ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING 2008
Addendum 2008 PRAKTIJKGESTUURD LEREN EN WAARDEREN
90534 Medewerker evenementenorganisatie
Versie 2009.1.2
OER 2009 Evenementenorganisatie en Popmanagement
FRIESLAND COLLEGE Brinnummer: 25 LG Vastgesteld: 9 juni 2009 Onderwijs- en examenregeling (OER)
Evenementenorganisatie & Popmanagement Cohort: Crebonummer: Code Friesland College: Leerweg: Niveau van beroepsuitoefening: Studiejaar: Studiebelastingsuren (SBU’s): Toepassing Wet Studiefinanciering: Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven: Vastgesteld door het College van Bestuur: Ingangsdatum: Vervaldatum1:
2008 90534 OER 90534O2009 BOL 4 2009 - 2010 6400 Alleen bij BOL-variant KC GOC 9 juni 2009 1 september 2009 1 augustus 2010
Leeuwarden9 juni 2009, L. Vos, College van Bestuur Friesland College
1
Tijdens de invoeringsperiode van de competentiegerichte kwalificatiestructuur wordt de Onderwijs en examenregeling steeds voor de periode van 1 jaar vastgesteld. Mochten er geen wijzigingen zijn wordt de geldigheid jaarlijks per 1 augustus stilzwijgend met 1 jaar verlengd tot de maximale geldigheidsduur. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, 9 juni 2009
2
OER 2009 Evenementenorganisatie en Popmanagement
WOORD VOORAF Dit document dient om je een goed beeld te laten vormen van de manier waarop het onderwijs in je opleiding is geregeld en vooral hoe de beoordeling is opgezet. Volgens de wet (de WEB = wet educatie en beroepsopleidingen, artikel 7.4.9) moet jouw opleiding jou tijdig vóór het begin van het studiejaar de inhoud en inrichting van het onderwijs en de examens bekend maken. Wij noemen dit document de Onderwijs- en Examenregeling (afgekort: OER). Het is geschreven voor opleidingen die competentiegericht zijn. In het bedrijfsleven wordt al veel met competenties gewerkt. Het zijn bekwaamheden waarover je uiteindelijk moet beschikken om als vakman of vakvrouw een bepaald beroep te kunnen uitoefenen. We noemen dat proces het kwalificeren voor een beroep. Voor vrijwel elk beroep bestaat een zogenaamd kwalificatiedossier, waarin is beschreven aan welke eisen een beginnend beroepsbeoefenaar moet voldoen. Je kunt er dus precies in terugvinden wat je moet waarmaken als je hierop geëxamineerd wordt. In alle opleidingen wordt gebruik gemaakt van deze landelijk ontwikkelde en vastgestelde kwalificatiedossiers. In deze dossiers worden de eisen die aan een beroep worden gesteld, beschreven in kerntaken, werkprocessen, competenties en prestatie-indicatoren. Een kerntaak omvat een hoofddeel van de beroepsuitoefening en is kenmerkend voor het beroep. Een kwalificatiedossier kent een beperkt aantal kerntaken (ongeveer twee tot vijf). Een werkproces is een afgebakend geheel van beroepsactiviteiten binnen zo’n kerntaak. In de praktijk kunnen meerdere werkprocessen zich tegelijkertijd voordoen. Om de kerntaken en werkprocessen goed uit te kunnen voeren, moet je als cursist bepaalde competenties verwerven. Competenties zijn een bundeling van kennis, vaardigheden en houding. In de kwalificatiedossiers gaat men uit van vijfentwintig (SHL) standaardcompetenties (Competentiegericht beoordelen, MBO Raad, 2007). Om in een praktijksituatie te bepalen of je de gewenste competenties hebt verworven, wordt er beoordeeld aan de hand van Prestatie-indicatoren. Deze indicatoren laten zien waar werkprocessen en competenties samenkomen. Jouw opleiding heeft niet alleen te maken met de kwalificatiedossiers bij de vormgeving van het onderwijs en de examinering. Vanaf cohort 2010 zal voor niveau 4 ook het Referentiekader taal en rekenen van kracht zijn en zal centrale examinering gaan fungeren. Voor cohort 2009 geldt nog de regeling die gemaakt is voor de cohorten vanaf 2007 op basis van de 2e generatie competentiegerichte kwalificatiedossiers met het bijbehorende brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap (versie april 2007). De nieuwe kwalificaties eisen dat je kan laten zien dat je beschikt over zowel vakinhoudelijke als persoonsgebonden competenties. Het gaat daarbij altijd over en-en, nooit over of-of. Bij het ontwerp van de kwalificatiedossiers is zoals gezegd gebruik gemaakt van een standaardset van 25 competenties (de zogenaamde SHL-competenties). In deze set zijn een aantal competenties geaccentueerd als zogenaamde FC-competenties (zie hiervoor hoofdstuk 1 van deze OER). Die FC (SHL-)competenties vormen samen met jouw persoonlijke kwaliteiten het vertrekpunt bij het Praktijkgestuurd Leren. Voor het beoordelen om te verzilveren wordt in elk Leertraject Praktijkgestuurd Leren een relatie gelegd met het Kwalificatiedossier zoals dat door de Minister van OC&W is vastgesteld. In de rest van dit document en bijlagen wordt dan ook verwezen en gebruik gemaakt van dit kwalificatiedossier, qua inhoud en codering. Het kwalificatiedossier is digitaal beschikbaar via http://www.kwalificatiesmbo.nl
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, 9 juni 2009
3
OER 2009 Evenementenorganisatie en Popmanagement
Inhoudsopgave HOOFDSTUK 1 PRAKTIJKGESTUURD LEREN ... FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. PRAKTIJKGESTUURD LEREN .........................................FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. LEERTRAJECT .........................................................FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. VERSCHIJNINGSVORMEN PRAKTIJK ................................FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. KWANTITATIEVE VERHOUDING LEERACTIVITEITEN ...............FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. LEREN, LOOPBAAN EN BURGERSCHAP .............................FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. FC-KERNCOMPETENTIES……………………………………………………………………………………………………………….7 PERSOONLIJKE KWALITEITEN .......................................FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. RELATIE KWALITEITEN EN COMPETENTIES ........................FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. TALEN……………………………………………………………………………………………………………………………………..11 HOOFDSTUK 2
BEGELEIDING .................... FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD.
BEGELEIDING .........................................................FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. BEGELEIDINGSINSTRUMENTEN .....................................FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. HOOFDSTUK 3 ONDERWIJSPROGRAMMA ....... FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. INDELING STUDIEJAAR ..............................................FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. DE EERSTE PERIODE .................................................FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. VERVOLG VAN HET LEERTRAJECT ...................................FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. VERTRAAGDE WEEK ..................................................FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. WET STUDIEFINANCIERING .........................................FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. BEROEPSPRAKTIJKVORMING ........................................FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. HOOFDSTUK 4 BEOORDELING...................... FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. BEOORDELEN OM TE LEREN EN BEOORDELEN OM TE BESLISSENFOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. BEOORDELEN OM TE LEREN .........................................FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. BEOORDELEN OM TE BESLISSEN ...................................FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. EXAMENMODEL .......................................................FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. DIPLOMERINGSDOSSIER EN DIPLOMA .............................FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. KWALITEITSHANDBOEK WAARDEREN ..............................FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. HOOFDSTUK 5 ONTWIKKELAGENDA ............. FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. AFWIJKINGEN VAN HET STANDAARD TRAJECT ....................FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. HOOFDSTUK 6 EXAMENREGLEMENT: ............ FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD.
BIJLAGE 1 BEGRIPPENLIJST BIJ EXAMENREGLEMENT ............... FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. BIJLAGE 2 EXAMENMODEL .......................... FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. BIJLAGE 3 ONDERWIJSPROGRAMMA ............. FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. BIJLAGE 4 RELATIE LEERBEDRIJVEN EN WERKPROCESSEN ...... FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, 9 juni 2009
4
OER 2009 Evenementenorganisatie en Popmanagement
Hoofdstuk 1 Praktijkgestuurd leren Praktijkgestuurd leren Het Friesland College kiest voor praktijkgestuurd leren. Leren op basis van echte praktijksituaties is het belangrijkste kenmerk van praktijkgestuurd leren. Kiezen voor werken in de echte praktijk en aan je keuze gehouden worden, maakt leren betekenisvol en spannend. Het helpt je om te onderzoeken waarom iets wel of niet lukt, of wat een volgende keer anders moet. Zo ontstaat inzicht in eigen mogelijkheden, werkwijzen, ambities en kansen en wordt het leerproces verdiept. Dat kan je weer helpen ook in onbekende situaties de juiste dingen te doen. Sleutelwoord daarbij is ‘reflectie’ . Reflectie leert je naar jezelf kijken. Zo helpt het bij het opdoen van kennis, vergroten van (ambachtelijke) vaardigheden en de ontwikkeling van persoonlijke kwaliteiten. We vinden het belangrijk dat je weet wat je wilt en wat je kunt om je dromen en ambities te verbinden met de werkelijkheid.
