Onderwijs- en Examenregeling bacheloropleidingen 2015-2016: algemeen deel Inhoud Onderwijs- en Examenregeling bacheloropleidingen 2015-2016: algemeen deel ................................. 1 § 1 Algemeen ...................................................................................................................................... 3 Artikel 1
Toepasselijkheid van de regeling .................................................................................. 3
Artikel 2
Begripsbepalingen ......................................................................................................... 3
Artikel 3
De opleidingen .............................................................................................................. 5
Artikel 4
De opleiding als bedoeld in artikel 7.3 c van de wet..................................................... 5
Artikel 5
Minoren ......................................................................................................................... 6
Artikel 6
De indeling en examens van de bachelors .................................................................... 6
Artikel 7
Meer dan één bachelorsdiploma .................................................................................. 7
Artikel 8
De studielast .................................................................................................................. 7
Artikel 9
Contacturen................................................................................................................... 8
Artikel 10 Honoursprogramma bacheloropleiding ........................................................................ 8 Artikel 11 De minoren.................................................................................................................... 8 § 2 Toelating tot het tweede studiejaar van de opleiding, de postpropedeutische fase ................. 10 Artikel 12 Criteria toelating postpropedeutische fase ................................................................ 10 § 3 Tentamens................................................................................................................................... 10 Artikel 13 Examencommissie en examinatoren ........................................................................... 10 Artikel 14 Opdrachten en schriftelijke tussentoetsen ................................................................. 10 Artikel 15 Tijdvakken en frequentie tentamens .......................................................................... 12 Artikel 16 Practica/seminaars ...................................................................................................... 13 Artikel 17 Vorm van de tentamens .............................................................................................. 13 Artikel 18 Mondelinge tentamens ............................................................................................... 14 Artikel 19 Vrijstelling van tentamens........................................................................................... 14 Artikel 20 Elders behaalde onderdelen......................................................................................... 15 Artikel 21 Vervanging en keuzeonderdeel elders ........................................................................ 15 § 4 Tentamenuitslag ......................................................................................................................... 15 Artikel 22 Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag ......................................................... 15 Artikel 23 Nabespreking .............................................................................................................. 16 Artikel 24 Herkansing van voldoende .......................................................................................... 17 1
Artikel 26 Geldigheidsduur tentamens ........................................................................................ 18 Artikel 27 Toetsplan ..................................................................................................................... 18 § 5 Examens ...................................................................................................................................... 18 Artikel 28 Tijdvakken en frequentie afleggen examens (uitreiking van het getuigschrift).......... 18 Artikel 29 Uitslag examen (uitreiking van het getuigschrift) ....................................................... 18 Artikel 30 Graad ........................................................................................................................... 19 § 6 Vooropleiding en toelating ......................................................................................................... 19 Artikel 31 Studiekeuzeactiviteiten en –advies ............................................................................. 19 Artikel 32 Toelating tot de opleiding met een hbo-propedeuse zonder VWO-diploma ............. 20 Artikel 33 Buitenlandse vooropleiding ........................................................................................ 20 Artikel 34 Colloquium doctum ..................................................................................................... 20 Artikel 35 Toelatingscommissie ................................................................................................. 21 § 7 Studievoortgang, (bindend) studieadvies, studiebegeleiding en het iudicium abeundi ............ 22 Artikel 36 Studiebegeleiding ........................................................................................................ 22 Artikel 37 Studievoortgangsoverzicht.......................................................................................... 22 Artikel 44 Iudicium Abeundi ........................................................................................................ 26 § 8 Hardheidsclausule, overgang- en slotbepalingen ....................................................................... 27 Artikel 45 Hardheidsclausule ....................................................................................................... 27 Artikel 46 Overgangsregelingen................................................................................................... 27 Artikel 47 Wijzigingen .................................................................................................................. 27 Artikel 48 Bekendmaking ............................................................................................................. 27 Artikel 49 Inwerkingtreding ......................................................................................................... 27
2
§ 1 Algemeen Artikel 1
Toepasselijkheid van de regeling
lid 1
Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de bacheloropleidingen genoemd in artikel 3 lid 1 en 2, (verder te noemen: de bachelors) en op alle studenten die voor de bachelors staan ingeschreven.
lid 2
De bachelors en de minoren worden verzorgd binnen de Faculteit Rechtsgeleerdheid, verder te noemen: de faculteit.
lid 3
De inhoud van de opleidingen en overige opleidingsspecifieke informatie en regelingen worden beschreven in opleidingsspecifieke delen verder te noemen: a. OER bachelor Rechtsgeleerdheid (m.i.v. 1 september 2013) b. OER bachelor Internationaal en Europees Recht (Engelstalig) c. OER bacheloropleidingen oude stijl
lid 4
De opleidingsspecifieke delen maken integraal deel uit van de voorliggende onderwijs- en examenregeling.
lid 5
Deze OER is ook van toepassing op studenten van andere faculteiten of onderwijsinstellingen, voor zover ze onderdelen van een van de opleidingen of de door de faculteit aangeboden minoren genoemd in artikel 5 volgen.
Artikel 2
Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder: De wet: Student:
Propedeuse: Postpropedeuse: Vak: EC:
Practicum/seminaar:
de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de bacheloropleiding; de propedeutische fase van de bacheloropleiding, als bedoeld in artikel 7.8 van de wet; het gedeelte van de bacheloropleiding, dat volgt op de propedeuse; een onderwijseenheid van de bacheloropleiding, in de zin van de wet; studiepunt als bedoeld in de wet, waarmee de omvang van het onderdeel van de opleiding wordt uitgedrukt. 1 EC staat gelijk aan 28 uur studeren; een praktische oefening, als bedoeld in artikel 7.13 van de wet. De zelfwerkzaamheid van de student staat centraal, meestal tot uitdrukking komend in een referaat en/of paper, in een van de volgende vormen of combinatie daarvan: het maken van een scriptie, het maken van een werkstuk of een proef, het uitvoeren van een onderzoekopdracht, het deelnemen aan veldwerk of een excursie, het doorlopen van een stage, of het deelnemen aan een 3
andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden; Toets of tentamen: onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student alsmede de beoordeling van de resultaten van het onderzoek; Semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks 31 januari, dan wel beginnend op vorenbedoelde door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op omstreeks 31 augustus; Examen: het propedeuse- of afsluitend bachelorexamen van de opleiding dat met goed gevolg is afgelegd als aan alle verplichtingen van de gehele propedeuse- of bacheloropleiding is voldaan; Dag: werkdag, tenzij anders vermeld; Ocasys: Universitaire digitale onderwijscatalogus Ocasys van studiejaar 20152016. Ocasys maakt deel uit van deze onderwijs-en examenregeling voor zover in deze onderwijs- en examenregeling niet uitdrukkelijk anders is aangegeven; Studievoortgangsoverzicht: een resultatenoverzicht met daarbij behorende EC, dat per e-mail aan de student wordt verstuurd; Voorlopig studieadvies: een resultatenoverzicht met daaraan verbonden een voorlopig studieadvies, dat per e-mail wordt verstuurd halverwege het studiejaar; Definitief studieadvies: Het definitieve studieadvies, dat gegeven wordt aan het einde van het studiejaar, dat kan luiden: negatief, voorlopig positief en positief. Het negatieve studieadvies is een voor de student bindend studieadvies (BSA). Zulks conform artikel 7.8b van de wet; Bindend studieadvies: een negatief studieadvies dat bindend is voor de student, inhoudende een afwijzing voor de opleiding. Zulks conform artikel 7.8b, lid 3 van de wet; Opleiding: de bacheloropleiding genoemd in artikel 3 van deze regeling, bestaande uit een samenhangend geheel van onderwijseenheden; Studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar; Examencommissie: het onafhankelijk orgaan belast met de taken en bevoegdheden als vermeld in de artikelen 7.11, 7.12 en 7.12b en 7.12 c van de wet, waaronder de beoordeling of aan de eisen van het afsluitend examen is voldaan; Toelatingscommissie: de commissie die namens het faculteitsbestuur over de toelating tot de opleiding beslist; VWO-diploma: het diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, conform art. 13, lid 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, dan wel art. 7 van de Wet voortgezet onderwijs BES. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent.
