Onderwijs- en examenregeling 2015-2016 wo bacheloropleidingen U2015/02308/SVS § 1.
Algemeen
Artikel 1. Toepasselijkheid van de regeling 1. De Onderwijs- en examenregeling 2015-2016 wo bacheloropleidingen is van toepassing op het onderwijs en de examens van de in bijlage A genoemde bacheloropleidingen. 2. Deze regeling is van toepassing op alle studenten, ook van andere onderwijsinstellingen, die ingeschreven zijn voor een of meerdere cursussen van de in bijlage A genoemde bacheloropleidingen. 3. Deze regeling is tevens van toepassing op studenten die een schakelprogramma volgen dat is samengesteld uit een of meer cursussen uit de in bijlage A genoemde opleidingen. Artikel 2. Begripsomschrijving In deze regeling wordt verstaan onder: a. wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW); b. uitvoeringsregeling: de regeling, van toepassing op de desbetreffende opleiding, waarin specifieke bepalingen met betrekking tot de opleiding zijn vastgelegd, ter uitvoering van het bepaalde in de onderwijs- en examenregeling; c. student: degene die is ingeschreven voor een wo bacheloropleiding dan wel een of meer onderwijseenheden deel uitmakend van een wo bacheloropleiding aan de Open Universiteit ; d. Commissie voor de examens: de commissie bedoeld in artikel 7.12 van de wet en benoemd per faculteit; e. College van bestuur: het college bedoeld in artikel 11.1 van de wet; f. cursus: een onderwijseenheid als bedoeld in artikel 7.3 van de wet; g. inschrijvingsduur: de volgens de inschrijvingsvoorwaarden geldende inschrijfduur van minimaal 12 maanden na datum inschrijving, gedurende welke periode de student recht heeft op de deelname aan onderwijs en tentamenkansen volgende deze Onderwijs- en examenregeling; h. aanschuifonderwijs: cursussen die met goed gevolg aan een andere Nederlandse of buitenlandse universiteit c.q. instelling voor hoger onderwijs zijn gevolgd en die in een opleiding van de Open Universiteit mogen worden ingebracht na toestemming van de Commissie voor de examens; i. bijzondere verplichting: een cursus of een deel daarvan in de vorm van een praktische oefening als bedoeld in artikel 7.13 van de wet in een van de volgende vormen: het maken van een scriptie; het maken van een werkstuk of een proefontwerp; het uitvoeren van een onderzoeksopdracht; het deelnemen aan veldwerk of een excursie; het doorlopen van een stage; het deelnemen aan een practicum; het deelnemen aan een andere onderwijsactiviteit die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden; j. minor: een samenhangend geheel van onderwijseenheden in de gebonden keuzeruimte of de vrije ruimte van een wo bacheloropleiding, gericht op een bepaald specialisme; k. opleiding: een samenhangend geheel van onderwijseenheden als bedoeld in artikel 7.3 van de wet;
l. tentamen:
m. examen: n. propedeuse: o. postpropedeuse: p. major: q. studiepunt:
r. schakelprogramma
§ 2.
het onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student m.b.t. een bepaalde onderwijseenheid alsmede de beoordeling van de resultaten van het onderzoek; het propedeutisch of het bachelorexamen van de opleiding; de propedeutische fase van een wo bacheloropleiding, als bedoeld in artikel 7.8 van de wet; het gedeelte van een wo bacheloropleiding, dat volgt op de propedeuse; specialisatie binnen een wo bacheloropleiding; de term, in internationaal verband European Credits of EC genoemd, waarmee de studielast wordt uitgedrukt, zoals bedoeld in artikel 7.4 van de wet. een samenhangend geheel van cursussen conform artikel 7.30e van de wet, met een omvang van 4,3 tot 60,2 studiepunten dat er op gericht is inhoudelijke tekortkomingen weg te nemen zodat toelating tot een masteropleiding mogelijk wordt.
De opleiding
Artikel 3. De inhoud van de opleiding (WHW 7.13.2a en b) 1. De bacheloropleidingen kunnen opgedeeld zijn in een verplicht deel, een gebonden keuze deel en een vrije ruimte 2. De opleiding heeft een omvang van 180 studiepunten. 3. De propedeuse heeft een omvang van 60 studiepunten. 4. In bijlage A wordt aangegeven uit welke cursussen de opleiding bestaat. 5. In bijlage C wordt aangegeven uit welke cursussen de schakelprogramma’s bestaan. 6. In de studiegids worden in ieder geval de inhoud, de begeleidingsvorm en de tentamenvorm van de afzonderlijke cursussen vermeld. 7. Vrije ruimte. Door de student kan voor 21,5 studiepunten van een opleiding vrij worden gekozen uit cursussen die behoren tot de desbetreffende wo bacheloropleiding of tot één van de andere wo bacheloropleidingen van de Open Universiteit. Ook aanschuifonderwijs (zie artikel 29) kan in de vrije ruimte worden ondergebracht. 8. Een cursus kan van theoretische aard, van praktische aard dan wel zowel van theoretische als praktische aard zijn. 9. Een cursus niet zijnde een bijzondere verplichting in de zin van artikel 2g, kan naast schriftelijk materiaal mede onderzoek, een practicum of andere verrichtingen omvatten. 10. Onderzoek, het practicum en/of andere verrichtingen als onderdeel van een cursus dan wel als bijzondere verplichting kunnen binnen of buiten de Open Universiteit plaatsvinden. 11. Aan inschrijving voor cursussen uit de (post)propedeutische fase kunnen ingangseisen worden gesteld. Indien dat het geval is, zijn de desbetreffende cursussen en de van toepassing zijnde voorwaarden opgenomen in de uitvoeringsregeling van een opleiding. Het besluit om aan een cursus uit de postpropedeuse ingangseisen te verbinden wordt door of namens het College van bestuur genomen. Artikel 4. De doelstellingen en eindkwalificaties van de opleiding (WHW 7.13.2c) Zie bijlage B voor de bepalingen per bacheloropleiding. Artikel 5. De examens van de opleiding (WHW 7.13.2a) In de opleiding kunnen de volgende examens worden afgelegd: 1. het propedeutisch examen; 2. het bachelorexamen. Artikel 6. De inrichting van praktische oefeningen (WHW 7.13.2d) Zie bijlage B voor de bepalingen per bacheloropleiding.
Artikel 7. Studielast (WHW 7.13.2e) De studielast van een cursus wordt uitgedrukt in studiepunten. Van elke cursus is de studielast in studiepunten aangegeven in bijlage A. Artikel 8. De inrichting van de opleiding (WHW 7.13.2i) De opleiding wordt uitsluitend in deeltijd verzorgd.
§ 3.
