Onderwijs- en Versie 1 september 2015 © Hogeschool Utrecht, Utrecht, 1 september 2015
Bronvermelding is verplicht. Verveelvoudigen voor eigen gebruik of intern gebruik is toegestaan. HU-productnummer: BV/J/15.001
Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
Achttiende gewijzigde versie, vastgesteld door het College van Bestuur op 20 januari 2015 na instemming van de HSR op 17 december 2014.
Deze gewijzigde versie treedt in werking op 1 september 2015.
Vorige versie: BV/JZ/14.001, vastgesteld door het CvB op 17 december 2013 en 11 februari 2014 met instemming van de HSR op 5 februari 2014.
Op elke faculteit zullen exemplaren van deze Onderwijs en Examenregeling aan studenten beschikbaar worden gesteld, met in Hoofdstuk 10 enkel de tekst opgenomen die betrekking heeft op de betreffende faculteit. De inhoud van Hoofdstuk 10 die betrekking heeft op de overige faculteiten kan geraadpleegd worden op de volgende website: www.reglementen.hu.nl
2/44 © Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
Inhoudsopgave 2 BEGRIPSBEPALINGEN 5 Artikel 1 Begripsbepalingen .......................................................................................... 5 3 ALGEMENE BEPALINGEN 11 Artikel 2 Wettelijke grondslag en interne rangorde ........................................................ 11 Artikel 3 Reikwijdte ....................................................................................................... 11 Artikel 4 Onderwijs in het Nederlands .......................................................................... 11 Artikel 5 Openbaarheid ................................................................................................ 12 4 EXAMENCOMMISSIES 13 Artikel 6 Instelling, bevoegdheden en werkwijze ........................................................... 13 Artikel 7 Samenstelling en benoeming .......................................................................... 14 Artikel 8 Examinatoren .................................................................................................. 15 Artikel 9 Verzoekprocedure examencommissie ............................................................ 15 5 VOOROPLEIDINGSEISEN 17 Artikel 10 Vooropleidingseisen .................................................................................... 17 Artikel 11 Toelatingsonderzoek ................................................................................... 17 Artikel 12 Nadere vooropleidingseisen ........................................................................ 17 Artikel 13 Aanvullende eisen voor beroepsuitoefening ................................................ 18 Artikel 14 Aanvullende eisen voor deeltijdse opleidingen ............................................ 18 6 INRICHTING OPLEIDINGEN 19 Artikel 15 Opleiding ..................................................................................................... 19 Artikel 16 Studielast ..................................................................................................... 19 Artikel 17 Algemene inrichtingseisen ........................................................................... 19 Artikel 18 Inrichting propedeutische fase ..................................................................... 20 Artikel 19 Inrichting hoofdfase (major en profileringsruimte) ........................................ 20 Artikel 20 Inrichting duale opleidingen ......................................................................... 21 Artikel 21 Studiebegeleiding en -voortgang ................................................................. 22 Artikel 22 Excellent Talent ......................................................................................... 22 Artikel 23 Studieadvies in de propedeutische fase ...................................................... 23 Artikel 24 Toegangsbeperking afstudeerrichtingen...................................................... 26 Artikel 25 Introductiedagen, excursies en werkweken ................................................. 26 Artikel 26 Stages en praktische oefeningen ................................................................ 27 Artikel 27 Eigen bijdragen ............................................................................................ 27 7 INRICHTING EXAMENS EN TENTAMENS 28 Artikel 28 Tentamens en examens .............................................................................. 28 Artikel 29 Aanwezigheidsplicht .................................................................................... 29 Artikel 30 Inhoud tentamens en examens ................................................................... 29 Artikel 31 Organisatie van examens en tentamens ..................................................... 29 Artikel 32 Inschrijving voor cursussen ......................................................................... 30 Artikel 33 Inschrijving voor tentamens ......................................................................... 30 Artikel 34 Tentamenkansen ......................................................................................... 31 Artikel 35 Legitimatieplicht bij tentamens ..................................................................... 33 Artikel 36 Bekendmaking tentamenuitslagen ............................................................... 33 Artikel 38 Onregelmatigheden ..................................................................................... 34 Artikel 39 Voorzieningen.............................................................................................. 34 Artikel 40 Vrijstellingen ................................................................................................ 35 Artikel 41 Bewaring tentamen- en examenstukken...................................................... 37 8 GETUIGSCHRIFTEN EN TITULATUUR 38 Artikel 42 Getuigschriften ............................................................................................ 38 Artikel 43 Graden en titulatuur ..................................................................................... 39 Artikel 44 Judicium cum laude of met genoegen ......................................................... 39 9 SLOTBEPALINGEN 41 Artikel 45 Bezwaarprocedure ...................................................................................... 41 Artikel 46 Nadere regeling HU ..................................................................................... 42 Artikel 47 Onvoorziene omstandigheden ..................................................................... 42 Artikel 48 Inwerkingtreding .......................................................................................... 43 HOOFDSTUK 10 44 3/44 © Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
PREAMBULE De Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW) vormt de basis van de regelgeving voor het hoger onderwijs. In deze wet worden bijvoorbeeld regels gegeven voor de inrichting en accreditatie van opleidingen, de inrichting van het bestuur en medezeggenschap en de rechtspositie van de student. Op grond van artikel 7.13 WHW moet voor elke opleiding of groep van opleidingen een onderwijs- en examenregeling (OER) worden vastgesteld. Binnen de HU bestaat de onderwijsen examenregeling uit een hogeschoolbreed deel, een facultair deel (hoofdstuk 10) en een opleidingsspecifiek deel (de opleidings-OER). Deze drie delen vullen elkaar aan en zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het hogeschoolbrede deel en het facultaire deel (hoofdstuk 10) vormen gezamenlijk de OER-HU. De opleidings-OER is geïntegreerd in de studiegids en is voor studenten en docenten het meest gebruikte deel van de onderwijs- en examenregeling. De OER-HU en de studiegids bevatten informatie over de opleiding of groep van opleidingen en geldt voor alle voltijd-, deeltijd- en duale studenten, voor zover uit de tekst niet het tegendeel blijkt. Enkele bepalingen uit het hogeschoolbrede deel van de OER-HU zijn nader uitgewerkt in het facultaire hoofdstuk 10, als dit het geval is wordt in het artikel naar hoofdstuk 10 verwezen. De bepalingen van hoofdstuk 10 zijn enkel van toepassing op de studenten van de betreffende faculteit. Daarnaast worden in hoofdstuk 10 voor alle opleidingen van de betreffende faculteit de belangrijkste gegevens (CROHO-gegevens vooropleidingseisen, BSA-norm e.d.) kort weergegeven. De OER-HU regelt op hoofdlijnen de rechten en plichten van alle HU-studenten ten aanzien van onderwijs, examens en tentamens. Waar in de OER-HU wordt gesproken over "opleiding" wordt de bacheloropleiding bedoeld. (Zie voor definities van begrippen artikel 1). Voor de masteropleidingen geldt een afzonderlijke OER. In de OER-HU is aangegeven welke onderwerpen nader geregeld worden in de studiegids. Het betreft dan vooral de inrichting van het onderwijs, waarvoor per opleiding specifieke regels worden vastgesteld ter uitwerking en invulling van de OER-HU. Dit vormt dan een specifiek submandaat aan de opleidingsdirecties om voor de desbetreffende opleiding(en) een nadere regeling in de studiegidsen op te nemen. In de studiegids is ook algemene informatie opgenomen inzake de visie van de hogeschool op onderwijs en de positie van de student, en de rechten die aan de student worden toegekend. Bij de totstandkoming van de studiegids moeten de bepalingen van de "hogere" regeling (lees: OER-HU) in acht worden genomen. De bedoeling is immers dat de verschillende regelingen elkaar aanvullen. Bij onderlinge tegenstrijdigheid prevaleert altijd de "hogere" regeling. Informatie in de studiegids gaat boven informatie uit studiehandleidingen. Waar de tekst van de OER-HU correspondeert met de WHW, is het desbetreffende artikelnummer uit de WHW tussen haakjes toegevoegd. Om de OER-HU leesbaar te houden zijn slechts de meest relevante bepalingen uit de WHW overgenomen. Bij de uitleg van de OER-HU prevaleert uiteraard de tekst van de WHW. Raadpleeg dus zo nodig de wettekst. De OER en de studiegids worden jaarlijks opnieuw vastgesteld en vervangen de vorige versies die dan niet meer gelden. Als het nodig is om voor een bepaalde categorie oude regels te handhaven, wordt een overgangsregeling opgenomen, waarin vermeld is voor wie en tot welke datum die oude regels nog gelden. De OER en studiegids van een bepaald studiejaar gelden voor alle studenten die in dat studiejaar zijn ingeschreven.
4/44 © Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
2
BEGRIPSBEPALINGEN
Artikel 1
Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder: 1.
Afstudeereenheid: Een onderwijseenheid van minimaal 15 EC die een representatief beeld van het gerealiseerde eindniveau van de student in beeld brengt. De afstudeereenheid kan bestaan uit meerdere, met betrekking tot de competenties op het eindniveau, samenhangende cursussen.
2.
Afstudeerrichting: Een samenhangend geheel van cursussen binnen een opleiding met een gemeenschappelijke naam, gericht op een bepaalde discipline of beroep, met een omvang van ten minste 60 EC. De afstudeerrichting is opgenomen in hoofdstuk 10 en bijlage 2 van de OER-HU.
3.
Associate degree (Ad): In een Bacheloropleiding ingesteld programma als bedoeld in artikel 7.8a WHW, , met een studielast van 120 EC. Indien een student met goed gevolg het examen van een Adprogramma heeft afgelegd, wordt de graad Associate degree verleend.
4.
Bacheloropleiding: HBO-opleiding als bedoeld in de artikelen 7.3 en 7.3a WHW. Bij voltooiing van deze opleiding wordt aan de student de graad Bachelor verleend. Zie ook: opleiding.
5.
Beroep: De rechtsgang bij het College van Beroep voor de Examens of de Geschillenadviescommissie1 zoals geregeld in het Reglement Rechtsbescherming Studenten HU.
6.
Bezwaar: De rechtsgang bij de examencommissie of een ander orgaan dat een besluit gericht op rechtsgevolg heeft genomen, gericht op heroverweging door dezelfde instantie, zoals geregeld in het Reglement Rechtsbescherming Studenten HU.
7.
College van Bestuur: Bestuursorgaan van de hogeschool, tevens instellingsbestuur van de Stichting Hogeschool Utrecht krachtens artikel 10.8 WHW, met taken en bevoegdheden zoals geregeld in de Statuten van de Stichting Hogeschool Utrecht.
8.
CROHO (Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs): Eén van de wettelijke taken van Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is het registreren en publiceren van opleidingsgegevens binnen het bekostigde en aangewezen hoger onderwijs. De gegevens worden vastgelegd in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO) dat door DUO beheerd wordt.
9.
CROHO-opleiding: Een in het CROHO geregistreerde opleiding.
10.
Cursus: Gelijk aan de wettelijke term onderwijseenheid. Een samenhangend geheel van te verwerven kennis, inzicht en vaardigheden, dat deel uitmaakt van de propedeuse of de
1
De WHW spreekt in art. 7.63a van bezwaar bij de Geschillenadviescommissie. Om de procedure duidelijk te onderscheiden van de (voorafgaande) bezwaarprocedure binnen de faculteit, kiest HU ervoor om deze procedure ook met beroep aan te duiden. 5/44
© Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
hoofdfase van een opleiding. Een cursus kan ook betrekking hebben op de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening in verband met het onderwijs in een duale opleiding, voor zover deze activiteiten onder begeleiding vanuit de opleiding plaatsvinden (7.3.2 ). Alle cursussen van de opleiding kennen een omvang van 5 EC of een veelvoud daarvan. 11.
Deeltentamen: Een onderzoek naar de kennis, inzicht en/of vaardigheden van een student, waaraan een beoordeling wordt toegekend en dat onderdeel uitmaakt van een tentamen. Aan het behalen van een deeltentamen worden geen studiepunten toegekend, enkel aan het behalen van een tentamen.
12.
Deeltijdse opleiding: Opleiding die zodanig is ingericht dat de student naast de onderwijsactiviteiten ook andere werkzaamheden kan verrichten. Onder omstandigheden kunnen bepaalde werkzaamheden als cursus worden aangemerkt, en worden de daarin verworven competenties getoetst (7.27).
13.
Duale opleiding: Opleiding die zodanig is ingericht dat het volgen van onderwijs gedurende één of meer perioden wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. De opleiding bestaat dan uit een onderwijs- en een beroepsuitoefeningsdeel. De beroepsuitoefening is onderdeel van het onderwijsprogramma van de opleiding en kan dus EC opleveren (7.7.2).
14.
European Credit (EC): Een European Credit (EC) is de eenheid van studielast in het European Credit Transfer System (ECTS). Een opleidingsjaar bestaat uit 60 EC en beslaat in totaal 1680 uur. Dus geldt: 1 EC = 28 uur.
15.
Examen: De afsluitende beoordeling van een gevolgde opleiding dan wel de propedeutische fase daarvan. Aan elke opleiding is een examen verbonden. Een examen kan een door de examencommissie zelf te verrichten onderzoek naar de kennis, inzicht en vaardigheden van de student omvatten.
16.
Examencommissie: Een conform artikel 7.12 WHW ingestelde commissie ten behoeve van het afnemen, de organisatie en coördinatie, en borging van de kwaliteit van tentamens en examens van één of meer opleidingen.
17.
Examinator: Een door de examencommissie aangewezen docent die belast is met het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan. De examencommissie kan ook deskundigen van buiten de opleiding als examinator aanwijzen.
18.
Expertisecentrum docent HBO Het centrum, ondergebracht bij de faculteit educatie, waar activiteiten in het kader van Leven Lang Leren voor het HU onderwijzend personeel plaatsvinden.
19.
Extraneus: Degene die conform artikel 7.32 e.v. WHW als extraneus aan de hogeschool is ingeschreven. Een extraneus heeft niet het recht om onderwijs te volgen, maar kan wel tentamens en examens afleggen en gebruik maken van bepaalde studievoorzieningen.
20.
Faculteit: Een organisatorische eenheid van de hogeschool, bestaande uit een aantal verwante opleidingen, zoals opgenomen in het door het College van Bestuur vastgestelde 6/44
© Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
Organisatiebesluit HU, en de faculteitsdiensten, zoals opgenomen in het door de faculteitsdirecteur vastgestelde faculteitsorganisatiebesluit. 21.
Faculteitsdirecteur: De directeur van een faculteit, met taken en bevoegdheden zoals geregeld in het door het College van Bestuur vastgestelde Mandateringsbesluit HU.
22.
Geoormerkte cursus: Een in hoofdstuk 10 vermelde cursus die in ieder geval met een positief resultaat moet zijn afgerond om voor een positief studieadvies als bedoeld in artikel 23 in aanmerking te komen.
23.
Getuigschrift: Het door de examencommissie uit te reiken bewijsstuk (diploma) waaruit blijkt dat het propedeutisch of afsluitend examen van de desbetreffende opleiding met goed gevolg is afgelegd (7.11). Voor het propedeutisch examen is sprake van een propedeutisch getuigschrift, voor het afsluitend examen is sprake van het afsluitend getuigschrift.
24.
Hogeschool: Hogeschool Utrecht (HU), in stand gehouden door de Stichting Hogeschool Utrecht.
25.
Honoursprogramma: Een honourstraject in het kader van het Sirius Project dat naast en in aanvulling op het studieprogramma van een reguliere bacheloropleiding (240 EC) door een opleiding/instituut/faculteit aangeboden kan worden. Dit programma staat open voor studenten die voldoen aan de door de opleiding/instituut/faculteit nader vast te stellen eisen. In een Honoursprogramma worden alle vijf competenties van de ‘startende beroepsbeoefenaar’ gestimuleerd en getoetst op bovenbachelor niveau. Het programma omvat een studielast die vergelijkbaar is met 30 EC en leidt bij succesvolle afronding tot toekenning van het Honours Certificaat.
26.