4
Artikel 3 lid 1
De opleidingen
De faculteit verzorgt de volgende bacheloropleidingen: a. de bachelor Rechtsgeleerdheid (CROHO-opleidingscode 50700), met de afstudeerrichtingen Nederlands Recht, IT Recht, Internationaal en Europees Recht, Fiscaal Recht, Notarieel Recht, en Juridische Bestuurskunde; b. de bachelor Internationaal en Europees Recht (CROHO-opleidingscode 56829, Engelstalig). De bachelor Rechtsgeleerdheid (ingevoerd per 1 september 2013) wordt voorts beschreven in de OER bachelor Rechtsgeleerdheid. De Engelstalige bachelor Internationaal en Europees recht wordt voorts beschreven in de OER bachelor Internationaal en Europees recht.
lid 2
De faculteit verzorgt de volgende bacheloropleidingen oude stijl: a. Bachelor Rechtsgeleerdheid (CROHO-opleidingscode 50700, oude stijl; begonnen in 2012-2013 of eerder); b. Bachelor European Law School (CROHO-opleidingscode 50017, oude stijl; begonnen in 2012-2013 of eerder); c. de bachelor Notarieel Recht (CROHO-opleidingscode 56828); d. de bachelor Fiscaal Recht (CROHO-opleidingscode 56827); e. de bachelor Recht en Bestuur (CROHO-opleidingscode 56461); f. de bachelor Recht en ICT (CROHO-opleidingscode 50620); g. de bachelor Internationaal en Europees Recht (CROHO-opleidingscode 56829, Nederlandstalige variant,oude stijl; begonnen in 2012-2013 of eerder). De onderwijs- en examenregeling van de bacheloropleidingen oude stijl wordt voorts beschreven in de OER bacheloropleidingen oude stijl.
lid 3
De afstudeerrichtingen Nederlands Recht, IT Recht, Fiscaal Recht, Notarieel Recht en Juridische Bestuurskunde van de bachelor Rechtsgeleerdheid, alsmede de bachelor Rechtsgeleerdheid oude stijl (begonnen in 2012-2013 of eerder), alsmede de in lid 2 onder c t/m f genoemde bachelors worden in de voltijdse vorm verzorgd.
lid 4
De in lid 2 genoemde bachelors hebben per 1 september 2013 geen nieuwe instroom en reeds ingestroomde voltijd studenten hebben het recht om bij een onafgebroken inschrijving uiterlijk tot 1 september 2017 het examen oude stijl af te ronden. Zij hebben recht op een afsluitend examen oude stijl.
lid 5
Deeltijdstudenten die voor 1 september 2013 zijn begonnen aan de in lid 2 onder c t/m f genoemde bachelors kunnen deze bij een onafgebroken inschrijving tot uiterlijk 1 februari 2018 afronden. Deeltijdstudenten Rechtsgeleerdheid kunnen bij onafgebroken inschrijving dit programma afronden tot uiterlijk 1 september 2018.
lid 6 Deeltijdstudenten die voor 1 september 2014 zijn begonnen aan de in lid 1 genoemde bachelors kunnen deze bij onafgebroken inschrijving tot uiterlijk 1 september 2018 afronden. Artikel 4 De opleiding als bedoeld in artikel 7.3 c van de wet
5
lid 1
Een student die geslaagd is voor het propedeutisch examen, kan een vrij onderwijsprogramma samenstellen waaraan een bachelorexamen verbonden is.
lid 2
De keuze van de vakken behoeft de goedkeuring van de Examencommissie. In geval van goedkeuring beslist de Examencommissie tevens tot welke opleiding het vrij bachelorexamen behoort. De Examencommissie zal voor de vereisten waaraan de samenstelling moet voldoen richtlijnen opstellen.
lid 3
Een verzoek tot goedkeuring van een onderwijsprogramma van een vrij bachelorexamen genoemd in artikel 4 lid 2, moet de student ten minste drie maanden voordat deze met het desbetreffende onderwijsprogramma wil aanvangen bij de Examencommissie indienen. Indien het verzoek wordt ingediend met overschrijding van deze termijn, kan de Examencommissie bepalen dat het verzoek niet in behandeling zal worden genomen.
lid 4
Een verzoek tot goedkeuring van additionele onderdelen of invulling van keuzeruimte wordt door de student ten minste drie maanden voordat deze zich voor de desbetreffende onderdelen wil aanmelden, ingediend bij de Examencommissie via Progress.www
lid 5
Een besluit goedkeuring te onthouden wordt door de Examencommissie gemotiveerd genomen.
lid 6
De Examencommissie beslist binnen zes weken na ontvangst van het verzoek. Academische vakanties worden buiten beschouwing gelaten. De Examencommissie kan de beslissing voor ten hoogste veertien dagen verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de in de eerste volzin genoemde termijn mededeling gedaan aan de student.
lid 7
De student wordt van de beslissing onverwijld in kennis gesteld. Indien de Examencommissie niet binnen de eventueel verlengde termijn, bedoeld in lid 6 heeft beslist, wordt de goedkeuring geacht te zijn verleend.
Artikel 5
Minoren
De faculteit verzorgt de volgende minoren (verder beschreven in artikel 11): a. de minor Recht; b. de minor Politiek en Bestuur; c. de minor Misdaad en Straf. Artikel 6 lid 1
De indeling en examens van de bachelors
In de in artikel 3 genoemde bachelors kunnen de volgende examens worden afgelegd: a. het propedeutisch examen; b. het bachelorexamen.
lid 2
De bachelors zijn opgedeeld in een propedeutische fase en een postpropedeutische fase.
6
Artikel 7
Meer dan één bachelorsdiploma
lid 1
De faculteit geeft geen tweede (derde etc.) propedeusediploma af.
lid 2
Indien een student na het behalen van een bachelordiploma van een bacheloropleiding van de juridische faculteit van de RUG nog een andere bacheloropleiding van de juridische faculteit van de RUG wil volgen, dient hij aan alle eisen van het curriculum van die bacheloropleiding in de betreffende bepaling uit de onderwijs- en examenregeling te voldoen. Verplichte studieonderdelen uit het curriculum die reeds in die andere bacheloropleiding zijn behaald kunnen worden vrijgesteld met uitzondering van het bachelorafsluitende onderdeel.
lid 3
Indien de student aan de eisen van de onderwijs- en examenregeling van de tweede (derde, etc.) bachelor kan voldoen door minder dan 30 EC nieuwe studieonderdelen te behalen, dient de student aanvullend of in de keuzeruimte met goedkeuring van de Examencommissie nieuwe studieonderdelen af te leggen totdat hij 30 EC aan nieuwe studieonderdelen heeft behaald. Het bachelorafsluitende project telt niet mee om aan deze 30 EC nieuwe studieonderdelen te komen.
lid 4
Aanvullend of in de keuzeruimte van de tweede (derde etc.) bacheloropleiding kunnen – met inachtneming van het bepaalde in lid 3 en het bepaalde in de onderwijs- en examenregeling van de betreffende bacheloropleiding – studieonderdelen van de eerste bacheloropleiding ingebracht worden.
lid 5
Indien het bachelor afsluitende onderdeel in beide bacheloropleidingen bestaat uit de Studentenrechtbank, dient de student voor het tweede (derde etc.) bachelorsdiploma in plaats van het studieonderdeel Studentenrechtbank een (bachelor)scriptie te schrijven met een studielast van 10 EC.
lid 6
De scriptie kan uitsluitend gelden voor één opleiding. Een vrijstelling voor de scriptie, op grond van de scriptie voor een opleiding, bij een andere opleiding is niet toegestaan.
