Onderwijs- en examenregeling Studiejaar 2015-2016 Bachelor Opleiding tot verpleegkundige CROHO-34560 bachelor degree
bij de Christelijke Hogeschool Windesheim Zwolle voltijd / deeltijd /duaal Deze onderwijs- en examenregeling behoort tot het opleidingsdeel van het studentenstatuut.
De opleiding tot verpleegkundige is geaccrediteerd van 20 december 2013 tot en met 19-12-2019
Colofon Dit is een uitgave van de Christelijke Hogeschool Windesheim te Zwolle, opleiding Verpleegkunde Aan de samenstelling van deze studiegids werkten mee: Management Verpleegkunde Bedrijfsbureau Deelraad Domein Gezondheid & Welzijn Examencommissie Gemeenschappelijke Opleidingscommissie
Adresgegevens: Christelijke Hogeschool Windesheim Opleiding Verpleegkunde Campus 2-6, Gebouw E Postbus 10090 8000 GB Zwolle Telefoon: 088 – 4699911 www.windesheim.nl
Zwolle, juli 2015
Voorwoord Wij heten je van harte welkom op de bachelor opleiding Verpleegkunde van de Christelijke Hogeschool Windesheim! Op Windesheim leiden we studenten op tot waarde(n)volle professionals. Met dit als uitgangspunt heeft de opleiding verpleegkunde een gezamenlijke missie opgesteld. Missie van de opleiding Verpleegkunde:
De opleiding wordt geleid door een enthousiast betrokken en deskundig team docenten. Het opleidingsteam is nauw betrokken bij praktijkgericht onderzoek en ondernemen vanuit het Kenniscentrum. Er zal binnen de opleiding veel aandacht besteed worden aan een stevige brede kennis- en vaardighedenbasis. Later in de opleiding staat het competentieleren en het praktijkleren meer centraal. De opleiding is gebaseerd op de vijf beroepsrollen en twaalf kerncompetenties van de hboverpleegkundige die beschreven staan in ‘’Met het oog op de toekomst’’ (Pool e.a. , 2001) en in ‘’Doordacht verplegen’’ (Pool, 2007). Ontwikkelingen in de zorg, met name de grote nadruk op kwaliteitszorg, vragen om goed opgeleide hbo- verpleegkundigen die professionele patiëntenzorg kunnen bieden en effectief bijdragen aan zorginnovatie. We vinden het belangrijk dat de student tijdens de opleiding leert het eigen handelen te onderbouwen en kritisch te beschouwen aan de hand van professionele standaarden. De opleiding kenmerkt zich door een generalistische opbouw, maar binnen de opleiding kan de student beperkt kiezen voor een bepaald profiel, afhankelijk van de beoogde beroepspraktijk of vervolgstudie. Het praktijkleren kan plaatsvinden binnen de AGZ, de GGZ, en/of binnen de MGZ en vanaf september 2013 kan er ook gekozen worden voor een VGG-profiel met een passend stage. Alle studenten participeren in de latere jaren van de opleiding in projecten en / of praktijkgericht onderzoek in de gezondheidszorg. Ook hier is het brede karakter van de opleiding leidend. De opleiding werkt nauw samen in onderzoeksprojecten uit het lectoraat binnen Windesheim die vanuit behoeften uit de praktijk zijn ontstaan, maar werkt ook aan (project-)opdrachten rechtstreeks vanuit de beroepspraktijk. Dit vindt o.a. plaats op het gebied van ‘Zorg voor ouderen’, ICT- innovaties in de zorg, verslavingspreventie, gezondheidspreventie en palliatieve zorg. Gedurende de gehele opleiding is expliciete aandacht voor reflectie op het eigen handelen in relatie tot studieloopbaan en het beroep. Vanuit de opleiding wordt hierin voortdurend begeleiding geboden. Uiteraard moet het individuele leertraject, indien de student verpleegkundige wil worden, voldoen aan de eisen van de Wet BIG. In 2012 is er een nieuw landelijk beroepsprofiel verpleegkundige vastgesteld. In tegenstelling tot het oude beroepsprofiel uit 1999 1 een duidelijk hbo profiel 2. De opleiding zal de komende jaren op basis van een gezamenlijk landelijk ontwikkelde Opleidingsprofiel Bachelor Nursing 2020 4.0 3 de opleiding vernieuwen en start september 2016 met het nieuwe onderwijs. Voor 2020 zullen alle studenten afstuderen volgens dit vernieuwde opleidingsprofiel. Namens het opleidingsteam Verpleegkunde, wensen wij alle studenten een succesvol studiejaar toe. Ingrid Spaan, Hoofd Bachelor Opleiding Verpleegkunde 1
NIZW en LCVV: Beroepsprofiel van de verpleegkundige. Redactie E. Leistra, S. Liefhebber, M. Geomini en H. Hens. Elsevier gezondheidszorg/LCVV/NIZW. Maarssen/Utrecht. 1999. 2 Schuurmans, M. (2012): Beroepsprofiel verpleegkundige. In: Leren van de toekomst, Verpleegkundigen en verzorgenden 2020. Onder redactie van J. Lambregts en A. Grotendorst. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. 3 LOOV. 2015. Een toekomstbestendig opleidingsprofiel: Bachelor of Nursing 2020 4.0. Utrecht.
3
Inhoudsopgave INLEIDING: HET DOEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING .............................................................8 1. ONDERWIJS EN EXAMENREGELING - BESCHRIJVING VAN DE OPLEIDING .................................................8 1.1 – OMSCHRIJVING VAN HET ONDERWIJS VAN DE OPLEIDING ..................................................................8 1.1.1 - De onderwijsvisie van Windesheim ....................................................................................................8 1.1.2 - De onderwijsleeractiviteiten ...............................................................................................................9 1.1.3 - Studiebegeleiding ..............................................................................................................................10 1.1.4 - Kwaliteit en studeerbaarheid ............................................................................................................11 1.1.5 - Vorm van de opleiding ......................................................................................................................12 1.2 - DE RELATIE VAN DE OPLEIDING MET HET BEROEPENVELD .................................................................12 1.2.1 - Doelstelling van de opleiding ............................................................................................................12 1.2.2 - De eindtermen c.q. eindcompetenties van de opleiding ..................................................................13 1.2.3 - Inhoud van de opleiding ....................................................................................................................16 1.2.4 - De relatie tussen de opleiding en het beroepenveld ........................................................................17 1.2.5 – Landelijk geldende voorschriften .....................................................................................................18 1.3 - INRICHTING VAN HET ONDERWIJS .......................................................................................................19 1.3.1 - Inrichting van de opleiding ................................................................................................................19 1a - De propedeutische fase.........................................................................................................................22 1b - De postpropedeutische of hoofdfase ...................................................................................................23 1c - Bijzondere leerwegen ............................................................................................................................26 1.3.2 – Overzicht onderwijseenheden ........................................................................................................28 1.3.3 - Accreditatie .......................................................................................................................................28 2. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING – RECHTEN EN PLICHTEN ...............................................................29 Hoofdstuk 1 – BEGRIPSBEPALINGEN ............................................................................................................29 Artikel 1.1 – Algemene begripsbepalingen ..................................................................................................29 Hoofdstuk 2 - TOEGANG EN TOELATING ......................................................................................................33 Artikel 2.1 - Toegang (art. 7.24 WHW, art. 7.31a t/m e WHW, art. 7.2.2 WEB) ..........................................33 Artikel 2.2 - Nadere vooropleidingseis (art. 7.25 WHW).............................................................................33 Artikel 2.3 - niet van toepassing ...................................................................................................................33 Artikel 2.3 - Aanvullende vooropleidingseis (PMT, Sport en Bewegen, Lerarenopleiding Lichamelijke opvoeding, PABO - art. 7.26 WHW) .............................................................................................................33 Artikel 2.4 - Vervallen ...................................................................................................................................33 Artikel 2.4a - Aanvullende vooropleidingseis deeltijdopleiding (art. 7.27 WHW) .......................................33 Artikel 2.5 - Toelating (art. 7.29 WHW) ........................................................................................................33 Artikel 2.6 - Vrijstelling vooropleidingseis ogv gelijkwaardig diploma (art. 7.10, 7.24 en 7.28 WHW) .......33 Artikel 2.7 - Vrijstelling propedeutisch examen (art. 7.30 WHW)................................................................34 4
Artikel 2.8 - EVC (art. 7.13 lid 2 sub r WHW) ...............................................................................................34 Artikel 2.9 - Ontzegging toegang (art. 7.42a WHW).....................................................................................34 Hoofdstuk 3 – INRICHTING VAN DE OPLEIDING ...........................................................................................35 Artikel 3.1 - Vraaggestuurd en Competentiegericht onderwijs ...................................................................35 Artikel 3.2 - Structuur van de opleiding - propedeuse, postpropedeuse en Associate degree (Ad) ...........35 Artikel 3.3 - Examens en graden van de opleiding .......................................................................................35 Artikel 3.4 - Major ........................................................................................................................................35 Artikel 3.5 - Minors .......................................................................................................................................36 Artikel 3.6 - Premastertraject .......................................................................................................................36 Artikel 3.7 - Studiepunten onderwijseenheid ..............................................................................................36 Artikel 3.8 - Onderwijsperioden per studiejaar............................................................................................37 Artikel 3.9 - Gedragscode Nederlandse taal Nederlandse taal (art. 7.2 WHW) ...........................................37 Hoofdstuk 4 - STUDIEBEGELEIDING (art. 7.13 lid 2 sub u WHW) .................................................................37 Artikel 4.1 - Studiebegeleiding .....................................................................................................................37 Artikel 4.2 - Studieloopbaanbegeleiding ......................................................................................................37 Artikel 4.3 - Algemene studiebegeleiding ....................................................................................................38 Artikel 4.4 - Bijzondere studiebegeleiding ...................................................................................................38 Hoofdstuk 5 - STUDIEADVIES........................................................................................................................39 Artikel 5.1 - Uitbrengen studieadvies ...........................................................................................................39 Artikel 5.2 - Bindend studieadvies met afwijzing .........................................................................................39 Artikel 5.3 - Procedure bij afwijzing bij het studieadvies .............................................................................40 Hoofdstuk 6 - TOETSEN, TENTAMENS EN EXAMENS ...................................................................................40 Artikel 6.1 - Vorm van de tentamens ...........................................................................................................40 Artikel 6.2 - Schriftelijke toets ......................................................................................................................40 Artikel 6.3 - Portfolio of werkstuk als toets..................................................................................................40 Artikel 6.4 - Mondelinge toets......................................................................................................................41 Artikel 6.5 - Vrijstelling voor tentamens ......................................................................................................41 Artikel 6.6 - Afleggen van tentamens ...........................................................................................................41 Artikel 6.7 - Toetsuitslag en tentamencijfers ..............................................................................................42 Artikel 6.8–Toetsuitslag ................................................................................................................................42 Artikel 6.9 - Inzage beoordeeld werk ...........................................................................................................42 Artikel 6.10 – Geldigheidsduurtentamens en vrijstellingen .........................................................................42 Artikel 6.11 - Examen ...................................................................................................................................43 Artikel 6.12 - Cum laude ...............................................................................................................................43 Hoofdstuk 7 - EXAMENCOMMISSIE..............................................................................................................43 Artikel 7.1 - Instelling en taken examencommissie......................................................................................43 Het reglement examencommissie 2015-2016 is te vinden op Sharenet –> community studenten Verpleegkunde – “belangrijke documenten.” ........................................................................................................................44 Artikel 7.2 - Benoeming en samenstelling examencommissie .....................................................................44 5
Artikel 7.3 - Subcommissies.........................................................................................................................44 Artikel 7.4 - Examinatoren............................................................................................................................44 Artikel 7.5 - Getuigschriften en verklaringen ..............................................................................................45 Hoofdstuk 8 – SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN ....................................................................................45 Artikel 8.1 - Bezwaar en beroep .................................................................................................................45 Artikel 8.2 - Wijziging van de regeling ........................................................................................................45 Artikel 8.3 - Bijlagen bij onderwijs- en examenregeling .............................................................................45 Artikel 8.4 - Slot- en overgangsbepalingen.................................................................................................45 Artikel 8.5 - Inwerkingtreding en looptijd ...................................................................................................46 3. REGLEMENT EXAMENCOMMISSIE ...........................................................................................................47 Het reglement examencommissie 2015-2016 is te vinden op sharenet –> community studenten Verpleegkunde – “belangrijke documenten.”...............................................................................................47 4. KLACHTENREGELING ................................................................................................................................48 Artikel 1 - Instellen commissie .....................................................................................................................48 Artikel 2 - Indienen klacht ............................................................................................................................48 Artikel 3 - Advies klachtencommissie ...........................................................................................................49 Artikel 4 - Voorlopige voorziening ................................................................................................................49 Artikel 5 - Beroep..........................................................................................................................................49 Artikel 6 - Slotbepaling .................................................................................................................................49 Bijlage Reglement van orde klachtencommissie van het domein Gezondheid en Welzijn .........................50 5. PRAKTISCHE ZAKEN ..................................................................................................................................53 5.1 - Het servicepunt op C2 ..........................................................................................................................53 5.2 - Leerprocesondersteuners (LPO) in E3.01 .............................................................................................53 5.3 - Praktijkbureau ......................................................................................................................................53 5.4 - Informatievoorziening en studiemateriaal ..........................................................................................53 5.5 - Huisvesting ...........................................................................................................................................54 5.6 - Jaarkalender en rooster .......................................................................................................................54 5.7 - Meehelpen met open dagen en meeloopdagen..................................................................................55 5.8 - Kwaliteitszorg .......................................................................................................................................55 5.9 - Gemeenschappelijke Opleidingscommissie (GOC) ..............................................................................55 5.10 - Medezeggenschapsraad .....................................................................................................................55 5.11 - Klachtencommissie domein Gezondheid en Welzijn .........................................................................56 5.12 - Internationalisering ............................................................................................................................56 5.13 - Windesheim Informatiecentrum (WIC)..............................................................................................56 5.14 - Gemeenschappelijke Studentenadministratie (GSA) .........................................................................56 5.15 - Mediacentrum....................................................................................................................................57 5.16 - MultiMedia Practicum........................................................................................................................57 5.17 - Bureau Buitenland..............................................................................................................................57 5.18 - Decaan................................................................................................................................................58 6
5.19 - Studiesuccescentrum .........................................................................................................................58 5.20 - Regelingen ..........................................................................................................................................59 5.21 - Mentorprojecten en overige studentenactiviteiten ..........................................................................59 5.22 - Studentenpsychologen.......................................................................................................................59 5.23 - Studentenpastoraat ...........................................................................................................................60 5.24 - Vertrouwenspersonen .......................................................................................................................60 5.25 - Buitenschoolse activiteiten ................................................................................................................61 5.26 - Studentenverenigingen ......................................................................................................................61 5.27 - Overzicht studiekosten.......................................................................................................................62 BIJLAGEN ......................................................................................................................................................63 Bijlage 1 - Nadere eisen m.b.t. toegang en toelating (zie hoofdstuk 2 OER) ...............................................63 Bijlage 2 -Premastertraject (zie artikel 3.6 OER) ..........................................................................................64 Bijlage 3 - Europese descriptoren, hbo competenties en VPK competenties. .............................................66 Bijlage 4 - Vrijstellingenbeleid 2015-2016 ....................................................................................................68 Bijlage 5 - Afwijkende individuele studietrajecten.......................................................................................69 Bijlage 6- Onderwijseenheden mbt studieloopbaanbegeleiding .................................................................70 Bijlage 7 – Overzicht van VOE’s die niet meer worden aangeboden (wijzigingen voorbehouden) .............71 Bijlage 8 - Semesterversieplannen ...............................................................................................................74
7
INLEIDING: HET DOEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING In het Studentenstatuut zijn de regels opgenomen die betrekking hebben op de rechten en plichten van studenten. Samen met het Reglement Examencommissie is de Onderwijs- en Examenregeling (OER, H1 en 2) de belangrijkste regeling in het studentenstatuut. In de OER is een concrete uitwerking van de inhoud van de opleiding opgenomen. Deze is opgesteld door het management van de opleiding. De examencommissie oordeelt of de OER op een juiste manier wordt uitgevoerd. Als een student vragen, opmerkingen of klachten over de uitvoering van de OER heeft, dan kunnen deze aan de examencommissie worden voorgelegd. In het Reglement Examencommissie staan de regels die de examencommissie daarbij hanteert. Enkele opleidingen hebben een deel van het studentenstatuut verwerkt in een ‘studiegids’. In deze gids staat, naast enkele regelingen uit het statuut, ook nog andere informatie over de opleiding. Bijvoorbeeld een overzicht van alle docenten, of de openingstijden van de Servicebalie. Naast de OER en het Reglement Examencommissie zijn er nog meer regelingen, deze zijn alle in het Studentenstatuut opgenomen. Bijvoorbeeld regelingen over medezeggenschap, financiële uitkeringen, huisregels en privacy-regels, de rechtsbescherming van studenten en het klachtenloket. Het studentenstatuut met al deze regelingen is te vinden op Sharenet en Wise. 1. ONDERWIJS EN EXAMENREGELING - BESCHRIJVING VAN DE OPLEIDING 1.1 – OMSCHRIJVING VAN HET ONDERWIJS VAN DE OPLEIDING 1.1.1 - De onderwijsvisie van Windesheim Windesheim is een brede kennisinstelling en heeft de ambitie een inspirerende omgeving voor hoger onderwijs te zijn. Onze studenten wordt een excellente opleiding aangeboden, die hen theoretisch en praktisch voorbereidt op een succesvolle en maatschappelijk relevante loopbaan. Om de ontwikkeling van het onderwijs verdere impulsen te geven, wordt praktijkgericht onderzoek verricht. Daarnaast wordt de kennis voortdurend getoetst aan de praktijk door samen te werken met bedrijven en non-profitorganisaties in de regio. Door onderwijs, onderzoek en ondernemen op deze wijze uitgebalanceerd ten opzichte van elkaar te positioneren, versterken ze elkaar. Onze vier uitgangspunten Ambitieus studieklimaat Windesheim daagt studenten uit. In de leersituatie wordt steeds spanning gecreëerd tussen het bestaande en het volgende competentieniveau, waardoor studenten worden geprikkeld hun grenzen te verleggen. De praktijk van het beroep is de basis waaraan uitdagende opdrachten worden ontleend. Om recht te doen aan de verschillende talenten en ambities kunnen studenten binnen de beroepsgerichte curricula een deel van het onderwijs zelf invullen om tot verbreding, verdieping of verzwaring van het programma te komen. In dit ambitieuze studieklimaat worden kwantitatieve en kwalitatieve eisen gesteld aan de inspanningen van de student. Uitdagend, tegelijkertijd realistisch. De waarde(n)volle professional Windesheim leidt professionals op die geleerd hebben het eigen professionele handelen kritisch ter discussie te stellen en hierover verantwoording af te leggen. Daarbij hanteert de professional persoonlijke, institutionele en wettelijke waarden en normen. Door een onderzoekende en reflectieve houding ontwikkelen zij continu hun professionaliteit, vanuit hun idealen over goed samenleven. Vanuit de eigen vakbekwaamheid en met die kritische reflectie leveren zij een bijdrage aan de kwaliteit van de samenleving. 8
De professional is op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen op het vakgebied en is door onderzoekvaardigheden gewapend voor de toekomst en de steeds veranderende beroepspraktijk. Hij ziet kansen, weet deze te benutten, kan innoveren en neemt initiatief. Studentbegeleiding op maat Aan studenten wordt persoonlijke en adequate begeleiding aangeboden, met eerlijke en bruikbare feedback op de prestaties. Al voor de poort maakt de student kennis met Windesheim en vice versa, met het doel de meest passende opleiding te kunnen kiezen. Er wordt gestuurd op resultaat, zodat de student succesvol zijn studie kan doorlopen. Windesheim biedt een omgeving waarin studenten zich maximaal kunnen ontplooien. Hierbij worden zowel uitzonderlijke begaafdheden als specifieke functiebeperkingen serieus genomen. Tevens wordt tijd- en plaats-onafhankelijk werken gefaciliteerd. Hoge kwaliteit van onderwijs De norm is het aanbieden van opleidingen van bovengemiddeld niveau. Een deel van de opleidingen van Windesheim heeft een nóg hoger ambitieniveau en werkt toe naar het predicaat: Topopleiding. Om steeds met de nieuwste inzichten in de diverse vakgebieden te kunnen werken, zijn opleidingen verbonden met Centers of Expertise en kenniscentra. Onderwijs, onderzoek en ondernemen zijn met elkaar geïntegreerd en versterken elkaar daardoor in kwaliteit en vernieuwingskracht. Windesheim laat iedere student zich internationaal oriënteren om de kwaliteit en het beroepsperspectief van de afgestudeerden te vergroten. Windesheim handhaaft en verbetert continu onderwijskwaliteit. Het professioneel handelen van alle medewerkers is het vertrekpunt voor kwaliteit. Docenten vormen de ruggengraat van de kwaliteit van de opleiding. Zij zijn op de hoogte van de belangrijkste ontwikkelingen binnen hun vakgebied. Windesheim hanteert hierbij een dubbele professionaliteit: docenten zijn vakbekwaam én didactisch onderlegd. Hoge kwaliteit is voor hen geen toevallige uitkomst, het is een logisch gevolg van de beheersing van het proces en de afstemming met de omgeving. Windesheim • Is een inspirerende kennisinstelling voor met name de regio Zwolle en Almere met een ambitieus studieklimaat en opleidingen van bovengemiddeld niveau. • Biedt een omgeving waar de student zich, met de nodige invloed op het studieprogramma, kan vormen tot een waarde(n)volle professional. • Levert een professional die de regie kan voeren over de eigen loopbaan en over de grenzen van het vakgebied kan heenkijken. 1.1.2 - De onderwijsleeractiviteiten De opleiding verpleegkunde is op basis van een aantal uitgangspunten opgebouwd namelijk: a) Een opbouw in competentieleren Competentieleren is idealiter een volledige integratie van kennis, vaardigheden en attitude. Dit komt het best tot zijn recht in de beroepspraktijk en dat betekent dat competentieleren het beste vorm krijgt gedurende het buitenschools leren. De beroepspraktijk is een zeer krachtige leeromgeving voor de opleiding. Dit laatste maakt dat de opleiding verpleegkunde ingericht is met een accentverschil tussen de eerste twee jaar van de opleiding en de laatste twee jaar van de opleiding.