Honourstrajecten: In het kader van het landelijke Sirius programma binnen de hogeschool bestaat er voor studenten de mogelijkheid ondernomen activiteiten te laten erkennen als een excellente prestatie. De prestatie kan bestaan uit met goed gevolg afronden van een honourstraject of uit getoetste extern verrichte activiteiten die voldoende samenhangen met het studieprogramma. Toekenning van het Honours Certificaat geschiedt door een door de faculteit, instituut of opleiding ingestelde honourscommissie. De honourscommissie is verantwoordelijk voor het vastleggen en documenteren van de door haar genomen besluiten. De examencommissie is belast met de procedurele borging van het toetsbeleid.
27.
Hoofdfase: De post-propedeutische fase van een opleiding.
28.
HU-Loket Rechtsbescherming Studenten: Door het College van Bestuur ingestelde faciliteit als bedoeld in art. 7.59a WHW waar studenten klachten en beroepen in kunnen dienen, en dat zorg draagt voor doorgeleiding aan een behandelend orgaan. Het HU-Loket Rechtsbescherming Studenten is ondergebracht bij de stafdienst Studentzaken.
29.
HU Onderwijscatalogus: Openbaar register waarin het totale aanbod van opleidingen, majors, minors, (keuze)cursussen en pre-masters binnen de hogeschool wordt beschreven, inclusief de profileringsmogelijkheden, doelgroep en eventuele instroomeisen.
30.
Instituut Een organisatie-eenheid van een faculteit belast met het verzorgen van kerntaken, in het bijzonder het verzorgen van: 7/44
© Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
-
een of meer croho-geregistreerde bacheloropleidingen (voltijd/deeltijd/duaal) en/of pre-bacheloropleidingen van die faculteit en/of; een of meer masteropleidingen van die faculteit evenals de eventueel daarbij behorende afdelingsdiensten (academie), en/of; post-initiële cursussen; en/of commerciële activiteiten zoals cursussen en dienstverlening van die faculteit evenals de eventueel daarbij behorende diensten.
31.
Instituutsdirecteur Degene die de directie voert over een instituut, met taken en bevoegdheden in mandaat uitgeoefend, zoals geregeld in het door de faculteitsdirecteur vastgestelde Submandateringsbesluit van de faculteit.
32.
Learning outcomes: Learning outcomes zijn afgeleid van de competenties van een cursus en beschrijven wat een student moet weten, kunnen en/of begrijpen, op dat aangetoond wordt dat hij over een bepaalde competentie beschikt.
33.
Leerwegonafhankelijk toetsen: Leerwegonafhankelijke toetsing is het beoordelen van kennis, inzicht en vaardigheden op basis van learning outcomes, ongeacht in welk (type)leertraject deze competenties werden ontwikkeld. De beoordelingscriteria worden gebaseerd op learning outcomes die niet aan een bepaald programma of leertraject zijn ontleend. De beoordeling is leerwegonafhankelijk in die zin dat de beoordelingscriteria en beoordelingsmethoden bepaald worden door het competentiedomein.
34.
Major: Het onderdeel van de hoofdfase van een opleiding dat bestaat uit verplichte cursussen en eventueel een aantal nader omschreven, aan de major gerelateerde, keuzecursussen.
35.
Minor: Een samenhangend geheel van keuzecursussen, dat als zodanig is opgenomen in de HU-Onderwijscatalogus, dan wel door een andere onderwijsinstelling als zodanig wordt aangeboden. Zie ook: profileringsruimte.
36.
Onderwijs en examenregeling (OER): De regeling voor een opleiding of groep van opleidingen, zoals bedoeld in artikel 7.13 WHW. Hoofdzaken van de onderwijs- en examenregeling worden voor de hele hogeschool vastgesteld in de onderwijs- en examenregeling HU. Nadere invulling daarvan en aanvulling daarop op faculteitsniveau vindt plaats in hoofdstuk 10 en op opleidingsniveau in de studiegidsen van de opleidingen.
37.
Opleiding: Een samenhangend geheel van cursussen, gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden, waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken. Opleidingen zijn voltijds, deeltijds of duaal ingericht (7.3.2). Waar in deze regeling sprake is van “opleiding” wordt daarmee gedoeld op: - de 4-jarige bacheloropleiding; - een Ad-programma (Associate degree).
38.
Opleidingscommissie: Een commissie zoals bedoeld in artikel 10.3c WHW. Voor elke opleiding of voor een groep van opleidingen van een instituut wordt een opleidingscommissie ingesteld. Inrichting, taken, bevoegdheden en functioneren zijn geregeld in het door de faculteitsdirecteur vastgestelde OC-reglement.
39.
OSIRIS: 8/44
© Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
Het digitale studievolgsysteem voor alle opleidingen en studenten aan de HU, waarin de studiegegevens van de student zijn opgenomen. Deze studiegegevens vallen onder het Privacyreglement Persoonsgegevens Studenten van de hogeschool. 40.
Profileringruimte: Het onderdeel van de hoofdfase van een opleiding dat de student naar eigen inzicht kan invullen met het aanbod uit de HU Onderwijscatalogus, dan wel met een minor en/of losse keuzecursussen van instellingen voor hoger onderwijs buiten de hogeschool, mits daarvoor de goedkeuring van de examencommissie wordt verkregen.
41.
Propedeutische fase: De aan de hoofdfase van een opleiding voorafgaande fase die, tenzij hoofdstuk 10 hieromtrent anders bepaalt, wordt afgesloten met het propedeutisch examen (7.8.2).
42.
Student: Degene die, conform artikel 7.32 e.v. WHW of andere wettelijke regelingen, als student (voltijd, deeltijd, of duaal) aan de hogeschool is ingeschreven. De rechten en plichten van de student zijn beschreven in het door het College van Bestuur vastgestelde Studentenstatuut HU.
43.
Studentendecaan: De functionaris als bedoeld in artikel 7.34 lid 1 sub d WHW, die tot taak heeft studenten te adviseren, begeleiden en waar nodig hun belangen te behartigen, en voorts op zijn/haar werkterrein een signalerende en adviserende rol binnen de faculteit en de hogeschool vervult.
44.
Studieadvies: Advies over het al dan niet voortzetten van een bepaalde studie, dat in het eerste jaar van inschrijving in de propedeutische fase bij die opleiding aan de student wordt gegeven. Aan een studieadvies kan een bindende afwijzing verbonden zijn (7.8b).
45.
Studiegids: De door de afdelingsdirectie vastgestelde informatiegids voor studenten van één of meer opleidingen. De studiegids omvat mede de opleidings-OER, die een uitwerking en invulling van de OER-HU en het facultair hoofdstuk 10 op opleidingsniveau vormt.
46.
Studiejaar: Het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar, zoals bedoeld in art.1.1 WHW.
47.
Studielast: Het genormeerde tijdsbeslag van elke opleiding en van elke cursus uitgedrukt in hele EC (7.4.1). In de cursusomschrijving in de studiegids wordt per cursus gemotiveerd aangegeven wat de studielast is en hoe deze is opgebouwd.
48.
Studieloopbaanbegeleider: Mentor, studieadviseur of andere voor studiebegeleiding aangewezen functionaris (al dan niet gecertificeerd).
49.
Tentamen: Aan elke cursus is een tentamen verbonden. Een tentamen kan bestaan uit maximaal twee deeltentamens per eenheid van 5 European Credits (EC). Het tentamen omvat een onderzoek naar de kennis, het inzicht en/of de vaardigheden van de kandidaat, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek (7.3.3 en 7.10.1).
50.
Variant: De inrichting van een opleiding in voltijd, duaal of deeltijd (7.7.1).
9/44 © Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
51.
Verklaring: Document dat desgevraagd door de desbetreffende examencommissie uitgereikt wordt aan degene die (meer dan) één tentamen met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen getuigschrift kan worden uitgereikt. In de verklaring worden in elk geval de tentamens vermeld die door de betreffende student met goed gevolg zijn afgelegd (7.11.5).
52.
Voltijdse opleiding: Een voltijdse opleiding is een opleiding die is ingericht zonder dat rekening is gehouden met het verrichten van andere werkzaamheden dan onderwijsactiviteiten. Werkzaamheden in de vorm van stages zijn onderdeel van het onderwijsprogramma van de opleiding en kunnen EC opleveren.
53.
Week: Een periode van zeven aaneengesloten dagen, met uitzondering van algemeen erkende feestdagen welke in Osiris zijn opgenomen. Het jaarlijks door het HU-Loket Rechtsbescherming Studenten vastgestelde zomer- en kerstreces heeft alleen een opschortende werking voor de beroepstermijn en voor de termijnen in de bezwaarprocedure.
54.
WHW: De Wet op het Hoger onderwijs en het Wetenschappelijk onderzoek, zoals gepubliceerd in Staatsblad 1992 nr. 593, inclusief latere aanvullingen en wijzigingen.
55.
WSF 2000: De Wet op de Studiefinanciering 2000 inclusief latere aanvullingen en wijzigingen.
10/44 © Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
3
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 2
Wettelijke grondslag en interne rangorde
1.
De Onderwijs- en examenregeling zoals genoemd in artikel 7.13 WHW en in het Studentenstatuut HU bestaat aan de hogeschool uit drie delen: - het algemene deel van deze Onderwijs- en examenregeling bacheloropleidingen HU dat op alle bacheloropleidingen van de hogeschool van toepassing is; - hoofdstuk 10 van deze OER-HU waar specifieke facultaire invulling is gegeven aan enkele bepalingen uit het algemene deel en dat enkel op de opleidingen van de betreffende faculteit van toepassing is, en - de opleidings-OER bacheloropleidingen (opgenomen in de studiegids), die een invulling en nadere uitwerking van de OER-HU op opleidingsniveau vormt. Het algemene deel en het facultaire deel (hoofdstuk 10) vormen gezamenlijk de OER-HU.
2.
Als rangorde van bovenstaande regelingen geldt dat bij een tegenstrijdigheid de hogere regeling prevaleert boven de uitwerking daarvan. De inhoud van de studiegids gaat boven de inhoud van documenten die als een uitwerking van het bepaalde in de studiegids kunnen worden aangemerkt.
Artikel 3
Reikwijdte
1.
Deze regeling is van toepassing op de bacheloropleidingen, en de Associate degree opleidingen van de Hogeschool. De onderwijs- en examenregeling is van toepassing op alle studenten die in dit studiejaar staan ingeschreven2 en vervangt alle voorgaande versies.
2.
Waar in deze regeling over examens of tentamens wordt gesproken, zijn daaronder telkens mede te verstaan de onderdelen van een examen of een tentamen die afzonderlijk door een deeltentamen worden beoordeeld, tenzij uit de tekst uitdrukkelijk anders blijkt.
3.
Waar in deze regeling over opleiding wordt gesproken, kan ook gelezen worden een geheel van twee of meer samenhangende opleidingen.
4.
Deze regeling geldt voor voltijd-, deeltijd- en duale studenten die in het huidige studiejaar zijn ingeschreven voor zover uit de tekst niet het tegendeel blijkt. Deze regeling is alleen op een extraneus van toepassing, voor zover de bepalingen van belang zijn met het oog op de inhoud en het afleggen van tentamens of examens.
Artikel 4
Onderwijs in het Nederlands
1.
Het onderwijs wordt gegeven in het Nederlands. De tentamens en de examens worden afgenomen in het Nederlands.
2.
In afwijking van het eerste lid kan een andere taal worden gebezigd: a. wanneer het een opleiding met betrekking tot die taal betreft; b. wanneer het onderwijs betreft dat in het kader van een gastcollege door een anderstalige docent gegeven wordt; c. indien de specifieke aard3, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs, dan wel de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt, overeenkomstig een in hoofdstuk 10 opgenomen gedragscode (7.2).
2 3
De OER wordt jaarlijks vastgesteld en vervangt de vorige versie die dan komt te vervallen. Oude regels gelden dan dus niet meer, tenzij er een overgangsregeling is opgenomen. Hier betreft het bijvoorbeeld opleidingen met een internationaal of Engelstalig curriculum. In de Inschrijvingsregeling HU is nader bepaald welke taaltoets en welk resultaat behaald dient te worden conform de Gedragscode Internationale Student. 11/44
© Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
In de studiegids wordt vermeld of het onderwijs in een andere dan de Nederlandse taal gegeven wordt. Artikel 5
Openbaarheid
De faculteitsdirecteur draagt er zorg voor dat tijdig vóór de aanvang van het studiejaar (in elk geval vóór 1 juli van het voorafgaande studiejaar en zodanig dat de aanstaande student zich een goed oordeel kan vormen over inhoud en inrichting van onderwijs en examens, wordt bekendgemaakt: a. het onderwijsaanbod van de faculteit; b. hoofdlijnen van de studiegids; c. ten aanzien van welke opleidingen een studieadvies kan worden gegeven of een mogelijke toegangsbeperking bestaat als bedoeld in artikel 24; d. de nadere regeling als bedoeld in artikel 23 (7.15). De informatie wordt op een zodanige wijze bekend gemaakt dat de aanstaande student tevens in staat gesteld wordt om opleidingsmogelijkheden te vergelijken en dat voldaan wordt aan afspraken met belangenorganisaties van studenten en/of ministeriële regelingen.
12/44 © Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
4
EXAMENCOMMISSIES
Artikel 6
Instelling, bevoegdheden en werkwijze
1.
De faculteitsdirecteur stelt voor elke groep van opleidingen verbonden aan een instituut een examencommissie in en benoemt de leden op basis van hun deskundigheid op het terrein van de desbetreffende opleiding of groep van opleidingen (7.12 en 7.12a). De faculteitsdirecteur draagt er zorg voor dat de voorzitters van de examencommissies van de faculteit ten minste 2 maal per jaar met elkaar een overleg voeren.4
2.
De faculteitsdirecteur draagt er zorg voor dat de examencommissie(s) van zijn faculteit kan of kunnen beschikken over een gezamenlijk secretariaat, waarvan een ambtelijk secretaris deel uitmaakt.
3.
De faculteitsdirecteur kan een toetscommissie instellen, ter advisering van de examencommissie. De toetscommissie adviseert de examencommissie over het toetsbeleid en/of over de borging van de kwaliteit van de toetsing door het onderzoeken van verschillende toetsvormen aan de hand van een kwaliteitsinstrument. Alvorens tot benoeming van de leden van de toetscommissie over te gaan, hoort de faculteitsdirecteur de leden van de desbetreffende examencommissie.
4.
De faculteitsdirecteur draagt er zorg voor dat het onafhankelijk en deskundig functioneren van de examencommissie wordt gewaarborgd (7.12a).
5.
Voor een Associate degree-opleiding (Ad-opleiding) fungeert dezelfde examencommissie als die van de verwante Bachelor-opleiding.
6.
De examencommissie stelt op een objectieve en deskundige wijze vast of een student voldoet aan de voorwaarden die de OER stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad (7.12).
7.
Naast de elders in deze regeling genoemde bevoegdheden, is de examencommissie belast met: a. Het borgen van de kwaliteit van de tentamens en examens, onverminderd hetgeen vastgelegd in artikel 8 van deze regeling; b. Het adviseren van het opleidingsmanagement bij het vaststellen van het toetsbeleid; c. Het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen binnen het kader van de OER, om de uitslag van tentamens en examens te beoordelen en vast te stellen, waaronder de mogelijkheid examen- en/of tentamenresultaten ongeldig te verklaren; d. Het verlenen van vrijstelling voor het afleggen van één of meer tentamens (7.12b); e. Het uitreiken van getuigschriften (7.11); f. De vaststelling van de uitslag van examens; g. Het aanwijzen van examinatoren; h. Het onderzoeken, beoordelen en eventueel sanctioneren van onregelmatigheden bij tentamens; i. Het goedkeuren van keuzecursussen en minors; j. De toepassing van het studieadvies in de propedeuse; k. Het borgen van de procedures van het toetsbeleid, waaronder die bij het toekennen van het Honours Certificaat op grond van het Sirius-programma.
