkanker, alzheimer en inflammatie onderzocht. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Roland Contreras
Forecasting the dynamic response of timber quality to management and environmental change: an integrated aproch Universiteit Gent Abstract: De belangrijkste doelstelling van het project bestaat in het maken van een geïntegreerd model dat zowel bosbouwers, de houtverwerkende industrie als de beleidsmakers in staat moet stellen een afweging te maken tussen de prioritaire bosfuncties gaande van houtproductie tot natuurbehoud binnen een kader van duurzaam en multifuctioneel bosbeheer. Het model zal ook effecten van koolstof allocatie en energieaspecten opnemen. Organisaties: • Vakgroep Bos- en Waterbeheer
Onderzoekers: • Marc Stevens
Verlenen van wetenschappelijke bijstand bij de algemene ontwikkeling en/of opvolging van de door de opdrachtgever te bepalen cosmetische producten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Verlenen van wetenschappelijke bijstand bij de algemene ontwikkeling en/of opvolging van de door de opdrachtgever (Avery Dennison Bvba) te bepalen cosmetische producten. Aan de hand van de opgebouwde expertise in het kader van de Europese Cosmetische Wetgeving alsook in het domein van efficiëntiemetingen en formulering van cosmetica, wordt wetenschappelijke bijstand geleverd naargelang de noden en prioriteiten bepaald door de opdrachtgever.
Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • MARLEEN PAUWELS • VERA ROGIERS
Project monniksgieren in Dierenpark Planckendael. Universiteit Antwerpen Abstract: Project monniksgieren in Dierenpark Planckendael. Organisaties: • Gedragsbiologie
Onderzoekers: • Mark Nelissen • Han Weetjens
Tech Transfer Project (TTP): Multiplex. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit 3 maanden project had als doel proprietaire multiplex PCR software te evalueren. Hiervoor zullen 3 assays worden ontwikkeld: 1) VTEC assay (verotoxine producerende E. coli) bevat 23 amplicons ter identificatie van 9 VTEC serotypes; 5 virulentie genen en 9 virulentie gensubtypes, 2) GMO assay dewelke 7 amplicons bevat en moet toelaten 5 verschillende GMO variëteiten te detecteren, 3) Diagnostisch sequencen: door gebruik te maken van multiplex PCR goedkopere en snellere oplossingen zoeken voor sequencing reacties. Organisaties: • VIB DMG - Toegepaste Moleculaire Genomica
Onderzoekers: • Jurgen Del-Favero
Moleculaire determinanten van K+-channel drug block.. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in het algemene onderzoek van het laboratorium omtrent de moleculaire basis van de exciteerbaarheid van het hart. In dit project zal het researchteam onderzoeken welke de moleculaire determinanten zijn van blokkade van spannings-gevoelige kanalen door antiaritmica en locale anestetica. Spannings-gevoelige K+ kanalen spelen een cruciale rol in de controle van de cardiale exciteerbaarheid en repolarizatie en vormen het moleculaire aangrijpingspunt voor verscheidene nieuwere antiaritmica. Het team zal gecloneerde subunits gebruiken welke coderen voor de verscheidene cardiale kaliumstromen (Kv1.5, Kv4.2, HERG, KvLQT1). Steeds meer gegevens wijzen er op dat de moleculaire architektuur van de natieve kanalen ook geassocieerde proteinen (?-subunits) omvat welke de functie en mogelijk de farmacologie wijzigen. In dit project wordt enerzijds de hypothese getest dat specifieke aminozuren van het S6 segment bepalend zijn voor de binding van farmaca welke open kanalen blokkeren. Verder wordt getest hoe belangrijk hydrofobe interacties zijn voor de affiniteit en de stereoselectivieit van kanaal blokkade. Ook wordt nagegaan of verschillen in aminozuur samenstelling een uitleg vormt voor de isovorm- specifieke verschillen in affiniteit voor deze farmaca. Daarenboven zal getest worden of ?