Artikel 8
De studielast
lid 1
De bachelors hebben een studielast van 180 European Credits (EC), waarbij één EC gelijk staat aan 28 uren studie.
lid 2
De propedeutische fase heeft een studielast van 60 EC.
lid 3
De studielast wordt uitgedrukt in hele EC.
7
Artikel 9
Contacturen
lid 1
De opleiding heeft in de propedeutische fase minimaal 480 contacturen per jaar
lid 2 OER.
De vormgeving van de contacturen is opgenomen in de opleidingsspecifieke delen van de
Artikel 10
Honoursprogramma bacheloropleiding
lid 1
De student kan worden uitgenodigd voor deelname aan een Honoursprogramma dat door het Honours College van de RUG aangeboden wordt.
lid 2
Het Honoursprogramma heeft een totale studielast van 45 EC, verdeeld over de 3 bachelorjaren. De OER van het Honours College is op dit programma van toepassing.
lid 3
Het Honoursprogramma maakt geen onderdeel uit van het reguliere bachelorcurriculum. De resultaten en cijfers tellen niet mee voor de toekenning van het judicium cum laude of summa cum laude van de bacheloropleiding.
lid 4
De resultaten van het Honoursprogramma worden vermeld op het diplomasupplement bij het diploma van de bacheloropleiding waar de student een graad voor behaalt.
Artikel 11
De minoren
lid 1
Studenten die zijn ingeschreven bij de Faculteit Rechtsgeleerdheid kunnen niet toegelaten worden tot de in artikel 5 genoemde minoren.
lid 2
De minor Recht omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast: 1. 2. 3. 4. 5.
lid 2a
Bestuursrecht voor niet-juristen Inl. Recht voor niet-juristen Inleiding Strafrecht voor niet-juristen Privaatrecht voor niet-juristen Keuzeruimte
5 EC 5 EC 5 EC 5 EC 10 EC
De keuzeruimte van de minor Recht mag worden ingevuld met de volgende onderdelen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Informaticarecht voor niet-juristen Inleiding Psychiatrie voor Juristen Recht, religie en samenleving Gesch. van de Europese Rechtswetenschap Droit Francais et langage juridique Duits Recht en Duitse Rechtstaal
8
10 EC 5 EC 5 EC 5 EC 5 EC 5 EC
lid 3
De minor Politiek en Bestuur omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast: 1. 2. 3. 4. 5.
Bestuursrecht voor niet-juristen Inleiding Politicologie Denken over Democratie Beleidswetenschap 1 Keuzeruimte
5 EC 5 EC 5 EC 5 EC 10 EC
lid 3a De keuzeruimte van de minor Politiek en Bestuur mag worden ingevuld met de volgende onderdelen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. lid 4
Inl. Recht voor niet-juristen Theorie Sociale Wetenschappen Politics and Government in the European Union Bestuur en recht Theory of International Relations Recht, religie en samenleving Beleidsanalyse
5 EC 5 EC 5 EC 5 EC 5 EC 5 EC 5 EC
De minor Misdaad en Straf omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast: 1. 2. 3. 4.
Inleiding Strafrecht voor niet-juristen Criminologie voor niet-juristen Terrorisme en terrorismebestrijding Keuzeruimte
5 EC 5 EC 5 EC 15 EC
lid 4a De keuzeruimte van de minor Misdaad en Straf mag worden ingevuld met de volgende onderdelen: 1. 2. 3. 4.
Denken of Democratie Inleiding Psychiatrie voor Juristen Inl. Recht voor niet-juristen Recht en Psychologie
5 EC 5 EC 5 EC 5 EC
lid 5
Het faculteitsbestuur is verantwoordelijk voor de kwaliteitszorg van de aangeboden minor.
lid 6
Voor de onderdelen of de minor van de opleiding, die studenten van andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen volgen, is de Examencommissie van de opleiding bevoegd.
9
§ 2 Toelating tot het tweede studiejaar van de opleiding, de postpropedeutische fase Artikel 12
Criteria toelating postpropedeutische fase
lid 1
Toelaatbaar tot het tweede jaar van de opleiding, de postpropedeutische fase, is de bezitter van het bijbehorende propedeutisch getuigschrift.
lid 2
Voorwaardelijk toelaatbaar is de student die tenminste 45 EC in het eerste jaar van de propedeutische fase heeft behaald.
lid 3
De voorwaardelijke toelating vervalt indien niet is voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 39 lid 4.
lid 4
Resultaten van examenonderdelen die in strijd met het bepaalde in dit artikel zijn afgelegd, zijn ongeldig.
§ 3 Tentamens Artikel 13 Examencommissie en examinatoren lid 1 lid 2
De Examencommissie is het onafhankelijk orgaan dat vaststelt of een student de kennis, het inzicht en de vaardigheden bezit die nodig zijn voor het verkrijgen van de graad. Het faculteitsbestuur benoemt de leden op basis van hun deskundigheid op het terrein van de opleiding (of groep van opleidingen).
lid 3
De Examencommissie bestaat uit ten minste één lid dat: a. als docent is verbonden aan de opleiding; b. afkomstig is van buiten de opleiding.
lid 4
Het is niet toegestaan leden van het bestuur of personen die anderszins financiële verantwoordelijkheid binnen de instelling dragen tot lid van de Examencommissie te benoemen.
lid 5
Voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan, wijst de Examencommissie examinatoren aan.
lid 6
De Examencommissie stelt Regels en Richtlijnen van de Examencommissie vast.
Artikel 14 lid 1
Opdrachten en schriftelijke tussentoetsen
Voor aanvang van het studiejaar wordt via de vakomschrijving in Ocasys bekendgemaakt of bij een vak opdrachten worden gegeven dan wel een schriftelijke tussentoets wordt afgenomen waarmee bonuspunten zijn te vergaren die meetellen voor het tentamen van het betreffende vak.
10
lid 2
Deelname aan opdrachten of een schriftelijke tussentoets is niet verplicht.
lid 3
Verhindering om deel te nemen aan opdrachten of een schriftelijke tussentoets geeft geen recht op herkansing van de opdracht en/of tussentoets.
lid 4
De bonus kan uitsluitend worden benut bij het tentamen dat volgt op de onderwijsperiode waarin de bonus is verworven en bij het (de) aansluitende hertentamen(s). De bonus vervalt aan het eind van het studiejaar waarin de bonus is toegekend.
lid 5
Opdrachten en schriftelijke tussentoetsen kunnen op twee manieren als bonus meetellen voor het tentamen: a. De opdracht(en) of de schriftelijke tussentoets worden in de plaats gesteld van een deel van het tentamen of een vraag van het tentamen. Het cijfer of het aantal punten dat de student voor de opdracht(en) of de schriftelijke tussentoets behaalt, komt in de plaats van deze vragen en telt mee voor het eindresultaat van het tentamen. b. Het voldoende maken van de opdracht(en) of de schriftelijke tussentoets leidt tot een bonus van 0,5 of 1 punt, dat bij het “onafgeronde” cijfer van het tentamen wordt geteld, met dien verstande dat het cijfer nooit hoger kan zijn dan een tien.
