1 - 5 Oct :54:35 Onderzoeksprojecten ( van 11514) Zoekfilter: Classificaties: BIOMEDISCHE WETENSCHAPPEN (B) Separometrie: bijdragen tot snellere en ef...
Separometrie: bijdragen tot snellere en efficiëntere methodeontwikkeling en -validatie van farmaceutisch-analytische scheidingsmethodes Vrije Universiteit Brussel Abstract: Separometrie is het gebruik van chemometrische methodes in scheidingstechnieken. Onderzoek zal verricht worden naar (a) het gebruik van minimale en weinig courante experimentele designs in methodeontwikkeling en robuustheidstesten, en naar (b) de multivariate analyse van fingerprints. (a) Screening designs laten toe de factoren met de meeste invloed op de respons te identificeren. De frequents gebruikte zijn de fractionele factoriële en de Plackett-Burman designs. Response surface designs laten toe de respons te modelleren teneinde optimale voorwaarden te voorspellen. Meest gebruikt zijn de central composite designs. In het project zullen minimale en minder courant gebruikte designs (kleinere designs met minder experimenten) onderzocht worden. Supersaturated designs werden reeds onderzocht en een nieuwe methode (FEAR) voor het schatten van de factoreffecten werd reeds gedefinieerd. Deze designs zullen nog verder geëvalueerd worden. Daarnaast zullen D-optimale en Rechtschaffner designs als screening designs, en optimale en uniforme designs als response surface designs onderzocht worden. Voor dit onderzoek komen alle applicaties die toelaten snelle analyses te bekomen in aanmerking. Naast HPLC analyses, zullen in deze context ook UPLC analyses interessant zijn. UPLC zou toelaten een betere resolutie en sensitiviteit in kortere analysetijden te bekomen, en dus een verhoogde analyse-throughput opleveren, wat extreem nuttig is in de context van het vergelijken van verschillende experimentele-design resultaten. (b) Chromatografische fingerprints zijn chromatogrammen, karakteristiek voor een complex staal. Eerst dienen fingerprints ontwikkeld te worden. Hierbij zijn een maximaal aantal componenten gescheiden. Daarna wordt de relevante informatie geëxtraheerd uit de fingerprints. Naast HPLC, zijn ook UPLC systemen interessant, aangezien UPLC toelaat meer pieken basislijn gescheiden te krijgen in een korter tijdsinterval. Vooral bij analyse van complexe stalen, zoals kruiden en planten-extracten, zou dit een enorm voordeel zijn. Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie
Bepaling van de genoomsequentie van de azijnzuurbacterie Acetobacter pasteurianus 386B als basis voor het ontrafelen van de functionele rol van azijnzuurbacteriën tijdens het cacaoboonfermentatieproces Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project heeft tot doel om één van de eerste genoomsequenties te bepalen binnen het genus Acetobacter, meer bepaald van A. pasteurianus 386B, een eigen natuurlijk isolaat afkomstig van een spontaan cacaoboonhoopfermentatieproces in Ghana. Hierbij zal een combinatie van twee sequentiemethoden toegepast worden: een innovatieve methode ontwikkeld door 454 Life Sciences/Roche (Margulies et al., 2005; http://www.454.com), die gebaseerd is op pyrosequenering, en de klassieke Sanger-sequentiemethode. De uiteindelijke doelstelling is immers de functionaliteit van AZB in complexe ecosystemen te ontrafelen door middel van genoomanalyse en microroosters te ontwikkelen als hulpmiddel om de genexpressie te bestuderen. De genoomsequentie vormt de basis voor annotatie door middel van een vergelijking ten opzichte van publiek beschikbare data en door toepassing van predictiealgoritmen. Op deze manier zal het genetisch potentieel van de bacterie nagegaan worden, wat belangrijk is bij eventuele toepassing in industriële processen. Met deze informatie zal het metabolisme in kaart gebracht worden en kunnen specifieke pathways aangetoond worden, bijvoorbeeld welke mechanismen aan de basis liggen van de competitiviteit van A. pasteurianus in het spontane cacaoboonfermentatieproces. Voorts kan op basis hiervan het gebruik van substraten voorspeld worden, alsook de mogelijkheid om negatieve eigenschappen te vertonen, zoals antibioticumresistentie en de aanmaak van virulentiefactoren. De eiwitproducerende genen zullen de basis vormen voor de in-silico ontwikkeling van oligonucleotiden, die na een grondige validatie gebruikt kunnen worden om het eerste AZBmicrorooster te maken, dat zal gebruikt worden om de genexpressie van AZB in complexe ecosystemen te bestuderen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • STEFAN WECKX • Luc DE VUYST
Rol van microbiële biodiversiteit in de aromatische kwaliteit van artisanale gefermenteerde levensmiddelen Vrije Universiteit Brussel Abstract: 1. Inleiding Fermentatie van levensmiddelen is gebaseerd op de inwerking van nuttige micro-organismen (bacteriën, gisten en/of schimmels) op rauwe grondstoffen afkomstig van landbouw en veeteelt, zoals melk, vlees, vis, granen, groenten en fruit, waarbij de productie van microbiële metabolieten zorgt voor gewijzigde producteigenschappen met betrekking tot textuur, aroma en smaak en een verbeterde houdbaarheid en veiligheid van het geproduceerde voedsel (bvb. Wood, 1997; Leroy & De Vuyst, 2004; Leroy et al., 2006). Dergelijke levensmiddelen zoals kaas, yoghurt, gefermenteerde worst en vis, zuurdesembroden, gefermenteerde groenten en fruit en alcoholische dranken worden van oudsher door de mens geconsumeerd, oorspronkelijk voornamelijk omwille van hun opmerkelijke stabiliteit bij omgevingstemperatuur. Hoewel levensmiddelenfermentatie in bepaalde regio's nog steeds een primaire rol speelt als preservatietechniek, is deze technologische functie in de Westerse wereld (waar gebruik van koeltechniek en voedseladditieven de standaard is) obsoleet geworden. Niettemin genieten gefermenteerde producten nog steeds een opvallende populariteit en nemen ze vaak een vooraanstaande plaats in het gastronomisch landschap in omwille van hun unieke smaak- en textuureigenschappen. Zij vormen bovendien almaar meer het onderwerp van bescherming op regionaal, nationaal en Europees niveau (zie bvb. de Food Quality Certification, sinds 1992 een officiële erkenning van de Europese Commissie; http://ec.europa.eu/agriculture/foodqual/ quali1_nl.htm). Het wekt daarom geen verwondering dat in binnen- en buitenland bijzonder veel interesse gaat naar streekproducten, die het resultaat zijn van artisanale bereidingen (zie bvb. voor België, de Academie voor Streekgebonden Gastronomie [http://www.asg.be]; voor Frankrijk, Le Guide du terroir, [http://www.leguideduterroir.com/]). 2. Probleemstelling Hedendaagse commerciële starterculturen die gebruikt worden voor industriële productie van gefermenteerde levensmiddelen en dranken zijn armer aan biosynthetisch potentieel in vergelijking met de "wilde" microorganismen die overheersen in spontane, ambachtelijke fermentaties (Leroy & De Vuyst, 2004), wat leidt tot de idee dat onze voeding smaak verliest, minder divers wordt en dus verschraalt. De consument grijpt daarom graag naar levensmiddelen die gekoppeld worden aan streekspecialiteiten en oorsprongsbenamingen (het juridische concept 'Appellation d'Origine Contrôlée' is vooral gekend voor wijn, maar is hier lang niet toe beperkt), waarin ze vertrouwde smaken lijken te vinden. Producenten en kleinhandelaars spelen hier op in door dergelijke elementen, al dan niet terecht, in hun marketingstrategie op te nemen. Centraal staat het concept "artisanaal" dat wordt gekwantificeerd door accurate bepaling van de vorming en stabiliteit (onder invloed van omgevingsfactoren) van de betrokken laagmoleculaire microbiële metabolieten (afkomstig van het energiemetabolisme, het anabolisme en interconversiereacties). De link tussen deze artisanale kwaliteit en de oorspronkelijke microbiota is niet altijd even duidelijk. Deze informatie is evenwel noodzakelijk voor de ontwikkeling van interessante commerciële
starterculturen. 3. Doelstelling Onderhavig project zal zich inlaten met het onderzoek naar de relatie tussen de microbiële diversiteit van gefermenteerde levensmiddelen van het artisanale type en de aanwezigheid van bacteriële aromacomponenten die bijdragen tot de eindkwaliteit. Dit impliceert twee benaderingen: (1) staalname van artisanale producten en analyse van de microbiële diversiteit van het gefermenteerde product in functie van de tijd, wat dan gelinkt kan worden aan de organoleptische en sensorische kwalitatieve eigenschappen van het eindproduct, en (2) het uitvoeren van in vitro laboratoriumfermentatie-experimenten ter bepaling van de kinetiek van aromaproducten. Dergelijke informatie is essentieel, indien microbiële culturen dienen samengesteld te worden die aan de verwachtingen (lees: natuurlijk, gezond en veilig voedsel) van de "moderne", veeleisende consument kunnen voldoen. De microbiële diversiteit van gefermenteerde levensmiddelen en dranken op basis van rauwe grondstoffen afkomstig van landbouw en veeteelt omvat zowel bacteriën, gisten als schimmels. Gezien de ervaring van de onderzoeksgroep zal voornamelijk aandacht worden besteed aan met melkzuurbacteriën, azijnzuurbacteriën en staphylococcen geproduceerde fermentatieproducten, doch waar nodig zal de nodige aandacht besteed worden aan gisten en schimmels. De onderzoeksgroep heeft, naast eigen veldexperimenten, contacten met verscheidene onderzoeksgroepen doorheen Europa (Italië, Roemenië, Griekenland, Ghana, Ivoorkust, Ecuador, ...) die in staat zijn plaatselijke artsinaal gefermenteerde levensmiddelen te bemonsteren in samenwerkingsverband. Afhankelijk van de beschikbaarheid van stalen zal voornamelijk worden ingegaan op levensmiddelen die behoren tot de volgende categorieën: zuivelproducten, gefermenteerde vleeswaren, zuurdesems, cacao en chocolade en gefermenteerde groenten. Op elk van deze producten heeft de onderzoeksgroep momenteel projecten lopen. Het onderzoek zal staalnamen (veldexperimenten in binnen- en buitenland), innovatieve microbiële identificaties (cultuurafhankelijk en cultuuronafhankelijk), geavanceerde metabolietbepalingen (chromatografie en massaspectrometrie), genexpressiestudies (o.a. real-time PCR en microroosteranalyse) en statistische analysen (o.a. PCA) omvatten. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Luc DE VUYST • FREDERIC LEROY
Identificatie en karakterisatie van de kankerstamcel in multipel myeloom. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De hypothese van het kankerstamcelmodel is dat niet alle tumorcellen, maar enkel een kleine subpopulatie van de tumorcellen, de kankerstamcel, in staat is om nieuwe tumoren te vormen. Alternatieve termen voor de kankerstamcel is de tumor-initiërende of tumorigene cel. Belangrijke eigenschappen van de kankerstamcel is dat deze zich kan vernieuwen en alle heterogene celtypes van de tumor kan vormen. Het kankerstamcelmodel heeft grote implicaties voor therapie. Er wordt gesuggereerd dat de conventionele therapieën de grote massa van de tumor elimineren, maar niet de kankerstamcel en dit zal dan uiteindelijk leiden tot het terug uitgroeien van de tumor en herval van de patiënt (1). Het eerste bewijs van kankerstamcellen werd aangetoond in de hematologische kanker acute myeloïde leukemie. Er werd aangetoond dat enkel de subpopulatie die de oppervlaktemerker CD34 uitdrukken, maar niet CD38 in staat is om in NOD/SCID muizen tumor te initiëren (2). Ook in solide tumoren, zoals kanker van borst en hersenen, werden kankerstamcellen geïdentificeerd (3, 4). Multipel myeloom (MM) is een hematologische kanker gekarakteriseerd door de accumulatie van kwaadaardige plasmacellen in het beenmerg, die monoklonale antilichamen produceren. De interactie van de beenmerg micro-omgeving met de tumorcellen stimuleert de productie van groeifactoren, angiogene en osteoclast-activerende factoren, resulterend in tumorgroei, angiogenese of de aanmaak van nieuwe bloedvaten en osteolyse leidend tot botziekte (5). De massa van de tumor in het beenmerg bestaat uit gedifferentieerde plasmacellen met als oppervlaktemerker CD138. Er zijn suggesties dat er een B-celpopulatie aanwezig is in het beenmerg en bloed van MM patiënten met dezelfde immuunglobuline gensequentie als de MM plasmacel (6, 7, 8). De rol van deze B-cellen in de pathogenese van MM is onduidelijk, maar recent werd aangetoond dat er een CD138 negatieve subpopulatie aanwezig is in het beenmerg die, in tegenstelling tot de CD138+ tumorcellen, clonogeen en tumorigeen is, in vitro in de clonogene assay en in vivo in NOD/SCID muizen. Deze CD138- cellen drukken de oppervlaktemerkers CD19 en CD20 uit, opnieuw suggererend dat de MM stamcel (MMSC) een B-cel is (9). Het doel van het huidige project is de identificatie en karakterisatie van de MMSC in 5TMM modellen. Deze modellen zijn origineel ontstaan door de spontane ontwikkeling van MM in oude C57BL/KaLwRij muizen met een incidentie van 0.5% (10). MM werd verdergezet door intraveneuze injectie van de beenmergcellen van de zieke muizen in jonge, immuuncompetente en syngene muizen. Op deze wijze ontstonden er verschillende modellen die verscheidene varianten van de ziekte vertegenwoordigen. In ons labo zijn er 2 5TMM modellen aanwezig: het 5T2MM en 5T33MM model. Het 5T2MM model wordt gekarakteriseerd door een langzame groei van de tumor in het beenmerg en de botten vertonen kenmerken van MM botziekte (osteolytische lesies, verminderd trabeculair volume, verhoogde aanwezigheid van osteoclasten). Het 5T33MM model wordt gekarakteriseerd door een snelle groei van de tumor in het beenmerg, maar de muizen vertonen geen MM botziekte (11). In beide modellen werd angiogenese aangetoond in het beenmerg (12). Er werden monoclonale antilichamen gegenereerd die het specifiek idiotype van de 5T2MM en 5T33MM cellen herkennen (13). Het eerste deel van het project bestaat uit de identificatie van de MMSC in de 5TMM modellen waarbij 2 strategieën zullen worden gevolgd. Enerzijds zal de CD138- populatie worden onderzocht volgens de data van Matsui et al. (9) met als meerwaarde het 5TMM model dat syngeen en immuuncompetent is ten opzichte van NOD/SCID muizen. In het 5T2MM model werd reeds beschreven dat er een CD138- populatie aanwezig is en uit preliminaire experimenten blijkt dat ook in het 5T33MM model CD138- tumorcellen aanwezig zijn (14). Een 2de strategie die zal worden gevolgd is in samenwerking met de internationale partners van het MSCNET project (zie "Situering onderzoek"). Verschillende groepen trachten simultaan de MMSC populatie te identificeren en isoleren vertrekkende van humane stalen op basis van oppervlaktemerkers (multiparametrische flow cytometrie) en met moleculaire technieken. Vervolgens zal op basis van deze resultaten worden onderzocht of er een gelijkaardige MMSC aanwezig is in de 5TMM modellen die kan worden gesorteerd gebruik makend van MACS (magnetic activated cell sorting) en/of FACS (fluorescent activated cell sorting). Voor de celpopulaties verkregen met beide strategieën zal de clonogene capaciteit (in vitro clonogene assay) van de geïsoleerde MMSC worden nagegaan en vervolgens zal de populatie worden ingespoten in jonge syngene muizen om de tumorigene capaciteit te onderzoeken. De ontwikkeling en karakteristieken van MM ziekte zal worden geanalyseerd door het bepalen van de plasmocytose in het beenmerg (cytospins gekleurd met May-Grünwald-Giemsa), de aanwezigheid van paraproteïne in het serum (electroforese), angiogenese (CD31 immunokleuring op beenmergcoupes, in samenwerking met Dr. De Raeve, Pathologie, UZ Brussel) en botziekte (osteolytische lesies, botdensiteit, trabeculair volume en aantal TRAP positieve osteoclasten, in samenwerking met Dr. Croucher, University Sheffield, UK). Een belangrijk kenmerk van de kankerstamcel is dat deze populatie in staat is om alle heterogene celtypes van de tumor te vormen. Het fenotype van de tumorcellen in het beenmerg van muizen ingespoten met de MMSC zal worden nagegaan met flow cytometrie en vergeleken met tumorcellen van muizen ingespoten met de totale, niet gesorteerde populatie. Er is nog niet veel geweten over de MMSC, dus een betere karakterisatie is nodig om de kennis van de pathofysiologie van MM uit te breiden en om nieuwe therapeutische doelwitten te kunnen identificeren. Een uitgebreide karakterisatie zal worden gedaan door het genexpressieprofiel van de MMSC te bepalen en vergelijken met de nietMMSC (Affymetrix, genoom overspannende mouse gene1.0 array, in samenwerking met Prof. Schuit, KUL). Niet enkel de genetische karakterisatie is belangrijk, maar ook de proteïnen die betrokken zijn in signaalwegen voor de proliferatie en overleving van MM cellen, kunnen veel informatie geven. Er bestaat een array die de fosforylatie van een groot aantal verschillende kinase substraten kan detecteren (PepChips). Het kinoom van de MMSC zal worden vergeleken met de niet-MMSC. Dit is een onderdeel van het MSCNET programma en deze experimenten zullen in samenwerking worden uitgevoerd met Dr. Bos (University Medical Center, Groningen, Nederland). In MM zijn de tumorcellen gelokaliseerd in het beenmerg is en dat is deels te wijten aan een specifieke homing van de tumorcellen naar het beenmerg waar ze dan de juiste niche vinden om te groeien. De homingscapaciteiten van de MMSC naar het beenmerg en de lokalisatie van deze cellen in het beenmerg zullen worden geanalyseerd. De homing wordt gekwantificeerd door radioactief gemerkte MM cellen in te spuiten en na 18 uur de recovery in het beenmerg te meten (15). Voor de lokalisatie van de stamcel tov. de verschillende celtypes in de beenmerg micro-omgeving zijn er verschillende opties om de tumorcellen te detecteren. Er kan worden gebruik gemaakt van de anti-idiotype antilichamen (op voorwaarde dat het idiotype wordt uitgedrukt door de MMSC), de tumorcellen kunnen worden gemerkt met een fluorescente probe vooraleer in te spuiten of de cellen kunnen worden getransduceerd met een lentivirale vector die green fluorescent protein (GFP) bevat (gevolgd door detectie met ofwel fluorescentie of confocale microscopie ofwel
immunokleuring tegen GFP en evaluatie met lichtmicroscopie). Een belangrijk kenmerk van de kankerstamcel is resistentie tegen de gebruikte geneesmiddelen dat te wijten zou kunnen zijn aan de expressie van ABC transporters en het "quiescent" zijn van de stamcel (16). Ook in MM werd aangetoond dat de CD138- MMSC populatie resistent is tegen klinisch actieve stoffen (17). De proliferatie en celcylcus eigenschappen en de expressie van ABC transporters van de MMSC zullen worden nagegaan en vergeleken met de niet-stamcel populatie. Met 3H-thymidine incorporatie assays zal worden nagegaan wat het effect is van de klinisch meest relevante drugs (melphalan, dexamethasone, thalidomide, bortezomib) op de DNA synthese van de MMSC en de niet-MMSC. Vorig onderzoek in ons labo toonde aan dat de behandeling van 5TMM zieke muizen met de IGF-1receptor inhibitor, picropodophyllin (PPP) resulteerde in een drastische vermindering van tumorload, angiogenese en botlesies en een verlenging van overleving (18, 19). Bovendien zijn er ook ongepubliceerde data van onze groep die aantonen dat de bulk van 5TMM cellen gevoelig zijn aan methylatie (5'aza-2'-deoxycytidine) en HDAC (LBH589) inhibitoren. De effecten van deze producten op de MMSC zullen worden nagegaan. In MM werd aangetoond dat de beenmerg micro-omgeving zowel adhesiemoleculen uitdrukt als humorale factoren secreteert welke de overleving en groei van MM cellen bevordert. Een aantal groeifactoren werden beschreven met als belangrijkste interleukine-6 (IL-6) en insulin-like growth factor-1 (IGF-1). De MM cellen drukken receptoren uit voor deze groeifactoren (20, 21). We willen nagaan of de beenmerg stromale cellen enerzijds en deze groeifactoren (IL-6 en IGF-1) anderzijds ook belangrijk zijn voor de MMSC. Hiervoor gaan we de expressie van deze receptoren meten met flow cytometrie op de MMSC en niet-MMSC en het effect van de stromale cellen en van IL-6 en IGF-1 op de proliferatie van de 2 celpopulaties bepalen. Signaaltransductiewegen zoals Notch en hedgehog reguleren zelfvernieuwing en zouden belangrijk zijn in normale stamcellen en kankerstamcellen (1). Peacock et al. (22) heeft beschreven dat de hedgehog pathway betrokken is in het onderhouden van de CD138- MMSC populatie. We zullen deze bevindingen trachten te bevestigen in ons systeem. Er is niets geweten over de Notch pathway. In ons labo is er al enige expertise in de Notch pathway en met real-time PCR zal de expressie van Notchreceptoren (Notch1, 2, 3, 4), liganden (dll1, 3, 4, jagged-1, -2) en doelwitgenen (Hes1, 5, HeyL, Hey1, 2) worden bepaald in de MMSC en niet-MMSC. Afhankelijk van de resultaten zullen we op eiwitniveau bevestigen door western blotting. Organisaties: • Immunologie en Microbiologie
Onderzoekers: • Karin VANDERKERKEN • ELS VAN VALCKENBORGH
Antero-posterieure patroonvorming door signalisatie factoren in een muis model van de gastrulatie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Inleiding Een van de eerste patroonvormings- en differentiatiegebeurtenissen tijdens de zoogdierenembryogenese is de vorming van de antero-posterieure as in de gastrula. Tijdens deze fase transformeert het radiaal symmetrisch embryo, bestaande uit twee kiemlagen, zich in een bilaterale triploblastisch embryo met duidelijk zichtbare toekomstige hoofd- en staartdomeinen (Tam et al., 2006). De vorming van de toekomstige antero-posterieure as wordt geïnitieerd door de migratie van het distale viscerale endoderm naar één zijde van het embryo en wordt zo het anterieure viscerale endoderm (aVE) en bepaalt de positie van het hoofd. Tegelijkertijd wordt de mesodermvorming geïnitieerd aan de tegenovergestelde pool van het embryo door delaminatie van de epiblastcellen in de primitieve streep (PS). Tijdens de extensie van de primitieve streep wordt het mesoderm gepatroneerd langsheen de antero-posterieure as met de meest anterieure regio voorbestemd tot de vorming van het mesendoderm (bvb. anterieure mesoderm en definitieve endoderm). Het werd aangetoond dat de anterieure primitieve streep het van de Spemann organiser vormt omdat het organiserende eigenschappen vertoont zoals de mogelijkheid om het nieuw gevormde mesoderm te patroneren langs de A-P as (Beddington, 1994). Genetische analyse toonde aan dat drie signaliserende pathways gecentreerd rond de familie van Wnt factoren, van de BMP4 factor en de afgescheiden Nodal factor cruciaal zijn voor de vorming en patroonvorming van de antero-posterieure as. Inactivatie van betacatenine, de nucleaire effector van de canonische Wnt pathway, leidt naar een volledig gebrek van antero-posterieure patroonvorming zoals onthuld door het gebrek aan een primitieve streep en dus de afwezigheid van mesoderm en door de inhibitie van de anterieure migratie van het distale viscerale endoderm (Huelsken et al., 2000). Dit en andere experimenten (o.a. door onze laboratorium - zie Kemp et al, 2005 en 2007) duidt aan dat een gepolariseerde Wnt signalisatie cruciaal is in de initiële afbraak van de radiale symmetrie van het pregastrula embryo. BMP4 mutatie zoals mutaties in the BMP4 signalisatie pathway toont aan dat BMP4 signaal noodzakelijk is voor antero-posterieure patroonvorming tijdens de gastrulatie en in het bijzonder voor posterieur mesoderm vorming (Winnier et al., 1995). Vóór de gastrulatie is Nodal uitgedrukt in de hele epiblast van het embryo, maar wanneer de gastrulatie begint wordt de expressie beperkt tot de anterieure primitieve streep (aPS). Embryo's die gemuteerd zijn voor het Nodal gen vormen geen aVE, noch een primitieve streep mits gedetailleerde analyses aantoonden dat het vereist is voor de inductie van het mesoderm (Colon et al., 1994; Lowe et al., 2001; Whitman 2001). Studies van de Nodal pathway in kikker- en visgastrulatie toonden tevens aan dat Nodal uitgedrukt wordt in de Spemann organiser, waar het ageert als een morfogen dat verantwoordelijk is voor de antero-posterieure patroonvorming van het mesoderm op een concentratieafhankelijke manier (Okabayashi & Asashima, 2003; Smith et al., 1990). Omdat in de muisgastrula, zoals in andere gewervelde, Nodal ook tot expressie komt in de aPS werd er gepostuleerd dat Nodal ageert als een morfogen tijdens de patroonvorming van muismesoderm. Het vroege fenotype, vertoond door gemuteerde embryo's in de Nodal pathway, belemmert echter de studie van de morfogenetische rol van Nodal tijdens de gastrulatie. Embryonische stamcellen (ES) hebben het potentieel om te differentiëren in alle celtypes van het volwassen lichaam en kunnen regeneratie van beschadigd weefsel bevorderen. Er werd getracht om de moleculaire mechanismen te begrijpen die vereist zijn voor de vorming van de verschillende kiemlagen en weefsels vanuit ES en deze mechanismen blijken zeer gelijkaardig te zijn in het muisembryo. We analyseerden dus de rol van Activin A/Nodal, BMP en Wnt signalisatie in de patroonvorming van ES-afgeleid mesoderm door gebruik te maken van een tweeledig ES differentiatie systeem dat een functieverlies met een functiewinst combineert. We vonden dat Wnt signalisatie noodzakelijk was voor de vorming van het mesoderm terwijl Bmp4 posterieur en extra-embryonisch mesoderm induceert ten koste van de anterieure primitieve streepcellen. Hierbij toonden we aan dat, door gebruik te maken van verscheidene concentraties van het Activin A of Nodal groeifactoren alsook verschillende concentraties van een chemische inhibitor van de Nodal signalisatie pathway, de Nodal pathway een concentratie afhankelijk effect had die het nascent mesoderm naar het axiale mesoderm en mesendoderm leidt (zie ook onze resultaten in Wawrzak et al, 2007 en Willems en Leyns, 2008). DOEL EN HYPOTHESE Gebaseerd op onze gepubliceerde resultaten en onze vergaarde kennis door studies in andere organismen stellen we voor dat Nodal een bonafide morfogen is in de muisgastrula dat ontstaat in de anterieure primitieve streep en ageert als een gradiënt om verschillende soorten mesoderm te induceren langsheen de anteroposterieure as. We stellen ook voor dat de antero-posterieure patroonvorming van het embryo vastgesteld is door de gecoördineerde actie van Bmp4 en Nodal met een rol van FGF signalen in de epithelial-mesenchymal transitie. Dit model is gebaseerd op onze gepubliceerde resultaten met ES en de stappen die zullen onderzocht worden zijn aangeduid in figuur 1 (stappen 5-8). Ons eerste doel is nieuwe genen identificeren die betrokken zijn in deze A/P patroonvorming en in de inductie van de verschillende celtypes tijdens gastrulatie. Ten tweede, zullen we de rol van deze genen functioneel bestuderen door het gebruik van cDNA overuitdrukking of siRNA aanpakken om ze te op- en onderreguleren tijdens de ES differentiatie. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Luc LEYNS • MICHELINE VOLDERS
Structuur/functie analyse van tRNA modificerende enzymen en enzymcomplexen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Algemene doelstellingen en situering van het project In de voorbije jaren heeft mijn onderzoek binnen het Departement Ultrastructuur van de Vrije Universiteit Brussel zich toegespitst op de gedetailleerde analyse van de structuur en functie van een aantal modelenzymen die inwerken op relatief eenvoudige substraten, zoals de nucleoside hydrolasen en de thiamine difosfaatafhankelijke decarboxylasen (8;9). Deze expertise zal nu
verder gebruikt en uitgebreid worden om de technisch meer uitdagende tRNA modificerende enzymen van prokaryote en eukaryote oorsprong te bestuderen. Om deze, dikwijls multi-subeenheid, systemen en hun interacties met de tRNA substraten te onderzoeken zal een geïntegreerde strategie gevolgd worden bestaande uit X-straal kristallografie, enzymkinetiek en verschillende biofysische methoden (fluorescentie spectroscopie, ITC, SPR) om de proteïn-proteïn en proteïnnucleïnezuurinteracties te bestuderen. De biochemische experimenten om de tRNA modificatie te volgen zullen uitgevoerd worden in samenwerking met het laboratorium van Prof. Louis Droogmans (ULB, Institut de Recherches Microbiologiques J.-M. Wiame), een expert in dit veld. In het kader van het voorgelegde project zullen we ons onderzoek toespitsen op de ontrafeling van de structuurfunctie relatie van drie belangrijke tRNA-modificerende enzymsystemen: * De door MnmE en GidA gekatalyseerde carboxymethylaminomethylatie van uridine op de tRNA wobble positie. Dit onderzoeksproject werd opgestart in de onderzoeksgroep van Prof. Alfred Wittinghofer (Max Planck Institute for Molecular Physiology, Dortmund, Germany), waar ik gedurende een eenjarig verblijf betrokken ben in de studie van de interactie tussen de enzymen MnmE en GidA en hun tRNA substraat. Dit onderzoek zal verder gezet worden in het Departement Ultrastructuur, in een intensieve samenwerking met Prof. Wittinghofer. * tRNA methylatie door S-adenosylmethionine-afhankelijke enzymen van de SPOUT familie. Dit onderzoeksproject is een directe samenwerking met Prof. Droogmans, die reeds sinds verschillende jaren onderzoek doet naar tRNA methyltransferasen. * De rol van het Elongator complex in de methoxycarbonylmethyl en carbamoylmethyl modificatie van uridine op de wobble positie van tRNA van eukaryoten. De kristalstructuren van deze eiwitten en complexen met hun tRNA substraten, in combinatie met de biochemische en biofysische studie van hun interactie en de modificatiereactie, zal verder licht werpen op de mechanismen van deze enzymen en tRNA modificatie in het algemeen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Wim VERSEES
Structurele en biofysische karakterisatie van toxische oligomeren van het Alzheimer's beta-peptide. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De ziekte van Alzheimer is een van de voornaamste neurodegeneratieve aandoeningen die de vergrijzende bevolking treft. Een belangrijk pathologisch kenmerk van deze ziekte is de depositie van onoplosbare amyloïde plaques in de hersenen van Alzheimerpatiënten. Deze plaques ontstaan door de zelfassociatie en aggregatie van amyloïd-beta (Abeta) (Iwatsubo et al., 1994). Dit Abeta is een klein eiwitfragment (variërend van 39 tot 43 aminozuren) dat amyloïde fibrillen vormt, die op hun beurt afgezet worden in zulke plaques. Daarnaast kan Abeta ook oligomerizeren tot kleinere oplosbare partikels. Sinds kort worden deze Abeta oligomeren erkend als de voornaamste oorzaak van neurotoxiciteit: een toenemende bewijslast onderschrijft immers dat de Abeta oligomere toestand de meest schadelijke vorm is die aanleiding geeft tot synaptische dysfunctie (Lesne et al., 2006; Haass & Selkoe, 2007). Zeer recent werd in het Switch laboratorium, onder leiding van Prof. Joost Schymkowitz, een in vitro methode op punt gesteld om zulke toxische Abeta oligomeren te genereren (Martins et al., 2008). Deze methode berust op de observatie dat natuurlijke lipiden de stabiliteit van de mature Abeta fibrillen reduceert en een snelle ontbinding induceert. Het oplossen van de fibrillen resulteert echter niet in monomere Abeta peptiden, maar geeft rechtstreeks aanleiding tot oplosbare oligomeren die zeer schadelijk zijn voor primaire neuronen (Martins et al., 2008). Deze oligomeren interageren met antilichamen die specifiek gericht zijn tegen de toxische conformatie van Abeta (Kayed et al., 2003). Complementaire technieken zoals dynamische lichtverstrooiing (DLS), gelfiltratie chromatografie met detectie van lichtverstrooiing onder verscheidene hoeken (MALS) en cryo-elektronenmicroscopie (cryo-EM; in collaboratie met Prof. Louise Serpell) brachten echter aan het licht dat de lipide-geïnduceerde oligomeerbereidingen niet monodispers zijn. Fourier getransformeerde infrarood spectroscopy (FTIR) onthulde dat de oligomeren een gelijkaardige intermoleculaire beta-uitgestrekte structuur hebben als mature fibrillen, hoewel een zekere mate van ontvouwing in de oligomeren werd opgemerkt. Dit stemt overeen met de bevinding dat de interne structurele orde toeneemt van oligomeren naar mature fibrillen (Kheterpal et al., 2006). Ondanks een beter begrip van de architectuur van de mature amyloïde fibrillen Makin et al., 2005; Makin et al., 2006) en biofysische en functionele studies blijven de structurele eigenschappen van de toxische oligomeren en het mechanisme van zelfassociatie onopgehelderd. Mede door een beperkte stabiliteit, lage oplosbaarheid in water, de aanleg tot aggregatie en hun tijdelijke karakter in het amylïdoseproces, vormt een gedetailleerde structurele karakterisering een moeilijke opgave (Temussi et al., 2003). Ook het gebrek aan een consistente en reproduceerbare methode om Abeta oligomeren te produceren, vormde tot nu toe een knelpunt (Hepler et al., 2006; Martins et al., 2008). De opbrengst en eigenschappen van onze lipide-gebaseerde werkwijze biedt een unieke mogelijkheid om een grondige structurele karakterisering uit te voeren zoals we dat in dit onderzoeksproject voorstellen. Dit project heeft als doel de structurele kenmerken die eigen zijn aan de Abeta oligomeren te identificeren. Zoals reeds vermeld, bemoeilijken verscheidene factoren de structuuropheldering. Daarom staat de ontwikkeling van efficiënte perturbatiemethoden centraal om die problemen te omzeilen: een vergelijkende studie van de destabilisatie van Abeta oligomeren en mature fibrillen zal structurele gelijkenissen en verschillen tussen de conformationele vormen aan het licht brengen. Organische solventen zoals HFIP (hexafluoroisopropanol), DMSO (dimethylsulfoxide) en TFE (trifluoroethanol) zijn vermaard als krachtige denaturantia voor amyloïde fibrillen (Stine et al., 2003). In overeenstemming met de bepaling van de conformationele stabiliteit van globulaire eiwitten gebruik makend van urea of guanidinium, kan de stabiliteit van de Abeta oligomeren bepaald worden door hun resistentie tegen het denaturerend effect van HFIP of TFE. Naast deze chemische denaturantia kunnen ook thermische energie, de pH of kleine liganden gebruikt worden om de oligomere architectuur te ontwrichten. Daarentegen vertonen mature Abeta fibrillen een hoge thermostabiliteit en zijn zij vrijwel niet onderhevig aan de nefaste invloed van urea of guanidinium (O'Nuallian et al., 2005), wat zulk een vergelijkende studie wellicht bemoeilijkt. Verscheidene kleine moleculen werden ontdekt als efficiënte inhibitoren van het proces van amyloïdvorming (Kodali & Wetzel, 2007). Naar analogie beschikt het Switch laboratorium over een hexapeptide-inhibitor bibliotheek en kan eender welke peptide inhibitor tegen eender welk zelfassocierende regio van het Abeta peptide ontworpen worden. Zulke moleculen zullen getest en gebruikt worden om de integriteit van de oligomeren te verstoren en inzicht te verwerven in de structuur en stabiliteit ervan. Gelimiteerde proteolyse is een uitstekende methode om flexibele en ongestructureerde regio's in eiwitten te identificeren (Park & Marqusee, 2004). Proteolyse van een eiwitsubstraat kan slechts plaatsgrijpen wanneer de polypeptideketen kan binden met en zich aanpassen aan de specifieke stereochemie van de actieve site van het protease. Zo'n partiële digestie kan ook onder milde denaturerende omstandigheden plaatsgrijpen en levert, in combinatie met een massaspectrometrische analyse, meer gedetailleerde structurele data omtrent de structuur en flexibiliteit van het eiwit (Park & Marqusee, 2005). Ook antilichamen zijn in staat om Abeta fibrillogenese te inhiberen of mature fibrillen te dissociëren (McLaurin et al., 2002; Solomon et al., 1996). Bovendien stroken deze resultaten met de antilichaam-gemediëerde omkering van cognitieve dysfunctie in muizen zonder wijziging van de Abeta hoeveelheden in de hersenen (Dodart et al., 2002). Dit impliceerde dat antilichamen de oplosbare Abeta vormen kunnen neutraliseren, wat ook experimenteel werd bevestigd (Klyubin et al., 2005). Naast het perspectief om Abeta oligomeren of multimeren te destabiliseren, bieden de antilichamen ook de mogelijkheid om de Abeta conformaties rechtstreeks structureel te karakteriseren. Een brede waaier aan antilichamen is immers beschikbaar die gericht zijn tegen bepaalde peptideregio's. Via een blotting procedure kan dus eenvoudigweg achterhaald worden welke peptideregio's toeganklijk zijn voor het antilichaam. In combinatie met de perturbatiemethodes die hierboven vermeld worden, zal waterstof-deuterium uitwisseling (HDX) opgetekend via NMR een uniek beeld opleveren van de Abeta oligomeren en fibrillen. Het toekennen van het NMR HSQC-spectrum van de Abeta monomeer (Hou et al., 2004) en de ontleding van de verschillen in de HDX protectiefactoren zal een zeer gedetailleerde vergelijking van oligomeren en fibrillen toelaten. De kinetiek van HDX van de amidegroepen van de peptide backbone wordt immers bepaald door lokale stabiliteit en solventtoegankelijkheid en is zeer gevoelig voor structurele veranderingen. Op die manier zal een nauwkeurig beeld verkregen worden van de intermoleculaire hydrofobe interacties en het waterstofbruggen die de oligomeerstructuur stabiliseren. Additioneel kan het directe effect van genetische mutaties in het Abeta peptide onderzocht worden en inzicht verworven worden in de rol van de individuele zijketens in de oligomeerstructuur en -stabiliteit. Recente literatuur duidt er ook de betrokkenheid van de relatieve ratio van Abeta-40/Abeta-42 in de progressie van Alzheimer-dementie, eerder dan de absolute hoeveelheid Abeta in de hersenen (Wang et al., 2006). Preliminaire experimenten die in het Switch laboratorium werden uitgevoerd, bevestigen dat verschillende Abeta peptide ratio's een opvallend verschillend aggregatiegedrag vertonen. Een uitgebreide vergelijking van de stabiliteit en structurele aspecten van verschillende oligomeer/fibril samenstelling zal waardevolle informatie
leveren die in direct verband staat met pathologische fenotypes. In dat opzicht zal selectieve isotoop labeling (bvb een mengsel van Abeta-40 of Abeta-42 en 15N-gelabeled Abeta-42 of Abeta-40) een groot voordeel bieden om de twee peptiden van elkaar te onderscheiden. Daarenboven zal aggregatie van Abeta gevisualiseerd kunnen worden door het verdwijnen van HSQC signalen wanneer de peptiden aggregeren in fibrillen die onzichtbaar zijn in NMR experimenten. Alsdusdanig omzeilt de vooropgestelde werkwijze met de perturbatie van de oligomeren, een van de grote problemen die NMR analyse onmogelijk maken. Bijkomend kan deuteriumincorporatie in de peptiden via massaspectrometrie worden geanalyseerd, maar dit verschaft slechts lage resolutie informatie. De ontwikkeling van een globale en systematische perturbatiemethode vormt dus een mijlpaal binnen dit onderzoeksproject, evenals de tijdsafhankelijke HDX en NMR analyse. Alle perturbatie-experimenten zullen uitgevoerd en gecoördineerd worden in het Switch laboratorium, gezien de promotor van dit project over een uitgebreide expertise hieromtrent beschikt (zie bibliografie Prof. Joost Schymkowitz). Om de perturbatie van de oligomeren in beeld te brengen, beschikt het Switch laboratorium over een breed gamma aan biofysische technieken (DLS, gelfiltratie met MALS-detectie, Field Flow Fractionation, fluorescentie-polarisatie...) en kan het zich beroepen op een goede samenwerking met de onderzoeksgroep van Prof. Louise Serpell (University Sussex) voor toepassing van cryoelectronenmicroscopie. De NMR experimenten zullen uitgevoerd worden in samenwerking met Prof. Annalisa Pastore (NIMR, London). Samenvattend behelst onze voorgestelde strategie het ontleden van de Abeta oligomeren/fibrillen in hun structurele subseenheden door het op punt stellen van een (of meerdere) geschikte perturbatietechniek(en). Het nauwgezet bestuderen van de aldus gegenereerde monomere peptiden zal rechtstreeks gecorreleerd worden met de globale structuur en stabiliteit van de lipide-geïnduceerde oligomeren en fibrillen. De uitkomst van dit onderzoeksproject zal een belangrijke doorbraak betekenen in het begrijpen van de moleculaire pathogenese in de ziekte van Alzheimer. Een accurate structuurbepaling van de toxische Abeta oligomeren zal namelijk inzicht verschaffen in hoe deze oligomeren interageren met biologische lipiden of andere eiwitten die betrokken zijn in de aandoening en hoe deze directe schade aan hersencellen kan toebrengen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Joost SCHYMKOWITZ
Rol van angiogenese en angiogenetische groeifactoren (VEGF, PLGF) in portale hypertensie en fibrosevorming in diermodellen van cirrose, steatose en portale hypertensie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Doel Het doel van dit project is de rol van placental growth factor (PLGF) in het ontstaan van portale hypertensie en zijn complicaties, in het ontstaan van cirrose en steatose/NASH verder te bestuderen. - We zullen ons focussen op de rol van PLGF in de vorming van angiogenese in het mesenterium, van collateralen (shunten) in de perifere, splanchnische en pulmonale circulatie, waarbij ook de initiërende factoren zoals hypoxie (HIF cascade) zullen worden bestudeerd. De klinische complicaties van cirrose zullen worden nagegaan wanneer cirrose geïnduceerd wordt in PLGF-/- muizen. Er zal worden onderzocht of deze klinische complicaties kunnen voorkomen worden (preventie studies) door het toedienen van anti-angiogenetische farmaca (anti-PLGF); kan de vorming van collateralen worden geïnhibeerd (zie orale presentatie C. Van Steenkiste), de longfunctie worden beïnvloed, de vorming van ascites worden verhinderd en meest belangrijk of de overleving kan worden verbeterd. Gezien patiënten zich meestal reeds in een stadium van cirrose of duidelijke PHT in de kliniek aanmelden, zal worden gekeken of elk van deze klinische complicaties reversibel zijn onder behandeling met anti-angiogenetische agentia. - De relatie tussen HSC, die fibrose induceren bij chronische leverschade, en angiogenese zal verder worden bestudeerd. Het effect van PLGF op HSC wordt bekeken, maar ook omgekeerd, of de HSC PLGF produceren en zo angiogenese kan induceren. Het gebruik van PLGF-/- muizen, anti-PLGF en recombinant PLGF zal ons helpen om de rol van PLGF in fibrose te bestuderen. - In het muismodel van steatose en NASH zal de expressie (proteine/ mRNA) van VEGF en PLGF met hun respectievelijke receptoren worden bepaald op verschillende tijdstippen in de lever, long en peritoneum. Het effect van het ontstaan van steatose, steatohepatitis en fibrose op de microcirculatie van peritoneum en lever (intravitaal microscopie en histologie), op collateraal vorming, portale druk en hemodynamica zal worden onderzocht. In een tweede tijd zal de rol van anti-angiogenetische factoren (anti-VEGF, anti-PLGF) in het ontstaan van steatohepatitis/fibrose in de NASH muismodellen worden bestudeerd. Organisaties: • Celbiologie en Histologie • Fysiologie
Onderzoekers: • ALBERT GEERTS • Hendrik REYNAERT • Leonardus VAN GRUNSVEN
Epidermale neurobiologie: de zoektocht naar endocannabinoïd signaling. Vrije Universiteit Brussel Abstract: C- Methode en objectieven: In Vivo modellen: knockout dieren Huid stress modellen: Muizen epidermis zal onderworpen worden aan 4 types van stress modellen:Acute barrière stress: barrièrebeschadiging zal geïnduceerd worden door tape-stripping van het SC.. Chronische barrière stress: tape-stripping twee maal daags van het SC kan verder aanleiding geven tot epidermale hyperplasie, wat hyperproliferatieve huidaandoeningen als psoriasis nabootst. Irritatieve en contact dermatitis: om huidinflammatie uit te lokken. Knockout muismodellen om Endocannabinoïden te onderzoeken: Ten minste 4 types muismodellen onderzoeken specifiek al de hogergenoemde pathways. CB1 ko muizen werden gecreëerd in het laboratorium van Catherine Ledent (ULB, Erasmus). CB2 en TRPV1 ko dieren zijn beschikbaar in het Jackson laboratorium en CB2 ko kweken op dit moment in het VUB animalarium. Dubbele CB2-CB1 ko worden verkregen vanuit de respectievelijke kolonies aan de ULB. PPAR-? deficiënte dieren zijn voorhanden in het VA medisch centrum, University of California San Francisco. Doelstelling 1: Bepalen van de relatie tussen EC signaling en SC Barrière Functie/Lipiden (Ceramide) Inhoud/Epidermale Differentiatie. Nagaan hoe de EC signaling pathway bijdraagt tot de barrièrepermeabiliteitsfunctie. Zowel ko als wt dieren zullen onderworpen worden aan acute en chronische barrière stress zoals hoger vermeld. Functioneel onderzoek zal uitgevoerd worden gebruik makend van de volgende parameters als een alomvattende karakterisering van de epidermale functie: Transepidermaal waterverlies (TEWL), een meting voor cutane barrièrepermeabiliteitsfunctie, dit wordt gemeten met een TEWAmeter (Courage en Khazaka, Cologne, Duitsland). Barrièreherstel wordt bepaald na herhaaldelijk aanbrengen van cellofaanplakband (Scotch type, 3M) tot het TEWL 6-8 mg per cm2 per uur bereikt. Barrièreherstel wordt verkregen door het meten van TEWL 3 en 6 uur na de barrièrebeschadiging. SC integriteit wordt gedefiniëerd als het aantal tape-strippings dat nodig is om een specifieke toename in TEWL te verkrijgen, cohesie van het stratum corneum wordt gedefiniëerd als de hoeveelheid proteïnen die verwijderd worden bij elke tape-stripping. De proteïne inhoud per stripping wordt gemeten met de Bio-Rad Assay Kit (Hercules, CA), dewelke gebruik maakt van runderplasma ?-globulin als standaard. Oppervlakte pH wordt gemeten met een vlakke glazen elektrode van Mettler-Toledo (Giessen, Duitsland), dewelke bevestigd is op een pH meter (Skin pH Meter pH 900, Courage en Khazaka, Cologne, Duitsland). De morfologische basis van de geöbserveerde variaties in permeabiliteitsfunctie in de huidbiopten van zowel ko als wt dieren wordt bekeken met electronenmicroscopische analyse. De stalen worden versneden op <0.5 mm2, gefixeerd in gemodifiëerd Karnovsky's fixatief overnacht, en post-gefixeerd in zowel ruthenium tetroxide als 2% waterig osmium tetroxide, die beiden 1.5% kaliumferrocyanide bevatten. Na fixatie, worden alle stalen gedehydrateerd in graduele ethanol oplossingen, en ingebed in een Epon-epoxy mengsel. Ultradunne secties worden onderzocht, al dan niet gebruik makend van contrast met loodcitraat, in een electronenmicroscoop (Zeiss 10A; Carl Zeiss, Thornwood, NY) die functionneert op 60 kV. Vervolgens zullen we de epidermale morfologie onderzoeken om de staat van proliferatie/differentiatie te identifiëren in zowel ko als wt dieren. Om proliferatie versus terminale differentiatie na te gaan, worden paraffine coupes gekleurd met respectievelijk PCNA en TUNEL. We bekijken de epidermale dikte om epidermale proliferatie op te sporen en we zullen op zoek gaan naar tekens van inflammatie (bv. dermaal infiltraat, epidermale spongiose, parakeratose). Om epidermale differentiatie te onderzoeken, zullen paraffine coupes gekleurd worden met de merkers filaggrine, loricrine en involucrine. Bijkomende Western blott
analyse voor de hoger vermelde differentiatiemerkers zal uitgevoerd worden op proteïnenextracten en subcellulaire fracties (cytoplasma, membraan, signal en nucleus) van epidermale keratinocyten. Nagaan of barrière status op zich EC vrijzetting en metabolisme regelt. In dit deel kijken we of de productie of het metabolisme van EC geregeld wordt door de staat van de barrière in ko en wt muismoddellen onderhevig aan acute barrière stress. In modellen onderhevig aan acute barrière stress zullen we Tissues (30-45 mg wet weight/data point) waarbij Anandamide en 2-AG gekwantificeerd worden met gas chromatografie-massa spectrometrie zoals eerder beschreven (23). Nagaan of EC metabolisme en pathway geassocieerd is aan lipiden synthese/verwerking afwijkingen. Als EM analyse abnormaliteiten in SC lipiden morfologie (onvolledige verwerking) of inhoud (verminderde lipiden secretie) aan het licht brengt, zullen we verder gaan kijken naar de activiteit van de lipiden-verwerkende enzymen met behulp van zymografie en de epidermale lipideninhoud meten. Zymografische metingen van ?- glucocerebrosidase (?-GlcCer'ase) en acidic sphingomyelinase (aSMase) zullen uitgevoerd worden in situ op vriescoupes van huidbiopten voor en na epidermale stress. Voor Lipiden analyse, worden alle lipiden geëxtraheerd uit het biopt en de scheiding van de aparte fracties gebeurt door high-performance thin-layer chromatografie (HPTLC), gevolg door een kwantificatie met scanning densitometrie.. Nagaan of psychologische stress (PS) de tolerantie aan barrière stress verergert of doet toenemen in EC pathway deficiënte dieren. We zullen bekijken of EC signaaloverdracht PS medieert in epidermale keratinocyten. PS inhibeert epidermale lipiden synthese, wat leidt tot een vermindering in de produktie van lamellaire bodies (LB) bij normale muizen. Hoewel dit pathogenetisch mechanisme aanleiding geeft tot barrière-abnormaliteiten en een afwijkende SC integriteit/cohesie in normale muizen, is deze vermindering in lipiden synthese/LB productie toe te schrijven aan een toename in endogene glucocorticoïden (GC) waarden. De rol van EC in deze afwijkingen is nog niet opgehelderd en kan bijdragen tot de neurologische respons van keratinocyten op psychologische downstream gebeurtenissen. Nagaan van het effect van EC signaling in cultuur gebrachte humane keratinocyten (CHK): Het CHK cultuur systeem zal gebruikt worden om het downstream effect van EC pathways activatie/inhibitie na te gaan met behulp van CB receptor agonisten/antagonisten of inhibitoren van FAAH of 2AG. Een lijst van de nodige moleculen om deze pathways te onderzoeken zijn online te vinden: http://www.tocris.com/pharmacologicalBrowser.php?ItemId=4983. Aangezien calcium een grote rol speelt in signaaloverdracht en differentiatie bij keratinocyten, zullen we in levende cellen, gebruik makend van in vivo beeldvorming (zie Hercules project VUB), de intracellulaire Ca2+ responsen nagaan met Fluo-4 calcium indicator (Invitrogen). Kinase activatie assays zullen uitgevoerd worden met Western blot technieken met de geschikte antilichamen gericht tegen een panel van kinases waarvan men verwacht dat zij een rol spelen in EC signaling. Initiëel zullen we de betrokken kinases identificeren met Pro-Q® Diamond Phosphoprotein Gel Staining Kit (Invitrogen). Deze technologie voorziet in een methode die selectief fosfoproteïnen kleurt in polyacrylamide gellen om de doelkinasen te visualiseren. RNA expressie als gevolg van specifieke differentiatieinducerende transcriptiefactoren (bv. AP1, keratin en cyclin D1) zullen gevolgd worden met RTPCR. Doelstelling 2: Bepalen van de relatie tussen EC pathway en de inductie van inflammatie. Nagaan of hapteenblootstelling inflammatie uitlokt in ko muizen. We zullen 8 weken oude ko en wt muizen gevoelig maken aan hapteenblootstellingen om de mogelijkheid te testen dat genetische defecten in EC pathway voldoende zijn om inflammatie in de huid uit te lokken. Om blootstelling aan andere omgevingsantigenen en pathogenen tot een minimun te herleiden, worden deze muizen in SPF condities gehuisvest. We zullen ko en wt muizen gevoelig maken aan oxazolone (Ox) (4-ethoxymethylene-2-phenyl-2-oxazolin-5one, SIGMA), om dan een op atopische dermatitis (AD)-gelijkende dermatose uit te lokken door het herhaaldelijk aanbrengen van lage dosissen Ox. Om tot sensibilisatie te komen, wordt 2% Ox aangebracht op het abdomen in een 4:1 aceton/olijfolie vehiculum. Nagaan welke EC pathways de drempel tot het ontwikkelen van inflammatie zullen doen toenemen of afnemen in het Irritatieve en Contact Dermatitis Model. Zes tot Acht weken oude mannelijke en vrouwelijke CD1 muizen en/of ko muizen zullen gebruikt worden in een irritatief en contact dermatitis (ICD) protocol studie. ICD wordt geïnduceerd door één enkele topische applicatie van 10 ?l 0.03% (wt/vol. in aceton) 12-Otetradecanoylphorbol- 13-acetate (TPA) op de binnen- en buitenkant van het linker oor van de mannelijke muizen. Het rechter oor wordt behandeld met vehiculum (aceton) alleen. Verandering in drempelwaarde van inflammatie na het aanbrengen van verschillende dosissen van het forbol ester TPA (dosis-respons) zal nagegaan worden op basis van de dikte van het oor (gemeten met calipers), gewicht van het oor en de uitgebreidheid van de dermale inflammatie op histologische coupes (visuele bepaling van het infiltraat). Deze studies zullen aantonen of er een verschuiving gebeurt in de dosis-respons curve voor het uitlokken van inflammatie bij blokkade van één van de mechanismen Organisaties: • Specialiteiten (KNO, Dermatologie, Oftalmologie, Psychiatrie) • Huidfunctionaliteit en permeabiliteit
Structuur en werkingsmechanismen van lectine-achtige bacteriocinen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: 3. Objectieven LlpA vormt het prototype van een nieuwe familie van proteïnen met antibacteriële activiteit. Dit projectvoorstel beoogt een inzicht te verwerven in het nog ongekende en wellicht nieuwe werkingsmechanisme van deze bacteriocinen. Het ophelderen van dit mechanisme kan leiden tot de identificatie van een nieuw doelwit voor het bestrijden van pathogene bacteriën. De hierbij verworven kennis zal ook bruikbaar zijn voor het ophelderen van de functie van de MMBL-achtige modules in de diverse 'hypothetische proteïnen' die gecodeerd worden in de genomen van fylogenetisch zeer verschillende bacteriën, als eerste stap in het identificeren van de fysiologische rol van deze proteïnen in de respectieve bacteriën. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • REMY LORIS
Analyse van HDAC repressorcomplexen die een rol spelen tijdens leverfibrogenese. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Doelstelling en benadering. Het moleculaire mechanisme van de inhibitie van stellaatcelactivatie door HDAC inhibitoren (HDAC-I) is slechts gedeeltelijk gekend (11,12) ondermeer omdat de beschikbare HDAC inhibitoren niet specifiek zijn (er zijn 11 HDACs). Daarnaast wordt het onderzoek naar HDAC- en andere repressorcomplexen voornamelijk uitgevoerd in geïmmortaliseerde cellijnen waardoor zelfs de aanwezigheid van deze complexen niet is aangetoond in de meerderheid van primaire cellen zoals de HSCs. De karakterisatie van de HDACcomplexen en het ontrafelen van hun actiemechanisme tijdens stellaatcelactivatie, zou een belangrijke stap zijn in de ontwikkeling van een efficiënte anti-fibrogene therapie. Deze vaststellingen onderstrepen de nood aan een grondige analyse van de rol van specifieke HDAC bevattende repressorcomplexen tijdens fibrogenese. Dit project heeft als objectief om stellaatcelactivatie in vitro en in vivo te remmen door specifiek één of meerdere HDACbevattende repressorcomplexen te inhiberen. Organisaties: • Celbiologie en Histologie • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • Tony LAHOUTTE • ALBERT GEERTS • Leonardus VAN GRUNSVEN
Moleculaire beeldvorming van HER2 expressie bij borstcarcinoom door middel van radioactief gemerkte Nanobodies.