Tentamens
Artikel 9. Recht op tentamen (WHW 7.13.2h en j) 1. Aan elke cursus is een tentamen verbonden. 2. Een student heeft binnen de inschrijfduur het recht om ten hoogste driemaal deel te nemen aan tentamens voor de cursus waarvoor is ingeschreven. 3. Tot het afleggen van een tentamen voor een cursus wordt in elk academisch jaar ten minste driemaal de gelegenheid gegeven. 4. Er zijn vijf tentamenperiodes in één academisch jaar in de maanden november, januari, april, juni en augustus. 5. De momenten waarop een tentamen kan worden afgelegd worden tijdig bekendgemaakt op een wijze dat alle studenten die het aangaat daarvan kennis kunnen nemen. 6. In afwijking van het bepaalde in lid 4 en 5 kunnen online CBI tentamens (Computer geBaseerd Individueel tentamineren) door een student op een studiecentrum worden afgelegd op daarvoor vastgestelde momenten waarvan de student kennis kan nemen bij de online aanmelding. 7. Tentamens kunnen in willekeurige volgorde worden afgelegd tenzij er specifieke ingangseisen aan zijn verbonden. Artikel 10. Verwijdering cursus 1. Bij verwijdering van een cursus uit het onderwijsaanbod wordt aan de voor die cursus ingeschreven student tot uiterlijk het einde van zijn inschrijfrechten de gelegenheid gegeven nog niet verbruikte tentamenkansen te benutten. 2. De in het vorige lid bedoelde termijn gaat in op het moment dat het besluit tot verwijdering van de cursus wordt bekendgemaakt. Artikel 11. Geldigheidsduur tentamens (WHW 7.13.2k) De geldigheidsduur van de tentamens die met goed gevolg zijn afgelegd is onbeperkt tenzij door of namens het College van bestuur, gehoord hebbende de Commissie voor de examens, op inhoudelijke gronden anders is beslist, in welk geval deze uitzondering is opgenomen in de uitvoeringsregeling. Artikel 12. Tentamenvorm (WHW 7.13.2l) 1. De tentamens worden afgelegd op de wijze zoals gepubliceerd in de jaarlijks verschijnende studiegids of cursuscatalogus en in andere door het College van bestuur aan te wijzen officiële publicaties van de Open Universiteit. De tentamens van de cursussen worden schriftelijk, digitaal of mondeling afgelegd, tenzij anders is bepaald. 2. Al dan niet op verzoek van de student kan de Commissie voor de examens in afwijking van het bepaalde in lid 1 besluiten dat een tentamen op een andere wijze dan vastgesteld wordt afgelegd. 3. Door of namens het College van bestuur kan bepaald worden dat voor twee of meer cursussen een gecombineerd tentamen wordt gehouden (clustertentamen) waarvoor één uitslag wordt vastgesteld. Het bepaalde in deze paragraaf is ook op dit tentamen van toepassing. Artikel 13. Mondeling tentamen (WHW 7.13.2n) 1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de Commissie voor de examens anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van tentamens is openbaar tenzij de Commissie voor de examens in een bijzonder geval anders heeft bepaald, al dan niet op verzoek van de examinator of de student.
Artikel 14. Tentamens voor studenten met een beperking (WHW 7.13.2m) Degene die door langdurige beperking van een of meer lichaamsfuncties niet in staat is op de voorgeschreven wijze aan de gestelde eisen te voldoen, kan de Commissie voor de examens verzoeken tentamen af te leggen in een vorm en op een plaats die aangepast is aan diens omstandigheden. De Commissie voor de examens wint zo nodig advies in alvorens te beslissen. Artikel 15. Tentamenstof 1. Tot de tentamenstof van een cursus behoort het cursusmateriaal dat bij de inschrijving voor de cursus is verstrekt (schriftelijk dan wel elektronisch) alsmede de tussentijdse wijzigingen van het materiaal, voor zover deze bekendgemaakt zijn uiterlijk 2 maanden voor de tentamendatum. Tussentijdse wijzigingen van het cursusmateriaal zijn enkel toegestaan: a. indien deze aangebracht worden door de betreffende examinator; b. indien wijzigingen niet vaker dan eens in de twee maanden plaatsvinden; c. indien de wijzigingen zich beperken tot maximaal 10% van het cursusmateriaal per periode van 2 maanden. 2. Tussentijdse wijzigingen worden door de examinator direct bekendgemaakt op de cursussite van de betreffende cursus (op Studienet). Daarbij wordt de datum vermeld waarop de wijzigingen van kracht worden. 3. Studenten worden bij de inschrijving voor een cursus in de begeleidende brief of elektronische berichtgeving erop geattendeerd dat zij verplicht zijn regelmatig de cursussite te raadplegen in verband met mogelijke tussentijdse wijzigingen van het cursusmateriaal. De faculteiten zien er op toe dat een mededeling als vermeld in de vorige volzin opgenomen wordt in het algemene voorlichtingsmateriaal op internet en in de studiegids. Artikel 16. Scriptie eenmaal inbrengen Een door de desbetreffende examinator goedgekeurde scriptie c.q. afstudeeropdracht ten behoeve van een specifieke opleiding kan slechts eenmaal, en wel in de desbetreffende opleiding, worden ingebracht. Artikel 17. Vaststellen uitslag tentamen (WHW 7.13.2o) 1. Men is voor het tentamen geslaagd, indien men aan de daartoe gestelde normen voldoet en dit door de daartoe door de Commissie voor de examens aangewezen examinator is geconstateerd. 2. Direct na afloop van het afnemen van een mondeling tentamen wordt de uitslag door de examinator vastgesteld. 3. Zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen zes weken na afloop van het afnemen van een schriftelijk tentamen wordt de uitslag door de examinator vastgesteld. In bijzondere gevallen kan de Commissie voor de examens de in de vorige volzin bedoelde termijn verlengen met maximaal zes weken. 4. Direct na afloop van het afnemen van een geïndividualiseerd en geautomatiseerd tentamen wordt de voorlopige uitslag bepaald. Aan deze voorlopige uitslag kan de student geen rechten ontlenen. De definitieve uitslag wordt vervolgens binnen maximaal zes weken door de examinator vastgesteld. 5. De student ontvangt namens de examinator van de Commissie voor de examens een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van het tentamen, alsmede van de toegekende beoordeling. Artikel 18. Inzagerecht (WHW 7.13.2p en q) 1. Gedurende een termijn van vier weken, die aanvangt op de dag na bekendmaking van de uitslag kan degene die een schriftelijk tentamen heeft afgelegd schriftelijk verzoeken inzage te krijgen in zijn beoordeelde werk. De inzage geschiedt op een door de Commissie voor de examens te bepalen plaats, tijdstip en wijze. 2. Het in lid 1 gestelde is eveneens van toepassing bij een geïndividualiseerd en geautomatiseerd tentamen, met dien verstande dat de in lid 1 genoemde termijn van vier weken aanvangt op de dag van bekendmaking van de voorlopige uitslag. 3. Belangstellenden kunnen kennisnemen van eerdere tentamenvragen cq opdrachten en de daarbij behorende beoordelingsnormen via het verwerven van de meest recente tentamenbundels dan wel, indien geen tentamenbundel aanwezig is, de laatste twee tentamens/opdrachten. Deze kennisneming is niet aan
een termijn gebonden. Aan de inhoud van de tentamenbundels, tentamens en opdrachten kunnen geen rechten ontleend worden ten aanzien van de beoordeling van toekomstige tentamens. Voor recent in omloop gebrachte cursussen en/of voor cursussen die afgesloten worden met een werkstuk of opdracht, zijn niet in alle gevallen tentamens/opdrachten beschikbaar voor inzage. Artikel 19. Voorwaarden voor deelname aan een tentamen (WHW 7.13.2s en t) Voor deelname aan tentamens van cursussen kunnen door of namens het College van bestuur nadere voorwaarden worden gesteld. Indien dat het geval is, zijn de betreffende cursussen en de van toepassing zijnde voorwaarden opgenomen in de uitvoeringsregeling.
§ 4.
Vrijstelling
Artikel 20. Vrijstelling en vrijstellingenbeleid (WHW 7.13.2r) 1. Op verzoek van de student kan de Commissie voor de examens vrijstelling voor één of meer tentamens in het kader van een door de student aangegeven opleiding verlenen. Als vrijstellingsgrond voor het vorige lid geldt: a. elders gevolgd onderwijs van HBO- of universitair niveau dat, naar het oordeel van de Commissie voor de examens, naar inhoud, omvang en niveau in voldoende mate overeenstemt met het vrij te stellen deel van de opleiding van de Open Universiteit en de student daardoor reeds in gelijke of hogere mate een bewijs van bekwaamheid heeft geleverd; b. buiten het hoger onderwijs opgedane kennis of vaardigheden die, naar het oordeel van de Commissie voor de examens, naar inhoud, omvang en niveau, voldoende overeenstemmen met het vrij te stellen deel van de opleiding. 2. De Commissie voor de examens wint advies in bij de betreffende opleiding. 3. Door een student dient altijd een substantiële prestatie bij de Open Universiteit te worden geleverd om een bachelorgraad van een wo bacheloropleiding van de Open Universiteit te kunnen verkrijgen. Deze prestatie houdt in dat een student minimaal 25% van de studiepunten bij de Open Universiteit behaald moet hebben. Onderdeel van deze prestatie is de afsluitende opdracht respectievelijk scriptie behorend bij de wo bacheloropleiding. 4. Enkel op grond van een vrijstelling wordt niet tot verlening van een getuigschrift door de Commissie voor de examens overgegaan.
