www.researchportal.be - 10 Oct 2015 23:55:17
Onderzoeksprojecten (3320 - 3340 van 11514) Zoekfilter: Classificaties: BIOMEDISCHE WETENSCHAPPEN (B)
Evaluation and treatment of bimanual function in children with developmental coordination disorders and cerebral palsy KU Leuven Abstract: Kinderen met ontwikkelingsproblemen ervaren vaak motorische problemen. Vooral problemen in de bimanuele coördinatie komen frequent voor en hebben een grote impact op het bereiken van bimanuele vaardigheden in het dagelijks leven (vb. schoenveters binden, knopen sluiten, een pot open draaien). Zwakke bimanuele vaardigheden werden reeds gerapporteerd bij kinderen met cerebrale parese (CP) en kinderen met milde motorische stoornissen zoals #Developmental Coordination Disorders# (DCD). Hoewel de handfunctie reeds onderzocht werd in deze populaties, werd er tot op heden nog weinig onderzoek verricht naar de specifieke problemen in bimanuele coördinatie. Dit kan verklaard worden vanuit een tekort aan gestandardizeerde klinische meetinstrumenten die bimanuele coördinatie meten, zeker bij kinderen met DCD. Er is ook nog beperkte kennis over deonderliggende oorzaken van problemen in bimanuele coördinatie.Intensieve behandelingen zoals #Constraint-Induced Movement Therapy# (CIMT) of #Hand#Arm Bi Organisaties: • Neuromotorische Revalidatie
Onderzoekers: • Hilde Feys • N. N. • Katrijn Klingels
Evaluation and treatment of gait deviations in patients following different surgical approaches in total hip arthroplasty KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Neuromotorische Revalidatie
Onderzoekers: • Jean-Pierre Simon • Katleen Desloovere • Ilse Jonkers • Christophe Meyer
Evaluation des polluants et la qualité d'échantillons d'anguilles argentées de différentes rivières européennes. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds een privé-instelling. UA levert aan de privé-instelling de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract met de Muséum national d'histoire naturelle. Organisaties: • Toxicologie
Onderzoekers: • Adrian Covaci
Evaluation of nonlinear ultrasonic propagation characteristics of fats during crystallization. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • M²S Kulak
Onderzoekers: • Imogen Foubert • Annelien Rigolle
Evaluation of p53 aggregation as a drug target in oncology KU Leuven Abstract: Het doel is om de klinische relevantie en de diagnostische/therapeutische waarde van p53 aggregatie aan te tonen. Organisaties: • Switch Laboratorium
Onderzoekers: • Hans Deckmyn • Joost Schymkowitz
Evaluation of the distribution, occurrence and fate of persistent organic pollutants (POPs) in agricultural products and wildlife in South Africa. Universiteit Antwerpen Abstract: Evaluation of the distribution, occurrence and fate of persistent organic pollutants (POPs) in agricultural products and wildlife in South Africa. Organisaties: • Toxicologie
Onderzoekers: • Hugo Neels • Paul Schepens • Adrian Covaci
Evans blauw als diagnosticum van niet-spierinvasieve blaaskanker en interstiniële cystitis : een preklinische studie. KU Leuven Abstract: We ontdekten recent dat Evans blauw, een wateroplosbare diazo kleurstofmet een intense blauwe kleur, zich specifiek in vitro opstapelt in sferoïden die bestaan uit urotheliale cel carcinoma cellen en in vivo in niet-spier-invasieve blaaskanker, zoals aangetoond in een AY-27 rattenmodel. Deze opstapeling vindt plaats in de paracellulaire ruimte ten gevolge van een relatief gebrek aan intercellulaire cohesie tussen maligne cellen. Onze bevindingen zijn bijgevolg belangrijk voor toekomstige ontwikkelingen op het vlak van denbsp;diagnose van blaaskanker, alsook voor