Leertraject In het Friesland College spreken we niet van opleidingen, maar van leertrajecten. In een opleiding is alles van het begin tot het eind vastgelegd; een leertraject kent geen vooraf gestructureerde inhoud of vorm. Hierdoor ontstaat een situatie waarin zelfsturing noodzakelijk is: als cursist maak jij keuzes en word je geconfronteerd met de consequenties van je keuzes. In de competentiegerichte beoordeling is de mate van zelfsturing in het handelen ook een belangrijke factor. Je bepaalt zelf wat je wilt leren en hoe je dat gaat aanpakken. Je stippelt samen met je coach/begeleider binnen de gegeven mogelijkheden je eigen leertraject (leerweg) uit, leidend tot het beroepsbekwaam kunnen kwalificeren volgens de normen (prestatieindicatoren) van een gekozen kwalificatiedossier. Een leertraject is dus niet van tevoren volledig omschreven en vastgelegd. Wel ligt onder ieder traject een onderwijsprogramma ten grondslag (zie bijlage 3) geldend als standaard programma voor de gemiddelde cursist2. In dit programma wordt verhelderd hoe de opleiding kan voldoen aan de wettelijke normen ten aanzien van de te besteden (begeleide) uren onderwijstijd.
Verschijningsvormen praktijk Afhankelijk van het gekozen leertraject heeft de praktijk binnen een leertraject verschillende verschijningsvormen: 7
• Werken voor bedrijven. Cursisten kiezen een prestatie die ze bij voorkeur in kleine groepen uitvoeren. Prestaties zijn kort geformuleerde complexe opdrachten met een helder beschreven resultaat. Een prestatie moet kansen bieden op de ontwikkeling van persoonlijke kwaliteiten, ambachtelijke vaardigheden en kennis. De cursist levert de prestatie voor de opdrachtgever en deze beoordeelt het resultaat. Dit is werken voor bedrijven • Werken in een bedrijf. Cursisten werken gedurende minimaal 4 weken in een bedrijf of instelling. Bij voorkeur zo dat twee of drie cursisten een reële arbeidsplaats vervullen. Het werken kan gecombineerd worden met prestaties binnen het bedrijf. Voorwaarde is dat het reflectieproces gewaarborgd is. Als het bedrijf geaccrediteerd is en de werkzaamheden inhoudelijk passen 2
De bijlage bevat alleen de voorkant van het programma. In achterliggende pagina’s is het programma gedetailleerder uitgewerkt. De volledige versie is bij de opleiding verkrijgbaar. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, 9 juni 2009
5
OER 2009 Evenementenorganisatie en Popmanagement
bij het door een cursist gekozen beroepsprofiel, kunnen de werkperiodes gelden als de wettelijk voorgeschreven beroepspraktijkvorming (BPV). Omdat er sprake is van een reële werkplekervaring heet dit werken in bedrijven. • Onderzoek uitvoeren. Cursisten kunnen onderzoek doen op basis van een reële vraag uit de praktijk. Hiervoor gelden dezelfde voorwaarden als bij werken voor bedrijven • Projecten. Cursisten kunnen deelnemen aan projecten. Kenmerkend voor projecten is dat er een projectplan, projectdoelen, fasering en projectorganisatie zijn. Bij een prestatie is alleen het resultaat omschreven. Een project kan praktijkgestuurd leren zijn als een reële vraag of opdracht het project stuurt en als de cursisten in grote mate medebepalend zijn voor de aanpak • Werken in een leer- of intern bedrijf. Werkzaamheden of activiteiten die het Friesland College als organisatie verricht en werkzaamheden voor ‘derden’ kunnen door een leerbedrijf, een intern bedrijf gedreven door cursisten, worden uitgevoerd. Voorbeelden zijn: het vergadercentrum, het bedrijfsrestaurant, Office for You, reparatie van computers etc. Kenmerkend voor een leerbedrijf is dat cursisten verantwoordelijk zijn voor de bedrijfsvoering. • Mini-onderneming. Een mini-onderneming wil zeggen dat cursisten zelf een bedrijfje runnen. Ze doen marktonderzoek en ontwerpen, produceren en verkopen hun producten • Baan, vrijwilligerswerk, hobby. Iedere situatie die het mogelijk maakt dat cursisten ervaring opdoen die bijdraagt aan hun persoonlijke en professionele ontwikkeling kan onderdeel van de opleiding zijn. Deeltijdbaantjes, hobby en vrijwilligerswerk dragen bij aan de persoonlijke ontwikkeling en zijn daarmee deel van het leertraject en portfolio. Ook daar kan de coach een begeleidingsrol vervullen als er sprake is van relevante praktijk. Het kan leren binnen en buiten de (gekozen) beroepscontext zijn.
Kwantitatieve verhouding leeractiviteiten Bij de vormgeving van praktijkgestuurd leren overlappen leeractiviteiten elkaar. Activiteiten buiten de (beroeps)context leiden ook tot verdieping. De hieronder aangegeven hoeveelheden praktijk, verdieping, reflectie en activiteiten buiten de beroepscontext zijn te beschouwen als indicaties. De kwantitatieve verhouding tussen de verschillende activiteiten ziet er als volgt uit: 50 % praktijk 20 % verdieping 20 % reflectie 10 % buiten de beroepscontext De daadwerkelijke verdeling van de tijd over de activiteiten is afhankelijk van het door de cursist gekozen programma en aanbod van de school. De invulling van het aanbod staat beschreven in de bijlage van het onderwijsprogramma.
Leren, Loopbaan en Burgerschap Naast eisen die aan een beroep worden gesteld worden er ook (wettelijke) eisen gesteld rond leren, loopbaan en burgerschap (LLB). Het FC heeft ten aanzien van LLB een inspanningsverplichting: het moet in het onderwijs worden aangeboden. De wijze waarop dit gebeurt en de wijze waarop de resultaten ervan worden beoordeeld, is door het FC in een verantwoordingsdocument LLB vastgelegd (zie “Verantwoording Leren, loopbaan en burgerschap in het Friesland College”, juni 2009). ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, 9 juni 2009
6
OER 2009 Evenementenorganisatie en Popmanagement
Het deel ‘burgerschap’ uit het document LLB draagt ertoe bij dat je je ook buiten het beroep op een juiste manier kan redden. De beheersing van taal is daarvoor een vereiste, maar ook inzicht in maatschappelijke ontwikkelingen en vaardigheid om met maatschappelijke eisen om te gaan. Het FC zal allerlei activiteiten organiseren die waardevol kunnen zijn voor deze inzichten en vaardigheden. Het is een verplicht onderdeel van je opleiding. De delen leren en loopbaan uit het document LLB maken deel uit van de begeleiding in je leertraject en worden beoordeeld tijdens het panelgesprek aan het einde van je opleiding. Voor burgerschap moet je materiaal verzamelen in je portfolio. Er zijn activiteiten die voor iedereen worden georganiseerd, er zijn ook activiteiten die door de opleidingen zelf worden georganiseerd. Je coach bespreekt met jou welke eisen daaraan worden gesteld en hoe je mee kunt doen.
