VROM-Inspectie Regio Oost Directiebureau Pels Rijckenstraat 1
Onderzoek handhaving bouwregelgeving: gezondheid in nieuwbouwwoningen
Artikelcode: 7557
Postbus 136 6800 AC Arnhem Telefoon 026-3528400 Fax 026-3528499 www.vrom.nl
Error! Reference source not found.
BSl/2004.1797/AWe 29 juli 2005
Opdrachtgever: Ministerie van VROM Postbus 20951 2500 EZ DEN HAAG Contactpersoon: de heer ir. E.J. Kool
Behandeld door: ir. B.J.M. Slot ir. P.J.M. Op ‘t Veld Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V. Wilhelm Röntgenstraat 4 Postbus 1590 8001 BN ZWOLLE Tel : 038 - 422 14 11 Fax : 038 - 422 31 97
Rapport 2004.1797-22: Onderzoek handhaving bouwregelgeving: gezondheid in nieuwbouwwoningen
2004.1797/29.07.2005
Inhoudsopgave Hoofdstuk
Titel
Blad
1.
Samenvatting
4
2.
Achtergrond en doelstelling onderzoek
7
3. 3.1. 3.2. 3.3. 3.3.1. 3.3.2. 3.3.3. 3.3.4. 3.3.5. 3.3.6. 3.3.7. 3.3.8. 3.3.9. 3.3.10. 3.3.11. 3.3.12.
Onderzoeksopzet Algemeen Verlening bouwvergunning Gerealiseerde situatie Ventilatie Spuiventilatie Luchtdoorlatendheid gebouwschil Luchtdoorlatendheid begane grondvloer Lucht- en contactgeluidisolatie Geluidwering van de gevel Installatiegeluid Daglicht Waterinstallatie Veiligheid elektra- en gasvoorzieningen Straling Temperatuuroverschrijdingen
9 9 10 11 11 12 12 13 13 13 14 14 15 16 16 17
4. 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.4.1. 4.4.2. 4.4.3. 4.4.4. 4.4.5. 4.4.6. 4.4.7. 4.4.8. 4.4.9. 4.4.10. 4.4.11. 4.4.12.
Resultaten Praktische uitvoering onderzoek Verlening bouwvergunning Afwijkingen van de vergunning tijdens de bouw Toetsing gerealiseerde situatie aan eisen Bouwbesluit Ventilatie Spuiventilatie Luchtdoorlatendheid gebouwschil Luchtdoorlatendheid begane grondvloer Lucht- en contactgeluidisolatie Geluidwering van de gevel Installatiegeluid Daglicht Waterinstallatie Veiligheid elektra- en gasvoorzieningen Straling Temperatuuroverschrijdingen
19 19 20 21 21 22 22 22 23 23 23 24 24 25 25 26 26
5. 5.1. 5.2. 5.3. 5.4.
Conclusies Verlening bouwvergunning Afwijkingen van de vergunning tijdens de bouw Toetsing gerealiseerde situatie aan eisen Bouwbesluit Ventilatie
27 27 27 27 28
-2-
2004.1797/29.07.2005
5.5. 5.6. 5.7. 5.8. 5.9. 5.10. 5.11. 5.12. 5.13. 5.14. 5.15. 5.16.
Spuiventilatie Luchtdoorlatendheid gebouwschil Luchtdoorlatendheid begane grondvloer Lucht- en contactgeluidisolatie Geluidwering van de gevel Installatiegeluid Daglicht Waterinstallatie Veiligheid elektra- en gasvoorzieningen Straling Temperatuuroverschrijdingen Besluit
Figuur 1 Figuur 2
Meetopstelling luchtdoorlatendheid gebouwschil Meetopstelling luchtdoorlatendheid begane grondvloer
Bijlage I Bijlage II Bijlage III Bijlage IV Bijlage V Bijlage VI
Overzicht woningcomplexen Checklist dossieronderzoek Meetprotocol Eisen Bouwbesluit en aangewezen normen Samenstelling projectgroep en klankbordgroep Resultaten metingen en inspecties
-3-
28 28 28 28 28 28 29 29 29 30 30 30
2004.1797/29.07.2005
1.
Samenvatting De kwaliteit van het binnenmilieu van woningen heeft grote invloed op de gezondheid en het welbevinden van bewoners. Middels het Bouwbesluit stelt het Rijk bouwtechnische eisen, uit oogpunt van gezondheid, aan woningen. De eisen hebben betrekking op onder andere ventilatie, geluidwering en daglicht. Goede naleving van de bouwregelgeving is van belang om de doelstelling ‘het bevorderen van de gezondheid van de bewoners’ te bereiken. Naast de door het Rijk in het Bouwbesluit gegeven voorschriften is er een aantal aspecten die niet wettelijk geregeld zijn en toch van belang zijn voor de gezondheid en het welbevinden. Daarnaast zijn tevens de veiligheidsaspecten voor wat betreft de gasen elektravoorzieningen in het onderzoek betrokken. In opdracht van de VROM-Inspectie heeft Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V. bij éénentwintig woningbouwprojecten onderzoek gedaan naar: − de verlening van de bouwvergunning; − afwijkingen bij de bouw ten opzichte van de verleende vergunning; − het voldoen van de gerealiseerde situatie aan de eisen van het Bouwbesluit, geldend voor nieuwbouw. Hieronder zijn in het kort de conclusies weergegeven. Verlening bouwvergunning Als stukken ontbreken is er niet altijd overleg geweest tussen gemeente en aanvrager. Op basis van de ingediende stukken is de vergunningverlening bij negen complexen (zeventien woningen) niet voldoende onderbouwd en gebaseerd op onvolledige of onjuiste informatie. Afwijkingen tussen indiening en realisatie Uit de toetsing van de verschillende aspecten blijkt dat er tijdens de bouw op diverse punten afwijkingen optreden van de verleende vergunning. Dit is niet altijd doorgegeven aan de vergunningverlenende instantie. Er zijn afwijkingen geconstateerd die invloed hebben op de ventilatie, het daglicht en de geluidwering van de gevel. Het betreft andere afmetingen en typen ventilatieroosters, andere afmetingen van de ramen en andere indelingen van de woning. Toetsing gerealiseerde situatie aan de eisen Bouwbesluit Het blijkt dat voor de onderzochte aspecten zeven van de veertig woningen volledig aan de eisen van het Bouwbesluit voldoen in de gerealiseerde situatie. Als ook de waterkwaliteit in het oordeel wordt betrokken zullen nog maar twee woningen voldoen aan alle eisen.
-4-
2004.1797/29.07.2005
De volgende zaken zijn onderzocht: Ventilatie Uit de metingen blijkt dat veel toe- en afvoervoorzieningen voor de ventilatie in de gerealiseerde situatie qua capaciteit niet voldoen. Spuiventilatie Het blijkt dat in alle éénentwintig complexen de spuivoorzieningen voldoen. Luchtdoorlatendheid gebouwschil In alle gevallen blijkt de luchtdoorlatendheid van de gebouwschil van de woningen te voldoen aan de eis uit het Bouwbesluit. Luchtdoorlatendheid begane grondvloer Uit de metingen blijkt dat vier van de zes doorgemeten begane grondvloeren niet voldoen aan de vereiste luchtdoorlatendheid. Aangezien de gemeten waarden in een aantal situaties een factor 2 à 3 hoger zijn dan toegestaan, is dit een ongewenste situatie. Geluid De luchtgeluidisolatie en de contactgeluidisolatie voldoen in meer dan 80% van de gemeten woningen. De karakteristieke geluidwering van de gevel voldoet in meer dan 20% van de woningen niet aan de minimale eis. Aan de eis voor wering van installatiegeluid van buurwoningen wordt in de onderzochte woningen voldaan. In alle gevallen waar het geluidniveau van installaties gemeten is, betrof het installatiegeluid het geluid van het eigen ventilatiesysteem. Het kwaliteitscijfer 3, wat overeenkomt met een geluidniveau van de installatie dat toelaatbaar is bij nieuwbouw, wordt bij geen van de woningen gehaald waar metingen zijn uitgevoerd. Door het hoge geluidniveau van de mechanische ventilatievoorziening zullen bewoners in de regel slechts bij uitzondering de hoogste stand van die voorziening inschakelen. Hierdoor is de optredende ventilatiecapaciteit lager dan het in het Bouwbesluit geëiste niveau. Daglicht De equivalente daglichtoppervlakte blijkt in negen van de veertig woningen (meer dan 20%) niet te voldoen. In acht woningen is de mogelijkheid aangegrepen om het verblijfsgebied te optimaliseren tot minimaal 55% van het gebruiksoppervlak van de woning om te voldoen aan de eisen voor daglicht1. In twee woningen wordt ook daarmee niet voldaan aan de eisen. 1
Het verblijfsgebied van de woning dient minimaal 55% van het gebruiksoppervlak te omvatten. De voorschriften uit het Bouwbesluit worden aan het opgegeven verblijfsgebied gerelateerd. Indien het verblijfsgebied wordt verkleind tot minimaal 55% van het gebruiksoppervlak, kan eerder aan de eisen voor bijvoorbeeld daglichttoetreding worden voldaan. Dit wordt ook wel de ‘krijtstreepmethode’ genoemd. -5-
2004.1797/29.07.2005
Water Bij de watermonsters is opmerkelijk dat vaak hoge waarden voor het aërobe kiemgetal, lood en nikkel optreden. In mindere mate zijn koper, gisten en schimmels aanwezig boven de toetswaarde. Legionella is in één woning aangetroffen. Veiligheid elektra- en gasvoorzieningen De veiligheid van de elektra- en gasvoorzieningen voldoet aan de eisen, met uitzondering van één woning, waar een te hoge elektrische weerstand tussen “de metalen gestellen en de aarde” is gemeten. Straling De berekende radonconcentraties in de woningen voldoen allemaal aan de EUgrenswaarde van 200 Bq/m³. De berekende waarden voor de stralingsprestatie zijn eveneens lager dan het voorgestelde niveau in ontwerpvoorschriften. Temperatuuroverschrijdingen Uit de temperatuuroverschrijdingsberekeningen blijkt dat vier van de vijftien woonkamers voldoen aan de gehanteerde richtlijn. Als buitenzonwering wordt toegepast voldoen nog eens drie woonkamers. Veertien van de vijftien slaapkamers voldoen aan de richtlijn. Als buitenzonwering wordt toegepast voldoet ook de laatst overgebleven slaapkamer. In geen van de onderzochte woningen was overigens bij oplevering een buitenzonwering aanwezig.
-6-
2004.1797/29.07.2005
2.
Achtergrond en doelstelling onderzoek De kwaliteit van het binnenmilieu van woningen heeft grote invloed op de gezondheid en het welbevinden van bewoners. Middels het Bouwbesluit stelt het Rijk eisen uit oogpunt van gezondheid aan woningen. De eisen hebben betrekking op onder andere ventilatie, geluidwering en daglicht. Het betreft minimum eisen waaraan in ieder geval voldaan moet worden. Om haar inzet te prioriteren heeft de VROM-Inspectie een zogenaamde nalevingsstrategie ontwikkeld. Hierbij worden op basis van risico’s voor gezondheid, veiligheid en duurzaamheid, evenals het naleefgedrag, de inzet en het te hanteren instrumentarium voor toezicht en handhaving bepaald. Uit deze benadering komt naar voren dat de belangrijkste risico’s voor gezondheid te vinden zijn in het binnenmilieu. In combinatie met de verontreiniging van buitenlucht is er bij honderdduizenden mensen een vermindering van de longfuncties en verergering van astma, chronische bronchitis en longemfyseem. Door onder meer vocht, schimmels, verschillende luchtverontreinigende stoffen, geluid en stank in de woning kunnen mensen diverse gezondheidsklachten krijgen. De effecten verschillen per oorzaak en variëren van hinder, allergische en reumatische klachten tot luchtwegaandoeningen en carcinogene effecten. Gemiddeld brengen Nederlanders ongeveer 85% van de tijd in gebouwen door en ongeveer 70% in de eigen woning. De meeste klachten door het binnenmilieu betreffen problemen met de ademhalingswegen (38%). Daarnaast zijn hinder (19%) en aspecifieke klachten (14%), voornamelijk hoofdpijn, vaak gehoorde klachten. Hartklachten en maagdarmklachten worden relatief zelden gemeld. Iets minder dan de helft van de bevolking (43%) wordt gehinderd door geluid. Vooral schimmels en vocht in de woning en stankoverlast zijn belangrijke oorzaken van klachten. De ventilatie van de woning speelt hierbij een belangrijke rol. Er is onduidelijkheid over het precieze verband tussen enerzijds vocht en binnenluchtkwaliteit en gezondheidsklachten als astma. Er zijn per jaar duizend gevallen van voortijdig overlijden ten gevolge van thermische factoren (oververhitting). Door straling ten gevolge van radon zijn er jaarlijks 800 sterfgevallen (RIVM 609021030/2004). De uiteindelijke kwaliteit van het binnenmilieu en daarmee de grootte van de gezondheidsrisico’s wordt bepaald zowel door de omgevingskwaliteit alsook door de bouwkundige kwaliteit van de woning, de inrichting en het gedrag van bewoners. In dit onderzoek richt de VROM-Inspectie zich op de gezondheidsrisico’s als gevolg van de bouwkundige kwaliteit van de woning. Deze is in belangrijke mate bepalend voor de door de bewoner te behalen eindkwaliteit.