het bepalen van de kwaadaardigheid en het stadium van de tumor, gebruik makende van witlicht-cystoscopie.De accumulatie van Evansblauw zal verder in vitro onderzocht worden in multicellulaire sferoïden bereid vertrekkende van normale humane urotheliale (NHU) cellen en ICScellen geïsoleerd uit patiënten, en van verschillende humane urotheliale cel carcinoma (UCC) cellijnen. De sferoïden zullen onderzocht worden op hun gen- en pr Organisaties: • Moleculaire Bio-ontdekking
Onderzoekers: • Hendrik Van Poppel • Peter de Witte
Evans blauw als diagnostisch middel voor oppervlakkige blaastumoren en interstitiële cystitis: een preklinische studie KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Moleculaire Bio-ontdekking
Onderzoekers: • Hendrik Van Poppel • Peter de Witte • Sanne Elsen
Evidence-based medicine bij kankerpreventie aan de Universiteit Antwerpen. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht toegekend door de Universiteit Antwerpen. De promotor levert de Universiteit Antwerpen de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd door de universiteit. Organisaties: • Laboratorium voor celbiologie en histologie
Onderzoekers: • Johannes Bogers • Paul Van Royen
EVIDENCE: Optimalisatie van de kennis van intensievezorgenverpleegkundigen omtrent evidence-based infectiepreventie Hogeschool Gent Abstract: Korte samenvatting: Via een Europese behoeftenanalyse bij intensievezorgen(IZ)verpleegkundigen toonden we een aanzienlijk kennistekort aan over evidence-based maatregelen voor infectiepreventie. Om gericht aan de gedetecteerde noden tegemoet te komen, ontwikkelden we een interactieve e-cursus die alle beginselen van infectiepreventie bundelt. Deze cursus wordt vandaag getest op zijn effectiviteit op korte en middellange termijn. Fasen: Fase 1: 2006-2009 Peiling naar de kennis van Europese IZ-verpleegkundigen over evidence-based infectiepreventie d.m.v. valide en betrouwbare meerkeuze kennistesten. Respons van 3405 verpleegkundigen uit 22 Europese landen toonden aanzienlijke ruimte voor verbetering aan. Fase 2: 2009 – 2010 Ontwikkeling, validatie, en usability testing van een interactieve elektronische webcursus die alle beginselen van infectiepreventie bundelt. Fase 3: 2010 – 2012 Er werd een studiewebsite ontwikkeld (www.evidenceproject.org), en via promotiecampagnes wordt heden een internationale steekproef geworven die door het instuderen van de cursus en het afleggen van kennistesten op drie verschillende tijdstippen van het studietraject de effectiviteit van de cursus op zowel korte (onmiddellijke kennistoename) als middellange termijn (3 maanden - kennisretentie) helpt te meten. Het EVIDENCE-project geniet de steun van de Vlaamse Vereniging voor Intensieve Zorgen Verpleegkundigen (VVIZV) en van het European Critical Care Research Network (ECCRN) van de Europese Vereniging voor Intensieve Zorgen (European Society for Intensive Care Medicine ESICM). Organisaties: • Departement Gezondheidszorg Vesalius • Vakgroep Nursing • Vakgroep Spraak-, taal- en gehoorwetenschappen
Onderzoekers: • Paul Corthals • Sonia Labeau
Evoluerende netwerk patronen. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Ontwikkeling database systemen (ADReM)
Onderzoekers: • Kris Laukens • Bart Goethals
Evolutie en dynamiek van collenchymatische celwanden: een structureel-functionele benadering Universiteit Gent Abstract: De specifieke eigenschappen van plantenweefsels hangen af van de combinatie van polymeren in hun celwanden. Gedetailleerde informatie over weefsel-specifieke celwandsamenstelling ontbreekt echter. Het doel van dit project is om inzicht te krijgen in structureel-functionele eigenschappen van collenchymatische celwanden door het bestuderen van hun evolutie, celwandsamenstelling, dynamiek en biomechanische eigenschappen. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Ronald Viane
