Onderzoek in de opleiding
Voorwoord Tijdens de opleiding tot leraar basisonderwijs (PABO) doen aanstaande leraren steeds meer onderzoek. Dit onderzoek is praktijkgericht en bedoeld om aanstaande leraren hun eigen onderwijspraktijk op groep- en/of schoolniveau te laten verbeteren. Wij noemen deze vorm van onderzoek ‘Praktijkonderzoek’: onderzoek dat is geworteld in de beroepspraktijk en bijdraagt aan verbetering en innovatie van die beroepspraktijk (HBO-raad, 2010). Onderzoek is op Hogeschool de Kempel een niet meer weg te denken kwaliteitspijler van de opleiding tot leraar basisonderwijs. In deze notitie wordt beschreven waarom onderzoek een plek heeft gekregen in het curriculum van Hogeschool de Kempel, op welke wijze Hogeschool de Kempel een onderzoekslijn in het curriculum vormgeeft en welke uitwerking deze onderzoekslijn concreet kent. April 2014 Hogeschool de Kempel
2
Inhoudsopgave Voorwoord Inhoudsopgave Waarom ‘onderzoek’ in het curriculum van de opleiding? ‘Onderzoek‘ in het curriculum van Hogeschool de Kempel? Hoe geven we de onderzoekslijn vorm? Algemene uitgangspunten Ontwerppijlers voor de fasen P, K1 en K2 Ontwerppijlers voor de afstudeerfase K3 Ontwerppijlers voor het Challenge Program Concretisering van de onderzoekslijn in het curriculum. Bronnen Bijlage 1
2 3 4 5 5 5 6 6 7 8 14 15
3
Waarom ‘Onderzoek‘ in het curriculum van de PABO?
De noodzaak van onderzoek als onderdeel van de opleiding van leraren basisonderwijs is terug te zien in de dagelijkse praktijk van de (aanstaande) leraar basisonderwijs. (Aanstaande) leraren leren op basis van ervaringen in de onderwijspraktijk (Kirkwood & Christie, 2006). Problemen die zij ervaren in de eigen praktijk op groep- en/of schoolniveau, maar ook vragen die vanwege maatschappelijke veranderingen de school binnen komen, willen zij oplossen en beantwoorden. Door deze problemen en vragen zelf te onderzoeken wordt kennis betrokken bij en ontwikkeld in de context waarin de leraar functioneert. (Aanstaande) leraren ontwikkelen op deze manier zowel hun eigen onderwijspraktijk als zichzelf.
4
Onderzoek‘ in het curriculum van Hogeschool de Kempel
Het doen van onderzoek wordt door Hogeschool de Kempel gezien als een manier om pro-actief te zijn in onderwijsinnovatie, een belangrijke ambitie van Hogeschool de Kempel. Door aanstaande leraren tijdens de opleiding herhaaldelijk te laten onderzoeken, laten wij hen ervaren dat zij zelf actief kunnen en moeten zijn in het telkens verder ontwikkelen van de huidige en toekomstige onderwijspraktijk. Hogeschool de Kempel wil zodoende aanstaande leraren opleiden tot een leraar die nieuwsgierig is naar het leren van kinderen en naar het leren van zichzelf. Een aanstaande leraar die niet alleen uitvoert, maar ook onderzoekt en ontwerpt (Hogeschool de Kempel, 2012a). Om aanstaande leraren op te leiden tot onderzoekende leraren basisonderwijs is een onderzoekslijn in de opleiding ontworpen. Met deze onderzoekslijn beogen wij de doelen voor Praktijkonderzoek, zoals de Kempel deze heeft opgesteld (zie Bijlage 1), te realiseren.
Hoe geven we de onderzoekslijn vorm?
Voor de vormgeving van de onderzoekslijn - en dus het realiseren van de geformuleerde doelen voor Praktijkonderzoek -heeft Hogeschool de Kempel een viertal algemene uitgangspunten geformuleerd. Deze uitgangspunten zijn vertaald in specfieke ontwerppijlers voor de fasen P, K1 en K2, de afstudeerfase K3 en voor het Challenge Program, de academische opleidingsvariant van De Kempel.
Algemene uitgangspunten:
1. Praktijkonderzoek: authenticiteit en eigenaarschap Door de eigen onderwijspraktijk als context van onderzoek te benutten,is de onderzoeksopdracht authentiek en wordt eigenaarschap bij de aanstaande leraar gecreëerd. Betrokkenheid bij het onderzoek wordt hierdoor verhoogd. Op die manier wil De Kempel de aansluiting bij de betekenisverlening en voorkennis van de aanstaande leraar realiseren. 2. Begeleiden en beoordelen Onderzoek wordt door opleidingsdocenten (met expertise op het gebied van praktijkonderzoek) begeleid en beoordeeld op kwaliteit door het hanteren van herkenbare kwaliteitsindicatoren bij verplicht gestelde onderzoeksopdrachten. Deze opdrachten worden schriftelijk uitgewerkt. 3. Doelen: willen, begrijpen, doen en gebruiken Competent zijn in praktijkonderzoek ziet De Kempel binnen het beroep leraar basisonderwijs, en dus binnen onze opleiding, breder dan het leren doen van onderzoek. Ook andere aspecten zijn van belang als we willen opleiden tot onderzoekende leraren basisonderwijs. Dit leidt tot de verdeling van de doelen praktijkonderzoek in vier categorieën: onderzoekend willen werken, onderzoek begrijpen, onderzoek doenen onderzoek gebruiken. Onderzoekend willen werken is voorwaardelijk voor de andere categorieën. De bereidheid om onderzoekend te werk te gaan is bij onderzoek begrijpen, bij onderzoek doen en bij onderzoek gebruiken noodzakelijk. 4. Gehele onderzoekscyclus doorlopen Bij onderzoeksopdrachten die gericht zijn op onderzoek doen wordt een totale onderzoekscyclus doorlopen. Aanstaande leraren krijgen op deze manier zicht op de samenhang tussen de verschillende stappen van onderzoek en het nut van onderzoek. De opbouw van onderzoeksvaardigheden is hierbij concentrisch: bij elke onderzoeksopdracht ligt de nadruk op een andere fase van onderzoek en de bijbehorende deelvaardigheden, gebaseerd op de voorkennis uit eventuele eerdere onderzoeksopdrachten. Bovendien wordt de link (in verschillende mate van grootte) met onderzoek gebruiken altijd gevraagd.