-7-
2004.1797/29.07.2005
Hoewel het Bouwbesluit bouwkundige eisen stelt en gemeenten bij de bouwvergunningverlening toetsen of het plan hieraan voldoet, is de daadwerkelijke conformiteit van de gereedgekomen woning pas bij oplevering vast te stellen. Dit kan door de woning te inspecteren en de randvoorwaarden die de verschillende prestaties bepalen te controleren. Meting van de prestatie is in een aantal gevallen de beste mogelijkheid. Goede naleving van de bouwregelgeving is van belang om de doelstelling ‘het bevorderen van de gezondheid van de bewoners’ te bereiken. De gemeente heeft als wettelijke taak toezicht en handhaving. De VROM-Inspectie ondersteunt gemeenten daarbij, onder andere door het uitvoeren van tweedelijns toezicht en het adviseren over mogelijke verbeteringen. Willen de eisen in het Bouwbesluit effect hebben, dan dient in de keten ontwerp → bouwvergunning → uitvoering aan elke fase aandacht besteed te worden. Dit onderzoek hoopt dan ook aanwijzingen te krijgen over de kwaliteit van de onderzochte aspecten in de verschillende fasen: kwaliteit van het ontwerp, toetsing door de gemeente, kwaliteit van de uitvoering. Naast de door het Rijk in het Bouwbesluit gegeven voorschriften is er een aantal aspecten die (nog) niet wettelijk geregeld zijn en wel degelijk van belang zijn voor de gezondheid en het welbevinden. Dit zijn het geluidniveau van de installaties in de woning zelf, de stralingsprestatie en de temperatuuroverschrijdingen. Deze aspecten zijn ook onderzocht. In het onderzoek zijn tevens de veiligheidsaspecten voor wat betreft de gas- en elektravoorzieningen betrokken. In opdracht van de VROM-Inspectie heeft Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V. het onderzoek uitgevoerd. In het voorliggende rapport zijn het onderzoek en de resultaten daarvan beschreven.
-8-
2004.1797/29.07.2005
3.
Onderzoeksopzet
3.1.
Algemeen Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V. heeft in de regio’s Noord en Oost, met betrekking tot een aantal geselecteerde aspecten, bij éénentwintig woningbouwprojecten onderzoek gedaan naar: − de verlening van bouwvergunningen; − afwijkingen bij de bouw ten opzichte van de verleende vergunning; − het voldoen van de gerealiseerde situatie aan de eisen van het Bouwbesluit. Omdat de uiteindelijke doelstelling is om gezondheidsrisico’s terug te dringen en het welbevinden te bevorderen zijn, naast de wettelijke eisen, ook aspecten onderzocht die niet wettelijk geregeld zijn, zoals de radonstraling, installatiegeluid van de eigen installatie en het optreden van hoge binnentemperaturen. Daarnaast zijn de veiligheidsaspecten onderzocht voor wat betreft de gas- en elektravoorzieningen. Er zijn 40 woningen geselecteerd in 21 complexen van verschillende gemeenten in de regio’s Noord en Oost (zie bijlage I Overzicht woningcomplexen). Aangezien het een beperkte steekproef betreft zijn de resultaten niet persé representatief voor de Nederlandse bouw. Wél betreft het een uitgebreid onderzoek per woning, waardoor de uitkomsten zeker inzicht geven in de kwaliteit van de vergunningverlening en de nalevingspraktijk. De samenstelling van de steekproef is in tabel 3.1 weergegeven. Tabel 3.1:
Samenstelling steekproef
gemeentegrootte
eigendomsverhouding type woning Provincie
ventilatiesysteem
aantal woningen kleine gemeenten grote gemeenten tot circa 30.000 inwoners vanaf circa 30.000 inwoners 7 33 koopwoningen huurwoningen 23 17 appartementen grondgebonden woningen 16 24 GelderOverijssel Drenthe Friesland Groningen land 18 11 3 2 6 natuurlijk mechanische afzuigebalanceerde ging ventilatie 0 23 17
Vanuit de klankbordgroep (zie later) is gevraagd om met betrekking tot de geluidisolatie in woningen, indien mogelijk, woningen te betrekken waar een zwevende vloer is aangebracht. Dit was bij twee woningen in één complex het geval. -9-
2004.1797/29.07.2005
Het onderzoek heeft betrekking op de volgende aspecten: • Ventilatie- en spuivoorzieningen. • Luchtdoorlatendheid gebouwschil. • Luchtdoorlatendheid begane grondvloer. • Lucht- en contactgeluidisolatie. • Geluidwering van de gevel. • Installatiegeluid. • Daglicht. • Waterinstallatie. • Veiligheid elektra- en gasvoorzieningen. • Straling. • Temperatuuroverschrijdingen. Bij het dossieronderzoek zijn op een aantal van de bovengenoemde aspecten controles uitgevoerd (zie bijlage II: Checklist dossieronderzoek). Vervolgens zijn vlak voor de oplevering, waar mogelijk, metingen verricht. Deze zijn vervolgens getoetst aan de situatie bij aanvraag en aan de eisen conform het Bouwbesluit, of aan richtlijnen die vooraf zijn vastgesteld, maar geen wettelijke status hebben. Bij een aantal aspecten was meting in het korte tijdsbestek van het onderzoek niet haalbaar en is gekozen voor het maken van berekeningen. Dit betreft de stralingsprestatienorm en de temperatuuroverschrijdingen. Deze berekeningen zijn vervolgens gebruikt als leidraad voor de toetsing. In het meetprotocol is de wijze van inspecteren en meten vastgelegd (zie bijlage III: Meetprotocol). In bijlage IV zijn de eisen uit het Bouwbesluit en de aangewezen normen weergegeven. Hieronder wordt in het kort ingegaan op de invulling van deze normen en richtlijnen ten behoeve van het onderzoek. Het onderzoek is begeleid door een project- en een klankbordgroep. Zie bijlage V voor de samenstelling. 3.2.
Verlening bouwvergunning Het BIAB (Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning) van 13 juli 2002 vermeldt wat de vergunningaanvrager in ieder geval dient aan te leveren. Gebaseerd op het BIAB zijn van de gemeenten de volgende gegevens met betrekking tot de bouwaanvraag van de woningen opgevraagd: • Tekeningen (plattegronden, doorsneden, gevels). • Ventilatieberekeningen. • Berekeningen spuivoorzieningen. • Daglichtberekeningen. • Berekening karakteristieke geluidwering van de gevel (indien aanwezig). • EPC-berekeningen (zijn voor dit onderzoek niet in alle gevallen opge-10-
2004.1797/29.07.2005
vraagd). • Aanvraag bouwvergunning. • Verleende bouwvergunning. Van de bouwer of opdrachtgever zijn het bestek en de bestektekeningen opgevraagd. 3.3.
Gerealiseerde situatie De gerealiseerde situatie moet enerzijds overeenkomen met de aangevraagde bouwvergunning en anderzijds voldoen aan de eisen conform het Bouwbesluit. Er is getoetst op zowel de ingediende stukken (zie verlening bouwvergunning) als de afwijkingen van de gerealiseerde situatie met de ingediende stukken én of de gerealiseerde situatie aan de eisen van het Bouwbesluit voldoet.
3.3.1.
Ventilatie In afdeling 3.10. “Luchtverversing van een verblijfsgebied, verblijfsruimte, toiletruimte en badruimte” van het Bouwbesluit worden, uit het oogpunt van gezondheid en kwaliteit van binnenlucht, eisen gesteld aan de voorzieningen voor luchtverversing. In tabel 3.2 zijn de eisen conform het Bouwbesluit weergegeven. Tabel 3.2:
Eisen luchtverversing
Functie
Omschrijving
Woon
Verblijfsgebied Verblijfsruimte Verblijfsruimte met kooktoestel Toiletten Badruimten
Overig
Eisen Bouwbesluit Capaciteit Minimum [dm³/s] [dm³/s per m²] 0,9 7 0,7 7 0,7 21 -
7 per toilet 14
Daarnaast zijn er eisen aan het comfort, regelbaarheid en luchtkwaliteit gesteld (zie bijlage IV Eisen Bouwbesluit en aangewezen normen). Om de ventilatiecapaciteit te bepalen voor natuurlijke ventilatievoorzieningen zijn tijdens de toetsing de lengte, het type en de uitvoering van de voorzieningen vastgesteld. Van de voorzieningen dient de ventilatiecapaciteit bij 1 Pa bekend te zijn. Als er sprake is van een bouwkundige ventilatieopening is op basis van de doorlaat en de rekenregel uit NPR 1088 de ventilatiecapaciteit bepaald. Het meten van de mechanische ventilatievoorzieningen is gedaan met behulp van een luchtdebietmeter.
-11-
2004.1797/29.07.2005
In de beoordeling zijn de eisen per ruimte en per verblijfsgebied vastgesteld. De ventilatiecapaciteiten in de gerealiseerde situatie zijn vergeleken met de door de aanvrager aangegeven ventilatiecapaciteiten en er is getoetst of ze voldoen aan de eisen. Verder is er gelet op afwijkingen op het gebied van het comfort, regelbaarheid en luchtkwaliteit. Bij comfort kan dat bijvoorbeeld zijn dat aanvoer van koude buitenlucht geschiedt via een spleet onder de deur van een loggia. Over de verdunningsfactor zijn geen gegevens verzameld vanwege praktische redenen. De beschikbare gegevens van de aanvraag waren onvoldoende en de beoordeling ter plaatse was in de meeste gevallen niet mogelijk. 3.3.2.
Spuiventilatie In het Bouwbesluit worden voor nieuw te bouwen woningen of woongebouwen in hoofdstuk 3 (afdeling 3.11) eisen gesteld aan het afvoeren van sterk verontreinigde binnenlucht. De eisen voor spuivoorzieningen zijn weergegeven in tabel 3.3. Tabel 3.3:
Eisen spuivoorzieningen
Omschrijving
Eis spuivoorziening per m² vloeroppervlak [dm³/s] 6 3
Verblijfsgebied Verblijfsruimte
Tijdens de toetsing zijn de afmetingen van de spuivoorzieningen bepaald en de hoek waaronder deze te openen zijn. Het stromingstraject is vastgesteld en de spuicapaciteiten zijn berekend aan de hand van rekenregels uit de norm NEN 1087. 3.3.3.
Luchtdoorlatendheid gebouwschil In het Bouwbesluit worden voor nieuw te bouwen woningen of woongebouwen in hoofdstuk 5 (afdeling 5.2) eisen gesteld aan de luchtdoorlatendheid van de gebouwschil. In tabel 3.4 is de eis conform het Bouwbesluit weergegeven. Tabel 3.4:
Eis luchtdoorlatendheid gebouwschil.
Omschrijving
Eis [dm³/s]
Maximale luchtvolumestroom van het totaal aan verblijfsgebieden, toiletruimten en badruimten van een gebruiksfunctie
0,2 m³/s
De luchtdoorlatendheidsmetingen aan de woningschil (gevels) zijn uitgevoerd conform normblad NEN 2686.
-12-
2004.1797/29.07.2005
3.3.4.
Luchtdoorlatendheid begane grondvloer In het Bouwbesluit worden voor nieuw te bouwen woningen of woongebouwen in hoofdstuk 3 (afdeling 3.6) eisen gesteld aan de specifieke luchtvolumestroom van de begane grondvloer. Deze eis is gesteld om de toevoer van vocht vanuit de kruipruimte naar het verblijfsgebied te voorkomen. In tabel 3.5 is de eis conform het Bouwbesluit weergegeven. Tabel 3.5:
Eis specifieke luchtvolumestroom van de begane grondvloer
Omschrijving
Eis [m³/s.m2]
Maximale specifieke luchtvolumestroom bij 1 Pa van de begane grondvloer naar een verblijfsgebied, toiletruimte en badruimte
20.10-6
Bij aanwezigheid van een begane grondvloer en een kruipruimte is de luchtdoorlatendheid van de begane grondvloer gemeten conform normblad NEN 2690. 3.3.5.