Evolutie en ecologische adaptatie van antimicrobiële huidpeptiden in een explosieve radiatie van amfibieën. Vrije Universiteit Brussel Abstract: A. Achtergrond "Explosieve" radiaties worden beschouwd als uitgelezen modelsystemen om inzicht te krijgen in de evolutieve processen die aan de basis liggen van soortvorming en huidige biodiversiteitspatronen. Recente fylogenetische analyses van onze onderzoeksgroep hebben aangetoond dat de hedendaagse diversiteit aan amfibieën grotendeels onstaan is door een opeenvolging van relatief korte, intense radiatieepisodes2. Bovendien blijkt dat parallelle amfibieradiaties (o.a. Microhylidae, Natatanura, Noblobatrachia, Plethodontidae en Salamandridae) gecorreleerd waren met geologische gebeurtenissen en milieuveranderingen in het Laat-Krijt en Vroeg-Tertiair (o.a. platentectoniek, klimaatsveranderingen en biotische turnover)1-3. Deze waarnemingen doen vragen rijzen omtrent de ecologische en genetische adaptaties die bijdroegen tot versnelde soortvorming in amfibieën. Hoewel huidige amfibiesoorten die afstammen van oude explosieve radiaties een grote ecologische diversiteit vertegenwoordigen, weerspiegelt deze niet per se de adaptieve aard van de radiatie-periode zelf; de adaptieve diversificatie kan zich immers ook grotendeels gradueel of veel later voltrokken hebben en de intensiteit van de radiatie zelf kan bepaald geweest zijn door andere factoren (zoals allopatrische soortvorming of seksuele selectie)4. Deze mogelijkheid wordt ondersteund door de observatie dat sommige recente amfibieradiaties verrassend cryptisch zijn en weinig ecologische variatie vertonen (bvb. Srilankese boomkikkers en wormsalamanders)5. Een moleculair systeem dat inzicht kan verschaffen in de link tussen explosieve radiatie en ecologische adaptatie is het antimicrobieel peptidoom. Via granulaire klieren in de huid scheiden amfibieën een arsenaal van antimicrobiële peptiden (AMP's) uit die een primaire verdedigingslinie vormen tegen een breed spectrum aan pathogene micro-organismen (virussen, bacteriën, schimmels en Protozoa). Biochemische analyses tonen aan dat één amfibiesoort tot 20 unieke AMP's kan produceren6. De variatie in hun compositie, structuur en doelwitorganismen heeft geleid tot de voorspelling dat hun evolutie zeer dynamisch is en een adaptieve rol kan gespeeld hebben bij fylogenetische habitatverschuivingen, geografische dispersie6 en het overleven van kleine populaties na invasieve infecties7. In analogie kan het AMP-arsenaal belangrijk zijn bij ontogenetische habitatverschuivingen. De typische "amfibische" levensloop omvat immers een aquatisch larve-stadium gevolgd door een volwassen stadium met een voornamelijk terrestrische specialisatie, en beide brengen eenzelfde amfibie in contact met zeer verschillende microbiële gemeenschappen. Omdat AMP's amniozuursequenties vertegenwoordigen die door genen worden gecodeerd, kunnen ze vrij eenvoudig in een moleculair-fylogenetische context geanalyseerd worden. Indien een explosieve radiatie inderdaad gepaard ging met intense ecologische diversificatie, dan verwachten we een accumulatie van genetische en functionele veranderingen in het AMP-arsenaal tijdens de radiatie-periode. Dit patroon kan versterkt worden door evolutieve wisselwerkingen met huidpeptiden die andere functies uitoefenen maar ook betrokken zijn bij ecologische adaptatie en soortvorming. Zo kunnen zowel toxische peptiden (defensie tegen predatoren) als geslachtsferomonen genetisch gerecruteerd worden uit AMP's8. Gezien hun groot therapeutisch potentieel6 heeft het huidig onderzoek naar AMP's in amfibieën een uitgesproken farmacologische inslag. Bovendien is hun evolutieve achtergrond grotendeels onbekend gebleven door de sterke taxonomische limitatie van AMPonderzoek in amfibieën (grotendeels beperkt tot nauwverwante soorten in enkele kikkerfamilies) en het