FC- Kerncompetenties Tijdens je leertraject werk je aan de ontwikkeling van verschillende competenties. Een competentie is het vermogen om ten aanzien van een (beroeps)taak de juiste prestatie te kunnen leveren, zodanig dat andere beroepsbeoefenaars het vertrouwen hebben dat zij deze taak aan je kunnen overlaten. De werknemer van morgen zal steeds meer moeten voldoen aan de eisen van veranderende organisaties in een maatschappij die in beweging is. Bedrijven en instellingen vragen steeds meer andere vaardigheden, persoonlijke kwaliteiten en kennis van hun medewerkers. Het Friesland College heeft in bijeenkomsten met bedrijven en instellingen een zestal gezamenlijke competenties vastgesteld die voor alle branches en beroepssectoren van belang zijn. We gebruiken deze ‘branche-overstijgende’ kerncompetenties als basis voor elk leertraject. De zes FC-(kern)competenties zijn: 1. Het vermogen om met een open enthousiaste houding nieuwe dingen aan te pakken 2. Het vermogen jezelf steeds beter te leren kennen 3. Het vermogen om in te schatten in welke situatie je bent en je plek te vinden 4. Het vermogen om samen te werken in verschillende (beroeps)situaties 5. Het vermogen om contact te maken en contact te onderhouden met mensen 6. Het vermogen om te bereiken wat je van plan bent, resultaat te behalen Ook landelijk is er nagedacht over de gezamenlijke beschrijving van kerntaken en competenties. Dit heeft een totaal van 25 (SHL) competenties opgeleverd waarmee in de kwalificatiedossiers alle opleidingstrajecten kunnen worden beschreven. De zes FCcompetenties zijn in de SHL-set van competenties terug te vinden. In de leertrajecten komen natuurlijk alle voor de kwalificatie benodigde competenties ter sprake, maar je zult merken dat daarbij extra accent gelegd wordt op de zes FC-competenties.
Persoonlijke kwaliteiten Persoonlijke kwaliteiten zijn de motor binnen de ontwikkeling van competenties. Al het effect van kennis kan wegvallen als bijvoorbeeld de zorgvuldigheid in de uitvoering ontbreekt, en zorgvuldigheid is een voorbeeld van een persoonlijke kwaliteit. We richten ons vooral op het versterken van al aanwezige persoonlijke kwaliteiten en het waar nodig compenseren van kwaliteiten die gemist worden. Persoonlijke kwaliteiten ontwikkel je zowel binnen als buiten het beroep. Daarom zijn baantjes, hobby en vrijwilligerswerk zo belangrijk en kunnen ze deel uit maken van je leertraject. Opleidingen organiseren om deze reden dagen waarin cursisten gezamenlijk prestaties uitvoeren voor bijvoorbeeld maatschappelijke organisaties en instellingen in de regio.
Relatie kwaliteiten en competenties Alle FC-competenties, Landelijke (SHL) competenties en persoonlijke kwaliteiten hebben een duidelijke verbinding met elkaar. In de overzichten die hierna zijn geplaatst kun je de samenhang zien. Het zijn overzichten die je kunnen helpen tijdens je leertraject. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, 9 juni 2009
7
OER 2009 Evenementenorganisatie en Popmanagement
Relatie FC-Kerncompetenties en persoonlijke kwaliteiten met landelijke competenties
Het vermogen om met een open enthousiaste houding nieuwe dingen aan te pakken
Het vermogen jezelf steeds beter te leren kennen
Creëren en innoveren Gedrevenheid en ambitie tonen Creëren en leren
Leren Omgaan met verandering en aanpassen Analyseren Onderzoeken Reflectie en zelfsturing
Persoonlijke Kwaliteiten
Kiezen, verantwoordelijkheid nemen Contact maken, verbinding aangaan Moed tonen Improviseren Onafhankelijk zijn
Het vermogen om in te schatten in welke situatie je bent en je plek te vinden
Het vermogen om contact te maken en contact te onderhouden met mensen
Beslissen en activiteiten initiëren Ethisch en integer handelen Bedrijfsmatig handelen Initiatief nemen
Het vermogen om samen te werken in verschillende (beroeps)situaties
Samenwerken en overleggen Instructies en procedures opvolgen Met druk en tegenslag omgaan Formuleren en rapporteren Aansturen Begeleiden
Relatie opbouwen en netwerken Aandacht en begrip tonen Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten Relaties opbouwen en onderhouden
Het vermogen om te bereiken wat je van plan bent, resultaat te behalen
Gedrevenheid en ambitie tonen Ondernemend en commercieel handelen Plannen en organiseren Kwaliteit leveren Overtuigen en beïnvloeden Presenteren Vakdeskundigheid toepassen Materialen en middelen inzetten
Resultaten halen
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, 9 juni 2009
8
OER 2009 Evenementenorganisatie en Popmanagement
FC – Kerncompetenties met voorbeelden van gedrag
Het vermogen om met een open enthousiaste houding nieuwe dingen aan te pakken
Je laat passie zien, de wil om ‘er een schepje bovenop te doen’. Je benut je talenten door het beste uit jezelf naar boven te halen Je bent ondernemend, je neemt initiatief; bent proactief Je toont interesse Je laat zien dat je durft Je kijkt kritisch naar jezelf en je wilt leren Je neemt verantwoording en legt verantwoording af
Het vermogen om in te schatten in welke situatie je bent en je plek te vinden
Je kent je plaats in de organisatie van een bedrijf/instelling Je houdt er rekening mee dat elk bedrijf anders is en dat elk bedrijf zijn eigen normen heeft Je gedraagt je zoals het hoort Je ziet het werk Je wacht niet af, maar weet wat er van je verwacht wordt, je neemt initiatief Je kent je eigen grenzen; je handelt ethisch en integer Je maakt onderscheid tussen jouw normen en waarden en die van het bedrijf
Het vermogen om contact te maken en contact te onderhouden met mensen
Je hebt belangstelling voor andere mensen, voor wat hen bezighoudt Je treedt mensen positief en met een open houding tegemoet Je verbindt je met andere mensen Je leeft je in in andere mensen en respecteert hun opvattingen Je kent je plaats en weet professioneel afstand te houden Je komt je afspraken na Je spreekt conflicten op een correcte manier uit Je bent klantvriendelijk Je neemt op het goede moment de beslissingen anderen te raadplegen en houdt rekening met wat door hen gezegd wordt. Je deelt eigen kennis en ervaring
Het vermogen jezelf steeds beter te leren kennen
Je bent kritisch naar jezelf; je hebt een reëel beeld van jezelf Je neemt feedback van anderen serieus; je kunt met kritiek van anderen omgaan Je kent je eigen kwaliteiten, je sterke punten en minder sterke punten Je weet wat je wilt, wat je beweegt, wat je drive is Je kunt kritisch kijken naar wat je doet, daarvan leren en je handelen aanpassen Je hebt inzicht in je eigen leren, je weet hoe jij leert, wat bij je past Je bent bereid met anderen over jezelf en je functioneren te praten
Het vermogen om samen te werken in verschillende (beroeps)situaties
Je houdt je aan gemaakte afspraken Je toont respect voor anderen, Je werkt goed samen met anderen Je luistert als dat nodig is, je praat met je collega’s over wie, wat, waar en wanneer doet, zodat misverstanden voorkomen worden Je weet in moeilijke situaties eigen emoties onder controle te houden
Het vermogen om te bereiken wat je van plan bent, resultaat te behalen
Je blijft goed functioneren bij tijdsdruk en tegenslag, zodat gestelde doelen worden gehaald. Je komt gemaakte afspraken na Je neemt nieuwe initiatieven Je houdt je aan bedrijfsnormen Je speelt flexibel in op onvoorziene omstandigheden
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, 9 juni 2009
9
OER 2009 Evenementenorganisatie en Popmanagement
