EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAATGENERAAL ONDERZOEK
NETWERKEN VOOR OPLEIDING DOOR ONDERZOEK
VERHOGING VAN HET MENSELIJK ONDERZOEKPOTENTIEEL EN VERDIEPING VAN DE FUNDAMENTELE KENNIS OP SOCIAAL-ECONOMISCH GEBIED (1999 – 2002)
GIDS VOOR INDIENERS VAN VOORSTELLEN
Tweede uitnodiging 2000/2001
Identificatiecode uitnodiging: IHP-RTN-00-2
INHOUDSOPGAVE 1.
INLEIDING
5 Het vijfde kaderprogramma Het programma Menselijk potentieel
5 11
2. NETWERKEN VOOR OPLEIDING DOOR ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET PROGRAMMA MENSELIJK POTENTIEEL: BESCHRIJVING VAN DE ACTIVITEIT 14 Motivering en doelstellingen
14
Onderzoekgebieden
14
Tenuitvoerlegging
14
Uitnodiging tot het indienen van voorstellen 15
3.
DEELNEMERS
16 Inleiding
16
Uit de lidstaten
16
Uit met het programma geassocieerde staten 16 Uit niet de tot EU behorende/geassocieerde landen en internationale organisaties 16 Uit hoeveel deelnemers bestaat een netwerk? 17 Tabel 1 – Deelneming van juridische entiteiten van buiten de EU aan het 5de kaderprogramma 19
4.
FINANCIËLE RICHTSNOEREN
21 Contractomvang
21
Evenwicht tussen de teams
21
Motivering van het verzoek om financiering 21 Referentiebedragen voor Marie Curie-bursalen22
5.
6.
HOE MOET U EEN VOORSTEL OPSTELLEN? 23 Coördinatie van het voorstel
23
Voorstelformulier
23
Auto-evaluatie van het voorstel
27
HOE DIENT U EEN VOORSTEL IN? 28 Indiening door de voorstelcoördinator
28
Software voor het opstellen van voorstellen
28
Kennisgeving van voornemen tot indiening van een voorstel 28 Certificering
28
Elektronisch indienen van een voorstel
29
Indienen van een voorstel op papier
29
2
7.
8.
Termijnen
30
Ontvangstbewijs
30
BEOORDELING EN SELECTIE VAN VOORSTELLEN
32
Beoordelingscriteria
32
Beoordelingsprocedure
36
Selectie van voorstellen
37
CONTRACTEN: PROCEDURES EN PRINCIPES 38 Contractonderhandelingen
38
Contracten voor netwerken op het gebied van menselijk potentieel: belangrijkste principes 39
9.
INFORMATIE EN BIJSTAND
44 Netwerken op Internet
44
Contactgegevens voor netwerken
44
Contactgegevens voor het programma Menselijk potentieel 45 Nationale contactpunten
BIJLAGE 1
45
VOORSTELFORMULIER
49
C.
BESCHRIJVING VAN HET VOORSTEL
50
D.
ONTVANGSTBEWIJS
57
Vakgebiedcodes
59
Landcodes
62
BIJLAGE 2: CONTROLELIJST VOOR VOORSTELLEN
3
VOORWOORD Dit document is bedoeld als Gids voor indieners van voorstellen voor de activiteit Netwerken voor opleiding door onderzoek in het kader van het programma Menselijk potentieel. In dit document worden de grondbeginselen van de activiteit uiteengezet en wordt de aanvraagprocedure uitgelegd. In hoofdstuk 1 wordt een beschrijving gegeven van het gehele Vijfde kaderprogramma en het programma Menselijk potentieel, dat Netwerken voor opleiding door onderzoek omvat, waarvan een meer gedetailleerde beschrijving wordt gegeven in hoofdstuk 2. In de hoofdstukken 3 tot en met 6 worden de diverse regels en de procedure voor het indienen van een voorstel uitgelegd. De procedure voor de beoordeling van voorstellen wordt uitgelegd in hoofdstuk 7 en in hoofdstuk 8 wordt informatie gegeven betreffende contractbesprekingen voor succesvolle voorstellen. Tenslotte worden nuttige informatie- en hulpbronnen verstrekt in hoofdstuk 9, terwijl de bijlagen de voorstelformulieren en een checklist bevatten. De tekst van deze gids kan worden gedownload van "Research Training Networks" op de volgende Internetsite:
http://www.cordis.lu/improving
Deze Gids voor indieners van voorstellen heeft geen voorrang op de regels en voorwaarden die met name zijn vastgelegd in de besluiten van de Raad en het Parlement met betrekking tot het vijfde kaderprogramma, de verschillende specifieke programma’s of de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen in het kader van deze programma’s.
4
1. INLEIDING Het vijfde kaderprogramma Doelstellingen Het vijfde kaderprogramma, dat op 22 december 1998 is vastgesteld, omschrijft de communautaire activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (hieronder "OTO" genoemd) voor de periode 1998-2002. Het vijfde kaderprogramma verschilt van zijn voorgangers. Het is bedoeld om bij te dragen tot het oplossen van problemen en in te gaan op grote sociaal-economische uitdagingen waarmee de Europese Unie wordt geconfronteerd. Het is toegespitst op een beperkt aantal doelstellingen en gebieden, met een combinatie van technologische, industriële, economische, sociale en culturele aspecten. De prioriteiten zijn gekozen op grond van drie basisbeginselen die voor alle niveaus gelden: het kaderprogramma in zijn geheel, de specifieke programma's waarmee het ten uitvoer wordt gelegd en de OTO-activiteiten die onder deze programma's vallen.
•
"Toegevoegde waarde" voor Europa en het subsidiariteitsbeginsel, bijvoorbeeld om een kritische massa te bereiken in termen van menselijke, materiële en andere middelen of bij te dragen tot de oplossing van problemen met een Europese dimensie,
•
Sociale doelstellingen, zoals kwaliteit van het bestaan, werkgelegenheid of milieubescherming, om tegemoet te komen aan de verwachtingen en zorgen van de burgers van de Unie,
•
Economische ontwikkeling en wetenschappelijke en technologische vooruitzichten, om bij te dragen tot de harmonieuze en duurzame ontwikkeling van de Europese Unie in haar geheel.
Structuur en inhoud Het vijfde kaderprogramma bestaat uit zeven specifieke programma’s, waarvan vier thematische programma’s en drie horizontale programma’s. De thematische programma’s zijn:
• • • •
Kwaliteit van het bestaan en beheer van de biologische hulpbronnen Een gebruikersvriendelijke informatiemaatschappij Een concurrerende en duurzame groei 1 Energie , milieu en duurzame ontwikkeling.
Overeenkomstig het bepaalde in het EG-Verdrag zorgen de breed opgezette horizontale programma’s voor een onderbouwing en aanvulling van deze thematische programma’s. De horizontale programma’s zijn:
• • •
Bevestiging van de internationale rol van het communautaire onderzoek Bevordering van innovatie en stimulering van deelneming van het MKB Verhoging van het menselijk onderzoekpotentieel en verdieping van de fundamentele kennis op sociaal-economisch gebied
Een essentieel nieuw kenmerk van het vijfde kaderprogramma is de probleemoplossende benadering. Integratie wordt versterkt op drie niveaus:
½
geïntegreerde,
Door het concept van de kernactiviteiten in de thematische programma’s. Kernactiviteiten zijn een belangrijke innovatie in het vijfde kaderprogramma. Daarmee kan richting worden
1
Activiteiten op dit gebied worden zo nodig nauw gecoördineerd met de activiteiten van het vijfde kaderprogramma voor onderzoek en onderwijs van Euratom. De eigen kenmerken van dit laatste worden beschreven in een aparte informatiebrochure.
5
gegeven aan de vele en gevarieerde aspecten van de economische en sociale kwesties, door integratie van het volledige spectrum van activiteiten en disciplines die nodig zijn om de doelstellingen te bereiken.
½
Door integratie tussen de doelstellingen van de horizontale en de thematische programma’s. Internationale samenwerking Deelneming van entiteiten uit derde landen en internationale organisaties is mogelijk in alle programma’s, naast mogelijkheden om deel te nemen aan het horizontale programma "Bevestiging van de internationale rol van het communautaire onderzoek". De voorwaarden voor deelneming, inclusief eventuele financiële regelingen, zijn uiteengezet in hoofdstuk 3 van dit document. In kader 1 worden de mogelijkheden beschreven inzake beurzen voor jonge onderzoekers uit ontwikkelingslanden. Innovatie en deelneming van het MKB Maatregelen om de deelneming van het MKB in OTO-activiteiten te stimuleren, worden in alle thematische programma's en het programma Innovatie en MKB genomen. Bijzonderheden over stimuleringsmaatregelen ten behoeve van het MKB zijn te vinden in een speciale informatiebrochure hierover. Voorts worden er verbanden gelegd tussen ieder thematisch programma en het horizontale programma "Bevordering van innovatie en stimulering van deelneming van het MKB" om belangstelling bij het publiek te wekken en technologieoverdracht en het gebruik van de resultaten van het thematisch programma te bevorderen. Sociaal-economische en opleidingsaspecten Sociaal-economisch onderzoek kan worden gefinancierd door zowel de thematische programma's als de kernactiviteit "Verdieping van de fundamentele kennis op sociaaleconomisch gebied" van het horizontaal programma "Versterking van het menselijk onderzoekpotentieel en verdieping van de fundamentele kennis op sociaal-economisch gebied". Sociaal-economisch onderzoek is in de thematische programma's aanwezig als integraal deel van de technologische onderzoekactiviteiten. Opleidingsmogelijkheden voor onderzoekers worden geboden door het stelsel van de Marie Curie-beurzen in het kader van het programma Menselijk potentieel en van de thematische programma's, alsmede door andere specifieke opleidingsactiviteiten in het kader van het programma Menselijk potentieel. Het beurzenstelsel wordt schematisch beschreven in kader 2.
½
Door integratie tussen thematische programma’s. Voor aanvullende en synergistische interacties wordt gezorgd bij de tenuitvoerlegging van de programma's.
Tenuitvoerlegging Werkprogramma Voor elk specifiek programma is een werkprogramma opgesteld waarin de specifieke activiteiten en de diverse onderzoekgebieden zijn beschreven. Het werkprogramma wordt geregeld herzien met de hulp van adviesgroepen van onafhankelijke deskundigen om te zorgen dat het voortdurend relevant blijft in het licht van de veranderende behoeften en andere ontwikkelingen. Potentiële indieners van voorstellen moeten er daarom voor zorgen dat zij de recentste versie van het werkprogramma raadplegen wanneer zij een voorstel voorbereiden. Op de website van het specifiek programma is altijd de recentste versie van het werkprogramma te vinden. Het werkprogramma omvat een indicatief tijdschema of "roadmap", waarin is aangegeven welke delen van het werkprogramma door middel van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen zullen worden opengesteld en met welke termijn(en). Zo kan de aandacht worden geconcentreerd op bepaalde gebieden of deelgebieden, zodat de kansen om samenwerkingsprojecten en thematische netwerken op te zetten worden geoptimaliseerd. De Commissie zal de specifieke programma's zodanig beheren dat de verbanden tussen de programma's qua thematische inhoud op een synergistische manier worden benut. Dit kan
6
betekenen dat er soms gezamenlijke of gesynchroniseerde uitnodigingen tot het indienen van voorstellen vereist zijn. Waar nodig zullen dergelijke coördinatiemaatregelen in de aankondiging van de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen en in het werkprogramma worden vermeld. Soorten activiteiten die worden ondersteund 2
De Gemeenschap draagt financieel bij tot de OTO-activiteiten die worden ondernomen in het kader van de specifieke programma's waarmee het vijfde kaderprogramma ten uitvoer wordt gelegd. 3
De algemene regels zijn als volgt: (a) Werkzaamheden voor gezamenlijke rekening
•
Projecten voor onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO-projecten) - projecten waarmee nieuwe kennis wordt verworven om producten, procédés of diensten te ontwikkelen of te verbeteren en/of te voorzien in de behoeften van communautair beleid (financiële deelneming: 5 50% van de totale in aanmerking komende kosten) .
•
Demonstratieprojecten - projecten die bedoeld zijn om de uitvoerbaarheid van nieuwe technologieën te bewijzen en potentieel economisch voordeel bieden maar niet onmiddellijk commercialiseerbaar zijn (financiële deelneming: 35% van de totale in aanmerking komende 3 kosten )
•
Gecombineerde OTO- en demonstratieprojecten - projecten die bovengenoemde elementen 3 combineren (financiële deelneming: 35 tot 50% van de totale in aanmerking komende kosten)
•
Steun voor toegang tot onderzoekinfrastructuur - activiteiten die de toegang tot onderzoekinfrastructuur voor communautaire onderzoekers verbeteren. De steun bedraagt maximaal 100% van de voor de activiteit benodigde in aanmerking komende kosten
•
Projecten voor onderzoek in samenwerkingsverband ten behoeve van het MKB projecten waardoor tenminste drie onderling onafhankelijke MKB-bedrijven uit tenminste twee lidstaten of één lidstaat en een geassocieerde staat gezamenlijk onderzoek door een derde partij kunnen laten uitvoeren (financiële deelneming: 50% van de totale in aanmerking komende project kosten)
•
Toelagen voor de verkennende fase ten behoeve van het MKB - steun ten belope van 75% 6 van de totale in aanmerking komende kosten voor de verkennende fase van een project van maximum 12 maanden (b.v. uitvoerbaarheidsonderzoeken, validering, zoeken naar partners).
4
2
2
2
(b) Opleidingsbeurzen Marie Curie-beurzen zijn ofwel beurzen waarvoor individuele onderzoekers rechtstreeks bij de Commissie een aanvraag indienen, ofwel "gast"-beurzen waarbij instellingen zich aanbieden om een aantal onderzoekers te gast te nemen (financiële deelneming: maximum 100% van de bijkomende 7 voor de activiteit benodigde in aanmerking komende kosten) . (c) Netwerken voor opleiding door onderzoek en thematische netwerken Netwerken voor opleiding door onderzoek ter bevordering van opleiding door onderzoek, van met name jonge onderzoekers vóór en na hun promotie en thematische netwerken voor het
2
Zij verricht ook eigen onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten onder leiding van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek. 3 Overeenkomstig de beschikkingen tot vaststelling van de specifieke programma’s kan niet worden afgeweken van de daarin aangegeven percentages van financiële deelneming, met uitzondering van naar behoren gemotiveerde bijzondere gevallen. 4 In afzonderlijke gevallen kunnen de percentages worden aangepast om te voldoen aan de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling (PB C 45 van 17.2.1996) en artikel 8 van de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen (PB L 336 van 23.12.1994). 5 In het bijzondere geval van juridische entiteiten die geen analytische boekhouding voeren, worden de extra in aanmerking komende kosten die het gevolg zijn van het onderzoek, voor 100% gefinancierd. 6 EG-financiering maximum 22.500 euro. 7 In het geval van beurzen voor opleiding bij het bedrijfsleven komt dit in de regel in de buurt van 50% van de totale in aanmerking komende kosten.
7
samenbrengen van bijvoorbeeld fabrikanten, gebruikers, universiteiten en onderzoekcentra rond een bepaalde W&T-doelstelling. De steun bedraagt maximaal 100% van de benodigde in aanmerking komende kosten voor het opzetten en handhaven van dergelijke netwerken. (d) Gecoördineerde werkzaamheden Werkzaamheden ter coördinatie van OTO-projecten die reeds financiering ontvangen, bijvoorbeeld om ervaringen uit te wisselen, een kritische massa tot stand te brengen, resultaten te verspreiden, enz. (financiële bijdrage: maximaal 100% van de voor de activiteit benodigde in aanmerking komende kosten). Deze omvatten ook coördinatienetwerken tussen door de Gemeenschap gefinancierde projecten. (e) Begeleidende maatregelen Activiteiten die bijdragen tot de tenuitvoerlegging van een specifiek programma of de voorbereiding van toekomstige activiteiten van het programma. Zij beogen tevens de voorbereiding van of steun aan andere OTO-werkzaamheden onder contract (financiële deelneming: maximaal 100% van de totale in aanmerking komende kosten). Clusters
8
Een cluster is een bepaalde groep OTO-projecten. Het doel daarvan is te zorgen voor complementariteit onder projecten, de toegevoegde waarde voor Europa binnen een bepaald gebied zo groot mogelijk te maken en een kritische massa aan middelen tot stand te brengen op Europees niveau. Er is een geïntegreerde benadering van gefinancierde onderzoekgebieden en projecten nodig om complexe multidisciplinaire problemen effectief op te lossen. Clusters zijn een uiting van deze probleemoplossende benadering. In een cluster worden de projecten immers bijeengebracht omdat zij elkaar aanvullen bij het aanpakken van belangrijke doelstellingen in de context van een kernactiviteit of een generieke activiteit (soms zelfs over de grenzen van verschillende kernactiviteiten of specifieke programma's heen). Clusters moeten wetenschappelijke netwerken, beheer, coördinatie, toezicht, informatie-uitwisseling en, op vrijwillige basis, exploitatie- en verspreidingsactiviteiten optimaliseren. Zo kan een cluster een natuurlijke manier worden om, waar dit zinvol is, toegevoegde waarde voor Europa te genereren buiten de beperkte middelen van een geïsoleerd project. Alle soorten projecten kunnen binnen een cluster worden samengebracht en geïntegreerd, ook projecten die via verschillende OTO-activiteiten van de EU worden gefinancierd (kernactiviteit, generieke activiteit, infrastructuur). Tevens en als onderdeel van een algemene Europese benadering kunnen ook relevante activiteiten uit andere onderzoekkaders (met name EUREKA en COST) in aanmerking worden genomen wanneer dit de synergie kan versterken. Gelijke kansen Overeenkomstig de strategische benadering van de Commissie om gelijke kansen in alle beleidslijnen van de Unie te integreren, wordt in het vijfde kaderprogramma bijzonder rekening gehouden met de noodzaak om de deelneming van vrouwen aan onderzoek en technologische ontwikkeling te bevorderen. Vrouwen worden dan ook met aandrang verzocht aan voorstellen voor bovengenoemde OTO-activiteiten deel te nemen.
8
Clusters zijn niet van toepassing op netwerken voor opleiding door onderzoek in het kader van het programma betreffende de verhoging van het menselijk onderzoekpotentieel.
8
Kader 1 Beurzen ontwikkelingslanden
voor
jonge
onderzoekers
uit
Deze beurzen gelden niet voor netwerken voor opleiding door onderzoek die in het kader van het programma Menselijk potentieel worden gefinancierd. Onderstaande details worden alleen ter informatie meegedeeld. 9
Bij het opstellen van een gezamenlijk onderzoekvoorstel of een voorstel voor gecoördineerde werkzaamheden ter indiening bij een van de programma's, kan een consortium desgewenst een aanvraag indienen voor een opleidingsbeurs in het kader van internationale samenwerking. Deze beurzen worden gefinancierd uit de begroting van het specifiek programma 'Bevestiging van de internationale rol van het communautaire onderzoek' en zijn bedoeld om jonge onderzoekers uit ontwikkelingslanden, inclusief landen met een economie in opkomst en Mediterrane 10 partnerlanden de gelegenheid te bieden gedurende maximum 6 maanden te werken in een Europees onderzoekinstituut dat deelneemt aan een project uit hoofde van het 5e kaderprogramma. De beurzen worden uitsluitend toegekend voor opleidingsactiviteiten (bijvoorbeeld om de bursaal de kans te geven een nieuwe wetenschappelijke techniek te leren of voor werkzaamheden aan een bepaald experiment of een reeks experimenten waarvoor de gastinstelling over bijzondere deskundigheden beschikt en die niet in de eigen instelling van de kandidaat kunnen worden uitgevoerd). De aanvraag voor de beurs moet samen met het voorstel worden ingediend en wordt ook samen daarmee beoordeeld. Spontane, individuele beursaanvragen worden niet aanvaard. De aanvraag van een beurs zal de kans dat het voorstel in aanmerking wordt genomen verhogen noch verlagen. Alleen wanneer het gehele voorstel voor financiering wordt geselecteerd en de beursaanvraag een hoge waardering krijgt, zal de beurs worden verleend. Een slechte beursaanvraag kan worden afgewezen zonder de kans op slagen van het voorstel te schaden. Om in aanmerking te kunnen komen, moet de beursaanvrager op het tijdstip van de aanvraag ten hoogste 40 jaar oud zijn, ingezetene van één van de in aanmerking komende landen zijn, in dat land gevestigd zijn en werken, en het voornemen hebben aan het einde van de opleidingsperiode daar naartoe terug te keren. Hij/zij moet ook een goede kennis hebben van een werktaal van de gastinstelling. Aanvragen van vrouwelijke onderzoekers worden aangemoedigd. De gastinstelling moet gevestigd zijn in een lidstaat van de EU of in een met het 5e 11 kaderprogramma geassocieerde staat en moet lid zijn van het consortium dat het onderzoekproject of de gecoördineerde werkzaamheden voorstelt. In aanmerking komende beursaanvragen worden beoordeeld op grond van de kwaliteit van de wetenschappelijke en/of opleidingsdoelstellingen van de aanvraag, de potentiële waarde ervan voor de aanvrager en zijn/haar instelling en voor het project in zijn geheel, alsmede de ervaring en beroepsopleiding van de kandidaat. De opleidingsperiode van 6 maanden kan op ieder moment ingaan, tot 12 maanden na de ondertekening van het hoofdprojectcontract door de Commissie. Er wordt een vast bedrag uitgekeerd ter dekking van de kosten van één (apex) heen- en terugvlucht van de plaats van herkomst van de kandidaat naar de gastinstelling, en een dagvergoeding voor de duur van de opleidingsperiode (op basis van de tarieven voor de Marie Curie-beurzen; zie de desbetreffende brochure voor aanvragers).
9
Projecten voor onderzoek en technologische ontwikkeling, demonstratieprojecten en gecombineerde projecten. 10 Ontwikkelingslanden zijn: landen in Afrika, het Carïbische gebied en de Stille Oceaan (ACS-landen), landen in Azië en Latijns-Amerika (ALA-landen) en de Mediterrane landen. 11 Voor de lijst van geassocieerde staten: zie tabel 1 in hoofdstuk 3.
