Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde Studiejaar 2006-2007 Werkgroep Onderwijs- en Examenregeling Prof. dr. J.F. Lange, opleidingsdirecteur Drs. D. Meijer, Opleidingsinstituut Geneeskunde Drs. W.M. de Boer, Opleidingsinstituut Geneeskunde Dr. R.M.L. Poublon, lid Examencommissie Geneeskunde Drs. J.A.A. Bouwer, lid Examencommissie Master of Science Opleidingen T. van der Vaart, student, lid Studentenraad M. Naâs, student, lid Studentenraad A.C. Nederveen, student, lid Opleidingscommissie Geneeskunde
2006-2007 © Erasmus MC, Rotterdam Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
Inhoud
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
Paragraaf 1 Algemeen 5 1.1 Toepasbaarheid van deze regeling 5 1.2 Begripsbepalingen in deze regeling 5 1.3 Doel van de opleiding 8 1.4 Uitvoering opleiding 8 1.5 Toelating tot de opleiding 8 1.5.1 Gelijkstelling propedeutisch examen geneeskunde aan andere Nederlandse universiteiten 9 1.5.2 Gelijkstelling doctoraalexamens geneeskunde aan andere Nederlandse universiteiten 9 1.5.3 Buitenlandse artsen 9 1.5.4 Colloquium doctum 9 1.5.5 Zwangerschap en zorgtaken 10 T
Paragraaf 2 Samenstelling van de opleiding 11 2.1 Vaststelling inhoud curriculum 11 2.2 Curriculum propedeuse 11 2.3 Curriculum doctoraal 11 2.3.1 Curriculum keuzeonderwijs en keuzeonderzoek 11 2.3.2 Buitenregulier keuzeonderwijs./ keuzeonderzoek 12 2.4 Curriculum klinische fase 12 Paragraaf 3 Toegang / vrijstelling onderwijs en tentamens 13 3.1 Facultatief en verplicht onderwijs 13 3.2 Vrijstellingen 13 3.3 Toegang tot onderwijs doctoraal 14 3.3.1 Toegang tot regulier keuzeonderwijs 15 3.3.2 Toegang tot keuzeonderwijs buitenland 15 3.4 Toegang tot klinische fase en keuzeonderzoek 15 3.4.1 Curriculum Erasmusarts 2007 16 3.4.2 Regels voor instroom in de klinische fase 17 3.5 Toegang tot onderwijs binnen de klinische fase 17
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
a
a
a
a
a
Paragraaf 4 Afleggen en beoordeling onderwijs en tentamens 19 4.1 Algemene regels 19 4.1.1 Beoordeling en afname thematentamens 20 4.1.2 Inzage en nabespreking 20 4.1.3 Voorzieningen gehandicapten 21 4.1.4 Hertentamens bij curriculumwijzigingen 21 4.1.5 Bezwaar 21 4.1.6 Voorbereiding 21 4.2 Beoordeling onderdelen propedeuse 22 4.3 Beoordeling onderdelen doctoraal 23 4.3.1 Curriculum Erasmusarts 2007 (gestart doctoraal vanaf collegejaar 2002/2003 23 4.4 Beoordeling onderdelen klinische fase 25 4.4.1 Gestart met klinische fase op of na 14 februari 2005 (curriculum Erasmusarts 2007) 25 Paragraaf 5 Examens en geldigheidsduur 27 5.1 Vaststelling examenuitslag 27 5.2 Propedeuse 27 5.3 Doctoraal 27 5.3.1. Vrij doctoraal 28 5.4 Klinische fase 28 Paragraaf 6
Ontzegging van toegang tot onderwijs en tentamens 29
Paragraaf 7 Studiebegeleiding en studieadvies 33 7.1 Studievoortgang, studiebegeleiding en Bindend Studieadvies (BSa) 33 Paragraaf 8 Slot en invoeringsbepalingen 37 8.1 Wijzigingen in de OER 37 8.2 Bekendmaking wijzigingen 37 8.3 Inwerkingtreding 37
Bijlagen Bijlage van de Onderwijs en Examenregeling 2006-2007 Regels en richtlijnen voor de Examens 2006-2007 Wetsartikelen ter toelichting van de OER
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
Paragrafen
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
Paragraaf 1 – Algemeen
1.1
Toepasbaarheid van deze regeling
Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de opleiding geneeskunde, verder te noemen: de opleiding. De opleiding wordt verzorgd door het Erasmus MC, voorheen de faculteit der Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen van de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR), verder te noemen: de faculteit.
1.2
Begripsbepalingen in deze regel
In deze regeling wordt verstaan onder: a
Afrondende fase Laatste, afrondende gedeelte van de klinische fase, bestaande uit het keuze coschap en het oudste co-schap.
b
Afrondende en Voorbereidende fase (vanaf 06-02-2006) Laatste, afrondende gedeelte van de klinische fase, bestaande uit twee keuze co-schappen en het oudste co-schap.
c
AKTE-fase Algemene Klinische Training Erasmusarts 2007 (AKTE). Deze fase omvat het algemene (eerste) deel van de klinische fase.
d
APC Arts-Patiënt-Contact
e
Artsexamen Examen dat is verbonden aan de klinische fase van de opleiding Geneeskunde en waarvoor het getuigschrift wordt uitgereikt nadat de vereiste 120 ECTS in de klinische fase zijn behaald.
f
Bindend Studieadvies (kortweg: BSa) Het afwijzend advies als bedoeld in artikel 7.8b lid 3 van de wet, als gevolg waarvan de student de opleiding dient te beëindigen.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
a
6 / 37
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
g
Coördinator Keuzeonderwijs en -onderzoek Een door de Opleidingsdirecteur aangewezen docent die belast is met de coördinatie van het keuzeonderwijs en -onderzoek.
h
De wet De Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW) (Staatsblad 2000, 11).
i
Disciplinecoördinator Een door de Opleidingsdirecteur aangewezen docent die belast is met disciplinespecifiek onderwijs in de klinische fase.
j
Doctoraalexamen Het examen dat is verbonden aan de doctoraalfase en waarvoor het getuigschrift wordt uitgereikt nadat de vereiste 180 ECTS van de doctoraalfase zijn behaald.
k
ECTS European Credits Transfer System, het systeem waarmee alle 'aangesloten' Europese landen de studiebelasting registreren. ECTS studiebelastingpunten geven een numerieke waarde weer die aan elk onderwijsonderdeel wordt toegekend ter aanduiding van de studielast. Een volledig studiejaar omvat 60 ECTS. Het ECTS-systeem vervangt het systeem van de studiepunten.
l
Eerstejaarsstudenten Eerstejaarsstudenten zijn studenten die in het desbetreffende studiejaar voor de eerste maal zijn ingeschreven voor de opleiding Geneeskunde.
m Erasmusarts 2007 Curriculum voor studenten Geneeskunde van het Erasmus MC/ de Erasmus Universiteit dat opleidt tot arts, gestart is in 2001 met de propedeuse en waarvan de eerste studenten hun artsdiploma behalen in 2007. n
Examencommissie De commissie, als bedoeld in artikel 7.12 eerste lid van de wet, ingesteld door de decaan.
o
Examinator De persoon, als bedoeld in artikel 7.12, derde lid van de wet, die is belast met de beoordeling van een examenonderdeel.
p
ICK Introductie Cursus Kliniek.
q
Integratietoets Toets waarmee elk jaar van de studie wordt afgesloten. Integratietoets 4 wordt afgenomen na de AKTE-fase.
r
KPP Klinisch Pathologisch Practicum.
s
Klinische fase De fase in de opleiding, waarin de student leert in de klinische praktijk door onder meer co-schappen te lopen.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
7 / 37
t
Master of Science-opleidingen Engelstalige programma's van 2-4 jaar die opleiden tot de graad van Master of Science in Molecular Medicine, Clinical Epidemiology, Neurosciences of Clinical research.
u
MPO Medisch Probleemoplossend Onderwijs.
v
Nageplaatste student Die student die door naplaatsing door de IB-groep één of meerdere weken onderwijs van thema 1.1 “De Arts” heeft gemist.
w
Onderwijs-en Examenregeling (kortweg: OER) De regeling als bedoeld in artikel 7.13 van de wet.
x
Onderwijsonderdeel Een onderwijseenheid in de zin van de wet. Onderscheid wordt gemaakt tussen onderdelen van het keuzecurriculum bestaande uit keuzeonderwijs, keuzeonderzoek, keuze co-assistentschappen en oudste co-assistentschappen en onderdelen van het kerncurriculum bestaande uit de overige onderdelen.
y
Opleidingsdirecteur De Opleidingsdirecteur, als bedoeld in artikel 9.17 van de wet, is onder verantwoordelijkheid van de Decaan belast met de organisatie en uitvoering van de opleiding als beschreven in de onderwijs- en examenregeling.
z
Opleidingscommissie De commissie als bedoeld in artikel 9.18 van de wet, ingesteld door de decaan.
aa PKV Practicum Klinische Vaardigheden. bb PKV-CA Practicum Klinische Vaardigheden – Communicatie en Attitude. cc PKV-MT Practicum Klinische Vaardigheden – Medische Technieken. dd Propedeutisch examen Het examen dat is verbonden aan de propedeutische fase en waarvoor het getuigschrift wordt uitgereikt nadat de vereiste 60 ECTS in de propedeutische fase zijn behaald. ee Protocol Infectiepreventie Een protocol binnen het Erasmus MC dat erop is gericht patiënten en studenten te beschermen tegen infecties (met name hepatitis B) die worden overgedragen van student op patiënt. Het protocol staat op de Onderwijssite geneeskunde en ligt ter inzage bij het Studie Service Centrum Geneeskunde. ff
RPG Reflectie en Professioneel Gedrag, lijnonderwijs in de klinische fase.
gg Speciële fase Het tweede deel van de klinische fase van de opleiding, gericht op het verwerven van kennis van bepaalde medische disciplines.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
8 / 37
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
hh Tentamen Een schriftelijke of mondelinge toetsing van een onderwijsonderdeel waarvoor, bij het behalen van een voldoende resultaat, een tevoren vastgesteld aantal ECTS wordt toegekend. hh Thema Onderwijs met betrekking tot specifieke thematiek en als zodanig onderdeel van het kerncurriculum van de propedeutische en de doctoraalfase van het curriculum Erasmusarts 2007. ii
Themacoördinator Een door de decaan aangewezen docent die belast is met de organisatie en coördinatie van het onderwijs en de toetsing binnen een thema.
jj
Tweedejaarsstudenten Tweedejaarsstudenten zijn studenten die in het desbetreffende studiejaar voor de tweede maal zijn ingeschreven voor de opleiding Geneeskunde.
kk Vaardigheidsonderwijs Onderwijs gericht op het aanleren en oefenen van vaardigheden, die bij of krachtens de OER zijn omschreven en die de student zich gedurende de opleiding eigen dient te maken, bijvoorbeeld bloedprikken. ll
1.3
Voldoende resultaat Een cijfer van minimaal 5,50 dan wel een beoordeling 'voldoende' of 'goed'.
Doel van de opleiding
Met de opleiding wordt beoogd de student de noodzakelijke kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes (professioneel gedrag) bij te brengen voor de beroepsuitoefening van arts. Dit is omschreven in de richtlijn van de Raad Europese Gemeenschappen van 16 juni 1975, 75/363/EEG (PbeG, L167) en gespecificeerd in het Raamplan 2001 Artsopleiding, te downloaden via http://www.vsnu.nl. Ook voor een eventuele vervolgopleiding tot wetenschappelijk onderzoeker is het het zogenoemde “professioneel gedrag” dat tijdens de opleiding wordt bijgebracht van belang. HU
1.4
UH
Uitvoering opleiding
De opleiding wordt voltijds verzorgd.
1.5 A
B
C
Toelating tot de opleiding De in bijlage 4 vermelde Nederlandse diploma's van secundair en wetenschappelijk onderwijs geven toegang tot de opleiding, onverminderd het bepaalde in lid B. De Examencommissie is in geval van deficiënties in de vooropleiding bevoegd vrijstelling te verlenen en volgt daarin de richtlijnen geformuleerd in de VSNUbrochure “Aansluiting VWO-WO”, gedateerd december 2004 (derde herziene druk). Deze is te verkrijgen bij het Studie Service Centrum Geneeskunde. De Examencommissie beoordeelt – krachtens mandatering van de Decaan – verzoeken tot vrijstelling op grond van het gestelde in artikel 7.28, lid 2 van de Wet op het Hoger Onderwijs.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
1.5.1
9 / 37
Gelijkstelling propedeutisch examen geneeskunde aan andere Nederlandse universiteiten
Het getuigschrift van het propedeutisch examen in de opleiding geneeskunde van een andere Nederlandse universiteit wordt in principe gelijkgesteld aan het propedeutisch examen, bedoeld in paragraaf 5.2 van deze regeling, met dien verstande dat de Examencommissie aan de bezitter van dit getuigschrift aanvullende eisen kan stellen met betrekking tot de in bijlage 1 vermelde onderdelen, waaraan hij/zij in het eerste jaar van de doctoraalfase moet voldoen om tot het onderwijs en de tentamens voor het tweede jaar van de doctoraalfase te worden toegelaten.
1.5.2
Gelijkstelling doctoraalexamens geneeskunde aan andere Nederlandse universiteiten
Het getuigschrift van het doctoraalexamen in de opleiding geneeskunde van een andere Nederlandse universiteit wordt gelijkgesteld aan het doctoraalexamen bedoeld in paragraaf 5.3, met dien verstande dat de Examencommissie aanvullende eisen kan stellen aan de bezitter van dit getuigschrift, waaraan deze dient te voldoen alvorens de in paragraaf 3.4 bedoelde toegang tot de klinische fase wordt verleend.
1.5.3
Buitenlandse artsen
Buitenlandse artsen die zich vóór 1 december 2005 hebben aangemeld Buitenlandse diploma’s van secundair, c.q. (voorbereidend) wetenschappelijk onderwijs, geven toelating tot de opleiding indien aan alle van onderstaande eisen is voldaan: A het diploma is door het NUFFIC beoordeeld als toelatinggevend tot een Nederlandse universitaire opleiding; B eventuele deficiënties zijn opgeheven; C er is sprake van een voldoende mate van beheersing van de Nederlandse taal, gelet op de eisen van de toekomstige beroepspraktijk. Hiervoor is tenminste vereist dat het Staatsexamen Nederlands als Tweede Taal, programma II, afgenomen door de Informatie Beheer Groep te Groningen (afdeling Examendiensten), met goed gevolg is afgelegd. Buitenlandsen die zich vanaf 1 december hebben aangemeld Buitenlandse artsen die zich vanaf 1 december 2005 hebben aangemeld voor BIGregistratie worden op grond van een assessement door het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG), indien nodig, aan een universitair medisch centrum toegewezen. Het CIBG verstrekt hierbij een advies waarin staat welke programma-onderdelen dienen te worden gevolgd.
1.5.4
Colloquium doctum
Bij het toelatingsonderzoek door de Examencommissie als bedoeld in artikel 7.29 van de wet op het Hoger Onderwijs, worden de eisen gesteld zoals beschreven in de VSNU-brochure ‘Aansluiting VWO-WO’, december 2004 (derde herziene druk).
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
10 / 37
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
1.5.5
Zwangerschap / zorgtaken
De Examencommissie kan voor studenten in verband met zwangerschap en/of zorg voor hun kinderen op hun verzoek een aangepast onderwijs-en/of examenprogramma vaststellen voor de co-assistentschappen.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
11 / 37
Paragraaf 2 – Samenstelling van de opleiding
2.1
Vaststelling inhoud curriculum
De Decaan stelt jaarlijks, voor de aanvang van het studiejaar, op voorstel van de Opleidingsdirecteur, gehoord de Opleidingscommissie en de Examencommissie, de onderdelen van de propedeutische, de doctoraal- en de klinische fase van de opleiding vast, welke staan genoemd in bijlage 1, 2 en 3.
2.2
Curriculum propedeuse
Bijlage 1 omvat de onderdelen van de propedeutische fase van het curriculum Erasmusarts 2007, hun volgorde en hun omvang in ECTS.
2.3
Curriculum doctoraal
Bijlage 2 omvat de onderdelen van het kerncurriculum van het doctoraal van het curriculum Erasmusarts 2007, de volgorde per jaar en de omvang in ECTS van deze onderdelen. Tevens staat de omvang in ECTS van de periode keuzeonderwijs, respectievelijk keuzeonderzoek, vermeld. De onderdelen van curriculum ’96 zijn ondergebracht in bijlage 2-B t/m G van de OER 2005/2006 en staan nader omschreven in de OER 2003/2004.
2.3.1
Curriculum keuzeonderwijs en keuzeonderzoek
A
De coördinator keuzeonderwijs en keuzeonderzoek, gehoord hebbende de Opleidingsdirecteur, stelt jaarlijks vast welke onderwerpen in de periodes van het keuzeonderwijs en –onderzoek, kunnen worden gevolgd. Studenten kunnen voorafgaand aan het keuzeonderwijs of keuzeonderzoek zelf onderwerpen aanreiken. Deze moeten ter goedkeuring worden voorgelegd aan de coördinator keuzeonderwijs en keuzeonderzoek.
B
De onderwerpen van het keuzeonderwijs en keuzeonderzoek, hun omvang in ECTS, de regels voor toewijzing, de voor dit onderwijs verantwoordelijke docent(en), de toegangseisen en de vorm van de tentaminering worden ieder jaar op Blackboard op de sites van het keuzeonderwijs en het keuzeonderzoek gepubliceerd.
C
Het keuzeonderzoek behorende bij het derde doctoraaljaar beslaat 30 ECTS, waarvan, onder bepaalde voorwaarden, 5 ECTS (= 4 weken) besteed mogen worden aan keuzeonderwijs in het buitenland.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
12 / 37
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
2.3.2
Buitenregulier keuzeonderwijs / keuzeonderzoek
Bij buitenregulier keuzeonderwijs/-onderzoek beslist de coördinator keuzeonderwijs en keuzeonderzoek, gehoord hebbende de Opleidingsdirecteur, over een door een student ingediend schriftelijk verzoek voor goedkeuring van onderwerpen voor keuzeonderwijs of –onderzoek die niet in de gids staan vermeld. In dit besluit legt de coördinator keuzeonderwijs en keuzeonderzoek, gehoord hebbende de Opleidingsdirecteur, de omvang in ECTS van dit onderwerp vast en bepaalt deze welke docent(en) verantwoordelijk is (zijn) voor het onderwijs c.q. de begeleiding van dit onderwerp.
2.4
Curriculum klinische fase
A
Bijlage 3-A bevat het programma voor studenten die het curriculum Erasmusarts 2007 volgen en na 19 februari 2007 gestart zijn dan wel starten met de klinische fase.
B
Bijlage 3-B bevat het programma voor studenten die het curriculum Erasmusarts 2007 volgen en tussen 6 februari 2006 en 19 februari 2007 gestart zijn dan wel starten met de klinische fase.
C
Bijlage 3-C bevat het programma voor studenten die het curriculum Erasmusarts 2007 volgen en tussen 14 februari 2005 en 6 februari 2006 gestart zijn met de klinische fase.