Lucht- en contactgeluidisolatie In het Bouwbesluit worden voor nieuw te bouwen woningen of woongebouwen in hoofdstuk 3 (afdeling 3.5) eisen gesteld voor lucht- en contactgeluidisolatie tussen woningen. De eisen zijn weergegeven in tabel 3.6. Tabel 3.6:
Minimale eisen lucht- en contactgeluid volgens het Bouwbesluit
Situatie Scheiding tussen besloten ruimte van een woning en verblijfsgebied van een andere woning Scheiding tussen besloten ruimte van een woning en verblijfsgebied van een andere woning 1) Volgens het Bouwbesluit van vóór 1 januari 2003. 2) Volgens het Bouwbesluit van na 1 januari 2003.
Ilu;k [dB] ≥0
Ico [dB] ≥ 0 1)
≥0
≥ +5 2)
Alleen bij appartementengebouwen is ook de contactgeluidisolatie gemeten. De metingen zijn uitgevoerd conform NEN 5077. 3.3.6.
Geluidwering van de gevel In het Bouwbesluit worden voor nieuw te bouwen woningen of woongebouwen in hoofdstuk 3 (afdeling 3.1) eisen gesteld aan de karakteristieke geluidwering van de gevel. Voor woningen geldt als eis: de optredende geluidbelasting minus 35 dB(A) met een minimum van 20 dB(A). De karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie (GA;k) van de woningen is bepaald conform NEN 5077.
-13-
2004.1797/29.07.2005
3.3.7.
Installatiegeluid In het Bouwbesluit worden voor nieuw te bouwen woningen of woongebouwen in hoofdstuk 3 (afdeling 3.2) eisen gesteld aan het installatiegeluid. Conform het Bouwbesluit mag een toilet met waterspoeling, een kraan, een mechanisch ventilatiesysteem, een warmwatertoestel, een installatie voor verhoging van de waterdruk of een lift geen karakteristiek geluidniveau veroorzaken in een verblijfsgebied van een aangrenzende woonfunctie, dat hoger is dan 30 dB(A). Voor installatiegeluid van de eigen woning is geen wetgeving vastgesteld. Als richtlijn voor het ventilatiesysteem binnen de woning is in dit onderzoek uitgegaan van een maximaal toelaatbaar karakteristiek geluidniveau van 40 dB(A) volgens NEN 1070. Het A-gewogen installatiegeluiddrukniveau Li,A van 35 tot en met 40 dB(A) komt overeen met een kwaliteitscijfer 5, wat volgens de norm het minimale noodzakelijke kwaliteitsniveau is bij woningverbetering. Volgens de NEN 1070 komt het kwaliteitscijfer 3 overeen met het niveau van de huidige bouwpraktijk. Het A-gewogen installatiegeluiddrukniveau is dan Li,A van 25 tot en met 30 dB(A). Tabel 3.7: Kwaliteitscijfers installatiegeluid volgens NEN 1070 Bron van geluid Omschrijving kwaliteitsniveau
k=1 “net haalbaar met de huidige technieken”
k=2
kwaliteitscijfer k=3 “conform de huidige bouwpraktijk”
ventilatie binnen de Li;A ≤ 20 Li;A ≤ 25 Li;A ≤ 30 woning dB(A) dB(A) dB(A) Li;A: A-gewogen installatiegeluiddrukniveau in dB(A)
k=4
Li;A ≤ 35 dB(A)
k=5 “minimaal noodzakelijk bij woningverbetering” Li;A ≤ 40 dB(A)
Indien het installatiegeluid hoorbaar en meetbaar is, zijn metingen van het installatiegeluid gedaan conform NEN 5077. In de praktijk zijn vaak veel stoorgeluiden aanwezig, omdat er nog volop gebouwd wordt in de omgeving. Hierdoor was meting van het, relatief lage, installatiegeluidniveau vaak niet mogelijk. 3.3.8.
Daglicht Conform afdeling 3.20 (artikel 3.134) van het Bouwbesluit dient, met het oog op de toetreding van daglicht en het uitzicht naar buiten, in het totaal van de uitwendige scheidingsconstructies van een verblijfsgebied een equivalente daglichtoppervlakte als bedoeld in NEN 2057 aanwezig te zijn. De equivalente daglichtoppervlakte moet ten minste gelijk zijn aan 10% van de vloeroppervlakte van het verblijfsgebied.
-14-
2004.1797/29.07.2005
Daarnaast dient conform afdeling 3.20 (artikel 3.134) in het totaal van de uitwendige scheidingsconstructies van een verblijfsruimte een equivalente daglicht-oppervlakte als bedoeld in NEN 2057, aanwezig te zijn van ten minste 0,5 m². Aan de hand van de daglichtberekeningen en de uitgevoerde situatie zijn afmetingen van de daglichtopeningen gecontroleerd. Tevens zijn de overstekken en de belemmeringen gecontroleerd. Als er geen daglichtberekening aanwezig is, is deze berekening gemaakt. 3.3.9.
Waterinstallatie Conform afdeling 3.18 en 3.19 van het Bouwbesluit worden eisen gesteld aan de waterinstallatie. Waterinstallaties moeten voldoen aan NEN 1006 (Algemene voorschriften voor leidingwaterinstallaties). De kwaliteit van het water is geregeld in het Waterleidingbesluit. De toetswaarden staan weergegeven in tabel 3.8. Tabel 3.8:
Toetswaarden watermonsters
Omschrijving Toetswaarde Cadmium < 5 μg/l Chroom < 50 μg/l Koper < 2 mg/l Lood < 25 μg/l 5) Nikkel < 20 μg/l IJzer < 200 μg/l Zink < 3 mg/l 1) Gisten aanwezigheid 2) Schimmels aanwezigheid 2) Legionella < 50 kve/l 4) Aëroob kiemgetal < 100 kve/ml 3) pH-waarde 7,0 < pH < 9,5 kve Kolonievormende eenheid. 1) Indicator in verband met de smaak van het water. 2) Indicator voor aanwezigheid schimmels en gisten. De monsters dienen bij aanwezigheid van een schimmel of gist nader geanalyseerd te worden voor toetsing. 3) De analyses zijn uitgevoerd bij 37 °C in verband met het gebruik van het warmwater, de toetsingswaarde geldt in principe voor 22 °C. De geanalyseerde waarden moeten in eerste instantie gezien worden als indicatie. 4) Vanaf 28 december 2004 geldt een waarde van 100 kve/l. In het voorliggende onderzoek is nog uitgegaan van de lagere waarde van 50 kve/l. 5) Vanaf 1 januari 2006 wordt, op advies van de Gezondheidsraad, een waarde van 10 μg/l geeist.
In de woningen zijn watermonsters genomen volgens het voorgeschreven protocol ten behoeve van een steriele monstername. De geanalyseerde watermonsters betreffen water dat aanwezig is in de leidingen en dat, zonder doorstromen, direct uit de kranen is afgenomen. De monsters zijn geanalyseerd door het STERlab gecertificeerde laboratorium Alcontrol Laboratories. Ter plaatse is de pHwaarde van het water gemeten.
-15-
2004.1797/29.07.2005
3.3.10. Veiligheid elektra- en gasvoorzieningen In het Bouwbesluit worden voor nieuw te bouwen woningen of woongebouwen in hoofdstuk 2 (afdeling 2.7 en 2.9) eisen gesteld aan de elektrische installatie en de gasinstallatie. Op grond hiervan moet de elektrische installatie voldoen aan NEN 1010-6 (Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallatie. Inspectie) en de gasinstallatie aan NPR 3378-1 (Leidraad bij NEN 1078 – Deel 1 Bepaling van de gasdichtheid van de gasinstallatie – Standaardmethode). De eisen voor de elektrische installatie en de gasinstallatie zijn weergegeven in tabel 3.9. Tabel 3.9:
Eisen veiligheid van elektra- en gasvoorzieningen
Omschrijving Maximale aanspreekstroom van de aardlekschakelaar Maximale uitschakeltijd aardlekschakelaar Maximale weerstand tussen metalen gestellen en de aarde Maximale drukdaling van de gasleiding
Eis 300 mA 0,4 s 166 Ω 1 mBar/3 minuten
De elektrische installatie is gecontroleerd met behulp van een installatietester. Hiermee kan de aanspreekstroom en de uitschakeltijd van de aardlekschakelaar gemeten worden en de weerstand tussen de metalen gestellen en de aarde. Het aantal groepen is eveneens opgenomen. Bij de controle van de gasinstallatie is bij een aansluitpunt de gasdichtheidsmeetapparatuur aangebracht. De hoofdkraan wordt afgesloten en de leiding wordt op werkdruk getest. Na 3 minuten kan de drukdaling worden afgelezen. Tevens is een controle gedaan of een aansluitkraan aanwezig is bij elk aansluitpunt. 3.3.11. Straling Als advieswaarde voor nieuwbouwwoningen voor de Radon-concentratie geeft de Europese Commissie een maximale waarde van 200 Bq/m³, waarboven aanvullende maatregelen moeten worden genomen. Hierbij wordt rekening gehouden met het gegeven dat er in verschillende regio’s in Europa een aanzienlijke bijdrage aan de radonconcentratie in de woning vanuit de bodem plaatsvindt. Deze bijdrage uit de bodem is in Nederland minder, 1/3 uit de bodem en 2/3 uit bouwmaterialen. Voor de gemiddelde Nederlandse woonkamer is de over een jaar gemiddelde concentratie momenteel 22 Bq/m³. In verband met de invoering van de Stralingsprestatienorm (SPN) is een ontwerpwijziging voor het Bouwbesluit gepubliceerd waarin niveaus voor de stralingsprestatie zijn opgenomen. Uiteindelijk zijn deze voorschriften niet in het Bouwbesluit opgenomen, maar is met het bedrijfsleven als gezamenlijke beleidsdoelstelling vastgesteld dat de gemiddelde stralingsbelasting in de Nederlandse nieuwbouwwoning niet meer zal stijgen ten opzichte van de woningen uit 1980-1993. Hiervoor heeft het RIVM een waarde vastgesteld van 30 Bq/m³. De hierboven genoemde niveaus zijn zodanig vastgesteld dat 70% van nieuwbouwwoningen bij toepassing van de standaard waarden voor de ventilatie en de gebruikte bouwmaterialen een lagere berekende stralingsprestatie zou hebben. -16-
2004.1797/29.07.2005
De niveaus van de SPN zijn: Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat de aanwezigheid van voor de gezondheid schadelijke stoffen en ioniserende straling beperkt is. 1. Een verblijfsgebied heeft een volgens NEN 7181 bepaalde stralingsprestatie van ten hoogste 1,1 mSv per jaar. 2. Een verblijfsruimte heeft een volgens NEN 7181 bepaalde stralingsprestatie van ten hoogste 0,65 mSv per jaar. 3. Een constructie die de scheiding vormt met een verblijfsgebied en een ruimte tussen de vloer van het verblijfsgebied en de grond, heeft een volgens NEN 7181 bepaalde radontoevoer van ten hoogste 0,0033 Bq/s.m². 4. Een constructie die de scheiding vormt met een verblijfsruimte en een ruimte tussen de vloer van de verblijfsruimte en de grond, heeft een volgens NEN 7181 bepaalde radontoevoer van ten hoogste 0,0033 Bq/s.m². In de norm NEN 7181 wordt een methode beschreven om de stralingsprestatie te bepalen. Deze is gebruikt om een beeld te krijgen van de stralingsprestatie van de onderzochte woningen. De stralingsprestatie van een verblijfsgebied of een verblijfsruimte bestaat uit de som van het effectieve dosistempo ten gevolge van de radonconcentratie en die van de externe straling. Tevens is een berekening gemaakt van de radontoevoer vanuit de kruipruimte, indien die aanwezig is. Er zijn in totaal zestien woningvarianten doorgerekend. Dit geeft voldoende beeld van de situatie ten aanzien van de optredende (berekende) stralingsprestaties. 3.3.12. Temperatuuroverschrijdingen Door de strengere eisen aan thermische isolatie en de luchtdoorlatendheid van de gebouwschil neemt het risico op onaangenaam hoge binnentemperaturen in de zomer toe. Voor kantoorgebouwen zijn diverse richtlijnen opgesteld om temperatuuroverschrijdingen te beoordelen. Voor woningen is dat niet het geval. In de EPW (NPR 5129) is momenteel een indicatieve berekeningswijze opgenomen voor het beoordelen van de optredende temperatuuroverschrijdingen in een woning. Hierbij worden de gegevens gebruikt die al grotendeels aanwezig zijn voor het berekenen van de EPC. Wél dient de woning in zones te worden ingevoerd voor een berekening met de module ZTW (Zon Toetreding Woningen). Het aantal overschrijdingsuren van 25 °C is een veel gehanteerd criterium bij de beoordeling van het thermisch binnenklimaat in de zomerperiode. Als richtlijn van de optredende temperatuuroverschrijdingen wordt in de ZTW voor het maximaal toelaatbare aantal overschrijdingsuren 250-350 uur aangehouden (10-15% van de verblijfstijd 16 uur per dag). Uitgangspunt is een verblijfstijd van 7 dagen/week gedurende de dag- en avondperiode tot 23.00 uur.