9
Kader 2 - Het Marie Curie-beurzenstelsel
Zoals hieronder wordt uiteengezet, zijn er twee soorten aanvragen voor een Marie Curie-beurs: individuele beurzen, waarbij individuele onderzoekers bij de Commissie een beurs aanvragen; en "gast"beurzen, waarbij instellingen zich bij de Commissie aanbieden om een aantal onderzoekers te gast te nemen. Individuele beurzen: Individuele Marie Curie-beurzen Beurzen voor jonge onderzoekers op postdoctoraal of gelijkwaardig niveau Marie Curie-terugkeerbeurzen Beurzen voor Marie Curie-bursalen uit een minder welvarende regio, om hen aan te moedigen om na hun aanvankelijke tweejarige postdoctorale beurs terug te keren naar een minder welvarende regio van hun land van herkomst Marie Curie-beurzen voor ervaren onderzoekers Beurzen voor ervaren onderzoekers: voor de overdracht van kennis en technologie (i) tussen industrie en universiteiten en (ii) naar minder welvarende regio’s van de Europese Gemeenschap.
"Gast"beurzen: Verblijven aan Marie Curie-opleidingscentra Bieden jonge onderzoekers die een doctoraatsopleiding volgen de gelegenheid om een deel van hun studies door te brengen in een internationaal erkende groep, op hun gespecialiseerd onderzoekgebied. Marie Curie-ontwikkelingsbeurzen Beurzen voor instellingen in minder welvarende regio’s, die zich bezighouden met onderzoek en nieuwe onderzoekmogelijkheden willen aanboren, om hen de gelegenheid te bieden onderzoekers op postdoctoraal niveau op het vereiste onderzoekgebied te gast te nemen. Marie Curie-beurzen voor opleiding bij het bedrijfsleven Toegekend aan ondernemingen, inclusief MKB-bedrijven, voor de opleiding van jonge onderzoekers op postuniversitair en postdoctoraal niveau in een industriële of commerciële omgeving. Deze beurzen zijn met name bedoeld om jonge onderzoekers zonder eerdere industriële ervaring opleidingsmogelijkheden door onderzoek te bieden. Nadere informatie over het Marie-Curie-beurzenstelsel en aanvraagformulieren zijn te verkrijgen op de desbetreffende website (zie http://www.cordis.lu/improving).
10
Het programma Menselijk potentieel Doelstelling: Verhoging van het menselijk onderzoekpotentieel en verdieping van de fundamentele kennis op sociaal-economisch gebied Het programma Menselijk potentieel is bedoeld om:
•
de volgende generatie onderzoekers de middelen te bezorgen om hun wetenschappelijke opleiding aan te vullen en te verbeteren en hun carrièrevooruitzichten te verbeteren door middel van netwerken voor opleiding door onderzoek en Marie Curie-beurzen;
•
nieuwe kansen te bieden voor transnationale toegang tot grote onderzoekinfrastructuur die voor de gehele Gemeenschap van belang is en infrastructuurexploitanten en -gebruikers aan te zetten tot samenwerking;
•
wetenschappelijke en technologische kwaliteit te bevorderen door middel van wetenschappelijke bijeenkomsten op hoog niveau, onderscheidingen voor voortreffelijk wetenschappelijk werk en publieksvoorlichting over wetenschap;
•
de fundamentele kennis op sociaal-economisch gebied te verdiepen; dit behelst met name verdieping van de inzichten in de structurele veranderingen in Europa om aan te geven hoe verandering kan worden beheerd en Europese burgers actiever bij de vormgeving van hun eigen toekomst te betrekken;
•
een kennisbasis tot stand te brengen door middel van een strategische analyse van beleidskwesties zoals mondialisering van het onderzoek, en indicatoren voor technologie en wetenschap te ontwikkelen aan de hand waarvan beleidsmakers gefundeerde besluiten kunnen nemen.
De zwakke vertegenwoordiging van vrouwen in de wetenschap is een grote zorg voor de Europese Commissie aangezien dit een verlies betekent voor zowel de wetenschap als de Europese samenleving in haar geheel. Overeenkomstig haar algemeen beleid inzake gelijke kansen wil de Europese Commissie daarom de deelneming van vrouwen aan alle hieronder beschreven activiteiten en werkzaamheden aanmoedigen. Strategie van het programma De drie hoofdcriteria die voor het gehele vijfde kaderprogramma gelden, worden door het programma Menselijk potentieel als volgt gehanteerd: Toegevoegde waarde voor Europa: de essentie van dit programma bestaat erin de mobiliteit van de Europese wetenschappers te bevorderen door hen de kans te geven hun onderzoekactiviteiten in andere Europese landen dan hun land van oorsprong te beoefenen. De doelstellingen zijn de totstandkoming van Europese netwerken van wetenschappers bevorderen, Europa een aantrekkelijke plaats voor onderzoekers maken en het inzicht in de belangrijkste problemen waarmee de Europese samenleving wordt geconfronteerd vergemakkelijken door middel van een kernactiviteit met betrekking tot sociaal-economisch onderzoek. Sociale doelstellingen: een volledige kernactiviteit is gewijd aan deze doelstelling, die gericht is op het verbeteren van de inzichten in de structurele veranderingen in Europa. Deze kernactiviteit heeft betrekking op een aantal onderwerpen in verband met de algemene doelstellingen van het kaderprogramma en beoogt de grondslag te leggen voor een werkgelegenheid scheppende sociale, economische en culturele ontwikkeling en de opbouw van een Europese kennismaatschappij. Europees concurrentievermogen: kennis ligt ten grondslag aan concurrentievermogen. Daarom is de kwaliteit van de onderzoekers, ingenieurs en technici van Europa een cruciaal element van industrieel en economisch succes. Betere opleiding en mobiliteit, alsmede een degelijke sociaaleconomische kennis, kunnen het concurrentievermogen van Europa helpen versterken. Programmastructuur en -inhoud Het programma Menselijk potentieel is onderverdeeld in vijf activiteiten. De eerste drie activiteiten hebben als gemeenschappelijk element een 'bottom up'-benadering, waarbij wetenschappers zelf projecten kunnen voorstellen. Er kunnen voorstellen worden gedaan op alle gebieden van wetenschappelijk onderzoek die bijdragen tot de doelstellingen van de Gemeenschap inzake onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, zoals hierboven beschreven. Activiteit 4 is
11
een kernactiviteit die bedoeld is om de fundamentele kennis op sociaal-economisch gebied te verdiepen en activiteit 5 moet de ontwikkeling van het wetenschaps- en technologiebeleid in Europa bevorderen. Activiteit 1 – Steun voor de opleiding en mobiliteit van onderzoekers De eerste activiteit heeft twee onderdelen: netwerken voor opleiding door onderzoek en Marie Curie-beurzen. Netwerken voor opleiding door onderzoek: dit zijn structuren waarbij iedere onderzoeker, jong of ervaren, deel uitmaakt van een internationaal onderzoekproject dat geleid wordt door een coördinator en dat door wetenschappers zelf is voorgesteld. Toegevoegde waarde wordt verkregen in de vorm van kansen voor detachering en de interactie met een groot aantal wetenschappers in verschillende landen die allemaal aan het gemeenschappelijke project werken. Marie Curie-beurzen: er zijn drie regelingen mogelijk waarbij de aanvragende onderzoeker een voorstel indient en individueel door de Commissie wordt beoordeeld, en drie regelingen waarbij gastorganisaties een aanvraag indienen bij de Commissie en de individuele bursalen door de organisatie worden beoordeeld en geselecteerd. De regeling voor individuele aanvragers is als volgt: (i) beurzen voor jonge onderzoekers, met name op postdoctoraal niveau; (ii) beurzen voor onderzoekers uit minder welvarende regio's, voor terugkeer na afloop van een postdoctorale beurs; (iii) beurzen voor ervaren onderzoekers. De regeling voor gastorganisaties bestaat uit: (i) beurzen voor industriële of commerciële bedrijven, waaronder kleine en middelgrote ondernemingen; (ii) beurzen voor onderzoekinstellingen in minder welvarende regio's; (iii) beurzen voor internationaal erkende onderzoekteams die een doctoraatsopleiding verstrekken in het kader van de Marie Curiebeurzen voor opleiding bij het bedrijfsleven. Activiteit 2 – Betere toegang tot onderzoekinfrastructuur Deze activiteit is gericht op onderzoekinfrastructuur én op onderzoekers die daarvan gebruik wensen te maken. De activiteit wordt hoofdzakelijk ten uitvoer gelegd door het "kopen van tijd" bij infrastructuur, die dan verder tussen individuele onderzoekers of groepen wordt verdeeld. In het kader van deze activiteit kunnen infrastructuurexploitanten en -gebruikers ook samengaan in samenwerkingsnetwerken of OTO-projecten zodat effectiever gebruik wordt gemaakt van de onderzoekinfrastructuur en daardoor de dienst die zij aan de onderzoekgemeenschap verstrekken wordt verbeterd. Activiteit 3 – Bevordering van wetenschappelijke en technologische kwaliteit De derde activiteit bestaat uit drie onderdelen: Wetenschappelijke bijeenkomsten op hoog niveau: om hoofdzakelijk jonge onderzoekers de kans te geven Euroconferenties, EuroLabCourses, EuroWorkshops, Eurozomercursussen, gewone grote conferenties, PhD-Euroconferenties en elektronische Euroconferenties (vergaderingen in cyberspace) bij te wonen. Deze activiteit geeft ook steun aan belangrijke sprekers en conferentieorganisatoren die een dergelijke gebeurtenis organiseren. Onderscheidingen voor voortreffelijk wetenschappelijk werk: de beste Europese onderzoekers krijgen publieke erkenning via een van de volgende gelegenheden: - de Descartesprijs voor opmerkelijk wetenschappelijk werk in het kader van een gezamenlijk onderzoekproject, - de Archimedesprijs voor studenten die originele wetenschappelijke concepten hebben ontwikkeld waardoor de Europese wetenschap vooruitgang boekt, - de EU-wedstrijd voor jonge onderzoekers, die bedoeld is voor de leeftijdsgroep van 15-20 jaar. Voorlichting voor het publiek: gericht op publieksvoorlichting over wetenschap en de positieve effecten ervan voor de maatschappij. Een en ander wordt hoofdzakelijk verwezenlijkt door middel van netwerken; het samenbrengen van wetenschappers, wetenschappelijke-informatieverspreiders, beroepsbeoefenaars en representatieve organen; de bevordering van wetenschap door middel van een Europese week van de wetenschap; en de ontwikkeling van informatiediensten.
12
Activiteit 4 – Kernactiviteit : Verdieping van de fundamentele kennis op sociaaleconomisch gebied De vierde activiteit is de kernactiviteit "Verdieping van de fundamentele kennis op sociaaleconomisch gebied". De algemene doelstelling van deze kernactiviteit is een beter inzicht te verwerven in de structurele veranderingen die zich in Europa voltrekken, teneinde methoden te vinden om het veranderingsproces te beheren en de Europese burgers actiever bij het vormgeven van hun eigen toekomst te betrekken. Dit vereist een analyse van de belangrijkste trends die aan de veranderingen ten grondslag liggen en van de relatie tussen technologie, werkgelegenheid en samenleving, een herbeoordeling van de mechanismen voor participatie in het collectief handelen op alle bestuurlijke niveaus, en het uitwerken van nieuwe ontwikkelingsstrategieën die groei, werkgelegenheid en economische en sociale samenhang stimuleren. Binnen dit algemene kader is voor iedere uitnodiging tot het indienen van voorstellen een aantal onderzoektaken geselecteerd. Voor nadere bijzonderheden dienen de aanvragers het werkprogramma en het beoordelingshandboek te raadplegen, die in het informatiepakket zijn opgenomen. Activiteit 5 – Ondersteuning van de ontwikkeling van het wetenschaps- en technologiebeleid in Europa De vijfde activiteit is zo opgevat dat zij beleidsbepalers een stevige grondslag bezorgt waarop zij hun besluiten op het gebied van wetenschappen en technologie kunnen baseren en dat zij veranderingen in de wetenschappelijke wereld voorziet. Het deel strategische analyse van deze activiteit is gericht op deskundigen of groepen deskundigen die werkzaam zijn op gebieden zoals technologische verandering, mondialisering van onderzoek, nieuwe vormen van concurrentie, het scheppen van werkgelegenheid en sociale samenhang. Het deel dat gewijd is aan indicatoren inzake wetenschap, technologie en innovatie beoogt een gemeenschappelijke basis tot stand te brengen van relevante en vergelijkbare indicatoren die nodig zijn voor het uitstippelen, coördineren en evalueren van OTOstrategieën in Europa. Dit deel wordt hoofdzakelijk ten uitvoer gelegd door middel van begeleidende maatregelen. Synergie met andere programma’s Naast de vijf hierboven beschreven activiteiten heeft dit programma ook een belangrijke coördinerende rol binnen het vijfde kaderprogramma. Dit geldt vooral voor de Marie Curie-beurzen, die door andere thematische programma's worden aangeboden maar binnen het programma Menselijk potentieel worden gecoördineerd. Voorts wordt de activiteit Betere toegang tot onderzoekinfrastructuur nauw gecoördineerd met soortgelijke activiteiten elders in het kaderprogramma. De activiteiten inzake publieksvoorlichting over wetenschap en technologie doen ruimschoots een beroep op daarmee verband houdende activiteiten in het gehele kaderprogramma. Tenslotte zal de kernactiviteit Sociaal-economisch onderzoek ook de sociaal-economische onderzoekactiviteiten van de andere thematische programma's coördineren en ondersteunen, zodat de sociaal-economische dimensie door de thematische programma's consequent in aanmerking wordt genomen. Referenties en informatiebronnen Alle uitnodigingen tot het indienen van voorstellen worden aangekondigd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en op de Internet-site: http://www.cordis.lu/improving. Deze Gids voor indieners van voorstellen bevat alle informatie en hulp die u nodig hebt om een voorstel voor de activiteit Netwerken voor opleiding door onderzoek in te dienen. Lees hem dan ook zorgvuldig. De aanvraagformulieren zijn bij deze Gids gevoegd en kunnen ook worden gedownload van het Internet (zie adres hierboven). Wij wensen u veel succes.
13
2. NETWERKEN VOOR OPLEIDING DOOR ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET PROGRAMMA MENSELIJK POTENTIEEL: BESCHRIJVING VAN DE ACTIVITEIT Motivering en doelstellingen Hoofddoel van de netwerken voor opleiding door onderzoek is onderzoek door opleiding te bevorderen, met name voor jonge onderzoekers vóór èn na hun promotie, in het kader van hoogwaardige grensoverschrijdende onderzoekprojecten in samenwerkingsverband, onder meer op nieuwe onderzoekgebieden. Naast hun belangrijkste rol, het opleiden van jonge onderzoekers, moeten netwerken voor opleiding door onderzoek ook een aanmoediging zijn voor:
•
de interactie tussen verschillende disciplines,
•
de combinatie van verschillende technologieën,
•
de verspreiding van resultaten,
•
de samenwerking tussen de academische wereld en het bedrijfsleven.
Elk netwerk moet een geschikt opleidingsprogramma uitwerken voor jonge onderzoekers, gebruik makend van de internationale aard van het netwerk en desgevallend van de multidisciplinaire aard van het gezamenlijke project, de complementariteit van de teams en de banden van het netwerk met het bedrijfsleven. Alle netwerken moeten gelijke kansen bieden aan mannelijke en vrouwelijke onderzoekers. Het is de taak van ieder netwerk om door middel van een doelmatig projectbeheer de verantwoordelijkheid voor het onderzoek over de onderzoekteams te spreiden en de coördinatie te verzorgen voor een zo open en efficiënt mogelijke samenwerking en communicatie. Daarbij moet gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van de moderne telematica en op Internet gebaseerde diensten. Verder wordt van alle netwerken verwacht dat zij hun onderzoekresultaten in de openbaar toegankelijke literatuur publiceren en dat zij zorgen voor de verspreiding van de belangrijkste resultaten door bijvoorbeeld tijdige publicatie van brochures en overzichtsartikelen. Zodra een netwerk zijn activiteiten heeft gestart, moeten, voor zover dit zinvol is, regelingen worden getroffen 12 om een regelmatige dialoog te voeren met de industrie , inclusief het MKB, die de onderzoekresultaten eventueel kunnen exploiteren of een voortzetting van het onderzoek op basis van nieuwe doelstellingen kunnen financieren.
Onderzoekgebieden Voor deze maatregelen komen door de onderzoekers zelf gekozen projecten in aanmerking op alle gebieden van wetenschappelijk onderzoek die een bijdrage leveren aan de doelstellingen van de Gemeenschap op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie. Bij de selectie van projecten wordt vooraf geen bepaalde doelstelling inzake wetenschappelijk discipline of onderwerp vastgesteld - de selectie gebeurt op grond van de criteria als uiteengezet in hoofdstuk 7 van deze Gids.
Tenuitvoerlegging Terwijl van de deelnemers binnen een netwerk verwacht wordt dat zij hun eigen middelen gebruiken om de feitelijke onderzoekswerkzaamheden te financieren, bedraagt de communautaire financiering maximaal 100% van de bijkomende in aanmerking komende kosten die verband houden met de tijdelijke aanstelling van jonge pre- èn postdoctorale onderzoekers, die een verschillende nationaliteit hebben en uit een ander land afkomstig zijn dan het land waar een bepaald instituut is gevestigd, en met het coördineren van het gezamenlijke project waarop het
12
Of, voor zover van toepassing, in het kader van het ondernemingenbeleid van de Europese Unie ontwikkelde communautaire netwerken.
14
netwerk is gebaseerd. Minstens 60% van de bijdrage voor elk netwerk wordt toegerekend aan de kosten van het aanstellen van jonge onderzoekers. De in aanmerking komende kosten worden uitvoerig besproken in hoofdstuk 8 van dit document.
De leeftijdsgrens voor jonge onderzoekers ligt op 35 jaar op het moment van de indienstneming ingevolge het netwerkcontract; er wordt rekening gehouden met eventuele loopbaanonderbrekingen wegens militaire of vervangende dienstplicht of de zorg voor kinderen.
Uitnodiging tot het indienen van voorstellen De eerste uitnodiging tot het indienen van voorstellen, met een indicatieve begroting van 220 miljoen EURO, werd op 16 maart 1999 gepubliceerd met als afsluitingsdatum 2 juni 1999. De tweede uitnodiging tot het indienen van voorstellen, met een indicatieve begroting van 230 miljoen EURO, werd op 15 december 2000 gepubliceerd met als afsluitingsdatum 4 mei 2001. De uitnodigingen tot het indienen van voorstellen worden door de Commissie bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Roadmap Publicatie van de uitnodigi ng tot het indienen van voorstelle n 16 maart 1999 15 december 2000 voorlopig
Termijn voor de ontvangst van voorstellen
2 juni 1999
4 mei 2001
Verwachte aanvangsdatu m van de eerste contracten
Gebieden waarop de uitnodiging betrekking heeft
Soort projecten waarop de uitnodiging betrekking heeft
Indicatieve begroting als % van de totale voor uitnodigingen beschikbare middelen
februari 2000
Alle
Netwerken voor opleiding door onderzoek
50%
februari 2002
Alle
Netwerken voor opleiding door onderzoek
50%
15
3. DEELNEMERS Inleiding In dit hoofdstuk worden de voorwaarden uiteengezet voor deelneming aan werkzaamheden binnen de activiteit Netwerken voor opleiding door onderzoek, gebaseerd op bijlage IV van het besluit 13 14 betreffende het vijfde kaderprogramma , het besluit betreffende de regels inzake deelneming en 15 de beschikking van de Raad tot vaststelling van het programma Menselijk potentieel .
Uit de lidstaten De activiteit Netwerken voor opleiding door onderzoek van het programma Menselijk potentieel staat open voor alle juridische entiteiten die gevestigd zijn in de lidstaten van de Europese Unie, bijvoorbeeld natuurlijke personen, industriële en commerciële bedrijven, inclusief het midden- en kleinbedrijf (MKB), universiteiten, onderzoekorganisaties, enz. Elk onderzoekteam dat aan het samenwerkingsproject meewerkt, moet onder de verantwoordelijkheid staan van de deelnemende juridische entiteit waarmee de eventuele contracten zullen worden gesloten.
Uit met het programma geassocieerde staten Het programma staat ook open voor alle juridische entiteiten die gevestigd zijn in een van de andere staten die met het programma zijn geassocieerd (zie tabel 1). Voor elk van deze landen kunnen instellingen deelnemen en gefinancierd worden, met gelijke rechten en verantwoordelijkheden als deelnemers uit de EU-lidstaten, zodra de associatieovereenkomsten van kracht worden.
Sluiting van de associatieovereenkomst met Malta en Zwitserland wordt verwacht ergens in 2001. Voorstellen met deelnemers uit deze landen worden in het beoordelingsproces behandeld alsof deze al zijn geassocieerd. Totdat de associatieovereenkomst met Zwitserland van kracht wordt moet in het voorstel het bewijs worden geleverd dat deelname in overeenstemming is met de belangen van de Gemeenschap. Indieners van voorstellen die deelnemers uit Zwitserland omvatten, wordt geadviseerd naar http://www.cordis.lu/inco2/src/p-swiss.htm te gaan, waar alle informatie betreffende de geleidelijke inpassing van Zwitserland met het oog op volledige deelname aan het Vijfde kaderprogramma kan worden gevonden.
Uit niet de tot EU behorende/geassocieerde landen en internationale organisaties Het programma staat ook open voor entiteiten uit niet tot de EU behorende/geassocieerde landen en voor internationale organisaties (zie tabel 1). De mogelijkheden vallen uiteen in twee categorieën en in alle gevallen moet de deelnemer uit het derde land/de internationale organisatie als deelnemer in het oorspronkelijk ingediende voorstel worden opgenomen. (i) Niet-geassocieerde Europese landen; mediterrane partnerlanden; landen waarmee de EU een samenwerkingsovereenkomst heeft; Internationale organisaties Deelname uit deze landen en internationale organisaties wordt aangemoedigd aangezien inschakeling in dergelijke internationale samenwerkingsactiviteiten bijdraagt aan de succesvolle tenuitvoerlegging van het programma Menselijk potentieel. Indieners van voorstellen dienen evenwel te bedenken dat deelname in principe op basis van zelffinanciering voor elk afzonderlijk project gebeurt. In alle gevallen moet worden
13
Besluit nr. 182/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 1998 betreffende het vijfde kaderprogramma van de EG voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1998-2002). 14 Besluit 1999/65/EG van de Raad van 22 december 1998 betreffende de regels inzake de deelneming van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten, en inzake de verspreiding van de onderzoeksresultaten ter uitvoering van het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap (1998-2002). 15 Beschikking van de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie op het gebied van "Verhoging van het menselijk onderzoekpotentieel en verdieping van de fundamentele kennis op sociaal-economisch gebied”.