4
De faculteitsdirecteur kan het College van Bestuur verzoeken om af te mogen wijken van de regel dat examencommissies op instituutsniveau worden ingericht, indien latere invoering van deze regel beter aansluit bij lopende bedrijfsprocessen. Te denken valt aan de accreditatiecyclus, waarbij het functioneren van een zittende examencommissie wordt beoordeeld. 13/44
© Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
8.
Het is de examencommissie niet toegestaan haar bevoegdheden geheel of gedeeltelijk te mandateren of te delegeren aan andere organen of medewerkers. De examencommissie kan een lid of een deel van de leden belasten met de voorbereiding van besluitvorming, en zich laten adviseren door (een commissie van) deskundigen.
9.
De examencommissie geeft sturing aan haar werkzaamheden via een PDCA-cyclus. De examencommissie werkt hiertoe met een jaarplan, waarin doelstellingen voor het jaar worden opgenomen en verantwoordt zich in een jaarverslag volgens een daartoe door het College van Bestuur vastgesteld format. Zij verstrekt dit jaarverslag uiterlijk 1 december aan het College van Bestuur en mede ter bespreking aan de faculteitsdirecteur (7.12b).
10.
Het Reglement Examencommissies, dat wordt vermeld in het overzicht van facultaire en/of opleidingsregelgeving in hoofdstuk 10 bevat nadere regels met betrekking tot de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de examencommissies.
Artikel 7
Samenstelling en benoeming
1.
Alvorens tot benoeming over te gaan, hoort de faculteitsdirecteur de leden van de desbetreffende examencommissie (7.12a).
2.
De leden van de examencommissie dienen te voldoen aan de volgende eisen: - alle leden volgen de leergang5 voor examencommissies van het Expertisecentrum docent HBO; - ten minste één lid van de examencommissie is in het bijzonder deskundig op het terrein van toetsbeleid; - ten minste één lid van de examencommissie is als docent verbonden aan één van de opleidingen die tot de groep van opleidingen van het instituut behoort; - ten minste één lid van de examencommissie – bij voorkeur de voorzitter - heeft een PhD graad.6 - ten minste één lid van de examencommissie is afkomstig van buiten de instelling (7.12a).
3.
Als lid van de examencommissie kan niet benoemd worden diegene die een functie bekleedt waardoor er een (schijn van) belangenverstrengeling zou kunnen ontstaan, daaronder worden in elk geval begrepen leidinggevenden binnen de betreffende opleiding of groep van opleidingen.
4.
Bij de benoeming wordt ook aangegeven wie van de leden voorzitter en plaatsvervangend voorzitter is. Voorts wordt een ambtelijk secretaris aangewezen.
5.
De benoeming geschiedt voor een in het benoemingsbesluit aangegeven periode. De leden zijn steeds opnieuw benoembaar, indien aan de eisen als vermeld lid 2 is voldaan, tenzij in de facultaire uitwerking van het reglement examencommissies anders is bepaald. Het lidmaatschap van de commissie eindigt: a. door het verstrijken van de in het benoemingsbesluit genoemde periode, of; b. doordat betrokkene een leidinggevende functie bij de betrokken opleiding of groep van opleidingen krijgt, dan wel een andere functie of nevenfunctie gaat bekleden waardoor een (schijn van) belangenverstrengeling kan ontstaan, of; c. doordat betrokkene niet meer aan de desbetreffende opleiding of groep van opleidingen is verbonden; d. op verzoek van het lid van de examencommissie zelf, in overleg met de faculteitsdirecteur.
5
Dit omvat een basistraining en jaarlijkse na-/bijscholing conform een educatieschema, dat jaarlijks door het Expertisecentrum docent HBO van de hogeschool geactualiseerd wordt. Dit educatieschema is bij HR opvraagbaar. 6 De faculteitsdirecteur kan het College van Bestuur voor één of meerdere examencommissies van zijn faculteit verzoeken om ontheffing van deze eis. Uiterlijk studiejaar 2017/2018 moet elke examencommissie een lid met PhD graad hebben. Ontheffing van deze eis is dan niet meer mogelijk. 14/44 © Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
6.
Het benoemingsbesluit wordt genomen vóór de aanvang van een studiejaar. De samenstelling van de examencommissie van een opleiding wordt tijdig aan de studenten bekendgemaakt. De benoemingstermijn vangt aan per 1 oktober.
Artikel 8
Examinatoren
1.
De examencommissie wijst, op voordracht van de instituutsdirecteur, ten behoeve van het afnemen van de tentamens, het vaststellen van de uitslag en de invoering daarvan in OSIRIS, docenten7 of externe deskundigen aan die met verzorgen van het onderwijs in de betreffende opleiding of groep van opleidingen belast zijn. Bij voorkeur worden voor elke cursus of groep van cursussen minimaal twee examinatoren aangewezen. Alle (deel)tentamens, behorend tot de afstudeereenheid, worden door ten minste twee aangewezen examinatoren beoordeeld. Het is examinatoren niet toegestaan deze bevoegdheden te mandateren of delegeren.
2.
De examencommissie kan ook deskundigen van buiten de opleiding 8 als examinator aanwijzen. Dit kan indien minimaal voldaan wordt aan de volgende drie eisen: - betrokkene heeft ten minste9 een Masteropleiding afgerond; - betrokkene is voor langere termijn (ten minste ook in de volgende onderwijsperiode) aan de hogeschool verbonden; - betrokkene toont aan dat hij op grond van eerdere ervaring in staat is om te toetsen en te beoordelen dat een student aan het vereiste hbo-niveau voldoet, óf heeft de module Toetsen en Beoordelen van het HU-expertisecentrum docent hbo succesvol gevolgd.
3.
De examinatoren verstrekken de examencommissie alle gevraagde inlichtingen. De examinator voert het door de faculteits- of instituutsdirecteur vastgestelde toetsbeleid uit. Daarbij kan de examencommissie de examinator richtlijnen en aanwijzingen geven.
4.
De examencommissie kan overgaan tot intrekking van de aanwijzing als examinator indien de examinator zich niet houdt aan wet- en regelgeving of richtlijnen van de examencommissie, of als zijn tentamens herhaaldelijk van onvoldoende kwaliteit zijn.
Artikel 9
Verzoekprocedure examencommissie
1.
De student kan bij de examencommissie een verzoekschrift indienen, als hij meent belang te hebben bij een beslissing van de examencommissie op grond van de OER, waarbij het kan gaan om de toepassing of juist een afwijking van de OER. Het verzoekschrift dient schriftelijk of digitaal en tijdig bij de examencommissie ingediend te worden.
2.
Indien een student bij de examencommissie een verzoek indient waarbij een examinator betrokken is die lid is van de examencommissie, neemt de betrokken examinator geen deel aan de behandeling van het verzoek (7.12b).
3.
Het verzoekschrift wordt ondertekend10 en bevat ten minste: a) naam, adresgegevens en studentnummer van de afzender; b) de dagtekening; c) het verzoek en de redenen van het verzoek; d) de opleiding en variant (vt, dt, du) waaraan de student staat ingeschreven, alsmede de cursuscode waarop het verzoek betrekking heeft, indien van toepassing; e) eventuele bewijsstukken.
4.
De examencommissie kan verlangen dat het verzoek nader wordt gemotiveerd en/of met bewijsstukken wordt onderbouwd, alvorens een beslissing te nemen.
7 8 9 10
Hieronder worden docenten die op grond van een arbeidsovereenkomst conform de CAO-HBO zijn ingeschaald in schaal 10 of hoger verstaan. Zogeheten PNIL, personeel niet in loondienst. Ter beoordeling door de stafdienst HR Als het verzoekschrift digitaal wordt ingediend, is ondertekening door de student niet nodig. 15/44
© Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
5.
De examencommissie maakt tijdig, doch uiterlijk binnen 3 weken na ontvangst van het
verzoek, haar beslissing schriftelijk of via e-mail aan de aanvrager bekend. 6.
De verzoekprocedure kan nader worden geregeld in de studiegids.
7.
Als de examencommissie voorziet, dat zij geen besluit kan nemen binnen de gestelde termijn, stelt zij de student daarvan binnen 2 weken na ontvangst van het verzoek op de hoogte. De commissie dient daarbij aan te geven op welke termijn alsnog wordt beslist, waarbij zij tevens de reden van de vertraging aangeeft.
8.
Tegen beslissingen als bedoeld in dit artikel staan bezwaar en beroep open conform artikel 45. In het besluit wordt de student gewezen op de bezwaarmogelijkheid en de geldende bezwaartermijn.
9.
Indien de bepalingen in de OER de mogelijkheid bieden, kan de examencommissie op een daartoe strekkend verzoek van de student en binnen de in de OER aangegeven grenzen afwijken van een bepaling van de OER. Ook een dergelijk besluit dient schriftelijk gemotiveerd te worden. De examencommissie kan in ieder geval niet afwijken van de bepalingen die betrekking hebben op: - het verbod tot mandatering van bevoegdheden; - de inrichting en vrijstelling van de afstudeereenheid; - de normstelling voor het studieadvies in de propedeutische fase; - de gronden waarop vrijstelling kan worden verleend; - de normstelling voor cum laude en met genoegen; - de compensatieregeling als bedoeld in artikel 28 lid 6.
16/44 © Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
5
VOOROPLEIDINGSEISEN
Artikel 10
Vooropleidingseisen
1.
Iemand kan slechts als student voor een opleiding worden ingeschreven, indien aan de vooropleidingseisen, genoemd in art. 11 van de Inschrijvingsregeling HU, en indien van toepassing aan de aanvullende eisen van de opleiding, opgenomen in hoofdstuk 10 van de OER-HU is voldaan (7.24.2).
2.
Indien het diploma van de vooropleiding buiten Nederland is afgegeven, kan de examencommissie van de desbetreffende opleiding eisen stellen aan de beheersing van de Nederlandse dan wel de Engelse taal (7.28.2)11.
Artikel 11
Toelatingsonderzoek12
1.
De faculteitsdirecteur kan personen van eenentwintig jaar of ouder, die niet voldoen aan de in artikel 10 lid 1 gestelde vooropleidingseis, van die vooropleidingseis vrijstellen indien zij bij een onderzoek door de examencommissie of een door de faculteitsdirecteur aan te wijzen andere commissie, blijk hebben gegeven van: a. geschiktheid voor het desbetreffende onderwijs en; b. voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van dat onderwijs13 of; c. van voldoende beheersing van de Engelse taal ingeval de opleiding in de Engelse taal wordt aangeboden voor het met vrucht kunnen volgen van dat onderwijs 14. Het resultaat van dit onderzoek is onbeperkt geldig.
2.
De faculteitsdirecteur kan ten aanzien van een bezitter van een buiten Nederland afgegeven diploma, dat in eigen land toegang geeft tot een opleiding voor hoger onderwijs, afwijken van de in het eerste lid genoemde leeftijd. Dat is in bijzondere gevallen ook mogelijk als geen diploma kan worden overgelegd (7.29.3).
3.
De toelatingseisen voor een bepaald studiejaar worden uiterlijk in november van het 15 voorafgaande studiejaar vastgesteld en bekendgemaakt . Informatie over de toelatingstoetsen en het onderzoek van alle faculteiten is terug te vinden op de HU-brede site Toelatingsonderzoek op internet16.
Artikel 12 1.
11 12 13
14 15 16 17
Nadere vooropleidingseisen17
De faculteitsdirecteur kan bepalen dat een bezitter van een diploma of getuigschrift (zoals genoemd in artikel 10), dat niet voldoet aan de profieleisen in de zin van artikel 12 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs, toch wordt ingeschreven, onder de voorwaarde dat wordt voldaan aan inhoudelijk vergelijkbare eisen. Of aan die vergelijkbare eisen is voldaan moet blijken uit een door of namens de examencommissie van de desbetreffende opleiding te verrichten aanvullend onderzoek. Aan de vergelijkbare eisen moet zijn voldaan voor de aanvang van de opleiding 18 (7.25.4). Het resultaat van dit nader onderzoek is 6 jaar geldig.
In de Inschrijvingsregeling HU is nader bepaald welke taaltoets en welk resultaat behaald dient te worden, conform de Gedragscode Internationale Student. Zie ook art. 12 Inschrijvingsregeling HU Studenten aan een Nederlandstalige opleiding met een niet-Nederlandse vooropleiding dienen het volgende te overleggen: een bewijs van het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen NT2 II, of van het Interuniversitair Nederlands (ITN) indien dit door de opleiding wordt erkend. In de Inschrijvingsregeling HU is nader bepaald welke taaltoets en welk resultaat behaald dient te worden, conform de Gedragscode Internationale Student. Dit onder voorbehoud van de inhoud van de ministeriele goedkeuringstabel Zie www.toelatingsonderzoek.hu.nl Zie ook art. 13 Inschrijvingsregeling HU 17/44
© Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
2.
Het profiel of de profielen als bedoeld in lid 1, de vakken en andere programmaonderdelen en de aan het nader onderzoek, genoemd in lid 1, te stellen eisen zijn opgenomen in hoofdstuk 10 (7.25.4).
Artikel 13
Aanvullende eisen voor beroepsuitoefening19
Indien de uitoefening van het beroep of de beroepen waarop een opleiding voorbereidt, dan wel de organisatie en de inrichting van het onderwijs specifieke eisen stelt ten aanzien van: a. kennis en vaardigheden die niet of niet in voldoende mate onderdeel zijn van het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs als bedoeld in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs, respectievelijk; b. de eigenschappen van de student; kunnen bij ministeriele regeling in verband daarmee eisen zijn gesteld in aanvulling op de in artikel 11 genoemde vooropleidingseisen20. De aanvullende eisen zijn opgenomen in hoofdstuk 10 van de HU-OER (7.26.1). Artikel 14
Aanvullende eisen voor deeltijdse opleidingen
21
In hoofdstuk 10 van de HU-OER kunnen, met het oog op de inschrijving voor deeltijdopleidingen, eisen worden gesteld omtrent het verrichten van werkzaamheden tijdens het volgen van die opleiding, mits deze werkzaamheden relevant zijn voor het volgen van het onderwijs en de daarin verworven competenties getoetst worden (7.27).
18
19 20 21
Bij ministeriële Regeling aanwijzing opleidingen in het hoger onderwijs inzake deficiënte studenten 2007 (Staatscourant nr. 160 d.d. 21 augustus 2007 inclusief latere wijzigingen) zijn opleidingen aangewezen waarbij aan de vergelijkbare eisen moet zijn voldaan vóór afronding van de propedeutische fase. Zie ook art. 14 Inschrijvingsregeling HU Zie Vermande Uitvoeringsvoorschriften WHW, C.22. Zie ook art. 14 Inschrijvingsregeling HU 18/44
© Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
6
INRICHTING OPLEIDINGEN
Artikel 15
Opleiding
1.
De hogeschool biedt competentiegericht en vraaggestuurd onderwijs aan, dat in de studiegids wordt beschreven. Daarover is in elk geval opgenomen: a. wat de doelstellingen van de opleiding zijn; b. welke kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden de student zich bij voltooiing van de opleiding moet hebben verworven; c. welke eventuele beroepshouding de student zich bij voltooiing van de opleiding moet hebben verworven; d. wat de inhoud is van de afstudeerrichtingen binnen de opleiding (7.13.2).
2.
In de studiegids is ook globaal opgenomen: a. welke loopbaanmogelijkheden de opleiding kent; b. welke horizontale doorstromingsmogelijkheden de opleiding kent; c. welke vervolgopleidingsmogelijkheden de opleiding kent.
Artikel 16
Studielast
1.
De studielast van elke opleiding en van elke cursus wordt uitgedrukt in hele EC. Een EC is gelijk aan 28 uren studie (7.4.1).
2.
De totale studielast van een bacheloropleiding bedraagt 240 EC (7.4b.1). De totale studielast van een Ad-programma (Associate degree) bedraagt 120 EC (7.8a.2). De hogeschool kent geen versnelde routes met een studielast van 180 EC als bedoeld in artikel 7.9a WHW.
3.
De studielast van de propedeutische fase van een bacheloropleiding of een Adprogramma waaraan een propedeutisch examen verbonden kan zijn, bedraagt 60 EC (7.8.4).