D
Bijlage 3-D bevat het programma voor studenten die vóór 14 februari 2005 gestart zijn met de klinische fase.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
13 / 37
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
Paragraaf 3 – Toegang / vrijstelling onderwijs en tentamens
3.1 A
Facultatief en verplicht onderwijs Voor studenten die het onderwijs volgen van het curriculum Erasmusarts 2007 (dit zijn studenten die in het collegejaar 2001/2002 of later zijn gestart met de propedeutische fase of zijn teruggeplaatst naar dit curriculum) is het volgen van onderwijs facultatief, met uitzondering van de volgende verplichte onderdelen: a De tutorgroepbijeenkomsten; b Alle onderwijsvormen waarvoor geldt dat het onderwijs slechts toetsbaar is tijdens de contacturen en/of vaardigheden die alleen tijdens de contacturen kunnen worden aangeleerd. Dit zijn in ieder geval de onderdelen PKV-CA, PKV-MT, MPO, de Zorgstage, de Beroepsoriëntatie, Eerste Hulp en het Klinisch Pathologisch Practicum (KPP). c Curriculum klinische fase; d Tweedejaars keuzeonderwijs, gemeenschappelijk deel. U
B
U
De resultaten van tentamens van onderdelen behorende bij het curriculum Erasmusarts 2007, genoemd in bijlage 1 en 2, worden pas geldig wanneer het verplichte vaardigheidsonderwijs van deze onderdelen naar behoren is gevolgd. Onder geldig wordt in dit verband verstaan, dat er alleen ECTS aan het onderwijsonderdeel worden toegekend wanneer zowel het tentamen met voldoende resultaat is afgelegd als voldaan is aan de onderwijsverplichtingen. U
U
C
Van de verplichting tot het deelnemen aan het vaardigheidsonderwijs kan door de Examencommissie op verzoek van de betrokken(en) geheel of gedeeltelijke vrijstelling worden verleend. Bij een gedeeltelijke vrijstelling bepaalt de Examencommissie of het vaardigheidsonderwijs op een andere wijze verricht dient te worden, en zo ja, op welke wijze de benodigde ECTS kunnen worden behaald. Meer informatie over vrijstellingen staat in paragraaf 3.2.
D
De themacoördinator kan een onderwijsvorm verplicht stellen na overleg met de Opleidingsdirecteur. Het verplicht zijn van eventuele onderwijsonderdelen wordt uiterlijk 4 weken voorafgaand aan de start van dat onderdeel bekend gemaakt op de webpagina's van het desbetreffende onderdeel (via Blackboard).
3.2
Vrijstellingen
A
De Examencommissie kan op verzoek van een student na overleg met de Opleidingsdirecteur en de betrokken examinator vrijstelling verlenen van een onderdeel van de opleiding op grond van binnen of buiten het hoger onderwijs opgedane kennis of vaardigheden.
B
Vrijstellingen dienen te allen tijde door de betrokkene zelf schriftelijk bij de Examencommissie te worden aangevraagd.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
14 / 37
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
C
Tijdens de klinische fase zijn alle onderdelen van het onderwijs verplicht, tenzij de Examencommissie hiervoor een uitzondering maakt.
D
Master of Science-studenten kunnen op verzoek, zoals genoemd in lid B, vrijstelling krijgen voor het 3e jaars keuzeonderwijs en het 4e jaars keuzeonderzoek en het thema 4.3 ‘Methoden van klinisch en epidemiologisch onderzoek’. De Examencommissie honoreert dit alleen wanneer binnen de MSc-opleiding equivalenten van dit keuzeonderwijs, keuzeonderzoek of thema-onderwijs worden aangeboden. In dat geval worden deze onderdelen vrijgesteld in principe zonder toekenning van ECTS, waarbij het judicium dat is behaald voor de MSc-onderdelen die met deze keuzeonderdelen overeenstemmen, gehanteerd wordt voor het eventueel toekennen van het judicium ‘cum laude’ of een ander judicium. P
P
P
P
E
Indien de eerste zes co-schappen van de Speciële fase: (Inwendige geneeskunde t/m Verloskunde en Vrouwenziekten) met gemiddeld 8.0 of hoger worden beoordeeld, kunnen Master of Science-studenten in aanmerking komen voor vrijstelling van de Afrondende en voorbereidende fase van de co-schappen. Deze vrijstelling wordt alleen verleend als er sprake is van een voltooide Masteropleiding met voldoende judicium.
F
Voor gepromoveerden, buitenlandse artsen of voor hen die vergevorderd zijn met hun promotieonderzoek, zal in onderhavige gevallen de Examencommissie op verzoek van de student op individuele basis beoordelen of de student in aanmerking komt voor vrijstellingen. Als dat het geval is, wordt bepaald voor welke onderdelen dit geldt.
G
Voor buitenlandse artsen kan de Examencommissie vrijstelling verlenen voor onderdelen van de doctoraalfase respectievelijk voor onderdelen binnen de klinische fase op grond van aantoonbare kennis en kunde in die onderdelen, indien deze equivalent zijn aan het in Nederland vereiste niveau.
3.3
Toegang tot onderwijs doctoraal
A
Alvorens het doctoraalexamen kan worden afgelegd, dient het propedeutisch examen bedoeld in paragraaf 2.2 met goed gevolg te zijn afgelegd.
B
Toegang tot het onderwijs en de tentamens van het eerste doctoraaljaar (zoals bedoeld in bijlage 2 van deze regeling) heeft die student die uiterlijk op 31 augustus van het eerste jaar van inschrijving voor de curriculumonderdelen van het propedeusejaar ten minste 40 ECTS heeft behaald. Deze toegang wordt ingetrokken indien een student twee jaar na aanvang van de studie nog niet aan alle propedeuseverplichtingen heeft voldaan. U
C
U
Voor studenten die zijn nageplaatst geldt in afwijking van het gestelde in lid B, dat een student toegang heeft tot het onderwijs en de tentamens van het eerste doctoraaljaar (zoals bedoeld in bijlage 2 van deze regeling) als die student uiterlijk op 31 augustus van het eerste jaar van inschrijving voor de onderwijsonderdelen van het propedeusejaar ten minste 33 ECTS heeft behaald. U
D
U
Toegang tot het onderwijs en de tentamens van het tweede doctoraaljaar (zoals bedoeld in artikel bijlage 2 van deze regeling) heeft die student die het propedeutisch examen bedoeld in paragraaf 5.2 van deze regeling met goed gevolg heeft afgelegd en uiterlijk op 31 augustus van het voorgaande jaar van
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
15 / 37
inschrijving voor de curriculumonderdelen van het eerste doctoraaljaar ten minste 30 ECTS heeft behaald. U
E
U
Toegang tot het onderwijs en de tentamens van het derde doctoraaljaar (zoals beschreven in bijlage 2 van deze regeling) heeft die student die uiterlijk op 31 augustus van het voorgaande jaar van inschrijving tenminste voldaan heeft aan al het onderstaande: 1 Het propedeutisch examen bedoeld in paragraaf 5.2 van deze regeling is met goed gevolg afgelegd; 2 Alle curriculumonderdelen van het eerste doctoraaljaar (zoals beschreven in bijlage 2 van deze regeling) zijn met goed gevolg afgelegd; 3 Bij aanvang van het derde doctoraaljaar heeft de student ten minste 30 ECTS behaald voor de curriculumonderdelen van het tweede doctoraaljaar (zoals beschreven in bijlage 2 van deze regeling).
3.3.1
Toegang tot regulier keuzeonderwijs
Voor deelname aan onderdelen van het keuzeonderwijs kan de verantwoordelijke docent toelatingseisen stellen. Deze bepalingen worden jaarlijks op Blackboard geplaatst (zie ook paragraaf 2.3.1 lid B).
3.3.2
Toegang tot keuzeonderwijs buitenland
Studenten die vanaf 2002/2003 zijn gestart met de doctoraalfase (curriculum Erasmusarts 2007), kunnen het keuzeonderwijs van het 2e doctoraaljaar (zie bijlage 2) in het buitenland volgen als aan alle onderstaande verplichtingen is voldaan: 1 De student heeft het propedeutisch examen gehaald; 2 De student heeft van het eerste en tweede doctoraaljaar al het verplichte onderwijs gevolgd en alle tentamina afgelegd tot aan de start van het keuzeonderwijs. Daarvan mag de student nog maximaal twee nietgecompenseerde onvoldoendes hebben voor thematoetsen uit het eerste of tweede doctoraaljaar (zie ook paragraaf 4.1.1).
3.4
Toegang tot klinische fase en keuzeonderzoek
Studenten worden, na te hebben voldaan aan de eisen omschreven in paragraaf 3.4.1 (curriculum Erasmusarts 2007) en het invullen van een via het Studie Service Centrum Geneeskunde verkregen formulier met voorkeursdata voor de start van de co-schappen, ingedeeld en door het Studie Service Centrum Geneeskunde op de hoogte gesteld van de voor hen geldende startdata voor het volgen van onderwijs in de klinische fase. De regels voor instroom in de klinische fase zijn omschreven in paragraaf 3.4.2. De faculteit kan niet financieel noch op enige andere wijze aansprakelijk worden gesteld voor eventueel opgelopen vertraging indien de student geen gebruik maakt van de aangeboden startdatum.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
16 / 37
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
3.4.1
Curriculum Erasmusarts 2007
Voor studenten die vanaf het studiejaar 2002/2003 zijn gestart met de doctoraalfase (of na terugplaatsing curriculum Erasmusarts 2007 volgen), geldt dat zij, indien zij hebben voldaan aan het gestelde in deze paragraaf, recht hebben om toegelaten te worden tot het keuzeonderzoek of de klinische fase. Toelating tot het vierdejaars keuzeonderzoek wanneer deze voorafgaand aan de klinische fase wordt gedaan Toelating tot het vierdejaars keuzeonderzoek krijgt de student alleen als aan alle van onderstaande eisen is voldaan: 1 van het tweede en derde doctoraaljaar moet de student al het verplichte onderwijs van het kerncurriculum conform de regels van verplichting hebben gevolgd en aan alle tentamens hebben deelgenomen; 2 de student mag maximaal twee niet-gecompenseerde onvoldoendes hebben voor thematentamens uit het tweede en/of derde doctoraaljaar. Toelating tot de klinische fase voor studenten die uiterlijk 19 februari 2007 met de klinische fase starten Toelating tot de klinische fase krijgt de student alleen als aan alle van onderstaande eisen is voldaan: 1 van het tweede en derde doctoraaljaar moet de student al het verplichte onderwijs van het kerncurriculum conform de regels van verplichting hebben gevolgd en aan alle tentamens hebben deelgenomen; 2 de student mag maximaal twee niet-gecompenseerde onvoldoendes hebben voor thematentamens uit het tweede en/of derde doctoraaljaar; 3 de student kan bij aanvang van ieder co-schap het bewijs verkregen bij de afdeling Arbo en Milieu tonen, waarin staat dat hij/zij voor de duur van het coschap geen besmettingsrisico vormt voor het hepatitis B virus. Zie voor meer informatie het protocol Infectiepreventie. De student die drager is van het hepatitis B virus dient zich te wenden tot de Opleidingsdirecteur voor afspraken over een alternatieve invulling van het co-schap. Toelating tot de klinische fase voor studenten die na 19 februari 2007 starten met de klinische fase Toelating tot de klinische fase krijgt de student alleen als aan alle van onderstaande eisen is voldaan: 1 van het tweede doctoraaljaar moet de student al het verplichte onderwijs van het kerncurriculum conform de regels van verplichting hebben gevolgd, aan alle tentamens hebben deelgenomen en alle tentamens hebben behaald; 2 van het derde doctoraaljaar moet de student al het verplichte onderwijs van het kerncurriculum conform de regels van verplichting hebben gevolgd en aan alle tentamens hebben deelgenomen; 3 de student mag maximaal twee niet gecompenseerde onvoldoendes hebben voor de thematentamens uit het derde doctoraaljaar; 4 de student kan bij aanvang van ieder co-schap het bewijs verkregen bij de afdeling Arbo en Milieu tonen, waarin staat dat hij/zij voor de duur van het coschap geen besmettingsrisico vormt voor het hepatitis B virus. Zie voor meer informatie het protocol Infectiepreventie. De student die drager is van het hepatitis B virus dient zich te wenden tot de Opleidingsdirecteur voor afspraken over een alternatieve invulling van het co-schap.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
3.4.2
17 / 37
Regels voor instroom in de klinische fase
Onderstaande regels gelden voor studenten die vanaf 1 september 2006 worden ingedeeld. 1 Studenten wordt gevraagd om hun voorkeursdatum voor instroom in de klinische fase aan te geven. De voorkeursdatum kan niet eerder zijn dan de week volgend op het afleggen van tentamen 4.4, 7 weken na afname van het laatste tentamen waarmee de student voldoet aan de instroomvereisten voor de klinische fase of de week volgend op de verwachte afronding van het keuzeonderzoek. 2 Zo mogelijk wordt een voorkeursdatum toegekend. 3 De Opleidingsdirecteur kan een startdatum opleggen indien de opgegeven voorkeursdatum niet overeenstemt met een gelijkmatige instroom of indien geen voorkeursdatum wordt opgegeven. 4 De student die zonder opgave van dwingende redenen geen gebruik wil maken van de verkozen of opgelegde startdatum voor de co-schappen, kan geen voorkeursdatum meer opgeven en wordt later ingedeeld. Het Erasmus MC draagt geen verantwoordelijkheid voor wachttijden die hiervan het gevolg kunnen zijn. 5 In bijzondere gevallen kan de Opleidingsdirecteur van het voorafgaande afwijken. Voor studenten die per 31 augustus 2006 reeds een startdatum ontvangen hebben gelden de regels zoals genoemd in paragraaf 4.4.3 van de OER 2005/2006.
3.5
Toegang tot onderwijs binnen de klinische fase
Toelating binnen de klinische fase voor studenten uiterlijk 19 februari 2007 zijn gestart met de klinische fase 1 De student krijgt toegang tot de Speciële fase nadat alle onderdelen van de AKTE-fase en integratietoets 4 met voldoende resultaat zijn afgelegd. Wanneer de student bij de eerste poging een onvoldoende behaalt voor integratietoets 4 mag hij/zij onder voorbehoud verder met de Speciële fase. Wanneer ook bij de tweede gelegenheid geen voldoende wordt behaald kunnen de co-schappen niet worden voortgezet totdat wel een voldoende voor de integratietoets behaald is. 2 De student kan pas deelnemen aan de Speciële co-schappen Psychiatrie, Neurologie, Vrouwenziekten, Dermatologie, KNO en Oogheelkunde indien zij/hij de bijbehorende ICK-onderdelen met voldoende resultaat heeft afgelegd. 3 Nadat alle onderdelen van het kerncurriculum (met uitzondering van het keuzeonderzoek), de AKTE-fase en de Speciële fase met voldoende resultaat zijn afgelegd, krijgt de student toegang tot de Afrondende en Voorbereidende fase. Toelating binnen de klinische fase voor studenten die na 19 februari 2007 starten met de klinische fase De regels zijn hetzelfde als bij studenten die vóór 19 februari 2007 gestart zijn met de klinische fase. Echter, studenten die na 19 februari 2007 starten met de klinische fase, leggen integratietoets 4 niet af maar dienen voor toegang tot de Speciële fase tentamen 4.4 behaald te hebben. Zie hiervoor ook paragraaf 4.3.1. Studenten die vóór 14 februari 2005 met de klinische fase zijn gestart kunnen de voorwaarden vinden in de OER 2005/2006.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
19 / 37
Paragraaf 4 – Afleggen en beoordeling onderwijs en tentamens
4.1
Algemene regels
A
Voor deelname aan iedere tentamengelegenheid geldt dat de student zich uiterlijk 14 dagen voor de desbetreffende tentamendatum volgens de gangbare procedures van het Studie Service Centrum Geneeskunde heeft ingeschreven.
B
Studenten die te laat zijn met hun aanmelding, maar desondanks toch aan het tentamen willen deelnemen, dienen een administratieve bijdrage van € 10,00 te betalen. Voor studenten die deelnemen aan een tentamen zonder zich tevoren deugdelijk te hebben aangemeld wordt dit bedrag verhoogd met een boete van € 5,00. Deze verhoging wordt opgelegd vanaf de dag waarop het tentamen plaatsvindt.
C
Binnen 19 werkdagen na de dag waarop een schriftelijk tentamen is afgelegd, maakt de desbetreffende examinator via het Studie Service Centrum Geneeskunde de uitslag van dit tentamen bekend. De Examencommissie kan deze termijn in overleg met de examinator verlengen indien er naar de mening van de Examencommissie redenen zijn voor herziening van de beoordelingsprocedure (zie hiervoor ook Regels en Richtlijnen voor de Examens, artikel 7).
D
Zolang een student in gebreke blijft voor wat een volledige betaling van het verschuldigde bedrag genoemd in lid B betreft, wordt het behaalde cijfer voor het tentamen niet vrijgegeven; het niet vrijgeven van het cijfer ontheft de student echter niet van de plicht alsnog het opgelegde bedrag te betalen. Wanneer betaling uitblijft, zal geen enkel tentamencijfer van de student meer worden vrijgegeven totdat deze zijn of haar betalingsverplichting is nagekomen.
E
De Examencommissie kan een vergelijkbare sanctie als onder lid B genoemd opleggen bij het niet verschijnen van een student voor een tentamen waarvoor de student zich wel had aangemeld, maar waarvoor de student zich niet tijdig of deugdelijk afmeldt, dat wil zeggen uiterlijk de werkdag voorafgaand aan het tentamen.
F
De examinator dient uiterlijk één maand voor de aanvang van het onderwijs in het desbetreffende onderdeel de tentameneisen en manier van afname bekend te maken.
G
Het mondeling afnemen van een examen of tentamen is openbaar, tenzij de student daartegen bezwaar heeft gemaakt.
H
Terstond nadat een mondeling tentamen is afgelegd, maakt de desbetreffende examinator de uitslag van dit tentamen bekend en geeft dit door aan het Studie Service Centrum Geneeskunde.
I
Tentamens waarvoor een voldoende resultaat is behaald en waaraan dientengevolge ECTS zijn toegekend, kunnen niet opnieuw worden afgelegd.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
20 / 37
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
J
Bij tentamens waarvoor een onvoldoende is behaald geldt in geval van herkansing het hoogst behaalde cijfer als geldig resultaat.
K
De student ontvangt op vertoon van een geldige collegekaart een schriftelijk bewijsstuk bij het Studie Service Centrum Geneeskunde omtrent zijn of haar tentamenuitslagen. De student kan behaalde tentamenuitslagen te allen tijde zelf bekijken via Osiris.
L
Indien naar het oordeel van de Examencommissie – als gevolg van de programmering van een examen, een tentamen of een praktische oefening voor een of meer studenten een ongewenste vertraging van de studie is opgetreden of dreigt op te treden, dan heeft de Examencommissie de mogelijkheid om – na overleg met de desbetreffende examinator – op verzoek van de desbetreffende student(en) eenmalig een extra tentamengelegenheid voor het desbetreffende onderdeel vast te stellen.