-17-
2004.1797/29.07.2005
Voor de ventilatie wordt uitgegaan van de eis volgens het Bouwbesluit. In de praktijk is de gerealiseerde ventilatiecapaciteit meestal minder. In het voorliggende onderzoek wordt daarom uitgegaan van stand twee van het systeem. Dit is een gemiddelde waarde. Doordat er minder ventilatie is zal het aantal overschrijdingsuren stijgen. Een ander beoordelingscriterium is dan noodzakelijk. Voor kantoren hanteert de Rijksgebouwendienst een criterium dat de temperatuur niet meer dan in 10% van de gebruikstijd op jaarbasis boven de 25,5 °C komt. Uitgaande van een 16-urige verblijfstijd is het aantal verblijfsuren per jaar 5840 uur en is 10% hiervan 584 uur. Gezien de gehanteerde criteria bij de module ZTW en de Rijksgebouwendienst zijn wij uitgegaan van een criterium van een temperatuuroverschrijding van 25 °C met maximaal 584 uur. Voor de beoordeling van de woningen op de optredende temperatuuroverschrijdingen zijn berekeningen uitgevoerd met VA-114. In dit programma zijn steeds de woonkamer en een slaapkamer ingevoerd. Er is uitgegaan van een gemiddelde ventilatiecapaciteit en een gemiddeld bewonersgedrag. Tevens zijn berekeningen met en zonder zonwering uitgevoerd. Er zijn in totaal vijftien woningvarianten doorgerekend. Dit geeft voldoende beeld van de situatie ten aanzien van optredende (berekende) temperatuuroverschrijdingen.
-18-
2004.1797/29.07.2005
4.
Resultaten
4.1.
Praktische uitvoering onderzoek Voor het verwerven van geschikte projecten die op korte termijn zouden worden opgeleverd, zijn in eerste instantie vanuit de VROM-Inspectie gemeenten in de regio’s Oost en Noord benaderd. Omdat dit op de korte termijn die noodzakelijk was in verband met de afwikkeling van het onderzoek onvoldoende resultaat opleverde, zijn nog andere partijen zoals bouwers, opdrachtgevers en de Vereniging Eigen Huis benaderd. Uiteindelijk zijn 40 woningen gevonden die geïnspecteerd en doorgemeten zijn. Door tijdsdruk van de bouwer (natte verf op de kozijnen), praktische problemen op de bouwplaats (omgevingsgeluid, stroomuitval, beperkte beschikbaarheid van sleutels, aanwezigheid steigers etc.) en de onmogelijkheid om metingen te herhalen op een ander tijdstip zijn niet alle metingen en inspecties uitgevoerd. In tabel 4.1 zijn per aspect de aantallen woningen vermeld die doorgemeten en/of geïnspecteerd zijn. Tabel 4.1:
Overzicht aantallen metingen/inspecties per aspect
Aspect
aantal metingen/inspecties
Onderdeel
40
Woningen Ventilatie
toevoercapaciteit afvoercapaciteit spuicapaciteit
40 33 40
Luchtdoorlatendheid
woningschil begane grondvloer
38 6
Geluid
contactgeluid luchtgeluid geluidwering gevel Installatiegeluid eigen woning
15 34 32 16 40
Daglicht Waterkwaliteit
Veiligheid
legionella, micro-organismen, gisten en schimmels zware metalen pH
33 31 35
elektriciteit aardgas
39 22
Straling (SPN)
16
Temperatuur overschrijdingen
15
-19-
2004.1797/29.07.2005
4.2.
Verlening bouwvergunning In tabel 4.2 is een overzicht gegeven van het aantal complexen waarvoor vóór 1 januari 2003 een vergunningaanvraag is gedaan én het aantal complexen waarvoor op of ná 1 januari 2003 een vergunningaanvraag is gedaan. Tevens is gekeken of de ventilatieberekening, de daglichtberekening en de berekening van de geluidwering aanwezig waren en of de aanwezige ventilatie- en daglichtberekeningen correct waren. Tot slot is getoetst in hoeverre de bouwvergunning terecht is verleend. De aanwezigheid van een spuiventilatieberekening is hierbij buiten beschouwing gelaten. Tabel 4.2:
Overzicht vergunningaanvragen
vergunningaanvraag
aantal complexen vóór 1 januari 2003 op of ná 1 januari 2003 14 7
aantal complexen niet aanwezig aanwezig ventilatieberekening 1 20 spuiventilatieberekening 10 11 daglichtberekening 2 1) 19 berekening geluidwering 0 2) 5 niet correct correct ventilatieberekening 5 15 daglichtberekening 1 18 niet terecht terecht vergunningverlening 9 3) 12 1) Eén gemeente stelt dat de daglichtberekeningen wél zijn aangeleverd, maar niet (meer) aanwezig zijn in het projectdossier. Bij het andere complex is de informatie zeer onvolledig. Er is geen daglichtberekening conform de norm. 2) Als er geen verhoogde geluidbelasting is, is er geen berekening van de karakteristieke geluidwering aanwezig. 3) Als de afwezigheid van een spuiventilatieberekening wordt meegewogen is het aantal niet terecht verleende vergunningen dertien.
Het blijkt dat de berekening van de geluidwering altijd aanwezig is als er sprake is van een verhoogde geluidbelasting op de gevel. In tien van de éénentwintig gevallen was bij de ventilatieberekening geen berekening voor de spuiventilatie toegevoegd. Het is niet mogelijk om exact na te gaan in hoeveel gevallen om aanvullende informatie is gevraagd door de gemeente. Berekeningen van de spuiventilatie zijn niet opgevraagd als die ontbreken. In één geval waarbij de daglichtberekening ontbrak is een aanpassing van de plannen geëist door de gemeente. Eén verblijfsruimte zou zeker niet voldoen en is als onbenoemde ruimte aangeduid. Er is geen nieuwe daglichtberekening gevraagd.
-20-
2004.1797/29.07.2005
In vier complexen is het verblijfsgebied kleiner dan de indeling van de woning toelaat. Dit is duidelijk gedaan met de intentie om voor de eisen met betrekking tot daglicht te voldoen aan het Bouwbesluit 2. In de praktijk wordt een aanpassing van het verblijfsgebied ook wel gedaan om te voldoen aan de eisen ten aanzien van ventilatie. Dat is bij de onderzochte woningen niet het geval geweest. Als het verblijfsgebied is aangepast ten behoeve van het daglicht, is het aangepaste verblijfsgebied ook van toepassing op alle andere eisen, zoals voor ventilatie. Dit blijkt bij de uitgevoerde projecten inderdaad op deze wijze getoetst te zijn. 4.3.
Afwijkingen van de vergunning tijdens de bouw Uit de toetsingen van de verschillende aspecten blijkt dat er op diverse punten afwijkingen optreden van de ingediende situatie. Dit is niet altijd doorgegeven aan de vergunningverlenende instantie. Afwijkende punten zijn vooral: andere afmetingen van raamvlakken en een andere indeling van de woning, waardoor verblijfsgebieden anders worden. Specifieke afwijkingen worden in de volgende paragrafen per onderwerp toegelicht.
4.4.
Toetsing gerealiseerde situatie aan eisen Bouwbesluit Uit een samenvatting van de gegevens blijkt dat zeven van de veertig woningen voldoen aan alle eisen met betrekking tot het Bouwbesluit. In alle andere gevallen is er iets niet goed met de ventilatie, het daglicht, de geluidisolatie en/of de veiligheid van de elektravoorzieningen. De waterkwaliteit is niet bij dit oordeel betrokken. Dit is in die zin niet relevant omdat het alleen water betreft dat aanwezig is in de leidingen en dat, zonder doorstromen, direct uit de kranen is afgenomen. Volgens de norm dient de (warm)tapwaterinstallatie voor het in gebruik nemen te worden doorgespoeld met drinkwater en zo nodig gedesinfecteerd. Mogelijk worden de leidingen vlak voor oplevering alsnog doorgespoeld en gedesinfecteerd. Dit is niet waarschijnlijk, gezien de zeer korte tijd die meestal nog resteerde tussen de monstername en de daadwerkelijke oplevering. Als de beoordeling van de waterkwaliteit wél in aanmerking wordt genomen zullen nog maar twee woningen voldoen aan alle eisen.
2
Het verblijfsgebied van de woning dient minimaal 55% van het gebruiksoppervlak te omvatten. De voorschriften uit het Bouwbesluit worden aan het opgegeven verblijfsgebied gerelateerd. Indien het verblijfsgebied wordt verkleind tot minimaal 55% van het gebruiksoppervlak, kan eerder aan de eisen voor bijvoorbeeld daglichttoetreding worden voldaan. Dit wordt ook wel de ‘krijtstreepmethode’ genoemd. -21-
2004.1797/29.07.2005
In bijlage VI zijn van diverse aspecten uitgebreide overzichtsgrafieken opgenomen van de resultaten van de metingen en inspecties. 4.4.1.
Ventilatie In de woningen zijn twee typen ventilatiesystemen toegepast: − mechanische afzuiging met natuurlijke toevoerroosters; − gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning. Uit de metingen blijkt dat een groot percentage van de toevoervoorzieningen in de gerealiseerde situatie niet voldoet. Voor de afvoervoorzieningen is dat nog hoger. Voor de toevoervoorzieningen kan vaak worden uitgegaan van toevoer van ventilatielucht vanuit andere ruimten. Hiertoe dient de lucht via een overstroomvoorziening te worden toegevoerd. Dit is in de ventilatieberekeningen meestal niet aangegeven. De aanwezigheid van overstroomvoorzieningen is wel betrokken in de uiteindelijke beoordeling van de ventilatievoorzieningen. Het blijkt dat, mede door de mogelijke toevoer via overstroomvoorzieningen, de toevoercapaciteit eerder voldoet dan de afvoercapaciteit. Ook blijkt dat, zowel bij toe- als afvoervoorzieningen, de gebalanceerde ventilatiesystemen slechter scoren. Verder zijn zeer diverse afwijkingen van de oorspronkelijke bouwaanvraag geconstateerd, namelijk in de indeling van de woning, de grootte van de ruimten, en de grootte en het type ventilatieroosters. Tabel 4.3:
Overzicht toetsing ventilatievoorzieningen
Toevoercapaciteit Mechanische ventilatie Gebalanceerde ventilatie Afvoercapaciteit Mechanische ventilatie Gebalanceerde ventilatie
4.4.2.
percentage voldoet niet voldoet 18% 83% 9% 91% 31% 69% 61% 56% 71%
39% 44% 29%
aantal woningen 40 23 16 33 18 14
Spuiventilatie Het blijkt dat in alle éénentwintig complexen de spuivoorzieningen voldoen.
4.4.3.
Luchtdoorlatendheid gebouwschil In alle gevallen blijkt de luchtdoorlatendheid van de gebouwschil van de woningen te voldoen aan de eis uit het Bouwbesluit. Als de luchtdoorlatendheid vergeleken wordt met die van de EPC-berekening blijkt dat in twee complexen de gemeten luchtdoorlatendheid hoger is. Bij deze complexen is een zeer grote kans dat de EPC-waarden van de betreffende woningen niet voldoen aan de eisen. Dit komt omdat de luchtdoorlatendheid van de -22-
2004.1797/29.07.2005
gebouwschil veel invloed heeft op de berekende EPC-waarde. Dit is echter niet getoetst, aangezien de EPC-berekeningen niet zijn gecontroleerd. 4.4.4.
