instituut Beleid en Management Gezondheidszorg Erasmus MC
Onderwijs- en Examenreglement (OER) en Regels en Richtlijnen tentamens van de Masteropleiding Zorgmanagement Studiejaar 2007-2008
1
1. Algemene Bepalingen ARTIKEL 1.1
TOEPASSELIJKHEID VAN DE REGELING
Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de Masteropleiding Zorgmanagement van de Erasmus Universiteit Rotterdam, verzorgd door het instituut Beleid en Management Gezondheidszorg dat deel uitmaakt van het Erasmus MC. De Masteropleiding Gezondheidswetenschappen valt onder de bepalingen van de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW). ARTIKEL 1.2
DOEL VAN DE MASTEROPLEIDING
De Masteropleiding in Zorgmanagement is gericht op het ontwikkelen van wetenschappelijke kennis en persoonlijke vaardigheden waarmee zij in staat zijn veranderingen in de gezondheidszorg op gang te brengen en te realiseren. De afgestudeerde moet in de eerste plaats in staat zijn een visie te ontwikkelen en concrete doelen te formuleren over te ondernemen activiteiten binnen gezondheidsorganisaties. Ten tweede is de afgestudeerde in staat door zijn kennis en inzicht de te ondernemen activiteiten om te zetten in resultaatgerichte implementatietrajecten. Tenslotte heeft de afgestudeerde de vaardigheden om de vereiste samenwerking rondom primaire en organisatorische processen te realiseren. Masters in Zorgmanagement kunnen in principe na hun opleiding van start in leidinggevende posities in de gezondheidszorg, veelal eerst als assistant to' van leidinggevenden of als stafmedewerker, maar al snel in zwaardere posities met een appèl op hun leiderschapskwaliteiten. ARTIKEL 1.3
BEGRIPSBEPALINGEN
In deze regeling wordt verstaan onder: a. wet de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (Stb. 1992, 593); nadien gewijzigd; b. examencommissie de commissie als bedoeld in art. 7.12 van de wet die door het instellingsbestuur is ingesteld ten behoeve van het afnemen van examens en ten behoeve van de organisatie en de coördinatie van de tentamens; c. master de op de Bacheloropleiding aansluitende Masteropleiding Zorgmanagement (ZoMa) van het instituut Beleid en Management Gezondheidszorg; d. bachelor de Bacheloropleiding Gezondheidswetenschappen als bedoeld in artikel 1 welke wordt afgesloten met het behalen van het Bachelorexamen; e. schakelprogramma het door het instituut BMG ontwikkelde onderwijsprogramma dat bedoeld is voor het wegwerken van deficiënte kennis bij studenten met een hbo- of universitaire Bachelorgraad teneinde voor toelating tot de Masteropleiding in aanmerking te komen;
2
f.
studiejaar de periode die loopt van 1 september tot en met 31 augustus; g. student/kandidaat degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens; h. ECTS de op grond van het European Credit Transfer System vastgestelde eenheid waarin de studielast van de Master wordt uitgedrukt; één ECTS staat gelijk aan 28 uren studie; i. studiepunt de eenheid waarin de studielast van de ongedeelde opleiding wordt uitgedrukt; één studiepunt staat gelijk aan 40 uren studie; j. onderdeel een onderwijseenheid van de Master, in de zin van de wet, waaraan een tentamen is verbonden en waarvoor ECTS worden toegekend; k. tentamen een onderzoek, als bedoeld in art. 7.10 van de wet, naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek; l. masterexamen het geheel der tentamens van de tot de Master behorende onderdelen; m. practicum een praktische oefening, als bedoeld in art. 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: − het deelnemen aan groepsonderwijs, − het maken van een opdracht, werkstuk of "case report", − het verrichten van een leeronderzoek, − het deelnemen aan veldwerk of een excursie, − het doorlopen van een stage, − het deelnemen aan andere leeractiviteiten die gericht zijn op het bereiken van bepaalde vaardigheden; n. programmaboek het document, verbonden aan de onderdelen die in een trimester aan de orde komen, waarin in elk geval per onderdeel de wijze van tentamineren en de aard en omvang van de practica, alsmede de daaraan gestelde eisen, is geregeld; o. examinator de aan het instituut Beleid en Management Gezondheidszorg verbonden docent of deskundige van buiten de instelling die door de Examencommissie is aangewezen om tentamens af te nemen, conform bepaald in art. 7.12 van de wet; p. coördinator de persoon die belast is voor de organisatie van de Masteropleiding Zorgmanagement, en onder meer (medebevoegd tot het nemen van beslissingen op verzoeken tot het volgend van keuzevakken die elders aangeboden worden; q. bestuur het bestuur (MT) van het instituut BMG; r. opleidingsdirecteur lid van het bestuur die verantwoordelijk is voor de organisatie van het geheel van initiële opleidingen van het instituut BMG; s. voorzitter 3
de voorzitter van het bestuur van het instituut BMG; t.
toelatingscommissie de commissie, ingesteld door het bestuur, met als taak de Examencommissie te adviseren over de toelating van personen tot de Masteropleiding; u. SSC Studie Service Centrum voor de administratieve afhandeling van onderwijsaangelegenheden; v. beschikking besluit van de Examencommissie of examinator inzake een bezwaar of verzoek van een student op grond van dit Examenreglement; w. Regels en richtlijnen het reglement met betrekking tot de tentamens en examens behorende bij dit Examenreglement. ARTIKEL 1.4 1. 2.