§ 5.
Examens
Artikel 21. Recht op examen (WHW 7.13.3) 1. Aan de bacheloropleidingen is een bachelorexamen verbonden. Dit examen geeft rechtstreeks toegang tot de aansluitende masteropleiding van de Open Universiteit. 2. Van een behaalde minor wordt een aantekening gemaakt op het getuigschrift. Artikel 22. Examen afleggen 1. Aan de student die een examen in een opleiding heeft afgelegd, wordt door de Commissie voor de examens een getuigschrift uitgereikt, nadat het College van bestuur heeft verklaard dat aan de procedurele eisen voor de afgifte is voldaan. 2. De student die aanspraak heeft op uitreiking van een getuigschrift, kan de Commissie voor de examens gemotiveerd en schriftelijk verzoeken daartoe nog niet over te gaan. Artikel 23. Bijzondere doelgroepen Voor specifieke welomschreven doelgroepen kan het College van bestuur, gehoord hebbende de Commissie voor de examens, een afzonderlijke leerroute vaststellen leidend tot een getuigschrift zoals opgenomen in deze Onderwijs en examenregeling. Artikel 24. Nadere regels
Nadere regels met betrekking tot het bepaalde in de paragrafen 3 tot en met 5 kunnen worden gesteld door de Commissie voor de examens voor zover het de kwaliteit van de tentamens en examens betreft. Nadere regels betreffende de praktische organisatie van de tentamens en examens kunnen gesteld worden door of namens het College van bestuur.
§ 6.
Registratie studieresultaten en studiebegeleiding
Artikel 25. Registratie studieresultaten (WHW 7.13.2u) Het College van bestuur draagt zorg voor een zodanige registratie van de studieresultaten dat ten minste eenmaal per jaar aan elke student een overzicht kan worden verschaft van de door hem behaalde resultaten. Artikel 26. Studiebegeleiding 1. Bij een cursus is in ieder geval in begeleiding voorzien indien die nodig is om de student de leerdoelen van de cursus te laten bereiken. De vorm waarin deze begeleiding plaatsvindt wordt via officiële publicaties van de Open Universiteit bekend gemaakt. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan de Open Universiteit besluiten tot gezamenlijke begeleiding van twee of meer cursussen.
§7.
Wederzijdse uitsluiting cursussen
Artikel 27. Wederzijdse uitsluiting cursussen 1. Door of namens het College van bestuur kan worden bepaald dat een aantal cursussen elkaar over en weer uitsluiten in een opleiding, met dien verstande dat indien een bepaalde cursus verplicht dan wel als gebonden keuze in de betreffende opleiding voorkomt, de desbetreffende uitgesloten cursus niet kan worden ingebracht in de vrije ruimte van die opleiding. De elkaar wederzijds uitsluitende cursussen kunnen evenmin tegelijk in de vrije ruimte van enige opleiding worden ingebracht. 2. De wederzijdse uitsluiting geldt voor de cursussen die als zodanig zijn aangegeven in de uitvoeringsregeling.
§ 8.
Bijzondere keuzemogelijkheden
Artikel 28. Zomerscholen e.d. 1. Door of namens het College van bestuur kan worden bepaald dat studenten die met goed gevolg hebben deelgenomen aan een zomerschool of een andere bijzondere cursus, de daarbij alsdan aan te geven behaalde studiepunten in kunnen brengen in een of meer opleidingen. 2. Studenten die met goed gevolg het tentamen hebben afgerond van vijf OpenER-cursussen met een omvang van 1 studiepunt, kunnen deze 5 studiepunten inbrengen voor een cursus van 4,3 studiepunten in de vrije ruimte van een wo bacheloropleiding onder voorwaarde dat alle vijf de gevolgde OpenER-cursussen disjunct zijn met cursussen van de betreffende wo bacheloropleiding. 3. De gevallen waarin door of namens het College van bestuur is beslist tot opname als bedoeld in lid 1, zijn opgenomen in de uitvoeringsregeling. 4. De uitzondering in lid 2 is gebaseerd op het feit dat zich anders een situatie zoals bedoeld in artikel 27 lid 1 zou voordoen. Artikel 29. Elders gevolgd onderwijs 1. Door of namens het College van bestuur kan studenten toestemming worden gegeven tot het in een opleiding inbrengen van cursussen die met goed gevolg aan een andere Nederlandse of buitenlandse universiteit c.q. instelling voor hoger onderwijs zijn gevolgd. Bij de Open Universiteit staan zulke cursussen bekend als ‘aanschuifonderwijs’.
2. Door of namens het College van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze waarop aanschuifonderwijs kan worden ingebracht in een opleiding. Deze zijn opgenomen in de uitvoeringsregeling. Artikel 30. Buitenlandse varianten van cursussen 1. Door of namens het College van bestuur kan worden bepaald dat voor studenten die tentamens van buitenlandse varianten van cursussen van de Open Universiteit hebben gehaald, deze varianten gelijkwaardig geacht worden te zijn met de cursussen van de Open Universiteit. 2. Onder ‘buitenlandse varianten’, zoals genoemd in lid 1 zijn ook cursussen in de Engelse taal begrepen. 3. De inbreng van een combinatie van een Nederlandse cursus van de Open Universiteit met zijn buitenlandse variant is binnen een opleiding niet toegestaan. 4. De cursussen waarvan door of namens het College van bestuur de gelijkwaardigheid als bedoeld in lid 1 is bepaald zijn opgenomen in de uitvoeringsregeling. Artikel 31. Buitenlandse studiepunten 1. Door of namens het College van bestuur kan worden bepaald dat binnen bepaalde nader te stellen regels bij een buitenlandse instelling behaalde studiepunten kunnen worden ingebracht in een opleiding. 2. De gevallen bedoeld in lid 1 zijn opgenomen in de uitvoeringsregeling. Artikel 32. Schakelprogramma’s 1. Faculteiten kunnen schakelprogramma’s aanbieden met het oog op toelating tot een masteropleiding. 2. De Commissie voor de examens beslist over omvang en samenstelling van een schakelprogramma, als er geen vast schakelprogramma is. De Commissie voor de examens neemt dit besluit met inachtneming van de hiervoor door de decaan gestelde kaders. 3. De bepalingen betreffende schakelprogramma’s in de inschrijvingsvoorwaarden van de OU zijn van toepassing.
§ 9.
Slotbepalingen
Artikel 33. Hardheidsclausule In die gevallen waarin deze regeling niet, niet duidelijk of niet naar billijkheid voorziet wordt door of namens het College van bestuur beslist. Artikel 34. Wijziging 1. Wijzigingen van deze regeling worden door het College van bestuur bij afzonderlijk besluit vastgesteld, gehoord hebbende de Commissie voor de examens. 2. Wijzigingen die van toepassing zijn op het lopende academisch jaar vinden uitsluitend plaats, indien de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. Artikel 35. Bekendmaking 1. Het College van bestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling alsmede van de wijziging van deze regeling. 2. Elke belangstellende kan op zijn daartoe strekkend verzoek een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde regeling verkrijgen in één van de studiecentra van de Open Universiteit. Artikel 36. Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze regeling is vastgesteld door het College van bestuur op 8 april 2015 en treedt in werking op 1 september 2015. 2. Deze regeling kan worden aangehaald als Onderwijs- en examenregeling 2015-2016 voor de wo bacheloropleidingen van de Open Universiteit. 3. Deze regeling treedt in de plaats van de Onderwijs- en examenregeling 2014-2015 voor de wo bacheloropleidingen van de Open Universiteit welke in werking is getreden op 1 september 2014.