Vrije Universiteit Brussel Abstract: Doelstelling van de onderzoeksproject: Binnen dit onderzoeksproject willen een nieuwe tracer ontwikkelen voor moleculaire beedvorming van HER2 expressie bij patienten met borstkanker. Hiervoor zullen we een Nanobody ontwerpen met een nanomolaire affiniteit voor HER2, een snelle bloedklaring en lage leveropname. Introductie: Maligne tumoren worden gekenmerkt door de aanwezigheid van specifieke proteinen op de celmembraan. Deze kankerantigenen kunnen in relatief grote aantallen op de membraan voorkomen en zijn meestal in verband te brengen met een signaaltransductiecascade die bijdraagt tot het onstaan of het promoten van het kankerfenotype. Daarom zijn deze membraanantigenen een belangrijk aangrijpingspunt voor antikankerbehandelingen. De humane epidermale groeifactorreceptor type 2 (HER2) is een typisch voorbeeld van een membraanreceptor die in grote aantallen uitgedrukt wordt op de membraan van kankercellen bij onder andere borstcarcinoom en ovariumcarcinoom. De signalisatie door deze receptor leidt tot celproliferatie, toename van de celmobiliteit en een onderdrukking van apoptose. HER2 overexpressie is dan ook gerelateerd aan een hogere aggressiviteit van de tumor en een verhoogde kans op recidief 1. Doelgerichte behandelingen voor tumoren met HER2 overexpressie zijn reeds beschikbaar onder de vorm van monoclonale antilichamen (trastuzumab en pertuzumab) die specifiek binden aan het extracellulaire domein van HER2 en onder de vorm van specifieke inhibitoren (lapatinib) van de tyrosine kinase activiteit die interageren met het intracellulaire domein van HER2. Informatie over de HER2 status van tumoren is dus belangrijk omdat het de selectie van de behandeling beïnvloedt. Momenteel wordt HER2 expressie bepaald in biopsie materiaal. Binnen dit project willen we een methode ontwikkelen voor onderzoek naar HER2 expressie bij borstkanker patiënten op een nietinvasieve manier door middel van beeldvorming. Dit biedt het voordeel dat het volledige kankerletsel alsook eventuele metastatische letsels geanalyseerd kunnen worden tijdens een enkele scanprocedure. Dit vermijdt 'sampling error' bij biopten en kan meerdere keren herhaald worden, waardoor het mogelijk wordt om de HER2 overexpressie op te volgen tijdens het ziekteverloop. Op die manier is het mogelijk om patienten te selecteren die in aanmerking komen voor een doelgerichte therapie en om de respons op de behandeling op te volgen. Niet invasieve beeldvorming van HER2 expressie werd reeds bestudeerd door andere onderzoeksgroepen. Hiervoor werden verschillende soorten moleculen die een affiniteit hebben voor HER2 radioactief gemerkt (monoclonale antilichamen, anitlichaamfragmenten, affibodies, ...) (9-11). In de meeste gevallen kan aangetoond worden dat deze diagnostische 'tracers' zowel in vitro als in vivo HER2 kunnen binden. De belangrijkste beperking van deze tracers is echter de achtergrond activiteit in het lichaam. De biodistributie toont ofwel hoge tracerconcentraties in het bloed ofwel intense opname in de lever en excretie in de gastrointenstinale tractus. Dergelijke achtergrondactiviteit is suboptimaal voor het beeldvormingsproces en beperkt het klinisch potentieel van deze tracers. Daarom zullen we bij een nieuw ontwerp van een tracer de normale biodistributie van de molecule vooropstellen. Dit is mogelijk door gebruik te maken van Nanobodies. De generatie van Nanobodies tegen een nieuw antigen levert multipele kandidaat Nanobodies op die in aanmerking komen voor verdere ontwikkeling. Op dit stadium zullen we de selectie van onze 'lead compound' niet alleen laten afhangen door de subtiele verschillen in affiniteit voor het target, maar zullen we op basis van de aminozuursequentie van de backbone en het in vivo biodistributiepatroon een selectie uitvoeren. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • Tony LAHOUTTE • Olive TCHOUATE GAINKAM Lea • Ilse VANEYCKEN • Catarina XAVIER • SERGE MUYLDERMANS • Matthias D'HUYVETTER • VICKY CAVELIERS • AXEL BOSSUYT • NICK DEVOOGDT
Meiotische restitutie in microsporen van hogere planten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: 1. Inleiding De vorming van haploïde (n) mannelijke gameten bij bloeiende planten volgt een goed gedefinieerd ontwikkelingspatroon waarbij twee- of driecellig pollencel wordt gevormd. De meiose of reductiedeling zorgt voor de vorming van een haploïde cel die tijdens de microgametogenese verder mitotisch deelt waarbij een vegetatieve cel ontstaat die twee spermacellen insluit. Afwijkingen van de meiotische reductiedeling, waarbij het chromosomen aantal behouden blijft (2n), liggen aan de basis van natuurlijke polyploïdisatie en dragen bij tot de evolutie van plantengenomen (Leitch en Bennett, 1997). Voor de veredeling van gewassen zijn vooral de productie van ongereduceerde gameten en diplospory (apomixis) interessant omdat ze de mogelijkheid biedt om wilde varianten met lagere polyploïdieniveau in te kruisen of om heterosis van F1 hybride te fixeren (Koltunow en Grossniklaus, 2003; Ramanna en Jacobsen, 2003). De toepassing van meiose mutaties is echter niet algemeen. Dergelijke mutaties komen namelijk weinig voor in landbouwgewassen en zijn moeilijk te implementeren via klassieke genetische technieken (Consiglio et al., 2004). 2. Probleem- en doelstelling De vorming van 2n gameten is genetisch bepaald en komt voor bij een aantal species (Mok en Peloquin, 1975; Bretagnolle en Thompson, 1995), maar ondanks grote inspanningen is men tot op vandaag er nog niet in geslaagd om die erfelijke elementen te identificeren. De meiose is een complex fenomeen en dit is waarschijnlijk de oorzaak waarom er tot nog toe maar weinig toepassingen zijn. Sinds enkele jaren hebben we echter technologische doorbraken gekend waarbij genen werden geïdentificeerd die specifiek tijdens sporogenese tot uiting komen. Uit dit onderzoek blijkt dat massale verandering van genexpressie en translatie optreedt en dus kunnen we verwachten dat er heel wat gespecialiseerde mechanismen in gang worden gezet om meiose tot een goed einde te brengen (Petunia: Cnudde et al., 2006). Welke van deze genen zijn nu verantwoordelijk voor de reductie van het chromosomenaantal tijdens meiose? Het onderhavige project heeft als doel genetische elementen te identificeren die door mutatie of misexpressie aanleiding geven tot de vorming van gameten die een chromosomen aantal bevatten dat gelijk is aan dat van somatische cellen. Organisaties: • Plantengenetica • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • GEERT ANGENON
Terminale sedatie al dan niet gecombineerd met het onthouden van de toediening van vocht en/of voeding als alternatief voor euthanasie: de casus van het levenseinde van ouderen in Vlaamse rusthuizen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: PROBLEEMSTELLING Het onderzoek betreft het ethisch probleemgebied rond een drietal soorten beslissingen bij het levenseinde: euthanasie, terminale sedatie (TS; dit is het buiten bewustzijn houden van de patiënt tot aan het overlijden door het toedienen van sedativa als antwoord op refractaire symptomen)23 en een specifieke niet-behandelbeslissing, namelijk het zich onthouden van de kunstmatige toediening van vocht en voedsel (OKVV). De studie schrijft zich meer bepaald in in de lijn van een empirisch ondersteunde ethiek: de justificaties die in de praktijk door de betrokken actoren worden aangedragen, zullen worden geëxpliciteerd, kritisch onderzocht en beoordeeld aan de hand van normatieve wijsgerige opvattingen over de rechtvaardiging van medische beslissingen bij het levenseinde. Daardoor zal op een meer evidence-based manier kunnen gedebateerd worden over een al dan niet terechte ethische differentiatie tussen deze beslissingen, wat belangrijke implicaties heeft voor de medische praktijk en voor de regelgeving daarrond. Een eerste vaststelling is dat de maatschappelijke impact van TS en OKVV op de wijze van sterven groter is dan men zou verwachten. Uit gegevens verzameld door de onderzoeksgroep blijkt dat TS, in vergelijking met andere Europese landen, heel vaak voorkomt in Vlaanderen (8.2% van alle overlijdens versus 5.7% in Nederland, 4.8% in Zwitserland, 3.2% in Zweden en 2.5% in
Denemarken) , en wordt vaak (3.2%) gecombineerd met OKVV.18 Om de justificatiepraktijken terzake te onderzoeken wordt de problematiek van de oudere patiënten in rusthuizen voorgesteld. Uit eerdere studies verricht door de aanvragers is immers gebleken dat de incidentie van de opzettelijke toediening van middelen in letale doses ("actieve" levensbeëindiging) bij oudere patiënten (65+; 3.9%) lager ligt dan bij jongere patiënten (6.7%).1 Niet-behandelbeslissingen, waaronder OKVV, komen vaker voor bij oudere patiënten dan bij jongere (17.2% versus 14.6%).1 Andere bevindingen van de onderzoeksgroep zijn: (1) dat in Vlaanderen meer dan 1/5 van alle sterfgevallen plaatsvindt in rusthuizen2; (2) dat OKVV frequenter wordt toegepast in rusthuizen dan andere MBLs1-2,24 OKVV wordt zowel in de medische als in de medisch-ethische literatuur algemeen weergegeven als een belangrijke beslissing bij het levenseinde van patiënten.23;25-26 Bij oudere patiënten die in rusthuizen verblijven, hangt OKVV vaak samen met het door de patiënt voorafgaand en spontaan staken van het natuurlijk tot zich nemen van voedsel en/of drank. Bij de overweging door het medisch team om na het staken van natuurlijke voeding/vochtopname niet over te gaan tot de kunstmatige toediening van vocht en/of voeding heeft de gevorderde graad van dementie van de patiënt vaak een belangrijke invloed.25,27-28 OKVV, al dan niet in combinatie met terminale sedatie wordt internationaal ook vaak genoemd als een meer acceptabel alternatief voor euthanasie of geassisteerde zelfdoding.23;27,29 In landen waar euthanasie wettelijk niet is toegelaten kan het weigeren van vocht en voeding door de (dementerende) patiënt, gevolgd door TS, een laatste en wettelijk toegelaten uitweg bieden uit een dilemmasituatie. In de ethische literatuur bestaat een debat over de morele vraag of euthanasie (de toediening van letale middelen op mondeling en/of schriftelijk verzoek van de patiënt zelf) al dan niet equivalent is aan TS. Sommigen argumenteren dat TS (al dan niet samen met OKVV) behoort tot de "normale" medische praktijk, terwijl euthanasie daar geen deel van uitmaakt.20 De posities over de medische "normaliteit" van TS hangen daarbij samen met de justificaties aangebracht voor TS. Sommigen argumenteren bijvoorbeeld dat TS een toepassing is (of kan zijn) van de doctrine van het dubbel effect (DDE: het overlijden wordt dan beschouwd als een neveneffect van de sedatie). TS zou daarom als een vorm van "palliatie" duidelijk kunnen worden onderscheiden van euthanasie, die de dood van de patiënt uitdrukkelijk beoogt.30 Anderen zijn van mening dat DDE niet kan worden uitgebreid op zo'n wijze dat TS erdoor kan worden gejustifieerd.31 Nog anderen menen dat er een belangrijk ethisch verschil is tussen enerzijds TS in het geval van imminente dood en anderzijds TS samen met OKVV (ook wel Early Terminal Sedation genoemd), waarbij TS + OKVV op gelijkaardige justificatieproblemen stoot als euthanasie en als daarmee equivalent kan worden beschouwd, tenminste als er een verzoek van de patiënt aan voorafgaat.32 Indien niet, staat volgens deze laatsten de uitvoering van TS gelijk aan de toediening van letale middelen zonder verzoek van de patiënt. Nog anderen menen dat de combinatie van een op zich niet letale handeling (wegnemen bewustzijn), samen met een niet-behandelbeslissing (OKVV) niet neerkomt op iets doen, maar nog altijd een vorm van laten is. Die laatste conclusie wordt versterkt door de overweging dat de patiënt zelf sowieso de natuurlijke vocht- en voedseltoename had gestaakt.33 In verband met deze conceptuele vragen stelt zich ook een probleem mbt tot de feitelijke medische praktijk bij TS/OKVV. Vaak wordt het vermoeden uitgesproken dat TS/OKVV de arts de mogelijkheid biedt om de eis van de geïnformeerde toestemming vanwege de patiënt of zijn vertegenwoordigers af te zwakken of naast zich neer te leggen (cfr. problematiek van de dementie), om een moeilijk communicatieprobleem met de patiënt en/of diens naasten uit de weg te gaan, of om de administratieve last van de euthanasiemelding te vermijden. De wijze van gebruik van TS + OKVV, eerder dan haar conceptueel karakter zelf, zou haar dan ethisch problematisch kunnen maken. Organisaties: • Medische Sociologie • Maatschappelijke Gezondheidszorg
Onderzoekers: • Sam RYS • JOHAN BILSEN • LUC DELIENS • REGINALD DESCHEPPER
Betacel voorlopers in de adulte pancreas. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onze onderzoeksgroep ontdekte recent voorlopercellen van betacellen in de pancreas van volwassen muizen (Xu et al, 2008). Deze cellen activeren genexpressie van Neurogenine 3 (Ngn3), een transcriptiefactor die de vorming van betacellen tijdens de embryogenese controleert, en differentiëren verder tot insuline-positieve cellen. De Ngn3+ cellen delen echter niet. Om bij te dragen tot een nieuwe therapie voor diabetes hebben we delende stam- of voorlopercellen nodig aangezien we grote hoeveelheden betacellen moeten genereren. Daarom willen een celtype identificeren dat aanleiding geeft tot Ngn3+ cellen en nog in staat is te delen. Een goede kandidaat is de Pdx1-positieve cel die tijdens de ontwikkeling de Ngn3+ cel voorafgaat en een grote delingscapaciteit bezit. Doel 1 van deze aanvraag is daarom "Identificatie, isolatie en karakterizatie van volwassen, ongedifferentieerde Pdx1+ cellen" en Doel 2 "Expansie en differentiatie van de geïsoleerde volwassen, ongedifferentieerde Pdx1+ cellen". Bovendien willen we de factoren zoeken die verantwoordelijk zijn om de stam- of voorlopercellen tot activiteit te rekruteren. We zullen ons daarvoor concentreren op de rol van macrofagen omdat die in grote mate aanwezig zijn in de pancreas met stamcelactiviteit en omdat die reeds in andere systemen werden aangetoond als centrale spelers bij weefselherstel. Doel 3 van dit project is "Identificatie van de signalen die de betacel voorlopers activeren: de rol van macrofagen". Organisaties: • Pathologische Biochemie en Fysiologie
Onderzoekers: • Henry HEIMBERG
Genetische stabiliteit in humane embryonale stamcellen (hESC): genen verantwoordelijk voor het fenotype van hESC en vergelijking met geïnduceerde pluripotente cellen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Inleiding Sinds 2002 leiden wij menselijke embryonale stamcellen (hESC) af uit embryo's die overtollig zijn na in vitro fertilisatie (IVF) of die aangetast bleken te zijn na preimplantatie genetische diagnose (PGD). Dit project is een samenwerking tussen de Centra voor Reproductieve Geneeskunde (CRG) en Medische Genetica (CMG) van het UZBrussel en de Vakgroep Embryologie en Genetica (EMGE) van de VUB. Op dit ogenblik beschikken wij reeds over 26 stamcellijnen, waarvan 18 drager zijn van één of twee genetische mutaties. Deze lijnen zijn een belangrijk model voor onderzoek gebleken zowel op het vlak van de biologie van hESC als van hESC als model voor monogene aandoeningen (Mateizel et al., 2006, Ullmann et al., 2007, Caufmann et al., 2006 en De Temmerman et al., submitted), en hebben geleid tot een aantal internationale samenwerkingsverbanden. HESC met of zonder genetische mutaties zijn van groot belang voor toepassingen in drug development, toxicologie studies en regeneratieve geneeskunde. Daarom zijn wij gestart met onderzoek ten gronde van de (epi)genetische stabiliteit van deze cellen, om hun bruikbaarheid als onderzoeksmodel en in celtherapie na te gaan (zie ook FWO G.0166.08). Dit onderzoek heeft reeds een aantal interessante resultaten opgeleverd, zoals in het eerste deel van dit project voorgesteld. Eind 2007 verschenen een aantal belangwekkende artikels over het reprogrammeren van somatische cellen. De groep van Takahashi et al. (2007) en Yu et al. (2007) beschreven dat vb huidfibroblasten door transfectie met slechts vier genen konden gereprogrammeerd worden tot pluripotente cellen (iPSC), die in veel opzichten dezelfde kenmerken vertoonden als hESC. Deze iPSC zouden een betere bron van materiaal zijn dan hESC om ooit gebruikt te worden in regeneratieve geneeskunde, omdat patiënt-eigen cellen worden geproduceerd zonder gevaar voor afstoting. Bovendien zouden ethische bezwaren tegen het vernietigen van embryo's niet meer gelden. Nochtans is er nog een lange weg af te leggen voor deze methodologie bruikbaar is: door het inbrengen van een oncogen (C-MYC) veroorzaken getransplanteerde iPSC kanker, en bovendien brengt het gebruik van retro- of lentivirussen als vector op zichzelf gevaren mee. Het ontwikkelen van methodes die gebruik maken van niet-insererende vectoren, of zelfs puur biochemische methodes, dringt zich op. Het voorgestelde project bestaat dus uit twee luiken en heeft als doelen: 1. Verder onderzoek van de epigenetische stabiliteit op de hESC die door ons werden afgeleid, en onderzoek van oorzaak en de gevolgen van de reeds geïdentificeerde abnormaliteiten. Doelen: a. Identificatie van de
genen betrokken bij pluripotentie gelegen op afwijkende chromosoomfragmenten b. Identificatie van oorzaken van (epi)genetische afwijkingen c. Evaluatie van de veiligheid van deze cellen in regeneratieve geneeskunde 2. Ontwikkelen van de methodologie voor het bekomen van iPSC en vergelijking van (epi)genetische stabiliteit van iPS en hESC Doelen: a. IPSC bekomen met dynamische mutaties, eg DM1, HD, FRAXA, en deze cellen gebruiken als model b. Vergelijken van hESC en iPSC op vlak van (epi)genetische stabiliteit c. Ontwikkelen van andere methoden voor het bekomen van iPSC Organisaties: • Embryologie en Menselijke Genetica
Opvolgingsstudie van 2,5 jarige kinderen geboren na embryobiopsie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Vraagstelling 1. Zijn er meer congenitale malformaties en aangeboren aandoeningen door het uitvoeren van een embryobiopsie in vergelijking ICSI en met de algemene populatie? 2. Ontstaat er een verandering in het groeipatroon (prenataal en/of postnataal) door het uitvoeren van een embryopsie? Is er bovendien een verschillend groeipatroon binnen de PGD/PGS groep na wegname van één blastomeer versus twee blastomeren 3. Is er een verschil in psychomotorische, mentale, taal- en socio-emotionele ontwikkeling bij kinderen geboren na PGD en PGS? 4. Heeft de specifieke medische en familiale achtergrond bij genetische problemen en PGD behandeling een andere invloed op het ouderlijke welzijn en de ouder-kind relatie dan in het geval er een PGS behandeling ondergaan wordt voor een fertiliteitsprobleem? Doelstelling Evaluatie van de veiligheid van PGD/PGS als een nieuwe vorm van vroege prenatale diagnose en embryo screening. Bij PGD en PGS wordt dezelfde technologie gebruikt om één of twee blastomeren te bekomen voor verder genetisch onderzoek (Goossens 2007). De veiligheid van deze techniek wordt onderzocht met betrekking tot de kinderen door middel van evaluatie van: 1. de groeiparameters, malformaties, mentale, psychomotorische en psychosociale ontwikkeling van de kinderen geboren na PGD/PGS. 2. evaluatie van het ouderlijke welzijn en de ouder-kind relatie per conceptiemethode. Design Kinderen geboren na PGD/PGS worden vergeleken met twee controlegroepen namelijk kinderen geboren na ICSI en na spontane bevruchting (SC) om op te sporen of significante verschillen in de outcome van de kinderen exclusief gerelateerd zijn aan het uitvoeren van de embryobiopsie. 250 kinderen geboren na ICSI en 250 kinderen geboren na PGD/PGS worden gerekruteerd in het Centrum Reproductieve Geneeskunde via de follow-up data bank van alle kinderen geboren na reproductieve technologie. 250 SC kinderen worden gerekruteerd in kinderdagverblijven. Kinderen zijn één- en tweelingen. Matching van de PGD/PGS met ICSI en SC kinderen gebeurt op een "case-control" wijze, rekening houdend met het studieniveau en pariteit van de moeder, en met de leeftijd, geslacht en taal van de kinderen. Eenlingen en meerlingen worden eveneens gematched. Het onderzoek gebeurt op de leeftijd van 2 jaar +/- 6 maanden. Informatie wordt ingewonnen via een medisch en psychologisch onderzoek en via een aantal schriftelijke vragenlijsten die geijkte psychologische en gezinsdiagnostische instrumenten omvatten. Het medisch onderzoek omvat naast een algemeen lichamelijk onderzoek een gedetailleerde evaluatie van de groeiparameters en congenitale misvormingen volgens ICD 10 en een extensieve checklist gebaseerd op Aase (Aase 1990; Bonduelle 1995; Bonduelle 2002). Evaluatie van de ontwikkeling en gedrag van het kind gebeurt door een psycholoog aan de hand van een Bayley test en de informatie uit de vragenlijsten. Evaluatie van emotionele status en gezondheid van de ouders alsook het kind en de ouder-kind relatie gebeurt aan de hand van de analyse van de vragenlijsten. Organisaties: • Embryologie en Menselijke Genetica • Pediatrie
Onderzoekers: • INGEBORG LIEBAERS • MARY-LOUISE BONDUELLE • Jean DE SCHEPPER
Fysiologische signaalwegen voor adaptieve betaceldeling en maturatie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: SLEUTELVRAGEN EN DOELSTELLING Hoofdoel van dit project is een dissectie van de verschillen en/of gelijkenissen in gen/proteine expressiepatronen tussen condities waar betacelhyperplasie fysiologisch optreedt, dit in vergelijking met het expressiepatroon van adulte gedifferentieerde betacellen. Het is de bedoeling op deze manier fysiologische signaalwegen te identificeren die als doelwit kunnen worden gebruikt voor verder onderzoek naar farmaca of/en interventies die de adaptatie van de betacelmassa bevorderen. Volgende specifieke vragen zullen beantwoord worden: 1. Hoe vertaalt de betacel een toegenomen metabole nood aan insuline (zoals tijdens zwangerschap of obesitas) in adaptieve celdeling (of groei)? 2. Kunnen we een uniek genexpressiepatroon verbinden aan deze functionele status? Organisaties: • Pathologische Biochemie en Fysiologie
Onderzoekers: • Geert MARTENS • KARINE HELLEMANS
Ontwikkeling van functionele en stabiele hepacytenculturen, inzetbaar in geneesmiddelenonderzoek, via epigenetische modificatiemechanismen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: II. DOELSTELLING Bij onderzoek naar nieuwe geneesmiddelen worden vooral in de preklinische ontwikkelingsfase in vitro modellen in high throughput screening opstelling ingezet om snel een idee te krijgen over de mogelijke toxische effecten en de efficiëntie qua farmacologische werking van de moleculen onder studie. Het hier voorgestelde project situeert zich in het domein van de geneesmiddelenontwikkeling en het testen van bestaande moleculen, namelijk het is de bedoeling om een robuust en functioneel lange-termijn cultuurmodel van hepatocyten te ontwikkelen dat stabiel blijft in functie van de tijd en waarmee nieuwe (en bestaande) moleculen kunnen getest worden. De eerste stappen tot dit innovatief onderzoek werden reeds gezet in vorige FWO-projecten, namelijk door epigenetische modificatie uit te voeren van het celkern chromatine van de cellen door blootstelling aan HDAC-Is. Het doel hier is nu om in vers geïsoleerde rathepatocyten, steunend op de reeds verworven kennis met HDAC-Is, op meer specifieke wijze te interfereren met epigenetisch gereguleerde gentranscriptie door modulatie van (i) HDAC isoenzymen; (ii) DNA methyltransferase (DNMT) isoenzymen en/of (iii) een combinatie van beiden. Vooral de HDAC/DNMT isoenzymen betrokken bij (de)differentiatie, proliferatie en apoptose zijn hierbij interessante targets. De aldus bekomen hepatocyten zouden hierdoor niet alleen een langere leefbaarheid verkrijgen maar ook beter hun gedifferentieerde leverfuncties behouden in functie van de tijd en bruikbare modellen kunnen opleveren in geneesmiddelenonderzoek en het testen van bestaande moleculen. Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • VERA ROGIERS
Nanobodies in Health : Next generation Antibody fragments for Medical Applications Vrije Universiteit Brussel Abstract: Naturally occurring camelid Heavy-chain antibodies have evolved to be fully functional in the absence of a light chain. In a previous VUBfunded GOA project, a network consisting of the research groups of S. Muyldermans, J. Steyaert and P. De Baetselier has built on fundamental research into the properties of Heavy-chain antibodies to develop medical applications of Heavy chain antibody-derived single-domain antibody fragments referred to as Nanobodies. Collaborative scientific achievements of this network include proof-of-principle experiments into the use of Nanobodies for antibody-directed enzyme prodrug therapy of cancer, for therapeutic targeting of trypanocidal proteins to conserved moieties on the variable surface glycoprotein coat of African trypanosomes and against amyloidogenic proteins. In addition, the expertise combined in the network has allowed to attract additional peripheral funding and to extend the network by allowing the generation of additional collaborative networks. By further integrating and stabilizing the collective expertise in the groups of S. Muyldermans, P. De Baetselier, J. Steyaert and S. Magez, and setting up research that is complementary to - but different from - peripherally funded research programmes the current project aims at consolidating the development of Nanobodies as next generation therapeutic along four major lines of research: 1) Identification and engineering of Nanobodies 2) Applications of Nanobodies in protein structure and conformation 3) Applications of Nanobodies in targeting of African trypanosomes 4) Applications of Nanobodies for tracking inflammatory responses Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Stefan MAGEZ • SERGE MUYLDERMANS • JAN STEYAERT • PATRICK DE BAETSELIER
Dendritische cel immunologie en dendritische celgebaseerde immunotherapie van HIV en kanker Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit project is het combineren van fundamentele inzichten rond de immunobiologie van dendritische cellen en het ontwikkelen van een geoptimaliseerde dendritische celgebaseerde vaccin voor antikanker en anti-HIV immunotherapie. Organisaties: • Immunologie en Microbiologie • Fysiologie • Inwendige Geneeskundige Specialiteiten
Eiwitdomeinen als informatieverwerkende eenheden. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Eén van de uitdagingen in moleculaire biologie bestaat erin te bepalen hoe informatie in cellen wordt gecodeerd, gewijzigd en doorgestuurd. Niettegenstaande deze fundamentele rol van informatie, werd er tot nu toe geen manier ontwikkeld die op een directe en kwantitatieve manier informatieoverdracht in eiwitten bestudeerd. Recent werd door de aanvrager van dit project een systeem ontwikkeld, op basis van Shannon's informatie theorie, dat bepaald hoeveel informatie verstuurd wordt tussen de residuen in een eiwitstructuur als het gevolg van peptidenbinding. Meer specifiek werd voor het SH2 domein van Fyn aangetoond dat informatie wordt overgedragen vanuit de bindingssites naar specifieke residuen aan de andere kant van het eiwit. Het doel van het FWO voorstel is om dit raamwerk te vervolledigen zodat we 1) op een realistische manier de informatiestromen in eiwitten kunnen analyseren, voorspellen en aanpassen en 2) na kunnen gaan in hoever de communicatiekanalen evolutionair bewaard zijn in verschillende eiwitten van dezelfde structurele klasse en wat de biofysische eigenschappen zijn van de aminozuren waaruit deze kanalen zijn samengesteld. Dit werk wordt experimenteel gevalideerd door zowel lokale als internationale partners. Organisaties: • Informatica en Toegepaste Informatica
Onderzoekers: • TOM LENAERTS
Een interdisciplinair onderzoek rond Creativiteit: Formele en Empirische studie van contextuele effecten in de Kunsten en Wetenschappen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit project is inzicht te krijgen in de onderliggende mechanismen van creativiteit vanuit het perspectief van cognitie en evolutie. Organisaties: • Centrum Leo Apostel
The clinical significance of circulating endothelial cells in multiple myeloma and their role as surrogate marker for determining the effect of anti-angiogenic agents. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De klinische betekenis van circulerende endothelial cellen in multiple myeloma en hun rol als surrogaat merker voor de bepaling van het effect van anti-angiogenic agenten Organisaties: • Immunologie en Microbiologie
Onderzoekers:
• Ivan VAN RIET • Isabelle VANDE BROEK
Preoperative radiotherapy of rectal cancer by helical tomotherapy : prognostic significance of iNOS, CD3, CD16 en CD68 molecular markers. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Geen NL abstract Organisaties: • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • GUY STORME • Mark DE RIDDER
Karakterisatie van preklinische biomerkers voor epileptogenese voor de evaluatie van de antiepileptogene eigenschappen van monoaminerge antidepressiva. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Algemeen wordt aangenomen dat neurodegeneratieve en inflammatoire processen cruciaal betrokken zijn bij de pathogenese van TLE. In dit project zal nagegaan worden of preklinische biomerkers voor deze processen kunnen gebruikt worden als biomerkers voor epileptogenese. Simultaan zullen ook de neuroprotectieve, anti-inflammatoire en antiepileptogene potentie van een reeks antidepressiva onderzocht worden. Om na te gaan of het primair werkingsmechanisme van deze farmaca een impact heeft op de antiepileptogene potentie zal een screening uitgevoerd worden met respectievelijk een selectief dopaminerg, serotoninerg en noradrenerg antidepressivum. Er zal hierbij gekeken worden naar differentiële effecten op de geselecteerde biomerkers en neuronale schade. We zullen hiervoor in een eerste fase een microarraystudie uitvoeren op verschillende tijdstippen na een kainaat-geïnduceerde SE. Hierbij zal specifiek gekeken worden naar het expressieniveau van genen die betrokken zijn bij neurodegeneratieve en -inflammatoire processen tijdens de acute en latente fase van TLE in vergelijking met controleratten. Als proof of principle zullen in deze experimenten ook controle en epileptische ratten geïncludeerd worden waarin een gecombineerde neuroprotectieve/anti-inflammatoire behandeling wordt opgestart. Er zullen hiervoor een aantal antidepressiva gebruikt worden aangezien uit verscheidene preklinische studies is gebleken dat deze farmaca aan dit preferentieel werkingsprofiel beantwoorden. Tot dusver werden de antiepileptogene eigenschappen van antidepressiva nog niet bestudeerd. Wel is duidelijk dat zij, in tegenstelling tot wat in het verleden altijd werd aangenomen, alvast over potent anticonvulsieve eigenschappen beschikken. Er zal hierbij nagegaan worden wat het effect is op het genexpressieniveau in vergelijking met de respectieve controlegroepen. Op basis van deze oriënterende experimenten zullen vervolgens een aantal potentiële biomerkers voor neuroprotectie en anti-inflammatie geselecteerd worden voor verdere studie. In een tweede fase zullen de geselecteerde biomerkers op eiwitniveau bestudeerd worden. Deze ratten zullen aan de hoger beschreven experimentele condities onderworpen worden. In het onthaallabo worden courant een aantal merkers voor neuronale/gliale schade, proinflammatoire mediatoren en neuroprotectieve mediatoren bestudeerd voor de evaluatie van neurodegeneratieve processen volgend op een ischemisch insult en in modellen voor de ziekte van Parkinson. Afhankelijk van de microarryresultaten zullen ofwel deze fysiologische merkers bestudeerd worden ofwel deels nieuwe methodes uitgewerkt worden via ELISA en Western Blot technieken voor de analyse van alternatieve merkers. In elke rat zal ook op histologisch vlak de neuronale schade van de post-SE laesie geëvalueerd worden zodat de biomerkergegevens hieraan kunnen gekoppeld worden. Op basis van deze experimenten zal de neuroprotectieve en anti-inflammatoire potentie van de verschillende antidepressiva - en aldus de impact van de verschillende monoaminerge systemen - geëvalueerd worden. De finale derde fase omvat de opvolging van ratten waarbij gedurende de latentiefase volgend op een kainaat-geïnduceerde SE al dan niet een chronische behandeling met antidepressiva werd opgestart. Er zal hierbij gebruik gemaakt worden van telemetrische electrocorticografische (EEG) analyse in combinatie met 24-uur video analyse om betrouwbare spontane aanvalsdetectie mogelijk te maken. Dergelijke experimentele aanpak zal ons in staat stellen de antiepileptogene eigenschappen van de antidepressiva te kwantificeren. Er zal alzo kunnen nagegaan worden of er een correlatie bestaat tussen het mogelijks antiepileptogeen effect van het antidepressivum en zijn op basis van de hoger beschreven screeningsexperimenten bepaalde 'disease-modifying' eigenschappen. Met andere woorden zullen we finaal kunnen besluiten of een gunstige beïnvloeding van biomerkers voor neuroprotectie en anti-inflammatie inderdaad een predictieve waarde hebben voor het antiepileptogeen karakter van een behandeling. Organisaties: • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • Ilse Julia SMOLDERS
De rol van de insuline-achtige groeifactor IGF-I in de bescherming en regeneratie van hersenweefsel na inductie van transiënte focale ischemie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Cerebrale ischemie is de meest voorkomende oorzaak van invaliditeit bij volwassenen. Hersenbeschadiging door ischemie wordt veroorzaakt door necrose en apoptose van hersencellen, en leidt tot opregulatie van IGF-I expressie in het CZS, maar de maximale concentraties worden pas bereikt na 5 dagen of zelfs enkele weken. Uit de literatuur blijkt dat toediening van de anti-apoptische insulineachtige groeifactor IGF-I tot enkele uren na inductie van cerebrale ischemie in proefdieren leidt tot een aanzienlijke vermindering in celdood en weefselschade. Deze studie onderzoekt de rol van IGF-I in neuroprotectie en regeneratie van neuraal weefsel na inductie van een tijdelijke focale ischemie. Hierbij richten we ons voornamelijk op: 1) Het mechanisme betrokken bij de neuroprotectieve effecten van exogeen IGF-I na inductie van tijdelijke focale ischemie door toediening van endotheline-1. 2) De directe effecten van IGF-I op inflammatoire reacties in het CZS. 3) De rol van lokaal in het CZS geproduceerd IGF-I in overleving van neuronen en regeneratie. Dit zal worden onderzocht in een cel speciefieke knock out muizen voor IGF-I. 4) het therapeutisch potentieel van IGF-I in cerebrale ischemie. Hiertoe zullen we in ratten de effecten van intraveneus toegediend IGF-I vergelijken met de effecten van centraal toegediend IGF-I, en de distributie van IGF-I in de hersenen van deze dieren bepalen na beide toedieningswijzen. Organisaties: • Farmacologie
Onderzoekers: • RON KOOIJMAN
Een feromoonfunctie voor seksueel dimorfe klieren in Anura.