Luchtdoorlatendheid begane grondvloer Van de twaalf complexen met grondgebonden woningen zijn er zeven met een kruipruimte. In de andere complexen is óf geen kruipruimte, of een parkeergarage onder de woningen. Van de zeven complexen met een kruipruimte zijn zes begane grondvloeren doorgemeten. In de overige woningen waren er diverse redenen waardoor niet gemeten kon worden: in de ene kruipruimte stond water, in de andere was er een luchtuitwisseling over een woningblok, met als gevolg dat geen drukverschil gehandhaafd kon worden. Uit de metingen blijkt dat twee van de zes begane grondvloeren voldoen. Luchtlekkages bij de aansluitingen van de vloeren met de wanden zijn de voornaamste oorzaak dat de luchtdoorlatendheid niet voldoet. Tabel 4.4:
Overzicht toetsing luchtdoorlatendheid begane grondvloer aantal metingen
luchtdoorlatendheid begane grondvloer
4.4.5.
voldoet niet 4
voldoet 2
Lucht- en contactgeluidisolatie De luchtgeluidisolatie en de contactgeluidisolatie voldoen in het merendeel van de gevallen. Tabel 4.5:
Overzicht toetsing lucht- en contactgeluidisolatie Percentage
luchtgeluidisolatie contactgeluidisolatie
voldoet niet 15% 13%
voldoet 85% 87%
De contactgeluidisolatie is alleen gemeten bij de appartementencomplexen. Voor de contactgeluidisolatie geldt een zwaardere eis als de vergunning ná 1 januari 2003 is aangevraagd. Het blijkt dat van de drie complexen waar één of meer metingen niet voldoen, het één complex betreft van ná 1 januari 2003. Dit complex had, indien de aanvraag vóór 1 januari 2003 was gedaan, wél voldaan. Het appartementencomplex waar een zwevende vloer is toegepast, voldoet ruim aan de eis Ico ≥ 5 dB van het Bouwbesluit per 1 januari 2003. 4.4.6.
Geluidwering van de gevel De karakteristieke geluidwering van de gevel voldoet niet altijd aan de eis. In drie van de vier complexen waar de karakteristieke geluidwering niet voldoet betreft het de minimale eis van GA;k ≥ 20 dB(A). In totaal zeven woningen voldoet de karakteristieke geluidwering niet aan de gestelde eis. -23-
2004.1797/29.07.2005
Tabel 4.6:
Overzicht toetsing karakteristieke geluidwering percentage woningen voldoet niet voldoet 22% 78%
karakteristieke geluidwering
4.4.7.
Installatiegeluid Het installatiegeluid van de naburige woningen bleek in geen van de woningen hoorbaar/meetbaar. In alle gevallen waar gemeten is, betreft het installatiegeluid het geluid van het eigen ventilatiesysteem. In tabel 4.7 is een overzicht van de toetsing gegeven. Er is van uit gegaan dat het A-gewogen installatiegeluiddrukniveau niet hoger dan Li;A = 40 dB(A) mag zijn, conform de grenswaarde die aangegeven is in de norm NEN1070 voor het kwaliteitscijfer 5, de slechtste categorie van de norm. In 81% van de woningen is het A-gewogen installatiegeluiddrukniveau wel hoger. Het betreft negen van de elf complexen waar gemeten is. In de andere complexen kon vaak niet gemeten worden vanwege stoorgeluid van de omgeving en/of omdat het installatiegeluiddrukniveau te laag was. Meestal was het stoorgeluid dat werd veroorzaakt door de bouwwerkzaamheden in de nabije omgeving. Tabel 4.7:
Overzicht toetsing A-gewogen installatiegeluiddrukniveau.
Installatiegeluid
percentage woningen voldoet niet voldoet 81% 19%
Omdat voor het installatiegeluid van de eigen woning geen eis geldt, is het hoge percentage woningen dat niet voldoet verklaarbaar. Het kwaliteitscijfer 3, wat overeen zou komen met de huidige bouwpraktijk, wordt bij geen van de gemeten woningen gehaald. 4.4.8.
Daglicht De equivalente daglichtoppervlakte blijkt in zes van de éénentwintig complexen niet te voldoen. In twee van deze complexen was de daglichtberekening niet aangeleverd. In één geval was dit wel door de gemeente aangegeven, maar nam de gemeente genoegen met een aanpassing van een verblijfsruimte tot onbenoemde ruimte. Een daglichtberekening is toen niet meer geëist. Een ander verblijfsgebied bleek echter ook niet te voldoen. Bij de andere complexen zijn diverse redenen waarom de equivalente daglichtoppervlakte niet voldoet. In één complex zijn woonkamer en keuken niet gesplitst als verblijfsgebieden, terwijl dit volgens de regels voor de indeling in verblijfsgebieden noodzakelijk was. In een ander complex is de belemmering van het trappenhuis voor een appartement dat er naast ligt, niet volledig meege-24-
2004.1797/29.07.2005
rekend. In de twee overige complexen zijn kleinere ramen aangebracht dan is aangegeven in de berekening. Tabel 4.8:
Overzicht toetsing equivalente daglichtoppervlakte. Percentage woningen voldoet niet voldoet 22,5% 77,5%
equivalente daglichtoppervlakte
In vier complexen is het verblijfsgebied geminimaliseerd om te voldoen aan de eisen voor daglicht 3. 4.4.9.
Waterinstallatie De geanalyseerde watermonsters betreffen water dat aanwezig is in de leidingen en dat, zonder doorstromen, direct uit de kranen is afgenomen. Tabel 4.9: Overzicht toetsing watermonsters. Omschrijving Cadmium Chroom Koper Lood Nikkel IJzer Zink Gisten Schimmels Legionella Aëroob kiemgetal pH-waarde
Toetswaarde < 5 μg/l < 50 μg/l < 2 mg/l < 25 μg/l < 20 μg/l < 200 μg/l < 3 mg/l Aanwezigheid Aanwezigheid < 50 kve/l < 100 kve/ml 7,0 < pH < 9,5
metingen 31 31 31 31 31 31 31 33 33 33 33 35
percentage metingen voldoet niet voldoet 0% 100% 0% 100% 13% 87% 52% 48% 45% 55% 0% 100% 0% 100% 13% 87% 6% 94% 3% 97% 85% 15% 0% 100%
Opmerkelijk zijn de hoge waarden voor het aërobe kiemgetal, lood en nikkel. In mindere mate zijn koper, gisten en schimmels aanwezig boven de toetswaarde. Legionella is in één woning aangetroffen. Er is geen vloer- of wandverwarming in de woningen aanwezig. Voor het overige is niet geconstateerd dat de koudwaterleiding nabij CV-leidingen zijn gelegen, hetgeen het risico op legionella zou vergroten. 4.4.10. Veiligheid elektra- en gasvoorzieningen De veiligheid van de elektra- en gasvoorzieningen voldoet op de beschouwde aspecten aan de voorschriften, met uitzondering van één woning, waar een te 3
Het verblijfsgebied van de woning dient minimaal 55% van het gebruiksoppervlak te omvatten. De voorschriften uit het Bouwbesluit worden aan het opgegeven verblijfsgebied gerelateerd. Indien het verblijfsgebied wordt verkleind tot minimaal 55% van het gebruiksoppervlak, kan eerder aan de eisen voor bijvoorbeeld daglichttoetreding worden voldaan. Dit wordt ook wel de ‘krijtstreepmethode’ genoemd.
-25-
2004.1797/29.07.2005
hoge elektrische weerstand tussen “de metalen gestellen en de aarde” is gemeten. In veel woningen zijn (nog) geen aansluitkranen voor het gas aanwezig. 4.4.11. Straling De berekende radonconcentraties in de woningen voldoen allemaal aan de EUgrenswaarde van 200 Bq/m³. De berekende waarden voor de stralingsprestatie zijn eveneens lager dan het voorgestelde SPN-niveau. De radontoevoer, vanuit de kruipruimte onder de begane grondvloer, is in alle gevallen waar dat van toepassing is lager dan het voorgestelde SPN-niveau. Hierbij is geen rekening gehouden met een hogere luchtdoorlatendheid van de begane grondvloer als die gemeten is. Dit wordt namelijk apart getoetst. 4.4.12. Temperatuuroverschrijdingen Uit de temperatuuroverschrijdingsberekeningen blijkt dat vier van de vijftien woonkamers voldoen aan de gehanteerde richtlijn. Als buitenzonwering wordt toegepast voldoen nog eens drie woonkamers. Opvallend is dat soms ook woningen met weinig direct zonlicht veel overschrijdingsuren tellen. Dit heeft er mee te maken dat een vaste interne warmtelast is gehanteerd en dat sommige woningen grotendeels grenzen aan buurwoningen. Omdat wordt verondersteld dat de buurwoning dezelfde temperatuur heeft, treedt er als totaal weinig warmteverlies op. Dat leidt in dit geval tot hogere temperaturen in de zomer. Veertien van de vijftien slaapkamers voldoen aan de richtlijn. Als buitenzonwering wordt toegepast voldoet ook de laatst overgebleven slaapkamer. In geen van de onderzochte woningen was overigens bij oplevering een buitenzonwering aanwezig. Tabel 4.10: Overzicht temperatuuroverschrijdingen
Woonkamer Slaapkamer Woningen percentage
voldoet aan gestelde grenswaarde geen zonwering met binnenzonmet buitenzonwering wering 4 0 3 14 0 1 4 27%
0 0%
-26-
3 20%
voldoet niet 8 0 8 53%
2004.1797/29.07.2005
5.
Conclusies
5.1.
Verlening bouwvergunning De onderzochte aanvragen om bouwvergunning waren niet in alle gevallen volledig. Er is niet altijd om aanvullende informatie gevraagd door de gemeente. In sommige gevallen zijn wel aanpassingen gedaan op verzoek van de gemeente. In een aantal gevallen ontbrak de daglichtberekening of de juiste ventilatieberekening. In veel gevallen was bij de ventilatieberekening geen berekening voor de spuiventilatie toegevoegd. Als er geen verhoogde geluidbelasting aanwezig is, is nooit aangetoond dat de karakteristieke geluidwering voldoet. De aangeleverde stukken waren in negentig procent van de gevallen volledig, als de berekeningen voor de spuiventilatie hierin niet worden betrokken. Deze ontbraken namelijk in bijna vijftig procent van de gevallen. Als de gemeente het ontbreken van stukken heeft geconstateerd is er meestal overleg met de aanvrager geweest. Op basis van de ingediende stukken is de vergunningverlening bij negen complexen (zeventien woningen) niet voldoende onderbouwd en gebaseerd op onvolledige of onjuiste informatie.
5.2.
Afwijkingen van de vergunning tijdens de bouw Uit de toetsing van de gerealiseerde woningen blijkt dat er op diverse punten is afgeweken van de ingediende situatie. Dit is niet altijd doorgegeven aan de vergunningverlenende instantie. Een verbetering van terugkoppeling van wijzigingen door de vergunningaanvrager is belangrijk, omdat de wijzigingen in enkele gevallen er toe leiden dat niet meer wordt voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit, bijvoorbeeld doordat kleinere daglichtopeningen zijn toegepast. Er zijn afwijkingen geconstateerd die invloed hebben op de ventilatie, het daglicht en de geluidwering van de gevel. Het betreft andere grootten en typen ventilatieroosters, andere afmetingen van de ramen en andere indelingen van de woning.
5.3.
Toetsing gerealiseerde situatie aan eisen Bouwbesluit Het blijkt dat voor de onderzochte aspecten zeven van de veertig woningen in de gerealiseerde situatie volledig voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit. De woningopname (inspectie en metingen) is meestal vlak voor de oplevering gedaan. Dit betekent dat er in theorie nog aanpassingen na de woningopname verricht kunnen zijn. Gezien het krappe tijdschema waaronder de woningopname moest gebeuren, vanwege de oplevering vlak erna, is dit scenario niet waarschijnlijk. Dit betekent dat meer dan tachtig procent van de betrokken woningen op minimaal één punt niet voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit. Als ook de -27-
2004.1797/29.07.2005
waterkwaliteit in het oordeel wordt betrokken zullen nog maar twee woningen voldoen aan alle eisen. 5.3.1.
Ventilatie Uit de metingen blijkt dat een groot percentage van de toevoervoorzieningen in de gerealiseerde situatie niet voldoet. Voor de afvoervoorzieningen is dat nog hoger. De gebalanceerde ventilatiesystemen blijken vaker niet te voldoen dan de systemen met mechanische afzuiging en natuurlijke toevoerroosters. Natuurlijke toevoervoorzieningen blijken vaker te voldoen dan mechanische toevoervoorzieningen van een gebalanceerd ventilatiesysteem.
5.3.2.
Spuiventilatie Het blijkt dat in alle éénentwintig complexen de spuivoorzieningen voldoen.
5.3.3.