4.
De studielast van de hoofdfase van een bacheloropleiding bedraagt 180 EC.
Artikel 17
Algemene inrichtingseisen
1.
In hoofdstuk 10 wordt, conform de registratie in het CROHO, voor elke opleiding aangegeven of deze voltijds, deeltijds of duaal is ingericht, en welke andere vormen van differentiatie in leerwegen en/of differentiatie naar studieduur en tempo de opleiding kent (7.7 en 7.13.2).
2.
Elke opleiding kent een uit cursussen opgebouwde propedeutische fase en hoofdfase (7.8.2).
3.
Vooruitlopend op de inschrijving als student voor de hoofdfase geeft de examencommissie in het tweede en eventueel volgende jaren van inschrijving stilzwijgende toestemming aan de voor de propedeutische fase ingeschreven student, om reeds één of meer tentamens uit de hoofdfase af te leggen, tenzij de examencommissie hierover expliciet anders beslist (7.30.3).
4.
Elke opleiding omvat een afstudeereenheid met een omvang van ten minste 15 EC. Hiervan kan geen vrijstelling worden verleend 22. In de studiegids wordt omschreven welke cursus, of welke cursussen gezamenlijk, de afstudeereenheid vormen, en eventueel onder welke voorwaarden een student kan worden toegelaten tot de afstudeereenheid. Een student dient voor toelating ten minste de propedeuse te hebben behaald.
22
Vrijstellingen die op grond van de geldende regelgeving zijn verleend voor 1 september 2012 vallen hier buiten. 19/44
© Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
5.
Elke opleiding is zodanig ingericht dat de student in redelijkheid in staat wordt gesteld te voldoen aan de norm voor studievoortgang zoals bepaald in of krachtens de WSF 2000 (7.4.2). Voor studenten met een functiebeperking en/of chronische ziekte zie artikel 39.
6.
In opvolgende studiejaren kunnen naam, vorm en/of inhoud van cursussen en tentamens worden gewijzigd en/of vervangen, zie ook artikel 28 lid 8. Voor de geldigheidsduur van de behaalde tentamenresultaten wordt verwezen naar artikel 28 lid 7.
7.
Voor opleidingen gericht op een bepaald beroep, ten aanzien waarvan bij of krachtens de wet vereisten zijn gesteld ten aanzien van de kennis, het inzicht en de vaardigheden die betrokkenen zich op grond van de opleiding tot dat beroep moeten hebben verworven, wordt het onderwijs zodanig ingericht, dat degenen die deze opleiding volgen ten minste in de gelegenheid zijn aan die vereisten te voldoen (7.6.1).
Artikel 18
Inrichting propedeutische fase
1.
De propedeutische fase van een opleiding is, met het oog op het uit te brengen studieadvies, zodanig ingericht dat er sprake is van het verkrijgen van inzicht in de inhoud van de opleiding (oriëntering), met de mogelijkheid van verwijzing en selectie gedurende die fase (7.8.5).
2.
In de cursusomschrijving in de studiegids wordt aangegeven wat de inhoud en de studielast zijn van de cursussen van de propedeutische fase (7.13.2).
Artikel 19
Inrichting hoofdfase (major en profileringsruimte)
1.
De hoofdfase van elke Bacheloropleiding omvat een major (hoofdprogramma) en een profileringsruimte. Voor de varianten deeltijd en duaal is het hebben van een profileringsruimte geen verplichting23. De major omvat cursussen met een totale studielast van 150 EC. De profileringsruimte omvat cursussen met een totale studielast van minimaal 30 EC.
2.
In de studiegids wordt per opleiding aangegeven: - welke studielast de major en de profileringsruimte omvatten; - welke cursussen binnen de major verplicht zijn of deel uitmaken van een verplicht keuzeaanbod binnen de major; - of en zo ja welke ingangseisen voor de cursussen van de major en profileringsruimte gelden; - wat de inhoud en studielast is van deze cursussen (7.13.2).
3.
23
De profileringsruimte kan door de student worden ingevuld uit het HU-aanbod waaronder een minor en/of keuzecursussen, dan wel uit het aanbod van instellingen voor hoger onderwijs buiten de hogeschool. Invulling is gebonden aan voorafgaande goedkeuring door de examencommissie van de opleiding waarvoor de student is ingeschreven. In geval van een buitenlandse cursus dient de student in ieder geval een learning agreement aan de examencommissie te overhandigen om voor goedkeuring in aanmerking te kunnen komen. Als ingangseis voor een minor en/of keuzecursus geldt dat de propedeutische fase van de opleiding waarvoor de student staat ingeschreven, met goed gevolg moet zijn afgerond, tenzij de examencommissie op verzoek van de student ontheffing van de ingangseis verleent omdat er anders een studievertraging van drie of meer maanden dreigt te ontstaan. Voor deeltijd- en duale opleidingen is dit (vooralsnog) niet dwingend voorgeschreven. In die gevallen staat het de afdelingsdirectie vrij om een profileringsruimte al dan niet in het programma op te nemen. Daarnaast kan de wet eisen stellen aan de inrichting van het programma van de hoofdfase, zodat het programma van de hoofdfase geen profileringsruimte omvat. Indien van toepassing wordt dit aangegeven in hoofdstuk 10.
20/44 © Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
Van resultaten behaald voor een minor en/of keuzecursussen binnen de hogeschool worden de cijfers overgenomen. Op grond van landelijke afspraken worden ook de cijfers van Kies-Op-Maat minoren (KOM-minoren) door de hogeschool overgenomen. Overige resultaten behaald buiten de hogeschool worden behandeld als een vrijstelling conform artikel 40. 4.
De examencommissie kan slechts in de volgende gevallen goedkeuring als bedoeld in het vorige lid weigeren: a) de desbetreffende keuzecursus of minor niet van HBO-hoofdfaseniveau is, of b) er sprake is van substantiële inhoudelijke overlap tussen de desbetreffende keuzecursus of minor enerzijds en de major anderzijds, of c) de desbetreffende keuzecursus of minor geen onderdeel is van een geaccrediteerde opleiding, of een daaraan gelijkwaardige opleiding op grond van art. 40 lid 1 sub b. Ten aanzien van sub a) geldt dat de student beargumenteerd de examencommissie kan verzoeken van deze eis voor maximaal 10 EC af te wijken. Een WO-propedeusecursus wordt geacht van HBO-hoofdfase niveau te zijn. Voor een buitenlandse cursus waarvan wordt vastgesteld dat deze van HBO-niveau is, is niet vereist dat ook het hoofdfaseniveau wordt aangetoond. De examencommissie kan daarnaast goedkeuring als bedoeld in het vorige lid weigeren indien het een externe tweede minor betreft. De examencommissie kan verlangen dat de student een (door de studieloopbaanbegeleider voor gezien getekend) profileringsplan overlegt, en/of dat de student zijn of haar keuze nader motiveert.
5.
Onverminderd het bepaalde in de vorige leden van dit artikel, is ten aanzien van een keuzecursus of minor als bedoeld in lid 3 de onderwijs- en examenregeling van de aanbiedende opleiding van toepassing.
6.
Goedkeuring van een minor of keuzecursus door de examencommissie houdt niet automatisch in dat de student daadwerkelijk geplaatst wordt. Artikel 32 lid 6 is hierop van toepassing.
Artikel 20
Inrichting duale opleidingen
1.
Onverminderd het bepaalde in de voorgaande artikelen van dit hoofdstuk geldt voor de inrichting van duale opleidingen bovendien het bepaalde in de volgende leden van dit artikel.
2.
In de studiegids wordt voor een duale opleiding aangegeven: a. de minimale studielast van het onderwijsdeel; b. de tijdsduur van de periode of de gezamenlijke tijdsduur van de perioden die ten minste in de beroepsuitoefening wordt doorgebracht, en; c. de minimale studielast van het deel van de opleiding dat wordt gevormd door de beroepsuitoefening, waarbij het aantal EC beargumenteerd wordt (7.7.3 en 7.7.4).
3.
Ten aanzien van de beroepsuitoefening binnen een duale opleiding wordt een civielrechtelijke drie-partijenovereenkomst aangegaan tussen de afdelingsdirectie, de student en het bedrijf of de organisatie waar de beroepsuitoefening plaatsvindt. Bij deze overeenkomst wordt - met inachtneming van de onderwijs- en examenregeling - in elk geval geregeld: a. de duur van de overeenkomst en de tijdsduur van de periode of perioden van de beroepsuitoefening; b. de begeleiding van de student; c. de kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden die de student tijdens 21/44
© Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
de periode of de perioden van beroepsuitoefening dient te realiseren en de beoordeling daarvan, en; d. de gevallen waarin, en de wijze waarop, de overeenkomst voortijdig kan worden ontbonden (7.7.5). Artikel 21
Studiebegeleiding en -voortgang
1.
De student heeft recht op studiebegeleiding, waaronder die door een studieloopbaanbegeleider. In de studiegids wordt aangegeven hoe de studiebegeleiding in de propedeutische fase en de hoofdfase plaatsvindt. In artikel 23 lid 10 zijn bijzondere eisen vermeld voor het geval een waarschuwing voor een negatief studieadvies is afgegeven.
2.
De studiebegeleiding omvat mede het opstellen van een profileringsplan door de student in samenspraak met de studieloopbaanbegeleider. In het profileringsplan wordt de keuze van de student uit het aanbod van de HU Onderwijscatalogus en eventuele externe keuzecursussen (zie artikel 19 lid 3) vastgelegd. Uit het profileringsplan moet blijken op welke wijze de gekozen minor en/of keuzecursussen bijdragen aan de voorbereiding op de beoogde beroepsuitoefening of studieloopbaan.
3.
Op advies van de studieloopbaanbegeleider wordt het profileringsplan door de student nader gemotiveerd met het oog op de goedkeuring door de examencommissie als bedoeld in artikel 19.
4.
De individuele studievoortgang wordt geregistreerd in OSIRIS. Hiermee wordt inzicht gegeven in de tussentijdse studieresultaten alsmede in de totaal behaalde EC voor de opleiding aan het einde van een studiejaar (7.13.2).
Artikel 22
Excellent Talent
In het kader van het landelijke Sirius project biedt de hogeschool de student de mogelijkheid om prestaties te leveren die getoetst worden op bovenjaar- of bovenbachelor- niveau. Studenten kunnen participeren op twee manieren: in een Honoursprogramma of in een Hybrideprogramma. Het Hybrideprogramma bestaat uit verschillende losse onderdelen (honourstrajecten). In totaal bestaan er vier typen honourstrajecten: 1. honoursprogramma: een gestructureerd programma waarin alle profielkenmerken aan de orde komen. Het volgen van het volledige honoursprogramma leidt tot het Honours Certificaat. 2. Excellente prestatie binnen onderdelen van het reguliere onderwijsprogramma (verzwaring of verdieping). Hiermee kunnen één of meerdere sterren worden behaald. 3. Honoursproject: een speciaal ontworpen extracurriculair onderwijsonderdeel. Hiermee kunnen één of meerdere sterren worden gehaald. 4. Vraaggestuurd: aandragen van eigen initiatief door de student voor een excellente prestatie en daarmee voor één of meerdere sterren. De toetsing van de prestaties van een student in de honourstrajecten houdt verband met de vijf profielkenmerken van de ‘startende excellente beroepsbeoefenaar’’, zoals de hogeschool deze gedefinieerd heeft. Een student kan door middel van het leveren van een prestatie voor elke competentie een erkenning aanvragen in de vorm van een ‘Ster Verklaring’. Een student kan het ‘Honours Certificaat’ aanvragen indien hij door middel van geleverde prestaties bewezen heeft te voldoen aan alle competenties van de startende excellente beroepsbeoefenaar op boven bachelorniveau.
22/44 © Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
Artikel 23 1.
Studieadvies in de propedeutische fase
Aan iedere ingeschreven student wordt, uiterlijk aan het einde van het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van een opleiding, door de examencommissie van de betreffende opleiding een studieadvies uitgebracht over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding. (7.8b.1) Het bovenstaande geldt voor de voltijd-, deeltijd en duale variant. Voor de deeltijdvariant geldt dezelfde norm, maar kan het tijdstip waarop het studieadvies wordt uitgebracht afwijken. Indien een afwijkend tijdstip geldt, is dit opgenomen in hoofdstuk 10. De examencommissie kan slechts één maal aan de student een definitief studieadvies uitbrengen. De examencommissie is door het College van Bestuur gemandateerd tot het uitbrengen van dit studieadvies. Het eerste jaar van inschrijving correspondeert met het begrip “studiejaar” als vermeld in artikel 1, tenzij het opleidingsprogramma niet op 1 september start. In dat geval dient de afwijkende begindatum in hoofdstuk 10 te zijn vermeld en wordt onder “eerste jaar van inschrijving” verstaan de periode van 12 maanden vanaf de start van het opleidingsprogramma.
2.
De examencommissie geeft een positief studieadvies af aan de student als: a. de student aan het einde van het eerste jaar van inschrijving het propedeutisch examen met goed gevolg heeft afgelegd; of b. de student aan het einde van het eerste jaar van inschrijving in de propedeutische fase minimaal 50 EC heeft behaald, waaronder de geoormerkte cursussen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3. De geoormerkte cursussen worden vermeld in hoofdstuk 10 en verantwoord in de studiegids. De 50 EC dienen gehaald te zijn met cursussen uit de propedeutische fase van de betreffende opleiding. Een positief studieadvies strekt zich tevens uit tot opleidingen met een gelijk propedeutisch examen die als zodanig in hoofdstuk 10 staan vermeld .
3.
Bij de vaststelling van het aantal behaalde EC in de propedeutische fase, als bedoeld in lid 2, tellen niet mee: 24 a. aan de student toegekende EC voor verleende vrijstellingen ; b. EC behaald in eerdere studiejaren; c. resultaten behaald voor deeltentamens, als nog niet alle onderdelen van het tentamen met goed gevolg zijn afgelegd.
4.
Als de student niet aan de norm als bedoeld in lid 2 heeft voldaan en er geen aanleiding is het studieadvies op te schorten wegens persoonlijke omstandigheden als bedoeld in lid 9 van dit artikel, wordt de student niet geschikt geacht voor de opleiding en geeft de examencommissie deze student een negatief studieadvies. De examencommissie verbindt aan een negatief advies een afwijzing, tenzij voor de betreffende opleiding in hoofdstuk 10 staat vermeld dat aan een negatief advies geen afwijzing wordt verbonden. Een negatief studieadvies waaraan een afwijzing is verbonden, wordt ook aangeduid als een bindend negatief studieadvies.
24
Het betreft hier de vrijstelling die aan het eindresultaat van een tentamen is toegekend. Wanneer een vrijstelling aan een deeltentamen is toegekend, maar aan het eindresultaat van dit tentamen in OSIRIS een resultaat in de zin van artikel 30 lid 2 is toegekend, telt het aantal EC van dit tentamen wél mee voor de berekening van het aantal EC voor de norm van het studieadvies. 23/44 © Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
De student die op grond van lid 4 een bindend negatief studieadvies heeft gekregen, kan niet opnieuw als student voor die opleiding bij de hogeschool worden ingeschrevenen evenmin voor opleidingen met een gelijk propedeutisch examen die als zodanig in hoofdstuk 10 staan vermeld. Als uitzondering hierop geldt dat de student wel opnieuw voor de opleiding kan worden ingeschreven indien hij op een later tijdstip verzoekt om te worden ingeschreven voor de desbetreffende opleiding en daarbij ten genoegen van de examencommissie aannemelijk maakt dat hij alsnog de opleiding met vrucht zal kunnen volgen (7.8b.5). 5.
De examencommissie kan slechts een bindend negatief studieadvies op grond van lid 4 geven, indien in de propedeutische fase van de desbetreffende opleiding is gezorgd voor zodanige voorzieningen dat de mogelijkheden voor een goede studievoortgang zijn gewaarborgd (7.8b.3). Tot die voorzieningen behoren in elk geval: a. de inrichtingseis van artikel 18 lid 125; b. de procedure genoemd in lid 10 van dit artikel; c. de regeling rond studiebegeleiding en –voortgang als bedoeld in artikel 21 lid 1.