Bijlage A: Opleidingen
Bijlage B: Specifieke bepalingen per opleiding 1. Bacheloropleiding Algemene cultuurwetenschappen 1. De Faculteit Cultuur- en rechtswetenschappen verzorgt de bacheloropleiding Algemene cultuurwetenschappen. 2. De opleiding wordt aangeboden in drie varianten: de algemene variant, de vrije (open) variant (waarin elementen van andere opleidingen zijn opgenomen) en de educatieve variant waarin een educatieve minor is opgenomen. 3. De opleiding is opgedeeld in een propedeuse en een postpropedeuse. Beide onderdelen kennen een verplicht deel en een gebonden-keuzedeel De doelstellingen en eindkwalificaties van de opleiding (WHW 7.13.2c) 1. De bachelor Algemene cultuurwetenschappen is in tweeërlei opzicht een brede academische opleiding. Enerzijds brengt ze de student in aanraking met een breed palet aan disciplines die onder de noemer van cultuurwetenschappen vallen. Daarnaast is de studie gericht op een brede academische vorming van haar studenten. De inhoudelijke breedte van de opleiding blijkt uit het feit dat het programma de volgende vier basisdisciplines omvat: cultuurgeschiedenis, kunstgeschiedenis, letterkunde en filosofie. De brede academische vorming komt niet alleen tot uiting in het ruime aanbod van vaardigheidscursussen en reflecterende cursussen, maar ook in de blended learning-achtige vormgeving van het onderwijsprogramma. Het uiteindelijke doel van de opleiding is dat de studenten worden opgeleid tot kritische professionals met een brede cultuurwetenschappelijke oriëntering en met een academisch werken denkniveau. Daarnaast wordt met de Bachelor Algemene cultuurwetenschappen beoogd de student zodanige kennis, inzicht en vaardigheden bij te brengen op het terrein van de cultuurwetenschappen, dat de afgestudeerde gekwalificeerd is voor een vervolgopleiding op masterniveau. De eindtermen van de Bachelor Algemene cultuurwetenschappen. Kennis en inzicht 1. De student heeft aantoonbaar kennis van en inzicht in een breed spectrum van de Algemene cultuurwetenschappen. Daarnaast heeft hij kennis van en inzicht in enkele specialistische vakonderdelen. 2. De student heeft aantoonbare kennis van en inzicht in de wetenschapsfilosofische achtergronden van cultuurwetenschappelijk onderzoek. 3. De student heeft kennisgemaakt met het begrippenapparaat en de belangrijkste onderzoeksmethoden en -technieken binnen het cultuurwetenschappelijk onderzoek. Toepassen van kennis en inzicht 1. De student is in staat om door hem verworven kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit getuigt van een professionele benadering van de aan de opleiding gerelateerde werkvelden/beroepen. 2. De student beschikt over de competentie om problemen op het vakgebied van de opleiding helder uiteen te zetten en, voor zover van toepassing, op te lossen. Hiertoe beschikt hij over de volgende vaardigheden: het zelfstandig vergaren, verwerken, analyseren, interpreteren en contextualiseren van zowel secundaire literatuur en primaire bronnen. Oordeelsvorming 1. De student is in staat om op het vakgebied van de opleiding relevante gegevens te verzamelen en te interpreteren met als doel zich een eigen oordeel te vormen dat is gebaseerd op een afweging van zowel de wetenschappelijke als de – voor zover van toepassing – sociaal-maatschappelijke en/of ethische aspecten. 2. De student is in staat om publicaties op het vakgebied van de opleiding die zijn opgesteld in het Nederlands of het Engels, correct te interpreteren en in zijn oordeelsvorming te betrekken. Communicatie
1. De student is in staat om zowel mondeling als schriftelijk informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op verschillende publieken, waaronder (aankomende) specialisten op het vakgebied van de opleiding maar ook geïnteresseerde leken. Leervaardigheden 1. De student bezit de leer- en planningsvaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie succesvol af te ronden. 2. De student bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om zich zelfstandig te verdiepen in nieuwe onderwerpen en problemen waarmee hij in de sfeer van werk en/of beroep wordt geconfronteerd. De inrichting van praktische oefeningen (WHW 7.13.2d) Binnen de bacheloropleiding ACW kan in het gebonden-keuzedeel of in de vrije ruimte een stage van maximaal 8,6 studiepunten worden opgenomen.
2. Bacheloropleiding Informatica 1. De Faculteit Management, Science and Technology verzorgt de bacheloropleiding Informatica. 2. De opleiding wordt aangeboden in twee varianten: de reguliere variant en de open variant (waarin elementen van andere opleidingen zijn opgenomen). De eindkwalificaties van de opleiding (WHW 7.13.2c) Van de in de bacheloropleiding Informatica afgestudeerden wordt verwacht dat zij 1. beschikken over diepgaande kennis van en inzicht in de concepten die een rol spelen in de verschillende deeldisciplines van de informatica 2. voldoende inzicht hebben in de context van het gebruik van programmatuur om te kunnen oordelen over de zinvolheid van voorgestelde toepassingen 3. vaardig zijn in het analyseren, specificeren, ontwerpen, implementeren en onderhouden van software- en informatiesystemen 4. in staat zijn te werken met abstracte modellen en methoden, en theoretische inzichten kunnen vertalen in praktische oplossingen 5. kennisgemaakt hebben met een aantal in de informatica gebruikelijke methoden van onderzoek 6. kunnen reflecteren over eigen oplossingen en oplossingen van anderen en in staat zijn in groepsverband tot een beargumenteerde keuze te komen en die uit te voeren 7. plan- en projectmatig kunnen werken 8. zelfstandig de nieuwste ontwikkelingen op het vakgebied zowel via vakbladen als via academische literatuur bijhouden, beoordelen welke ontwikkelingen in een gegeven situatie relevant zijn, een eigen visie hierop ontwikkelen en die vervolgens toepassen en uitdragen binnen de beroepsuitoefening 9. zich schriftelijk en mondeling helder kunnen uitdrukken zowel op academisch niveau als rekening houdend met de achtergrond en het kennisniveau van hun publiek 10. rekening houden met de maatschappelijke consequenties van informatisering en voldoen aan professionele en ethische standaarden Afgestudeerde bachelors Informatica beschikken aldus over kennis, inzicht en vaardigheden om zelfstandig en in samenwerking met derden op wetenschappelijk verantwoord niveau te functioneren en zichzelf verder te ontwikkelen. De inrichting van praktische oefeningen (WHW 7.13.2d) Niet van toepassing.