16
aangetoond dat de deelneming in overeenstemming met de belangen van de Gemeenschap is. (ii) Alle andere landen Voor landen die niet onder bovengenoemde categorieën vallen is deelneming aan projecten onder het 5e kaderprogramma op basis van zelffinanciering mogelijk als de deelneming in overeenstemming met de belangen van de Gemeenschap is en een aanzienlijke toegevoegde waarde voor de uitvoering van het gehele specifiek programma of een gedeelte daarvan biedt. De belangen van de Gemeenschap en de aanzienlijke toegevoegde waarde moeten duidelijk in het voorstel worden aangegeven. Of een voorstel in overeenstemming met de belangen van de Gemeenschap is, wordt beoordeeld in het licht van de bijdrage tot één of meer van de volgende punten (zoals vastgesteld in de beschikking van de Raad):
•
de eisen van ander communautair beleid ter ondersteuning waarvan de OTOwerkzaamheden worden verricht;
•
passende stimulansen verschaffen voor het behoud en het scheppen van werkgelegenheid in de Gemeenschap;
•
bevordering van duurzame ontwikkeling en verbetering van de kwaliteit van het bestaan in de Gemeenschap;
•
verbetering van het internationale concurrentievermogen van de industrie van de Gemeenschap en het bestaan van samenwerkingsovereenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen of internationale organisaties.
Aanzienlijke toegevoegde waarde kan bijvoorbeeld betrekking hebben op gevallen waarbij de deelnemer uit het derde land een algemeen erkend topspecialist is op het gebied van het voorstel of toegang heeft tot unieke hulpbronnen die van groot belang voor het project zijn maar die in Europa niet beschikbaar zijn, of waarbij de deelnemer uit het derde land het vooruitzicht biedt dat nieuwe markten voor de Europese deelnemers kunnen worden opengesteld. In uitzonderlijke gevallen kan er financiering voor een deelnemer uit een derde land tot maximaal PLOMRHQ door het programma worden verstrekt als dit essentieel is om de doelstellingen van het project te kunnen verwezenlijken, m.a.w. als de bijdrage van de deelnemer op geen andere manier kan worden verstrekt en het project zonder die deelnemer niet kan worden uitgevoerd. Wat internationale organisaties betreft is communautaire financiering in uitzonderlijke gevallen en in belangrijker mate mogelijk als deze essentieel is voor het bereiken van de doelstellingen van het project. Voor verdere details hierover en betreffende de vraag welke landen in welke categorieën vallen, zie tabel 1 en voor bijgewerkte informatie, zie box 4 op http://www.cordis.lu/fp5/management/particip/vgfpbox4.htm.
Uit hoeveel deelnemers bestaat een netwerk? Als vuistregel geldt dat een netwerk voor opleiding door onderzoek moet bestaan uit ten minste vijf 16 onderling onafhankelijke juridische entiteiten die gevestigd zijn in ten minste drie lidstaten van de Gemeenschap of geassocieerde staten. Ten minste één van deze juridische entiteiten moet in een lidstaat van de Gemeenschap zijn gevestigd.
16
Een organisatie wordt als niet onafhankelijk beschouwd wanneer zij: onder dezelfde directe of indirecte controle van een andere organisatie staat, of de directe of indirecte controle over een andere organisatie uitoefent, of onder de directe of indirecte controle van een andere organisatie staat. Controle: Bedrijf A controleert bedrijf B indien: A direct of indirect meer dan 50% van het aandelenkapitaal van B bezit, of A direct of indirect meer dan 50% van de stemrechten van B bezit, of A direct of indirect de beslissingsmacht heeft binnen B.
17
Kleinere netwerken die op opkomende of nieuwe gebieden van wetenschap en technologie actief zijn, kunnen in afzonderlijke gevallen voor financiële steun in aanmerking komen en in dat geval moeten ten minste twee netwerken onderling onafhankelijke juridische entiteiten zijn die in twee verschillende lidstaten of in één lidstaat en één geassocieerde staat zijn gevestigd. Er zij op gewezen dat in alle gevallen:
•
deelneming door gemeenschappelijke centra voor onderzoek gelijkstaat aan deelneming door een lidstaat;
•
deelneming van derde landen en internationale organisaties samen met het minimumaantal juridische entiteiten uit de Gemeenschap en/of geassocieerde staten moet plaatsvinden.
18
Tabel 1 – Deelneming van juridische entiteiten van buiten de EU aan het 5de kaderprogramma1
GEASSOCIEERDE STATEN
KANDIDATEN VOOR HET EU-
BULGARIJE, REPUBLIEK CYPRUS, TSJECHISCHE REPUBLIEK, ESTLAND, HONGARIJE, LETLAND, LITOUWEN, POLEN, ROEMENIË, SLOVAKIJE, SLOVENIË : van kracht.
Kunnen deelnemen LIDMAATSCHAP MET COMMUNAUTAIRE FINANCIERING
Wat TURKIJE betreft zie voetnoot 4 EVA-EER ANDERE
DERDE STATEN 6
ANDERE EUROPESE LANDEN
Kunnen deelnemen ZONDER COMMUNAUTAIRE FINANCIERING
(bij uitzondering met financiering van de Gemeenschap wanneer de financiering toereikend gemotiveerd is als essentieel voor het bereiken van de doelstellingen van het project)
MALTA3: een overeenkomst zal naar verwachting in werking treden in 2001
EUROPESE NOS
MEDITERRAAN PARTNERSCHAP
IJSLAND, LIECHTENSTEIN, NOORWEGEN: van kracht. ISRAËL : van kracht. ZWITSERLAND2 : inwerkingtreding naar verwachting in 2001. ALBANIË, BOSNIË-HERZEGOVINA, VOORMALIGE JOEGOSLAVISCHE REPUBLIEK MACEDONIË, ZWITSERLAND2 MALTA3 en TURKIJE4 worden ook opgevoerd onder Mediterraan partnerschap. MICROSTATEN EN GEBIEDSDELEN IN EUROPA5 ARMENIË, AZERBEIDZJAN, WIT-RUSLAND, GEORGIË, MOLDAVIË, RUSLAND, OEKRAÏNE. ALGERIJE, EGYPTE, JORDANIË, LIBANON, MALTA3, MAROKKO, PALESTIJNSE AUTORITEIT, SYRIË, TUNESIË, TURKIJE4. Alle bovengenoemde landen kunnen per project deelnemen overeenkomstig de belangen van de Gemeenschap en op basis van zelffinanciering. AUSTRALIË, CANADA, CHINA, RUSLAND, ZUID-AFRIKA, VS : van kracht.
LANDEN MET EEN SAMENWERKINGSOVEREENKOMST
ARGENTINIË: sluiting aan de gang BRAZILIË: onderhandelingen aan de gang
Bovengenoemde landen kunnen deelnemen op basis van zelffinanciering op de onder de samenwerkingsovereenkomst vallende gebieden zodra deze van kracht is (tot dan kan Rusland als Europese NOS deelnemen). Kunnen per project deelnemen overeenkomstig de belangen van de Gemeenschap en op basis van zelffinanciering, maar alleen als deze ANDERE LANDEN deelneming ook aanzienlijke toegevoegde waarde voor het uitvoeren van de specifieke programma’s in hun geheel of een deel daarvan biedt, overeenkomstig de doelstellingen van het programma. INTERNATIONALE Kunnen per project deelnemen overeenkomstig de belangen van de ORGANISATIES7 Gemeenschap en op basis van zelffinanciering. Deelname uit derde staten en internationale organisaties moet plaatsvinden samen met het minimumaantal juridische entiteiten uit de Gemeenschap en de geassocieerde staten. 1
Voor het specifiek programma ’Bevestiging van de internationale rol van het communautaire onderzoek’ (behalve wat geassocieerde staten betreft) en het EURATOM-kaderprogramma gelden andere regels.
2
Deze associatieovereenkomst zal naar verwachting ergens in 2001 in werking treden, maar geen financiële implicaties hebben vóór 1.1.2002. Na associatie heeft deze status voorrang boven alle andere en valt Zwitserland niet meer onder "ANDERE EUROPESE LANDEN". Voor meer informatie over Zwitserse deelname zie www.cordis.lu/inco2/src/p-swiss.htm.
3
In afwachting van de effectieve inwerkingtreding van de overeenkomst worden voorstellen met Maltese partners bij de beoordeling behandeld alsof Malta al geassocieerd is (toelating, aspecten in verband met de beoordeling van beheer en middelen, bijdrage tot communautair beleid, enz.). Na associatie heeft deze status voorrang boven alle andere en valt Malta niet meer onder "ANDERE EUROPESE LANDEN" of "MEDITERRAAN PARTNERSCHAP". Voor de recentste informatie gelieve box 4 te raadplegen op http://www.cordis.lu/fp5/management/particip/v-gfpbox4.htm.
19
4
Turkse onderzoeksentiteiten vallen bij deelname aan de activiteiten van KP5 onder “ANDERE EUROPESE LANDEN”. Zij worden ook opgevoerd onder "MEDITERRAAN PARTNERSCHAP". Voor de recentste informatie: box 4 op http://www.cordis.lu/fp5/management/particip/v-gfpbox4.htm.
5
Andorra, Monaco, San Marino, Vaticaanstad (de Heilige Stoel), de Faeröer-eilanden (DK), de Kanaaleilanden (GB), het Eiland Man (GB), de Svalbard en Jan Mayen-eilanden (NO).
6
Wanneer een land met het 5e KP wordt geassocieerd, heeft deze status voorrang boven alle andere.
7
Communautaire financiering kan ook worden verleend als men gebruik wil maken van de faciliteiten van een internationale organisatie die in een derde land zijn gevestigd, wanneer dit gebruik essentieel is voor het bereiken van de doelstellingen van het project.
20
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
4. FINANCIËLE RICHTSNOEREN Onderstaande richtsnoeren moeten aanvragers helpen bij het formuleren van hun voorstellen voor financiële steun.
Contractomvang Voor de contracten gelden de volgende richtsnoeren: – de financiële steun aan in een lidstaat of geassocieerde staat gevestigde onderzoekteams mag gemiddeld per team in een netwerk niet meer bedragen dan PLOMRHQ – bij uitzondering kan aan een team in een derde land tot
PLOMRHQVWHXQZRUGHQYHUOHHQG
– in de regel is met netwerkcontracten een bedrag van niet meer dan 1,5 miljoen gemoeid in termen van communautaire financiering. Niettemin kunnen grotere contracten worden gesloten indien de voorgestelde werkzaamheden van bijzondere betekenis voor de Gemeenschap zijn en betrekking hebben op een onderzoeksgebied dat van bijzonder belang is voor opleiding. De contracten hebben in beginsel een looptijd van maximaal 48 maanden.
Evenwicht tussen de teams Grote onevenwichtigheden in de gevraagde financiële steun voor de verschillende teams dienen in het voorstel te worden gemotiveerd (zeker indien wordt voorgesteld een bepaald team meer dan twee keer het gemiddelde van de voor de netwerkpartners in hun geheel gevraagde financiering toe te kennen). Wat de verdeling over de verschillende landen betreft, dient niet meer dan 40% van de gevraagde steun naar teams in één en hetzelfde land te gaan (behalve in het geval van jumelages).
Motivering van het verzoek om financiering Als algemene regel krijgen voorstellen die voor financiering worden geselecteerd, wanneer zij zowel aan deze richtsnoeren voldoen als het gevraagde financieringsniveau voldoende hebben gemotiveerd, het in het voorstel gevraagde niveau van financiële steun. Voorstellen die geen adequate motivering voor het gevraagde financieringsniveau bevatten kunnen om die reden alleen worden afgewezen.
De referentiebedragen voor Marie Curie-bursalen (zie ommezijde) zijn vastgesteld in overeenstemming met de nationale regeringen en kunnen desgewenst gebruikt worden als indicatieve leidraad voor het bepalen van de personeelskosten van jonge onderzoekers die in een netwerk zijn tewerkgesteld. Minstens dienen het plaatselijke loon en de voorwaarden bij een bepaald instituut te worden toegepast, d.w.z. jonge onderzoekers moeten minstens evenveel betaald krijgen als andere collega’s met soortgelijke kwalificaties en ervaring bij hetzelfde instituut. Er dient de nodige aandacht te worden geschonken aan het feit ervoor te zorgen dat de salarissen concurrerend zijn aangezien, wanneer de aanstellingskosten op een onrealistisch laag niveau worden vastgesteld, de deelnemer waarschijnlijk met aanwervingsproblemen zal worden geconfronteerd.
-21-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
Referentiebedragen voor Marie Curie-bursalen Deze tabel geeft de totale maandelijkse salariskosten voor postdoctorale onderzoekers in de lidstaat of geassocieerde staat waar de gastorganisatie is gevestigd. Deze kosten zijn door elke lidstaat en elke geassocieerde staat voorgesteld voor de regelingen inzake Marie Curiebeurzen. Niettemin kunnen zij, om indieners van voorstellen te helpen, desgewenst gebruikt worden als indicatieve leidraad voor het bepalen van de personeelskosten van jonge onderzoekers die in een netwerk voor opleiding door onderzoek zijn tewerkgesteld.
* **
LAND
Totale maandelijkse onderhoudstoelagekosten voor postdoctorale onderzoekers* (in EURO)
Oostenrijk België Bulgarije Cyprus Tsjechische Republiek Denemarken Estland Finland Frankrijk Duitsland Griekenland Hongarije IJsland Ierland Israël Italië Letland Liechtenstein Litouwen Luxemburg Nederland Noorwegen Polen Portugal Roemenië Slovakije Slovenië Spanje Zweden Zwitserland Verenigd Koninkrijk
4 280 5 000 2 565 2 629 3 166 4 373 2 625 3 807 3 600 4 500 3 100 4 318 3 752 3 062 3 875 3 813 2 541 4 243 2 625 3 955 4 225 4 302 3 310 3 841/3 104** 3 029 2 778 3 981 3 342 4 621 4 243 3 128
Predoctorale jonge onderzoekers krijgen normaal 70% van het referentiebedrag Er geldt een lager bedrag voor gastinstituten in de overheidssector
-22-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
5. HOE MOET U EEN VOORSTEL OPSTELLEN? Het is essentieel dat de aanvraagprocedures, de instructies voor het invullen van de formulieren en de termijnen door alle aanvragers in acht worden genomen.
Coördinatie van het voorstel Voordat u begint met het schrijven van het voorstel, moeten de belangrijkste kenmerken van het netwerk onder alle deelnemers worden afgesproken. Met name moeten de deelnemers beslissen wie van hen de coördinerende partner wordt en wie binnen de organisatie van de coördinerende partner zal optreden als voorstelcoördinator. De persoon die als voorstelcoördinator wordt gekozen blijft normaal ook optreden als netwerkcoördinator voor het project, mocht het voorstel voor financiering worden geselecteerd. De voorstelcoördinator moet de volledige verantwoordelijkheid voor de voorbereiding van het voorstel en voor de juistheid van de erin vervatte informatie op zich nemen en ervoor zorgen dat het op of vóór de termijn aan het juiste adres wordt bezorgd. Neem er nota van dat voorstellen op of vóór de termijn moeten worden afgeleverd. Vóór de termijn afgestempelde maar na de termijn aankomende voorstellen worden niet langer geaccepteerd.
Voorstelformulier Het ingevulde voorstelformulier (zie bijlage 1) bevat de vereiste informatie over de deelnemers en het netwerkproject waarvoor u financiering aanvraagt. Het is de enige basis waarop uw voorstel wordt geselecteerd of afgewezen. Het voorstelformulier voor de netwerken omvat de volgende delen: A en B.
ADMINISTRATIEF FORMULIER
A0. Titelblad waarop de volledige naam en het acroniem van het voorgestelde netwerk voor opleiding door onderzoek vermeld staan A1. Algemene informatie over het voorstel A2. Overzicht van het partnerschap A3. Samenvatting van het voorstel A4. Eerdere voorstellen en contracten B. Profiel van/informatie over de afzonderlijke deelnemers C.
BESCHRIJVING VAN HET VOORSTEL
D.
ONTVANGSTBEWIJS
Gelieve zorgvuldig de bij het voorstelformulier gevoegde instructies voor het invullen van de formulieren te lezen en op te volgen.
Titelblad Het titelblad is standaard voor alle onderzoekprogramma's van de Commissie en dient ter identificatie van het voorstel, met onder meer:
•
Naam van de activiteit in het kader waarvan financiering wordt aangevraagd;
•
Identificatiecode uitnodiging ;
•
Korte titel of acroniem dat gebruikt wordt om het voorstel te identificeren;
•
Voorstelnummer ;
•
Code van het onderzoekprogramma; hier het programma Menselijk potentieel;
17
18
17
Voor de tweede uitnodiging tot het indienen van voorstellen betreffende Netwerken voor opleiding door onderzoek is dit: IHP-RTN-00-2. 18 Door de Commissie toegekend bij ontvangst van het voorstel.
-23-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN) •
Code van het “thematisch gebied”, hier de activiteit Netwerken voor opleiding door onderzoek.
Deze laatste twee zijn al ingevuld en zijn de codes voor het programma Menselijk potentieel (1.4.1) en de activiteit Netwerken voor opleiding door onderzoek ervan (1.4.1.1.1).
-24-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
A1. Algemene informatie over het voorstel Deel A1 van het voorstelformulier bevat verdere algemene informatie over uw voorstel, in het bijzonder:
•
Het panel dat u het best geschikt acht om uw voorstel te beoordelen;
•
De discipline(s) waartoe het voorstel behoort;
•
Naam, postadres en contactgegevens van de coördinator.
A2. Overzicht van het partnerschap Deel A2 van het voorstelformulier bevat de volgende informatie:
•
Gegevens over alle netwerkdeelnemers, inclusief het geboden opleidingsniveau, de door elk van de deelnemers aangevraagde communautaire steun en het feit of er onderzoekers als gewezen internationale postdoctorale bursalen actief zijn in de deelnemende teams die in minder welvarende regio's van de Gemeenschap zijn gevestigd (zie B. hierna).
•
Duur van het project.
De voorstelcoördinator dient ervoor te zorgen dat er volledige overeenstemming bestaat tussen dit deel van het formulier en de bladen profiel van/informatie over afzonderlijke deelnemers. Het is belangrijk te benadrukken dat dit formulier door de voorstelcoördinator moet worden ondertekend.
A3. Samenvatting van het voorstel In deel A3 van het voorstelformulier moet een beknopte beschrijving worden gegeven van de wetenschappelijke/technische doelstellingen van de netwerken en de inhoud van het gezamenlijke onderzoekproject (maximaal 2000 tekens). Tevens moet het een beschrijving van de opleidingsinhoud van het voorgestelde netwerk omvatten (maximaal 1000 tekens). Deze samenvatting moet in de derde persoon worden geschreven, in normaal getikte tekst. De samenvatting mag geen eenvoudige synopsis van het voorstel zijn, wel een op zichzelf staande beschrijving van het project dat tot stand komt als het voorstel gefinancierd wordt. Zij moet informatief zijn voor mensen die werkzaam zijn op aanverwante gebieden en, voor zover mogelijk, begrijpelijk zijn voor een wetenschappelijk onderlegde "leek". Zij moet ook geschikt zijn voor publicatie. De samenvatting is een belangrijk deel van iedere aanvraag. Zij helpt de programmafunctionarissen en de beoordelaars om onderscheid te maken tussen de vele voorstellen die worden ontvangen. De samenvatting biedt een beknopt overzicht van de bijzonderheden van uw voorstel en geeft beoordelaars vaak een eerste indruk van de kwaliteit ervan.
A4. Eerdere voorstellen en contracten In deel A4 van het voorstelformulier wordt informatie gevraagd over eenzelfde of gelijkaardig voorstel dat vroeger bij andere communautaire onderzoekprogramma's is ingediend. Als uw voorstel een nieuwe indiening is van een voorstel dat in het kader van het huidige programma Menselijk potentieel of een van de selecties voor TMR-netwerken in het vierde kaderprogramma is afgewezen of als uw voorstel een voortzetting is van een netwerk dat reeds in het kader van het eerdere TMR-programma wordt gefinancierd, is het zeer belangrijk dat het desbetreffende referentienummer hier wordt vermeld.
B. Profiel van/informatie over afzonderlijke deelnemers De formulieren Profiel van/informatie over afzonderlijke deelnemers moet voor iedere deelnemer, ook voor het coördinerende instituut, afzonderlijk worden ingevuld. Er zijn twee formulieren per deelnemer.
-25-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN) Het eerste deel van formulier B(1/2) omvat de juridische informatie over de deelnemende organisatie. Het tweede deel over "Organisatorische bijzonderheden" omvat ingangen die alleen voor statistische doeleinden dienen; ook kunnen een aantal ingangen niet relevant zijn voor openbare onderzoekorganisaties zoals universiteiten. Aanvragers wordt dan ook aangeraden de instructies betreffende elk veld zorgvuldig te lezen. In het laatste deel wordt het adres van de juridische entiteit gevraagd. In formulier B(2/2) worden gevraagd het adres van de dienst of het instituut of laboratorium waar het werk zal worden uitgevoerd, de naam van de wetenschappelijke ambtenaar die belast is met het werk, het aantal door deze deelnemer geboden personenmaanden voor jonge onderzoekers aan opleiding en de gevraagde communautaire financiering.