GRAAD
Aan degene die het afsluitend examen van de Masteropleiding met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad Master of Science in Zorgmanagement verleend. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend.
4
2. Toelating tot de Masteropleiding ARTIKEL 2.1
TOELATINGSEISEN
Tot de Masteropleiding worden toegelaten: a. Degene die het afsluitend examen van de Bacheloropleiding van het instituut BMG heeft behaald. b. Degene die in het bezit is van het bewijs van toelating, dat de Examencommissie namens het College van Bestuur en de Decaan van de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen afgeeft voor het desbetreffende studiejaar. ARTIKEL 2.2 1.
2.
BEWIJS VAN TOELATING
Voor het bewijs van toelating komen in aanmerking: a. Degenen die in het bezit is van een getuigschrift dat ten minste gelijkwaardig is aan het diploma van de Bacheloropleiding van het instituut BMG, of anderszins naar het oordeel van de Examencommissie op advies van de daartoe ingestelde Toelatingscommissie blijk heeft gegeven van geschiktheid voor het volgen van de Masteropleiding, en het bewijs heeft geleverd van een voldoende beheersing van de Nederlandse taal, zoals bepaald in artikel 2.3. b. Degenen die in het bezit is van het getuigschrift van het schakelprogramma van het instituut BMG, variant ZoMa, ten bewijze dat dit programma met goed gevolg is afgerond. c. Studenten die zijn ingeschreven bij de Bacheloropleiding van het instituut BMG en die vóór het behalen van het Bachelorexamen bij de Examencommissie een verzoek indienden om tot de Master te worden toegelaten, mits zij bij aanvang van het studiejaar waarop het bewijs van toelating betrekking heeft, voldoen aan de volgende voorwaarden: i. Studenten zijn in het bezit van een Bachelor -1 certificaat; en: ii. Studenten hebben in het tweede en derde Bachelorjaar ten minste 105 van de 120 ECTS behaald, met inbegrip van de ECTS voor onderdelen waarvoor vrijstelling is verleend. d. Studenten die zijn toegelaten tot het schakelprogramma van het instituut BMG en die voor aanvang van het studiejaar waarop het bewijs van toelating betrekking heeft, tenminste 41 van de 50 ECTS hebben behaald, met inbegrip van de ECTS voor onderdelen waarvoor vrijstelling is verleend. De openstaande ECTS mogen niet verbonden zijn aan meer dan twee onderdelen van het schakelprogramma. De nog niet behaalde ECTS dienen bovendien niet verbonden te zijn aan de onderdelen Inleiding Methoden & Technieken van gezondheidszorgonderzoek óf Methoden & Technieken van kwantitatief gezondheidszorgonderzoek van het schakelprogramma. Degenen die op grond van het eerste lid onder c. zijn toegelaten tot de Masteropleiding kunnen niet eerder het afsluitende Masterexamen afleggen dan nadat zij het Bachelorexamen van het instituut hebben behaald.
5
3.
Degenen die op grond van het eerste lid onder d. zijn toegelaten tot de Masteropleiding kunnen niet eerder het afsluitende Masterexamen afleggen dan nadat zij het schakelprogramma met goed gevolg hebben afgerond.
ARTIKEL 2.3
VEREISTE KENNIS VAN HET NEDERLANDS
Aan de eis van voldoende kennis van de Nederlandse taal wordt voldaan, indien: a. De betrokkene in het bezit is van een diploma van een Nederlandstalige middelbare of hogere onderwijsopleiding of van een diploma dat ten minste daaraan gelijkwaardig is en het vak Nederlands deel heeft uitgemaakt van het examen ter verkrijging van het diploma; of b. De betrokkene de toets "Nederlands als tweede taal, tweede niveau" (NT-2, Examen II) met goed gevolg heeft afgelegd. ARTIKEL 2.4 1.
2.
BRIEF VAN TOELATING SCHAKELPROGRAMMA
Studenten die worden toegelaten tot het schakelprogramma ontvangen van de Examencommissie een Brief van Toelating Schakelprogramma, hetgeen recht geeft op een Bewijs van Toelating tot de Masteropleiding indien voldaan is aan de voorwaarden als bepaald in artikel 2.2 sub b. of sub d. In aanmerking voor de Brief van Toelating Schakelprogramma tot de Masteropleiding c.q. toelating tot het schakelprogramma komen degenen die: a. met goed gevolg een vierjarige Bacheloropleiding aan een hbo-instelling of een Bacheloropleiding aan een universiteit hebben afgelegd die naar het oordeel van de Examencommissie op advies van de Toelatingscommissie voldoende aansluit op de kennis en vaardigheden van de Bacheloropleiding van het instituut BMG; en: b. het bewijs hebben geleverd van een voldoende beheersing van de Nederlandse taal, zoals bepaald in artikel 2.3; en: c. voldoen aan het vereiste ingangsniveau wiskunde: vwo Wiskunde A1 of vwo Wiskunde A oude stijl. d. voor degenen die met goed gevolg een vierjarige Bacheloropleiding aan een hboinstelling hebben afgerond, geldt dat bij de toelating tot het schakelprogramma voorrang wordt verleend aan diegenen die naast hun afgeronde hbo-opleiding eveneens over minimaal twee jaar werkervaring (op minimaal hbo-niveau) in de zorgsector beschikken. hbo-afgestudeerden die in het bezit zijn van deze werkervaring worden na het doorlopen van een toelatingsprocedure definitief ingeschreven. hbo-afgestudeerden die niet over deze werkervaring beschikken, ontvangen na de peildatum van 15 juli bericht over hun mogelijkheden tot definitieve inschrijving.