-subunits en kanaalblokkerende farmaca overlappende bindingsplaatsen hebben in de inwendinge monding van het kanaal en zal getest wroden of the intrinsieke farmacologie van KvLQT1 kanalen gewijzigd wordt wanneer KvLQT1 co-assembleert met minK (en aldus IKs vormt). Het team zal voor deze studies gebruik maken van de recentste technieken in de moleculaire biologie om de kanaalstruktuur te wijzigen, gecombineerd met 'state-of-the-art' patch clamp technieken voor functionele analyse van de kanalen. De resultaten zullen worden geinterpreteerd aan de hand van wiskundige en thermodynamische modellen voor gating en blokkade van deze kanalen. De studies zullen verder inzicht verschaffen in de moleculaire determinanten voor kanaal blokkade door antiaritmica, en over eventuele interacties met de structuren ('gates') verantwoordelijk voor opening en inactivatie van deze kanalen. De resulterende informatie zal bijdragen tot een dieper inzicht in de moleculaire farmacologie van deze belangrijke kanalen, wat kan leiden tot een beter inzicht in mechanismen van aritmien en uiteindelijk zal bijdragen tot de ontwikkeling van betere antiaritmische therapie. Organisaties: • Moleculaire biofysica, fysiologie en farmacologie • Moleculaire biofysica, fysiologie en farmacologie
Onderzoekers: • Dirk Snyders
Integratie van dispersie, connectiviteit en landschapstructuur ten behoeve van richtlijnen voor habitatevaluatie en restoratie. Universiteit Antwerpen Abstract: Integratie van dispersie, connectiviteit en landschapstructuur ten behoeve van richtlijnen voor habitatevaluatie en -restoratie. Organisaties: • Dierenecologie • Dierenecologie
Onderzoekers: • Erik Matthysen
Invasie en biodiversiteit in graslanden en perceelsranden. Universiteit Antwerpen Abstract: Biologische invasies worden beschouwd als een toenemende bedreiging voor de biologische diversiteit, maar de onderliggende principes ervan zijn onvoldoende gekend. Ook de wijze waarop globale klimaatsveranderingen invasieprocessen beïnvloeden, is onduidelijk. Het doel van dit voorstel is een beter mechanistisch kader te ontwikkelen om (a priori) te kunnen bepalen welke plantengemeenschappen het meest gevoelig zijn aan invasie (`invasibiliteit') en welke soorten potentieel het meest invasief kunnen worden (`invasief vermogen') onder bepaalde condities. Het project is voor een groot deel gericht op grasland aangezien grassen verantwoordelijk zijn geweest voor enkele van de meest destructieve invasies uit het verleden. Eén der voornaamste oorzaken van biologische invasies zijn veranderingen in landgebruik. Het landbouwbeleid in West-Europa streeft naar een reductie van de intensieve landbouw en promotie van biodiversiteit, maar het is onzeker hoe biologische invasies hierdoor beïnvloed worden. We bestuderen dit vraagstuk voor de recente trend van perceelsranden. Deze worden aangelegd op akkers als buffer voor nutriënten- en biocide-efflux en worden beschouwd als nieuwe reservoirs voor biodiversiteit in onze gefragmenteerde landschappen. Installatie van perceelsranden vormt echter een aanzienlijke verstoring en de soorten-influx wordt er minder intens gecontroleerd dan in gewassen, zodat ze belangrijke `hot spots' voor invasie kunnen vormen. In dit project worden eerst technieken vergeleken om biodiversiteit in perceelsranden te maximaliseren (spontane introgressie, toepassing van commerciële vs. lokale zaden, enz.). Daarna wordt de invasibiliteit in perceelsranden getest door er soorten uit de modelecosystemen te introduceren. Het objectief is om beheersmaatregelen te bepalen die het risico op invasie minimaliseren, zowel in perceelsranden als vanuit perceelsranden naar de akkers. De algemene doelstelling van het project is een meer gefundeerde wetenschappelijke basis te ontwikkelen voor het uitwerken van beschermende
strategieën tegen invasie in graslanden en perceelsranden. Hierdoor moeten pro-actieve beleidsmaatregelen mogelijk worden i.p.v. de huidige curatieve politiek. Organisaties: • Planten- en vegetatie ecologie • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Ivan Nijs