3. Bacheloropleiding Informatiekunde 1. De Faculteit Management, Science and Technology van de Open Universiteit verzorgt de bacheloropleiding Informatiekunde. 2. De opleiding wordt aangeboden in een variant: de reguliere variant. De eindkwalificaties van de opleiding (WHW 7.13.2c) Van de in de bacheloropleiding Informatiekunde afgestudeerden wordt verwacht dat zij 3. beschikken over diepgaande kennis van en inzicht in de concepten die een rol spelen bij de informatisering van (bedrijfs)processen 4. voldoende inzicht hebben in (kern)informatica om te kunnen beoordelen of voorgestelde oplossingen efficiënt implementeerbaar zijn 5. de organisatorische gevolgen van informatiseringsprojecten kunnen beoordelen, mede in het licht van organisatiedoelen 6. vraagstukken rond informatisering van (bedrijfs)processen kunnen analyseren en hun mogelijke oplossingsstrategieën kunnen evalueren 7. een onderzoeksdoelstelling kunnen formuleren, een geschikte onderzoeksmethode kunnen selecteren en een wetenschappelijk betoog kunnen opbouwen 8. in een multidisciplinair team reflecteren over eigen oplossingen en oplossingen van anderen en gezamenlijk tot een beargumenteerde keuze komen en die uitvoeren 9. plan- en projectmatig kunnen werken 10. zelfstandig de nieuwste ontwikkelingen op het vakgebied zowel via vakbladen als via academische literatuur bijhouden, beoordelen welke ontwikkelingen in een gegeven situatie relevant zijn, een eigen visie hierop ontwikkelen en die vervolgens toepassen en uitdragen binnen de beroepsuitoefening 11. zich schriftelijk en mondeling helder kunnen uitdrukken zowel op academisch niveau als rekening houdend met de achtergrond en het kennisniveau van hun publiek 12. rekening houden met de maatschappelijke consequenties van informatisering en voldoen aan professionele en ethische standaarden, met bijzondere aandacht voor aspecten van duurzaamheid. Afgestudeerde bachelors Informatiekunde beschikken aldus over kennis, inzicht en vaardigheden om zelfstandig en in samenwerking met derden op wetenschappelijk verantwoord niveau te functioneren en zichzelf verder te ontwikkelen. De inrichting van praktische oefeningen (WHW 7.13.2d) Niet van toepassing.
4. Bacheloropleiding Bedrijfskunde 1. De Faculteit Management, Science and Technology verzorgt de bacheloropleiding Bedrijfskunde. 2. De opleiding wordt aangeboden in twee varianten: de reguliere variant en de open variant (waarin elementen van andere opleidingen zijn opgenomen). De doelstellingen en eindkwalificaties van de opleiding (WHW 7.13.2c) De opleiding stelt studenten in staat de volgende competenties te ontwikkelen: 1. Aanzet tot wetenschappelijke denk- en werkniveau, onder meer tot uitdrukking komend in het formuleren van een verantwoorde probleemstelling op het gebied van de bedrijfskunde en het (in aanzet) uitwerken daarvan aan de hand van kennis over methoden en technieken 2. Aanzet tot analytisch en oplossingsgericht denken, onder meer tot uitdrukking komend in het vermogen tot definiëren en analyseren en oplossen van reële managementproblemen, gebruikmakend van specifieke kennis van een aantal functionele gebieden Aan het einde van de bacheloropleiding zijn studenten in staat verschillende aspecten van organisaties op elkaar te betrekken. Zij hebben tevens ruim voldoende kennis verworven van deze afzonderlijke aspecten. Ze kennen de mogelijkheden (en beperkingen) van de wetenschappelijke studie van bedrijfskundige vraagstukken. Studenten leren de werkelijkheid vanuit een expliciet geselecteerd wetenschappelijk kader te bekijken en hun kennis daarvan te verdiepen en zelf tijdens de opleiding toe te passen. De inhoud van het onderwijs is ontleend aan de actuele stand van de managementwetenschappen op conceptueel en methodisch gebied. De eindkwalificaties van de opleiding voldoen aan het door de NVAO (2011) gestelde bachelorniveau. In onderstaande tabel staan in de linkerkolom de kwalificaties op bachelorniveau in Dublin-descriptoren volgens de NVAO. In de rechterkolom worden de eindkwalificaties van de opleiding hieraan gekoppeld.
Bachelorniveau (NVAO) 1.Kennis en inzicht Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. 2. Toepassen kennis en inzicht Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien en beschikt verder
Eindkwalificaties BCs bedrijfskunde OU De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in: 1. Begrippen en theorieën binnen de volgende functionele gebieden en aandachtsvelden: – Omgeving en strategie – Management en organisatie – Bedrijfsprocessen – Accounting & Finance 2. Methodologie en methoden op het gebied van bedrijfswetenschappelijk onderzoek: – Methodologie van bedrijfswetenschappelijk onderzoek – Opzetten en uitvoeren van onderzoek – Kwantitatieve methoden – Kwalitatieve methoden.
De afgestudeerde heeft zodanige kennis en inzicht dat deze in staat is tot: 1. Maken van een diagnose en analyse van enkelvoudige bedrijfsproblemen. Dit omvat: – confronteren van verschillende vakinhoudelijke gezichtspunten – aangeven van oplossingsrichtingen en hun impact – toetsen van de effectiviteit van probleemoplossingen. En vindt plaats binnen de volgende functionele gebieden en
over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied.
aandachtsvelden: – Omgeving en strategie – Management en organisatie – Bedrijfsprocessen – Accounting & Finance 2. Verrichten van eenvoudig (bedrijfs-)wetenschappelijk onderzoek. Dit omvat: – Herformuleren van een bedrijfsprobleem met behulp van een wetenschappelijke probleemstelling – Kiezen van een onderzoeksopzet die aansluit bij de probleem- en vraagstelling – Uitvoeren van een literatuuronderzoek – Uitvoeren van kwantitatief onderzoek – Uitvoeren van kwalitatief onderzoek – Gebruik van kwantitatieve dataverwerkingsmethoden – Gebruik van kwalitatieve dataverwerkingsmethoden
3. Oordeelvorming Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.
4. Communicatie Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten.
5. Leervaardigheden Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt, aan te gaan.
De afgestudeerde is in staat tot: 1. Opzetten van een geldige redenering 2. Expliciteren van de eisen die aan een wetenschappelijke benadering gesteld kunnen worden, gegeven een concreet probleem 3. Oog hebben voor de complexe samenhang tussen bedrijfsfuncties binnen en tussen organisaties, uitgaande van de volgende aandachtsvelden en functionele gebieden – Omgeving en strategie – Management en organisatie – Bedrijfsprocessen – Accounting & Finance 4. Beoordelen van uiteenlopende onderzoekresultaten De afgestudeerde is in staat tot: 1. mondeling en schriftelijk, helder rapporteren aan vakgenoten en belanghebbenden 2. samenwerking met medestudenten, waar dit vanuit de doelstellingen van het curriculum gewenst is 3. op correcte wijze toepassen van regels en conventies inzake wetenschappelijke rapportage. 1. onderscheiden van details en hoofdlijnen bij het bestuderen van wetenschappelijke literatuur 2. actief studietaken aanpakken in een (half)gestructureerde omgeving, dat wil zeggen: met gebruikmaking van didactische aanwijzingen, stappenschema’s en richtvragen.
De inrichting van praktische oefeningen (WHW 7.13.2d) 1. Binnen de bacheloropleiding Bedrijfskunde kan in het gebonden-keuzedeel of in de vrije ruimte een stage van maximaal 8,6 studiepunten worden opgenomen. Voor deze stage gelden de regels van ‘het inbrengen van elders gevolgd onderwijs’ (aanschuifonderwijs). Zie de uitvoeringsregeling.