Vrije Universiteit Brussel Abstract: Feromooncommunicatie is een wijdverspreid fenomeen in gans het dierenrijk, nochtans is er nog steeds weinig geweten over het gebruik van feromonen bij kikkers. Er zijn tegenwoordig echter meer en meer aanwijzingen dat ook kikkers gebruik maken van feromonen, maar studies van deze chemische signalen zijn schaars vergeleken met de overvloed aan data over visuele en acoustische signalen. Nochtans zijn er redenen om aan te nemen dat seksferomonen bij kikkers een algemeen communicatiemiddel zijn. Vele soorten bezitten geslachtsspecifieke klieren met een uitgesproken activiteit tijdens de voortplantingsperiode. Het doel van deze studie is om de functie van twee verschillende seksueel dimorfe klieren bij kikkers na te gaan, en in het bijzonder het testen van de hypothese dat ze feromonen produceren. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Franky BOSSUYT
Studie van de pathogenische/anti-pathogenische functies van de p50 NF-kappaB comonent met de Afrikaanse trypanosoominfectie als werkmodel. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Tijdens inflammatoire immuun antwoorden tegen pathogenen, is de rekrutering van immuun cellen naar de plaats van infectie noodzakelijk. Deze infiltratie kan echter resulteren in weefselschade door een aanhoudende inflammatie. Daarom is het belangrijk om de mechanismen die aan de basis liggen van deze rekrutering en activatie van inflammatoire immuun cellen beter te begrijpen. Experimentele infectie met Afrikaanse trypanosomen, een extracellulaire parasiet die slaapziekte veroorzaakt bij mensen en nagana bij runderen in sub-Sahara Afrika, vertegenwoordigt een waardevol model om lever pathogeniciteit en leverinflammatie in het algemeen te bestuderen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • PATRICK DE BAETSELIER
Regulatie van de moleculaire en functionele heterogeniteit van tumor-geassocieerde macrofaag (TAM) populaties in borst- en longcarcinoommodellen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Tumoren dienen beschouwd te worden als orgaanachtige structuren, waarin een complexe bidirectionele interactie bestaat tussen getransformeerde en niet-getransformeerde (stromale) cellen. In deze context werd vastgesteld dat vooral cellen van het mononucleair fagocyt systeem (monocyten en macrofagen) bijdragen tot verschillende aspecten van tumorbiologie. De relevantie van tumor-geassocieerde macrofagen (TAM) voor het verloop van tumorgroei wordt bevestigd door klinische studies, die een duidelijke correlatie aantonen tussen een sterke intratumorale aanwezigheid van TAM en een slechte prognose. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • PATRICK DE BAETSELIER
Effect van de verhouding van de verschillende lengtes van het Alzheimer beta peptide op de stabiliteit van de toxische oligomeren. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Effect van de verhouding van de verschillende lengtes van het Alzheimer beta peptide op de stabiliteit van de toxische oligomeren. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Han Karel REMAUT
Soortdiversiteit, populatiedynamica en metabolietanalyse van melkzuurbacteriën betrokken bij de fermentatie van groenten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Van oudsher worden fermentatietechnieken zoals spontane fermentatie en backslopping toegepast ter verbetering van de houdbaarheid, de organoleptische eigenschappen en de veiligheid van levensmiddelen. In bepaalde bedrijfssectoren (bijvoorbeeld zuivel en vlees) wordt reeds gebruik gemaakt van bulkstarterculturen, wat de fermentatie beter controleerbaar en voorspelbaar maakt. Wat de groentesector betreft bevindt het gebruik van starterculturen zich eerder in een experimenteel stadium. In tegenstelling tot deze industriële starterculturen vertonen de natuurlijk voorkomende wild-type stammen, die traditionele fermentaties domineren, een hogere competitiviteit en een uitgebreidere metabolische capaciteit om aromacomponenten te vormen. Om uitgaande van deze wild-type stammen een geschikte startercultuur te ontwikkelen voor industrieel gebruik zijn een uitgebreide kennis van de soortdiversiteit van het ecosysteem, van de populatiedynamica van het fermentatieproces, en van de substraatconsumptie en metabolietproductie in relatie tot de organoleptische eigenschappen en microbiële interacties onontbeerlijk. Hoewel de interesse in gefermenteerde groenten, onder meer omwille van het gezonde imago van gefermenteerde levensmiddelen, toeneemt, zijn dergelijke studies van groentefermentatie-ecosystemen nog schaars. Daartoe zal in dit project getracht worden om de microbiële soortdiversiteit en populatiedynamica van gefermenteerde groenten, in het bijzonder gefermenteerde paprika en prei, in kaart te brengen. Daarnaast zal de methode om het metaboloom van gefermenteerde levensmiddelen in een vaste matrix te analyseren, geoptimaliseerd worden om het metaboloom van gefermenteerde groenten te bestuderen. Tenslotte zullen geselecteerde (autochtone) melkzuurbacteriën toegepast worden als functionele startercultuur voor gerichte, gecontroleerde groentefermentaties. Om de microbiële soortdiversiteit en populatiedynamica te bestuderen zullen zowel cultuurafhankelijke (selectieve uitplatingen, gevolgd door repPCR-fingerprinting) en cultuuronafhankelijke methoden (PCR gevolgd door denaturerende gradiëntgelelectroforese) gehanteerd worden. De metaboloomanalyse zal hoofdzakelijk gebeuren door middel van de geoptimaliseerde gaschromatografie-massaspectrometrie-methode (GC-MSmethode). Staalname van de verschillende metabolieten zal plaatsvinden door middel van statische headspace (SH) of solid phase micro-extraction (SPME). Indien bepaalde interessante verbindingen niet of nauwelijks detecteerbaar zijn met de GC-MS-methode zal gebruik gemaakt worden van andere geschikte (geoptimaliseerde) analysetechnieken zoals bijvoorbeeld hogedruk-vloeistofchromatografie en vloeistofstofchromatografie-MS. Deze methodologieën zullen gebruikt worden voor het onderzoek naar de aan- of afwezigheid van specifieke bacteriële metabolieten met (potentiële) rol in de kwaliteitsaspecten van gefermenteerde groenten. Dit in zowel gefermenteerde groentestalen uit Roemenië, als in bacteriële culturen, verkregen uit de isolaten van gefermenteerde groenten. Vervolgens zal de kinetiek van de interessant bevonden starterculturen onderzocht worden door middel van laboratoriumfermentaties (10 l werkvolume) in een groentesimulatiemedium. Bovendien zullen kleinschalige fermentaties uitgevoerd worden in groente-extracten om na te gaan in welke mate de groentesimulatiemedia de realiteit benaderen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Luc DE VUYST
Het effect van MSH2-deficiëntie op de spontane mutatiefrequentie in Solanum tuberosum en op homeologe recombinatie bij interspecifieke solanum-protoplastfusies. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het mismatch repair (MMR) systeem is verantwoordelijk voor het herstel van basenmismatchen die gevormd worden tijdens de replicatie en verlaagt bijgevolg het optreden van mutaties. Het MMR systeem herkent ook mismatches die gevormd worden in heteroduplex DNA tijdens recombinatie, waardoor recombinatie verhinderd wordt. MMR vormt hierdoor een moleculaire barrière voor homeologe chromosomale recombinatie tussen verwante genomen. MSH2 is een sleutelproteïne in MMR. MSH2 vormt een complex met MSH3, MSH6 of MSH7, waardoor verschillende soorten aberrante DNA structuren kunnen worden herkend en hersteld. In dit project willen we MSH2-deficiëntie bestuderen in een economisch belangrijk gewas, m.n. de aardappel. Meer concreet zal de invloed van MSH2-deficiëntie op het voorkomen van spontane mutaties in het S. tuberosum-genoom en op de frequentie van homeologe recombinatie bij protoplastfusies van S. tuberosum en een wilde Solanum-species worden nagegaan. Organisaties: • Plantengenetica • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • GEERT ANGENON
Structurele karakterisatie van het HIV-Rev proteïne. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het bestaan van van bona fide antilichamen zonder lichte keten in Camelidae is één van de meest in het oog springende ontdekkingen van het VUB-labo. In samenwerking met het Rega instituut hebben wij het laatste jaar een vijftiental nanobodies geselecteerd die HIV-Rev specifiek kunnen binden. Met dit project willen we nanobodies identificeren die interfereren met de multimerisatie van Rev en deze recombinante nanobodies gebruiken om het proces van HIV-Rev multimerisatie te valideren als terapeutische target. Tegelijk zullen deze nanobodies gebruikt worden om het Rev eiwit te vangen in een one-to-one complex, om aldus de structuur van dit eiwit te bepalen via X-straal diffractie of NMR. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • JAN STEYAERT
De invloed van antilichaamfragmenten op de fibrilogenese van beta 2-microglobuline. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onderzoek naar het moleculaire mechanisme van de fibrillogenese van B2-microglobuline door gebruik te maken van single-domain fragmenten van kameelantilichamen (nanobodies). Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • LODE WYNS
Regulatie van de novo pyrimidine biosynthese in hyperthemoacidofiele Archaea. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project beoogt de ontrafeling van de regulatorische mechanismen die de expressie moduleren van de genen die instaan voor de novo pyrimidine biosynthese in hyperthermoacidofiele Archaea. Archaea vormen een apart fylogenetisch domein van het leven, naast de Bacteria en de Eukarya. Enerrzijds delen zij een aantal kenmerken met de Bacteria, zoals de morfologie en de organisatie van het genoom. Anderzijds zijn de archaeale informatieverwerkende processen zoals o.a. de replicatie van het DNA, transcriptie en translatie nauwer verwant met de eukaryotische processen. Vele gekarakteriseerde archaeale soorten zijn extremofielen, zo ook de hyperthermoacidofielen die optimaal groeien bij hoge temperatuur en lage pH. Deze organsimen zijn zeer interessant zowel vauit fundamenteel als industrieel perspectief. Het pyrimidine gencluster van de Sulfolobales is met zijn unieke organisatie een interessant modelsysteem zowel voor de studie van basale archaeale gentranscriptie als van pyrimidione-specifieke regulmatie, waarvan nog niets geweten is bij archaea. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • DANIEL CHARLIER
Geneste modellering van de Groenlandse ijskap ter ondersteuning van de datering en interpretatie van de NEEM ijskern (NEEM-B) Vrije Universiteit Brussel Abstract: 1. Achtergrond en belang van het project Sinds de eerste ijskernen geboord werden in de jaren '60 (Camp Century en Byrd) heeft het ijskernonderzoek een cruciale plaats verworven in onze kennis van Laatquartaire klimaatsveranderingen. De actuele stand van dit onderzoek op de Groenlandse ijskap uit zich nog het best in de gedetailleerde ijskernen die geboord werden op Summit (GRIP - Greenland Ice core Project - en GISP2 - Greenland Ice Sheet Project 2) en in NGRIP (NorthGRIP), cf. Dansgaard et al. (1993) en NGRIP project members (2004). De meest spectaculaire bevinding van Groenlandse ijskernen is het besef dat de laatste glaciale periode gekenmerkt werd door plotse en abrupte klimaatsschommelingen op een duizendjarige tijdschaal welke bekend zijn geworden onder de naam Dansgaard-Oeschger events. Het begrijpen van de oorzaken van deze snelle klimaatsschommelingen, en de implicaties daarvan voor het toekomstige klimaat, is één van de centrale onderwerpen in de studie van het klimaat en heeft beduidende implicaties voor het beleid. Desondanks de grote betekenis van bestaande Groenlandse ijskernen lijden zij allen aan hetzelfde euvel: geen van deze ijskernen werpt een klaar licht op het klimaat van het laatste interglaciaal 115000 tot 130000 jaar geleden welke periode ook bekend staat als het Eemiaan. Ijs uit het Eemiaan is aanwezig in de ijskernen die geboord werden op Summit maar is sterk verstoord. Het Eemiaan is onvolledig vanwege te veel basaal smelten in de NGRIP ijskern en is veel te dun voor klimaatstudies in de Camp Century ijskern. Het laatste interglaciaal is nochtans een cruciale periode om de processen van klimaatsverandering beter te begrijpen omdat deze periode een analogie vormt voor de huidige opwarming van de aarde, zij het dat zijn oorzaak ontegensprekelijk van natuurlijke oorsprong is. Klimaatsreeksen uit mariene en terrestrische sedimenten suggereren dat het Eemiaan in Groenland tot 5°C warmer zou geweest zijn dan vandaag. Op die manier kan deze periode ons iets leren over wat er mogelijk op komst is onder de toekomstige klimaatsomstandigheden die geprojecteerd worden. In het bijzonder suggereren een aantal modelstudies dat de Groenlandse ijskap volledig zou verdwijnen onder zulke warmere omstandigheden aan een snelheid die afhangt van de duur en de sterkte van de opwarming (Huybrechts et al., 1991; Huybrechts en de Wolde, 1999; Cuffey en Marshall, 2000; Greve, 2000; Huybrechts, 2002; Gregory et al., 2004; Otto- Bliesner et al., 2006). De nieuwe North Greenland Eemian Ice Drilling (NEEM) site (77.5°N, 50.9°W, 2650 m boven zeeniveau) werd geselecteerd op basis van beschikbare data van oppervlaktehoogte, ijsdikte, en ijsradarmetingen als de meest geschikte plaats om een ongestoorde klimaatsreeks te vinden van het Eemiaan en de vorige ijstijd. De NEEM site ligt ongeveer 300 km ten noorden van de NGRIP site langsheen de ijsscheiding in een gebied met een eerder lage accumulatie en een redelijk vlakke bodemtopografie. De ijsdikte werd met een radar vastgesteld op 2542 m. Eerste ruwe
inverse modelresultaten geven aan dat het Eemiaan zal kunnen gevonden worden op een diepte tussen 2265 en 2345 m met een gemiddelde jaarlijkse laagdikte van 7 mm, genoeg voor een betekenisvolle klimaatsreconstructie (Buchardt en Dahl-Jensen, 2008). De NEEM klimaatsrecord zal daarom een volledig interglaciaal kunnen afdekken van begin tot einde op een voldoende hoge resolutie in verschillende parameters. Bovendien zal de klimaatsreeks kunnen bevestigen of het inderdaad gevoelig warmer was gedurende deze periode en of er snelle klimaatsveranderingen in zulk een warmer klimaat voorkwamen. Dit moet toelaten een precieser beeld te krijgen van het gedrag van de Groenlandse ijskap in een warmer klimaat. Tevens zullen de gegevens aan het licht brengen of er Dansgaard-Oeschger gebeurtenissen plaatsvonden tijdens de vorige glaciale periode. De bevindingen van de NEEM ijskern zullen ook toelaten om klimaatsvariaties uit het huidige en vorige interglaciaal in verband te brengen met voorspelde scenarios voor de opwarming van de aarde. Een correcte interpretatie van klimaatsreeksen uit ijskernen veronderstelt een gepaste oplossing voor twee fundamentele problemen. Ten eerste is het sleutelprobleem van elke klimaatsreconstructie een accurate datering. Het tweede probleem volgt onmiddellijk uit de dynamica van de ijskap zelf over de gehele periode die afgedekt wordt door de ijskern. Bovenal heeft de oppervlaktehoogte waarop de ijsdeeltjes oorspronkelijk werden afgezet wijzigingen ondergaan als gevolg van veranderingen in de accumulatie, de ijstemperatuur, de ijskapuitbreiding, de horizontale ijsvloei, en mogelijk nog andere factoren (Huybrechts, 2002). Zulke oppervlaktewijzigingen veroorzaken afwijkingen in de temperatuursreeks die uit de ijskern gewonnen wordt. Die afwijkingen zijn niet aan het klimaat gerelateerd en dienen derhalve zo nauwkeurig mogelijk bepaald te worden. Bovendien ligt de NEEM site op de ijsflank langs de as van een zwakhellende rug. Het gevolg daarvan is dat het ijs in de ijskern niet lokaal werd afgezet maar afkomstig is van een plaats stroomopwaarts. Dieper ijs in de kern kwam daarom van een steeds hogere, en dus koudere, plaats op de ijskap. Ook kan men redelijkerwijs veronderstellen dat de Groenlandse ijskap tijdens het Eemiaan een andere geometrie vertoonde dan de huidige. Op basis van momenteel beschikbare modelberekeningen van de Groenlandse ijskap (bv. Cuffey en Marshall, 2000) is het onwaarschijnlijk dat de huidige geometrie en oppervlaktehoogte van toppen en ijsscheidingen bewaard is gebleven tijdens het Eemiaan. Deze beperkingen bemoeilijken de interpretatie van de ijskern. Dit vraagt om ijsdynamische modellering uitgaande van geofysische waarnemingen zowel van de ijskern zelf als van zijn omgeving. 2. Methodologie Onze benadering om de chronologie en de niet klimaatsgebonden temperatuursafwijkingen te bepalen bestaat erin om de geschiedenis van de ijskap en de ijsstroming te reconstrueren over ten minste de gehele tijdsspanne die door de ijskern wordt afgedekt. Deze procedure wordt uitgevoerd over het gehele gebied waar de ijsdeeltjes uit de NEEM ijskern worden verondersteld afgezet geweest te zijn. Wij zullen daarom een hoge-resolutie hogere-orde ijsvloeimodel voor het NEEM gebied nesten in een veelomvattend driedimensionaal thermomechanisch stromingsmodel van de gehele Groenlandse ijskap. Het gereconstrueerde hoge-resolutie driedimensionale snelheidsveld van een voorwaarts experiment met het geneste model zal daarom gebruikt worden in een Lagrangiaans achterwaarts opsporingsalgorithme om de trajectories van de ijsdeeltjes te achterhalen vanaf de plaats en het tijdstip van afzetting. Deze informatie kan onmiddellijk in verband gebracht worden met een hele reeks spatio-temporele parameters die nodig zijn voor een correcte interpretatie van de ijskern. De procedure levert onmiddellijk de diepte-ouderdom verdeling, de oppervlakteomstandigheden tijdens de afzetting van de ijsdeeltjes, alsmede een hele reeks relevante parameters zoals de initiële jaarlijkse laagdikte. De procedure is in staat om volledig rekening te houden met tijdsafhankelijke veranderingen in zulke cruciale parameters als de ijsdikte, richting van de ijsvloei, vloeisnelheid, accumulatie, en basaal smelten. De grootschalige component van het geneste model is een bestaand veelomvattend Groenlands ijsstromingsmodel (Huybrechts en de Wolde, 1999; Huybrechts, 2002). Dit model zal gedraaid worden op een horizontale resolutie van 20 km (mogelijk 10 km) met 30 lagen in de verticale en 9 lagen in de bodem voor de berekening van de warmtegeleiding in de aardkorst. Dit model bevat componenten die de stroming van gegrond ijs en basaal glijden beschrijven volgens de gangbare vereenvoudigingen in de 'shallow-ice' benadering, alsmede de reactie van de vaste aarde en de massabalans op het contactoppervlak tussen ijs en atmosfeer. De belangrijkste inputs van het model zijn het oppervlakteklimaat (massabalans en oppervlaktetemperatuur), de geothermische warmteflux en de zeespiegelstand die de kustlijn en de waterdiepte rond het continent bepaalt. Het smelt- en afstromingsmodel is gebaseerd op de positive-degree-day methode, en houdt rekening met processen die smeltwater vasthouden in de sneeuwlaag en met herbevriezing van smeltwater (Janssens and Huybrechts, 2000; Hanna et al., 2005). In dit project zal het grootschalige model verder verfijnd worden door de laatste gegevens in de datasets te verwerken voor oppervlaktehoogte, ijsdikte, bodemtopografie en neerslag. Gezien het belang van basaal smelten voor het vinden van oud ijs, wat grotendeels afhangt van de geothermische warmteflux, zal getracht worden om verschillende ruimtelijke verdelingen voor deze parameter in de berekeningen te betrekken in plaats van uit te gaan van een constante waarde (Huybrechts, 1996; Shapiro en Ritzwoller, 2004; Greve, 2005). De huidige versie van het grootschalige Groenlandmodel gaat uit van een Euleriaanse beschrijving om een eerste schatting te maken van de ouderdoms- en isotopenverdeling in het ijs (Huybrechts, 1994). Zuivere Lagrangiaanse benaderingen werden ontwikkeld en uitgetest in eerder werk (Rybak en Huybrechts, 2003) maar vertonen gekende gebreken vanwege de spreiding van de tracers in het bijzonder dicht bij de bodem. Binnen dit project zullen we de tracer module verder verbeteren door over te gaan op een semi-Lagrangiaanse benadering (Clarke en Marshall, 2002; Clarke et al., 2005). Het fijnschalige model is gebaseerd op de hogere-orde code van Pattyn (2003). Dit model omvat zowel longitudinale als transversale gradiënten in het krachtenevenwicht. Deze bijkomende termen verbeteren de snelheidsoplossing op ijsscheidingen, in de omgeving van de ijsrand en in gebieden met uitgesproken reliëf of hoge snelheidsgradiënten. Deze termen zijn ook vereist voor een meer realistische oplossing op numerieke roosters met een horizontale resolutie van de orde van de ijsdikte. In dit project zullen we voortbouwen op een verder ontwikkelde versie van deze code op basis van een staggered-grid benadering van het numerieke schema om gekende convergentieproblemen onder bepaalde omstandigheden te omzeilen (Bert De Smedt en Oleg Rybak, persoonlijke mededeling). Het lokale ijsstromingsmodel zal geïmplementeerd worden op een horizontale resolutie van 2 km of minder met 100 lagen in de verticale. In eerste instantie zullen experimenten uitgevoerd worden met een voor de hand liggend koppelingssschema in de neerwaartse richting tussen het grootschalige en fijnschalige model. De uitwisseling van informatie tussen beide modellen zal vooreerst volgens de anomaliemethode plaatsgrijpen (Huybrechts et al., 2007). Niettegenstaande zijn verdere ontwikkelingen gepland met tweezijdige koppelingsschema's waarin de snelheidsoplossing in het lokale hoge-resolutie model kan terugkoppelen op de grootschalige ijsstroming. Naast de chronologie en de niet klimaatsgebonden temperatuursafwijkingen van de NEEM ijskern zal het geneste model ook de gepaste variabelen berekenen om het vervormingsgregime op verschillende diepten en op verschillende plaatsen in de Groenlandse ijskap te karakteriseren. Zoals het geval was in andere studies (Marshall en Cuffey, 2000) zal dit toelaten om de risico's van verstoringen in de ijsstroming en eventuele onderbrekingen in de ijskern beter in te schatten. Vooral in de lagen dicht bij de bodem kunnen zulke verstoringen ontstaan door migratie van de ijsscheiding en de daarbij horende veranderingen van het vloeiregime. De tijdsafhankelijke modellering zal voortdurend worden verfijnd in functie van de beschikbaarheid van nieuwe meetgegevens van de boring zelf en van het omliggende gebied. Fijnschalige radarprofielen zowel vanuit de lucht als van op het ijsoppervlak zijn reeds beschikbaar voor de NEEM site. Deze gegevens zullen verder verwerkt worden om reconstructies van de bodemtopografie en de interne gelaagdheid te verbeteren zowel rond het boorgat als langsheen de vloeilijn tussen NEEM en NGRIP. Het semi-permanente NEEM kamp werd reeds geïnstalleerd gedurende de zomer van 2007. Daarenboven voerde het Alfred-Wegener-Institut für Polar- und Meersforschung (AWI) een oppervlaktetraverse uit tussen NGRIP en NEEM langsheen de ijsscheiding om met Ground Penetrating Radar (GPR) interne reflectors te karteren tot op een diepte van 40 m. Deze zullen dienen om de accumulatie in het gebied beter te evalueren. Het AWI team zette onderweg ook GPS balisen uit om oppervlaktehoogten en stroomsnelheden te meten, en boorde verschillende ondiepe boorkernen tot een diepte van ongeveer 70 m aangevuld met metingen in sneeuwkuilen. Tenslotte zullen we het 3-D thermomechanische stromingsmodel van de Groenlandse ijskap opnieuw laten lopen over de laatste twee glaciale cycli om de evolutie van de gehele ijskap en de implicaties voor het globale zeeniveau terug te evalueren. Deze experimenten zullen gebruik maken van verbeterde klimaatsforceringen van de NEEM ijskern zelf en zullen tevens gebruik kunnen maken van verbeterde schattingen van de geothermische warmteflux en van het verband tussen accumulatie en temperatuursverandering zoals afgeleid uit de veldwaarnemingen. Er kan verwacht worden dat deze experimenten meer klaarheid zullen scheppen in de cruciale vragen over het lot en de stabiliteit van de Groenlandse ijskap gedurende het Eemiaan en tijdens de snelle klimaatsveranderingen gedurende de glaciale perioden. Organisaties: • Geografie
Onderzoekers: • PHILIPPE HUYBRECHTS
Overleving van allogene beta cel enten bij type 1 diabetes patiënten onder tijdelijke immuunsuppressie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Objectieven van verder onderzoek 1. Klinisch relevante verbetering van de metabole controle over meerdere jaren zodat de ontwikkeling van chronische letsels bij non-uremische patiënten wordt afgeremd; 2. Deze doelstelling realiseren met een afweeronderdrukkende behandeling met laag risico op nevenwerkingen. Specifieke doelstellingen in deze projectaanvraag Deel 1: Verder zetten van een prospectief protocol waarin de 5 jaar posttransplant (PT) functie wordt gevolgd bij patiënten die twee keer een intraportale beta cel transplantatie hebben gekregen van minsten 2 miljoen betacellen per kg. Dit protocol werd goedgekeurd door het ethisch comité van de participerende universiteiten en ging van start begin 2006. Het heeft volgende specifieke doelstellingen: 1. Gedurende 5 jaar posttransplantatie de beta cel secretoire capaciteit en insuline gevoeligheid opvolgen en deze parameters vergelijken met deze in gezonde vrijwilligers van een zelfde leeftijd. 2. Boven vermelde parameters correleren met de graad van metabole controle, het voorkomen van (ernstige) hypoglycemie en de progressie van chronische complicaties. 3. De invloed nagaan van progressieve afbouw van tacrolimus tijdens het 3de, 4de en 5de jaar posttransplantatie op de beta cel secretoire capaciteit van de ent, de insuline gevoeligheid, de metabole controle, het voorkomen van (ernstige) hypoglycemie en op veiligheidsparameters. 4. Onderzoeken of veranderingen in de beta cel secretoire capaciteit en/of de tacrolimus spiegels gecorreleerd zijn met veranderingen in eilandjes cel antilichaam titers, lymfocyt subsets en in vitro T-cel reactiviteit tegen auto- en alloantigenen. Deel 2 Vergelijkende studie van de lever en het omentum als implantatie site. Er zijn verschillende redenen om bij de mens een andere implantatie site dan de lever uit te testen: bij knaagdieren met diabetes daalt de lange-termijn functie van intraportale eilandjesisograften (11,12), in de postinjectieperiode wordt een onmiddelijke stollingsreactie op gang gebracht (13) , minstens in de eerste weken zijn de eilandjesenten blootgesteld aan hoge portale spiegels van immunosuppressiva (14). De keuze van het omentum steunt op de mogelijkheid om de implant via laparoscopie op één plaats in te brengen en validatie studies bij ratten. Hetzelfde klinisch protocol zal worden gevolgd voor beide sites, inclusief het gebruik van dezelfde gestandaardiseerde beta cel enten (zie verder). Een interim analyse op jaar 1 wordt uitgevoerd bij 5 patiënten zowel qua entfunctie als qua veiligheid. Indien patiënten na een omentum transplant C-peptide negatief worden binnen de 2 maanden, zal een 2de ent worden geinfundeerd in de lever teneinde hen kansen te geven om een ent functie te verwerven. Dit protocol heeft de volgende specifieke doelstellingen: 1. Op reproduceerbare wijze via laparoscopie een beta cel ent in het omentum inplanten. 2. De patiënten gedurende 12 maanden volgen in termen van beta cel secretoire capaciteit, metabole controle, insuline behoeften, nevenwerkingen en deze gegevens vergelijken met deze van patiënten die een intraportale implantatie krijgen en met deze in gezonde vrijwilligers van een zelfde leeftijd. Organisaties: • Pathologische Biochemie en Fysiologie
Onderzoekers: • BART KEYMEULEN
Therapeutische TriMix-dendritische celvaccinatie bij melanoompatiënten met en zonder eventuele ziekte. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Melanoom is een zware kanker waarvoor veel vraag is naar nieuwe behandelingsopties. Therapeutische vaccinatie tegen melanoomgeassocieerde antigenen hebben een anti-tumor activiteit bij een kleine groep patiënten aangetoond. We wensen een studie bij melanoompatiënten met een hoge risico en een twee-fase studie bij patiënten met een eventuele ziekte uit te voeren. Organisaties: • Fysiologie
Onderzoekers: • Bart NEYNS • KRISTIAAN THIELEMANS
Human ovary preservation expertise (HOPE) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Fundamenteel / klinisch / translationeel onderzoeksproject rond kankeronderzoek Organisaties: • Embryologie en Menselijke Genetica
Onderzoekers: • JOHAN SMITZ
VERLENGING: Centrum voor B-cel therapie in diabetes. Vrije Universiteit Brussel Abstract: - Meting en regeling van de functionele beta cel massa in vitro en in vivo - Ontwikkeling en toepassing van strategieën en beta cel therapeutica voor preventie en behandeling van diabetes Organisaties: • Pathologische Biochemie en Fysiologie • Medische Biochemie
Onderzoekers: • FRANS GORUS • Henry HEIMBERG • DANIEL PIPELEERS
Wetenschappelijke samenwerking met Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten FAGGAFMPS (vervolg van WDGO520) Vrije Universiteit Brussel Abstract: De instelling 'VUB' en het ' Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten, FAGG - AFMPS' hebben voor het project ' Wetenschappelijke samenwerking (vervolg van WDGO520)' een overeenkomst afgesloten die kadert in de dienstverleningsopdracht van de instelling. Hierbij kunnen de onderzoeksresultaten worden overgedragen aan het bedrijf, kan een billijke vergoeding worden afgesproken mbt de valorisatie van het onderzoek of kunnen andere afspraken gemaakt worden aangaande intellectuele eigendom, zoals bepaald in de afgesloten overeenkomst. Organisaties: • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Abstract: Dit project beoogt de introductie van onderwijs over mobiliteit in 7 beroepsscholen in Mozambique. Hiertoe ontwikkelt men een handboek en richtlijnenboek dat aangeeft hoe men mobiliteit kan inwerken in een (bestaand) milieuzorg systeem. Organisaties: • Menselijke Ecologie
Onderzoekers: • David PROOT • LUC HENS
Evaluatie van nieuwe types stationaire fasen voor chirale scheidingen met behulp van capillaire electrochromatografie en capillaire vloeistofchromatografie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het bestaan van chiraliteit heeft gevolgen voor de ontwikkeling van geneesmiddelen omdat beide enantiomeren in het lichaam verschillende farmacodynamische en farmacokinetische eigenschappen kunnen vertonen. Bijgevolg dienen, tijdens de geneesmiddelenontwikkeling, beide enantiomeren gescheiden te worden. Er bestaan reeds verschillende analytische technieken die gebruikt kunnen worden voor de scheiding van deze moleculen namelijk, highperformance liquid chromatography (HPLC), capillaire electroforese (CE), gaschromatografie (GC), super-kritische vloeistofchromatografie (SFC) en capillaire electrochromatografie (CEC). CEC is een hybride techniek van HPLC en CE en bezit hierdoor eigenschappen van beide technieken waaronder chromatografische partitie en electroforetische migratie. Miniaturisatie is de laatste jaren een trend, mede daarom wint CEC aan populariteit. Maar CEC wordt momenteel nog gekenmerkt door een aantal experimentele nadelen, zoals de noodzaak aan frits, gebrek aan stationaire fasen speciaal ontwikkeld voor CEC en het gebrek aan commerciële kolommen. Vaak worden voor de CEC capillairen HPLC polysaccharide stationaire fasen gebruikt. Deze hebben echter niet noodzakelijk de geschikte dimensies en zijn vaak niet echt ontwikkeld om een elektrisch veld over aan te leggen waardoor de performantie van de kolom daalt in functie van de tijd. In deze thesis zal onderzoek gevoerd worden naar de toepasbaarheid van nieuwe types gechloreerde polysaccharide chirale stationaire fasen voor CEC analyses (Sepapak® types). Er zal nagegaan worden of bestaande generische scheidingsstrategieën teopasbaar zijn op deze nieuwe chirale stationaire fasen Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie
Onderzoekers: • Yvan VANDER HEYDEN
Ontwikkelen en fundamentele evaluatie van hoge efficiëntie capillaire vloeistofchromatografie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Hoge performantie vloeistof chromatografie (HPLC) is de meest verspreide scheidingstechniek. De techniek vindt toepassing in bijna elke in elke tak van de industrie en is van cruciaal belang voor chemisch, biologisch en farmaceutisch onderzoek. Het scheidend vermogen van HPLC is slechts een fractie van wat mogelijk is met GC zoals voorgesteld word in Figuur 1 voor een mengsel van polychloorbifenyl (PCB) componenten. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • GERT DESMET
Hoogfrequente EEG-activiteit bij insomnie en de behandeling ervan met neurofeedback. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Insomnie of slapeloosheid wordt sinds de jaren '80 grotendeels vanuit een gedragsmatig perspectief bekeken. Daarbij staan twee vormen van (over)activatie centraal, namelijk somatische arousal, dewelke betrekking heeft op de fysiologische hyperactivatie weerspiegelt in bijv. een verhoogde hartslag en spierspanning, en cognitieve arousal verwijzend naar het overmatig piekeren, voornamelijk bij het inslapen. Recent werd echter aangetoond dat een derde arousal component een belangrijke rol kan spelen bij de specifieke slaapklachten. Het betreft hier de aanwezigheid van corticale arousal tijdens het inslapen, alsook tijdens de rest van de nacht, gemeten door de toegenomen hoogfrequente EEG activiteit (beta en gamma power). Deze vorm van overactivatie is geassocieerd met sensorische en cognitieve processen (informatieverwerking en geheugen) die interfereren met het in- en doorslapen, alsook met de perceptie van de slaapkwaliteit en -kwantiteit. Het doel van dit project is het verder in kaart brengen van deze arousalcomponent, door middel van PSG-, EEG en ERP metingen. Daarenboven willen we nagaan of corticale arousal beïnvloedbaar is via neurofeedback. Organisaties: • Cognitieve en Biologische Psychologie
Onderzoekers: • RAYMOND CLUYDTS
Veranderingsprocessen in gezinnen in een ernstige opvoedingscrisis: dynamieken van verandering achter de uitkomstgegevens van IFPS (Intensice Family Preservation Services) Crisishulp aan Huis in Vlaanderen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Voorliggend onderzoek naar de impact van crisisbegeleiding in gezinnen richt zich op (de verandering in) het perspectief op verder opvoeden en opgroeien in de context van het gezin, vanuit twee perspectieven bij zowel de betrokken ouder als de betrokken jongere, namelijk vanuit de (veranderingen in de) beleving van de aanpak van de problematische opvoedingssituatie doorheen de crisisbegeleiding enerzijds en vanuit het perspectief van de (verandering in de) beleving van de opvoedingssituatie tijdens en na de crisisbegeleiding anderzijds. Uit eerder uitgevoerd onderzoek kennen we de uitkomsten van een crisisbegeleiding in gezinnen waar sprake is van een dreigende uithuisplaatsing van de minderjarige uit het gezin naar professionele residentiele jeugdhulpverlening (Loots, G. et al., 2006; Van Puyenbroeck, H. et al., 2007). Voorliggend kwalitatieve onderzoek gaat nu verder op zoek naar de veranderingsprocessen achter deze uitkomstgegevens door middel van meervoudige kwalitatieve gevalstudies, Fenomenologische analyse van de door middel van semi-gestructureerde interviews en dagboekanalyse verzamelde gegevens gaat na welke thema's, processen en ontwikkelingen relevant zijn voor een effectieve crisisbegeleiding. Organisaties: • Orthopsychologie
Onderzoekers:
• GERRIT LOOTS
Stellaatcellen in de niercortex: karakterisering en embryologische oorsprong. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In cirrose zijn de leverstellaatcellen verantwoordelijk voor de overmatige productie van extracellulaire matrixeiwitten. Stellaatcellen worden ook vermeld in andere organen zoals de pancreas en de nier. In de nier zijn er slechts weinig gegevensover deze cellen bekend. Elke nieraandoening wordt gekenmerkt door een progressieve achteruitgang van de nierfunctie en door een toenemende graad van sclerose, zowel in de glomeruli als in het interstitium. Het doel van dit project is een inzicht te verkrijgen in de karakteristieken van quiescente en geactiveerde nierstellaatcellen, hun distributie in de renale cortex en hun patentiële rol in het ontstaan van tubulo-interstitiële en glomerulaire fibrose bij de rat. Morfologische karakterisatie zoals de opslag van retinylesters, aanwezigheid van intermediaire filament- en andere eiwitten typisch voor (lever)stellaatcellen worden bestudeerd in 2 experimentele modellen van nierziekte bij de rat (het adriamycine model voor glomerulosclerose en het aristolochinezuur model voor tubulo-interstitiële fibrose). Naast de activatie van nierstellaatcellen speelt het EMT (Epithelial to Mesenchymal Transition) proces een belangrijke rol in renale fibrose. EMT is een proces van omgekeerde embryogenese waarbij renale epitheelcellen hun epitheliaal fenotype verliezen en mesenchymale eigenschappen beginnen vertonen. De Distibutie van CRBP-I is hierbij indicatief. (Voor dit project werd al 2 maal een werkingskrediet van EURO10.000/jaar toegekend. Wij vragen nu het derde deel van dit werkingskrediet.) Organisaties: • Anatomie
Onderzoekers: • MARINA PAUWELS • CHRISTIANE VAN DEN BRANDEN • Katrien VAN BENEDEN
Functionale studie van HDAC repressorcomplexen die een rol spelen tijdens fibrose en cirrose van de lever. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Fibrotische aandoeningen worden gekarakteriseerd door littekenvorming ten gevolge van een overmatige productie en afzetting van extracellulaire matrix. De overgang van quiescente naar geactiveerde stellaatcellen is de dominante factor in lverfibrogenese en cirrose. Histon deacetylase inhibitoren (HDAC-Is) kunnen het activeringsproces van stelaatcellen remmen. Het moleculaire mechanisme van deze inhibitie van stellaatcelactivatie door HDAC-Is is slechts gedeeltelijk gekend. Dit project heeft als objectief om stellaatactivatie in vitro en in vivo te remmen door specifiek één of meerdere HDACs of HDAC complexen te inhiberen. We gaan HDAC-complexen indentificeren en karakteriseren die van belang zijn tijdens stellaatcelactivatie in vitro? Hun functie tijdens deze activitie zal onderzocht worden door gebruik te maken van siRNAs (in vitro) en shRNAs (in vivo) gericht tegen individuele HDACs en HDAC-complex componenten. Voor dit laatste zulle, stellaatcelspecfieke lentivirale vectoren ontwikkeld worden die we kunnengebruiken in het CCI4 geïnduceerde leverfibrose model in de muis. Dit zal leiden tot de identificatie van potentiële transcriptiefactorcomplexe, die belangrijk zijn tijdens de lever fibrogenese. Organisaties: • Celbiologie en Histologie
Onderzoekers: • Leonardus VAN GRUNSVEN
Introductie van analytische scheidingstechnieken in de virologie om interacties op moleculair vlak bij picornaviridae op te helderen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Toen de onderzoeksgroep van Dieter Blaas (Wenen, Oostenrijk) in 1999 voor het eerst capillaire electroforesee (CE) gebruikte om viral interacties aan te tonen op moleculair vlak (in zijn geval, rhinovirus), was het op dat ogenblik nagenoeg vijftig jaar geleden dat nieuwe analytische scheidingstechnieken werden geintroduceerd in de virologie. Ook de onderzoeksgroep (MICH) voelde op dat ogenblik de noodzaak aan om nieuwe scheidingstechnieken in te voeren in hun lab, om hun doelstellingen te kunnen bereiken. Teneinde dit probleem op te lossen werd een samenwerking opgezet met de onderzoeksgroep van Prof. Y. Vanderheyden (FABI). Met als uitgangspunt de CE methode van de groep Blaas, worden nu een scheidingsprotocol voor poliovirus en zijn subvirale partikels opgesteld. Een eerste protocol is nu klaar (Oita et al., submitted for publication). Deze scheidingsmethode zal door MICH gebruikt worden om de morfogenese van poliovirus te bestuderen, de interacties van poliovirale partikels en waardcelproteïnen na te gaan. Om beide eerste doel-stellingen tot een goed einde te brengen zal gebruik gemaakt worden van een celvrij RNA translatie/replicatie systeem (kortweg celvrij systeem) voor het poliovirus. Het systeem bestaat uit een niet-geïnfecteerd celextract, aangevuld met zouten, een energie regeererend systeem, aminozuren en nucleotiden, dat geprogrammeerd wordt met poliovirusRNA waarna een volledige replicatiecyclus van poliovirus wordt waargenomen. Dit zal in de onderzoeksgroep MICH gebeuren. Ondertussen zal binnen de onderzoeksgroep FABI enerzijds de gevoeligheid van de CE worden opgedreven door de viruspartikels ofwel extern (na translatie) ofwel intern (tijdens translatie) fluorescent te merken en zal anderzijds gezocht worden naar andere alternatieve scheidingstechnieken die op virussen kunnen toegepast worden. Deze zijn eerder gericht op miniaturisatie (microfluidic chips) en anderzijds op preparatieve methodes (chromatografie). Tenslotte is ook het derde aspect van de onderzoeksdoelstellingen van MICH nu bijzonder actueel geworden. Dit betreft zoals hoger gesteld, de interactie van poliovirus met liganden. Enerzijds werd een project gestart met de onderzoeksgroep van Prof. J. Neyts op het Rega Instituut (KULeuven) waarbij gezocht wordt naar nieuwe antivirale middelen tegen poliovirus. Recentelijk (zie onze publicatielijst) werd nl. vastgesteld dat wanneer men poliomyelitis en het agens poliovirus wil eradiceren, men in de eindfase van deze eradicatie antivirale middelen zal nodig hebben (zie WHO en CD8 rapport). De interactie van deze antivirale middelen met het virus zal met CE onderzocht worden. Anderzijds werd een nieuw project opgestart met Prof. S. Muyldermans (onderzoeksgroep DBIT, VUB) om nanobodies te maken tegen het poliovirus. Deze zullen in de volgende weken ter beschikking komen. CE zal ook in dit onderzoek gebruikt worden om de binding van nanobodies met het virus na te gaan (ratio virus/nanobodies bepalen voor neutralisatie, enz. ). Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie
Onderzoekers: • Yvan VANDER HEYDEN
Nieuw in vitro model voor screening van niet-genotoxische hepato- carcinogenen tijdens vroeg preklinisch geneesmiddelenonderzoek. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Niet-genotoxische carcinogene activiteit in de lever wordt voor kandidaat geneesmiddelen getest op levende proefdieren, namelijk in ratten. Wetenschappelijke en ethische argumenten pleiten voor het ontwikkelen van geschikte in vitro technologie in dit domein. Daarom wordt in het huidige project getracht om een mechanistisch-gebaseerde in vitro alternatieve methode op punt te stellen die gebruik maakt van stabiele primaire hepatocytenculturen. deze worden verkregen vie innovatieve cultuurtechnieken (PCT/EP2004/0012134) waarbij chromatine modificatie door specifieke op hydroxamaat-gebaseerde histon deacetylase inhibitoren centraal staat. Meer bepaald zal worden nagegaan welke merkers belangrijk zijn en het set parameters, zijnde inhibitie van gap junctional intercellulaire communicatie samen met verhoogde DNA replicatie, verminderde apoptose en een downregulatie van transforming growth factor voor beta stimulating clone 22 (TSC-22), typische in vitro eindpunten kunnen voorstellen voor niet-genotoxische levercarcinogenen.
Organisaties: • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • Tamara VANHAECKE
Studie naar oxidatieve stress en excitotoxiciteit in de ziekte van Parkinson: rol van glutamaattransporters als mogelijke aangrijpingspunten voor de heilzame werking van theanine, een component van groene thee. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Binnen dit project zullen we de betrokkenheid van de glutamaattransporters, i.e. de hoge-affiniteit en de vesikulaire glutamaattransporters en de cystine-glutamaat antiporter, in de waargenomen excitotoxiciteit en oxidatieve stress bij de ziekte van Parkinson bestuderen. (1) We zullen de Expressieniveaus en de activiteit van de glumataattransporters bestuderen in de nuclei van de basale ganglia van hemi-Parkinson ratten met een unilaterale 6-hydroxydopamine (6-OHDA) lesie van de 'medial forebrain bundle' (MFB). (2) In transporter deficiënte muizen zal de gevoeligheid voor 6-OHDA nagegaan worden door het kwantificeren van neurodegeneratie en oxidatieve stress na verloop van tijd na inductie van MFB lesies. Dit zal verduidelijken of de waargenomen veranderingen op het nieveau van transporter expressie en/of activiteit de oorzaak of het gevolg zijn van de neurodegeneratie en/of oxidatieve stress. Indien onze data een oorzakelijk verband suggereren, zal de betrokken transporter een interessant aangrijpingspunt kunnen vormen voor de ontwikkeling van nieuwe farmacotherapieën die progressieve neurodegeneratie zouden kunnen voorkomen. (3) We zullen bovendien nagaan of theanine, een component van groene thee en glumataat analoog, neuroprotectief is in ons rat model voor de ziekte van Parkinson. ALs dit inderdaad het geval is, zullen we achterhalen of het werkingsmechanisme van theanine aan de glutamaattransporters kan gelinkt worden. Organisaties: • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • Ann MASSIE • YVETTE MICHOTTE
Herstel van disfunctionele anti-HIV T cellen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een infectie met het humaan immuundeficiëntievirus 1 (HIV-1) wordt gekenmertk door een progressief verlies van de immuunfunctie. Dit is vooral te wijten aan een afname van het aantal CD4 T cellen, de voornaamste doelwitcellen van HIV-1 maar ook door een verlies aan functie van andere immuuncellen. Zo worden HIV specifieke CD8+ T cellen die verantwoordelijk zijn voor het onderdrukken van de virale replicatie en het vertragen van de ziekte minder en minder responsief en verliezen zij de controle over de virale replicatie. De aantasting door HIV-1 van de CD4 helper lymfocyten die nodig zijn voor het behoud van de CTL activiteit is een belangrijke, maar niet de enige, oorzaak van dit progressieve verlies van CTL activiteit door selectief de expressie van MHC klasse I moleculen naar beneden te halen en ontsnappingsmutanten te intriduceren de functionaliteit van CTL te verminderen. In dit project willen wij enerzijds onderzoeken welke mechanismen verantwoordelijk zijn voor de disfunctie van cytotoxische T lymfocyten bij chronische HIV infectie en anderzijds nagaan of er kan worden ingegrepenom de CTL functionaliteit te herstellen. Tenslotte wensen wij na te gaan in hoeverre deze kennis kan worden gebruikt om bestaande therapeutische vaccinatiestrategieën te verbeteren. Organisaties: • Fysiologie
Onderzoekers: • Joeri AERTS
Ontwikkeling van serologische test voor het bepalen van Ureaplasma antillichamen en zijn nut in het selecteren van een groep zwangere vrouwen met verhoogd risico op prematuriteit. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit project is het ontwikkelen van een biologische merker die toelaat om zwangere vrouwen te detecteren met een verhoogde kans op vroeggeboorte. We richten ons op een belangrijke oorzaak van vroeggeboorte: de opstijgende infectie vanuit de lagere genitale tractus. Het onderzoek richt zich naar het micro-organisme dat het vaakst gecorreleerd is met vroeggeboorte: Ureaplasma spp. Gezien een opstijgende infectie met Ureaplasma voor het ogenblik niet kan worden voorspeld en daardoor niet tijdig kan worden behandeld, bestaat de noodzaak om een niet-invasieve merker te ontwikkelen voor deze infectie. In dit project zullen we een serologische test ontwikkelen voor de opsporing van Ureaplasma spp. antilichamen. Deze test zal toegepast worden op serumstalen die momenteel gecollecteerd worden bij niet geselecteerde zwangere vrouwen waarvan de zwangerschapsuitkomst bekend is. indien de aanwezigheid van Ureaplasma antistoffen in hetbegin van de zwangerschap predictief is voor vroeggeboorte, zal de mogelijkheid van een therapeutische interventie worden uitgetest. Organisaties: • Immunologie en Microbiologie
Onderzoekers: • ANNE NAESSENS
Incidentie, infectiebronnen en preventie van enterohemorhagische Escherchia Coli in het Brussels Gewest. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Infectie met enterohemorrhagische Escherichia coli (EHEC) is een belangrijke oorzaak van bloederige diarree en het hemolytisch uremisch syndroom (HUS). Om de reële incidentie van infecties met deze voedselpathogeen in het Brussels Gewest te onderzoeken zullen faecesstalen in Brusselse ziekenhuizen worden verzameld en gescreend voor EHEC. Tevens zullen gevallen van HUS in samenwerking met centra voor kinderdialyse worden geregistreerd en onderzocht voor EHEC met zeer gevoelige technieken. Alle patiënten met een positieve kweek zullen worden opgenomen in een case-control studie. Hiermee zal de invloed van voedingsgewoonten op het voorkomen van EHEC en HUS worden onderzocht en besmettingsbronnen en transmissiewegen zullen worden geïdentificeerd. Bovendien zal getracht worden om stalen van potentiële besmettingsbronnen (voedsel, omgeving, humane contacten) te verzamelen voor analyse. In dit project zullen nieuwe diagnotische methoden (PCR-RFLP, PHIA en real-time PCR) worden geëvalueerd en geoptimaliseerd. Om de verspreiding van EHEC stammen in de maatschappij te monitoren zullen nieuwe techieken voor subtypering (sequentieanalyse, multiplex PCR en MLVA) worden onderzocht en ontwikkeld. Tenslotte zullen aan de hand van de verzamelde informatie in de case-control studie preventieve maatregelen worden voorgesteld, onder andere door het opstellen van een brochure die de bevolking moet sensibiliseren voor het gevaar van infectie met EHEC. Organisaties: • Immunologie en Microbiologie
Onderzoekers: • DENIS PIERARD • Glenn BUVENS
Introductie van analytische scheidingstechnieken in de virologie om interacties op moleculair vlak bij picornaviridae op te helderen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Toen de onderzoeksgroep van Dieter Blaas (Wenen, Oostenrijk) in 1999 voor het eerst capillaire electroforesee (CE) gebruikte om viral interacties aan te tonen op moleculair vlak (in zijn geval, rhinovirus), was het op dat ogenblik nagenoeg vijftig jaar geleden dat nieuwe analytische scheidingstechnieken werden ge^¨introduceerd in de virologie. Ook onze onderzoeksgroep (MICH) voelde op dat ogenblik de noodzaak aan om nieuwe scheidingstechnieken in te voeren in ons lab, om onze doelstellingen te kunnen bereiken. Teneinde dit probleem op te lossen werd een samenwerking opgezet met de onderzoeksgroep van Prof. Y. Vanderheyden (FZBI). Met als uitgangspunt de CE methode van de groep Blaas, worden nu een scheidingsprotocol voor poliovirus en zijn subvirale partikels opgesteld. Een eerste protocol is nu klaar (Oita et al., submitted for publication). deze scheidingsmethode zal door MICH gebruikt worden om de morfogenese van poliovirus te bestuderen, de interacties van poliovirale partikels en waardcelproteïnen na te gaan. Om beide eerste doel-stellingen tot een goed einde te brengen zal gebruik gemaakt worden van een celvrij RNA translatie/replicatie systeem (kortweg celvrij systeem) voor het poliovirus. Het systeem bestaat uit een niet-geïnfecteerd celextract, aangevuld met zouten, een energie regeererend systeem, aminozuren en nucleotiden, dat geprogrammeerd wordt met poliovirusRNA waarna een volledige replicatiecyclus van poliovirus wordt waargenomen. Dit zal in de onderzoeksgroep MICH gebeuren. Ondertussen zal binnen de onderzoeksgroep FABI enerzijds de gevoeligheid van de CE worden opgedreven door de viruspartikels ofwel extern (na translatie) ofwel intern (tijdens translatie) fluarescent te merken en zal anderzijds gezocht worden naar andere alternatieve scheidingstechnieken die op virussen kunnen toegepast worden. Deze zijn eerder gericht op miniaturisatie (microfluidic chips) en anderzijds op preparatieve methodes (chromatografie). Tenslotte is ook het derde aspect van de onderzoeksdoelstellingen van MICH nu bijzonder actueel geworden. Dit betreft zoals hoger gesteld, de interactie van poliovirus met liganden. Enerzijds werd een project gestart met de onderzoeksgroep van Prof. J. Neyts op het Rega Instituut (KULeuven) waarbij gezocht wordt naar nieuwe antivirale middelen tegen poliovirus. Recentelijk (zie onze publicatielijst) werd nl. vastgesteld dat wanneer men poliomyelitis en het agens poliovirus wil eradiceren, men in de eindfase van deze eradicatie antivirale middelen zal nodig hebben (zie WHO en CD8 rapport). De interactie van deze antivirale middelen met het virus zal met CE onderzocht worden. Anderzijds werd een nieuw project opgestart met Prof. S. Muyldermans (onderzoeksgroep DBIT, VUB) om nanobodies te maken tegen het poliovirus. Deze zullen in de volgende weken ter beschikking komen. CE zal ook in dit onderzoek gebruikt worden om de binding van nanobodies met het virus na te gaan (ratio virus/nanobodies bepalen voor neutralisatie, enz. ). Organisaties: • Farmaceutische Biotechnologie en Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • BARTHOLOMEUS ROMBAUT
Filaggrin Mutatie and LEKTI/kallikrein Polymorphism in de Pathogenese van Atopisch Dermatitis. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het mogelijk belang van een primaire barrière-afwijking in de pathogenese van atopische dermatitis (AD) wordt ondersteund door de recente ontdekking van mutaties in het filaggrine gen. zowel de aangetaste als de normale huid in AD vertoont fenotype-afhankelijke afwijkingen in de barrièrepermeabiliteit. Niet enkel barrière-gerelateerde genetische factoren, maar ook ten minste 3 belangrijke omgevingsstressoren (relative vochtigheid, pH en psychologische stress) kunne AD uitlokken of verergeren. Elk van deze stressoren heeft een negatieve invloed op de barrièrepermeabiliteitsfunctie van de huid. Onze hypothese stelt dat afwezigheid van filaggrine in AD aanleiding geeft tot een toename in pH, hetgeen op zich multiple negatieve gevolgen met zich meebrengt. Het belang van dit mechanisme wordt het beste aangetoond in het Netherton syndroom, een recessieve aandoening waarbij mutaties in SPINK5 aanleiding geven tot verlies van de serine protease (SP) inhibitor LEKTI en gepaard gaan met een fenotype-afhankelijke toename in serine protease (SP) aktiviteit. Aanhoudende toename in SP aktiviteit, ten gevolge van een verminderde expressie van LEKTI, kan aanleiding geven tot ernstige, op AD lijkende inflammatie en hoge IgE waarden. Het feit dat de ernst van het fenotype in Ad rechtstreeks evenredig is met de hoeveelheid SP aktivatie, ondersteunt onze hypothese over de pathogenese van AD. Net zoals ook de associatie van AD bij kinderen met single nucleotide polumorfismen van SPINK5 en putative, gain-of-function SNPs van het gen dat codeert voor de buitenste epidermale laag-specifieke SP (Kallikrein 7, KLK7) kunnen bijdragen tot de pathogenese van AD door middel van een aanhoudende toename in SP aktiviteit. Organisaties: • Specialiteiten (KNO, Dermatologie, Oftalmologie, Psychiatrie)
Onderzoekers: • Jean-Pierre HACHEM
Virulentiefactoren van uropathogene Escherichia Coli stammen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Uropathogene Escherichia coli (UPEC) stammen verwekken infecties van de urinewegen. Recent heeft men vastgesteld dat UPEC kunnen binnendringen en intracellulair overleven in de cellen van het blaasepitheel, wat allicht het chronische karakter van de infecties en de moeilijke behandeling verklaart. In dit project wordt de genetische basis van de pathogenese van UPEC bacterien bepaald door random mutagenese met transposons die B-lactamase of alkalisch fosfatase genfusies vormen en daardoor een efficiente identificatie van genen coderend voor geëxporteerde eiwitten mogelijk maken. Daarnaast worden er ook deletiemutaties ingevoerd van kandidaat-genen die geïdentificeerd worden door analyse van de bij de publieke databases beschikbare sequenties van UPEC genomen. Potentiele mutanten in virulentiegenen worden geïdentificeerd door een reeks snelle tests (biofilmvorming, invasie in celculturen van blaasepitheelcellijnen, infectie van de nematode Caenorhabditis elegans, ...). Dit heeft reeds geleid tot de identificatie van een eerste reeks genen die betrokken zijn bij biofilmvorming en bij het doden van Caenorhabditis elegans. De rol van de aldus geïdentificeerde genen bij de in vivo infecties zal bevestigd worden in dierlijke weefselkulturen en in het muismodel voor cystitis. Het project focust op genen die betrokken zijn bij de bacteriele adhesie, wat nauw aansluit bij de expertise die aanwezig is in de groep van Prof. H. De Greve (Vrije Universiteit Brussel, Onderzoeksgroep Ultrastructuur), waarmee voor dit aspect wordt samengewerkt. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • JEAN-PIERRE HERNALSTEENS
Sleutelrol van het foerageergedrag van hommels in de biologische bestrijding van plantpathogenen (Byotritis cinerea). Vrije Universiteit Brussel Abstract: De moderne glastuinbouw gebruikt al verschillende decennia hommels als bestuivers om groenten en fruit te bestuiven zoals aardbei. Het voordeel van natuurlijke bestuiving is een betere vruchtkwaliteit. Omwille van het gebruik van bestuivers, het publieke wantrouwen ten opzichte van de conventionele fungicidenlpesticiden en de ontwikkeling van resistentie, is er vraag naar een duurzame oplossing om veel voorkomende/belangrijke plant pathogenen zoals Botrytis cinerea of grijsrot te bestrijden. Een veel belovend alternatief voor deze problemen zijn de biologische controle agentia (BCAs). Bijvoorbeeld Trichoderma
soorten hebben bewezen B. cinerea infecties efficient te kunnen controleren onder laboratoriumomstandigheden. Echter spuittoepassingen in veldproeven slaagden er niet in B. cinerea onder controle te houden. In dit project zullen we de efficientie onderzoeken waarmee hommels de conidia van T. harzianum en T. polysporum verspreiden in aardbeien om B. cinerea te controleren. Er zal gewerkt worden met de vier belangrijkste hommelsoorten: Bombus terrestris, Bombus ignitus, Bombus canadiensis en Bombus occidentalis. In verschillende fasen zullen we de compatibiliteit nagaan van deze BCAs met hommels, de transportcapaciteit van hommels en de viabiliteit van de conidia in de bloemen. Tot slot zal het biologische systeem getest worden onder praktijkomstandigheden. Dit onderzoeksproject is uniek omdat de bestuivervector technologie een volledig nieuwe uitdaging is voor de implementatie van een geïntegreerd milieuvriendelijk/biologische bestrijdingsstrategie om zo het fungicidengebruik te reduceren. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Guy SMAGGHE
Genetische susceptibiliteit van premature kinderen voor oxidatieve schade. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De geboorte op zich brengt oxidatieve stress met zich mee: pasgeborenen komen van een hypoxische (intra-uterus) in een normoxische, relatief hyperoxische (extra-uterus), omgeving terecht. Efficiente verdedigingsmechanismen, zoals antioxidanten en DNA-repairenzymen, beschennen hun tegen oxidatieve schade. Prematuren daarentegen beschikken door hun vroeggeboorte over lagere concentraties aan antioxidanten en antioxidantenzymen en worden, naast de geboorte zelf, ook met andere situaties van toegenomen oxidatieve stress geconfronteerd, zoals de toediening van extra zuurstof. Het doel van dit project is 1) de efficiëntie van de DNA-repairenzymes betrokken in het herstel van oxidatieve DNA-schade te onderzoeken in prematuren en te vergelijken met deze van volwassenen en voldragen babies; 2) deze prematuren gedurende het eerste jaar na de geboorte op te volgen in nauwe samenwerking met de pediaters om na te gaan hoe hun DNA-herstelsysteem zich verder ontwikkelt. Hiervoor zullen we het DNA-repairfenotype en de genotoxische effecten van H²O² bestuderen, rekening houdend met het genotype voor enkele belangrijke genen uit de enzymatische antioxidant- en DNA-repairsystemen, de leeftijd, en het geboortegewicht. Dit project maakt deel uit van een EU-lntergrated project (FOOD-CT2005-01 6320-2. "NewGeneris") en beoogt aanvullende financiele ondersteuning (matching fund). Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MICHELINE VOLDERS
Rol van aminozuurmetabolisme en peroxisomale enzymes in ziekteresistentie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Deze aanvraag betreft co-financiering bij het Onderzoeksproject FWOAL411 met als onderwerp "Rol van aminozuurmetabolisme en peroxisomale enzymes in ziekteresistentie" Aanwijzingen voor een verband tussen aminozuurmetabolisme en ziekteresistentie werd verkregen in onderzoek naar ziekteresistentie van de tomatenmutant sitiens uitgevoerd aan het Laboratorium voor Fytopathologie (UGent, Prof. M. Höfte) en het Departement Planten Systeem Biologie (VIB-UGent, Dr. F. Van Breusegem). De ABA deficiënte sitiens mutant, die geraakt is in de laatste stap in de ABA-biosyntheseweg, heeft verhoogde resistentie tegen de necrotrofe schimmel Botrytis cinerea en de biotrofe schimmel Oidium neolycopersici. Wild type en sitiens planten werden met elkaar vergeleken 0 en 8 u na bladinfectie met B. cinerea met behulp van de Tom1 tomatenarrays. Hieruit bleken 240 genen significant verschillend geïnduceerd te worden ten gevolge van B. cinerea infectie, waaronder een reeks genen betrokken bij aminozuurmetabolisme. Veel van deze genen worden ook in Arabidopsis thaliana geïnduceerd na infectie met B. cinerea, en sommige genen tevens bij verschillende vormen van abiotische stress. Het doel van dit project is na te gaan of deze genen rechtstreeks betrokken zijn bij afweer tegen biotische en abiotische stressfactoren in Arabidopsis thaliana. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • GEERT ANGENON
Wisselwerkingen tussen RNA-polymerase moleculen, regulatorische processen DNA-topologie bij het tandem paar van promotors van het carbamoylfosfaatsynthetase operon carAB van Escherichia coli. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het carAB operon codeert voor de unieke carbamoylfosfaatsyntase van E. coli. Transcriptie van dit operon gebeurt in functie van de noden aan carbamylfosfaat, een gemeenschappelijke precursor voor de de novo synthese van arginine en pyrimidine-nucleotiden. Met twee promoters en talrijke targets voor DNA-bindende regulators en co-regulators, en de verscheidenheid aan regulatorische mechanismen (arginine,,purine- en pyrimidine-specifieke repressie, UTP-concentratie afhankelijke reïteratieve transchriptie-initiatie (stuttering) en globale stringent control) vormt dit operon een paradigma voor de studie van regulatorische processen; in het bijzonder van de wisselwerkingen ertussen (initiatie heeft automatisch een effect op de topologie van het DNA) beter te begrijpen zullen wij een uitgebreide studie maken van de carP1 en P2 promoteractiviteiten in vivo en in vitro Mutaties zullen aangebracht worden om; (I) de afstand tussen promoters te vergroten of verkleinen, (II) de discriminator box (betrokken in stringent control) uit te schakelen, specifieke targets voor DNA-bindende proteïnen of voor de RNA-polymerase te wijzigen. Wilde type en verscheidene gemuteerde DNA's zullen als template (lineair en supercoiled) gebruikt worden voor in vitro transcriptiestudies in verschillende condities (met en zonder ppGpp, bij verschillende zoutconcentraties, in aanwezigheid van regulatorisceh proteïnen, met en zonder heparine, single round, enz.). Structurele vervormingen (bending, wrapping) van het DNA geïnduceerd door de DNA-bindende proteïnen zullen geanalyseerd worden door middel van AFM (Atomic Force Microscopy). Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • DANIEL CHARLIER
Bestrijden van bederf door beheersing van de specifieke microbiota van verpakte kwaliteitskookham door middel van bioprotectieve culturen, combinaties van alternatieve natuurlijke bewaarmiddelen en een geoptimaliseerde thermische processing.