Ontwerp en synthese van specifieke inhibitoren van dipeptidyl peptidase (DPP II): een onderzoek naar het belang van DPP II in het metabolisme van biologisch actieve peptiden. Universiteit Antwerpen Abstract: Inleiding: Enzymen zijn als katalysatoren van biochemische reacties essentiële elementen in het onderzoek naar het functioneren van ons organisme. De kennis van hun structuur, werkingsmechanisme en functies geeft ons tevens belangrijke informatie bij de studie van de biochemische basis van ziektes en bij de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen. Ons laboratorium heeft een uitgebreide ervaring met dipeptidyl peptidase IV (DPP IV). Dit is een protease dat dipeptiden afsplitst van het Nterminale gedeelte van peptiden met bij voorkeur proline of alanine op de voorlaatste positie. DPP IV heeft een belangrijke functie in het immuunsysteem en is betrokken bij het metabolisme van biologisch actieve peptiden als GFR (growth hormone releasing factor), GLP-1 (glucagonlike-peptide-1) en GIP (glucose-dependent insulinotropic polypeptide). Daarom, en recent onderzoek heeft dit ook aangetoond, zijn inhibitoren van DPP IV therapeutisch interessante verbindingen als immunosuppressiva, en bij niet-insuline afhankelijke diabetes en groeihormoon deficiëntie. Het dipeptidyl peptidase II (DPP II) is een zeer analoog enzym, waarover echter nog zeer weinig gekend is. De fysiologische functies van DPP II zijn nog onduidelijk maar waarschijnlijk speelt het, naar anologie met DPP IV, een belangrijke rol in de metabolische inactivatie van sommige oligopeptiden of hun fragmenten. Doelstelling: Dit doctoraatsonderzoek spitst zich toe op het achterhalen van de substraatspecificiteit van DPP II, waarna deze informatie kan gebruikt worden voor het ontwerpen en synthetiseren van inhibitoren, specifiek voor DPP II. Deze inhibitoren kunnen vervolgens aangewend worden in het onderzoek naar de biologische functie van DPP II en het therapeutisch belang van zijn inhibitie. Organisaties: • Medicinale chemie • Medicinale chemie (UAMC)
Onderzoekers: • Kristel Senten • Koen Augustyns
Placental uptake and transfer of environmental chemicals relating to allergy in childhood years (PLUTOCRACY). Universiteit Antwerpen Abstract: Placental uptake and transfer of environmental chemicals relating to allergy in childhood years (PLUTOCRACY). Organisaties: • Kindergeneeskunde • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Kristine Desager
Sequentiebepaling en annotatie van niet-repetitieve gebieden van humaan chromosoom 21p. Universiteit Antwerpen Abstract: Humaan chromosoom 21 bevat meer dan 20 ziektegenen. Hoewel in de meeste Down syndroom patiënten het syndroom wordt veroorzaakt door een trisomie van chromosoom 21 inclusief 21p, werd de meeste aandacht gegeven aan genen gelegen op 21q. De korte arm van chromosoom 21 is zeer rijk aan repetitieve sequenties en werd daarom niet geïncludeerd in het humaan genoomproject. Recent heeft men echter aangetoond dat in deze repetitieve sequenties genen verborgen kunnen liggen. Wij zullen de DNA-sequentie van chromosoom 21p bepalen en de aanwezigheid van genen en polymorfe merkers nagaan. Op deze wijze trachten wij een niet onbelangrijke bijdrage te leveren tot het vervolledigen van de humane genoomsequentie en het begrijpen van humane ziekten waaronder het syndroom van Down. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Marc Cruts • Christine Van Broeckhoven
Gen transcriptie profielering tijdens verschillende ontwikkelingsstadia van in vitro geproduceerde runderembryo's Universiteit Gent Abstract: De opzet is een aantal rundergenen te kloneren, karteren en vervolgens hun transcriptieniveaus te bepalen tijdens verschillende embryonale ontwikkelingsstadia. Genen met een signifant transcriptieverschil tijdens de overgang van een ontwikkelingsstadium kunnen uitgetest worden op hun capaciteit om te dienen als merker voor kwaliteit van in vitro embryo's. Organisaties: • Vakgroep Voeding, Genetica en Ethologie
Onderzoekers: • Luc Peelman • Ann Van Soom
Synthese van inhibitoren van de niet-mevalonaatweg voor de biosynthese van isoprenoïden als anti-tuberculose geneesmiddelen Universiteit Gent Abstract: Onlangs werd aangetoond dat de meeste bacteriën (waaronder M. tuberculosis) isoprenoïden aanmaken via een biosyntheseweg, die verschilt van deze aangetroffen bij de mens: de zgn. niet-mevalonaatweg. Dit project beoogt de ontwikkeling van inhibitoren van het DOXP reductoisomerase, GcpE en LytB, enzymen betrokken bij deze alternatieve biosyntheseweg. Organisaties: • Vakgroep Geneesmiddelenleer
Onderzoekers: • Serge Van Calenbergh
Invasie en biodiversiteit in graslanden en perceelsranden
Universiteit Gent Abstract: Het project bestudeert de botanische evolutie en de faunistische evolutie in akkerranden in functie van het beheer. Organisaties: • Vakgroep Plantaardige productie