9
In de eerste twee jaar wordt vooral gewerkt aan een ‘body of knowledge& skills’. Het onderwijs vindt grotendeels binnenschools plaats. Het wordt door middel van leerlijnen aangeboden en is vooral opgebouwd uit ondersteunende onderwijseenheden: − De conceptuele leerlijn is theoretisch gericht en bestaat vooral uit hoorcolleges en werkcolleges. − Een vaardigheidslijn en reflectielijn bestaan vooral uit vaardigheidslessen waarin in kleinere groepen van 16 studenten geoefend wordt en gespreksvoering veel aandacht krijgt. − Studieloopbaanbegeleiding wordt ook in groepen uitgevoerd, en incidenteel in hele kleine groepjes of individueel. − De integrale leerlijn wordt door middel van werkcolleges, opdrachten en projecten uitgevoerd. Binnen de voltijd opleiding is tien weken praktijkleren gepland in zowel jaar één als in jaar twee. In de laatste twee jaar van de opleiding wordt praktijkleren gecombineerd met terugkomdagen op school. Studenten werken aan opdrachten vanuit kenmerkende beroepssituaties ingegeven door de praktijk van de verpleegkunde (‘body of competence’). Het praktijkleren kan plaatsvinden binnen reguliere stageplaatsen binnen het primaire proces van de zorgverlening. Het kan ook plaatsvinden binnen het secundaire proces van de zorgverlening door middel van projecten of onderzoek die door zorginstellingen aangeboden worden, door lectoraten, door verpleegkundige stafdiensten of beroepsorganisaties ( LEVV, V&VN e.d.). b) Een opbouw in keuzemogelijkheden De opleiding kent een toename in complexiteit en toenemende mate van vraagsturing (door de student) gedurende de opleiding. De student krijgt met name in de laatste twee jaar van de opleiding meer keuzemogelijkheden. Het onderwijs wordt zodanig georganiseerd dat verschillen tussen studenten mogelijk zijn wat betreft: • De student kan vanaf het tweede jaar kiezen voor inhoudelijke stages in de AGZ, GGZ, MGZ of VGG of een mix hiervan. • De minor; studenten kunnen éénmalig kiezen voor een minor of een premaster. Studieloopbaanbegeleiding is een belangrijk onderdeel om studenten hierin te begeleiden. Een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) wat tijdens de studieloopbaanbegeleiding aandacht krijgt is hierbij een belangrijk hulpmiddel. c) Blended Learning Blended Learning is een mix van e-learning en andere vormen van leren, waarbij het gaat om distributie van leerinhouden, vormen van communicatie en didactische methoden in relatie tot soorten leerprocessen, of combinaties daarvan 4. Dit biedt extra keuzemogelijkheden voor studenten om zich de inhoud van de opleiding eigen te maken. Blended Learning is met name voor de deeltijdopleiding ontwikkeld. 1.1.3 - Studiebegeleiding In de opleiding wordt het studiebegeleidingstraject verzorgd door studieloopbaanbegeleiders (SLB-ers). Het SLB-traject is een systematisch en gericht begeleidingstraject voor studenten, zowel in groepsverband als individueel. Het is de taak van de SLB-er de student te begeleiden en te ondersteunen in het proces waarin de student persoonlijke kwaliteiten ontwikkelt ten aanzien van de studievoortgang en het professioneel functioneren (loopbaan). De begeleiding is erop gericht dat studenten leren reflecteren op het eigen leerproces, dus zowel op de manier waarop ze met hun studie omgaan als op het persoonlijk functioneren, gerelateerd aan het beroep van verpleegkundige. Elke student wordt ondersteund bij de keuzes voor de studieroute, de opleidingsvariant, de differentiatie, stageplaatsen en de minor of een premaster.
4
Fransen.J. (2006) Een nieuwe werkdefinitie van blended learning 10
SLB-ers volgen en coachen studenten bij de studievoortgang. Zij adviseren studenten o.a. bij versnellen, vertragen, bijzondere (persoonlijke)omstandigheden, het maken van keuzes en het doen van verzoeken naar de examencommissie. Tevens heeft de studieloopbaanbegeleider een verwijsfunctie naar de tweede lijn of extern. Naast de SLB-er en de relatiebeheerder is er ook een decaan. Hier kan iedere student terecht met vragen over informatie of met vragen of problemen van persoonlijke aard. Een studentendecaan heeft een beroepsgeheim, dat wil zeggen dat ze vertrouwelijke zaken niet doorgeven aan derden, ook niet aan docenten of management van de opleiding, ouders of vrienden. 1.1.4 - Kwaliteit en studeerbaarheid Het beleid met betrekking tot kwaliteit en studeerbaarheid kent binnen de opleiding een aantal belangrijke aandachtspunten. De voltijd opleiding omvat 4 jaar, verdeeld in 8 semesters waarbij de studielast gespreid is. Elk semester staat voor 30 credits (gemiddelde studieduur van een semester is een half jaar). Elk semester omvat twee periodes. Elk studiejaar eindigt in de zomer met een vijfde periode waarin onder bepaalde voorwaarden herkansing en versnelling mogelijk is. Het jaarrooster, met daarin de verdeling van de semesters, periodes, tentamenperiodes en collegevrije dagen wordt jaarlijks door het College van Bestuur vastgesteld en gepubliceerd op Sharenet. De studievoortgangoverzichten in Educator en het systeem van studieloopbaanbegeleiding zijn belangrijke onderdelen voor het vergroten van de studeerbaarheid en het volgen van de studievoortgang. Ze geven de mogelijkheid om hiaten in de studievoortgang te signaleren en te komen tot maatwerkoplossingen die de student zo weinig mogelijk blokkeert in de studievoortgang. In de propedeuse is er extra aandacht voor studievaardigheden en de studievoortgang van de individuele studenten op docentenvergaderingen. Op enkele momenten in de studie zijn ingangseisen (drempels) vastgesteld. Je mag pas verder als je kennis, vaardigheden en/of competenties beheerst op een bepaald niveau om een goede aansluiting met het vervolg van de studie te kunnen realiseren. Het benoemen van deze ingangseisen is een manier waarop de opleiding een goede studievoortgang ondersteunt. Dit speelt bij de volgende onderdelen: 1. PLP 4; PLP 3 en alle VOE’s van jaar 2 behaald. 2. Minor Zorg 2.0; PLP 2 behaald. 3. Minor Praktijkgericht Onderzoek in de Zorg (POZ) en minor Zorginnovatie; HCV-HBOGGZ en HCV-HBOZGT behaald. Sommige onderwijseenheden binnen een leerlijn zijn voorwaardelijk voor elkaar, ze moeten in een verplichte volgorde gevolgd en behaald worden. Dit geldt voor: 1. Praktijkleerperiode 1, 2, 3 en 4. 2. Studieloopbaan 1, 2, 3 en 4. Bij de voorbereiding op het praktijkleren is het belangrijk dat je positief studiegedrag hebt laten zien; voor de zorginstellingen en hun zorgvragers is het van het grootste belang dat de student op een goede manier de praktijk in gaat. Als blijkt dat de student in semester 1 regelmatig negatief studiegedrag vertoont, dan kan dat voor de opleiding aanleiding zijn om het praktijkleren uit te stellen. Dit negatieve studiegedrag uit zich bijvoorbeeld door regelmatig afwezig zijn en het niet behalen van de toetsen van deze onderwijseenheden. Voor de reflectielessen (HCV-REFINGV), vaardigheidslessen (TEVA en SOVA) (HCV-TEVAINGV, HCV-COVAINT en HCV-COVAGVB) lessen geldt een aanwezigheidsplicht van minimaal 80%. 11
Studenten die kiezen voor een premaster moeten minimaal 90% van de credits behaald hebben van alle OE’s tot en met semester 5.Dit wordt gemeten na de eerste toetsperiode van semester 6. Bij sommige externe minors en bij premasters worden soms ook instapeisen gehanteerd. Het onderwijs wordt periodiek geëvalueerd door middel van digitale enquêtes en een maal per jaar vindt evaluatie plaats door deelname aan de NSE. Dit levert input voor de evaluatie van de kwaliteit van de opleiding en modules en geeft handvatten voor verbetermaatregelen. De resultaten worden in studentenpanels besproken om het onderwijs te verbeteren. Daarnaast wordt bij het werkveld een
toetsing uitgevoerd en vinden er interne audits en een periodieke (zesjaarlijkse) accreditaties plaats. Curriculum herzieningen worden ter advisering voorgelegd aan de werkveldadviescommissie, die hierin adviseert. 1.1.5 - Vorm van de opleiding De opleiding verpleegkunde wordt in voltijd en/of duale variant aangeboden. Er is ook een deeltijd variant via Blended Learning; deze staat echter alleen open voor niveau 4 verpleegkundigen die BIG geregistreerd zijn. Op basis van een mbo-v diploma kan de voltijd opleiding als verkort traject worden gevolgd. Bij deze
opleidingsvariant is een mogelijkheid voor vrijstellingen. In een aantal gevallen is overstappen van een opleidingsvariant naar een andere mogelijk (bijvoorbeeld een overstap van voltijd naar deeltijd, mits aan alle voorwaarden is voldaan).
Bij de deeltijdopleiding zijn werkzaamheden binnen onderwijseenheden opgenomen waarvoor eisen aan de werkkring zijn gesteld. Zie hiervoor artikel 2.4a van de Onderwijs- en Examenregeling – Rechten en Plichten. In de duale variant van de opleiding: a. is de studielast van het onderwijsdeel en die van het deel van de duale opleiding dat wordt gevormd door de beroepsuitoefening 30 studiepunten per semester. b. vindt de beroepsuitoefening binnen de opleiding plaats op basis van een overeenkomst tussen de opleiding, de student en het bedrijf of de organisatie in overeenstemming met de wettelijke bepalingen. De eisen met betrekking tot de werkkring zijn in bijlage 1 te vinden. 1.2 - DE RELATIE VAN DE OPLEIDING MET HET BEROEPENVELD 1.2.1 - Doelstelling van de opleiding De opleiding Verpleegkunde leidt primair op tot verpleegkundige op hbo-niveau oftewel Bachelor of Nursing. De bachelor Opleiding Verpleegkunde wordt ook nog met de term de term ‘hbo-v’ (Hogere Beroepsopleiding tot Verpleegkundige) aangeduid. De hbo-v leidt op tot verpleegkundige op het hoogste kwalificatieniveau (niveau 5) binnen de beroepenstructuur van de verpleging en verzorging. De afgestudeerde verpleegkundige is breed inzetbaar in de gezondheidszorg. De opleiding verpleegkunde van Windesheim biedt een leertraject dat hbo-verpleegkundigen opleidt die op een bekwame, bewuste en betrokken wijze denken, besluiten en handelen in beroepssituaties, rekening houdend met voorkeuren, beleving en welzijn van de zorgvrager en passend bij de rol van de hbo-verpleegkundige.
12
1.2.2 - De eindtermen c.q. eindcompetenties van de opleiding Binnen het verpleegkundig hoger onderwijs vormen het Beroepsprofiel en het document “Gekwalificeerd voor de toekomst” de basis voor de kerncompetenties. Pool e.a. schreven vervolgens een competentieprofiel met twaalf kerncompetenties 5. Deze competenties zijn geordend naar de vijf beroepsrollen: • zorgverlener • regisseur • ontwerper • coach • beroepsbeoefenaar Het competentieprofiel stelt dat de hbo-verpleegkundige binnen drie domeinen werkt. Het domein van zorg (primaire proces), van organisatie van beroep en van het beroep (secundaire proces van zorgverlening). Het competentieprofiel is gebaseerd op de algemene hbo-competenties en de Dublin Descriptoren. De Dublin descriptoren zijn de eindtermen voor de bachelor en master studies aan universiteiten en hogescholen in Europa (zie Bijlage 3). Het zwaartepunt van de hbo-verpleegkundige ligt op de kwaliteit van de zorgverlening. Via verschillende rollen draagt zij bij aan persoonsgerichte, effectieve, veilige en doelmatige zorg. Dit kan als zorgverlener, maar bijvoorbeeld ook als ontwerper van zorgbeleid of als coach van collega’s. Verpleegkundigen op kwalificatieniveau 5 beschikken zowel over beroepsspecifieke als beroepsonafhankelijke kennis en vaardigheden. Door de analytische, probleemoplossende en communicatieve vaardigheden die zij bezitten, zijn zij in staat op metaniveau te reflecteren op het eigen handelen en op het handelen van anderen in multidisciplinair verband. Datgene wat hbo-verpleegkundigen geleerd hebben in de ene situatie kunnen zij ook inzetten in andere situaties. Hbo-verpleegkundigen beschikken over wendbare kennis. Bij de eerder genoemde vijf rollen en domeinspecificaties zijn twaalf kerncompetenties beschreven van de hbo-verpleegkundige. Iedere afgestudeerde bezit alle kerncompetenties, en daarmee ook alle competenties van de vijf beroepsrollen.
5
Pool, A., C. Pool-Tromp, F. Veltman-van Vugt, S. Vogel. 2001 Met het oog op de toekomst. Beroepscompetenties van HBOverpleegkundigen. Utrecht: NIZW/ Hogeschool Rotterdam. Dit is een vervolg op het document ‘Gekwalificeerd voor de toekomst’ (1986) waarin deelgebieden en taken van de verpleegkundige zijn beschreven.
13
In schema 6: Domeinen
DomeinSpecificaties
Rollen
Kerncompetenties 1.
Zorg
Zorgverlener
Zorg voor zieken, gehandicapten en stervenden Individuele en collectieve preventie
Organisatie van zorg
Verpleegbeleid Werkbegeleiding
ZorgProgrammering
Werkbegeleiding Kwaliteitszorg
Beroep
DeskundigheidsBevordering
BeroepsBeoefenaar
Beroepsinnovatie
5.
7.
Om de zorg te laten verlopen als een continu en integraal proces dat gericht is op het welzijn van de zorgvrager, coördineert de hboverpleegkundige de zorg. Om te zorgen dat de doelen van een preventieprogramma worden gerealiseerd, coördineert de hbo-verpleegkundige de afgesproken activiteiten. Om verpleegkundige deskundigheid te waarborgen in een integrale aanpak van zorg, behandeling en voorlichting werkt de verpleegkundige mee aan ontwikkeling en vaststelling van nieuwe zorgprogramma’s. Om de zorgverlening op de afdeling zo efficiënt en goed mogelijk te laten verlopen, verleent de hbo-verpleegkundige een bijdrage aan het tot stand komen van het verpleegbeleid. Om de kwaliteit van de zorg te bewaken en te waarborgen participeert de hbo-verpleegkundige in het ontwerpen van kwaliteitszorg op afdelingsniveau.
9. Coach
Verpleegbeleid
4.
8.
Kwaliteitszorg
Organisatie van zorg
3.
6. Ontwerper
Zorgprogrammering
Regisseur
GVO
2.
Om de last van ziekte, handicap of sterven te verlichten, verleent de hbo-verpleegkundige op een professioneel verantwoorde wijze verpleegkundige zorg op menselijke maat. Om risico’s voor de gezondheid en complicaties van onderzoek of behandeling te verminderen, past de hbo-verpleegkundige primaire, secundaire en tertiaire preventie toe. Om een gezonde leefstijl bij patiënten en hun familieleden te bevorderen geeft de hbo-verpleegkundige op basis van programmatische aanpak informatie, voorlichting en advies aan individuen en groepen.
Om de doelen van het verpleegbeleid en de zorgprogramma’s te realiseren kan de hbo-verpleegkundige andere verpleegkundigen en verzorgenden helpen en steunen bij het uitvoeren van de vastgestelde taken en functies. 10. Om stagiaires en collega-verpleegkundigen en -verzorgenden te steunen in hun professionele identiteit, staat de hboverpleegkundige de collega met raad en daad ter zijde. 11. Om het beroep van verpleegkundige te ontwikkelen tot een professie die aansluit bij maatschappelijke ontwikkelingen van de eenentwintigste eeuw, vervult de hbo-verpleegkundige een actieve rol in de vernieuwing van het beroep en het bevorderen van het beroepsbewustzijn. 12. Om de kwaliteit van het verpleegkundige beroep op het vereiste peil te houden zodat het kan voldoen aan de maatschappelijke criteria, werkt de hbo-verpleegkundige actief mee aan de bevordering van de deskundigheid van de beroepsgroep.
Bron: Pool,A., Pool-Tromp, C., Veltman-van Vugt, F. en Vogel, S. (2001) Met het oog op de toekomst. Hogeschool Rotterdam en NIZW. 6
14
Opleidingseisen verpleegkunde wet BIG Volgens het opleidingsbesluit artikel 32 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Besluit opleidingseisen verpleegkunde) moeten verpleegkunde bachelor studenten ten minste 1535 uren contact-theoretisch onderwijs hebben en ten minste 2300 uren praktisch onderwijs ( staat voor 83 EC’s) die in minimaal twee verschillende werkvelden doorlopen moet zijn. Dit is een voorwaarde om voor de BIG-registratie in aanmerking te komen 7. Tevens staat in het artikel uitgewerkt dat het theoretisch onderwijs ten minste de onderdelen verpleegkunde, geneeskunde, gedragswetenschappen en ondersteunende vakken bevat (artikel 4). Met name de hoeveelheid praktisch leren is in vergelijking met andere hbo-opleidingen hoog. Het komt erop neer dat studenten, uitgaande van vier leerjaren, minimaal anderhalf jaar praktisch leren. Volgens Artikel 5 omvat het praktische onderwijs: het in gezondheidszorginstellingen opdoen van praktische ervaring onder leiding van docenten verpleegkunde. Het praktisch onderwijs wordt opgevat als reguliere stages binnen het primaire proces van zorgverlening maar ook als projecten aangeboden door aan zorg gelieerde instellingen die door studenten vanuit ‘school’ worden uitgevoerd, het secundaire proces van zorgverlening. Alle kenmerkende beroepssituaties ( het praktisch onderwijs) in major en minors samen dienen minimaal 83 EC te omvatten. Een overzicht staat hieronder voor het cohort 2015:
HCV- PLP1 Praktijkleerperiode jaar 1 HCV-PLP2 Praktijkleerperiode jaar 2 HCV-PLP3 Praktijkleerperiode jaar 3 HCV-PLP4 Praktijkleerperiode jaar 4 Minor Zorg 2.0 Keuze jaar 3 Opleidingsgebonden Minor Praktijkgericht onderzoek in de Zorg of Minor Zorginnovatie Bachelor Jaar 4 Totaal kenmerkende beroepssituaties
min.-max.