5. Bacheloropleiding Milieu-natuurwetenschappen 1. De Faculteit Management, Science and Technology verzorgt de wetenschappelijke bacheloropleiding Milieu-natuurwetenschappen, leidend tot de graad Bachelor of Science (BSc). 2. De opleiding wordt aangeboden in twee varianten: de reguliere variant en de open variant, waarin elementen van andere opleidingen zijn opgenomen. De doelstellingen en eindkwalificaties van de opleiding (WHW 7.13.2c) 1. Na afronding van de opleiding zijn bachelorstudenten in staat om uitvoerende en ondersteunende taken te verrichten binnen (onderzoeks)projecten op het domein van de milieunatuurwetenschappen. De student beschikt over een brede kennisbasis in de milieunatuurwetenschappen en is in staat om de verworven kennis en inzichten, met ondersteuning, in te zetten ten behoeve van het beschrijven, analyseren en oplossen van milieuvraagstukken. 1.1 Voortbouwend op het niveau van het voortgezet onderwijs, beschikt de bachelor over kennis van
en inzicht in relevante natuurwetenschappelijke disciplines en ondersteunende vakken. De bachelor beschikt daarnaast over kennis van en inzicht in de aard, omvang en oorzaken milieuvraagstukken, methoden om deze te onderzoeken en mogelijke oplossingsrichtingen. Daarnaast heeft de bachelor inzicht in het concept duurzame ontwikkeling en relevante internationale ontwikkelingen binnen het vakgebied. 1.2 De bachelor kan een milieuprobleem herkennen en beschrijven. Hij/zij is in staat om, zowel in teamverband als individueel, onder begeleiding bij te dragen aan het opzetten en uitvoeren van milieuwetenschappelijk onderzoek en kan daarbij relevante onderzoeksmethodieken selecteren en toepassen. De bachelor kan de verworven kennis en inzichten toepassen bij het formuleren van mogelijke oplossingsrichtingen voor milieuvraagstukken. 1.3 De bachelor is in staat relevante bronnen en gegevens te selecteren en interpreteren, en een beargumenteerde inschatting te maken van de bruikbaarheid en betrouwbaarheid. Hij/zij kan een eigen vraagstelling plaatsen ten opzichte van andere milieuwetenschappelijke onderzoeken en binnen de bijbehorende maatschappelijke context. De bachelor is in staat een beargumenteerd oordeel te vormen over mogelijke oplossingsrichtingen voor milieuproblemen en deze te plaatsen tegen de achtergrond van het concept duurzame ontwikkeling. 1.4 De bachelor kan onder begeleiding, zowel in teamverband als individueel, bijdragen aan de schriftelijke en mondelinge rapportage over een milieuprobleem, de resultaten van onderzoek en mogelijke oplossingsrichtingen. De bachelor houdt daarbij de kern van de vraagstelling en de beoogde doelgroep (specialisten en/of niet-specialisten) in het oog. Op basis van een brede milieunatuurwetenschappelijke kennisbasis en een interdisciplinaire attitude kan de bachelor constructief samenwerken binnen een interdisciplinair project- of onderzoeksteam. 1.5 De bachelor is in staat te reflecteren op eigen studie en werk, en dat van anderen, en daaruit conclusies te trekken voor toekomstig handelen. Hij/zij is in staat een verantwoorde keuze te maken voor vervolgonderwijs en is zich bewust van de eigen mogelijkheden binnen de arbeidsmarkt voor milieuwetenschappers. 2. De eindkwalificaties van de bacheloropleiding Milieu-natuurwetenschappen sluiten aan bij de zogenaamde Dublin-descriptoren (zie accreditatiekader NVAO). De inrichting van praktische oefeningen (WHW 7.13.2d)
1. Binnen de bacheloropleiding Milieu-natuurwetenschappen kan in het gebonden-keuzedeel of in de vrije ruimte aanschuifonderwijs van maximaal 8,6 studiepunten worden opgenomen. Hiervoor gelden de regels van ‘het inbrengen van elders gevolgd onderwijs’. Zie de Uitvoeringsregeling.
6. Bacheloropleiding Psychologie 1. De Faculteit Psychologie en Onderwijswetenschappen verzorgt de bacheloropleiding Psychologie. 2. De opleiding wordt aangeboden in een brede variant. 3. De opleiding kent een verplicht deel en een gebonden-keuzedeel
De doelstellingen en eindkwalificaties van de opleiding (WHW 7.13.2c) 1. De doelstelling van de opleiding is het bereiken van de eindkwalificaties. De eindkwalificaties van de bacheloropleiding Psychologie sluiten aan bij de zogenaamde Dublin-descriptoren (zie accreditatiekader NVAO). 2. De algemene doelstelling van de BSc Psychologie is afgeleid van die van de masteropleiding. Doelen van de BSc Psychologie zijn basisvorming in de psychologie, academische vorming, verdieping van de interesse in de psychologie en voorbereiding op de te kiezen specialisatie en de verdere studieloopbaan in de psychologie zoals deze in de masteropleiding wordt aangeboden. 3. De opleiding beoogt de bachelor kennis, inzicht, vaardigheden en attituden bij te brengen die nodig zijn voor instroom in de eigen masteropleiding of een masteropleiding psychologie elders. Een bachelor moet ook in staat zijn tot adequate beroepsuitoefening op bachelorniveau onder leiding van een psycholoog (MSc of gepromoveerd). Dit is als volgt uitgewerkt. 4. De bachelor heeft: - kennis van de algemene psychologie en haar deelgebieden, alsmede kennis over de globale historische en filosofische achtergronden en de grondslagen van de psychologie en in het bijzonder van de arbeids- en organisatiepsychologie, gezondheidspsychologie, klinische psychologie en/of levenslooppsychologie - kennis van, inzicht in en kritische reflectie op vraagstukken in de toepassingsgebieden van de psychologie, namelijk arbeid en organisatie, gezondheid en ziekte, diagnostiek en therapie bij psychopathologie en levensloopvraagstukken - competenties met betrekking tot sociaal-wetenschappelijke, en in het bijzonder voor de psychologie relevante methoden van gegevensverzameling, gegevensverwerking en onderzoeksopzet voor het uitvoeren van eenvoudig psychologisch onderzoek. De bachelor is in staat zijn om psychologisch onderzoek en vakliteratuur van gemiddeld niveau te begrijpen en te beoordelen - competenties met betrekking tot het opzetten, uitvoeren, evalueren en rapporteren van een eenvoudige psychodiagnostische analyse - competenties met betrekking tot het opzetten, uitvoeren, evalueren en rapporteren van een eenvoudige psychologische interventie - kennis en vaardigheden voor het samenstellen van rapportages, gebaseerd op onderzoek, praktijkbeoefening of literatuurstudie op eenvoudig niveau - voldoende competenties op (een) deelgebied(en) om toegelaten te kunnen worden tot een masteropleiding in de psychologie en om een beroep te kunnen uitoefenen op een terrein waar bachelors in de psychologie werkzaam kunnen zijn, en - is op de hoogte van de beroepsethische regels voor psychologen. 5. De eindkwalificaties van de BSc Psychologie beantwoorden aan de domeinspecifieke eisen zoals geformuleerd door de Kamer Psychologie van de VSNU. De BSc Psychologie bestaat, conform de eisen die gelden voor de EFPA, vooral uit psychologievakken en steunvakken en is relatief ‘breed’ ingevuld. Door keuzevakken mogelijk te maken (uit een beperkt aantal psychologievakken) bereidt de bachelorstudent zich voor op de masteropleiding. 6. De doelstellingen van de BSc Psychologie en de beoogde competenties worden vertaald in de onderstaande eindkwalificaties van de BSc Psychologie. Nadat een student de BSc Psychologie heeft afgerond, dient hij of zij: - inzicht te hebben in de psychologische basisstof (biologische psychologie, daarbij inbegrepen de neuropsychologie, basale fysiologie, de evolutionaire en genetische aspecten waar van belang voor gedrag en ervaring; cognitie en cognitieve psychologie; ontwikkelingspsychologie; sociale psychologie; differentiële psychologie en klinische psychologie met inbegrip van psychopathologie)
-
-
-
-
-
gebruik weten te maken van recente inzichten uit de wetenschapsfilosofie, geschiedenis van de psychologie, (inter)culturele psychologie zodat de psychologie in relatie tot deze aspecten kan worden geplaatst een overzicht te hebben van de verschillende domeinen waar psychologen werken en waar psychologische kennis relevant is over kennis te beschikken van theoretische modellen, diagnostische technieken en interventiestrategieën in de toepassingsgebieden gezondheidszorg, geestelijke gezondheidszorg, arbeids-, organisatie- en personele psychologie en ontwikkelingspsychologie (levensloop), zodat een keuze kan worden gemaakt voor de latere specialisatie onder toezicht een eenvoudig wetenschappelijk psychologisch onderzoek te kunnen uitvoeren (probleem verhelderen, vraagstelling en hypothesen formuleren, ontwerp en methoden opstellen, data verzamelen en statistisch analyseren, resultaten interpreteren, bediscussiëren en hierover communiceren) om te kunnen voldoen aan het ingangsniveau van de (‘doorstroom-‘) masteropleidingen psychologie in Nederland onder begeleiding op systematische wijze te kunnen interveniëren ten aanzien van enkele problemen op relevante gebieden volgens de interventiecyclus: probleemanalyse, determinantenanalyse, gedragsanalyse, diagnosestelling, ontwerpen van de interventie, implementatie, effectevaluatie en procesevaluatie inzicht en vaardigheden te hebben in de systematiek die nodig is om een individueel-psychologische diagnose te kunnen stellen (als voorbereiding op de BAPD in de masterfase) nieuwe problemen te kunnen signaleren en daarbij een plan van aanpak te kunnen genereren zelfstandig rapportages te kunnen samenstellen en presenteren, gebaseerd op literatuuronderzoek en/of analyse van een praktijkprobleem inzicht te hebben in de beroepsethische regels voor psychologen en daarnaar kunnen handelen in relevante (onderwijs)situaties een wetenschappelijke attitude te hebben verworven.