Wi lle n
Willen
Begrijpen
Willen
Gebruiken
en ill
Doen
n ille W
W
Figuur 1: Doelen Praktijkonderzoek op Hogeschool de Kempel, verdeeld in vier categorieën.
De algemene uitgangspunten sluiten aan bij waardevolle onderzoekselementen in een curriculum volgens PABO-studenten: samenwerking met andere studenten, realistische en authentieke opdrachten waarbij onderzoeksfasen geoefend kunnen worden en expertfeedback van de docent. (Van der Linden, 2012).
5
Ontwerppijlers voor de fasen P, K1 en K2
Koppeling aan de integrale leerlijn Onderzoek is onderdeel van de integrale leerlijn. Deze integrale leerlijn wordt voor elk blok (P en K1) c.q. semester (K2) uitgewerkt in een thematische onderwijseenheid. Aanstaande leraren gaan rondom een aantal thema’s (zie tabel 1)aan de slag met een afgebakende onderzoeksopdracht waarbij zij de gehele onderzoekscyclus doorlopen. Bij de andere thema’s wordt aandacht besteed aan onderzoek begrijpen. Opleidingsdocent als inhoudelijk expert, onderzoekstechnisch begeleider en beoordelaar Door het koppelen van onderzoek aan de integrale leerlijn is de opleidingsdocent die het onderzoek begeleidt expert wat betreft het te onderzoeken onderwerp. De opleidingsdocent heeft daarnaast ook de taak om onderzoekstechnisch te begeleiden en tussenproducten en het eindproduct te beoordelen. Keuzevrijheid binnen het gezamenlijke thema Om de algemene uitgangspunten eigenaarschap en authenticiteit te waarborgen wordt de eigen onderwijspraktijk als context benut. Dit resulteert in keuzevrijheid binnen het gezamenlijke thema.
Ontwerppijlers voor de afstudeerfase K3.
Prakijkonderzoek als afstudeerwerk In het laatste jaar van de opleiding voert de aanstaande leraar een compleet praktijkonderzoek uit. Dit praktijkonderzoek – genaamd Meesterstuk – richt zich op doelen uit alle vier de categorieën (onderzoek willen, onderzoek begrijpen, onderzoek doen en onderzoek gebruiken). Aanbod door opleidingsdocenten met expertise op het gebied van praktijkonderzoek Het onderwijsaanbod ten behoeve van het praktijkonderzoek – inclusief beoogde doelen en beoordelingscriteria – wordt ontworpen en verzorgd door opleidingdocenten die specifieke expertise hebben op het gebied van (het begeleiden van) praktijkonderzoek. Tutor als procesbegeleider De tutor begeleidt de aanstaande leraar in de afstudeerfase zowel in het praktijkonderzoek als bij de algehele praktijkontwikkeling (stagebegeleiding) naar startbekwaamheid. Door de koppeling van de begeleiding aan één persoon beoogt De Kempel de procesbegeleiding te versterken. Formatief en summatief beoordelen Het Meesterstuk wordt gedurende het onderzoeksproces meerdere keren zowel formatief als summatief en door meerdere personen (tutor, medestudenten en opleidingsdocenten) beoordeeld aan de hand van een onderbouwd beoordelingsformat. Keuzevrijheid onderwerp De aanstaande leraar bepaalt vanuit zijn eigen passie en ambitie en in overleg met de praktijk (stageschool) het onderwerp van onderzoek. Door het centraal stellen van eigen passie en ambitie wordt het algemene uitgangspunt authenticiteit en eigenaarschap geconcretiseerd.