Wat een deelnemer betreft die gevestigd is in een van de huidige minder welvarende regio’s (LFR) van de Gemeenschap (zie bijlage 1 voor details) wordt in het formulier ook gevraagd of er "gewezen internationale postdoctorale bursalen actief zijn in een LFR team”19.Dit is van belang omdat het onderzoekteam dankzij deze onderzoekers in aanmerking kan komen voor communautaire steun voor de aankoop van duurzame uitrusting. Voor verdere informatie, zie hoofdstuk 8. Het is van essentieel belang dat de in dit deel verstrekte gegevens volledig overeenstemmen met de gegevens in de beschrijving van het voorstel. Als de twee reeksen gegevens niet precies overeenstemmen, kan dit de beoordeling van een voorstel hinderen en ertoe leiden dat het voorstel wordt afgewezen. Om te maken dat de aanvragen de volledige steun van alle deelnemende organisaties hebben, moet ieder formulier Profiel van/Informatie over afzonderlijke deelnemers door een bevoegd ondertekenaar worden gewaarborgd en ondertekend. In plaats hiervan aanvaardt de Commissie evenwel een originele handtekening van de coördinator van het voorstel indien de coördinator schriftelijk gemachtigd is om namens de juridische entiteiten van de deelnemers te tekenen.
C. Beschrijving van het voorstel Deel C - de beschrijving van het voorstel - is dat deel van het voorstelformulier waarop de wetenschappelijke/technische beoordeling wordt gebaseerd en daarom het belangrijkste deel van de aanvraag voor financiering. De structuur ervan stemt overeen met de in hoofdstuk 7 van dit document besproken selectiecriteria. De aanvragers wordt geadviseerd dit hoofdstuk grondig te lezen alvorens met de beschrijving van het voorstel te beginnen, aangezien de beoordelaars de opdracht krijgen lage scores te geven aan voorstellen die aantoonbaar niet aan de vereiste criteria voldoen. Er zij nogmaals op gewezen dat de gegevens in dit deel precies moeten overeenstemmen met de gegevens verstrekt in het deel Profiel van/informatie over afzonderlijke deelnemers, zoniet kan de beoordeling negatief worden beïnvloed. De aanvragers worden verzocht de omvang van hun beschrijving van het voorstel binnen de in de instructies vermelde grenzen te houden. Een overmaat aan informatie is onnodig en kan een averechts effect sorteren.
D. Formulier voor ontvangstbewijs
19
Een "gewezen internationale postdoctorale bursaal actief in een LFR team” is een onderzoeker die in het buitenland voor een minimumduur van één jaar op een postdoctoraal niveau is opgeleid, in een vaste betrekking is benoemd in een juridische entiteit die gevestigd is in een minder welvarende regio van de Gemeenschap en in het netwerkproject Menselijk Potentieel actief zal zijn. Teneinde de steun te richten op onderzoeksteams die onderzoekers aanstellen bij de start van hun wetenschappelijke loopbaan komen voor de terugbetaling van duurzame uitrusting voor onderzoeksteams alleen onderzoekers in aanmerking die gedurende vijf jaar of minder een vaste post hebben bekleed. Onder een vast personeelslid wordt verstaan iemand die (i)gedurende de laatste 3 jaar ononderbroken bij zijn of haar instituut heeft gewerkt, of (ii) een arbeidscontract van minstens 3 jaar met zijn of haar instituut heeft. -26-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN) Het formulier voor ontvangstbewijs is bedoeld om aanvragers die hun aanvraag op papier willen indienen te laten weten of de Commissie hun voorstel heeft ontvangen. Op zich is het geen verplicht gedeelte van het voorstelformulier, maar de aanvragers wordt ten sterkste geadviseerd van deze dienst gebruik te maken en het ingevulde formulier voor ontvangstbewijs samen met het ingevulde voorstel terug te zenden aan de Commissie.
Auto-evaluatie van het voorstel De controlelijst in bijlage 2 helpt u uw kansen op financiering te beoordelen.
-27-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
6. HOE DIENT U EEN VOORSTEL IN? Indiening door de voorstelcoördinator De voorstelcoördinator is verantwoordelijk voor het interne beheer en de administratie van het voorstel en het indienen ervan bij de Commissie. Voorstellen mogen worden ingediend in alle officiële talen van de EU. Als uw voorstel niet in het Engels is, is een vertaling van het volledige voorstel van nut voor de beoordelaars en moet een Engelse vertaling van de samenvatting van het voorstel in een deel A van het formulier voor het indienen van voorstellen worden opgenomen.
Software voor het opstellen van voorstellen Aanvragers moeten hun voorstel opstellen met gebruikmaking van het desbetreffende formulier voor het indienen van voorstellen. Om hierbij te helpen, heeft de Commissie het ProTool-softwarepakket opgesteld (Proposal Preparation Tool), dat te vinden is op de website van het vijfde kaderprogramma: http://www.cordis.lu/fp5/protool. Daarmee kunnen aanvragers de administratieve en technische informatie van een voorstel opstellen in overeenstemming met het desbetreffende formulier voor het indienen van voorstellen. Ga op bovengenoemde website na of er updates zijn van de beschrijving van ProTool in dit hoofdstuk. ProTool omvat hulpteksten en verwijzingen, evenals hulp bij het volledig en consequent invullen van de formulieren. Het gebruik ervan is van nut voor zowel aanvragers als de diensten van de Commissie, omdat op deze manier de administratieve gegevens met hoge kwaliteit en efficiënt worden ingevoerd. Zodra het voorstel met deze software is opgesteld, kan het naar keuze van de aanvragers elektronisch of op papier worden verzonden. De versie van het formulier voor het indienen van voorstellen voor Netwerken voor opleiding door onderzoek is opgenomen in bijlage 1 bij deze Gids (zie ook hoofdstuk 5). Deze formulieren kunnen worden verkregen via ProTool door naar http://www.cordis.lu/fp5/protool te gaan en te klikken op “Download”. Ga vandaar naar “Steps to obtain ProTool and ProTool forms” en volg de instructies. De te downloaden formulieren bevinden zich onder “Research Training Networks” van “Improving Human Potential”. Het verdient aanbeveling dat de voorstelcoördinator alle formulieren downloadt (A0 tot A4 inclusief de B-formulieren), terwijl de andere deelnemers enkel de B-formulieren downloaden en deze ingevuld aan de voorstelcoördinator emailen. Deze ingevulde B-formulieren kunnen dan in het voorstelbestand worden geïntegreerd.
Kennisgeving van voornemen tot indiening van een voorstel Het aanvragen van een voorstelnummer voordat een voorstel wordt ingediend is niet vereist voor Netwerken voor opleiding door onderzoek. Het voorstel wordt zonder voorstelnummer verzonden. Bij ontvangst door de Commissie wordt een voorstelnummer toegekend en medegedeeld aan de indiener, samen met het ontvangstbewijs (formulier D in bijlage 1). Tot dan gebruikt u de naam van de coördinator, de korte titel van het voorstel en, indien beschikbaar, de door ProTool toegekende identificatiecode als referentie bij alle briefwisseling over uw voorstel.
Certificering Alvorens een voorstel elektronisch aan de Commissie kan worden verzonden, moet de coördinator eerst een certificaat aanvragen waarmee hij het voorstel digitaal kan ondertekenen. Een verzoek om certificering wordt ingediend met behulp van ProTool. De Commissie heeft voor het uitgeven van deze certificaten een toeleveringscontract gesloten met de Fifth Framework Programme Certification Service Provider (FP5-CSP). Het adres daarvan wordt kenbaar gemaakt in ProTool, evenals op de website van het programma. Een coördinator kan een standaardcertificaat (klasse-II) aanvragen of een eenmalig certificaat (klasse-I). Beide worden gratis verstrekt. -28-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN) Standaardcertificaten (klasse-II) kunnen worden verkregen door het downloaden, installeren en gebruiken van ProTool. De indieners wordt verzocht een aanvraagformulier in te vullen en te ondertekenen en dit te zenden naar FP5-CSP. Zodra FP5-CSP het formulier heeft ontvangen en aanvaard, wordt een certificaat verstrekt. Daarmee kunt u voorstellen elektronisch indienen voor de duur van het certificaat (normaal één jaar, maar verlengbaar), zonder verdere uitwisseling van informatie op papier. Met dit certificaat kunt u het voorstel ook versleutelen. (Merk op dat nationale voorschriften eventueel bepaalde voorwaarden kunnen opleggen aan het gebruik van de encryptiesoftware. Het is de taak van de indieners ervoor te zorgen dat dergelijke nationale voorschriften worden nagekomen). Eenmalige certificaten (klasse-I) kunnen ook bij FP5-CSP worden verkregen, alleen met behulp van ProTool en elektronische communicatie. Met dit certificaat kan slechts één voorstel elektronisch worden ingediend, voor coördinatoren die het systeem willen uitproberen of die niet van plan zijn spoedig nog een ander voorstel in te dienen. Voor elektronische indiening met dit eenvoudig certificaat moet echter ook een stel ondertekende formulieren A1 en A2 op papier aan de Commissie worden gezonden vóór de termijn. Met dit certificaat is geen encryptie mogelijk. De veiligheid is beperkt tot het niveau dat wordt geboden door de gebruikte beveiligde servers (SSL).
Elektronisch indienen van een voorstel ProTool dient ook door de coördinator te worden gebruikt om de administratieve formulieren (delen A en B) en de beschrijving van het voorstel (deel C) bijeen te voegen tot één groot bestand, het voorstelbestand. Daarbij wordt tevens een klein valideringsbestand aangemaakt, dat basisinformatie over het voorstel bevat en een unieke identificatiecode genereert. Indiening van het valideringsbestand vormt het tijdstip van de indiening van het voorstel. Bij communicatieproblemen kan dit bestand vóór het einde van de termijn voor de ontvangst van voorstellen worden afgedrukt en naar een in ProTool of op http://www.cordis.lu/fp5/protool aangegeven nummer worden gefaxt. Houders van een klasse-II-certificaat kunnen het voorstelbestand ook versleutelen. De precieze methode wordt uiteengezet in de verzegelingssoftware, die geïntegreerd is in ProTool of als afzonderlijk programma op dezelfde website beschikbaar is. Bij ontvangst archiveert de Commissie elektronisch, onder veilige omstandigheden, de ontvangen validerings- en voorstelbestanden. Na ontsleuteling en het openen van het bestand wordt ook een kopie van het voorstel zoals dit aan de beoordelaars wordt overhandigd elektronisch onder dezelfde omstandigheden gearchiveerd, samen met de vereiste informatie over de instrumenten en gegevens die zijn gebruikt om de bestanden te ontsleutelen en te openen.
Indienen van een voorstel op papier Wanneer nationale voorschriften betreffende het verzenden van versleutelde gegevens het gebruik van verzegelingssoftware verbieden, en vertrouwelijke transmissie op die manier niet kan worden gegarandeerd, of wanneer de indieners om enige andere reden hun voorstel niet langs elektronische weg willen indienen, kunnen de voorstellen ook van meetaf aan op papier worden opgesteld.
De desbetreffende formulieren (A0 tot A4 inclusief B) kunnen zowel in WORD- (doc-bestand) als ADOBE-formaat (pdf-bestand) worden gedownload van de internethomepage van het programma Menselijk potentieel op http://www.cordis.lu/improving, onder “Research Training Networks”. De formulieren kunnen dan op de PC worden ingevuld met gebruikmaking van WORD of ACROBAT Reader (gratis software) en geprint. Gelieve er nota van te nemen dat deel C van het voorstel ook moet worden ingevuld. Het origineel van het voorstel moet worden ingediend in één pakket, samen met vijf volledige fotokopieën, die van goede kwaliteit moeten zijn aangezien zij gebruikt worden voor de wetenschappelijke beoordeling. Gelieve de kopieën wel maar het origineel niet te nieten. -29-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN) 20
Voor per post verzonden aanvragen (bij voorkeur aangetekend of per koerier ), moet het pakket worden geadresseerd aan: Europese Commissie Bureau Onderzoekvoorstellen (ORBN 8) Netwerken voor opleiding door onderzoek Frère Orbansquare 8 B-1040 BRUSSEL BELGIË Op alle pakketten moet duidelijk worden vermeld: “IHP-RTN-00-2”. Voorstellen moeten niet in verscheidene delen worden verzonden aangezien de Commissie voorstellen die in afzonderlijke pakketten zijn verdeeld niet weer zal samenstellen. 21
Verzend geen voorstellen per fax of normale e-mail (ook niet om aan te kondigen dat voorstellen per normale post zijn verstuurd). Per fax of normale e-mail verzonden aanvragen worden niet aanvaard en er wordt geen ontvangstbewijs voor afgeleverd.
Termijnen Voor de 2de uitnodiging moeten de voorstellen vóór of om 17.00 uur (Brusselse plaatselijke tijd) op 4 mei 2001 worden ingediend. Bij elektronische indiening moet het valideringsbestand vóór of op bovengenoemde datum aan de Europese Commissie worden gezonden. Het voorstelbestand met het voorstel moet uiterlijk 48 uur na deze termijn ongewijzigd worden ontvangen, hetgeen kan worden nagegaan aan de hand van de eenduidige identificatiecode. Gelieve er nota van te nemen dat voorstellen op of vóór de termijn moeten worden afgeleverd. Vóór de termijn afgestempelde maar na de termijn aankomende voorstellen worden niet langer geaccepteerd. Voorstellen die per koerier of persoonlijk worden afgegeven, moeten vóór of op de termijn van 17.00 uur (Brusselse plaatselijke tijd) op 4 mei 2001 worden ontvangen. Indieners van voorstellen wordt verzocht slechts één van de hierboven beschreven methoden voor het indienen van voorstellen te gebruiken en slechts één versie van een gegeven voorstel in te dienen. Wanneer een in aanmerking komend voorstel zowel op papier als in elektronische vorm wordt ontvangen, wordt alleen de elektronische versie in behandeling genomen. In alle briefwisseling (b.v. verzoeken om informatie of indiening van een voorstel) dient u de identificatiecode van de uitnodiging, IHP-RTN-00-2, te vermelden, zoals gepubliceerd in de desbetreffende uitnodiging tot het indienen van voorstellen in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Ontvangstbewijs Als de voorstelcoördinator voornemens is het voorstel op papier in te dienen, wordt hem of haar sterk aangeraden deel D van de formulieren in bijlage 1 in te vullen en samen met het voorstel aan de Commissie te verzenden. Indieners die drie weken na het verstrijken van de termijn nog geen ontvangstbewijs hebben ontvangen, moeten contact opnemen met de Infodesk van de activiteit Netwerken (zie hoofdstuk 9). De indieners wordt eraan herinnerd dat het hun
20
Voor koeriersdiensten die een telefoonnummer van de ontvanger eisen, vermeldt u + 32 2 296 02 45. 21 Alleen met behulp van ProTool geproduceerde elektronische post mag geldig worden gebruikt voor het elektronisch indienen van een voorstel.
-30-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN) verantwoordelijkheid is te zorgen voor de veilige en tijdige aflevering van hun voorstel.
-31-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
7. BEOORDELING EN SELECTIE VAN VOORSTELLEN De Commissie zorgt ervoor dat de voorstellen vertrouwelijk, eerlijk en rechtvaardig worden beoordeeld. Deze beoordeling gebeurt aan de hand van de hieronder uiteengezette criteria, onder de verantwoordelijkheid en coördinatie van de Commissie, bijgestaan door onafhankelijke externe deskundigen die door de Commissie zijn gekozen. Verdere gegevens over de beoordelingsprocedure zijn te vinden in de "Gids voor de beoordelaars" van voorstellen voor netwerken inzake menselijk potentieel via de homepage van Netwerken voor opleiding door onderzoek op het volgende adres: http://www.cordis.lu/improving
Beoordelingscriteria Wat de kwaliteit betreft dient een voorstel te worden getoetst aan de volgende tien primaire evaluatiecriteria, die in drie groepen zijn samengebracht - wetenschappelijke verdienste van het gezamenlijk onderzoekproject; kwaliteit van het netwerkpartnerschap, organisatie en beheer; en kwaliteit en inhoud van het opleidingsprogramma van het netwerk. Elk voorstel wordt ook getoetst aan twee secundaire criteria - waarvoor een score wordt gegeven van 0 tot 10 - waarmee alleen rekening wordt gehouden om voorstellen te rangschikken die in alle andere opzichten gelijkwaardig zijn. Scorebereik Scorebereik Primaire evaluatiecriteria voor groepen 1.
voor criteria
Wetenschappelijke verdienste van het gezamenlijk onderzoekproject 0-40
(a) Onderzoekthema en projectdoelstellingen
0-10
(b) Wetenschappelijke originaliteit
0-10
(c) Onderzoekmethode
0-10
(d) Werkplan 2.
0-10
Kwaliteit van het netwerkpartnerschap, organisatie en beheer 0-30
(a) Gezamenlijke deskundigheid
0-10
(b) Kwaliteit van de samenwerking
0-10
(c) Organisatie en beheer 3.
0-10
Kwaliteit en inhoud van het opleidingsprogramma van het netwerk 0-30
(a) Noodzaak van de opleiding
0-10
(b) Opleidingsprogramma
0-10
(c) Rechtvaardiging van de aanstelling van jonge onderzoekers
0-10
TOTAAL
0-100
Secundaire criteria
(a) Opleidingen in een context die de interactie tussen verschillende disciplines of/en in elkaar aanvullende onderzoekteams bevordert 0-10 (b) Opleidingen in een industrieel relevante omgeving
0-10
De volgende tekst, waarin de betekenis van deze criteria wordt toegelicht, is geschreven als richtsnoer voor de deskundigen die de primaire evaluatie van de ontvangen voorstellen -32-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN) zullen uitvoeren. Deze tekst is hier in de Gids voor indieners van voorstellen opgenomen om aanvragers te helpen hun voorstellen voor te bereiden en zo goed mogelijk voor te stellen. 1. Wetenschappelijke verdienste van het gezamenlijk onderzoekproject (a) Onderzoekthema en projectdoelstellingen. De deskundige dient aan het voorgestelde onderzoekthema en de voorgestelde projectdoelstellingen alleen een hoge score toe te kennen:
•
wanneer er een gegronde wetenschappelijke, technologische of sociaaleconomische reden is om onderzoek op het door het project bestreken gebied uit te voeren;
•
wanneer het voorgestelde onderzoek op een gepast moment komt;
•
wanneer uit het voorstel duidelijk blijkt dat de deelnemers zich ertoe hebben verbonden samen te werken aan een gezamenlijk onderzoekproject dat duidelijk omlijnde en realistische doelstellingen heeft;
•
wanneer deze doelstellingen een voldoende uitdaging vormen;
•
wanneer een belangrijke doorbraak te verwachten is.
(b) Wetenschappelijke originaliteit. Een hoogwaardig project moet innovatief zijn, met andere woorden, het moet een belangrijke stap voorwaarts betekenen ten opzichte van de huidige stand van wetenschap en techniek. De deskundige mag daarom alleen een hoge score voor wetenschappelijke originaliteit toekennen:
•
wanneer de aanvragers eerst blijk hebben gegeven van een degelijke kennis van de huidige internationale stand van wetenschap en techniek;
•
wanneer zij overtuigend hebben uiteengezet dat het voorgestelde onderzoek een belangrijke stap voorwaarts kan betekenen.
(c) Onderzoekmethode. Netwerken voor opleiding door onderzoek zijn bedoeld om de wisselwerking tussen verschillende disciplines, de combinatie van verschillende technologieën en de overdracht van technologieën van één wetenschappelijk gebied naar een ander te stimuleren. De deskundige mag daarom alleen een hoge score voor het voorgestelde onderzoeknetwerk toekennen:
• wanneer de methodologische aanpak passend is en aansluit met de doelstellingen; • wanneer complementaire technieken op een effectieve manier worden geïntegreerd. (d) Werkplan. De deskundige dient voor het voorgestelde werkplan alleen een hoge score toe te kennen:
•
wanneer het werkschema en de beslissingspunten van het voorgestelde gezamenlijke project realistisch zijn en verenigbaar met de middelen die de deelnemers bij de samenwerking inzetten;
•
wanneer er een weloverwogen verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen de deelnemers is.
2. Kwaliteit van het partnerschap, de organisatie en het beheer van het netwerk (a) Gezamenlijke deskundigheid Netwerken zijn bedoeld om wisselwerking tussen onderzoekdeelnemers met complementaire kennis en bekwaamheden te stimuleren. De deskundige dient daarom voor collectieve ervaring alleen een hoge score toe te kennen:
•
wanneer de deelnemers collectief de noodzakelijke kennis en bekwaamheden hebben om het voorgestelde gezamenlijke project uit te voeren;
-33-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN) •
wanneer hun bijdragen betrekking hebben op verschillende aspecten van het gezamenlijke project;
•
wanneer ten minste drie van de deelnemers (de zogenaamde “kernteams”) reeds gevestigd zijn op het gebied van het voorgestelde onderzoek, van hoge kwaliteit zijn en afkomstig zijn uit verschillende landen van de Gemeenschap en de geassocieerde staten.
Merk op dat netwerken met minder ervaren maar veelbelovende teams geen lagere score mogen krijgen als de deelnemers collectief over de noodzakelijke kennis en bekwaamheden beschikken. (b) Kwaliteit van de samenwerking Eén van de belangrijkste doelstellingen van netwerken is het stimuleren van samenwerking tussen onderzoekteams aan gezamenlijke onderzoekprojecten van hoge kwaliteit. De deskundige dient daarom voor de voorgenomen samenwerking alleen een hoge score toe te kennen:
•
wanneer uit het voorstel blijkt dat de samenwerking tussen de teams op operationeel niveau zinvol, interactief en voor de deelnemende onderzoekers wederzijds voordelig zal zijn;
•
wanneer er overtuigend wordt uiteengezet hoe minder ervaren teams adequaat in het project zullen worden geïntegreerd.
Een lage score moet worden toegekend aan netwerken waarin de wisselwerking tussen de teams beperkt blijft tot de uitwisseling van informatie en personeel. Zinvolle samenwerking op operationeel niveau rond een gezamenlijk project is een essentieel kenmerk van een goed netwerk. (c) Organisatie en beheer Goed beheer is een essentiële component van een succesvol netwerk. De deskundige mag daarom alleen een hoge score voor netwerkorganisatie en -beheer toekennen:
•
wanneer de voor het netwerk voorgestelde organisatie en beheer goed zijn aangepast aan de omvang en complexiteit van het gezamenlijke project en wanneer alle deelnemers verantwoordelijkheid nemen voor organisatie en beheer;
•
wanneer de voor de coördinatie van het gezamenlijke project voorgestelde technieken voldoende en geschikt worden geacht;
•
wanneer de netwerkcoördinator blijk heeft gegeven van de vereiste wetenschappelijke en organisatorische bekwaamheid (bijvoorbeeld door het voorstel zelf op te stellen);
•
wanneer duidelijk is dat het netwerk een zorgvuldig geplande strategie heeft voor de doelmatige verspreiding van de projectresultaten tijdens en na de voltooiing van het contract.