Onderzoekers: • Dirk Reheul
Het Tanganyikameer: archief voor klimaatsvariabiliteit (CLIMLAKE) Universiteit Gent Abstract: De studie van voorbije klimaatvariabiliteit wordt beoogt alsook een bijdrage tot het verkrijgen van een beter inzicht in de klimaatvariabiliteit op een tijdschaal van decennia tot millenia. Dit voornamelijk als relevant voor het verbeteren van de voorspelbaarheid door gebruik te maken van zowel hoge resolutie paleoklimaatgegevens als door het opbouwen van een model dat rekening houdt met de impact van de huidige klimaatvariabiliteit en klimaatveranderingen op een groot meer- ecosysteem. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Wim Vyverman
Industrieel basisonderzoek betreffende "Prenylflavoïden in Hop (Humulus lupulus L.): basis voor ontwikkeling van een Fytotherapeuticum voor behandeling van symptonen en ziekten, geassocieerd aan de menopauze Universiteit Gent Abstract: Hop (Humulus lupulus L.) bevat een serie prenylflavonoïden, die gekenmerkt worden door enerzijds hoge oestrogene activiteit, anderzijds krachtige anti-proliferatieve werking. Deze biologische activiteiten zijn bijzonder gunstig met betrekking tot beheersing van klachten, symptomen en ziekten, die geassocieerd zijn aan de menopauze. Hierbij dienen de onderlinge verhoudingen van actieve bestanddelen en de biologische beschikbaarheid geoptimaliseerd te worden. Organisaties: • Vakgroep Geneesmiddelenleer
Onderzoekers: • Denis De Keukeleire
Boom- en houtkwaliteitsonderzoek voor de Vlaamse Bos-Houtkolom Universiteit Gent Abstract: Dit project omvat 5 verschillende deelaspecten: karakterisatie van de houtstructuur, bepaling van de houtkwaliteit, technologie, interne en externe invloedsfactoren en beleidsondersteuning.In het eerste onderzoeksjaar wordt de nadruk gelegd op de karakterisatie van de houtstructuur. Deze data moeten de basis vormen voor de andere peilers binnen het onderzoeksprogramma. Daarnaast wordt verder ingegaan op de bepaling van de houtkwaliteit in relatie met de houtstructuur en de mogelijke interne of externe invloeden die deze parameters kunnen beïnvloeden. Organisaties: • Vakgroep Bos- en Waterbeheer
Onderzoekers: • Marc Stevens
Rol van de CaCO3 cyclus in de klimaatsverandering. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het relatief belang van de mariene productie van carbonaten ten opzichte van de globale koolstofcyclus met uitwisseling tussen continenten, atmosfeer en oceanen in beschouwing genomen, wordt geschat op niveau van geologische tijdschaal. De verschillende chemische processen die het gedrag van carbonaten in een marien systeem bepalen worden beschreven in termen van evenwichtsreacties. Deze benadering laat toe de chemische toestand van de koolstofcyclus te beschrijven voor zeewater en om de invloed van biologische activiteit te voorspellen op de distributie van opgelost carbonaat en op saturatiegraad van het systeem ten opzichte van calciet, aragoniet en Mg-calciet. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Pascale-Emmanuelle LAPERNAT • MARIE-HERMANDE DARO
Methodologie en richtlijnen voor de kwaliteitscontrole van plantaardige geneesmidellen uit fingerprintchromatogrammen Vrije Universiteit Brussel Abstract: Plantaardige geneesmiddelen worden sinds lang therapeutisch gebruikt. Sinds kort bestaat er interesse om deze natuurlijke bestanddelen te karakteriseren teneinde hun activiteit te controleren. Wegens hun complexe samenstelling is het moeilijk alle bestanddelen te identificeren. Daarom wordt vaak slechts een aantal componenten bepaald, wat niet altijd toelaat de kwaliteit van het produkt te evalueren. Dit gebrek aan karakterisatie is een limiterende factor voor meer algemene toepassing. Sinds kort wordt fingerprint chromatografie gebruikt als identificatie- en kwaliteit-evaluerende tool. In 2000 besliste de Chinese State Drug Administratie fingerprints te ontwikkelen als kwaliteitscontrolestandaarden voor Traditionele Chinese Geneesmiddelen. De fingerprint chromatogrammen zijn echter meestal complex en bevatten overlappende pieken. Het is niet evident, zelfs met de huidige scheidingstechnieken, alle bestanddelen te scheiden. Daarenboven zijn de huidige richtlijnen voor kwaliteitscontrole van deze bestanddelen ongeschikt. Het doel van dit project is het opstellen van een methodologie om fingerprints te ontwikkelen en het definiëren van richtlijnen voor de kwaliteitscontrole van plantaardige geneesmiddelen. Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie
Onderzoekers: • Yvan VANDER HEYDEN
Vergelijkende studie tussen Roemeense en Belgische voedingsgewoonten, nutritieve en oxidatieve stress status en verwikkelingen bij diabetes mellitus. Universiteit Antwerpen Abstract: Diabetes mellitus is een chronische aandoening met wereldwijd naar schatting 130 miljoen patiënten. De ziekte breidt nog sterk en verwacht wordt dat het volgende decenium 200 miljoen mensen diabetes zullen hebben. Diabetes veroorzaakt verschillende ernstige verwikkelingen zoals blindheid, nierfalen , neurologische afwijkingen en cardio-vasculaire ziekten. Vooral deze laatste geven aanleiding tot o.a. typische diabetische voet ulcura. 15% van de patiënten zal te maken krijgen met deze problematiek waarbij vaak infecties van de ulcus optreden die resulteren in gangreen en amputie van de onderste ledematen. Diabetes is daardoor wereldwijd de eerste oorzaak van niet traumatische amputaties.
In een poging om deze verwikkelingen te voorkomen is ons onderzoek toegespitst op enerzijds de toegenomen productie van vrije radicalen (ten gevolge van auto-oxidatie van glucose en non enzymatische proteïnglycatie) en anderzijds de verminderde antioxidant defensie. Beide mechanismen resulteren in een hoge oxidatieve stress die ontegensprekelijk gerelateerd is aan de genoemde verwikkelingen. Sommige onderzoeken konden aantonen dat de hoge oxidatieve stress kan geneutraliseerd worden door toediening van relatief hoge dosissen anti-oxidantia zoals vitamine C en E, flavonoiden en lipoceenzuur. Er zijn echter nog geen eenduidige richtlijnen hoe anti-oxidanten via de voeding zodanig kunnen gecombineerd worden dat de oxidatieve stress effectief kan geneutraliseerd worden. Evenmin is bekend in hoeverre dit kan bijdragen tot de preventie van diabetische verwikkelingen. Om deze vragen te beantwoorden zullen eerst gegevens verzameld worden met betrekking tot de voedingsgewoonten, de oxidatieve status en de metabole controle en hoe deze gerelateerd zijn aan de complicaties van de diabetespopulaties in beide regio's: Antwerpen en Boekarest. Deze regio's verschillen duidelijk wat betreft voedingsgewoonten, economische status en medische zorgen.. Bvb heeft de EURODIAB en de WHO Diamond studie aangetoond dat de incidentie van type 1 diabetes bij kinderen in Roemenië 5 per 100.000 inwoners bedraagt tegenover 11 in Antwerpen maar dat anderzijds de cardiovasculaire problematiek in Roemenië bijna vierdubbel is (19% tegenover 5% in Vlaanderen). De hierboven genoemde gegevenscollectie i.v.m. de voeding e.d. kan belangrijke informatie opleveren over de effecten van een gepaste voeding op de cardiovasculaire pathologie en derhalve op het voorkomen van diabetische voetproblematiek. In een eerste fase zullen de methoden tussen beide onderzoeksgroepen geharmoniseerd en gestandaardiseerd worden. Aan de hand hiervan zullen in een tweede fase de alle relevante parameters gemeten en verzameld worden. De analyse van deze informatie moet inzicht verschaffen in het impact van de voeding, de diabetes-behandeling en de oxidatieve stress op het voorkomen en de ernst van diabetische verwikkelingen. Mogelijk kunnen hieruit ook richtlijnen voortvloeien om bvb. via aangepaste voeding of extra medische zorgen deze verwikkelingen, en meer specifiek, de amputaties bij diabetespatiënten te beperken en daarbij het lijden van de patiënten verlicht worden en de enorme kosten van de gezondheidszorg worden ingedijkt. Organisaties: • Endocrinologie, stofwisseling en nutritiepathologie • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Maria Begona A Manuel Y Keenoy • Kristien Van Acker-Vd Krieken
Bodemmeetnet in de bossen van het Vlaamse Gewest Universiteit Gent Abstract: Deze onderzoeksopdracht kadert in het project tot operationalisering van het bodemmeetnet in de bossen van het Vlaamse gewets, overeenkomstig de richtlijnen gegeven door "Internationaal Cooperative Programme on Assessment and Monitoring of Air Pollution Effects on Forests in the ECE-Region" (UNEP-UN/ECE). Analyse van water uit lysi-meters, doorvalwater, stamafvloeiwater en vrije veldwater. Organisaties: • Vakgroep Geologie en bodemkunde