4.1.1 A
B
C
Alle onderdelen van het themaonderwijs in de propedeuse en de doctoraalfase worden afgesloten met een schriftelijk thematentamen. Er wordt tweemaal per academisch jaar de gelegenheid gegeven tot het afleggen van deze thematentamens. De tentamens van één thema leveren ieder voor zich separaat ECTS op indien deze met goed gevolg afgelegd zijn. Een student heeft een thematentamen met goed gevolg afgelegd indien de student het cijfer 5,5 of hoger heeft behaald. Het is daarnaast ook mogelijk ECTS voor een met onvoldoende resultaat afgelegd thematentamen te behalen indien aan alle onderstaande eisen wordt voldaan: 1 in de reeks van tentamens van het desbetreffende thema zijn alle tentamens op één na, met voldoende resultaat afgelegd; 2 voor het met onvoldoende resultaat afgelegd thematentamen is het cijfer 5,0 of hoger behaald; 3 tenminste één van de cijfers van het met een voldoende beoordeelde tentamen uit het desbetreffende thema bedraagt 7,0 of hoger. U
4.1.2 A
B
C
Beoordeling en afname thematentamens U
Inzage en nabespreking
Nadat een tentamen is afgelegd wordt dit plenair nabesproken en kan de student tevens op individuele basis inzage verkrijgen in het beoordeelde werk en kennisnemen van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. Er wordt een datum voor zowel inzage als nabespreking van een schriftelijk tentamen vastgelegd. De nabespreking van een tentamen wordt uiterlijk twee weken na afname van het tentamen plenair ingeroosterd. Inzage en nabespreking kunnen bij uitzondering samenvallen. De student dient zich voor de inzage aan te melden indien hij/zij hieraan wil deelnemen. Inzage in het beoordeelde werk van een student wordt in principe uitsluitend verleend aan de student die het schriftelijk tentamen zelf heeft gemaakt. De Examencommissie kan inzage krijgen in het beoordeelde werk indien het gestelde in de OER dit noodzakelijk maakt. Uitsluitend met toestemming van een student kan de Examencommissie derden inzage geven in het beoordeelde werk van een student. De examinator dient desgevraagd, dan wel op eigen initiatief, een nabespreking van een mondeling tentamen te organiseren.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
4.1.3
21 / 37
Voorzieningen gehandicapten
Aan gehandicapte studenten wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun handicap aangepaste wijze af te leggen. De Examencommissie wint zonodig deskundig advies in, alvorens hierover te besluiten. Zie hiervoor tevens de ‘Regels en Richtlijnen voor de Examens 20062007’.
4.1.4
Hertentamens bij curriculumwijzigingen
Inhoudelijke wijzigingen Indien onderwijsonderdelen een naar het oordeel van de Examencommissie aanzienlijke wijziging ondergaan, wordt aan studenten die deze oude curriculumonderdelen gevolgd, maar nog niet behaald hebben, tot en met het studiejaar dat volgt op de invoering van de wijziging, de gelegenheid gegeven het tentamen van het curriculumonderdeel in de oude vorm te doen. In de daarop volgende studiejaren wordt het desbetreffende onderwijsonderdeel alleen nog in de nieuwe vorm getentamineerd. Wijzigingen in de wijze van tentamineren Wanneer het aantal tentamens dat binnen een jaar dient te worden afgelegd wijzigt, wordt aan studenten die de curriculumonderdelen gevolgd maar niet behaald hebben, tot en met het studiejaar dat volgt op de invoering van de wijziging, de gelegenheid gegeven het tentamen van het curriculumonderdeel in de oude vorm te doen, waarbij het oorspronkelijke aantal ECTS wordt toegekend. De examinator beslist in overleg met de Examencommissie en de Opleidingsdirecteur hoe de herkansing wordt geboden. In de bijlage van het studiejaar waarin de wijziging heeft plaatsgehad wordt verwezen naar het aantal tentamens dat in het voorafgaande jaar gold. De regels voor de overgangsregeling doctoraalexamen curriculum 1996 naar Erasmusarts 2007 (curriculum 2001) worden in bijlage 7 genoemd.
4.1.5
Bezwaar
Wanneer een student het na inzage van een tentamen niet eens is met de beoordeling hiervan kan deze schriftelijk bezwaar aantekenen bij de examinator (themacoördinator). Wanneer een student het, ook na tussenkomst van de examinator (themacoördinator), oneens blijft met de beoordeling kan schriftelijk bezwaar worden aangetekend bij de Examencommissie. Tegen beschikkingen van de Examencommissie dan wel van examinatoren staat, krachtens artikel 7.61 van de wet op het Hoger Onderwijs, beroep open bij het College van Beroep voor de Examens (zie ter toelichting de bijlage ‘Wetsartikelen ter toelichting van de OER’).
4.1.6
Voorbereiding
Gedurende het studiejaar kunnen voor de opleiding ingeschreven studenten op hun verzoek kennis nemen van voorbeeldvragen en voorbeeldopdrachten en van voorbeelden van correcte antwoorden. Kennisneming door de voor de opleiding ingeschreven studenten geschiedt doordat aan hen een selectie van vragen, opdrachten en de daarbij behorende beoordelingsnormen ter inzage wordt gegeven. De selectie dient een reële weergave te zijn van een examen of tentamen.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
22 / 37
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
4.2
Beoordeling onderdelen propedeuse
Thematentamens Alle onderdelen van het themaonderwijs in de propedeuse worden afgesloten met een schriftelijk thematentamen (zie ook paragraaf 4.1.1). U
U
Tutoraat De beoordeling van het tutoraat (‘Leren leren’) wordt uitgevoerd door de aan de studiegroep toegewezen tutor, op basis van aanwezigheid, actieve voorbereiding en deelname tijdens de bijeenkomsten, een beoordeling ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’ voor de groepsopdrachten en een beoordeling ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’ voor eventuele vervangende opdrachten. In die gevallen waarin de student, naar oordeel van de tutor, in onvoldoende mate aan zijn/haar verplichtingen voldoet, kan de tutor een vervangende opdracht opleggen. Bij een eindbeoordeling ‘voldoende’ wordt het aantal ECTS voor het tutoraat toegekend. U
U
Bij een eindbeoordeling ‘onvoldoende’ dient de student het tutoraat het volgende cursusjaar opnieuw te doorlopen indien deze onvoldoende beoordeling betrekking heeft op het functioneren in groepsverband. Indien de onvoldoende geen betrekking heeft op het functioneren in groepsverband, wordt de mogelijkheid geboden gedurende het lopende studiejaar een vervangende opdracht te doen. De student dient hiervoor zelf contact op te nemen met de coördinator van het tutoraat. Beroepsoriëntatie Het oordeel over de Beroepsoriëntatie wordt uitgedrukt in een eindcijfer dat is gebaseerd op de volgende onderdelen: een 3-daagse stage met daaraan gekoppeld een poster-presentatie, inclusief verslag een essaytoets. Bij een gemiddeld voldoende beoordeling van deze onderdelen wordt het bijbehorende aantal ECTS toegekend. Voor de essaytoets wordt éénmaal per jaar een herkansing geboden. Wanneer een onvoldoende is behaald voor de stage, de posterpresentatie en/of het verslag wordt de gelegenheid geboden een vervangende opdracht te doen. De student dient hiervoor zelf contact op te nemen met de coördinator van de beroepsoriëntatie. U
U
Practicum Klinische Vaardigheden (PKV) Het PKV-onderwijs bestaat uit twee onderdelen; te weten PKV-medische technieken (PKV-MT) en PKV-communicatie en attitude ( PKV-CA). Het oordeel over het programmaonderdeel PKV-MT, waarin het aanleren van vaardigheden op het gebied van lichamelijk onderzoek centraal staat, wordt gebaseerd op aanwezigheid en participatie en wordt uitgedrukt in de bewoordingen voldaan of niet voldaan. Bij een beoordeling “voldaan” wordt het bijbehorende aantal ECTS toegekend. U
U
Het oordeel over het programmaonderdeel PKV-CA, waarin reflectie op het aanstaand functioneren als arts en gespreksvaardigheid centraal staan, wordt uitgedrukt in een eindcijfer (1-10), samengesteld uit een longitudinale beoordeling en een toetsgesprek. Voor toekenning van ECTS moet de longitudinale beoordeling voldoende zijn en moet de student voor het toetsgesprek een beoordeling van een 5,50 of hoger hebben. U
U
De beoordeling bestaat uit de docentobservaties en –beoordelingen tijdens het PKV-onderwijs gedurende het gehele studiejaar. In geval van een onvoldoende
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
23 / 37
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
beoordeling geldt dat de desbetreffende docent of coördinator kan besluiten tot aanvullende individuele toetsing, dan wel tot het laten overdoen van het gehele programmaonderdeel of delen daarvan. Integratietoets De propedeuse wordt afgesloten met een integratietoets. Deze integratietoets wordt schriftelijk afgenomen en beoordeeld met een cijfer. Wanneer deze integratietoets met een onvoldoende wordt beoordeeld, dan kan deze worden herkanst in de periode juli/augustus.
4.3
Beoordeling onderdelen doctoraal
4.3.1
Curriculum Erasmusarts 2007 (start doctoraal vanaf collegejaar 2002/2003)
Thematentamens Alle onderdelen van het themaonderwijs in het doctoraal worden afgesloten met U
U
een schriftelijk thematentamen (zie ook paragraaf 4.1.1). Eerste Hulp Voor het programma-onderdeel ‘Eerste Hulp’ in het eerste doctoraaljaar wordt tweemaal per jaar de gelegenheid gegeven tot het afleggen van het tentamen, namelijk eenmaal in aansluiting op het onderwijs en eenmaal in juli/augustus. Keuzeonderwijs 1 Tentamens in de onderdelen van het keuzeonderwijs worden aansluitend aan het onderwijs afgenomen. Eenmaal per jaar wordt een extra tentamengelegenheid geboden. Het tijdstip hiervoor wordt door de examinator bepaald. 2 Het tweedejaars keuzeonderwijs wordt beoordeeld aan de hand van het cijfer voor het schriftelijk tentamen (gemeenschappelijk en themaspecifiek), het cijfer voor het systematisch review, en het cijfer voor de presentatie daarover. De vorm van de tentamens in het derdejaars keuzeonderwijs wordt vermeld op Blackboard in de beschrijving van het onderwerp. Integratietoets Het eerste en tweede doctoraaljaar worden afgesloten met een integratietoets. Deze integratietoets wordt schriftelijk afgenomen en beoordeeld met een cijfer. Wanneer voor de integratietoets een onvoldoende wordt behaald, dan kan de integratietoets worden herkanst in de periode juli/augustus. Integratietoets 4 Integratietoets 4 wordt na de AKTE-fase van de co-schappen afgenomen en kan elke maand worden herkanst. Integratietoets 4 wordt voor het laatst afgenomen op 30 mei 2007 bij studenten die uiterlijk 19 februari 2007 zijn gestart met de klinische fase. De laatste integratietoets 4 wordt afgenomen wanneer elke student die deze dient af te leggen tenminste twee herkansingen heeft gehad. Wanneer alle studenten die de integratietoetsen in april en mei 2007 voor het eerst maken slagen, dan is de laatste gelegenheid eind mei. Wanneer één of meer studenten uit deze groep integratietoets 4 niet behalen, dan is de laagste gelegenheid eind juni 2007. Zijn er in deze groep studenten die nogmaals moeten herkansen, dan is dit eind juli 2007. Studenten die na afnamen van de laatste integratietoets 4 deze nog niet behaald hebben, kunnen de Speciële co-schappen voortzetten wanneer zij tentamen 4.4 hebben behaald. Zie ook paragraaf 3.5 en de tekst hieronder.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
24 / 37
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
Studenten die na 19 februari 2007 starten met de klinische fase leggen geen integratietoets 4 af maar doen tentamen 4.4. Dit tentamen wordt afgenomen in februari en kan drie keer per jaar worden herkanst, in mei, augustus en oktober. Practicum Klinische Vaardigheden (PKV) Het PKV-onderwijs bestaat uit twee onderdelen, PKV-MT en PKV-CA. Beide vinden plaats tijdens de gehele doctoraalfase. Vanaf de tweede helft van het eerste doctoraaljaar wordt dit onderwijs aangeboden in de vorm van APC-sessies (artspatiëntcontacten) die door docenten PKV-MT of door docenten PKV-MT en PKV-CA worden beoordeeld. In geval van een onvoldoende beoordeling voor een PKVonderdeel in enig doctoraaljaar geldt dat de desbetreffende docent of coördinator kan besluiten tot aanvullende individuele toetsing, dan wel tot het laten overdoen van het gehele programma of delen daarvan. Beoordeling van PKV-MT en PKV-CA in alle doctoraaljaren vindt plaats op basis van aanwezigheid, participatie en uitvoering van vaardigheden, opdrachten en oefeningen. Aan het einde van het eerste doctoraaljaar vindt een eerste geïntegreerd arts-patiënt contact (APC-1) toets plaats met een simulatiepatiënt. De eindbeoordelingen PKV-CA en PKV-MT per studiejaar worden uitgedrukt in een cijfer (1-10) dan wel in bewoordingen (voldaan, niet voldaan). De APC-sessies aan het einde van het eerste en tweede doctoraaljaar en de laatste APC-sessie gedurende het derde doctoraaljaar dienen tenminste met een voldoende te zijn beoordeeld. De eindbeoordelingen PKV-MT per studiejaar worden bepaald door het oordeel van de PKV-MT docent gedurende het jaar en/of de APC-sessies en/of de afsluitende APC-toets van die studie. Medisch Probleemoplossend Onderwijs jaar 3 (MPO-3) Het MPO-3 bestaat uit meerdere casus, die gegeven worden gedurende het tweede doctoraaljaar. Het volgen van dit onderwijs is verplicht. Beoordeling van de casus vindt plaats door de consulent. Het oordeel van de consulent wordt uitgedrukt in onvoldoende of voldoende. Een casus die onvoldoende is moet worden herkanst. Het MPO is gekoppeld aan de ECTS van integratietoets 3. Bij een onvoldoende voor MPO-3 worden de ECTS voor integratietoets 3 niet vrijgegeven. Zorgstage De student dient in het eerste of tweede doctoraaljaar de zorgstage te doen. Voor het volgen van de zorgstage is het protocol Infectieziekten van toepassing. Beoordeling van het programmaonderdeel zorgstage vindt plaats door de coördinator van de zorgstage op basis van het oordeel van de praktijkbegeleider in de stageverlenende instelling over de student. Deze beoordeling is gebaseerd op een door de student ingeleverd beknopt verslag met daarin een reflectie op de gelopen zorgstage en een evaluatiegesprek tussen de student en de praktijkbegeleider. Het oordeel van de praktijkbegeleider in de stageverlenende instelling wordt uitgedrukt in “onvoldoende”, “voldoende” of “goed”. In geval van een onvoldoende beoordeling van de stage zal een evaluatiegesprek tussen de student, de praktijkbegeleider en de coördinator plaatsvinden en dient de student de Zorgstage in beginsel opnieuw te volgen. Klinisch Pathologisch Practicum (KPP) Het verplichte KPP-onderwijs in het derde doctoraaljaar wordt verzorgd als lijnonderwijs en loopt door de verschillende thema’s 4.1 t/m 4.4 heen. Studenten worden beoordeeld op grond van een verslag dat zij schrijven naar aanleiding van het bijwonen van onderwijs (obductie en microscopisch onderzoek). Dit verslag wordt als voldoende of onvoldoende beoordeeld. Bij een onvoldoende krijgt de student de opdracht om nogmaals het onderwijs bij te wonen. Naar aanleiding van het bijwonen van het onderwijs dient opnieuw een verslag te worden ingeleverd. U
U
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
25 / 37
De cyclus – onderwijs volgen, verslag schrijven, beoordelen – herhaalt zich totdat het verslag met een voldoende is beoordeeld. Keuzeonderzoek 1 Keuzeonderzoek wordt afgesloten met een schriftelijke rapportage. 2 Van het keuzeonderzoek mogen maximaal 4 weken worden gevuld met keuzeonderwijs. 3 Bij een onvoldoende beoordeling van het keuzeonderzoek bepaalt de Examencommissie, na overleg met de Opleidingsdirecteur en de desbetreffende examinator, welke aanvullende eisen aan de student worden gesteld. 4 Op verzoek van de betrokken student kan de Examencommissie besluiten in de loop van het keuzeonderzoek een aantal ECTS toe te kennen dat in relatie staat tot het aantal weken gevolgd keuzeonderzoek. In overleg met de betrokken student, de coördinator keuzeonderwijs en keuzeonderzoek, besluit de Examencommissie hoe de resterende ECTS kunnen worden behaald.
4.4
Beoordeling onderdelen klinische fase
Indien er sprake is van een of meer onvoldoende beoordelingen tijdens de klinische fase zoals genoemd in dit artikel, geldt het volgende: A
In geval van geconstateerde tekortkomingen op het gebied van professioneel gedrag treedt paragraaf 6 in werking.
B
In alle andere gevallen van onvoldoende beoordelingen bepaalt de voorzitter van de Examencommissie of diens vervanger na overleg met de coördinator klinische fase en de desbetreffende examinator het verdere beleid.
4.4.1 Gestart met klinische fase op of na 14 februari 2005 (curriculum Erasmusarts 2007) AKTE-fase Van de examenonderdelen genoemd in bijlage 3 worden de volgende onderdelen getoetst: • Practicum Klinische Vaardigheden (PKV) • Beeldvormende technieken • Van klacht naar patiënt, inclusief de daarin voorkomende opdrachten • AKTE-coschap interne geneeskunde, inclusief Professioneel gedrag en Professioneel handelen • AKTE-coschap heelkunde, inclusief Professioneel gedrag en Professioneel handelen • AKTE-coschap Kindergeneeskunde, inclusief professioneel gedrag en professioneel handelen • Longitudinale beoordeling van professioneel gedrag en professioneel handelen over de AKTE-coschappen Interne geneeskunde, Heelkunde en Kindergeneeskunde. • De AKTE-fase wordt afgesloten met integratietoets 4*. Deze toets wordt elke maand herhaald. *N.B. Studenten die na 19 februari 2007 met de klinische fase starten leggen integratietoets 4 niet af. Zie ook paragraaf 4.3.1.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
26 / 37
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
Speciële fase Alle onderdelen van de Speciële fase worden getoetst. Informatie over de manier van toetsen wordt verschaft voorafgaand aan de start van de Speciële fase. Afrondende en Voorbereidende fase Alle onderdelen van de Afrondende en Voorbereidende fase worden getoetst. Informatie over de manier van toetsen wordt verschaft voorafgaand aan de start van de Afrondende en Voorbereidende fase. Studenten die vóór 14 februari 2005 met de klinische fase zijn gestart kunnen de voorwaarden vinden in de OER 2005/2006.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
27 / 37
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
Paragraaf 5 – Examens en geldigheidsduur
5.1
Vaststelling examenuitslag
De Examencommissie stelt de uitslag van de examens uit paragraaf 5.2 t/m 5.4 vast zodra de student(e) voldoende bewijzen overlegt van door hem/haar behaalde tentamens, waarbij de gestelde geldigheidsduur, zoals vermeld in bedoelde artikelen, in acht wordt genomen.
5.2 A
Propedeuse De propedeutische fase omvat het eerste jaar van de opleiding met een omvang van 60 ECTS, als bedoeld in artikel 7.8 van de wet op het Hoger Onderwijs. U
U
B
Het propedeutisch examen is gehaald indien de tentamens en onderdelen, zoals genoemd in paragraaf 2.2 en bijlage 1, met voldoende resultaat zijn afgelegd, waarbij de gestelde geldigheidsduur, zoals vermeld in lid C van deze paragraaf, in acht wordt genomen.