14 EC 14 EC 28 EC 28 EC 30 EC 30 EC 114 - 144 EC
Body of Knowledge en Skills In 2011 is binnen het Landelijk Overleg Opleidingen Verpleegkunde (LOOV) de BoKS 8 vastgesteld. Hierin is het kennis- en vaardigheidsdomein van de beroepsgroep vastgelegd waaraan de professional zijn theoretische en praktische kennis, inzicht en methoden ontleent. Het geeft aan welke kennisinhouden behoren bij de te ontwikkelen competenties van deze beroepsopleiding. De BoKS fungeert als collectief referentiekader voor de Bachelor opleiding verpleegkunde, het is te beschouwen als een richtlijn en geeft zo inhoudelijk richting aan het curriculum. Nieuw beroepsprofiel In maart 2012 heeft de projectgroep V&V 2020 nieuwe beroepsprofielen gepresenteerd voor de zorgkundige, de verpleegkundige en de verpleegkundig specialist in Nederland. Het beroepsprofiel verpleegkundige uit 1999 9 wordt vervangen door het nieuwe beroepsprofiel 10. De opleiding ontwikkelt op dit moment een nieuw curriculum op basis van een gezamenlijk ontwikkeld opleidingsprofiel Bachelor Nursing 2020 4.0 11. Staatsblad van het Koninkrijk de Nederlanden 2011, 365 artikel 1 t/m 9 pagina 1 t/m 6 LOOV. 2011. Body of Knowlegde& Skills voor de Bachelor opleiding Verpleegkunde. 9 NIZW en LCVV: Beroepsprofiel van de verpleegkundige. Redactie E. Leistra, S. Liefhebber, M. Geomini en H. Hens. Elsevier gezondheidszorg/LCVV/NIZW. Maarssen/Utrecht. 1999. 10 Schuurmans, M. (2012): Beroepsprofiel verpleegkundige. In: Leren van de toekomst, Verpleegkundigen en verzorgenden 2020. Onder redactie van J. Lambregts en A. Grotendorst. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. 15 7 8
De Body of Knowledge uit dit nieuwe opleidingsprofiel en enkele nieuwe onderwerpen worden ook nu al in het huidige curriculum ingevoerd. Het nieuwe profiel vergroot de mogelijkheid voor hoger opgeleide verpleegkundigen om vooral vanuit hun theoretische, wetenschappelijke en praktische kennisbasis een optimale bijdrage te leveren aan patiëntenzorg. 1.2.3 - Inhoud van de opleiding De inhoud van de opleiding is een afspiegeling van het brede veld van de gezondheidszorg. Een diversiteit aan zorgcategorieën, taakgebieden en werkvelden wordt ter sprake gebracht en bestudeerd. Zowel het binnen- als het buitenschools leren vormt een belangrijk onderdeel van de opleiding. Verpleegkundigen werken overal waar (preventieve) zorg wordt verleend, van ambulance tot crisisdienst, van huisartsenpraktijk tot kleinschalige woonvormen, in de thuiszorg en in verschillende ziekenhuizen, verpleeghuizen en zorginstellingen voor chronisch zieken en gehandicapten. De opleiding heeft eveneens een diversiteit aan stageplaatsen. Het beroepenveld bevindt zich in een fase van grote en voortdurende veranderingen. We zien maatschappelijke veranderingen als de inkrimpende verzorgingsstaat, veranderende financiering, toenemende technologie, een toenemende eigen verantwoordelijkheid en ‘grote mondigheid’. Demografische veranderingen betekenen meer vergrijzing en minder mantelzorg. De vraag naar zorg zal groeien en wordt complexer, het arbeidsaanbod zal schaarser worden. Daarnaast wordt de organisatie van de zorg en het werk van professionals beïnvloed door beleidsontwikkelingen als verzakelijking, vraaggerichtheid, een territoriale aanpak, integraal werken en maatschappelijke zorg. Deze veranderingen hebben ook gevolgen voor de vragen en behoeften van burgers. Er zal een toenemende vraag zijn naar directe dienstverleningarrangementen, en een grotere noodzaak van een ketengerichte aanpak. De Raad van Volksgezondheid en Zorg is van mening dat meer taakherschikking mogelijk is en nodig. Technologie en nieuwe organisatiemodellen maken de inzet van lager opgeleid personeel mogelijk. De kosten zullen daardoor dalen en patiënten ervaren een toename in de kwaliteit van zorg. Chronische zorgverlening moet zijn ingebed in de samenleving. Preventie, gezondheidsbevordering en de hulpverlening en begeleiding van patiënten zijn erbij gebaat dat eerstelijnsorganisaties goede contacten onderhouden met andere maatschappelijke organisaties 12. Het verpleegkundig beroep is erg oud. Het is generalistisch van aard en wordt in vele verschillende werkvelden beoefend. Tegelijk is er, zeker vanuit het werkveld, behoefte aan beroepsbeoefenaren met specialistische kennis. Ook onderzoek toont deze tweeslachtige behoefte aan. Zo zou er in de toekomst behoefte zijn aan professionals die enkelvoudige diensten verlenen, evenals geïndiceerde zorg en ondersteuning. Daarnaast is er een stijgende behoefte aan professionals die samenwerken in een integrale aanpak van vragen en problemen. Enerzijds is er behoefte aan meer nabije professionals met een breed perspectief die vooral als netwerker fungeren. Anderzijds blijft er behoefte aan gespecialiseerde professionals die specifieke kennis en competenties inzetten ten behoeve van bepaalde groepen13. Aansluitend bij de behoefte tot specialisatie is landelijk een afspraak dat voor studenten om in het derde en vierde jaar de mogelijkheid voor studenten om stagevoorkeur aan te geven en hierbij een passende minor te kiezen. Deze keuzes richten zich op een van de (hoofd-)werkvelden namelijk: 1. 2. 3. 4.
11 12 13
Algemene Gezondheidszorg (AGZ), Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) Maatschappelijke Gezondheidszorg (MGZ) Geriatrie & Gerontologie (VGG) vanaf studiejaar 2013-2014
LOOV. 2015. Een toekomstbestendig opleidingsprofiel: Bachelor of Nursing 2020 4.0. Utrecht. RVZ (2011).Bekwaam is bevoegd. Innovatieve opleidingen en nieuwe beroepen in de zorg. Den Haag
Vliet, van K.P., J.W Duyvendak, N. Boonstra en E. Plemper (2004) Toekomstverkenning ten behoeve van beroepsstructuur in zorg en welzijn. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. ISBN 90-5830-152-4
16
Hiermee is de verwachting dat studenten beter toegerust (specialistisch tav veld) op de markt komen. Tevens geeft dit afgestudeerden de mogelijkheid zich te onderscheiden en te profileren. De behoefte aan verpleegkundigen in de ouderenzorg zal in de toekomst toenemen. De opleiding kan door middel van deze keuzes in samenwerking met zorginstellingen de functie van de hboverpleegkundige in de ouderenzorg mede vormgeven. Ook de mogelijkheden van zorg op afstand zullen in de opleiding nadrukkelijker aan bod komen. Binnen de (hoofd-)werkvelden kunnen studenten ook specifieke voorkeurswensen aangeven, zoals bijvoorbeeld JGZ of VGZ. De toewijzing hangt af van de beschikbaarheid van stageplaatsen. 1.2.4 - De relatie tussen de opleiding en het beroepenveld Zoals hierboven beschreven (paragraaf 1.2.3 - Inhoud van de opleiding): de opleiding is een afspiegeling van het beroep. Op meerdere niveaus is er een duidelijke relatie tussen de opleiding en het beroepenveld. Op nationaal niveau: Het landelijk netwerk en opleidingsoverleg Verpleegkunde (LOOV). Hierin wordt in gezamenlijkheid het beroepsprofiel voor hbo-verpleegkundigen vastgesteld en op basis hiervan gezamenlijk met het werkveld is een nieuw opleidingsprofiel Bachelor Nursing 2020 ontwikkeld. Diverse netwerken en regionale klankbordgroepen zijn hierbij betrokken 14. Op Windesheimniveau: Het kenniscentrum van het Domein Gezond & Welzijn onderhoudt nauwe banden met de beroepspraktijk. Lectoraten voeren onderzoek uit binnen de beroepspraktijk. Dit wordt mede uitgevoerd door docenten en studenten van de opleiding verpleegkunde (bij de lectoraten Zorginnovaties in de ouderenzorg, Verslavingszorg, Palliatieve zorg, ethiek en communicatie, ICT innovaties in de zorg en De Gezonde Stad). Daarnaast worden ook contractactiviteiten in de beroepspraktijk, in de vorm van scholingstrajecten, uitgevoerd door docenten van de opleiding verpleegkunde. Op opleidingsniveau: Samenwerking vindt plaats met ROC’s, andere hogescholen en zorginstellingen in de regio. Er zijn diverse samenwerkingsovereenkomsten met zorginstellingen voor het verzorgen van duale opleidingen, het opzetten van zogenoemde leerafdelingen of het geven van in-company trainingen. De opleiding werkt met een Werkveld Advies Commissie (WAC) en heeft regelmatig overleg met deze afvaardiging vanuit de beroepspraktijk over de inhoud en de koers van de opleiding. Verder onderhoudt de opleiding contacten met zorginstellingen over de meest passende leerroutes voor hun medewerkers. Het team verpleegkunde werkt met een groep docenten die relatiebeheerders zijn en docenten die (tevens) stagedocent zijn. De realtiebeheerders behartigen de relaties naar het werkveld (en vice versa) en biedt scholing op het vlak van praktijkbegeleiding aan voor werkveldbegeleiders. Beoordeling van studenten middels criteriumgerichte interviews worden gehouden door een (stage-) docent en vertegenwoordigers vanuit het werkveld. Het werkveld adviseert hiermee bij de beoordeling van de eindkwalificaties van de opleiding. Relatiebeheerders, stagedocenten en minorverantwoordelijke docenten zoeken in onderling overleg voortdurend geschikte onderzoeksvoorstellen en/ of projecten voor studenten. De opleiding kan hierdoor een bijdrage leveren aan verschillende kwaliteits- en verbeterprojecten binnen diverse instellingen. Docenten worden gestimuleerd een verbinding te leggen tussen opleiding en beroepspraktijk. Dit uit zich bijvoorbeeld in het bezoeken van symposia, het volgen van voor de verpleegkunde relevante cursussen, werkveldstages en combineren van banen. De flex-pool medewerkers komen bij voorkeur uit de zorgpraktijk.
14
Voortrekkers in verandering, Advies van de verkenningscommissie hbo-gezondheidszorg, HBO-Raad, maart 2013
17
Op individueel-studentniveau: De praktijkcomponent van de opleidingen neemt een zeer prominente plaats in. Dit gebeurt binnenschools door middel van practica c.q. de vaardigheidsleerlijn. Zo worden bijvoorbeeld steeds meer, in skillslabs en met behulp van multimediale toepassingen, praktijksituaties binnenschools gesimuleerd. Er worden voor eerste en tweedejaars studenten speciale colleges georganiseerd ‘Meet the Expert’, waarbij diverse verpleegkundigen uit de beroepspraktijk over hun vak vertellen. Buitenschools wordt verbinding met de praktijk gelegd door middel van stages met terugkommomenten of het uitvoeren van projecten ten behoeve van de zorgpraktijk. We noemen de praktijk ook wel de meest krachtige leeromgeving. Evidence based practice: Het realiseren en bewaken van de zogenaamde evidence based practice is een eis die vooral aan verpleegkundigen op niveau 5 wordt gesteld. Principes van evidence based practice biedt beroepsbeoefenaren een hulpmiddel verantwoording af te leggen over de effectiviteit en efficiëntie van de zorgverlening. Het gaat dan om klinische beslissingen op basis van het best beschikbare bewijs, in combinatie met de kennis en ervaring van de verpleegkundige en de waarde(n) en voorkeur van de individuele patiënt. Daarnaast is kennis (zowel propositionele, professionele als persoonlijke) van zowel patiënt als verpleegkundige fundamenteel voor besluitvorming en staat dus centraal in de zorgverlening. Dit is met name in de tweede helft van de opleiding in de minoren terug te vinden. Ouderen als speerpunt: Het speerpunt Ouderen van het Domein Gezondheid & Welzijn komt binnen de opleiding duidelijk als thema aan bod en sluit daarmee aan op de maatschappelijke ontwikkelingen (vergrijzing). Het thema ICT en innovaties in de zorg krijgt ook meer aandacht. Bij deze thema’s wordt samenwerking gezocht met de lectoraten binnen Windesheim (Innovaties in de ouderenzorg en ICT innovaties in de zorg). Het onderwijs wordt vanuit deze lectoraten mee ontwikkeld. Docenten en studenten worden betrokken bij onderzoek en maatschappelijke dienstverlening dat vanuit het kenniscentrum en lectoraten georganiseerd wordt. De waardevolle professional als skilled companion: Skilled companionship, letterlijk vertaald – bekwaam metgezel – als metafoor voor goede verpleegkundige zorg is geïntroduceerd door Angie Titchen. Het verwijst naar de idee dat goede verpleegkundige zorg een integratie vereist van relationele vaardigheden (handen), intermenselijke betrokkenheid (hart) en wetenschappelijk gestoelde kennis (hoofd). De volledig en steeds terugkerende integratie van enerzijds bekwaamheid (expertise en vaardigheden ofwel hoofd en handen en anderzijds zorgzaamheid (deugdzaamheid oftewel hart) vormt de essentie van het verpleegkundig handelen. Juist dat geeft aan wat de specifieke bijdrage is van de verpleegkundige binnen de gezondheidszorg Het gaat hierbij om een integratie van evidence based practice en zorgethiek. Het is belangrijk dat de student zich voortdurend schoolt in toepassing van expertise en vaardigheden en altijd oog heeft voor de voorkeuren, beleving en welzijn van de zorgvrager. 1.2.5 – Landelijk geldende voorschriften Het landelijk overleg opleidingen Verpleegkunde (LOOV) heeft vorig jaar in een project de Landelijke Rekentoets Verpleegkunde ontwikkeld met als doel één digitale landelijke rekentoets voor alle Bachelor Verpleegkunde opleidingen. Verpleegkunde Windesheim heeft meegewerkt aan dit project. Op dit moment bereidt de projectgroep de implementatie voor. Afhankelijk van de verdere ontwikkelingen zal de opleiding mee doen aan de Landelijke Rekentoets Verpleegkunde.
18
1.3 - INRICHTING VAN HET ONDERWIJS 1.3.1 - Inrichting van de opleiding De opleiding verpleegkunde heeft het onderwijs vormgegeven op basis van het major-minor-model. De opleiding Verpleegkunde is opgebouwd vanuit de volgende kenmerken per opleidingsfase: Voor cohort 2011 ( en later) regulier en 2012 (en later) verkort Major jaar 1 en 2 -Major 120 EC -Beroepscompetenties/-rollen als kader
Major jaar 3 en 4 en minors -Major 2 x 30 EC / Minors 2 x 30 EC = 120 EC -Competentieleren
-Alle beroepsrollen -Meerdere velden -Aanbod gestuurd -Grotendeels binnenschools -Basis
-In Major alle rollen, in Minor keuze op rollen -Voorkeur voor velden mogelijk -Meer keuzemogelijkheden -Grotendeels buitenschools -Eigen keuze (AGZ/MGZ/GGZ/VGG/breed)
-Accent op body of knowledge and skills -Vooral toetsen van kennis en vaardigheden
-Accent op body of competence -Vooral toetsen van competenties
Standaardroute Verpleegkunde cohort 2011 (en later) Voltijd en Duaal.
Jaar 1 Major Basis
Periode 1
Semester 1 Periode 2
Oriëntatie op verpleegkunde
60 EC Alle rollen
Periode 3 PLP1
De geriatrische en verstandelijk beperkte zorgvrager
Oriëntatie op de praktijk
Zorgverlener regisseur PLP2
Alle rollen + stagiair MGZ
Semester 2 Periode 4 AGZ De somatische patiënt Zorgverlener regisseur
Jaar 2
GGZ
Major Gevorderd
De psychiatrische patiënt
Zorg in de praktijk
Ziek en gezond thuis
Zorgvernieuwing
60 EC
Zorgverlener regisseur Major: PLP3
Alle rollen
Zorgverlener regisseur Minor
Ontwerper beroepsbeoefenaar
Jaar 3
Major/Minor hbo verpleegkunde in de praktijk Gevorderd Alle rollen 60 EC Jaar 4 Minor
Keuze uit lijst (bijv. minor Zorg 2.0)
Minor/Major Opleidingsgebonden minor Bachelor (Praktijkgericht Onderzoek in de Zorg of Zorginnovatie Bachelor) 60 EC
Eindstage
Major: PLP4
19
Alle rollen integraal
A/G/MGZ
Ontwerper, beroepsbeoefenaar PLP: Praktijkleerperiode ‘Standaardroute’ Verpleegkunde cohort 2014 (en later) Voltijd met vrijstellingen (ook optie Duaal met vrijstellingen), bestemd voor verpleegkundigen niveau 4.
Jaar 1 Major Basis /Gevorderd 60 EC Jaar 2/3 Major/Minor Gevorderd /Bachelor 60 EC Jaar 4 Major/Minor Bachelor 60 EC
Semester 1 Periode 1 Periode 2 Binnenschools, Capita Selecta uit studiejaar 1 en 2
Semester 2 Periode 3 Periode 4 Binnenschools, Capita Selecta uit studiejaar 1 en 2
Major: PLP3
Minor
hbo verpleegkunde in de praktijk
Keuze uit lijst (bijv. minor Zorg 2.0)
Alle rollen Minor
Major: PLP4
Opleidingsgebonden minor (Praktijkgericht Onderzoek in de Zorg of Zorginnovatie Bachelor )
Eindstage / afstudeerproject Alle rollen integraal
‘Standaardroute’ Verpleegkunde voor cohort 2013 Voltijd met vrijstellingen (ook optie Duaal met vrijstellingen), bestemd voor verpleegkundigen niveau 4. Semester 1 Semester 2 Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Jaar 1/2/3 Capita Selecta Jaar 1 en 2 à 30 EC Major: PLP3 (Binnenschools0 Major hbo verpleegkunde in de praktijk Basis /Gevorderd Alle rollen 60 EC Jaar 3/4 Minor Gevorderd /Bachelor
Minor
Minor
Keuze uit lijst (bijv. minor Zorg 2.0)
Opleidingsgebonden minor (Praktijkgericht Onderzoek in de Zorg of Zorginnovatie Bachelor)
60 EC
Ontwerper, Beroepsbeoefenaar
20
Jaar 4
Major: PLP4
Major Bachelor
Eindstage / afstudeerproject
30 EC
Alle rollen integraal
Standaardroute Verpleegkunde voor cohort sept 2012 en feb 2013 Deeltijd en Duaal met vrijstellingen (via Blended Learning), bestemd voor verpleegkundigen niveau 4.
Jaar 1 Major Basis /Gevorderd 30 EC Jaar 2
Semester 1 Semester 2 Periode 2 Periode 1 Periode 3 Periode 4 Binnenschools, onderwijseenheden uit studiejaar 1 en 2: 18 punten van propedeuse en 12 punten uit hoofdfase
Binnenschools, onderwijseenheden uit studie jaar 2: 30 punten uit hoofdfase
Major Basis /Gevorderd 30 EC Jaar 3
Major: PLP3
Minor
Major/Minor Gevorderd 60 EC
hbo verpleegkunde in de praktijk
Minor Zorginnovatie (of Keuze uit lijst minoren )
Jaar 4
Minor
Major: PLP4
Minor/Major Bachelor
Opleidingsgebonden minor (Praktijkgericht Onderzoek in de Zorg of Zorginnovatie Bachelor)
Eindstage
60 EC
Alle rollen
Alle rollen integraal
Standaardroute Verpleegkunde voor cohort sept 2014 en later Deeltijd met vrijstellingen (via Blended Learning), bestemd voor verpleegkundigen niveau 4. Trajecten op maat: kan tot versnelling leiden: zie specifieke leerplannen ‘versneld deeltijd’.
Jaar 1
Periode 2
Semester 1 Semester 2 Periode 1 Periode 3 Periode 4 Onderwijseenheden jaar 1 en 2 à 30 EC
Major Basis/Gevorderd 21
30 EC Jaar 2 Major Basis/Gevorderd 30 EC Jaar 3
Onderwijseenheden jaar 1 en 2 à 30 EC (24 EC worden aangeboden in semester 1.)
Major: PLP3
Minor
Major/Minor Gevorderd 60 EC Jaar 4
hbo verpleegkunde in de praktijk
Keuze uit lijst. Niet alle minoren worden Blended aangeboden]
Minor/Major Bachelor
Opleidingsgebonden minor (Praktijkgericht Onderzoek in de Zorg of Zorginnovatie Bachelor)
60 EC
Alle rollen Minor
Major: PLP4 Eindstage Alle rollen integraal
1a - De propedeutische fase Ten aanzien van de propedeuse zijn enkele belangrijke eisen vastgelegd in de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW): • De studielast van de propedeuse bedraagt 60 EC oftewel 1680 studiebelastingsuren; • De aard van de propedeuse is oriënterend, selecterend en verwijzend; • Iedere student krijgt aan het eind van zijn eerste jaar een advies over de voortzetting van de studie. Aan dit advies kan een afwijzing worden verbonden, het ‘bindend studieadvies’ (BSA). Formeel is het eerste jaar een propedeutisch jaar. Het wordt officieel afgesloten met een examen (een verzameling van met goed gevolg afgelegde tentamens): het propedeutisch examen. In de propedeuse worden verschillende kenmerkende beroepssituaties aangeboden. In de eerste periode vindt een oriëntatie plaats op het beroep van de verpleegkundige, de vijf rollen en 12 kerncompetenties en het toekomstig beroepenveld. Tevens staat een kennismaking met het onderwijssysteem en het leren werken in groepen centraal. In de volgende periodes wordt ingegaan op de verpleegkundige manier van werken en verschillende kenmerkende beroepssituaties (in ouderenzorg en AGZ). Naast dit binnenschools leren vindt er gedurende 10 weken een oriëntatie in het veld plaats (praktijkleren); het zogenoemde buitenschoolse leren. De drie functies van de propedeuse: Oriëntatie Een goede oriëntatie op het beroep van verpleegkundige en de studie d.m.v. het onderwijsprogramma van het eerste jaar maakt verwijzing en selectie mogelijk. In deze opzet wordt er naar gestreefd de student een zo goed mogelijk inzicht te geven in de opleidingseisen en het beroep zodat de student weloverwogen beslissing kan nemen met betrekking tot de voortgang van de studie. De oriëntatie krijgt gestalte door middel van het onderwijsprogramma zoals dat in de loop van het jaar wordt aangeboden. Door middel van een praktijkoriëntatie van 10 onderwijsweken vindt ook een eerste confrontatie met het beroepenveld plaats. Heeft de student het programma met goed gevolg afgerond (het propedeutische examen gehaald) dan wordt hij toegelaten tot de postpropedeutische fase of hoofdfase.