Onderzoekers: • Eric Van Ranst
Identificatie van genen betrokken bij ouderdomsdoofheid. Universiteit Antwerpen Abstract: 1. Probleemstelling Ouderdomsdoofheid (OD) is het meest voorkomende zintuiglijke gebrek bij ouderlingen, met een prevalentie van 50% op de leeftijd van 80 jaar. Onderzoek heeft uitgewezen dat OD een complexe ziekte is, beïnvloed door zowel omgevings- als genetische factoren. Er is echter nog geen enkel gen voor OD geïdentificeerd, en de rol van omgevingsfactoren (lawaai, chemicaliën, drugs,') is nog onduidelijk. 2. Strategie en doelstellingen In totaal 300 geïsoleerde patienten met OD en evenveel normaal horende controlepersonen worden momenteel reeds verzameld in het kader van een lopend ASPEO project. Elke testpersoon geeft een bloedstaal voor DNA extractie, en vult een gestandaardiseerde vragenlijst in over diens klinische voorgeschiedenis en de blootstelling aan factoren die kunnen bijdragen tot OD. Het hier voorgestelde project gebruikt dezelfde verzameling patiënten om de genetische oorzaken van OD te onderzoeken. Verscheidene genen waarvan bekend is dat ze betrokken zijn bij het gehoor worden hierbij onderzocht, waarbij wordt nagegaan of bepaalde DNA variaties significant meer voorkomen bij patiënten dan bij controles. Dit kan wijzen op een rol voor het desbetreffende gen in de pathogenese van OD. Via het integreren van de resultaten bekomen uit deze genetische studie en de studie naar de rol van omgevingsfactoren, hopen we meer te weten te komen over de interactie tussen genetische en omgevingsfactoren bij het ontstaan van OD. 3.Verwachtte resultaten 1) Verbeterde kennis van het verouderingsproces in het binnenoor. Een beter begrip van de fundamentele moleculaire en cellulaire verouderingsprocessen kunnen mogenlijk nieuwe, nog nooit eerder ontdekte oorzaken van OD aan het licht brengen, of nieuwe therapeutische mogelijkheden. 2) Aanbevelingen ter voorkoming van OD. Door het identificeren van de veschillende factoren die leiden tot OD, kunnen meer preciese richtlijnen geformuleerde worden om OD te voorkomen, of de aanvang ervan te vertragen. Mogelijk bestaan er omgevingsfactoren die enkel voor een beperkte groep mensen schadelijk zijn, naargelang hun genetische achtergrond. 3) Verbeterde behandelingen. Een gebrek aan kennis van de ethiologische factoren die bijdragen tot OD hebben tot nu toe het ontwikkelen van gentherapie in de weg gestaan. De resultaten uit dit project kunnen een eerste stap zijn in de richting van de verdere ontwikkeling van gentherapie voor OD, en voor een farmacogenomische benadering van deze conditie, waarbij medicijnen worden aangepast aan iemands genetische achtergrond. Organisaties: • Centrum medische genetica • Menselijke moleculaire genetica
Onderzoekers: • Guido Van Camp
Ontwikkeling van nieuwe fixerende entiteiten (NFE's) en weefseldoorwerkingsmethoden voor nucleïnezuur- en eiwitapplicaties. Universiteit Antwerpen Abstract: Ontwikkeling van nieuwe fixerende entiteiten (NFE's) en weefseldoorwerkingsmethoden voor nucleïnezuur- en eiwitapplicaties. Organisaties: • Klinische biochemie (farmacie) • Medische biochemie
Onderzoekers: • Dirk Hendriks
Zuid-Afrikaanse populatiestudie naar de genetische invloed op polsgolfsnelheid, zoutgevoeligheid en ontstaan van hypertensie Universiteit Gent Abstract: Dit project onderzoekt een reeks Zwarte families, die bij lot uit de populatie van Soweto, Johannesburg worden getrokken. De epidemiologische procedures zullen zo gestandaardiseerd worden dat de studieresultaten met die van een vergelijkbare studie in België (Flemengho Flemish Study on Environment, Genes and Health outcomes) en in Europa (EPOGH: European Project on Genes in Hypertension) kunnen worden vergeleken. Organisaties: • Vakgroep Farmacologie
Onderzoekers: • Lucas Van Bortel