6
Ontwerppijlers voor het Challenge Program
Uitgangspunten Challenge Program De ‘plus’ van het Challenge Program kan worden toegepitst op een viertal uitgangspunten. Van de Challenge-student wordt verwacht dat hij in staat is om de frontlinie-fixatie te doorbreken, beschikt over academische onderzoeksvaardigheden en –attituden, ondernemingszin toont en een actieve bijdrage kan leveren aan het leren in leerwerkgemeenschappen. De onderzoekslijn richt zich met name op het uitgangspunt academische onderzoeksvaardigheden en –attituden. Echter sluit het onderwijsaanbod en de toetsing van de onderzoekslijn tevens aan bij de overige uitgangspunten. Bijvoorbeeld met betrekking tot het doorbreken van de frontlinie-fixatie wordt binnen het onderwijsaanbod, mede dankzij de modules van de Open Universiteit, onder andere een theoretische verdieping aangebracht binnen verwerven van informatievaardigheden, de methode van onderzoek (kwalitatieve en kwantitatieve dataverzameling en data-analyse) en met betrekking tot kennis over veranderingsprocessen. Binnen het Challenge Program leidt de Kempel aanstaande leraren op tot startbekwame onderzoekende leraren met een academisch werk- en denkniveau die een bijdrage kunnen leven aan de ontwikkeling en verbetering van het basisonderwijs. Praktijkonderzoek vanuit verschillende perspectieven In het Challenge Program voeren de aanstaande leraren praktijkonderzoek uit vanuit verschillende perspectieven aan de hand van het ROTOR-model (Diederen, Geldens, Popeijus, 2009). De leraren werken planmatig aan het verbeteren van het eigen professionele handelen (ik-perspectief). Zij werken planmatig aan het veranderen cq. verbeteren van het onderwijs in de eigen stageklas (wij-perspectief) en het onderwijs op bouw- en schoolniveau (zij-perspectief). Bij het ik-perspectief staat een kritische kern naar keuze centraal. Bij het wij- en zij-perspectief staan de kritische kernen ‘open communiceren met collega’s‘ (5.1) en ‘een constructieve bijdrage leveren aan klas- en schoolontwikkeling‘ (5.2) centraal. Van de aanstaande leraar wordt verwacht dat hij initiatieven neemt om collega-leraren te betrekken bij en te informeren over het praktijkonderzoek. De aanstaande leraren doorlopen binnen alle perspectieven het gehele onderzoeksproces en de doelen willen, begrijpen, doen en gebruiken. Aanbod en begeleiding door opleidingsdocenten met expertise op het gebied van praktijkonderzoek Het onderwijsaanbod en de beleiding ten behoeve van het praktijkonderzoek – inclusief beoogde doelen en beoordelingscriteria – wordt ontworpen en verzorgd door opleidingdocenten die specifieke expertise hebben op het gebied van (het begeleiden van) praktijkonderzoek. Formatief en summatief beoordelen Het praktijkonderzoek wordt gedurende het onderzoeksproces meerdere keren zowel formatief als summatief en door meerdere personen (medestudenten en opleidingsdocenten) beoordeeld aan de hand van een onderbouwd beoordelingsformat. Onderzoeksonderwerp draagt bij aan klas- en/of schoolontwikkeling De aanstaande leraar bepaalt in overleg met de school (mentor/directie) het onderwerp van onderzoek. Het onderzoeksonderwerp sluit bij voorkeur aan bij een verbeteronderwerp van de school. Op deze wijze kan de aanstaande leraar namelijk een bijdrage leveren aan de klas- en/of schoolontwikkeling. De aanstaande leraar bepaalt vanuit zijn eigen passie en ambitie bij welk verbeteronderwerp hij/zij aansluit, inclusief de richting van het praktijkonderzoek. Door de eigen onderwijspraktijk als context van onderzoek te benutten, is de onderzoeksopdracht authentiek en wordt eigenaarschap bij de (aanstaande) leraar gecreëerd.
7
Onderwijseenheid
Onderzoeksonderwerp en -opdracht
P-fase I-OND01 Leerkracht in beeld
Onderzoek naar basisbehoeften van kinderen. Ongestructureerd observeren staat centraal. Onderzoeksvraag en wijze van analyse is gegeven. Aanstaande leraar kiest een kind en heeft ontwerpvrijheid in het onderzoek gebruiken.
P-fase I-OND02 Leerkracht in beeld
Onderzoek naar samenwerkingsvaardigheden van kinderen. Gestructureerd observeren staat centraal. Onderzoeksvraag, observatie-instrument en wijze van analyse is gegeven. Aanstaande leraar kiest kinderen en heeft ontwerpvrijheid in het onderzoek gebruiken.
Overige informatie ROTOR Kennisobject ROTOR Materialen studieroute Begeleiding en beoordeling door vakdocent ROTOR
Concretisering van de onderzoekslijn in het curriculum De genoemde algemene uitgangspunten en (specifieke) ontwerppijlers zijn geconcretiseerd in de onderzoekslijn in het curriculum.Tabel 1 beschrijft het ontwerp van de onderzoekslijn voor de reguliere opleiding, Tabel 2 voor het driejarig Challenge Program en Tabel 3 voor het vierjarig Challenge Program.
Kennisobject ROTOR Materialen studieroute
instrument
Begeleiding en beoordeling door vakdocent
bronnen begeleiding & beoordeling
P-fase I-OND03 Zin in leren
Onderzoek naar taakbetrokkenheid tijdens de les. Gestructureerde observaties analyseren en interpreteren, en consequenties voor de praktijksituatie staan centraal. Onderzoeksvraag, observatie-instrument en wijze van analyse is gegeven. Aanstaande leraar kiest kinderen en heeft ontwerpvrijheid in het onderzoek gebruiken.
P-fase I-OND04
Onderzoek begrijpen wordt ingezet ten behoeve van ontwerpopdracht: krijgt vorm in studiejaar 2013-2014.
K1-fase I-OND05 Beoordelen om te leren
Onderzoek naar zelfregulatie van één kind. Toetsgegevens (resultaten) verzamelen en begrijpen (CITO, methodegebonden toetsen), gestructureerd observeren van taakgerichtheid en in gesprek (interview) met het kind over attributie, motivatie en metacognitie. Onderzoeksvraag en observatie-instrument is gegeven. Aanstaande leraar kiest het kind, ontwerpt het interview (gesprek met het kind) en gaat ongestructureerde data analyseren.