Merk op dat bij netwerken van meer dan acht deelnemers bijzonder nauwgezet moet worden nagegaan of zij over de nodige structuren beschikken om te zorgen voor een effectieve coördinatie en integratie van hun gezamenlijke activiteiten. 3. Kwaliteit en inhoud van het opleidingsprogramma van het netwerk (a) Opleidingsbehoefte. De belangrijkste doelstelling van netwerken is het stimuleren van opleiding door onderzoek van jonge wetenschappers in het kader van hoogwaardige transnationale projecten. Als de voor het netwerk gevraagde financiering hoger is dan EURO 1,5 miljoen is dit criterium van bijzonder belang. De deskundige mag daarom alleen een hoge score voor opleidingsbehoefte toekennen:
•
wanneer er op communautair niveau een bijzonder belang of behoefte bestaat om de opleiding van jonge onderzoekers te stimuleren op de door het gezamenlijke project bestreken onderzoekgebieden;
•
wanneer duidelijk is dat het Europese menselijk potentieel op het gebied van onderzoek baat heeft bij de in het kader van het project verstrekte opleiding en
-34-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN) dat de carrièremogelijkheden van de jonge onderzoekers door het project verbeteren. (b) Opleidingsprogramma. De in het kader van het netwerk gesteunde jonge onderzoekers moeten een opleiding krijgen die verder gaat dan een gewone aanstelling in een onderzoekteam in een ander land. De deskundige mag daarom alleen een hoge score voor de kwaliteit van de opleiding toekennen:
•
wanneer bij het voor de jonge onderzoekers voorgestelde opleidingsprogramma gebruik wordt gemaakt van het internationale aspect van het netwerk en er voldoende bijzondere maatregelen worden genomen om erop toe te zien dat er wel degelijk een opleiding wordt verstrekt;
•
wanneer de onderzoekteams in het netwerk de aan te stellen jonge onderzoekers een passende opleidingsomgeving aanbieden en aantonen dat de genderaspecten voldoende werden geïntegreerd in het voorgestelde opleidingsprogramma voor jonge onderzoekers (evenwicht tussen mannen/vrouwen in de teams, in het besluitvormingsproces, enz.).
(c) Rechtvaardiging van de aanstelling van jonge onderzoekers. Het netwerk moet in de eerste plaats het in het voorstel beloofde algemene totaal van persoonmaanden rechtvaardigen en in de tweede plaats de voorgestelde uitsplitsing tussen onderzoekers voor en na de promotie in elk van de deelnemersknooppunten, en de vereiste duur van de aanstelling. De deskundige mag alleen een hoge score voor de rechtvaardiging toekennen:
•
wanneer de aan het project toegewezen middelen, wat beschikbaar personeel en vroegere opleidingservaring betreft, volstaan voor het aantal op te leiden jonge onderzoekers (zoals bepaald in het voorstel) ;
•
wanneer duidelijk is dat de netwerkdeelnemers bij hun keuze van onderzoekers voor en na de promotie rekening hebben gehouden met de in elk knooppunt geboden opleidingsmogelijkheden;
•
wanneer het netwerk een goed doordachte strategie voor het publiceren van vacatures heeft en de door de onderzoekteams geboden salarissen voldoende hoog zijn (niettegenstaande wettelijke beperkingen) om een grote belangstelling voor de vacatures te garanderen;
•
wanneer er voor de aanstelling van jonge onderzoekers bijzondere maatregelen gepland zijn om gelijke kansen voor mannelijke en vrouwelijke onderzoekers te garanderen.
Opleidingsdrempel Wil een voorstel in aanmerking komen voor financiering, dan moet het voor reeks 3 (kwaliteit en inhoud van het opleidingsprogramma van het netwerk) minstens 23 van de 30 punten hebben gehaald. Voor selectie noodzakelijke algemene score Wil een voorstel in aanmerking komen voor financiering, dan moet het voor de primaire evaluatiecriteria in totaal minstens 75 van de 100 punten hebben gehaald. De ervaring heeft aangetoond dat voorstellen die een algemene score van 75/100 of minder behalen, gezien het verwachte hoge aantal inschrijvingen, waarschijnlijk niet door de selectie komen. Potentiële aanvragers die menen dat hun voorstel deze drempel vermoedelijk niet zal halen, dienen zich af te vragen of het zinvol is zoveel tijd en moeite in de voorbereiding van het voorstel te steken. Secundaire criteria Hoewel bovenstaande primaire criteria tijdens de hele selectieprocedure van doorslaggevend belang zijn, zullen voorstellen die duidelijk aan de twee onderstaande criteria beantwoorden voorrang krijgen over andere voorstellen met gelijke verdiensten. (a) Opleidingen in een omgeving die interactie tussen verschillende disciplines en/of elkaar aanvullende onderzoekteams bevordert. Eén van de secundaire -35-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN) doelstellingen van de netwerkenactiviteit is het stimuleren van de exploitatie van de multidisciplinaire en/of complementaire aspecten van een voorstel voor een netwerk met de uitdrukkelijke bedoeling jonge onderzoekers op te leiden. Wanneer in voorstellen voor een netwerk duidelijk kan worden aangetoond dat de multidisciplinaire/complementaire aard van het netwerk zal worden geëxploiteerd in het opleidingsprogramma voor jonge onderzoekers, heeft het voorstel voor een netwerk een voordeel op andere voorstellen met gelijke verdiensten. (b) Opleidingen in een industrieel relevante omgeving. Een even belangrijk secundair criterium is een versterkte samenwerking tussen de academische wereld en het bedrijfsleven bij de opleiding van jonge onderzoekers, ongeacht of het bedrijf in kwestie een ondertekenende partner is. Om die reden moet de deskundige oordelen of de in het netwerkvoorstel vermelde banden met het bedrijfsleven in het opleidingsprogramma van het netwerk zullen worden gebruikt om het opleidingsprogramma van het netwerk te verbeteren. Alleen dan wordt aangenomen dat de banden met het bedrijfsleven een bepaald netwerkvoorstel een voordeel bieden boven andere voorstellen met gelijke verdiensten.
Aanvragen van bestaande netwerken Bestaande TMR-netwerken die steun genieten in het kader van het vorige programma Opleiding en mobiliteit van onderzoekers krijgen bij hun aanvraag voor het programma dezelfde behandeling als nieuwe aanvragen. Bestaande netwerken moeten evenwel extra zorg besteden aan het aantonen, in het juiste deel van de Beschrijving van het voorstel (zie bijlage 1), van de originaliteit van het nieuwe voorstel in vergelijking met het eerder gefinancierde netwerk.
Beoordelingsprocedure De toetsing van de programmabeheer.
voorstellen
aan
toelatingscriteria
is
in
handen
van
het
Alle voorstellen die aan de minimumtoelatingscriteria voldoen worden beoordeeld volgens een systeem van beoordeling door vakgenoten die wordt uitgevoerd door panels van onafhankelijke deskundigen. Er zijn zeven dergelijke panels (scheikunde; economische, sociale en menswetenschappen; ingenieurswetenschappen; milieu- en aardwetenschappen; biowetenschappen; wiskunde en informatica; en natuurkunde). Elk voorstel wordt toegewezen aan het in het voorstel gespecificeerde vakpanel. Een kleine multidisciplinaire groep deskundigen rondt de beoordeling af van voorstellen die te veelomvattend worden geacht om binnen het takenpakket van één disciplinair panel te vallen. In de initiële beoordelingsfase wordt elk voorstel door minstens drie panelleden die gekozen zijn uit de desbetreffende beoordelingspanels en als onafhankelijke referenten fungeren getoetst aan de primaire en secundaire beoordelingscriteria. De panelleden zijn onafhankelijke deskundigen die zijn aangetrokken door middel van een uitnodiging tot het indienen van sollicitaties welke verschenen is in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en openstaat voor de duur van het Vijfde kaderprogramma. Kopieën van de voorstellen worden per post aan de panelleden toegestuurd, die hun beoordeling verrichten op hun normale werkplek. Elk panel bespreekt en analyseert dan tijdens een plenaire vergadering de individuele beoordelingen van de voorstellen die aan dat panel zijn toegewezen en kent aan elk voorstel een eindscore toe die gebruikt wordt om de voorstellen te rangschikken. De plenaire vergadering kan ook beslissen dat het voorstel door de multidisciplinaire groep verder moet worden onderzocht. De Commissie stelt voor elk panel de voorzit(s)ter en ondervoorzit(s)ter aan uit de panelleden, waarbij de ondervoorzit(s)ter van een panel als voorzit(s)ter fungeert in elke zaak waarbij de voorzit(s)ter institutioneel of op een andere wijze indirect is betrokken.
Voor elk panel stelt de Commissie een panelcoördinator aan uit de programmafunctionarissen. De rol van deze persoon bestaat erin de voorzit(s)ter te helpen bij het ter fine van beoordeling
-36-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN) toewijzen van voorstellen aan panelleden en bij het organiseren van de beoordeling overeenkomstig de in de Gids voor beoordelaars beschreven principes en procedures.22 Deze persoon mag niet trachten de mening van het panel voor of tegen een voorstel te beïnvloeden.
Selectie van voorstellen Na voltooiing van de beoordelingsprocedure verloopt de selectie van voorstellen als volgt: Op basis van de aanbevelingen van de panels stellen de diensten van de Commissie, wat elk panel betreft, één definitieve ranglijst op van de voorstellen die de vereiste drempels halen. Bij de opstelling van de definitieve ranglijsten houdt de Commissie ook rekening met de programmaprioriteiten en kan zij beslissen de volgorde van het panel niet te volgen. In dat geval dienen door de betrokken diensten bij de definitieve rangschikking schriftelijk alle redenen te worden opgegeven om aan het advies van de panels voorbij te gaan. Op basis van de definitieve ranglijsten stellen de Commissiediensten dan wat elk panel betreft een prioriteitslijst op van voorstellen die in principe kunnen worden gefinancierd omdat zij binnen het beschikbare budget van het panel vallen. Bovendien wordt, wat elk panel betreft, een redelijk aantal voorstellen op een reservelijst geplaatst, teneinde rekening te houden met het feit dat voorstellen worden ingetrokken en/of tijdens het afronden van de contracten besparingen moeten worden doorgevoerd. De diensten van de Commissie stellen ook (voor alle panels samen) één lijst op van af te wijzen voorstellen. Deze lijst omvat: - de voorstellen die niet toelaatbaar werden bevonden tijdens de beoordeling (de na de toelatingscontroles afgewezen voorstellen werden al vroeger behandeld) - de voorstellen die niet aan de opleidingsdrempel of de algemene drempel voldoen - de beneden een bepaalde positie in een lijst vallende voorstellen die om budgettaire redenen niet kunnen worden gefinancierd (noch op de prioriteitslijsten of de reservelijsten kunnen worden gehouden). Nadat andere diensten van de Commissie passend zijn geraadpleegd over de definitieve rangorde en de lijst van af te wijzen voorstellen, wordt op het niveau van de Commissie het besluit genomen tot afwijzing van voorstellen. Direct hierna worden de coördinatoren van de succesvolle en afgewezen voorstellen schriftelijk op de hoogte gebracht van het besluit van de Commissie. In de desbetreffende brief is eveneens een samenvattend verslag van de beoordeling van hun voorstel opgenomen.
22
Nadere informatie over de beoordelingsprocedure kan worden verkregen via "Research Training Networks" op de programmawebsite: http://www.cordis.lu/improving/
-37-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
8. CONTRACTEN: PROCEDURES EN PRINCIPES Contractonderhandelingen Onmiddellijk na de beëindiging van de beoordelingsprocedure verzoeken de diensten van de Commissie de indieners van geselecteerde voorstellen om het volgende:
• •
meer gedetailleerde administratieve informatie van de deelnemers, met name over de kosten voor de aanstelling van jonge onderzoekers in het kader van het netwerkcontract; een degelijke beschrijving van het onderzoek- en opleidingsprogramma op basis van het voorstel. Dit zal als officieel projectprogramma in het netwerkcontract worden opgenomen.
De Commissie kan vragen dat op basis van de beoordeling veranderingen in een voorgesteld project worden aangebracht. Tenzij dergelijke wijzigingen worden gevraagd, mag het projectprogramma niet minder inhouden dan in het voorstel was aangeboden, met name wat de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van het opleidingsprogramma voor jonge onderzoekers betreft. De onderhandelingen worden zo snel mogelijk afgerond, maar kunnen toch nog enkele maanden duren, hetgeen afhangt van de complexiteit van het project en de aard van eventuele door de Commissie geëiste technische of financiële wijzigingen. De indieners van in aanmerking komende voorstellen dienen hun werkzaamheden dan ook dienovereenkomstig te plannen. De Commissie draagt niet bij in kosten die gemaakt worden vóór de formele aanvangsdatum van het netwerkproject als bepaald in het contract. In deze periode zullen de netwerkcoördinatoren worden uitgenodigd voor een eendaagse workshop te Brussel om met het programmapersoneel alle voor hen relevante aspecten van de onderhandelingen over, de uitvoering van en het vervolg op de contracten te bespreken. Aan de orde komen onder meer de rol en taken van de netwerkcoördinator, de definitie van de in aanmerking komende kosten, de aan de rapportering gestelde eisen, de controle op de contracten en de tussentijdse beoordeling. De netwerkcoördinatoren wordt sterk aangeraden deze workshop bij te wonen. Teneinde de onderhandelingen te vergemakkelijken, dient u:
• • •
in een vroeg stadium overeenstemming met de deelnemers te bereiken over de opzet van het netwerk en over de rol van de deelnemers binnen het netwerk; te weten welke kosten in het kader van het netwerkcontract voor vergoeding in aanmerking komen; snel alle gevraagde gedetailleerde informatie te vergaren en door de netwerkcoördinator te laten indienen.
Daardoor kan zo vlug mogelijk met het netwerk worden begonnen en wordt bijgedragen tot een effectief beheer ervan. NB: De onderhandelingen kunnen door de Commissie worden afgebroken als:
•
het partnerschap belangrijke wijzigingen in het voorstel wil aanbrengen; het onderhandelingsproces niet binnen de afgesproken termijn kan worden afgerond, of één van de onderzoekteams van de deelnemer zich na de beoordeling van het voorstel uit het netwerk terugtrekt. ____________________________________________________________________________________ __
•
De rol van de deelnemers De verschillende partners bij een netwerk worden verdeeld in de coördinerende partner, de contractant waarmee de Commissie het netwerkcontract sluit, en de overige deelnemers van het netwerk die, als aangeslotenen van het netwerk, het contract met de Commissie niet ondertekenen doch in plaats daarvan onderling en met de contractant een lidmaatschapsovereenkomst sluiten. De contractant en de aangeslotenen van het
-38-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN) netwerk, die samen de deelnemers worden genoemd, zijn hoofdelijk en gezamenlijk aansprakelijk voor de uitvoering van het projectprogramma. De contractant Bij alle netwerkprojecten moet er een coördinerende partner zijn, de contractant, met wie de Commissie de onderhandelingen voert en het netwerkcontract sluit. De organisatie die als coördinerend partner voor de indiening van het voorstel is gekozen, dient normaal ook als contractant voor het contract op te treden. Netwerkcoördinator De netwerkcoördinator is het personeelslid van de contractant dat belast is met de coördinatie van de activiteiten van het netwerk, de goede communicatie tussen de deelnemers en de voortgangscontrole en -rapportage. De netwerkcoördinator dient derhalve te beschikken over de nodige managementkwaliteiten en technische deskundigheid. De taken van de netwerkcoördinator omvatten ook administratieve taken, zoals het zorgen voor het sluiten van de lidmaatschapsovereenkomst tussen alle deelnemers, het onderhouden van de algemene contacten met de Commissie, de indiening van alle documenten, inclusief kostenstaten en technische verslagen, en de verdeling van de door de Commissie uitgekeerde financiële steun. Deze administratieve ondersteuning mag door de netwerkcoördinator zelf worden uitgevoerd of gedeeltelijk worden gedelegeerd. Ongeacht de wijze waarop de administratieve ondersteuning gebeurt, ligt de verantwoordelijkheid steeds bij de netwerkcoördinator. Aangeslotenen De overige netwerkdeelnemers zijn aangeslotenen. De contractant moet een aansluitingsovereenkomst sluiten met alle aangeslotenen, waarbij alle partijen ertoe gehouden zijn hoofdelijk en gezamenlijk het wetenschappelijke werk en het opleidingsprogramma die in het contract met de Commissie zijn omschreven, uit te voeren. De lidmaatovereenkomst is normaal gebaseerd op een bij het contract gevoegd standaardmodel, waarin is vastgelegd dat de aangeslotenen dezelfde rechten en plichten hebben als in het contract zijn bepaald. De lidmaatovereenkomst dient door de Commissie te worden goedgekeurd en een kopie moet bij de Commissie worden ingediend alvorens uit hoofde van het contract betalingen kunnen worden verricht. Subcontractanten Derden die voor hun werk door één van de deelnemers volledig worden vergoed, moeten als subcontractanten worden beschouwd. Voorafgaande goedkeuring door de Commissie is vereist voor in onderaanneming uitgevoerde projectactiviteiten buiten de Gemeenschap of een geassocieerde staat, of wanneer het totaal van alle subcontracten van een bepaalde deelnemer meer dan 20% van de in aanmerking komende kosten van die deelnemer bedragen.
Contracten voor netwerken op het gebied van menselijk potentieel: belangrijkste principes Procedures De Commissie stelt een contract op waarin de voorwaarden voor communautaire steun zijn uiteengezet. Het projectprogramma wordt als technische bijlage opgenomen. Een in het contract opgenomen financieel overzicht bevat een geraamde verdeling van de in aanmerking komende kosten over de deelnemende instellingen. Twee exemplaren van het contract worden voor ondertekening naar de contractant gezonden. De Commissie ondertekent deze documenten zodra zij ze terug heeft ontvangen. Het te ondertekenen contract wordt slechts in één taal opgesteld. Gewoonlijk is de wetgeving van het land van de bevoegde ordonnateur op het contract van toepassing; in het geval van de netwerken voor opleiding door onderzoek is dit normaal de Belgische wetgeving.
-39-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN) De effectieve aanvangsdatum van het netwerkproject is normaal de eerste dag van de maand na de ondertekening van het contract door de Commissie. Betalingen Alle betalingen worden in EURO ten behoeve van de deelnemers aan de contractant gedaan. Van de contractant wordt verwacht dat hij het desbetreffende bedrag van iedere betaling zonder verwijl aan de aangeslotenen van het netwerk overmaakt. Zodra een kopie van de door alle deelnemers ondertekende lidmaatovereenkomst door de Commissie is ontvangen, wordt een voorschot uitbetaald. Periodieke betalingen, normaal in 12 maandelijkse termijnen, zijn afhankelijk van de indiening en goedkeuring van voortgangsrapporten en overeenkomstige kostenstaten. Een bedrag van 15% van de communautaire bijdrage wordt ingehouden tot alle definitieve (technische en financiële) documenten door de Commissie zijn ontvangen en goedgekeurd. De deelnemers moeten de bewijsstukken waarmee deze kosten worden gestaafd gedurende vijf jaar na het einde van het contract bewaren om inspectie door de diensten van de Commissie of andere instellingen, in het bijzonder de Rekenkamer, mogelijk te maken. In aanmerking komende kosten Terwijl van de organisaties binnen een netwerk wordt verwacht dat zij hun eigen middelen (nationale middelen, particuliere middelen, enz.) gebruiken om het eigenlijke onderzoekwerk te financieren, dekt de financiering van de Gemeenschap maximaal 100% van de bijkomende in aanmerking komende kosten die gepaard gaan met de tijdelijke aanstelling van jonge onderzoekers en de coördinatie van het gezamenlijke project waarop het netwerk gebaseerd is. De volgende kosten komen voor terugbetaling door de Gemeenschap in aanmerking: (A)
Personeels- en mobiliteitskosten die samenhangen met de tijdelijke aanstelling van jonge onderzoekers. De personeelskosten omvatten de bijkomende kosten ten gevolge van de uitbreiding van het onderzoekpersoneel door de tijdelijke aanstelling van jonge onderzoekers. Deze kosten moeten worden berekend op basis van de huidige salarissen of toelagen van de aangestelde jonge onderzoekers; zij mogen de sociale lasten, pensioenpremies en inschrijvings- en De schoolgelden omvatten, maar geen bijdragen in de overheadkosten. referentiebedragen voor Marie Curie-bursalen (zie hoofdstuk 4) zijn vastgesteld in overeenstemming met de nationale regeringen en kunnen desgewenst gebruikt worden als indicatieve leidraad voor het bepalen van de personeelskosten van jonge onderzoekers die in een netwerk zijn tewerkgesteld. Minstens dienen het plaatselijke loon en de voorwaarden bij een bepaald instituut te worden toegepast, d.w.z. jonge onderzoekers moeten minstens evenveel betaald krijgen als andere collega’s met soortgelijke kwalificaties en ervaring bij hetzelfde instituut. Er dient de nodige aandacht te worden geschonken aan het feit ervoor te zorgen dat de salarissen concurrerend zijn aangezien, wanneer de aanstellingskosten op een onrealistisch laag niveau worden vastgesteld, een deelnemer waarschijnlijk met aanwervingsproblemen zal worden geconfronteerd. De mobiliteitskosten die samenhangen met de aanstelling van jonge onderzoekers omvatten de verhuiskosten van de deelnemers bij hun aanstelling en hun reiskosten 23 om contacten met hun wetenschappelijke thuisbasis te onderhouden (één bezoek per periode van negen maanden van de aanstelling per deelnemer). De personeels- en mobiliteitskosten moeten in overeenstemming met de bij de betrokken deelnemer geldende interne regels (inclusief salaris en voorwaarden) worden aangerekend. Om voor een aanstelling in het kader van een netwerkcontract in aanmerking te komen, moeten de jonge onderzoekers aan alle volgende voorwaarden voldoen: Leeftijd. Zij moeten op het ogenblik van hun aanstelling door een deelnemer 35 jaar of jonger zijn. Bij deze leeftijdsgrens wordt rekening gehouden met de werkelijke tijd
23
Geldt alleen voor reizen binnen de lidstaten en de geassocieerde staten.