Luchtdoorlatendheid gebouwschil In alle gevallen blijkt de luchtdoorlatendheid van de gebouwschil van de woningen te voldoen aan de eis uit het Bouwbesluit. Als de luchtdoorlatendheid van de EPC-berekening wordt getoetst blijkt dat in twee complexen de gemeten luchtdoorlatendheid hoger is. Dit zou betekenen dat de uitkomst van de EPCberekening veel ongunstiger is dan de ingediende waarde.
5.3.4.
Luchtdoorlatendheid begane grondvloer Uit de metingen blijkt dat vier van de zes doorgemeten begane grondvloeren niet voldoen aan de vereiste luchtdoorlatendheid. Aangezien de gemeten waarden in een aantal situaties een factor 2 à 3 hoger zijn dan toegestaan, is dit een ongewenste situatie.
5.3.5.
Lucht- en contactgeluidisolatie De luchtgeluidisolatie en de contactgeluidisolatie voldoen in meer dan 80% van de gemeten woningen. Het appartementencomplex waar een zwevende vloer is toegepast, voldoet ruimschoots.
5.3.6.
Geluidwering van de gevel De karakteristieke geluidwering van de gevel voldoet in vier complexen niet aan de Bouwbesluit eis.
5.3.7.
Installatiegeluid Het installatiegeluid van de naburige woningen bleek niet hoorbaar/meetbaar. In alle gevallen waar gemeten is, betreft het installatiegeluid het geluid van het eigen ventilatiesysteem. Het kwaliteitscijfer 3, wat overeen zou komen met de huidige bouwpraktijk, wordt bij geen van de gemeten woningen gehaald. -28-
2004.1797/29.07.2005
Pas als er een eis gesteld zou worden aan het installatiegeluid van het eigen ventilatiesysteem is toetsing door het Bouw- en woningtoezicht aan de orde. Een beperkt geluidniveau kan niet met een berekening worden getoetst. 5.3.8.
Daglicht De equivalente daglichtoppervlakte blijkt in zes van de éénentwintig complexen niet te voldoen. Er zijn diverse redenen waarom de equivalente daglichtoppervlakte niet voldoet. In vier complexen is het verblijfsgebied geoptimaliseerd om te voldoen aan de eisen voor daglicht 4. In één geval wordt zelfs dan nog niet voldaan aan de eisen. Uit de optredende afwijkingen blijkt een zorgvuldige toetsing van de daglichtberekening noodzakelijk. Het gaat om zeer diverse aspecten als wijze van indelen in verblijfsgebieden, belemmeringen en vooral ook de grootte van de daglichtopeningen.
5.3.9.
Waterinstallatie Bij de watermonsters is opmerkelijk dat vaak hoge waarden voor het aërobe kiemgetal, lood en nikkel optreden. In mindere mate zijn koper, gisten en schimmels aanwezig boven de toetswaarde. Legionella is in één woning aangetroffen. De oorzaak van de hogere hoeveelheden lood kan wellicht in verband worden gebracht met het (verboden) gebruik van lood in het soldeer. De norm schrijft voor dat de (warm)tapwaterinstallatie, voor de ingebruikname, wordt doorgespoeld met drinkwater en zo nodig gedesinfecteerd. Als het doorspoelen en eventueel desinfecteren niet is gebeurd kan de waterkwaliteit duidelijk anders zijn dan de geleverde drinkwaterkwaliteit van het waterleidingbedrijf. De gevonden resultaten onderschrijven dit voorschrift.
5.3.10. Veiligheid elektra- en gasvoorzieningen De veiligheid van de elektra- en gasvoorzieningen voldoet voor de onderzochte aspecten aan de voorschriften, met uitzondering van één woning, waar een te hoge elektrische weerstand tussen “de metalen gestellen en de aarde” is gemeten.
4
Het verblijfsgebied van de woning dient minimaal 55% van het gebruiksoppervlak te omvatten. De voorschriften uit het Bouwbesluit worden aan het opgegeven verblijfsgebied gerelateerd. Indien het verblijfsgebied wordt verkleind tot minimaal 55% van het gebruiksoppervlak, kan eerder aan de eisen voor bijvoorbeeld daglichttoetreding worden voldaan. Dit wordt ook wel de ‘krijtstreepmethode’ genoemd.
-29-
2004.1797/29.07.2005
5.3.11. Straling De berekende radonconcentraties in de woningen voldoen allemaal aan de EUgrenswaarde van 200 Bq/m³. De berekende waarden voor de stralingsprestatie zijn eveneens lager dan het voorgestelde SPN-niveau. De radontoevoer vanuit de kruipruimte onder de begane grondvloer is in alle gevallen waar dat van toepassing is, lager dan het voorgestelde SPN-niveau, er van uitgaande dat voldaan wordt aan de eis voor de luchtdoorlatendheid van de begane grondvloer. 5.3.12. Temperatuuroverschrijdingen Uit de temperatuuroverschrijdingsberekeningen blijkt dat vier van de vijftien woonkamers voldoen aan de gehanteerde richtlijn. Als buitenzonwering wordt toegepast voldoen nog eens drie woonkamers. Veertien van de vijftien slaapkamers voldoen aan de richtlijn. Als buitenzonwering wordt toegepast voldoet ook de laatst overgebleven slaapkamer. In geen van de onderzochte woningen was overigens bij oplevering een buitenzonwering aanwezig. 5.4.
Besluit Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat de gerealiseerde kwaliteit ten aanzien van de aspecten die van invloed zijn op de gezondheid te wensen overlaat. De oorzaken die leiden tot dit eindresultaat kunnen in elke fase van de keten liggen: − Het Bouwbesluit stelt minimum eisen aan de woning. De indruk bestaat dat de opdrachtgever weinig extra verlangt van de bouwer, zodat uiteindelijk op een minimum niveau wordt gekoerst. Er is daardoor geen speling bij de eindoplevering ten aanzien van het minimum vereiste kwaliteitsniveau volgens het Bouwbesluit. − Bij het ontwerp worden fouten gemaakt, zoals te grote belemmeringen bij een raam. − Fouten in de aangeleverde stukken worden niet opgemerkt door de gemeente. Zes van de negenendertig beschouwde berekeningen bleken niet correct te zijn. Soms wordt een beperkte onderbouwing geaccepteerd. Zo kan een berekening betrekking hebben op een ander type woning. Als in de betreffende woning een extra verblijfsruimte of een groter verblijfsgebied aanwezig is, voldoet dit niet. Ook komt het voor dat de aangegeven roosters op de tekening niet overeenkomen met de berekende roosters. − Bij de uitvoering treden wijzigingen in het oorspronkelijke ontwerp op, die niet worden gemeld en er worden uitvoeringsfouten gemaakt, bijvoorbeeld bij het ventilatiesysteem. De wijze van uitvoering van de drinkwaterinstallatie lijkt zeer kritisch ten aanzien van de waterkwaliteit van het "eerste" water. Vooral de aanwezigheid van lood, koper, nikkel en micro-organismen zouden hierdoor verklaard kunnen worden. -30-
2004.1797/29.07.2005
− Naast de meetresultaten wijst het beperkte afwerkingsniveau van een aantal woningen vlak vóór de oplevering er op, dat ook bij de oplevering zelf de woningen op een aantal punten buiten het onderzoeksgebied niet zullen voldoen. Zo zijn, vaak één dag voor de oplevering, de kozijnen nog niet volledig geverfd, de stopcontacten nog niet aangesloten en aftimmeringen nog niet gereed. − De gemeenten voeren slechts in beperkte mate controlemetingen uit. Uit het onderzoek blijkt dat metingen in hoge mate gebreken van de vereiste prestaties aan het licht kunnen brengen. Ook bij een correcte vergunningaanvraag blijken nog grote afwijkingen tijdens de bouw naar voren te kunnen komen waardoor een woning alsnog niet voldoet aan het Bouwbesluit. Voor een aantal aspecten kan echter ook door meer controle vooraf een hoger kwaliteitsniveau bij oplevering worden bereikt. Dat betekent niet alleen controle door de vergunningverlenende instantie, maar vooral door de betrokken partijen in het bouwproces. CAUBERG-HUYGEN RAADGEVENDE INGENIEURS B.V.
ir. B.J.M. Slot
-31-
2004.1797/29.07.2005
Figuur 1:
Meetopstelling luchtdoorlatendheid gebouwschil
2004.1797/29.07.2005
Figuur 2: Meetopstelling luchtdoorlatendheid begane grondvloer
2004.1797/29.07.2005
BIJLAGE I Overzicht woningcomplexen
2004.1797/29.07.2005 Rapport Omschrijving nr.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Vosselmanstraat te Apeldoorn Wallis te Doetinchem Kievitsbloemstraat te Arnhem Prins Hendrikkade te Meppel Kanselierscamp te Zevenaar Dorpsstraat te Ruurlo Frombergstraat te Arnhem Twistvlietpad te Zwolle Stakenberg (I) te Ede Marowijnestraat te Groningen Ochtendgloren te Elst Andreas Schelfhoutstraat te Deventer Stakenberg (II) te Ede Rembrandtlaan te Meppel Spanjaardsdijk te Schalkhaar Middelweg te Deventer Paramaribostraat te Groningen Stroinksbleekweg te Enschede Roomweg te Enschede Rembrandt van Rijnstraat te Groningen Langesan te Leeuwarden
gemeente
type woningen
marktsituatie
ventilatiesysteem
zwevende dekvloer
Apeldoorn Doetinchem Arnhem Meppel Zevenaar Ruurlo Arnhem Zwolle Ede Groningen Overbetuwe Deventer Ede Meppel Deventer Deventer Groningen Enschede Enschede Groningen Leeuwarden
appartementen grondgebonden grondgebonden appartementen grondgebonden appartementen appartementen grondgebonden grondgebonden grondgebonden grondgebonden appartementen grondgebonden appartementen grondgebonden appartementen appartementen grondgebonden appartementen grondgebonden grondgebonden
huur huur koop koop koop koop koop koop koop koop koop huur koop huur koop huur huur huur huur huur koop
afzuiging gebalanceerd gebalanceerd gebalanceerd afzuiging afzuiging gebalanceerd afzuiging afzuiging gebalanceerd afzuiging gebalanceerd gebalanceerd afzuiging afzuiging afzuiging afzuiging gebalanceerd gebalanceerd afzuiging afzuiging
nee nee nee nee nee ja nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee
kruipruimte
ja nee ja
ja nee ja nee nee ja
ja nee ja
2004.1797/29.07.2005
BIJLAGE II Checklist dossieronderzoek
2004.1797/29.07.2005
1. Algemeen Vergunningverlening • Aanvraag aanwezig? • Verlening aanwezig? • Vergunningaanvraag vóór of na herziene Bouwbesluit 1 januari 2003. 2. Ventilatie Ventilatieberekening • Aanwezigheid berekening? • Toetsing gemeente? • Berekening correct volgens ingediende tekening? Spuiberekening • Toetsing gemeente? • Berekening correct volgens ingediende tekening? 3. Luchtdoorlatendheid Kan in de dossierfase niet aangetoond worden. 4. Geluid Berekening geluidwering gevel: • Aanwezigheid berekening? • Toetsing gemeente? • Berekening correct volgens ingediende tekening? Geluid tussen woningen • Toetsing gemeente? Installatiegeluid Is geen Bouwbesluiteis. 5. Daglicht Daglichtberekening • Aanwezigheid berekening? • Toetsing gemeente? • Berekening correct volgens ingediende tekening? 6. Waterinstallatie Controle of er probleem optreedt door leidingen die nabij verwarmingsleidingen zijn gesitueerd. 7. Veiligheid installaties Kan in de dossierfase niet aangetoond worden. 8. Straling Stralingsprestatieberekening • Berekening maken volgens ingediende tekening Voor beperkt aantal complexen (15 woningen).
2004.1797/29.07.2005
9. Temperatuuroverschrijdingen TO-berekening • Berekening maken volgens ingediende tekening Voor beperkt aantal complexen (15 woningen).