Talen Vanaf 2010 zullen nieuwe regelingen voor taal en rekenen van kracht zijn. De opleidingen die in 2009 starten, hebben nog te maken met de situatie die in 2007 is ingevoerd. De taaleisen die vanaf 2007 gelden, zijn de eisen die vermeld staan in het kwalificatiedossier, waar ze een directe relatie hebben met het beroep. Daarnaast zijn het de eisen die zijn vastgelegd in het document Leren, loopbaan en burgerschap (april 2007). Hieronder vind je een overzicht van de uitgangspunten die voor het schooljaar 2009 – 2010 nog aan de orde zijn: Nederlands voor de niveaus 1 – 3: de opleiding heeft een inspanningsverplichting, maar er geldt geen normerende richtlijn voor de ten minste te behalen niveaus in de zak/slaagregeling. Nederlands moet dus in het onderwijs worden aangeboden, maar ook getoetst en in orde worden bevonden. Wat precies ‘in orde’ is, wordt - op basis van eigen professionele inzichten - door het FC zelf bepaald in een verantwoorde onderwijs- en examenregeling (zak-/slaagregeling). De inspectie betrekt dit oordeel niet bij het eindoordeel over de examenkwaliteit van de opleiding. De behaalde niveaus zullen bij de andere resultaatsgegevens (cijferlijst) bij het diploma worden vermeld. Het hoogste niveau (in kwalificatiedossier of brondocument LLB) is geldend. Nederlands voor het niveau 4: dit moet voldoen aan een voor het ministerie van Onderwijs acceptabele norm. Ten minste 3 van de 5 taalvaardigheden (zoals opgenomen in de KD’s en het hieraan verbonden brondocument LLB) moeten op voldoende niveau zijn afgesloten. Anders dan voor de niveau 1-3 opleidingen, betrekt de inspectie dit oordeel wel bij het eindoordeel over de examenkwaliteit van de opleiding. De behaalde niveaus worden bij de andere resultaatsgegevens (cijferlijst) bij het diploma vermeld. Het hoogste niveau (in kwalificatiedossier of brondocument LLB) geldt. Moderne vreemde taal voor de niveaus 1 – 3: voor cohort 2009 is er nog geen generieke verplichting om een moderne vreemde taal in het onderwijsprogramma op te nemen. Als CEF-niveaus MVT in het kwalificatiedossier zijn opgenomen, geldt als acceptabele norm voor diplomering dat ten minste 3 van de 5 taalvaardigheden op voldoende niveau afgesloten moeten zijn. Deze norm is te beschouwen als minimum richtlijn voor de zak-/slaagregeling van de opleiding; verantwoord afwijken (hogere norm) is mogelijk, de opleiding is dan ook verantwoordelijk voor een aangepaste zak-/slaagregeling. De behaalde niveaus worden bij de andere resultaatsgegevens (cijferlijst) bij het diploma vermeld. Moderne vreemde taal voor het niveau 4: voor het beroep zijn de eisen MVT vastgelegd in het kwalificatiedossier (zie tabel met eindniveaus in deel B van dat kwalificatiedossier). Het betreft taaleisen volgens de (CEF)niveau-indeling van het referentiedocument Talen. Ook in deel C van het kwalificatiedossier is informatie opgenomen voor MVT, soms bij ondersteunende kennis en vaardigheden, soms bij de beschrijving van het gewenste eindresultaat, soms verwerkt in de prestatie-indicator. Vanaf cohort 2010 wordt MVT verplicht in alle opleidingen, ongeacht of het geëist wordt voor het beroep. Als CEF-niveaus MVT in het kwalificatiedossier zijn opgenomen, geldt als acceptabele norm voor diplomering dat ten minste 3 van de 5 taalvaardigheden op voldoende niveau afgesloten moeten zijn. Deze norm is te beschouwen als minimum richtlijn voor de zak-/slaagregeling van de opleiding; verantwoord afwijken (hogere norm) is mogelijk, de opleiding is dan ook verantwoordelijk voor een aangepaste zak-/slaagregeling. De behaalde niveaus worden bij de andere resultaatsgegevens (cijferlijst) bij het diploma vermeld. Bij het Talencentrum van het Friesland College kun je Engels, Duits, Frans en Spaans doen. Voor deze moderne vreemde talen hanteert Friesland College een aantal uitgangspunten. Bij de start van het leertraject talen maak je kennis met de werkwijze van het Talencentrum, laat je zien wat je al kunt in de vreemde taal en bespreek je wat je nog moet doen om de taal goed toe te kunnen passen in de (beroeps)praktijk. Op basis hiervan wordt ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, 9 juni 2009
10
OER 2009 Evenementenorganisatie en Popmanagement
met jou een traject afgesproken en vastgelegd in het taalportfolio. Zo krijg je bij de start 3 een taalcompetentieprofiel. Dit laat zien op welk niveau je je taal of talen moet beheersen . De inhoud van je taalcompetentieprofiel komt voort uit de taalcompetentieprofielen van je opleiding aangevuld met je eigen taalvragen. Voor uitgebreide informatie over de wijze van toetsing en beoordeling wordt verwezen naar het document ‘Beoordelen om te beslissen in het Talencentrum’ (procedures en instrumenten voor de beoordeling van de talen). Dit document kan bij de secretaris van de examencommissie van de betreffende unit worden ingezien.
3
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, 9 juni 2009
11
OER 2009 Evenementenorganisatie en Popmanagement
Hoofdstuk 2
Begeleiding
Begeleiding Passende begeleiding is een noodzakelijke voorwaarde voor je leerproces. Bij begeleiding legt je coach het accent op je persoonlijke ontwikkeling, letten vakspecialisten op inhoudelijke kwaliteit en dragen praktijkexperts zorg voor de continuïteit van de (werk)uitvoering. Uitgangspunt voor iedere vorm van begeleiding is: “ik help mijn cursisten het zelf te doen …’’. Coach Je coach helpt je bij je persoonlijke ontwikkeling en bij het opstellen van je leertraject. Je coach volgt je in principe gedurende je hele opleidingsperiode. Je hebt regelmatig gesprekken over je ervaringen en wat deze ervaringen met je doen en over de stappen die je moet zetten. Je coach maakt duidelijke afspraken met je waar jij je aan moet houden. Vakspecialisten Vakspecialisten begeleiden je bij het aanleren van vaardigheden en helpen je bij het verkrijgen van vakkennis. Dit doen ze met instructie, workshops, (vaardigheids-)trainingen en simulaties. Ze kijken met jou naar de uitvoering van je werk en wat je kunt doen om de kwaliteit van je werk te verhogen. Praktijkexperts De praktijkexperts begeleiden je in de praktijk, helpen je het werk te leren zien, plannen, verdelen en uitvoeren. Ze geven instructie en houden jou, je coach en de vakspecialisten op de hoogte van je vorderingen. Coachgroep Je werkt vanuit een eigen coachgroep. Dit is een vaste groep cursisten waar je regelmatig mee te maken hebt.
Begeleidingsinstrumenten Om je voortgang en ontwikkeling bespreekbaar te maken en vast te leggen kunnen er diverse instrumenten worden gebruikt. Je kunt daarbij denken aan: Leerlijnen Ontwikkelingslijnen Portfolio Leerkaarten Ontwikkelspiraal De keuze voor het gebruiken van de begeleidingsinstrumenten is afhankelijk van beschikbaarheid en bruikbaarheid in jouw fase van ontwikkeling. Leerlijnen Leerlijnen maken de voortgang en ontwikkeling zichtbaar van kennis en vaardigheden. Deze kennis en vaardigheden zijn gekoppeld aan kerntaken en werkprocessen uit het kwalificatiedossier of aan voor de regio belangrijke uitgangspunten. Ontwikkelingslijnen Ontwikkelingslijnen bevatten houdingsaspecten en persoonlijke kwaliteiten uit de competenties. Persoonlijke kwaliteiten kun je niet ‘even’ trainen. De ontwikkeling ervan vraagt tijd en is vooral ook kansrijk buiten de directe omgeving van je beroep. Ze beschrijven zichtbaar gedrag. Je kunt aangeven waar je staat en waar je bijvoorbeeld de volgende periode aan wilt werken. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, 9 juni 2009
12
OER 2009 Evenementenorganisatie en Popmanagement
Portfolio Het portfolio is een document waarmee je je ontwikkeling in beeld brengt, zowel in de beroepsvorming als in de persoonlijke vorming. Wat dat laatste betreft is het portfolio dus ook een instrument waarmee je kan laten zien welke activiteiten je hebt verricht in het kader van LLB. Er is geen voorgeschreven vorm. De vorm van je portfolio maak je zelf. Daar ben je zelf verantwoordelijk voor. Zorg er wel voor dat je portfolio ook door anderen (bijvoorbeeld je coach, mede-cursisten) kan worden ingezien en dat het gemakkelijk toegankelijk is. Leerkaarten Leerkaarten zijn een hulpmiddel om richting en structuur te bieden aan je leertraject. Ze worden gemaakt met mensen uit de beroepspraktijk en geven een duidelijk beeld van wat er van je verwacht wordt. Dit maakt dat je weet wat je te doen hebt om een goede beroepsbeoefenaar te worden. Het beroep waarvoor je wordt opgeleid staat kernachtig beschreven in logische werkprocessen, elk werkproces heeft een eigen kaart. Op de voorkant van elke kaart staat in maximaal 10 zinnen het zichtbare werkgedrag beschreven. Op de achterkant staan de bijbehorende kennis en vaardigheden die je nodig hebt om je beroep goed uit te kunnen oefenen. De leerkaarten kun je gedurende je hele opleiding gebruiken. Ze helpen je om keuzes te maken in wat je wilt leren, geven inzicht in waar je staat en wat je nog moet ontwikkelen. De manier waarop je de leerkaarten gebruikt, hangt af van je leertraject en van je eigen behoefte. Ontwikkelspiraal De ontwikkelspiraal is een instrument dat wordt gebruikt om je te helpen je leren in een continu proces (ontwikkelingscyclus) te brengen. In de ontwikkelspiraal worden vragen gesteld als: Wie ben ik?, wat wil ik?, wat doe ik? en wat maak ik waar? Competentietool De competentietool is een digitaal instrument om greep te krijgen op de verbreding en verdieping van je competenties, die vast te leggen en te volgen.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, 9 juni 2009
13
OER 2009 Evenementenorganisatie en Popmanagement
Hoofdstuk 3 Onderwijsprogramma Indeling studiejaar Een cursusjaar telt gemiddeld 40 weken van 40 uren studie, totaal dus een studielast van 1600 uren per cursusjaar. Leertrajecten praktijkgestuurd leren zijn opgedeeld in periodes van 10 weken, een cursusjaar kent 4 perioden.