lid 6
Uiterlijk in de eerste week van het semester wordt bekendgemaakt op welke wijze de resultaten van de opdrachten of van een schriftelijke tussentoets meetellen bij het tentamen.
lid 7
De examinator van het vak bepaalt de voorwaarden waaronder de bonus wordt toegekend en de omvang van de bonus.
lid 8
Voor opdrachten gelden voorts de volgende bepalingen: a. in de eerste week van het semester wordt bekendgemaakt in welke week de opdracht(en) wordt/worden gegeven. b. de organisatie van de opdracht(en) is in handen van de examinator. c. de examinator bepaalt tevens de wijze waarop de opdrachten worden besproken. d. de resultaten van de opdracht(en) worden door de examinator geregistreerd en verwerkt bij het inleveren van de tentamenresultaten. e. Artikel 15 (fraude) van het examenreglement is van overeenkomstige toepassing op opdrachten.
lid 9
Voor schriftelijke tussentoetsen gelden voorts de volgende bepalingen: a. Een schriftelijke tussentoets is geen tentamen in de zin van artikel 7.13 van de wet. b. Voor aanvang van het studiejaar wordt bekendgemaakt wanneer de schriftelijke tussentoets wordt afgenomen. c. Voor deelneming aan een schriftelijke tussentoets is de student verplicht zich in te schrijven overeenkomstig artikel 10 lid 1 t/m 3 van het examenreglement. De leden 7 t/m 9 van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op schriftelijke tussentoetsen. 11
d. De artikelen 11 (gang van zaken tijdens het tentamen) en 15 (fraude) van het examenreglement zijn van overeenkomstige toepassing op schriftelijke tussentoetsen. e. De examinator draagt zorg voor de bekendmaking van de uitslag van de schriftelijke tussentoets; de bekendmaking geschiedt uiterlijk op de negende werkdag na de datum van de schriftelijke tussentoets. f. De examinator bepaalt de wijze waarop de resultaten worden besproken. De bespreking van de schriftelijke tussentoets vindt uiterlijk plaats in de week volgend op de bekendmaking van de resultaten. g. De resultaten van de schriftelijke tussentoets worden door de examinator geregistreerd en verwerkt bij het inleveren van de tentamenresultaten.
Artikel 15 lid 1
Tijdvakken en frequentie tentamens
Het studiejaar telt vier tentamenperioden. Voor de vakken die onderdeel uitmaken van de opleidingen die genoemd zijn in artikel 3 lid 1 en 2 worden jaarlijks tenminste twee tentamenmogelijkheden geboden. De tentamenperioden zijn als volgt ingedeeld: 1. 2. 3. 4.
de tentamenperiode na het onderwijs van blok 1 de tentamenperiode na het onderwijs van blok 2 de tentamenperiode na het onderwijs van blok 3 de tentamenperiode na het onderwijs van blok 4
lid 2
De tentamens van een vak – aangeduid als tentamen en hertentamen – worden afgenomen in het blok dan wel het volgende blok waarin het onderwijs van het vak wordt verzorgd.
lid 3
In studiejaar 2015-2016 wordt aan propedeusestudenten in het eerste jaar van inschrijving als rechtenstudent bij de vakken uit de propedeuse, niet zijnde praktische vakken, de mogelijkheid geboden van een verlengd mondeling hertentamen, in dezelfde tentamenperiode als waarin dat (schriftelijk) hertentamen is afgenomen. Voor deelname aan het verlengd mondeling geldt de ‘Regeling verlengd mondeling propedeusevakken’.
lid 4
De Examencommissie kan in buitengewone gevallen van dwingende aard toestemming verlenen op andere dan reguliere tijdstippen tentamens af te leggen.
lid 5
De Examencommissie kan aan een student die in verband met bestuurlijke werkzaamheden niet kan deelnemen aan een tentamen, toestemming verlenen om een tentamen af te leggen op een tijdstip vast te stellen in overleg met de betrokken docent. Studentbestuurders die voor deze regeling in aanmerking komen zijn:
de leden van het Faculteitsbestuur; de leden van de Faculteitsraad; de rechtenstudenten die lid zijn van de Universiteitsraad; de leden van het JFV-bestuur (maximaal 6 personen); de leden van vertegenwoordigende organen van publiekrechtelijke lichamen.
12
Daarnaast kunnen ter beoordeling aan de Examencommissie student-leden van ad hoc commissies en bestuursleden van facultaire studentenverenigingen, indien de bijdrage daaraan een vergelijkbare inspanning vergt als de bovengenoemde bestuursfuncties, voor de regeling in aanmerking komen. De extra tentamenkans kan worden geboden voor maximaal één vak per semester en voor ten hoogste twee vakken per jaar. Een verzoek om voor deze afwijkende tentamenregeling in aanmerking te komen moet tijdig en ieder geval voor aanvang van de tentamenperiode van het semester waarin studievertraging dreigt worden ingediend bij de Examencommissie via de studieadviseur.
Artikel 16
Practica/seminaars
lid 1
Met betrekking tot practica/seminaars geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan het desbetreffende practicum als het behalen van het tentamen
lid 2
Het door een deelnemer behaalde resultaat voor het practicum/seminaar wordt uitgedrukt in een eindcijfer of in voldoende/onvoldoende.
lid 3
Een student dient aan alle door de docent gestelde vereisten van het practicum/seminaar te voldoen voor een voldoende beoordeling of een eindcijfer. Indien een student naar het oordeel van de docent niet aan één van de gestelde vereisten van het practicum/seminaar heeft voldaan, wordt als resultaat: (een) onvoldoende geboekt. De vereisten waaraan de student wel heeft voldaan, vervallen aan het eind van dat studiejaar.
lid 4
De docent beoordeelt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk twintig werkdagen na de laatste bijeenkomst van het practicum/seminaar, of de student aan alle gestelde eisen van het practicum/seminaar heeft voldaan.
lid 5
Er bestaat geen recht op herkansing van practica, seminaars of onderdelen daarvan.
Artikel 17
Vorm van de tentamens
lid 1
De tentamens worden afgelegd op de in Ocasys vermelde wijze.
lid 2
De Examencommissie kan in buitengewone gevallen van dwingende aard toestemming verlenen tentamens af te leggen in een andere dan de reguliere vorm.
lid 3
Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele beperking aangepaste wijze af te leggen. De Examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen.
lid 4
De beoordeling van praktische oefeningen vindt plaats door de examinator of de examinatoren op door hen te bepalen wijze.
lid 5
Verzoeken om een individuele tentamenvoorziening moeten zo snel mogelijk, inclusief bewijsstukken, worden ingediend bij de Examencommissie. 13
lid 6
Bij klachten over tentamens of een verzoek om een afwijkende tentamenregeling is de Examencommissie bevoegd van de opleiding die het tentamen afneemt. Indien het een onderdeel bij een andere opleiding of faculteit betreft, is de Examencommissie van de opleiding waarvan het onderdeel deel uitmaakt bevoegd.
Lid 7
Van elk tentamen wordt een oefenversie beschikbaar gesteld.
Artikel 18
Mondelinge tentamens
lid 1
Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de Examencommissie anders heeft bepaald.
lid 2
Het mondeling tentamen wordt door twee docenten afgenomen.