C
Alvorens de Examencommissie de uitslag vaststelt van enig examen waarvan een of meer onderdelen 3 jaar of langer geleden met goed gevolg zijn afgelegd, vraagt zij advies aan de Opleidingsdirecteur of de huidige vereisten ten aanzien van het (de) desbetreffende onderdeel(delen) aanleiding geven tot het afnemen van een aanvullend dan wel een vervangend tentamen.
5.3 A
Doctoraal De doctoraalfase omvat het curriculum van het eerste-, tweede- en derde doctoraaljaar (respectievelijk het tweede, derde en vierde jaar van de opleiding), het keuzeonderwijs van het eerste en tweede doctoraaljaar en het keuzeonderzoek, zoals weergegeven in bijlage 2. De omvang van de doctoraalfase is 180 ECTS. Het keuzeonderzoek kan ook na de klinische fase, in het zesde jaar van de opleiding, worden gedaan; in dat geval begint de klinische fase al in het vierde jaar van de opleiding. U
U
B
Het doctoraalexamen is behaald indien de tentamens en onderdelen zoals genoemd in paragraaf 2.3 en bijlage 2, met voldoende resultaat zijn afgelegd en een voldoende beoordeling is verkregen voor het keuzeonderzoek, waarbij het gestelde in lid C van dit artikel in acht wordt genomen.
C
Alvorens de Examencommissie de uitslag vaststelt van enig examen waarvan een of meer onderdelen 5 jaar of langer geleden met voldoende resultaat zijn afgelegd, vraagt zij advies aan de Opleidingsdirecteur of de huidige vereisten ten aanzien van het (de) desbetreffende onderdeel(delen) aanleiding geven tot het afnemen van een aanvullend dan wel een vervangend tentamen. Voor studenten die in 2003/2004 met de doctoraalfase zijn gestart en die het keuzeonderzoek na de klinische fase doen geldt een termijn van 7 jaar.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
28 / 37
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
5.3.1
Vrij doctoraal
Conform de wet kan de student in plaats van een regulier doctoraal examen, een vrij doctoraal examen afleggen. Het vrij doctoraal examen geeft de student echter geen toegang tot het volgen van het onderwijs of afleggen van tentamens in de klinische fase van de geneeskundeopleiding. Het programma voor dit vrij doctoraal examen moet goedgekeurd worden door de Examencommissie.
5.4
Klinische fase
A
De klinische fase omvat onderwijs in het vijfde en zesde jaar van de opleiding, waaronder de co-schappen, met een omvang van 120 ECTS. Indien het keuzeonderzoek na de klinische fase gedaan wordt start de klinische fase in het vierde jaar.
B
Voor studenten die de klinische fase willen starten, vijf jaar of langer nadat zij het doctoraalexamen behaald hebben, bepaalt de Examencommissie in overleg met de Opleidingsdirecteur mogelijke aanvullende eisen.
C
Indien alle examenonderdelen in de klinische fase behorende bij het curriculum dat de student volgt (zie paragraaf 2.4) met voldoende resultaat zijn behaald, dan wel naar genoegen zijn gevolgd, met inachtneming van de gestelde geldigheidsduur, zoals vermeld in lid D van dit artikel, is de kandidaat geslaagd voor het artsexamen.
D
1
Voor studenten die na 19 februari 2007 zijn gestart zijn met de klinische fase geldt dat het artsexamen is gehaald indien de in bijlage 3-A genoemde onderdelen met voldoende resultaat zijn afgelegd en de student aan alle verplichtingen voor de doctoraalfase heeft voldaan.
2
Voor studenten die na 6 februari 2006 doch uiterlijk 19 februari 2007 zijn gestart zijn met de klinische fase geldt dat het artsexamen is gehaald indien de in bijlage 3-B genoemde onderdelen met voldoende resultaat zijn afgelegd en de student aan alle verplichtingen voor de doctoraalfase heeft voldaan.
3
Voor studenten die na 14 februari 2005 doch uiterlijk 6 februari 2006 zijn gestart zijn met de klinische fase geldt dat het artsexamen is gehaald indien de in bijlage 3-C genoemde onderdelen met voldoende resultaat zijn afgelegd en de student aan alle verplichtingen voor de doctoraalfase heeft voldaan.
De uitslag van een examenonderdeel van de klinische fase vervalt indien de desbetreffende kandidaat niet binnen 3 jaar, nadat dit examenonderdeel is afgelegd, voor het artsexamen is geslaagd. Studenten die hun keuzeonderzoek na de klinische fase doen hebben recht op 6 maanden verlenging van deze termijn.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
29 / 37
Paragraaf 6 – Ontzegging van toegang tot onderwijs en tentamens
De volgende procedures worden in acht genomen bij geconstateerde tekortkomingen op het gebied van professioneel gedrag en/of handelen: 1 De eerste melding Indien op enig moment tijdens de opleiding een student naar het oordeel van een docent/examinator blijk heeft gegeven onvoldoende te beschikken over de algemene vaardigheden die zijn vereist in het contact met een patiënt, zoals omschreven in het Raamplan 2001 Artsopleiding (blz.40 t/m 42), dan stelt de desbetreffende docent /examinator de Examencommissie hiervan onverwijld schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte. 2 Het dossier De Examencommissie neemt van de in het eerste lid bedoelde melding goede nota en legt in verband met deze melding een vertrouwelijk dossier aan, onverminderd het gestelde in lid 11 van deze paragraaf. 3 Het weerwoord van de student De Examencommissie stelt de student, over wie de melding als bedoeld in het eerste lid van deze paragraaf handelt, van de melding zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte en stelt de student in de gelegenheid schriftelijk en/of mondeling zijn of haar visie op het gestelde in de melding te geven. De schriftelijke visie van de student wordt door de Examencommissie aan het dossier toegevoegd; van een mondelinge visie legt de Examencommissie verslag, welk verslag aan de student wordt voorgelegd en – voorzien van diens eventuele commentaar – door de Examencommissie eveneens aan het dossier wordt toegevoegd. 4 Eventuele actie van de Examencommissie De Examencommissie kan naar aanleiding van deze eerste melding actie ondernemen, afhankelijk van de ernst van de in die melding omschreven tekortkomingen of gedragingen en van het weerwoord van de student. Zonodig kan de Examencommissie zich in dit verband door derden laten informeren (zie verder het gestelde in lid 10 en lid 11). 5 Een nieuwe melding Indien de Examencommissie op enig moment tijdens de opleiding over dezelfde student opnieuw een melding als bedoeld in het eerste lid van deze paragraaf van een of meerdere docent(en)/examinator(en) ontvangt, dan wordt de procedure als omschreven in lid 1 t/m 3 van deze paragraaf herhaald. Indien de aard van hetgeen in de nieuwe melding is gesteld naar de mening van de Examencommissie daartoe aanleiding geeft, vraagt de Examencommissie het advies van een vertrouwenspersoon omtrent de vraag of de opleiding door de student kan worden vervolgd en zo ja, onder welke voorwaarden. 6 Het aanwijzen van de vertrouwenspersoon Indien zich een geval als bedoeld in lid 5, tweede volzin van deze paragraaf voordoet, verzoekt de Examencommissie de Opleidingsdirecteur een objectieve vertrouwenspersoon aan te wijzen, al dan niet afkomstig uit de Faculteit.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
30 / 37
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
7 De door de vertrouwenspersoon te volgen procedure Alvorens aan de Examencommissie advies uit te brengen hoort de vertrouwenspersoon de desbetreffende student en docent(en)/examinator(en), bij voorkeur in elkaars aanwezigheid. In het gesprek/de gesprekken onderzoekt de vertrouwenspersoon of, en zo ja op welke manier, de student de gesignaleerde tekortkomingen zal kunnen oplossen. Onderdeel hiervan kan uitmaken een advies met betrekking tot het inschakelen van professionele hulpverleners of hulpverleningsorganisaties. Van dit gesprek/deze gesprekken stelt de vertrouwenspersoon een verslag op dat aan beide partijen in afschrift wordt toegezonden en waarop beide partijen commentaar kunnen leveren. Het verslag en het eventuele commentaar van de partijen worden gehecht aan het door de vertrouwenspersoon aan de Examencommissie uit te brengen advies. Zo spoedig mogelijk na het horen van beide partijen brengt de vertrouwenspersoon aan de Examencommissie gemotiveerd verslag uit. Het advies wordt, met de aangehechte bescheiden, door de Examencommissie toegevoegd aan het in lid 2 van deze paragraaf bedoelde dossier. 8 De beslissing van de Examencommissie De Examencommissie neemt binnen drie weken na ontvangst van het advies van de vertrouwenspersoon een beslissing over de voortgang van de opleiding van de desbetreffende student, waarbij het advies van de vertrouwenspersoon zwaar weegt. Deze beslissing kan onder meer inhouden dat de student de opleiding slechts kan vervolgen onder door de Examencommissie te stellen voorwaarden, dan wel – in het uiterste geval – dat de student de opleiding dient te beëindigen. De beslissing van de Examencommissie wordt gemotiveerd en schriftelijk aan de student ter kennis gebracht. 9 De verkorte procedure bij recidive Indien de in lid 1 t/m 3 en lid 5 t/m 8 van deze paragraaf omschreven procedure naar aanleiding van een eerste melding als bedoeld in lid 1, in samenhang met een nieuwe melding als bedoeld in het lid 5, reeds is doorlopen en de Examencommissie wederom een melding van een of meer docent(en)/ examinator(en) over vergelijkbare tekortkomingen of gedragingen van de desbetreffende student ontvangt, kan de Examencommissie besluiten de in lid 5 t/m 8 omschreven procedure niet opnieuw te doorlopen, maar zonder advies van een tweede vertrouwenspersoon tot besluitvorming overgaan. 10 Het vragen van advies aan een vertrouwenspersoon reeds bij de eerste melding De Examencommissie kan ook na de eerste melding, indien de ernst van deze eerste melding naar het oordeel van de Examencommissie daartoe aanleiding geeft, besluiten het advies van een vertrouwenspersoon in te winnen. Alvorens hiertoe over te gaan worden de student en de docent(en)/examinator(en) gehoord. Van dit gesprek/deze gesprekken stelt de Examencommissie een verslag op dat aan beide partijen in afschrift wordt toegezonden en waarop beide partijen commentaar kunnen leveren. Het verslag en het eventuele commentaar van de partijen worden door de Examencommissie toegevoegd aan het in lid 2 bedoelde dossier. 11 Tussentijdse voorlopige ontzegging van het vervolgen van de opleiding De Examencommissie kan bij een melding als bedoeld in lid 1 of lid 5 van dit artikel, bij wijze van ordemaatregel aan de student het vervolgen van de opleiding voorlopig en voor een door de Examencommissie te bepalen tijdvak ontzeggen,
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
31 / 37
indien de ernst van het geval naar het oordeel van de Examencommissie daartoe aanleiding geeft. Zonodig kan in dit geval een ordemaatregel worden opgelegd na een mondelinge melding. De Examencommissie hoort na het treffen van deze maatregel onverwijld de desbetreffende student en de desbetreffende docent(en)/examinator(en). 12 Het beroep tegen een beslissing van de Examencommissie Tegen een beslissing van de Examencommissie kan de student binnen vier weken na verzending van die beslissing beroep instellen bij het College van Beroep voor de Examens van de EUR.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
33 / 37
Paragraaf 7 – Studiebegeleiding en studieadvies
7.1
Studievoortgang, studiebegeleiding en Bindend Studieadvies (BSa)
A
De Decaan kan op grond van artikel 7.8b, derde lid van de wet een afwijzing verbinden aan het studieadvies van de opleiding, zolang de student niet alle onderdelen van de propedeuse van de opleiding met goed gevolg heeft afgelegd dan wel vrijgesteld heeft gekregen. Deze afwijzing wordt slechts gegeven indien de student, met inachtneming van zijn persoonlijke omstandigheden, niet geschikt geacht wordt voor de opleiding, doordat zijn studieresultaten niet voldoen aan de normen voor het BSa. De afwijzing geldt voor een termijn van drie studiejaren.
B
De norm voor het BSa is dat de student binnen twee studiejaren na de eerste inschrijving voor de studie Geneeskunde aan het Erasmus MC de propedeuse heeft behaald. Deze norm geldt voor alle studenten die zich vanaf 1 september 2005 hebben ingeschreven. Afwijkende normen gelden voor: - Studenten die zijn nageplaatst. Zie lid F t/m I. - Studenten die als gevolg van persoonlijke omstandigheden zoals bedoeld in lid O belemmering hebben ondervonden in de studievoortgang.
C
Bij de norm voor het BSa worden de ECTS meegerekend voor vakken waarvoor door de Examencommissie vrijstelling is verleend.
D
De Opleidingsdirecteur draagt zorg voor een zodanige registratie van de studieresultaten, dat tenminste tweemaal per studiejaar aan elke eerstejaars student een overzicht verschaft kan worden van de door hem/haar behaalde resultaten in relatie tot het onderwijs- en examenprogramma van de opleiding.
E
De Opleidingsdirecteur draagt zorg voor de studiebegeleiding van studenten die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding. Hiertoe stelt de Opleidingsdirecteur één of meer studieadviseurs aan. Aan iedere student wordt een studieadvies uitgebracht aan het eind van diens eerste jaar van inschrijving van de propedeutische fase (artikel 7.9 lid 1 van de wet).
F
Eerstejaars studenten, die in januari/februari na de uitslag van tentamen 1.2B minder dan 10,0 ECTS hebben behaald, worden door de studieadviseurs uitgenodigd voor een studievoortgangsgesprek en krijgen studiebegeleiding aangeboden.
G
Eerstejaarsstudenten, die na de uitslag van het tentamen 1.3A minder dan 23 ECTS hebben behaald (voor nageplaatsten minder dan 17 ECTS), krijgen uiterlijk op 15 mei van de Examencommissie een verwijzing naar de studieadviseurs voor verplichte begeleiding.
H
Eerstejaarsstudenten, die op 31 augustus minder dan 40 ECTS hebben behaald, (voor nageplaatsten minder dan 33 ECTS), krijgen van de Examencommissie een contract voor verplichte begeleiding door de studieadviseurs in het tweede jaar van inschrijving. De begeleiding is erop gericht dat de student uiterlijk 2
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
34 / 37
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
jaar na inschrijving voor het eerste studiejaar de propedeuse heeft behaald. I
Eerstejaarsstudenten die de verplichte studiebegeleiding, zoals beschreven onder 7.1 G, niet volgen krijgen een BSa indien zij op 31 augustus van hun eerste studiejaar minder dan 40 ECTS (voor nageplaatsten minder dan 33 ECTS) hebben behaald.
J
Studenten die het contract voor verplichte begeleiding, zoals beschreven onder 7.1 H, ondertekenen en tijdig inleveren bij het Studie Service Centrum dienen dit contract na te leven gedurende het tweede jaar van inschrijving. Regelmatig contact met de studieadviseur is nodig om na te gaan of de studievoortgang voldoende is om de propedeuse aan het einde van het tweede studiejaar te behalen.
K
Studenten die het contract voor verplichte begeleiding zoals beschreven onder 7.1 H, niet ondertekenen en niet tijdig inleveren bij het Studie Service Centrum, krijgen per direct een BSa.
L
Tweedejaarsstudenten die het contract voor verplichte begeleiding, zoals beschreven onder 7.1 H hebben ondertekend en tijdig ingeleverd bij het Studie Service Centrum maar dit niet naleven en op 31 augustus van het tweede jaar van inschrijving (voor nageplaatsen 31 oktober van het derde jaar van inschrijving) de propedeuse niet hebben behaald, krijgen een BSa. P
P
M Tweedejaarsstudenten, die het contract voor verplichte begeleiding zoals genoemd in 7.1 G hebben nageleefd en op 31 augustus (voor nageplaatsten 31 oktober) van het tweede jaar van inschrijving de propedeuse niet hebben behaald, krijgen een BSa, tenzij er naar het oordeel van de studieadviseur sprake is van voorbijgaande of herstelbare bijzondere persoonlijke omstandigheden zoals omschreven in het Uitvoeringsbesluit WHW, artikel 2.1 én zij 30 ECTS of meer hebben behaald van de propeduese. N
Bij studenten die in het eerste jaar van inschrijving 40 ECTS of meer hebben behaald maar die na het eerste jaar niet de propedeuse hebben behaald, wordt in maart van het tweede jaar van inschrijving gekeken of ze in dat jaar opnieuw zijn gezakt voor de desbetreffende tentamens uit de propedeuse (tot en met 1.2 C). Is dat het geval, dan ontvangen deze studenten een brief van de Examencommissie waarin ze gewezen worden op de laatste mogelijkheid tot herkansing en waarin hen dringend wordt aangeraden contact op te nemen met een van de studieadviseurs voor studiebegeleiding. Deze actie wordt in juni van het tweede jaar van inschrijving herhaald (voor tentamens 1.2 D tot en met 1.3 B).
O
Persoonlijke omstandigheden die in acht worden genomen bij het uitbrengen van het studieadvies zijn: A ziekte, handicap of zwangerschap van betrokkene, B bijzondere familieomstandigheden, C lidmaatschap van de universiteitsraad, de studentenraad, het bestuur van de faculteitsvereniging of de Opleidingscommissie, D overige omstandigheden als bedoeld in artikel 2.1 van het Uitvoeringsbesluit WHW.
P
De student die als gevolg van persoonlijke omstandigheden redelijkerwijze kan vermoeden studievertraging op te lopen, dient dit tijdig aan de studieadviseur te melden. De melding heeft tot doel de studievertraging ten gevolge van de omstandigheden te beperken en, indien naar het oordeel van
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
35 / 37
de studieadviseur nodig, een individueel studieplan op te stellen. De melding is tijdig indien deze geschiedt binnen vier weken na het begin van de omstandigheden. Indien de omstandigheden zodanig zijn, dat de student of diens zaakwaarnemer niet in de gelegenheid is dit binnen vier weken te melden, wordt het al dan niet tijdig kenbaar maken beoordeeld in het licht van die omstandigheden. P
Het BSa is schriftelijk en omvat: A de norm die geldt voor de betrokken student, uitgedrukt in het aantal te behalen ECTS van de propedeuse, B het aantal behaalde ECTS van de propedeuse, C de persoonlijke omstandigheden die in acht zijn genomen, D de verwijzing naar artikel 7.8b, derde lid van de WHW E de mededeling dat de student zich in de volgende drie studiejaren niet kan inschrijven voor de opleiding geneeskunde, F gegevens over de wijze van herinschrijving, G de mogelijkheid van bezwaar bij de Examencommissie die in uitzonderingsgevallen, gehoord hebbende de studieadviseurs en de opleidingsdirecteur, de mogelijkheid heeft van het BSa af te wijken, H de mogelijkheid van beroep bij het College van Beroep voor de Examens van de EUR en de termijn waarbinnen het beroep moet zijn ingediend.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
37 / 37
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
Paragraaf 8 – Slot- en invoeringsbepalingen
8.1 A
Wijzigingen in de OER Wijzigingen van deze regeling worden door de Decaan, na instemming door de Gezamenlijke Vergadering1, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. TP
TP
B
Geen wijzigingen vinden plaats die van toepassing zijn op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad.