De inrichting van praktische oefeningen (WHW 7.13.2d) 1. Binnen de bacheloropleiding Psychologie zijn er verschillende cursussen opgenomen waarin studenten de diagnostiekcompetentie; de interventiecompetentie en de onderzoekscompetentie aanleren.
7. Bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid
1. De Faculteit Cultuur- en rechtswetenschappen verzorgt de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid. 2. De opleiding wordt aangeboden in twee varianten: de reguliere variant en de open variant (waarin elementen van andere opleidingen zijn opgenomen). De doelstellingen en eindkwalificaties van de opleiding (WHW 7.13.2c) 1 De doelstelling van de opleiding is het bereiken van de eindkwalificaties. De eindkwalificaties van de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid sluiten aan bij de zogenaamde Dublin-descriptoren (zie accreditatiekader NVAO). Het zijn: 1. Heeft grondige kennis, alsmede inzicht in de grondslagen van het Nederlands recht, te weten privaatrecht, staats- en bestuursrecht, strafrecht en internationaal & Europees recht. 2. Heeft een basaal inzicht in het karakter van wetenschapsbeoefening en in de eigenheid van de rechtswetenschap daarin. 3. Is in staat uit een feitencomplex de juridisch relevante feiten en handelingen te selecteren. 4. Is in staat wet- en regelgeving en jurisprudentie te interpreteren en toe te passen in concrete situaties. 5. Is in staat juridische begrippen en leerstukken te plaatsen tegen een historische of maatschappelijke achtergrond. 6. Kan reflecteren op de filosofische grondslagen van het (Nederlands) recht en de (Nederlandse) rechtsstaat. 7. Is in staat een oordeel te vormen over en actueel juridisch thema of leerstuk. 8. Is in staat op een effectieve en efficiënte manier informatie te verzamelen uit juridische bronnen. 9. Is in staat informatie en oplossingen mondeling te communiceren met niet-specialisten. 10. Kan een samenhangend juridisch betoog schrijven en kan dit mondeling met kracht van argumenten verdedigen. 11. Is in staat het eigen leerproces te sturen en te plannen en te reflecteren op de gemaakte keuzes. 12. Kan zelfstandig vakliteratuur, jurisprudentie, wet- en regelgeving begrijpen, interpreteren en toepassen. De inrichting van praktische oefeningen (WHW 7.13.2d) 1. Binnen de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid kan de Open module worden ingevuld door een stage.
Bijlage C: Schakelprogramma’s Faculteit Cultuur- en rechtswetenschappen Master Kunst- en cultuurwetenschappen Standaardschakelprogramma’s: HBO/MO-A Talen C13132 Inleiding filosofie C19112 Inleiding kunstgeschiedenis C04212 Inleiding cultuurgeschiedenis C48211 CW Vaardigheden 1 C21311 Denken over cultuur C14211 Rembrandt in perspectief C36321 Modernisering C51211 Schrijfpracticum 2 C18311 Onderzoek en analyse I
51,6 8,6 8,6 8,6 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3
HBO/MO-A Geschiedenis C13132 Inleiding filosofie C16112 Inleiding Letterkunde C19112 Inleiding kunstgeschiedenis C48211 CW Vaardigheden 1 C21311 Denken over cultuur C14211 Rembrandt in perspectief C02211 Literatuurwetenschap C51211 Schrijfpracticum 2 C18311 Onderzoek en analyse I
51,6 8,6 8,6 8,6 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3
HBO Kunst, docent BA Education C13132 Inleiding filosofie C16112 Inleiding letterkunde C04212 Inleiding cultuurgeschiedenis C48211 CW Vaardigheden1 C21311 Denken over cultuur C02211 Literatuurwetenschap C36321 Modernisering C51211 Schrijfpracticum 2 C18311 Onderzoek en analyse
51,6 8,6 8,6 8,6 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3
WO/MO-B Talen C13132 Inleiding filosofie C19112 Inleiding kunstgeschiedenis C04212 Inleiding cultuurgeschiedenis
25,8 8,6 8,6 8,6
WO/MO-B Geschiedenis C13132 Inleiding filosofie C16112 Inleiding letterkunde C19112 Inleiding kunstgeschiedenis
25,8 8,6 8,6 8,6
WO/MO-B Kunstgeschiedenis C13132 Inleiding filosofie
25,8 8,6
C16112 Inleiding letterkunde 8,6 C04212 Inleiding cultuurgeschiedenis 8,6 WO/MO-B Filosofie C16112 Inleiding letterkunde C19112 Inleiding kunstgeschiedenis C04212 Inleiding cultuurgeschiedenis
25,8 8,6 8,6 8,6
WO BA Talen C13132 Inleiding filosofie C19112 Inleiding kunstgeschiedenis C04212 Inleiding cultuurgeschiedenis C21311 Denken over cultuur C18311 Onderzoek en analyse I
34,4 8,6 8,6 8,6 4,3 4,3
WO BA Geschiedenis C13132 Inleiding filosofie C16112 Inleiding letterkunde C19112 Inleiding kunstgeschiedenis C21311 Denken over cultuur C18311 Onderzoek en analyse I
34,4 8,6 8,6 8,6 4,3 4,3
WO BA Kunstgeschiedenis C13132 Inleiding filosofie C16112 Inleiding letterkunde C04212 Inleiding cultuurgeschiedenis C21311 Denken over cultuur C18311 Onderzoek en analyse I
34,4 8,6 8,6 8,6 4,3 4,3
WO Bachelor Filosofie C16112 Inleiding letterkunde C19112 Inleiding kunstgeschiedenis C04212 Inleiding cultuurgeschiedenis C36321 Modernisering C14211 Rembrandt in perspectief
34,4 8,6 8,6 8,6 4,3 4,3
HBO MA Nederlands kiest letterkunde in master C03211 De literaire canon C48331 Lieux de memoire C18311 Onderzoek en analyse 1 C48211 CW Vaardigheden1
17,2
WO BA taal- en cultuurstudies film- en televisiestudies C13132 Inleiding filosofie C16112 Inleiding letterkunde C19112 Inleiding kunstgeschiedenis C04212 Inleiding cultuurgeschiedenis C51211 Schrijfpracticum 2 C21311 Denken over cultuur C48331 Lieux de memoire C36321 Modernisering C03211 De literaire canon
60,2
4,3 4,3 4,3 4,3
8,6 8,6 8,6 8,6 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3
C18311 Onderzoek en analyse I
4,3
WO BA Liberal Arts and Sciences C13132 Inleiding filosofie C16112 Inleiding letterkunde C19112 Inleiding kunstgeschiedenis C21311 Denken over cultuur C48331 Lieux de memoire C18311 Onderzoek en analyse I
38,7 8,6 8,6 8,6 4,3 4,3 4,3
WO MA Muziekwetenschappen C13132 Inleiding filosofie C19112 Inleiding kunstgeschiedenis C21311 Denken over cultuur C48331 Lieux de memoire C14211 Rembrandt in perspectief C02211 Literatuurwetenschap C18311 Onderzoek en analyse I
38,7 8,6 8,6 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3
HBO MA Geschiedenis kiest geschiedenis in master C36321 Modernisering C48331 Lieux de memoire C18311 Onderzoek en analyse 1 C48211 CW Vaardigheden1
17,2
WO BA Taalwetenschappen C13132 Inleiding filosofie C19112 Inleiding kunstgeschiedenis C04212 Inleiding cultuurgeschiedenis C48211 CW Vaardigheden 1 C51211 Schrijfpracticum 2 C21311 Denken over cultuur C18311 Onderzoek en analyse I C48331 Lieux de memoire C36321 Modernisering C14211 Rembrandt in perspectief C03211 De literaire canon
60,2 8,6 8,6 8,6 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3
4,3 4,3 4,3 4,3
In beginsel bedraagt de omvang van een schakelprogramma voor studenten met een verwante vooropleiding op hbo-niveau minimaal 7 modulen. Op inhoudelijke gronden kan de Commissie voor de examens besluiten een schakelprogramma van een geringere omvang vast te stellen, waarbij in voorkomende gevallen een adequate en billijke overgangsregeling wordt opgesteld. Het spectrum van vooropleidingen dat enige verwantschap met Cultuurwetenschappen vertoont, is breed en wordt steeds breder. De Commissie voor de examens stelt dus ook nog regelmatig individuele schakelprogramma’s vast.