2004.1797/29.07.2005
BIJLAGE III Meetprotocol
2004.1797/29.07.2005
1. Inleiding Ten behoeve van het onderzoek is een meetprotocol opgesteld. In het meetprotocol wordt beschreven welke metingen verricht zijn in elke woning en op welke wijze dit gebeurd is. Er wordt verwezen naar de betreffende normen waar dit van toepassing is. 2. Ventilatie • controle ventilatievoorzieningen • controle spuivoorzieningen Normen: NEN 1087 Opname: • Controle stromingstraject conform ventilatieberekening. Vaststellen wat toeen afvoervoorzieningen per ruimte zijn. Aan de hand hiervan wordt vastgesteld welke voorzieningen gemeten moeten worden. Per ruimte: ventilatievoorzieningen • Mechanische ventilatie: meting van de verschillende ventielen met flowfinder in de hoogste stand van het systeem. Meting in overige standen van het systeem. • •
Natuurlijke voorzieningen: meting lengte voorziening en vaststelling type en uitvoering. De ventilatiecapaciteit bij 1 Pa kan hieruit worden vastgesteld. Meting doorlaat voorziening. Op basis van een rekenregel uit NPR 1088 wordt de ventilatiecapaciteit bepaald.
spuivoorzieningen • Meting opening ramen of andere te openen delen plus maximale openingshoek. • Vaststellen of de voorzieningen in tegenover elkaar gelegen gevels zijn gesitueerd of niet . • Op basis van een rekenregel uit NEN 1087 wordt de spuicapaciteit bepaald. 3. Luchtdoorlatendheid • luchtdoorlatendheid woningschil • luchtdoorlatendheid begane grondvloer Normen: NEN 2686 NEN 2690
2004.1797/29.07.2005
Opname: Woningschil De luchtdoorlatendheid van de woningschil wordt gemeten conform normblad NEN 2686. Deze meetmethode houdt in dat de woning door middel van een regelbare ventilator op onderdruk wordt gebracht ten opzichte van de buitenlucht. De onderdruk wordt vastgelegd met een micromanometer. De naar buiten gepompte luchtvolumestroom kan met een meetflens in de uitstroombuis worden bepaald. Figuur 1 toont een schematische weergave van de meetopstelling. De meting wordt bij een aantal drukverschillen over de woningschil herhaald. Uit regressie-analyse volgt dan de druk/volumestroomkarakteristiek van de woningschil. De luchtdoorlatendheid bij 10 Pa drukverschil is de zogenaamde qv;10waarde. De qv;10-waarde kan uit de druk/volumestroomkarakteristiek worden afgeleid. Locaties van lekkages vaststellen met rookbuisje. Begane grondvloer Bij woning met kruipruimte meting uitvoeren van luchtdoorlatendheid van de begane grondvloer. De luchtdoorlatendheid wordt gemeten conform normblad NEN 2690. De meetmethode houdt in dat in de kruipruimte een tracergas (lachgas N2O) wordt geïnjecteerd. Dit wordt gemengd met de aanwezige lucht, zodat een homogene concentratie ontstaat. Vervolgens wordt een drukverschil over de begane grondvloer gecreëerd door de woning op onderdruk te brengen. Dit drukverschil wordt vastgelegd met een manometer. Wanneer kruipruimtelucht als gevolg van dit drukverschil naar de woning verdwijnt, zal de tracergasconcentratie in de kruipruimte afnemen. De kruipruimtelucht wordt nu immers verdund met buitenlucht dat via de kruipruimteventilatieroosters kan toestromen. De afnamesnelheid van de tracergasconcentratie in de kruipruimte is een maat voor de lekheid van de begane grondvloer. De meting wordt bij een aantal drukverschillen over de begane grondvloer herhaald. Uit regressie-analyse volgt dan de druk/volumestroom karakteristiek van de vloer. De specifieke luchtdoorlatendheid van de vloer bij 1 Pa drukverschil kan uit de druk/volumestroom karakteristiek worden afgeleid. De meetopstelling is schematisch weergegeven in figuur 2. 4. • • • • •
Geluid meting contactgeluidisolatie boven elkaar gelegen woningen meting luchtgeluidisolatie naast elkaar gelegen woningen meting geluidwering gevel van de woning meting installatiegeluid naast of boven elkaar gelegen woningen meting installatiegeluid eigen woning (dichtst bij de bron gelegen verblijfsruimte)
2004.1797/29.07.2005
Normen: NEN 5077 Opname: • meting contactgeluidisolatie boven elkaar gelegen woningen Meting van de contactgeluidisolatie van de woningscheidende vloer van de bovengelegen woning met de woonkamer van de meetwoning. Als de woonkamer geen woningscheidende vloer heeft, meting van de vloer van een andere verblijfsruimte. Bij de bepaling van de contactgeluidisolatie wordt gebruik gemaakt van een contactgeluidgenerator, ofwel hamerapparaat. Dit apparaat wordt geplaatst in de zendruimte. Het bronvermogen van dit apparaat is in de meetnorm vastgelegd. De meting bestaat daarom alleen uit het meten van het ontvangniveau in de ontvangruimte. De nagalmtijd van de ruimte wordt gemeten ter correctie van het gemeten geluidniveau. De Ico wordt bepaald. •
meting luchtgeluidisolatie naast elkaar gelegen woningen
Woningscheidende wand bij de woonkamer. Woningscheidende wand bij de slaapkamers als er meer bouwlagen zijn. Als er een doorlopende dakkap is, metingen daar uitvoeren. Meergezinswoningen ook geluidisolatie vloeren. Meergezinswoningen met verblijfsruimte die grenst aan trappenhuis luchtgeluidisolatie van de wand ook meten. Voor het bepalen van de luchtgeluidisolatie wordt een kunstmatige bron geplaatst in de ene ruimte en worden de geluidniveaus in zowel zend- als ontvangruimte geregistreerd. Behalve de directe geluidoverdracht van de scheidingsconstructie tussen twee ruimten, speelt ook de flankerende overdracht via de aansluitende constructie een belangrijke rol. Door het uitvoeren van praktijkmetingen wordt de totale geluidisolatie gemeten van de directe weg inclusief flankerende overdracht. De nagalmtijd van de ruimte wordt gemeten ter correctie van de gemeten geluidniveaus. De Ilu;k wordt bepaald. •
meting geluidwering gevel van de woning
De controle van de karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie (GA;k) van de woningen is conform de in de NEN 5077; 2001 “Geluidwering in gebouwen” aangegeven meetmethode. De metingen worden uitgevoerd met een kunstmatige bron. Buiten (bij de gevel) en binnen (in de ruimte) worden de geluidniveaus geregistreerd. De nagalmtijd van de ruimte wordt gemeten ter correctie van de gemeten geluidniveaus. De GA;k wordt bepaald.
2004.1797/29.07.2005
Per woning wordt de geluidwering van de meest kritische gevel gemeten. •
meting installatiegeluid naast of boven elkaar gelegen woningen
Indien een toilet met waterspoeling, een kraan, een mechanisch ventilatiesysteem, een warmwatertoestel, een installatie voor verhoging van waterdruk of een lift van de buurwoning een hoorbaar geluid voortbrengt in een verblijfsruimte, wordt een meting van het karakteristieke installatiegeluidniveau volgens NEN 5077 uitgevoerd. Het stoorgeluid wordt geregistreerd ter controle en eventuele correctie. De nagalmtijd van de ruimte wordt gemeten ter correctie van de gemeten geluidniveaus. Het Li;A wordt bepaald. De meting wordt in de meest bepalende situatie uitgevoerd (hoogste stand ventilatie, verblijfsruimte waar het geluid het meest hoorbaar is). •
meting installatiegeluid eigen woning (dichtst bij de bron gelegen verblijfsruimte)
Indien een mechanisch ventilatiesysteem, een CV- of een warmwatertoestel van de meetwoning zelf een hoorbaar geluid voortbrengt in een verblijfsruimte, wordt een meting van het karakteristieke installatiegeluidniveau volgens NEN 5077 uitgevoerd. Het stoorgeluid wordt geregistreerd ter controle en eventuele correctie. De nagalmtijd van de ruimte wordt gemeten ter correctie van de gemeten geluidniveaus. Het Li;A wordt bepaald. De meting wordt in de meest bepalende situatie uitgevoerd (hoogste stand ventilatie, verblijfsruimte waar het geluid het meest hoorbaar is). 5. Daglicht • controle daglichtopeningen Normen: NEN 2057 Opname: • meting grootte en belemmeringen daglichtopeningen Aan de hand van tekeningen afwijkingen van afmetingen vaststellen. Indien de berekening niet bij de vergunning is gevoegd, is een toetsing niet mogelijk. Wél kunnen afwijkingen worden vastgesteld als boven beschreven. 6. Waterinstallatie • controle waterkwaliteit op legionella, micro-organismen en metalen. Normen: NEN 1006 Waterleidingbesluit
2004.1797/29.07.2005
Opname: Er wordt een watermonster in de badkamer genomen • • • • • • • •
stromingsgeleider of douchekop demonteren; steriel maken met alcohol; branden met gas om alcohol te verwijderen; gelijk monster nemen met steriele flessen (totaal 1,5 l); overmaat vullen en sluiten; klein flesje vullen met ondermaat en sluiten; T en pH meten; stromingsgeleider of douchekop terug aanbrengen.
Bij aanwezigheid van vloer- of wandverwarming wordt het leidingverloop van de tapwaterleidingen gecontroleerd. Indien mogelijk: verwarming hoog zetten en, als vloer of wandverwarming warm is, koud tapwater kraan openzetten en temperatuur koud tapwater (enkel seconden wachten). De monsters worden geanalyseerd door het STER-lab gecertificeerde laboratorium Alcontrol Laboratories. 7. Veiligheid • controle aarding; • controle gasinstallatie. Normen: NEN 1010 NEN-EN 1775 NPR 3378-1 en 11 Opname: • aantal groepen; • meting aardcircuit impedantie; • controle aardlekschakelaar(s); • aarding stopcontacten. Het aantal groepen wordt geïnspecteerd. Meting aardcircuit impedantie. De installatietester wordt in het stopcontact gestopt en er wordt een meting volgens de in het apparaat aangewezen procedure uitgevoerd. De meetwaarde in Ω wordt afgelezen. De aarding van de stopcontacten wordt gecontroleerd. Meting functioneren aardlekschakelaar(s). De aanspreekstroom, respectievelijk de uitschakeltijd worden gemeten en afgelezen.
2004.1797/29.07.2005
• • • •
meting dichtheid gasinstallatie; aansluiting CV; aansluiting kooktoestel; gasgebrekbeveiliging (is normaalgesproken niet aanwezig in een woning).
De aanwezigheid van een afsluiter bij de CV-ketel en de aansluiting van het kooktoestel worden gecontroleerd. Meting dichtheid aardgasinstallatie • • •
Controle of temperatuur gas in de leiding gelijk is aan omgevingstemperatuur; Controle of hoofdkraan dicht is; Controle of er geen beïnvloeding is door eventueel aanwezige drukregelaar aan het begin van de installatie.
De leiding van de gasdichtheidsmeetapparatuur wordt aangesloten. De hoofdkraan wordt afgesloten en de drukdaling wordt na 3 minuten afgelezen. Als er een gasgebrekbeveiliging aanwezig is wordt dit genoteerd. 8. Straling Vergelijking met situatie volgens indiening. Voor beperkt aantal complexen (15 woningen). Normen: NEN 7181 Berekening: Berekening maken aan de hand van tekeningen en besteksgegevens. Opname: • afwijkingen van materialen vaststellen: • soort materialen; • andere dikte van materialen; • andere situering; • andere hoeveelheid (oppervlak). Herberekening: • afwijkingen in model invoeren; • uit meting: luchtvolumestroom kruipruimte invoeren in model; • uit meting: maximaal vereiste ventilatie óf maximale ventilatiehoeveelheden (als maximaal vereiste ventilatie niet wordt gehaald) invoeren in model.
2004.1797/29.07.2005
BIJLAGE IV Eisen Bouwbesluit en aangewezen normen
2004.1797/29.07.2005
Per onderzocht aspect zijn de gehanteerde eisen uit het Bouwbesluit en normen beschreven. 1. Verlening bouwvergunning Het BIAB (Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning) van 13 juli 2002 vermeldt wat de vergunningaanvrager in ieder geval dient aan te leveren: Gegevens en bescheiden waaruit blijkt dat het bouwwerk voldoet aan de gestelde eisen in relatie tot: 1.2.4 gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan overige voorschriften van het Bouwbesluit 2003: <...> a. de EPC, thermische eigenschappen van de toegepaste uitwendige scheidingsconstructie en de beperking van de luchtdoorlatendheid, bedoeld in hoofdstuk 5 van het Bouwbesluit 2003; b. de karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie …, ingeval het bouwwerk een woonfunctie heeft …; c. de daglichttoetreding; d. de ventilatievoorzieningen van ruimten, …; j. de lucht- en waterdichtheid en vochtwerende voorzieningen van inwendige en uitwendige scheidingsconstructies; Naast de genoemde specifieke indieningsvereisten, die betrekking hebben op de onderzochte aspecten, zijn er uiteraard algemene indieningsvereisten, waarin onder andere vereist wordt dat de juiste tekeningen worden aangeleverd. Zo dienen in de plattegronden verblijfsgebieden en –ruimten te worden aangegeven. 2. Gerealiseerde situatie De gerealiseerde situatie zal enerzijds moeten overeenkomen met de aangevraagde situatie en anderzijds moeten voldoen aan de eisen conform het Bouwbesluit. 3. Ventilatie Afdeling 3.10. Luchtverversing van een verblijfsgebied, verblijfsruimte, toiletruimte en badruimte Bouwbesluit § 3.48 capaciteit(verblijfsgebied/ruimte) 1. Een voorziening voor luchtverversing voor een verblijfsgebied heeft een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van tenminste de grenswaarde, als aangegeven in tabel 3.46.1 (voor een verblijfsgebied 0,9 dm3/m2.s). 2. Een voorziening voor luchtverversing voor een verblijfsruimte heeft een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van tenminste de grenswaarde, als aangegeven in tabel 3.46.1 (voor een verblijfsruimte 0,7 dm3/m2.s). 3. Een voorziening voor luchtverversing voor een verblijfsgebied of een verblijfsruimte, met een opstelplaats voor een kooktoestel of met een opstelplaats voor een warmwatertoestel heeft een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste 21 dm³/s. [..]