gebrek aan een robuste fylogenetische hypothese voor amfibieën. De recente beschikbaarheid van een statistisch onderbouwde moleculaire tijdschaal1-3 voor deze diergroep biedt echter de mogelijkheid om de evolutieve dynamiek van het AMParsenaal te bestuderen en belangrijke veranderingen in een paleobiologische context te plaatsen. Een uitgebreid evolutief raamwerk voor de AMP-diversiteit in amfibieën levert tevens een oriëntatiemiddel voor de exploratie van nieuwe farmacologische componenten in een meer gevarieerd biochemisch spectrum. B. Doelstellingen 1. Identificatie en karakterisatie van nieuwe antimicrobiële peptiden in een ruime amfibie-diversiteit. 2. Opsporen van adaptieve evolutie en gewijzigde expressie van AMP's gelinkt aan: (1) succesvolle kolonisatie van nieuwe habitats en geografiche regio's, (2) ontogenetische habitat-shift, (3) overleving van populaties na een invasieve infectie (chytridiomycose, veroorzaakt door een parasitaire huidschimmel die wereldwijd honderden amfibie-soorten bedreigd). 3. Fylogenetische en temporele reconstructie van evolutieve innovaties in het AMP-arsenaal in een representatieve amfibiegroep en analyse van hun associatie met de explosieve radiatie van deze groep. 4. Bepaling van de genetische mechanismen die aan de basis liggen van deze innovaties (bvb. rekrutering van AMP genen uit "house-keeping" genen, tandem duplicaties, genconversies). 5. Fylogenetische reconstructie van functionele wisselwerkingen tussen AMP's, huidtoxines en feromonen (zie aanvraag Post-Doc verlenging van Franky Bossuyt). Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Kim ROELANTS
Evolutie en functie van het craniocervicaal apparaat bij squamata. Universiteit Antwerpen Abstract: Het ontstaan van de terrestrische voedselopname en het ontstaan van de amniote schedel structuur zijn ongetwijfeld sleutelelementen geweest in de evolutie van vertebraten. Alhoewel er veel onderzoek is verricht omtrent de schedelstructuur en de voedingsmechanismen bij vogels en zoogdieren, is er nog relatief weing geweten over deze systemen bij "lagere" Tetrapoda. Nochtans is de studie van dergelijke basale groepen essentieel om evolutionaire processen beter te kunnen begrijpen. In het voorgestelde postdoctorale mandaat zullen, binnen het bovenstaande kader, twee topics meer in detail behandeld worden. Ten eerste zal er onderzoek verricht worden naar de neuromotorische basis van de voeding bij hagedissen, waarbij de vraagstelling rond stereotypie van motor-patronen een centrale rol zal spelen. Samenhangend daarmee zal ook het belang van feedback-systemen bij de coordinatie en de evolutie van de voedselopname bij hagedissen onderzocht worden. Het tweede luik van dit postdoctoraal onderzoek zal zich toespitsen op de ecomorfologie van het voedingsapparaat bij hagedissen. Hierbij zal in een expliciet vergelijkende studie, binnen een strikt fylogenetisch kader, onderzoek verricht worden naar het belang van een aantal prestatie parameters van het voedselopname apparaat. Deze aanpak moet toelaten om die elementen binnen het voedingssysteem te identificeren die een belangrijke rol gespeeld hebben in de evolutionaire diversificatie van de groep. De methodologie die zal aangewend worden voor de analyse van dergelijke gegevens (welke aangleerd zal worden in het lab. van Dr. D. Irschick, Tulane University - New Orleans) zal dan later gebruikt worden om ook elementen van neuro-motorische controle bij hagedissen te analyseren. Organisaties: • Functionele morfologie • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Anthony R Herrel • Peter Aerts • Frits L A De Vree