De eerste periode De eerste periode van een leertraject is gericht op de kennismaking met je coach en je vaste coachgroep van medecursisten. Coach en coachgroep gaan een verbinding aan en blijven in principe gedurende het gehele leertraject bijeen. Deze periode begint met een introductieweek waarin de volgende onderwerpen aan de orde komen: Kennismaking met de gekozen sector Kennismaken met medecursisten en medewerkers Werken met praktijkgestuurd leren Kennis van gebouwen en organisatie van het Friesland College Kennis van mogelijkheden, variërend van het bestaan van kortingskaarten tot de manier waarop cursisten invloed uit kunnen oefenen binnen het Friesland College. Tijdens de eerste periode maak je een voorlopige keuze voor een beroepsrichting, voor een profiel op je niveau en voor mogelijke specialisaties waarin jij je wilt kwalificeren. Samen met je coach ontwerp je de start van je eigen leertraject.
Vervolg van het leertraject Het doel van het door jou gekozen leertraject is dat je de bij je keuze behorende (kern)competenties ontwikkelt aan de hand van voor jou betekenisvolle praktijksituaties. De praktijk van je leertraject binnen praktijkgestuurd leren kent verschillende vormen. De uitwerking voor jouw leertraject staat in de bijlagen beschreven. Daarin staat welke activiteiten worden aangeboden, welke verplicht zijn, hoeveel tijd daar gemiddeld voor nodig is en hoe de activiteiten over de opleidingsjaren (indien van toepassing) zijn verdeeld. De praktijksituaties kunnen binnen en buiten het door jou gekozen beroepsgebied liggen. Succesvol functioneren heeft niet alleen te maken met ‘ambachtelijke’ vaardigheden en kennis. Ook persoonlijke kwaliteiten zijn van belang. Je ontwikkelt persoonlijke kwaliteiten niet alleen tijdens het leren in een bedrijf of stage. Persoonlijke kwaliteiten ontwikkel je ook door met heel verschillende mensen samen te werken. Dat doe je o.a. door deel te nemen aan activiteiten die niet direct in de sfeer van je beroep liggen. Bij deze activiteiten werk je samen met cursisten van andere leertrajecten. Je doet dit samen met cursisten en begeleiders die je niet kent.
Vertraagde week De laatste week van elke periode wordt gekenmerkt als vertraagde week. Die laatste week is een week voor reflectie, voor FC-brede activiteiten, zoals een markt van cursisten en opdrachtgevers. Het kan tevens een week zijn van verzilveren, de daadwerkelijke kwalificering. In vertraagde week is tijd voor terugkijken en vooruitzien, de balans opmaken, tijd nemen om te kijken waar je staan. Het is ook een tijd van presentaties en vieren, soms de tijd van toetsen maken. Ook is er regelmatig aandacht voor FC-brede activiteiten buiten de beroepscontext. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, 9 juni 2009
14
OER 2009 Evenementenorganisatie en Popmanagement
Als je werkt met prestaties is het een tijd van bijeenkomsten met opdrachtgevers. Ook kun je soms gemiste activiteiten inhalen.
Wet Studiefinanciering Wet Studiefinanciering 2000 (WSF) Studiefinanciering is alléén mogelijk voor de beroepsopleidende leerweg (BOL). WEB, artikel 7.4.8, lid 1f
Om in de beroepsopleidende leerweg (BOL) in aanmerking te komen voor studiefinanciering is het Friesland College verplicht om minstens 850 klokuren per jaar begeleid ‘’onderwijs’’ aan te bieden. De specificatie van begeleide en onbegeleide uren is transparant gemaakt in het bijgevoegde onderwijsoverzicht per uitstroomprofiel.
WSF, artikel 9, lid 1.a, en WTOS, hoofdstuk 3 en 4
Het Friesland College staat er voor garant dat het door jou gekozen leertraject, zoals beschreven in deze OER, tenminste 850 contact(klok)uren omvat. Daarmee is het aangeboden leertraject in overeenstemming met artikel 9, lid 1 a, van de Wet op de Studiefinanciering (WSF) en met de hoofdstukken 3 en 4 van de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten.
WEB, artikel 7.2.4, lid 9
Op jaarbasis telt een leertraject een studielast van 1600 klokuren. Daarbij wordt uitgegaan van 40 studieweken per jaar van elk 40 studiebelastingsuren per week, dat is dus: 40 x 40 = 1600 studiebelastingsuren (afgekort: SBU’s) op jaarbasis.
Beroepspraktijkvorming Beroepspraktijkvorming (BPV) vormt een belangrijk deel van elk leertraject. Om een diploma te behalen moet de BPV altijd met een voldoende worden afgesloten. Beroepspraktijkvorming in de beroepsopleidende leerweg (BOL) Het Leertraject Praktijkgestuurd Leren dat wordt vormgegeven in de zogenaamde beroepsopleidende leerweg (afgekort: BOL) omvat een periode van werken in een geaccrediteerd (erkend) bedrijf van ten minste 20% en ten hoogste 60% van de totale studieduur (bij een leertraject van één jaar: 1600 studiebelastingsuren, daarvan dus een periode van minimaal 320 en maximaal 960 studiebelastingsuren). We noemen deze periode de beroepspraktijkvorming (afgekort: BPV). Wat je in de BPV precies gaat doen hangt af van de mogelijkheden van het bedrijf en je leervraag. Niet in ieder bedrijf kun je alle facetten van de opleiding even goed leren. Ook kan het zijn dat delen van een opleiding helemaal niet in de praktijk kunnen worden geleerd. Waar precies je welke onderdelen kunt leren, is op een bijlage bij deze OER ingevuld. In deze bijlage is een koppeling gemaakt tussen leerbedrijven en kerntaken/werkprocessen. Dat overzicht kan je helpen een keuze te maken voor een praktijkplaats. Duidelijk mag zijn dat deze keuze, naast beschikbaarheid, van meerdere factoren afhankelijk is. Zo kan het bijvoorbeeld voorkomen dat werkzaamheden seizoen- of opdrachtgebonden zijn. Samen met je coach kies je daarom een erkend leerbedrijf op basis van wens en beschikbaarheid.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, 9 juni 2009
15
OER 2009 Evenementenorganisatie en Popmanagement
Heb je eenmaal een leerbedrijf gekozen, dan worden er nadere afspraken gemaakt met het bedrijf of instelling en met degene die je vanuit het bedrijf gaat begeleiden: de praktijkbegeleider. De afspraken worden vastgelegd in een overeenkomst, een zogenaamde BPV-overeenkomst. Een dergelijke overeenkomst regelt de rechten en verplichtingen van alle betrokken partijen: het bedrijf, de school en jezelf. Beroepspraktijkvorming in de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) Het Leertraject Praktijkgestuurd Leren dat wordt vormgegeven in de zogenaamde beroepsbegeleidende leerweg (afgekort: BBL) omvat een periode van werken in een geaccrediteerd (erkend) bedrijf van tenminste 60% van het aantal studiebelastingsuren. Elk leerjaar heeft normaal 1600 studiebelastingsuren, dat betekent dus een periode van minimaal 960 studiebelastingsuren. Met het erkende leerbedrijf teken je een BPV overeenkomst van minimaal de ‘normale’ opleidingsduur. Deze zogenaamde BPV overeenkomst moet ook ondertekend worden door jou, de school en het kenniscentrum. Een dergelijke overeenkomst regelt de rechten en verplichtingen van alle betrokken partijen.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, 9 juni 2009
16
OER 2009 Evenementenorganisatie en Popmanagement
Hoofdstuk 4 Beoordeling Beoordelen om te leren en beoordelen om te beslissen Binnen het Friesland College maken we een onderscheid tussen `beoordelen om te leren´ en ´beoordelen om te beslissen´. Het is van belang om dit onderscheid te maken omdat we van mening zijn dat het niet scheiden van ´beoordelen om te leren´ en ´beoordelen om te beslissen´ er toe zou kunnen leiden dat je constant het gevoel hebt dat je doorlopend afgerekend wordt. Elke vorm van feedback lijkt dan consequenties te hebben voor de toekomst.