Vrije Universiteit Brussel Abstract: De hoofddoelstelling van het project is om te komen tot een verbeterde bewaarbaarheid van versneden kwaliteitskookham, verpakt onder gemodificeerde atmosfeer en bewaard in de koelketen, via een betere beheersing van de hammicrobiota. Gebaseerd op de eerder bepaalde aard, oorsprong en populatiedynamica van de bederfmicrobiota en de contaminatiepunten in de productieketen, zal - gebruik makend van simulatiemedia, modelsystemen en pilootschaalproeven- de toepassing van bioprotectieve culturen en natuurlijke bewaarmiddelen onderzocht worden, al dan niet in combinatie. In het bijzonder zal gekeken worden naar de inhibitorische activiteit op Brochothrix thermosphacta. Ook de effecten van de processing, meer bepaald de thermische behandeling (pasteurisatie en postpasteurisatie), op de afdodingskarakteristieken van de bederfmicrobiota zullen bekeken worden. Steeds zal de invloed van de bewaringsstrategie op de aard en populatiedynamica van de bederfmicrobiota gevolgd worden aan de hand van de cultuurafhankelijke (rep-PCR) en -onafhankelijke methoden (PCR-DGGE). Fingerprints van de bederfmicrobiota (genomische fingerprint) en (bederfveroorzakende) metabolieten (chemische fingerprint) zullen opgesteld worden met aandacht voor de variabiliteit in de tijd. Experimenten op pilootschaal zullen worden uitgevoerd om de nieuw ontwikkelde strategieën te valideren. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Luc DE VUYST
Productiekinetiek van geconjugeerde vetzuren door melkzuurbacteriën tijdens in vitro fermentaties. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Recent gaat veel aandacht naar de gezondheidsvoordelen van geconjugeerde vetzuren (CFA), In het bijzonder de geconjugeerde linolzuren (CLA). CLA-isomeren komen van nature vooral voor in weefsels en producten van herkauwers, wat ondermeer te wijten is aan de specifieke biohydrogenatie en enzymactiviteiten van de pensbacterïen( isomerasen). Via een gerichte diervoeding kan het pensmetabolisme gestuurd worden naar een verhoogd CLA-gehalte in de melk. Ook zouden een aantal melkzuur-, bifido- en propionzuurbacteriën over linolzuurisomeraseactiviteit beschikken. Als alternatlef voor de interventies via de diervoeding zou bacteriële vorming van CLA in melk na de winning (via geschikte microbiële isomerase/desaturase-activiteiten) zeer interessant kunnen zijn. Indien deze aanpak succesvol blijkt kan in de toekomst industrieel gebruik van deze bacteriën als starterculturen voor de zuivelindustrie beoogd worden. In dit project zullen daarom een aantal computergecontroleerde in vitro fermentaties uitgevoerd worden met micro-organismen die in staat zijn dergelijke geconjugeerde vetzuren te produceren. De productiekinetiek van de vetzuurgeneratie zal bestudeerd worden in functie van de bacteriële populatiegroei en de omgevingscondities in gecontroleerde fermentaties gebruik makend van geschikte melkzuurbacteriën. Een beter begrip van de productiekinetiek zal toelaten om dergelijke bacteriën in te zetten in industriële fermentatieprocessen in de zuivelsector, wat de bereiding en commercialistie van nieuwe producten met gezondheidsbevorderende eigenschappen zal mogelijk maken. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • FREDERIC LEROY
Structurele biologie van de virulentiefactoren van Helicobacter pylori Vrije Universiteit Brussel Abstract: Helicobacter pylori is een wijdverspreide menselijke pathogeen die de hoofdoorzaak is van chronische gastritis. Deze kiem wordt ook geassocieerd met de ontwikkeling van maagzweren en maagkanker. Hedendaagse medische behandelingen bestaan erin Helicobacter af te doden bij zowel maagzweren als bij maagkanker. Vermits H. pylori de grootste risicofactor is voor maagkanker, werd de uitroeiing van H. pylori vooropgesteld als een mogelijke preventieve strategie met antibiotica om het aantal maagkankers te verlagen. De toenemende antibioticum resistenties bij H. pylori stammen heeft echter ernstige gevolgen voor de huidige en toekomstige op antibioticum-gebaseerde therapieën. Bovendien zullen slechts tussen de 10% à 20% van de Helicobacter infecties resulteren in klinische symptomen en ziekte. Meer en meer gegevens wijzen er verder op dat het ziekteverloop afhangt van de infecterende H. pylori stam waarbij een beperkt aantal specifieke virulentiefactoren een bepalende rol spelen. Het project beoogt een structureel biologische studie van Helicobacter virulentiefactoren om te komen tot de ontwikkeling van nieuwe, tegen virulentiefactoren gerichte antibiotica en als selectie van epitopen in vaccin ontwikkelingsprogramma's. Bacteriële adhesie is een belangrijke factor in Helicobacter virulentie en zijn zeer langdurige infectie. Twee zeer belangrijke Helicobacter - gastheer interacties worden gevormd tussen de bloedgroep antigen-bindend adhesine BabA en de gefucosyleerde Lewis B en ABO bloedgroep antigenen, aanwezig op maagepitheel cellen, en tussen de siaalzuur-bindend adhesine SabA en de sialyl-Lewis x/a antigenen aanwezig op ontstoken maagweefsel, erythrocyten en geïnfiltreerde neutrophilen. Een chemische bibliotheek van pharmaco-achtige componenten zal onderzocht worden voor BabA of SabA adhesie-inhibitoren. De structurele karakterisatie van BabA en SabA in complex met hun overeenkomende suikerreceptoren door X-ray crystallographie zal een verdere doorgedreven optimalisatie toelaten en mogelijks resulteren in receptor-gebaseerde BabA en SabA inhibitoren. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Han Karel REMAUT • JAN STEYAERT • LODE WYNS
Een multidisciplinaire analyse van aan de Ziekte van Alzheimer geassocieerde risicofactoren en de toxiciteit van Aß aggregatie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Aggregatie van het Aß peptide is mede verantwoordelijk voor het ontstaan van de Ziekte van Alzheimer. Recentelijk verschijnt er in toenemende mate bewijs in de literatuur om aan te tonen dat Aß kan voorkomen als kleine, oplosbare oligomeren. Deze oligomeren zijn toxisch voor de hersenen en kunnen verlies van synapsen en neuronale beschadigingen veroorzaken. Het onderzoek naar de generatie en het toxische effect van deze oligomeren wordt vertraagd doordat deze oligomeren zeer snel door reageren: Aß oligomeren zijn aanwezig in een te lage concentratie om gedetailleerde structurele informatie te vergaren die tevens relevant is om het moleculaire mechanisme van de toxiciteit voor de hersenen te begrijpen. Het Switch Laboratorium heeft recentelijk een methode ontwikkeld om in vitro toxische Aß oligomeren te concentreren: de toevoeging van lipiden die in de hersenen voorkomen transformeren inerte, volgroeide amyloïde fibrillen terug naar stabiele toxische oligomeren. Deze oligomeren zijn niet te onderscheiden van de oligomeren die met de ziekte worden geassocieerd. Deze vinding geeft ons de mogelijkheid om
de structuur-activiteit relatie van Aß oligomeer toxiciteit te bepalen. We hebben als doel gesteld te bepalen welke structurele elementen van oligomeren de toxiciteit bepalen door middel van biofysische technieken en biologische experimenten zoals toxiciteits bepalingen in neuronale cel culturen en gedragsstudies in muizen. We zullen gebruik maken van eiwit-modificatie en perturbatie methoden om de vorming en structuur van toxische oligomeren van Aß te bestuderen. Parallel daaraan zullen we factoren bestuderen die van nature in de hersenen voorkomen en die eerder aangetoond zijn het ziekteverloop van Alzheimer's te beïnvloeden. Uiteindelijk zullen we de resultaten van deze karakterisatie gaan gebruiken om te beginnen met de ontwikkeling van een therapeutische strategie voor de Ziekte van Alzheimer. Het laboratorium heeft de beschikbaarheid over een grote hoeveelheid componenten om hiernaar te zoeken. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Neuro-TARGET : integrated platform for target identification, validation and drug discovery with applications for neurodegenerative diseases. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In light of the ever increasing incidence of neurodegenerative diseases, such as Alzheimer's and Parkinson's disease, in our ageing population in the western world, we propose to establish an integrated platform for target identification, validation and drug discovery to foster the development of novel therapeutics for neurodegeneration. Using cutting-edge technologies we will identify new disease-related genes from human biosamples and humanized yeast models. Generic and strategic research tools for identification and validation of novel targets will be developed. Functional genomics will be carried out in different model systems, including yeast, mammalian neuronal cell lines and rodent models to unravel the pathogenic pathways and potential interactions of the corresponding proteins with the objective to validate key molecular events and therapeutic targets. Targets that define the onset of pathology will constitute prime markers for early diagnosis. Both validated targets and new assays will foster a drug discovery platform. Although most of the generated models and tools are generic in nature, in this project we will focus primarily on applications for Parkinson's disease (PD). Our proposal is subdivided in 4 work packages. WP1: Identification of novel genes and targets Novel potential disease targets will be provided to the project from two different sources. First, we will exploit the genetic power of humanized yeast model systems to identify novel genes modulating _-synuclein (_-SYN) toxicity and to elucidate the pathogenic pathways of 2 recently identified familial PD genes, PINK1 and LRRK2. Second, we will identify new genes linked to PD from human biosamples using a dual strategy. We will identify novel chromosomal loci and causal genes for PD using a positional cloning strategy in PD families. In addition we will perform genetic association studies in a large group of PD patients to identify novel genetic risk and protective factors, focusing on variants influencing the expression of known PD genes. WP2 Development of novel generic technologies, assays and disease models Validation of new disease targets and testing of novel therapeutic strategies is highly dependent on the availability of quantitative, reliable and sensitive technologies in cell culture and in animal models. * We will develop quantifiable assays to correlate _-SYN phosphorylation and aggregation with cell death in yeast * We will establish a medium-throughput, multiparametric assay using a high-content analyzer to measure _-SYN aggregation, apoptosis, mitochondrial and proteasomal dysfunction and oxidative stress in neuronal cell lines. * We will perform a kinase substrate search using a novel "chemical genetic" strategy to identify substrates of two PD-linked kinases, PINK1 and LRRK2. * We will generate two in vivo reporter systems to monitor respectively proteasomal function and apoptosis in the rodent brain. * We will combine (lenti)viral vector technology with micro-RNA based technology to generate novel transgenic mouse and rat models. * Novel disease models will be generated for each novel disease-related gene identified in WP1 WP3: Platform for target validation In the newly developed model systems (WP2) we will validate novel targets from WP1 as well as a number of previously identified, non-validated targets. Initial target validation will be performed in yeast and in mammalian cells. For a limited set of genes final validation will be done in rodent brain. WP4: Platform for drug discovery For each validated target an assay based on a screenable phenotype in yeast or in cell culture will be established for drug testing. We will initiate a drug discovery pipeline in newly developed and available model systems in yeast and neuronal cell lines to identify novel hits from the CD3 library. Medicinal chemistry will support hit to lead development. Toxicology and pharmacokinetics studies will further improve the efficacy of the ligands. We will also incorporate in silico-selected ligands in the drug discovery program. The final stage will consist of testing selected novel compounds in the available animal models and in vivo ADMETox studies. In conclusion, the NEURO-TARGET consortium offers an integrated 'start-to-end' approach to identify novel targets and develop novel models and therapeutics to combat Parkinson's Disease and related neurodegenerative disorders. Organisaties: • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • Mustafa VARCIN • YVETTE MICHOTTE • SOPHIE SARRE
Novel macrophage and myeloid dendritic cell markers for in vivo imaging and therapy of inflammatory diseases; inflammation tracking "inflammatrack". Vrije Universiteit Brussel Abstract: Macrofagen en myeloide dendritische cellen spelen een cruciale rol in talrijke ziekten waarin ontstekingreacties, chronisch of acuut van aard, aan de basis liggen van het ziektebeeld. Deze omvatten ondermeer chronische infectieziekten, auto-immune aandoeningen zoals reumatoïde artritis en de ziekte van Crone, en aandoeningen van allergische oorsprong met astma en hooikoorts als meest frequente voorbeelden. In deze aandoeningen voeren de cellen talrijke gespecialiseerde functies uit. Deze functies kunnen sterk verschillen volgens de aard van de aandoening, zijn stadium en anatomische lokatie. De verschillende functionele eigenschappen van de betrokken macrofagen en dendritische cellen uiten zich in de aanmaak van verschillende sets van solubele mediatoren en oppervlaktereceptoren. Het aflezen van deze specifieke sets biedt bijgevolg tal van mogelijkheden voor diagnose en therapie. Partners in dit consortium hebben een kennisplatform ontwikkeld met informatie over moleculaire merkers die in muismodellen voor diverse inflammatoire aandoeningen uitgedrukt worden door myeloide cellen. In dit project zal dit kennisplatform worden gebruikt om geselecteerde macrofaag- en myeloide dendritische celmerkers te evalueren voor het direct doelwitten van inflammatoire myeloide cellen. Meer specifiek:
* In een eerste prioriteit wensen we radioactieve tracers of reportergenen te doelwitten naar macrofagen en dendritische cellen die bepaalde celmerkers uitdrukken, om het gedrag van deze cellen op te volgen en op die manier een beeld te vormen van het verloop van de ontstekingsreactie (diagnostische toepassing). * In een tweede prioriteit zullen celmerkers gevalideerd worden als doelwitten voor het moduleren van de activiteit van de inflammatoire cellen, om zo het verloop van de ontstekingsreactie op een gunstige wijze te beïnvloeden (therapeutische toepassing). Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen • Fysiologie • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • KRISTIAAN THIELEMANS • AXEL BOSSUYT • PATRICK DE BAETSELIER
Research at the interface between human genetics and reproduction. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Vele mitochondriale en nucleaire pathogene gendefecten die mitochondriale aandoeningen veroorzaken zijn reeds gekend. Sinds kort onderzoeken wij de proteïne synthese in mitochondria. Misvormingen van de ontwikkeling van de hersenschors (MCD) vertegenwoordigen een belangrijke oorzaak van ontwikkelingsstoornissen en ernstige epilepsie. Polymicrogyrie is een heterogene aandoening wat betreft genotype en fenotype. Gedurende het eerste deel van het project zal de genetische basis van PMG worden onderzocht. Het tweede deel van de studie heeft als doel de fenotypische karakterisering van MCD te bevorderen om later genetisch onderzoek te vergemakkelijken. Het onderzoek onder Inge Liebaers heeft traditioneel een sterke focus op alle aspecten van reproductieve genetica. Hierbij zijn de genetische oorzaken van mannelijke infertiliteit een eerste onderwerp van interesse. Om de genetische oorzaken van mannelijke infertiliteit te doorgronden zullen genen met een testis specifiek expressie patroon onderzocht worden en zal het hele genoom onderzocht worden op de aan- of afwezigheid van duplicaties en deleties. Behandeling van mannelijke infertiliteit is een logische aanvulling van de vorige topic. Een specifieke subpopulatie van mannelijke infertiele patiënten zijn overlevenden van kinderkanker die agressieve behandelingen ondergingen zoals chemotherapie en radiotherapie en beenmergtransplantatie. Onderzoek naar de genetische en epigenetische aspecten van spermatogoniale stamceltransplantatie (SSC) alsook de cryopreservatie en weefselcultuur zijn absoluut nodig voor een klinische toepassing mogelijk wordt. Een andere route naar mature spermacellen zou de differentiatie van humane embryonale stamcellen (hESC) zijn. Om de pathways die de differentiatie naar SSC controleren te ontrafelen zullen we tevens proberen om SSC te dedifferentieëren naar pluripotente cellen (PC). De veiligheid van medische geassisteerde voortplanting (MGV), en meer in het bijzonder op het niveau van epigenetica en genetische imprinting, is nog een andere sterke band tussen reproductie en genetica. Wij hebben methodes ontwikkeld voor de analyse van DNA methylatie in kleine stalen, typisch één enkel embryo. Hoewel de meerderheid van de kinderen geboren na MGV gezond zijn, werden er de voorbije jaren verschillende meldingen gemaakt van het verband tussen MGV en imprinting afwijkingen. Gegevens die werden verzameld zullen op anonieme wijze gelinkt worden aan onze database met neonatale gegevens uit de follow-up studie van kinderen geboren na IVF of ICSI. Het begrijpen van totipotentie op het cellulaire en moleculaire vlak zal een grote impact hebben op de kennis omtrent preimplantatie ontwikkeling en zou implicaties kunnen hebben voor de huidige manier van werken in het IVF lab. Hoewel preimplantatie genetische diagnose (PGD) sinds het midden van jaren '90 deel uitmaakt van de alledaagse routine in het UZ Brussel, blijven we de gebruikte technologieën verbeteren. De combinatie van verschillende zich ontwikkelende technologieën zullen uitgetest worden en in de kliniek ingevoerd. Terzelfdertijd zal data mining van de laatste 15 jaren van klinische PGDs toelaten om een retrospectieve analyse van de PGD data te maken. Klinisch onderzoek bij de kinderen geboren na verschillende vormen van MGV is lopende sinds het invoeren van IVF in het UZ Brussel (1983). In de toekomst zullen jongens geboren na ICSI onderzocht worden inzake mannelijke infertiliteit eens zij 18 jaar oud zijn en de veiligheid van vele nieuwe technieken (PGD, cyopreservatie, vitrificatie) zal onderzocht worden op het vlak van de gezondheid van de kinderen. Onderzoek op menselijke embryonale stamcellen (hESC) werd opgestart in onze groep in 2002 en heeft reeds geleid tot interessante publicaties. Op dit ogenblik hebben we 26 verschillende cellijnen afgeleid waarvan 16 een monogene aandoening dragen. DE grote waarde van deze cellen voor onderzoek in de fundamentele embryologie of voor de genetische ziekten de zij dragen staat buiten twijfel. Wij willen onze mogelijkheden tot het bekomen van PC uit verschillende bronnen, zoals vb induced pluripotent cells, verder ontwikkelen. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat onze eigen hESC verschillende soorten chromosomale afwijkingen opstapelen die kunnen gaan van de amplificatie van gekende "stemness" genen tot grote deleties en duplicaties. We zullen de oorzaken van de afwijkingen opzoeken door de genexpressie te bestuderen. Differentiatie naar mesodermale en endodermale afgeleiden zal grotendeels worden uitgevoerd in samenwerking met andere groepen. In ons eigen lab willen de hESC differentiëren naar mature longcellen. We zullen differentiatie in normale hESC en hESC die een monogene aandoening dragen, die voornamelijk spier of long treft, vergelijken. Het CRG vitrificatie project zal drie toepassingsgebieden beslagen: embryo's, eicellen en pluripotente cellen Organisaties: • Biologie van de testis • Embryologie en Menselijke Genetica
Onderzoekers: • WILLY LISSENS • ELLEN GOOSSENS • ETIENNE VAN DEN ABBEEL • SARA SENECA • MARTINE DE RYCKE • INGEBORG LIEBAERS • KAREN SERMON • CLAUDIA SPITS • KATRIEN STOUFFS • HERMAN TOURNAYE • MARY-LOUISE BONDUELLE • PAUL DEVROEY
Behandeling van multipel myeloom in de muis door RNA interferentie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit project is het ontwikkelen van specifieke nanobodies die myeloma cellen kunnen targeten. Dit zal in eerste instantie in vitro getest worden, gevolgd door bio-imaging in vivo en ten slotte, wanneer specificteit bewezen, kunnen deze gekoppeld worden aan vb. siRNA. Hiermee zal getracht worden de systemische toxische effecten van bepaalde behandelingen te verminderen. Organisaties: • Hematologie • Toegepaste Biologische Wetenschappen • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • Tony LAHOUTTE • SERGE MUYLDERMANS • Karin VANDERKERKEN • VICKY CAVELIERS • PETER KRONENBERGER • Isabelle VANDE BROEK
Artisanale kwaliteit van gefermenteerde levensmiddelen: mythe, realiteit, percepties en constructies. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project wil nagaan welke rol het concept "artisanaal" sedert zowat een eeuw speelt met betrekking tot productie, distributie en consumptie van gefermenteerde levensmiddelen. Het bevat twee onderzoeksluiken, het historische en het biotechnologische, die volkomen verstrengeld zijn: het project combineert menswetenschappelijke met biotechnologische benaderingen en methoden. De relevantie ervan is inzicht te verwerven in de relaties tussen sociaal-culturele processen en de voedingstechnologie en -industrie. Organisaties: • Sociaal-culturele voedingsstudies • Geschiedenis • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Anneke GEYZEN • PETER SCHOLLIERS • Luc DE VUYST • FREDERIC LEROY
Stakeholdersbevraging : Bevraging van alle relevante stakeholders die centraal peilt naar visie van die stakeholders op de toekomstige plaats en rol van de openbare omroep in de samenleving. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Stakeholdersbevraging : Bevraging van alle relevante stakeholders die centraal peilt naar visie van die stakeholders op de toekomstige plaats en rol van de openbare omroep in de samenleving. Organisaties: • Communicatiewetenschappen
Onderzoekers: • PIETER BALLON • Jo Renate BAUWENS
Een open-label, multicenter fase II uitbreiding van studie 28063 (ATAMS) voor het verkrijgen van de lange-termijn followup van gegevens bij patiënten met relapsing multiple sclerose behandeld met atacicept voor maximaal 5 jaar (ATAMSextensie) Universiteit Hasselt Abstract: Dit project kadert in een dienstverleningsopdracht tussen enerzijds het onderzoeksinstituut BIOMED (UHasselt) en anderzijds Merck Serono. BIOMED levert aan Merck Serono de onderzoeksresultaten naar 'Een open-label, multicenter fase II uitbreiding van studie 28063 (ATAMS) voor het verkrijgen van de lange-termijn follow-up van gegevens bij patiënten met relapsing multiple sclerose behandeld met atacicept voor maximaal 5 jaar (ATAMS-extensie)' onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Robert MEDAER
Inschatting van de binnenmilieublootstelling aan en ontwikkeling van humane biomerkers voor PAK en afgeleiden in Vlaanderen. Universiteit Hasselt Abstract: De globale doelstellingen van deze onderzoeksopdracht zijn het bepalen van de binnenmilieublootstelling van de bevolking aan Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAKs) en afgeleiden in Vlaanderen en de ontwikkeling van geschikte humane blootstelling- en effectmerkers voor de blootstelling aan PAK en afgeleiden. Het uitgangspunt is de eerdere inventarisatiestudie van het buitenmilieu waarin specifieke milieu- en blootstellinggegevens verkregen werden. Dit project heeft als doel om de invloed van het buitenmilieu en de invloed van binnenhuisbronnen op de concentratie aan PAK en afgeleiden in het binnenmilieu te onderzoeken. De meest geschikte humane biomerkers worden bepaald om de gezondheidsimpact van deze blootstellingen in te schatten. Tot slot zal het onderzoek concrete aanbevelingen formuleren ten aanzien van het milieubeleid en andere beleidsentiteiten, evenals valorisatiemogelijkheden en nuttige tips ten aanzien van de bevolking voor te stellen. Uiteindelijk moet dit leiden tot het aanduiden van de meest geschikte methode om op regelmatige basis de blootstelling aan PAK in Vlaanderen te evalueren via een selectie van indicatoren. Zo bekomen we betere informatie over de reële concentraties en trends in blootstelling aan PAK in Vlaanderen in termen van belangrijkheid voor de gezondheid van de mens. Dit project loopt in samenwerking met VITO en PIH. Organisaties: • Milieubiologie • Centrum voor Milieukunde
Onderzoekers: • Tim NAWROT
Veranderende gedrag van gezondheidszorgmedewerkers en het grote publiek naar een meer verantwoord gebruik van anti-microbiële agentia.CHAMP) Universiteit Antwerpen Abstract: Veranderende gedrag van gezondheidszorgmedewerkers en het grote publiek naar een meer verantwoord gebruik van anti-microbiële agentia.CHAMP) Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Samuel Coenen
Diervoeder voor de 21ste eeuw Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Levensmiddelenwetenschappen en Technologie
Onderzoekers: • Mia Eeckhout
Identificatie en karakterisering van kandidaat genen voor de verbeteringvan de abiotische stresstolerantie in planten KU Leuven Abstract: In this research project fundamental knowledge about drought stress response in model organisms including the protective role of trehalose is exploited to improve drought resistance in the economically important banana crop. Recently, a novel bifunctional trehalose biosynthesis gene wasidentified that encodes both enzymatic activities that are required fortrehalose synthesis. Transgenic homozygous Arabidopsis thaliana plants carrying this gene will be tested for drought resistance. Similar expression constructs for banana transformation containing different promoterswill be generated. The banana trehalose biosynthesis genes will be isolated and overexpression vectors carrying the full-length or truncated genes will be back-transformed to increase banana drought resistance. In addition, a screen for enhanced drought tolerance of baker#s yeast using a Selaginella lepidophylla cDNA library identified specific candidate genes for drought resistance engineering. These genes will be introduc Organisaties: • Afd. Molec. Microbiol. & Biotechnologie
Onderzoekers: • Patrick Van Dijck • Suzana Pampurova
Identificatie en karakterisatie van Sul1 en Sul2 in Saccharomyces cerevisiae als eerste sulfaat sensoren in de celbiologie KU Leuven Abstract: De gist Saccharomyces cerevisiae wordt reeds vele jaren door de mensgebruikt voor de productie van brood en alcoholische dranken zoals bieren wijn. Recent wordt het ook gebruikt voor de productie van duurzame energiebronnen zoals bioethanol. Naast zijn economische waarde is S. cerevisiae ook het eenvoudigste eukaryoot organisme en bijgevolg intensief bestudeerd om de basisprincipes van het leven te achterhalen. Vele cellulaire processen uit S. cerevisiae zijn sterk geconserveerd in hogere organismen, wat bij het bestuderen van deze processen een voordeel voor de onderzoekers oplevert, aangezien ze kunnen starten vanuit het eenvoudige gist modelsysteem. In de natuur worden cellen van microorganismenblootgesteld aan fluctuerende omgevingscondities. Door middel van talloze aanpassingsmechanismen die doorheen de jaren zijn geëvalueerd kunnen ze zich aanpassen aan deze condities. Met name micro-organismen, zoals S. cerevisiae, worden continu blootgesteld aan snelle veranderingen inhet mill Organisaties: • Afd. Molec. Microbiol. & Biotechnologie
Onderzoekers: • Patrick Van Dijck • Johan Thevelein • Harish Nag Kankipati
MEOX2/TCF15 heterodimeren programmeren het capillaire endotheel van het hart voor vetzuuropname KU Leuven Abstract: Ons bloedvatstelsel heeft de levensnoodzakelijke taak omzuurstof envoedingsstoffen aan te voeren naar de verschillende organen in onslichaam. De binnenkant van onze bloedvaten is bekleed met een laag cellen, metname de endotheelcellen. Deze cellen hebben een andere vorm, een andere functieen een andere moleculaire samenstelling naargelang het orgaan waarin ze zichbevinden. In dit doctoraatsonderzoekhebben wij de specifieke functionele en moleculaire eigenschappenvan endotheelcellenin kleine bloedvaten van het hart blootgelegd. We hebben twee eiwittengevonden, met name MEOX2 en TCF15, die samen verantwoordelijk zijn voor despecifieke eigenschappen van hart endotheelcellen. Deze cellen zijngespecialiseerd in het transport van vetzuren een belangrijke bron vanenergie voor het voortdurend kloppende hart vanuit het bloed naar dehartspiercellen. Als MEOX2 en TCF15in onvoldoende mate aanwezig zijn in hartendotheelcellen, dan nemende hartspiercellen minder vetzuren op en schakelenover op g Organisaties: • Moleculaire en Vasculaire Biologie
Onderzoekers: • Aernout Luttun • Giulia Coppiello
Neuro-immune interactie in postoperatieve ileus: nieuwe behandelingsdoelwitten KU Leuven Abstract: Postoperative ileus (POI) is de voorbijgaande onderdrukking van de darmbeweeglijkheid na een buikoperatie met als gevolg vertraagde passage vande darminhoud en/of het niet kunnen verdragen van voedselinname en de onbekwaamheid tot ontlasting. De huidige behandeling voor POI richt zich op het verkorten van het ziektebeeld door het aanmoedigen van voedselinname kort na de operatie, door het gebruik van optimale pijnstilling en door de keuze voor laparoscopische i.p.v. gebruikelijke open operaties. Bijkomend worden er prokinetica of geneesmiddelen die de samentrekking van de gladde spiercellen van de darm stimuleren toegediend. Deze behandelingsmethoden zijn echter niet optimaal effectief om POI op te lossen omdat ze niet ingrijpen op het voornaamste onderliggende pathofysiologischemechanisme van POI, nl. ontsteking van de darmspierwand. Gedurende de laatste decennia hebben verschillende onderzoeksgroepen duidelijk aangetoond dat manipulatie van de darm tijdens operatie leidt tot activati Organisaties: • TARGID
Onderzoekers: • Guy Boeckxstaens • Andrea Némethova
Onderzoek naar monogene vormen van doofheid met dense genoomwijde SNP data. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project wordt gezocht naar nieuwe loci voor niet-syndromale erfelijke vormen van gehoorverlies. Een unieke set van 30 zeer informatieve Iraanse families met een hoge graad van bloedverwantschap staat ter beschikking. Na een initiële screening van recurrente mutaties, wordt een genoomwijde zoektocht uitgevoerd met de meest geavanceerde technieken voor genotypering (DNA chips), waarna de ziektelocus wordt toegewezen via koppelingsanalyse.
Organisaties: • Menselijke moleculaire genetica
Onderzoekers: • Erik F P Fransen
Impact van klimaatextremen op plantengemeenschappen. Universiteit Antwerpen Abstract: In een lopend, grotendeels ongefinancieerd experiment rond de impact van klimaatextremen op plantengemeenschappen, ontbreekt een accuraat systeem van geautomatiseerde vochtsensoren om waterrelaties grondig te onderzoeken. Financiering via een KP voor de aankoop van 44 van zulke sensoren + bedrading kan deze belangrijke leemte in het onderzoek opvullen. Organisaties: • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Hans De Boeck
Karakterisering en modulatie van microglia responsen na transplantatie van allogene beenmerg-afgeleide stromale cellen in het centrale zenuwstelsel van immuun-competente muizen. Universiteit Antwerpen Abstract: De korte/lange termijn overleving van allogene beenmerg-afgeleide stromale celtransplanten zal worden bepaald door combinatie van niet-invasieve in vivo imaging technieken, immunohistochemische analyses specifiek voor de verschillende betrokken celtypes en immunologische tests (ELISPOT). De stromale cellen zullen genetisch gemanipuleerd worden ter expressie van neuro-immuun regulerende proteïnen teneinde de microglia responsen te moduleren. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Bart Tambuyzer
Een fMRI onderzoek naar de determinanten van coöperatie in sociale dilemma's. Universiteit Antwerpen Abstract: Deze fMRI studie wil inzicht verwerven in hoe het neuraal substraat van coöperatie bepaald wordt door omgevingsfactoren en persoonlijkheid. We vermoeden dat prosocialen, omwille van een gevoeliger sociaal brein, gemakkelijker beïnvloed zijn door subtiele omgevingscues. Verder onderzoeken we of de beoordeling van een (niet)coöperatieve partner bij prosocialen op emotionele processen steunt, terwijl dit bij proselfs cognitief verwerkt wordt. Organisaties: • Management
Onderzoekers: • Carolyn Declerck
Effecten van neureguline op ventriculaire functie: een in vivo studie. Universiteit Antwerpen Abstract: Neureguline is een cardioprotectieve factor waarvan de werkingsmechanismen in vivo ongekend zijn. Het voorgestelde project onderzoekt de rol van eNOS en cGMP in inotrope en cardioprotectieve effecten van neureguline met invasieve druk- en volumemetingen. We stellen voorop dat neureguline het gehalte aan ventriculaire cGMP opdrijft en dat de protectieve werking van neureguline verschilt naargelang de activeringsgraad van PDE5 (dat cGMP afbreekt). Organisaties: • Menselijke fysiologie en pathofysiologie
Onderzoekers: • Katrien Lemmens
Onderzoek naar de pijn uitlokkende en pijn potentiërende effecten van langdurige blootstelling aan Endothelin-1 (ET-1). Universiteit Antwerpen Abstract: Endothelin-1 wordt steeds meer erkend als een belangrijke molecule in de ontwikkeling en progressie van kanker, maar ook in het tot stand kome van kanker pijn. Voorlopig werd alleen een acute toediening van ET-1 onderzocht. Dit is een opstelling die weinig gelijkenis vertoont met de klinische context. Wij stellen voor om de effecten te onderzoeken van chronische blootstelling aan ET-1 voor wat betreft spontane en uitgelokte pijn. Organisaties: • Translationele Neurowetenschappen (TNW)
Onderzoekers: • Kristof Deseure
De rol van een gewijzigde neuronale plasticiteit in het verlies van geurvermogen onderzocht in het transgeen ratmodel voor de ziekte van huntington gebruik makend van in vivo MRI. Universiteit Antwerpen Abstract: Gebruik makend van in vivo MRI zal de rol van neurogenese in het verlies van reukvermogen bestudeerd worden in een transgeen ratmodel van de ziekte van Huntington. Hiervoor zullen 1) in situ labeling van neuronale stamcellen en 2) Manganese Enhanced MRI gebruikt worden, twee revolutionaire in vivo MRI methodes. Organisaties: • Bio-imaging
Onderzoekers: • Nadja Van Camp
Genomische afwijkingen en biologisch gedrag van tumoren in het hoofdhalsgebied. Universiteit Antwerpen Abstract: Gezien de rol die de Epidermal Growth Factor Receptor (EGFR) speelt in de ontwikkeling van hoofdhalstumoren kunnen EGFR-remmers van belang zijn voor de behandeling van deze tumoren. Voor een doelgerichte en kosteneffectieve toepassing van op EGFR gerichte therapeutica is het van belang te weten wat de frequentie is van EGFR en/of KRAS mutaties en welke de eventuele prognostische en predictieve waarde is van een dergelijke mutatie. Organisaties:
Opsporing van microdeleties en duplicaties bij epilepsiepatïënten aan de hand van SNP arrays. Universiteit Antwerpen Abstract: Copy number variations in het genoom zijn verantwoordelijk voor 10-20% van alle mentale handicaps. Recent is gepostuleerd dat deze cnv's ook verantwoordelijk kunnen zijn voor epilepsie. Daarom willen wij in een pilootproject 30 patiënten met idiopathische epilepsie en mentale retardatie testen aan de hand van Illumina SNP assays op het voorkomen van microdeleties. Organisaties: • Medische Genetica (MEDGEN)
Onderzoekers: • Liesbeth Rooms
Analyse van de link tussen de ziekte van Alzheimer en atherosclerosis in het APP23 x ApoE knockout muismodel. Universiteit Antwerpen Abstract: Het amyloïd precursor proteïne staat centraal in de ziekte van Alzheimer, maar blijkt ook bij atherosclerose een cruciale rol te spelen. De link tussen beide aandoeningen zal bestudeerd worden in een kruisingsmodel van de transgene APP23 amyloidosis Alzheimer muis en het atherosclerose-gevoelige ApoE knockout model op gedragsmatig, biochemisch, morfologische en histopathologisch vlak. Organisaties: • Neurochemie en gedrag
Onderzoekers: • Debby Van Dam
Bepalen van PGRN serum waarden in Belgische frontotemporale dementie patiënten. Universiteit Antwerpen Abstract: Recent toonden we aan dat mutaties in PGRN een significant aandeel van de genetische etiologie van frontotemporale dementie (FTLD) verklaren en verder onderzoek leidde tot de identificatie van serum PGRN als potentiële biomarker voor FTLD met onderliggende PGRN pathologie. In dit project willen we deze initiële bevindingen uitbreiden en versterken door PGRN serum waarden te bepalen via ELISA in een grote groep Belgische FTLD patiënten. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Julie van der Zee
Is auxine betrokken in de groeiremming van Arabidopsis thaliana bladeren in response op droogtestress? Universiteit Antwerpen Abstract: De rol van het groeiregulerende plantenhormoon auxine in de respons op abiotische stress zoals droogte is tot nu toe nauwelijks onderzocht. Op basis van microarraydata hebben we aanwijzingen dat de expressie een 45-tal auxineresponsgenen specifiek is voor delende cellen en sterk wordt beïnvloedt door droogte. In dit project zullen mutanten van deze genen worden geïsoleerd en getest voor hun effect op groei in optimale en droogtecondities. Organisaties: • Moleculaire Plantenfysiologie en Biotechnologie
Onderzoekers: • Gerardus Beemster
Studie naar het mechanisme en de controle van celelongatie in de Arabidopsis wortel. Universiteit Antwerpen Abstract: De grootte en vorm van planten wordt in grote mate bepaald door het expansie-proces dat cellen doormaken na hun ontstaan in meristemen. Uitgaande van verscheidene bestaande micro-array data beoogt het project de studie van verschillende genen met een rol in de elongatie van de Arabidopsis wortel. Een 'reverse genetics' aanpak gekoppeld aan een diepgaande analyse van de genen zal hun rol in het elongatieproces verduidelijken. Organisaties: • Plantengroei en -ontwikkeling
Onderzoekers: • Kris Vissenberg
Vergelijking drie vegetatiekarteringen in De Wieden. Universiteit Antwerpen Abstract: Vergelijking drie vegetatiekarteringen in De Wieden. Organisaties: • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Rudy van Diggelen
LOCOMORPH- Krachtige voortbeweging en bewegingen van robots via morfologie en morfose. Universiteit Antwerpen Abstract: Locomorph stelt zich tot doel om de (voort-)beweging van robots in termen van efficiency en betrouwbaarheid te verbeteren, vooral wanneer ingezet in ongekende omgevingen. Dit project is multidisciplinair en combineert benaderingen uit de biologie, de biomechanics, de neurowetenschappen, de robotica en 'embodied intelligence' om de (voort-)beweging in dieren en robots te bestuderen, zich daarbij toespitsend op concepten zoals morfologie en morfosis. Organisaties: • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Peter Aerts
Sunlight Hoogwaardige lipiden en hernieuwbare energie uit microalgen Universiteit Gent
Abstract: Sunlight heeft tot doel om nieuwe biologische hulpbronnen en technologieën voor de cultuur van microalgen in gesloten fotobioreactoren te creëren en valideren. Het project bouwt voor top de ruime kennis van de levensloop en de moleculaire biologie van diatomeeën en expertise op vlak van productie van microalgen, analyse van lipiden en productie van bio-energie. Parallel wordt een economische analyse uitgevoerd van het toekomstige potentieel van producten en technologieën gebaseerd op kiezelwieren, meer in het bijzonder hun inzetbaarheid in de strijd tegen vervuiling via een geïntegreerde economische levenscyclus. Organisaties: • Directie Onderzoeksaangelegendheden
Onderzoekers: • Willy Verstraete • Dirk Inzé • Wim Vyverman • Johan Albrecht • Koen Sabbe • Greta Van Eetvelde
SBO Sunlight - Lipide-gebaseerde, hoogwaardige producten en hernieuwbare energie uit microalgen Universiteit Gent Abstract: Doelstellingen: (1) ontwikkeling van technieken om lipidenproductie bij diatomeeën in gesloten fotobioreactoren te optimaliseren, (2) metabolic enegineering om de lipidenproductie te verhogen, (3) optimalisatie van extractie- en scheidingstechnieken voor lipiden uit diatomeeën, (4) anaerobe vergisting van algen restbiomassa voor de productie van bio-energie en (5) startegische analyse voor de vermarkting van bio-producten uit microalgen. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Willy Verstraete • Dirk Inzé • Wim Vyverman • Johan Albrecht • Koen Sabbe
HISSTAT ontwikkeling centrale gegevensbank van statistieken uit de 19de en 20ste eeuw beschikbaar op lokaal niveau Universiteit Gent Abstract: Het voorliggende voorstel beoogt de ontwikkeling van een centrale gegevensbank voor historische statistieken in Vlaanderen en België die beschikbaar zijn tot op het niveau van de gemeenten sinds 1795. De databank is bedoeld om het rijke patrimonium van historische tellingen dat Vlaanderen en België rijk is, te beschermen, te exploiteren en toegankelijk te maken voor uiteenlopende toepassingen en voor een breed publiek. De centrale gegevensbank is voorzien van een informatiesysteem dat de bewerking van digitale statistieken en het vervaardigen van historische kaarten mogelijk maakt. Organisaties: • Vakgroep Nieuwste geschiedenis
Onderzoekers: • Eric Vanhaute
European Consortium of Microbial Resources Centres - EMbaRC Universiteit Gent Abstract: EMbaRC beoogt - via netwerking, training en onderzoek - de verbetering, coördinatie en validatie van de werledwijde verdeling van goed gedocumenteeerde, authentieke micro-organismen door 'Microbial Resource Centres' (MRCs) aan onderzoekers uit academische en industriële kringen. EMbaRC beoogt eveneens de ontwikkeling van 'business' modellen om de zelf-duurzaamheid van MRCs te verhogen. Het wordt het Europese knooppunt van het OESO-initiatief 'Global Biological Resource Centre Network' (GBRCN) Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Paul De Vos • Rudi Beyaert
Geïntegreerde magnetische nanodeeltjes gebaseerde beeldvorming van therapeutische cellen: IMAGINE Universiteit Hasselt Abstract: Ziekte begint op biomoleculair en cellulair niveau en op subnanometer lengteschalen. De heilige graal van de geneeskunde is diagnostiek en interventie op die schaal en biocompatibele nanosized deeltjes zijn de geschikte multifunctionele tools om dit doel te bereiken. In vivo diagnostische en therapeutische methoden kunnen sterk profiteren van elke nieuwe ontwikkeling in het nanodeeltjes onderzoek, een voorbeeld hiervan is het opkomende gebied van cel-gebaseerde therapieën, waar onderzoekers cellen gedurende uren en zelfs weken dienen te volgen nadat ze zijn ingevoerd in het lichaam om hun doeltreffendheid te beoordelen. Verschillende experimentele studies hebben de geschiktheid van magnetische nanodeeltjes en Magnetic Resonance Imaging (MRI)bewezen voor het monitoren van in vivo celmigratie . Hierbij worden de cellen meestal geladen met ijzeroxide nanodeeltjes wat een uitgesproken donker contrast genereert(hypointensity in T2 en T2 *- gewogen MR beelden). Vergeleken met microscopische methoden, heeft MRI het voordeel om de temporele evolutie van biologische processen te bestuderen in niet-invasieve individuen. Vergeleken met andere moleculaire beeldvormende methoden (bijv. nucleaire technieken (PET, SPECT), optische beeldvorming (BLI) of ultrasone technieken),heeft MRI het voordeel van een zeer hoge resolutie (zo hoog als 20 isotrope Ým). De huidige commerciële MRI contrast agents, laten echter nogal te wensen over aan sensitiviteit en specificiteit, en ontbreekt de mogelijkheid om beelden te kwantificeren. De gemanipuleerde superparamagnetische nanokristallen hebben daarom het potentieel om de huidige diagnostische technieken drastisch te verbeteren. Organisaties: • Morfologie • Materiaalfysica • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Jan D'HAEN • Ivo LAMBRICHTS
Opmaak en uitvoeren van een draaiboek voor het uitvoeren van een moedermelkcampagne voor de gevalsstudie: ' Gechloreerde verbindingen in landelijke gebieden' in het kader van een geïntegreerd faseplan. Universiteit Hasselt
Abstract: De doelstelling van dit onderzoek is een draaiboek uit te werken om gehalten aan persistente organische polluenten (POPs) op te volgen in landelijke gemeenten in O- en W- Vlaanderen en Vlaams-Brabant. Bedoeling is een overzicht te krijgen van de gehaltes aan POPs in de moedermelk, om: - een 'nulwaarde' of 'nulmeting' te bepalen, om tijdstrends in concentratie na te kunnen gaan in deze regio. - een vergelijking te kunnen maken met eerdere WGO-moedermelkcampagnes (1987-1988, 1992-1993, 2000-2003, 2005-2006) en met andere Belgische en/of Vlaamse studies. Organisaties: • Centrum voor Statistiek • Centrum voor Statistiek
Onderzoekers: • Marc AERTS
Inter-university collaboration for building a Belgian Biobank network. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Geen NL abstract Organisaties: • Pathologische Anatomie • Immunologie en Microbiologie • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • CLAIRE BOURGAIN • JACQUES DE GREVE • Mark DE RIDDER
Uitbouw onderzoek patientveiligheid aan UHasselt: Patient Safety Plan 2.0 Universiteit Hasselt Abstract: Deze financiering behelst (1) een cofinanciering van 50.000 voor de kosten van de doctoraatsbeurs in het deelprogramma 1 Patient Safety Busines case, en (2) een cofinanciering van 50.000 voor de kosten van de doctoraatsbeurs in het deelprogramma 3 Patient Safety Primary Health Care. Organisaties: • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Pieter STINISSEN
Verblijf buitenlands onderzoeker aan de Universiteit Gent, dr. A. Cano, USA Universiteit Gent Abstract: Deze aanvraag betreft een verblijf van een buitenlands onderzoeker, dr. A. Cano (associate professor), een experte op het vlak van onderzoek naar de sociale dimensies van pijn. Haar studiebezoek heeft 2 doelstellingen: 1) het geven van een voordracht over haar onderzoek betreffende communicatiestrategieën binnen koppels waarin 1 partner lijdt aan chronische pijn 2) het uiwerken van een aantal gezamenlijke projecten Organisaties: • Vakgroep Experimenteel-klinische en gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Liesbet Goubert
Former Textile Cities as Comeback Cities - The case of Ghent/Roubaix. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De instelling 'VUB' en het ' Telos' hebben voor het project ' Former Textile Cities as Comeback Cities - The case of Ghent/Roubaix. ' een overeenkomst afgesloten die kadert in de dienstverleningsopdracht van de instelling. Hierbij kunnen de onderzoeksresultaten worden overgedragen aan het bedrijf, kan een billijke vergoeding worden afgesproken mbt de valorisatie van het onderzoek of kunnen andere afspraken gemaakt worden aangaande intellectuele eigendom, zoals bepaald in de afgesloten overeenkomst. Organisaties: • Geografie
Onderzoekers: • ERIC CORIJN
Studiedag betreffende synchrotron- en neutronenstraling dd. 23 april 2009. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Studiedag rond kernenergie, synchrotron- en neutronenstraling op 23 april 2009. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • LODE WYNS
Lupinen: sleutel tot duurzame eiwitproductie Hogeschool Gent Abstract: Door de nood aan eiwitproductie op eigen bedrijf wil dit project een aantal knelpunten rond de teelt van lupinen wegwerken en een breder toepassingsveld aansnijden. Uit het PWO-project BIOT-501 (Optimalisatie van de teelttechniek van het eiwitgewas LUPINEN en inpasbaarheid in de dierlijke en menselijke voeding) is gebleken dat lupinen een interessante nutritionele samenstelling en interessante toepassingsmogelijkheden hebben. Tevens werden een aantal teelttechnische aspecten duidelijk in kaart gebracht. Binnen het teelttechnische luik bleven zeker twee knelpunten die ofwel niet konden opgelost worden binnen de tijdslimiet van drie jaar, ofwel niet kaderden in de doelstellingen van het lopende project. 1.Fytopathologisch luik Lupinen blijken meer gevoelig te zijn voor ziektes dan eerst gedacht werd. Daarom is het noodzakelijk om de ziekteproblematiek duidelijker in kaart te brengen. Dit luik beoogt dan ook een studie van de meest voorkomende ziektes: Colletotrichum spp., Sclerotinia en Pleiochaeta setosa om finaal te komen tot een duurzame, geïntegreerde ziektebeheersing. Dit kan door enerzijds inzicht te verkrijgen in de schimmels en anderzijds door de beheersing van de ziektedruk en/of – aantasting. Inzicht wordt verworven door het uitvoeren van een moleculaire en morfologische identificatie en door onderzoek te verrichten naar de groei en ontwikkeling van de schimmels en naar hun waardplantenspectrum. Beheersing van de ziektedruk wordt bekomen door onderzoek naar resistente lupinelijnen te verrichten, door een moleculaire detectiemethodiek voor Colletotrichum op zaaizaad
op punt te stellen en door na te gaan welke fungiciden werken tegen de verschillende schimmels. 2. Mechanische onkruidbestrijding In het eerste project werd een aanzet gegeven tot het oplossen van het onkruidprobleem op een mechanische manier, maar dit vergt uitgebreider onderzoek. Verschillende systemen en rijafstanden worden onderzocht om te komen tot een beheersingsstrategie die bruikbaar is in de biologische teelt. Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Levensmiddelen- en Agrotechnologie • Vakgroep Plantaardige Productie
Onderzoekers: • Joos Latré • Kris Audenaert • Geert Haesaert • Kevin Dewitte • Thomas Coussens
De rol van MET in neutrofiel rekrutering en cytotoxiciteit KU Leuven Abstract: Ondanks het arsenaal aan therapeutische opties momenteel beschikbaar inoncologie, is hun succes gelimiteerd door abnormale tumorbloedvaten diede geneesmiddelen- en zuurstoftoevoer belemmeren. Daarenboven is de effectiviteit van anti-kanker therapie uitgedaagd door de ernst van zijn nevenwerkingen. Onze meest recente resultaten toenen aan dat gereduceerde activiteit van de zuurstofsensor PHD2 het tumor endotheel normaliseert via een shift naar meer rustende, 'phalanx' endotheliale cellen. Ditlaat de bloedvaten toe hun vorm aan te passen, maar niet hun aantal, enzo dus de perfusie en zuurstoftoevoer te optimaliseren wanneer dit laatste insufficiënt is (Mazzone et al., Cell, 2009). Gebaseerd op deze bevindingen, zullen wij verder de rol van PHD2 als doelwit voor het verbeteren van het antwoord van tumoren op chemo- en radiotherapie onderzoeken. Bovendien, gezien de betrokkenheid van zuurstofsensoren in weefselbescherming tegen oxidatieve stress, zullen we ook het potentieel onderzoeken va Organisaties: • Moleculaire Oncogenese en Angiogenese
Systeemanalyse van een bio-energie plantage: broeikasgasbalans en energie-management. (POPFULL) Universiteit Antwerpen Abstract: Eén van de strategieën voor de mitigatie van de emissies van antropogene broeikasgassen die veel aandacht krijgt in dit post-Kyototijdperk, is de inzet van bio-energie ter vervanging van fossiele brandstoffen. Onder de verschillende alternatieven voor de productie van (hernieuwbare) bio-energie hebben biomassa-culturen -- zoals snelgroeiende houtachtige gewassen onder korte-omloophakhoutregimes (KOH) -waarschijnlijk de meeste potentie, in het bijzonder in de EU. Twee belangrijke vragen moeten eerst worden opgelost vooraleer de efficiëntie van bio-energiebronnen voor koolstofmitigatie met zekerheid kan worden vastgesteld: (i) een volledige levenscyclusanalyse (LCA) van de broeikasgasbalans van KOH; en (ii) een evaluatie van de energie-efficiëntie van de cultuur. De doelstellingen van dit onderzoeksproject zijn: (i) het opmaken van een volledige LCA-balans van de belangrijkste broeikasgassen (CO2, CH4, N2O, H2O en O3) en van de vluchtige organische bestanddelen (VOC's); en (ii) het opstellen van een volledige energie-boekhouding (energiebalans) van een KOH-plantage met snelgroeiende bomen. Het project incorporeert zowel een experimentele benadering op een representatieve terreinsite in België, als een modelmatige aanpak. Voor het experimentele luik van het project wordt een KOH-plantage met populieren (Populus) opgevolgd gedurende de periode van 1+3 jaren, vervolgens geoogst en omgezet in bio-energie via twee alternatieve methodes, nl. een kleinschalige gasificatie en een co-verbranding in een grootschalige elektriciteitscentrale. Voor de metingen van de netto fluxen van alle broeikasgassen en VOC's worden eddy covariantietechnieken gebruikt in combinatie met standaardmethoden voor het schatten van biomassa-pools (incl. de bodem) en fluxen. Voor de opmaak van de energiebalans wordt een levenscyclusanalyse uitgevoerd en wordt de energie-efficiëntie gekwantificeerd over de hele levenscyclus (rotatie) van de KOH-aanplanting tot bij de uiteindelijke productie van energie en warmte. Een belangrijke modelcomponent integreert de verworven inzichten m.b.t. de broeikasgassen en de energiebalans in een conceptueel model. Het procesgebaseerd simulatiemodel laat toe voorspellingen en simulaties te maken van de netto reductie van emissies van broeikasgassen (vermeden emissies van fossiele brandstoffen) van KOH-culturen over verschillende rotatiecycli. Organisaties: • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Reinhart Ceulemans
Opleiding huisartsen in opleiding: criteria voor kwaliteit. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project, dat een onderdeel is van een groter project, werken we aan twee vragen. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de kwaliteit van de opleidingsplaatsen tot medisch specialist in Belgie. Hiertoe wordt een documentanalyse uitgevoerd van de werkzaamheden van de erkenningscommissies in Wallonie en Vlaanderen. Wat is in het kader van de opleiding tot medisch specialist en huisarts bekend over de kwaliteit van de opleidingsplaatsen en de stagebegeleiders. Hiertoe wordt een systematisch literatuuronderzoek uitgevoerd. Organisaties: • Eerstelijns - en interdisciplinaire zorg Antwerpen (ELIZA)
Onderzoekers: • Roy Remmen • Paul Van Royen
SialoTarg: Advanced vaccines and pharmaceuticals targeted to macrophages via sialoadhesin Universiteit Hasselt Abstract: Technologieontwikkeling voor targeting van specifieke immuuncellen. Recent werd een nieuwe receptor geïdentificeerd die exclusief tot expressie komt op specifieke immuuncellen. Omwille van de belangrijke rol van deze immuuncellen in het immuunsysteem, kan gerichte manipulatie van deze cellen via deze receptor veelbelovend zijn voor het sturen van een immuunrespons. Op deze basis wordt een technologie ontwikkeld die ons in staat stelt een immuunrespons uit te lokken, te modificeren of volledig omver te werpen.