-40-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN) die aan de verplichte legerdienst of burgerdienst of de zorg voor de kinderen is besteed (een maximum van twee jaar per kind voor de werkelijke tijd die buiten het werk is doorgebracht). Kwalificaties. Zij moeten houder zijn van een doctorstitel of van een diploma dat hen het recht geeft een doctorstitel te behalen. Nationaliteit. Zij moeten onderdaan zijn van een lidstaat van de Gemeenschap of van een geassocieerde staat of moeten gedurende ten minste vijf jaar onmiddellijk vóór hun aanstelling door een deelnemer in het kader van het netwerkcontract in de 24 Gemeenschap hebben verbleven . Internationale mobiliteit. Zij mogen geen onderdaan zijn van het land waarin het onderzoekteam van de deelnemer waarbij zij worden aangesteld gevestigd is en mogen in de 24 maanden onmiddellijk vóór hun aanstelling niet meer dan 12 maanden in dat land werkzaam zijn geweest. Werkinhoud. Zij moeten specifiek worden aangesteld om onderzoek in het kader van het projectprogramma uit te voeren of om de netwerkcoördinator bij te staan bij de wetenschappelijke coördinatie van het netwerkproject Menselijk potentieel. (B)
Netwerkkosten. De kosten in deze categorie omvatten de mobiliteitskosten die samenhangen met de activiteiten van het netwerk, met name voor de uitwisseling van personeel, de organisatie van netwerkvergaderingen, conferentiekosten, kosten van het uitwisselen van informatie en materialen en van het publiceren van gezamenlijke resultaten, gebruik van externe wetenschappelijke faciliteiten, wetenschappelijk computerwerk, gebruik van breedbandcommunicatienetwerken, consumptiegoederen, subcontracten en kosten voor de bescherming en benutting van wetenschappelijke resultaten (zie ook hieronder voor verder commentaar op dit laatste aspect). Mobiliteitskosten zoals reis- en verblijfkosten moeten door de contractant volgens de normale interne procedures van de deelnemer in rekening worden gebracht. De mobiliteitskosten zijn normaal beperkt tot reizen tussen de lidstaten van de Gemeenschap en de geassocieerde staten. Reizen buiten (naar of van) het grondgebied van de lidstaten en de geassocieerde staten of een derde land waar een deelnemer is gevestigd zijn mogelijk, in principe met voorafgaande instemming van de Commissie. Dergelijke reizen houden gewoonlijk verband met de presentatie van netwerkresultaten op bijvoorbeeld internationale conferenties en workshops. In principe verleent de Gemeenschap geen steun om duurzame uitrusting te kopen of om bij te dragen tot de infrastructuurkosten. De enige uitzondering die wordt gemaakt is wanneer de middelen worden gebruikt voor de uitrusting van een in een minder welvarende regio van de Gemeenschap gevestigd onderzoekteam van de deelnemer waarin een onderzoeker die in het buitenland is opgeleid voor een 25 minimumduur van één jaar op postdoctoraal niveau wordt aangesteld in een vaste betrekking in deze juridische entiteit en actief zal zijn in het netwerkproject Menselijk potentieel. Teneinde de steun te richten op onderzoeksteams die onderzoekers aanstellen bij de start van hun wetenschappelijke loopbaan komen voor de terugbetaling van duurzame uitrusting voor onderzoeksteams alleen onderzoekers in aanmerking die gedurende vijf jaar of minder een vaste post hebben bekleed. De uitrusting moet na de aanvangsdatum van het netwerkcontract gekocht of gehuurd zijn en de afschrijving wordt berekend op drie jaar voor computerapparatuur die minder dan 25.000 EUR0 kost en vijf jaar voor alle andere uitrusting.
24
Jonge onderzoekers uit derde landen die de regel inzake 5 jaar verblijf toepassen, moeten ervoor zorgen dat zij aan de immigratie- en visumeisen van de lidstaat of geassocieerde staat waarin zij een aanstelling zoeken, kunnen voldoen. 25 Onder een vast personeelslid wordt verstaan iemand die (i)gedurende de laatste 3 jaar ononderbroken bij zijn of haar instituut heeft gewerkt, of (ii) een arbeidscontract van minstens 3 jaar met zijn of haar instituut heeft.
-41-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN) (C)
Overheadkosten. Een vaste bijdrage ter dekking van de indirecte algemene kosten tot een maximum van 20% van de totale in aanmerking komende kosten in de categorieën A en B, exclusief de kosten voor subcontracten, kan ten laste van het contract worden gebracht.
Ten minste 60% van de communautaire steun voor het netwerk moet bestemd zijn voor de dekking van de kosten die samenhangen met de aanstelling van jonge onderzoekers (d.w.z. categorie A). In een financieel overzicht dat als bijlage aan het contract is gehecht, dient een geraamde verdeling van de totale in aanmerking komende kosten voor elke deelnemer te worden opgenomen. Deze voorlopige verdeling moet door alle deelnemers zijn goedgekeurd. De verdeling mag in de loop van het project worden aangepast. Besluiten over de aanpassing ervan worden door de contractant genomen na overleg met alle deelnemers en met instemming van de deelnemers waarvoor de aanpassing directe consequenties heeft. Elke aanpassing die de oorspronkelijke verdeling van de in aanmerking komende kosten van een deelnemer met meer dan een drempelwaarde wijzigt, zoals in het netwerkcontract is vermeld, vereist evenwel de goedkeuring van de Commissie. Verslagen De netwerkcoördinator moet periodieke voortgangsverslagen indienen, met inbegrip van een tussentijds evaluatieverslag en eindverslag, waarin een overzicht wordt gegeven van de tenuitvoerlegging van het contract. Deze verslagen moeten de Commissie helpen bij het toezicht op het onderzoek van de netwerken, de netwerk- en opleidingsactiviteiten, zoals in het contract geschetst. In het eindverslag moet een samenvatting worden gegeven van de belangrijkste wetenschappelijke, netwerk- en opleidingsresultaten in het kader van het contract. Van de onderzoekteams die deelnemen aan netwerken wordt verwacht dat zij de wetenschappelijke resultaten van hun werk in de openbaar toegankelijke literatuur publiceren. Daarom eist de Commissie niet dat de netwerkcontractanten uitvoerige wetenschappelijke verslagen indienen. Tussentijdse evaluatie De Commissie houdt halverwege een tussentijdse evaluatie-exercitie, waarin de uitvoering van het netwerkcontract wordt beoordeeld, met name de opleidings- en netwerkaspecten. Ook de netwerkstructuur en het werkprogramma worden geëvalueerd en indien nodig worden contractwijzigingen bepaald. Van netwerken die bij de tussentijdse evaluatie volgens de Commissie onbevredigende prestaties hebben geleverd, kan het contract worden beëindigd. Eigendom en verspreiding van de resultaten De resultaten van een netwerkcontract blijven eigendom van de netwerkdeelnemers overeenkomstig het kader voor de eigendom en de verspreiding van resultaten dat in het contract zal worden opgenomen. De netwerkdeelnemers willen misschien overwegen onder elkaar eerst een overeenkomst te sluiten met betrekking tot mogelijke octrooien die kunnen ontstaan. De Helpdesk Intellectuele eigendomsrechten (IPR) van de Commissie is beschikbaar om deelnemers of netwerken te helpen die verder advies over dit onderwerp nodig hebben. De contactgegevens voor de IPR-Helpdesk zijn:
IPR-Helpdesk 64-66 Avenue Victor Hugo L-1750 Luxemburg Telefoon: +352 4711 111 Fax: +352 4711 1160 e-mail:
[email protected] Website: http://www.cordis.lu/ipr-helpdesk
-42-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN) Deze dienstverlening is specifiek gericht op de behoeften van contractanten in door de Gemeenschap ondersteunde projecten voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie en het meertalige team van deskundigen is beschikbaar om te antwoorden op specifieke vragen over een brede scala Europawijde IPR-kwesties.
-43-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
9. INFORMATIE EN BIJSTAND Netwerken voor opleiding door onderzoek op Internet Het programma Menselijk potentieel heeft een homepage op Internet: http://www.cordis.lu/improving. De volgende informatie is te vinden onder de rubriek "Research Training Networks" (netwerken voor opleiding door onderzoek):
• • •
Gids voor indieners van voorstellen - voor de op 15 december 2000 gepubliceerde uitnodiging tot het indienen van voorstellen; 1 de formulieren voor het indienen van voorstellen - met templates in WORD (.doc) en Adobe-format (.pdf) - die op uw eigen PC kunnen worden gedownload en ingevuld. Gids voor beoordelaars van voorstellen betreffende Netwerken voor opleiding door onderzoek.
Wetteksten Aanvragers die de rechtsgrondslagen van de programma-activiteit wensen te raadplegen, kunnen ook de volgende documenten (of hyperlinks) vinden op de homepage van de Netwerken voor opleiding door onderzoek:
• • • •
Besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het vijfde kaderprogramma Besluit van de Raad tot vaststelling van het programma Menselijk potentieel Tekst van de uitnodiging tot het indienen van voorstellen Tekst van het werkprogramma voor het programma Menselijk potentieel
De huidige netwerken Opleiding en mobiliteit van onderzoekers (TMR)(4de kaderprogramma) en Menselijk potentieel (IHP)(5de kaderprogramma Er kan nog meer nuttige informatie worden gevonden betreffende Netwerken voor opleiding door onderzoek die gefinancierd worden in het kader van het vorige programma TMR alsmede IHP-netwerken die gefinancierd worden onder de 1ste uitnodiging. Deze is ook beschikbaar op http://www.cordis.lu/improving. Deze informatie omvat:
• •
Een lijst en korte beschrijving van bestaande TMR- en IHP-netwerken geselecteerd tijdens de twee selectierondes voor het vierde kaderprogramma en de 1ste uitnodiging in het Vijfde kaderprogramma; Netwerkvacatures voor jonge onderzoekers in bestaande TMR- en IHPnetwerken.
Contactgegevens onderzoek
voor
Netwerken
voor
opleiding
door
Voor informatie en publicaties betreffende Netwerken voor opleiding door onderzoek kunt u contact opnemen met: EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL ONDERZOEK Directoraat F - Menselijk potentieel en mobiliteit Netwerken voor opleiding door onderzoek Wetstraat 200 B-1049 Brussel Netwerktelefoon: Networkfax: Network-e-mail:
+32-2-295 76 99 +32-2-296 21 36
[email protected] onderwerp)
26
(geef “Networks” op als
Deze formulieren vormen een aanvulling op de ProTool-software voor elektronische indiening van voorstellen. Na invulling kunnen zij alleen worden afgedrukt, worden ondertekend en per gewone post aan de Commissie worden gezonden.
-44-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
Contactgegevens voor het programma Menselijk potentieel Voor meer algemene informatie over het programma Menselijk potentieel en de andere activiteiten daarvan kunt u contact opnemen met: Hulplijn Menselijk potentieel - fax: Hulplijn Menselijk potentieel - e-mail:
+32-2-29632
[email protected]
Nationale contactpunten In de lidstaten en geassocieerde staten staan nationale contactpunten klaar om u te helpen met alle vragen over de activiteit Netwerken voor opleiding door onderzoek of meer bepaald met het opstellen of indienen van netwerkvoorstellen. Oostenrijk M. Hanspeter STEIGERWALD BIT - Bureau for International Research and Technology Cooperation Wiedner Hauptstrasse 76 1040 WIEN Tel. +43 1 58 11 616 204 Fax +43 1 58 11 616 16
[email protected] Ms Michaela ARN BIT - Assistant Wiedner Hauptstrasse 76 1040 WIEN Tel. +43 1 5811616 101 Fax +43 1 5811616 16
[email protected]
België Mme Marie-Christine LENAIN Communauté Française de Belgique Direction de la Recherche scientifique Rue Royale 204 CAE - Bloc D - Arcades - B6546 1010 BRUXELLES Fax + 32 2 210 59 92
[email protected] De heer Koen VERLAECKT Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Wetenschappen Boudewijnlaan 30 1000 BRUSSEL Fax +32 2 553 55 98
[email protected] Mevr. Veronique FEYS DWTC/SSTC Wetenschapsstraat 8 1000 BRUSSEL Fax +32 2 230 59 12
[email protected]
-45-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
Denemarken
General Secretariat of Research and Technology Technology Development Directorate Messogion Avenue14-18 11510 ATHENS Tel. +30 1 775 22 22 ext. 425 Fax +30 1 771 38 10
[email protected]
Ms Marjon BOELSKOV EuroCenter Erhvervsfremmestyrelsen Radhuspladsen 14 1550 KOBENHAVN V Tel. +45 33 32 72 78 Fax +45 33 32 74 78
[email protected]
Ms Paraskevi AFENTAKI General Secretariat of Research and Technology International Science and Technological Cooperation Directorate Messogion Avenue 14-18 11510 ATHENS Tel. +30 1 775 22 22 ext. 337 Fax +30 1 771 41 53
[email protected]
Ms Lisbeth MORTENSEN FIRST Randersgade 60 2100 KOBENHAVN O Tel. +45 35 44 62 00 Fax +45 35 44 62 01
[email protected]
Finland Ierland Ms Ulla RUOTSALAINEN Academy of Finland P.O. Box 99 00501 HELSINKI Tel. +358 9 77488238 Fax: +358977488393
[email protected]
M. Conor O'CARROLL Enterprise Ireland Science, Innovation Development Glasnevin DUBLIN 9 Tel. +353 1 808 2566 Fax: +353 1 837 0172
[email protected]
Frankrijk Mme Perla COHEN-THIAM Pôle Universitaire Européen de Toulouse 39, Allées Jules Guesde 31000 TOULOUSE Tel. + 33 5 61 14 80 27 Fax +33 5 61 14 80 20
[email protected]
&
Corporate
Italië
Duitsland
Ms Daphne VAN DE SANDE APRE – Agency for the Promotion of European Research Grattacielo Italia Piazza G. Marconi, 25 00144 ROMA
[email protected]
M. Jörg SCHNEIDER DLR/PT Koenigswinterer Str. 522 - 524 53227 BONN Tel. +49 228 44 92-210 Fax.+49 228 44 92-222
[email protected]
Ms Nicoletta PALAZZO MURST Piazza J.F. Kennedy, 20 00144 ROMA Tel. +39 6 59 91 3431 – 2872 Fax +39 6 59 91 23 68
[email protected]
Griekenland Ms Evangelia SOFOULI
-46-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
Luxemburg
Fax: +34 91 336 05 75
[email protected] Ms Concepcíon DOMINGO Instituto de Estructura de la Materia, CSIC Serrano 123 28006 MADRID Tel. +34 9 561 6800 1013 Fax: +349 5855184
[email protected]
Ms Brigitte DE HAECK Luxinnovation Gie National Agency for Innovation and Research 7, rue Alcide Gasperi 1615 LUXEMBOURG – KIRCHBERG Tel. +352 436 263 23 Fax +352 438120
[email protected] Ms Josianne ENTRINGER Ministère de l'Education Nationale et de la Formation Professionnelle Service R&D 29, rue Aldringen 2926 LUXEMBOURG Tel. +352 478 5217 Fax +352 460 927
[email protected]
Zweden
Nederland
Verenigd Koninkrijk
Mevr. Frederiek C. COHEN Senter / EG Liaison Grote Markstraat 43 Postbus 30732 2500 GS DEN HAAG Tel. +31 70 35 10 250 Fax +31 70 36 62 811
[email protected]
Mr Paul Wright International Directorate Office of Science and Technology 26-28 Old Queen Street LONDON SW1H 9HP Tel. +44 171 271 2113 Fax +44 171 271 2016
[email protected]
Ms Monica HJERTMAN The Swedish EU/R&D-Council P.O. Box 7091 103 87 STOCKHOLM Tel. +46 8 454 64 56 Fax +46 8.454 64 51
[email protected]
Portugal Ms. Ana Paula CRUZ Institute for International S&T Cooperation (ICCTI) Ministry for Science and Technology Av. D. Carlos I, 126, 6º 1200 LISBOA Tel. +351 1 392 44 92 Fax +351 1 397 51 44
[email protected] http://www.iccti.mct.pt Spanje Ms Leonor CARRACEDO D.G. de Enseñanza Investigación Científica MEC Rosario Pino 14-16 28020 MADRID Tel. +34 91 336 04 63
Superior
e
-47-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
Fax +354.552 9814
[email protected]
Geassocieerde staten Op het ogenblik van de publicatie beschikbare informatie Liechtenstein Ms Karin ZECH Amt für Volkswirtschaft Gerberweg 5 9490 VADUZ Tel.: +41 75.236 6890 Fax: +4175 2366889
[email protected] Noorwegen Ms Eva DOBOS and Ms Cecilie F. HONGSLO The Norwegian EU R&D Information Centre The Research Council of Norway P.O Box 2700 - St. Hanshaugen 0131 - OSLO Tel: +47-2203-7165 or +47-2203-7354 Fax: +47-22037001
[email protected] [email protected]
Israël Ms Ilana LOWI ISERD Israeli Directorate for FP5 29, Hemered Str.. P.O. Box 50436 TEL-AVIV Tel. +972 3 5172350 or +972 2 5411184 Fax +972 3 5170020 or+972 2 5814503
[email protected]
IJsland Ms Asta Sif ERLINGSDÓTTIR Rannsokna jonusta Haskola Islands Taeknigardi Dunhaga 5 107 REYKJAVIK Tel. +354 525 4900 Fax +354 525 4905
[email protected] Hjördis HENDRIKSDÓTTIR The Icelandic Research Council Laugavegi 13 101 REYKJAVIK Tel. +354 562 1320 -48-
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
BIJLAGE 1
VOORSTELFORMULIER
Gelieve vóór het invullen van de formulieren de relevante delen van de Gids voor indieners van voorstellen te lezen. De formulieren kunnen ook direct van het internet worden gedownload en zijn beschikbaar via "Research Training Networks" van de volgende internetsite: : http://www. cordis.lu/improving
Delen
Blz. 27
A en B. ADMINISTRATIEVE FORMULIEREN Titelblad. Identificatiecode van het voorstel
i
A1. Algemene informatie over het voorstel
ii
A2. Overzicht van het partnerschap
iii
A3. Samenvatting van het voorstel
iv
A4. Eerdere voorstellen en contracten
v
B. Profiel van/informatie over afzonderlijke deelnemers
vi-vii
Instructies voor het invullen van de formulieren A en B viii C. BESCHRIJVING VAN HET VOORSTEL
47
D. ONTVANGSTBEWIJS
62
Vakgebiedcodes
54
Landcodes
57
NACE-codes
58
Minder welvarende regio's
61
NB.: Een volledig netwerkvoorstel bestaat uit de delen A, B en C. Onvolledige voorstellen worden afgewezen. Deel D is niet verplicht maar wordt ten zeerste aanbevolen aan aanvragers die voorstellen op papier indienen bij de Commissie.
27
Wanneer u deze Gids voor indieners van voorstellen elektronisch raadpleegt maken de administratieve formulieren, inclusief de verklarende nota’s, geen deel uit van het bestand met de hoofdtekst, en vormen zij een afzonderlijk bestand dat beschikbaar is via "Research Training Networks" van: http://www.cordis.lu/improving.
49
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
C.
BESCHRIJVING VAN HET VOORSTEL
De beschrijving van het voorstel moet worden ingediend op eenzijdig beschreven A4pagina’s. Vermeld de korte titel van het voorstel bovenaan elke pagina. Alle pagina’s moeten worden genummerd om fouten bij de behandeling te voorkomen. Als uw voorstel voor financiering wordt geselecteerd, vormt alle feitelijke informatie in de delen 1b, 3, 4, 7, 9, 10 en, indien relevant, 11 en 12 de basis voor het met de Commissie te ondertekenen contract. Gelieve daarom voor elk deel een onderscheid te maken tussen de feitelijke informatie, die zo formeel mogelijk moet worden opgesteld, en de rechtvaardiging van en argumenten ten voordele van het voorstel, die niet in het contract zullen worden opgenomen. 1a.
ONDERWERP VAN HET ONDERZOEK (maximaal één A4-pagina)
Geef de wetenschappelijke, technologische of sociaal-economische redenen voor verder onderzoek op het door het project behandelde gebied. 1b.
PROJECTDOELSTELLINGEN (maximaal twee A4-pagina's) Geef de onderzoekdoelstellingen van het gezamenlijke werkprogramma dat door de netwerkdeelnemers moet worden uitgevoerd en geef aan of er een grote doorbraak mag worden verwacht.
2.
WETENSCHAPPELIJKE ORIGINALITEIT (maximaal twee A4-pagina's)
Schets de huidige internationale stand van wetenschap en techniek op het door het project behandelde gebied, en zet dan uiteen hoe het voorgestelde project een belangrijke stap voorwaarts kan betekenen. 3.
ONDERZOEKMETHODE (maximaal twee A4-pagina's) Beschrijf de te volgen methodologische aanpak voor het project en motiveer deze aanpak met betrekking tot de projectdoelstellingen. Verklaar voor nog onbeproefde technieken waarom van de nieuwe aanpak gunstige resultaten mogen worden verwacht.
4.
WERKPLAN (maximaal twee A4-pagina’s, plus tabellen en grafieken) Geef een werkplan waarin het algemene project wordt opgedeeld in taken en geef aan welke onderzoekteams bij welke taak worden betrokken. Als een deelnemer van plan is een belangrijk deel van zijn werk uit te besteden (zie hoofdstuk 8 van deze Gids voor indieners van voorstellen), moet dit hier worden vermeld. De omvang van de toeleveringscontracten moet worden gerechtvaardigd. Beschrijf het te volgen schema in aantal maanden vanaf de start van het netwerkproject (niet in kalendermaanden). Vermeld de belangrijke beslissingspunten, d.w.z. doelstellingen aan de hand waarvan de vooruitgang van het gezamenlijke werk kan worden beoordeeld, met name bij de tussentijdse evaluatie en in het eindverslag. Geef in de onderstaande tabel de waarschijnlijke omvang van de professionele onderzoekinspanning (persoonmaanden) die elke deelnemer tot het gezamenlijke werkprogramma zal bijdragen, waarbij een onderscheid moet worden gemaakt tussen jonge onderzoekers van wie de salarissen door het netwerkcontract worden gefinancierd en onderzoekers die uit andere bronnen worden betaald. Vermeld ook het totale aantal individuele onderzoekers in elk deelnemend team die waarschijnlijk zullen bijdragen aan de gezamenlijke activiteiten van het netwerk (vermeld geen persoon bij naam).