K1-fase I-OND06
Onderzoek begrijpen wordt ingezet ten behoeve van ontwerpopdracht: krijgt vorm in studiejaar 2013-2014.
K1-fase I-OND08 Kleuters en kleuters in de groep
Onderzoek naar de ontwikkeling van een leerling, gericht op (constructie)spel. (Probleem)situatie wordt door de aanstaande leraar in kaart gebracht. Het gebruiken van theorie (leer- en ontwikkelingslijnen) bij participerend observeren staat centraal, en expliciet aandacht voor de betekenis van onderzoek voor de ontwikkeling het kind. Bestaande observatie-instrumenten kunnen naar keuze ingezet worden. Aanstaande leraar kiest kinderen en heeft ontwerpvrijheid in observatie-instrument en in het onderzoek gebruiken.
8
ROTOR Kennisobject ROTOR Materialen studieroute Begeleiding en beoordeling door vakdocent
ROTOR Kennisobject ROTOR Materialen studieroute Begeleiding en beoordeling door vakdocent
Instrument I-OND8 Materialen studieroute Begeleiding en beoordeling door vakdocent
Tabel 1: Ontwerp onderzoekslijn reguliere opleiding
Onderwijseenheid
Onderzoeksonderwerp en -opdracht
K2-fase I-PED Blok 1 en 2
Onderzoek naar de eigen pedagogische competentie: aansturen van het groepsproces en recht doen aan sociaal-emotionele verschillen in de groep. De probleemsituatie, doelstelling en onderzoeksvraag worden gegeven. De eigen context en het theoretisch kader wordt door de student beschreven. De student maakt een selectie uit bestaande instrumenten om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. De student analyseert de resultaten en beschrijft de conclusie zelfstandig.
K3-fase I-MST14 en I-MST15
Het afstudeeronderzoek (Meesterstuk) kent in de uitvoering en beoordeling twee delen: een onderzoeksdeel en een praktijkdeel. Het onderzoeksdeel legt de nadruk op onderzoek begrijpen en onderzoek doen en wordt schriftelijk getoetst. Het praktijkdeel legt de nadruk op onderzoek gebruiken (vertaling van resultaten naar het handelen in de praktijk) en wordt schriftelijk vastgelegd en mondeling getoetst.
Overige informatie ROTOR + structuur onderzoeksrapportage Kennisobject ROTOR Materialen studieroute Begeleiding en beoordeling door vakdocent
ROTOR Bronnen: Donk, C. v. d., & Lanen, B. v. (2009). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho. Kennisobject ROTOR Materialen studieroute Begeleiding en beoordeling: Aanbod wordt verzorgd door vakdocent, begeleiding door tutor en beoordeling door toetstutor(en).
Tabel 1: Ontwerp onderzoekslijn reguliere opleiding
9
Onderwijseenheid CP1 Onderzoek I-CPONZ4 blok 3 en 4
CP2 Leadership & Education I-CPLEA8 Blok 3 en 4
Onderzoeksonderwerp en -opdracht Uitvoeren van een praktijkonderzoek volgens het ROTOR-model (combinatie ik- en wij-perspectief): planmatig werken aan het verbeteren van het eigen professionele handelen en daarmee het onderwijs in de klas. Het onderzoeksonderwerp wordt vastgsteld aan de hand van een analyse van de beginsituatie van de stagegroep en gerelateerd aan een kritische kernnaar keuze. De aanstaande leraar formuleert passende vervolgacties voor het handelen in de klas op basis van de uitkomsten van het praktijkonderzoek. Het praktijkonderzoek resulteert in een onderzoeksverslag dat digitaal wordt ingeleverd.
Uitvoeren van een praktijkonderzoek volgens het ROTOR-model (zij-perspectief): planmatig werken aan het verbeteren van het onderwijs op bouw- of schoolniveau. Het onderzoeksonderwerp wordt in overleg met de school vastgesteld en gekoppeld aan een verbeteronderwerp van de school. Het praktijkonderzoek resulteert in een onderzoeksverslag. De aanstaande leraar geeft een presentatie over de uitkomsten van het praktijkonderzoek aan collega’s op de stageschool, inclusief aanbevelingen. Het digitaal inleveren van het onderzoeksverslag is een voorwaarde voor mondelinge toetsing. In dit vak staan kritische kern 5.1 (open communiceren met collega’s in de school) en kern 5.2 (een constructieve bijdrage leveren aan schoolontwikkeling) centraal.
CP3 Onderzoek I-CPONZ10, I-CPONZ11 Blok 1-2-3
10
Uitvoeren van een praktijkonderzoek vanuit het wij-perspectief: planmatig werken aan het verbeteren van het onderwijs op groepsniveau, gekoppeld aan een voor de stagegroep relevante probleemstelling en een relevant onderzoeksonderwerp. Het onderzoeksonderwerp en de probleemstelling sluiten bij voorkeur aan bij een verbeteronderwerp van de stageschool, gekoppeld aan eigen passie en ambitie. Het afstudeeronderzoek kent in de uitvoering en beoordeling twee delen (2x uitvoering van het ROTOR-model): een onderzoeksdeel en een praktijkdeel. Het onderzoeksdeel is gericht op het genereren van kennis en wordt schriftelijk getoetst. Het praktijkdeel legt de nadruk op de vertaling van resultaten naar het handelen in de praktijk wordt schriftelijk vastgelegd en mondeling getoetst. In dit vak staan kritische kern 5.1 (open communiceren met collega’s in de school) en kern 5.2 (een constructieve bijdrage leveren aan schoolontwikkeling) centraal.