Om deze technologie te evalueren voor de behandeling van multiple sclerose (MS), zal de expressie van deze receptor nagegaan worden in klinische stalen van MS-patiënten en controle personen. Verder zal de receptor gemoduleerd worden in een diermodel voor MS om zo een mogelijk gunstig effect op ziekteverloop te bekomen. Dit onderzoek zal uitwijzen of deze technologie kan leiden tot een betere en veiligere behandeling voor MS. Organisaties: • Immunologie - Biochemie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Niels HELLINGS
Onderzoeksovereenkomst tussen Censtat en Vose Software in het kader van de IWT haalbaarheidsstudie O&O " Ontwikkeling van risicobeheersinstrumenten voor de bewaking van opduikende dierenziekten (RISKEMERG)" Universiteit Hasselt Abstract: Dit project heeft als doel de haalbaarheid van de ontwikkeling van stand-alone software tools voor risicobeheer van opduikende dierenziekten te schatten. De haalbaarheid wordt geschat voor twee, onafhankelijk maar complementaire, toepassingen: 1. reductie van het risico voor introductie van opduikende dierenziekten door toepassing van de HACCP prinicpes op bewakingssystemen 2. verbetering van de snelle detectie van opduikende dierenziekten door het gebruik van 'syndrome surveillance' methodologie. Het project zal een gefundeerd studievoorbeeld ontwikkelen om potentiële klanten te overtuigen en om vervolgens de bedrijfsactiviteiten van Vose Software in het gebied van dierengezondheidsrisicoanalyse te doen toenemen. Organisaties: • Centrum voor Statistiek • Centrum voor Statistiek
Onderzoekers: • Marc AERTS • Christel FAES • Herbert THIJS
Ice2sea: estimating the future contribution of continental ice to sea-level rise. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Ice2sea:estimating the future contribution of continental ice to sea-level rise. Organisaties: • Geografie
Onderzoekers: • PHILIPPE HUYBRECHTS
Evaluatie van de overleving en groei van andere MCAs op het lichaam van werksters van de hommel van Bombus terrestris. Zie ook WDV74 Vrije Universiteit Brussel Abstract: In dit project wordt de overleving en groei van andere MCAs op het lichaam van werksters van de hommel van Bombus terrestris onderzocht. Zie ook WDV74 Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Guy SMAGGHE
Restauratie en bescherming van kalksteen d.m.v. microbiologisch geproduceerd calciumcarbonaat Universiteit Gent Abstract: Het uiteindelijke doel van het onderzoeksconsortium is een kant-en-klaar product en methode op de markt te brengen voor de restauratie van kalksteen gebaseerd op de microbiële productie van calciumcarbonaat. Dit project beoogt de vertaling van gunstige resultaten uit laboexperimenten naar praktijktoepassingen. Na afloop van dit project dient de in situ efficiëntie aangetoond zijn alsook het optreden van mogelijke schadeprocessen. Organisaties: • Vakgroep Bouwkundige constructies
Onderzoekers: • Willy Verstraete • Nele De Belie
Giften als voorzitter Vertrouwencentrum Brussel Vrije Universiteit Brussel
Abstract: Giften als voorzitter Vertrouwencentrum Brussel Organisaties: • Immunologie en Microbiologie
Onderzoekers: • BENJAMIN VAN CAMP
Optimalisatie van radiolabelingsstrategieën voor radionuclidebeeldvorming van stamcellen KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Nucleaire Geneesk. & Molec. Beeldvorming
Effect van insuline en voeding op de aangeboren immuunrespons tijdens kritieke ziekte KU Leuven Abstract: Kritieke ziekte is een toestand waarin de patiënt afhankelijk is van farmacologische of mechanische ondersteuning van falende, vitale organen om te kunnen overleven. Dankzij recente ontwikkelingen in de intensieve geneeskunde zijn de meeste patiënten nu in staat om een extreem initieel insult (zoals multipel trauma, uitgebreide brandwonden, majeure chirurgie of ernstige infecties), te overleven. Helaas zal een substantieel deelvan deze patiënten belanden in een toestand van verlengde kritieke ziekte, dewelke gekenmerkt is door ernstige verstoring van homeostase mechanismen.Een brede waaier aan ontregelingen in het immuunsysteem werden beschreven tijdens kritieke ziekte. Traditioneel wordt ons immuunsysteem opgedeeld in aangeboren en verworven componenten. Het aangeboren immuunsysteem omvat de primitieve, aspecifieke, eerstelijns-bescherming tegen invasie door micro-organismen en speelt ook een belangrijke rol in het herstel van weefselschade. Inflammatie is de fundamentele reactie diea Organisaties: • Laboratorium vr Intensieve Geneeskunde
Onderzoekers: • Greta Van den Berghe • Ilse Vanhorebeek • Catherine Ingels
Droogteresponse in Arabidopsis thaliana bladeren. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project beoogt het identificeren en functioneel analyseren van nieuwe genen en regulatorische ketens die een rol spelen in de respons van Arabidopsis thaliana op droogtestress. In samenwerking met het Visie lab zal een geautomatiseerde beeldanalyse worden ontwikkeld waarmee aantal, compositie en grootte van cellen in opgeklaarde bladeren van een 75-tal lijnen kan worden bepaald. De meest belovende lijnen zullen in detail worden gekarakteriseerd. Organisaties: • Moleculaire Plantenfysiologie en Biotechnologie
Onderzoekers: • Gerardus Beemster
Aantrekkelijkheid generieke verpakkingen via Focus Group Discussies (FGD). Universiteit Antwerpen Abstract: Aantrekkelijkheid generieke verpakkingen via Focus Group Discussies (FGD). Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Guido Van Hal
Habitat gebruik, de populatiedynamiek van knaagdieren en mogelijkheden voor de transmissie van zoönosen in agroecosystemen en menselijke nederzettingen in de regio van de Tiger, Noord-Ethiopië. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds VLIR . UA levert aan VLIR de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Herwig Leirs • Luc D'Haese
Euroregional Platform for Advancing Cancer Treatment II. Universiteit Antwerpen Abstract: Euregional PACT II heeft als belangrijk doel een brug te slaan tussen het wetenschappelijk en technologisch onderzoek op Life Science gebied en het regionale bedrijfsleven. De samenwerking beoogt wetenschappelijke en technologische kennis toegankelijker te maken en sneller uit te wisselen met het bedrijfsleven in de Grensregio Vlaanderen-Nederland. Het bedrijfsleven krijgt een transparante blik in de "keuken" van de universiteiten van het consortium waardoor het gemakkelijker wordt om gerichter de weg te vinden in het kennis- en technologie arsenaal dat in de Grensregio aanwezig is en de interactie tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen gestimuleerd wordt. Daarnaast heeft het project als doelstelling het bundelen van de unieke en complementaire kennis en expertise aanwezig in de as Gent-Antwerpen-Leuven-Maastricht-Aken in de vorm van
een virtueel researchlaboratorium (Euregional Pact II) waarmee de ontwikkeling van innovatieve anti-kanker geneesmiddelen mogelijk wordt. Organisaties: • Laboratorium voor celbiologie en histologie
Onderzoekers: • Johannes Bogers
Schrijven en verspreiden van aanbevelingen voor goede praktijkvoering. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project omvat: * mee schrijven aan de aanbeveling Beleid bij grieppandemie; uitgevoerd op basis van de werkwijze beschreven in de bundeling Aanbeveling en de concrete aanwijzigingen van de commissie Aanbevelingen. * mee werken aan de totstandkoming van het scenario voor de organisatie van de eerste lijn in geval van grieppandemie. Organisaties: • Eerstelijns - en interdisciplinaire zorg Antwerpen (ELIZA)
Onderzoekers: • Hilde Philips • Paul Van Royen
Hotspot ecosystem research and man's impact on european seas Universiteit Gent Abstract: Aan de hand van een multidisciplinaire en geintegreerde aanpak wordt inzicht verworven in de verspreiding, diversiteit, ecosysteem processen en connectie van diepzee-ecosystemen aanwezig langs de Europese randen zoals hellingen, canyons, zeebergen, koudwaterkoralen en chemosynthetische ecosystemen. Ook de impact van menselijk activiteiten op de diepzee-ecosystemen van de continentale randen wordt bestudeerd. Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Jean Henriet • Ann Vanreusel
Gradient Project Universiteit Gent Abstract: Het project heeft tot doel de sociale ongelijkheid inzake gezondheid van gezinnen en kinderen te onderzoeken: in welke mate heeft de socio-economische achtergrond van gezinnen een invloed op hun preventief en zorggedrag; welke zijn de protectieve factoren voor de gezondheid van gezinnen en welke beleidsopties zijn het meest effectief om de sociale ongelijkheid inzake gezondheid te verminderen Organisaties: • Vakgroep Maatschappelijke gezondheidkunde
Onderzoekers: • Lea Maes
Manueel versus Cad/Cam vervaardigde frameprothesen Universiteit Gent Abstract: De klassieke frameprothese wordt vervaardigd via diverse werkmodellen en gegoten in CrCo volgens de ?verloren wastechniek?. Dit maakt het proces arbeidsintensief en tijdrovend zodat het uiteindelijk resultaat niet steeds voorspelbaar en zeker niet reproduceerbaar is. Het doel van deze studie is het maximaal automatiseren van het vervaardigingsproces en het implementeren van rapid prototyping technieken in de vervaardiging van de frameporthese, die steeds individueel en op maat van elke patiënt dient vervaardigd te worden. Naast het technisch luik is er een klinisch luik waarbij voor dezelfde patiënt zowel een klassiek vervaardigde als een digitaal vervaardigde frameprothese wordt gemaakt en getest op pasvorm, duurzaamheid, comfort, ?. Organisaties: • Vakgroep Tandheelkunde
Onderzoekers: • Godelieve Van Zeghbroeck
L'évaluation et le suivi de l'état écologique des cours d'eau et des étangs de la Région de Bruxelles-Capitale pour la période 2009-2010, en application de l'Ordonnance Cadre-Eau du 20/10/2006. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dient een analysemethode rond de ecologische kwaliteit van wateren op punt te stellen om te kunnen beantwoorden aan de milieuvereisten van de directieve Cadre EAU Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • LUDWIG TRIEST
Onderzoek van kandidaat-voorspellende biomarkers voor werkzaamheid van sunitinib malate bij patiënten met geavanceerde oesofageale kanker, melanoom en Sarcoom Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onderzoek van kandidaat-voorspellende biomarkers voor werkzaamheid van sunitinib malate bij patiënten met geavanceerde oesofageale kanker, melanoom en Sarcoom - Kankeronderzoek Organisaties: • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • JACQUES DE GREVE
Moleculaire pathogenese en behandeling van MNGIE. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Volgend op de modellen gebouwd van polymere nanodeeltjes met ingekapsuleerde menselijke thymidine waarvoor in in vitro studies blijkt dat de TP-nanoreactors enzymatisch actieve en stabiel in bloed zijn. We blijven farmacokinetische studies voeren.
Karakterisatie van nieuwe biomerkers voor het bepalen van de veiligheid van microbiciden Universiteit Gent Abstract: Vaginale microbiciden worden ontwikkeld ter preventie van HIV. Tot voor kort maakten studies die de veiligheid van microbiciden nagaan gebruik van colposcopie om de mate van epitheliale disruptie in de genitale tractus na te gaan en van vaginale uitstrijkjes om de vaginale microbiota te karakteriseren. Recente studie suggereren dat deze methoden onvoldoende zijn om schade vast te stellen. Deze studie heeft tot doel nieuwe biomerkers te bepalen welke toelaten de veiligheid van vaginale microbiciden vast te stellen. Organisaties: • Vakgroep Uro-gynaecologie
Onderzoekers: • Marleen Temmerman
Regulatie van amyloide precursor proteine verwerking door serotonine signalering KU Leuven Abstract: De ziekte van Alzheimer is momenteel de meest voorkomende neurodegeneratieve ziekte bij oudere mensen en wordt gekenmerkt door een significant verlies van de geheugenfunctie, moeilijkheden bij het uitvoeren van de dagdagelijkse taken en veranderingen in de gemoedstoestand, het gedrag ende persoonlijkheid van de patiënt. Uiteindelijk wordt de patiënt volledig afhankelijk van zijn verzorger wat een enorme sociale en economische last met zich meebrengt. De pathologische kenmerken van de ziekte van Alzheimer zijn neurofibrillaire kluwens die bestaan uit voornamelijk geaggregeerd en gehyperfosforyleerd Tau en amyloide plakken die voornamelijk bestaan uit afzettingen van het Amyloid beta (Abeta) peptide. Abeta wordt gevormd na knippen van het amyloide precursor proteine door beta- en gamma-secretases. Daarnaast kan het amyloide precursor proteine (APP) ook geknipt worden door alfa-secretase. Dezeknipping voorkomt de vorming van het Abeta peptide waardoor er een oplosbaar en gesecreteerd sAPP Organisaties: • Departement Menselijke Erfelijkheid
Onderzoekers: • Bart De Strooper • Ina Tesseur • Anna Pimenova
Beheerstrategie Amerikaanse vogelkers Universiteit Gent Abstract: Wetenschappelijke ondersteuning bij het opstellen van een afwegingskader voor een meer rationeel beheer van Amerikaanse vogelkers in Nederland en omliggende regio's Organisaties: • Vakgroep Bos- en Waterbeheer
Onderzoekers: • Kris Verheyen
Flexibele regressiemodellen voor de analyse van hiërarchische gegevens uit medische studies. KU Leuven Abstract: Het startpunt is de volgende twee onderzoekslijnen van I-BioStat: (1)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; Pseudo-likelihood methodologie voor onvolleidge gegevens (Geert Molenberghs, Michael G. Kenward, Geert Verbeke, Teshome Birhanu). (2)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; Een flexibel modelkader voor hiërarchische gegevens met overdispersie (Geert Molenberghs, Geert Verbeke, Clarice Demétrio, Tony Vangeneugden). Pseudo-likelihood krijgt reeds lang aandacht binnen CenStat (Aerts, Geys, Molenberghs en Ryan 2002; Molenberghs en Verbeke 2005). De methode isniet-likelihood gebaseerd en heeft dus dezelfde problemen als GEE wanneer gegevens onvolledig zijn. In (1) werden zogenaamde inverse probability weighting methoden ontwikkeld, enkelvoudig en dubbel robuust, om hiermee om te gaan. De methode werd reeds beperkt en met succes toegepasaat. In (2) werd een modelmatig kader ontwikkeld voor hiërarchische (bijv. longitudinale) gegevens, met twee types random effecten: (a) normaal verdeelde effecten om re Organisaties: • L-BioStat
NIEUWE INZICHTEN IN GENETICA VAN PROGRESSIE VAN B-CEL LYMFOOM KU Leuven Abstract: Lymfoom bestaat uit een breed scala van neoplasma's met verschillende klinische en histopathologische en moleculaire kenmerken. Recente ontwikkelingen in moleculaire analyse van lymfoom hebben geleid tot een beter begrip van de pathobiology van ziekte en opmerkelijke verbeteringen in het klinische management van een lymfoom. Een van de uitdagingen in een lymfoom onderzoek is identificatie van biomarkers die samenhangen met ziekte progressie, vooral progressie en transformatie van lage rang (gezapige burgerij) leukemias/huid- en lipkanker en (bv. FL, CLL, MZL). In de vroege fase, deze practicus in staat stellen zijn vaak asymptomatische en kenmerkt zich door een langzame evolutie. Tijdens hun klinische cursus, maar ze kunnen ondergaan histologische transformatie naar een hoogwaardige en chemoresistant lymfomen meestal DLBCL. De prognose van patiënten met omgezet gezapige burgerij B-NHL is zeer slecht met een mediane overleving na transformatie van ~1 tot 2 jaar. Tot nu toe is de molecul Organisaties: • Labo Genetica Kwaadaardige Aandoeningen
De Rol van het Fragiele X Mentale Retardatie Protein in Borstkanker: Inzichten In Tumor Verspreiding KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract
Organisaties: • Departement Menselijke Erfelijkheid
Onderzoekers: • Claudia Bagni • Michele Averna
DOPPLER-CIP: Determining Optimal non-invasive Parameters for the Prediction of Left vEntricular morphologic and functional Remodeling in Chronic Ischemic Patients. KU Leuven Abstract: Coronary artery disease (CAD) remains the primary cause of cardiovascular morbidity and mortality in Europe. In current clinical practice, patients with chronic CAD are followed using non-invasive imaging methodologies for possible adverse morphologic remodelling and functional recoveryof the myocardium before the decision for invasive examinations and treatments is taken. Technological developments have brought about several newer imaging methodologies (and associated parameters) that have shown accurate prognostic results under study conditionsin selected patient populations. Each of these methodologies offers intrinsic advantages and disadvantages due to the physiologic processes it tries to assess, due to the technology it requires or due to its availability (often determined by its associated cost). However, to date, nolarge scale studies have made a direct comparison of the different methodologies towards predicting adverse morphologic remodelling or functional recovery of the my Organisaties: • Cardiovasculaire Beeldvorming & Dynamica
Onderzoekers: • Jan D'hooge
RESPONS PREDICTIE BIJ HET HELDERCELLIG NIERCELCARCINOOM BEHANDELD MET DOELGERICHTE THERAPIE TEGEN DE VASCULAR ENDOTHELIAL GROWTH FACTOR PATHWAY KU Leuven Abstract: Tot enkele jaren geleden was het gemetastaseerd heldercellig niercelcarcinoom een erg moeilijk te behandelen ziekte. Sinds 2005 beschikken we echter over een aantal nieuwe geneesmiddelen om deze ziekte te bestrijden. Deze geneesmiddelen trachten de aanmaak van bloedvaten in tumoren tegen te gaan en worden bloedvatremmers genoemd. Opdat een tumor of de uitzaaiingen van een tumor zouden kunnen groeien, zijn er immers nieuwe bloedvaten nodig die zuurstof en energie aan de kankercel kunnen bezorgen. In de jaren zeventig reeds ontstond het idee om tumorgroei te vertragen door nieuwe en bestaande bloedvaten te blokkeren. Het heldercellig niercelcarcinoom is precies een ziekte waar er een belangrijke aangroei is van nieuwe bloedvaten. Mogelijks is het daarom dat bloedvatremmers de meest efficiënte therapie ooit zijn in de behandeling van deze ziekte. Sunitinib, pazopanib, axitinib, sorafenib en bevacizumab worden nu routinematig met succes gebruikt bij de behandeling van het gemetastaseerd he Organisaties: • Laboratorium Experimentele Oncologie
Onderzoekers: • Robert Paridaens • Patrick Schöffski • Benoit Beuselinck
Toedienen van de immunoglobuline-vrije fractie van boviene colostrale wei aan de zogende big: impact op de groeiprestaties, intestinale fysiologie en morfologie. Universiteit Antwerpen Abstract: Het optimaliseren van de groei en de gezondheid van biggen met een groeivertraging is belangrijk vanuit economisch standpunt en overwegingen met betrekking tot het dierenwelzijn. Dit project beoogt te achterhalen welke fracties uit immunoglobuline-vrije boviene colostrale wei een gezondheids- en groeibevorderend effect hebben in zogende biggen door een studie van de sleutelstructuren en ¿functies in de dunne darm in vitro en in vivo op macro- (nutritionele effecten en effecten op groei) en microniveau (relevante morfologische en fysiologische parameters van de darm). Organisaties: • Toegepaste diergeneeskundige morfologie
Vermeden ontbossing als mitigatie van klimaatverandering. Universiteit Antwerpen Abstract: Tropische ontbossing zorgt elk jaar voor ongeveer 20% van de huidige antropogene broeikasgasemissies. Binnen de United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) wordt momenteel onderhandeld over een mechanisme om emissies van ontbossing en bosdegradatie in ontwikkelingslanden (REDD) te reduceren. Het objectief van dit mechanisme is om positieve intensieven te creëren voor ontwikkelingslanden om tropische ontbossing en bosdegradatie te stoppen of te verminderen. Om te verzekeren dat REDD effectief, efficiënt en eerlijk zal zijn voor ontwikkelingslanden, beoogt dit project een kwantitatieve duurzaamheidsanalyse van de landspecifieke gevolgen van verschillende REDD-scenario's. Organisaties: • Milieu Ecologie en Microbiologie (ENdEMIC)
Halosydne: duurzame en kostenefficiënte productie van mariene microalgen voor de aquacultuur Universiteit Gent Abstract: Dit project beoogt wetenschappelijk onderbouwde productie-, verwerkings- en bewaringsprocedures te identificeren om op duurzame en kostenefficiënte wijze microalgen voor de aquacultuur te produceren. Hiertoe voeren we pigmentanalyses uit met behulp van high performance liquid chromatography op verschillende strains die aangeleverd worden door de projectpartner Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Wim Vyverman
De moleculaire pathogenese van Cutis Laxa syndromen
Universiteit Gent Abstract: In dit project zal de moleculaire basis van autosomaal dominante en recessieve vormen van Cutis Laxa grondig bestudeerd worden, teneinde de moleculaire diagnose van deze anndoeningen te optimaliseren en genotype-fenotype correlaties te formuleren. De functionele consequenties van mutaties in elastine en fibuline eiwitten zullen onderzocht worden naar hun effect op TGF-beta signalisatie en door studie van cardiovasculaire en bindweefselafwijkingen in een zebravis model. Organisaties: • Vakgroep Pediatrie en genetica
Onderzoekers: • Anne De Paepe
Ontwikkeling van een toestel dat de kwaliteit van reanimeren via tracheale drukken analyseert en op een gebruiksvriendelijke manier in real-time weergeeft. Universiteit Gent Abstract: Bij patiënten met hartstilstand worden tijdens de reanimatie de tracheale drukken gemeten. Deze drukken worden gegenereerd door de hartmassage en de positieve druk ventilatie. Aan de hand van deze gegevens wordt een toestel ontwikkeld dat real-time feedback geeft over de kwaliteit van reanimeren. Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Koenraad Monsieurs
Digitalisering van historische kernen op basis van het gereduceerd kadaster.(zie ook VLL41) Vrije Universiteit Brussel Abstract: In het kader van de algemene inventarisatieopdracht voor het onroerend erfgoed van het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE), en in functie van de implementatie van het 'Europees verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed' (verder het verdrag van Malta genoemd, Valetta, 1992), diende een gevectoriseerde kaart van 'indicatieve historische kernen' te worden opgemaakt. De basis hiervoor is de gedigitaliseerde versie van het zgn. 'gereduceerd kadaster' (ca. 1850). Deze kaarten dienden binnen het bestek van deze opdracht gegeorefereerd te worden. De kaart dient onder meer een instrument te worden voor het archeologisch erfgoedbeleid en meer bepaald tav. de zgn. preventieve archeologie. Ze moet hierbij richtinggevend zijn voor het bepalen wanneer een ingreep vanaf een bepaalde omvang (in oppervlakte) vooraf moet onderworpen worden aan een archeologisch terreinonderzoek. In functie hiervan, en in het kader van de algemene inventarisatie van het onroerend erfgoed in Vlaanderen, diende deze kaart ook een startpunt te zijn voor het karakteriseren van historisch-urbane landschappen in de zgn. landschapsatlas. Hiervoor is de ontwikkeling een duidelijke methodiek van vectorisering en beschrijving noodzakelijk. De opbouw van deze methodiek is deel van het project. In het project moet er ook een voorstel gedaan worden voor een afbakening van de belangrijkste stedelijke nederzettingskernen, waar archeologische deposities quasi verzekerd zijn. Het project werd besteld door de Stuurgroep van de Centrale Archeologische Inventaris en is een onderdeel van de verdere ontwikkeling van de CAI. Het bestond uit twee fasen. De eerste werd uitgeschreven in 2007 en liep van 1 juli 2007 tot 31 augustus 2008. De tweede vormde de aanvulling en afwerking en liep van 1 mei 2009 tot 31 december 2009. Organisaties: • Wetenschappen van het Systeem Aarde • Kunstwetenschappen en Archeologie
Onderzoekers: • Eline BUYLE • FRANK CANTERS • Dries TYS • Inge VERDURMEN
Systeem-niveau analyse van het humane microbioom in gezondheid en ziekte Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het menselijk lichaam functioneert als een complexe samenwerking tussen humane processen en 'diensten' ons aangeboden door de 1000 triljoen microbiële cellen die we meedragen. De verstoring van deze natuurlijke flora wordt geassocieerd met infectie, auto-immuunziekten en kanker, maar gedetailleerde kennis over onze microbiële component blijft beperkt. Recente technologische doorbraken zoals metagenomics en 'next-generation' sequencing laten toe om de microbiota van het menselijk lichaam op een voorheen ongeziene schaal te bestuderen. Deze innovaties hebben geleid tot de initiatie van het 'International Human Microbiome Project', dat tot doel heeft de totaliteit van mensgeassocieerde micro-organismen genomisch te karakteriseren. Tengevolge van de complexiteit van metagenomische datasets is analyse een belangrijke bottleneck geworden. Hierdoor is een nieuwe dynamische subdiscipline ontstaan binnen de bioinformatica die op termijn zal toelaten om interspecies communicatie, -competitie en collaboratienetwerken op moleculair niveau te ontrafelen. Deze 'eco-systems biology' aanpak zal de klassieke systeembiologie toelaten de grenzen van de cel te doorbreken en te groeien naar de modellering van volledige ecosystemen. Het project combineert grootschalige next-generation sequencing met nieuw te ontwikkelen computationele technieken om het gezonde humane microbioom op systeemniveau in kaart te brengen en de veranderingen bij ziekte te onderzoeken. Jeroen Raes zal het functioneren van de humane microbiële flora nagaan, haar intra- en inter-individuele variatie karakteriseren en onderzoeken welke fenotypische gastheerkenmerken (dieet, geslacht, leeftijd, etc.) haar functionele eigenschappen en samenstelling bepalen. Hij zal zich toeleggen op inflammatoire darmaandoeningen als model voor dysbiose-gerelateerde pathologieen, waarbij hij gastheer genotypering zal combineren met intestinaal metagenomische profiling. Hij zal de rol van onze natuurlijke microbiota in de pathogenese van deze complexe ziekte nagaan aan de hand van het onderzoek van de fylogenetische en functionele (e.g. metabolische) veranderingen van het intestinaal metagenoom in ziekte. De resultaten van deze studie zullen toelaten om nieuwe behandelingsstrategieën te ontwikkelen en nieuwe diagnostische en prognostische tools te ontwerpen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Vrije Universiteit Brussel Abstract: KLIMOS is een interuniversitair en interdisciplinair onderzoeksplatform rond klimaatadaptatie en -mitigatie in ontwikkelingssamenwerking. We gaan na hoe de drie hoofdthema's: Energie, Voedselzekerheid en Bos, op een duurzame manier kunnen worden geïntegreerd. Het uitbouwen van een stevige kennisbasis inzake gevolgen van klimaatverandering voor het Zuiden. De doelstellingen van KLIMOS verspreiden van deze kennis onder DGOS, andere overheden, NGO's en privésector in Noord en Zuid. Binnen het consortium is de VUB verantwoordelijk voor het opstellen en toepassen van een environmental sustainability toolkit. Organisaties: • Menselijke Ecologie • Biologie
Onderzoekers: • David PROOT • Tom WAAS • Jean HUGE • NICO KOEDAM
Gliomarker - CSC Vrije Universiteit Brussel Abstract: De instelling 'VUB' en het ' Foundation Fournier Majoie pour l'Innovation - FFMI' hebben voor het project ' Development of new diagnostic and prognosis tools for human glioblastoma cancer stem cells. ' een overeenkomst afgesloten die kadert in de dienstverleningsopdracht van de instelling. Hierbij kunnen de onderzoeksresultaten worden overgedragen aan het bedrijf, kan een billijke vergoeding worden afgesproken mbt de valorisatie van het onderzoek of kunnen andere afspraken gemaakt worden aangaande intellectuele eigendom, zoals bepaald in de afgesloten overeenkomst. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Luc LEYNS
Offerte methodologische ondersteuning HIS2008 Universiteit Hasselt Abstract: Deze offerte kadert in een dienstverleningsopdracht tussen enerzijds het onderzoeksinstituut CENSTAT (UHasselt) en anderzijds WIV. Het onderzoeksinstituut CENSTAT levert aan WIV de onderzoeksresultaten naar "Offerte methodologische ondersteuning HIS2008" onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Centrum voor Statistiek • Centrum voor Statistiek
Onderzoekers: • Geert MOLENBERGHS
Archeologische evaluatie en waardering van de circulaire structuur van Ver-Assebroek (Brugge): Methodologie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Deze studieopdracht werd uitgevoerd in opdracht van het Agentschap R-O Vlaanderen, afdeling Onroerend Erfgoed. Het kadert in een mogelijke bescherming van een circulair monument gelegen in de Assebroekse Meersen. Een beschermingsprocedure kan slechts opgestart worden wanneer voldoende gegevens voor handen zijn met betrekking tot de aflijning, aard en waardering. Daarom schreef het Agentschap R-O Vlaanderen een studieopdracht uit met de volgende onderdelen: een historische studie, een booronderzoek, een geofysisch onderzoek en het graven van een proefsleuf. Dit onderzoek is uitgevoerd door Ruben Willaert bvba, de Vrije Universiteit Brussel en de Belgisch Geologische Dienst en vond plaats tussen mei 2009 en januari 2010. De circulaire structuur te Ver-Assebroek is het relict van het kasteel van de Heren van Assebroek, een adellijke tak die een hoge maatschappelijke positie bekleedde. De oudste vermeldingen van dit geslacht gaan terug tot de 12de eeuw, maar het is vooral in de 13de eeuw dat ze veel macht en rijkdom vergaren. Een belangrijke inkomstenbron is de veenontginning. Het lijkt dan ook geen toeval dat deze heren hun kasteel aanleggen in een veengebied. Het kasteel behoort tot de groep van de ronde kastelen. Dit kasteeltype is gekend in Nederland maar werd tot nu toe niet aangetroffen in Vlaanderen. In Nederland was het in hoofdzaak de hoge adel die dergelijke kastelen optrok in de periode tussen 1150 en 1350. Ver-Assebroek onderscheidt zich door de aanwezigheid van vier grachten en wallen, wat voor deze groep uitzonderlijk was. Historische en cartografische bronnen tonen aan dat het centrale eiland opgehoogd was, maar dit werd in latere tijden afgegraven. Op het centrale eiland troffen we slecht één uitbraakspoor aan, naast restanten van een beschoeiing. De grachten zijn uitgegraven tot onder het niveau van de kalkgyttja. De opgespitte moeraskalk werd op de plaats van de wallen opgebracht, terwijl ze verder opgehoogd werden met behulp van aangevoerd zand. Aan oostelijke zijde bevindt zich ter hoogte van de eerste wal een mogelijke voorburcht, die wellicht met een brug verbonden was met het centrale eiland. Het kasteel werd vermoedelijk aangelegd in de 13de eeuw en bewoond in de 14de eeuw. Het lijkt verlaten te zijn in de 15de eeuw, waarna de grachten geleidelijk aan verveenden. In de 19de of 20ste eeuw werd het monument genivelleerd en werd het projectgebied heringericht als hooiland. Deze herinrichting bracht grote schade aan de bovengrondse structuren. De grachtvullingen blijken in grote mate intact en zijn onder andere rijk aan fragiele archaeologica zoals metaal, bot en hout. De conservering van de grachtvulling wordt echter in grote mate bedreigd door de verdere oxidatie van het veen. Organisaties: • Kunstwetenschappen en Archeologie
Onderzoekers: • Delfien TERMOTE • Dries TYS
Mitotische functie en regeling van het fosfatase stellage-eiwit Repo-Man KU Leuven Abstract: Omkeerbare eiwitfosforylering is één van de meest voorkomende posttranslationele modificaties in eukaryoten. Het is een proces dat zeer strikt geregeld wordt door eiwitkinasen en fosfatasen. Deze regeling door omkeerbare fosforylering geldt ook voor Histon 3, één van de meest uitgesproken gefosforyleerde eiwitten tijdens mitose. Heel wat eiwitkinasen voor Histon 3 zijn reeds gekend en functioneel gekarakteriseerd, terwijl overde eiwitfosfatasen die H3 defosforyleren nauwelijks iets geweten is. Wij hebben aangetoond dat PP1 het belangrijkste eiwitfosfatase is voorde defosforylering van de mitotische fosfosites van Histon 3 (ph): H3T3ph, H3S10ph, H3T11ph en H3S28ph. Bovendien hebben we Repo-Man geïdentificeerd als Histon H3T3ph targeting subeenheid voor PP1 en aangetoond dat het gevormde complex antagonistisch werkt aan het
eiwitkinase Haspin. Overeenstemmend met deze bevinding toonden we aan dat het Repo-Man/PP1 complex de spreiding van H3T3ph op de chromosoomarmen tegenwer Organisaties: • Labo Biosignalering & Therapeutica
Prenatale Chromosomale Microarray Analyse en Identificatie van Genetische Variaties bij Congenitale Hernia Diafragmatica. KU Leuven Abstract: normal"><w:latentstyles deflockedstate="false" defunhidewhenused="true" defsemihidden="true" defqformat="false" defpriority="99" Prenatale genetische diagnostiek gebeurt traditioneel door middel van karyotypering. Foetale cellen worden verkregen van het amniosvocht of van chorionvlokken via een invasieve staalafname. Deze cellen worden vervolgens opgekweekt en de metafase chromosomen worden gevisualiseerd door kleuring. Karyotypering laat toe om numerieke afwijkingen (b.v. het syndroom van Down of trisomie 21) en structurele afwijkingen met een resolutie van ~10Mb te detecteren. Dit duurt ongeveer 8 à 10 dagen. Chromosomale microarray analyse is een recente techniek die toelaat deleties en duplicaties in het genoom, ook copy number variations (CNVs) genoemd, sneller op te sporen en dit met een veel hogere resolutie in vergelijking met conventionele karyotypering. Hierdoor zijn chromosomale microarrays een heel interessantalternatief. De technologie werd de laatste jaren klinisch in Organisaties: • Departement Menselijke Erfelijkheid
Onderzoekers: • Joris Vermeesch • Koenraad Devriendt • Jan Deprest • Paul Brady
Fusie van resultaten van de atmosferische simulatie met in-situ gegevens. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds VITO. UA levert aan VITO de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Milieu Ecologie en Microbiologie (ENdEMIC)
Onderzoekers: • Roeland Samson • Ujjwal Kumar
De terrestrische koolstofcyclus bij klimaatschommelingen en extremen - een pan-Europese synthese. (CARBO-Extreme) Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds EU. UA levert aan EU de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Ivan Janssens
Inzet visiting postdoc. fellow voor het FWO-project: "Onderzoek naar de rol van selectie geschiedenis op de link tussen ontwikkelingsinstabiliteit en stress en fitness: eilanden als modelsystemen". (Chavali VISHALAKSHI, India) Universiteit Antwerpen Abstract: Met dit project beogen we een bijdrage te leveren tot het ontrafelen van het belang van (recente) selectiedrukken en evolutionaire respons op de mate van OI en de gevoeligheid hiervan als maat voor stress en fitness. Hiervoor bestuderen we enerzijds kenmerken die onder seksuele selectie staan of waarvan de evolutionaire veranderingen relatief oud zijn én kenmerken waarvan de evolutionaire veranderingen veel recenter zijn. Organisaties: • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Stefan Van Dongen
VZV-vaccinatie bij kinderen en volwassenen ouder dan 50: evaluatie van gezondheidstechnologie Universiteit Antwerpen Abstract: Met dit project willen we schatten dmv simulatiemodellen wat de effectiviteit en kosten-effectiviteit is van de verschillende opties van gebruik van varicella-zoster virus vaccins in Belgie,zowel in kinderen als in volwassenen, en rekening houdende met indirecte groepsimmuniteitseffecten die hierbij optreden. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Philippe Beutels
Multigenexpressie signaturen voor accurate risico-indeling van neuroblastoom patienten Universiteit Gent Abstract: Neuroblastoom is een soliede vorm van kanker, vastgesteld bij kinderen onder 15 jaar en is verantwoordelijk voor 15% van de kindersterftes veroorzaakt door kanker. Neuroblastoom wordt gekenmerkt door een opmerkelijke klinische en genetische heterogeniteit. In dit project worden gene-expressie signaturen ontwikkeld voor accurate risico indeling van neuroblastoom patiënten. Dit zal clinici toestaan betere therapieën te selecteren, wat zal leiden tot een grotere effectiviteit van de behandeling en hogere overlevingscijfers. Organisaties: • Vakgroep Pediatrie en genetica
Onderzoekers: • Jo Vandesompele
Het verbeteren van drugs werkzaamheid en beschikbaarheid Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Geneesmiddelenleer
Onderzoekers: • Chris Vervaet
De rol van PHD zuurstofsensoren in angiogenese. KU Leuven Abstract: Kanker is een belangrijke doodsoorzaak wereldwijd. Vergeleken met bloedvaten in gezonde weefsels, zijn bloedvaten in kanker abnormaal gevormd en is perfusie en oxygenatie van het tumorweefsel aangetast. Recent ontdekte het VRC dat gereduceerde hoeveelheden van een zuurstof specifiek molecule, PHD2, een specifiek type van endotheelcellen (cellen die de binnenwand van een bloedvat bekleden) promoot. Deze cellen, 'falanx' cellen genoemd, nemen deel in de normalisatie van de tumor bloedvaten. Ze zorgen voor een gezonder bloedvat met een gelijkvormige, egale endotheelcelbekleding en betere zuurstoftoevoer, wat resulteert in ingekapselde, minder metastaserende tumoren. Vele vragen over dit effect blijven echteronbeantwoord. Zo is het bijvoorbeeld niet geweten of het de PHD2 is dieaangemaakt wordt door de endotheelcellen, de tumorcellen, of andere celtypes in de tumor, of een combinatie van deze bronnen, die de uiteindelijke tumorbloedvat architectuur en tumorprogressie bepalen. Met behulp va Organisaties: • Angiogenese en Neurovasculaire Link
Onderzoekers: • Peter Carmeliet • Anna Kuchnio
Genetische analyse van leeftijdsgebonden slechthorendheid. Universiteit Antwerpen Abstract: Genetische analyse van leeftijdsgebonden slechthorendheid. Organisaties: • Menselijke moleculaire genetica
Onderzoekers: • Guido Van Camp
Pilotstudy naar de beste methode om het fosfaatgehalte in de bovenste bodemlagen in het plangebied waterberging Eelder- en Peizermaden te bepalen. Universiteit Antwerpen Abstract: Opdracht voor de bepaling van de diepte van het fosfaatfront in het plangebied waterberging Roden Nog en Peize ten einde het risico van uitspoeling naar de waterlaag bij inundatie in te kunnen schatten. Organisaties: • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Rudy van Diggelen
Analysis of 125 TAP samples prepared in MALDI plates for measurement by MALDI-TOF. Universiteit Antwerpen Abstract: TAP (tandem affinity purification) technologie laat te om in vivo eiwitinteracties (bvb. in planta) te bestuderen. De plantenextraties worden aangeleverd door VIB (Vlaams Instituut voor Biotechnologie, Gent) in onderaanneming voor een biotechnologisch bedrijf. De eiwitten welke de eiwitcomplexen samenstellen worden geïdentificeerd door massaspectrometrische opnamen met MALDI TOF/TOF (in de kernfaciliteit CeProMa, UA). Organisaties: • Moleculaire Plantenfysiologie en Biotechnologie
Onderzoekers: • Yves Guisez
VIB-Geïntegreerde studies van progranuline en TDP-43 in neurodegeneratieve ziekten. Universiteit Antwerpen Abstract: VIB-Geïntegreerde studies van progranuline en TDP-43 in neurodegeneratieve ziekten. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Marc Cruts • Samir Kumar-Singh
Organisatie van een evenement Vrije Universiteit Brussel Abstract: Pijnstilling is het domein waar we de langste ervaring mee hebben. Mundipharma heeft verschillende producten op de markt gebracht die veranderingen hebben gebracht in de manier waarop pijn behandeld wordt, door verschillende mogelijkheden aan te bieden om aan de nood van de patiënten te beantwoorden. Organisaties: • Immunologie en Microbiologie
Onderzoekers: • Karin VANDERKERKEN
Anthrosols heruitgevonden: Optimalisatie van het C-gehalte in vollegrondteelten en stabilisatie van de mogelijke alternatieven voor turf in substraatteelten KU Leuven Abstract: Dit project pakt twee heel prangende problemen aan in de land- en tuinbouw. In een eerste luik wordt getracht een oplossing te bieden aan de slinkende bodemkoolstofvoorraden. Een tekort aan bodemkoolstof zorgt voor een lage inherente fertiliteit door een gebrek aan nutriëntenbindend vermogen, een beperkte buffercapaciteit en een beperkt waterhoudend vermogen. In de Vlaamse Zandstreek, de Kempen en de Zandleemstreek zit respectievelijk 43%, 30% en 33% van de akkers en 47%, 51% en 32% van het weiland met een
koolstofvoorraad beneden de streefzone. Land- en tuinbouwers worden dagelijks met deze problematiek geconfronteerd, het beïnvloedt rechtstreeks hun plantkwaliteit en als gevolg ook hun winstmarges. De projectpartners willen een toeslagstof ontwikkelen die het C-gehalte in akkers en weilanden uit het doelgebied duurzaam kan verhogen en dat binnen de krijtlijnen van MAP4. Dit betekent een toeslagstof met veel effectieve koolstof en zo weinig mogelijk N-verhoging. He Organisaties: • TC Bioengineering Technologie Geel
Studie naar de initiatie en groei van wortelharen in Arabidopsis thaliana. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project beoogt de rol van genen in de Arabidopsis wortelhaarontwikkeling te bepalen. 151 genen werden geïdentificeerd waarvan een groot deel van hen een functie heeft in het celwandmetabolisme. Het fenotype van knock-out mutanten wordt bepaald, evenals de celwandsamenstelling, het patroon van expressie, het effect van overexpressie op het fenotype en de lokatie van het genprodukt. Interessante lijnen worden gekruist in bekende mutanten of in lijnen met fluorescente merkers. Organisaties: • Plantengroei en -ontwikkeling
Onderzoekers: • Kris Vissenberg
Invloed van geïsoleerde longperfusie met melphalan op het (fosfo)-proteoom. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project bestudeert regulatie, fosforylatie en adductvorming van proteinen in tumoren oiv. Melphalan. LC-MS methodes worden op punt gesteld mbv. een representatieve celcultuur. Een diermodel ondergaat geisoleerde longperfusie met melphalan (geinduceerde tumoren), vooraleer humane tumoren bestudeerd worden. Einddoel is de selectie van kandidaat biomerkers ((fosfo-)protein, melphalan-proteinadduct,...) met prognostische waarde voor de behandeling van longmetastasen door ILuP met melphalan. Organisaties: • Biomolecular & Analytical Mass Spectrometry (BAMS)
Onderzoekers: • Filip Lemiere • Paul Van Schil
Metaboliet profilering en isolatie van actieve componenten van transgene Maesa cellijnen. Universiteit Antwerpen Abstract: Om een verhoogde synthese van medisch interessante saponinen in Maesa te bekomen zullen hybride Maesa/BY2 cellijnen aangemaakt worden. De analyse van deze cellijnen zal gebeuren op UPLC-MS en het metabolietprofiel van verschillende cellijnen zal vergeleken worden via PCA. Op deze manier zullen er op een efficiëntere manier actieve saponinen aangemaakt en geïdentificeerd worden dan met de klassieke farmacognosie. De anti-angiogene activiteit van de componenten zal getest worden. Organisaties: • Farmacognosie, Functionele voeding en Farmaceutische Analyse (NatuRA)