Evolutie en functie van het cranio-cervicaal systeem bij vertebraten. Universiteit Antwerpen Abstract: Het ontstaan van de terrestrische voedselopname en het ontstaan van de amniote schedel structuur zijn ongetwijfeld sleutelelementen geweest in de evolutie van vertebraten. Alhoewel er veel onderzoek is verricht omtrent de schedelstructuur en de voedingsmechanismen bij vogels en zoogdieren, is er nog relatief weing geweten over deze systemen bij "lagere" Tetrapoda. Nochtans is de studie van dergelijke basale groepen essentieel om evolutionaire processen beter te kunnen begrijpen. In het voorgestelde postdoctorale mandaat zullen, binnen het bovenstaande kader, twee topics meer in detail behandeld worden. Ten eerste zal er onderzoek verricht worden naar de neuromotorische basis van de voeding bij hagedissen, waarbij de vraagstelling rond stereotypie van motor-patronen een centrale rol zal spelen. Samenhangend daarmee zal ook het belang van feedback-systemen bij de coordinatie en de evolutie van de voedselopname bij hagedissen onderzocht worden. Het tweede luik van dit postdoctoraal onderzoek zal zich toespitsen op de ecomorfologie van het voedingsapparaat bij hagedissen. Hierbij zal in een expliciet vergelijkende studie, binnen een strikt fylogenetisch kader, onderzoek verricht worden naar het belang van een aantal prestatie parameters van het
voedselopname apparaat. Deze aanpak moet toelaten om die elementen binnen het voedingssysteem te identificeren die een belangrijke rol gespeeld hebben in de evolutionaire diversificatie van de groep. De methodologie die zal aangewend worden voor de analyse van dergelijke gegevens (welke aangleerd zal worden in het lab. van Dr. D. Irschick, Tulane University - New Orleans) zal dan later gebruikt worden om ook elementen van neuro-motorische controle bij hagedissen te analyseren. Organisaties: • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Anthony R Herrel • Peter Aerts
Evolutie en fylogenie van lianen in het genus Hydragea sensu lato (Hydrangeaceae). Een biomechanische, morfologische en anatomische studie binnen een moleculaire fylogenie Universiteit Gent Abstract: Dit project zal 1) de verwantschapsrelaties duiden tussen de taxa van de tribus Hydrangeeae, aan de hand van micromorfologische en moleculaire studies, 2) de Amerikaanse Hydrangea sectie Cornidia reviseren op basis van materiaal in te zamelen in het wild en 3) inzicht verwerven in de evolutie van groeivormen in de tribus Hydrangeeae aan de hand van biomechanische en anatomische studies. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Paul Goetghebeur
Evolutie van bipedalie bij de Hominoidea : vergelijking van kinesiologie en voetmorfologie van Hylobates, Pan en Homo. Universiteit Antwerpen Abstract: De vraag kan worden gesteld waarom bipedalie enkel bij Homo obligaat geworden is. Inderdaad, alle recente genera van de Hominoidea vertonen in min of meerdere mate bipedalie in hun locomotierepertoire. Hierbij valt het bovendien op dat de nauwste verwanten van de mens (genus Pan), ondanks hun grote morfologische en morfometrische gelijkenis (McHenry & Corruccini, 1991; Zihlman, 1984) slechts in beperkte mate gebruik maken van een tweebenige voortbeweging (< 2%; Duchêne, 1997). De gibbons (genus Hylobates), de verste verwanten van de mens, zijn daarentegen het meest bipedaal van alle niet-humane primaten (Schmid & Piaget, 1994) en dit ondanks hun specifieke aanpassingen aan een andere locomotievorm, namelijk brachiatie. De groep waartoe de recente Hylobates-soorten behoren heeft zich ongeveer 20 miljoen jaar geleden afgesplitst van de lijn die heeft geleid naar de Hominidae. Het is dus niet onwaarschijnlijk dat de bipedale locomotie van Hylobates onafhankelijk ontstond van deze die we terugvinden bij recentere genera zoals Pan en Homo. Om deze hypothese te ondersteunen (of te verwerpen) moet eerst de volgende concrete vraag worden beantwoord : wat zijn de functioneel-morfologische en kinesiologische verschillen