22
Selectie In artikel 7.10 van de WHW staat: ‘Het instellingsbestuur van een bekostigde universiteit of hogeschool brengt iedere student aan het eind van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van een voltijdse opleiding advies uit over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding’. Zoals weergegeven bij ‘oriëntatie’ zal de student door het onderwijsprogramma voortdurend uitgenodigd worden tot reflectie op de gekozen opleiding en het latere beroep. Kan ik het niveau van de studie wel aan? En is het beroep van verpleegkundige datgene wat ik me ervan voorgesteld had? Zo zal er een proces van zelfselectie op gang komen. Daarnaast dient de opleiding haar verantwoordelijkheid te nemen en de studenten te toetsen aan de vastgestelde normen m.b.t. kennis, vaardigheden en beroepshouding. Als uiterste consequentie kan aan het bedoelde advies een afwijzing worden verbonden; men spreekt van het ‘bindend studieadvies’. Binnen vijf maanden zal de SLB-er een eerste voorlopig advies uitbrengen. Voor meer informatie hierover zie hoofdstuk 5 van de OER ‘Studieadvies’. Verwijzing Door middel van individuele begeleiding en zo nodig verwijzing naar bijvoorbeeld de decaan wordt getracht de student, indien nodig, te verwijzen naar andere opleidingen. De bezitter van het propedeutisch getuigschrift heeft de mogelijkheid door te stromen naar het wetenschappelijk onderwijs. Vele opleidingen stellen echter meer toelatingseisen dan alleen een propedeuse. 1b - De postpropedeutische of hoofdfase De postpropedeutische fase De studielast in de postpropedeutische fase bedraagt 180 EC. De postpropedeuse bestaat uit vier Major semesters (elk à 30 EC) en twee minors (elk à 30 EC). Eén minor kan ingevuld worden naar keuze volgens de OER. Deeltijd studenten en studenten die een verkorte duale route volgen, zullen meestal kiezen vaak voor een Verpleegkunde minor omdat deze goed te combineren is met het werken als verpleegkundige. De zelfstandigheid van studenten zal in deze fase in belangrijke mate toenemen. Ook dit aspect heeft betekenis voor de aard van de programma's in deze fase. Het aantal contacturen op school zal afnemen, het aantal stage-uren en de tijd die zal worden besteed aan de uitwerking van beroepsproducten zal sterk toenemen. Keuzemogelijkheden Uitgaande van de gewenste brede kwalificatie van het verplegend en verzorgend personeel bieden we, wat praktijkleerperioden betreft, vanaf Jaar 3 verschillende keuzemogelijkheden aan te weten AGZ, MGZ , GGZ of VGG. Deze keuzemogelijkheden worden ook wel ‘differentiatie(-s)’ genoemd: een verdieping in een onderdeel of aspect van het beroep, zonder het (brede) civiel effect van het diploma aan te tasten. Bij de duale variant is dit afhankelijk van de ruimte die de werkgever biedt, bij de voltijds reguliere variant van de beschikbaarheid van praktijkleerplaatsen en het onderwijsaanbod op school. Na het doorlopen van een ‘differentiatie’ kan de gediplomeerde op het betreffende terrein worden beschouwd als ‘advanced beginner’. Er is dus ruimte om accenten te leggen binnen de opleiding tot verpleegkundige en daarmee een eigen uitstroomprofiel te bepalen. Studenten maken bijvoorbeeld keuzes ten aanzien van werkvelden. Zo kan de voorkeur uitgaan naar een route binnen de algemene gezondheidszorg (AGZ), de geestelijke gezondheidszorg (GGZ), de maatschappelijke gezondheidszorg (MGZ)of een combinatie hiervan. Vanaf 2013 kan ook voor de differentiatie ‘Verpleegkundige in de Geriatrie en Gerontologie (VGG) ’ gekozen worden.
23
AGZ PLP3 1 Minor Zorg 2.0 2 Minor POZ 9 Minor Zorginnovatie Bachelor10 Overige minors4 PLP4 5
Oriëntatie op Werkveld Voorkeur mogelijk? 8 GGZ MGZ
VGG
Beperkt 6 ja ja
Beperkt 6 ja ja
Beperkt 6 ja ja
Beperkt 6 ja ja
ja ?7 ja
ja ?7 ja
ja ?7 ja
ja ?7 ja
1
Alle Verpleegkunde rollen op gevorderd niveau Verpleegkunde rollen Zorgverlener en Regisseur op bachelor niveau, wordt ook in het Engels aangeboden. 3 Verpleegkunde rollen Ontwerper en Beroepsbeoefenaar op gevorderd niveau 4 Niet expliciet op Verpleegkunde rollen gericht, kan er wel aan bijdragen 5 Alle Verpleegkunde rollen geïntegreerd op bachelor niveau 6 Toekenning stage hangt mede af van stageplekken PLP1 en PLP2; verschillende zorgsettingen is daarbij uitgangspunt 7 Is afhankelijk van minor, voorkeur lang niet altijd mogelijk. 8 Toekenning van stage/werkveld is altijd afhankelijk van beschikbaarheid praktijkleerplaatsen 9 Verpleegkunde rollen Ontwerper en Beroepsbeoefenaar op bachelor niveau 10 Verpleegkunde rollen Ontwerper en Beroepsbeoefenaar op bachelor niveau 2
Tijdens het derde en vierde jaar kan de student, afhankelijk van het cohort, dus één minor kiezen en een voorkeur aangeven voor werkvelden/praktijkleerplaatsen. De betreffende major semesters (PLP3 en PLP4) en de Verpleegkunde minors vormen een beroepsinhoudelijke leerlijn. De studieloopbaanleerlijn kent binnen de major eigen contactmomenten en wordt met de SLB-er van de individuele student vorm gegeven. Binnen de major en verpleegkunde minors wordt naast de leerwerkgroepen themaonderwijs aangeboden. De student oriënteert zich op de binnen- en buitenschoolse leermogelijkheden en geeft in zijn Plan van Aanpak aan wat zijn leerdoelen en beroepsproducten zijn en hoe hij deze vorm wil geven. Voor de differentiatie VGG en een bewijs hiervan bij diplomering gelden de volgende eisen: - De student volgt onderwijs binnen dit thema voor minimaal 120 credits (inclusief de 30 credits van Major p.2. en PLP 1 of 2) - De student volgt 90 credits in het 3e en 4e jaar binnen de VGG (PLP 3 en 4 en POZ of ZI-B) waarbij beroepsproducten en toetsing van deze PLP’s en minoren gericht zijn op de toepassing van specifieke gerontologische en geriatrische kennis zoals omschreven in het VGG-profiel - Stageplaatsen kunnen zowel in de VVT sector als in de AGZ of GGZ plaatsvinden mits op de stageplaats ouderen in zorg zijn. Het onderwijs wordt gepland per semester (half jaar) en studenten geven per semester aan voor welk majordeel of welke minor en binnen welke keuzemogelijkheid (differentiatie) ze ingedeeld willen worden. De leerwerkgroepbijeenkomsten ondersteunen de studenten met de volgende werkvormen en onderwerpen: 1. Reflectie (op de persoon in beroep en de beroepsbeoefenaar); 2. Inhoudelijke thema’s gerelateerd aan de betreffende beroepsrollen en competenties; 3. Werken aan beroepsproducten. De eindbeoordelingsgesprekken vinden plaats in de toetsweken. 24
De beoordeling van de major, jaar 3 en 4 en minors verpleegkunde De beoordeling vindt plaats door middel van beroepsproducten, de zogenaamde bewijzen van kunnen, een portfolio-analyse en een criteriumgericht eindgesprek. Dit eindgesprek vindt waar mogelijk plaats binnen de stage-instelling. De beroepsrollen kunnen op twee competentieniveaus behaald worden. Deze zijn conform de Windesheim Onderwijs Standaarden, op gevorderd en bachelor niveau. De inbedding van het praktijkleren binnen de competentieontwikkeling Binnen de differentiatiefase, maar ook bij de stages in Jaar 1 en 2, is de inbedding van het praktijkleren gewaarborgd door de competentiegerichte opdrachten en toetsing door de school in samenspraak met de zorginstellingen waar de stage of het werk plaatsvindt. Er is in de differentiatiefase minimaal 40 weken praktijkleren / werkend leren verplicht. Voor de minor Zorg 2.0 gaat het om 20 weken “bed-side nursing”, voor Zorginnovatie en Praktijkgericht onderzoek in de Zorg gaat het om 20 weken projectmatig werken vanuit een zorg(gelieerde) instelling. Indien er sprake is van een periode van praktijkleren (of werkend leren) dan zal verhoudingsgewijs een groot deel van de credits / beroepsproducten in de praktijk behaald en mede-beoordeeld worden. Internationalisering Het ontwikkelen van internationale en interculturele competenties van studenten is in het Hogeschoolbeleid geformuleerd en komt in het onderwijs bij diverse eenheden aan bod. • • • •
We willen studenten interculturele competenties laten verwerven en bekend maken met diversiteit. We willen internationale uitwisseling mogelijk maken en ook studenten van buiten Nederland hier de mogelijkheid willen bieden te studeren; We achten het noodzakelijk dat studenten vaardigheden verwerven in het spreken, lezen en schrijven van de Engelse taal bijvoorbeeld als voorbereiding op een stage in het Buitenland of een mastersopleiding; Veel van onze vak- en wetenschappelijke literatuur komt uit Angelsaksische landen.
Binnen de onderwijseenheden kan gebruik gemaakt wordt van Engelstalige literatuur, onderwijs en toetsing. Dit staat dan duidelijk beschreven in Educator en de ELO. Studenten kunnen een beroep doen op de regelgeving hieromtrent, in de OER (art.3.9 lid 1) staan hun rechten en plichten beschreven. De opleiding biedt studenten de mogelijkheid een deel van de opleiding in het buitenland te doen. Dit is mogelijk voor een semester (30 credits) binnen de differentiatiefase voor een minor verpleegkunde. Het kan via de minor ISD, de minor Zorg 2.0 (wordt ook in het Engels aangeboden), een combiminor en een minor die door een Erasmuspartner wordt aangeboden. Ieder jaar wordt er binnen het domein Gezondheid en Welzijn een internationale week georganiseerd. De Erasmuspartners worden uitgenodigd, er staat een thema centraal, de buitenlandse gasten verzorgen lessen voor studenten en er wordt voorlichting gegeven over stage in het buitenland. Verbredende en keuzeminors; premasters en minors buiten CHW Studenten verpleegkunde vanaf cohort 2012 en later kiezen één keer een minor uit de lijst opleidingsgebonden en één keer een minor uit de keuzelijst. Studenten die voor 2012 zijn gestart worden geadviseerd om de opleidingsgebonden minor te kiezen. Studenten kunnen ook kiezen voor de mogelijkheid om een premaster te laten indalen als minor en hiermee voorbereid te zijn op ‘aansluitende’ academische / professionele Masters.
25
keuzelijst Zorg 2.0 Ouderen en Samenleving Zorgprocessen Beter Maken Opleiden in de Zorgpraktijk Verslavingskunde I (of II, afhankelijk van ervaring in de verslavingszorg) International Sustainable Development (ISD) De Gezonde Stad Zingeving voor professionals Windesheim minors Minors van andere Hogescholen Combi Minor Premaster
Opleidingsgebonden minor Praktijkgericht Onderzoek in de Zorg (POZ) Zorginnovatie Bachelor (ZI-B)
De examencommissie dient toestemming te geven voor andere minors dan genoemd binnen Windesheim, buiten Windesheim, bij een combi minor en premaster. Het accorderen van de andere minors die in de keuzelijst genoemd worden gebeurt door de SLB-er. Vanaf 2005 bestaat voor verpleegkunde studenten de mogelijkheid een premaster te volgen. Sommige WO-instellingen vragen de student een assessment te maken voordat deze begint aan het doorstroomtraject. Dit assessment is vooral bedoeld voor de student, om te kijken of je over het niveau beschikt om een WO-opleiding te doen. Soms wordt het ook gebruikt door de hbo-opleiding om de student een goed advies te kunnen geven over deelname aan het WO. Het assessment is tenslotte bij sommige WO-opleidingen bindend, dat wil zeggen dat je bij onvoldoende resultaat wordt uitgesloten van deelname. 1c - Bijzondere leerwegen De opleiding wordt zowel in een voltijd, duale en deeltijd variant verzorgd. Voor deeltijd geldt dat dit alleen toegankelijk is voor niveau 4 verpleegkundigen met BIG-registratie. Ook zijn er binnen de varianten weer versnellingen mogelijk. De opleidingen zijn zoveel mogelijk gelijk. De slogan luidt: “voltijd, deeltijd of duaal: hbo-niveau hebben ze allemaal”. Voor studenten die zijn gestart in september 2015 of later met het reguliere voltijdsprogramma en studenten die in september 2015 starten met een programma met vrijstellingen, geldt het volgende: Route A. Regulier voltijd B. Regulier duaal C. Duaal met vrijstellingen D. Deeltijd blended learning met vrijstelllingen
Studentprofiel Minimaal havo of mbo en 21+ studenten. Minimaal havo en 21+ student
Instroom in Jaar 1
BIG geregistreerd verpleegkundige niveau 4 student. BIG geregistreerd verpleegkundige niveau 4 student + werkkring in de zorg van minimaal 20 uur per week
Jaar 1
26
Jaar 1
Jaar 1
EC en gemiddelde duur 240 EC gemiddelde duur 4 jaar 240 EC gemiddelde duur 4 jaar 240 EC mogelijk met vrijstellingen gemiddelde duur 3 jaar 240 EC mogelijk met vrijstellingen gemiddelde duur 4 jaar
E. Regulier voltijd met vrijstellingen G. Trajecten op maat (leidt vaak tot versnelling)
(werkgeversverklaring) en schriftelijke toestemming werkgever. BIG geregistreerd verpleegkundige niveau 4 student. Zij-instromers, hbo opgeleiden, of anderszins.
Jaar 1 Divers: in overleg
240 EC mogelijk met vrijstellingen gemiddelde duur 3 jaar. Divers: in overleg
Verklaring schema: Programma met vrijstellingen = een opleidingsprogramma van minder dan 240 EC op grond van vrijstellingen (volgens onderstaande procedure) Regelingen en voorwaarden voor voltijd leren • Student kan voltijds starten indien deze HAVO/MBO diploma heeft of 21+ toets. Indien geïnteresseerd, kan de student een versneld traject volgen. Regelingen en voorwaarden voor deeltijd leren en duaal leren (zie Bijlage 1) Vrijstellingen De student kan vrijstelling krijgen van OE’s op grond van eerder gevolgd onderwijs, diploma’s. Ook studenten die alleen gebruik willen maken van een toets behorende bij een leerlijn kunnen daarmee versnellen; want al het onderwijs is vormgegeven binnen de elektronische leeromgeving waardoor zelfstudie tot de mogelijkheden behoort. Algemene procedure Het indienen van alle verzoeken tot vrijstellingen dient na inschrijving schriftelijk te gebeuren bij de examencommissie. Dit wordt door een individuele student aangevraagd via de SLB-er met de juiste formulieren. In bijlage 4 is specifiekere informatie te vinden over de voorwaarden en de richtlijn hoe de vrijstellingen aangevraagd kunnen worden. Richtlijn aanvraag vrijstellingen • Potentiële studenten die vrijstellingen aan willen vragen worden aangemeld bij de jaareigenaren SLB. Zij beschikken over de juiste formulieren. • Als eerste dient besloten te worden of de kandidaat rechtstreeks vrijstellingen kan aanvragen • In het algemeen geldt dat een directe aanvraag aan de orde is bij weinig werkervaring en op basis van (deels) gevolgde opleiding(en). • Een directe aanvraag wordt door de jaareigenaar SLB begeleid. • Alleen voor de in Bijlage 4 genoemde opleidingen is aanvraag voor vrijstellingen mogelijk. Dit houdt o.a. in dat voor geen enkele mbo-opleiding, uitgezonderd verpleegkunde, recht op vrijstellingen bestaat. Voor een overzicht van afwijkende individuele trajecten zie bijlage 5.
27
1.3.2 – Overzicht onderwijseenheden Zie voor een overzicht van de semesterversietabellen de Bijlage 8 in dit statuut. 1.3.3 - Accreditatie De opleiding is in 2012 gevisiteerd en daarbij geaccrediteerd tot en met 31 december 2014. In juli 2014 is de accreditatie van de opleiding verlengd tot 19 december 2017. De hogeschool is inmiddels bezocht door de NVAO voor de instellingsaccreditatie. Die is op alle standaarden voldoende bevonden. Na de formele berichtgeving van de NVAO hierover wordt de accreditatiedatum verlengd tot en met 19 december 2019. Tot dat moment geldt nog de accreditatietermijn tot 19 december 2017.
28
2. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING – RECHTEN EN PLICHTEN Deze regeling wordt vastgesteld door de directeur, na verkregen advies van de opleidingscommissie en na verkregen instemming van de deelraad. Hoofdstuk 1 – BEGRIPSBEPALINGEN Artikel 1.1 – Algemene begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: Accreditatie:
het keurmerk dat tot uitdrukking brengt dat de kwaliteit van een opleiding positief is beoordeeld (artikel 1.1 sub s WHW).
Assessment:
een onderzoek naar de competenties die de student bezit.
Assessor:
degene die in een assessment beoordeelt in welke mate de student competenties heeft verworven.
Associate degree:
een samenhangend geheel van onderwijseenheden, af te sluiten met een examen waaraan de graad Associate degree (Ad) is verbonden.
Bacheloropleiding:
zie hbo-bacheloropleiding.
Beroepsvereisten:
vereisten die voor de uitoefening van een bepaald beroep op grond van een wettelijk voorschrift worden gesteld (artikel 7.6 WHW). Tot deze vereisten behoren de eisen zoals neergelegd in de Richtlijnen van de Raad van de EG ten aanzien van verpleegkundigen.
CMR:
Centrale Medezeggenschapsraad.
College van Beroep: voor de examens (CBE)
het College van Beroep voor de Examens Windesheim dat door het College van Bestuur is ingesteld (artikel 7:60 t/m 7:63 WHW).
Colloquium Doctum (21+ toets)
toelatingsonderzoek wanneer niet aan de vooropleidingseis is voldaan (art. 7:29 WHW).
Comakership
tripartiete verhouding tussen Windesheim Flevoland, de student en een bedrijf of instelling waarbij de student als onderdeel van zijn curriculum een praktijkopdracht uitvoert.
Competentie:
het duurzaam vermogen tot handelen in een beroepscontext met waarneembaar resultaat, ter uitvoering van bepaalde verrichtingen in een omschreven beroepsrol.
Competentiegericht onderwijs:
onderwijs dat is gericht op het koppelen van de leerdoelen en eindkwalificaties van de opleiding aan de beroepspraktijk.
Competentieniveau:
aanduiding van het niveau waarop de competentie beheerst wordt.
CROHO:
Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs, waarin de geaccrediteerde opleidingen in het Hoger Onderwijs zijn opgenomen (artikel 6.13 WHW). 29
Decaan:
De decaan begeleidt studenten in situaties waarin hun belang in het geding is. De decaan is de specialist op het gebied van wet- en regelgeving in het Hoger Onderwijs, opleidingsbeleid, studiefinanciering, financiële problemen, studeren met een functiebeperking en de regelgeving rondom rechten en plichten bij studiestagnatie- of versnelling.
Deeltijdopleiding:
een deeltijdopleiding is de opleidingsvorm die zodanig is ingericht dat de student werkzaamheden kan verrichten naast de onderwijsactiviteiten.
Domein:
is een samenstel van opleidingen die organisatorisch of qua inhoud bij elkaar horen.
Domeincompetenties: de door de HBO-raad vastgelegde domeincompetenties in de informatiebank domeincompetenties. Doorstroomtraject:
het traject van 30 studiepunten dat succesvol afgerond moet worden door de student die bij Windesheim een Ad-graad heeft behaald en zijn bacheloropleiding bij Windesheim wil vervolgen.
Diplomasupplement:
document dat verplicht aan het getuigschrift wordt toegevoegd, waarop wordt vermeld de naam, de aard, het niveau, de context en de inhoud van de opleiding (artikel 7.11 lid 3 WHW).
Duale opleiding:
een duale opleiding is de opleidingsvorm die zodanig is ingericht dat het volgen van onderwijs gedurende een of meer periodes wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. De beroepsuitoefening is onderdeel van het onderwijsprogramma van de opleiding (art. 7.7 lid 2 WHW).
EVC:
eerder of elders verworven competenties.
Examen:
de verzameling van met goed gevolg afgelegde tentamens binnen een opleiding waarmee de propedeutische fase, het Associate degree programma of de bachelor- of masteropleiding wordt afgesloten. Het examen wordt door de examencommissie in vergadering bijeen vastgesteld.
Examencommissie:
iedere opleiding of groep van opleidingen, heeft een examencommissie. Deze commissie is ingesteld op grond van artikel 7.12 van de WHW.
Examinator:
het door de examencommissie aangewezen lid van het personeel dat belast is met het afnemen van tentamens.