C
Wijzigingen kunnen voorts niet ten nadele van de studenten van invloed zijn op: a het behalen van een examen krachtens paragraaf 2.2, 2.3 en 2.4 b enige andere beslissing, welke krachtens deze regeling door de Examencommissie is genomen ten aanzien van een student.
D
In bijzondere gevallen, ter beoordeling van de Examencommissie en zonodig op geleide van de studieadviseur en/of Opleidingscommissie kan ten gunste van de student worden afgeweken van deze regeling.
8.2
Bekendmaking wijzigingen
A
De Opleidingsdirecteur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de Regels en Richtlijnen voor de examens die door de Examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van wijzigingen van deze stukken.
B
Leden van de facultaire gemeenschap kunnen op het Studie Service Centrum Geneeskunde een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen.
8.3
Inwerkingtreding
De Onderwijs- en Examenregeling 2006/2007 treedt op 1 september 2006 in werking. Aldus vastgesteld bij besluit van de Decaan met instemming van de Gezamenlijke Vergadering van het Erasmus MC in de Gezamenlijke Vergadering van 22 juni 2006.
1 Dit instemmingsrecht van de Gezamenlijke Vergadering geldt voor alle onderdelen van de onderwijs- en examenregeling met uitzondering van de onderwerpen genoemd in artikel 7.13, lid 2 van de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek, de onderdelen a tot en met g. De Gezamenlijke Vergadering bestaat uit de leden van de StudentenRaad en de leden van de commissie Onderwijs en Onderzoek van de OndernemingsRaad.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – 20060719a
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde Bijlagen 2006-2007
2006-2007 © Erasmus MC, Rotterdam Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
Bijlagen Inhoud a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
Bijlage 1: Bijlage 1-A
Onderdelen en ECTS-verdeling propedeutische fase 5 Curriculum propedeuse Erasmusarts 2007 5
Bijlage 2
Onderdelen en ECTS-verdeling doctoraalfase Erasmusarts 2007 7 Gestart met de doctoraalfase in 2005/2006 7 Gestart met de doctoraalfase vanaf 2002/2003 10 Gestart met de doctoraalfase vóór 2002/2003 (programma curriculum 1996) 13
Bijlage 2-A Bijlage 2-B Bijlage 2-C
a
a
a
a
a
Bijlage 3-D
Onderdelen en ECTS-verdeling klinische fase 15 Gestart met klinische fase vanaf 1 september 2006 15 Gestart met klinische fase tussen 6 februari 2006 en 31 augustus 2006 16 Gestart met klinische fase tussen 14 februari 2005 en 6 februari 2006 17 Gestart met klinische fase vóór 14 februari 2005 18
Bijlage 4
Erkende vooropleidingen 19
Bijlage 5
Regeling van toelating colloquium doctum kandidaten 21
Bijlage 6
6.3.1 6.3.2 6.3.3
Verkorte opleiding geneeskunde voor artsen van buiten de Europese Unie 23 Algemeen 23 Toelating tot de opleiding voor artsen die zich vanaf 1 december 2005 hebben aangemeld 23 Toelating tot de opleiding voor artsen die zich vóór 1 december 2005 hebben aangemeld 23 De samenstelling opleiding 23 Verplichte onderdelen doctoraal fase 24 Vrijstelling 24
Bijlage 7 7.1 7.2 7.3 7.4
Instroomregeling studenten uit curriculum 1996 25 Toepasbaarheid van de regeling 25 Schriftelijke herkansing 25 Instromen in het curriculum Erasmusarts 2007 25 Afwijkende gevallen 26
Bijlage 3 Bijlage 3-A Bijlage 3-B Bijlage 3-C
6.1 6.2 6.3
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – Bijlagen – 20060719a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
4 / 24
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007 - Bijlagen
Bijlagen van de Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007
Bijlagen
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
Bijlage 1 Onderdelen en ECTS-verdeling propedeutische fase Bijlage 1-A
Curriculum propedeuse Erasmusarts 2007
Het hierna vermelde aantal ECTS/studiepunten per onderdeel van de propedeutische fase is van toepassing op de propedeusecohorten vanaf 2001/2002. Cursus
ECTS
Lijnonderwijs Leren leren, tutoraat Beroepsoriëntatie (stage met presentatie en essaytoets) PKV-communicatie en attitude PKV-medische technieken
(6) 1,5 1,5 1,5 1,5
Thema 1.1 De Arts (introductie)
7
Thema 1.2 Stoornissen in het milieu interieur Tentamen A Tentamen B Tentamen C Tentamen D
(25) 6 6 7 6
Thema 1.3 Abnormale celgroei Tentamen A Tentamen B Tentamen C Tentamen D
(21) 4 6 7 4
Integratietoets 1
1
Let op: Voor studenten die vóór 2003/2004 zijn begonnen met de studie, levert tentamen 1.3-A 6 ECTS op en levert tentamen 1.3-D 2 ECTS op U
U
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – Bijlagen – 20060719a
5 / 24
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007 - Bijlagen
Bijlage 2 Onderdelen en ECTS-verdeling doctoraalfase Erasmusarts 2007 Bijlage 2-A Gestart met de doctoraalfase in 2005/2006 Het hierna vermelde aantal ECTS/studiepunten per onderdeel van de doctoraalfase is van toepassing op studenten die zijn gestart met de doctoraalfase vanaf 2005/2006 (Curriculum Erasmusarts 2007).
1e doctoraaljaar Cursus
ECTS
Lijnonderwijs Zorgstage Eerste Hulp Practicum klinische vaardigheden – communicatie en attitude Practicum klinische vaardigheden – medische technieken
(6) 2 1 1,5 1,5
Thema 2.1 Infectie- en immuunziekten Tentamen A Tentamen B Tentamen C Tentamen D
(24) 6 6 6 6
Thema 2.2 Stoornissen in voeding, metabolisme en hormonale regulatie Tentamen A Tentamen B Tentamen C Tentamen D
(24) 6 6 6 6
Integratietoets 2
1
Keuzeonderwijs tweede jaar
5
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – Bijlagen – 20060719a
6 / 24
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007 - Bijlagen
2e doctoraaljaar Cursus
ECTS
Lijnonderwijs Medisch probleemoplossend onderwijs Practicum klinische vaardigheden – communicatie en attitude Practicum klinische vaardigheden – medische technieken
(3) 1,5 1,5
Let op: • Het Medisch probleemoplossend onderwijs is gekoppeld aan de ECTS voor Integratietoets 3. Dit onderwijs wordt gegeven vanaf studiejaar 2005-2006 maar staat niet in de OER van 2005-2006 vermeld. Thema 3.1 Stoornissen in de reproductieve cyclus Tentamen A Tentamen B Tentamen C
(24) 8 8 8
Let op: • Voor studenten die in 2003/2004 en 2004/2005 het tweede doctoraaljaar deden, zie bijlage 2-B. • Voor studenten die in 2005/2006 het tweede doctoraaljaar deden, levert tentamen 3.1-A 6 ECTS op. • Voor studenten die in 2005/2006 het tweede doctoraaljaar deden, levert tentamen 3.1-B 6 ECTS op. • Studenten die in 2005/2006 het tweede doctoraaljaar deden en tentamen 3.1-C en/of 3.1-D niet gehaald hebben, wordt in studiejaar 2006/2007 voor beide tentamens twee herkansingen in ‘originele’ vorm geboden. Deze tentamens leveren elk 6 ECTS op. Thema 3.2 Disfuncties van hersenen en zintuigen Tentamen A Tentamen B Tentamen C Tentamen D
(27) 7 6 7 7
Let op: • Studenten die in 2003/2004 en het tweede doctoraaljaar deden, zie bijlage 2-B. Integratietoets 3
1
Let op: • Studenten die in 2003/2004 en 2004/2005 het tweede doctoraaljaar deden, zie bijlage 2-B. Keuzeonderwijs derde jaar
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – Bijlagen – 20060719a
5
7 / 24
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007 - Bijlagen
3e doctoraaljaar
TP
1 PT
Cursus
ECTS
Lijnonderwijs Klinisch Pathologisch Practicum (KPP)
(3) 1,5
Practicum klinische vaardigheden – communicatie en attitude Practicum klinische vaardigheden – medische technieken
1,5
Thema 4.1 Aandoeningen van houdings- en bewegingssysteem
7
Thema 4.2 De populatie als patiënt
5,5
Thema 4.3 Methoden van Klinisch en Epidemiologisch onderzoek
5,5
Thema 4.4 De Patiënt
91
Keuzeonderzoek
30
waarvan 6 ECTS voor de casusopdrachten en 3 ECTS voor het thematentamen
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – Bijlagen – 20060719a
TP
PT
8 / 24
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007 - Bijlagen
Bijlage 2-B Gestart met de doctoraalfase vanaf 2002/2003 Het hierna vermelde aantal ECTS per onderdeel van de doctoraalfase is van toepassing op studenten die zijn gestart met de doctoraalfase vanaf 2002/2003 (Curriculum Erasmusarts 2007) en vóór 2005/2006.
1e doctoraaljaar Cursus
ECTS
Lijnonderwijs Zorgstage Eerste Hulp Practicum klinische vaardigheden – communicatie en attitude Practicum klinische vaardigheden – medische technieken
(6) 2 1 1,5 1,5
Thema 2.1 Infectie- en immuunziekten Tentamen A Tentamen B Tentamen C Tentamen D
(24) 6 6 6 6
Thema 2.2 Stoornissen in voeding, metabolisme &hormonale regulatie Tentamen A Tentamen B Tentamen C Tentamen D
(24) 6 6 6 6
Integratietoets 2
1
Keuzeonderwijs tweede jaar
5
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – Bijlagen – 20060719a
9 / 24
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007 - Bijlagen
2e doctoraaljaar Cursus
ECTS
Lijnonderwijs Practicum klinische vaardigheden – communicatie en attitude Practicum klinische vaardigheden – medische technieken
(3)
Thema 3.1 Stoornissen in de reproductieve cyclus Tentamen A Tentamen B Tentamen C Tentamen D
1,5 1,5
(24) 6 6 6 6
Let op: • Voor studenten die in 2003/2004 en 2004/2005 het tweede doctoraaljaar deden, levert tentamen 3.1-D 7 ECTS op. Thema 3.2 Disfuncties van hersenen en zintuigen Tentamen A Tentamen B Tentamen C Tentamen D
(27) 7 6 7 7
Let op: • Voor studenten die in 2003/2004 het tweede doctoraaljaar deden, levert tentamen 3.2-A 4 ECTS op. • Voor studenten die in 2003/2004 het tweede doctoraaljaar deden, levert tentamen 3.2-B 9 ECTS op. Integratietoets 3
1
Let op: • Studenten die in 2003/2004 en 2004/2005 het tweede doctoraaljaar deden, hebben geen integratietoets 3 afgelegd Keuzeonderwijs derde jaar
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – Bijlagen – 20060719a
5
10 / 24
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007 - Bijlagen
3e doctoraaljaar
TP
2 PT
Cursus
ECTS
Lijnonderwijs Klinisch Pathologisch Practicum (KPP)
(3) 1,5
Practicum klinische vaardigheden – communicatie en attitude en Practicum klinische vaardigheden – medische technieken
1,5
Thema 4.1 Aandoeningen van het houdings- en bewegingssysteem
7
Thema 4.2 De populatie als patiënt
5,5
Thema 4.3 Methoden van Klinisch en Epidemiologisch onderzoek
5,5
Thema 4.4 De Patiënt
92
Keuzeonderzoek
30
waarvan 6 ECTS voor de casusopdrachten en 3 ECTS voor het thematentamen
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – Bijlagen – 20060719a
TP
PT
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007 - Bijlagen
Bijlage 2-C
11 / 24
Gestart met de doctoraalfase vóór 2002/2003 (programma curriculum 1996)
Zie voor het programma en verdeling van studiepunten de OER van studiejaar 2005/2006.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – Bijlagen – 20060719a
13 / 24
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007 - Bijlagen
Bijlage 3 onderdelen en ECTS-verdeling klinische fase Bijlage 3-A Gestart met klinische fase vanaf 19 februari 2007 Deze bijlage bevat het programma voor studenten die het curriculum Erasmusarts 2007 volgen en na 19 februari 2007 zijn gestart dan wel starten met de klinische fase. Curriculum Erasmusarts 2007 (studenten gestart met de studie Geneeskunde vanaf collegejaar 2001/2002) Examenonderdeel
Aantal weken
ECTS
AKTE-fase PKV Zorgtraject Beeldvormende technieken Interne Geneeskunde Heelkunde Kindergeneeskunde
(12) 1 1 1 3 3 3
(18) 1,5 1,5 1,5 4,5 4,5 4,5
Speciële fase Interne Geneeskunde Heelkunde Kindergeneeskunde ICK psychiatrie Psychiatrie ICK neurologie, Vrouwenziekten Neurologie Vrouwenziekten ICK derma, KNO, Oogheelkunde Dermatologie KNO Oogheelkunde Huisartsgeneeskunde Maatschappelijke Gezondheidszorg Revalidatie RPG (Medische psychologie) Farmacie / Praktische farmacotherapie
(53) 8 8 3 1 5 1 5 5 1 3 3 3 4 2 1 -
(75,5) 11 11 4,5 1,5 7 1,5 7 7 1,5 4,5 4,5 4,5 5 3 1 0,5 0,5
Afrondende en voorbereidende fase Oudste co-schap Keuze co-schap Keuze co-schap
(19) 12 3 4
(26,5) 17 4 5,5
TOTAAL
84
120
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – Bijlagen – 20060719a
14 / 24
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007 - Bijlagen
Bijlage 3-B Gestart met klinische fase tussen 6 februari 2006 en 19 februari 2007 Deze bijlage bevat het programma voor studenten die het curriculum Erasmusarts2007 volgen en tussen 6 februari 2006 en 19 februari 2007 zijn gestart met de klinische fase. Curriculum Erasmusarts 2007 (studenten gestart met de studie Geneeskunde vanaf collegejaar 2001/2002) Examenonderdeel
Aantal weken
ECTS
AKTE-fase PKV Zorgtraject Beeldvormende technieken Interne Geneeskunde Heelkunde Kindergeneeskunde Integratietoets 4
(12) 1 1 1 3 3 3 -
(18) 1,5 1,5 1,5 4,5 4,5 4,5 -
Speciële fase Interne Geneeskunde Heelkunde Kindergeneeskunde ICK psychiatrie Psychiatrie ICK neurologie, Vrouwenziekten Neurologie Vrouwenziekten ICK derma, KNO, Oogheelkunde Dermatologie KNO Oogheelkunde Huisartsgeneeskunde Maatschappelijke Gezondheidszorg Revalidatie RPG (Medische Psychologie) Farmacie/Praktische farmacotherapie
(53) 8 8 3 1 5 1 5 5 1 3 3 3 4 2 1 -
(75,5) 11 11 4,5 1,5 7 1,5 7 7 1,5 4,5 4,5 4,5 5 3 1 0,5 0,5
Afrondende en voorbereidende fase Oudste co-schap Keuze co-schap Keuze co-schap
(19) 12 3 4
(26,5) 17 4 5,5
TOTAAL
84
120
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – Bijlagen – 20060719a
15 / 24
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007 - Bijlagen
Bijlage 3-C
Gestart met klinische fase tussen 14 februari 2005 en 6 februari 2006
Deze bijlage bevat het programma voor studenten die het curriculum Erasmusarts2007 volgen en tussen 14 februari 2005 en 6 februari 2006 gestart zijn met de klinische fase. Curriculum Erasmusarts 2007 (studenten gestart met de studie Geneeskunde vanaf collegejaar 2001/2002) Examenonderdeel
Aantal weken
ECTS
AKTE-fase PKV Zorgtraject Beeldvormende technieken Interne Geneeskunde Heelkunde Kindergeneeskunde Integratietoets 4
(14) 1 1 1 4 4 3 -
(20) 1,5 1,5 1,5 5,5 5,5 4,5 -
Speciële fase Interne Geneeskunde Heelkunde Kindergeneeskunde ICK psychiatrie Psychiatrie ICK neurologie, Vrouwenziekten Neurologie Vrouwenziekten ICK derma, KNO, oogheelkunde Dermatologie KNO Oogheelkunde HMGR*
(54) 8 8 3 1 5 1 5 6 1 3 3 3 7
(77) 11 11 4,5 1,5 7 1,5 7 8,5 1,5 4,5 4,5 4,5 10
Afrondende en voorbereidende fase Oudste co-schap Keuze co-schap
(16) 12 4
(23) 17 6
TOTAAL
84
120
* HMGR: Huisartsgeneeskunde (4 weken), RPG (Med. Psychologie), Maatschappelijke gezondheidszorg (Sociale geneeskunde, 2 weken), Revalidatie (1 week) incl. Farmacie en Praktische farmacotherapie
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – Bijlagen – 20060719a
16 / 24
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007 - Bijlagen
Bijlage 3-D Gestart met klinische fase vóór 14 februari 2005 Zie voor het programma en verdeling van studiepunten de OER van studiejaar 2005/2006.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – Bijlagen – 20060719a
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007 - Bijlagen
17 / 24
Bijlage 4 Erkende vooropleidingen 1
VWO ‘nieuwe stijl’ met het profiel Natuur & Gezondheid ( vakken natuurkunde 1, scheikunde 1, biologie 1 en 2 en wiskunde B1)
2
VWO’ nieuwe stijl’ met het profiel Natuur & Techniek in het vrije deel aangevuld met biologie 1 en 2.
3
Studenten met een diploma ‘ oude stijl’ zijn alleen toelaatbaar na een aparte beoordeling die wordt vastgesteld door de Commissie Toelating Bijzondere Gevallen.
4
HBO propedeusediploma*.
5
HBO afsluitend diploma*.
6
Universitair propedeusediploma*.
7
Universitair afsluitend diploma*.
8
Diploma vallend onder het Europees verdrag 1953*.
9
Buitenlands diploma gelijkwaardig aan VWO-diploma*.
Aanvullende informatie is te vinden in de VSNU-brochure ‘Aansluiting VWO-WO’, gedateerd december 2004 (derde herziene druk). Deze is te verkrijgen bij het Studie Service Centrum Geneeskunde. *) In principe worden aan de bezitters van deze diploma’s dezelfde inhoudelijke eisen gesteld als aan VWO-ers ‘nieuwe stijl’ met het profiel ‘Natuur en Gezondheid’ (natuurkunde 1, scheikunde 1, biologie 1 en 2 en wiskunde B1). Kennis van deze vakken dient door de kandidaten te worden aangetoond.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – Bijlagen – 20060719a
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007 - Bijlagen
19 / 24
Bijlage 5 Regeling van toelating colloquium doctum kandidaten 1
Personen van 21 jaar en ouder kunnen zonder een hiertoe rechtgevend getuigschrift te bezitten, door het College van Bestuur tot de studie worden toegelaten op grond van een verklaring van het Erasmus MC, dat zij bij een ingesteld onderzoek blijk hebben gegeven van voldoende algemene ontwikkeling, kennis en geschiktheid voor het volgen van het onderwijs in de geneeskunde.