50
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
Professionele onderzoekinspanning voor het netwerkproject
Deelnemer
Door het contract te financieren jonge onderzoekers (persoonmaanden) (a)
Uit andere bronnen te financieren onderzoekers (persoonmaanden) (b)
Onderzoekers die waarschijnlijk aan het project zullen bijdragen (aantal personen) (c)
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. Totalen
Voor iedere deelnemer: - moet kolom (a) identiek zijn aan de in de delen A2 en B van het voorstelformulier opgegeven persoonmaanden; - moet in kolom (c) het totale aantal onderzoekers worden vermeld, zowel die welke uit de gevraagde middelen worden gefinancierd als die welke uit andere bronnen worden betaald. 5.
COLLECTIEVE DESKUNDIGHEID (maximaal één A4-pagina per deelnemer) Vat de rol van alle onderzoekteams in het netwerk samen, waarbij u uiteenzet hoe hun kennis en bekwaamheden hen in het bijzonder geschikt maken voor de hun toegewezen taken. Beschrijf duidelijk de complementariteit van de teams. Bestaande onderzoekverbanden tussen de teams moeten hier worden vermeld. Beschrijf ook alle bestaande banden tussen de deelnemers en het bedrijfsleven die relevant zijn voor het project. Elk team moet een lijst opgeven van het belangrijkste wetenschappelijk personeel dat bij het onderzoek wordt betrokken, met voor iedere persoon een opgave van zijn verwachte betrokkenheid (in percentage van voltijds werktijd). Geef een lijst van de twee belangrijkste recente publicaties voor elk onderzoekteam in het netwerk. Deelneming per project op basis van zelffinanciering a) Niet-geassocieerde Europese landen; mediterrane partnerlanden; landen met een samenwerkingsovereenkomst; internationale organisaties. Voor ieder onderzoekteam van deze landen of van internationale organisaties (zie tabel in hoofdstuk 3) dat op projectbasis deel wil uitmaken van een netwerk is het van vitaal belang aan te tonen dat de voorgestelde deelneming in overeenstemming met de in hoofdstuk 3 uiteengezette belangen van de Gemeenschap is. Deze motivering
51
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
moet op een afzonderlijk blad worden gegevens teneinde de beoordeling van het voorstel te vergemakkelijken. b) Alle andere landen. Voor alle andere derde landen die van plan zijn deel te nemen is het van essentieel belang op een afzonderlijk blad niet alleen aan te tonen dat de voorgestelde deelneming in overeenstemming met de belangen van de Gemeenschap is, maar ook dat zij een aanzienlijke toegevoegde waarde heeft (voor definitie, zie hoofdstuk 3). Financiering voor niet tot de EU behorende/geassocieerde staten en internationale organisaties Telkens als het netwerk financiering aanvraagt voor teams uit niet tot de EU behorende/geassocieerde staten of internationale organisaties moet op een afzonderlijk blad worden aangetoond dat die financiering van essentieel belang is voor het bereiken van de projectdoelstellingen. Een dergelijke financiering wordt slechts in uitzonderlijke omstandigheden toegekend, d.w.z. wanneer de bijdrage van de deelnemer niet op een andere wijze kan worden geleverd en het project niet kan worden uitgevoerd zonder die partner. 6.
SAMENWERKING (maximaal één A4-pagina) Verklaar hoe de onderzoekteams in de praktijk met elkaar zullen samenwerken en interageren, in gedachten houdende dat zinvolle operationele samenwerking rond gezamenlijke taken een essentieel kenmerk van Netwerken voor opleiding door onderzoek is. Verklaar de strategie voor het integreren van minder ervaren teams in het netwerkproject.
7.
ORGANISATIE EN BEHEER (maximaal één A4-pagina, plus grafieken) Beschrijf, zo nodig met behulp van grafieken, de organisatie- en beheerstructuur van het netwerk en de technieken die worden gebruikt om de activiteiten te coördineren. Geef met name de methoden aan voor een goede communicatie tussen de onderzoekteams en voor het toezicht op en het rapporteren van vooruitgang.
De voorgestelde netwerkcoördinator moet ook iedere relevante ervaring op het gebied van projectbeheer specificeren. Als de voorstelcoördinator afkomstig is van een in Zwitserland gevestigd instituut willen de netwerkdeelnemers misschien het feit overwegen te beschikken over een substituerende coördinator van een in een lidstaat of momenteel geassocieerde staat gevestigd instituut voor het geval dat er tijdens de contractonderhandelingsfase complicaties zijn in verband met de volledige deelname van Zwitserland aan het Vijfde kaderprogramma. Geef aan hoe het netwerk in de praktijk zal zorgen voor een effectieve verspreiding van de resultaten van het gezamenlijke project, zowel tijdens de uitvoering van het project als na voltooiing van het contract. Gelieve er nota van te nemen dat alle deelnemers verantwoordelijkheid moeten nemen voor de organisatie en het beheer van het netwerk. 8.
OPLEIDINGSBEHOEFTE (maximaal één A4-pagina)
Zet uiteen waarom er een speciaal belang of speciale behoefte is op Europees niveau om de opleiding van jonge onderzoekers te bevorderen op de door het project behandelde onderzoekgebieden. Toon aan hoe het Europese menselijke potentieel op het gebied van onderzoek baat zal hebben bij de opleiding die in het kader van het project wordt verstrekt. Leg uit waarom en in welke mate de jonge onderzoekers een betere kans zullen hebben om werk te vinden na hun opleiding binnen het netwerk.
52
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
9.
MOTIVERING VOOR DE AANSTELLING VAN JONGE ONDERZOEKERS (maximaal twee A4-pagina’s, plus tabel) Kwantificeer, in persoonmaanden, het minimale algemene totaal van jonge onderzoekers van wie het salaris door het desbetreffende contract zal worden gefinancierd. Dit minimale totaal moet hier duidelijk worden gedefinieerd. Dit algemene totaal zal worden beschouwd als een in het kader van het contract te behalen resultaat. Geef met behulp van de volgende tabel een indicatieve onderverdeling van dit algemene totaal, met voor iedere deelnemer: de persoonmaanden van promovendi de persoonmaanden van gepromoveerde onderzoekers de wetenschappelijke specialiteit waarin de opleiding van jonge onderzoekers zal worden verstrekt. Door het contract te financieren jonge onderzoekers Deelnem er
Door het contract te financieren jonge promovendi (persoonmaanden) (a)
Door het contract te financieren jonge gepromoveerde onderzoekers (persoonmaanden) (b)
Totaal (a+b)
(c)
Wetenscha ppelijke specialiteit en waarin de opleiding zal worden verstrekt (d)
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. Algemeen totaal
Totalen
Gelieve nota te nemen van het volgende: - Het is van essentieel belang de kosten voor de aanstelling van jonge onderzoekers zorgvuldig te ramen alvorens deze tabel in te vullen (zie sectie 13 hieronder), rekening houdend met alle juridische beperkingen en met de noodzaak om deze kosten op een concurrerend niveau vast te leggen. Wanneer de aanstellingskosten op een onrealistisch laag niveau worden vastgesteld, zal de deelnemer waarschijnlijk met aanwervingsproblemen worden geconfronteerd). - De totalen voor iedere deelnemer in kolom (c) moeten gelijk zijn aan de in de delen A2 en B van het voorstelformulier opgegeven persoonmaanden. - In kolom (d) moet u de aan het einde van deze bijlage vermelde subdisciplinecodes gebruiken.
53
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
Motiveer voor iedere deelnemer in termen van beschikbaar eigen personeel en vroegere opleidingservaring de gevraagde mensmaanden voor promovendi en gepromoveerde onderzoekers. Geef aan hoe de vacatures zullen worden gepubliceerd en in welke mate het de bedoeling is jonge onderzoekers te vinden door uitwisselingen tussen de deelnemers. Geef ook de typische duur van hun aanstelling aan. Indien er problemen worden verwacht bij de aanwerving van jonge onderzoekers, zet dan uiteen welke maatregelen u wil nemen om deze op te lossen. Geef aan welke speciale maatregel u wil nemen om bij de aanstelling van jonge onderzoekers gelijke kansen te bieden aan mannelijke en vrouwelijke onderzoekers. 10.
OPLEIDINGSPROGRAMMA (maximaal één A4-pagina) Beschrijf de opleidingsdoelstellingen van het project. Verklaar hoe u het netwerkpotentieel en de complementariteit wil exploiteren om een grotere waarde toe te voegen aan de opleiding van jonge onderzoekers dan in een nationale context het geval zou zijn. Beschrijf in detail de afzonderlijke bijzondere maatregelen die zullen worden genomen om respectievelijk jonge promovendi en gepromoveerde onderzoekers alsmede het andere aan het project werkende personeel op te leiden, rekening houdend met hun verschillende opleidingsbehoeften. De maatregelen moeten de nadruk leggen op de wetenschappelijke en technische opleiding maar moeten ook duidelijk aantonen of de jonge onderzoekers zullen worden opgeleid in bredere vaardigheden zoals communicatie en projectbeheer. Er moet ook worden aangetoond dat de genderaspecten voldoende werden geïntegreerd in het voorgestelde opleidingsprogramma voor jonge onderzoekers (evenwicht tussen mannen/vrouwen in de teams, in het besluitvormingsproces, enz.). Er moet bijvoorbeeld bijzondere aandacht worden besteed aan opleiding door bezoeken en detachering bij andere teams in het netwerk, opleiding voor gespecialiseerde instrumenten, deelneming aan en presentaties in workshops en conferenties, en geplande contacten met relevante academische of industriële/commerciële gebruikers van het onderzoek. Vermeld de geplande verhouding tussen individuele opleiding (opleiding door bezoeken en detacheringen bij andere teams in het netwerk, opleiding voor gespecialiseerde instrumenten) en gemeenschappelijke opleiding (themamodules, workshops en conferenties). Het is van essentieel belang een beschrijving op te nemen van de geplande opleidingsmaatregelen die op netwerkbasis zullen worden genomen.
11.
MULTIDISCIPLINARITEIT IN HET OPLEIDINGSPROGRAMMA (maximaal een halve A4-pagina) Zet, indien relevant voor het project, uiteen welke maatregelen het netwerk zal nemen om de multidisciplinariteit in het opleidingsprogramma aan te wenden.
12.
BANDEN MET HET BEDRIJFSLEVEN IN HET OPLEIDINGSPROGRAMMA (maximaal een halve A4-pagina) Indien uw netwerkactiviteit zinvolle banden met industriële of commerciële ondernemingen heeft en u deze banden in het opleidingsprogramma wil aanwenden, leg dan uit hoe u dit wil doen. Vermeld bijvoorbeeld de toegang tot technologische kennis of unieke apparatuur, korte opleidingen binnen bedrijven, assistentie bij de opleiding door personeel van de bedrijven, en modules voor gezamenlijke opleiding in onderwerpen die voor ondernemers van belang zijn, zoals innovatie en intellectuele eigendom of industrieel projectbeheer.
13.
FINANCIËLE INFORMATIE (maximaal één A4-pagina, plus tabel)
54
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
Vat in de volgende tabel samen hoe de totale financiering van de EG tussen de deelnemers zal worden verdeeld, waarbij voor elke deelnemer een verdeling wordt gegeven over de drie grote uitgavenposten (zie hoofdstuk 8 van deze Gids voor indieners van voorstellen voor de omschrijving van in aanmerking komende kosten). Verklaar hoe de cijfers in de tabel berekend zijn en motiveer in het bijzonder alle afwijkingen van de in hoofdstuk 4 van deze Gids voor indieners van voorstellen uiteengezette financiële richtsnoeren. Zoals in hoofdstuk 4 aangegeven zijn de referentiebedragen voor Marie Curiebursalen vastgesteld in overeenstemming met de nationale regeringen en kunnen zij desgewenst gebruikt worden als indicatieve leidraad voor het bepalen van de personeelskosten van jonge onderzoekers die in een netwerk zijn tewerkgesteld. Minstens dienen het plaatselijke loon en de voorwaarden bij een bepaald instituut te worden toegepast, d.w.z. jonge onderzoekers moeten minstens evenveel betaald krijgen als andere collega's met soortgelijke kwalificaties en ervaring bij hetzelfde instituut. Er dient de nodige aandacht te worden geschonken aan het feit ervoor te zorgen dat de salarissen concurrerend zijn aangezien, wanneer de aanstellingskosten op een onrealistisch laag niveau worden vastgesteld, een deelnemer waarschijnlijk met aanwervingsproblemen zal worden geconfronteerd. Indien er gepland is middelen (van de netwerkkosten) te gebruiken om duurzame uitrusting aan te kopen voor een deelnemer in een minder welvarende regio van de Gemeenschap (met een gewezen internationale postdoctorale bursaal als actief personeelslid, zie hoofdstuk 8), motiveer dan het uit te geven bedrag en de aan te kopen uitrusting.
55
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
Financiële informatie betreffende het netwerkproject Deelnemer
Personeels- en mobiliteitskosten met betrekking tot de aanstelling van jonge onderzoekers (euro) A
Kosten met betrekking tot netwerken
Algemene kosten
(euro) B
(euro) C
Totalen
(euro)
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. Algemeen totaal
Totalen
Merk op dat de totalen voor iedere deelnemer en het algemeen totaal gelijk moeten zijn aan de in de delen A2 en B van de voorstelformulieren gevraagde bijdrage van de EG. De aanvragers worden eraan herinnerd dat ten minste 60% van de totale communautaire bijdrage bestemd moet zijn voor de kosten met betrekking tot de aanstelling van jonge onderzoekers (categorie A). Voorstellen die zich niet aan deze regel houden, worden afgewezen.
56
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
D.
ONTVANGSTBEWIJS
Indien de voorstelcoördinator een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient hij de vakken (a) en (b) in te vullen en dit formulier samen met het voorstel aan de Commissie terug te sturen (behalve bij elektronische indiening van voorstellen).
57
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
(a) Vul uw naam en adres in het vak hieronder
EUROPESE COMMISSIE Programma Menselijk potentieel Netwerken voor opleiding door onderzoek DGXII – F1 Wetenschappen, onderzoek en ontwikkeling Wetstraat 200 B-1049 BRUSSEL.
Geachte Heer, Mevrouw, Wij bevestigen hierbij de ontvangst van uw voorstel met de volgende korte titel (b): ___________________________________________________ Aan dit voorstel is het volgende referentienummer toegekend (c): ______________________________ ______________________________ U wordt verzocht dit referentienummer te vermelden in alle latere briefwisseling met betrekking tot dit voorstel. Gelieve erop toe te zien dat ook alle andere bij uw voorstel betrokken deelnemers dit referentienummer kennen. Na toetsing aan de toelatingscriteria zal uw voorstel worden beoordeeld. Naar verwachting zult u in oktober-november 1999 op de hoogte worden gesteld van het eindresultaat van de beoordeling. Namens de Commissie danken wij u voor uw voorstel en uw belangstelling voor de netwerken voor opleiding door onderzoek in het kader van de verhoging van het menselijk onderzoekpotentieel. Hoogachtend, Voorstel geregistreerd op (d):
door:
(A) Naam en postadres van de voorstelcoördinator - in te vullen door de aanvrager. (b) Korte titel van het voorstel - in te vullen door de aanvrager. (B) Referentienummer van het voorstel- in te vullen door de Commissie. (D) Registratiedatum van het voorstel - in te vullen door de Commissie.
58
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
Vakgebiedcodes Panel- SubdisciplineWISKUNDE EN INFORMATICA code code MAT M-01 Statistiek en waarschijnlijkheidsleer M-02 Algebra en getallentheorie M-03 Meetkunde en topologie M-04 Analyse en partiële differentiaalvergelijkingen M-05 Toegepaste wiskunde en mathematische natuurkunde M-06 Discrete wiskunde en computerwiskunde M-07 Logica en semantiek M-08 Algoritmen en complexiteit M-09 Signaal-, spraak- en beeldverwerking M-10 Computergrafiek, mens/computerinteractie, multimedia M-11 Informatiesystemen, softwareontwikkeling en databases M-12 Kennisengineering en kunstmatige intelligentie M-13 Systemen, besturingsmodellering en neurale netwerken M-14 Parallelle en gedistribueerde gegevensverwerking, computerarchitectuur M-99 Andere wiskunde en informatica NATUURKUNDE PHY P-01 Elementaire deeltjes en velden P-02 Kernfysica P-03 Atoom- en moleculaire fysica P-04 Optica en elektromagnetisme P-05 Vloeistoffen en gassen P-06 Plasma en elektrische ontladingen P-07 Statistische fysica en thermodynamica P-08 Astronomie, astrofysica en kosmologie P-09 Gecondenseerde materie - mechanische en thermische eigenschappen P-10 Gecondenseerde materie – elektronische structuren, elektrische en magnetische eigenschappen P-11 Gecondenseerde materie – optische en diëlektrische eigenschappen P-12 Oppervlaktefysica P-13 Fysica van supergeleiders P-14 Fysische chemie, zachte materie en polymeerfysica P-15 Biofysica en medische fysica P-16 Niet-lineaire dynamica en chaostheorie P-99 Andere natuurkunde SCHEIKUNDE CHE C-01 Nieuwe synthese, combinatorische chemie C-02 Homogene en heterogene katalyse C-03 Reactiemechanismen en dynamica C-04 Biologische, farmaceutische en medische chemie C-05 Instrumentele techniek, analysesensoren C-06 Theoretische en computerchemie C-07 Oppervlaktewetenschap en colloïden C-08 Moleculaire aspecten van nieuwe materialen, macromoleculen, supramoleculaire structuren, nanochemie C-09 Milieuchemie C-99 Andere scheikunde
59
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
BIOWETENSCHAPPEN LIF
L-01 L-02 L-03 L-04 L-05 L-06 L-07 L-08 L-09 L-10 L-11 L-12 L-13 L-14 L-15 L-16 L-17 L-18 L-19 L-20 L-99
Macromoleculaire structuren en moleculaire biofysica Metabolisme van cellulaire macromoleculen Biologische membranen Enzymologie Bio-energetica Regeling van het metabolisme en signaaltransductie Genoomkunde en algemene genetica Computerbiologie en bio-informatica Genetische manipulatie Ontwikkelingsbiologie Fysiologie Celbiologie Microbiologie en parasitologie Virologie Immunologie Kankeronderzoek Farmacologie en toxicologie Neurowetenschappen (incl. psychiatrie en klinische psychologie) Biogeneeskunde, volksgezondheid en epidemiologie Medische pathologie Andere biowetenschappen MILIEU- EN AARDWETENSCHAPPEN
ENV
E-01 E-02 E-03 E-04 E-05 E-06 E-07 E-08 E-09 E-10 E-11 E-12 E-13 E-14 E-99
ENG
I-01 I-02 I-03 I-04 I-05 I-06 I-07 I-08 I-09 I-10 I-99
Verontreiniging, afvalverwijdering en ecotoxicologie Ecologie en evolutie (incl. populatiebiologie) Biodiversiteit en behoud van soorten Landbouw, agro-industrie en bosbouw Visserij en aquacultuur Milieu techniek en geotechniek Exploratie en exploitatie van natuurlijke hulpbronnen Bodem- en waterprocessen Stratigrafie, sedimentaire processen en paleontologie Geofysica, tektoniek, seismologie en vulcanologie Geochemie en delfstoffenkunde Mariene wetenschappen Klimatologie, klimaatverandering, meteorologie atmosferische processen Fysische geografie, aardobservatie en teledetectie Andere milieu- en aardwetenschappen INGENIEURSWETENSCHAPPEN Werktuigbouwkunde Vervoertechniek Civiele techniek Elektrotechniek Elektronica Telecommunicatie Automatisering, computerhardware, robotica Chemische techniek Bio-engineering Materiaaltechniek Andere ingenieurswetenschappen
60
en
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
ESH
S-01 S-02 S-03 S-04 S-05 S-06 S-07 S-08 S-09 S-10 S-11 S-12 S-13 S-14 S-15 S-16 S-17 S-19 S-20 S-21 S-22 S-99
ECONOMISCHE, SOCIALE EN MENSWETENSCHAPPEN Rechtswetenschappen Politieke wetenschappen Sociologie Psychologie Onderwijs en opleiding Taalkunde Media en massacommunicatie Wetenschapsfilosofie Andere sociale en menswetenschappen Micro-economie Macro-economie Internationale economie Financiële wetenschappen Bedrijfseconomie (incl. technologie en innovatie) Overheidseconomie Stads- en regionale economie (incl. vervoerseconomie) Economie van natuurlijke hulpbronnen en milieueconomie Arbeidseconomie Sociale economie Bedrijfsleiding (incl. marketing) Kwantitatieve methoden Andere economische wetenschappen
61
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
Landcodes Code B DK D EL E F IRL I L NL A P FIN S UK AD AE AF AG AL AM AO AR AU AZ BA BB BD BF BG BH BI BJ BN BO BR BS BT BW BY BZ CA CD CF CG CH CI CL CM CN CO CR CU CV CY CZ DJ DM DO DZ EC EE EG ER
Land België Denemarken Duitsland Griekenland Spanje Frankrijk Ierland Italië Luxemburg Nederland Oostenrijk Portugal Finland Zweden Verenigd Koninkrijk Andorra Verenigde Arabische Emiraten Afghanistan Antigua en Barbuda Albanië Armenië Angola Argentinië Australië Azerbeidzjan Bosnië-Herzegovina Barbados Bangladesh Burkina Faso Bulgarije Bahrein Burundi Benin Brunei Bolivia Brazilië Bahama's Bhutan Botswana Wit-Rusland Belize Canada Democratische Republiek Congo Centraal-Afrikaanse Republiek Congo Zwitserland Ivoorkust Chili Kameroen China Colombia Costa Rica Cuba Kaapverdië Cyprus Tsjechië Djibouti Dominica Dominicaanse Republiek Algerije Ecuador Estland Egypte Eritrea
Code ET FJ FM GA GD GE GH GM GN GQ GT GW GY HN HR HT HU ID IL IN IQ IR IS JM JO JP KE KG KH KI KM KN KP KR KW KZ LA LB LC LI LK LR LS LT LV LY MA MC MD MG MH ML MM MN MR MT MU MV MW MX MY MZ NA NE
Land Ethiopië Fiji Micronesië Gabon Grenada Georgië Ghana Gambia Guinee Equatoriaal-Guinea Guatemala Guinee-Bissau Guyana Honduras Kroatië Haïti Hongarije Indonesië Israël India Irak Iran IJsland Jamaica Jordanië Japan Kenia Kirgizië Cambodja Kiribati Comoren Saint Kitts en Nevis Noord-Korea Zuid-Korea Koeweit Kazachstan Laos Libanon Saint Lucia Liechtenstein Sri Lanka Liberia Lesotho Litouwen Letland Libië Marokko Monaco Moldavië Madagaskar Marshalleilanden Mali Myanmar (Birma) Mongolië Mauritanië Malta Mauritius Maldiven Malawi Mexico Maleisië Mozambique Namibië Niger
62
Code NG NI NO NP NR NZ OM PA PE PG PH PK PL PW PY QA RO RU RW SA SB SC SD SG SI SK SL SM SN SO SR ST SV SY SZ TD TG TH TJ TM TN TO TR TT TV TW TZ VA UG US . UY UZ VA VC VE VN VU WS YE YU ZA ZM ZW 807
Land Nigeria Nicaragua Noorwegen Nepal Nauru Nieuw-Zeeland Oman Panama Peru Papoea-Nieuw-Guinea Filipijnen Pakistan Polen Palau Paraguay Qatar Roemenië Rusland Rwanda Saudi-Arabië Salomonseilanden Seychellen Soedan Singapore Slovenië Slovakije Sierra Leone San Marino Senegal Somalië Suriname Sao Tomé en Principe El Salvador Syrië Swaziland Tsjaad Togo Thailand Tadzjikistan Turkmenistan Tunesië Tonga Turkije Trinidad en Tobago Tuvalu Taiwan Tanzania Oekraïne Oeganda Verenigde Staten Uruguay Oezbekistan Vaticaanstad Sint-Vincent en de Grenadinen Venezuela Vietnam Vanuatu Samoa Jemen Joegoslavië Zuid-Afrika Zambia Zimbabwe. Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
NACE-codes voor bedrijfssectoren Afdeling Sectie A 01 02 Sectie B 05 Sectie C 10 11 12 13 14 Sectie D 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 35.1 35.2 35.3 a b c1 d2 36
Omschrijving Landbouw, jacht en bosbouw Landbouw, jacht en aanverwante dienstactiviteiten Bosbouw, houthakken en aanverwante dienstactiviteiten Visserij Visserij en viskwekerijen; dienstactiviteiten in verband met visserij Winning van delfstoffen Winning van steen- en bruinkool; turfsteken Extractie van ruwe aardolie en aardgas; dienstactiviteiten in verband met olie en gas winning, exclusief exploratie Winning van uranium en thoriumerts Winning van metaalerts Andere winning van delfstoffen Industrie Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken Vervaardiging van tabakproducten Vervaardiging van textiel Vervaardiging van kleding; bereiding en verven van bont Looien en bereiden van leer; vervaardiging van bagage, handtassen, zadels, tuig en schoeisel Vervaardiging van hout en hout- en kurkproducten, behalve meubilair; vervaardiging van artikelen van stro en vlechtwerk Vervaardiging van pulp, papier en papierproducten Publiceren, drukken en reproductie van geregistreerde media Vervaardiging van cokes, geraffineerde aardolieproducten en splijtstof Vervaardiging van chemicaliën en chemische producten Vervaardiging van rubber- en plasticproducten Vervaardiging van andere niet-metalen minerale producten Vervaardiging van basismetalen Vervaardiging van gefabriceerde metaalproducten, behalve machines en uitrusting Vervaardiging van machines en uitrusting (niet elders genoemd ) Vervaardiging van kantoormachines en computers Vervaardiging van elektrische machines en apparaten (niet elders genoemd) Vervaardiging van radio-, televisie- en communicatieuitrusting en apparaten Vervaardiging van medische, precisie- en optische instrumenten, horloges en klokken Vervaardiging van motorvoertuigen, aanhangwagens en opleggers Vervaardiging van andere vervoeruitrusting Bouwen en herstellen van schepen en boten Vervaardiging van spoor- en tramlocomotieven en rollend materieel Vervaardiging van vlieg- en ruimtevaartuigen Vervaardiging van helikopters Vervaardiging van vliegtuigen voor het vervoer van goederen of passagiers, voor gebruik door de strijdkrachten, voor sport- of andere doeleinden Vervaardiging van onderdelen en toebehoren van vliegtuigen van deze klasse Overige Vervaardiging van meubilair; fabricage (niet elders genoemd)
1
Omvat: grote assemblagestukken zoals vliegtuigrompen, vleugels, deuren, besturingsoppervlakken, landingsgestellen, brandstoftanks, motorgondels, propellors, helikopterrotoren en rotorbladen, motoren en krachtbronnen voor vliegtuigen, delen van turbojets en schroefturbines. 2 Omvat: vervaardiging van zweefvliegtuigen, deltavliegers, vervaardiging van luchtschepen en -ballons, vervaardiging van ruimtevaartuigen en lanceringsinstallaties, satellieten, ruimtesondes, ruimtestations, ruimtependels, vervaardiging van lanceerinrichtingen voor luchtvaartuigen, dekremhaken enz., vervaardiging van toestellen voor vliegoefeningen op de grond. 35.3 omvat echter niet: vervaardiging van valschermen, militaire ballistische raketten, ontstekingsonderdelen en andere elektrische onderdelen voor verbrandingsmotoren, instrumenten voor vliegtuigen en luchtnavigatiesystemen.