Ontwikkeling van een predictief biobeschikbaarheidsmodel voor koper in terrestrische milieu's (deel II) Universiteit Gent Abstract: De ecotoxiciteit van mtealen in bodems wordt in belangrijke mate bepaald door de fysisch-chemische eigenschappen van de bodem. In dit internationaal project wordt, door doorgedreven chemische analyse van 19 Europese bodems en chronische ecotoxiciteitsevealuaties met 2 bodeminvertebraten, een predictief biotisch ligand model voor koper ontwikkeld. Dit model zal de wetenschappelijke basis vergroten van de milieurisico-analyse van koper. Organisaties: • Vakgroep Toegepaste ecologie en milieubiologie
Onderzoekers: • Colin Janssen
Development of a knowledge based system for chiral separations. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Chiraliteit is een belangrijke eigenschap voor vele synthetische en biologische componenten. Analyse van deze stoffen vereist het gebruik van chirale scheidingstechnieken. Om analisten te helpen bij het ontwikkelen van chirale scheidingsmethoden kan een kennissysteem (het chiraal KBS) behulpzaam zijn. Het KBS is een software die enkel de relevante informatie omtrent chirale scheidingen bevat. In het chiraal KBS wordt methodeontwikkeling beschouwd als bestaande uit 3 niveaus, (i) voorstel van een adequate techniek, (ii) selectie van initiële experimentele condities (= vlugge screening) en (iii) optimalisatie van de meest belangrijke parameters. De geïncludeerde technieken zijn normaal- en omkeerfase vloeistof chromatografie, superkritische vloeistof chromatografie, capillaire elektroforese en capillaire elektrochromatografie. Het doel van de vlugge screening is tijdsbesparing en snel komen tot scheiding van een groot aantal nieuwe moleculen. Methode optimalisaties worden uitgevoerd wanneer hogere scheidingsresoluties vereist zijn. Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie
Onderzoekers: • DESIRE MASSART • Yvan VANDER HEYDEN • JOHANNA VERBEKE
New insights into the glycosylation of <em>Trichoderma reesei cellulases Hogeschool Gent Abstract: For many years, lower eukaryotes such as yeasts and fungi are being used for the expression of recombinant proteins. They combine the advantages of prokaryotes with those of higher eukaryotes; i.e. the possibilities of co- and posttranslational modifications. Several yeast and fungal strains secrete large amounts of protein and are ideal for the production of industrial enzymes at low cost. Glycoproteins secreted by these organisms carry carbohydrate chains of the high mannose type and are therefore rapidly cleared from the human blood when used in medicine. Typical fungal modifications of the oligosaccharides moreover elicit antigenic reactions leading to the same effect. A profound knowledge of the glycosylation pathway of a particular fungus is a strict requisite before it can be transformed to produce more homogeneous and human type sugars. Also for the production of industrial enzymes in lower eucaryots a correct glycosylation can be an essential element. The sugar structures are very important for a protein: they influence the folding, the function, the specificity and the expression efficiency. Eucaryotic cells normally produce proteins as a mixture of glycoforms. These can exhibit different biological and biochemical characteristics. Moreover, carbohydrates influence antigenecity, solubility and stability of the glycoproteins produced. In order to obtain higher titers in industrial fermentations it can thus be important to retain intact glycosylation. The present study is devoted to the analysis of the glycosylation of enzymes produced by the industrially important, filamentous fungus Trichoderma reesei I (now Hypocrea jecorina). Very diverse results have been published regarding this aspect during the last two decades. The Nand O-glycosylation of Cel7A secreted by several Trichoderma reesei strains (overexpressing as well as wild type), as well as these of of the same enzyme secreted by a selected strain grown in different media, are systematically described. This can contribute to the solution of a series of questions related to specific features of glycosylation found in the fungus. One aspect relates to the origin of each strain, another can be attributed to the proven presence or absence of hydrolytic enzymes in the culture media leading to either partially or totally processed (deglycosylated) proteins. Several of these enzymes are secreted in the culture media and one in particular will be purified and identified.