Beoordelen om te leren Beoordelen om te leren is gericht op je ontwikkeling. Het gaat er om de voortgang en ontwikkeling die je doormaakt vast te stellen. Feedback van je coach, van vakspecialisten, praktijkexperts en medecursisten tijdens je leerproces, stelt je in staat te beslissen wat en hoe verder geleerd kan worden. Op momenten van ´vertraag de tijd´ laat je met behulp van je portfolio je voortgang en ontwikkeling zien. Met behulp van bijvoorbeeld leer- en ontwikkelingslijnen en door reflectie stel je samen met je coach vast waar je staat en wat de volgende stappen zijn. Beoordelen om te leren is een proces van ruimte geven en actief volgen, van feedback geven en reflecteren. Je wordt uitgedaagd, maar ook met rust gelaten. Confrontaties worden daarbij niet uit de weg gegaan, maar zullen altijd gericht zijn op voortgang en ontwikkeling. In presentaties laat je zien wat je allemaal al kunt. Op deze manier kan het leerproces spannend en doelgericht worden zonder dat elk fout direct beslissende consequenties heeft.
Beoordelen om te beslissen Het ´beoordelen om te beslissen´ is gericht op je formele kwalificatie. Bij het ´beoordelen om te beslissen´ stellen deskundigen vast of je de kerntaken van een bepaald beroep hebt eigen gemaakt en dat je weet waarom je zo handelt. Het is een moment van ´verzilveren´. Beoordelen om te beslissen kent uitsluitend de uitkomst: voldaan of niet voldaan, je bent competent of niet, je bent geslaagd of niet.
Examenmodel Het beoordelen om te beslissen vindt plaats in meerdere vormen (‘meervoudig evalueren’). De beoordeling is altijd gekoppeld aan de kerntaken en werkprocessen uit het kwalificatiedossier. Bij het beoordelen om te beslissen kennen we drie beoordelingsniveaus die je in volgorde moet doorlopen: 1. Handelingsbekwaam: op het niveau van een werkproces zelfstandig handelingen kunnen uitvoeren. Dit kan bijvoorbeeld via praktijkbeoordelingen of schriftelijke evaluaties beoordeeld worden. 2. Beroepsbekwaam: op het niveau van een kerntaak kunnen handelen in kritische (moeilijke) situaties. Hierbij wordt vaak gekozen voor een proeve van bekwaamheid of een assessment. 3. Ontwikkelingsbekwaam: in een panelgesprek laten zien dat je in kritische situaties bewust hebt gehandeld en kunt reflecteren. Je moet een beoordelingsniveau hebben behaald voordat je door kan naar het volgende niveau. Het onderwijsprogramma en het examenmodel dat voor jouw leertraject aan de orde is, zijn als bijlage bij deze OER gevoegd. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, 9 juni 2009
17
OER 2009 Evenementenorganisatie en Popmanagement
Diplomeringsdossier en diploma De positieve uitkomsten van de beoordelingen op bovenstaande drie niveaus (handelings-, beroeps- en ontwikkelingsbekwaam) worden verzameld in het diplomeringsdossier. Samen met andere wettelijke eisen zoals een behaald taalcertificaat, inspanning met betrekking tot het onderdeel burgerschap, het met een voldoende afsluiten van je BPV, zijn de voldoendes voor de drie niveaus van bekwaamheid bepalend of je recht hebt op je diploma. Het diplomeringsdossier is eigendom van de examencommissie van het Friesland College en op basis van de beoordeling van je diplomeringsdossier beslist de examencommissie of je een diploma krijgt.
Kwaliteitshandboek Waarderen Veel zaken die met de organisatie van het beoordelen te maken hebben heeft het Friesland College vastgelegd in een Handboek, namelijk in het Kwaliteitshandboek Waarderen. Het Kwaliteitshandboek kun je beschouwen als onderdeel van deze OER. Als je wilt, kun je dat kwaliteitshandboek inzien (vraag ernaar bij het examenbureau). In het Kwaliteitshandboek Waarderen zijn o.a. de volgende zaken opgenomen: stappenplannen waarin staat wanneer en wat je allemaal in moet leveren de wijze waarop gehandicapte deelnemers in voorkomende gevallen in de gelegenheid worden gesteld het examen (of onderdelen daarvan) af te leggen de wijze waarop en de termijn waarbinnen de deelnemer inzage krijgt in zijn beoordeelde werk bij wie je op welke gronden tegen een beslissing in beroep kan gaan de termijn waarbinnen de uitslag van een examen(onderdeel) bekend wordt gemaakt in voorkomende gevallen, regels met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens het afnemen van examen(onderdelen).
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, 9 juni 2009
18
OER 2009 Evenementenorganisatie en Popmanagement
Hoofdstuk 5 Ontwikkelagenda De invoering van praktijkgestuurd leren en de daaraan gekoppelde beoordeling vraagt een grote inspanning van iedereen. Van cursisten maar ook van het personeel van het Friesland College. Elke opleiding maakt binnen de kaders van deze onderwijs- en examenregeling keuzes. Dit kan betekenen dat sommige onderdelen nog niet volledig zijn ingevoerd of ontwikkeld. Ook kan het zijn dat er bijvoorbeeld door een specifieke situatie in een bepaalde sector of branche delen van dit onderwijs- en examenreglement niet uitvoerbaar zijn. Als we dit weten voor de start van jouw leertraject wordt dat in dit hoofdstuk vermeld. Als er later, tijdens het leertraject, veranderingen komen wordt dat tijdig met jou besproken.
Afwijkingen van het standaard traject
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, 9 juni 2009
19
OER 2009 Evenementenorganisatie en Popmanagement
Hoofdstuk 6 Examenreglement
Examenreglement voor de competentiegerichte leertrajecten
1. Geldigheid 1.1. Dit onderdeel van het examenreglement is van toepassing op alle competentiegerichte leertrajecten van de Stichting voor Algemeen Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie, gevestigd te Leeuwarden, voor zover daarvan bij bijzondere regeling niet is afgeweken. 1.2. Dit examenreglement van het Friesland College geldt met ingang van 1 augustus 2009 voor de duur van de leertrajecten. 1.3. Met inachtneming van dit reglement kunnen per leertraject nadere regels worden vastgelegd. Voor de leertrajecten, die niet-competentiegericht werken geldt het Examenreglement: Onderdeel II.