63
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
37 Sectie E 40 41
Recycling Elektriciteits-, gas- en watervoorziening Elektriciteits-, gas-, stoom- en warmwatervoorziening Waterwinning, -zuivering en –distributie
64
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
Afdeling Sectie F 45 Sectie G 50 51 52
Sectie H 55 Sectie I 60 61 61.1 e f g 62 h 63 63.1 63.2 i j 63.3 63.4 k 64 Sectie J 65 66 67 Sectie K 70 71 72 73 l m 74 Sectie L 75 Sectie M Sectie N 85 Sectie O 90 91 92 93 Sectie P 95 Sectie Q 99
Omschrijving Bouwnijverheid Bouw Groot- en kleinhandel; reparatie van motorvoertuigen, motorfietsen en persoonlijke en huishoudelijke goederen Verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen en motorfietsen; kleinhandel van autobrandstoffen Groot- en commissiehandel, behalve van motorvoertuigen en motorfietsen Kleinhandel, behalve van motorvoertuigen en motorfietsen; reparatie van persoonlijke en huishoudelijke goederen Hotels en restaurants Hotels en restaurants Vervoer, opslag en communicatie Landvervoer; vervoer via pijpleidingen Vervoer over water Zee- en kustvaart Vervoer van passagier of vracht over water Exploitatie van excursie-, cruse- of rondvaartboten Exploitatie van veerboten, watertaxis, enz. Luchtvervoer Vervoer van passagier of vracht door de lucht Ondersteunende en hulpvervoeractiviteiten; activiteiten van reisbureaus Verlading en opslag van goederen Andere ondersteunende vervoeractiviteiten Exploitatie van terminalfaciliteiten zoals havens en pieren, sluizen, enz.. Luchthaven- en luchtverkeersleidingsactiviteiten Activiteiten van reisbureaus en reisorganisatoren; activiteiten op het gebied van assistentie aan toeristen (niet elders genoemd) Activiteiten van andere vervoerbureaus Vrachtexpeditie Post en telecommunicatie Financiële bemiddeling Financiële bemiddeling, behalve verzekering en pensioenfinanciering Verzekering en pensioenfinanciering, behalve verplichte sociale zekerheid Ondersteunende activiteiten voor financiële bemiddeling Vastgoed-, verhuur- en bedrijfsactiviteiten Vastgoedactiviteiten Verhuur van machines en uitrusting zonder operator en van persoonlijke en huishoudelijke goederen Computer- en aanverwante activiteiten Onderzoek en ontwikkeling Onderzoek en experimentele ontwikkeling op hetgebied van natuurwetenschappen en techniek Onderzoek en experimentele ontwikkeling op het gebied van sociale en menswetenschappen Andere bedrijfsactiviteiten Overheid en defensie; verplichte sociale zekerheid Overheid en defensie; verplichte sociale zekerheid Onderwijs Onderwijs Gezondheidszorg en maatschappelijk werk Gezondheidszorg en maatschappelijk werk Andere gemeenschaps-, sociale en persoonlijke dienstactiviteiten Riolering en afvalverwijdering, hygiëne en soortgelijke activiteiten Activiteiten van lidmaatschapsorganisaties (niet elders genoemd) Recreatie-, culturele en sportactiviteiten Andere dienstactiviteiten Privé- huishoudens met personeel Privé- huishoudens met personeel Extraterritoriale organisaties en instanties Extraterritoriale organisaties en instanties
65
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
MINDER WELVARENDE REGIO’S Ten behoeve van het programma Menselijk potentieel worden tot de minder welvarende regio’s (1) zowel de minder begunstigde regio’s van de Gemeenschap (regio's van doelstelling 1) gerekend als de minst bevolkte regio’s van Finland en Zweden (regio's van doelstelling 6). Deze regio’s zijn momenteel de volgende: REGIO’S VAN DOELSTELLING 1 (2): Oostenrijk Burgenland België Henegouwen Duitsland Brandenburg, Mecklenburg-Vorpommern, Oost-Berlijn, Saksen, Saksen-Anhalt, Thüringen Spanje Andalusië, Asturias, Cantabrië, Castilla-Léon, Castilla-La Mancha, Ceuta y Melilla, Communidad Valenciana, Extremadura, Galicië, Canarische Eilanden, Murcia Griekenland Het hele land Frankrijk Franse overzeese gebiedsdelen (DOM), Corsica, arrondissementen Avesnes, Douai en Valenciennes Ierland Het hele land Italië Basilicata, Calabrië, Campania, Molise, Puglia, Sardinië, Sicilië Nederland Flevoland Portugal Het hele land Verenigd Koninkrijk Highlands en Island Enterprise gebied, Merseyside, Noord-Ierland REGIO’S VAN DOELSTELLING 6 (3): Finland De "Maakunta" Lappi en de drie "Maakunnat" Kainuu, Pohjois-Karjala en Etelä-Savo, inclusief de volgende aangrenzende gebieden: in de "Maakunta" Pohjois-Pohjanmaa: de "Seutukunnat" Ii, Pyhäntä, Kuusamo en Nivala in de "Maakunta" Pohjois-Savo: "Seutukunta" Nilsiä in de "Maakunta" Keski-Suomi: de "Seutukunnat" Saarijärvi en Viitasaari in de "Maakunta" Keski-Pohjanmaa: de "Seutukunta" Kaustinen Zweden De regio Noord-Zweden, bestaande uit de "län" Norrbotten, Västerbotten en Jämtland, exclusief de volgende gebieden: in Norrbotten: de "kommun" Luleå, de "församling" Överluleå in de "kommun" Boden en de "kommun" Piteå (behalve het "folkbokföringsdistrikt" Markbygden) in Västerbotten: de "kommuner" Nordmaling, Robertsfors, Vännäs en Umeå en de "församlingar" Boliden, Bureå, Burträsk, Byske, Kågedalen, Lövånger, Sankt Örjan en Skellefteå in de "kommun" Skellefteå; maar inclusief de volgende aangrenzende gebieden: in de "län" Västernorrland: de "kommuner" Ånge en Sollefteå, de "församlingar" Holm en Liden in de "kommun" Sundsvall, en de "församlingar" Anundsjö, Björna, Skorped en Trehörningsj in de "kommun" Örnsköldsvik in de "län" Gävleborg: de "kommun" Ljusdal in de "län" Kopparberg: de "kommuner" Älvdalen, Vansbro, Orsa en Malung en de "församlingar" Venjan en Våmbus in de "kommun" Mora in de "län" Värmland: de "kommun" Torsby. NB (1) bovenstaande lijsten waren correct op het tijdstip dat deze Gids voor indieners van voorstellen werd opgesteld. Zij zijn evenwel vatbaar voor wijzigingen en worden enkel ter indicatie gegeven. (2) Regio’s van doelstelling 1 overeenkomstig Verordening 92/2081/EEG van de Raad, PB L 193/19 van 31.7.1993, blz.5. (3) Regio’s van doelstelling 6 in Protocol nr. 6 bij het Verdrag betreffende de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Europese Unie, PB C 241/37 van 29.8.94, blz. 354.
66
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
BIJLAGE 2: CONTROLELIJST VOOR VOORSTELLEN Hieronder wordt een controlelijst voor voorstellen gegeven, aan de hand waarvan u uw eigen voorstel kunt toetsen aan de in deze Gids voor indieners van voorstellen uiteengezette toelatingsen beoordelingscriteria. De voornaamste bedoeling van deze auto-evaluatie is u te helpen uw voorstel te verbeteren door aan te geven waar bijvoorbeeld de wetenschappelijke/technische inhoud of het netwerkpartnerschap kunnen worden versterkt. Dit gedeelte is opgesteld voor een netwerkproject, waar ten minste vijf onderling onafhankelijke juridische entiteiten uit ten minste drie landen aan deelnemen. Het mag dan ook niet worden gebruikt om voorstellen te beoordelen op nieuwe gebieden van wetenschap en technologie, waar kleinere netwerken toegestaan zijn. Toelatingscriteria JA
NEEN
Zijn er juridische entiteiten uit ten minste 3 lidstaten/ geassocieerde staten bij betrokken?
❏
❏
Is er ten minste één juridische entiteit uit een lidstaat bij betrokken?
❏
❏
Is de coördinator afkomstig uit een lidstaat/ geassocieerde staat?
❏
❏
❏
❏
❏
❏
❏ Bedraagt de van het programma gevraagde financiering per deelnemer gemiddeld minder dan EURO 200 000?
❏
1. PLAATS
2. OMVANG Zijn er ten minste 5 onderling onafhankelijke juridische entiteiten uit lidstaten/geassocieerde staten in het netwerk? 3. DUUR Bedraagt de vereiste duur maximaal 48 maanden? 4. FINANCIERING
5. EVENWICHT Wordt minder dan 40% van de totale gevraagde financiering toegewezen aan teams uit één land?
❏
❏
6. KOSTEN DIE SAMENHANGEN MET DE AANSTELLING VAN JONGE ONDERZOEKERS Wordt ten minste 60% van de totale van de EG gevraagde financiering bestemd voor de kosten voor het aanstellen van jonge onderzoekers?
❏
7. VOLLEDIGHEID
❏
❏
Zijn alle nodige handtekeningen of gelijkwaardige vergunningen ❏ verkregen?
❏
Zijn alle verplichte delen van de voorstelformulieren (Delen A, B en C) ingevuld?
67
❏
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
Als het antwoord op de vragen 1-5 "neen" is, valt uw voorstel buiten de in de richtsnoeren omschreven norm. Dit betekent niet noodzakelijk dat uw voorstel niet in aanmerking komt. Het betekent wel dat u zorgvuldig moet uitleggen en verantwoorden waarom uw voorstel niet binnen de richtsnoeren past. Als het antwoord op een van de onderdelen van de vragen 6 en 7 "neen" is, moet u uw voorstel nogmaals nakijken en waar nodig aanpassen. Merk op dat voorstellen die voor financiering worden geselecteerd, wanneer zij zowel aan deze richtsnoeren voldoen als het gevraagde financieringsniveau voldoende hebben gemotiveerd, in de regel de financiële steun krijgen die in het voorstel wordt gevraagd. Voorstellen die geen adequate motivering voor het gevraagde financieringsniveau bevatten, kunnen om die reden alleen worden afgewezen.
Beoordelingscriteria JA Wetenschappelijke verdienste van het gezamenlijk onderzoekproject
NEEN
(a) Onderzoekthema en projectdoelstellingen Kunt u een gegronde wetenschappelijke, technologische of sociaal-economische reden aanhalen om onderzoek te verrichten op het door het project bestreken gebied?
❏
❏
Komt het voorgestelde onderwerp op een gepast moment?
❏ Blijkt uit het voorstel duidelijk dat het netwerk gebaseerd is op een onderzoekproject met wel omschreven realistische doelstellingen?
❏
Vormen de doelstellingen een voldoende uitdaging?
❏
❏
Is een grote doorbraak te verwachten?
❏
❏
Geeft uw voorstel blijk van een degelijke kennis van de huidige internationale stand van wetenschap en techniek?
❏
❏
Hebt u overtuigend uiteengezet dat het voorgestelde onderzoek een belangrijke stap voorwaarts betekent?
❏
❏
Hebt u in het voorstel uitgezet waarom de methodologische aanpak aansluit bij de doelstellingen van het project?
❏
❏
Worden bij het project complementaire technieken op een effectieve manier geïntegreerd?
❏
❏
Worden het werkschema en de beslissingspunten van het project ❏ als realistisch beschouwd en verenigbaar met de middelen die de partners bij de samenwerking inzetten?
❏
❏
❏
(b) Wetenschappelijke originaliteit
(c) Onderzoekmethode
(d) Werkplan
Is er een weloverwogen verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen de deelnemers?
2. Kwaliteit van het partnerschap, de organisatie en het beheer van het netwerk (a) Gezamenlijke deskundigheid
❏
❏
Hebben de bijdragen van de partners betrekking op verschillende ❏ aspecten van het gezamenlijk project?
❏
Blijkt uit het voorstel dat de deelnemers gezamenlijk over alle vereiste deskundigheid beschikken om het project uit te voeren?
68
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
Zijn ten minste drie van de teams van hoge kwaliteit, met een degelijke staat van dienst en afkomstig uit verschillende landen van de Gemeenschap/geassocieerde staten?
JA
NEEN
❏
❏
(b) Kwaliteit van de samenwerking Blijkt uit het voorstel dat er een samenwerking op operationeel niveau tussen de teams tot stand zal komen die zinvol, interactief en voor de deelnemende onderzoekers wederzijds voordelig zal zijn? Hebt u overtuigend uiteengezet hoe minder ervaren teams adequaat in het project zullen worden geïntegreerd?
❏
❏
❏
❏
❏
❏ netwerk
(c) Organisatie en beheer Blijkt uit het voorstel dat de organisatie en het beheer van het goed zijn aangepast aan de omvang en complexiteit van het gezamenlijk project?
Blijkt uit het voorstel dat de netwerkcoördinator blijk heeft gegeven van de vereiste wetenschappelijke en organisatorische bekwaamheid?
❏
Hebt u de praktische maatregelen beschreven die het netwerk zal ❏ nemen om te zorgen voor een effectieve verspreiding van de resultaten zowel tijdens het project als na voltooiing van het contract?
❏
Nemen alle deelnemers verantwoordelijkheid voor de organisatie en het beheer van het gezamenlijke project?
❏
❏
❏
3. Kwaliteit en inhoud van het opleidingsprogramma van het netwerk (a) Noodzaak van de opleiding Kunt u aantonen dat er op communautair niveau een speciaal belang of behoefte bestaat om de opleiding van jonge onderzoekers te stimuleren op de door het project bestreken onderzoekgebieden?
❏
❏
Is het duidelijk dat het Europese menselijke potentieel op het gebied van onderzoek baat heeft bij de door het project geboden opleiding en dat de carrièremogelijkheden van de jonge onderzoekers erdoor worden verbeterd?
❏
❏
(b) Opleidingsprogramma
❏ Maakt het aan deze jonge onderzoekers aangeboden opleidingsprogramma gebruik van de internationale aard van het netwerk?
❏
Is het opleidingsprogramma voldoende gedetailleerd wat betreft ❏ bijzondere maatregelen die het netwerk wil nemen om erop toe te zien dat er wel degelijk een opleiding wordt verstrekt?
❏
❏
❏
Is er sprake van een goede integratie van de genderdimensie voor jonge onderzoekers?
(c) Rechtvaardiging van de aanstelling van jonge onderzoekers Hebt u aangetoond dat ieder knooppunt voldoende middelen kan ❏ wijden aan de opleiding van de jonge onderzoekers?
❏
❏
❏
Hebt u duidelijk aangetoond hoe u vacatures in het netwerk zult ❏
❏
Hebt u uw keuze van pre- of postdoctorale onderzoekers zorgvuldig gemotiveerd?
69
RTD-2000-01411-00-25-NL-TRA-00 (EN)
publiceren en is het duidelijk dat de geboden salarissen concurrentieel zijn en kandidaten van goede kwaliteit zullen aantrekken?
❏ Als u bijzondere maatregelen gepland hebt om gelijke kansen bij de aanwerving van mannelijke en vrouwelijke onderzoekers te bevorderen, hebt u uw plannen voldoende gedetailleerd uiteengezet?
❏
Als uw antwoord op een van bovenstaande vragen "neen" is, verkeert uw voorstel in het nadeel.
Secundaire criteria Ofschoon de volgende criteria niet cruciaal zijn voor uw voorstel, kunt u er eventueel extra punten mee behalen zodat u voordeel krijgt boven anderszins gelijkwaardige voorstellen. JA
NEEN
(a) Opleidingen in een omgeving die interactie tussen verschillende disciplines en/of in elkaar aanvullende onderzoekteams bevordert
❏ Hebt u aangetoond dat de multidisciplinaire/complementaire aard van het netwerk in het opleidingsprogramma van het netwerk wordt aangewend ten bate van jonge onderzoekers?
❏
(b) Opleidingen in een industrieel relevante omgeving.
❏ Hebt u aangetoond dat eventuele in het voorstel vermelde banden met het bedrijfsleven in het opleidingsprogramma van het netwerk wordt aangewend ten bate van jonge onderzoekers?
70
❏