Geschillenadviescommissie:
de Geschillenadviescommissie Windesheim die door het College van Bestuur is ingesteld (art. 7:63a en art. 7:63b WHW).
hbo-bacheloropleiding:een beroepsopleiding die aansluit op het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs en is geregistreerd in het CROHO. Zie ook: voltijdopleiding, duale opleiding, deeltijdopleiding. hbo-masteropleiding: een opleiding volgend op een bacheloropleiding (artikel 7.3, 7.3a lid 2 sub b en 7.3b sub b van de WHW). 30
Hogeschool:
de Christelijke Hogeschool Windesheim.
Jaar:
studiejaar (zie studiejaar verderop in de begripsbepalingen).
Major:
een samenstel aan onderwijseenheden binnen een opleiding met een programmatische samenhang van 180studiepunten voor de opleidingen op locatie Zwolle en 210 studiepunten voor de opleidingen op locatie Flevoland.
Minor:
een samenstel aan onderwijseenheden met een programmatische samenhang van 30 studiepunten.
Onderwijseenheid:
een onderwijseenheid als bedoeld in artikel 7.13 van de WHW, bestaande uit - een kenmerkende beroepssituatie, waarbij het gaat om de integratie van kennis, vaardigheden en attitudes en de toepassing daarvan in de beroepscontext; - een ondersteunende onderwijseenheid, waar de nadruk ligt op kennis, vaardigheden en attitudes.
Onderwijsperiode:
een periode van 10 weken onderwijs met een maximale studielast van 18 studiepunten. Per studiejaar bedraagt de gemiddelde studielast van een periode 15 studiepunten. Voor het WHC geldt: een periode van 14 weken gevolgd door een periode van 3 weken met een studielast van respectievelijk 25 en 5 studiepunten.
Opleiding:
een samenhangend geheel van onderwijseenheden gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken (artikel 7.3 WHW).
Persoonlijk Ontwikkelingsplan:
het document waarin een student zijn ontwikkeling vastlegt in relatie met de onderwijseenheden die tezamen de onderdelen van het door hem af te leggen afsluitend examen vormen.
Persoonlijk Activiteitenplan:
weergave van de door de student gevolgde en nog te volgen onderwijseenheden.
Postpropedeuse:
de fase van de opleiding die volgt na het behalen van de propedeuse en wordt afgesloten met het afsluitend examen, ook wel hoofdfase genoemd.
Premastertraject:
een deel van het examenprogramma dat de student voorbereidt op het volgen van een masteropleiding aan een universiteit.
Profileringsfonds:
het door het College van Bestuur ingestelde fonds van waaruit financiële ondersteuning verleend kan worden in de vorm van de toekenning van afstudeersteun en/of bestuurs- en topsportbeurzen.
Propedeuse:
de propedeutische fase van de opleiding, af te sluiten met het propedeutisch examen (artikel 7.8 WHW).
Semester:
twee opeenvolgende onderwijsperioden, die aanvangen in onderwijsperiode 1 en onderwijsperiode 3.
31
Student:
degene die is ingeschreven aan de hogeschool voor het volgen van onderwijs en het afleggen van de tentamens en de examens van een opleiding.
Studiejaar:
het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende kalenderjaar (art. 1.1. WHW).
Studieloopbaanbegeleider:
een docent die door de directeur van het domein als zodanig is aangewezen en die de student begeleidt bij het maken van studie- en loopbaankeuzes. Voor de opleidingen op locatie Windesheim Flevoland dient de term studieloopbaanbegeleider te worden gelezen als studentbegeleider.
Studiepunt:
één studiepunt omvat een studielast van 28 studie-uren (ook European Credit genoemd).
Tentamen:
een beoordeling van de competenties van een student, waarin begrepen het onderzoek naar kennis, inzicht en vaardigheden als bedoeld in artikel 7.10 van de WHW, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek door ten minste één door de examencommissie aangewezen examinator. Een tentamen kan bestaan uit één of meerdere toetsen.
Toelatingscommissie: commissie zoals bedoeld in art. 7.29 WHW welke belast is met het onderzoek naar de toelaatbaarheid van studenten voor het hoger onderwijs indien niet wordt voldaan aan de wettelijke (vooropleidings)eisen. Toets:
Een toets is een evaluatievorm waarbij de student op een vastgesteld tijdstip en binnen de vastgestelde tijd een taak uitvoert. De toets kan meerdere vormen hebben.
Verkort studietraject: het volgen van het onderwijsprogramma binnen een kortere tijdsperiode dan vier studiejaren, doordat voor onderdelen vrijstellingen zijn verleend. Versneld studietraject: het volgen van het volledige onderwijsprogramma binnen een kortere tijdsperiode dan vier studiejaren. Vraaggestuurd onderwijs:
onderwijs waarbij de student bewuste en gemotiveerde keuzes maakt ten aanzien van de eigen studieloopbaan.
Week:
iedere week gedurende het kalenderjaar.
WEB:
Wet Educatie Beroepsonderwijs
WHW:
de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek.
32
Hoofdstuk 2 - TOEGANG EN TOELATING Artikel 2.1 - Toegang (art. 7.24 WHW, art. 7.31a t/m e WHW, art. 7.2.2 WEB) 1. Voor de inschrijving in een opleiding is als vooropleidingseis het bezit vereist van: a. Een vwo- dan wel havo-diploma b. een diploma op mbo-4 niveau (WEB), dat wil zeggen een middenkaderopleiding of een specialistenopleiding. 2. Inschrijving wordt geweigerd indien een student met een voorgenomen inschrijving tijdens de studiekeuzecheck een bindend afwijzend studiekeuzeadvies heeft gekregen als bedoeld in artikel 14 Reglement studiekeuzecheck Windesheim. Artikel 2.2 - Nadere vooropleidingseis (art. 7.25 WHW) 1. Naast de vooropleidingseis, zoals genoemd in artikel 2.1 lid a, moet zijn voldaan aan de nadere vooropleidingseisen ofwel de profieleisen die behoren bij het examen van de vooropleiding. De nadere vooropleidingseisen zijn hier te vinden. Niet van toepassing 2. De student die niet voldoet aan de nadere vooropleidingseisen, kan voldoen aan inhoudelijk vergelijkbare eisen. Aan de eisen moet zijn voldaan voor de aanvang van de opleiding. De eisen zijn hier te vinden. Niet van toepassing. 3. De student die niet voldoet aan lid 1 wordt uitsluitend ingeschreven na overlegging van het bewijs dat aan de eisen als bedoeld in lid 2 is voldaan. Artikel 2.3 - niet van toepassing Artikel 2.3 - Aanvullende vooropleidingseis (PMT, Sport en Bewegen, Lerarenopleiding Lichamelijke opvoeding, PABO - art. 7.26 WHW) Niet van toepassing Artikel 2.4 - Vervallen Artikel 2.4a - Aanvullende vooropleidingseis deeltijdopleiding (art. 7.27 WHW) De eisen aan de werkkring zijn hier te vinden (Bijlage 1) Artikel 2.5 - Toelating (art. 7.29 WHW) 1. Een student die op de inschrijvingsdatum ouder is dan 21 jaar en niet voldoet aan de vooropleidingseis, wordt daarvan vrijgesteld op basis van een met goed gevolg afgelegde 21+toets (colloquium doctum). 2. De bij het toelatingsonderzoek te stellen eisen zijn hier te vinden. 3. Voor studenten die in het bezit zijn van een buiten Nederland afgegeven diploma dat in eigen land toegang geeft tot een opleiding aan een instelling voor hoger onderwijs kan door het instellingsbestuur worden afgeweken van de in het eerste lid genoemde leeftijdsgrens. Dit geldt ook indien in bijzondere gevallen geen diploma kan worden overgelegd. 4. Het toelatingsbewijs wordt verstrekt door de Toelatingscommissie. 5. Het toelatingsbewijs geeft toegang tot de inschrijving voor de opleiding, dan wel toegang tot de loting of de decentrale selectie indien de opleiding een numerus fixus heeft. 6. De student wordt schriftelijk van het besluit tot toelating in kennis gesteld. Artikel 2.6 - Vrijstelling vooropleidingseis ogv gelijkwaardig diploma (art. 7.10, 7.24 en 7.28 WHW) 1. De bezitter van een Nederlandse bachelor- of mastergraad of van een getuigschrift van een propedeutisch examen aan een instelling voor hoger onderwijs, is vrijgesteld van de vooropleidingseis, maar niet van de nadere vooropleidingseis en de aanvullende vooropleidingseisen. 33
2. De bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat voorkomt in de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 7.28, tweede lid van de WHW, is vrijgesteld van de vooropleidingseis, maar niet van de nadere vooropleidingseisen, de aanvullende vooropleidingseisen en in het geval dat het een niet in Nederland afgegeven diploma betreft het vierde lid van dit artikel. 3. De bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat, na onderzoek, naar het oordeel van het instellingsbestuur tenminste gelijkwaardig wordt geacht aan een van de diploma’s zoals genoemd in art. 2.1, is vrijgesteld van de vooropleidingseis, maar niet van de nadere vooropleidingseis en de aanvullende vooropleidingseisen en de eis zoals genoemd in lid 4. 4. Indien sprake is van een buiten Nederland afgegeven diploma, wordt de vrijstelling, zoals genoemd in lid 2 en 3 verleend nadat bewijs is geleverd van voldoende beheersing van de Nederlandse taal. Aan de eis van voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal, certificaat NT2, tenminste niveau II. 5. In plaats van het gestelde in lid 4 geldt voor studenten met een buiten Nederland afgegeven diploma die volledig Engelstalig onderwijs gaan volgen dat moet zijn voldaan aan een met goed gevolg afgelegde TOEFLtest (paper-based test, result550, een TOEFL computer-based test, result 213 of een TOEFL internet-based test, result 80) of een IELTS 6.0. 6. In bijzondere gevallen kan door het instellingsbestuur worden afgeweken van de eis zoals genoemd in lid 4 en 5. Artikel 2.7 - Vrijstelling propedeutisch examen (art. 7.30 WHW) 1. De examencommissie kan vrijstelling verlenen van het propedeutisch examen aan de bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma, indien dat diploma naar het oordeel van de examencommissie tenminste gelijkwaardig is aan het propedeutisch getuigschrift, onverminderd de aanvullende eisen. Of vrijstelling verleend kan worden is hier te vinden. 2. De student wordt schriftelijk van het besluit tot vrijstelling van de examencommissie in kennis gesteld. Artikel 2.8 - EVC (art. 7.13 lid 2 sub r WHW) 1. Indien een Ervaringscertificaat is overgelegd in overeenstemming met de landelijke kwaliteitscode EVC, kan de examencommissie bij aanvang van de studie vrijstellingen verlenen, voor zowel examenonderdelen van de propedeutische fase als van de hoofdfase van de opleiding. 2. Indien de student niet voldoet aan de vooropleidingseis, wordt door de Toelatingscommissie onderzocht in hoeverre met het overleggen van het Ervaringscertificaat is voldaan aan de eisen van het colloquium doctum zoals genoemd in art. 2.5 lid 1 van dit hoofdstuk. 3. De vrijstellingen worden verleend door de examencommissie op basis van een intakegesprek met de betrokken student. 4. De student wordt schriftelijk van het besluit tot vrijstelling van de examencommissie in kennis gesteld.
Artikel 2.9 - Ontzegging toegang (art. 7.42a WHW) 1. Een student kan in bijzondere gevallen en na een zorgvuldige belangenafweging door het instellingsbestuur de inschrijving aan de opleiding worden geweigerd dan wel kan de inschrijving worden beëindigd, wanneer de student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. 2. Inschrijving of herinschrijving voor eenzelfde of verwante opleiding binnen of buiten de instelling kan worden geweigerd op basis van de gronden zoals genoemd in lid 1. 3. Wanneer sprake is van de situatie zoals genoemd in lid 1 kan worden besloten dat de student, die bij een andere opleiding een afstudeerrichting volgt die overeenkomt met of, gelet op de praktische
34
voorbereiding op de beroepsuitoefening, verwant is aan de opleiding zoals bedoeld in lid 1, die afstudeerrichting of andere onderdelen van die opleiding niet mag volgen. 4. De door het College van Bestuur ter zake vastgestelde procedurele regels worden in acht genomen. Deze regels zijn te vinden in het Uitvoeringsreglement In- en Uitschrijving. 5. De student wordt geïnformeerd over de beëindiging van de inschrijving.
Hoofdstuk 3 – INRICHTING VAN DE OPLEIDING Artikel 3.1 - Vraaggestuurd en Competentiegericht onderwijs 1. De inrichting van de opleiding is zodanig dat studenten in staat worden gesteld het onderwijs vraaggestuurd te volgen en de algemene en beroepscompetenties te verwerven. Artikel 3.2 - Structuur van de opleiding - propedeuse, postpropedeuse en Associate degree (Ad) 1. De studielast van de bacheloropleiding bedraagt 240 studiepunten. Voor de opleidingen op de locatie Zwolle zijn 180 studiepunten gewijd aan de major en 60 studiepunten aan de minor(en) en/of het pre-mastertraject. Voor de opleidingen op locatie Flevoland zijn 210 studiepunten gewijd aan de major en 30 studiepunten aan de minor. 2. De opleiding is ingericht in een propedeutische fase die de eerste 60 studiepunten van de opleiding omvat. De postpropedeutische fase van de bacheloropleiding bestaat uit 180 studiepunten en van de Associate degree uit 60 studiepunten. 3. Het propedeutisch examen wordt afgelegd over de onderwijseenheden van de propedeutische fase. De propedeutische fase is zodanig ingericht dat de student inzicht krijgt in de inhoud van de opleiding met de mogelijkheid van selectie en verwijzing aan het einde van die fase. 4. De studielast van het studieprogramma is 60 studiepunten per jaar. 5. Iedere student wordt in beginsel in staat gesteld om 60 studiepunten per studiejaar te behalen. Indien het niet mogelijk is voor de opleiding om 60 studiepunten aan te bieden gelet op het tijdstip van inschrijving danwel de eerder geleverde studieprestaties van de student, worden er met de betrokken student afspraken gemaakt om tot een studeerbaar onderwijsprogramma te komen. 6. Verwant aan de opleiding is een Associate degree programma ingesteld van 120 studiepunten. Binnen het Associate degree programma is een propedeutische fase ingesteld. Artikel 3.3 - Examens en graden van de opleiding 1. De bacheloropleiding kent de volgende examens: a. het propedeutisch examen ter afsluiting van de propedeutische fase; b. het afsluitend examen ter afsluiting van de opleiding. 2. Het Associate degree programma kent de volgende examens: a. het propedeutisch examen ter afsluiting van de propedeutische fase; b. het afsluitend examen ter afsluiting van het Associate degree programma. 3. Aan degene die het afsluitend examen van de bacheloropleiding heeft behaald, wordt de graad Bachelor verleend met de door het College van Bestuur vastgestelde toevoeging. 4. Aan degene die het Associate degree examen heeft behaald wordt de Associate degree verleend met de door het College van Bestuur vastgestelde toevoeging. Artikel 3.4 - Major 1. De major omvat meerdere onderwijseenheden. De major voor de locatie Zwolle bevat onderwijseenheden die tezamen 180 studiepunten omvatten. De major voor de locatie Flevoland bevat onderwijsheden die tezamen 210 studiepunten omvatten. 2. Binnen de major worden minimaal 8 en maximaal 16 studiepunten besteed aan studieloopbaanbegeleiding. 3. Binnen de major worden de competenties verworven, die, gezien het opleidings- en beroepsprofiel, 35
voor alle studenten in de betreffende opleiding vereist zijn. 4. De onderwijseenheden van de major zijn ingericht rond kenmerkende beroepssituaties. 5. Het associate degree programma kent geen verdeling in major en minors, maar in propedeutische en post-propedeutische fase. Beide fases omvatten minimaal 60 credits.
Artikel 3.5 - Minors 1. De student kiest twee minors van elk 30 studiepunten, onverlet artikel 3.6. Voor de opleiding HBO Rechten en de opleidingen op de locatie Flevoland geldt dat één minor van 30 studiepunten wordt gekozen. 2. Een minor is samenhangend geheel van vooraf vastgestelde onderwijseenheden. Zonder voorafgaande instemming van de examencommissie is het niet mogelijk hiervoor andere onderwijseenheden in de plaats te stellen. 3. Aan één minor kan de eis worden gesteld dat deze betrekking heeft op de domeincompetenties van de opleiding. De lijst met minors welke betrekking hebben op de domeincompetenties is hier te vinden. De andere minor kan zo vrij mogelijk gekozen worden met inachtneming van lid 7. Voor de locatie Flevoland is de laatste volzin niet van toepassing (zie lid 1). Dit lid is niet van toepassing 4. Van beide minors wordt er in elk geval één afgerond op bachelor- of gevorderd niveau. De andere minor mag worden afgerond op basisniveau. Voor de locatie Flevoland geldt: de minor mag worden afgerond op basisniveau. 5. De minors van de opleiding, gericht op de algemene hbo-kwalificaties, zijn opgenomen in een lijst welke hier is te vinden. Dit lid is niet van toepassing op de opleidingen op de locatie Flevoland. Dit lid is niet van toepassing. 6. Wanneer wordt gekozen voor een andere minor (opleiding- of domeinoverstijgende minor) dan opgenomen in de lijst van minors, dient voorafgaand toestemming te worden gevraagd aan de examencommissie. 7. De opleiding die de minor aanbiedt stelt de eventuele ingangseisen vast. 8. De examencommissie van de opleiding waar de student is ingeschreven, is verantwoordelijk voor de beslissing of de minor past in het examenprogramma van de student met als toetsingskader de overlap met de major of de andere minor. Voor de locatie Flevoland geldt: “of de andere minor” is niet van toepassing. 9. De minor kan bestaan uit een premastertraject voor een wetenschappelijke masteropleiding, waarbij is voldaan aan de toelatingseisen voor die master krachtens afspraken met de examencommissie van de opleiding die de master aanbiedt. 10. Dit artikel is niet van toepassing op het Associate Degree programma. Artikel 3.5a – Doorstroomtraject niet van toepassing 1. De bacheloropleiding kan bepalen dat de student met een Ad-graad die zijn bacheloropleiding bij Windesheim wil vervolgen, voorwaardelijk een doorstroomtraject van maximaal 30 studiepunten afgerond moet hebben. 2. Het doorstroomtraject omvat maximaal 30 studiepunten. 3. Als de opleiding een doorstroomtraject heeft ingesteld, is het hier opgenomen. Artikel 3.6 - Premastertraject 1. Het premastertraject kan de plaats innemen van (een deel van) de minor en/of de major. 2. Het premastertraject omvat onderwijseenheden van ten minste 30 en ten hoogste 60 studiepunten. 3. Indien het traject meer dan 30 maar minder dan 60 studiepunten omvat, worden na voorafgaande toestemming van de examencommissie onderwijseenheden gekozen waarmee het totale traject tot 60 studiepunten wordt aangevuld. Het premastertraject is hier nader uitgewerkt. 4. Dit artikel is niet van toepassing op het Associate Degree programma. Artikel 3.7 - Studiepunten onderwijseenheid 36
1. Elke onderwijseenheid wordt uitgedrukt in hele studiepunten. 2. Een onderwijseenheid omvat ten hoogste 30 studiepunten.