6
3. Opbouw van de Masteropleiding ARTIKEL 3.1
VOLTIJD/DEELTIJD
De Masteropleiding wordt in voltijd en deeltijd aangeboden. ARTIKEL 3.2 1. 2.
De Master heeft een studielast van 60 ECTS (1680 uren studie). De studielast wordt uitgedrukt in hele ECTS.
ARTIKEL 3.3 1.
STUDIELAST
SAMENSTELLING VAN HET MASTEREXAMEN
Het Masterexamen omvat de volgende onderdelen met de daarbij behorende ECTS:
Onderdeel 1 Strategie en innovatie 2 Beheer en personeelsmanagement 3 Kennismanagement 4 Algemene vaardigheden I 5 Financieel management (a)* 6 Performance management (a)* 7 Human Resource Management (a)* 8 Logistiek management (a)* 9 Algemene vaardigheden II 10 Marketing (b)* 11 Ondernemen in de zorg (b)* 12 Informatiemanagement (b)* 13 Loopbaanmanagement (b)* 14 Communicatiemanagement (b)* 15 Duaal leertraject 16 Afstudeerscriptie *
2.
ECTS 6 6 6 2 6 6 6 6 1 6 6 6 6 6 0 15
de student dient in principe twee van de vier onderdelen met een (a) en twee van de vier onderdelen met een (b) te kiezen. Op individuele aanvraag bij de coördinator is het mogelijk een selectie van vier uit de negen onderdelen met een (a) of (b) tezamen te kiezen. Bij deelname van minder dan 20 studenten aan een keuzevak kan door de coördinator besloten worden dat het vak niet aangeboden wordt. Het keuzevak Informatiemanagement wordt bij deelname door buitenlandse studenten in het Engels gegeven. De uitwerkingen van de in het vorige lid genoemde onderdelen, opgenomen in de uitgave van de studiegids als van kracht op 1 september 2007 van het instituut Beleid en
7
3.
4.
5. 6. 7.
8.
Management Gezondheidszorg (zie www.bmg.eur.nl/zoma), maken integraal deel uit van deze onderwijs- en examenregeling, onverminderd de overige bepalingen in deze regeling. De ECTS van de in lid 1 genoemde onderdelen worden toegekend bij het behalen van een voldoende tentamenresultaat. Voor elk onderdeel geldt een combinatie van ten minste twee toetsingscomponenten (fact sheets, opdrachten, (tussen)tentamens). Opdrachten zoals het schrijven van een essay, tellen net als het cijfer voor de gezamenlijke fact sheets en de (tussen)tentamens mee in het eindcijfer van de verschillende onderdelen. De in lid 1 genoemde onderdelen van het Masterexamen kunnen practica omvatten. De aard en omvang van de practica, alsmede de daaraan gestelde eisen, zijn geregeld in het programmaboek waarin het betreffende onderdeel is opgenomen. Het tentamen van een onderdeel, genoemd in lid 1, kan alleen worden afgelegd dan nadat aan de gestelde eisen voor de bijbehorende practica is voldaan. De werkwijze bij en eisen aan de afstudeerscriptie worden geregeld in een afzonderlijke handleiding (www.bmg.eur.nl/zoma/afstuderen.html). Het onderdeel Duaal leertraject kent geen toetsing. Aan het onderdeel Duaal leertraject worden geen ECTS toegekend. De werkwijze bij en eisen aan het Duaal leertraject worden geregeld in een afzonderlijke handleiding. ZoMa-studenten mogen ook elders een keuzevak volgen ter vervanging van één van de keuzevakken, indien dit vak: a. aan een universiteit aangeboden wordt en van Masterniveau is, en b. het past bij de eindtermen van de Masteropleiding Zorgmanagement, en c. formeel getentamineerd wordt, en d. minimaal 6 ECTS beslaat, en e. toestemming is verleend door de Examencommissie en de coördinator. Teneinde de toestemming te verkrijgen als bedoeld in het vorige lid, dienen studenten hiervoor een aanvraag in te dienen bij de Examencommissie en de coördinator . Deze aanvraag bevat de persoonsgegevens van de student, de gegevens van de universiteit waar het vak aangeboden wordt, de naam van het vak, het aantal ECTS van het vak en een beschrijving van het vak zoals gegeven in de betreffende studiegids.
4. Afleggen van tentamens
8
ARTIKEL 4.1 1. 2. 3. 4.