6.
Indien de examencommissie voornemens is te besluiten tot een bindend negatief studieadvies, stelt zij de student in de gelegenheid te worden gehoord alvorens dit besluit te nemen (7.8b.4). Als tot een bindend negatief studieadvies wordt besloten, bevat het studieadvies ten minste: a. de gronden waarop de afwijzing is gebaseerd; b. de mogelijkheden van bezwaar en beroep voor de student; c. en zo mogelijk een verwijzingsadvies. Dit studieadvies wordt ondertekend door de (plaatsvervangend) voorzitter van de examencommissie. Het wordt binnen een week na ondertekening aangetekend aan de student verzonden of persoonlijk uitgereikt.
7.
Als de examencommissie persoonlijke omstandigheden als bedoeld in lid 9 aanwezig acht, die het behalen van de in lid 2 vereiste studieresultaten hebben verhinderd, wordt het studieadvies opgeschort tot uiterlijk het einde van het tweede studiejaar van inschrijving. Voor het uitbrengen van een opgeschort studieadvies geldt dezelfde procedure als voor het reguliere studieadvies.
8.
Een student die in een eerder studiejaar een opgeschort studieadvies heeft gekregen dient aan het einde van het huidige studiejaar aan de norm als vermeld in lid 2 te voldoen. Dit houdt in dat de student aan het einde van het huidige studiejaar: a. Het propedeutisch examen met goed gevolg moet hebben afgelegd; of b. minimaal 50 EC in de propedeutische fase moet hebben behaald, waaronder de geoormerkte cursussen. Conform lid 3 van dit artikel tellen bij de vaststelling van het aantal behaalde EC niet mee: 26 a. aan de student toegekende EC voor verleende vrijstellingen ; b. EC behaald in eerdere studiejaren;
25
Als er een specifiek opleidingsprogramma bestaat voor een extraneus, welk programma niet als uitgangspunt heeft dat de propedeutische fase reeds in het eerste studiejaar wordt afgerond, is niet voldaan aan de inrichtingseis. Aan de extraneus kan dan geen bindend negatief studieadvies worden gegeven. 26 Het betreft hier de vrijstelling die aan het eindresultaat van een tentamen is toegekend. Wanneer een vrijstelling aan een deeltentamen is toegekend, maar aan het eindresultaat van dit tentamen in OSIRIS een resultaat in de zin van artikel 30 lid 2 is toegekend, telt het aantal EC van dit tentamen wél mee voor de berekening van het aantal EC voor de norm van het studieadvies. 24/44 © Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
c. resultaten behaald voor deeltentamens, als nog niet alle onderdelen van het tentamen met goed gevolg zijn afgelegd. Aan het einde van het tweede studiejaar van inschrijving kan het studieadvies niet 27 nogmaals worden opgeschort. 9.
De examencommissie neemt, na hierover schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de studieloopbaanbegeleider en studentendecaan van de desbetreffende opleiding, bij het uitbrengen van het studieadvies uitsluitend de volgende persoonlijke omstandigheden van de desbetreffende student in acht: a. ziekte; b. lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis; c. zwangerschap; d. bijzondere familieomstandigheden, waaronder begrepen de bijzondere omstandigheden van degene met wie de aanvrager samenwoont of een LAT-relatie onderhoudt; e. het lidmaatschap van de Hogeschoolraad en/of een faculteitsmedezeggenschapsraad en/of een opleidingscommissie; f. andere door de faculteitsdirecteur aan te geven omstandigheden waarin de aanvrager activiteiten ontplooit in het kader van de organisatie en het bestuur van de zaken van de faculteit of de hogeschool; g. het lidmaatschap van het bestuur van een studentenorganisatie die door het College van Bestuur erkend is krachtens het Profileringsfonds HU, of een daarmee vergelijkbare organisatie van enige omvang; h. andere situaties waarin de student door overmacht, zulks ter beoordeling door de examencommissie, niet heeft kunnen deelnemen aan tentamens dan wel het onderwijs dat daaraan ten grondslag ligt. De student dient een studievertraging ontstaan door één of meer van bovengenoemde persoonlijke omstandigheden zo spoedig mogelijk schriftelijk te melden bij de examencommissie en contact op te nemen met de studentendecaan of 28 studieloopbaanbegeleider (7.8b.7) .
10.
Bij de totstandkoming van het studieadvies wordt ten minste de volgende procedure in acht genomen: a. Bij de aanvang van het eerste jaar van inschrijving wordt aan de studenten, in het kader van de studiebegeleiding, uitdrukkelijk informatie gegeven over het tussentijds advies (zie hierna sub b) en het uiteindelijke studieadvies. Daarbij wordt ook gewezen op de rol van de studieloopbaanbegeleider en de studentendecaan in de procedure. b. Uiterlijk halverwege het eerste jaar van inschrijving voor de propedeuse ontvangen de studenten een schriftelijk tussentijds advies over de voortzetting van de studie. In het tussentijds advies wordt uitdrukkelijk verwezen naar de studieloopbaanbegeleider en de studentendecaan. c. Aan een tussentijds advies als bedoeld onder b. wordt door de examencommissie een waarschuwing verbonden, wanneer op grond van de geregistreerde studievoortgang moet worden geconstateerd dat niet is voldaan aan de studievoortgangnorm voor het desbetreffende deel van het eerste jaar van inschrijving. d. Ingeval van een waarschuwing als bedoeld onder c. kan de student contact opnemen met de studieloopbaanbegeleider, om een schriftelijk vastgelegde afspraak over studieplanning en studiebegeleiding te maken. Deze afspraak is er op gericht dat binnen een redelijke termijn aan de norm voor studievoortgang kan worden voldaan. Het initiatief tot het maken van deze afspraak ligt bij de student. In de studiegids zijn nadere procedureregels opgenomen voor de totstandkoming van het studieadvies (7.8b.6).
27
In het geval een student een opgeschort advies heeft gekregen en vanwege bijzondere omstandigheden in zijn tweede jaar van inschrijving wederom de norm niet kan halen, kan een negatief advies zonder afwijzing afgegeven worden. 28 Zie ook art. 2.1. Uitvoeringsbesluit WHW 25/44 © Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
Artikel 24
Toegangsbeperking afstudeerrichtingen
1.
Indien een opleiding na de propedeutische fase meer dan één afstudeerrichting omvat, kan de examencommissie beslissen dat een voor die opleiding ingeschreven student slechts toegang heeft tot één of meer afstudeerrichtingen van die opleiding (7.9.1).
2.
De bevoegdheid van de examencommissie als genoemd in lid 1 bestaat alleen ten aanzien van een opleiding of groep van opleidingen die daartoe in hoofdstuk 10 is aangewezen. Een dergelijke aanwijzing is alleen mogelijk indien de aard en inhoud van de verschillende afstudeerrichtingen van een opleiding zodanig van elkaar verschillen dat aanwijzing gerechtvaardigd is (7.9.1).
3.
Als een opleiding is aangewezen als een opleiding met toegangsbeperking van afstudeerrichtingen, meldt de student aan de examencommissie de door hem gewenste afstudeerrichting onder overlegging van het door hem tot dan toe gevolgde programma, alsmede de behaalde studieresultaten.
4.
Bij de toepassing van het eerste lid baseert de examencommissie zijn beslissing op: a. de studieresultaten van de student, of b. op het door de student gevolgde studieprogramma, of c. op een combinatie van a en b. De examencommissie stelt de student alvorens tot een beslissing over te gaan in de gelegenheid te worden gehoord (7.9.2).
5.
Bij de weging van de studieresultaten, bedoeld in lid 4, houdt de examencommissie rekening met de persoonlijke omstandigheden van de student. Artikel 23 lid 11 is overeenkomstig van toepassing (7.9.3).
6.
Bij de weging van het studieprogramma van de student, bedoeld in lid 4, beoordeelt de examencommissie of de door de student gekozen programmaonderdelen van de opleiding voldoende aansluiten op de door de student gekozen afstudeerrichting (7.9.4).
7.
In de studiegids zijn ter uitvoering van dit artikel nadere regels opgenomen omtrent in elk geval: a. het verschil naar aard en inhoud van de afstudeerrichtingen; b. de vereiste studieresultaten voor aangewezen programmaonderdelen; c. de aansluiting van programmaonderdelen op de afstudeerrichtingen van de opleiding; d. het tijdstip waarop de student zijn keuze aan de examencommissie kenbaar moet maken (7.9.5).
Artikel 25
Introductiedagen, excursies en werkweken
1.
Introductiedagen, excursies of werkweken kunnen verplicht worden gesteld, indien ze als (onderdeel van) een cursus deel uitmaken van een opleiding.
2.
Als aan de deelname aan introductiedagen, excursies of werkweken voor de student kosten zijn verbonden, wordt dat aangegeven in de studiegids.
3.
De in lid 1 genoemde introductiedagen, excursies of werkweken en de daaraan verbonden kosten worden tijdig vóór aanvang van elk studiejaar schriftelijk aan de desbetreffende studenten bekendgemaakt.
4.
Studenten die door overmacht of persoonlijke omstandigheden, waaronder begrepen financiële, niet deel kunnen nemen aan een verplichte introductie, excursie of werkweek, moeten in staat gesteld worden dit onderdeel te compenseren door middel van een vervangende opdracht conform artikel 34 lid 8.
26/44 © Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
5.
De student die wegens aantoonbare financiële redenen de kosten van excursies, introductiedagen of werkweken niet kan opbrengen, kan de faculteitsdirecteur schriftelijk verzoeken om een financiële voorziening of om ontheffing van de betalingsverplichting.
Artikel 26
Stages en praktische oefeningen
1.
Opleidingen die in het bijzonder zijn gericht op bepaalde beroepen, omvatten in elk geval een praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening (7.6.3).
2.
In de studiegids is aangegeven welke activiteiten of werkzaamheden tot de stage worden gerekend en welke cursussen praktische oefeningen zijn. Daarbij is zo nodig ook aangegeven: a. welke tentamens moeten zijn gehaald, voordat een student aan een stage of aan praktische oefeningen kan beginnen; b. welke stages of praktische oefeningen moeten zijn voltooid, voordat bepaalde tentamens kunnen worden afgelegd (7.13.2).
3.
In de studiegids wordt ten aanzien van stages en praktische oefeningen in elk geval geregeld: a. de duur en periodes; b. de wijze van verdeling of toewijzing van plaatsen; c. wat van de student ter voorbereiding wordt verwacht; d. welke kosten voor rekening van de student zijn; e. welke beoordelingsnormen van toepassing zijn; f. hoe en wanneer beoordeling geschiedt; g. de mogelijkheden van herkansing, alsmede onderbreking en afbreking (7.13.2).
4.
De regeling bedoeld in het derde lid wordt tijdig vóór de aanvang van een studiejaar aan de desbetreffende studenten bekend gemaakt.
Artikel 27
Eigen bijdragen
1.
De kosten van onderwijsbenodigdheden voor eigen gebruik ten behoeve van deelname aan het onderwijs, de tentamens of de examens van de opleiding waarvoor een student is ingeschreven, zijn voor rekening van de desbetreffende student.
2.
De kosten van, ten behoeve van studenten en in het belang van het onderwijs, getroffen onderwijsvoorzieningen, kunnen door de faculteitsdirecteur aan de desbetreffende studenten naar redelijkheid in rekening worden gebracht, tenzij deze voorzieningen vanwege de aard van de opleiding noodzakelijk zijn.
3.
De in het eerste lid bedoelde onderwijsbenodigdheden en de in het tweede lid bedoelde onderwijsvoorzieningen worden in de studiegids aangewezen.
4.
Een benadering van de omvang van de kosten genoemd in lid 1 en lid 2, alsmede de wijze van betaling van de kosten genoemd in lid 2, worden in of op basis van de studiegids tijdig vóór de aanvang van elk studiejaar schriftelijk aan de desbetreffende studenten bekendgemaakt.
5.
De student die wegens aantoonbare financiële redenen de kosten van de onderwijsvoorzieningen genoemd in lid 2 niet kan opbrengen, kan de faculteitsdirecteur schriftelijk verzoeken om een alternatieve onderwijsvoorziening aan te bieden waaraan geen kosten verbonden zijn, dan wel om een financiële voorziening of ontheffing van de betalingsverplichting.
6.
Kosten voor activiteiten op basis van vrijwillige deelname komen niet voor vergoeding in aanmerking.
27/44 © Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
7
INRICHTING EXAMENS EN TENTAMENS
Artikel 28
Tentamens en examens
1.
Aan elke opleiding is een afstudeereenheid verbonden. Aan elke cursus is een tentamen verbonden. Een tentamen kan onderverdeeld zijn in maximaal twee deeltentamens per eenheid van 5 EC. In de cursusomschrijving in de studiegids is aangegeven of het tentamen uit deeltentamens bestaat. Indien voor een deeltentamen ten minste een bepaald resultaat moet zijn behaald, is dit aangegeven in de studiegids. Ook de weging van de verschillende deeltentamens is in de studiegids vermeld. Als het tentamen (na weging van eventuele deeltentamens) met goed gevolg is afgelegd, worden de EC van de desbetreffende cursus toegekend.
2.
De faculteitsdirecteur stelt studenten, die aan haar faculteit voor een opleiding zijn ingeschreven, in de gelegenheid de voor die opleiding voorgeschreven tentamens en examens af te leggen.
3.
Aan de propedeutische fase van een opleiding is, voor zover in hoofdstuk 10 niet anders is bepaald, een propedeutisch examen verbonden (7.8.2).
4.
Indien de tentamens van de tot de propedeutische fase behorende cursussen met goed gevolg zijn afgelegd, is het propedeutisch examen afgelegd. Indien alle tentamens waaronder de afstudeereenheid van de tot een opleiding behorende cursussen met goed gevolg zijn afgelegd, is het examen afgelegd, tenzij in de studiegids bepaald is dat het examen tevens een door de examencommissie zelf te verrichten aanvullend onderzoek omvat. In de studiegids is opgenomen waarop het aanvullend onderzoek betrekking heeft (7.10.2).
5.
De propedeutische fase heeft de volgende functies: oriëntatie, verwijzing en selectie. Door middel van het propedeutisch examen wordt onderzocht en beoordeeld of de student van de opleiding na de propedeutische fase, de kennis, inzichten en vaardigheden heeft verworven die nodig zijn om de studie met succes voort te zetten.
6.
Geen enkele opleiding van de hogeschool kent een compensatieregeling als bedoeld in artikel 7.12b.3 WHW. Als gevolg hiervan moet iedere cursus29 met goed gevolg worden afgelegd om vast te stellen dat het examen met goed gevolg is afgelegd.
7.
Resultaten van tentamens, deeltentamens, stages en praktische oefeningen zijn gedurende 6 jaar geldig, tenzij in de studiegids een afwijkende termijn is vermeld. Op verzoek van de student kan de examencommissie de geldigheidsduur verlengen, dan wel een aanvullend of vervangend tentamen opleggen in geval de geldigheidsduur van een tentamen is verstreken. Resultaten van een met goed gevolg afgelegd propedeutisch examen en van een met goed gevolg afgelegd Associate degree zijn onbeperkt geldig.
8.
In opvolgende studiejaren kunnen naam, vorm en/of inhoud van cursussen en tentamens worden gewijzigd of vervangen. De student krijgt in het studiejaar volgend op die wijziging of vervanging minimaal twee maal de gelegenheid om op basis van de oude cursus een tentamen af te leggen. Conversietabellen en overgangsregelingen worden gepubliceerd in hoofdstuk 2.4.1 (propedeuse) en 2.5.2 (hoofdfase) van de studiegids.
9.
In de studiegids is verder geregeld: a. de volgorde waarin in de propedeutische fase en in de hoofdfase tentamens kunnen of moeten worden afgelegd;
29
Dit laat onverlet de mogelijkheid om binnen één cursus de resultaten van deeltentamens te compenseren (waarbij wel bodemcijfers voor de betreffende deeltentamens kunnen gelden, zie lid 1). 28/44
© Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
b. waar nodig, dat het met goed gevolg afgelegd hebben van tentamens voorwaarde is voor toelating tot andere tentamens (7.13.2). Artikel 29
Aanwezigheidsplicht
1.