2
Men dient daartoe een schriftelijk verzoek in te dienen bij het College van Bestuur van de Erasmus Universiteit, welk verzoek een curriculum vitae en een motivatie voor het aanvangen van de studie moet bevatten. Bij het verzoek dienen voorts een uittreksel uit het geboorteregister, twee pasfoto's en kopieën van cijferlijsten en diploma's en certificaten te worden ingesloten.
3
Teneinde de geschiktheid voor het afleggen van examens in de studierichting der geneeskunde vast te stellen, wordt gecontroleerd of de betrokkene in het bezit is van de vereiste deelcertificaten, zoals beschreven in de VSNU-brochure aansluiting VWO-WO, december 2004 (derde herziene druk). Desgewenst kan de betrokkene in plaats van de hierboven bedoelde VWO-certificaten volstaan met certificaten van behaalde toelatingsexamens voor de desbetreffende vakken georganiseerd door het James Boswell Instituut in Utrecht.
4
De faculteit verleent geen bemiddeling of subsidie betreffende opleidingsmogelijkheden voor colloquium doctum.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – Bijlagen – 20060719a
21 / 24
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007 - Bijlagen
Bijlage 6 Verkorte opleiding geneeskunde voor artsen van buiten de Europese Unie 6.1
Algemeen
Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de verkorte opleiding geneeskunde voor artsen van buiten de Europese Unie, verder te noemen: verkorte opleiding. Verder zijn op deze regeling van toepassing de artikelen van de onderwijs- en examenregeling 2006-2007 van de studierichting geneeskunde van het Erasmus MC.
6.2
.
Toelating tot de opleiding voor artsen die zich vanaf 1 december 2005 hebben aangemeld
Per 1 december 2005 melden buitenlandse artsen die in aanmerking willen komen voor een BIG-registratie zich aan bij het CIBG. Het Erasmus MC stelt voor artsen, waarvan het nodig wordt geacht dat zij nog onderwijs volgen om in aanmerking te komen voor BIG-registratie, een onderwijsprogramma samen dat in overeenstemming is met het advies van het CIBG. Het is mogelijk dat tijdens de verkorte opleiding deficiënties worden ontdekt die tijdens het assessment door het CIBG niet aan het licht gekomen zijn. Wanneer deze deficiënties van dien aard zijn dat het niet verantwoord is om het artsdiploma te verstrekken, bepaalt de Examencommissie in overleg met de opleidingsdirecteur het te volgen beleid.
6.3
Toelating tot de opleiding voor artsen die zich vóór 1 december 2005 hebben aangemeld
Toelating tot het onderwijs van de Faculteit voor de verkorte opleiding geneeskunde geschiedt op grond van een artsdiploma van een land buiten de Europese Unie, waarvan de Afdeling Diplomawaardering van NUFFIC de beoordeling "Toelating tot het 4e studiejaar of hoger van de studie der geneeskunde" heeft gegeven, alsmede het getuigschrift van het staatsexamen Nederlands als Tweede Taal (NT2) of de interuniversitaire toets (ITN) via een beschikking van het College van Bestuur, na beoordeling door de Examencommissie van vooropleiding en werkervaring van de kandidaat. Toetsen en een sollicitatiegesprek kunnen deel uitmaken van deze beoordeling. P
6.3.1
P
De samenstelling van de verkorte opleiding
1
De verkorte opleiding bestaat uit een doctoraal- en een klinische fase.
2
De samenstelling van de doctoraalfase wordt vastgesteld voor iedere buitenlandse arts afzonderlijk door de examencommissie na beoordeling van de beheersing van de Nederlandse taal, vooropleiding en werkervaring.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – Bijlagen – 20060719a
22 / 24
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007 - Bijlagen
3
De klinische fase omvat het vijfde en zesde jaar van de opleiding met een omvang van 120 ECTS/84 studiepunten, zoals vermeld in bijlage 3.
6.3.2 • • •
Verplichte onderdelen doctoraalfase
Attitudevorming en gespreksvoering voor buitenlandse artsen (3 stp/4.5 ECTS). Blok Maatschappelijke Gezondheidszorg inclusief epidemiologie (8 stp/11 ECTS). Cursus Medisch Nederlands (3 stp/4.5 ECTS).
Voor toelating tot de klinische fase van de artsopleiding aan de Faculteit moet de kandidaat ten overstaan van een speciaal benoemde commissie, bestaande uit een clinicus, een psycholoog en een lid van de Examencommissie, blijk hebben gegeven een anamnese te kunnen afnemen van een simulatiepatiënt(e) op een adequate wijze en in goed verstaanbaar en begrijpelijk Nederlands.
6.3.3
Vrijstelling
De Examencommissie kan vrijstelling verlenen van onderdelen van de doctoraalfase respectievelijk de klinische fase, op grond van aantoonbare kennis en kunde in die onderdelen, zulks op advies van en na toetsing door de desbetreffende examinatoren.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – Bijlagen – 20060719a
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007 - Bijlagen
23 / 24
Bijlage 7 Instroomregeling studenten uit curriculum 1996 Het doctoraalexamen van het curriculum 1996 kon afgelegd worden tot 31 augustus 2005. Vanaf 1 september 2005 kunnen studenten alleen nog afstuderen binnen het curriculum Erasmusarts 2007.
7.1
Toepasbaarheid van de regeling
Deze regeling is van toepassing op: • Studenten die in het studiejaar 2000/2001 ingeschreven stonden voor de doctoraalfase en studeren volgens het curriculum 1996 en per 1 september 2006 het doctoraalexamen nog niet met goed gevolg hebben afgelegd. • Studenten die in het studiejaar 2001/2002, 2002/2003 of 2003/2004 rechtstreeks zijn toegelaten tot de doctoraalfase van de opleiding met het oog op het afleggen van het doctoraalexamen als bedoeld in paragraaf 5.3 van de OER en in bijlage 2.
7.2
Schriftelijke herkansing
De Examencommissie kan in individuele gevallen een schriftelijke herkansing toekennen voor de onvoldoende beoordeelde onderdelen van de lijst van onderdelen van bijlage 2 van de OER. Dit geldt alleen voor onderdelen die schriftelijk worden afgesloten en wanneer het doctoraal examen als bedoeld in paragraaf 5.3 van de OER per 31 augustus 2006 niet is behaald en ten hoogste twee van de onderdelen genoemd in bijlage 2 van de OER onvoldoende zijn beoordeeld met een cijfer niet lager dan een 4. Voor de onderdelen van bijlage 2 van de OER die anders dan schriftelijk worden afgesloten kan de Examencommissie in dit geval een vervangende opdracht toekennen.
7.3
Instromen in het curriculum Erasmusarts 2007
In het eerste doctoraaljaar Studenten die in het bezit zijn van een getuigschrift van het propedeutisch examen curriculum 1996 van de opleiding Geneeskunde behaald aan de Erasmus Universiteit Rotterdam kunnen hun opleiding vervolgen in het eerste doctoraaljaar van het curriculum Erasmusarts 2007. Echter, de Examencommissie kan aanvullende eisen stellen met betrekking tot de in paragraaf 5.2 en bijlage 1 vermelde onderdelen, waaraan de student in het eerste jaar van de doctoraalfase moet voldoen om tot het onderwijs en de tentamens van het tweede jaar van de doctoraalfase te worden toegelaten. Deze studenten wordt geadviseerd contact op te nemen met de studieadviseur teneinde een studieplan op te stellen dat gericht is op het wegwerken van deficiënties welke zijn ontstaan doordat de propedeuse van het curriculum Erasmusarts 2007 verschilt van het curriculum 1996. Deze regeling is ook van toepassing op studenten die het propedeutisch examen geneeskunde aan een andere Nederlandse universiteit hebben behaald.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – Bijlagen – 20060719a
24 / 24
Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde 2006-2007 - Bijlagen
In het tweede doctoraaljaar Studenten die uiterlijk per 31 augustus 2004 niet voldaan hebben aan de voorwaarden voor doorstroming naar het derde doctoraaljaar van het curriculum 1996 (volgens paragraaf 4.4.1 van de OER 2005/2006) kunnen met ingang van studiejaar 2003/2004 of later hun opleiding vervolgen door in te stromen in het tweede doctoraaljaar van het curriculum Erasmusarts 2007, mits zij voldoen aan de volgende voorwaarden: • Alle onderdelen uit het eerste doctoraaljaar van het curriculum 1996 zijn met goed gevolg afgelegd met uitzondering van het blok Klinische Epidemiologie (3 stp) • Uit het tweede doctoraaljaar van het curriculum 1996 zijn de volgende onderdelen afgesloten met een voldoende resultaat: • Buik- en buikklachten (6 stp) • Dermatologie (1 stp) • MPO (4 stp) In het derde doctoraaljaar Studenten die uiterlijk per 31 augustus 2005 hun doctoraalexamen curriculum ‘96 niet hebben behaald kunnen met ingang van het studiejaar 2004/2005 of later hun opleiding vervolgen in het derde doctoraaljaar van het curriculum Erasmusarts 2007, mits zij voldoen aan de volgende voorwaarden: • Alle onderdelen uit het eerste doctoraaljaar van het curriculum 1996 zijn met goed gevolg afgelegd met uitzondering van het blok Klinische Epidemiologie (3 stp) • Van het tweede doctoraaljaar van het curriculum 1996 zijn alle onderdelen met goed gevolg afgelegd met uitzondering van het blok Bewegingsstelsel (5 stp) en het blok Traumatologie (3 stp) • Van het derde doctoraaljaar van het curriculum 1996 zijn de volgende onderdelen behaald: • Groei en ontwikkeling van kinderen (5 stp) • Infecties, immunologie en endocrinologie (6 stp)
7.4
Afwijkende gevallen
In gevallen waarin deze overgangsregeling niet voorziet beslist de Examencommissie.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Onderwijs- en Examenregeling 2006-2007 – Bijlagen – 20060719a
Regels en Richtlijnen voor de Examens 2006-2007
2006-2007 © Erasmus MC, Rotterdam Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Regels en Richtlijnen voor de Examens 2006-2007
Inhoud
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
Artikel 1
Begripsomschrijving 5
Artikel 2
Vrijstelling van een examen of tentamen 5
Artikel 3
Deelname en registratie vaardigheidsonderwijs 5
Artikel 4
Afwezigheid 6
Artikel 5
Orde rond tentamens en examens 7
Artikel 5a
Orde (algemeen) 8
Artikel 6
Fraude en sancties 9
Artikel 7
Beoordeling 11
Artikel 8
Vaststellen van de uitslag van de examens 13
Artikel 9
Getuigschrift en cijferlijst 13
Artikel 10
Gebruikmaken van afwijkingsmogelijkheden 14
Artikel 11
Maatstaven 14
Artikel 12
Regeling voor studenten met een handicap 14
Artikel 12a
Belemmerende omstandigheden tijdens de studie 15
Artikel 13
Wijziging van de Regels en Richtlijnen voor de Examens 16
Artikel 14
Inwerkingtreding 16
a
a
a
a
a
a
a
Regels en Richtlijnen voor de Examens 2006-2007
Artikelen
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
Artikel 1
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
Begripsomschrijving
1
De ‘Regels en Richtlijnen voor de Examens 2006/2007’ vormen een aanvulling op en een verdere uitwerking van de Onderwijs- en Examenregeling en het Huishoudelijk Reglement Examencommissie. Zij zijn van toepassing op het propedeutisch examen, doctoraal examen en artsexamen.
2
Binnen de Examencommissie bestaan drie secties, respectievelijk voor de propedeutische fase en het eerste doctoraaljaar, het tweede en derde doctoraaljaar en de klinische fase.
Artikel 2
a
Vrijstelling van een examen of tentamen
1
Een gemotiveerd verzoek tot vrijstelling van het afleggen van een examen of tentamen dan wel tot het volgen van verplicht vaardigheidsonderwijs zoals bedoeld in artikel 3, op grond van het bepaalde bij of krachtens de wet, dient schriftelijk te worden ingediend bij de desbetreffende sectie van de Examencommissie.
2
Een besluit de vrijstelling niet of niet geheel te verlenen wordt door de Examencommissie niet eerder genomen dan nadat de verzoeker/verzoekster desgevraagd in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord.
3
De Examencommissie neemt een gemotiveerde beslissing binnen een maand na ontvangst van het verzoek en stelt betrokkene onverwijld van die beslissing op de hoogte.
Artikel 3 1
Deelname en registratie vaardigheidsonderwijs
Het vaardigheidsonderwijs vormt een verplicht dan wel facultatief deel van de programmaonderdelen van het curriculum. Voor onderdelen waarvoor het vaardigheidsonderwijs verplicht is, geldt dat geen cijfer voor het desbetreffende onderdeel wordt gegeven, evenmin als er studiepunten worden toegekend, wanneer niet al het vaardigheidsonderwijs van dit onderdeel naar behoren is gevolgd. De hieronder genoemde leden zijn van toepassing op curriculumonderdelen waarvan het vaardigheidsonderwijs verplicht is.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Regels en Richtlijnen voor de Examens 2006-2007 – 20060719a
6 / 16
Regels en Richtlijnen voor de Examens 2006-2007
2
Studenten worden geacht de opdrachten (inclusief zelfstudieopdrachten) die beschikbaar gesteld worden ter voorbereiding van het vaardigheidsonderwijs uit te voeren.
3
Indien tijdens een bijeenkomst van het vaardigheidsonderwijs blijkt dat een student, zonder geldige reden, de uitwerking van een opdracht ter voorbereiding van die bijeenkomst niet ter hand heeft genomen is de docent bevoegd de student uit te sluiten van verdere deelname aan de desbetreffende bijeenkomst.
4
In geval van verhindering tot deelname aan een bijeenkomst van het vaardigheidsonderwijs door overmacht (bijvoorbeeld ziekte) geldt dat, bij afmelding vóór aanvang van de desbetreffende bijeenkomst bij het Studie Service Centrum Geneeskunde of bij de docent, de student wel gerechtigd is de bijeenkomst in te halen.
5
De studenten dienen aan het vaardigheidsonderwijs van een onderwijsonderdeel deel te nemen op het moment dat dit onderwijs regulier volgens de geldende volgorde van de onderwijsonderdelen wordt aangeboden, conform de indeling op practicumnummer. Bij het niet gebruik maken van de reguliere volgorde, dient met de consequenties genoemd in lid 1 van dit artikel rekening gehouden te worden.
6
Bij de inschrijving voor vaardigheidsonderwijs wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden: a Studenten die volgens hun studieprogramma regulier aan het vaardigheidsonderwijs toe zijn. b Studenten bij wie toelating tot bepaalde onderwijsonderdelen is geaccordeerd. Hierbij zal met de opleidingscapaciteit binnen het vaardigheidsonderwijs rekening gehouden dienen te worden. c Studenten die een geldige reden hadden om niet aan het vaardigheidsonderwijs deel te nemen (ter beoordeling van de Examencommissie). d Studenten die geen geldige reden hadden om niet aan het vaardigheidsonderwijs deel te nemen (ter beoordeling van de Examencommissie).
7
De afdelingen die verplicht vaardigheidsonderwijs verzorgen, houden een sluitende administratie bij (aanwezigheid student, voldoende participatie). Vanuit het Studie Service Centrum Geneeskunde krijgen zij daartoe desgevraagd presentielijsten van studenten met een practicumnummer/plaats voor een bepaald collegejaar. De afdelingen geven na afloop van het vaardigheidsonderwijs desgevraagd een overzicht van welke studenten wel en welke niet naar behoren het vaardigheidsonderwijs hebben gevolgd aan het Studie Service Centrum Geneeskunde.
Artikel 4
Afwezigheid
Studenten worden geacht deel te nemen aan de eerste gelegenheid tot het afleggen van een examen of tentamen.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Regels en Richtlijnen voor de Examens 2006-2007 – 20060719a
Regels en Richtlijnen voor de Examens 2006-2007
Artikel 5
7 / 16
Orde rond tentamens en examens
1
Studenten die zich tijdig en deugdelijk hebben aangemeld voor een schriftelijk tentamen, kunnen deelnemen aan het desbetreffende tentamen en worden toegelaten tot de tentamenruimte. Voor degenen die zich niet, dan wel niet tijdig of niet deugdelijk hebben aangemeld geldt een boeteregeling zoals beschreven in paragraaf 4.1, 1id B van de Onderwijs- en Examenregeling. Tevens dienen studenten op wie de vorige volzin betrekking heeft, rekening te houden met de mogelijkheid dat hun de toegang tot het tentamen wordt geweigerd in geval van plaatsgebrek.
2
Studenten die aan een tentamen wensen deel te nemen dienen in beginsel op het aangegeven tijdstip plaats te hebben genomen in de tentamenruimte en wel binnen de ruimte die voor de student hiervoor is aangemerkt. In geval van overmacht kunnen studenten tot een halfuur na aanvang van het tentamen nog tot de tentamenruimte worden toegelaten om deel te nemen aan het tentamen. Later dan een halfuur na het aanvangstijdstip van een tentamen worden geen examinandi meer tot de tentamenruimte toegelaten. Examinandi mogen de tentamenruimte niet binnen een uur na het aanvangstijdstip noch in het halfuur voorafgaande aan het eind van het tentamen verlaten. Studenten die voor afloop van het tentamen de tentamenruimte verlaten, dienen er zorg voor te dragen dat zij zo min mogelijk overlast bezorgen aan de nog aanwezige studenten.
3
De examinandus dient zich op verzoek van examinator, surveillant, of medewerker van het Studie Service Centrum Geneeskunde te legitimeren met een daarvoor geldend legitimatiebewijs (een geldig(e) collegekaart van de EUR, ID-kaart, Erasmus MC-pas, paspoort of rijbewijs). Studenten die niet in staat zijn een dergelijk legitimatiebewijs te tonen worden uitgesloten van deelname aan het tentamen.
4
Gedurende een schriftelijk tentamen is de examinator of diens vervanger, een inhoudelijk deskundige, aanwezig in één van de tentamenruimten.
5
Met de bewaking van de orde tijdens het tentamen worden belast de examinator en de eventuele surveillanten.
6
De examinandus mag uitsluitend op de tafel hebben liggen: schrijfgerei, gum en een legitimatiebewijs zoals onder lid 3 genoemd, tenzij sprake is van het onder artikel 6 lid 1 gestelde. Ook mag de examinandus voor het tentamen eten of drinken op tafel hebben staan. De surveillant overhandigt de tentamenopgaven, het tentamenformulier en eventueel kladpapier. Verder mag tijdens het tentamen niets binnen handbereik zijn.
7
De examinandus dient de aanwijzingen van de examinator en de surveillanten op te volgen. De examinandus is verplicht op aanwijzing van de surveillanten materiaal dat hij of zij tijdens het tentamen voorhanden heeft aan de surveillanten te overhandigen, waarbij artikel 6, lid 2 in acht wordt genomen. Dit materiaal wordt na afloop van het tentamen zo spoedig mogelijk aan de examinandus teruggegeven tenzij sprake is van overtreding van artikel 6, lid 2.
8
Na inleveren van het door hem/haar gemaakte werk dient de examinandus de tentamenruimte te verlaten. Het is de examinandus niet toegestaan de tentamenruimte te verlaten zonder het gemaakte werk in te leveren.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Regels en Richtlijnen voor de Examens 2006-2007 – 20060719a
8 / 16
Regels en Richtlijnen voor de Examens 2006-2007
9
Voordat het door de examinandus gemaakte werk wordt ingenomen, controleert de examinator en/of de surveillant of het examennummer en de naam van de examinandus naar behoren op alle tentamenformulieren zijn ingevuld. De surveillant kan de student ter controle op zijn of haar identiteit verzoeken ook bij inlevering van het gemaakte werk een legitimatiebewijs te tonen.