Tot het afleggen van de tentamens van de in lid 1 van art. 3.3 genoemde onderdelen wordt twee maal per studiejaar gelegenheid gegeven. Voor onderdelen waarin in een bepaald studiejaar voor de laatste keer onderwijs is gegeven, wordt in het daarop volgende studiejaar nog tweemaal de gelegenheid gegeven tot het afleggen van een tentamen. In bijzondere gevallen kan de Examencommissie toestaan, dat ten voordele van de student wordt afgeweken van het bepaalde in lid 1 van dit artikel. Tentamens mogen meerdere keren worden afgelegd. Het hoogste cijfer is geldig.
ARTIKEL 4.2 1.
2.
3.
TIJDVAKKEN EN FREQUENTIE TENTAMENS
TENTAMINERING
De tentamens van de onderdelen, genoemd in lid 1 van art. 3.3, worden schriftelijk, mondeling of op andere wijze afgelegd. De wijze van tentamineren wordt bekendgemaakt in het programmaboek van het betreffende onderdeel en de wijze van tentamineren van de afstudeerscriptie wordt geregeld in de handleiding als bedoeld in art. 3.3 lid 5. Wanneer nadat het programmaboek is verschenen wijzigingen van de vorm van tentamineren aan de orde zijn, worden deze ter goedkeuring voorgelegd aan de Examencommissie. Van deze wijzigingen mogen studenten geen nadeel ondervinden. Aan lichamelijk of zintuiglijk gehandicapte studenten wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen, conform de Modelregeling voor gehandicapten bij tentamens van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Betrokkenen dienen hiertoe zo spoedig mogelijk na aanvang van het studiejaar, doch uiterlijk binnen vier weken voor het eerste tentamen waarbij de handicap een rol speelt een verzoek in te dienen bij de voorzitter van de Examencommissie, onder overlegging van verklaringen of bewijzen van zijn of haar handicap, tenzij hierin reeds op andere wijze is voorzien. De Examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. Het instituut Beleid en Management Gezondheidszorg draagt zorg voor een correct verloop van de tentamineren en is gerechtigd daartoe maatregelen te treffen als vermeld in de Regels en richtlijnen. Zo nodig wordt deze bevoegdheid door de Examencommissie gedelegeerd aan de daartoe meest gerede instantie of persoon.
ARTIKEL 4.3 TENTAMENS DIE MONDELING WORDEN AFGELEGD 1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de Examencommissie anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van tentamens is openbaar, tenzij de Examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen een gegrond bezwaar heeft gemaakt.
9
5. Tentamenuitslag ARTIKEL 5.1 1.
2.
De examinator stelt de uitslag van een tentamen vast binnen drie weken na de dag waarop het is afgelegd, en verschaft het Studie Service Centrum (SSC) van het instituut BMG de nodige gegevens ten behoeve van de uitreiking van het schriftelijk bewijsstuk omtrent de uitslag aan de student. De uitslag van het tentamen wordt binnen vier weken door het SSC aan de student bekend gemaakt. Ter zake van een schriftelijk of mondeling afgelegd individueel tentamen stelt de docent bij voorkeur op zo kort mogelijke termijn, doch uiterlijk binnen drie weken nadat het tentamen is afgelegd, de uitslag vast. Zodra het resultaat van een individueel tentamen is vastgesteld, wordt het SSC hiervan door de examinator op de hoogte gesteld.
ARTIKEL 5.2 1.
2.
2.
3. 4. 5. 6.
GELDIGHEIDSDUUR
Tenzij anders vermeld is de geldigheidsduur van behaalde onderdelen (met inbegrip van deelonderdelen) beperkt tot drie jaar. De Examencommissie kan de geldigheidsduur verlengen indien naar haar oordeel de met het behalen van het onderdeel opgedane kennis, inzicht en vaardigheden niet verouderd zijn. De Examencommissie kan ten aanzien van een onderdeel waarvan de geldigheidsduur als bepaald in het eerste lid is verlopen, een extra of aanvullend tentamen vereisen.
ARTIKEL 5.3 1.
VASTSTELLING EN BEKENDMAKING TENTAMENUITSLAG
INZAGERECHT
Gedurende dertig dagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk alsmede van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. Na de bekendmaking van de uitslag van een tentamen biedt de examinator binnen redelijke termijn een mogelijkheid tot nabespreking tussen de examinator en de student. Alsdan worden de gegeven beoordelingen gemotiveerd. Na de uitslag wordt zo spoedig mogelijk bekendgemaakt wanneer en op welke wijze de nabespreking plaatsvindt. Gedurende een termijn van twintig dagen, die aanvangt op de dag na bekendmaking van de uitslag, kan de student(e), die een tentamen heeft afgelegd aan de desbetreffende examinator om een nabespreking verzoeken. De nabespreking van een tentamen geschiedt op een door de examinator te bepalen tijdstip en plaats, als regel ten hoogste drie weken na het bekendmaken van de uitslag. Indien door of vanwege de examinator een collectieve nabespreking wordt georganiseerd, kan de student(e) een verzoek als bedoeld in het vorige lid pas indienen, wanneer hij/zij bij de collectieve nabespreking aanwezig is geweest en het desbetreffende verzoek motiveert. De Examencommissie kan afwijkingen toestaan van het bepaalde in het eerste, tot en met het vierde lid.
10
6. Vrijstellingen ARTIKEL 6.1 1. 2.
VRIJSTELLING VAN TENTAMENS EN PRACTICA
De Examencommissie kan op voorstel van de desbetreffende examinator vrijstelling verlenen van een tentamen of practicum van een in art. 3.3 lid 1 genoemd onderdeel. Vrijstellingen worden verleend op basis van elders gevolgde vakken (hbo en universiteit), zulks ter beoordeling van de Examencommissie die hierover advies inwint bij de betreffende examinator.
11
7. Uitslag van het examen ARTIKEL 7.1 1. 2.
3.
VEREISTEN VOOR HET BEHALEN VAN HET MASTEREXAMEN
Het Masterexamen is behaald indien alle onderdelen als bedoeld in artikel 3.3 lid 1 zijn afgesloten met tenminste een 5,5. Indien voor ten hoogste één van de onderdelen als bedoeld in artikel 3.3 lid 1, met uitzondering van de afstudeerscriptie, een cijfer is behaald van 5,0 of hoger, maar lager dan 5,5, kan dit cijfer worden gecompenseerd indien het ongewogen gemiddelde van de behaalde cijfers voor eerdergenoemde onderdelen tenminste een 6,5 (niet afgerond) bedragen. Wordt een onderdeel op meerdere wijzen getoetst, dan kunnen behaalde (nietafgeronde) deelresultaten met het cijfer 5,0 of hoger, maar lager dan 5,5, worden gecompenseerd indien het gewogen gemiddelde van alle deelresultaten van dat onderdeel het cijfer 5,5 of hoger heeft. De Examencommissie stelt de uitslag van het Masterexamen vast, zodra de student voldoende bewijzen overlegt van door hem behaalde tentamens.
12
8. Verzoeken, beschikkingen en beroep ARTIKEL 8.1 1.
2.
3.
4.
Onverminderd het gestelde in deze regeling ten aanzien van termijnen voor het indienen van verzoeken en de bescheiden die daarbij moeten worden overgelegd, dient elk verzoek dat op grond van deze regeling wordt ingediend zo spoedig mogelijk, schriftelijk en gemotiveerd te worden ingediend bij de Examencommissie. Onverminderd het gestelde in deze regeling ten aanzien van de termijnen waarop de Examencommissie beslist op bepaalde verzoeken, beslist de Examencommissie zo spoedig mogelijk. Elke beschikking van de Examencommissie wordt schriftelijk en gemotiveerd gegeven. De Examencommissie kan de uitoefening van één of meer van haar bevoegdheden opdragen aan één of meer leden van de commissie, tenzij de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet. Dit lid of deze leden legt/leggen hierover periodiek verantwoording af in de vergadering van de Examencommissie. In overige gevallen beslist de Examencommissie bij gewone meerderheid van stemmen.
ARTIKEL 8.2 1.
2.
3.
4.
VERZOEKEN EN BESCHIKKINGEN
BEROEP
Beroep kan worden ingesteld tegen elke beslissing van de Examencommissie wegens strijd met het (geschreven en ongeschreven) recht bij het College van Beroep voor de Examens (CBE). Hieronder valt mede het beroep tegen de uitslag van een tentamen, mits het beroep uiterlijk 40 dagen na de bekendmaking van het tentamenresultaat is ingediend. Daartoe uitgenodigd door het CBE roept de voorzitter van de Examencommissie binnen twee weken na ontvangst van de uitnodiging betrokkenen op om in overleg met hem of haar na te gaan of een minnelijke schikking van het geschil mogelijk is. Indien de voorzitter van de Examencommissie zelf partij in het geschil is, wordt zijn of haar taak in de minnelijke schikkingpoging overgenomen door een ander lid van de Examencommissie. Ingeval het CBE de Examencommissie opgeroepen heeft tot minnelijk overleg roept de voorzitter de Examencommissie binnen redelijke termijn bijeen. Uiterlijk vier weken na ontvangst van de uitnodiging van het CBE bericht de voorzitter van de Examencommissie tot welke uitkomst het beraad heeft geleid, waarbij, indien is gekomen tot een minnelijke schikking, een door de appellant en de examinator gezamenlijk ondertekende verklaring wordt overlegd. Indien geen minnelijke schikking tot stand is gekomen, draagt de voorzitter van de Examencommissie er zorg voor dat de examinator zo mogelijk binnen vier weken een verweerschrift aan het CBE zendt. Het staat de voorzitter van de Examencommissie vrij om indien het belang van de appellant daartoe aanleiding geeft de in dit artikel relevante termijnen naar redelijkheid in te korten teneinde eventuele schade aan het belang van appellant zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Slechts indien het in redelijkheid onmogelijk is de Examencommissie tijdig bijeen te roepen kan de voorzitter zelfstandig besluiten het beraad tot minnelijke schikking met de betrokken examinator te voeren.
13
9. Studiebegeleiding en -advisering ARTIKEL 9.1 1. 2.
STUDIEVOORTGANG EN STUDIEBEGELEIDING
Het bestuur draagt zorg voor een zodanige registratie van de studieresultaten, dat ten minste eenmaal per trimester aan elke student een overzicht verschaft kan worden van de door hem behaalde resultaten in relatie tot het onderwijs- en examenprogramma van de opleiding. De opleidingsdirecteur draagt zorg voor studiebegeleiding van de studenten die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding.
14
10. Toekenning ECTS ARTIKEL 10.1 1. 2. 3. 4.
TOEKENNING ECTS IN VERBAND MET BEPALING STUDIEVOORTGANG
Voor onderdelen waarvoor reeds ECTS zijn toegekend kunnen niet voor een tweede maal ECTS worden toegekend. Deelresultaten van een tentamen blijven hun geldigheidsduur behouden, behoudens beperkingen bij of krachtens de wet, of hetgeen bepaald is krachtens art. 5. Voor onderdelen waarvoor op grond van prestaties die eerder in het kader van een andere opleiding zijn geleverd, en waarvoor door de Examencommissie vrijstelling is verleend, worden geen ECTS toegekend. Voor onderdelen waarvoor op grond van prestaties die in het kader van dezelfde opleiding bij een andere instelling zijn geleverd en waarvoor door de Examencommissie in hetzelfde studiejaar goedkeuring is verleend, worden in dat studiejaar ECTS toegekend.
15
11. Slot- en invoeringsbepalingen ARTIKEL 11.1
HARDHEIDSCLAUSULE
De Examencommissie is bevoegd tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard die zich bij de toepassing van deze regeling mochten voordoen. ARTIKEL 11.2 1.
2. 3.
Wijzigingen van deze regeling worden door of namens de decaan bij afzonderlijk besluit vastgesteld, na voorafgaande instemming te hebben verkregen van de Gezamenlijke Vergadering van de Commissie Onderwijs & Onderzoek en de Studentenraad van het Erasmus MC. Geen wijzigingen vinden plaats die van toepassing zijn op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. Wijzigingen kunnen voorts niet ten nadele van de studenten van invloed zijn op: - vrijstellingen, die krachtens art. 6 zijn verkregen; - enige andere beslissing, welke krachtens deze regeling door de Examencommissie is genomen ten aanzien van een student.
ARTIKEL 11.3 1. 2.
WIJZIGINGEN
BEKENDMAKING
Het bestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regelen en richtlijnen die door de Examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van wijzigingen van deze stukken. Elke belangstellende kan bij het Studie Service Centrum van het instituut BMG een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen.
ARTIKEL 11.4
INWERKINGTREDING
Deze regeling treedt in werking op 1 september 2007. Aldus vastgesteld bij besluit van de Voorzitter van het instituut BMG - bij mandaat van de Decaan van de FGG - d.d. 1 augustus 2007 na instemming van de Gezamenlijke Vergadering van de Commissie Onderwijs & Onderzoek en de Studentenraad van het Erasmus MC in haar vergadering d.d. ?? juni 2007.
16
Regels en Richtlijnen inzake de tentamens en examens van de Masteropleiding Zorgmanagement ARTIKEL 1 DE AANMELDING VOOR EEN SCHRIFTELIJK TENTAMEN OF TENTAMENONDERDEEL 1.1
1.2 1.3
1.4
1.5
1.6
De student die ingevolge zijn inschrijving gerechtigd is tot het afleggen van tentamens en een schriftelijk tentamen wil afleggen, dient zich tijdig en deugdelijk voor dat tentamen aan te melden conform het gestelde in de navolgende regeling. Onder student wordt ook verstaan de extraneus en de cursist. De Examencommissie stelt na overleg met de coördinator en het hoofd SSC vast op welke datum elk schriftelijk tentamen wordt afgenomen en tot welke datum de student zich kan aanmelden. De Examencommissie draagt zorg voor tijdige publicatie van de datum. Het hoofd van het Bureau Studentenadministratie stelt nadere regels voor een deugdelijke aanmelding vast, gelet op de onderwijs- en examenregeling van de betrokken opleiding en op de regels en richtlijnen van de betrokken Examencommissie, en na overleg met de Examencommissie. Deze nadere regels worden tijdig en genoegzaam bekend gemaakt. De Examencommissie kan van de onder 1.2 vastgestelde datum van aanmelding afwijken, indien de student als gevolg van overmacht niet in staat is geweest zich tijdig of deugdelijk aan te melden. Vormen van overmacht zijn onder meer ziekte of bijzondere familieomstandigheden. De student dient het verzoek daartoe in zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is. Het hoofd van het Bureau Studentenadministratie kan in andere gevallen dan bedoeld in 1.4 van de onder 1.2 vastgestelde datum afwijken tot uiterlijk twee werkdagen vóór de dag waarop het tentamen wordt afgelegd, mits de deugdelijke voorbereiding van de tentamenzitting niet in gevaar wordt gebracht als gevolg van deze afwijking. Het hoofd van het Bureau Studentenadministratie brengt voor de afwijking per tentamen administratiekosten in rekening. Het hoofd van het Bureau Studentenadministratie doet hiervan mededeling aan de Examencommissie. Wie zich niet tijdig of deugdelijk heeft aangemeld voor een schriftelijk tentamen, kan niet aan het betrokken tentamen deelnemen. Wanneer in afwijking van het voorafgaande toch wordt deelgenomen aan het tentamen, stelt de examinator of de Examencommissie geen uitslag vast.
ARTIKEL 2 ALGEMENE BEPALINGEN OVER DE ORDE OP HET SCHRIFTELIJK TENTAMEN 2.1
Ten minste één examinator is minimaal het eerste halve uur van het schriftelijk tentamen aanwezig in de ruimte waar het tentamen wordt afgenomen en is gedurende de rest van het tentamen telefonisch bereikbaar en kan binnen 10 minuten in de betreffende ruimte aanwezig zijn. Hij beantwoordt vragen en geeft – indien nodig – toelichting.
17
2.2 2.3
Namens de Examencommissie zijn de daartoe aangestelde surveillanten belast met de handhaving van de orde tijdens het schriftelijk tentamen. De surveillanten dienen eventuele aanwijzingen van de examinator op te volgen. De examinator kan tevens surveillant zijn. Elke deelnemer aan het tentamen dient de aanwijzingen van de examinator of de surveillant op te volgen. Wanneer de deelnemer aan het tentamen de aanwijzingen van de examinator of de surveillant niet opvolgt of geen gehoor geeft aan hun verzoek, kan de examinator hem uitsluiten van verdere deelname aan het tentamen met als gevolg dat er geen uitslag wordt vastgesteld.
ARTIKEL 3 HET BETREDEN EN VERLATEN VAN DE RUIMTE WAARIN HET SCHRIFTELIJK TENTAMEN WORDT AFGENOMEN 3.1 3.2
3.3
3.4
3.5
Alleen de student die zich tijdig en deugdelijk heeft aangemeld voor het schriftelijk tentamen, kan deelnemen aan het desbetreffende tentamen en wordt toegelaten tot de tentamenruimte. De toelating tot de tentamenruimte is mogelijk tot vijftien minuten na aanvang van het desbetreffende schriftelijk tentamen. De student die na aanvang van het desbetreffende tentamen alsnog wordt toegelaten tot de tentamenruimte, zorgt ervoor zo min mogelijk overlast te bezorgen aan reeds aanwezige studenten. De deelnemer aan het schriftelijk tentamen mag de ruimte niet eerder verlaten dan één uur na aanvang van dat tentamen. De student die voor afloop van het desbetreffende tentamen de tentamenruimte verlaat, draagt er zorg voor dat hij zo min mogelijk overlast bezorgt aan de nog aanwezige studenten. De deelnemer aan het tentamen kan op zijn verzoek met toestemming van de examinator of de surveillant eenmalig tussentijds de ruimte verlaten wegens toiletbezoek vanaf één uur na de aanvang van het tentamen tot een half uur vóór het einde van het tentamen. Deze toestemming wordt per blok slechts verleend aan één student tegelijk. In bijzondere gevallen kan de examinator of surveillant van deze regels ten gunste van de student afwijken. Het is niet toegestaan te roken in de tentamenruimte.
ARTIKEL 4 DE ORDE TIJDENS HET SCHRIFTELIJKE TENTAMEN 4.1
4.2
4.3
De deelnemer moet zich aan het begin van het tentamen legitimeren met een daarvoor geldend legitimatiebewijs (zijnde een collegekaart van de EUR, een ID-kaart, paspoort of rijbewijs). Indien het onmogelijk blijkt een van deze legitimatiebewijzen te tonen, wordt de deelnemer van het tentamen uitgesloten. Op de tafel van de deelnemer mogen uitsluitend aanwezig zijn het geldend legitimatiebewijs, eventueel het bewijs van aanmelding, de tentamenopgave, het tentamenformulier, kladpapier, schrijfgerei, lineaal en eventuele andere informatiebronnen en hulpmiddelen voor zover door de docent expliciet toegestaan en vermeld op het voorblad van het tentamen. Het is de deelnemer toegestaan voor het tentamen eten en drinken op de tafel te zetten. Het is niet toegestaan een mobiele telefoon of andere communicatieapparatuur tijdens een tentamen binnen handbereik te hebben. Een mobiele telefoon dient bovendien uit te staan. Indien een mobiele telefoon tijdens een tentamen afgaat, wordt deze tot het einde van het
18
4.4 4.5 4.6
tentamen door de surveillant in beslag genomen en hierover wordt bovendien door de surveillant gerapporteerd. De deelnemer aan het tentamen is verplicht het materiaal dat hij voorhanden heeft, op verzoek van de examinator of surveillant te tonen en desgevraagd te overhandigen. Alleen het papier dat de EUR verstrekt, wordt gebruikt bij het schriftelijk tentamen. Het gebruik van eigen papier is niet toegestaan. De deelnemer aan het tentamen dient zijn handtekening en studie-/examennummer te plaatsen op elk vel papier dat wordt ingeleverd. De examinator of surveillant controleert of dit naar behoren is gebeurd voordat hij het tentamen in ontvangst neemt. De uitwerking dient te worden ingeleverd bij de examinator of surveillant.
ARTIKEL 5 5.1 5.2
Indien door de examinator raadpleging van boeken, syllabi of andere bronnen tijdens een tentamen is toegestaan, mag de tekst niet voorzien zijn van aantekeningen, tenzij deze door de examinator uitdrukkelijk zijn toegestaan. Het is de student verboden: a. tijdens het tentamen boeken, syllabi of andere bronnen, waarvan raadpleging niet uitdrukkelijk krachtens het voorgaande lid is toegestaan, te raadplegen; b. tijdens het tentamen bij medestudenten af te kijken of met hen op welke wijze dan ook, binnen of buiten de tentamenruimte, informatie uit te wisselen; c. zich tijdens het tentamen uit te geven voor iemand anders; d. zich tijdens het tentamen door iemand anders te laten vertegenwoordigen; e. de hem of haar uitgereikte vragenformulieren en/of al dan niet officiële tentamenpapieren of andere informatiebronnen te verwisselen of met anderen uit te wisselen; f. zich voor de datum of het tijdstip waarop het tentamen is vastgesteld, in het bezit te stellen van de vragen of opgaven van dat tentamen; g. op enige andere wijze door bedrieglijk handelen of nalaten, het vormen van een juist oordeel omtrent zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken.
ARTIKEL 6 6.1
6.2
FRAUDE
SANCTIES
Wanneer ter zake van het afleggen van een examen of tentamen fraude wordt geconstateerd of vermoed, deelt de examinator of surveillant dit terstond mede aan de student en maakt daarvan aantekening op het door de student in te leveren werk en neemt eventuele bewijsstukken in. De student wordt in de gelegenheid gesteld het werk af te maken en in te leveren. Zo spoedig mogelijk na afloop van het examen of examenonderdeel waarbij de fraude is geconstateerd, of - indien de examinator niet onmiddellijk kan vaststellen of de student fraude heeft gepleegd - zo spoedig mogelijk nadat de examinator later de fraude heeft vastgesteld, maakt de examinator een schriftelijk verslag met betrekking tot de fraude. Indien de examinandus heeft geweigerd eventuele bewijsstukken te overhandigen wordt dit in het schriftelijk verslag gemeld. De examinator verstrekt dit verslag aan de voorzitter van de Examencommissie en kan een voorstel doen inzake de op te leggen sanctie(s). De voorzitter van de Examencommissie stelt de student in de gelegenheid schriftelijk 19
commentaar op het verslag te leveren. Indien hij daartoe nog aanleiding ziet, kan de voorzitter de examinator en/of de student voorts nog in de gelegenheid stellen een mondelinge toelichting op het gebeurde te geven. 6.3
Afhankelijk van de ernst van de gepleegde fraude, herhaalde fraude daaronder begrepen, kan de voorzitter van de Examencommissie aan de student de volgende sancties opleggen: 1. Berisping; 2. Ongeldigverklaring van het betrokken examen(onderdeel) of tentamen; 3. Uitsluiting van het desbetreffende examen(onderdeel) of tentamen voor ten hoogste één jaar; 4. Uitsluiting van één of meer tentamenronden; 5. Een combinatie van bovenstaande sancties.
6.4
De voorzitter van de Examencommissie deelt de student de getroffen sanctie(s) mee.
ARTIKEL 7 TENTAMENRESULTATEN, GETUIGSCHRIFTEN EN JUDICIUM 7.1. Tentamenresultaten worden uitgedrukt in gehele getallen en decimalen op een schaal van 1 tot en met 10, waarbij een cijfer 5,5 of hoger geldt als een voldoende resultaat. Wordt een onderdeel op meerdere wijzen getoetst, dan geschiedt – ter bepaling van het eindcijfer – afronding tot op een decimaal pas na middeling van de behaalde (niet-afgeronde) deelresultaten. 7.2. Studenten die het Masterexamen met goed gevolg hebben afgelegd, ontvangen als getuigschrift de Masterbul, waarop de verleende graad Master of Science in Zorgmanagement is aangetekend. De Masterbul wordt ondertekend door de voorzitter of een van de leden van de Examencommissie. 7.3. De tentamenresultaten worden vermeld op een cijferlijst die behoort bij de Masterbul. 7.4. Op grond van het naar ECTS gewogen gemiddelde van de gedurende de gehele Masteropleiding behaalde tentamenresultaten, worden de volgende judicia toegekend: − het judicium "voldoende" bij een gemiddeld cijfer vanaf 5,5 tot 6,5 − het judicium "ruim voldoende" bij een gemiddeld cijfer vanaf 6,5 tot 7,5 − het judicium "goed" bij een gemiddeld cijfer vanaf 7,5 tot 8,25 − het judicium "cum laude" bij een gemiddeld cijfer van 8,25 of hoger. 7.5. Het judicium “cum laude” wordt vermeld op de Masterbul. De overige judicia worden vermeld op de bijbehorende cijferlijst. ARTIKEL 8 BEROEPSMOGELIJKHEID Tegen beslissingen op grond van deze regeling kan de student beroep aantekenen bij het College van Beroep van de Examens (CBE). ARTIKEL 9 INWERKINGTREDING Deze Regels en Richtlijnen treden in werking op 1 september 2007. Aldus vastgesteld door de Examencommissie van het instituut Beleid en Management Gezondheidszorg d.d. 1 augustus 2007.
20