Overige informatie ROTOR Donk, C. v. d., & Lanen, B. v. (2009). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho. Kennisobject ROTOR Materialen studieroute Begeleiding en beoordeling door vakdocent
ROTOR Donk, C. v. d., & Lanen, B. v. (2009). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho. Baarda, B.(2009). Dit is onderzoek! Handleiding voor kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. Kennisobject ROTOR Materialen studieroute Aanbod en begeleiding door vakdocent Beoordeling door onafhankelijke beoordelaar/ vakdocent
ROTOR + structuur onderzoeksrapportage Baarda, B.(2009). Dit is onderzoek! Handleiding voor kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. Kennisobject ROTOR Materialen studieroute Aanbod en begeleiding door vakdocent Beoordeling door onafhankelijke beoordelaar/ vakdocent
Tabel 2: Ontwerp onderzoekslijn Challenge Program; driejarig programma
Onderwijseenheid CP1 Onderwijskunde CPOND3 Blok 3
Onderzoeksonderwerp en -opdracht
Overige informatie
Uitvoeren van een praktijkonderzoek volgens het ROTOR-model (combinatie Ik- en Wij-perspectief): planmatig werken aan het verbeteren van het eigen professionele handelen en daarmee het onderwijs in de klas. Het onderzoeksonderwerp wordt vastgsteld aan de hand van een analyse van de beginsituatie van de stagegroep en gerelateerd aan kritische kern 3.1 (item: de student herontwerpt methodelessen). De aanstaande leraar formuleert passende vervolgacties voor het handelen in de klas op basis van de uitkomsten van het praktijkonderzoek. Het praktijkonderzoek resulteert in een onderzoeksverslag dat digitaal wordt ingeleverd.
ROTOR Donk, C. v. d., & Lanen, B. v. (2009). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho. Kennisobject ROTOR Materialen studieroute Begeleiding en beoordeling door vakdocent
CP1 Onderzoeks-practicum Kwantitatieve data-analyse OU-S13131 Blok 1 en 2
De aanstaande leraar raakt vertrouwd met de belangrijkste statistische begrippen en technieken voor psychologisch onderzoek en leert gebruik te maken van het statistische computerprogramma SPSS. De leerdoelen van de OU-module zijn: • Hypothesen opstellen voor een onderzoek • Juiste statistische techniek selecteren voor het toetsen van de hypothese • Frequenties en gemiddelden berekenen • De T-Toets, Variantieanalyse (ANOVA), Correlatieanalyse en Regressieanalyse toepassen • De resultaten van statistische toetsing interpreteren
Materialen Open Universiteit (OU) Materialen studieroute
CP2 Informatievaardigheden voor sociale wetenschappers OU-O40311 Blok 1 en 2
De aanstaande leraar leert op verschillende manieren informatie te zoeken, selecteren, beoordelen en verwerken bij het uitvoeren van een literatuurstudie. De leerdoelen van de OU-module zijn: • het definiëren van het probleem • het formuleren van vragen • het bepalen van een zoekstrategie • het selecteren van bronnen en informatie • het verwerken van informatie • het presenteren van de informatie in een rapport.
Materialen Open Universiteit (OU) Materialen studieroute
Begeleiding door vakdocent Beoordeling door docent Open Universiteit
Begeleiding door vakdocent Beoordeling door docent Open Universiteit
Tabel 3: Ontwerp onderzoekslijn Challenge Program; vierjarig programma
11
Onderwijseenheid CP3 Leadership & Education CPLEA10 Blok 1 en 2
Onderzoeksonderwerp en -opdracht
Overige informatie
Uitvoeren van een praktijkonderzoek volgens het ROTOR-model (zij-perspectief): planmatig werken aan het verbeteren van het onderwijs op bouw- of schoolniveau. Het onderzoeksonderwerp wordt in overleg met de school vastgesteld en gekoppeld aan een verbeteronderwerp van de school. Het praktijkonderzoek resulteert in een onderzoeksverslag. De aanstaande leraar geeft een presentatie over de uitkomsten van het praktijkonderzoek aan collega’s op de stageschool, inclusief aanbevelingen. Het digitaal inleveren van het onderzoeksverslag is een voorwaarde voor mondelinge toetsing.
ROTOR
In dit vak staan kritische kern 5.1 (open communiceren met collega’s in de school) en kern 5.2 (een constructieve bijdrage leveren aan schoolontwikkeling) centraal.
Aanbod en begeleiding door vakdocent Beoordeling door onafhankelijke beoordelaar/ vakdocent
CP3 Onderzoeks-practicum psychologisch experiment Blok 1 en 2
In dit onderzoekspracticum ligt de nadruk op experimentele onderzoeksopzetten, op de daarbij behorende statistische analyses en het zelf analyseren van de gegevens die zijn verzameld middels een experiment (controlegroep – experimentele groep).
CP3 Grondslagen van psychologie: filosofie OU-S37211 Blok 3 en 4
In deze module zoekt de student antwoord op de vraag: wat is kennis? Gedurende de module wordt de centrale vraag verder aangescherpt: wat is wetenschappelijke kennis en hoe kan die onderscheiden worden van andere kennisvormen?