Met het oog op het afleggen van het desbetreffende tentamen kan in de studiegids voor (een gedeelte van) een cursus een aanwezigheidsplicht worden opgelegd, voor zover de beoordeling van de cursus dit vereist.
2.
De examencommissie kan een student ontheffing verlenen van de aanwezigheidsplicht als bedoeld in het vorige lid, al dan niet onder het stellen van vervangende eisen (7.13).
Artikel 30
Inhoud tentamens en examens
1.
De hogeschool biedt competentiegericht en vraaggestuurd onderwijs aan, hetgeen inhoudt dat kennis, inzicht en vaardigheden in onderlinge samenhang worden aangeboden en herleidbaar zijn tot de eisen die in een beroepenveld aan afgestudeerden gesteld worden. Elk tentamen en examen omvat een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Een examencommissie kan bepalen een eigen onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student in te stellen, onder andere op grond van het bepaalde in 38 lid 2 (7.10.1).
2.
De resultaten van het tentamen worden in OSIRIS uitgedrukt in: a. hetzij de woorden “Voldaan” (afgekort VD) of “Niet voldaan” (afgekort NVD); b. hetzij de woorden “niet aanwezig” (afgekort NA) indien de student het tentamen niet heeft gemaakt; c. hetzij de woorden “Niet Geldig” (afgekort NG) indien het resultaat door de examencommissie ongeldig is verklaard naar aanleiding van onregelmatigheden; d. hetzij op een tienpuntsschaal in één van de cijfers 1 tot en met 10, waarbij de beoordeling wordt uitgedrukt in gehele getallen; daartoe worden cijfers die vóór afronding op een decimaal van 5 en hoger eindigen naar boven en cijfers die vóór afronding op een decimaal lager dan 5 eindigen naar beneden worden afgerond; e. hetzij in cijfers van 1,0 tot 10,0 met één decimaal, daartoe worden cijfers die vóór afronding op een tweede decimaal van 5 en hoger eindigen naar boven en cijfers die vóór afronding op een tweede decimaal lager dan 5 eindigen naar beneden afgerond. Overige resultaten kunnen niet in OSIRIS verwerkt worden. Indien de beoordeling door meerdere examinatoren wordt gegeven, komen zij gezamenlijk tot één beoordeling.
3.
Het propedeutisch examen is er mede op gericht om aan het einde van het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase een studieadvies zoals bedoeld in artikel 23 aan de student te kunnen uitbrengen.
4.
Een tentamen of examen is met goed gevolg afgelegd als hier vóór afronding ten minste het cijfer 5,50 voor is behaald30. De toekenning VD (voldaan) geeft tevens aan dat het tentamen met goed gevolg is afgelegd.
Artikel 31 1.
30
Organisatie van examens en tentamens
Examinatoren en andere bij een tentamen of examen betrokkenen dragen er zorg voor dat ten aanzien van opgaven en opdrachten strikte geheimhouding wordt bewaard, totdat de opgaven aan de kandidaten zijn uitgereikt.
Als uitzondering op de gebruikelijke afrondingsregels geldt dat wanneer een cijfer voor afronding lager is dan een 5,50, dit wordt afgerond naar een 5,4 (dan wel afgerond naar een 5 in geval de beoordeling in hele getallen wordt uitgedrukt). 29/44
© Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
2.
Onverminderd het bepaalde elders in deze regeling worden in hoofdstuk 10 en/of de studiegids in elk geval de volgende onderwerpen geregeld (onder tentamen wordt tevens de afstudeereenheid verstaan): a. de procedure voor en tijdstippen van aanmelding voor tentamens; b. de periodes waarin en het aantal malen per studiejaar dat tentamens worden afgenomen; c. of, wanneer en hoe herkansing mogelijk is; d. de wijze waarop tentamens worden afgelegd, en de daarvoor beschikbare tijdsduur; e. toegestane hulpmiddelen bij het afleggen van tentamens; f. of en zo ja, onder welke voorwaarden mondelinge tentamens toegankelijk zijn voor studenten en medewerkers van de opleiding en/of voor overige belangstellenden; g. het toezicht bij de tentamens indien deze schriftelijk 31 worden afgenomen en de verslaglegging van het verloop daarvan. Het verslag bevat in elk geval een geparafeerde lijst van studenten die aan het tentamen hebben deelgenomen; h. de beoordeling van de tentamens en de vaststelling van de uitslagen; i. hoe, wanneer en gedurende welke termijn de student die een schriftelijk 32 tentamen heeft afgelegd inzage kan krijgen in zijn beoordeelde werk.; j. de bijzondere gevallen waarin de examencommissie de bevoegdheid heeft om af te wijken van de regeling van de OER en/of studiegids. Die bevoegdheid bestaat in elk geval ten aanzien van de punten d en f, en niet ten aanzien van de in artikel 9 lid 9 genoemde onderwerpen; k. de wijze waarop de in dit artikellid genoemde tijdstippen en termijnen bekend worden gemaakt (7.13.2).
Artikel 32
Inschrijving voor cursussen
1.
Deelname aan cursussen is slechts mogelijk na tijdige inschrijving via OSIRIS. In de propedeuse wordt de student automatisch ingeschreven voor de cursussen van het eerste onderwijsblok. In alle overige gevallen dient de student zich zelf tijdig voor de cursus in te schrijven, tenzij in hoofdstuk 10 anders is bepaald.
2.
De inschrijving voor een cursus is in elk geval mogelijk tot 2 weken voor de start van een onderwijsperiode.
3.
De student is zelf verantwoordelijk voor de inschrijving.
4.
Inschrijving voor een minor houdt tevens inschrijving in voor alle cursussen die deel uitmaken van de minor.
5.
De student kan in hetzelfde studiejaar niet meer dan eenmaal voor dezelfde cursus ingeschreven staan, tenzij in de studiegids anders is bepaald of op grond van een daartoe strekkend besluit op verzoek van de student.
6.
Correcte inschrijving voor een cursus uit het verplichte curriculum geeft student het recht om de desbetreffende cursus te volgen. Alleen in geval van een minor of keuzecursus kan een opleiding besluiten om bij een te klein aantal inschrijvingen, de minor of keuzecursus niet aan te bieden. Een minor of keuzecursus voor internationale studenten kan niet om deze reden geannuleerd worden.
Artikel 33 1.
31 32
Inschrijving voor tentamens
Deelname aan een tentamen is slechts mogelijk na tijdige inschrijving via OSIRIS. De inschrijfregeling met de inschrijvingsdata voor tentamens is opgenomen in de studiegids. De opleiding kan afwijkende regels stellen voor extraneï die op grond van artikel 9 lid 2 Inschrijvingsregeling zijn ingeschreven.
Onder “schriftelijk” wordt hier ook verstaan met gebruik van een computer. Onder “schriftelijk” wordt hier ook verstaan met gebruik van een computer 30/44
© Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
2.
Een student die voor een cursus is ingeschreven wordt automatisch voor het eerste tentamen van die cursus ingeschreven.
3.
Indien een student voor een tentamen staat ingeschreven (al dan niet automatisch) en daaraan niet wenst deel te nemen, dient de student zich uit te schrijven. Uitschrijving is mogelijk tot één week na de uiterste inschrijfdatum voor het betreffende tentamen.
4.
De student is zelf verantwoordelijk voor de inschrijving voor (her)tentamens33.
5.
In de studiegids en/of hoofdstuk 10 kan worden bepaald dat na-inschrijving ook mogelijk is, en welke voorwaarden daaraan zijn verbonden.
Artikel 34 1.
Tentamenkansen
In de studiegids is geregeld of, en zo ja hoe, hoe vaak en wanneer en voor welke (onderdelen van) cursussen, inschrijving voor tentamens kan plaatsvinden. Het aantal keer dat een tentamen per jaar wordt aangeboden, wordt uitgedrukt in tentamenmogelijkheden. Het aantal keer dat een student is toegestaan om het tentamen per jaar af te leggen wordt uitgedrukt in het aantal tentamenkansen. Afhankelijk van hetgeen daarover in hoofdstuk 10 is bepaald, krijgt de student in hetzelfde studiejaar voor dezelfde cursus ten minste twee en ten hoogste drie tentamenkansen. De opleiding kan hiervan afwijken en - een extra kans toekennen aan (potentiële) -studievertragers indien hierop gericht beleid is vastgesteld, waarbij duidelijk is welke studenten daarvoor in aanmerking komen, en - in het kader van het verminderen van studieachterstanden een extra kans toekennen aan groepen studenten voor tentamens met een maximum van 10 EC per studiejaar, indien hierop gericht beleid is vastgesteld, waarbij duidelijk is welke studenten daarvoor in aanmerking komen. In geval de examencommissie op basis van een algemeen besluit alle resultaten van een bepaald tentamen ongeldig heeft verklaard, wordt voor het betreffende tentamen nog een extra tentamenmogelijkheid geboden.
2.
Studenten die: a. een verkorte route volgen en daardoor meer dan 10 EC aan vrijstellingen hebben, en b. in het eerste jaar van inschrijving vanwege de verkorte route een door de opleiding vastgesteld programma volgen dat tevens cursussen uit de hoofdfase omvat; kunnen een verzoek indienen bij de examencommissie voor een extra herkansing in de laatste tentamenperiode voor een cursus uit de propedeutische fase die nog niet is behaald. De examencommissie kent dit verzoek toe indien hierdoor de mogelijkheid ontstaat dat de student aan de bsa-norm kan voldoen.
3.
In afwijking van lid 1 kan in de studiegids worden bepaald dat aan een cursus in hetzelfde studiejaar slechts één tentamenkans is verbonden, uitsluitend indien herkansing in hetzelfde jaar redelijkerwijs niet mogelijk is gelet op de aard van de cursus34.
4.
Herkansing van een afgelegd tentamen is slechts mogelijk als de beoordeling van het desbetreffende (onderdeel van het) tentamen onvoldoende is, tenzij de examencommissie het verzoek van een student toewijst voor het herkansen van een voldoende resultaat als hierna bedoeld. Bij deelname aan een herkansing vervallen alle eerdere beoordelingen35.
33
Dat wil zeggen de inschrijving voor tentamens waarbij inschrijving niet automatisch door inschrijving voor de cursus gebeurt. 34 Hiervan is bijv. sprake bij een stage of vergelijkbare werkvormen. 35 tenzij er sprake is van de herkansing van een voldoende resultaat en de beoordeling voor de herkansing lager is dan de oorspronkelijke beoordeling. 31/44 © Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
Een student kan de examencommissie verzoeken om een voldoende resultaat van een afgelegd tentamen van een hoofdfasecursus te herkansen indien er sprake is van één van de volgende aantoonbare belangen: - door herkansing is aannemelijk dat de student alsnog kan voldoen aan de vereisten van het judicium als vermeld in artikel 44; - door herkansing is aannemelijk dat de student alsnog kan voldoen aan het vereiste gemiddelde voor de doorstroom naar een beoogde vervolgopleiding; - herkansing vanwege het behalen van een hoger resultaat cruciaal is in het kader van een beoogd specifiek carrière perspectief. Dit verzoek dient tijdig en onderbouwd te worden ingediend, zodra het desbetreffende belang optreedt. Treedt het belang in na het behalen van het laatst benodigde studieresultaat voor het diploma, dan dient de student het verzoek onverwijld, doch uiterlijk één week na bekendmaking in OSIRIS van het laatste behaalde resultaat bij de examencommissie in. De herkansing kan niet zijn gelegen op een datum later dan één maand na het laatst behaalde studieresultaat voor het diploma. Het verzoek om een voldoende resultaat te herkansen kan slechts éénmaal worden toegekend en louter voor een resultaat van een cursus die tot de hoofdfase van de opleiding behoort, gebruikmakend van een reguliere tentamenmogelijkheid. Deze cursus kan geen omvang hebben groter dan 10 EC. Evenmin is herkansing mogelijk van: - hoofdfasecursussen waarvan het tentamen als gevolg van een curriculumwijziging niet meer regulier wordt aangeboden; - hoofdfasecursussen met een praktijkcomponent, zoals aangemerkt in de studiegids; - practica; - de afstudeereenheid; - minoren. Indien de student na toekenning van het verzoek de herkansing heeft gedaan, geldt als behaalde resultaat het hoogste van de twee resultaten. 5.
De student die staat ingeschreven voor een tentamen, maar daaraan niet deelneemt, verliest een tentamenkans.
6.
In geval van niet-deelname aan een tentamen door overmacht kan de examencommissie op verzoek van de student een extra tentamenkans toekennen. Van overmacht is sprake als zich één of meer van de volgende omstandigheden voordoen: a. ziekte; b. lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis; c. zwangerschap; d. bijzondere familieomstandigheden, waaronder begrepen de bijzondere omstandigheden van degene met wie de aanvrager samenwoont of een LAT-relatie onderhoudt; e. andere situaties waarin de student door overmacht, zulks ter beoordeling door de examencommissie, niet heeft kunnen deelnemen aan tentamens dan wel het onderwijs dat daaraan ten grondslag ligt.
7.
De examencommissie kan tevens een extra tentamenkans toekennen indien; a. de student ten minste al één maal heeft deelgenomen aan het tentamen; én b. er een studievertraging of afstudeervertraging van ten minste 3 maanden dreigt te ontstaan. De examencommissie kan binnen deze kaders eventueel nader beleid vaststellen dat wordt opgenomen in de studiegids.
8.
Indien de student recht heeft op een tentamenkans, kan hij de examencommissie verzoeken deze in de vorm van een vervangende opdracht af te leggen. Dat wil zeggen een ander toetsvorm dan in de studiegids als reguliere toetsvorm staat aangegeven. De examencommissie kan dit verzoek toewijzen indien: a) het een verzoek ex. artikel 25 lid 4 van deze regeling betreft; of b) de student minimaal 2 keer heeft deelgenomen aan het reguliere tentamen, én 32/44
© Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
c) de vakdocent een positief advies geeft, én d) er een studievertraging of afstudeervertraging van ten minste 3 maanden dreigt te ontstaan. De examencommissie kan binnen deze kaders eventueel nader beleid vaststellen dat wordt opgenomen in de studiegids. Indien de examencommissie dit verzoek honoreert, ziet de examencommissie erop toe dat de vervangende opdracht kwalitatief gelijkwaardig is aan het gebruikelijke tentamen. Artikel 35
Legitimatieplicht bij tentamens
1.
Voor deelname aan tentamens is het verplicht om een geldig legitimatiebewijs te tonen.
2.
Een geldig legitimatiebewijs is uitsluitend: a. een geldig paspoort; b. een geldige Europese identiteitskaart; c. een geldig Nederlands of internationaal rijbewijs; d. een geldig vluchtelingendocument.
Artikel 36
Bekendmaking tentamenuitslagen
1.
Ten bewijze dat een tentamen is afgelegd, wordt de uitslag door de desbetreffende examinator of examinatoren bekendgemaakt via OSIRIS, hetgeen gelijk staat aan de uitreiking van een schriftelijk bewijsstuk36. In afwijking hiervan geldt dat de bekendmaking van de tentamenuitslag van een mondeling tentamen geschiedt door uitreiking van een schriftelijk bewijsstuk door de examinator of examinatoren aan de student (7.11.1).
2.
De aanduiding NA (Niet Aanwezig), die gebruikt wordt als een student zich heeft ingeschreven voor een (schriftelijk) tentamen maar daaraan niet deelneemt, wordt beschouwd als een tentamenuitslag.
3.
Voor het administreren van studieresultaten die niet aan de hogeschool zijn behaald, vervoegt de student zich bij de examencommissie van de eigen opleiding.
Artikel 37 1.