Artikel 3.8 - Onderwijsperioden per studiejaar 1. Een studiejaar bestaat uit 5 opeenvolgende onderwijsperioden. 2. Voor opleidingen op de locatie Zwolle vormen de onderwijsperioden 1 en 2 en de onderwijsperioden 3 en 4 elk een semester. 3. Onderwijsperiode 5 is bestemd voor herkansing en/of voor versnelling van de studie. Artikel 3.9 - Gedragscode Nederlandse taal Nederlandse taal (art. 7.2 WHW) 1. Het onderwijs in de onderwijseenheden van de opleiding wordt in de Nederlandse taal gegeven en de examens worden in de Nederlandse taal afgenomen tenzij: a. het onderwijs in de onderwijseenheid door een anderstalige docent wordt gegeven in het kader van een gastcollege dan wel; b. de onderwijseenheid facultatief van aard is en als keuzeonderwijs wordt aangeboden, dan wel; c. het noodzakelijk wordt geacht dat studenten vaardigheid verwerven in het spreken, lezen en schrijven in de betreffende taal ter voorbereiding op o.m. deelname aan internationale uitwisseling of het volgen van internationale onderwijseenheden, dan wel; d. de onderwijseenheid voorafgaat aan en is bedoeld ter voorbereiding op een anderstalige opleiding, dan wel; e. de opleiding als geheel niet in de Nederlandse taal wordt aangeboden, dan wel; f. de opleiding een vreemde taal betreft. 2. Bij het onderwijs dat niet in de Nederlandse taal wordt gegeven of waarin de examens niet in het Nederlands worden afgenomen, is de Gedragscode Nederlandse taal van toepassing. 3. Onverminderd het bepaalde in de Gedragscode Nederlandse taal wordt bij het onderwijs dat niet in de Nederlandse taal wordt gegeven, a. bij de betreffende onderwijseenheid beschreven in welke taal het onderwijs wordt gegeven; b. het onderwijs gegeven op een zodanig niveau dat het door de gemiddelde student met vrucht kan worden gevolgd; c. kan het schriftelijke tentamen op gemotiveerd verzoek van de student ook in de Nederlandse taal worden gemaakt, behalve in het geval van lid 1 sub d en e. Hoofdstuk 4 - STUDIEBEGELEIDING (art. 7.13 lid 2 sub u WHW) Artikel 4.1 - Studiebegeleiding 1. Studiebegeleiding bestaat uit: a. Studieloopbaanbegeleiding b. Algemene studiebegeleiding. c. Bijzondere studiebegeleiding. 2. Voor de opleidingen op locatie Flevoland geldt dat de studiebegeleiding bestaat uit studentbegeleiding waaronder is begrepen studieloopbaanbegeleiding. Daar waar de term studieloopbaanbegeleider in art. 4.2 wordt gebruikt, moet deze worden gelezen als studentbegeleider. Artikel 4.2 - Studieloopbaanbegeleiding 1. Aan elke student wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen een maand na aanvang van de studie een studieloopbaanbegeleider toegewezen. De studieloopbaanbegeleider begeleidt de student bij het maken van studie- en loopbaankeuzes met als resultaat het ontwikkelen van de studieloopbaan en van een eigen arbeidsidentiteit. 37
2. De studieloopbaanbegeleider geeft binnen vijf maanden na aanvang van de studie op basis van tenminste drie gesprekken met de student, een voorlopig studieadvies. Dit advies wordt door de studieloopbaanbegeleider nader onderbouwd in een gesprek met de student. Voor afstandslerenstudenten kan een afwijkende regeling gelden. De procedure met betrekking tot het voorlopige advies is hier te vinden. 3. De studieloopbaanbegeleider adviseert de examencommissie in geval de examencommissie voornemens is aan een bindend studieadvies een afwijzing te verbinden. Het bindend studieadvies wordt beschreven in hoofdstuk 5. 4. Waar nodig verwijst de studieloopbaanbegeleider de student intern of extern door. 5. De student overlegt met zijn studieloopbaanbegeleider over de voortgang van zijn leerproces in het kader van het door hem op te stellen persoonlijk activiteitenplan, waarin wordt beschreven aan welke competenties de student wil werken en op welke wijze. 6. De onderwijseenheden met betrekking tot de studieloopbaanbegeleiding behoren tot de major. De totale omvang van de studieloopbaanbegeleiding en de verdeling van studiepunten is in Bijlage 9 te vinden. 7. Onverkort de artikelen 3.4 en 3.5 van deze regeling, is een overzicht van de totale omvang van studieloopbaanbegeleiding in het Ad-programma en de verdeling van de studiepunten ervan hier te vinden (niet van toepassing). Artikel 4.3 - Algemene studiebegeleiding 1. De algemene studiebegeleiding bestaat uit begeleidingsvormen die gericht zijn op de studievoortgang en het welbevinden van de student. 2. De algemene studiebegeleiding bestaat uit: a. De studentbegeleiding door de studentendecaan. b. De studentbegeleiding door de studentenpsycholoog. c. De diensten van het studieloopbaancentrum. Artikel 4.4 - Bijzondere studiebegeleiding 1. Een student kan in de gelegenheid worden gesteld om op een aangepaste wijze deel te nemen aan het onderwijs of de tentamens. Deze mogelijkheid wordt in elk geval geboden aan: a. studenten met een lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis of functiebeperking. Hierbij wordt het Uitvoeringsreglement studenten met een functiebeperking (SMF) in acht genomen. Het Uitvoeringsreglement is hier te vinden; b. studenten in een Nederlandstalige opleiding met een niet-Nederlandse vooropleiding en/of studenten met een gebleken achterstand in de Nederlandse taal; c. studenten die behoren tot een etnische of culturele minderheid waarvan de deelname in het hoger onderwijs in betekenende mate achterblijft bij de deelname van Nederlanders die niet behoren tot een dergelijke minderheid; d. studenten met één van de hier vermelde Topsportstatussen conform de regeling Profileringsfonds die hier te vinden is. e. Studenten met een topondernemersstatus conform de Topondernemersregeling, welke hier te vinden is. 2. De student die gebruik wil maken van een voorziening als bedoeld in lid 1, moet hiertoe een schriftelijk en gemotiveerd verzoek indienen (tenzij dit al in een overeenkomst met de student is vastgelegd). De intake hiertoe start bij de decanen in het studiesuccescentrum. Zo’n verzoek kan betrekking hebben op het onderwijs of de tentamens in het algemeen maar het kan ook één of meer specifieke onderwijseenheden en/of tentamens betreffen. 3. De student dient het verzoek in bij de examencommissie wanneer het gaat om aanpassing van het onderwijsprogramma en de tentamens / examens en bij de directeur wanneer het gaat om het verstrekken van materiële faciliteiten en overige faciliteiten in de onderwijsvoorzieningen, waarin begrepen de begeleiding van de student bij het plannen van zijn studie. Een formulier voor de aanvraag bijzondere studiebegeleiding is hier te vinden. 38
4. De beslissing wordt, indien het een bijzondere begeleiding ex. artikel 1 lid a t/m c betreft, genomen met inachtneming van het Uitvoeringsreglement Studeren met een Functiebeperking. De beslissing op grond van lid 1d wordt genomen met inachtneming van de regeling Profileringsfonds. De beslissing op grond van lid 1 e wordt genomen met inachtneming van de Topondernemersregeling. 5. De beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan de student en voor zover nodig aan de betrokken coördinator Diversiteit binnen de opleiding, de betrokken docenten en/of examinator(en). Hoofdstuk 5 - STUDIEADVIES Artikel 5.1 - Uitbrengen studieadvies 1. De examencommissie brengt namens het instellingsbestuur aan elke student die is ingeschreven in de propedeutische fase van de opleiding het studieadvies uit over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding, waaraan ook een afwijzing kan worden verbonden. 2. Het studieadvies is gebaseerd op de door de student behaalde studieresultaten. Het advies geeft een indicatie voor het verdere verloop van deze studie bij gelijkblijvende inspanningen van zowel de opleiding als van de student. 3. De examencommissie betrekt in zijn advies de persoonlijke omstandigheden van de student zoals aangegeven in het Uitvoeringsbesluit WHW (Stb. 1993, 48). 4. De examencommissie brengt het eerste advies aan de voltijd- en duale studenten niet eerder uit dan het moment waarop de student vier onderwijsperioden voor de opleiding ingeschreven staat. Voor de deeltijd- en afstandslerenstudenten wordt het eerste advies door de examencommissie uitgebracht na zes onderwijsperioden, maar niet eerder dan na vier onderwijsperioden. VVoor het bepalen van het aantal behaalde studiepunten tellen vrijstellingen niet mee. 5. Zolang het propedeutisch examen nog niet is behaald, kan na afloop van ieder semester opnieuw een studieadvies worden uitgebracht waaraan een afwijzing wordt verbonden. Tweede en eventueel latere adviezen worden uitgebracht op de hier genoemde tijdstippen, waarbij tevens de studienorm is aangegeven. Niet van toepassing. 6. Na het behalen van de propedeuse kan aan een studieadvies geen afwijzing meer worden verbonden. 7. Een student kan verzoeken om opschorting of intrekking van een studieadvies. Hiertoe dient een met redenen omkleed verzoek te worden ingediend bij de examencommissie. Artikel 5.2 - Bindend studieadvies met afwijzing 1. Aan het eerste studieadvies wordt een afwijzing verbonden, indien de student bij het uitbrengen daarvan minder dan 54 studiepunten heeft behaald. Voor de te behalen studiepunten kunnen onderwijseenheden zijn aangewezen, waarvan de studiepunten in elk geval moeten zijn behaald. Deze kwalitatieve eisen zijn hier te vinden. Niet van toepassing. 2. Voor de voltijdse afstandslerenstudenten geldt in afwijking van lid 1 dat aan het eerste studieadvies een afwijzing wordt verbonden, indien de student bij het uitbrengen daarvan minder dan 45 studiepunten heeft behaald. Niet van toepassing. 3. Aan volgende studieadviezen wordt een afwijzing verbonden, indien de student niet heeft voldaan aan de in leden 1 tot en met 4vastgelegde norm. 4. Alle studenten dienen uiterlijk na twee jaren van inschrijving het propedeutisch examen te hebben behaald. 5. Indien de afwijzing achterwege is gebleven wegens persoonlijke omstandigheden, kan de examencommissie voor het daaropvolgende studiejaar voor de betreffende student een individuele studienorm vaststellen. De examencommissie bepaalt de periode waarbinnen de studiepunten moeten zijn behaald. Indien de studiepunten niet binnen de vastgestelde periode zijn behaald, ontvangt de student alsnog een afwijzing. 6. De afwijzing heeft betrekking op de opleiding verpleegkunde. 7. Bij afwijzing wordt de inschrijving voor de opleiding beëindigd. De student wordt ten minste twee jaar niet meer ingeschreven in de opleidingen waarvoor de afwijzing geldt. Bij een eventueel nieuw 39
verzoek tot inschrijving dient de student ten genoegen van de examencommissie aannemelijk te maken dat hij die opleiding dit maal met succes zal kunnen volgen. De examencommissie kan hiervoor regels vaststellen.
Artikel 5.3 - Procedure bij afwijzing bij het studieadvies 1. De student wordt in het kader van de studiebegeleiding ten minste éénmaal schriftelijk gewaarschuwd voor de gevolgen van het niet tijdig voldoen aan de norm van de studievoortgang. 2. Indien een student bij het studieadvies niet het door hem te behalen aantal studiepunten heeft behaald in de onderwijseenheden waarin deze moeten zijn behaald, vraagt de examencommissie a. het advies van de decaan met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de student; b. het advies van de studieloopbaanbegeleider met betrekking tot de studieloopbaan van de student. 3. De examencommissie betrekt beide adviezen bij het te nemen besluit. 4. Indien de examencommissie voornemens is aan het studieadvies een afwijzing te verbinden, stelt zij de student daarvan schriftelijk op de hoogte en stelt hem daarbij tevens in de gelegenheid voorafgaand aan het nemen van het besluit te worden gehoord. De examencommissie voegt bij het bericht de studievoortgangslijst waarop het voornemen is gebaseerd. 5. De examencommissie stelt de student schriftelijk en gemotiveerd in kennis van haar besluit tot afwijzing en wijst de student op de mogelijkheid van het instellen van beroep. 6. De door het College van Bestuur terzake vastgestelde procedurele regels worden in acht genomen. Deze regels zijn hier te vinden. 7. Elke examencommissie rapporteert jaarlijks aan het College van Bestuur over het aantal gegeven afwijzingen. Zij kan daarbij tevens adviseren of en in welk opzicht de regels met betrekking tot de afwijzing verbonden aan het studieadvies, aanpassing behoeven. Hoofdstuk 6 - TOETSEN, TENTAMENS EN EXAMENS Artikel 6.1 - Vorm van de tentamens 1. Het tentamen bestaat uit één of meerdere van de volgende vormen: a. een schriftelijke of mondelinge toets; b. een portfolio of werkstuk; c. een assessment. 2. De vorm(en) van het tentamen wordt/worden bij elke onderwijseenheid aangegeven. 3. De datum waarop de laatste toets van het tentamen is afgelegd dan wel waarop de toets moet worden ingeleverd, wordt als tentamendatum geregistreerd. Artikel 6.2 - Schriftelijke toets 1. Een schriftelijke toets wordt afgenomen aan, of onmiddellijk na het einde van de onderwijsperiode waarin het onderwijs in de onderwijseenheid is verzorgd. 2. In de regel is de herkansing van een schriftelijke toets aan het einde van de daaropvolgende periode. 3. De herkansing van een schriftelijke toets van een onderwijseenheid uit het curriculum van de propedeuse is in een beperkt aantal toetsen in de loop van de daaropvolgende periode (5e week), de rest aan het einde van de daaropvolgende periode. 4. Indien een student buiten de reguliere aanbiedingen om wil toetsen kan een verzoek ingediend worden via de studieloopbaanbegeleider, bij het opleidingsmanagent en wordt besloten of dit geregeld kan worden. 5. Om deel te nemen aan een schriftelijke toets moet de student zich voor deze toets inschrijven. 6. Bij aanvang van het tentamen moet de student de presentielijst tekenen en zich kunnen legitimeren door middel van zijn collegekaart van het lopende studiejaar en een geldig identiteitsbewijs (2 x ID). Artikel 6.3 - Portfolio of werkstuk als toets 40
1. Een groepsgewijs afgenomen toets in de vorm van een portfolio of werkstuk is zodanig ingericht dat door de examinator een individuele beoordeling kan worden gegeven. 2. Het portfolio, documenten in het portfolio en/of ander schriftelijke werkstukken van studenten kunnen worden gecontroleerd op een juiste wijze van bronvermelding, eventueel met behulp van een plagiaatchecker. Het kopiëren van andermans werk zonder bronvermelding is een vorm van fraude. De examencommissie is bevoegd om bij fraude een strafmaatregel op te leggen. Dit is verder uitgewerkt in het Reglement Examencommissie. Artikel 6.4 - Mondelinge toets 1. Bij een mondelinge toets wordt als regel niet meer dan één persoon tegelijk getoetst. De opleiding kan hier gemotiveerd van afwijken. 2. De mondelinge toets is onder voorwaarden openbaar, deze voorwaarden zijn hier te vinden. De examencommissie of de desbetreffende examinator kunnen in een bijzonder geval anders bepalen. In het geval de student gemotiveerd tegen de openbaarheid bezwaar heeft gemaakt neemt de examencommissie een beslissing over de openbaarheid van de mondelinge toets. Niet van toepassing 3. De examencommissie kan besluiten dat een mondelinge toets wordt afgelegd in aanwezigheid van een tweede examinator. Indien de examencommissie geen besluit heeft genomen, kan de student de examencommissie schriftelijk verzoeken de mondelinge toets te mogen afleggen in aanwezigheid van een tweede examinator, of het tentamen vast te leggen op een mediadrager. 4. De datum waarop de mondelinge toets is afgelegd wordt geregistreerd als tentamendatum. Artikel 6.5 - Vrijstelling voor tentamens 1. Een student kan de examencommissie verzoeken vrijstelling te geven voor het afleggen van een of meer tentamens. De student dient aan te tonen dat hij op grond van elders in het hoger onderwijs behaalde tentamens of examens, dan wel op grond van buiten het hoger onderwijs opgedane kennis of vaardigheden, voldoet aan het/de leerdoel(en) van die onderwijseenheid en deze deel uitmaakt van het examen van de student. 2. De van toepassing zijnde regels voor het aanvragen van een vrijstelling zijn opgenomen in het Reglement Examencommissie. 3. Een vrijstelling wordt in de studievoortgangregistratie verwerkt. Artikel 6.6 - Afleggen van tentamens 1. Een tentamen kan niet worden afgelegd indien niet aan de ingangseisen van de betreffende onderwijseenheid is voldaan. 2. Elk tentamen kan maximaal tweemaal per jaar worden afgelegd. Nadere regels omtrent herkansingen zijn te vinden in het Reglement examencommissie. De Examencommissie kan besluiten dat individuele studenten een extra tentamenkans krijgen. 3. Indien de student bij het eerste studieadvies als bedoeld in art. 5.1, 50 of meer studiepunten heeft behaald, maar minder dan 60 studiepunten, krijgt de student in afwijking van lid 2 driemaal de mogelijkheid een propedeusetentamen af te leggen. De derde tentamenmogelijkheid vindt plaats in de vijfde periode. 4. Een tentamen dat met voldoende resultaat is afgelegd, kan niet opnieuw worden afgelegd. Indien het cijfer van een onderwijseenheid is gebaseerd op de beoordeling van meer dan één onderdeel en een onderdeel meer dan eenmaal wordt afgelegd, telt het hoogst behaalde cijfer van elk onderdeel, onverlet lid 2 en lid 3. 5. In bijzondere gevallen kan voorafgaand aan het studiejaar worden bepaald dat het tentamen voor een onderwijseenheid maar éénmaal per jaar kan worden afgelegd. 6. De ‘Regels Tentaminering’ met daarin de regel die van toepassing zijn tijdens de tentamens, zijn hier te vinden. 7. De student kan de examencommissie verzoeken wegens bijzondere omstandigheden het tentamen op een andere wijze af te leggen dan aangegeven bij de desbetreffende onderwijseenheid. Dit is verder uitgewerkt in het Reglement Examencommissie. 41
8. Aan studenten met een lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis of functiebeperking kan de gelegenheid worden geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen.
Artikel 6.7 - Toetsuitslag en tentamencijfers 1. Met in achtneming van het bepaalde in de volgende volzinnen, moet ieder tentamen van een examen moet met goed gevolg worden afgelegd. 2. Bij de beoordeling van de tentamens wordt de volgende normering gehanteerd: a) een cijfer of letter(combinatie): 1 of zs = zeer slecht / verypoor 2 of s = slecht / poor 3 of zo = zeer onvoldoende / veryinsufficient 4 of o = onvoldoende / insufficient 5 of bv = bijna voldoende / almostsufficient 6 of v = voldoende / sufficient 7 of rv = ruim voldoende / satisfactory 8 of g = goed / good 9 of zg = zeer goed / verygood 10 of u = uitmuntend / excellent b) een oordeel V, NV = Voldaan / Pass, Niet Voldaan / Fail c) een beoordeling vr = vrijstelling / exemption d) een beoordeling Evr = vrijstelling op grond van Ervaringscertificaten / exemption based on an assessment of prior learning Artikel 6.8–Toetsuitslag 1. De uitslag van de toetsen wordt door de examinator vastgesteld en bekend gemaakt binnen 3 weken na het afleggen van de toets. 2. De examencommissie stelt regels vast voor de bekendmaking van de uitslag van toetsuitslagen en tentamencijfers. Deze regels zijn in het Reglement examencommissie opgenomen. 3. De student heeft digitaal toegang tot zijn studievoortganglijst, waarop de uitslag van elk door hem afgelegd tentamen is opgenomen. Bij het verkrijgen van toegang wordt de student geïnformeerd over het recht op inzage zoals bedoeld in artikel 6.9 van deze regeling, alsmede op de mogelijkheid tegen de beoordeling van tentamens beroep in te stellen bij het College van Beroep voor de Examens. Artikel 6.9 - Inzage beoordeeld werk 1. Gedurende een periode van ten minste 3 weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Gedurende deze termijn kan een student die aan het tentamen heeft deelgenomen kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de beoordelingsnormen. 2. In afwijking van lid 1 kan de examencommissie bepalen dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op ten minste één vast tijdstip. Indien de student aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op de vastgestelde plaats en tijdstip, wordt hem een andere mogelijkheid geboden (zie het Reglement examencommissie). Artikel 6.10 – Geldigheidsduurtentamens en vrijstellingen 1. De geldigheidsduur van tentamens en vrijstellingen is vier jaar. 2. De geldigheidsduur kan op verzoek van een student door de examencommissie worden verlengd. . De examencommissie stemt in ieder geval met dit verzoek in wanneer de kennis, vaardigheden en inzichten die in deze onderwijseenheid worden onderwezen, nog actueel zijn, dan wel, indien deze 42
niet meer actueel zijn, de student naar het oordeel van de examencommissie kan aantonen dat de kennis, vaardigheden en inzichten van deze module door deze student actueel zijn gehouden. 3. De geldigheidsduur kan worden verkort door de opleiding. De lijst van onderwijseenheden met afwijkende geldigheidsduur is hier te vinden. Niet van toepassing.