The main goal of this work is to elucidate and explain the structural differences reported for the glycosylation of cellulases secreted by T. reesei. Chapter one collates the methodology used with a model glycoprotein, cellobiohydrolase I (Cel7A), from T. reesei strain Rut-C30 grown in minimal medium. The chapter focuses on the characterization of the N-glycans and on the repartition of these glycans over the glycosylation sites of Cel7A. This necessitated a multi-disciplinary approach. A novel on-line capillary electrophoresis-mass spectrometric (CE-ESI-MS) method was optimized for the simultaneous analysis of the uncharged and phosphorylated N-glycans of Cel7A. A new two-dimensional technique for studying glycosylation and phosphorylation at the protein level using a combination of gel IEF and MS was also developed. These hyphenated techniques using Cel7A as test material were developed in collaboration with Dr Koen Sandra and were the subject of three papers (Appendices I, II and II). In chapter two, the biochemical factors influencing the glycosylation of T. reesei cellulases are outlined. Due to the heterogeneity of the N- and Oglycosylated carbohydrate structures and variable site occupation, Cel7A is shown to occur as multiple glyco- and fosfoforms. The influence of the growth medium (especially the pH) on the glycosylation profile of Cel7A is shown, thereby explaining some of the seemingly contradictory results found in the literature. The N-glycosylation patterns of Cel7A isolated from different media are compared and post-secretorial changes of the O- and N-glycosylation pattern are demonstrated. The original manuscript describing our results is included (Appendix IV). A systematic analysis on the N-glycosylation of the catalytic domain of Cel7A isolated from several T. reesei strains grown in minimal media is also descibed. Cellulases from T. reesei are typically glycosylated with short N-glycans of the “high-mannose” type (Man5-6GlcNAc2) and transfer of mannophosphodiester groups can occur on both the a13 and the a16 arm. Inefficient glucosidase II trimming is apparent only in strains Rut-C30
and RL-P37 leading to the occurrence of mono-glucosylated structures (GlcMan7-8GlcNAc2). This capping glucose residue hinders the synthesis of a phosphodiester bond, therefore only mono-phosphorylated glycans are observed with these strains. The main N-glycan structures present on Cel7A isolated from different strains can be found in TABLES I and II (in-fold pages at the end of part three). These data have also been published (Appendix V). Chapter three focusses on the glycosylation of Cel7B core protein homologously expressed in T. reesei QM9414. This work results from collaboration with Torny Eriksson and Henrik Stålbrand from Lund University (Sweden) and with Harry Brumer from KTH in Stockholm (Sweden). The observed microheterogeneity of Cel7B core can -as in the case of Cel7A- be explained by repartition of neutral and charged glycan structures over two glycosylation sites. However, partial deamidation and a partially occupied O-glycosylation site explain the further heterogeneity and complexity of the sample. Some extra data were obtained with the “two-dimensional technique” using gel IEF and MS as described in chapter one. Further analysis in collaboration with Bart Samyn and Kjell Sergeant also identified the O-glycosylation sequence. The published manuscript can be found in Appendix VI. The presence of N-deglycosylating activity in the culture medium of T. reesei already evident from chapter two is substantiated in chapter four. The purification and characterization of this activity is described. From partial peptide sequences and the N-terminal sequence obtained in collaboration with Bart Samyn and Isabel Vandenberghe, the complete protein sequence could be deduced in silico from the fungal EST database and a PCR cloning technique was employed to obtain the corresponding gene from T. reesei Rut-C30. The protein was named Endo T in analogy with Endo H, a bacterial endo--N-acetylglucosaminidase from Streptomyces plicatus. Both enzymes belong to glycosyl hydrolase family 18, exhibit the same substrate specificity, have approximately the same molecular weight but show very low amino acid homology. These results are presented in a draft manuscript. The data are also subject of a patent application (Endo-N-acetyl-beta-D-glucosaminidase enzymes of filamentous fungi, 60/626.752). Organisaties: • Departement Toegepaste Ingenieurswetenschappen • Vakgroep Chemie
Onderzoekers: • Ingeborg Stals
Systematisch literatuuronderzoek ter voorbereiding van de consensusvergadering rond osteoporose. Universiteit Antwerpen Abstract: Systematisch literatuuronderzoek ter voorbereiding van de consensusvergadering rond osteoporose. Organisaties: • Eerstelijns - en interdisciplinaire zorg Antwerpen (ELIZA)
Onderzoekers: • Paul Van Royen