Termijnen beoordeling en inzage
Voor de bekendmaking van tentamenuitslagen als bedoeld in artikel 36 gelden de volgende termijnen: a. maximaal drie weken na afname van het tentamen37; b. op de dag van afname van het mondeling tentamen. De uitslag van het mondelinge tentamen dient binnen 3 weken na afname van het tentamen eveneens in OSIRIS te worden vermeld. Voor het bekendmaken van de uitslag van de tentamens Nederlandse Gebarentaal en Tolkvaardigheden geldt een afwijkende termijn van maximaal vijf weken na afname van het tentamen, voor zover de tentamens groepsgewijs op DVD worden opgenomen.
2.
De student heeft recht op inzage in het schriftelijk tentamenwerk als bedoeld in artikel 31 lid 2 sub i binnen drie weken na bekendmaking van de uitslag.
3.
Cijfers worden in OSIRIS gepubliceerd onder voorbehoud van rekenkundige, invoer- of andere fouten. Vier weken na de bekendmaking in OSIRIS wordt een resultaat geacht definitief te zijn. Na deze vier weken kan een resultaat slechts met goedkeuring van de examencommissie gewijzigd worden.
36 37
De procedure voor studieresultaten die niet aan de Hogeschool Utrecht behaald zijn, wordt opgenomen in de studiegids. Hieronder vallen dus alle tentamenvormen met uitzondering van mondelinge zie sub b. 33/44
© Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
4.
De examencommissie kan in bijzondere gevallen afwijken van bovengenoemde termijnen, mits het belang van de student hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
Artikel 38
Onregelmatigheden
1.
Indien een student of extraneus zich schuldig maakt aan onregelmatigheden, wordt het betreffende tentamen als NG (Niet Geldig) gekwalificeerd door de examencommissie en kan de examencommissie de betrokkene het recht ontnemen één of meer door de examencommissie aan te wijzen tentamens of examens af te leggen, gedurende een door de examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste een jaar (7.12b. 2).
2.
In geval van een redelijk vermoeden van onregelmatigheden bij een tentamen, kan de examencommissie een aanvullend onderzoek instellen dat gelijkwaardig is aan het oorspronkelijke tentamen. Als dit aanvullend onderzoek niet met een voldoende wordt afgesloten, vervalt het behaalde resultaat van de betreffende tentamenpoging en wordt het resultaat NG in Osiris geregistreerd.
3.
Indien een student, waartegen een sanctie is getroffen op grond van lid 1, op zijn verzoek tussentijds wordt uitgeschreven, wordt bij eventuele her-inschrijving (het restant van) de sanctie alsnog uitgevoerd.
4.
Indien de onregelmatigheden eerst na afloop van het examen of tentamen worden ontdekt, kan de examencommissie de desbetreffende student het getuigschrift of de verklaring, zoals genoemd in artikel 42, onthouden. Zij kan ook bepalen dat aan de betrokken student het getuigschrift of de verklaring slechts kan worden uitgereikt na een hernieuwd onderzoek, in de door de examencommissie aan te wijzen onderdelen en op door haar te bepalen wijze conform lid 2.
5.
Alvorens een beslissing ingevolge de voorgaande leden te nemen, wordt de student gehoord door ten minste 2 leden van de examencommissie, van welk gesprek een verslag wordt opgemaakt. De examencommissie deelt haar beslissing zo spoedig mogelijk mede onder overlegging van het verslag, doch uiterlijk binnen twee weken vanaf het moment van horen mede aan de student, zo mogelijk mondeling en in ieder geval schriftelijk.
6.
De examencommissie kan de faculteitsdirecteur adviseren de inschrijving van de betrokken student definitief te beëindigen indien: 1. een student zich eerder schuldig heeft gemaakt aan onregelmatigheden en hem daarvoor ten minste een half jaar de deelname aan tentamens is ontzegd, of; 2. een student zich schuldig maakt aan zodanig ernstige onregelmatigheden, waarbij sprake is van verzwarende omstandigheden, dat deze sanctie gerechtvaardigd wordt geacht. Van verzwarende omstandigheden is in ieder geval sprake: a. bij bedreiging en/of geweld; b. indien de student op basis van vervalste documenten EC tracht te verkrijgen; c. indien zonder toestemming de student vooraf beschikt over een (deel van een) tentamen of examen, en/of de uitwerkingen en normeringen hiervan. De beëindiging geschiedt per de eerste van de volgende maand. De student kan zich niet (her)inschrijven voor dezelfde opleiding.
Artikel 39
Voorzieningen
1.
Een student met een functiebeperking en/of chronische ziekte heeft naar redelijkheid recht op passende voorzieningen bij het volgen van onderwijs en het afleggen van 38 tentamens en examens . De studentendecaan kan de student hier begeleiding bij bieden39.
38
Onder “functiebeperking en/of chronische ziekte” kan onder meer worden verstaan: astma, auditieve handicap, chronisch vermoeidheidssyndroom, dyslexie, epilepsie, meervoudig lichamelijke handicap, motorische aandoeningen, nierproblemen, psychische stoornissen, rugklachten, reumatische klachten, spierziekten, spraakaandoeningen, visuele handicap, RSI en whiplash. Een handicap kan - afhankelijk van de omstandigheden 34/44
© Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
2.
De desbetreffende student kan de examencommissie verzoeken een voorziening te treffen ten aanzien van het in het vorige lid gestelde. Een verzoek dient schriftelijk, met redenen omkleed en zo mogelijk van bewijsstukken voorzien, bij de examencommissie te worden ingediend.
3.
Het besluit van de examencommissie wordt schriftelijk meegedeeld aan de student en door haar aangewezen medewerkers. Een afschrift van dit besluit wordt bewaard door de examencommissie van de opleiding waarvoor de student is ingeschreven.
4.
Een voorziening wegens functiebeperking en/of chronische ziekte als bedoeld in lid 1 geldt na toekenning voor elk volgend tentamen of examen van de opleiding, tenzij uit de beslissing van de examencommissie duidelijk anders blijkt. Ook heeft de student recht op dezelfde voorziening ten aanzien van een tentamen of examen aan een andere opleiding, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: a. de toegekende voorziening is uiterlijk bij inschrijving voor het tentamen of examen gemeld bij de examencommissie van de andere opleiding; b. de student kan op verzoek het schriftelijk besluit tonen waaruit blijkt dat de voorziening is toegekend; c. de examencommissie als bedoeld onder a. heeft de gemelde voorziening niet geweigerd. Een weigering moet bij schriftelijk en gemotiveerd besluit vóór het tentamen of examen aan de student worden bekendgemaakt.
Artikel 40
Vrijstellingen
1.
De examencommissie kan op schriftelijk verzoek van de student, en met inachtneming van de procedurele bepalingen in de studiegids, vrijstelling verlenen voor het afleggen van één of meer (deel)tentamens, (een deel van) de profileringsruimte, dan wel van het propedeutisch examen, met uitzondering van de afstudeereenheid. Een vrijstelling kan alleen worden verleend op grond van: a. met goed gevolg afgelegde tentamens of examens van vooropleidingen die toegang geven tot de opleiding waarvoor de student is ingeschreven, als opgenomen in hoofdstuk 10, of: b. met goed gevolg afgelegde tentamens of examens van NVAO-geaccrediteerde40 of daaraan gelijkwaardige opleidingen. Een opleiding wordt als gelijkwaardig aan een geaccrediteerde opleiding beschouwd indien: - er sprake is van accreditatie of soortgelijke erkenning door een door één van de ministeries ingesteld onafhankelijk orgaan, en/of: - het succesvol afronden van de opleiding leidt tot een wettelijk erkende graad c.q. civiel effect, waaronder mede wordt verstaan de toelating tot een beschermd beroep, en/of - het een bijzondere (groep van) opleidingen betreft, die niet aan één van de hiervoor genoemde criteria voldoet, maar waarvan de externe kwaliteitsborging voldoende adequaat is, indien deze in hoofdstuk 10 is opgenomen. c. kennis en ervaring opgedaan op een andere manier dan genoemd in sub a en b kan niet tot vrijstelling leiden. In de studiegids (hoofdstuk 10 cursusomschrijving) is vastgelegd of de betreffende cursus ook leerwegonafhankelijk getoetst kan worden.
2.
De student die voor één of meer vrijstellingen in aanmerkingen wenst te komen, dient een gemotiveerd verzoek in bij de examencommissie. Het verzoek is ondertekend en bevat: - de naam, adres en studentnummer; - een omschrijving van de gronden waarop de vrijstelling wordt verzocht; - zo mogelijk onderliggende documentatie waaruit de inhoud van de gevolgde cursus(sen) blijkt41;
39
40
van het geval - leiden tot een voorziening als bedoeld in dit artikel. Zie voor meer informatie over Onbelemmerd Studeren op Sharepoint: www.studentendecanaat.hu.nl Zie hoofdstuk 5a WHW. 35/44
© Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
- zo mogelijk voor welke cursus(sen) de vrijstelling wordt verzocht; - een gewaarmerkte kopie van diploma met cijferlijst of een gewaarmerkt bewijs van eerder afgelegde tentamens; In geval van een verzoek tot een vrijstelling van (een deel van) de profileringsruimte bevat het verzoek: - het besluit van de examencommissie waaruit de goedkeuring voor de invulling van de profileringsruimte blijkt (zie art. 19) - een gewaarmerkte kopie van het certificaat/verklaring met cijferlijst van de elders behaalde resultaten. 3.
De examencommissie beslist binnen 3 weken na datum van ontvangst van het verzoek over dit verzoek. Indien een of meer vrijstellingen worden toegekend, draagt de examencommissie er zorg voor dat deze uiterlijk 3 weken na het besluit van de 42 examencommissie in OSIRIS worden geregistreerd .
4.
Een vrijstelling kan worden verleend indien: a. competenties van de student die verworven zijn tijdens een vooropleiding of via elders binnen geaccrediteerd onderwijs als bedoeld in lid 1 sub a en b van dit artikel behaalde tentamens of examens ten minste gelijkwaardig zijn aan het niveau en de inhoud van de competenties van de cursus waarvoor vrijstelling is gevraagd, en; b. de cursus(sen) op basis waarvan vrijstelling wordt gevraagd, niet langer dan vijf jaar voor de start van het huidige collegejaar zijn gevolgd.. De examencommissie is bevoegd om op basis van oudere cursussen vrijstellingen te verlenen indien aangetoond wordt dat de eerder behaalde competenties inhoudelijk nog steeds gelijkwaardig zijn aan die van de cursussen waarvoor vrijstelling wordt aangevraagd43, of; c. in geval van een verzoek tot vrijstelling voor (een deel van) de profileringsruimte, de student op grond van een certificaat/verklaring aantoont dat hij een voldoende resultaat elders heeft behaald, waarvoor de examencommissie vooraf toestemming heeft verleend. De examencommissie geeft in het besluit gemotiveerd aan op welke gronden de vrijstelling is verleend dan wel geweigerd. Een afschrift van het besluit wordt opgenomen in het dossier van de student.
5.
Een vrijstelling is zes jaar geldig, tenzij in de studiegids een afwijkende geldigheidsduur is vermeld voor het tentamen waarvoor de vrijstelling verleend wordt conform artikel 28 lid 7. In dat geval is de geldigheidsduur van de vrijstelling gelijk aan de geldigheidsduur zoals deze voor het betreffende tentamen in de studiegids is bepaald. Op verzoek van de student kan de examencommissie de geldigheidsduur verlengen, dan wel een aanvullend of vervangend tentamen opleggen in geval de geldigheidsduur van de vrijstelling is verstreken. Indien het curriculum van de opleiding wijzigt, wordt in de studiegids van de opleiding aangegeven hoe met eerder verleende vrijstellingen wordt omgegaan die geen deel meer uitmaken van het curriculum.
6.
De examencommissie kan op grond van een deugdelijke vergelijking van een (deel van een) vooropleiding of geaccrediteerde opleiding als bedoeld in lid 1 sub a en b van dit artikel met het curriculum van de eigen opleiding besluiten tot het verlenen van vrijstellingen aan alle studenten die de betreffende opleiding (of deel daarvan) gevolgd hebben. De examencommissie kan daartoe een algemeen besluit opstellen, dat deugdelijk gemotiveerd is en jaarlijks geactualiseerd wordt. Indien een student die de betreffende opleiding (of een deel daarvan) gevolgd heeft,
41
Bijvoorbeeld een cursusomschrijving of studiewijzer waaruit afgetoetste kennis, vaardigheden en competenties blijken. Met ingang van 1 september 2011 worden vrijstelling op grond van scholing geregistreerd met VRY-O Dit wordt ook wel aangeduid als toets van actualiteitswaarde, en houdt in dat de examencommissie bij verlening van een vrijstelling op basis van opleidingen die ouder dan 5 jaar zijn ook op dit punt motiveert
42 43
36/44 © Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
verzoekt om vrijstellingen, verifieert de examencommissie welke resultaten behaald zijn, en, onder verwijzing naar het algemene besluit, welke vrijstelling wordt verleend. Dit individuele besluit wordt met afschrift van het algemene besluit in het dossier van de student opgenomen. 7.
De procedure voor het indienen van een verzoek tot vrijstelling(en) is nader geregeld in de studiegids en/of hoofdstuk 10.
Artikel 41
Bewaring tentamen- en examenstukken
1.
Al het examen- en tentamenwerk wordt ten minste gedurende zes maanden, verlengd tot zeven jaar ingeval van digitale archivering, na bekendmaking van de uitslag bewaard. Voor afstudeerproducten geldt een termijn van zeven jaar vanaf de beoordeling. In geval van beroep tegen de uitslag van het examen of tentamen, wordt het desbetreffende examen- en tentamenwerk in ieder geval bewaard gedurende de periode waarin nog niet op dat beroep is beslist.
2.
De desbetreffende afdelingsdirectie ziet er op toe dat alle op een met goed gevolg afgelegd examen of tentamen betrekking hebbende uitslagen van beoordelingen, verleende vrijstellingen en de stukken betreffende de afgifte van getuigschriften of verklaringen zoals genoemd in artikel 42, worden bewaard gedurende een periode van 30 jaar, een en ander conform het Privacyreglement studenten HU.
3.
Wanneer een student vóór de afloop van de periode waarin de gebruikte opgaven en gemaakte tentamen(onderdelen) bewaard worden, verzoekt om teruggave van zijn werk, wordt dit verzoek pas gehonoreerd ná het verstrijken van de bewaartermijn. Vooruitlopend daarop is de student wel gerechtigd om voor eigen rekening na beoordeling een kopie te verkrijgen van het door hem ingeleverde tentamen- of examenwerk.
37/44 © Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
8
GETUIGSCHRIFTEN EN TITULATUUR
Artikel 42
Getuigschriften
1.
Ten bewijze dat een examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de examencommissie een getuigschrift uitgereikt, nadat het instellingsbestuur heeft verklaard dat aan de procedurele eisen voor de afgifte is voldaan. Getuigschriften worden ten minste ondertekend door de voorzitter en een lid van de examencommissie.
2.
Op het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegde examen wordt in elk geval vermeld (7.11.2): a. de naam van de instelling en welke opleiding zoals vermeld in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs het betreft. Indien het een gezamenlijke opleiding of een gezamenlijke afstudeerrichting als bedoeld in artikel 7.3c WHW betreft, de naam van de instelling of, bij een gezamenlijke opleiding, instellingen die de bedoelde opleiding of afstudeerrichting mede heeft of hebben verzorgd44; b. welke onderdelen het examen omvatte en, in voorkomende gevallen, welke wettelijke bevoegdheid daaraan is verbonden; c. (voor zover van toepassing) welke graad is verleend 45; d. op welk tijdstip de opleiding voor het laatst is geaccrediteerd dan wel de toets nieuwe opleiding met goed gevolg heeft ondergaan.
3.