Artikel 6.11 - Examen 1. De examencommissie stelt in vergadering bijeen de uitslag van het examen vast, nadat de examencommissie heeft onderzocht of de student aan alle voor het desbetreffende examen geldende verplichtingen heeft voldaan en of de student in voldoende mate de eindkwalificaties beheerst. 2. De datum van de in het eerste lid bedoelde vergadering is de examendatum die op het getuigschrift wordt vermeld. 3. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de examencommissie een getuigschrift uitgereikt. Het getuigschrift vermeldt in ieder geval de opleiding waarin het examen is afgelegd, de onderdelen van het examen en de graad die is verleend. 4. De examencommissie reikt naast het getuigschrift een diplomasupplement uit. Artikel 6.12 - Cum laude 1. Het propedeutisch examen en het afsluitend examen van de bachelor kunnen cum laude worden afgelegd. 2. Het propedeutisch examen is cum laude afgelegd indien a. het (gewogen) gemiddelde van de beoordelingen van de examenonderdelen in de propedeuse ten minste en zonder afronding 8,0 is; b. voor elk van de tot het propedeutisch examen behorende onderdelen zonder herkansing ten minste een 6,0 is behaald; c. en voor minimaal 30 credits van de propedeuse een tentamen is afgenomen. 3. Het afsluitende examen van de bachelor is cum laude afgelegd indien a. het (gewogen) gemiddelde van de beoordelingen van de examenonderdelen in de hoofdfase ten minste en zonder afronding 8,0 is; b. voor elk van de tot het afsluitende examen behorende onderdelen zonder herkansing ten minste een 6,0 is behaald; c. en voor minimaal 120 credits van de hoofdfase een tentamen is afgenomen. 4. Het afsluitende examen van de Ad-opleidingen is cum laude afgelegd indien a. het gewogen gemiddelde van de beoordelingen van de examenonderdelen in de hoofdfase ten minste en zonder afronding 8,0 is; b. voor elk van de tot het afsluitende examen behorende onderdelen zonder herkansing ten minste een 6,0 is behaald; c. en voor minimaal 120 credits van de hoofdfase een tentamen is afgenomen. 5. Het toekennen van cum laude is nader uitgewerkt in het reglement “Cum laude Windesheim”. Dit reglement is hier te vinden. Hoofdstuk 7 - EXAMENCOMMISSIE Artikel 7.1 - Instelling en taken examencommissie 1. De directeur van het domein stelt voor elke opleiding of groep van opleidingen van het domein een examencommissie in. 2. De examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. 43
3. Naast het bepaalde in lid 2 heeft de examencommissie de volgende taken en bevoegdheden: het borgen van de kwaliteit van de tentamens, het aanwijzen van examinatoren om tentamens en examens af te nemen en de uitslag daarvan vast te stellen, het borgen van een correcte organisatie en coördinatie van de tentamens en examens van de opleiding(en),het uitbrengen van het bindend studieadvies alsmede het verlenen van vrijstelling voor het afleggen van één of meer tentamens. 4. De examencommissie stelt richtlijnen en beoordelingsnormen vast voor de uitslag van tentamens en examens. Deze richtlijnen en beoordelingsnormen zijn te vinden in het Reglement examencommissie. 5. Het Reglement examencommissie bevat, naast hetgeen genoemd in lid 4, in elk geval bepalingen omtrent: a. het verlenen van vrijstellingen; b. fraude; c. het beleid met betrekking tot de goedkeuring van het PAP; d. het aanvragen en uitreiken van getuigschriften; e. de gang van zaken tijdens de tentamens. Het reglement examencommissie 2015-2016 is te vinden op Sharenet –> community studenten Verpleegkunde – “belangrijke documenten.” Artikel 7.2 - Benoeming en samenstelling examencommissie 1. De directeur van het domein benoemt de leden van de examencommissie waaronder begrepen de voorzitter, op basis van hun deskundigheid op het terrein van de opleiding of van de groep van opleidingen. 2. Ten minste één lid is als docent verbonden aan de opleiding of aan een opleiding die tot de groep van opleidingen behoort. Ten minste één lid is niet verbonden aan de opleiding of aan één van de andere opleidingen uit het domein waartoe de opleiding behoort. Er worden geen commissieleden benoemd die een managementfunctie binnen Windesheim hebben met een financiële verantwoordelijkheid. 3. Alvorens tot benoeming van een lid over te gaan, hoort de directeur de leden van de examencommissie. 4. De examencommissie bestaat uit ten minste vijf leden. Uitzondering hierop is de examencommissie van het Windesheim Honours College, deze bestaat uit minimaal drie leden. 5. De examencommissie kent voldoende plaatsvervangende leden om zonder onderbreking haar taken als bedoeld in artikel 7.1 uit te kunnen voeren. 6. De benoeming geschiedt voor een periode van 3 jaar. De leden zijn opnieuw benoembaar. De benoeming van het lid als genoemd in lid 2, tweede volzin, wordt benoemd voor een periode van 1 jaar en kan maximaal 2 keer opnieuw benoemd worden. 7. Het lidmaatschap van de in het tweede lid, eerste volzin genoemde lid van de examencommissie, eindigt indien de betrokkene niet meer aan de opleiding of instelling is verbonden. 8. De leden van de examencommissie hebben in geen enkel opzicht een financiële verantwoordelijkheid voor of binnen de opleiding. 9. Aan een examencommissie kan een ambtelijk secretaris worden toegevoegd. Artikel 7.3 - Subcommissies 1. De examencommissie kan al dan niet uit haar midden een onder haar verantwoordelijkheid functionerende commissie instellen met betrekking tot bijvoorbeeld: a. het doen van beleidsvoorstellen met betrekking tot het goedkeuren van regelmatig voorkomende persoonlijke activiteitenplannen van studenten; b. het goedkeuren van persoonlijke activiteitenplannen van studenten; c. het bewaken van de kwaliteit van toetsing en beoordeling. 2. De examencommissie maakt voorstellen zoals bedoeld in lid 1 sub a bekend in de door haar opgestelde regels (zie artikel 7.1 lid 4). Deze besluiten kunnen worden gewijzigd en/of ingetrokken met ingang van het tweede semester volgend op de datum van het besluit. Artikel 7.4 - Examinatoren 1. Ten behoeve van het afnemen van de tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan wijst de 44
examencommissie examinatoren aan. 2. Als examinator kunnen worden aangewezen leden van het personeel die met het verzorgen van onderwijs in de desbetreffende onderwijseenheid zijn belast alsmede deskundigen van binnen of buiten de instelling. 3. De examinatoren verstrekken de examencommissie de gevraagde inlichtingen.
Artikel 7.5 - Getuigschriften en verklaringen 1. Het getuigschrift wordt niet uitgereikt dan nadat de examencommissie heeft vastgesteld dat: a. de student gedurende de periode dat hij heeft deelgenomen aan de onderwijs- en examenvoorzieningen rechtmatig ingeschreven heeft gestaan; b. de student aan al zijn studie-verplichtingen heeft voldaan; c. de student aan al zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan; d. de student aan de overige bij wet gestelde vereisten heeft voldaan. 2. De examencommissie voegt aan een getuigschrift van het met goed gevolg afgelegde afsluitend examen, een supplement toe. Het supplement wordt opgesteld in het Engels. 3. De examencommissie reikt op verzoek van de student een verklaring uit in de gevallen dat een student meer dan een tentamen met goed gevolg heeft afgelegd, maar aan hem geen getuigschrift kan worden uitgereikt. 4. De examencommissie kan regels van procedurele aard vaststellen ten aanzien van de uitreiking van getuigschriften en verklaringen. Hoofdstuk 8 – SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN Artikel 8.1 - Bezwaar en beroep Tegen besluiten op grond van deze regeling genomen staat beroep open bij het College van Beroep voor de Examens Windesheim. Het reglement van het College van Beroep voor de Examens is hier te vinden. Artikel 8.2 - Wijziging van de regeling Tentamens van onderwijseenheden, die niet meer in het onderwijsprogramma worden aangeboden, worden in het eerste daaropvolgende studiejaar voor de studenten die dit onderwijs daarin al hebben gevolgd, nog ten minste eenmaal afgenomen. Dit geldt voor alle vormen van tentamens (geroosterd of niet-geroosterd). Daarna vervallen de onderwijseenheden en bijbehorende tentamens. Artikel 8.3 - Bijlagen bij onderwijs- en examenregeling De bij deze regeling behorende uitwerkingen vormen tezamen met deze regeling de onderwijs- en examenregeling van de opleiding. Artikel 8.4 - Slot- en overgangsbepalingen 1. De bij deze regeling behorende overgangsregeling is hier te vinden: a. De regeling is van toepassing op de hoofdfase van het ‘oude curriculum’. De hoofdfase van het oude curriculum is voor het laatst gestart in studiejaar 2011-2012 b. voor welke minor en/of onderwijsheden de overgangsregeling van toepassing is (bijlage 7) c. Vanaf 2012-2013 wordt er een vernieuwd hoofdfasecurriculum aangeboden. Vanwege het feit dat de opleiding een actueel curriculum wil aanbieden, worden de toetsen van de onderwijseenheden (OE’S) van het oude curriculum niet meer aangeboden met ingang van het studiejaar 2015- 2016. 2. In de gevallen waarin deze onderwijs- en examenregeling niet voorziet, beslist de directeur van het domein. 45
Artikel 8.5 - Inwerkingtreding en looptijd 1. Deze regeling treedt in werking op 1 september 2015 en loopt tot 1 september 2016. 2. Het format van de Onderwijs- en Examenregeling is door het College van Bestuur op 26-05-2015 vastgesteld, na instemming van de Centrale Medezeggenschapsraad op 13-05-2015. 3. De directeur van het domein, de heer Dr. F.W. Kok, heeft de Onderwijs en Examenregeling van de opleiding verpleegkunde vastgesteld op 2-07-2015, na het advies van de Opleidingscommissie en na instemming van de Deelraad, respectievelijk op 24-06-2015 en 01-07-2015.
Dr. F.W. Kok, arts MBA, Datum: 2 juli 2015 Directeur van het domein Gezondheid en Welzijn
46
3. REGLEMENT EXAMENCOMMISSIE Het reglement examencommissie 2015-2016 is te vinden op sharenet –> community studenten Verpleegkunde – “belangrijke documenten.”
47
4. KLACHTENREGELING Artikel 1 - Instellen commissie 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
De domeindirecteur stelt voor de groep van opleidingen waarvoor de directeur verantwoordelijkheid draagt, een klachtencommissie in. De klachtencommissie bestaat uit twee of vier gewone leden en een voorzitter Als gewoon lid wordt/worden één of meer student-leden benoemd, met dien verstande dat het aantal student-leden minimaal gelijk is aan het aantal overige gewone leden. De domeindirecteur benoemt een niet aan het domein verbonden voorzitter van de klachtencommissie. De voorzitter en leden worden benoemd voor een periode van twee jaren. Het student-lid wordt benoemd voor een periode van één jaar. De voorzitter en de leden van de commissie zijn éénmaal herbenoembaar, het student-lid is tweemaal herbenoembaar. Indien de klacht betrekking heeft op een besluit of een gedraging, waarbij een lid van de commissie betrokken is (geweest), wijst de domeindirecteur voor de behandeling van die klacht een vervanger voor dat lid aan.
Artikel 2 - Indienen klacht 1. 2. 3.
4.
5.
6. 7.
8.
Een klacht kan betrekking hebben op het nemen van een besluit, het niet nemen van een besluit indien de student heeft verzocht om een besluit, of een feitelijke handeling. Een klacht kan door de student worden ingediend, indien hij direct belanghebbende is. Geen klacht kan worden ingediend over een besluit en/of gedraging waartegen rechtstreeks beroep kan worden ingesteld bij het College van Beroep voor de examens van de hogeschool, bij de Geschillen Adviescommissie van de hogeschool dan wel een klacht kan worden ingediend bij de Klachtencommissie ongewenst gedrag van de hogeschool. Alvorens een klacht kan worden ingediend, dient de klager zich te wenden tot degene die het desbetreffende besluit heeft genomen of had moeten nemen dan wel over wiens handeling hij klaagt, teneinde het besluit of de handeling te bespreken. De klacht wordt vertrouwelijk en schriftelijk of digitaal ingediend door het schrijven van een (digitale) brief aan het klachtenloket Windesheim, uiterlijk zes weken nadat het betreffende besluit is genomen dan wel de handeling is verricht. Indien de klacht het niet nemen van een besluit betreft, wordt de klacht binnen een redelijke termijn ingediend. In bijzondere gevallen kan van de in lid 5 genoemde termijn worden afgeweken. In de klacht dient in dat geval de termijnoverschrijding te worden gemotiveerd. De klacht vermeldt in ieder geval: (1) naam, adres en woonplaats van degene die de klacht indient; (2) het besluit dan wel de handeling waarover wordt geklaagd; (3) de datum van het besluit of de datum/periode van de handeling(en); (4) een duidelijke beschrijving van het besluit en/of de handeling, alsmede de gronden (redenen) van de klacht; (5) de gewenste voorziening ter opheffing van de klacht; Bij de klacht worden zo mogelijk de relevante schriftelijke stukken gevoegd. 48
9. 10. 11.
12.
De klager kan zich desgewenst wenden tot de studentendecaan en verzoeken om ondersteuning bij de behandeling van de klacht. Vanuit het klachtenloket wordt de klacht doorgegeven aan de domeindirecteur. De domeindirecteur onderzoek in overleg met de klager of een minnelijke schikking mogelijk is. Indien een minnelijke schikking niet tot de mogelijkheden behoort, wordt de klacht overgedragen aan de klachtencommissie van het betreffende domein, met het verzoek hierover een advies uit te brengen aan de domeindirecteur. Het indienen van een klacht over een besluit, schorst de werking van het besluit niet.
Artikel 3 - Advies klachtencommissie 1.
2. 3.
4. 5.
6. 7. 8.
Indien de klacht niet voldoet aan het bepaalde in artikel 2 sub 6, 7 en 8 van deze regeling wordt klager binnen een door de voorzitter van de klachtencommissie te stellen termijn in de gelegenheid gesteld de klacht aan te vullen. Indien de aanvulling niet aan de te stellen eisen voldoet dan wel niet op tijd wordt ontvangen, kan de voorzitter de domeindirecteur adviseren de klacht niet ontvankelijk te verklaren. Nadat de klacht aan de klachtencommissie is overgedragen, geeft de klachtencommissie binnen zes weken na ontvangst van de klacht een advies over de klacht. Deze termijn kan eenmaal met vier weken worden verlengd. Indien verlenging in de maanden juli of augustus geschiedt, bedraagt de verlenging ten hoogste acht weken. De klachtencommissie behandelt de klacht conform het Reglement van orde Klachtencommissie. Het advies van de commissie kan inhouden (1) Niet-ontvankelijkheid van de klacht; (2) Gegrondverklaring van de klacht; (3) Ongegrondverklaring van de klacht. Indien de klacht gegrond wordt verklaard geeft de commissie aan de domeindirecteur een advies over de afhandeling van de klacht. De domeindirecteur neemt binnen twee weken na het advies van de klachtencommissie een besluit met betrekking tot de afhandeling van de klacht. Indien de domeindirecteur bij de afhandeling van de klacht van het advies afwijkt, motiveert de domeindirecteur de afwijking.
Artikel 4 - Voorlopige voorziening 1. 2. 3.
De student kan de klachtencommissie verzoeken om een voorlopige voorziening, indien er een spoedeisend belang is voor het treffen van een voorziening. De voorzitter van de klachtencommissie neemt daarover binnen drie dagen een besluit, gehoord de klager en het desbetreffende personeelslid en/of orgaan. Tegen het besluit van de voorzitter staat geen beroep open.
Artikel 5 - Beroep Tegen het advies van de klachtencommissie ex artikel 3 lid 5 van dit reglement en/of tegen het besluit van de domeindirecteur ex artikel 3.7 van dit reglement is geen beroep mogelijk.
Artikel 6 - Slotbepaling 1. 2. 3.
Deze klachtenregeling gaat in per 1 september 2015 en is door het College van Bestuur vastgesteld d.d. 14 april 2015 na verkregen goedkeuring van de CMR d.d. 13 april 2015. Deze klachtenregeling komt in de plaats van de eerder vastgestelde klachtenregeling. Dit reglement maakt deel uit van, en wordt gepubliceerd in het Studentenstatuut Opleidingsdeel.
49
Bijlage Reglement van orde klachtencommissie van het domein Gezondheid en Welzijn ARTIKEL 1 Doelstelling klachtencommissie • Het onderzoeken van de aanleiding tot een klacht. • Het recht doen aan de individuele klager. • Het registreren van klachten teneinde een beter inzicht te krijgen in (mogelijke) tekortkomingen en dit inzicht aan te wenden voor bevordering van de kwaliteit van de inrichting, organisatie en/of verzorging van het onderwijs. • Het geven van een advies over de (on)gegrondheid van een klacht. Indien de klacht gegrond is het geven van een advies aan de domeindirecteur hoe de klager recht gedaan kan worden. ARTIKEL 2 Uitgangspunten bij de klachtenbehandeling Klagers, medewerkers en management hebben ieder een eigen verantwoordelijkheid voor het wegnemen van problemen. Daarom is het van groot belang dat zij allereerst samen proberen een oplossing te vinden voor gerezen problemen. Komt men er samen niet uit, of geeft klager daaraan de voorkeur, dan kan de klager de hulp inroepen van de klachtencommissie. • De klachtenbehandeling geschiedt onpartijdig en onbevooroordeeld. • Met betrekking tot de vaststelling van de aanleiding van de klacht wordt het beginsel van hoor en wederhoor toegepast. Hiertoe wordt de klager uitgenodigd voor een zitting waarin de klacht mondeling kan worden toegelicht. • Van hetgeen tijdens deze zitting gezegd is, wordt een verslag gemaakt. • De klachtencommissie draagt zorg voor een vlotte afhandeling van iedere klacht. De afhandeling zal echter nooit langer duren dan 6 weken. • Met de gegevens van alle partijen wordt zorgvuldig omgegaan. Alle op de klacht betrekking hebbende gegevens worden als vertrouwelijk aangemerkt. • De klachtencommissie kan in verband met de uitvoering van haar taak alle inlichtingen in te winnen die zij nodig acht; zij kan eigen onderzoek instellen en ze kan relevante documenten en dossiers raadplegen en inzien. • Een schriftelijk ingediende klacht wordt te allen tijde gevolgd door een schriftelijke terugkoppeling naar de klager. • Een klacht is voor de klachtencommissie afgehandeld als de klacht niet ontvankelijk, gegrond of ongegrond bevonden is, en in geval gegrondverklaring het schriftelijke, gemotiveerde advies aan de domeindirecteur is gegeven. Hiervan wordt een afschrift aan de klager gegeven. • Een klacht is voor de domeindirecteur afgehandeld als, met inachtneming van het advies van de klachtencommissie, een besluit genomen is op de klacht, waarna het besluit schriftelijk aan de student wordt kenbaar gemaakt. De domeindirecteur neemt uiterlijk binnen twee weken na de uitspraak van de klachtencommissie een besluit. ARTIKEL 3 Beroep Op een uitspraak of advies van de klachtencommissie is geen beroep of bezwaar mogelijk. Ook tegen een beslissing van de domeindirecteur, volgend op de uitspraak of advies van de klachtencommissie, is geen beroep of bezwaar mogelijk. ARTIKEL 4 50
Instelling en samenstelling klachtencommissie Naast het bepaalde in het klachtenreglement met betrekking tot de instelling en samenstelling van de klachtencommissie, geldt dat: • Een ambtelijk secretaris door de domeindirecteur aan de klachtencommissie kan worden toegekend. • Indien geen ambtelijk secretaris is toegekend, wijzen de leden van de klachtencommissie één van hen aan als secretaris. De taken van voorzitter en secretaris zijn onverenigbaar. • Een juridisch medewerker van Windesheim kan als niet stemhebbend adviseur aan de klachtencommissie worden toegevoegd.
ARTIKEL 5 Persoonlijke betrokkenheid Een lid van de klachtencommissie neemt geen deel aan de behandeling van een klacht, indien deze klacht, direct of indirect, op een gedraging van dit commissielid betrekking heeft. ARTIKEL 6 Taak van de klachtencommissie De klachtencommissie vervult de volgende taken: • Het horen van de belanghebbenden en advisering van de domeindirecteur naar aanleiding van de ingediende klachten. • Advisering aan de domeindirecteur naar aanleiding van via klachtenonderzoek gesignaleerde structurele tekortkomingen. ARTIKEL 7 Activiteiten klachtencommissie Voor een goede afhandeling van de klacht mag de klachtencommissie: • informatie inwinnen, welke noodzakelijk is voor de behandeling van klachten. • documenten en dossiers raadplegen en inzien. • personen die direct betrokken zijn bij de ingediende klacht oproepen en horen. ARTIKEL 8 Zitting klachtencommissie • De klachtencommissie heeft zitting zo vaak als nodig is voor een goede taakvervulling. De voorzitter en/of secretaris draagt zorg voor de uitnodiging en de organisatie ervan. • De zitting vindt plaats in aanwezigheid van alle commissieleden. • Besluiten kunnen slechts genomen worden wanneer consensus bereikt is. • Indien geen consensus bereikt kan worden, word dit aan de klager en de domeindirecteur gerapporteerd. Het verschil in inzicht wordt zo goed als mogelijk beschreven. ARTIKEL 9 Behandelingsprocedure De werkwijze van de klachtencommissie bij de behandeling van een klacht is als volgt: • De secretaris zendt afschriften van de klacht aan de leden van de klachtencommissie. • Indien geklaagd wordt over een handelen dan wel nalaten door een medewerker, wordt de persoon waarover geklaagd wordt door de voorzitter van de klachtencommissie mondeling op de hoogte gebracht over het bestaan van de klacht. Dit gesprek wordt schriftelijk bevestigd. • Indien een klacht naar het oordeel van de klachtencommissie onvoldoende informatie bevat, stelt zij de klager in de gelegenheid alsnog conform het bepaalde hierover in de klachtenregeling duidelijkheid te verschaffen. • Degene over wie geklaagd wordt dient binnen twee weken schriftelijk op de klacht te reageren. • Indien er onduidelijkheid blijft bestaan, worden de klager en degene over wie geklaagd wordt, in de gelegenheid gesteld hun visie, hetzij schriftelijk, hetzij mondeling, toe te lichten. • De klager, degene over wie geklaagd wordt en de bij de procedure betrokkenen kunnen, indien zij naar het oordeel van de klachtencommissie gehoord moeten worden, worden opgeroepen voor mondelinge behandeling door de klachtencommissie. • De klager en de betrokken medewerker(s) kunnen zich, indien zij dat wensen, laten bijstaan 51
• • •
door een adviseur. De klachtencommissie kan (externe) deskundigen raadplegen; De secretaris maakt een verslag van de gevolgde procedure en de verklaringen van betrokken partijen. Daarna vormt de klachtencommissie zich een oordeel over de klacht. Een klacht kan door de klachtencommissie niet ontvankelijk, gegrond of ongegrond worden verklaard. De klachtencommissie doet als regel binnen 6 weken, nadat de klacht door de klachtencommissie in behandeling is genomen, een uitspraak over de gegrondheid van de klacht. Het oordeel van de klachtencommissie, in geval van gegrondverklaring vergezeld van een aanbeveling, wordt schriftelijk kenbaar gemaakt aan de klager, degene over wie geklaagd en de domeindirecteur.