CP3 Onderzoeks-practicum psychologisch survey OU-S04241 Blok 3 en 4
De aanstaande leraar leert een onderzoek op te zetten en uit te voeren, waarbij een survey centraal staat (vragenlijstonderzoek). De aanstaande leraar leert onder meer te werken met vragenlijsten en schaaltechnieken. Hij leert de verkregen gegevens te analyseren en een verslag uit te brengen in een artikel.
Donk, C. v. d., & Lanen, B. v. (2009). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho. Baarda, B.(2009). Dit is onderzoek! Handleiding voor kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. Kennisobject ROTOR Materialen studieroute
Materialen Open universiteit (OU) Materialen studieroute Begeleiding door vakdocent Beoordeling door docent Open Universiteit
Materialen Open universiteit (OU) Materialen studieroute Begeleiding door vakdocent Beoordeling door docent Open Universiteit
Materialen Open universiteit (OU) Materialen studieroute Begeleiding door vakdocent Beoordeling door docent Open Universiteit
Tabel 3: Ontwerp onderzoekslijn Challenge Program; vierjarig programma
12
Onderwijseenheid CP4 Onderzoek I-CPONZ14, I-CPONZ15 Blok 1-2-3
Onderzoeksonderwerp en -opdracht
Overige informatie
Uitvoeren van een praktijkonderzoek vanuit het Wij-perspectief: planmatig werken aan het verbeteren van het onderwijs op groepsniveau, gekoppeld aan een voor de stagegroep relevante probleemstelling en een relevant onderzoeksonderwerp. Het onderzoeksonderwerp en de probleemstelling sluiten bij voorkeur aan bij een verbeteronderwerp van de stageschool, gekoppeld aan eigen passie en ambitie.
ROTOR + structuur onderzoeksrapportage
Het afstudeeronderzoek kent in de uitvoering en beoordeling twee delen (2x uitvoering van het ROTOR-model): een onderzoeksdeel en een praktijkdeel. Het onderzoeksdeel is gericht op het genereren van kennis en wordt schriftelijk getoetst. Het praktijkdeel legt de nadruk op de vertaling van resultaten naar het handelen in de praktijk wordt schriftelijk vastgelegd en mondeling getoetst.
Aanbod en begeleiding door vakdocent Beoordeling door onafhankelijke beoordelaar/ vakdocent
Baarda, B.(2009). Dit is onderzoek! Handleiding voor kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. Kennisobject ROTOR Materialen studieroute
In dit vak staan kritische kern 5.1 (open communiceren met collega’s in de school) en kern 5.2 (een constructieve bijdrage leveren aan schoolontwikkeling) centraal. CP4 Onderzoeks-practicum onderwijskundig onderzoek Blok 1
De aanstaande leraar verwerft kennis over verschillende stappen van een onderzoek. Zowel kwantitatieve als kwalitatieve methoden komen aan bod.
Materialen Open universiteit (OU) Materialen studieroute Begeleiding door vakdocent Beoordeling door docent Open Universiteit
Tabel 3: Ontwerp onderzoekslijn Challenge Program; vierjarig programma
13
Bronnen Diederen, S., Kemenade, R. v. & Geldens, J. (2012). Doelen voor Praktijkonderzoek. Helmond: Hogeschool de Kempel. Diederen, S., Geldens, J., & Popeijus, H. L. (2009). Handvatten voor het gebruik van de ROTOR. In H. L. Popeijus & J. J. M. Geldens (Eds.), Betekenisvol leren onderwijzen in de werkplekleeromgeving (pp. 253-270). Antwerpen / Apeldoorn: Garant. HBO-Raad. (2010). Naar een duurzaam onderzoeksklimaat. Ambities en succesfactoren voor het onderzoek aan hogescholen. Den Haag: HBO-Raad. Hogeschool de Kempel. (2012a). Verschil maken. Instellingsplan 2012-2017. Helmond: Hogeschool de Kempel. Hogeschool de Kempel. (2012b). Prestatieafspraken. Helmond: Hogeschool de Kempel. Kirkwood, M., & Christie, D. (2006). The role of teacher research in continuing professional development. British Journal of Educational Studies, 54(4), 429-448. Linden, W. v. d. (2012). A design-based approach to introducing student teachers in conducting and using research (ProefschriftTechnischeUniversiteit Eindhoven). Eindhoven: Eindhoven School of Education.
14
Bijlage 1: Doelen Praktijkonderzoek Hogeschool de Kempel Inleiding
Dit document is bedoeld voor personeel van Hogeschool de Kempel – opleiding tot leraar basisonderwijs – en voor andere betrokkenen en geïnteresseerden. In dit document worden de doelen ‘Praktijkonderzoek’ op Hogeschool de Kempel beschreven, voorafgegaan door de verantwoording van de opbouw van deze doelen. Wij beogen dat aanstaande leraren de beschreven doelen aan het einde van de opleiding bereikt hebben. Wij danken de collegae van het Kempelonderzoekscentrum, Kempellectoraat EBO, tutoren K3 en de onderzoekers van Eindhoven School of Education – Wietse van der Linde en Ellen Rohaan – voor de ontvangen feedback op eerdere versies.