Degene die aanspraak maakt op uitreiking van een getuigschrift kan, overeenkomstig de door of namens het instellingsbestuur vast te stellen regels, de examencommissie verzoeken daartoe nog niet over te gaan. (7.11.3). Indien na het moment waarop uitreiking van het getuigschrift plaats had kunnen vinden een tweede afstudeerrichting van dezelfde opleiding wordt afgerond, wordt als datum op het getuigschrift de datum van het laatste tentamen van de tweede afgeronde afstudeerrichting van de betreffende opleiding vermeld. Indien tentamens worden afgelegd die niet tot het examenprogramma van de student behoren, wijzigt de datum van het laatst afgelegde tentamen voor het getuigschrift niet. Extra afgelegde tentamens (waarvan alle deeltentamens zijn behaald) worden op een verklaring vermeld, die aan het getuigschrift wordt toegevoegd.
4.
Aan het getuigschrift wordt een supplement toegevoegd. Dit supplement wordt opgesteld in het Engels en voldoet aan het Europese overeengekomen standaard model. Dit supplement heeft tot doel inzicht te geven in de aard en inhoud van de afgeronde opleiding, mede met het oog op de internationale herkenbaarheid van opleidingen. Het supplement bevat in elk geval de volgende gegevens: a. de naam van de opleiding en de instelling die de opleiding verzorgt; b. de vermelding dat het een hbo-opleiding betreft; c. een beschrijving van de inhoud van de opleiding; d. de studielast van de opleiding. ( 7.11.4). Behaalde cursussen die niet tot het examenprogramma behoren, worden niet op dit supplement vermeld maar in een aparte verklaring opgenomen.
5.
Het tijdstip waarop het laatste tentamen wordt afgelegd, is het tijdstip waarop het examen is afgelegd, tenzij een afsluitend aanvullend onderzoek deel uitmaakt van het examen. In dit laatste geval is het examen afgelegd op de datum van dat aanvullend onderzoek. Het tijdstip waarop het examen is behaald kan voorts verschuiven op grond van het bepaalde in lid 3.
44 45
Dit ziet op de joint degree met een andere HBO-Instelling in binnen- of buitenland. In het propedeutisch getuigschrift ontbreekt uiteraard de graadvermelding.
38/44 © Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
6.
Op het diploma wordt de datum uit het vorige lid vermeld, tenzij de examencommissie, op grond van een door de student tijdig doch uiterlijk één week voor deze datum ingediend schriftelijk gemotiveerd verzoek, besluit daartoe nog niet over te gaan. Nadere regels hierover zijn opgenomen in de studiegids.
7.
Degene die meer dan één tentamen (na weging van alle deeltentamens) met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen getuigschrift als bedoeld in het tweede lid kan worden uitgereikt, dan wel conform lid 3 laatste zin van dit artikel extra tentamens heeft afgelegd, ontvangt desgevraagd een door de desbetreffende examencommissie af te geven verklaring, waarin in elk geval de tentamens zijn vermeld die door hem met goed gevolg zijn afgelegd ( 7.11.5).
8.
In de studiegids en/of hoofdstuk 10 is de procedure vermeld voor het verkrijgen van het propedeutisch getuigschrift en van het getuigschrift behorend bij het afsluitend examen (diploma). Vrijstelling van de propedeuse geeft geen recht op een propedeutisch getuigschrift.
Artikel 43
Graden en titulatuur
1.
De examencommissie verleent op grond van mandaat door het College van Bestuur de graad Bachelor aan degene die met goed gevolg het afsluitend examen van een bacheloropleiding heeft afgelegd. Aan de graad kan een vermelding van het vakgebied of het beroepenveld waarop de graad betrekking heeft worden toegevoegd (7.10a, 7.10b en 7.11).
2.
Degene aan wie een graad als bedoeld in het vorige lid is verleend, is gerechtigd om die graad (met eventuele toevoeging als bedoeld in het vorige lid) in de eigen naamsvermelding tot uitdrukking te brengen, afgekort tot B (met eventuele toevoeging als bedoeld in het vorige lid) achter de naam (7.19a).
3.
Degene die op grond van het vorige lid gerechtigd is om de graad in de eigen naamsvermelding tot uitdrukking te brengen, is tevens gerechtigd tot het voeren van: a. de titel ingenieur, afgekort tot ing. voorafgaand aan de naam, indien het een opleiding betreft op het gebied van de landbouw en natuurlijke omgeving of op het gebied van de techniek; b. de titel baccalaureus, afgekort tot bc. voorafgaand aan de naam, indien het een andere opleiding betreft46 (7.20.2).
4.
De examencommissie verleent op grond van mandaat door het instellingsbestuur de graad Associate degree aan degene die met goed gevolg het afsluitend examen van een Ad-opleiding heeft afgelegd. Aan de graad kan een vermelding van het vakgebied of het beroepenveld waarop de graad betrekking heeft worden toegevoegd (7.10a, 7.10b en 7.11).
Artikel 44 1.
46
Judicium cum laude of met genoegen
Op het getuigschrift van het afsluitend examen wordt de aantekening "cum laude" vermeld, indien de student heeft voldaan aan alle volgende eisen: a. aan alle gevolgde cursussen van de hoofdfase (vrijstellingen uitgezonderd) is een eindbeoordeling van ten minste 6.0 vóór afronding verbonden; 47 b. het gewogen rekenkundig gemiddelde van alle eindbeoordelingen van de hoofdfase
Een afgestudeerde is tevens gerechtigd tot het voeren van de titel Bachelor, afgekort tot B. achter de naam, conform art. 7.21 WHW zoals dat luidde op 31 augustus 2002, indien: - de afgestudeerde vóór 1 september 2002 daartoe reeds gerechtigd was op grond van de WHW zoals die toen luidde (huidig art. 7.22a.2 WHW), of: - de afgestudeerde op 31 augustus 2002 reeds voor een opleiding was ingeschreven én na 31 augustus 2002 doch vóór 1 september 2006 de graad Bachelor heeft verkregen (art. 18.40 WHW, Stb. 2005, 108). 39/44
© Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
(vrijstellingen uitgezonderd) is minimaal 8.0 vóór afronding; c. de eindbeoordeling van alle cursussen die tot de afstudeereenheid behoren is minimaal 8.0 vóór afronding; d. de student is niet langer dan de nominale studieduur ingeschreven geweest voor de desbetreffende opleiding, waarbij voor de berekening van de nominale studieduur wordt uitgegaan van 60 EC per jaar48. 2.
Op het getuigschrift van het afsluitend examen wordt de aantekening "met genoegen" vermeld, indien de student heeft voldaan aan alle volgende eisen: a. aan alle gevolgde cursussen (vrijstellingen uitgezonderd) van de hoofdfase, is een eindbeoordeling van ten minste 6.0 vóór afronding verbonden; b. het gewogen rekenkundig gemiddelde van alle eindbeoordelingen van de hoofdfase (vrijstellingen uitgezonderd) is minimaal 7.0 vóór afronding; c. de eindbeoordeling van alle cursussen die tot de afstudeereenheid behoren is minimaal 7.0 vóór afronding; d. de student is niet langer dan de nominale studieduur ingeschreven geweest voor de desbetreffende opleiding, waarbij voor de berekening van de nominale studieduur wordt uitgegaan van de nominale duur van 60 EC per jaar49.
3.
Bij de berekening als bedoeld in lid 1 en 2 worden eventuele niet-cijfermatige resultaten door de examencommissie meegewogen op een wijze als bepaald in hoofdstuk 10, met uitzondering van de resultaten uitgedrukt in de woorden “Voldaan” en “Niet voldaan”, welke resultaten niet meetellen bij de berekening als bedoeld in lid 1 en 2.
4.
Extra behaalde EC worden niet meegeteld bij een vermelding als bedoeld in het eerste en tweede lid.
5.
De student aan wie meer dan 90 EC aan vrijstellingen is verleend voor de betreffende opleiding, kan niet in aanmerking komen voor een vermelding als bedoeld in het eerste en tweede lid.
6.
Indien de inschrijvingsduur als bedoeld in het eerste en tweede lid langer is dan de nominale studieduur van 60 EC per jaar als gevolg van omstandigheden als bedoeld in artikel 23 lid 9, kan de examencommissie beslissen dat de student toch in aanmerking komt voor de aantekening “met genoegen” of "cum laude". De overige vereisten van het eerste en tweede lid gelden hierbij onverkort.
7.
Besluiten inzake een judicium worden genomen op grond van het resultaat zoals opgenomen in OSIRIS voor afronding. Op het diplomasupplement als bedoeld in artikel 42 lid 4 kunnen resultaten worden afgerond op gehele cijfers.
8.
Op het getuigschrift voor de propedeutische fase en voor een Ad-opleiding kan geen judicium ‘cum laude’ of ‘met genoegen’ worden vermeld.
47
Onder gewogen gemiddelde wordt verstaan de som van het product van EC en cijfer per cursus gedeeld door het totaal aantal EC van alle cursussen. Indien de student de gehele propedeutische fase vrijgesteld heeft gekregen, bedraagt zijn nominale studieduur 3 jaar. Indien de student de gehele propedeutische fase vrijgesteld heeft gekregen, bedraagt zijn nominale studieduur 3 jaar.
48 49
40/44 © Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
9
SLOTBEPALINGEN
Artikel 45
Bezwaarprocedure
1.
Tegen een door de examinator of examencommissie genomen besluit met rechtsgevolg, dan wel het achterwege blijven van een dergelijk besluit, kan de (potentiële) student: - een bezwaarschrift indienen bij het facultair Loket Rechtsbescherming; - of rechtstreeks een bezwaarschrift indienen bij de examencommissie conform onderstaande procedure. De examencommissie kan – uitsluitend ten voordele van de student – van deze procedure afwijken of deze gedeeltelijk buiten toepassing laten. De student kan desgewenst ook binnen een termijn van 6 weken in beroep gaan tegen het besluit conform de in hoofdstuk 9 van het Reglement Rechtsbescherming Studenten beschreven procedure.
2.
Een bezwaarschrift moet schriftelijk of digitaal worden ingediend. Het dient binnen 2 weken na bekendmaking van het besluit aan de student te zijn ontvangen door het facultaire Loket Rechtsbescherming of de examencommissie. Het facultaire Loket Rechtsbescherming draagt zorg voor doorzending naar de examencommissie ter afhandeling. Indien het bezwaar niet tijdig is ontvangen, kan het behandelend orgaan besluiten dit toch in behandeling te nemen indien het daar gronden voor aanwezig acht. Indien het niet in behandeling wordt genomen, wordt het doorgezonden naar het HULoket Rechtsbescherming Studenten.
3.
Indien het bezwaarschrift via het facultair Loket Rechtsbescherming is doorgezonden naar de examencommissie, informeert de examencommissie het facultaire Loket Rechtsbescherming over de datum van afhandeling.
4.
Het bezwaarschrift wordt ondertekend50 en bevat ten minste: - naam, adresgegevens en studentnummer van de afzender; - de redenen van het bezwaar; - een duidelijke omschrijving van het besluit met datum waartegen het bezwaar is gericht met afschrift van het besluit. Voor de indiening van een bezwaarschrift kan de student gebruik maken van het standaardformulier.
5.
De examencommissie zendt binnen een week na ontvangst van het bezwaarschrift een ontvangstbevestiging aan de afzender. Daarbij wordt zo nodig ook verzocht om het bezwaarschrift aan te vullen als niet is voldaan aan de in lid 4 genoemde vereisten.
6.
Een bezwaarschrift wordt in elk geval niet-ontvankelijk verklaard indien: - het niet is ingediend binnen de in lid 2 genoemde termijn; - niet is voldaan aan de in lid 4 genoemde vereisten, en herstel van het verzuim ook na een verzoek als bedoeld in lid 5 achterwege blijft.
7.
Indien het bezwaarschrift na afloop van de in lid 2 genoemde termijn is ontvangen, blijft niet-ontvankelijkheid op grond daarvan achterwege, indien de afzender aantoont dat het bezwaarschrift is ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd.
8.
Als het bezwaar is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, is het niet aan een termijn gebonden. Het bezwaarschrift wordt echter niet-ontvankelijk verklaard als het onredelijk laat is ingediend.
50
Als het bezwaarschrift digitaal wordt ingediend, is ondertekening door de student niet nodig. 41/44
© Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
9.
De examencommissie kan de afzender van het bezwaarschrift in de gelegenheid stellen om te worden gehoord naar aanleiding van de gemaakte bezwaren. In dat geval wordt de afzender tijdig van die mogelijkheid op de hoogte gesteld c.q. uitgenodigd voor een hoorzitting.
10.
Indien het bezwaar zich richt tegen een besluit van een examinator stelt de examencommissie deze in de gelegenheid schriftelijk te reageren op het bezwaar, dan wel gehoord te worden. Indien het bezwaar is gericht tegen een beoordeling, is de examinator verantwoordelijk voor de besluitvorming aangaande het vaststellen van de uitslag51. Indien de examinator tevens deel uitmaakt van de examencommissie onthoudt hij zich van deelname aan de beraadslagingen in de betreffende procedure.
11.
De examencommissie maakt binnen 2 weken na ontvangst van het bezwaarschrift het besluit op het bezwaar schriftelijk52 aan de afzender bekend. Dit besluit is gebaseerd op een hernieuwde beoordeling en moet gemotiveerd zijn. In spoedeisende gevallen kan de (plaatsvervangend) voorzitter een voorlopige voorziening treffen53.
12.
Als de examencommissie voorziet, dat het geen besluit kan nemen binnen de gestelde termijn, stelt het de afzender daarvan binnen 2 weken na ontvangst van het bezwaarschrift op de hoogte. De commissie dient daarbij aan te geven op welke termijn alsnog wordt beslist, waarbij het tevens de reden van de vertraging aangeeft.
13.
In het besluit wordt de student gewezen op de beroepsmogelijkheid en de geldende beroepstermijn.
14.
Tegen een besluit op bezwaar als bedoeld in lid 11 van dit artikel kan de student binnen 6 weken na dagtekening beroep instellen bij het College van Beroep voor de Examens of de Geschillenadviescommissie door het indienen van een beroepsschrift bij het HU-Loket Rechtsbescherming Studenten, een en ander conform de procedures als beschreven in het Reglement Rechtsbescherming Studenten.
15.
Het jaarlijks op grond van het Reglement Rechtsbescherming Studenten vastgestelde zomer- en kerstreces is ook van toepassing op deze bezwaarprocedure, dat wil zeggen dat de termijnen gedurende het reces worden opgeschort.
Artikel 46
Nadere regeling HU
Bij de nadere regeling van onderwijs, tentamens en examens zoals vastgelegd in de studiegids worden de OER-HU, overige interne regelingen van de hogeschool en de relevante wet- en regelgeving van overheidswege in acht genomen. Artikel 47
Onvoorziene omstandigheden
In de gevallen waarin deze regeling niet voorziet en waarover een onmiddellijke beslissing noodzakelijk is, beslist de faculteitsdirecteur. Indien de faculteitsdirecteur advies nodig heeft van de examencommissie, wordt de voorzitter van de commissie daartoe benaderd. De beslissing wordt onverwijld aan belanghebbenden medegedeeld, alsmede aan de examencommissie.
51 52 53
Dit is een autonome bevoegdheid van de examinator, de examencommissie is niet bevoegd een cijfer vast te stellen, maar kan wel bezwaren gericht op procesmatige aspecten behandelen. Als het besluit op het bezwaarschrift digitaal wordt verzonden, wordt een gescande handtekening onder het besluit geplaatst. Zie www.klachtenwegwijzer.hu.nl voor meer informatie over de beroep- en bezwaarprocedure van de HU en een nadere uitleg over de mogelijkheid van een voorlopige voorziening. 42/44
© Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
Artikel 48
Inwerkingtreding
1.
Deze gewijzigde OER-HU treedt in werking op 1 september 2015.
2.
Deze regeling kan worden aangehaald als "Onderwijs- en Examenregeling bacheloropleidingen HU 2015-2016" of als "OER-HU bacheloropleidingen 2015-2016".
43/44 © Hogeschool Utrecht, 1 september 2015
Onderwijs- en Examenregeling HU 2015-2016 Bacheloropleidingen
HOOFDSTUK 10 SPECIFIEKE FACULTAIRE BEPALINGEN (zie www.reglementen.hu.nl onder “student en onderwijs” voor alle facultaire hoofdstukken 10)
44/44 © Hogeschool Utrecht, 1 september 2015