Onderzoekers: • Sandra Apers
"Noisy" elektrische stimulatie van de hersenen, in vitro onderzocht door middel van haar synaptische, neuronale en microcircuit correlaten: een nieuw instrument voor fundamenteel onderzoek en neurologische therapieën. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht toegekend door de Universiteit Antwerpen. De promotor levert de Universiteit Antwerpen de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd door de universiteit. Organisaties: • Theoretische neurobiologie en neuroengineering
Onderzoekers: • Michele Giugliano
Onderzoek naar bacteriële virulentie inhibitoren met predictieve in vitro en in vivo modellen. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project stelt als doel meer inzicht te verwerven in de rol en toepasbaarheid van virulentie inhibitoren bij bacteriële infecties. De volgende objectieven worden vooropgesteld: 1. Ontwikkeling van een in vitro multi-species biofilmmodel (tandplak) met P.gingivalis. 2. Ontwikkeling van in vitro virulentiemodel voor P.gingivalis-gemedieerde collageenafbraak. 3. Ontwikkeling van P.gingivalis proefdiermodel. 4. Evaluatie van virulentie inhibitoren in bacteriële in vitro en in vivo modellen. Organisaties: • Laboratorium voor Microbiologie, Parasitologie en Hygiëne (LMPH)
Onderzoekers: • Paul F R C M Cos
Neuropatie en neuroplasticiteit van het enterische zenuwstelsel als een onderdeel van de ethiopathogenese van necrotizerende enterocolitis in de premature big en de neonatale rat. Universiteit Antwerpen Abstract: Ongeveer 10% van de premature baby's met een laag geboortegewicht ontwikkelen necrotizerende enterocolitis (NEC) waarvan symptomen zoals een verstoorde intestinale motiliteit, barrière en bloedvloei te wijten kunnen zijn aan een neuropathie van het enterische zenuwstelsel (EZS). In het prematuur varken en neonatale rat zal via in vivo en in vitro experimenten de hypothese getoetst worden dat een neuropathie van het EZS een rol speelt in de ethiopathogenese van NEC. Organisaties: • Toegepaste diergeneeskundige morfologie
Onderzoekers:
• Christa Van Ginneken
Verdronken maar niet verlaten. Interacties tussen sociale en ecologische veerkracht van estuariene landschappen na overstromingen. Test-case: de Wase Scheldepolders op de Antwerpse Linkeroever (15e-18e eeuw). Universiteit Antwerpen Abstract: Estuaria zijn zeer dynamische ecosystemen waarvan de sociale en ecologische adaptaties - de veerkracht - na catastrofale overstromingen moeilijk te voorspellen zijn. Met dit onderzoeksproject worden respectievelijk de ontwikkeling van geulsystemen en het menselijk hergebruik van historische overstromingsgebieden in het laatmiddeleeuwse en vroegmoderne Westerscheldegebied als proxys gebruikt om inzicht te krijgen in de wisselwerking tussen ecologische en sociale veerkracht op lange termijn. Organisaties: • Power in History - Centrum voor Politieke Geschiedenis
Onderzoekers: • Stijn Temmerman • Tim Soens
Aanwezigheid, isolatie en kweek van leverprogenitorcellen na leverresectie in een model van voorafbestaande chronische leverschade bij de rat. Universiteit Antwerpen Abstract: De studie onderzoekt welke hepatische progenitor cellen betrokken zijn in leverregeneratie na voorafbeschadigde levers door chemo & non-alcholische steatohepatitis in de muis. De recruitering naar en de eventuele bijdrage van CD133 stamcellen naar de beschadigde lever zal nagekeken worden, en of deze CD133 cellen de leverregeneratie gunstig beïnvloeden. Deze studie zal meer inzicht verschaffen bij leverregeneratie van beschadigde levers bij patienten. Organisaties: • Antwerps chirurgisch training, anatomie en onderzoekscentrum (ASTARC)
Onderzoekers: • Dirk Ysebaert • Kathleen E J De Greef
Functionele implicaties van RAB7-mutaties in de pathogenese van een ulcero-mutilerende neuropathie. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit postdoctoraal onderzoeksproject spitst zich toe op het ontrafelen van de pathogenese van twee ulcero-mutilerende neuropathieën, Charcot-Marie-Tooth 2B en Heriditaire Sensorische Neuropathie type I. Ondanks het feit dat de neuropathieën sterke fenotypische gelijkenissen vertonen, liggen twee verschillende genen aan de basis, met name RAB7 en SPTLC1. Primaire sensorische neuronen, die geïsoleerd worden uit rattenembryo's en viraal getransduceerd met de wild-type of mutant constructen, zullen aangewend worden om het effect van de mutaties op o.a. de endosomale populatie, de vorming van lipid rafts en axonaal transport te bestuderen. Daarnaast zal overgegaan worden tot de aanmaak van een Drosophila model van beide aandoeningen om te onderzoeken hoe de mutaties het perifere zenuwstelsel in vivo aantasten en na te gaan of we de pathomechanismen van beide neuropathieën met elkaar kunnen correleren. Organisaties: • VIB DMG - Perifere Neuropathieën
Onderzoekers: • Katrien Janssens • Vincent Timmerman
Fytotechnisch gebruik van bamboe voor biomassaproductie en bodemsanering. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project stelt zich tot doel, het gebruik van bamboeplanten in biomassaproductie en bodemsanering te evalueren. Planten worden opgekweekt op drie verschillende velden met een verschillende graad van vervuiling ; evaluatie van biomassaproductie en tolerantie tegen de polluent gebeurt via groeianalyse, koolstofassimilatie en chlorofylfluorescentie. Vanuit deze data wordt een bestaand groeimodel (FORUG) geparametriseerd voor bamboe. Organisaties: • Milieu Ecologie en Microbiologie (ENdEMIC)
Onderzoekers: • Geert Potters • Roeland Samson
Intelligente analyse en data-mining van massa-spectrometrische proteoom-gegevens. Universiteit Antwerpen Abstract: Massa spectrometrie (MS) is een krachtige analytische techniek om de structuur van moleculen, zoals eiwitten, op te helderen. Tot op heden blijft een aanzienlijke fractie van de gegevens die daaruit voortkomen oninterpreteerbaar. In dit project worden state-of-the-art data mining technieken toegepast op een zeer grote MS dataset, met de bedoeling nieuwe patronen terug te vinden die kunnen wijzen op onbekende structuurmodificaties. Organisaties: • Ontwikkeling database systemen (ADReM)
Onderzoekers: • Filip Lemiere • Kris Laukens • Bart Goethals
Een 3-D simulatiemodel van bladgroei in Arabidopsis thaliana. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project beoogt een 3-D mathematisch simulatiemodel op te zetten dat interacties op het moleculair, cellulair en orgaanniveau tijdens bladgroei in Arabidopsis thaliana omvat. Gestart wordt van een 2-D model van vasculaire ontwikkeling dat in de vorige groep van de Promotor werd gebouwd. Dit model zal worden uitgebreid naar meerdere cellagen en modules voor celgroei en celdeling. Organisaties: • Moleculaire Plantenfysiologie en Biotechnologie
Onderzoekers: • Jan Broeckhove • Wim Vanroose • Gerardus Beemster
Individuele verschillen in zelfregulerend gedrag: een functionele beeldvorming studie rond de hersenprocessen die doelgerichtheid, persistentie, en adaptief gedrag sturen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project wil via fMRI inzicht verwerven in de oorsprong van individuele verschillen in beheersing en zelfregulatie. We testen de hypothese dat individuele verschillen in activiteit in 3 vooropgestelde hersenregio's samenhangt met dopamine-receptor genpolymorphisme enerzijds, en met stabiele persoonlijkheidseigenschappen die doelgerichtheid, persistentie, en adaptief gedrag typeren anderzijds. Organisaties: • Management
Onderzoekers: • Carolyn Declerck • Paul Parizel • Christophe Boone
Een prospectieve studie naar de invloed van sensorimotorische incongruentie op de transitie van acute naar chronische whiplash-geassocieerde aandoeningen. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit onderzoek willen we nagaan of een aanhoudend conflict tussen motorische activiteit en sensorische feedback aanleiding kan zijn voor sensitisatie van het centrale zenuwstelsel en het ontwikkelen van chronische pijn na een acuut whiplash trauma. De proefpersonen zullen gedurende 6 maanden worden opgevolgd en op 3 verschillende tijdstippen worden getest (0, 2 en 6 maanden na het whiplash trauma). Organisaties: • Translationele Neurowetenschappen (TNW)
Onderzoekers: • Patrick Cras
Impact van een bio-energiecultuur op het milieu: broeikasgasemissies, koolstofsekwestratie in de bodem, en biodiversiteit. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht toegekend door de Universiteit Antwerpen. De promotor levert de Universiteit Antwerpen de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd door de universiteit. Organisaties: • Planten- en vegetatie-ecologie (PLECO)
Onderzoekers: • Reinhart Ceulemans
Optimalisatie van datacollectie-instrumenten. Universiteit Antwerpen Abstract: Optimalisatie van datacollectie-instrumenten. Organisaties: • Antwerps chirurgisch training, anatomie en onderzoekscentrum (ASTARC)
Onderzoekers: • Leo Bossaert
Engineered Nanoparticle Impact on Aquatic Environments: Structure, Activity and Toxicology (ENNSATOX). Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds EU. UA levert aan EU de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Ronny Blust
Doelstellingen en indicatoren betreffende de ontwikkeling van praktijklijnen en multidisciplinaire zorgtrajecten voor de eerste lijn. Universiteit Antwerpen Abstract: Het (te ontwikkelen) Zorgpad Palliatieve Patiënt wordt een instrument voor het leveren van goede zorg. Het is een zorgdossier, een checklist en een evaluatie/toetsingsmiddel. Het dient een hulpmiddel te zijn dat de kwaliteit van zorg, de communicatie met de patiënt en diens naasten én de samenwerking tussen de zorgverleners zal helpen waarborgen. Daarnaast hechten wij veel waarde aan de praktische toepasbaarheid ervan: het moet handig en eenvoudig zijn en in geheel Vlaanderen toepasbaar. Organisaties: • Eerstelijns - en interdisciplinaire zorg Antwerpen (ELIZA)
Onderzoekers: • Roy Remmen • Paul Van Royen
Mee schrijven aan de ontwikkeling van de Aanbeveling Alcohol. Universiteit Antwerpen Abstract: Mee schrijven aan de ontwikkeling van de Aanbeveling Alcohol. Organisaties: • Eerstelijns - en interdisciplinaire zorg Antwerpen (ELIZA)
Onderzoekers: • Paul Van Royen
Ontwikkeling van de Aanbeveling Alcohol. Universiteit Antwerpen Abstract: Ontwikkeling van de Aanbeveling Alcohol. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Guido Van Hal
Ontwikkeling van een geïntegreerd farmaceutisch productiesysteem Universiteit Gent Abstract: Ontwikkeling van een geïntegreerd productiesysteem voor een meer efficiënte en gecontroleerde productie van geneesmiddelen. Organisaties: • Vakgroep Geneesmiddelenleer
Onderzoekers: • Jean Remon
Chemische genetica voor de studie van wortelontwikkeling Universiteit Gent Abstract: In het Plant Systems Biology-departement werd onlangs een chemische bibliotheek met 10.000 kleine moleculen getest op hun potentieel regeneratie-inducerend effect op wortels. Verwacht wordt dat deze moleculen interageren met cruciale eiwitten betrokken tijdens zijwortelvorming. Binnen dit project zal een methode op punt gesteld worden om via een gist-3-hybride strategie (yeast-3-hybrid, Y3H), potentiële target-eiwitten van geselecteerde moleculen te identificeren. Organisaties: • Vakgroep Plantenbiotechnologie en Genetica
Onderzoekers: • Tom Beeckman
Ontwikkeling en validatie van een biomarker om acute en laattijdige dysfagie en therapierespons te voorspellen bij hoofden hals kankerpatiënten behandeld met radio(chemo)therapie Universiteit Gent Abstract: Zware acute en chronische dysfagie (SAD en SCD) zijn respectievelijk bijwerkingen van radio(chemo)therapie voor hoofd- en hals kanker. Het project beoogt een verfijning en validatie van een SAD biomarker en ontwikkelen van een SCD biomarker, dewelke getest worden in preventieve therapeutische interventies. Beide biomarkers zijn samengesteld via multivariate logistische regressie, gebruik makend van predictorvariabelen, waarin de causale behandelinig en de susceptibiliteit van de individuele patiënt weerspiegeld zijn. Organisaties: • Vakgroep Radiotherapie en Experimenteel Kankeronderzoek
Onderzoekers: • Wilfried De Neve
Behandeling van angst, stress en slaapstoornissebn in de eerste lijn en de plaats van benzodiazepines hierbinnen. Universiteit Gent Abstract: Benzodiazepines zijn slaap-en kalmeringsmiddelen die in België op zeer grote schaal worden voorgeschreven. Het doel van het project is huisartsen te vormen in de niet-medicamenteuse benadering van angst-, slaap- en stressklachten om het opstarten van benzodiazepines te voorkomen. Hiervoor worden navormingsmodules voorzien waarbij door een duo arts-psycholoog op CGT-gebaseerde interactieve opleidingen worden gegeven aan huisartsen; ook werd een interactieve e-learning lijn ontwikkeld met hetzelfde doel. Organisaties: • Vakgroep Huisartsgeneeskunde en eerstelijnsgezondheidszorg
Onderzoekers: • Thierry Christiaens
Consortium Agreement in het kader van het EDCD-project :"VACCINE PREVENTABLE DISEASES MODELLING IN THE EUROPEAN UNION AND EEA/EFTA COUNTRIES: FORECASTING TNHE EFFECT OF INTRODUCING A NEW VACCINE IN A NATIONAL/REGIONAL PROGRAM" Universiteit Hasselt Abstract: In dit project modeleren we de infectieziekte variccela. We modeleren serological gegevens en schatten de ongekende parameters voor de transmissie van de infectie in de populatie. We onderzoeken de invloed van vaccinatieprogrammas op de verspreiding van de varicella infectie in de populatie. We onderzoeken verschillende methoden voor vaccinatie met combinatie van verschillende typen van mixing patterns in de populaties van 12 staten van de Europese unie. Organisaties: • Centrum voor Statistiek • Centrum voor Statistiek
Onderzoekers: • Ziv SHKEDY
Onderzoeksgroep Alliantie VUB-UGent: Flanders Research Consortium on Fermented Foods and Beverages (FFFB) Vrije Universiteit Brussel Abstract: De alliantieonderzoeksgroep heeft tot doel nieuwe, onontgonnen gefermenteerde levensmiddelenecosystemen te ontrafelen met het oog op: (i) Screening naar en isolatie en classificatie/identificatie van food-grade micro-organismen, alsook de beschrijving van nieuwe taxa (melkzuurbacteriën, azijnzuurbacteriën, stafylococcen, bacillen, gisten, ...). (ii) Studie van de speciesdiversiteit, populatiedynamica en metabolietanalyse van gefermenteeerde levensmiddelen en dranken in de zuivel-, vlees, bakkerij-, groenten-, cacao- en gefermenteerde drankensector. (iii) Functionaliteitsanalyse van nieuwe, performante, functionele starterculturen (simulatiemedia, wiskundige modellering, validatie door middel van kwaliteits- en challenge testen, ...). Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Luc DE VUYST
Impactie van Hoektand in bovenkaak en wortelresorptie van de aangrenzende snijtanden KU Leuven
Abstract: Tijdens de vroege adolescentie is wortelresorptie van de bovensnijtandenvaak gerelateerd aan geïmpacteerde hoektanden. Bij kinderen met verplaatste, geïmpacteerde bovenhoektanden moet men bewust zijn van de verhoogde kans op wortelresorptie. Bij optredende wortelresorptie van aangrenzende (laterale) snijtanden dient de uitgebreidheid steeds zo accuraat mogelijk te worden gediagnosticeerd aangezien deze informatie onmisbaar is bij het opstellen van een goed behandelingsplan. Zulke ernstige complicaties kunnen leiden tot extractie van snijtanden of tot tijdrovende en kostelijke behandelingen met inbegrip van chirurgische vrijleggingvan de hoektanden en de orthodontische uitlijning van de bovenfront elementen. Vroegtijdige diagnose van wortelresorptie en/of geïmpacteerde hoektanden kan bijdragen tot een daling van complicaties tijdens en na de behandeling. Het begrip van dit mechanisme kan een significante impact hebben op de diagnosestelling en de therapeutische interventies. De verworve Organisaties: • Orthodontie
Onderzoekers: • Guy Willems • Reinhilde Jacobs • Ali Alqerban
De organisatie van dringende psychiatrische hulpverlening in de kinder- en jeugdpsychiatrie in België. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit onderzoek beoogt na te gaan of er momenteel behoefte is aan de organisatie van spoedgevallendiensten binnen de kinder- en jeugdpsychiatrie in Belgie. De doelstelling is na te gaan of, en in welke mate psychiatrische spoedgevallendiensten voor kinderen en jongeren moeten opgestart worden en hoe het verhaal van spoedeisende spoedgevallendiensten gesitueerd moet worden in een meer algemeen verhaal van spoedeisende psychiatrische zorg. Algemene onderzoeksvraag: Is er nood aan de uitbouw van specifieke psychiatrische spoedgevallendiensten voor kinderen en jongeren in de Belgische context? Organisaties: • Kind-, Jeugd- en Volwassenpsychiatrie (CAPRI)
Onderzoekers: • Dirk Deboutte • Mike Smet
Probleemjongeren of jongeren met problemen - Evidence Based zorg voor gewelddadige jongeren in Europa. Universiteit Antwerpen Abstract: Probleemjongeren of jongeren met problemen - Evidence Based zorg voor gewelddadige jongeren in Europa. Organisaties: • Kind-, Jeugd- en Volwassenpsychiatrie (CAPRI)
Onderzoekers: • Dirk Deboutte
Analyse van stalen op cadmium- en loodopstapeling in nieren, lever en beenderen. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een dienstverleningsopdracht tussen het onderzoeksinstituut Universiteit Antwerpenen enerzijds en Ministry of Health Sri Lanka (MOH Sri Lanka), anderzijds. UAntwerpen levert aan MOH Sri Lanka de onderzoeksresultaten naar "Analyse van stalen op cadmium/loodconcentratie in lever, nieren en beenderen" onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Pathofysiologie
Onderzoekers: • Patrick D'Haese
13th International Conference on In Vivo Methods - Monitoring Molecules in Neuroscience. September 12-16, 2010 Vrije Universiteit Brussel Abstract: 13th International Conference on In Vivo Methods - Monitoring Molecules in Neuroscience. September 12-16, 2010 Organisaties: • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • YVETTE MICHOTTE
Farmaco-epidemiologisch onderzoek naar de relatie tussen geneesmiddeleninteracties en polyfarmacie gebaseerd op gegevens uit de Farmanet databank. Universiteit Antwerpen Abstract: Literatuurstudie omtrent de voornaamste klinisch belangrijke interacties met geneesmiddelenklassen en moleculen die in België frequent worden voorgeschreven en opspoorbaar zijn via Farmanet. Opstellen van een onderzoeksprotocol met ondermeer aangeven van ATC codes, en na te gane covarianten met betrekking tot de patiënt en de voorschrijven. Organisaties: • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Philippe Jorens • Gert Verpooten
Leadher travel grant Universiteit Gent Abstract: De Universiteiten van Al-Qud en van Gent hebben een samenwerking uitgebouwd waarbij ze de Palestijnen willen helpen om hen uit hun intellectueel isolement te halen. Al Quds is de grootste universiteit in de Palestijnse gebieden en de enige om een volledige opleiding in de geneeskunde aan te bieden. Deze opleiding zal als case voor de ICT- en informatiegerichte samenwerking dienen. Organisaties: • Vakgroep Pediatrie en genetica
Onderzoekers: • Henri Verhaaren
Ecologische en ecotoxicologische kwaliteit van de Dommel na de ruiming van de bodem/ Compilatie van de bestaande gegevens/rapporten. Voorstel tot verdere meetstrategie. Universiteit Antwerpen Abstract: De hoofddoelstelling van deze studie bestaat uit het bundelen/centraliseren en rapporteren van de bestaande gegevens (water- en waterbodemkwaliteit, vispopulaties, bioaccumulatie) in een informatiesysteem gekoppeld aan GIS om zo tot een overzichtelijke rapportage te komen van alle uitgevoerde onderzoek voor en na de saneringswerken van de Dommel. Organisaties: • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Lieven Bervoets
Nieuwe predictie methoden en behandelingen voor foetussen met congenitale hernia diafragmatica. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Groep Biomedische Wetenschappen
Onderzoekers: • Jan Deprest
Onderzoek naar de pathofysiologie van idiopathische longfibrose KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Pneumologie
Een genetische screen identificeert de endo-lysosomale route als belangrijk mechanisme voor de vernieuwing van synaptische vesikel eiwitten KU Leuven Abstract: Mutaties in TBC1D24, het menselijk homoloog van skywalker, veroorzaken epilepsie, het DOORS syndroom en ernstige neurodegeneratie. Nochtans werden de onderliggende mechanismen nauwelijks onderzocht. TBC1D24/Skywalker is een RabGAP dat evolutionair geconserveerd is. In vliegen zorgt het gebrek aan skywalker ervoor dat synaptische vezikels zich verplaatsen naar synaptische endosomen. Net zoals bij mensen, tonen we nu aan dat de ogen van mutante skywalker vliegen een progressieve neurodegeneratie van de retina vertonen. We hebben een grootschalige screen uitgevoerd om interactoren te identificeren die de kenmerken van skywalker mutanten kunnen verbeteren. Hierbij vonden we dat het blokkeren van het endo-naar-lysosomaal transport dat gecontroleerd wordt door het HOPS complex,zowel de synaptische transmissie defecten als de neurodegeneratie in deskywalker mutanten onderdrukt. Om de onderliggende mechanismen verder te onderzoeken, gebruikten we een nieuw fluorescent timer fusie proteïne.We v Organisaties: • Departement Menselijke Erfelijkheid
Onderzoekers: • Patrik Verstreken • Ana Clara Dos Santos Oliveira Fernandes
Invloed van prebiotica op het ontstaan van astma en allergie. Universiteit Antwerpen Abstract: Het voorkomen van allergische aandoeningen (astma, hooikoorts, eczeem) bij kinderen neemt toe. Verminderde blootstelling aan bacterien op jonge leeftijd, verhoogde blootstelling aan chemicalien en luchtverontreiniging kunnen allergische aandoeningen induceren. Bij allergische kinderen werden verschillen in de darmflora vastgesteld. De rol van levende microbiele voedingssupplementen, prebiotica, zal worden onderzocht in de primaire preventie van allergische aandoeningen bij zuigelingen en dit in relatie tot de microbiele darmflora. De doelstellingen van dit onderzoek zijn: het effect van prebiotica te evalueren in de primaire preventie van atopische aandoeningen, de bacteriele flora van zuigelingen in relatie tot de 'environmental pressure' en atopie te evalueren. Organisaties: • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Kristine Desager • Eva Peirsman
Diagnose van het psychomotorische syndroom bij schizofrenie. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project zal data geven over het voorkomen en de ernst van psychomotorsymptomen in een grote groep van schizofienie-patiënten en wil een nieuwe diagnostische methode op punt stellen waarmee de arts in alle stadia van de ziekte (klinisch en subklinisch) gemakkelijk de psychomotorische functionering kan meten. Dit zal resulteren in een meer precieze diagnostische evaluatie op het klinische en cognitieve neuropsychologisch vlak en zal de voorspelling van de sociale en functionele uitkomst ondersteunen. Organisaties: • Kind-, Jeugd- en Volwassenpsychiatrie (CAPRI)
Onderzoekers: • Bernard Sabbe
Detectie en moleculaire karakterisering van minimale ziekte in perifeer bloed bij patiënten met borstkanker. Universiteit Antwerpen Abstract: De detectie van minimale ziekte in bloed of beenmerg bij patiënten met kanker wordt beperkt door een gebrek in én de gevoeligheid én de accuraatheid van de gebruikte testen. De beschikbaarheid van een real-time kwantitatieve RT-PCR en de mogelijkheid om de expressie van eerdere genen simultaan te meten heeft hierin een begin van verandering gebracht. In eerder onderzoek hebben wij aangetoond dat RT-PCR voor MAM/CK19 prognostisch superieur is t.o.v. immunocytochemie voor het beenmergonderzoek en t.o.v. het CellSearch Assay voor de CTC bepaling. Door karakterisering van CTCs bij patiënten met gemetastaseerd borstcarcinoom, wil dit project een groep van merkers identificeren die de gevoeligheid van de bestaande methode verhoogt.
Internationale onderzoek naar prognose en analyse van klinische studies bij traumatisch hersenletsel. Universiteit Antwerpen Abstract: Het IMPACT Project heeft als doel om de methodologie van klinische studies in het veld van traumatisch schedel-hersenletsel te optimaliseren en zo de kans op het aantonen van behandelingseffecten van nieuwe therapieen te vergroten. In het kader van het project zullen prognostische modellen voor de uitkomst na traumatisch schedel-hersenletsel worden ontwikkeld en ge-update en statistische analyses en simulatie-studies worden gedaan, om het design en de analyse van klinische studies in dit vakgebied te verbeteren. Organisaties: • Translationele Neurowetenschappen (TNW)
Onderzoekers: • Andrew Maas • Bob Roozenbeek
Individuele gerichte behandeling bij neurologische aandoeningen. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project wordt een ontwikkeltraject ingezet naar een meer gerichte behandeling bij patiënten met ernstig traumatisch hersenletsel of een subarachnoidale bloeding op de neurointensieve zorg. De belangrijkste doelstellingen zijn: •Evaluatie van positieve en negatieve systemische en cerebrale effecten van behandeling. •Onderzoeken hoe multimodale monitoring kan leiden tot een verandering in therapeutische benadering van individuele patiënten. •Integratie van de resultaten in een ontwerp voor geïndividualiseerde en gerichte therapie Achtergrond Een acute ernstige hersenaandoening, eender of dit letsel betreft door een ongeval of problemen door een bloeding, kan gepaard gaan met complicaties of problemen die levensbedreigend kunnen zijn en hun weerslag kunnen hebben op het uiteindelijke herstel. Zo kan er zwelling of bloeding van de hersenen optreden, maar ook problemen met de bloedvoorziening doordat vaten bijvoorbeeld in een soort kramptoestand kunnen geraken zodat (delen van) de hersenen onvoldoende bloed en zuurstof krijgen. Mede door deze problemen wordt de elektrische prikkeloverdracht en de functie van de hersenen verder verstoord en ontstaan er problemen met de hersenstofwisseling. Neurointensieve zorg is het specialisme dat zich met name richt op de bewaking en de behandeling van patiënten met dergelijke acute hersenaandoeningen. De behandeling kan erg complex zijn. Tot nu toe waren onze mogelijkheden om een beter inzicht te krijgen in de problemen die zich bij een specifieke patiënt in de hersenen bij een dergelijk letsel afspelen beperkt, met als gevolg dat alle patiënten in principe een algemene, standaard behandeling krijgen. Recente ontwikkelingen in de wetenschap echter hebben ervoor gezorgd dat wij thans nieuwere technieken hebben en daardoor een beter inzicht kunnen krijgen in het beschadigde brein. Onderzoeksopzet In het kader van deze studie willen wij bij patiënten opgenomen op de neurointensieve zorg in verband met acute ernstige hersenaandoeningen, geavanceerde bewakingstechnieken toepassen en ook uitgebreider neuroradiologisch onderzoek middels CT en MRI scanning toepassen dan tot nu toe gebruikelijk is. Zo trachten wij een nog beter inzicht te krijgen in wat er nu juist aan de hand is in de hersenen om zodoende in de toekomst deze zorg beter te kunnen afstemmen op de individuele behoeftes van een patiënt. Naast de standaard bewaking zullen wij in het kader van deze studie onder andere de hersendoorbloeding, de elektrische activiteit aan de hersenschors en de stofwisseling van de hersenen continu meten. Daarnaast zullen geavanceerde CT en MRI onderzoeken worden verricht. Wij richten ons vooral op patiënten met ernstig traumatisch hersenletsel en op patiënten met een subarachnoidale bloeding vanuit een anuerysma. Beide aandoeningen vormen tezamen de belangrijkste patiëntencategorieën die acuut op de neurointensieve zorg worden opgenomen en beide aandoeningen worden gekenmerkt door het vaak voorkomen van secundaire hersenbeschadiging. Ernstig schedelhersenletsel is de belangrijkste doodsoorzaak bij patiënten onder de 40 jaar in Westerse landen; subarachnoidale bloeding komt vaker voor bij vrouwen en is meer een aandoening van middelbare leeftijd. In het kader van deze studie zal in eerste instantie per patiënt een uitvoerige analyse van de diverse gemeten parameters verricht worden, de overschrijding van kritische waarden gedocumenteerd en het effect van behandelingen geanalyseerd. Vervolgens worden de resultaten over de gemeten patiëntengroep geïntegreerd, geanalyseerd om hun gezamenlijke sensitiviteit te bepalen en de bijdrage tot een meer gerichte behandeling te kwantificeren. Wij verwachten op basis van een totaal van ongeveer 50 patiënten goed gefundeerde voorstellen voor toekomstige, meer gerichte behandeling te kunnen doen. Organisaties: • Translationele Neurowetenschappen (TNW)
Onderzoekers: • Andrew Maas
Geperfluoreerde organische stoffen in onze voeding (PERFOOD). Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project is om de oorsprong van PFC's in ons dieet na te gaan en de bijdrage ervan aan de totale menselijke blootstelling. Om deze doelstelling te bereiken werd een robuste en betrouwbare analysemethide ontwikkeld dat gebruikt werd om (1) PFC's te detecteren en te kwantificeren in humaan dieet (2) de transfer na te gaan van PFCs vanuit de omgeving in voedingsitems en (3) de relatieve bijdrage na te gaan van PFC's in voedsel, dranken en verpakkingsmaterialen op de totale inname van PFC's door mensen. Organisaties: • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Lieven Bervoets • Wim De Coen
Visualisering van de GABA (A) receptor deficiënties bij fragiele X patiënten met behulp van PET-scans. Universiteit Antwerpen Abstract: Het fragiele X syndroom is de meest voorkomende vorm van erfelijke mentale retardatie, met een incidentie van 1:2500. Ondanks het dat het causatieve FMR1 gen gekloneerd werd in 1991, is weinig bekend over de precieze functie van het FMR1 eiwit, FMRP en de rol daarvan in de pathophysiologie van het ziektebeeld. Er is geen gerichte behandeling van dit syndroom mogelijk. In de afgelopen periode hebben wij en anderen een afwijking aan het GABAerge systeem is in diermodellen van het fragiele X syndroom vastgesteld. Het GABAerge systeem is het voornaaste indicerende systeem in de hersenen en een verminderde functie hiervan is compatibel met de klinische symptomen waargenomen bij patiënten,
inclusief hyperactiviteit, anxiety en epilepsie. Er zijn diverse drugs op de markt die aan de GABA(A) receptor binden. Dergelijke drugs zijn dus kandidaat-drugs voor behandeling van het fragiele X syndroom. Echter, voor we dergelijke trials kunnen initiëren, moeten de observaties in diermodellen gevalideerd worden op humane patiënten. Daar autopsie materiaal van patiënten niet voorhanden is, willen wij de hoeveelheid GABA(A) receptor in fragiele X patiënten meten met Positron Emission Tomografie (PET) met [11C]flumazenil. Wij zullen de hoeveelheid GABA(A) receptoren tussen fragiele X patiënten en controles vergelijken. Organisaties: • Cognitieve Genetica (COGNET)
Onderzoekers: • Frank Kooy
Evaluatie van hersentumortherapie met behulp van multi-modale beeldvorming van kleine proefdieren KU Leuven Abstract: Multimodale beeldvorming voor de evaluatie van hersentumortherapie in kleine proefdierenWanneer een kwaadaardige hersentumor wordt vastgesteld betekent dit meestal een doodvonnis voor de patiënt. Eén van de grootste redenen hiervoor is het infiltratieve groeipatroon van deze tumoren. Cellen verplaatsen zich weg van detumormassa en infiltreren het gezonde hersenweefsel, waar ze nieuwe tumoren kunnen vormen. Eén veelbelovende nieuwe behandeling is het toedienen van stamcellen die specifiek deze kleine tumorhaarden kunnen opsporen. Door de stamcellen te voorzien van een enzyme(HSV-tk) dat bepaalde producten (gancyclovir), ook wel pro-drug genoemd, schadelijk maakt voor de cel, is het mogelijk zowel de stamcellen als de tumorcellen te doden. Het gebruik van deze stamcellen berust momenteel echter op veronderstellingen ivm hun migratiemogelijkheden, snelheid,.... Deze behandelingen missen dan ook vaak kennisgebaseerde toediening van de benodigde prodrug. Deze veelbelovende aanpak kan op pun Organisaties: • Biomedische MRI
Onderzoekers: • Uwe Himmelreich • Cindy Leten
Future Footwear Hogeschool Gent Abstract: ‘Future Footwear’ is a six-year PhD project in the arts financially supported by the Research Fund of University College Ghent. The set-up of the research is interdisciplinary with input from physical medicine and biomechanics, ecological anthropology and design sciences. Two cases on ethnic footwear, one in South India on Kolhapur footwear, one in Northern Europe on Sami boots, and one case on contemporary shoe design deliver the necessary data to develop a toolbox for the efficient creation of footwear. Organisaties: • Departement Koninklijke Academie voor Schone Kunsten • Vakgroep Vormgeving
Onderzoekers: • Catherine Willems • Dirk van Gogh
Study of microbiological applications for real-time PCR Hogeschool Gent Abstract: De laatste jaren doen moleculair biologische technieken en real-time PCR in het bijzonder, hun intrede in het onderzoek naar de diagnostiek van pathogene micro-organismen. In het Laboratorium voor Bacteriologie Research (LBR) van de Vakgroep Klinische Microbiologie, Immunologie en Microbiologie (Faculteit Geneeskunde, UGent) werden voor onderzoeksdoeleinden unieke protocollen op punt gesteld met real-time PCR voor de identificatie van verschillende bacteriële soorten. Toestellen die hiervoor gebruikt werden zijn de LightCycler (Roche) en de ABI7000 (Applied Biosystems). Dit onderzoeksproject beoogt een vergelijkende studie van de verschillende real-time PCR-toestellen en detectietechnologieën die in medische laboratoria gebruikt worden zodat de effectieve implementatie van de hierboven vermelde ontwikkelde protocollen in routine laboratoria mogelijk wordt (deelproject 1). Daarnaast zal de real-time PCR-technologie voor enkele klinisch relevante kiemen, waarvoor tot op heden nog geen real-time PCR-protocol ontwikkeld werd, op punt gesteld worden (deelproject 2). Implementatie in de routine bacteriologie van die formats, waarvoor we kunnen aantonen dat ze een verbetering van de huidige diagnostiek met zich meebrengen, is de uiteindelijke doelstelling van deze samenwerking. Dit onderzoeksproject biedt een antwoord op een actuele vraag van een uitgebreid werkveld en laat toe dat studenten van de opleiding Biomedische Laboratoriumtechnologie via practica en scripties participeren aan technologisch onderzoek dat representatief is voor hun toekomstig werkterrein. Het biedt docenten van deze opleiding de mogelijkheid tot professionaliseren en tot actualiseren van verschillende opleidingsonderdelen. De expertise die opgebouwd wordt door het opdoen van directe praktische ervaring met verschillende aspecten van deze toegepaste biomedische hedendaagse technologie kan het departement en de Hogeschool Gent ten goede kan komen via dienstverlening. Organisaties: • Departement Gezondheidszorg Vesalius • Vakgroep Biomedische - en exacte wetenschappen
Onderzoekers: • Ellen Decat • Stefan Vermeulen • Els Van Mechelen
Lessen uit plant-bacterie interacties: inzichten in regeneratie recalcitrantie en toepassing van bacteriële morfogenen bij in vitro propagatie van recalcitrante planten Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Plantaardige Productie
Onderzoekers: • Stefaan Werbrouck • Danny Vereecke
Encapsulatie van antimicrobiële essentiële oliën ter verbetering van de darmgezondheid bij biggen: thymol als case Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Dierlijke Productie
Genomische analyses van hoog-risico prostaatkanker KU Leuven Abstract: Kankercellijnen worden vaak gebruikt om onderzoek te voeren naar moleculaire en cellulaire biologie. Voor prostaatkanker (PCa) worden voornamelijk LNCaP cellen gebruikt. C4-2B cellen zijn afgeleiden van LNCaP cellenen werden geïsoleerd uit een botmetastase. De combinatie van LNCaP en C4-2B cellen vormt een uitstekend preklinisch model om de ontwikkeling van metastatische castratie-resistente PCa te bestuderen. We bepaalden de exoom en transcriptoom sequenties voor beide cellijnen, waardoor we puntmutaties en genen die differentieel tot expressie komen konden identificeren. We vonden 2188 en 3840 puntmutaties in LNCaP en C4-2B cellen, waarvan er 1784 in beide cellijnen gevonden werden. Beide cellijnen zijn heterozygoot voor een groot aantal van de mutaties. Het feit dat sommige mutaties afwezig zijn in bepaalde subklonen, toont aan dat deze cellen genetisch instabiel zijn. Transcriptoom data toonden dat er 457 genen verhoogd en 246 genen verminderd tot expressie komen in C4-2B cellen in Organisaties: • Laboratorium Moleculaire Endocrinologie
Onderzoekers: • Frank Claessens • Evelyne Lerut • Lien Spans
Therapieën in Type 1 Diabetes: het onderzoek van de interactie tussen bèta-cel en het immuunsysteem door gebruik te maken van pre-klinische modellen KU Leuven Abstract: Type 1 diabetes mellitus (T1DM) is an autoimmune disease characterized by immune destruction of insulin-producing beta-cells in pancreas. T1DM carries a significant chronic disease burden, this disease has become a major public health concern worldwide, emphasizing the urgent need for safe and effective prevention and intervention strategies. Most recent investigations have focused on targeting immune components for prevention and intervention strategies.For the first part of my project, I will exploit the novel technology of soluble monoclonal T cell receptors (mTCRs) directed against specific beta-cell antigen epitopes (PPI, IGRP, and GAD), thus developing tools that allow target-specificdelivery of therapeutic agents. This represents a novel concept for immune modulation that is now accessible due to the ability of mTCRs to target a much broader range of intracellular antigens which are presented as processed peptides by MHC molecules on the cell surface.In second part of my project Organisaties: • Klinische & Experimentele Endocrinologie
Zeg het met handen. Key word signing bij volwassenen met een verstandelijke beperking KU Leuven Abstract: Key word signing (KWS) is een vorm van ondersteunde communicatie (OC) die bij volwassenen met een verstandelijke beperking (VB) vaak gebruikt wordt. Zij ervaren regelmatig problemen in hun communicatie, en KWS kan hen hierbij ondersteunen. Bij KWS worden de kernwoorden in een gesproken zin simultaan met een gebaar ondersteund. In dit onderzoeksproject wilden we nagaan op welke manier KWS functioneel gebruikt wordt bij volwassenen met een VB in Vlaanderen. Het Vlaamse KWS systeem heet Spreken Met Ondersteuning van Gebaren (SMOG).Eerst brachten we in kaart welke volwassenen KWS gebruiken. We bevroegen alle residentiële voorzieningen en dagcentra voor volwassenen met een VB in Vlaanderen, en vonden dat KWS gebruikt werd in ongeveer de helft van deze voorzieningen, en door 25% vanhun cliënten. De voorzieningen die geen KWS gebruikten, bleken vaak eengebrek aan kennis in verband met KWS te hebben. De meeste volwassenen met VB die KWS gebruikten, kenden 10 tot 50 gebaren, terwijl de meesten Organisaties: • Experimentele Oto-rino-laryngologie
De Rol van Gastrische Accomodatie in de Regulatie van Voedselinname KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • TARGID
Onderzoekers: • Jan Tack • Pieter Janssen • Sofie Verschueren
Progranuline en C9orf72 in Amyotrofe Lateraal Sclerose en Frontotemporale Dementie. KU Leuven Abstract: Frontotemporale kwabdegeneratie (FTLD) is na de ziekte van Alzheimer detweede meest voorkomende vorm van dementie onder de leeftijd van 65 jaar. Degeneratie van neuronen in prefrontale en voorste temporale hersengebieden geeft aanleiding tot klinische beelden als persoonlijkheidsveranderingen, gedragsproblemen en/of taalstoornissen. Bij sommige patiënten wordt ook motorneurondegeneratie gezien zoals voorkomt bij amyotrofische laterale sclerose (ALS). FTLD is erfelijk in ongeveer 30-40% van de gevallen. Recent werden mutaties ontdekt in het progranuline gen op chromosoom 17q bij 40% van de patiênten met FTLD. Deze worden autosomaal dominant overgeërfd en bestaan voornamelijk uit 'null' mutaties. Daar de meeste mutaties aanleiding geven tot verminderde vorming van progranulinewordt haploinsufficiëntie vermoed als oorzaak van de neurodegeneratie. Het doel van dit project is een beter inzicht te verwerven in de biologie van progranuline en de mechanismes waarop mutaties in progranuline aan Organisaties: • Laboratorium voor Neurobiologie (VRC)
Onderzoekers: • Wim Robberecht • Philip Van Damme • Louis De Muynck
Ontwikkeling van een humaan in vitro neuronaal model voor het MECP2 duplicatie syndroom aan de hand van de geïnduceerde pluripotente stamceltechnologie KU Leuven Abstract: Om hetoorzakelijke verband tussen een ziekte en het onderliggend genetisch defect tebestuderen maakt men vaak gebruik van diermodellen. Echter, specifiekeverschillen in de genetische, anatomische en fysiologische eigenschappen tussendieren en mensen zorgenervoor datniet alle gegevens zomaar kunnen geëxtrapoleerd worden naar de mens.Bijvoorbeeld, enkele succesvolle preklinische studies in muizen, konden nietbevestigd worden wanneer toegepast bij mensen. Inzicht inde moleculaire mechanismen die ten grondslag liggen aanontwikkelingsstoornissen en verstandelijke beperking wordt grotendeelsbelemmerd door de niet-beschikbaarheid van relevant humaan hersenenweefsel. Omdeze beperkingen te omzeilen, hebben we een humaan model ontworpen voor eenernstige ontwikkelingsstoornis, namelijk het MECP2 duplicatie syndroom, doorhet toepassen van de geïnduceerde pluripotente stamcel (iPSC) technologie. HetMECP2 duplicatie syndroom is een genetische aandoening veroorzaakt door eenduplicatie van een chromos Organisaties: • Departement Menselijke Erfelijkheid
Validatie van klinisch besliskundige regels en de toegevoegde waarde vanlaboratoriumtesten, Point-of-Care testen en vitale tekens ter identificatie van ernstige infecties bij kinderen in de Eerste Lijnsgezondheidszorg en Spoedafdelingen: een IPD meta-anal KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Acad. Centr. voor Huisartsgeneeskunde
Onderzoekers: • Bert Aertgeerts • Frank Buntinx • Jan Verbakel
HIV genoom diversiteit, interactie en co-evolutie KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Klinische & Epidemiologische Virologie
Onderzoekers: • Anne-Mieke Vandamme • Arnout Voet • Guangdi Li
Measuring Technology for Diagnosis and Monitoring (Out-of-Hospital) Emergencies in a General Practisce Adult Population KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Acad. Centr. voor Huisartsgeneeskunde
Onderzoekers: • Frank Buntinx • Walter Renier
Physical activity as a crusial patient reported outcome in COPD.
KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Cardiovasc. en Respiratoire Revalidatie
Onderzoekers: • Thierry Troosters
Ontwikkeling, evaluatie en optimisatie van oculaire artsenijvormen voor de behandeling van droge ogen en aandoeningen ter hoogte van de retina. Universiteit Antwerpen Abstract: Er worden diverse oculaire dragersystemen ontwikkeld, in vitro en ex vivo gekarakteriseerd en in vivo geëvalueerd. Vooreerst wordt het peptide cyclosporine gekozen als geneesmiddel. Daarna wordt de meest beloftevolle formulatie verder ontwikkeld voor retinale doeleinden met een specifiek peptide. Organisaties: • Laboratorium voor Farmaceutische Technologie en Biofarmacie
Onderzoekers: • Annick Ludwig • Wim Weyenberg
Keuze & patronen van adaptieve variatie bij de Europese zwarte gier (Aegypius monachus). Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds de KMDA. UA levert aan de KMDA de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Evolutionaire ecologie (EVECO)
Onderzoekers: • Erik Matthysen
Rol v/h Wilms tumor gen (WT1) als biomarker voor het voorspellen van leukemie recidief en voor de beoordeling van de werkzaamheid van DC vaccinatie met behulp van WT1 mRNA-transfected autologe dendritische cellen van patiënten met acute myeloid leukemie. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds de VLK. UA levert aan de VLK de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Zwi Berneman • Vigor F I Van Tendeloo
Aanbeveling "aanvraag labotests in de huisartsenpraktijk". Universiteit Antwerpen Abstract: Aanbeveling "aanvraag labotests in de huisartsenpraktijk". Organisaties: • Eerstelijns - en interdisciplinaire zorg Antwerpen (ELIZA)
Onderzoekers: • Paul Van Royen
Een model voor de relatie tussen de elektrische parameters van een cochleair implantaat en meetbare gehoorprestaties. Universiteit Antwerpen Abstract: Modellering van de relatie tussen de elektrische parameters van een cochleair implantaat en meetbare gehoorprestaties. Om het afregelen (fitting) van cochleaire implantaten te optimaliseren wordt een model opgesteld dat de relatie tussen de instellingen van de spraakprocessor en de auditieve prestaties van de recipiënt beschrijft. De prestaties van het gehoor worden geëvalueerd aan de hand van een reeks specifieke psychoakoestische metingen. Het project beoogt de input-output functies van de talrijke elektrische instelbare parameters van het implantaat en hun meetbare auditieve effecten in mathematische formules te benaderen. Vervolgens zullen deze functies gevalideerd worden op casusniveau via een iteratieve toetsing, waarbij de factoren in de functies geleidelijk aangepast zullen worden. Door middel van statistische analyse zullen de verschillende I/O functies dan nauwkeuriger bepaald worden, zullen ook multidimensionale verbanden bepaald worden en zal getracht worden om de complexe interparametrische interacties in multifactoriële analyses en formules te verwerken. Het hieruit voortvloeiende fitting model is het belangrijkste innovatiedoel van het project en heeft als doel de effecten van processormanipulaties op het gehoor te voorspellen. Op deze manier kan het model ingezet worden in applicaties die de fitting automatiseren. . Organisaties: • Biofysica en Biomedische Fysica
Onderzoekers: • Joris Dirckx
Eiwit-eiwit interacties: naar een beter begrip van interactomen, signaalbanen en domeinen Universiteit Gent Abstract: Interacties tussen eiwitten (PPI's) vervullen een centrale rol in nagenoeg alle cellulaire functies. Binnen een Methusalem consortium zullen we diverse technieken zoals MAPPIT en eiwitkristallografie toepassen om een breder inzicht te verwerven in PPI's op verschillende niveau's: van volledige interactomen, over signaalbanen tot de moleculaire detailstudie van geselecteerde eiwit itneractieparen. Ook moleculaire interacties tussen eiwitten en kleine organische moleculen vormen een deel van het programma. Organisaties: • Vakgroep Geneesmiddelenleer
Onderzoekers: • Jan Tavernier • Serge Van Calenbergh
Het immuun systeem van crustaceae: Artemia als model systeem Universiteit Gent Abstract: Het project beoogt te verifiëren of de beschreven antimicrobiële systemen, namelijk toevoeging van PHB, HSP of beta glucanen en quorum sensing degradatie kunnen gecombineerd worden in het lab, gebruik makend van het bestaande Artemia Vibrio challenge model systeem. Hieropvolgend zullen geselecteerde gecombineerde strategiën getest worden in een open systeem in de afwezigheid van een challenge, bij Artemia en Macrobrachium. Organisaties: • Vakgroep Dierlijke productie
Onderzoekers: • Patrick Sorgeloos
Ontwikkeling van het noduleprimordium in Medicago truncatula Universiteit Gent Abstract: De symbiose tussen legumineuzen en rhizobia resulteert in nieuwe wortelorganen, nodulen, waarin de bacterie stikstof fixeert. Hier trachten we een integraal beeld te verkrijgen van de ontwikkeling van het noduleprimordium via een genoom-wijdde transcriptoom analyse door middel van Laser Capture Microdissection en anderzijds door de rol van CLE peptide signalisatie verder na te gaan. Organisaties: • Vakgroep Plantenbiotechnologie en Genetica
Ontwikkeling van geïntegreerde digestaatverwerking met recuperatie / Hergebruik van water, nutriënten en organisch materiaal (C2C) met praktijkrelevante bedrijfszekerheid Universiteit Gent Abstract: De ontwikkeling van een betaalbare en bedrijfszekere proces flow voor de verwerking van digestaat met aandacht voor recuperatie van water, nutrienten en organish materiaal, conform de cradle to cradle gedachte. Organisaties: • Vakgroep Toegepaste analytische en fysische chemie
Onderzoekers: • Filip Tack • Erik Meers
Technologische Dienstverlening (TD) industriële biotechnologie Universiteit Gent Abstract: Voor verscheidene bedrijven zijn de mogelijkheden die industriële (witte) biotechnologie kan bieden inzake productieverhoging, kostenverlaging, verlaagde milieuimpact ed. onvoldoende gekend. De voornaamste projectdoelstelling is innovaties mogelijk maken in bedrijven door adviesverlening bij gebruik van witte biotechnologie in producten en processen. De tweede doelstelling is de creatie van een 'kennismakelaarsfunctie' door de TD-adviseur tussen Vlaamse bedrijven en kenniscentra om een link tussen vraag en aanbod te leggen. Organisaties: • Vakgroep Biochemische en microbiele technologie
Onderzoekers: • Wim Soetaert
Evaluatie van Hu-SCID model om de werkzaamheid van anti-OX40L Nanobodies te testen Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Bart Lambrecht
Longitudinale methoden voor de complexe interacties bij populaties van ouderen. Universiteit Hasselt Abstract: Gemotiveerd door toepassingen in de gezondheidszorgsgerelateerde gedrags- en maatschappijwetenschappen, vertegenwoordigt het voorgestelde project een unieke en strategische samenwerking tussen klinische wetenschappers, onderzoekers uit de gedrags-en sociale wetenschappen (BSS) en methodologische experts. Deze diverse groep van toegepaste onderzoekers zal de bestaande longitudinale analyse methoden uitbreiden om zich te concentreren op modellen voor complexe interacties en dynamische patronen van risicos relevant voor gezondheidsgerelateerde onderzoek, met name onderzoek naar de ziekte en invaliditeit processen bij ouderen. Dit voorstel is een directe reactie op de programma-aankondiging Methodologie en Meten in gedrags- en maatschappijwetenschappen (PA-07-060), en de verschillende geselecteerde onderdelen van dit initiatief vertegenwoordigen een aanzienlijke inspanning om vooruitgang te boeken in de bestaande analytische methoden voor de verwerking van longitudinale gegevens naar een nieuw nutsniveau voor BSS onderzoekers. Organisaties: • Centrum voor Statistiek • Centrum voor Statistiek
Onderzoekers: • Geert MOLENBERGHS
Predictive factors related to clinical response in patients with metastatic melanoma treated with dendritic cell based immunotherapy. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Geen NL abstract Organisaties: • Fysiologie
Onderzoekers: • Bart NEYNS • KRISTIAAN THIELEMANS
Onderzoeksovereenkomst in het kader van het doctoraat van Matthias D'Huyvetter. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De instelling 'VUB' en het ' SCK-CEN, Studiecentrum voor Kernenergie/Centre d'etude de l'Energie Nucléaire' hebben voor het project ' Onderzoeksovereenkomst in het kader van het doctoraat van Mtthias D'Huyvetter. ' een overeenkomst afgesloten die kadert in de dienstverleningsopdracht van de instelling. Hierbij kunnen de onderzoeksresultaten worden overgedragen aan het bedrijf, kan een billijke vergoeding worden afgesproken mbt de valorisatie van het onderzoek of kunnen andere afspraken gemaakt worden aangaande intellectuele eigendom, zoals bepaald in de afgesloten overeenkomst. Organisaties: • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • Tony LAHOUTTE • Catarina XAVIER • VICKY CAVELIERS • NICK DEVOOGDT
Characterization of pancreatic stem/progenitor cells promoting neogenesis. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Geen NL abstract Organisaties: • Pathologische Anatomie
Onderzoekers: • LUC BOUWENS
Role of BMP signaling in replication and regeneration of beta cells (BIG) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Geen NL abstract Organisaties: • Pathologische Biochemie en Fysiologie
Onderzoekers: • Henry HEIMBERG
Opmaak van een vegetatiekaart voor het projectgebied Ruggeveld - Boterlaar - Silsburg. Universiteit Antwerpen Abstract: De stad Antwerpen heeft voor het gebied Ruggeveld¿Boterlaar-Silsburg (Oosten van Deurne) de ambitie om een landschappelijk park te ontwikkelen. Dit park is een onderdeel van de groene vinger van de Schijnvallei die vanaf Wommelgem-Wijnegem stedelijk Antwerpen binnendringt. Omdat natuurontwikkeling hierbij een belangrijk onderdeel vormt en er belangrijke natuurwaarden aanwezig zijn in het gebied, werd een opdracht tot de opmaak van een vegetatie- en landschapskaart uitgeschreven. Het belangrijkste doel hiervan is om de aanwezige vegetatie en landschapselementen in kaart te brengen en een reeks randvoorwaarden ervan te beschrijven. De conclusies van deze inventarisatie moeten direct bruikbaar zijn bij het opstellen van de verdere ontwikkelingsplannen voor het gebied. De onderzoeksgroep Ecosysteembeheer voert hiervoor een uitgebreide veldkartering uit en gebruikt die samen met haar ruime gebiedskennis om alle aanwezige waarden en potenties te lokaliseren. Voor alle ecotopen worden aandachtspunten beschreven om een optimaal samengaan tussen de ecologische waarden en de vastgestelde ontwikkelingsscenario's mogelijk te maken. Organisaties: • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Bram Van Ballaer • Rudy van Diggelen
Surveillance van hepatitis B en C. Universiteit Antwerpen Abstract: Surveillance van hepatitis B en C. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Pierre Van Damme
Thymydilaat synthase X als een doelwit voor nieuwe antibiotica KU Leuven Abstract: De uiteindelijke doelstelling van het project is het ontwikkelen van inhibitoren voor thymidylaat synthase (TS) als antibiotica. Mycobacterium Tuberculosis (MT) werd geselecteerd als een modelsysteemdat verantwoordelijk is voor een wereldwijd gezondheidsprobleem. MT is 1 van de zeldzame voorbeelden van pathogene bacterien met een genoom datcodeert voor beide types TS (ThyX+ThyA). Afwezigheid van verwante enzymen in zoogdieren is een pluspunt voor de ontwikkeling van antibiotica die specifiek inwerken op ThyX, dat het enige TS is bij een groot aantal pathogene bacterien (bv. Mycobacterium Leprae en Helicobacter Pyloris). Een ideale inhibitor moet zowel MT-ThyX als MT-ThA inhiberen zonder dat de werking van ThyA wordt beinvloed. Organisaties: • Medicinale Chemie
De rol van de officina apotheker bij medicatie begeleiding voor patiënten met depressie KU Leuven Abstract: De rol van de officina-apotheker is in de afgelopen 20 jaar grondig veranderd. Waar vroeger vooral de nadruk lag op het bereiden en afleveren van geneesmiddelen, is de focus nu meer verschoven naar het begeleiden van de patiënt bij het gebruik van geneesmiddelen, vanuit een inter-professionele aanpak.In de zorg voor patiënten met een psychische aandoening is de rol van de apotheker echter nog volop in ontwikkeling. Ondanks het feit dat apothekers behoren tot de meest toegankelijke en frequent geraadpleegde zorgverleners binnen de eerste lijn, zijn specifieke studies over hun houding en huidige praktijk in de zorg voor patiënten met een depressie schaars.Het algemene doel van dit doctoraatsprojectwas om de rol van de apotheker in de medicatiebegeleiding van patiëntenmet een depressie te onderzoeken. Tevens werd de invloed van een verbeteringsprogramma onderzocht op apotheker- en patiëntenuitkomsten. Een uitgebreide analyse van de attitude van Vlaamse apothekers
tegenoverhun rol in de zo Organisaties: • Klinische Farmacologie & Farmacotherapie
Onderzoekers: • Veerle Foulon • Gerard Laekeman • Tim Smits • Sophie Liekens
Productie en kwaliteitsbeheersing van natrium gereduceerde kaas Hogeschool Gent Abstract: Consumptiedata geven aan dat de natriuminname van heel wat consumenten hoger blijkt te liggen dan de nutritionele aanbevelingen. Een te hoge natriuminname wordt in verband gebracht met een aantal gezondheidsrisico’s zoals hypertensie en hart- en vaatziekten. Een verlaagde natriuminname kan bekomen worden door consumptie van levensmiddelen met een verlaagd zoutgehalte en bijgevolg verlaagd natriumgehalte. Dit stelt de productontwikkelaars in de levensmiddelenindustrie voor een grote uitdaging: zout vervult immers uiteenlopende functies in levensmiddelen gaande van smaakbevordering over het bekomen van een microbiologisch stabiel product tot de technologische functionaliteiten van zout. Dit project concentreert zich op natriumreductie in de matrix kaas. Zoutverlaging in kaas is niet alleen een kwestie van de hoeveelheid zout te reduceren. Het vraagt eerst en vooral een aanpassing van het productieproces maar heeft daarnaast ook belangrijke consequenties op de organoleptische eigenschappen van de kaas, met name op het smaak- en het aromaprofiel alsook op de textuur van de kaas. Gezien de rol van zout in de conservering van kaas is er bijkomend ook een mogelijk effect van natriumreductie op de houdbaarheid van kaas. Dit project wil een bijdrage leveren aan het tekort aan wetenschappelijke en technologische informatie omtrent natriumreductie in kaas. Hierbij ligt de nadruk op de mogelijkheid om met behulp van specifiek geselecteerde melkzuurbacteriën tegemoet te komen aan de smaakdefecten en de eventuele microbiologische instabiliteit van natrium gereduceerde kazen. Het onderzoek richt zich in eerste instantie op harde kazen: een Gouda type kaas wordt als modelkaas in de experimenten gebruikt. Met behulp van de resultaten bekomen op harde kaas, kan in de laatste fase van het project in individuele case-studies onderzocht worden of de resultaten overdraagbaar zijn naar andere kaastypes (half-harde kazen, rauwmelkse kazen,…). Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Levensmiddelen- en Agrotechnologie • Vakgroep Levensmiddelenwetenschappen en Technologie
Onderzoekers: • Lieve Vermeiren • Tony Ruyssen • Marianne De Meerleer • Delina Van Laere
Fysiologische rol van het ATP13A2 genproduct. Een mogelijke Mn2+ transporter. KU Leuven Abstract: Het ATP13A2 genproduct is een P-type transport ATPase dat behoort tot de P5 subfamilie die enkel in eukaryoten aangetroffen wordt1. Omtrent de eigenschappen en functies van de ATPasen die behoren tot de P5 subfamilie is zeer weinig gekend. We zullen in dit onderzoek ons vooral richten op ATP13A2 en waar nodig ook de andere leden ATP13 A1, ATP13A3-5 bekijken. Er zijn recente maar indirecte aanduidingen dat ATP13A2 fungeert als een Mn2+ transporter met een mogelijk lysosomale targeting. Mutatiesin het gen leiden tot een erfelijke vorm van juveniel parkinsonisme metpyramidale degeneratie en dementie (Kufor-Rakeb syndrome)2. Volgens recent gepubliceerde aanduidingen zouden en ATP13A2 deel uitmaken van een sterk geconserveerd interactie netwerk verbonden met mangaan toxiciteit3.De basiskennis en technieken omtrent Ca2+ en Mn2+ transporters die in het Laboratorium voor Ca2+ ATPasen aanwezig zijn zullen toegepast worden in het ontrafelen van de functie en fysio/pathologische rol van ATP13A2.S Organisaties: • Labo voor Cellulaire Transportsystemen
Onderzoekers: • Frank Wuytack • Jan Eggermont • Peter Vangheluwe • Tine Holemans
Ontwikkeling van langwerkende injecteerbare formulaties voor slecht oplosbare anti-HIV geneesmiddelen KU Leuven Abstract: Dit doctoraatsonderzoek had als doel een nieuw formulatieconcept te onderzoeken voor langwerkende intramusculair injecteerbare formulaties van een slecht oplosbare anti-HIV protease inhibitor. De ideale formulatie zou derhalve de oplosbaarheid van het geneesmiddel significant moeten verhogen alsook een gecontroleerde vrijgave moeten verzekeren over een langere tijd (weken). Om dit te verwezenlijken werd een nieuw concept voorgesteld voor gecontroleerde vrijgave via intramusculaire injectie dat gebaseerd was op gesproeidroogde microsferen. Deze microsferen bestonden uitde combinatie van een wateronoplosbaar polymeer (poly(lactic-co-glycolic acid) (PLGA)) met een wateroplosbaar polymeer (polyvinylpyrrolidone (PVP)). Deze combinatie van materialen had als doel zowel een verbeterde oplosbaarheid te verzekeren door een moleculaire verdeling van het geneesmiddel (in PVP) als een lange termijn vrijstelling van het geneesmiddel te vrijwaren (door PLGA). Als modelgeneesmiddel werd een HIV prote Organisaties: • Farmacotechnologie en Biofarmacie
Onderzoekers: • Guy Van den Mooter • Joke Meeus
In vivo visualisatie van PDE10A met behulp van positronemissie tomografie KU Leuven Abstract: NL-BE">Fosfodiesterase subtype 10A (PDE10A) is een enzym dat verantwoordelijk is voor de afbraak van twee belangrijke signaal moleculen (cGMP en cAMP). PDE10A komt alleen voor in een bepaalde regio in de hersenen (het striatum) die een rol speelt in verschillende bewegingsstoornissen zoals de ziekte vanParkinson en de ziekte van Huntington. Wij ontwikkelden een radioactieve speurstof (radiotracer) die specifiek aan PDE10A bindt. Door deze radiotracer te injecteren in dieren of mensen, kan de hoeveelheid PDE10A gekwantificeerd worden met behulp van positron emissie tomografie, een medischebeeldvormingstechnologie. Met behulp van deze techniek hebben we onderzocht hoe de expressie van PDE10A in de hersenen verandert in een proefdiermodel voor de ziekte van Huntington. Verder werd nagegaan hoe toediening vanamfetamine de hoeveelheid PDE10A in de hersenen beïnvloedt. Tot slot werd er onderzocht of het substraat van PDE10A, cAMP, een invloed had op de binding van deradiotracer aan PDE10
Organisaties: • Radiofarmacie
Onderzoekers: • Guy Bormans • Alfons Verbruggen • Koenraad Van Laere • Maarten Ooms
VIB-Serum progranuline is een nieuwe diagnostische test voor neurodegeneratie: gepersonaliseerde gezondheidszorg. Universiteit Antwerpen Abstract: In 2006 ontdekten we een nieuwe oorzaak voor frontaalkwabdementie. Mutaties in het gen progranuline bleken bij 1 op 10 patiënten de ziekte te verklaren, en ook een rol te spelen bij andere neurodegeneratieve hersenziekten. Deze oorzaak van neurodegeneratie verschilt in belangrijke mate van de andere gekende oorzaken van dementie, zoals de neerslag van het amyloïde eiwit in de hersenen. Maar op basis van de klachten en symptomen van de patiënten is geen onderscheid te maken. Toch is het belangrijk om de onderliggende oorzaak aan te kunnen tonen, met name vanaf het moment dat er een medicijn of behandeling beschikbaar is die deze specifieke oorzaak kan aanpakken. Daarom ontwikkelden we een ELISA die deze vorm van neurodegeneratie op eenvoudige wijze kan opsporen, door de hoeveelheid progranuline in het bloed te meten. Mensen met een nulmutatie in progranuline die dementie veroorzaakt hebben de helft minder progranuline dan anderen, en met deze test kunnen we dit met 100% betrouwbaarheid in het bloed aantonen. Het blijkt bovendien al aantoonbaar voor de eerste klachten zich openbaren, dus de ELISA is ook in staat te voorspellen wat de kans is op het krijgen van dementie door een tekort aan progranuline. In 2009 ontvingen we de Santkin Prijs van de Nationale Alzheimer Liga voor dit werk. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Marc Cruts • Kristel Sleegers
Chemische analyse en speciatie modellering van lood oplosbaarheid onder ecotoxiciteitsproef relevante blootstellingsscenario's Universiteit Antwerpen Abstract: Chemische analyse en speciatie modellering van lood oplosbaarheid onder ecotoxiciteitsproef relevante blootstellingsscenario's Organisaties: • Systemisch Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek (SPHERE)
Onderzoekers: • Ronny Blust
Versnellen van duurzame energie door middel van valorisatie van Biognic Organic Raw Material Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Toegepaste analytische en fysische chemie
Onderzoekers: • Filip Tack • Erik Meers
Onderzoeksgroep Alliantie VUB-UGent: Centrum voor bacteriële en mycotische infectieziekten met zoönotisch of veterinair belang (BAMY) Vrije Universiteit Brussel Abstract: De bedoeling van deze alliantieonderzoeksgroep is het uitvoeren van diepgaand onderzoek omtrent kiemgastheer interacties voor zoönotisch en veterinair belangrijke bacteriën en fungi. In dit verband kan de jarenlange ervaring van de VUB partner op moleculair vlak (zowel op DNA- als op eiwitniveau) gecombineerd worden met de ruime ervaring van de UGent partner op het vlak van interacties van pathogenen met hun gastheer. Hierbij beschikt de UGent partner over zowel in vitro als in vivo modellen. Hoewel beide onderzoeksgroepen op sommige vlakken al duidelijk een goede samenwerking kennen, is het de bedoeling deze samenwerking de komende jaren verder uit te diepen. Diepgravend fundamenteel onderzoek naar het belang en de werking van bacteriële of mycotische virulentiefactoren enerzijds, het ontrafelen van de pathogeengastheer interacties anderzijds en validatie van deze resultaten aan de hand van relevante in vivo modellen zullen de belangrijkste peilers vormen van de alliantieonderzoeksgroep. Daarnaast zullen mogelijke toepassingen van de moleculaire biologie voor de bestrijding van dierziekten, zoals het inzetten van bacteriofagen of faagendolysines als alternatieven voor antibiotica niet uit het oog worden verloren Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • JEAN-PIERRE HERNALSTEENS
Onderzoeksgroep Alliantie VUB-UGent: Translational Imaging Research Alliance - TIRA Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van samenwerking VUB-UGent is het vertalen van onderzoeksresultaten uit fundamenteel onderzoek naar nieuwe klinische toepassingen. Er zijn drie topics waarbij er wordt samengewerkt: 1. Apparatuur voor beeldvorming 2. Beeldreconstructie en analyse 3. Moleculaire probes Organisaties: • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • Tony LAHOUTTE
Verminderen van de CO<sub>2-emissie door middel van een gewijzigde voedersamenstelling in de intensieve veehouderij in Vlaanderen Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Dierlijke Productie
Onderzoekers: • Dirk Fremaut • Marijke Meul
<em>Penicillium roqueforti s.l. in kuilvoeders - karakterisering en onderzoek naar schimmelgroei en mycotoxinenproductie beïnvloedende factoren Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Plantaardige Productie
Onderzoekers: • Geert Haesaert • Eva Wambacq
Geautomatiseerde numerieke modellering van de luchtwegen voor de ontwikkeling van nieuwe diagnose technieken Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Toegepaste Ingenieurswetenschappen • Vakgroep Mechanica
Onderzoekers: • Peter Van Ransbeeck
Een quasi-experimenteel onderzoek naar de invloed van zorgtrajecten op de kwaliteit van leven van oudere geïnterneerden Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Sociaal-agogisch werk • Departement Gezondheidszorg Vesalius • Vakgroep Orthopedagogiek • Vakgroep Nursing
Onderzoekers: • Stefaan De Smet • Stijn Vandevelde
Functional imaging using computer methods to predict the effect of thoracic surgery and endoscopic volume reduction on post-intervention Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Toegepaste Ingenieurswetenschappen • Vakgroep Mechanica
Onderzoekers: • Peter Van Ransbeeck
Humuszuren als hulpmiddel voor de optimalisatie van opbrengst en kwaliteit van graangewassen Hogeschool Gent Abstract: Toegepast onderzoek in het kader van het Landbouwcentrum Granen. Doelstelling: - Effect van de toediening van humuszuren op de opbrengst en kwaliteit van tarwe - Effectiviteit van de toediening van humuszuren als zaadbehandeling, als vloeibare bladbehandeling of geïncorporeerd in minerale meststoffen Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Plantaardige Productie
Onderzoekers: • Geert Haesaert • Greet Verlinden
Oriënterende studie naar de aanwezigheid van aarfusarium en mycotoxinen bij gerst Hogeschool Gent Abstract: Toegepast onderzoek in het kader van het Landbouwcentrum Granen. Doelstelling: inzicht krijgen in de intensiteit van aantasting en de samenstelling van de aarfusaruim populatie bij zomergerst. Organisaties: • Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur • Vakgroep Plantaardige Productie
De ontwikkeling, screening, fotofysische karakterisatie, en toepassing van nieuwe fluorescente probes voor fluorescentiemicroscopie met nanometer-resolutie. KU Leuven Abstract: De aanvrager stelt een project voor dat de systematische ontwikkeling, screening, spectroscopische en fotofysische karakterisatie van nieuwe fluorescente probes voor diffractie-ongelimiteerde fluorescentiemicroscopie omvat.Fluorescentiemicroscopie neemt een unieke plaats in het onderzoekslandschap in door de mogelijkheid om selectieve, minimaal-invasieve metingen uit te voeren in levende cellen en weefsteld en behoort tot de standaard-uitrusting van elk biofysisch onderzoekslabo. Standaard is deze techniek echter beperkt tot een ruimtelijke resolutie van enkele honderden nanometer door de diffractie van licht, wat zeer groot is in verhouding tot de karakteristieke nanometer-lengteschalen waarop dynamische processen en structurering zich afspelen in levende materie.Recent zijn er echter nieuwe technieken ontwikkeld, mede door de
aanvragen, die een diffractie-ongelimiteerde resolutie mogelijk maken. Deze technieken berusten op het gebruik van speciaal ontworpen fluoroforen in combinatiem Organisaties: • Afd. Moleculaire Visualisatie & Fotonica
Onderzoekers: • Johan Hofkens • Peter Dedecker
Het auxine indool-3-azijnzuur als signaalmolecule in bacteriën. KU Leuven Abstract: De synthese van het plantenhormoon indool-3-azijnzuur (IAA) is niet beperkt tot planten. Voor diverse species van bacteriën is de synthese van auxinen, reeds lang gekend. Tot voor kort werd bacteriëel IAA uitsluitend gezien als een effectormolecule, hetzij in relatie tot virulentie (fytopathogenen), hetzij in relatie tot stimulatie van wortelontwikkeling (plantengroeibevordering). Meer recent is de bevinding dat IAA ook een signaalmolecule is in bacteriën en lagere eukaryoten. Voor de plantengroeibevorderende rhizobacterie Azospirillum brasilense werd reeds aangetoond dat de expressie van een sleutelgen in de biosynthese van IAA gereguleerd wordt door het eindproduct IAA. In dit project willen we de signaalfunctie van IAA op moleculair niveau ontrafelen op basis van een transcriptoomanalyse van IAA-geïnduceerde A. brasilense cellen. In een tweede deel zal getracht worden om bacteriële auxinereceptoren en -transcriptiefactoren, die tussenkomen in auxinesignalisatie, te identificeren en Organisaties: • Centr. Microbiële en Plantengenetica
Onderzoekers: • Jozef Vanderleyden • Stijn Spaepen
Aminozuursignalering via de Gap1 transceptor in de gist Saccharomyces cerevisiae. KU Leuven Abstract: Recent werd aangetoond dat de gist Gap1 aminozuurtransporter ook een functie uitoefent als receptor voor aminozuurgeïnduceerde activatie van deprotein kinase A signaalweg. Deze signaalweg controleert vele eigenschappen die geconnecteerd zijn met fermentatieve groei en met stationaire fase. De signaleringsfunctie van de Gap1 transceptor is reeds goed gekarakteriseerd, maar specieke domeinen betrokken bij deze signalering alsookde stroomafwaarts gelegen signaalweg zijn nog grotendeels ongekend. In dit project zullen we gebruik maken van de recente vooruitgang in identificatie van Gap1-interagerende proteïnen om enerzijds domeinen betrokkenbij signalering te identificeren. Anderzijds zullen we zo een beter inzicht proberen te verwerven in de stroomafwaarts gelegen signaalweg. Hiervoor zullen we Gap1 transceptoren trachten te identificeren die verantwoordelijk zijn voor de Gap1-onafhankelijke signalering, alsook zullen we de identificatie bevestigen van door Gap1 getransporteerde aminozure Organisaties: • Afd. Molec. Microbiol. & Biotechnologie
Onderzoekers: • Johan Thevelein • Griet Van Zeebroeck
Soorten en soortvorming in Tropheus, Simochromis en Pseudosimochromis: een multidisciplinaire benadering van een radiatie van cichliden in het Tanganyikameer KU Leuven Abstract: @font-face { font-family: "Cambria";}p.MsoNormal, li.MsoNormal, div.MsoNormal { margin: 0cm0cm 0.0001pt; font-size: 12pt; font-family: "Times New Roman"; }div.Section1 { page: Section1; }Cichliden uit deOost Afrikaanse grote meren vormen de meest diverse radiaties van gewerveldenop aarde en zijn geliefde studiesystemen voor onderzoek op mechanismendieleiden tot diversificatie en soortvorming. Het Tanganyikameer ishet oudste endiepste meer in de Oost Afrikaanse slenk en zijn cichlidengemeenschap ligt aande basis van alle cichlidenradiaties in de andere grote meren. Hoewel velecichliden gekenmerkt zijn door het voorkomen van kleurvariëteiten is er,althans in het Tanganyikameer, geen spectaculairder voorbeeld hiervan te vindendan het genus Tropheus. Tropheus bevat meer dan 100 vaak sterkverschillende kleurvormen die al dan niet allopatrisch voorkomen. Dedistributiepatronen van deze variëteiten zijn vaak complex maar kunnen ten deleverklaard worden door historische schommelingen in het wat Organisaties: • Afd. Ecologie, Evolutie en Biodiv.behoud
Onderzoekers: • Joseph Snoeks • Maarten Van Steenberge
Genetische afdruk van selectie in het genoom van tong: een spatio-temporele aanpak KU Leuven Abstract: Voor het beheer van commerciële mariene vissoorten is het belangrijk omnatuurlijke en antropogene selectieve invloeden op natuurlijke populaties te onderscheiden. In dit project wordt de invloed van overbevissing op functionele diversiteit bestudeerd door mogelijke genetische adaptatiein natuurlijke tongpopulaties op te sporen. Zowel historische tijdsreeksen (otolieten) als geografisch gescheiden populaties zullen genetisch geanalyseerd worden aan de hand van SNP merkers. Dit onderzoek bestaat uit vier doelstellingen: (1) de bioinformatische analyse van transcriptoomsequenties van tong om merkers te ontwikkelen, gekoppeld aan kandidaatgenen, die instaan voor relevante levensgeschiedeniskenmerken (groei, maturatie en temperatuuradaptatie). Vervolgens worden (2) hedendaagse en (3)historische tongpopulaties gegenotypeerd dmv zowel willekeurige SNP#s (neutraal) als geselecteerde SNP#s om zo een connectiviteits- en uitbijteranalyse uit te voeren op een geografische en temporele schaal. Hier Organisaties: • Afd. Ecologie, Evolutie en Biodiv.behoud
Onderzoekers: • Filip Volckaert • Gregory Maes • Eveline Diopere
Fotofysische karakterisatie en toepassing van nieuwe fluorescent proteïnen (FP) en FP gebaseerde calcium indicatoren. KU Leuven Abstract: Fluorescerende proteïnen (FPs) zijn een klasse van proteïnen die in staat zijn tot de autokatalytische vorming van het fluorofoor na expressie van het overeenkomstige gen, zodat de fluorescentie als het ware genetisch gecodeerd wordt. Deze eigenschap, in combinatie met de bestaande kennis van DNA manipulatie, laat toe om eender welk eiwit in het genoom te labelen met intrinsieke fluorescentie door het gen voor het FP te fuseren aan dat coderend voor het eiwit. Het veld van de biolabeling werd hierdoor gerevolutioneerd. Alle FPs vertonen een complex fotofysisch gedrag wat kwantitatieve data-analyse van deze veel gebruikte merkers bemoeilijkt. De kandidate stelt een project voor waarin de
fotofysische karakterisatie van nieuwe FPs (het snelvouwende proteïne Venus) of FP gebaseerde indicatoren (een zogenaamd cameleon-proteïne gebaseerd op een groene donor en rode acceptor voor energietransfer (FRET)) centraal staat. Dezekarakterisatie zal op bulkniveau gebeuren (geavanceerde ultrasnel Organisaties: • Afd. Moleculaire Visualisatie & Fotonica
Onderzoekers: • Johan Hofkens • Charlotte David
AFRIVAL: Koolstof fluxen en transformaties op stroombekken schaal in Afrikaanse rivierbekkens. KU Leuven Abstract: Dit project wil leiden tot een beter begrip van de rol van tropische zoetwaterecosystemen in de koolstof (C) cyclus op stroombekken schaal, en maakt gebruik van een unieke combinatie van tracers (bvb. stabiele isotopen, 14C en biomerkers, terreinmetingen van relevante biogeochemische processen). De nadruk ligt op tropische systemen gezien het schrijnend gebrek aan data uit deze systemen, hoewel C transport via rivieren hier disproportioneel belangrijk blijkt. Bovendien is de aanwezigheid van contrasten in vegetatie op landschapsschaal (in het bijzonder C3 vs. C4 planten) een belangrijke meerwaarde als natuurlijke tracers van C fluxen op deze schaal. Zoetwater ecosystemen vormen een belangrijke schakel in de globale C cyclus, en zijn de primaire link tussen terrestrische en marieneecosystemen. Recente schattingen duiden aan dat ~2 Pg C y-1 in zoetwatersystemen terecht komt uit het terrestrisch milieu, ttz. in dezelfde grootte-orde als de jaarlijkse terrestrische C sink. Meer dan de helf Organisaties: • Afdeling Bodem- en Waterbeheer
Onderzoekers: • Steven Bouillon
Onderzoek naar de protease inhibitor geïnduceerde regulatie van de vertering op enzymatisch en transcript niveau in twee sprinkhaansoorten,Schistocerca gregaria en Locusta migratoria KU Leuven Abstract: NL-BE">Planten en insecten zijn voortdurend met elkaar in interactie. Protease inhibitoren (PI) vormen een onderdeel van de beschermingsmechanismen van planten om insectenvraat te bestrijden. Ze binden aan de verteringsenzymen (proteasen) van het insect en verstoren zo de normale werking van de proteasen.Vandaar wordenPI beschouwd als kandidaten voor het genetisch modificeren van gewassenom deze insect resistent te maken. Een belangrijk probleem hierbij blijkt echter dat insecten zoals rupsen en kevers vaak aangepast zijn aan deopname van PI, waardoor ze er weinig hinder van ondervinden. De meeste insecten bezitten een breed spectrum aan proteasen, die niet allemaal even goed geblokkeerd worden door de PI. Bovendien zijn de insecten in staat de enzymatische activiteit in hun darm te wijzigen na opname van PI, waardoor de vertering kan verdergezet worden.NL-BE">De mechanismen die aan de basis liggen hiervan zijn nog grotendeels onbekend. Bovendien is de mogelijkheid tot aanpassen aan de Organisaties: • Afd. Dierenfysiologie en Neurobiologie
Onderzoekers: • Jozef Vanden Broeck • Jornt Spit
Moleculaire, farmacologische en functionele karakterisatie van serotonine en dopamine receptors van Tribolium castaneum en Schistocerca gregaria KU Leuven Abstract: Dopamine en serotonine zijn twee belangrijke neuro-actieve stoffen waarvan aangetoond werd dat ze gregair gedrag induceren in solitaire sprinkhanen. Om processen in een cel te beïnvloeden, binden serotonine en dopamine aan receptoren, gespecialiseerde eiwitten op de oppervlakte van de cel. Elke cel bevat genen die coderen voor deze receptoren. De code van deze genen wordt overgeschreven naar zogenaamde boodschapper-moleculen (transcripten) die op hun beurt vertaald worden naar de receptor-eiwitten. Net zoals andere organismen, hebben insecten verschillende types serotonine en dopamine receptoren. Het doel van deze studie was om meer inzicht te verwerven in de eigenschappen en functies van deze receptoren in twee belangrijke plaaginsecten: de kastanjebruine rijstmeelkever (Tribolium castaneum) en de woestijnsprinkhaan (Schistocerca gregaria). De kastanjebruine rijstmeelkever is een belangrijk, globaal plaaginsect van opgeslagen, droog voedsel voor humane en dierlijke consumptie. Het Organisaties: • Afd. Dierenfysiologie en Neurobiologie
Onderzoekers: • Jozef Vanden Broeck • Rut Vleugels
Evolutionair potentieel van de humane parasiet Schistosoma mansoniin een veranderende wereld KU Leuven Abstract: De parasitaire platworm Schistosoma mansoni leeft in de bloedvaten van meer dan 80 miljoen mensen in Afrika en Zuid-Amerika. De hevigste infecties komen voor bij kinderen en jonge volwassenen die hierdoor een fysische en intellectuele achterstand oplopen, terwijl chronische infecties leiden tot nierfalen en schade aan de lever. Dankzij de beschikbaarheid van het goedkoop en doeltreffend geneesmiddel praziquantel zijn er verschillende initiatieven van start gegaan om deze ziekte wereldwijd te bestrijden. Een voorbeeld hiervan is de Schistosomiasis Control Initiative, gesteund door de Bill en Melinda Gates Foundation, die in zes Afrikaanse landen praziquantel uitdeelden aan meer dan 44 miljoen mensen. Hoewel deze grootschalige behandelingscampagnes de patiënten op korte termijn vooruit helpen, is het onduidelijk wat het lange termijn effect op deze parasietenpopulaties zou kunnen zijn. In dit doctoraat werd er gebruik gemaakt van moleculaire merkers om S. mansoni parasieten genetisch t Organisaties: • Afd. Ecologie, Evolutie en Biodiv.behoud
Onderzoekers: • Filip Volckaert • Tine Huyse • Frederik Van den Broeck
Bodemvruchtbaarheid, voedselzekerheid en gender in Centraal-Afrika. KU Leuven Abstract: Er is een algemene consensus over de nood aan duurzame landbouwintensificatie in Sub-Sahara Afrika (SSA), en de cruciale rol die verbeterde technologieën daarin spelen. Het is echter minder duidelijk hoe dit bereiktkan worden. Enerzijds bestaan er verschillende, soms tegengestelde, visies op en paradigmas over welke landbouwpraktijken wel/niet duurzaam zijn. Anderzijds is adoptie vaak heel laag, desondanks
goede resultaten inproefopstellingen. In deze doctoraatsthesis maak ik gebruik van twee gevalstudies in een landbouwkundig onderzoeks- en ontwikkelingsproject rond geïntegreerd bodemvruchtbaarheidsbeheer (ISFM) in Burundi en Oost-Congo. Het is reeds bewezen dat geïntegreerd bodemvruchtbaarheidbeheer (ISFM) de bodemvruchtbaarheid en gewasproductie kan verhogen op kleine landbouwbedrijven in ontwikkelingslanden. Toch wordt ISFM relatief weinig toegepast. De bedoeling van het doctoraat is om beter inzicht te verwerven in de factoren die de adoptie van ISFM bepalen.Het ISFM paradigma er Organisaties: • Afdeling Bio-economie
Onderzoekers: • Roeland Merckx • Miet Maertens • Isabel Lambrecht
Studie van de rol van oppervlaktefactoren in Pseudomonas aeruginosa persistentie ter ontwikkeling van een antipersistortherapie. KU Leuven Abstract: Pseudomonas aeruginosa is een opportunistische pathogeen die infectie kan veroorzaken in personen waarin het immuunsysteem geheel of gedeeltelijk is verzwakt. Door een stijging in zowel het aantal personen meteen onderdrukt immuunsysteem als patiënten die invasieve ingrepen ondergaan, zijn P. aeruginosa infecties meer en meer voorkomend. Deze pathogeen is intrinsiek resistent tegen vele verschillende klassen van antibiotica en verwerft bovendien ook gemakkelijk bijkomende resistentiemechanismen. Hierdoor zijn er reeds stammen beschreven die ongevoeligzijn voor bijna alle courant gebruikte antibacteriële middelen. Ook indien geen resistentie tegen het gebruikte antibioticum wordt vastgesteld zijn pseudomonale infecties vaak moeilijk te behandelen. Een belangrijkefactor hiervoor verantwoordelijk is de aanwezigheid van persistorcellen, fenotypische varianten van het wildtype die ongevoelig zijn voor de bactericidale werking van antibiotica. Na daling van de antibioticumconcentratie op de Organisaties: • Centr. Microbiële en Plantengenetica
Onderzoekers: • Jan Michiels • Veerle Liebens
Dynamiek in het centrale plantencel-metabolisme KU Leuven Abstract: Planten hebben, als onderdeel van hun ontwikkeling, aanpassingsmechanismen verworven om het hoofd te bieden aan voorkomende stress-situaties. Eén van deze mechanismen is het vermogen hun metabolisme aan te passen aan extreme condities zoals een lage zuurstofspanning. De beschikbaarheid van zuurstof (O2) is voor hogere planten van belang voor hun energievoorziening via het ademhalingsmetabolisme. Wanneer O2 beperkend wordt, kan het hierdoor onderdrukte ademhalingsmetabolisme leiden tot een verminderde groei. Lage O2-condities kunnen optreden als gevolg van zowel omgevingsinvloeden (bv. overstroming) als ook menselijk ingrijpen (bv. tijdens bewaring van vruchten en groenten onder gecontroleerde atmosfeer (CA)). Verder kan de anatomische structuur van een plant aanleiding geven tot een ongelijke gasverdeling resulterend in lage zuurstofcondities in het binnenste weefsel van een plant. Lagezuurstofstress kan onder meer leidentot een geremde groei van veldgewassen en de ontwikkeling van bew Organisaties: • Afdeling MeBioS
Onderzoekers: • Bart Nicolai • Jerry Ampofo-Asiama
Genetische diversiteit, genenuitwisseling en vitaliteit van zomereik ( Quercus robur L.) in gefragmenteerde bosbestanden KU Leuven Abstract: In Vlaanderen zijn vele zomereikenbossen klein en gefragmenteerd, wat voor bomen het risico op genetische drift (willekeurige verlies van genen) en inteelt (kruising tussen nauwe verwanten) verhoogt. Beide processenleiden tot een lagere genetische diversiteit, en dit kan gevolgen hebben op korte termijn voor individuele bomen (tragere groei, lagere resistentie tegen ziekte en droogte, etc.) en op langere termijn voor de populatie (verminderd evolutievermogen tot adaptatie aan ziektes en klimaatverandering). Aangezien zomereiken stuifmeel hebben dat tientallen kilometers ver via de wind kan worden verspreid, dacht men echter lange tijd datversnippering tot kleine bosfragmenten weinig tot geen effect zou hebben op de genetische diversiteit van kleine eikenbestanden. Dit onderzoek spreekt dit nu enigszins tegen: een verlaagde pollendiversiteit werd teruggevonden in kleine zomereikenbestanden, wat de kans op inteelt en het verlies van genetische diversiteit in de toekomst vergroot. Ook von Organisaties: • Afd. Ecologie, Evolutie en Biodiv.behoud
Onderzoekers: • Olivier Honnay • Guy Vranckx
Identificatie van de plaatjes specifieke functie van DCBLD2 KU Leuven Abstract: Plaatjes zijn kleine cellen zonder kern of cel fragmenten die circuleren in het bloed. De hoofdfunctie van plaatjes is het in stand houden van de hemostase, door het vormen van een bloedklonter wordt zo overmatig bloedverlies na beschadiging van de bloedvatwand voorkomen. Dit proces wordt gereguleerd door vele eiwitinteracties en signalisatiecascades maar is zeer complex en tot op heden nog niet volledig ontrafeld. Om deze beter te begrijpen werd gezocht naar nieuwe plaatjeseiwitten die mogelijks een nog ongekende belangrijke rol spelen in het vormen van een bloedklonter. Eén van deze nieuwe eiwitten was de DCBLD2 receptor. Omdat er zeer weinig is geweten over de functie van DCBLD2 op bloedplatjes is verder onderzoek noodzakelijk wat meteen het onderwerp vormt van dit project.Eerst werden verschillende tools ontwikkeld, nodig voor verder onderzoek naar de plaatjes-specifieke functie van DCBLD2. Zo werd er DCBLD2 eiwit aangemaakt en werden er antilichamen geproduceerd die DCBLD2 op pl Organisaties: • Chemie Kulak
Onderzoekers: • Hans Deckmyn • Katleen Broos • Benedicte Nuyttens
Diversiteit van wortel nodule bacteriën geïsoleerd uit de boon (Phaseolus vulgaris L.) in Cuba: effect van RhizobiumPGPR inoculatie enIAA synthese op de ontwikkeling van boon genotypes
KU Leuven Abstract: De boon (Phaseolus vulgaris L.) zijn het belangrijkste vlinderbloemige gewas voor menselijke voeding op wereldschaal en in het bijzonder in vele delen van Latijns Amerika en Afrika. Symbiotische stokstoffixatie (SSF) door de associatie van rhizobia met wortel nodulen draagt bij tot een verbeterde gewasproductie en is een goedkope en ecologische strategie omde opbrengst van boon cultivatie te verhogen. De hoeveelheid stikstoffixatie door de gewone bonenplant is echter zeer laag in vergelijking met de SFF onder optimale condities en vergeleken met andere peulvruchten. Het succes van SSF in de cultivatie van bonen wordt eveneens zeer sterk beïnvloed door omgevingscondities. Verder onderzoek naar manieren om de efficiëntie en de stabiliteit van SSF te verhogen is echter nog steeds noodzakelijk. Rhizobia treffen tijdens hun interactie met planten verschillende componenten aan, waaronder fytohormonen zoals auxinen , giberelinen en cytokininen. Verschillende stappen, waaronder de vorming van Organisaties: • Centr. Microbiële en Plantengenetica
Onderzoekers: • Jozef Vanderleyden • Ariany Colas Sanchez
Machine learning technieken voor het schatten van gewasarealen op subpixel niveau. KU Leuven Abstract: Aardobservatie speelt een belangrijke rol bij het vroegtijdig monitorenvan landgebruik en landbouwgewassen. Tijdseries van satellietbeelden met een medium tot lage ruimtelijke resolutie (MERIS, MODIS) zijn goedkoopbeschikbaar. Hun hoge temporele resolutie laat toe wolken te maskeren en de fenologische informatie die ze bevatten is van belang voor een accurate classificatie van landbouwgewassen. Met behulp van subpixel classificatietechnieken kan het oppervlakteaandeel van elk gewas in elke pixel bepaald worden. Machine learning algoritmes zijn veelbelovende technieken voor sub-pixel classificatie van landbouwgewassen. De resultaten die momenteel op pixelniveau bekomen worden zijn echter onvoldoende accuraat voor gedetailleerde spatio-temporele monitoring van gewassen en de daarmee verbonden oogstschattingen. De verklaring voor de lage pixel performantie van gewasclassificaties met neurale netwerken kan gezocht worden inhet samenspel van drie factoren: de invloed van veld- en gewaseigen Organisaties: • Afdeling Bos, Natuur en Landschap
Onderzoekers: • Jos Van Orshoven • Stien Heremans
X-stralen CT om inwendige structuren in appel te detecteren. Van hoge-resolutie beelden van 3D microstructuren tot snelle screening tools KU Leuven Abstract: De afgelopen jaren heeft de trend naar gezondere voeding het consumptiepatroon veranderd, en is de Belgische consument opnieuw meer fruit en groenten gaan eten. Appels blijven veruit het meest populaire fruit, met een gemiddeld verbruik van bijna 10 kg per inwoner in 2013. Peren staan op de vijfde plaats, met een jaarlijkse consumptie van bijna 3 kg. Consumenten willen het hele jaar door een aanbod van hoogwaardige, verse vruchten. Om een constante aanvoer van vers hardfruit te verzekeren, worden appels en peren na de oogst opgeslagen onder gecontroleerde atmosfeer (CA) om het rijpings- en verouderingsproces te vertragen. Hierbij wordt hetO2-gehalte gereduceerd, het CO2gehalte verhoogd, en de temperatuur verlaagd. Echter, wanneer de bewaarcondities te extreem zijn, kunnen inwendige fysiologische ziekten optreden, voornamelijk bij gevoelige cultivars. Vermits deze aandoeningen geen externe symptomen veroorzaken is het onmogelijk om aangetaste vruchten te onderscheiden en vervolgens te Organisaties: • Afdeling MeBioS
Onderzoekers: • Martine Wevers • Bart Nicolai • Els Herremans
Adaptatie van enterobacteriën aan groei bij lage pH: mechanismen en relevantie voor voedselveiligheid. KU Leuven Abstract: De laatste jaren laten epidemiologische gegevens een opvallende toenamezien van voedselgebonden Salmonella en E. coli infecties die zijn veroorzaakt door zure producten van plantaardige oorsprong zoals vers fruit, fruitsappen, tomaten en salsa's. Onderzoek naar mogelijke redenen heeft aangetoond dat deze enteropathogenen gespecialiseerde mechanismen hebbenontwikkeld om blootstelling aan een zuurshock, zoals bij passage door de maag, beter te kunnen overleven. De mogelijke adaptaties van deze bacteriën om beter te kunnen groeien bij suboptimale pH hebben daarentegen veel minder aandacht gekregen, hoewel die vanzelfsprekend ook van groot potentieel belang zijn voor de voedselveiligheid. Tegen deze achtergrond is de algemene doelstelling van dit onderzoeksproject na te gaan in welke mate adaptatie aan groei bij lage pH mogelijk is en tegelijk inzicht te verwerven in de cellulaire mechanismen van dergelijke adaptatie in E. coli als modelorganisme. Organisaties: • Centr. Levensmidd.- & Microb. Technol.
Ontrafeling van de biosynthese van een polyketide-antibioticum uit Serratia plymuthica stam RVH1. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Afdeling Gentechnologie
In vitro blootstelling aan stress als een instrument voor de optimalisatie van de cryopreservatie van Solanum spp. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract
Organisaties: • Faculteit Wetenschappen
Onderzoekers: • Rony Swennen
Biogeochemie van Riviersystemen: Inzichten vanuit (Sub)Tropische Rivierbekkens in Afrika KU Leuven Abstract: De opwaartse trend in atmosferische concentraties van verschillende broeikasgassen (GHG: greenhouse gases) sinds het begin van het Industriële Tijdperk (~1750) wordt stilaan unaniem toegeschreven aan antropogene verstoringen van source-sink interacties tussen de verschillende koolstof (C) reservoirs van het systeem Aarde (atmosfeer, oceaan, land, lithosfeer). Het is dus van belang om robuuste schattingen te ontwikkelen van de uitwisseling van elementen tussen deze reservoirs, en een geïntegreerd begrip van de natuurlijke cycli van elementen binnen elk van deze reservoirs. Zoetwaterecosystemen vormen in deze context één van de componenten waaraan traditioneel slechts weinig aandacht werd geschonken; ondertussen wordt echter onderkend dat zoetwaterecosystemen niet enkel belangrijke hoeveelheden terrestrisch materiaal transporteren naar de kustzone;doordat deze systemen doorgaans heterotroof zijn, vertonen ze ook een belangrijke efflux van koolstofdioxide (CO2) (en andere broeikasgassen) Organisaties: • Afdeling Bodem- en Waterbeheer
Onderzoekers: • Steven Bouillon • Trent Richard Marwick
Top-down synthese en karakterisatie van magnetische nanopartikels voor biologische toepassingen KU Leuven Abstract: Het onderzoek naar nanopartikels is de laatste decennia exponentieel toegenomen. Als therapeutisch middel worden ze aangewend voor doelgerichtetoediening van geneesmiddelen. In medische diagnostiek laten nanopartikels dan weer toe om de gevoeligheid en specificiteit te verbeteren van biologische assays en medische beeldvorming zoals MRI en CT. Ondanks het vele onderzoek zijn de huidige partikeleigenschappen voor de meeste toepassing niet ideaal en is verdere optimalisatie nodig. Magnetische nanopartikels die gebruikt worden als contrast agentia in MRI zijn bijvoorbeeld beperkt in grootte wat bijgevolg de gevoeligheid in MRI limiteert. De in CT aangewende gouden nanopartikels leiden onder dezelfde beperkingen en induceren lage signaalversterkingen. Om aan deze limiteringen tegemoet te komen was het doel van dit onderzoek om een nieuw nanopartikeltype te ontwikkelen dat geoptimaliseerd was om een hoge gevoeligheid te induceren in MRI- en CT-toepassingen.In dit werk werden, gebruik makend Organisaties: • Afdeling MeBioS
Mechatronische systemen voor optimale dunning bij peer KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Afdeling MeBioS
Onderzoekers: • Josse De Baerdemaeker • Niels Wouters
Reconstructie van de biologische respons op klimaatsverandering op basis van verrijzenisecologie: een ecoevolutionaire benadering. KU Leuven Abstract: Tijdens de vorige decennia heeft klimaatsopwarming een significant effect gehad op de soorten diversiteit en de structuur en werking van ecosystemen. Recente publicaties tonen aan dat inzichten in eco-evolutionaire dynamieken belangrijk zijn om biologische responsen op antropogene stress te begrijpen. Watervlooien (Daphnia) zijn uitzonderlijke model organismen omdat ze ecologisch zeer belangrijk zijn en zeer geschikt zijn voor evolutionair onderzoek. De aanwezigheid van gelaagde rusteibanken is eenvoordeel voor deze soort omdat het voor een archief van recente evolutionaire veranderingen zorgt. Door rusteieren te ontluiken en populaties te vergelijken van verschillende tijdsperiodes, zullen we de micro-evolutionaire responsen op temperatuursstijging door klimaatsopwarming reconstrueren. We werken met zes replicate ondiepe meren van Denemarken, Belgiëen Engeland. We kwantificeren micro-evolutionaire responsen in ecologisch relevante kenmerken en voeren competitie experimenten uit om de Organisaties: • Afd. Ecologie, Evolutie en Biodiv.behoud
Regulatie van Salmonella biofilmvorming: De rol van kleine RNA's KU Leuven Abstract: De Salmonella enterica enterica serovar Typhimurium (S. Typhimurium) bacterie is een belangrijke voedselpathogeen die acute gaststroenteritis veroorzaakt in mensen. Infectie door S. Typhimurium kan fataal zijn voor kinderen, personen met een verzwakt immuunsysteem, of mensen in ontwikkelingslanden. Buiten de gastheer wordt verondersteld dat de meeste bacteriën, zoals Salmonella, voornamelijk voorkomen in biofilmen. Dit zijn gestructureerde, drie-dimensionele gemeenschappen van bacteriën ingekapseld in een zelfgeproduceerde matrix. In zon biofilm zijn bacteriën beter beschermd tegen verschillende soorten omgevings-stress, die zowel van chemische als fysische aard kan zijn. Bovendien houdt dit in dat verwijdering en desinfectie van pathogenenmoeilijker verloopt wanneer deze beschermd zijn in een biofilm. Daarom is het biofilmfenotype een belangrijk onderwerp vanuit het standpunt vanvolksgezondheid.De regulatie van het biofilmfenotype is complex, met vele betrokken spelers. Als respons Organisaties: • Centr. Microbiële en Plantengenetica
Onderzoekers: • Jozef Vanderleyden • Sandra Van Puyvelde
De zoektocht naar kanker-gerelateerde biomerkers: een technologische uitdaging KU Leuven Abstract: Tumoren in het spijsverteringsstelsel zijn één van de meest voorkomende kankers wereldwijd. De tot nu toe gekende mogelijkheden om tumorenin dit stelsel op te sporen, zijn pas echt accuraat wanneer een gezwel goed zichtbaar is. Het gebrek aan een accurate vroegtijdige diagnose impliceert de nood aan een vroege biomerker. Deze biomerker, wat een substantie (vaak een eiwit) is die een bepaalde fysiologische toestand indiceert, kan de levensduur van de patiënt aanzienlijk kan verlengen.In het menselijk lichaam wordt er een immuunrespons opgewekt tegen een tumor, die als vreemd wordt beschouwd, wat het immuunsysteem interessantmaakt voor biomerkeronderzoek.In het onderzoek worden monocyten uithet bloed geïsoleerd van patiënten met darm- of maagkanker en van controlepatiënten. Monocyten zijn de voorouders van tumorgeassoceerde macrofagen (TAMs). Van deze TAMs is geweten dat ze in aanwezigheid van een tumor veranderingen ondergaan, die er ondermeer voor zorgen dat tumorcellen groeien en Organisaties: • Afd. Dierenfysiologie en Neurobiologie
Validatie van de geïnduceerde proteïne aggregatie technologie met de focus op calcineurine en onderzoek naar de rol van ascorbinezuur op de morfogenese van Candida albicans KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Afd. Molec. Microbiol. & Biotechnologie
Onderzoekers: • Patrick Van Dijck • Alessandro Fiori • Frédérique Van Hauwenhuyse
Langetermijneffecten van prenatale proteïnen ondervoeding door albumen verwijdering in de kip KU Leuven Abstract: Een kippenei bestaat uit een eischaal, een dooier en het albumen of eiwit. Dit albumen bestaat voor bijna 90% uit water, maar bevat tevens de belangrijkste bron van eiwitten voor het kuikenembryo. In het huidig onderzoek werd een deel van dit albumen uit broedeieren van leghennen vervangen door fysiologisch water om enkel de kwantiteit van beschikbare proteïnen te verminderen en de hoeveelheid water constant te houden. Het doelvan dit onderzoek was het belang van albumen tijdens de embryonale ontwikkeling in vogels te onderzoeken. Bovendien werd nagegaan of dit als model voor de prenatale ondervoeding in de mens kan gebruikt worden. Er werd een verlaging van het lichaamsgewicht en de eiproductie vastgesteld. Bovendien werden belangrijke verschillen in het aminozuur en glucose metabolism vastgesteld via moleculaire analyse technieken zoals gen enproteïne expressie. In het laatste deel werd toegespitst op epigenetische veranderingen door de DNA methylatie van bepaalde kandidaatgenente on Organisaties: • Afdeling Dier-voeding-kwaliteit
Onderzoekers: • Johan Buyse • Els Willems
Evolutionaire dynamica van resistentie-ontwikkeling tegen een biofilm inhibitor in Salmonella Typhimurium KU Leuven Abstract: Salmonella is één van de meest belangrijke pathogenen van mens en dier.Jaarlijks zijn er miljoenen gevallen van salmonellose die hospitalisatie vereisen. Het algemeen voorkomende serotoype van Salmonella, S. Typhimurium genoemd, veroorzaakt gastro-intestinale infecties die, indien ze niet tijdig en adequaat behandeld worden, kunnen leiden tot de dood. Daarnaast is Salmonella ook gekend als veroorzaker van typhoïde infecties by muis en mens, en asymptomatische kolonisatie bij kippen. Jammer genoeg is het aantal gerapporteerde gevallen van voedselgerelateerde infecties nog steeds hoog. Omwille van het gezondheidsbedreigende effect vanSalmonella infecties, is salmonellose gerangschikt binnen de top vijf van voedselgerelateerde pathogenen. Een groot probleem bij het bestrijdenvan Salmonella infecties is gerelateerd aan het feit dat Salmonella biofilmen kan vormen zowel op biotische als abiotische oppervlakken. Biofilmen zijn aggregaten van bacteriën ingebed in een zelf-geproduceerde matrix Organisaties: • Centr. Microbiële en Plantengenetica
Onderzoekers: • Jozef Vanderleyden • Kathleen Marchal • Akanksha Dubey
Moleculaire studie van mannose-bindende lectine(s) van lactobacilli en hun mogelijke HIV neutraliserende capaciteit KU Leuven Abstract: Wij hebben allemaal miljoenen micro-organismen op ons lichaam, die collectief de microbiota worden genoemd. Ze komen voor op de huid, in de mond, neus en keelholte, het maagdarmkanaal en het urogenitaal kanaal. De afgelopen decennia kregen vooral de darmmicrobiota het meeste aandacht. Maar ook de andere microbiota zijn belangrijk voor onze gezondheid. Zo spelen Lactobacillus bacteriën in de vagina een cruciale rol in de gezondheid van vrouwen door infecties te voorkomen, wat bijvoorbeeld zeer belangrijk is bij zwangerschap. Hoe deze Lactobacillus bacteriën juist bijdragen tot deze gunstige effecten, via welke moleculen en eigenschappen, isechter nog onvoldoende gekend. In dit doctoraatsonderzoek zochten we naar nieuwe moleculen van Lactobacillus die HIV infecties kunnen inhiberen. We zochten hierbij naar mannose binding lectins die kunnen binden op het mannose-rijke oppervlak van het HIV gp120 glycoproteïne, en op die manier hun binnendringen in gastheercellen kunnen voorkomen. Na het Organisaties: • Centr. Microbiële en Plantengenetica
Onderzoekers: • Jan Balzarini • Jozef Vanderleyden • Sarah Lebeer • Shweta Malik
Aanmaak en diagnostische valorisatie van monoklonale antilichamen gericht tegen het humane tau proteïne KU Leuven Abstract: De ziekte van Alzheimer wordt gekenmerkt door de vorming van onoplosbare proteïne-inclusies (aggregaten) in bepaalde regios van de hersenenen. Zo wordt het proteïne tau foutief verwerkt wat leidt tot zijn aggregatiein zogenaamde neurofibrilaire kluwens. De oorzaak van deze aggregatie, alsook het samenspel van moleculaire mechanismen hierbij betrokken, zijnechter nog niet geweten. Meer nog, recent onderzoek toont aan dat niet de onoplosbare aggregaten toxisch zijn, maar dat deze eigenschap eerder aan de oplosbare oligomere tau structuren kan worden toegeschreven. Dezeoligomeren zijn echter nog niet diepgaand onderzocht. In deze doctoraatsthesis gaan we met behulp van het goed gedocumenteerde gehumaniseerd gist systeem na welke moleculaire elementen een invloed hebben op de vorming van tau oligomeren en aggregaten. Bovendien presenteren we de mogelijk tot het maken van nieuwe monoclonale lichamen met reactiviteiten tegendiverse vormen van het proteïne tau en zijn oligomeren. Deze antilic Organisaties: • Afd. Mol. Fysiol. Planten & Micro-org.