Opbouw van de doelen ‘Praktijkonderzoek’
Competent worden in ‘Praktijkonderzoek’ zien wij binnen het beroep leraar basisonderwijs, en dus binnen onze opleiding, breder dan het leren doen van onderzoek. We zijn van mening dat ook andere vaardigheden van belang zijn als we willen opleiden tot onderzoekende leraren basisonderwijs. Voorbeeld hiervan is het kunnen interpreteren van een onderzoeksrapportage. Dit standpunt leidt tot de verdeling van de doelen ‘Praktijkonderzoek’ in een viertal categorieën. • • • •
Onderzoekend willen werken: de aanstaande leraar is bereid om onderzoekend te werk te gaan en beschikt zodoende over een onderzoekende houding. Onderzoek begrijpen: de aanstaande leraar kan onderzoeksrapportages/literatuur lezen en betekenis geven aan de gepresenteerde onderzoeksresultaten. Onderzoek doen: de aanstaande leraar kan zijn eigen praktijk onderzoeken door een praktijkgericht onderzoek op te zetten, uit te voeren en te beschrijven. Onderzoek gebruiken: de aanstaande leraar kan zijn eigen praktijk verder ontwikkelen door (eigen) onderzoeksresultaten te gebruiken in de praktijk.
In Figuur 1 zijn de doelen verdeeld in vier categorieën zichtbaar.
Wi lle n
Willen
Begrijpen Willen
Gebruiken
en ill
Doen
n ille W
W
Figuur 1: Doelen Praktijkonderzoek op Hogeschool de Kempel, verdeeld in vier categorieën.
15
In de vertaling naar het curriculum komen de categorieën onderzoek begrijpen (2), onderzoek doen (3) en onderzoek gebruiken (4) op verschillende wijzen al dan niet samenhangend naar voren. Hierbij volgt onderzoek gebruiken altijd op een onderzoek begrijpen of op onderzoek doen. Onderzoekend willen werken (categorie 1) is voorwaardelijk voor de andere categorieën. De bereidheid om onderzoekend te werk te gaan is bij onderzoek begrijpen, bij onderzoek doen en bij onderzoek gebruiken noodzakelijk. De kwaliteit van onderzoekendwillenwerken blijkt dan ook uit de kwaliteit van de andere categorieën, en wordt zodoende niet apart beoordeeld. Bij onderzoekend willen werken beogen we het ontwikkelen van een onderzoekende houding. Hiermee bedoelen we: openheid, nieuwsgierigheid, nemen van afstand (neutraal), kritisch zijn en systematisch kunnen denken (Diederen, 2010). Dit zorgt onder andere voor het bewustzijn dat verkregen antwoorden niet altijd een definitief antwoord betekenen en dat antwoorden verschillen in overtuigingskracht. We beogen dat de aanstaande leraar beschikt over een onderzoekende houding: • ten opzichte van de gang van zaken in de beroepspraktijk op groep-, bouw- en schoolniveau • ten opzichte van het eigen handelen • bij het zoeken naar en bestuderen van literatuur Met zo een onderzoekende houding draagt de (aanstaande) leraar basisonderwijs het belang van onderzoek voor de onderwijspraktijk uit, richting belanghebbenden als collega’s en leerlingen.
Praktijkonderzoek en taalvaardigheden
Taalvaardigheden zijn onlosmakelijk verbonden met (het doen van) onderzoek. Naast schrijfvaardigheid dient een student ook leesvaardigheid op hbo-niveau te bezitten. Bij de vier termen willen-begrijpen-doen-gebruiken komen beide vormen van taalvaardigheid aan bod. Op het moment dat de student praktijkonderzoek wil gaan doen, dienen de taalvaardigheden op het juiste niveau te zijn. Taalvaardigheden worden in dit document niet expliciet benoemd. In de beoordelingskaders van onderzoeksopdrachten worden de vaardigheden geconcretiseerd.
Beschrijving doelen eindniveau 1/Onderzoekend willen werken (willen) 2/Betekenis geven aan onderzoeksresultaten (begrijpen) 2.1 De aanstaande leraar begrijpt onderzoeksrapportages en literatuur waarin onderzoek beschreven wordt. 2.1.1 De aanstaande leraar begrijpt zowel Nederlandstalige als Engelstalige praktijkgerichte onderwijskundige onderzoeksrapportages en literatuur (bronnen als JSW, PiP, HJK). 2.1.2 De aanstaande leraar kan beargumenteerde uitspraken doen over de kwaliteit van de onderzoeksopzet. 2.1.3 De aanstaande leraar kan betekenis geven aan basale, beschrijvende statistiek en kent begrippen als: tabellen, grafieken, staafdiagram, gemiddeld, absoluut, relatief, percentiel, vaardigheidsscore, groepsanalyse en trendanalyse. 2.1.4 De aanstaande leraar begrijpt kindgebonden onderzoeksresultaten als portfoliogegevens en toetsresultaten van methodegebonden toetsen en landelijk veel gebruikte toetsen als Cito en AVI. 2.1.5 De aanstaande leraar kan onderzoeksresultaten interpreteren. 2.2 De aanstaande leraar kan een beargumenteerdoordeel geven over de betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten. 2.3 De aanstaande leraar kan de bruikbaarheid van onderzoeksresultaten, conclusies en aanbevelingen voor de eigen praktijk beoordelen. 3/Praktijk onderzoek: opzetten, uitvoeren, presenteren en rapporteren (doen) 3.1 De aanstaande leraar kan voor het onderzoek betrouwbare en bruikbare informatie verzamelen. 3.1.1 De aanstaande leraar heeft effectieve zoekstrategieën eigen gemaakt, zodat hij betrouwbare en relevante literatuur en andere schriftelijke informatiebronnen kan vinden. 3.1.2 De aanstaande leraar kan betrouwbare en relevante informatie inwinnen bij experts van onder meer sociale, maatschappelijke en culturele instellingen en andere praktijksituaties(scholen). 3.1.3 De aanstaande leraar kan (schriftelijke) informatie vergelijken. 3.1.4 De aanstaande leraar kan voor het onderzoek bruikbare informatie selecteren. 3.2 De aanstaande leraar kan een onderzoeksplan maken voor een praktijkonderzoek. 3.2.1 De aanstaande leraar kan belanghebbenden (leerlingen, leraren, ouders) betrekken bij het onderzoeksplan. 3.2.2 De aanstaande leraar kan de gekozen probleemstelling expliciet en helder in kaart brengen door de huidige situatie en gewenste situatie naast elkaar te plaatsen. 3.2.3 De aanstaande leraar kan de gewenste situatie vertalen in een concrete doelstelling.