2. Begrippen zie bijlage 1 van deze OER 3. Toegang tot de examens 3.1. Degene die aan een onderwijsinstelling als cursist is toegelaten, heeft het recht om deel te nemen aan de examenonderdelen, tenzij de examencommissie tot uitsluiting van het examen(onderdeel) heeft besloten. Aan de deelname kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld. 3.2. Degene die uitsluitend tot examen(onderdelen) wenst te worden toegelaten, kan zich als examendeelnemer in laten schrijven. Aan die inschrijving kunnen nadere voorwaarden worden gesteld. 3.3. Kandidaten zijn verplicht deel te nemen aan een examen(onderdeel) waarvoor zij zijn ingeschreven. Kandidaten, die aan een examen(onderdeel) niet hebben deelgenomen, overleggen aan de examencommissie een verklaring, waarin zij de reden van het verzuim vermelden. De examencommissie oordeelt over de geldigheid van het verzuim. Voor kandidaten, die een geldige reden hadden, komt de eerstvolgende mogelijkheid tot examen(onderdeel) in de plaats van het verzuimde examen(onderdeel). Is er geen geldige reden, dan gaat de kandidaat eerst een gesprek met de coach aan. De coach gehoord hebbende beslist de examencommissie over het vervolg. 3.4. Per leertraject worden door de examencommissie regels gesteld met betrekking tot het meermalen afleggen van een examen(onderdeel). 3.5. De examencommissie stelt kandidaten die door ziekte of een andere vorm van overmacht niet in staat zijn aan een examen(onderdeel) deel te nemen, na opheffing van de situatie van overmacht, in de gelegenheid het betreffende examen(onderdeel) alsnog af te leggen. 3.6. Een kandidaat die zich na de hem gemelde aanvang van een examenonderdeel meldt, kan in principe dit examenonderdeel niet afleggen, tenzij de assessoren die voor het betrokken examenonderdeel zijn aangewezen, daar anders over beslissen. 4. Organisatie van de examens 4.1. Het Bevoegd gezag stelt ten behoeve van de organisatie en het afnemen van de examens voor elke unit een examencommissie in. Het bevoegd gezag kan daarbij samenwerken met andere instellingen. 4.2. De examencommissie maakt alle gegevens met betrekking tot de planning, organisatie, doelen, duur en vorm van de examinering tijdig aan de kandidaten bekend. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, 9 juni 2009
20
OER 2009 Evenementenorganisatie en Popmanagement
4.3. Cursisten en examendeelnemers kunnen zich tot 8 werkdagen voor aanvang van een examen(onderdeel) schriftelijk aanmelden bij de examencommissie. Aan de inschrijving als kandidaat kunnen nadere voorwaarden worden gesteld. 4.4. De examencommissie brengt de kandidaten minimaal 3 werkdagen voor aanvang van de toets of het examen(onderdeel) op de hoogte van alle voorwaarden om aan de toets of het examen(onderdeel) deel te kunnen nemen, evenals van de middelen die zij mogen gebruiken tijdens het betrokken examenonderdeel. 4.5. De examencommissie benoemt en wijst de assessoren aan en informeert de kandidaten hierover minimaal 3 werkdagen voor aanvang van de toets of het examen(onderdeel). 4.6. De kandidaten zijn verplicht de gegeven aanwijzingen op te volgen van de personen die belast zijn met de uitvoering van het examen(onderdeel). 4.7. Het Examenbureau bewaart de uitwerkingen van examenonderdelen, indien de aard of omvang dat toelaat, samen met de examenopdracht, de beoordelingscriteria, de cesuur en alle andere mogelijke onderdelen uit de examenbundel. De bewaartermijn bedraagt zes maanden. De termijn gaat in na de einduitslag van het betreffende examenonderdeel. Indien nodig wordt de bewaartermijn verlengd door een lopende bezwaar- of beroepsprocedure en/of een daartoe strekkend verzoek van de inspectie, de examencommissie of de kandidaat. 5. Afwijkende examinering 5.1. Ten aanzien van specifieke doelgroepen en gehandicapten kan de examencommissie toestaan dat de examinering in afwijkende vorm en/of duur plaatsvindt. Daarvoor is in het Kwaliteitshandboek Waarderen een procedure opgenomen. De afwijking mag niet ten koste gaan van technische eisen betreffende examinering als validiteit en betrouwbaarheid. Het niveau en de doelstelling van de afwijkende examenvorm mogen niet anders zijn dan de doelstelling en het niveau van het oorspronkelijke examen(onderdeel). 5.2. Een gehandicapte kandidaat kan bij de examencommissie schriftelijk een verzoek indienen tot afwijkende examinering. Bij dit verzoek moet een verklaring worden gevoegd van een arts of een andere deskundige. Uit deze verklaring moet blijken dat de afwijkende examinering geïndiceerd is en waaruit deze dient te bestaan. 5.3. De examencommissie kan een kandidaat die korter dan zes jaar in Nederland woont en voor wie de Nederlandse taal niet de moedertaal is, toestaan de examinering in afwijkende vorm af te leggen. De examencommissie bepaalt welke vorm. 5.4. De kandidaat kan een verzoek indienen bij de examencommissie om een examenonderdeel in het Fries te schrijven, daar waar dit van toepassing kan zijn. De examencommissie willigt dit verzoek in indien: de assessoren de Friese taal voldoende beheersen en hiertegen geen bezwaar hebben en er een samenvatting in het Nederlands wordt toegevoegd 5.5. Kandidaat en assessoren kunnen bij het panelgesprek overeenkomen ieder voor zich of allen het Fries in plaats van het Nederlands te spreken. 6. Richtlijnen voor de beoordeling van examen(onderdelen) 6.1. De beoordeling van elke kandidaat gebeurt aan de hand van tevoren vastgestelde criteria. 6.2. De vastgestelde beoordelingscriteria worden ten opzichte van iedere kandidaat gelijkelijk gehanteerd. 6.3. Kandidaten weten op grond waarvan zij voldoen of niet voldoen aan de criteria van het examen(onderdeel). 6.4. De beoordeling moet consistent zijn en in overeenstemming met de voorwaarden en beoordelingscriteria van het examen(onderdeel). 7. Bezwaar en beroep 7.1. Een kandidaat kan tegen maatregelen en beslissingen met betrekking tot het examen(onderdeel) schriftelijk bezwaar aantekenen bij de examencommissie. 7.2. Het bezwaarschrift houdt in: ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, 9 juni 2009
21
OER 2009 Evenementenorganisatie en Popmanagement
a. naam en adres van de indiener; b. datum van indiening; c. omschrijving van de maatregel of beslissing waartegen bezwaar wordt aangetekend (kopie meesturen); d. de gronden van het bezwaar. 7.3. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt drie werkdagen nadat de beslissing of maatregel schriftelijk ter kennis gekomen is aan de kandidaat. 7.4. De examencommissie beslist binnen een termijn van 10 werkdagen na indiening van het bezwaar. De commissie kan deze termijn eenmaal verlengen. 7.5. Een kandidaat kan binnen drie werkdagen na ontvangst van de uitspraak op het bezwaar, beroep aantekenen bij de ‘Commissie van Beroep voor de Examens’, p/a Postbus 1781, 8901 CB, Leeuwarden. 7.6. Het beroepschrift houdt in: a. naam en adres van de indiener; b. datum van indiening; c. omschrijving van de uitspraak waartegen beroep wordt aangetekend (kopie meesturen); d. de gronden van het beroep. 7.7. De kandidaat stuurt het beroepschrift naar de Commissie van Beroep voor de Examens. 7.8. De procedure voor beroep is neergelegd in het ‘Reglement Commissie van Beroep voor de examens Friesland College’ (zie Kwaliteitshandboek Waarderen). 8. Onregelmatigheden en fraude 8.1. De examencommissie kan maatregelen treffen tegen kandidaten, die ten aanzien van examinering onregelmatigheden plegen. Voordat de maatregel wordt opgelegd, hoort de examencommissie de kandidaat. De kandidaat kan zich laten bijstaan door een meerderjarige; de minderjarige kandidaat laat zich vergezellen van een wettelijke vertegenwoordiger. Het is ter beoordeling van de examencommissie om gedragingen, handelingen en dergelijke aan te merken als onregelmatigheid in de zin van dit artikel. In ieder geval worden als onregelmatigheden beschouwd: fraude het niet opvolgen van instructies van de assessor(en) het gebruik van niet-toegestane hulpmiddelen 8.2. De maatregelen bedoeld in dit artikel kunnen zijn: de uitslag van het betreffende examen(onderdeel) wordt ongeldig verklaard uitsluiting van (verdere) deelname aan de examinering. 8.3. Indien de onregelmatigheid te wijten is aan het gedrag van personeel van de instelling of van hulpkrachten die door de instelling zijn aangetrokken, hetzij door gedraging hetzij door het verstrekken van verkeerde informatie, past de examencommissie de maatregelen alleen toe voor zover de kandidaat zelf verantwoordelijk is voor die onregelmatigheid. 9. Uitslagen 9.1. De examencommissie stelt de uitslagen van examenonderdelen vast op basis van de beoordelingen die gedaan zijn door de assessoren. 9.2. De uitslagen worden weergegeven in één van de volgende begrippen: voldaan of niet voldaan. De examencommissie maakt de uitslagen binnen redelijke termijn schriftelijk bekend aan de kandidaat. 10. Slotbepaling 10.1. Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van de examinering en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding daarvan, tenzij enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van de examinering noodzaak tot bekendmaking voortvloeit. 10.2. In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bevoegd gezag in samenspraak met de examencommissie. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, 9 juni 2009
22
OER 2009 Evenementenorganisatie en Popmanagement
Bijlage 1 Begrippenlijst bij Examenreglement Assessor
Functionaris die beoordeelt tijdens de uitvoering van toetsing en examinering binnen competentiegerichte leertrajecten.