10 Over toiletbezoek tijdens tentamens: in beginsel wordt studenten tijdens een tentamen slechts één maal de gelegenheid geboden het toilet te bezoeken, doch niet eerder dan één uur na aanvang van het tentamen en niet in het laatste halfuur van het tentamen. Deze gelegenheid wordt (per blok) aan niet meer dan één student tegelijk verleend. De surveillant of examinator kan desgewenst ter controle vastleggen wie van deze gelegenheid gebruik heeft gemaakt en eveneens de student verzoeken de inhoud van diens zakken e.d. te tonen, ter controle op het in bezit hebben van ongeoorloofd materiaal (zie artikel 6, lid 2), waarbij de privacy van de student in acht wordt genomen. Voor het tijdelijk verlaten van de tentamenruimte in verband met toiletbezoek moet door de examinandus toestemming worden gevraagd aan de examinator of de surveillant. 11 Het is niet toegestaan tijdens het tentamen te roken, dan wel alcohol of andere stimulerende middelen te gebruiken. 12 Tentamenopgaven en/of andere informatie die betrekking heeft op het tentamen zoals antwoorden, informatie over gekozen alternatieven bij meerkeuzevragen, of eigen aantekeningen over het tentamen en/of de gegeven antwoorden in de breedste zin, mogen niet door de examinandus buiten de tentamenruimte worden meegenomen. Eventueel kan de examinator of diens vervanger toestaan dat studenten na afloop van het tentamen, dat wil zeggen nadat alle studenten hun werk hebben ingeleverd, informatie over het tentamen inzien of meenemen.
Artikel 5a 1
Orde (algemeen)
Studenten geneeskunde dienen zich in het kader van hun opleiding, zolang zij als student geneeskunde staan ingeschreven, te gedragen zoals het een goed student geneeskunde betaamt (zie ook lid 3 van dit artikel). Dit geldt uitdrukkelijk, doch beslist niet met uitsluiting van andere omstandigheden, in geval van examenonderdelen of andere delen van de opleiding waarbij handelingen en/of vaardigheden dienen te worden verricht of uitgevoerd aan of bij personen (medestudenten, simulatiepatiënten, patiënten), en evenzeer in andere gevallen waarbij een student binnen het kader van zijn of haar opleiding, dan wel vanuit zijn of haar functie als student geneeskunde, contact heeft met personen die aanwezig en/of werkzaam zijn in het Erasmus MC of de gezondheidszorginstelling waarbinnen hij of zij een deel van de opleiding volgt, dan wel geacht wordt nog te gaan volgen. Wanneer studenten naar het oordeel van een docent, dan wel naar het oordeel van de Examencommissie, zich bij zulke onderdelen van een examen of van de opleiding, dan wel anderszins, niet welvoeglijk gedragen, kan de Examencommissie—gehoord hebbende de verschillende partijen—besluiten tot het opleggen van een sanctie, zoals verwoord in lid 2, eventueel langs indirecte weg door inschakeling van de decaan of het instellingsbestuur, wanneer de aard van het gewraakte gedrag daar aanleiding toe geeft. Onder onwelvoeglijk gedrag wordt in dit verband onder meer verstaan: discriminerende, beledigende, kwetsende of anderszins negatieve opmerkingen, dan wel onbeschofte of
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Regels en Richtlijnen voor de Examens 2006-2007 – 20060719a
9 / 16
Regels en Richtlijnen voor de Examens 2006-2007
verregaand onbeleefde uitingen, dan wel hardhandigheid, dan wel geen of te weinig respect, fatsoen of hygiëne, dan wel verbreking van de geheimhoudingsplicht, dan wel bedrieglijk handelen, valsheid in geschrifte, fraude, bewuste misleiding e.d., dan wel grensoverschrijdend gedrag inclusief seksuele intimidatie, dan wel het handelen jegens een derde tegen de wens van die persoon in. 2
De Examencommissie is bevoegd in situaties zoals genoemd in lid 1, hetzij zelf hetzij via de decaan of het instellingsbestuur, over te gaan tot gepaste maatregelen in de vorm van sancties. Deze sancties kunnen in het uiterste geval een schorsing inhouden. De Examencommissie kan ertoe besluiten paragraaf 6 van de OER in werking te stellen wanneer de aard van de misdraging daar aanleiding toe geeft.
3
Ter aanvulling op, en ondersteuning van lid 1 en lid 2, en ter verduidelijking van hetgeen binnen de opleiding geneeskunde van studenten mag worden verwacht, heeft de faculteit richtlijnen uitgevaardigd met betrekking tot patiëntgebonden vaardigheden en patiëntcontacten. Deze zijn vastgelegd in een document: ‘Patiëntgebonden vaardigheden en patiëntcontacten bij studenten geneeskunde’, dat jaarlijks voorafgaand aan de start van het studiejaar zo nodig wordt bijgesteld, en dat te raadplegen en te downloaden is via de website: http://www.erasmusmc.nl (klik op ‘onderwijs’, ‘onderwijssite geneeskunde’, ‘curriculum’, ‘informatie’, ‘Patiëntgebonden vaardigheden’). De genoemde richtlijnen zijn van kracht voor alle studenten geneeskunde aan het Erasmus MC. HTU
Artikel 6
UTH
Fraude en sancties
1
De examinator kan toestaan dat tijdens het tentamen boeken, syllabi, aantekeningen of andere informatiedragers worden geraadpleegd. De examinator stelt de aan het tentamen deelnemende studenten hiervan ruimschoots voor aanvang van het tentamen op de hoogte.
2
Het is studenten verboden: a tijdens een tentamen mobiele telefoons, elektronische agenda’s, zogenoemde ‘message watches’ of andere informatiedragers dan die welke in de bijzondere omstandigheden genoemd in lid 1 zijn toegelaten, te raadplegen of binnen handbereik te hebben; Uitsluitend kan worden toegestaan dat deze informatiedragers (zoals een mobiele telefoon) in jas of tas zijn opgeborgen en zijn uitgeschakeld; bij gerede twijfel en wanneer studenten het toilet wensen te bezoeken kan in dit verband de examinator of surveillant studenten controleren op het bij zich dragen van verboden zaken, waarbij de privacy van de studenten in acht wordt genomen; zo nodig maakt de examinator of diens vervanger van het gebeurde een aantekening en stelt deze de Examencommissie van het voorval op de hoogte; de Examencommissie kan vervolgens een sanctie opleggen zoals verwoord in lid 9 b tijdens een tentamen bij anderen af te kijken of met hen op welke wijze dan ook, binnen of buiten de tentamenruimte, informatie uit te wisselen, waaronder ook moet worden verstaan het tijdens het tentamen gelegenheid bieden aan anderen tot afkijken; ter voorkoming van misverstanden en ter preventie van fraude is voorts het dragen van petten niet toegestaan evenmin als het dragen van zodanige andere hoofddeksels of het hebben van een zodanige haardracht dat de ogen naar de mening van de surveillant niet goed kunnen worden geobserveerd;
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Regels en Richtlijnen voor de Examens 2006-2007 – 20060719a
10 / 16
Regels en Richtlijnen voor de Examens 2006-2007
c d e f g
zich tijdens een tentamen voor iemand anders uit te geven; zich tijdens een tentamen door iemand anders te laten vertegenwoordigen; de hem/haar uitgereikte vragenformulieren en/of antwoordformulieren te verwisselen of met anderen uit te wisselen; zich voor de aanvang van een tentamen in het bezit te stellen van de vragen of opgaven van dat tentamen; op welke wijze dan ook, in het bijzonder door onwelvoeglijk of bedrieglijk handelen of nalaten, het vormen van een juist (dat wil zeggen betrouwbaar en valide) oordeel omtrent zijn/haar kennis, inzicht en/of vaardigheden, dan wel professioneel gedrag, geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken; Dit geldt evenzeer voor verslagen, werkstukken, scripties en opdrachten in de breedste zin des woords die worden meegenomen in de beoordeling van kennis, inzicht en/of vaardigheden, dan wel professioneel gedrag van studenten; uitdrukkelijk wordt ook plagiaat (bijvoorbeeld van internet) tot frauduleus handelen gerekend.
3
Studenten die handelen in strijd met het bij of krachtens lid 2 bepaalde, of gelegenheid geven tot handelingen in strijd met het bij of krachtens lid 2 bepaalde, maken zich schuldig aan fraude.
4
Wanneer terzake van het afleggen van een tentamen of examen, dan wel bij beoordelingen van ander werk van een student, fraude wordt geconstateerd of vermoed, wordt de examinator hiervan onverwijld op de hoogte gesteld. In een dergelijk geval zijn de leden 5 t/m 10 van toepassing.
5
De examinator deelt de betrokken student mee dat fraude is geconstateerd of vermoed, neemt kennis van het weerwoord van de student, en maakt daarvan schriftelijk aantekening, zo mogelijk op het door de betrokken student in te leveren werk; in geval van een constatering of verdenking van fraude na afloop van een tentamen (zoals wanneer sprake is van overschrijven van antwoorden van mede-examinandi) legt de examinator schriftelijk zijn of haar bevindingen vast in een afzonderlijk verslag; ook dan dient de examinator de student hiervan op de hoogte te stellen en kennis te nemen van zijn of haar weerwoord.
6
De examinator maakt in alle gevallen van geconstateerde of vermoede fraude in een schriftelijk verslag melding van de geconstateerde of vermoede fraude. Indien een examinandus tijdens of na afloop van een tentamen is gevraagd eventuele bewijsstukken af te geven, doch weigert deze bewijsstukken te overhandigen, wordt dit in het schriftelijk verslag vermeld. De betrokken examinandus wordt in de gelegenheid gesteld een schriftelijk commentaar bij het schriftelijk verslag van de examinator te voegen.
7
Studenten worden in geval van geconstateerde of vermeende fraude tijdens een tentamen, in de gelegenheid gesteld hun werk af te maken en in te leveren.
8
Zo spoedig mogelijk na afloop van een tentamen waarbij fraude is geconstateerd, of – indien de examinator niet onmiddellijk kan vaststellen of de examinandus fraude heeft gepleegd – zo spoedig mogelijk nadat de examinator naderhand de fraude heeft vastgesteld, wordt het in lid 5 en 6 bedoelde verslag en ook het eventuele commentaar van de betrokken examinandus aan de Examencommissie ter hand gesteld.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Regels en Richtlijnen voor de Examens 2006-2007 – 20060719a
Regels en Richtlijnen voor de Examens 2006-2007
9
11 / 16
De voorzitter van de Examencommissie of diens vervanger roept vervolgens zowel docent als student op voor een gesprek; hierna kan de Examencommissie, alle betrokkenen gehoord hebbende, besluiten een sanctie op te leggen, met vermelding van deze sanctie in het persoonlijk dossier van de student, namelijk een of meer van de volgende maatregelen: a berisping; b ongeldig verklaring van het betrokken tentamen (dan wel van de beoordeling voor het onderwijsonderdeel waarop de fraude betrekking had), ook wanneer inmiddels het behaalde cijfer is vrijgegeven; c uitsluiting van het desbetreffende tentamen (dan wel van de beoordeling voor het onderwijsonderdeel waarop de fraude betrekking had) voor ten hoogste één jaar; d uitsluiting van één of meer tentamenronden, dan wel van het afleggen van tentamens gedurende een periode van ten hoogste één jaar.
10 De betrokken student wordt schriftelijk op de hoogte gesteld van de getroffen sanctie en van de mogelijkheid hiertegen beroep in te stellen bij het College van Beroep voor de Examens (CBE) van de EUR.
Artikel 7
Beoordeling
1
Men is voor een tentamen geslaagd, indien tenminste het cijfer zes is behaald. Bij afronding van toetscijfers geldt dat een 5,50 wordt afgerond tot een 6 en een 5,49 tot een 5, terwijl dit op navenante wijze geschiedt bij andere toetscijfers met één of twee cijfers achter de komma.
2
Bij de beoordeling van tentamens, werkstukken en andere vormen van toetsen waarbij studenten hun antwoorden e.d. zelf dienen te verwoorden, wordt ook rekening gehouden met beheersing van de Nederlandse taal. Dit houdt in dat incorrect taalgebruik dat tot begripsverwarring aanleiding geeft of dubbelzinnig is, wordt meegenomen in de beoordeling.
3
De wijze van beoordeling is zo doorzichtig dat de geëxamineerde kan nagaan hoe de uitslag van het tentamen tot stand is gekomen.
4
Voorafgaand aan elk tentamen wordt een correctievoorschrift opgesteld, waarin onder andere is vastgelegd het antwoordmodel en de wijze waarop de puntentoekenning geschiedt (zie het facultaire document ‘Alles draait om toetsing!’ Bijlage 6 – Schriftelijke tentamens in uniform – richtlijnen.) Bij open vragen dient de examinator (c.q. tentamencoördinator) ten behoeve van de beoordeling zorg te dragen dat iedere open vraag voor zover mogelijk door dezelfde docent wordt beoordeeld. De examinator (c.q. tentamencoördinator) bewaakt de procedure rondom het nakijken van open vragen en draagt zorg voor een optimale betrouwbaarheid en validiteit van de beoordeling. Iedere tentamenvraag wordt naar aanleiding van commentaar van studenten en/of docenten én van de itemanalyse, bekeken op inhoudelijke juistheid, moeilijkheidsgraad en discriminerend vermogen. Op grond van de uitkomsten hiervan kan de vraag vervallen of kan het antwoordmodel ervan worden aangepast.Het aantal punten dat aan een vraag is toegekend kan niet meer worden gewijzigd. Het aantal vervallen vragen mag niet groter zijn dan 10% van het totale aantal vragen. Na de toets- en itemanalyse en eventuele bijstelling wordt de maximale score van de toets bepaald door de maximale scores van alle overgebleven vragen bij elkaar op te tellen.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Regels en Richtlijnen voor de Examens 2006-2007 – 20060719a
12 / 16
Regels en Richtlijnen voor de Examens 2006-2007
Aansluitend vindt normering plaats met behulp van de compromismethode van Hofstee (zie het facultaire document ‘Bepaling cesuur binnen EA2007; de Hofstee methode’, auteurs: Spierenburg, Jousma, Kleinrensink, Nouwen en Wiegman, 2005). Het minimale beheersingsniveau van de toets is voor het studiejaar 2006-2007 vastgelegd tussen de 50% en 60% van de maximale score van de toets (absolute cesuur). Bij het bepalen van de exacte plaats van de cesuur wordt er rekening mee gehouden dat minimaal 20% en maximaal 50% van de studenten zakt voor de toets (relatieve cesuur). Om de cesuur te berekenen wordt de toetsscore van de studenten (Y-as) uitgezet tegen het cumulatieve percentage studenten dat deze toetsscore heeft behaald (X-as). Dit wordt de toetscurve genoemd. Vervolgens wordt er een lijn getrokken door de punten (20% studenten, 60% van de maximale score) en (50% studenten, 50% van de maximale score). Het snijpunt van deze lijn met de toetscurve van de studenten is de cesuur. Deze cesuur geeft het cijfer 5.5. Indien deze lijn geen snijpunt heeft met de toetscurve van de studenten vindt overleg met de Examencommissie plaats. Bij de tweede maal dat een tentamen wordt afgenomen binnen hetzelfde studiejaar wordt dezelfde cesuur gehanteerd als bij de eerste keer dat het tentamen in hetzelfde studiejaar werd gehouden, tenzij de Examencommissie anders beslist. Het gebruik van de methode Hofstee zal worden geëvalueerd door het CCO en de Examencommissie. De gekozen absolute cesuurwaarden (50% resp. 60%) en de relatieve cesuurwaarden (20% resp. 50%) zullen dan zonodig worden aangepast. 5
Bij elk tentamen wordt door de themacoördinator c.q. examinator een daartoe strekkend beoordelingsformulier ingevuld, aan te leveren door het Studie Service Centrum Geneeskunde, waarin de psychometrische kwaliteit van het tentamen wordt vastgelegd. Op dit formulier worden onder meer vermeld: het aantal studenten dat aan het tentamen heeft deelgenomen, het aantal studenten dat een voldoende cijfer heeft behaald, de gehanteerde beoordelingsnormen en een opgave van eventueel voorafgaand aan de vaststelling van de beoordelingen verwijderde vragen. Het Studie Service Centrum Geneeskunde draagt zorg voor bekendmaking van de cijfers, doch alleen nadat is geconstateerd dat de in lid 4 genoemde regels zijn aangehouden. Indien de in lid 4 genoemde regels zijn aangehouden wordt het beoordelingsformulier na bekendmaking van de uitslag van een tentamen door de examinator ter hand gesteld van de Examencommissie. Zo nodig besluit de Examencommissie conform OER-paragraaf 5.1 (lid C) de termijn waarbinnen een uitslag bekend moet worden gemaakt te verlengen.
6
Men is voor een examen geslaagd indien voldaan is aan de eisen gesteld in paragraaf 5 van de OER.
7
Onverminderd de bevoegdheid van de examinator bij de beoordeling kan de Examencommissie regels stellen met betrekking tot het bepalen van de uitslag van een tentamen. Deze regels worden voor het begin van de desbetreffende onderwijsperiode bekend gemaakt.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Regels en Richtlijnen voor de Examens 2006-2007 – 20060719a
Regels en Richtlijnen voor de Examens 2006-2007
Artikel 8
13 / 16
Vaststellen van de uitslag van de examens
1
Nadat alle tentamens behorend bij de onderdelen van de desbetreffende fase met goed gevolg zijn afgelegd, wordt de uitslag van het desbetreffende examen met inachtneming van het bepaalde in paragraaf 5.2 C, 5.3 C en 5.4 D van de OER vastgesteld door de Examencommissie.
2
De Examencommissie neemt de beslissing, bedoeld in het voorgaande lid, bij gewone meerderheid van stemmen, waarbij tenminste 3 leden van de Examencommissie aanwezig dienen te zijn.
Artikel 9 Getuigschrift en cijferlijst 1
Onverminderd het bepaalde in artikel 7.58 van de WHW wordt ten bewijze dat een examen met goed gevolg is afgelegd, door de Examencommissie een getuigschrift uitgereikt. De uitreiking vindt ten minste eenmaal per jaar in het openbaar plaats.
2
Het getuigschrift wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de sectie van de Examencommissie die zich met het betrokken examen bezighoudt, of een of meer andere leden van de Examencommissie die hen vervangen.
3
Aan de geëxamineerde wordt bij de uitreiking van het getuigschrift een afzonderlijke cijferlijst verstrekt.
4
De volgende judicia zullen op de cijferlijst worden vermeld: bij een gemiddeld eindcijfer <7,0 “met voldoende resultaat”; bij een gemiddeld eindcijfer ≥7,0 en <8,0 “met ruim voldoende resultaat”; bij een gemiddeld eindcijfer ≥8,0 en <8,25 (en tevens bij een gemiddeld eindcijfer >8,25 waarbij niet wordt voldaan aan de voor een judicium “cum laude” geldende voorwaarden, zoals beschreven in lid 6) “met goed resultaat”. In geval van een gemiddeld eindcijfer ≥ 8,25 kan lid 6 in werking treden.