2004.1797/29.07.2005
4.
Een voorziening voor luchtverversing voor een toiletruimte heeft een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste 7 dm³/s. Een voorziening voor luchtverversing voor een badruimte heeft een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste 14 dm³/s. Dit geldt ook voor een met een toiletruimte samengevoegde badruimte.
Bouwbesluit § 3.49 thermisch comfort De toevoer van lucht veroorzaakt in de leefzone van een verblijfsgebied voor het verblijven van mensen een volgens NEN 1087 bepaalde luchtsnelheid die niet groter is dan 0,2 m/s. Bouwbesluit § 3.50 regelbaarheid 1. Een component voor toevoer van verse lucht is door de gebruiker regelbaar in het gebied van 0% tot 25% van de capaciteit als bedoeld in artikel 3.48. De voorziening laat in de nulstand niet meer door dan 10% van de capaciteit. De fijnregeling heeft, bepaald volgens NEN 1087, naast de nulstand, ten minste twee instelstanden die onderling ten minste 10% van de capaciteit verschillen. De luchtvolumestroom door een zelfregelende voorziening mag over het drukverschil van 1 Pa tot 25 Pa niet meer dan 20% van de nominale capaciteit verschillen. 2. In afwijking van het eerste lid, behoeft een overstroomcomponent als bedoeld in NEN 1087 niet regelbaar te zijn. Bouwbesluit § 3.53 luchtkwaliteit 1. De toevoer van verse lucht naar een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied vindt rechtstreeks of via een ander niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied of via een niet-gemeenschappelijke verkeersruimte plaats. Ten minste 50% van een toevoercapaciteit bepaald volgens artikel 3.48, vindt rechtstreeks van buiten plaats. 2. De toevoer van verse lucht naar een gemeenschappelijk verblijfsgebied vindt rechtstreeks van buiten plaats. 4. De afvoer van binnenlucht uit een verblijfsgebied of een verblijfsruimte waarin zich een opstelplaats voor een kooktoestel, als bedoeld in artikel 3.48, derde lid, bevindt, vindt rechtstreeks naar buiten plaats. 5. De afvoer van binnenlucht uit een toiletruimte of een badruimte vindt rechtstreeks naar buiten plaats. 6. De afvoer van binnenlucht uit een ruimte vindt rechtstreeks naar buiten plaats. 4. Spuiventilatie Afdeling 3.11. Spuivoorziening Bouwbesluit § 3.62 capaciteit Beweegbare onderdelen als bedoeld in artikel 3.61, geven een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van de spuiventilatie voor een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied van ten minste 6 dm³/s per m² vloeroppervlakte van dat gebied. Voor een niet-gemeenschappelijke verblijfsruimte is de capaciteit ten minste 3 dm³/s per m² vloeroppervlakte van die ruimte.
2004.1797/29.07.2005
5. Luchtdoorlatendheid Afdeling 5.2. Beperking van luchtdoorlatendheid, nieuwbouw Bouwbesluit § 5.9 algemeen 1. De volgens NEN 2686 bepaalde luchtvolumestroom van het totaal aan verblijfsgebieden, toiletruimten en badruimten van een gebruiksfunctie is niet groter dan 0,2 m³/s. 6. Luchtdoorlatendheid begane grondvloer Afdeling 3.6. Wering van vocht van buiten Bouwbesluit § 3.23 Algemeen 4. Een constructie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte, en een kruipruimte, met inbegrip van de op die constructie aansluitende delen van andere constructies, voorzover die delen van invloed zijn op de specifieke luchtvolumestroom naar het verblijfsgebied, de toiletruimte of de badruimte, heeft een volgens NEN 2690 bepaalde, specifieke luchtvolumestroom van ten hoogste 20.10-6 m³ /(m².s). 7. Geluid Afdeling 3.5. Geluidwering tussen ruimten van verschillende gebruiksfuncties, nieuwbouw Bouwbesluit § 3.19 hetzelfde perceel 1. De volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een verblijfsgebied van een op hetzelfde perceel gelegen aangrenzende woonfunctie, is niet kleiner dan de in tabel 3.17 aangegeven grenswaarde (voor een verblijfsgebied Ilu;k = 0 dB). 2. De volgens NEN 5077 bepaalde isolatie-index voor contactgeluid voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een verblijfsgebied van een op hetzelfde perceel gelegen aangrenzende woonfunctie, is niet kleiner dan de in tabel 3.17 aangegeven grenswaarde (voor een verblijfsgebied Ico = 5 dB). 6. In afwijking van het derde en vierde lid, is geen eis gesteld aan de karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid en de isolatie-index voor contactgeluid, voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een op hetzelfde perceel gelegen, besloten gemeenschappelijke verkeersruimte. Afdeling 3.1. Bescherming tegen geluid van buiten, nieuwbouw Bouwbesluit § 3.2 industrie-, weg of railverkeerslawaai 1. Een uitwendige scheidingsconstructie van een gebruiksfunctie die gevoelig is voor industrie-, weg- of railverkeerslawaai, die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied en de buitenlucht, heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering, die niet kleiner is dan het verschil tussen de volgens de Wet geluidhinder bepaalde geluidsbelasting van die scheidingsconstructie en de grenswaarde voor het geluidsniveau in het verblijfsgebied als aangegeven in tabel 3.1, met een minimum van 20 dB(A).
2004.1797/29.07.2005
4.
6.
Indien krachtens de Wet geluidhinder in het verblijfsgebied een hoger geluidsniveau is toegestaan dan bedoeld in het eerste en derde lid, heeft de uitwendige scheidingsconstructie een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering die niet kleiner is dan het verschil tussen de geluidsbelasting van die scheidingsconstructie en het krachtens de Wet geluidhinder toegestane geluidsniveau (35 dB(A)). Een scheidingsconstructie als bedoeld in het eerste en het derde tot en met vijfde lid van een verblijfsruimte heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering die maximaal 2 dB(A) lager ligt dan de karakteristieke geluidwering als bedoeld in het eerste en het derde tot en met vijfde lid, van het verblijfsgebied waarin die verblijfsruimte ligt.
Afdeling 3.2. Bescherming tegen geluid van installaties, nieuwbouw Bouwbesluit § 3.8 hetzelfde perceel 1. Een toilet met waterspoeling, een kraan, een mechanisch ventilatiesysteem, een warmwatertoestel, een installatie voor verhoging van waterdruk of een lift veroorzaakt in een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied van een andere op hetzelfde perceel gelegen woonfunctie een volgens NEN 5077 bepaald karakteristiek geluidsniveau van ten hoogste 30 dB(A). Voor installatiegeluid van de eigen woning is geen wetgeving vastgesteld. 8. Daglicht Afdeling 3.20. Daglicht Bouwbesluit § 3.134 daglichtoppervlakte 1. Een verblijfsgebied heeft een volgens NEN 2057 bepaalde equivalente daglichtoppervlakte in m² waarvan de getalwaarde niet kleiner is dan de getalwaarde van het in tabel 3.133 aangegeven deel van de vloeroppervlakte in m² van dat verblijfsgebied (per verblijfsgebied 10%). 2. Een verblijfsruimte heeft een volgens NEN 2057 bepaalde equivalente daglichtoppervlakte die niet kleiner is dan de in tabel 3.133 gegeven oppervlakte (per verblijfsruimte 0,5 m2). 9. Waterinstallatie Afdeling 3.18. Drinkwatervoorziening Bouwbesluit § 3.122 hygiëne Een voorziening voor drinkwater voldoet aan bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften (aangewezen is NEN 1006). NEN 1006 Algemene voorschriften voor leidingwaterinstallaties. Voor de ingebruikstelling van drinkwaterinstallatie en warmtapwaterinstallatie (§ 2.4.1) geldt dat "Voor het in gebruik nemen van een drinkwaterinstallatie en/of een warmtapwaterinstallatie moet deze worden doorgespoeld met drinkwater en zo nodig gedesinfecteerd."
2004.1797/29.07.2005
Waterleidingbesluit Hierin worden grenswaarden van verschillende stoffen aangegeven. 10. Veiligheid elektra- en gasvoorzieningen Afdeling 2.7. Elektriciteits- en noodstroomvoorziening Bouwbesluit § 2.49 veiligheid 1. Een voorziening voor elektriciteit voldoet aan bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften. Afdeling 2.9. Gasvoorziening Bouwbesluit § 2.71 veiligheid Een voorziening voor gas voldoet aan bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften. NEN 1010-4 Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties. Beschermingsmaatregelen NEN 1010-6 Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties. Inspectie Bij toepassing van aardlekschakelaars met een aanspreekstroom van ten hoogste 300 mA mag de weerstand tussen metalen gestellen en aarde ten hoogste 166 Ω bedragen. Bij gemeten aanspreekstroom van de aardlekschakelaar mag niet groter zijn dan de nominale aanspreekstroom van de aardlekschakelaar. Maximale uitschakeltijd is 0,4 s. NEN 1078 Voorschriften voor aardgasinstallaties Volgens NEN 1078 is een aansluitleiding een gasleiding, met inbegrip van een aansluitkraan, die de gasinstallatieleiding verbindt met een gastoestel. De gastoevoer dient afsluitbaar te zijn ter plaatse van het aansluitpunt als een gastoestel is aangesloten. NPR 3378-1 Leidraad bij NEN 1078 – Deel 1 Bepaling van de gasdichtheid van de gasinstallatie – Standaardmethode NPR 3378-11 Leidraad bij NEN 1078 – Deel 11 Aansluitleidingen en aansluitkranen Norm voor dichtheid van leidingen: Maximale drukdaling 1 mBar na een tijdsduur van 3 minuten. De aansluitkraan moet de mogelijkheid bieden om het toestel zowel aan te koppelen als af te koppelen van de rest van de gasinstallatieleiding. Een kraan aan het gastoestel die de functies van aansluitkraan en toestelkraan combineert is mogelijk voor gastoestellen die bedoeld zijn om aan de wand te worden bevestigd.
2004.1797/29.07.2005
11. Straling Niet aangewezen in het Bouwbesluit. NEN 7181
Stralingsprestatie van een woonfunctie – Bepalingsmethode
12. Temperatuuroverschrijding Niet aangewezen in het Bouwbesluit.
2004.1797/29.07.2005
BIJLAGE V Samenstelling projectgroep en klankbordgroep
2004.1797/29.07.2005
De samenstelling van de projectgroep is als volgt: De heer ir. E.J. Kool (projectleider) VROM-Inspectie Oost De heer ing. R. Olijve (projectsecretaris) VROM-Inspectie Oost Mevrouw drs. V.K. van der Bijl VROM-Inspectie Noord De heer dr. C.J.M. van den Bogaard VROM-Inspectie / Directie Bestuurszaken De heer ir. P.J. van Luijk VROM Directoraat Generaal Wonen De heer ir. P.J.M. Op ‘t Veld Cauberg-Huygen RI B.V. De heer ir. B.J.M. Slot Cauberg-Huygen RI B.V. De klankbordgroep bestaat uit de leden van de projectgroep en de volgende personen: De heer dr. F. Duijm GGD Groningen De heer ir. R. van Schie Gemeente Den Haag / Dienst Stedelijke Ontwikkeling De heer dr. ing. P.J. Fraanje BouwNed, Milieu & Innovatie Mevrouw drs. ir. J. Bults Manager vastgoed, Woningcorporatie De Woonplaats De heer F. Nieuwboer Vereniging Eigen Huis
2004.1797/29.07.2005
BIJLAGE VI Resultaten metingen en inspectie