Artikel 19
Vrijstelling van tentamens
De Examencommissie kan op verzoek van de student, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen van een vak dat onderdeel uitmaakt van de opleidingen genoemd in artikel 3 lid 1 en 2 en artikel 4 indien de student voldoet aan de hierna te noemen voorwaarden met betrekking tot het desbetreffende vak: a. Propedeuse 1. vak uit de propedeuse: een behaald tentamen van een qua inhoud en studielast overeenkomstig vak of een combinatie van vakken van een andere universitaire opleiding in Nederland of daarbuiten, dan wel van een vergelijkbare hogere beroepsopleiding in Nederland; 2. propedeutisch examen: een behaald vergelijkbaar propedeutisch examen van een andere juridische universitaire studie in Nederland. b. Vakken uit de postpropedeutische fase 1. een behaald tentamen van een qua inhoud en studielast overeenkomstig vak of een combinatie van vakken gevolgd aan een andere universitaire opleiding in Nederland of daarbuiten. dan wel van een vergelijkbare hogere beroepsopleiding in Nederland of daarbuiten; 2. een behaald tentamen van een qua inhoud en studielast overeenkomstig vak dat deel uitmaakt van een reeds behaald bachelor- of doctoraalexamen van een andere opleiding gevolgd aan een opleiding voor Wetenschappelijk Onderwijs in Nederland. 3. Engels 1a en 1b: wanneer de student aan de hand van officiële certificaten niet ouder dan één jaar kan aantonen het vereiste taalniveau te bezitten.
14
Artikel 20 Elders behaalde onderdelen
lid 1
Voorwaarde voor het behalen van het getuigschrift van het Bachelorexamen van de opleiding is dat tenminste twee derde van het onderwijsprogramma is behaald door middel van onderdelen die verzorgd zijn door de faculteit Rechtsgeleerdheid, tijdens de inschrijving als student aan de RUG.
lid 2
In geval van een double degree Bachelorprogramma met een buitenlandse instelling dient ten minste de helft van het programma daadwerkelijk aan de faculteit Rechtsgeleerdheid te zijn gevolgd tijdens de inschrijving als student aan de RUG.
Artikel 21
lid 1
lid 2
Vervanging en keuzeonderdeel elders
De Examencommissie kan, na een gemotiveerd verzoek van de student, voorafgaande toestemming verlenen: een onderdeel van het examenprogramma te vervangen door een ander door de RUG of een andere universiteit in binnen- of buitenland aangeboden vak dat past in het examenprogramma, dan wel een keuzeonderdeel van het examenprogramma in te vullen met één of meer vakken die gevolgd worden aan een andere universiteit in binnen- of buitenland. Bij de beoordeling van het verzoek let de Examencommissie in ieder geval op samenhang van (delen van) het vakkenpakket en het niveau van de vakken.
§ 4 Tentamenuitslag Artikel 22
Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag
lid 1
De examinator stelt de uitslag van het tentamen vast.
lid 2
Bekendmaking van de uitslag door de tentamen- en examenadministratie geschiedt tot uiterlijk op de tiende werkdag na de tentamendatum. Indien hier noodzaak toe is kan op tijdig verzoek van de examinator deze termijn door de directeur onderwijs voor tentamens en hertentamens tot vijftien werkdagen worden verlengd, behalve voor de tentamens in blok vier.
lid 3
In afwijking van het bepaalde in lid 2 stelt de examinator direct na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit.
lid 4
In afwijking van het bepaalde in lid 2 stelt de examinator de uitslag van een tentamen dat in de vorm van een werkstuk wordt afgelegd vast binnen een redelijke termijn na het inleveren van het werkstuk. Deze termijn bedraagt in ieder geval niet meer dan 20 werkdagen. De 15
examinator verstrekt de student zo spoedig mogelijk een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van het tentamen. lid 5
Met in achtneming van het bepaalde in lid 4 van dit artikel bepaalt de Examencommissie ten aanzien van een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag zal ontvangen.
lid 6
Op de schriftelijke verklaring van de uitslag van een in lid 2, 3, 4 of 5 genoemd tentamen, wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in artikel 23 lid 3, alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens.
Artikel 23
Nabespreking
lid 1
Indien een tentamen schriftelijk is afgenomen, dient de tentamenopgave na afloop van het tentamen aan de student ter inzage beschikbaar te worden gesteld, uiterlijk op het in lid 3 bedoelde tijdstip.
lid 2
Elk tentamenformulier wordt op zodanige wijze voorzien van informatie omtrent tijdstip, plaats en wijze van inzien, en bespreken van het gemaakte tentamen, dat de student deze informatie na afloop van het tentamen kan meenemen. Tevens wordt op (de bijlage bij) het tentamenformulier vermeld dat tegen beschikkingen van examinatoren binnen 6 weken beroep open staat bij het college van beroep voor de examens ex artikel 7.61 van de wet.
lid 3
De examinator stelt tijdstip en plaats vast waarop hetzij: a. b.
het gemaakte tentamen aan de deelnemers ter inzage wordt gegeven en een algemene bespreking van het tentamen plaatsvindt, hetzij het gemaakte tentamen met standaardantwoorden aan de deelnemers ter inzage wordt gegeven.
Daarbij geldt dat:
het in de aanhef bedoelde tijdstip niet later dan één week na de bekendmaking van de tentamenuitslag valt en zo mogelijk niet later dan vier werkdagen voor het herhalingstentamen; in afwijking van het hierboven gestelde kan dit tijdstip voor inzage voor tentamens van het tweede semester vallen in de periode rond de aanvang van het aansluitende eerste semester.
lid 4
Op het in lid 3 bedoelde tijdstip worden de tentamens door leden van de verantwoordelijke vakgroep aan de deelnemers ter inzage uitgereikt, op zodanige wijze, dat in ieder geval controle plaatsvindt op naam, collegekaart-nummer of inschrijfnummer bij het inzien.
lid 5
De examinator biedt de mogelijkheid voor individuele bespreking van het gemaakte tentamen, hetzij aansluitend op het in lid 3 bedoelde tijdstip, hetzij op een dag erna.
16
lid 6
Een student die, zonder aan de nabespreking voorafgaand bericht van verhindering dat op redelijke gronden berust, niet op het in lid 3 bedoelde tijdstip op de aldaar bedoelde plaats aanwezig is geweest, heeft geen recht op nabespreking als bedoeld in de leden 3 en 5. Wel wordt een student, onder de voorwaarde inzake controle, zoals genoemd in lid 4, op een tevoren bepaald en bekendgemaakt moment in de gelegenheid gesteld het gemaakte tentamen in te zien. De beoordeling van de redelijke gronden van verhindering geschiedt door de examinator.
lid 7
Bespreking moet gericht zijn op het duidelijk maken van onjuistheden of gebreken in een door de student gegeven antwoord.
lid 8
Het is de student toegestaan tijdens de bespreking aantekeningen te maken voor zover dit niet gebeurt op het gemaakte tentamen.
lid 9
Indien een student in beroep gaat tegen de uitslag wordt een kopie van het gecorrigeerde tentamen aan de student verstrekt. De voorwaarde inzake controle, zoals genoemd in lid 4, is daarbij van overeenkomstige toepassing.
lid 10 Een deelnemer aan een tentamen heeft in de in lid 9 genoemde situatie de mogelijkheid om een kopie van het door hem gemaakte tentamen af te laten halen door een ander. Dit dient schriftelijk dan wel per e-mail door de deelnemer aan de examinator te worden meegedeeld. Degene die de kopie van het tentamen afhaalt dient bij het afhalen te beschikken over het inschrijfnummer, een eigen legitimatiebewijs en een kopie van een legitimatiebewijs van de deelnemer.