5
Ingeval de geëxamineerde tijdens het afleggen van het examen blijk heeft gegeven van uitzonderlijke bekwaamheid zoals bedoeld in lid 6, wordt dit op het getuigschrift vermeld met de woorden "cum laude" dan wel "met lof". Het bepaalde in lid 7 is van toepassing.
6
Van uitzonderlijke bekwaamheid, bedoeld in het vorige lid, is sprake wanneer de geëxamineerde alle tentamens van het kerncurriculum, alsmede de onderdelen keuzeonderwijs en keuzeonderzoek, slechts eenmaal heeft afgelegd, geen vrijstellingen voor onderdelen zijn verleend, en wanneer de geëxamineerde voor de tentamens die met een cijfer worden beoordeeld een gemiddeld cijfer groter of gelijk aan 8,25 heeft behaald, waarbij geen der cijfers lager dan 7 mag bedragen. Examenonderdelen waarvoor een V (voldoende) of G (goed) als beoordeling is gegeven dienen tenminste als voldoende te zijn beoordeeld, en worden verder buiten beschouwing gelaten, evenals de onderdelen waarbij het gegeven cijfer geen oordeel van de individuele student maar van een groep studenten inhoudt. Voor studenten aan wie vrijstellingen zijn verleend op grond van een research master opleiding geldt dat zij individueel worden beoordeeld en dat hun studieresultaten bij de masteropleiding die aanleiding vormden voor de vrijstelling(en) zullen worden meegewogen bij het al dan niet in aanmerking komen voor het judicium “cum laude”
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Regels en Richtlijnen voor de Examens 2006-2007 – 20060719a
14 / 16
Regels en Richtlijnen voor de Examens 2006-2007
7
De in lid 4 genoemde regeling rond de judicia, alsmede de in lid 5 en 6 van dit artikel genoemde cum-laude regeling gelden voor zowel het propedeutisch examen, als het doctoraalexamen en het artsexamen.
Artikel 10
Gebruikmaken van afwijkingsmogelijkheden
De geëxamineerde kan de Examencommissie of examinator verzoeken alvorens van enige afwijkingsmogelijkheid de examens betreffende gebruik te maken, de studieadviseur of studentendecaan in de gelegenheid te stellen te dienen van bericht en raad.
Artikel 11
Maatstaven
De Examencommissie c.q. de examinator neemt bij beslissingen tentamens en examens betreffende, de volgende maatstaven tot richtsnoer: a b
c d e
het behoud van kwaliteits- en selectie-eisen van een examen of tentamen; doelmatigheid, onder meer tot uitdrukking komend in een streven: - voor studenten die snelle voortgang met de studie maken, tijdverlies bij de voorbereiding van een examen of tentamen zoveel mogelijk te beperken; - studenten te bewegen hun studie af te breken indien met succes voltooien van de studie onwaarschijnlijk is geworden; de extra werklast voor docenten; bescherming van de student tegen zichzelf, wanneer die een te grote studielast op zich wil nemen; mildheid ten opzichte van studenten die aantoonbaar door omstandigheden buiten hun schuld vertraging in de voortgang van hun studie hebben ondervonden.
Bij strijdigheid van deze maatstaven weegt de Examencommissie het belang van hantering van de ene maatstaf tegen dat van de andere af
Artikel 12
Regeling voor studenten met een handicap
1
De Examencommissie weegt in gevallen van studenten met een handicap het belang van de student af tegen de eisen en verwachtingen die het latere functioneren als arts met zich meebrengt en brengt in geval van gerede twijfel over de haalbaarheid van het artsdiploma de student hiervan op de hoogte, zulks ter bescherming van de student tegen zichzelf. Voor het overige maakt de Examencommissie geen onderscheid tussen studenten met en zonder handicap, tenzij - dit nodig is om veiligheids- of gezondheidsredenen - het voorkeursbeleid betreft (positieve discriminatie) - het een voorziening betreft voor iemand met een handicap.
2
De Examencommissie kan onder andere de volgende aanpassingen bieden aan studenten met een handicap: - wijziging van de afnametijd van een toets - pauzemogelijkheden tijdens een toets - alternatieve toetswijzen (o.a. mondeling tentamen, vervangende opdracht) - aangepaste toetswijzen (o.a. afname in een aparte ruimte, al dan niet met de mogelijkheid langer door te werken, gebruik te maken van een
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Regels en Richtlijnen voor de Examens 2006-2007 – 20060719a
Regels en Richtlijnen voor de Examens 2006-2007
-
15 / 16
tentamen in vergroot lettertype, antwoorden op computer te geven, speciaal zitmeubilair te gebruiken) een aangepast studieplan, al dan niet met extra herkansingsmogelijkheden.
3
Studenten die een zodanige handicap hebben dat zij worden belemmerd in hun mogelijkheden bij het afleggen van schriftelijke tentamens, kunnen bij de Examencommissie een verzoek indienen voor aanpassing van de schriftelijke tentamens qua duur en/of vormgeving.
4
Betrokkenen dienen daartoe zo spoedig mogelijk na aanvang van het collegejaar doch uiterlijk vier weken voor het eerste tentamen een verzoek in bij de voorzitter van de Examencommissie, onder overlegging van verklaringen of bewijzen van de handicap, tenzij hierin reeds op andere wijze is voorzien.
5
Betrokkenen geven daarbij tevens zo nodig aan wat, naast verlenging van de tijdsduur van het tentamen, de aard van de gevraagde voorziening zou dienen te zijn.
6
De voorzitter van de Examencommissie of diens vervanger beslist namens de commissie over het verzoek binnen 15 werkdagen na ontvangst daarvan. Hij/zij deelt daarbij tevens mee met hoeveel tijd het tentamen wordt verlengd, waarbij in principe een maximum van dertig minuten geldt, en tevens wat de aard is van de eventuele overige specifieke regeling(en).
7
De voorzitter of diens vervanger zendt onverwijld een afschrift van zijn beslissing naar het hoofd van het Studie Service Centrum Geneeskunde.
8
Tegen een besluit als bedoeld in lid 6 staat beroep open bij het College van Beroep voor de Examens van de EUR.
Artikel 12a Belemmerende omstandigheden tijdens de studie 1
Indien er omstandigheden bestaan of zijn ontstaan, anders dan bedoeld in artikel 12 en buiten de schuld van de student, waardoor zijn of haar studieresultaten ernstig negatief kunnen worden beïnvloed dan dient de student de studieadviseur hiervan tijdig (binnen 4 weken) in kennis te stellen.
2
Belemmerende omstandigheden kunnen alleen worden meegenomen bij afwegingen over afwijkende maatregelen, wanneer deze tijdig bij de studieadviseur zijn gemeld.
3
Studenten kunnen in verband met zwangerschap en/of zorg voor hun kinderen een schriftelijk verzoek indienen bij de Examencommissie voor een aangepast onderwijs- en examenprogramma voor de co-assistentschappen.
4
Het onder lid 3 genoemde verzoek dient voorzien te zijn van een concreet voorstel voor een programma voor co-assistentschappen dat is voorbereid in overleg met de opleidingsdirecteur en de studieadviseur; de Examencommissie beslist binnen twee maanden over het ingediende verzoek.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Regels en Richtlijnen voor de Examens 2006-2007 – 20060719a
16 / 16
Regels en Richtlijnen voor de Examens 2006-2007
Artikel 13
Wijziging van de Regels en Richtlijnen voor de Examens
Er vinden geen wijzigingen die van toepassing zijn op het lopende studiejaar plaats, tenzij de belangen van de examinandi c.q. geëxamineerden hierdoor redelijkerwijze niet worden geschaad.
Artikel 15
Inwerkingtreding
Deze Regels en Richtlijnen voor de Examens treden in werking op 1 september 2006.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Regels en Richtlijnen voor de Examens 2006-2007 – 20060719a
Wetsartikelen ter toelichting van de OER
2006-2007 © Erasmus MC, Rotterdam Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Wetsartikelen ter toelichting van de OER a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
a
De in deze bijlage vermelde artikelen zijn afkomstig van de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW). Zie aldaar voor verwijzingen die niet in de bijlage van deze Onderwijs- en Examenregeling zijn opgenomen.
Rechtsbescherming van studenten en extraneï Paragraaf 1 - College van beroep voor de examens Artikel 7.60 College van beroep voor de examens 1 Elke instelling voor hoger onderwijs heeft een college van beroep voor de examens. 2
Het college van beroep heeft drie of vijf leden. Het aantal plaatsvervangende leden is niet groter dan het aantal leden. Het college houdt voltallig zitting.
3
Het college kan besluiten kamers in te stellen. Indien het college daartoe besluit, bestaat het college uit ten minste zes en ten hoogste vijftien leden. Het aantal plaatsvervangende leden is niet groter dan het aantal leden. Elke kamer heeft drie of vijf leden. Zij houdt voltallig zitting.
4
De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter of voorzitters en de overige leden en de eventuele plaatsvervangende leden worden door het instellingsbestuur benoemd voor een termijn van ten minste drie en ten hoogste vijf jaar of, voorzover het studenten betreft, voor een termijn van ten minste een en ten hoogste twee jaar. De leden en plaatsvervangende leden maken geen deel uit van het instellingsbestuur of van de inspectie. Buiten de voorzitter bestaat het college voor tenminste de helft uit docenten, onderscheidenlijk leden van de wetenschappelijke staf.
5
De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter of voorzitters moeten voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 1d van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
6
Op eigen verzoek wordt aan de leden en plaatsvervangende leden van het college van beroep ontslag verleend. Bij het bereiken van de leeftijd van zeventig jaar wordt hun ontslag verleend met ingang van de eerstvolgende
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Wetsartikelen ter toelichting van de OER – 20060719a
4/7
Wetsartikelen ter toelichting van de OER
maand. Zij worden ontslagen indien zij uit hoofde van ziekte of gebreken ongeschikt zijn hun functie te vervullen alsmede indien zij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf zijn veroordeeld. Alvorens het ontslag op grond van het in de derde volzin bepaalde wordt verleend, wordt de betrokkene van het voornemen tot ontslag in kennis gesteld en wordt hem de gelegenheid geboden zich terzake te doen horen.
Artikel 7.61 Bevoegdheid college van beroep voor de examens 1 Een betrokkene kan beroep instellen bij het college van beroep voor de examens tegen: a beslissingen als bedoeld in de artikelen 7.8b, derde en vijfde lid, 7.9, eerste lid, en 16.6a, derde lid, b beslissingen inzake vaststelling van het aantal behaalde studiepunten als bedoeld in de artikelen 7.9a, 7.9b, 7.9ba of 7.9bb, alsmede beslissingen inzake het met goed gevolg hebben afgelegd van het afsluitend examen, bedoeld in artikel 7.9d, c beslissingen inzake de omvang van de vrijstelling, bedoeld in artikel 7.31a, derde lid, d beslissingen, niet zijnde besluiten van algemene strekking, genomen op grond van het bepaalde bij of krachtens titel 2 van dit hoofdstuk, met het oog op de toelating tot examens, e beslissingen, genomen op grond van het aanvullend onderzoek, bedoeld in de artikelen 7.25, vierde lid, en 7.28, vierde lid, f beslissingen van examencommissies en examinatoren, g beslissingen van commissies als bedoeld in artikel 7.29, eerste lid, en h beslissingen, genomen op grond van de artikelen 7.30a en 7.30b met het oog op de toelating tot de in dat artikel bedoelde opleidingen. 2
Het beroep kan, wat de openbare instellingen betreft in afwijking van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht, worden ingesteld terzake dat een beslissing in strijd is met het recht.
3
De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt, wat de openbare instellingen betreft in afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht, vier weken.
4
Alvorens het beroep in behandeling te nemen zendt het college van beroep het beroepschrift aan het orgaan waartegen het beroep is gericht, met uitnodiging om in overleg met betrokkenen na te gaan of een minnelijke schikking van het geschil mogelijk is, wat de openbare instellingen betreft in afwijking van afdeling 7.3 van de Algemene wet bestuursrecht. Ingeval het beroep is gericht tegen een beslissing van een examinator, geschiedt de in de voorgaande volzin bedoelde toezending aan de desbetreffende examencommissie. Het desbetreffende orgaan deelt binnen drie weken aan het college van beroep, onder overlegging van de daarop betrekking hebbende stukken, mede tot welke uitkomst het beraad heeft geleid.
5
Is een minnelijke schikking niet mogelijk gebleken, dan wordt het beroepschrift door het college in behandeling genomen.
6
Het college van beroep beslist binnen tien weken na ontvangst van het beroepschrift, wat de openbare instellingen betreft in afwijking van artikel 7:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Wetsartikelen ter toelichting van de OER – 20060719a
Wetsartikelen ter toelichting van de OER
5/7
7
Indien het college van beroep het beroep gegrond acht, vernietigt het de beslissing geheel of gedeeltelijk. Het college is niet bevoegd in de plaats van de geheel of gedeeltelijk vernietigde beslissing een nieuwe beslissing te nemen, wat de openbare instellingen betreft in afwijking van artikel 7:25 van de Algemene wet bestuursrecht. Het kan bepalen dat opnieuw of, indien de beslissing is geweigerd, alsnog in de zaak wordt beslist, dan wel dat het tentamen, het examen, het toelatingsonderzoek, het aanvullend onderzoek of enig onderdeel daarvan opnieuw wordt afgenomen onder door het college van beroep te stellen voorwaarden.
8
Het orgaan waarvan de beslissing is vernietigd, voorziet voorzover nodig opnieuw in de zaak met inachtneming van de uitspraak van het college van beroep. Het college kan daarvoor in zijn uitspraak een termijn stellen.
9
Indien onverwijlde spoed dat vereist kan de voorzitter van het college van beroep een voorlopige voorziening treffen op verzoek van de indiener van het verzoekschrift, onverminderd het bepaalde in artikel 7.66, tweede lid, en artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. De voorzitter beslist op dit verzoek na het desbetreffende orgaan dan wel de desbetreffende examinator te hebben gehoord, althans te hebben opgeroepen.
Artikel 7.62 Reglement van orde 1 Het college van beroep stelt een reglement van orde vast, waarin nadere regels worden gesteld ten aanzien van: a de omvang en samenstelling van het college van beroep, b indien nodig, de splitsing in kamers, alsmede de verdeling van de werkzaamheden over de verschillende kamers, c de zittingstermijn van de leden en eventuele plaatsvervangende leden van het college van beroep, d de wijze waarop het lidmaatschap of plaatsvervangend lidmaatschap van het college van beroep eindigt, e de in artikel 7.61, vierde lid, bedoelde procedure en de gevallen waarin deze procedure achterwege kan worden gelaten, f de wijze waarop in het secretariaat van het college van beroep wordt voorzien, alsmede g de wijze waarop de voorzitter wordt vervangen. 2
Het reglement van orde alsmede wijzigingen daarvan, behoeven de instemming van het instellingsbestuur.
Artikel 7.63 Inlichtingenplicht De organen en personeelsleden alsmede de examinatoren van de instelling verstrekken aan het college van beroep de gegevens die dit college voor de uitvoering van zijn taak nodig oordeelt.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Wetsartikelen ter toelichting van de OER – 20060719a
6/7
Wetsartikelen ter toelichting van de OER
Paragraaf 2 - College van beroep voor het hoger onderwijs Artikel 7.64 College van beroep voor het hoger onderwijs 1 Er is een college van beroep voor het hoger onderwijs, gevestigd te 's-Gravenhage. 2
Het college van beroep heeft ten minste drie en ten hoogste zeven leden. Het aantal plaatsvervangende leden is niet groter dan het aantal leden.
3
Het college van beroep houdt zitting in kamers van drie of vijf leden.
Artikel 7.65 Benoeming en ontslag leden en plaatsvervangende leden 1 De leden en de plaatsvervangende leden van het college van beroep worden benoemd voor een termijn van ten minste drie en ten hoogste vijf jaar. De benoeming geschiedt bij koninklijk besluit. 2
De voorzitter van het college van beroep wordt bij koninklijk besluit aangewezen uit de leden. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door een plaatsvervangende voorzitter overeenkomstig het in artikel 7.66, derde lid, bedoelde reglement van orde. De leden en de plaatsvervangende leden moeten voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 1d van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. De voorzitter van een kamer wordt door het college van beroep aangewezen uit de leden. De tweede volzin is van toepassing.
3
Op eigen verzoek wordt aan de leden en plaatsvervangende leden van het college van beroep bij koninklijk besluit ontslag verleend. Bij het bereiken van de leeftijd van zeventig jaren wordt hun bij koninklijk besluit ontslag verleend met ingang van de eerstvolgende maand. Zij worden bij koninklijk besluit ontslagen indien zij uit hoofde van ziekte of gebreken blijvend ongeschikt zijn hun functie te vervullen alsmede indien zij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf zijn veroordeeld. Alvorens het ontslag op grond van het in de voorgaande volzin bepaalde wordt verleend, wordt de betrokkene van het voornemen tot ontslag in kennis gesteld en wordt hem de gelegenheid geboden zich terzake te doen horen.
4
De toelage aan de voorzitter, de overige leden en de plaatsvervangende leden wordt vastgesteld bij koninklijk besluit, te nemen op gemeenschappelijke voordracht van Onze minister en Onze Minister van Financiën.
5
Het college van beroep wordt bijgestaan door een bezoldigd secretaris, die bij koninklijk besluit wordt benoemd. Aan de secretaris kan Onze minister een of meer ambtenaren toevoegen.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Wetsartikelen ter toelichting van de OER – 20060719a
Wetsartikelen ter toelichting van de OER
7/7
Artikel 7.66 Bevoegdheid college van beroep voor het hoger onderwijs 1 Het college van beroep oordeelt bij uitsluiting, voorzover niet op grond van artikel 7.61, eerste lid, beroep openstaat op een college van beroep voor de examens, dan wel niet op grond van artikel 7.68 beroep openstaat op een college van beroep voor het bijzonder onderwijs, over het beroep dat door een betrokkene is ingesteld tegen: a beslissingen genomen op grond van het bepaalde bij of krachtens titel 2 van dit hoofdstuk met het oog op inschrijving, b beslissingen van het instellingsbestuur, genomen op grond van het bepaalde bij of krachtens titel 3 van dit hoofdstuk, en c beslissingen van het instellingsbestuur, genomen op grond van artikel 7.57h. 2
Hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 8:1, eerste en tweede lid, en 8:13.
3
Het college van beroep stelt ten behoeve van zijn werkzaamheden een reglement van orde vast waarin in elk geval de splitsing in kamers en de verdeling van werkzaamheden voor de verschillende kamers worden geregeld alsmede de wijze waarop de voorzitter wordt vervangen.
4
Tegen uitspraken van het college van beroep staat generlei beroep open.
5
De besturen van de instellingen verstrekken aan het college van beroep de gegevens die dit college voor de uitvoering van zijn taak nodig oordeelt.
6
Op het beroep op het College van beroep voor het hoger onderwijs tegen een beslissing van een bijzondere instelling zijn de hoofdstukken 6 en 7 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
Artikel 7.67 Griffierecht Het griffierecht bedraagt EUR 31. Artikel 8:41, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
2006 © Erasmus MC, Rotterdam \ 2006-2007 \ Wetsartikelen ter toelichting van de OER – 20060719a