16
3.2.4De aanstaande leraar kan, voortvloeiend uit de probleemstelling en de doelstelling, een voor de praktijk relevante en onderzoekbare onderzoeksvraag formuleren, eventueel uitgewerkt in deelvragen. 3.2.5De aanstaande leraar kan in het theoretisch kadergeselecteerde informatie samenvattend weergeven, waarbij de verbinding met de probleemstelling en de onderzoeksvraag duidelijk wordt. 3.2.6De aanstaande leraar kan een passende onderzoeksmethode kiezen: methode van dataverzameling en data-analyse. 3.2.7De aanstaande leraar kan bestaande onderzoeksinstrumenten inzetten en de keuze verantwoorden. 3.2.8De aanstaande leraar kan onderzoeksinstrumenten ontwerpen en verantwoorden. 3.3De aanstaande leraar kan het geplande praktijkonderzoek uitvoeren. 3.3.1De aanstaande leraar kan belanghebbenden (leerlingen, leraren, ouders) betrekken bij het uitvoeren van het onderzoek. 3.3.2De aanstaande leraar kan op objectieve wijze, volgens de richtlijnen van de methode van dataverzameling, data verzamelen. 3.3.3De aanstaande leraar kan op objectieve wijze, volgens de richtlijnen van de methode van data-analyse, data analyseren. 3.3.4De aanstaande leraar kan de resultaten op basis van de analyse interpreteren. 3.3.5De aanstaande leraar kan op basis van de interpretatie van de onderzoeksresultaten de onderzoeksvraag beantwoorden, waarbij de relatie gelegd wordt met het theoretisch kader (conclusie). 3.3.6De aanstaande leraar kan op basis van de conclusie aanbevelingen doen voor de onderzochte praktijksituatie. 3.3.7De aanstaande leraar kan middels reflectie op het onderzoeksproces sterke en zwakke punten benoemen en voornemens formuleren voor het eigen handelen als onderzoekende leraar. 3.4De aanstaande leraar kan in een onderzoeksrapportage en een presentatie verslag doen van het uitgevoerde onderzoek. 3.4.1De aanstaande leraar kan de diverse onderzoeksfasen overzichtelijk en compleet weergeven in een onderzoeksrapportage. 3.4.2De aanstaande leraar kan de diverse onderzoeksfasen (mondeling en schriftelijk) samenvattend presenteren aan betrokkenen. 3.4.3De aanstaande leraar kent en hanteert de APA-richtlijnen. 4/Onderzoeksgegevens gebruiken in de praktijk (gebruiken) 4.1De aanstaande leraar kan op basis van de resultaten, conclusies en aanbevelingen van onderzoek handelingsconsequenties benoemen voor zijn praktijk, zo mogelijk in samenspraak met belanghebbenden (leerlingen, leraren, ouders). 4.2De aanstaande leraar kan benoemde handelingsconsequenties vertalen in een plan van aanpak en beoogde opbrengsten. 4.3De aanstaande leraar kan het plan van aanpak uitvoeren / aansturen in de daarvoor beschikbare tijd. 4.4De aanstaande leraar kan (in overleg met anderen) het uitgevoerde plan van aanpak op basis van de geformuleerde opbrengsten evalueren. 4.5De aanstaande leraar kan reflecteren op het proces van onderzoeksgegevens gebruiken in de praktijk.
Bronnen:
Breteler – Issing, H., Kemenade, R. van, & Windmuller, I. (2007). Adviesdocument Projectgroep ‘leraar als onderzoeker’. Eindhoven: Fontys Pabo’s. Commissie Onderzoek Hogeschool Inholland (2011). Rapport bevindingen NVA Commissie Onderzoek Hogeschool Inholland. Den Haag: NVAO. Diederen, S. (2010). Professionele onderzoekstaal in lerarenopleidingen basisonderwijs (Masterthesis). Heerlen: Open Universiteit Nederland. Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie. (2011). Beoordelingskaders accreditatiestelsel hoger onderwijs Opleidingsbeoordeling (uitgebreid) (22 november 2011 ed.). Den Haag: NVAO. Hobéon (2011). Beoordelingskader Eindwerkstuk / onderzoek hbo bachelor en master (17-05-2011 ed.). Den Haag.
17
Hogeschool de Kempel | Deurneseweg 11 | 5709 AH Kempel | 0492-514400 |
[email protected] | www.kempel.nl