Artikel 24
Herkansing van voldoende
lid 1
Een studieonderdeel dat met voldoende resultaat is afgelegd, kan niet nogmaals worden afgelegd.
lid 2
In afwijking van het eerste lid kan een student binnen drie dagen na de bekendmaking van de uitslag van een met een voldoende resultaat afgelegd tentamen een schriftelijk verzoek indienen om het tentamen niet als afgelegd te beschouwen, tenzij het tentamen een semina(a)r betreft. De regeling geldt voor maximaal twee tentamens per studiejaar.
lid 3
Indien de tentamenuitslag die de student wil verbeteren tijdens de nabespreking wordt opgehoogd tot een resultaat dat de student niet wil verbeteren, verzoekt hij de examinator dit resultaat door te geven aan de tentamenadministratie van de Faculteit en wordt zijn verzoek om het met voldoende resultaat afgelegde tentamen te herkansen ongedaan verklaard.
Artikel 25
Ongeldig tentamen
Indien er sprake is van zodanige onregelmatigheden ten aanzien van een tentamen, dat een juist oordeel over de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus onmogelijk 17
is gebleken, kan de Examencommissie het tentamen ongeldig verklaren voor zowel de examinandus als een groep van examinandi. Artikel 26
Geldigheidsduur tentamens
De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt.
Artikel 27
Toetsplan
Er is een door het faculteitsbestuur vastgesteld toets plan. Dit toetsplan bevat de volgende onderwerpen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
de eindkwalificaties van de opleiding; de curriculumonderdelen en leerdoelen van ieder curriculumonderdeel; de relatie tussen curriculumonderdelen en eindkwalificaties; de toegepaste toets vorm en de toets momenten per onderdeel; de gehanteerde opstellingsprocedures, beoordelingsprocedures, en beoordelingscriteria. de verantwoordelijken voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het toets beleid; de wijze van periodieke evaluatie.
§ 5 Examens Artikel 28
Tijdvakken en frequentie afleggen examens (uitreiking van het getuigschrift)
lid 1
Tot het afleggen van de examens wordt tenminste driemaal per jaar de gelegenheid geboden.
lid 2
Een student dient hiertoe uiterlijk 3 maanden voor het behalen van zijn laatste onderdeel van het examen zijn vakkenpakket via progress.www door de Examencommissie te laten goedkeuren.
Artikel 29 lid 1
Uitslag examen (uitreiking van het getuigschrift)
De Examencommissie stelt de uitslag van het examen vast op verzoek van de student indien geconstateerd wordt dat de student alle examenonderdelen van het door de Examencommissie goedgekeurde programma met goed gevolg heeft afgelegd. Ook de tentamen-en examenadministratie kan de Examencommissie verzoeken de uitslag van het examen vast te stellen indien geconstateerd wordt dat de student alle examenonderdelen van het door de Examencommissie goedgekeurde programma met goed gevolg heeft afgelegd. Voordat de Examencommissie besluit de uitslag vast te stellen moet de student eerst op de hoogte worden gesteld dat indien hij nog additionele examenonderdelen wil 18
afleggen hij de Examencommissie hiertoe binnen twee weken nadat de Examencommissie hem het hierboven bedoelde bericht heeft gestuurd, een verzoek moet doen. lid 2
Een student die alle examenonderdelen van de opleiding met goed gevolg heeft afgelegd, dient uiterlijk binnen twee weken na afloop hiervan het getuigschrift aan te vragen. De examendatum die door de Examencommissie op het getuigschrift wordt vermeld is de datum waarop naar het oordeel van de Examencommissie het laatste examenonderdeel van het door de Examencommissie goedgekeurde vakkenpakket met goed gevolg is afgelegd.
lid 3
Indien de student het getuigschrift na de in het vorige lid bedoelde termijn aanvraagt of het vakkenpakket wordt door de student ter goedkeuring aangeboden nadat het laatste examenonderdeel is behaald, wordt op het getuigschrift als examendatum vermeld de datum waarop de Examencommissie besluit dat de student geslaagd is, ook al ligt de datum waarop de Examencommissie een dergelijk besluit neemt in een volgend studiejaar en dient de student voor dat studiejaar dan te zijn ingeschreven.
lid 4
Bij de beoordeling van de uitslag van het examen gaat de Examencommissie uit van de gegevens over de afgelegde examenonderdelen zoals deze geregistreerd staan in de facultaire administratie, behoudens tegenbewijs van de student.
lid 5
In een bacheloropleiding kan ten hoogste 90 EC worden vrijgesteld tenzij artikel 7 van toepassing is. Derhalve dient een student minimaal gedurende drie semesters ingeschreven te hebben gestaan voor een bacheloropleiding van de faculteit om een bachelorexamen met goed gevolg te kunnen afleggen.
Artikel 30
Graad
lid 1
Aan degene die het bachelorexamen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Bachelor of Laws” (LLB) verleend.
lid 2
De verleende graad en de naam van de betreffende opleiding worden op het diploma aangetekend.
lid 3 Op het diplomasupplement wordt de eventuele afstudeerrichting vermeld.
§ 6 Vooropleiding en toelating Artikel 31 Studiekeuzeactiviteiten en –advies lid 1 Voorafgaand aan de eerste inschrijving voor de opleiding, dient een aspirant-student deel te nemen aan de studiekeuzeactiviteiten, met daaraan verbonden een studiekeuzeadvies, zoals deze zijn voorgeschreven voor de opleiding. lid 2
Het hieromtrent bepaalde in de Regeling Inschrijving en Collegegeld (RIC) van de RUG en de facultaire matchingsprocedure is van toepassing.
19
Artikel 32
Toelating tot de opleiding met een hbo-propedeuse zonder VWO-diploma
lid 1
De opleiding is niet automatisch toegankelijk voor studenten zonder vwo-diploma.
lid 2
Een uitzondering op het bepaalde in lid 1 voor de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid wordt gemaakt voor de bezitters van de hbo-propedeuses: HBO-Rechten, Sociaal-juridische Dienstverlening en Management, Economie en Recht. Een uitzondering op het bepaalde in lid 1 voor de bacheloropleiding Internationaal en Europees Recht (Engelstalig) wordt gemaakt voor de bezitters van een hbo-propedeuse Internationaal en Europees Recht van de Haagse Hogeschool.
Lid 3
Een uitzondering op het bepaalde in lid 1 voor de bacheloropleidingen Rechtsgeleerdheid en Internationaal en Europees Recht (Engelstalig) wordt gemaakt voor de bezitters van een wopropedeuse.
Artikel 33
Buitenlandse vooropleiding
lid 1
Van bezitters van een buitenlandse vooropleiding wordt naast andere toelatingseisen voldoende beheersing van de Nederlandse taal geëist. Voor toelating tot de Engelstalige bachelor Internationaal en Europees Recht wordt voldoende beheersing van de Engelse taal geëist.
lid 2
Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het overleggen van het diploma NT2.
lid 3
Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Engelse taal wordt voldaan door het overleggen van één van de volgende tests:
internet based TOEFL score van tenminste 92; IELTS score van tenminste 6.5; CAE (Cambridge Certificate of Advanced English); CPE (Cambridge Certificate of Proficiency in English).
Alle onderdelen van deze tests dienen voldoende te zijn.
Artikel 34 lid 1
Colloquium doctum
Degene die het colloquium doctum wil afleggen, dient de leeftijd van eenentwintig jaar te hebben bereikt op de datum, waarop het onderzoek zal plaatsvinden. Van deze eis kan worden afgezien, als betrokkene een diploma bezit dat buiten Nederland is afgegeven. Van de leeftijdseis kan eveneens worden afgezien als betrokkene een vluchtelingenstatus bezit en zijn diploma om die reden niet kan tonen.
20
lid 2
Het toelatingsonderzoek, voor de bachelor Rechtsgeleerdheid als bedoeld in artikel 7.29 van de wet, bestaat uit de volgende onderdelen: 1. 2. 3. 4.