Beroep
Protest tegen een uitspraak van de examencommissie op een bezwaar
Bevoegd Gezag
Het bevoegd gezag is het College van het Bestuur van het Friesland College.
Bezwaar
Een schriftelijk bezwaar van de kandidaat bij de examencommissie tegen een uitspraak van de examencommissie over de gang van zaken tijdens de toetsing en examinering of tegen maatregelen en beslissingen m.b.t. de toetsing en examinering.
Certificaat
Een (door overheid en bedrijfsleven) erkend document waarmee is aangetoond en vastgelegd dat een met een deelkwalificatie corresponderend deel van een leertraject met goed gevolg is doorlopen (zie WEB, artikel 7.4.6.).
Cesuur
De cesuur is de scheiding tussen de resultaten die als voldoende (geslaagd) en de resultaten die als onvoldoende (niet geslaagd) worden beoordeeld. Het is de kandidaat en de assessor van te voren al bekend op welke wijze de cesuur beoordeling verloopt en hoe de regels rond de cesuur zijn.
Commissie van Beroep voor de examens
Een door het bevoegd gezag van het Friesland College ingestelde Commissie van Beroep voor de Examens. Beslissingen van de examencommissie of van de examinatoren kunnen worden onderworpen aan het oordeel van de Commissie van Beroep voor de Examens.
Cursist
Een cursist is een persoon, die zich met het oog op het gebruik van de onderwijsvoorzieningen laat inschrijven bij het Friesland College (zie WEB, artikel 8.1.1.).
Diplomeringsdossier
Resultatenmap van bewijzen afgegeven door assessoren dat aan de examencommissie wordt aangeboden ter vaststelling.
Examencommissie
Een door het Bevoegd Gezag van het Friesland College ingesteld orgaan per unit ten behoeve van de organisatie van toetsing en examinering voor elk van het door de instelling verzorgd leertraject of groep van leertrajecten.
Examendeelnemer
Iemand die deelneemt aan een examen, maar die niet als cursist is ingeschreven aan het Friesland College.
Examinator
Beoordelaar van toetsen en examens in niet-competentiegerichte leertrajecten.
Kandidaat
Een persoon die examendeelnemer is op grond van een overeenkomst, zoals bedoeld in artikel 8.1.3. van de WEB.
Kwaliteitshandboek Waarderen
Het kwaliteitshandboek waarin het Friesland College het examenmanagement beschrijft en waarin alle aspecten van het examenproces, de examenproducten en de verantwoording worden vastgelegd.
Onderwijs- en Examenregeling (OER)
Een door of namens het Bevoegd gezag voor elk door de instelling verzorgd leertraject opgestelde regeling, met daarin de beschrijving van de belangrijkste kenmerken van het leertraject, waaronder inhoud en inrichting, studieduur, toetsing en examinering.
Panelgesprek
Een examenonderdeel binnen de competentiegerichte leertrajecten.
Unit
Een onderdeel van het Friesland College, dat leertrajecten verzorgt.
Vrijstelling
Een bewijs dat de kandidaat voldoet aan eindtermen van een kwalificatie of delen van deze op basis van documentatie of EVC-rapportage.
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, 9 juni 2009
23
OER 2009 Evenementenorganisatie en Popmanagement
Bijlage 2 Examenmodel
Handelingsbekwaam niveau Naam examenonderdeel Beleid Gemeente Beleid BPV 1
Opgenomen werkprocessen 1.1/1.2/1.5 Heel kerntaak 1
Beleid BPV 2
Heel kerntaak 1
Onderzoek intern
3.1
Onderzoek BPV Plan maken
3.1 3.2 t/m 3.5
Marketingplan
3.2 t/m 3.5
Financieel management Photoshop posters/flyers Website maken Presskit Klein evenement
3.3 3.6 3.6 3.6 4.2 t/m 4.7
Org. Activiteit op BPV
4.1 t/m 4.8
Presentatie festivalorganisatie
4.1 t/m 4.7
Assisteren bij een evenement
4.8
Type toets1 Schriftelijke evaluatie Schriftelijke evaluatie en praktijkobservatie Schriftelijke evaluatie en praktijkobservatie Schriftelijke evaluatie en praktijkobservatie Praktijkobservatie Schriftelijke evaluatie en praktijkobservatie Schriftelijke evaluatie en praktijkobservatie Schriftelijke evaluatie Schriftelijke evaluatie Schriftelijke evaluatie Schriftelijke evaluatie Schriftelijke evaluatie en praktijkobservatie Schriftelijke evaluatie en praktijkobservatie Schriftelijke evaluatie en praktijkobservatie praktijkobservatie
Aantal beoordelingen4 1 1
Afnamemoment5
1
Jaar 3
1
Jaar 1
2 2
Jaar 1 en 2
1
Jaar 3
2 1 1 1 1
Jaar 2
2
Jaar 2 en 3
1
Jaar 2
2
Jaar 1
Jaar 1 Jaar 2
Jaar 1 en 2
Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Jaar 1
Beroepsbekwaam niveau Naam examenonderdeel Projectplan Uitvoeren evenement
Opgenomen kerntaken (evt. werkprocessen) 1 en 3 4
Type toets2
Afnamemoment5
Ontwikkelingsbekwaam niveau Naam examenonderdeel
Beoordelingsonderdelen
Type toets
Afnamemoment
Panelgesprek
Leren en Loopbaan Kerntaak 1 en 2 LLB Reflectie
Criterium gericht interview
Aan het einde van het leertraject
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, 9 juni 2009
24
OER 2009 Evenementenorganisatie en Popmanagement
Overige diploma-eisen Onderdeel
Nederlands
Moderne vreeemde taal 1
Moderne vreeemde taal 2
Beroepspraktijkvorming
Beoordelingsonderdelen Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken Schrijven Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken Schrijven Luisteren Lezen Gesprekken voeren Spreken Schrijven Beoordeling BPV docent op beroepshouding en vakmatig handelen. (alle leerjaren) Urenverantwoording
Vereist niveau3 B1 B1 B2 B2 B2 B1 B1 B1 B1 A2 B1 B1 B1 B1 A2
Portfolioproducten Kerntaak 3 t/m 7 LLB
Taalbewijs Nederlands
Taalbewijs Engels
Taalbewijs 2de vreemde taal
Voldoende
Minimaal 1280 Maximaal 3840
BPV overeenkomsten Burgerschap
Toelichting
Van elk BPV bedrijf contract getekend aanwezig zijn. Dit is voor alle leerjaren. Zichtbare ontwikkeling
LLB bewijs kerntaak 3 t/m 7
1
drievoudige praktijkobservatie, schriftelijke evaluatie of Alternatieve praktijkobservatie Proeve van bekwaamheid of assessment 3 Minimaal het niveau vanuit het kwalificatiedossier 4 Aantal beoordeling per examenonderdeel, bv drie maal als er sprake is van drie contexten 5 Plaats in de opleiding; fase in de opleiding maar kan ook “flexibel” zijn 2
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, 9 juni 2009
25
OER 2009 Evenementenorganisatie en Popmanagement
Bijlage 4 Relatie leerbedrijven en werkprocessen
bedrijf 10
bedrijf 9
bedrijf 8
bedrijf 7
bedrijf 6
bedrijf 5
bedrijf 4
bedrijf 3
bedrijf 2
bedrijf 1
Opleiding:
Beroepsspecifiek werkproces 1 Kerntaak 1
werkproces 2 werkproces 3 werkproces 4 werkproces 5 werkproces 6 werkproces 7 Kerntaak 2
werkproces 1 werkproces 2 werkproces 3 werkproces 4 werkproces 5 werkproces 1 Kerntaak 3
werkproces 2 werkproces 3 werkproces 4 werkproces 5 werkproces 6 werkproces 7 werkproces 1 Kerntaak 4
werkproces 2 werkproces 3 werkproces 4 werkproces 5 werkproces 6 werkproces 7
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING, vastgesteld door het College van Bestuur, 9 juni 2009
26