en gelijkenissen in de bipedalie bij Hylobatidae en Hominidae ?Dit voorstel is een uitbreiding van het lopende FWO-project (G.0209.99) waarin de locomotie van de bonobo (Pan paniscus) in een evolutieve context wordt geanalyseerd (samenwerking UIA, UG en KMDA). Dit impliceert dat deze doctoraatsstudie zich in eerste instantie zal toespitsen op de kinesiologie en morfologie van het locomotieapparaat van Hylobates. Alhoewel er reeds meerdere studies bestaan over de brachiatie bij dit genus (Chang et al., 2000; Betram et al., 1999), werd de kinesiologie van de terrestrische bipedale locomotie nog niet in detail onderzocht. Een grondige analyse van de voetstructuur is een essentiële aanvulling nodig voor de interpretatie van deze biomechanische studie. In tweede instantie zal er worden teruggegrepen naar de resultaten van het hierboven vermelde biomechanische onderzoek (Aerts et al., 2000) van de bonobo (en de mens) om de vooropgestelde vergelijking van de bipedale voortbeweging uit te voeren. Aangezien de detailstudie van de voet van Pan paniscus geen onderwerp uitmaakt van het genoemde inter-universitaire FWO-project, wordt de morfologische analyse van de voet van de bonobo ook in dit doctoraatsvoorstel opgenomen. Organisaties: • Functionele morfologie • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Peter Aerts • Evie E Vereecke
Evolutie van bipedalie bij de Hominoidea : vergelijking van kinesiologie en voetmorfologie van Hylobates, Pan en Homo. Universiteit Antwerpen Abstract: De vraag kan worden gesteld waarom bipedalie enkel bij Homo obligaat geworden is. Inderdaad, alle recente genera van de Hominoidea vertonen in min of meerdere mate bipedalie in hun locomotierepertoire. Hierbij valt het bovendien op dat de nauwste verwanten van de mens (genus Pan), ondanks hun grote morfologische en morfometrische gelijkenis (McHenry & Corruccini, 1991; Zihlman, 1984) slechts in beperkte mate gebruik maken van een tweebenige voortbeweging (< 2%; Duchêne, 1997). De gibbons (genus Hylobates), de verste verwanten van de mens, zijn daarentegen het meest bipedaal van alle niet-humane primaten (Schmid & Piaget, 1994) en dit ondanks hun specifieke aanpassingen aan een andere locomotievorm, namelijk brachiatie. De groep waartoe de recente Hylobates-soorten behoren heeft zich ongeveer 20 miljoen jaar geleden afgesplitst van de lijn die heeft geleid naar de Hominidae. Het is dus niet onwaarschijnlijk dat de bipedale locomotie van Hylobates onafhankelijk ontstond van deze die we terugvinden bij recentere genera zoals Pan en Homo. Om deze hypothese te ondersteunen (of te verwerpen) moet eerst de volgende concrete vraag worden beantwoord : wat zijn de functioneel-morfologische en kinesiologische verschillen en gelijkenissen in de bipedalie bij Hylobatidae en Hominidae ?Dit voorstel is een uitbreiding van het lopende FWO-project (G.0209.99) waarin de locomotie van de bonobo (Pan paniscus) in een evolutieve context wordt geanalyseerd (samenwerking UIA, UG en KMDA). Dit impliceert dat deze doctoraatsstudie zich in eerste instantie zal toespitsen op de kinesiologie en morfologie van het locomotieapparaat van Hylobates. Alhoewel er reeds meerdere studies bestaan over de brachiatie bij dit genus (Chang et al., 2000; Betram et al., 1999), werd de kinesiologie van de terrestrische bipedale locomotie nog niet in detail onderzocht. Een grondige analyse van de voetstructuur is een essentiële aanvulling nodig voor de interpretatie van deze biomechanische studie. In tweede instantie zal er worden teruggegrepen naar de resultaten van het hierboven vermelde biomechanische onderzoek (Aerts et al., 2000) van de bonobo (en de mens) om de vooropgestelde vergelijking van de bipedale voortbeweging uit te voeren. Aangezien de detailstudie van de voet van Pan paniscus geen onderwerp uitmaakt van het genoemde inter-universitaire FWO-project, wordt de morfologische analyse van de voet van de bonobo ook in dit doctoraatsvoorstel opgenomen. Organisaties: • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Peter Aerts • Evie E Vereecke