Algemene Rechtswetenschap 1 Rechtsgeschiedenis Staatsrecht 1 Burgerlijk Recht 1
Het bepaalde in artikel 33 is van toepassing. lid 3
Het toelatingsexamen ('colloquium doctum') als bedoeld in artikel 7.29 van de wet, voor de Engels-onderwezen bacheloropleiding Internationaal en Europees Recht bestaat uit de volgende componenten: 1. 2. 3. 4.
Law and Legal Skills English language Private Law 1 Criminal Law
Het bepaalde in artikel 33 is van toepassing. lid 4
Op grond van vooropleiding kan vrijstelling van het colloquium of van één of meer onderdelen worden gegeven.
lid 5
Voor het toelatingsonderzoek wordt in ieder geval vrijstelling verleend indien:
iemand in het bezit is van een diploma dat wettelijk gelijkgesteld wordt met een HBOdiploma; iemand in het bezit is van een MMS of SPD 2 diploma; iemand die in het bezit is van VWO-diploma oude stijl (voor 2001 behaald).
lid 6
Instromen in het toelatingsonderzoek is uitsluitend mogelijk in september van elk studiejaar.
lid 7
Het bewijs dat het colloquium doctum met goed resultaat is afgelegd, geeft gedurende twee studiejaren na het afleggen van het colloquium doctum toelating tot de opleiding van de Rijksuniversiteit Groningen waarvoor het colloquium doctum is afgelegd.
Artikel 35 lid 1 lid 2
Toelatingscommissie
De Toelatingscommissie beslist namens het faculteitsbestuur over de toelating tot de opleiding. De aanwijzing geschiedt door het faculteitsbestuur, dat tevens het Toelatingsreglement vaststelt.
21
§ 7 Studievoortgang, (bindend) studieadvies, studiebegeleiding en het iudicium abeundi Artikel 36
Studiebegeleiding
lid 1
Het Faculteitsbestuur draagt zorg voor een zodanige registratie van de studieresultaten, dat tenminste tweemaal per jaar aan elke student een overzicht verschaft kan worden van de door hem behaalde resultaten in relatie tot het onderwijs- en examenprogramma van de opleiding.
lid 2
Het Faculteitsbestuur draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding.
Artikel 37
Studievoortgangsoverzicht
In het jaar van eerste inschrijving ontvangt de student omstreeks roosterweek 13 van het studiejaar, doch in ieder geval gedurende het eerste semester van de opleiding een studievoortgangsoverzicht, met daarin een overzicht van de gerealiseerde studielast
Artikel 38
Voorlopig studieadvies
lid 1
In het eerste jaar van inschrijving voor de propedeuse van de opleiding, ontvangt de student halverwege het eerste semester een studievoortgangsoverzicht, met daarin een overzicht van de gerealiseerde studielast. Ook later in het studiejaar worden de student studievoortgangsoverzichten toegezonden.
lid 2
Zo spoedig mogelijk na afloop van het eerste semester, doch uiterlijk vóór 1 maart ontvangt de student een schriftelijk voorlopig studieadvies.
lid 3
Dit voorlopig studieadvies geeft een waarschuwing indien er sprake is van onvoldoende studievoortgang, zodat de student nog de gelegenheid heeft om zijn prestaties te verbeteren.
lid 4
Wanneer de studievoortgang dermate onvoldoende is dat in redelijkheid niet te verwachten is dat de student aan de voorwaarden van een (voorlopig) positief studieadvies zal gaan voldoen, zoals genoemd in artikel 39, lid 2, onder a en b, wordt de student uitgenodigd voor een gesprek met de studieadviseur. Dit gesprek heeft tot doel het bespreken van de wijze van studeren, een heroverweging van de studiekeuze en een eventuele verwijzing naar een andere opleiding.
22
Artikel 39
Definitief studieadvies
lid 1
Als BSA-norm (Bindend Studieadvies-norm) geldt een minimum van 45 ECTS in het eerste jaar van inschrijving voor de propedeuse.
lid 2
Het definitieve studieadvies wordt gegeven aan het einde van het eerste studiejaar, uiterlijk 31 juli, en is: a. positief: indien de student het propedeutisch programma met goed gevolg geheel heeft afgerond; b. voorwaardelijk positief: indien de student ten minste 45 ECTS (voor deeltijdstudenten 20 ECTS) van het propedeutisch programma heeft behaald, met de aan het advies verbonden voorwaarde dat de propedeuse aan het einde van het tweede studiejaar geheel moet zijn afgerond (P-in-2); c. negatief: indien de student minder dan 45 ECTS (voor deeltijdstudenten 20 ECTS) van het propedeutisch programma heeft behaald. Dit studieadvies is bindend voor de student (BSA), op grond van artikel 7.8b, lid 3 van de wet.
lid 3
Indien de resultaten tussentijds al dermate onvoldoende zijn dat het redelijkerwijs niet mogelijk zal zijn om aan het einde van het eerste studiejaar te voldoen aan de BSA-norm van 45 ECTS (voor deeltijdstudenten 20 ECTS), kan, desgewenst ook op verzoek van de student, na het voorlopige studieadvies conform artikel 38, reeds voor het einde van het eerste studiejaar een bindend studieadvies worden uitgebracht. De procedure als beschreven in artikel 42 is van toepassing.
lid 4
Aan het einde van het tweede jaar van inschrijving voor de opleiding (bij een deeltijdopleiding aan het eind van zijn derde jaar van inschrijving P-in-3), uiterlijk 31 juli, wordt beoordeeld of aan de voorwaarde van een op grond van lid 2, sub b, afgegeven voorwaardelijk positief studieadvies is voldaan: a. indien de student alsnog voldoet aan alle eisen van de propedeuse (P-in-2), wordt het voorwaardelijk positief advies omgezet in een (onvoorwaardelijk) positief advies. b. indien de student nog steeds niet voldoet aan alle eisen van de propedeuse (geen P-in2), heeft hij daarmee de voorwaarde van het afgegeven voorwaardelijk positief advies niet vervuld. Het positieve advies onder voorwaarden vervalt en verwordt alsnog tot een negatief advies, dat bindend is voor de student (BSA).
lid 5
In de afweging voor een studieadvies in het eerste jaar van inschrijving voor de opleiding, dan wel bij de beoordeling van het voorwaardelijk positief advies in het tweede jaar van inschrijving, betrekt het faculteitsbestuur de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden: a. persoonlijke omstandigheden zoals bedoeld in artikel 41 en 23
b. het bekleden van een erkende bestuursfunctie in het tweede jaar van inschrijving op grond van een voorwaardelijk positief studieadvies.