Master Rechtsgeleerdheid Schakelprogramma 30,1 EC US0021 Juridische en academische vaardigheden (Legal and Academic Skills) US0152 Overeenkomstenrecht (Contract Law)
4,3 8,6
US0732 Bestuursrecht (Administrative Law) US0522 Materieel strafrecht (Substantial Criminal Law)
8,6 8,6
)
Schakelprogramma 60,2 EC US0021 Juridische en academische vaardigheden (Legal and Academic Skills) US0152 Overeenkomstenrecht (Contract Law) US0732 Bestuursrecht (Administrative Law) US0522 Materieel strafrecht (Substantial Criminal Law) US0212 Goederenrecht (Law of Property) US0361 Aansprakelijkheidsrecht (Tort Law) US0431 Burgerlijk Procesrecht (Civil Procedure) US0642 Formeel strafrecht (Procedural Criminal Law) US1021 Rechtsbescherming tegen de overheid (Administrative Procedure Law)
4,3 8,6 8,6 8,6 8,6 4,3 4,3 8,6 4,3
)
Overige schakelcursussen US0822 Constitutioneel recht (Constitutional Law) US1121 Rechtspersonenrecht 1 (Corporate Law 1) US1211 Europees recht (European Union Law) US1311 Grondrechten (Constitutional and Human Rights) US1411 Academisch denken (Academic thinking)
8,6 4,3 4,3 4,3 4,3
Faculteit Management, Science and Technology Master Computerscience Het schakelprogramma wordt samengesteld uit een combinatie van 2 premasters: IB0006 IB0106
Premaster Formele technieken Premaster Programmeertechnieken
15 EC 15 EC
De Commissie voor de examens kan incidenteel afwijken van hetgeen hiervoor is gesteld als het curriculum van de afgeronde opleiding daar aanleiding toe geeft. Voor de masteropleiding wordt de regel gehanteerd dat bij opleidingen die acht jaar of langer geleden zijn gevolgd, per individueel geval wordt bekeken of toelating tot een schakelprogramma of de masteropleiding, danwel verkorting van een schakelprogramma of vrijstelling binnen de masteropleiding mogelijk is.
Master Software engineering Het schakelprogramma wordt samengesteld uit een combinatie van 2 premasters: IB0006 IB0106
Premaster Formele technieken Premaster Programmeertechnieken
15 EC 15 EC
De Commissie voor de examens kan incidenteel afwijken van hetgeen hiervoor is gesteld als het curriculum van de afgeronde opleiding daar aanleiding toe geeft. Voor de masteropleiding begeleid wordt de regel gehanteerd dat bij opleidingen die acht jaar of langer geleden zijn gevolgd, per individueel geval wordt bekeken of toelating tot een schakelprogramma of de masteropleiding begeleid, danwel verkorting van een schakelprogramm of vrijstelling binnen de masteropleiding begeleid mogelijk is.
Master Business Process Management and ICT Het schakelprogramma Academische vaardigheden bestaat uit: MB0006 Premaster managementwetenschappen
15 EC
Master Management Het schakelprogramma Academische vaardigheden bestaat uit: MB0006 Premaster managementwetenschappen
15 EC
Master Environmental Sciences Het individueel schakelprogramma wordt samengesteld uit een combinatie van de Premaster Research en/of de Premaster Environmental Sciences en/of een individueel traject van BSc-cursussen. Individueel traject als voorgeschreven in individueel schakelprogramma: N14112 Aarde, mens en milieu – introductie in de milieu-natuurwetenschappen 8,6 EC Nxxxxx Cursussen uit de BSc Milieu-natuurwetenschappen, behalve N5021n Virtueel milieuadviesbureau en cursussen opgenomen in de te volgen premaster(s) (omvang afhankelijk van individueel schakelprogramma)
Premaster Environmental Sciences: N07132 Milieuproblemen & duurzame ontwikkeling 8,6 EC Nxxxxx Gebonden keuze uit de cursussen van keuzeblok A BSc Milieu-natuurwetenschappen (zie BSc-studieschema) 8,6 EC van 60,2 EC Premaster Research NB0002 NB0004
Research Approaches in Environmental Sciences Virtueel milieuadviesbureau – Premaster
5 EC 10 EC
De Commissie voor de examens kan incidenteel afwijken van hetgeen hiervoor is gesteld als het curriculum van de afgeronde opleiding daar aanleiding toe geeft. Voor de wo-masteropleiding Environmental Sciences (MSc) wordt de regel gehanteerd dat bij opleidingen die acht jaar of langer geleden zijn gevolgd, per individueel geval wordt bekeken of toelating tot een schakelprogramma of de wo-masteropleiding Environmental Sciences (MSc), danwel verkorting van een schakelprogramma of vrijstelling binnen de wo-masteropleiding Environmental Sciences (MSc) mogelijk is.
Faculteit Psychologie en onderwijswetenschappen Master Onderwijswetenschappen Schakelprogramma 1 (wo) OB0003 S13131 O34221 S05271 O40311 S04251 Totaal
Over leren, onderwijs en instructie Onderzoekspracticum kwantitatieve data-analyse Onderzoekspracticum onderwijskundig onderzoek Onderzoekspracticum psychologisch experiment Informatievaardigheden voor sociale wetenschappers Onderzoekspracticum psychologische survey
8,6 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 30,1 EC
Schakelprogramma 2 (hbo) OB0003 S37211 S13131 O34221 S05271 O40311 S04251 Totaal
Over leren, onderwijs en instructie Grondslagen van psychologie: filosofie Onderzoekspracticum kwantitatieve data-analyse Onderzoekspracticum onderwijskundig onderzoek Onderzoekspracticum psychologisch experiment Informatievaardigheden voor sociale wetenschappers Onderzoekspracticum psychologische survey
8,6 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 34,4 EC
Master Psychology De Commissie voor de examens beslist of, en zo ja onder welke voorwaarden, een student tot de masteropleiding kan worden toegelaten. Dit kan eventueel met de vaststelling van een schakelprogramma. In beginsel bedraagt de omvang van een schakelprogramma voor studenten minimaal 1 module en maximaal 14 modulen.