Onderzoekers: • Joris Winderickx • Jeff Van den Brande
Impact en dynamica van het Mrr Type IV restrictie endonuclease in Escherichia coli KU Leuven Abstract: Koude pasturisatie door middel van hoge hydrostatische druk (HD) technologie is in staat vegetatieve micro-organismen af te doden zonder veel afbraak te doen aan de sensorische eigenschappen van het voedsel. Hoewel de microbiële perceptie van HD stress en het overeenkomstige inactivatiemechanisme nauwelijks gekend zijn, heeft onze groep eerder aangetoond dat het endogene Mrr restrictie endonuclease van Escherichia coli K12 een centrale rol speelt in de HD fysiologie van deze bacterie. Vorigestudies hebben immers aangetoond dat milde HD stress (i.e. 15 min op 100 MPa bij 20°C) Mrr aanzet tot het genereren van dubbelstreng DNA breuken in het chromosoom van E. coli, terwijl Mrr restrictie activiteittot dan toe enkel kon worden geïnduceerd door het methylatiepatroon vanbepaalde methyltransferases (MTases; zoals HhaII). Om een beter inzichtte krijgen in de cellulaire impact van HD stress op E. coli, werder in deze dissertatie dieper ingegaan op de activiteit en regulatie van dit aparte Mrr Organisaties: • Centr. Levensmidd.- & Microb. Technol.
Onderzoekers: • Abram Aertsen • Anirban Ghosh
Genetische karakterisatie van 2,6-dichlorobenzamide (BAM)-degradatie inBAM-degraderende bacteriën KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Afdeling Bodem- en Waterbeheer
Onderzoekers: • Dirk Springael • Jeroen T'Syen
Veld versus observatorperspectief bij mentaal verbeelden: een onderzoeknaar de effecten op stemming en gedrag, en naar de werkzaamheid van eenklinische toepassing in de preventie van depressieve terugval. KU Leuven Abstract: Depressie wordt niet enkel gekenmerkt door een verhoogde mate van negatievegevoelens, maar ook door verminderde positieve gevoelens. Ons doel was om teonderzoeken wat voor die verminderde positieve gevoelens kan zorgen. Weonderzochten verschillende manieren waarop positieve situaties (bv. het krijgenvan goede punten) kunnen verwerkt worden. Immers, niet gewoon een positievegebeurtenis op zichzelf, maar ook hoe die verwerkt wordt (of:hoe men erovernadenkt), bepaalt in welke mate de gebeurtenis positieve gevoelens opwekt. mso-ansilanguage:NL-BE;mso-bidi-font-weight:bold">Ten eerste onderzochten we perspectiefnametijdens het verbeelden van positieve gebeurtenissen. Mentaal verbeeldenverwijst naar het voorstellen van een gebeurtenis in je hoofd, bijvoorbeeld wanneerje in je hoofd terug voor je ziet hoe je vorige maand een leuk geschenk kreeg. Ditkan ervoor zorgen dat je positief gevoel toeneemt. Echter, een eerdere studietoonde aan dat het perspectief da Organisaties: • OG Leerpsych. en Exp. Psychopathologie
Onderzoekers: • Filip Raes • Sabine Nelis
Extended drawing within embryonic design KU Leuven Abstract: Extended Drawing een metafoor die onconventionele, onorthodoxe, of niettraditionele tekentechnieken of implementaties van tekeninstrumenten omafwijkende beelden of visuele texturen te bekomen. Het project onderzoekt een veranderde houding met betrekkign tot het ontwerptekenproces binnen de architecturale praktijk. Door de introductie en verspreiding van digitale teken- en beeldbewerkingsmiddelen, het ontstaan van digitale zoekmachines en de bereikbaarheid van digitale fotografie lijkt de status en waarde, ooit toegekend aan het ontwerpmatig schetsen, grondig veranderd. Door het combineren van literatuuronderzoek en praktijkexperimenten zoekt het project naar het veranderende proces van denken en exploratie binnen het ruimtelijk ontwerp. Organisaties: • Departement Architectuur
Onderzoekers: • Ann Heylighen • Sven Sterken • Robin Schaeverbeke
Nucleotiden en nucleïnezuren als doelwit of als middel bij het ontwerpen van biologisch actieve moleculen. KU Leuven Abstract: Met uitzondering van relatief kleine wijzigingen van de purofosfaatgroep zelf, werd tot op heden weinig onderzoek verricht naar de chemische eigenschappen van het trifosfaat gedeelte van nucleosie trifosfaten voor de enzymatische synthese van nucleïnezuren (zoals DNA en RNA). In dit project zullen de synthese, biochemie, structurele biologie en analytische aspecten van deze nieuwe chemie worden onderzocht met het oog op de toepassing in biotechnologie, geneesmiddelenontwikkeling en synthetische biologie. Een tweede gedeelte van het project betreft het onderzoek naar desecundaire structuren van RNA sequenties voor gebruik in de ontwikkeling van inhibitoren. NMR spectroscopie zal worden
toegepast om de drie dimensionele structuren op te helderen van een RNA sequentie die betrokken is bij de controle van de replicatie van het Hepatitis E virus. Dit zal ons toelaten om nieuwe inhibitoren te ontwikkelen om de vermenigvuldiging van dit virus tegen te gaan. Organisaties: • Medicinale Chemie
Onderzoekers: • Arthur Van Aerschot • Eveline Lescrinier • Jozef Rozenski • Piet Herdewyn
Defecte spiegel-neuronen bij autisme spectrum stoornissen? Onderzoek naar een partieel deficit en/of neuronale connectiviteitsproblemen binnen het spiegel-neuronen systeem. KU Leuven Abstract: Het spiegelneuronen systeem (SNS) zou een belangrijke rol spelen bij verschillende cognitieve vaardigheden zoals het begrijpen en imiteren van andermans acties, alsook empathie en communicatie. Recent werd gesuggereerd dat een defect SNS aan de basis ligt van autisme spectrum stoornissen (ASD).Met het huidig onderzoeksproject wensen we een uitgewerkte versie van deze theorie te onderzoeken, namelijk (i) dat het defect zich mogelijks beperkt tot het frontale deel van het SNS, en (ii) dat dit defect mogelijks gerelateerd is aan connectiviteitsproblemen binnen het SNS.Algemeen zal de driehoeks-verhouding worden getest tussen (i) een hersenregio (frontaal SNS), (ii) een gedragstaak, en (iii) een stoornis (ASD).Een goed-te-evalueren gedragstaak werd ontwikkeld waarvan geweten is dat deze ondersteund wordt door het frontaal deel van het SNS, namelijk het inschatten van het gewicht van opgetilde objecten, louter op basis van de kinematische kenmerken van de til-actie.In fase 1 wordt de perfor Organisaties: • Bewegingscontrole & Neuroplasticiteit
Onderzoekers: • Stephan Swinnen • Kaat Alaerts
Effecten van lipoproteïnen op stamcellen. KU Leuven Abstract: In dit project concentreren we ons op een nieuw mechanisme dat bijdraagt tot de atheroprotectieve effecten van hoge densiteit lipoproteïnen (HDL), namelijk modulatie van endothelial progenitor cel (EPC) biologie. EPCs spelen een rol in het onderhouden van de integriteit van het endotheel. Wij hebben aangetoond dat verhoogde HDL cholesterolwaarden na hepatocyt-gerichte humaan apolipoproteïne (apo) A-I transfer in C57BL/6 apoE-/-muizen of in C57BL/6 muizen het aantal circulerende EPCs doet stijgen, de incorporatie van beenmerg-afgeleide EPCs in het beschadigd endotheel verhoogt en neo-intimavorming in een murien model van allogreffevasculopathie reduceert. Het protectief effect van humaan apo A-I transfer op allogreffevasculopathie vereist scavenger receptor-BI expressie in beenmerg-afgeleide cellen. Dit suggereert sterk dat de effecten van HDL op EPCsessentieel zijn voor de attenuatie van allogreffevasculopathie. De driehoofddoelstellingen van dit project zijn 1) de bijdrage van EPCs to Organisaties: • Stamcelbiologie en Embryologie
Dynamische interactie tussen beta cellen, antigenen en het immuunsysteem in type1 diabetes. KU Leuven Abstract: Type 1 diabetes (T1D) is het resultaat van een auto-immuun-gemediëerd verlies aan insuline-secreterende beta cellen in de eilandjes van Langerhans in de pancreas. De ontwikkeling van T1D gaat gepaard met een onverklaard samenspel tussen genetische en omgevingsfactoren Gedurende de laatste 20 jaren hebben studies die de mechanismen van T1D adresseren voornamelijk gefocust op de rol van T lymfocyten in de ziektemechanismen. Nochtans suggereren recente waarnemingen dat het innate of aangeboren immuunsysteem mogelijks een sleutelrol speelt in het bevorderen van T lymfocyt-gemediëerde auto-immuunreacties die T1D uitlokken in diermodellen van de ziekte. Identificatie van nieuwe actiemechanismen van de innate immuuncellen welke ontsteking en vernietiging van beta cellen uitlokken houdt een grote verwachting in voor nieuwe therapeutische interventies in het proces van auto-immune diabetes. De doelstelling van het huidige project is dan ook het karakteriseren van de rol van het innate imm Organisaties: • Klinische & Experimentele Endocrinologie
Onderzoekers: • Chantal Mathieu • Johanna Korf
Rol van pink1, een Parkinson gerelateerd gen, in mitochondiën en synaptische activiteit. KU Leuven Abstract: Mitochondriën zijn dynamische organellen betrokken bij ATP productie, bufferen van Ca en apoptose. Genetische studies van neuromusculaire juncties in Drosophila hebben aangetoond dat synapsen zonder mitochondriën een defect vertonen om een reserve poel (RP) van vesicles te mobiliseren. Deze defecten zijn een ATP afhankelijk proces. Innbsp;mutanten, een gen betrokken bij overerfbare Parkinson, is er ook een RP defect waargenomen, waarschijnlijk omdat het membraan van de mitochondriën in deze mutanten niet meer gedepolarizeerd is omwille van een verminderde Complex I functie en dus een verminderde oxidatieve fosforylatie. Met dit voorgestelde project willen we een beter inzicht krijgen in de rol van pink1 op synaptische mitochondriën en de etiologie van Parkinson beter begrijpen. We willen dit op twee manieren bewerkstelligen: 1) begrijpen hoe Pink1 inwerkt op Complex I. We ondernemen daarom een functionele rescue vannbsp;fenotypen met gist Complex I om te testen of Complex I de directe Organisaties: • Departement Menselijke Erfelijkheid
Onderzoekers: • Sven Vilain • Patrik Verstreken
Viscerale overgevoeligheid na een bacteriële gastro-enteritis: een rol voor neuro-immuun interactie? KU Leuven Abstract: Abnormale pijnperceptie of viscerale overgevoeligheid is een belangrijkmechanisme in de ontwikkeling van aanhoudende buikklachten bij prikkelbaar darm syndroom (PDS) na een bacteriële gastro-enteritis. Persisterende laaggradige ontsteking van het slijmvlies na een bacteriële infectie met influx van mestcellen wordt algemeen aanvaard als onderliggend mechanisme. Waarom er echter een chronische ontsteking optreedt
met viscerale overgevoeligheid bij slechts 10-25% van de geïnfecteerde patiënten is niet bekend. In dit project stellen we dat het type T helper (Th1/Th2/Th17) immuunreactie gericht tegen de bacterie bepalend is. Vanwege de prominente rol van mestcellen bij IBS stellen we dat een Th2 response hiervoorcruciaal is. Om dit te testen hebben we een Campylobacter jejuni post-infectieus PDS muismodel opgezet. In voorlopige experimenten bleek dat Th2 predominante muizen inderdaad een uitgesproken acute ontsteking ontwikkelden terwijl de infectie in predominante Th1 muizen eerder beperk Organisaties: • TARGID
Onderzoekers: • Guy Boeckxstaens • Mira Wouters
De rol van verhoogde darmpermeabiliteit in de pathofysiologie van functionele gastrointestinale aandoeningen KU Leuven Abstract: Functionele maagdarmaandoeningen worden gekenmerkt door pijn of ongemakin de buik zonder een afdoende organische verklaring voor deze klachten. Deze aandoeningen komen frequent voor, maar de behandelingsmogelijkheden zijn op dit moment eerder beperkt, deels te verklaren door onvoldoende kennis over de ontstaansmechanismen. In dit thesisproject hebben we derol van een verhoogde doorlaatbaarheid van het darmslijmvlies bij het ontstaan van functionele darmaandoeningen onderzocht.Bij de BB-rat, een diermodel van functionele maagdarmaandoeningen, hebben we aangetoond dat de verhoogde darmpermeabiliteit een laaggradige ontstekingsreactie van de dunne darm voorafgaat en uiteindelijk leidt tot motiliteitsstoornissen zoals die ook bij patiënten gezien worden. Dit doet vermoeden dat deze toegenomen permeabiliteit een vroegtijdige, oorzakelijke factor vormt in het ziekteproces.In het tweede deel van het proefschrift hebben we onderzoek verricht naar de mogelijke oorzaken van de verhoogde darmperm Organisaties: • TARGID
Onderzoekers: • Pieter Vanden Berghe • Jan Tack • Ricard LLuis Farré Marti • Tim Vanuytsel
Cellulaire en moleculaire dysfuncties in het Fragiele X Syndroom: inzichten in de functie van CYFIP1 en Amyloide Precursor Proteine KU Leuven Abstract: De juiste ontwikkeling van neuronale verbindingen (synapsen) is essentieel voor de hersenfuncties. Het slecht functioneren van de neuronale verbindingen wordt geassocieerd met een verminderde kennis. Verschillende neurologische aandoeningen zoals het syndroom van Down, autisme spectrum stoornis, de ziekte van Alzheimer en het Fragiele X syndroom worden gekenmerkt door synaptische disfuncties en worden aangeduid als "synaptopaties". Tijdens mijn doctoraatsonderzoek bestudeerde ik de moleculaire basis van een synaptopatie, het Fragiele X syndroom.Het fragiele X syndroom is een neurologische aandoening waarbij mentale retardatie en autisme optreedt. De ziekte wordt veroorzaakt door het verlies van het eiwit FMRP, dit eiwit regelt de productie van nieuwe eiwitten in zenuwcellen (neuronen) en in de kleine uitstulpingen (dendritische spines) die de synapsen vormen. Verlies van FMRP hindert de spine functie waardoor de neuronen niet goed kunnen communiceren wat een cognitieve vertraging bij k Organisaties: • Departement Menselijke Erfelijkheid
Identificatie en validatie van eiwit interactiepartners en substraten van PINK1 en LRRK2, twee kinasen gelinkt aan de ziekte van Parkinson. KU Leuven Abstract: De ziekte van Parkinson (PD) is een veel voorkomende neurodegeneratieveaandoening die wereldwijd meer dan vier miljoen personen treft. Tot op heden zijn de exacte ontstaansmechanismen van PD nog niet volledig gekend. De huidige therapie verbetert de motor symptomen maar kan de progressie van de ziekte niet vertragen. In de afgelopen 17 jaar heeft de identificatie van mutaties in genen die PD kunnen veroorzaken enorm bijgedragen tot inzichten in de pathologie van PD. Wij geloven dat inspanningen omde moleculaire processen die aan de basis liggen van deze genetische vormen van PD beter te begrijpen, zal leiden tot de ontdekking van therapeutische strategieën. In 2004 zijn mutaties met een autosomaal recessief overervingspatroon in PINK1 geïdentificeerd in families met juveniele PD. PINK1 is ser/thr kinase met een Nterminaal mitochondriaal lokalisatiesignaal en een centraal kinase domein. Er werd aangetoond dat PINK1 eenrol speelt bij de regulatie van mitochondriale functie. Mutaties in Organisaties: • Onderzoeksgr_Neurobio_en Gentherapie
Onderzoekers: • Veerle Baekelandt • Chris Van Den Haute • Jean-Marc Taymans • Lauran Reyniers
Genetische deletie en inhibitie van de zuurstofsensor PHD1 beschermt tegen ischemische beroerte: een rol voor neuronaal metabolism? KU Leuven Abstract: Zuurstof is onontbeerlijk voor de neuronale functie en overleving. Het zenuwstelsel dient dan ook te beschikken over een systeem dat de cel in staat stelt om zich aan te passen aan veranderingen in de hoeveelheid beschikbare zuurstof. Van de HIF-prolyl hydroxylase domein proteïnen (PHD1, 2 en 3) en Factor Inhibiting HIF (FIH) is geweten dat ze optreden als cellulaire zuurstofsensoren. Via de transcriptiefactor Hypoxie Induceerbare Factor (HIF) activeren zij een waaier aan compensatoire processen als bescherming tegen hypoxie en oxidatieve stress, welke beide frequent geïmpliceerd worden in neurodegeneratieve ziekten. De rol van de zuurstofsensoren in de pathogenese van neurodegeneratieve aandoeningen, en meer in het bijzonder in het ontstaan van amyotrofische laterale sclerose (ALS) blijft echter tot op heden grotendeels ongekend. Preliminair onderzoek in het gastlaboratorium toont aan dat een verminderde PHD1 expressie in een ALS muizenmodel de ziekteprogressie vertraagt. Dit onderzoe Organisaties: • Angiogenese en Neurovasculaire Link
Onderzoekers:
• Peter Carmeliet • Annelies Quaegebeur
Hersenmechanismen en neurotransmittersystemen van viscerale nociceptie en tolerantie van normale maaltijdvolumes in gezonde vrijwilligers en functionele dyspepsie KU Leuven Abstract: Functionele dyspepsie (FD) is één van de meest voorkomende functionele gastrointestinale aandoeningen. Dit syndroom wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van terugkerende of chronische epigastrische symptomen bij afwezigheid van organische, metabolische of systemische anomalieën die de symptomen kunnen verklaren. FD wordt verder onderverdeeld in 2 subgroepen: Postprandiaal Distress Syndroom (PDS, gekarakteriseerd door vervroegde verzadiging tijdens en volheidsgevoel na de maaltijd) en Epigastrisch Pijn Syndroom (EPS, gekarakteriseerd door epigastrische pijn en brandend gevoel in de maagstreek). Ondanks het feit dat deze aandoening uitgebreid wordt bestudeerd, blijft de pathofysiologie ervan onvolledig begrepen. FD patiënten vertonen abnormale hersenactiviteit tijdens rust en (anticipatie van) viscerale pijn, alsook structurele wijzigingen in de hersenen. Het is echter nog niet gekend welke neurotransmitters hierbij betrokken zijn. Deze patiënten vertonen ook vaak verminderde tolerantie Organisaties: • TARGID
Onderzoekers: • Jan Tack • Lukas Van Oudenhove • Huynh Giao Ly
Inhibitoren van y-herpesvirus replicatie en hun werkingsmechanisme KU Leuven Abstract: Het Epstein-Barr virus (EBV) en het Kaposis sarcoma-geassocieerd herpesvirus (KSHV) behoren tot de gammasubfamilie van herpesvirussen. Een infectie met één van deze virussen verloopt meestal asymptomatisch, maar een primaire EBV-infectie kan mononucleosis infectiosia of klierkoorts veroorzaken. Kenmerkend is hun latente aanwezigheid in de gastheer die gepaard kan gaan met het ontwikkelen van verschillende kankers en lymphoproliferatieve ziekten. Van de mensen die een virus-gerelateerde ziekte ontwikkelen heeft het merendeel een verminderde immuniteit door een infectiemet het humaan immunodeficiëntie virus, transplantatie, ouderdom of andere factoren. De huidige behandelingen voor EBV- en KSHV-geassocieerde ziekten zijn niet effectief genoeg en therapieën tegen deze virussen zijnbeperkt. Vermits er ook nog steeds geen antiviraal middel goedgekeurd is voor de behandeling van EBV- en KSHV- infecties zijn nieuwe onderzoeken naar geneesmiddelen tegen gammaherpesvirussen nodig. In dit proef Organisaties: • Laboratorium Virologie en Chemotherapie
Onderzoekers: • Graciela Andrei • Robert Snoeck • Sophie Duraffour • Natacha Coen
Bioluminescentie beeldvorming in de hersenen: van alfa-synucleïne oligomerisatie tot adulte neurogenese. KU Leuven Abstract: Wereldwijd worden ongeveer een miljard mensen getroffen door een aandoening van het zenuwstelsel. De ontwikkeling van nieuwe technologieën is onmisbaar om onze kennis over de basisprocessen die plaatsvinden in de hersenen, van zowel gezonde personen als patiënten met een neurologische aandoening, verder uit te breiden.Bioluminescentie beeldvorming (BLI) is een techniek gebaseerd op het eiwit luciferase, dat verantwoordelijk is voor de lichtproductie in vuurvliegjes. Door het luciferase in te brengen in proefdierhersenen, zal het lichtsignaal ons uiteindelijk meer info geven over een welbepaald moleculair proces dat plaatsvindt in de hersenen. BLI is een niet-invasieve beeldvormingstechniek, wat betekent dat we in staat zijn om elk dier over een lange tijdsperiode op te volgen. Het grote voordeel is dat dit uiteindelijk tot een vermindering vanhet aantal proefdieren leidt, aangezien er niet op elk gewenst tijdstipeen groep dieren moet worden gedood. In dit doctoraatsonderzoek hebben we Organisaties: • Onderzoeksgr_Neurobio_en Gentherapie
Zebravis als een Model voor Glycosylatiedefecten. Vissen achter de Rol van TMEM165 KU Leuven Abstract: Aangeboren glycosylatiedefecten (CDG) vertegenwoordigen een heterogene groep van erfelijke ziekten gekenmerkt door foutieve N- en O-glycosylering, en lipidenglycosylering. Defecten in eiwit N-glycosylering, die variëren in ernst en systemische presentatie, worden traditioneel verdeeld in twee groepen. De grootste groep, type I CDG (CDG-I), is het gevolg vandefecten in enzymen die betrokken zijn in de biosynthese van de lipide-gekoppelde oligosaccharide precursor Glc3Man9GlcNAc2-PP-dolichol (G3M9Gn2-PP-Dol) of in de overdracht naar de pas gevormde eiwitketen in het endoplasmatisch reticulum (ER). De tweede groep, type II CDG (CDG - II), ontstaat uit een verstoring van het knippen en plakken van suikers aan de N-glycaanketen in het ER/intermediair compartiment of in de cis-/trans-Golgi cisternen. Bovendien, en in tegenstelling tot CDGI, blijken deze defecten niet enkel geassocieerd te zijn met glycosylatie-enzymen maar ook met defecten in ER-Golgi of intra-Golgi transport. Als gevolg va Organisaties: • Departement Menselijke Erfelijkheid
Onderzoekers: • Gert Matthijs • Riet Bammens
Pulmonale toxiciteit van nanopartikels, invloed op de barrière van het longepitheel. KU Leuven Abstract: Nanopartikels (1-100 nm) worden gebruikt in verschillendeindustrieën voor een hele verscheidenheid van producten. Door hun kleine omvangkunnen ze de kleinste biologische structurenvan een cel bereiken en ermee interageren.Er wordt aangenomen dat inademing van nanopartikels de belangrijksteblootstellingsweg is en dat ze ook schadelijk kunnen zijn buiten de longaangezien ze een invloed uitoefenen op het hart en de bloedvaten. In dezethesis werd een celmodel van de long-bloed barrière gemaakt om de effecten vanpartikels te bestuderen en werden twee verschillende diermodellen gebruikt dievatbare menselijke groepen weerspiegelen. We observeerden dat ontsteking enoxidatieve schade belangrijke mechanismen waren van de geobserveerde resultatenin zowel de cel- als dierstudies. Daarnaast veroorzaakten de nanopartikels ookeffecten op de stolling wat een extra bewijs vormt dat de effecten in de longen daarbuiten gelinkt zijn. Normal 0 21 false false false NL-BE X-
Onderzoekers: • Peter Hoet • Benoit Nemery de Bellevaux • Katrien Luyts
Aanmaak en karakterisering van nanobodies gericht tegen geactiveerde TAFI KU Leuven Abstract: Thrombin-activatable fibrinolysis inhibitor (TAFI) vertraagt na activatie de bloedklonterafbraak. TAFI kan door trypsine-achtige enzymes zoals trombine en plasmine geactiveerd worden tot het actief enzyme TAFIa. TAFIa verwijdert C-terminale lysine residues aan het oppervlak van een bloedklonter, remt zo de plasmine productie en bijgevolg de afbraak van bloedklonters. Daarom wordt TAFI(a) beschouwd als een risicofactor voor cardiovasculaire aandoeningen. Trombolytische therapie, gebaseerd op plasminogeen activatoren (zoals t-PA) is zeer efficiënt maar kan leiden tot ernstige neveneffecten zoals een verhoogde bloedingneiging en neurotoxiciteit. Simultane toediening van TAFI(a) inhiberende agentia en t-PA zou deze neveneffecten kunnen verminderen doordat de hoeveelheid toe te dienen t-PA kan verlaagd worden zonder de efficaciteit van de therapie te verminderen.Nanobodies (afgeleid van een bijzondere soort van kameel antilichamen) zijn één van de kleinste antigen bindende fragmenten. Ze Organisaties: • L_Farma_biol
Onderzoekers: • Paul Declerck • Ann Gils • Maarten Hendrickx
Interindividuele variatie in de fysiologische adaptaties aan hypoxie KU Leuven Abstract: Dit doctoraatsproject bestudeert de inter-individuele variabiliteit in een aantal fysiologische aanpassingen aan hoogte. Ondanks tal van onderzoeken is men er nog steeds niet in geslaagd om te voorspellen of iemand zich goed of slecht aanpast aan verminderde beschikbaarheid van zuurstof (hypoxie). Dit project beantwoordt gedeeltelijk deze vraag door aan te tonen dat iemands genetisch profiel mede bijdraagt aan variabiliteit in hoogtetolerantie. Bovendien tonen wij voor de eerste keer aan dat enkele moleculaire adaptaties aan hypoxie deels onder invloed staan van genetisch factoren. Naast de niet-modificeerbare genetische factoren, kunnen externe omgevingsfactoren ook bijdragen aan de inter-individuele verschillen in hoogtegevoeligheid. Wij bestudeerden de invloed van eennutritionele factor, m.n. nitraatsupplementatie, en toonden aan dat deze de negatieve effecten van hypoxie op prestatiecapaciteit deels kan tegengaan. Inzicht in de fysiologie aan de grenzen van menselijke toleranti Organisaties: • Fysieke Activiteit, Sport & Gezondheid
Onderzoekers: • Peter Hespel • Martine Thomis • Evi Masschelein
Cognitieve controle over actie na traumatisch hersenletsel. KU Leuven Abstract: Cognitieve controle over actie heeft betrekking op ons vermogen om snelonze handelswijze te veranderen wanneer bepaald gedrag niet langer adequaat is. Cognitieve controle is bijvoorbeeld nodig om veilig door het verkeer te kunnen bewegen. Zonder effectieve controle over onze acties zouhet onmogelijk zijn om een auto die plotseling van baan verandert te ontwijken, of om op tijd te stoppen voor een kind dat de straat op rent. Cognitieve controle is ook belangrijk in een sociale context. Wanneer we geen mechanisme zouden bezitten dat ons ervan weerhoudt te handelen naarelke opkomende gedachte, zouden we veel meer ongepaste opmerkingen maken. Het doel van dit proefschrift is het vergroten van het inzichtin de wijze waarop de mens controle uitoefent over zijn gedrag. Het onderzoek naar de neurale mechanismen die hieraan ten grondslag liggen is ook van belang om verschillende neurologische en psychiatrische aandoeningen beter te kunnen begrijpen. ADHD en Gilles de la Tourette worden bijvoorb Organisaties: • Departement Bewegingswetenschappen
Onderzoekers: • Stephan Swinnen • James Coxon • Hendrika Petronella Leunissen
Vitamine D en COPD: interacties en therapeutische mogelijkheden. KU Leuven Abstract: Heel wat epidemiologische studies hebben een lage vitamine D status geassocieerd met zeer prevalente aandoeningen zoals kanker, auto-immuun ziekten en chronische infecties. De relatie tussen vitamine D deficiëntie en COPD is op dit ogenblik niet onderzocht maar zowel epidemiologische als mechanistische evidentie doen ons vermoeden dat de vitamine D pathway ook een belangrijke rol kan spelen in de pathogenese en therapie van COPD. Het huidige onderzoeksproject onderzoekt de intieme relatie en interactie tussen vitamine D deficientie en COPD en kadert perfect in enkele grotere onderzoeksinitiatieven die door mezelf en onze onderzoeksgroep recent werden opgestart. Vooreerst zullen we een crosssectionele analyse in een grote patiënten en controle populatie uitvoeren waarbij we naast vitamine D serum spiegels ook polymorfismen in sleutel enzymes van de vitamine D pathway zullen onderzoeken. Daarnaast zijn we gestart met een grote prospectieve follow-up studie van patienten met vroegtijdige Organisaties: • Pneumologie
Onderzoekers: • Wim Janssens
Acuut-op-chronisch leverfalen: een translationele "queeste" naar betereklinische en pathophysiologische omschrijving. KU Leuven Abstract: Leverfalen omvat een groep van diverse aandoeningen die uiteindelijk allen leiden tot hetzelfde event: het reduceren van functionele levercelmassa onder een kritische drempel. In de context van chronische leverinsufficiëntie, werd recent de term acuut-op-chronisch leverfalen (AoCLF) geïntroduceerd in een poging om een potentieel reversiebel syndroom te omschrijven met een gelijkaardige klinische context, uitlokkende factor en presentatie maar van verschillende etiologie van onderliggend chronisch leverlijden.Gezien het innovatieve concept en de hoge mortaliteit die aan dit syndroom wordt toegeschreven, stelt zich de vraag naar kennis van natuurlijk verloop, prognostische factoren, vroege klinische en
biologische factoren en mogelijke interventies. Opheldering van deze aspecten zou ontegensprekelijk tot een verder geoptimaliseerd beleid kunnen leiden en zelfs denood tot orgaantransplantatie in een tijd van orgaantekort (gezien de mogelijkheid tot reversibiliteit) kunnen reduceren. Het Organisaties: • Hepatologie
Onderzoekers: • Wim Laleman
Ontrafeling van moleculaire mechanismen en verbetering van de behandeling bij patiënten met nefromathosche cystinose. KU Leuven Abstract: Cystinose is een autosomaal recessieve ziekte veroorzaakt door mutatiesin het CTNS gen, dat codeert voor de lysosomale cystine transporter cystinosin. Cystinose wordt gekenmerkt door cystine stapeling in de lysosomen en presenteert zich meestal als renaal Fanconi syndroom en nierinsufficiëntie. Cysteamine is de enige medicatie die cystinestapeling in de lysosomen verlaagt en het ziekteverloop bij cystinose verbetert.Onze eigen en andere voorafgaande onderzoeksbevindingen vormen de basisvan dit project:1) Stoornis in glutathione metabolisme is indicatief voor een oxidatieve stress bij cystinose.2) Expressie van cystinosin is niet beperkt tot de lysosomale membraan en is upgereguleerd door oxidatieve stimuli.3) CARKL gen deficiëntie komt voor bij ~50% van de cystinose patiënten met homozygote 57kb deletie met als mogelijk gevolg NADPH deficiëntie voor cellulaire reductie reacties.4) Ernstige bijwerkingen van cysteamine zijn gerapporteerd bij ~1% van de patiënten.Het doel van dit project Organisaties: • Orgaansystemen
Onderzoekers: • Elena Levtchenko
Mechanismen van neuronale sterfte in het ALS-FTLD (amyotrofische laterale sclerose-frontotemporale kwab degeneratie) spectrum van neurodegeneratieve aandoeningen. KU Leuven Abstract: Due to aging of Western populations, the burden of neurodegenerative disorders on health care systems, patients and their families is increasing. Next to Alzheimers disease and Parkinsons disease, diseases within the frontotemporal lobar degeneration (FTLD)/ amyotrophic lateral sclerosis (ALS) spectrum of neurodegenerative disorders are the most common.FTLD is a dementia syndrome characterized by early changes in language, personality or behaviour with marked degeneration in the prefrontal and anterior temporal cortex. In up to 40-50% of cases FTLD is a familial disease.Mutations in the microtubule-associated protein tau were themost frequent cause of dominant FTLD until recently. Dominantly inherited mutations in progranulin have recently been identified in more than 25% of familial FTLD patients.In patients with FTLD, motor neuron degeneration as seen in amyotrophic lateral sclerosis (ALS) can become partof the clinical picture. ALS is a neurodegenerative disorder characterized by Organisaties: • Laboratorium voor Neurobiologie (VRC)
Onderzoekers: • Philip Van Damme
In vivo evaluatie van de simultane inhibitie van TAFI en PAI-1: op weg naar een effectieve en veilige trombolyse KU Leuven Abstract: Trombine-activeerbare fibrinolyse inhibitor (TAFI) en plasminogeen activator inhibitor-1 (PAI-1) zijn belangrijke remmers van de fibrinolyse (d.i. het systeem om bloedklonters op te lossen). Hoewel dit gebeurt via verschillende werkingsmechanismen, grijpen beide eiwitten in op het omzetten van plasminogeen tot plasmine door het weefsel-type plasminogeen activator (tPA). Plasmine is het enzyme dat verantwoordelijk is voor de eigenlijke afbraak van fibrine (= het hoofdbestanddeel van de bloedklonter). Geactiveerd TAFI (TAFIa) verwijdert carboxyterminale lysines van het fibrine oppervlak met een verhoogde resistentie tegen fibrinolyse tot gevolg. PAI-1 neutraliseert tPA door de vorming van een covalent complex enwordt beschouwd als de voornaamste inhibitor van tPA. Verhoogde TAFI- en/of PAI-1-waarden werden dan ook geassocieerd met diverse cardiovasculaire aandoeningen zoals myocard infarct (= hartinfarct), veneuze tromboseen cerebrovasculaire accidenten (= beroertes). De enige medicijnen Organisaties: • Therapeutische en Diagnost. Antilichamen
Onderzoekers: • Paul Declerck • Nick Geukens • Tine Wyseure
Wnt signaaltransductie en aggressie in Drosophila melanogaster van neurogenetica tot kandidaat-drugtargets. KU Leuven Abstract: Buitensporig agressief gedrag vormt een groeiend sociaal en medisch probleem en is frequent geassocieerd met neuropsychiatrische aandoeningen. Agressie wordt beïnvloed door zowel genetische- als omgevingsfactoren. Recente studies toonden aan dat agressie op een kwantitatieve manier beïnvloed wordt door tientallen epistatisch interagerende genen. Vaak gaat het om pleiotrope genen waarvan de eigenlijke functie veelal ongekend is.Om inzicht te verwerven in de rol van pleiotrope genen in agressie maken we gebruik van Drosophila melanogaster, een genetisch modelsysteem dattoegangelijk is voor genetische manipulatie en kwantificering van agressie. Het hier voorgestelde project heeft als doelstelling om de onderdelen van het zenuwstelsel die tussenkomen bij agressie in kaart te brengenen de rol van individuele genen daarin te bestuderen. De specifieke doelstellingen beogen (i) de rol van de Wnt signaaltransductieweg in agressie en afwijkende agressie in kaart te brengen, (ii) het spatiotempor Organisaties: • Departement Menselijke Erfelijkheid
Onderzoekers: • Patrick Callaerts • Rudi D'Hooge • Marijke Versteven
Rol van regulatoire T-cellen en IL-13 bij de behandeling van chronischeinflammatoire darmziekten en darmfibrose. KU Leuven Abstract: De ziekte van Crohn en colitis ulcerosa zijn chronische ontstekingsziekten van de darm, gekend onder de naam inflammatoire darmziekten. Heel wat patiënten met de ziekte van Crohn ontwikkelen, door de langdurige ontsteking, vernauwingen en verlittekening in de darm, wat ook darmfibrose wordt genoemd. Er bestaan tegenwoordig al vele mogelijkheden om de ziekteonder controle te brengen met ontstekingsremmende medicatie, maar geen enkele van deze behandelingen is in staat om het optreden van darmfibrose te voorkomen. Bovendien bestaan er geen goede behandelingen voor darmfibrose. Daarom hebben we in dit doctoraatsproject een diermodel in muizen ontwikkeld, waarbij
er een afwisseling is tussen periodes van herval (ziekteactiviteit) en remissie (afwezigheid van ontsteking). In dit chronisch muizenmodel hebben we darmfibrose bestudeerd om zo meer inzicht te verwerven in de oorzaken van darmfibrose en om zo mogelijke aanknopingspunten te vinden voor het voorspellen, vroegtijdig opsporen en beha Organisaties: • TARGID
Onderzoekers: • Gert Van Assche • Jan Ceuppens • Christine Breynaert
Immunologische aandoeningen met cutane manifestaties: exploratie van de genetische en immunologische basis KU Leuven Abstract: De huid is de eerste barrière voor invasie van het lichaam door pathogenen. Deze taak wordt ondersteund door 1) de aanwezigheid van microflora op het oppervlak van de huid, 2) de structuur en architectuurvan de huisdie een epidermis, dermis en tight junctions bevat en 3) de aanwezigheid van cellen van het immuunsysteem in de epidermis en de dermis. Enerzijds concurreren de aanwezige microflora met de schadelijke pathogenen en anderzijds belemmert de structurele architectuur de toegang van overlevende pathogenen tot de onderliggende weefsels. Pathogenen die er toch in slagen van door de huidlagen te drinken, worden daar geconfronteerd met immuuncellen die verdedigings mechanismen tegen de pathogenen hebben. Normaal gesproken verwijderen de immuuncellen succesvol de pathogenen alvorens deze schade kunnen toebrengen aan het lichaam. Echter, er kunnen omstandigheden zijn waarbij de immuuncellen er niet in slagen de pathogenen te verwijderen, wat kan leiden tot ziekte. Dit falen kan te wijt Organisaties: • Labo Genetica van Auto-immuniteit
Onderzoekers: • Isabelle Meyts • Adrian Liston • Dina Danso-Abeam
Predictive value of early response imaging on integrated PET-CI and prognostic value of combined morphometricpathologic response in mediastinal lymph nodes and primary tumor response. KU Leuven Abstract: Patiënten met "resectable" stadium IIIA-N2 "non-small cell" longkanker (NSCLC) kunnen behandeld worden met inductie-chemotherapie, gevolgd doorde chirurgische verwijdering van de tumor. Op dit ogenblik bestaat er geen betrouwbare methode om een onderscheid te kunnen maken tussen enerzijds patiënten die goed reageren op deze behandeling en een goede lange-termijn prognose hebben (responders), en anderzijds patiënten die onvoldoende op de behandeling reageren en dus geen kandidaten zijn voor de "surgical combined modality" behandeling.Het is gekend dat volgende elementen belangrijke prognostische factoren zijn voor een 5-jaar overleving: (i) het effect van inductiechemotherapie op de mediastinale lymfeknopen; (ii) het effect op de primaire tumor en (iii) het succes van chirurgie. Het probleem met deze prognostische factoren is dat ze in principe gebaseerd zijn op post-hoc analyses, gebaseerd op de pathologische analyse van het chirurgisch verwijderde specimen. Idealiter zou men goede pr Organisaties: • Pneumologie
Onderzoekers: • Johan Vansteenkiste • Christophe Deroose
Transitionele zorg voor adolescenten en jong-volwassenen met een aangeboren hartaandoening: multi-level analyse van gezondheidssysteemfactoren,ziekenhuis- en patiëntengebonden kenmerken die een impact hebben op gebrek aan cardiale follow-up. KU Leuven Abstract: Aangeboren hartaandoeningen zijn de meest voorkomende aangeboren aandoening bij nieuw geborenen. Ongeveer 8 per 1000 zuigelingen in Westerse populaties worden geboren met een grote structurele abnormaliteit van het hart en/of de intra-thoracale grote vaten met een actuele of potentiële functionele betekenis (Mitchel, 1971). Dankzij toenemende medische kennis op het gebied van diagnostische en therapeutische procedures hebben patiënten met een aangeboren hartaandoening een toenemende levensverwachting. Heden bereiken bijna 85% tot 90% van de kinderen geboren met een aangeboren hartaandoening de volwassenheid. Echter ondanks deze bemoedigende evolutie kunnen patiënten met een aangeboren hartaandoening niet als genezen beschouwd worden, zij moeten eerder als hersteld gezien worden, ongeacht hun initiële behandeling. Patiënten zijn vatbaar voor de ontwikkeling van residuen en sequelen zelfs na het ondergaan van een succesvolle primaire behandeling of chirurgische ingreep. Een levens Organisaties: • Centr. Ziekenhuis- en Verplegingswet.
Onderzoekers: • Marc Gewillig • Philip Moons • Werner Budts • Eva Goossens
De rol van mucosale integriteit en van laag-gradige inflammatie in functionele dyspepsie. KU Leuven Abstract: Functionele dyspepsie (FD) is een veel voorkomende functionele gastrointestinale ziekte die gekenmerkt wordt door maagklachten. Tijdens endoscopisch onderzoek wordt er in FD patiënten geen organische oorzaak gevonden die de symptomen zou kunnen verklaren, vandaar de term functioneel. De pathofysiologie van de aandoening is bovendien grotendeels onduidelijk, waardoor de ontwikkeling van effectieve behandelingen uitblijft. Aangezien studies de aanwezigheid van afwijkingen in de maag en meer recent in het duodenum van FD patiënten aangetoond hebben, was het doel vandit doctoraatproefschrift de rol van de duodenale abnormaliteiten in depathofysiologie van FD te bestuderen.Voedselinname speelt een belangrijke rol in het induceren van klachten in de meerderheid van FD patiënten. We toonden aan dat een vol gevoel na de maaltijd, een opgeblazengevoel en boeren ontstaan in de maag, terwijl pijn en een brandend gevoel in de bovenbuik veroorzaakt kunnen worden in de dunne darm. Aangeziendez Organisaties: • TARGID
Onderzoek naar ncRNA's die bijdragen aan oncogen-geïnduceerde senescentie. KU Leuven Abstract: Onderzoek naar ncRNA'sdie bijdragen aan oncogen-geïnduceerde senescentie. Kanker is eenverzamelnaam voor verschillende ziektes van de cellen. Alle weefsels en organenvan het menselijk lichaam zijn opgebouwd uit ontelbare cellen: hersencellen, spiercellen, huidcellen enz. Normale cellen groeien en delen zich om oude cellen te vervangen. Kanker ontstaat als er iets misgaat in een cel, waardoor de normale groei van de cel ontregeld geraakt. Kankercellen beginnen zichongecontroleerd te delen, dringen door in het omliggende weefsel en richten daar schade aan.Wanneer normale cellen oud worden stoppen ze onherroepelijk met delen. Dit proces noemt mensenescentie. Cellen kunnen ook senescent worden onder invloed van een kankergen (oncogen). Wij bestuderen de rol van een bepaalde soort moleculen in de cel, niet-coderende RNA moleculen (ncRNAs), die mogelijk bijdragen aan dit senescentie-proces. ncRNAs zijn boodschappermoleculen waarvan we de volledige functionele reikwijdte nog moeten leren ke Organisaties: • Departement Menselijke Erfelijkheid
Onderzoekers: • Jean-Christophe Marine • Laura Standaert
Fylodynamica van rotavirusepidemiologie en effecten van vaccinintroductie op de rotaviruspopulatie in België KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Klinische & Epidemiologische Virologie
Onderzoekers: • Marc Van Ranst • Mark Zeller
Ontwikkeling van nieuwe therapeutische benaderingen voor cardiovasculaire aandoeningen door gentherapie KU Leuven Abstract: SamenvattingHet zijn gunstige tijden in het domein van gentherapie en dit dankzij de bijdrage van succesvolle gentherapeutische klinische proeven die gelijklopen met de vooruitgang in gentransfer technologie. Bovendien hebben recente preklinische studies sterk bijgedragen tot een betere kennis van de storende variabelen die het resultaat van gentherapie beïnvloeden. Ondanks deze vooruitgang, zijn er nog steedshiaten in onze kennis over het verbeteren van de prestatie van gentherapeutische vectoren door rationeel design in plaats van te vertrouwen op een willekeurige trial-and-error aanpak. Daarom wilden wij ons op dit gebrek richten door een nieuwe integrale aanpak te gebruiken, die berust op een genome-wide in silico strategie om de prestatie van gentherapeutische vectoren te stimuleren. In dit onderzoek gebruikten we een nieuw computer algoritme voor het identificeren van regulatorische sequenties die samenhangen met sterke weefselspecifieke genexpressie in hethart. Deze sequenties Organisaties: • Moleculaire en Vasculaire Biologie
Efrines in neurodegeneratie. KU Leuven Abstract: ALS is de meest dramatische neurodegeneratieve aandoening door het progressieve karakter ervan, de korte overlevingsduur en de grote invloed opde kwaliteit van het leven van de patiënt en zijn omgeving. ALS is erfelijk in 10% van de patiënten en in 20% van deze gevallen zijn dit mutaties in het superoxide dismutase 1 (SOD1) gen. ALS is een multifactoriële ziekte waarbij modificerende genen en omgevingsfactoren de klinische manifestatie van de ziekte beïnvloeden. In ons labo werd een zebravismodel voor ALS ontwikkeld waarbij een axonopathie van de motorische zenuwen geïnduceerd wordt, door overexpressie van mutant SOD1 in het zebravisembryo. Een knockdown van de ephrin receptor A4 (EphA4) door morpholino-injectie, resulteerde in een volledige omkering van deze axonopathie. Ook ALSmuizen bij welke één of beide EphA4 allelen zijn geïnactiveerd, hebben een langere overleving dan hun "littermates" waar beide allelen aanwezig zijn.We zullen nagaan of de kruising van de conditionele EphA4knoc Organisaties: • Onderzoeksgr_Exp_Neurologie
Onderzoekers: • Wim Robberecht • Philip Van Damme • Lies Schoonaert
Glucose neurotoxiciteit in kritieke ziekte KU Leuven Abstract: