REGELS EN RICHTLIJNEN VOOR TENTAMENS EN EXAMENS (behorende bij de onderwijs- en examenregeling biomedische wetenschappen curriculum 2000) Regels en richtlijnen voor tentamens en examens REGELS met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens de tentamens en RICHTLIJNEN EN AANWIJZINGEN met betrekking tot beoordeling van de student en met betrekking tot de vaststelling van de uitslag van de tentamens en examens van de opleiding BIOMEDISCHE WETENSCHAPPEN aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Artikel 1 – begripsbepalingen In deze regels wordt verstaan onder: 1. Onderwijs- en examenregeling (OER): de Onderwijs- en Examenregeling biomedische wetenschappen Curriculum 2000 aan de Radboud Universiteit Nijmegen, laatstelijk vastgesteld op 24 juni 2004. 2. Tentamen of bloktoets: het onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student, alsmede de beoordeling van de resultaten van dat onderzoek. 3. Examen: het geheel aan tentamens dat conform de OER behoort tot de propedeutische, bachelorsof de Masteropleiding, in voorkomende gevallen aangevuld met een eigen onderzoek door de daartoe bevoegde examencommissie. 4. Toets: een test of proefwerk in het kader van een tentamen/bloktoets of examen waarmee vastgesteld kan worden of de in het onderwijsprogramma geformuleerde doelstellingen door de student zijn gerealiseerd. 5. Studieleiders: de door de Raad van bestuur van het UMC St. Radboud benoemde eindverantwoordelijken voor de in artikel 23 lid 1 van de OER genoemde hoofdvakken. 6. Ad valvas: openbare mededelingen over de organisatie van het onderwijs en de examens die aan het begin van het studiejaar bekend worden gemaakt d.m.v. publicatie in de studiegidsen en gedurende het studiejaar d.m.v. publicatie in blokboeken en onder “belangrijke mededelingen” op de WEB-site van het UMC St. Radboud (bij de informatie voor studenten). 7. Fraude: het handelen of nalaten van een student dat erop is gericht het vormen van een juist oordeel omtrent haar of zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. Hieronder wordt tevens verstaan het overnemen van bestaande teksten uit gedrukte of digitale informatiebronnen bij het maken van werkstukken, verslagen of scripties. 8. Studenten Informatie Punt (StIP): balie van de afdeling Onderwijs en Studentenzaken van het UMC St. Radboud 9. KISS: RU Nijmegen Internet Studenten Services, internet toegang voor studenten waarmee studenten zich kunnen opgeven voor tentamens, en behaalde uitslagen kunnen raadplegen.
Artikel 2 - werkwijze van de examencommissie 1. De examencommissie komt meerdere malen per jaar bijeen om zich zonodig op de hoogte te stellen van de studievoortgang van de studenten en besluiten te nemen over de door studenten ingediende studieplannen. 2. Bij zittingen ter vaststelling van uitslagen van examens zijn minstens aanwezig de voorzitter of één van de vice-voorzitters en twee van de leden. De examencommissie beslist bij gewone meerderheid van stemmen. 3. Voorzitter en vice-voorzitters zijn belast met de behartiging van de dagelijkse gang van zaken van de examencommissie. 4. De studieleiders stemmen in met de door studenten voorgestelde studieplannen zoals bedoeld in het artikel 23 lid 10 van de OER. De studieleiders kunnen deze bevoegdheid alleen uitoefenen ten aanzien van studenten die voor hun hoofdvak hebben gekozen. Het studieplan wordt na ondertekening door de studieleider ter goedkeuring gezonden aan de examencommissie.
Regels en richtlijnen voor tentamens en examens
1
De examencommissie keurt hoofdvakstages (28,6, 37,2 en 45,8 studiepunten) goed. Kleine stages met een studielast van 17,2 studiepunten en bachelorstages(17,2 en 22,9 studiepunten) worden goedgekeurd door de studieleider. De examencommissie beoordeeld individuele aanpassingen in het curriculum. 5. Studenten dienen er voor te zorgen dat goedkeuring van onderdelen of het complete studieplan tijdig plaatsvindt. Dat wil zeggen: - Onderdelen welke door de examencommissie goedgekeurd dienen te worden: uiterlijk in de examencommissie vergadering 2 maanden voor start van het onderdeel. - Het complete studieplan (minimaal 120 studiepunten), of wijzigingen van het studieplan: uiterlijk in de examencommissie vergadering 2 maanden voor de vergadering waarin het masterexamen wordt aangevraagd. De plannen moeten voor akkoord zijn ondertekend door de betrokken studieleider. Bespreking van de plannen vindt plaats tijdens de reguliere vergaderingen van de examencommissie, waarvan de data ad valvas bekend zijn gemaakt. De plannen moeten uiterlijk twee weken voor de vergadering van de examencommissie zijn ingeleverd bij het Studenten Informatie Punt (StIP). Artikel 3 – taal Het onderwijs wordt gegeven en de examens worden afgenomen in het Nederlands. Een andere taal, bij voorkeur Engels, kan worden gebezigd: a. bij onderwijs in het kader van een gastcollege door een anderstalige docent, of: b. indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs dan wel de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door het College van Bestuur vastgestelde gedragscode. Artikel 4 - het afnemen van een tentamen 1. De examenonderdelen zoals genoemd in de artikelen 13, 15 en 23 van de OER worden beoordeeld door middel van een tentamen. 2. Een tentamen kan bestaan uit een theoretische of praktische toets, theoretische of praktische oefeningen of een combinatie van oefening en toetsing. 3. Ten behoeve van het afnemen van de tentamens wijst de examencommissie examinatoren aan.
Opdat blokcoördinatoren en hun waarnemers ook kunnen functioneren als examinatoren en waarnemend examinatoren in hun blok, zal voorafgaand aan hun benoeming overleg gevoerd worden met de examencommissie. 4. Ingeval in hetzelfde tentamen al dan niet te zelfder tijd door meer dan één docent het onderzoek wordt verricht en het resultaat daarvan wordt beoordeeld, ziet de examencommissie erop toe, dat de docenten beoordelen aan de hand van dezelfde normen. Daartoe worden de desbetreffende normen tevoren schriftelijk vastgelegd. Zo nodig wijst zij een voor het examineren eerst verantwoordelijke examinator aan. 5. De vaststelling of is voldaan aan de voorwaarden met het oog op de toelating tot het afleggen van een examen of tentamen geschiedt door of vanwege de examencommissie of examinator(en).
Artikel 5 - vrijstelling van een tentamen 1. Een verzoek tot vrijstelling van het afleggen van een tentamen wordt schriftelijk met redenen omkleed ingediend bij de examencommissie. 2. In voorkomende gevallen kan de examencommissie advies inwinnen bij de betreffende blokcoördinator(en) of docent(en) alvorens over het verzoek te beslissen. 3. De examencommissie neemt een gemotiveerde beslissing binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek. De student wordt van het besluit zo spoedig mogelijk in kennis gesteld, waarna schriftelijke bevestiging volgt.
Regels en richtlijnen voor tentamens en examens
2
Artikel 6 - dispensatie van passieve deelname aan praktische oefeningen Wanneer een student vanwege godsdienstige of dringende persoonlijke redenen principiële bezwaren heeft tegen een verplichting om als proefpersoon op te treden tijdens praktisch onderwijs, dan kan zij of hij via de studie-adviseur om dispensatie vragen van deze verplichting.
Artikel 7 - datum, tijd en plaats van reguliere toetsen Plaats en tijdstip van de reguliere schriftelijke toetsen worden vastgesteld door het Onderwijs Management Team en ad valvas bekendgemaakt. Voor zover data niet aan het begin van een studiejaar bekend zijn, vindt bekendmaking uiterlijk een maand vóór de betreffende toets plaats. Wijzigingen van vastgestelde toetsdata kunnen slechts in overleg met en onder verantwoordelijkheid van de voorzitter of vice-voorzitters van de examencommissie worden vastgesteld. Is bekendmaking van een wijziging niet tijdig geschied, dan dient de bekendmaking te geschieden aan het laatste, bij de studentenadministratie bekende, studieadres van de student.
Artikel 8 - bijzondere toetsen 1. Indien de examencommissie besluit tot een bijzondere toetsgelegenheid, dan worden de betrokken student(en) en blokcoördinator(en) hiervan schriftelijk door de examencommissie op de hoogte gesteld. 2. De blokcoördinator kan voor een bijzondere toets docenten uit zijn blok aanwijzen om het
onderzoek naar kennis en/of vaardigheden te verrichten. De blokcoördinator is verantwoordelijk voor bepaling van de uitslag van het onderzoek. 3. De student die kan deelnemen aan een bijzondere toetsgelegenheid, wordt door de blokcoördinator tenminste veertien dagen vóór de betreffende toets geïnformeerd over datum, tijd, plaats en vorm van de toets. Bij afname van de toets door meerdere docenten, kunnen datum, tijd, plaats en vorm worden gepresenteerd in de vorm van een rooster.
Artikel 9 - aanmelding reguliere toetsen 1. Wie door de studentenadministratie wordt ingedeeld voor een blok, wordt ingedeeld voor zowel het onderwijs als de toetsing van een blok. Afzonderlijke aanmelding voor de toetsen in dat blok is niet meer nodig. 2. Studenten die alleen toelating wensen tot de toetsing in een blok en de studenten die willen deelnemen aan de herhaling van een toets, dienen zich via KISS aan te melden voor deze tentamens. Ad valvas wordt meegedeeld op welke data toetsen worden afgenomen en binnen welke termijnen aanmelding moet geschieden.
Artikel 10 - de orde tijdens een schriftelijke toets 1. De student is gehouden zich bij deelname aan een toets te legitimeren met een geldig bewijs van inschrijving aan de Radboud Universiteit Nijmegen (collegekaart). 2. De student is verplicht de aanwijzingen van de surveillanten te volgen. 3. Het is de student verboden boeken, dictaten, aantekeningen en dergelijke mee te nemen in de ruimte waarin de toets wordt afgenomen, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Het is ook niet toegestaan om mobiele telefoons of andere elektronische apparatuur waarmee communicatie of toegang tot bestanden mogelijk is, mee te nemen in de ruimte waar de toets wordt afgenomen, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. 4. Het gebruik van boeken, dictaten, aantekeningen en dergelijke of van mobiele telefoons of andere elektronische apparatuur wanneer dit niet is toegestaan, wordt aangemerkt als fraude. 5. Een student die later dan een half uur na het officieel vastgestelde aanvangstijdstip verschijnt, is van deelname aan de toets uitgesloten.
Regels en richtlijnen voor tentamens en examens
3
6. Het is niet toegestaan de ruimte, waarin de schriftelijke toets wordt afgenomen, binnen een half uur na het officieel vastgestelde aanvangstijdstip te verlaten. 7. Tijdens het afleggen van de toets wordt niet gerookt. 8. In gevallen van overmacht kan door de verantwoordelijke examinator voor de toets met betrekking tot lid 1 en lid 5 van dit artikel anders worden beslist. 9. Indien een student niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens de leden 1, 2, 3, 6 en 7 van dit artikel, dan kan de betrokken student door de desbetreffende examinator uitgesloten worden van verdere deelname aan de toets. De uitsluiting is slechts van toepassing op de toets, tijdens welke de onregelmatigheid is geconstateerd. De uitsluiting heeft tot gevolg dat geen uitslag van deze toets wordt vastgesteld.
Artikel 11 – fraude 1. Wanneer tijdens, of voorafgaande aan de vaststelling van de uitslag van een tentamen of een praktisch onderdeel van een tentamen (waaronder begrepen het maken van een werkstuk of een verslag) fraude wordt geconstateerd of vermoed, dan wordt dit de student zo spoedig mogelijk medegedeeld. Daarenboven wordt bij het constateren van fraude tijdens een schriftelijke toets dit terstond door de surveillant in het bijzijn van de student op het antwoordblad aangetekend. De surveillant kan de student verzoeken eventuele bewijsstukken beschikbaar te stellen. Een weigering hiertoe wordt in het schriftelijke verslag vermeld dat door de surveillant na afloop van de toets wordt opgemaakt. De student wordt in de gelegenheid gesteld een schriftelijk commentaar bij het schriftelijke verslag van de surveillant te voegen. Het schriftelijke verslag en het eventuele schriftelijke commentaar worden zo spoedig mogelijk ter hand gesteld van de betrokken examinator en de examencommissie. 2. De examencommissie kan de student uitsluiten van verdere deelname aan het desbetreffende tentamen. De uitsluiting is slechts van toepassing op de eerstvolgende gelegenheid tot het afleggen van het desbetreffende tentamen. Voor het tentamen, waarbij de fraude is geconstateerd, wordt geen uitslag vastgesteld. 3. Een beslissing tot uitsluiting wordt door de examencommissie niet genomen, dan nadat de betrokken student in de gelegenheid is gesteld door de examencommissie te worden gehoord.
Artikel 12 - examens en getuigschriften 1. Voor de vaststelling van de uitslag van de examens zoals vermeld in artikel 20 van de OER en de afgifte van getuigschriften moeten een aantal formaliteiten vervuld worden, vastgelegd door het College van Bestuur van de universiteit. Uitvoering van deze regeling vereist dat de student vóór de vaststelling van de uitslag een persoonlijk ondertekende examenaanvraag indient. 2. De aanmelding voor het examen dient te geschieden bij het Studenten Informatie Punt (StIP) door inlevering van het daartoe bestemde aanmeldingsformulier, uiterlijk een maand voor de uitslagvergadering van de examencommissie. De data van de uitslagvergaderingen worden ad valvas bekend gemaakt. 3. Voor de vervaardiging van getuigschriften is een uittreksel uit het bevolkings- of geboorteregister vereist. De studentenadministratie controleert bij de aanmelding voor een examen of er reeds een uittreksel uit het bevolkings- of geboorteregister aanwezig is en kan zonodig de student verzoeken dit uittreksel en eventuele andere bescheiden aan te leveren. 4. Ten bewijze dat een examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de examencommissie een getuigschrift uitgereikt. Het getuigschrift wordt ondertekend door tenminste twee door de examencommissie aan te wijzen leden. De uitreiking geschiedt in het openbaar, tenzij de examencommissie in bijzondere gevallen anders heeft bepaald. 5. Op een bijlage bij het getuigschrift worden de tot het examen behorende onderdelen vermeld. Daarenboven worden vermeld niet tot het examen behorende onderdelen waarin, voordat over de uitslag van het examen is beslist, op verzoek van de student is geëxamineerd, mits die tentamens met goed gevolg zijn afgelegd. Op de bijlage van het master getuigschrift wordt het gekozen profiel vermeld. Op de bijlage wordt bovendien de studielast en het behaalde resultaat vermeld.
Regels en richtlijnen voor tentamens en examens
4
Artikel 13 - Judicia 1. Aan de uitslag van het propedeutisch examen dat wordt afgelegd conform het programma zoals vermeld in artikel 13 van de OER Biomedische wetenschappen Cur. 2000, wordt het predikaat: -“Bene meritum” verbonden indien aan de volgende eisen is voldaan: a. voor de onderdelen 1 t/m 8 en 10 t/m 11 ligt het rekenkundig gemiddelde van de eindcijfers tussen 7,5 en 8. b. voor het onderdeel 9; oriënterende onderzoeksstage, is een voldoende resultaat behaald. -“Cum laude” verbonden indien aan de volgende eisen is voldaan: a. voor de onderdelen 1 t/m 8 en 10 t/m 11 is het eindcijfer 7 of meer behaald en het rekenkundig gemiddelde van deze cijfers ligt tussen 8,0 en 9; b. voor het onderdeel 9; oriënterende onderzoeksstage, en 12; oriëntatie op studie en beroep 1, is een voldoende resultaat behaald. -“Summa cum laude” verbonden indien aan de volgende eisen is voldaan: a. voor de onderdelen 1 t/m 8 en 10 t/m 11 is het eindcijfer 7 of meer behaald en het rekenkundig gemiddelde van deze cijfersbedraagd 9,0 of hoger. b. voor het onderdeel 9; oriënterende onderzoeksstage, en 12; oriëntatie op studie en beroep 1, is een voldoende resultaat behaald. 2. Aan de uitslag van het bachelorexamen dat wordt afgelegd conform het programma zoals vermeld in artikel 15 van de OER Biomedische wetenschappen Cur. 2000, wordt het predikaat: -“Bene meritum”verbonden indien aan de volgende eisen is voldaan: a. voor de onderdelen 1 t/m14 en 16 ligt het rekenkundig gemiddelde van de eindcijfers tussen 7,5 en 8. b. voor het onderdeel 15; portfolio rapportagevaardigheden, is een voldoende resultaat behaald. -“Cum laude” verbonden indien: a. voor het onderdeel bachelorstage het eindcijfer 8 of meer en voor de onderdelen 1 t/m14 en 16 het eindcijfer 7 of meer is behaald en het rekenkundig gemiddelde van deze cijfers ligt tussen 8,0 en 9, b. voor het onderdeel 15; portfolio rapportagevaardigheden, is een voldoende resultaat behaald. -“Summa cum laude”verbonden indien: a. voor het onderdeel bachelorstage het eindcijfer 8 of meer en voor de onderdelen 1 t/m14 en 16 het eindcijfer 7 of meer is behaald en het rekenkundig gemiddelde van deze cijfers bedraagd 9,0 of hoger. 3.Aan de uitslag van het masterexamen dat wordt afgelegd conform het programma zoals vermeld in artikel 23 van de OER Biomedische wetenschappen Cur. 2000, wordt het predikaat -“Bene meritum” verbonden indien het rekenkundig gemiddelde van de eindcijfers van alle onderdelen die volgens het besluit van de examencommissie over het studieplan van de uitslag vragende student deel uitmaken van het examenprogramma tussen 7,5 en 8 ligt; -“Cum laude” verbonden indien voor het onderdeel hoofdvakstage(s) het eindcijfer 8 of meer is behaald en alle onderdelen die volgens het besluit van de examencommissie over het studieplan van de uitslag vragende student deel uitmaken van het examenprogramma, het eindcijfer 7 of meer is behaald en het rekenkundig gemiddelde van deze cijfers ligt tussen 8,0 en 9; -“Summa cum laude”verbonden indien voor het onderdeel hoofdvakstage(s) het eindcijfer 8 of meer is behaald en alle onderdelen die volgens het besluit van de examencommissie over het studieplan van de uitslag vragende student deel uitmaken van het examenprogramma, het rekenkundig gemiddelde van deze cijfers bedraagd 9,0 of hoger.
4. De examencommissie kan, ten voordele van de examinandus, bij haar beslissingen afwijken van de in dit artikel gegeven richtlijnen. De examencommissie beslist tevens in gevallen waarin dit artikel niet voorziet, met name waar het examinandi betreft met van de standaard afwijkende examenprogramma’s.
Regels en richtlijnen voor tentamens en examens
5
5.
Het predikaat “Bene meritum”, “cum laude”, “Summa cum laude” wordt aangetekend op het getuigschrift.
Artikel 14 - wijzigingen van deze regels en richtlijnen Wijzigingen die van toepassing zijn op het lopende studiejaar, vinden in principe niet plaats. Indien dergelijke wijzigingen onvermijdelijk zijn, dan wordt er op toegezien dat de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad.
Artikel 15 – inwerkingtreding Deze regels en richtlijnen treden in werking op 1 september 2007. Aldus vastgesteld bij besluit van de Examencommissie Biomedische (Gezondheids-) Wetenschappen op 25 april 2007.
Regels en richtlijnen voor tentamens en examens
6