Artikel 40
Uitzonderingen definitief studieadvies
lid 1
Indien de student zich voor het eerste jaar van de propedeuse bij 2 of meer opleidingen aan de RUG heeft ingeschreven en hij voldoet vervolgens bij één van de opleidingen aan de BSA-norm als bedoeld in artikel 39, lid 1, vervalt dat jaar de verplichting om bij de andere opleiding(en) aan de norm te voldoen. Nadat de student de propedeutische fase met goed gevolg geheel heeft afgerond bij één van de opleidingen, wordt hij ontheven van de BSAverplichting bij inschrijvingen bij andere opleidingen.
lid 2
Indien de student voor een wo-opleiding aan de RUG of aan een andere Nederlandse universiteit reeds het propedeutisch examen heeft behaald, dan wel -bij afwezigheid daarvan- de 60 ECTS van het eerste jaar heeft afgerond, valt de student voor de opleiding aan de RUG waarbij hij zich in de propedeutische fase inschrijft niet onder het BSA-regime.
lid 3
a. Aan de student die zich vóór 1 februari heeft uitgeschreven voor de opleiding waarbij hij stond ingeschreven voor het eerste jaar van de propedeuse, wordt geen definitief studieadvies uitgebracht in dat studiejaar. b. Bij herinschrijving in een volgend studiejaar voor dezelfde opleiding of een andere opleiding van de faculteit Rechtsgeleerdheid , zal aan het einde van dat tweede studiejaar van inschrijving een definief studieadvies worden gegeven. c. De student dient aan het einde van het tweede studiejaar het propedeutisch programma met goed gevolg geheel te hebben afgerond (P-in-2). Voor het overige is het bepaalde in artikel 39 van overeenkomstige toepassing. d. De student valt onder de BSA-regeling van het studiejaar waarin hij zich opnieuw voor de opleiding inschrijft.
lid 4
De student die zich vóór 1 februari uitschrijft voor een opleiding en zich per 1 februari van hetzelfde studiejaar inschrijft voor een opleiding van de faculteit Rechtsgeleerdheid, geldt artikel 39 onverminderd.
lid 5
Voor de student die zich vóór 1 februari uitschrijft voor de voltijdse variant van de opleiding en zich per 1 februari van hetzelfde studiejaar inschrijft voor de deeltijdvariant van dezelfde opleiding of voor een van de faculteit Rechtsgeleerdheid, geldt artikel 39 onverminderd.
24
lid 6
Voor de student die zich vanaf 1 februari inschrijft voor een bacheloropleiding van de RUG en niet eerder in hetzelfde jaar als student stond ingeschreven, geldt een aanpassing van de BSA-norm. Aan het eind van het tweede semester van zijn eerste jaar van inschrijving dient 20 ECTS van het propedeutisch programma van de opleiding te zijn behaald (bij een deeltijdopleiding minder dan 10 ECTS). Aan het einde van het tweede jaar van inschrijving dient de propedeuse met goed gevolg geheel te zijn afgerond (P-in-2) (bij een deeltijdopleiding aan het eind van zijn derde jaar van inschrijving). Voor het overige is het bepaalde in artikel 38 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 41
Persoonlijke omstandigheden
lid 1
In zijn afweging om een bindend studieadvies uit te brengen betrekt het faculteitsbestuur op verzoek van de student diens persoonlijke, individueel bepaalbare, omstandigheden. Bij deze afweging worden tevens betrokken het studiegedrag van de student, de met de studieadviseur gemaakte afspraken en/of studieplanning, het moment van melden van de persoonlijke omstandigheden en het aan het einde van het eerste studiejaar behaalde studieresultaat.
lid 2
Teneinde de student zo goed mogelijk te kunnen begeleiden, dient de student de persoonlijke omstandigheden zo spoedig mogelijk te melden bij de studieadviseur.
lid 3
Indien de student een voorwaardelijk positief studieadvies heeft gekregen, wordt aan het einde van het volgende studiejaar voor de opleiding beoordeeld of aan de voorwaarde van het voorwaardelijk positief studieadvies is voldaan. a. Het voorwaardelijk positief advies wordt omgezet in een (onvoorwaardelijk) positief advies indien: 1. De propedeuse met goed gevolg in zijn geheel is afgerond (P-in-2); 2. De student door persoonlijke omstandigheden aan het einde van het volgende studiejaar de propedeuse niet heeft afgerond. b.
lid 4
Het positieve advies onder voorwaarden vervalt en verwordt alsnog tot negatief studieadvies, dat bindend is voor de student (BSA), indien de student de propedeuse aan het einde van het volgende studiejaar niet heeft afgerond.
Omstandigheden als bedoeld in lid 1 leiden niet automatisch tot een succesvolle aanspraak op een uitkering uit het Profileringsfonds.
25
Artikel 42
Procedure uitreiken definitief studieadvies
lid 1
Het definitief studieadvies wordt namens het College van Bestuur uitgebracht door het faculteitsbestuur. In het besluit wordt melding gemaakt van de geldende rechtsbeschermingsvoorziening.
lid 2
Alvorens een negatief studieadvies wordt uitgebracht, wordt een voornemen tot BSA aan de student verzonden, waarna de student in de gelegenheid wordt gesteld gehoord te worden door of namens het faculteitsbestuur.
Artikel 43
Gevolgen bindend studieadvies
lid 1
Het bindend studieadvies heeft als gevolg dat de student zich gedurende een periode van 2 volgende studiejaren ingaande op 1 september van het aansluitende collegejaar niet mag inschrijven voor de opleiding, noch voor de overige opleidingen van de faculteit Rechtsgeleerdheid.
lid 2
Het is studenten met een bindend studieadvies niet toegestaan onderdelen voor deze opleiding via een andere opleiding of onderwijsinstelling te volgen teneinde de gevolgen van het negatief BSA te ontlopen. Voor de op deze wijze behaalde onderdelen wordt geen vrijstelling verleend en ook anderszins worden deze onderdelen niet erkend in het kader van de opleiding.
Artikel 44
Iudicium Abeundi
lid 1
In geval van ernstig laakbare gedragingen en/of uitlatingen van een student – waaronder zeer ernstige fraude - kan het College van Bestuur in bijzondere gevallen na advies van de Examencommissie of van het faculteitsbestuur de inschrijving van een student beëindigen
lid 2
Het College van Bestuur neemt een beslissing als bedoeld in het eerste lid eerst nadat de betreffende student is gehoord omtrent de voorgenomen beslissing, nadat een zorgvuldige afweging van alle belangen van de student en van de instelling heeft plaatsgevonden en nadat aannemelijk is geworden dat de student door zijn/haar gedragingen en /of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem/haar gevolgde studie opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op die beroepsopleiding. Het faculteitsbestuur, de Examencommissie en het College van Bestuur nemen daarbij het Protocol Iudicium Abeundi in acht zoals dit door de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra op 1 november 2010 is vastgesteld.
26
§ 8 Hardheidsclausule, overgang- en slotbepalingen Artikel 45
Hardheidsclausule
In bijzondere omstandigheden van dwingende aard kan de Examencommissie ten gunste van de student afwijken van hetgeen is bepaald in de onderwijs- en examenregeling, met uitzondering van paragraaf 7.
Artikel 46
Overgangsregelingen
Wijzigingen in de examen– en programma-eisen van de bacheloropleidingen die ingaan op 1 september 2014 worden opgevangen middels een overgangsregeling. Een overzicht van alle overgangsregelingen wordt gepubliceerd in vraag en antwoord.
Artikel 47
Wijzigingen
lid 1
Wijzigingen van deze regeling worden door het Faculteitsbestuur, gehoord de Opleidingscommissie en na deze te hebben voorgelegd aan de Faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. De wijzigingen worden op de facultaire website gepubliceerd.
lid 2
Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad.
lid 3
Wijzigingen kunnen voorts niet ten nadele van de studenten van invloed zijn op:
Artikel 48
de goedkeuring die krachtens artikel 4 is verkregen; de geldigheidsduur, die is vastgesteld bij of krachtens het bepaalde in artikel 26; enige andere beslissing, welke krachtens deze regeling door de Examencommissie is genomen ten aanzien van een student.
Bekendmaking
lid 1
Het Faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling en van de voorschriften die door de Examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van wijzigingen van deze stukken.
lid 2
Elke belangstellende kan op het Faculteitsbureau een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen.
Artikel 49
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op 1 september 2015. 27
Aldus vastgesteld bij besluit van het bestuur van de Faculteit Rechtsgeleerdheid in zijn vergadering van 1 juli 2015. De Faculteitsraad heeft zijn instemming verleend in zijn vergadering van 3 juli 2015.
28