Evolutie van chemische communicatie in lacertide hagedissen. Universiteit Antwerpen Abstract: Dieren gebruiken een indrukwekkend arsenaal aan signalen en gedragingen om te communiceren met soortgenoten en andere soorten. Net als alle andere biologische karakeristieken, zijn de organen en structuren die instaan voor het zenden en opvangen van die signalen, én de
signalen zelf, een product van evolutie. Men vermoedt dat natuurlijke selectie communicatie heeft geboetseerd in functie van de lokale biotische en fysische omgeving. In dit project willen we de rol van de fysische omgeving in de evolutie van chemische communicatie onderzoeken. Hagedissen van de familie Lacertidae deponeren feromonen in de omgeving, die informatie bevatten over de soort, het geslacht en de kwaliteit van het individu als seksuele rivaal of partner. Deze chemische aanwijzingen worden verpakt in een wasachtige substantie geproduceerd door speciale klieren (de femorale klieren), gelegen op de binnenkant van de dijen. De hagedissen markeren hiermee actief of passief objecten binnen hun leefgebied. Soortgenoten pikken de chemische informatie op met hun gespecialiseerde gevorkte tong, die de geurpartikels aflevert aan een speciaal chemosensorisch orgaan (het orgaan van Jacobson), in het dak van de mond. Lacertide hagedissen bewonen een grote verscheidenheid aan habitaten, van toendra over regenwouden tot zandwoestijnen. In dit project gaan we na in hoeverre deze grote diversiteit aan omgevingscondities (adaptieve) veranderingen heeft teweeg gebracht in de organen die de signalen produceren (de femorale klieren), in het chemoreceptieve systeem (tong, orgaan van Jacobson, hersenen) en in de signalen zelf (fysische karakteristieken, chemische samenstelling). Organisaties: • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Raoul Van Damme • Katleen Huyghe • Charlotte Van Moorleghem
Evolutie van craniale morfologie in hagedissen: optimaal ontwerp of historisch fenomeen ? Universiteit Antwerpen Abstract: De schedelstructuur bij zoogdieren wordt door velen aangehaald als een klassiek voorbeeld van een optimaal ontwerp. Naarmate er echter meer experimentele data verschenen bleek echter dat, in tegenstelling tot de voorspellingen van heel wat theoretische modellen, de schedel bij zoogdieren helemaal niet zo 'optimaal' ontworpen was. Verassend genoeg is er echter bijzonder weinig geweten over het belang van mechanische optimalisatie van de schedelstructuur bij niet-zoogdieren. Hagedissen vertonen bijvoorbeeld veel meer variatie in schedelstructuur dan de meeste andere groepen vertebraten. In eerste instantie lijkt het echter aannemelijk dat deze variatie in schedelstructuur wel degelijk gerelateerd is aan de functionele eisen die aan de schedel gesteld worden. Om inzichten te verwerven in de bouw en functie van een mechanische structuur moeten de krachten die op de structuur uitgeoefend worden, alsook de vervormingen en spanningen die daardoor ontstaan nauwkeurig gemeten kunnen worden. Hiervoor kan er gebruikt gemaakt worden van rekstrookjes (Eng. strain gauges) die de locale vervormingen van het beenelement kunnen meten en, indien op de juiste manier gecalibreerd, inzichten kunnen verschaffen over de krachten die hiervoor verantwoordelijk zijn. In dit projekt zal door middel van de meting van de vervorming van de schedel bij hagedissen getest worden of het ontwerp gerelateerd is aan een functie tijdens de voedselopname. Organisaties: • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Anthony R Herrel