ARTIKEL 10 Geheimhoudingsplicht De leden van de klachtencommissie hebben ten aanzien van hetgeen hun ter kennis wordt gebracht bij de klachtenbehandeling een geheimhoudingsplicht. ARTIKEL 11 Jaarverslag De klachtencommissie maakt na afloop van elk kalenderjaar een jaarverslag. In het jaarverslag staat een overzicht van de binnengekomen en behandelde klachten en van de uitgebrachte aanbevelingen en adviezen. ARTIKEL 12 Wijzigen of intrekken Dit reglement van orde kan worden gewijzigd of ingetrokken door de het instellingsbestuur. ARTIKEL 13 Vaststelling en duur Dit reglement van orde is vastgesteld op 14 april 2015 door het instellingsbestuur, na instemming van de Centrale Medezeggenschapsraad op 13 april 2015. Dit reglement van orde treedt per 1 september 2015 in werking
52
5. PRAKTISCHE ZAKEN De opleiding verpleegkunde behoort tot het domein Gezondheid en Welzijn. 5.1 - Het servicepunt op C2 Het servicepunt van het domein Gezondheid en Welzijn bevindt zich op C 2.25. Hier kun je terecht voor lokaalaanvragen, uitleen van spellen, Dvd’s en AV-middelen (na akkoord van de docent). Ook met alle overige ondersteunende vragen is het servicepunt het voorportaal. Indien nodig verwijzen zij je door naar de juiste persoon binnen de organisatie. Het servicepunt is geopend iedere werkdag van 8.00-17.00 uur. 5.2 - Leerprocesondersteuners (LPO) in E3.01 De leerprocesondersteuners bewaken de cijfervoortgang en ondersteunen de onderwijs-coördinatoren met administratieve zaken zoals versturen van brieven en mails. Ze regelen de tentamenorganisatie en verzorgen de propedeuse-uitreiking en diplomering. Voor vragen over je inschrijving op het semester versie plan (SVP) of vragen over je cijfers kun je terecht bij de leerprocesondersteuners (email:
[email protected]) 5.3 - Praktijkbureau Verpleegkunde studenten die een stageplaats zoeken kunnen voor informatie, over zowel instellingen als de procedure van solliciteren, terecht bij het praktijkbureau (E3.01), mailadres:
[email protected]. 5.4 - Informatievoorziening en studiemateriaal Studentenaccount (http://webmail.windesheim.nl) Elke student krijgt wanneer hij is ingeschreven een studentenaccount toegewezen. Dit account bestaat uit een gebruikersnaam en een wachtwoord. Dit wachtwoord dient men na de eerste keer inloggen te wijzigen. Ook heeft iedere student een studentenmail. Dit mailadres is het officiële mailadres waar de hogeschool berichten naar toestuurt. Het is dan ook noodzakelijk om hier regelmatig naar te kijken. Sharenet opleiding Verpleegkunde Voor de informatievoorziening wordt gebruik gemaakt van Sharenet. Voor het verstrekken van informatie is dit het medium voor zowel personeel als studenten. Hier wordt aan de student actuele informatie beschikbaar gesteld, bijvoorbeeld de jaarplanning, roosterwijzigingen, lesroosters, tentamenroosters, cijferinzage, onderwijsinformatie, activiteitenoverzichten, informatie over speciale studieonderdelen, stage-informatie en mededelingen van het bedrijfsbureau in verband met ziekte/vervanging en lesuitval/inhaallessen. Educator Iedere onderwijseenheid staat beschreven in een studiehandleiding en in Educator. In de studiehandleiding staat precies wat er van de student wordt verwacht qua voorbereiding, het volgen van 53
onderwijs, zelfstudie, opdrachten, toetsing, etc. Studiehandleidingen zijn niet in Educator te vinden, alleen de cijfers kunnen hier ingezien worden. N@tschool Zowel studenten als docenten maken gebruik van de digitale leeromgeving N@Tschool! . Deze leeromgeving is vanuit huis en via het Internet bereikbaar voor zowel studenten als docenten. De studiehandleidingen en het onderwijsmateriaal zijn te vinden binnen N@Tschool! , in de N@Tschool!studieroute onder de code van de variantonderwijseenheid (VOE). Deze codes worden in je lesrooster weergegeven (http://roosters.windesheim.nl).
5.5 - Huisvesting De opleiding verpleegkunde is gevestigd in bouwdeel E. De lokalen en overlegruimtes bevinden zich voornamelijk op E2 en E3. De docentenkamers en het bedrijfsbureau bevinden zich op E3. Het E-gebouw is op werkdagen van 7.00 uur tot 19.00 uur toegankelijk. Studielandschappen en computerruimtes Studielandschappen zijn plekken in de hogeschool waar studenten alleen of in groepen kunnen werken. Sommige landschappen zijn voorzien van computers en andere hebben mogelijkheden om een laptop op elektriciteit aan te sluiten. Tijdens de piekuren (11.00 – 14.30 uur) kan het hier soms druk zijn. Zeker in een periode dat veel studenten hun rapporten en verslagen af moeten maken. Aan studenten wordt geadviseerd vooral buiten deze uren te werken. Overigens zijn alle studielandschappen door de hele hogeschool voor iedere student toegankelijk, ongeacht zijn of haar opleiding. Uitgebreide informatie over computerfaciliteiten en regels voor computergebruik staan vermeld op Sharenet. 5.6 - Jaarkalender en rooster De jaarkalender van het domein Gezondheid en Welzijn is te vinden op Sharenet. Hierop staan opgenomen o.a. de les-, toets- en vakantieweken. Uiterlijk een week voor aanvang van het begin van een nieuwe periode wordt het lesrooster gepubliceerd op Sharenet (http://roosters.windesheim.nl). Het lesrooster is niet aaneengesloten. Tussenuren en lesvrije dagdelen kunnen worden gebruikt voor zelfstudie en het werken aan opdrachten. Dit betekent dat deze dagdelen en uren niet als “vrij” kunnen worden gezien. Tussenuren zijn in principe ook geen reden voor roosterwijzigingen. Roostertijden opleiding verpleegkunde: 1. 8.30-9.30 uur 2. 9.30-10.30 uur 3. 10.30-11.30 uur 4. 11.30-12.30 uur 5. 12.30-13.30 uur 6. 13.30-14.30 uur 7. 14.30-15.30 uur 8. 15.30-16.30 uur 9. 16.30-17.30 uur 10. 17.30-18.30 uur 11. 18.30-19.30 uur 12. 19.30-20.30 uur 13. 20.30-21.30 uur 54
14. 21.30-22.30 uur Het rooster voor zowel vol- als deeltijd studenten kan gepland worden van het 1e t/m het 14e lesuur. 5.7 - Meehelpen met open dagen en meeloopdagen Studenten uit alle klassen van de opleiding kunnen helpen bij de open dagen en meeloopdagen. Het is de bedoeling dat je helpt met het inhoud geven van de verschillende onderdelen, het inrichten van de stands, potentiële studenten te woord staat en zo nodig verwijst naar de desbetreffende docent. Het is leerzaam en gezellig. Aan het begin van het studiejaar krijg je hiervan nog bericht. Ben je gemotiveerd, geef je dan z.s.m. op. 5.8 - Kwaliteitszorg We willen als opleidingen binnen domein Gezondheid en Welzijn voortdurend onze kwaliteit verbeteren. En we verzamelen daarvoor ervaringen, opmerkingen en suggesties van studenten, van vertegenwoordigers uit het werkveld en ook van onszelf als docenten. Met al die opmerkingen gaan we aan de slag en scherpen we onze visie op het onderwijs aan, voeren veranderingen door en maken plannen voor onze eigen deskundigheidsbevordering. Want ook wij zijn steeds aan het leren. De mening van onze studenten vinden we hierbij van groot belang. Wij vragen dan ook elke lesperiode aan onze studenten om het onderwijs te evalueren en we bespreken de uitkomsten van deze evaluaties met vertegenwoordigers van de studenten. Zo krijgen we een scherper zicht op de vraag of onze bedoelingen goed zijn overgekomen en of de doelen zijn behaald. Dat levert altijd interessante gegevens op, die we als docenten gebruiken om bij te stellen en te veranderen. Dit is een proces dat altijd doorgaat en nooit af is. Via de evaluaties leveren studenten een bijdrage aan hun eigen onderwijs. De mening van onze studenten levert ons de informatie op, die tezamen met onze eigen beoordeling en die van het werkveld, cruciaal is voor onze doorgaande kwaliteitsverbetering. 5.9 - Gemeenschappelijke Opleidingscommissie (GOC) De Gemeenschappelijke Opleidingscommissie houdt zich bezig met de bewaking van de kwaliteit en de studeerbaarheid van het onderwijs. De GOC brengt advies uit over beleid en beleidsvoornemens van o.a. de opleiding verpleegkunde die hierop van invloed zijn. Ook geeft de GOC ongevraagd advies naar aanleiding van eigen signalering of klachten van studenten op het gebied van de inhoudelijke kwaliteit en de studeerbaarheid van het onderwijs. De GOC bestaat uit docenten en studenten. Mailadres:
[email protected]. 5.10 - Medezeggenschapsraad CMR De Centrale medezeggenschapsraad (CMR) van de hogeschool en de Deelraden (DR) per School behartigen de belangen van medewerkers en studenten en bevorderen het goed functioneren van de hogeschool. In de CMR hebben ook studenten zitting naast medewerkers en docenten van de hogeschool. Informatie van en over de CMR wordt gepubliceerd op Sharenet. Domeindeelraad Gezondheid en Welzijn De Deelraad is de medezeggenschapsraad voor het domein Gezondheid en Welzijn. In de deelraad hebben zowel personeels- als studentleden zitting. In de Deelraad worden onderwerpen van uiteenlopende aard besproken. Over een aantal zaken heeft de deelraad instemmings- en adviesbevoegdheid, zoals de organisatieontwikkelingsplannen, de begrotingen, het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut en de Onderwijs- en Examenregeling. Studenten kunnen voor het lidmaatschap van de deelraad een financiële vergoeding krijgen of studiepunten. De deelraad vergadert tweewekelijks op de woensdagmiddag.
55
Studenten en docenten kunnen voor informatie of met vragen terecht bij de secretaris of de voorzitter. De deelraad communiceert via een nieuwsbrief en openbare verslagen, actuele informatie is te vinden op Sharenet. 5.11 - Klachtencommissie domein Gezondheid en Welzijn Het domein heeft een klachtencommissie. De uitgebreide procedure over het indienen van een klacht is te vinden op Sharenet. In het OER is hierover informatie opgenomen in deel 4. 5.12 - Internationalisering De opleiding verpleegkunde hecht grote waarde aan internationale oriëntatie. Daarom zijn er internationale samenwerkingsverbanden met een aantal instellingen in het buitenland. Vanwege het feit dat het binnen Europa steeds vanzelfsprekender wordt, dat men “over de grenzen” gaat werken, zijn de meeste samenwerkingsinitiatieven binnen Europa gelegen. Daarnaast ondersteunt de opleiding individuele initiatieven van studenten die in het kader van studie en/of stage eigen buitenlandse activiteiten wensen te ontplooien. De kosten die je maakt en de vergoedingen die je kunt krijgen verschillen qua land en qua duur en soort project waarbinnen je naar het buitenland gaat. In de meeste gevallen zal je extra kosten maken. Daar tegenover staat dat je een enorme persoonlijke ervaring op doet en een inhoudelijke waardevolle upgrading van je opleiding realiseert. Daar internationale activiteiten een zorgvuldige voorbereiding vragen, is het van groot belang dat je jouw eventuele wensen op dit terrein in een vroegtijdig stadium kenbaar maakt. Vanuit de hogeschool word je begeleidt in het voortraject. Ook het bepalen wat je gaat studeren en/of stage lopen wordt van te voren bepaald. In het eerste semester van je opleiding ontvang je mondeling en schriftelijke informatie. Ga je niet naar het buitenland, geen nood. Ook dan kun je je studie volgen binnen een meer en meer internationaal georiënteerd curriculum. Onze school ontvangt regelmatig buitenlandse studenten en in veel gevallen kan je met hen te maken krijgen. Tevens is het mogelijk om colleges te volgen bij docenten uit het buitenland. Deze docenten zijn verbonden aan de opleidingsinstituten van onze samenwerkingspartners. Gedurende een korte tijd in het studiejaar verzorgen zij colleges binnen onze opleiding. Omdat deze periode jaarlijks verschilt, is het nog niet mogelijk om hier alvast te melden wanneer dit zal zijn. Let hiervoor op de informatie via de gebruikelijke communicatiekanalen. 5.13 - Windesheim Informatiecentrum (WIC) Plaats: tussen het Mediacentrum en de GSA, balie B-0.14, telefoon: 088 – 469 9100 mail:
[email protected] Openingstijden: maandag t/m donderdag van 9.00 tot 17.00 uur, vrijdag 9.00 – 16.00 uur Op deze afdeling werken de studentendecanen, studentenpsychologen, loopbaancoaches en specialisten op het gebied van diversiteit en instroombegeleiding. Je kunt hier terecht met vragen over instroom- en studentbegeleiding. Kijk voor specifieke contactinformatie op de profielpagina’s van de loopbaancoaches, studentendecanen en studentenpsychologen. 5.14 - Gemeenschappelijke Studentenadministratie (GSA) Plaats: studentenbalie C-0.85, telefoon: (088 )469 9120, mail:
[email protected] Openingstijden: maandag 12.00 – 16.00 uur, dinsdag t/m donderdag 8.30 – 16.00 uur, vrijdag 8.30 – 12.00 uur. In de maanden juli, augustus en september gelden beperkte openingstijden. Helpdesk Studielink, telefoon (088) 424 76 00, http://www.windesheim.studielink.nl Informatie is ook te vinden op Sharenet. 56
De GSA verzorgt de administratie van de studentgegevens voor heel Windesheim. Studenten kunnen bij de balie terecht met vragen over: • • • • • • • • •
toelating aanmelding in- en uitschrijvingen verandering van studierichting correcties op je persoonsgegevens adreswijzigingen afgifte van collegekaarten bewijzen van betaald collegegeld ondertekening van formulieren zoals kinderbijslag, pensioenfondsen, ziekenfonds, verzekeringen en formulieren van DUO (voorheen Informatie Beheer Groep).
5.15 - Mediacentrum Plaats: Gebouw B, telefoon (088) 469 9217, mail:
[email protected] Algemene informatie is te vinden op Sharenet . Windesheim heeft een centraal Mediacentrum voor alle studenten en medewerkers. In het Mediacentrum vind je heel veel relevante informatie ter ondersteuning van het onderwijsproces. Het Mediacentrum beschikt over een ruime collectie boeken, cd-roms en dvd’s. Daarnaast zijn er meer dan 200 tijdschriften en een aantal landelijke dagbladen. Je vindt ook lesmethodes voor het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs, handboeken en naslagwerken. Naast gebruik maken van onze fysieke en digitale collectie kun je in het Mediacentrum ook scannen, video’s monteren, cd’s branden, dvd ’s en videobanden bekijken, gebruik maken van studenten pc’s en heel veel meer! Openingstijden: Maandag 08.00-18.00 uur Dinsdag 08.00-19.30 uur Woensdag 08.00-18.00 uur Donderdag 08.00-18.00 uur Vrijdag 08.00-17.00 uur Tijdens schoolvakanties gelden er afwijkende openingstijden. Deze vind je hier en op het mededelingenbord bij de ingang van het Mediacentrum. 5.16 - MultiMedia Practicum Het MMP is dagelijks geopend van 9.00 - 17.00 uur. In het Mediacentrum heb je de mogelijkheid informatie te bewerken en/of te verwerken in een ruimte die is ingericht als multimedia practicum. Zo staan hier scanners, digitale videomontagesets en computers met speciale software voor onder andere foto- en geluidsbewerkingen. Er worden ook cursussen gegeven op deze gebieden. Voor vragen over de cursussen kun je terecht bij de practicumbegeleider. Het MultiMedia Practicum vind je op de begane grond van het Mediacentrum, zie verder op Sharenet. 5.17 - Bureau Buitenland Plaats: C-0.84. Telefoon: (088) 469 9777, mail:
[email protected] Inloopspreekuur: maandag t/m donderdag van 13.30 tot 16.00 uur, tijdens de vakantie alleen op afspraak. Wil je buiten spreekuren langskomen, bel of mail dan even om een afspraak te maken. BBW ondersteunt uitwisselingsstudenten van Windesheim en van buitenlandse instellingen. Windesheim-studenten die een deel van hun studie of hun stage in het buitenland willen volgen kunnen bij Bureau Buitenland terecht voor: 57
• • • • • •
informatie over de te volgen procedure voor studenten die belangstelling hebben voor deelname aan een uitwisselingsprogramma informatie over uitwisselingspartners en mogelijkheden aanmelding bij een buitenlandse onderwijsinstelling informatie over en aanvraag van beurzen (zie ook www.wilweg.nl en www.beursopener.nl) informatie en tips over andere financiële zaken, zoals verzekeringen, consequentie studiebeurs IBGroep en OV-kaart reistips en reisadvies
Informatie over studeren in het buitenland is te vinden op Sharenet 5.18 - Decaan Voor de opleiding Verpleegkunde is Marianne Timmerman-Hollander de decaan. Afspraken via het Studiesuccescentrum, balieB-014, tel: 088 – 469 9100 Het studentendecanaat behartigt de belangen van studenten in het algemeen en onderhoudt in principe slechts voor een beperkte tijd contact met een individuele student, behalve in een aantal hierna genoemde bijzonder gevallen. De rol van de decaan is vergelijkbaar met die van een huisarts: generalist, met overzicht over alle relevante aspecten die van invloed zijn op de studievoortgang van de student. Daarnaast is de decaan specialist wat betreft de onderlinge samenhang van deze aspecten en bij uitstek m.b.t. relevante wet- en regelgeving (WHW, WSF, interne regelingen, e.d.). Alle decanen hebben geheimhoudingsplicht en zullen zonder jouw toestemming nooit informatie doorgeven aan anderen. Het studentendecanaat begeleidt studenten m.b.t. de volgende zaken: Wet- en regelgeving: • aanmelding, toelating en inschrijving, tussentijdse uitschrijving • aanvraag voorziening studiefinanciering of financiële ondersteuning Windesheim • aanvragen bijzondere regelingen bij de examencommissie Studiebelemmerende omstandigheden: • persoonlijke problemen, blessures, (chronische) ziekte, al of niet zichtbare handicaps en functiebeperkingen (van dyslexie tot psychische problemen) • problemen in de sociale omgeving (familie, vrienden) • niet-Nederlandse vooropleiding of andere moedertaal, allochtone afkomst • topsport-beoefening (NSF-status) • dreigende studievertraging als gevolg van bovenstaande omstandigheden Financiële en materiële problemen: • studiefinanciering, (bij)baantjes • financiële problemen, schulden • belasting, verzekering, • huisvesting Conflicten, klachten, bezwaar of beroep: • onenigheid over beslissingen van Windesheim-medewerkers of -organen • “ongewenst gedrag” door medestudenten, docenten of andere medewerkers Een student kan met een korte, dringende vraag, of bij afwezigheid van de eigen decaan, ook zonder afspraak terecht bij de balie Studiesuccescentrum. Deze balie is te vinden B 0.14 (naast het Mediacentrum), verdere informatie is ook te vinden op Sharenet 5.19 - Studiesuccescentrum Met vragen over studiekeuze en loopbaan kan je terecht bij het Studiesuccescentrum. Het Studiesuccescentrum is er niet alleen voor studenten die twijfelen aan de juistheid van hun huidige studiekeuze. Ook studenten die een vervolgstudie overwegen, bijv. een mastersopleiding, of werk 58
zoeken, kunnen bij het Studiesuccescentrum terecht voor begeleiding en advies. Verdere informatie is te vinden op Sharenet. 5.20 - Regelingen Voor topsporters Windesheim kent een speciale regeling voor studenten die aan topsport doen. De regeling voorziet o.a. in flexibele onderwijsmogelijkheden, aanpassing van de BNS-norm en een topsportbeurs. De regeling is bestemd voor studenten die in het bezit zijn van een door het NOC*NSF toegekende status. Voor verder informatie en benodigde formulieren kun je terecht op Sharenet Studeren met een functiebeperking Studenten met een lichamelijke en/of een zintuiglijke functiebeperking hebben recht op specifieke ondersteuning en begeleiding door de opleiding en het decanaat. Ook kunnen er extra faciliteiten worden gecreëerd en/of hulpmiddelen worden aangeschaft. Informeer hierover bij je decaan of raadpleeg Sharenet. SCHIB SCHIB (Studenten Contact Hulp & Informatie bij Beperkingen) is een contactgroep voor en door studenten met een functiebeperking. SCHIB komt regelmatig bij elkaar. De leden wisselen ervaringen uit en richten zich op concrete acties: het signaleren van knelpunten en het bemiddelen bij het vinden van oplossingen, het evalueren van bestaand beleid of het meedenken in communicatie met de doelgroep. Kijk voor meer informatie op de site www.schibkiesthetruimesop.nl of mail naar
[email protected] Ondersteuning allochtone en anderstalige studenten Als student met een niet-Nederlandse achtergrond studeer je onder heel bijzondere omstandigheden. Zo kun je niet alleen moeite hebben met de taal, maar ook culturele verschillen kunnen voor problemen zorgen. Op Windesheim vinden we het belangrijk dat iedereen zijn talenten kan ontwikkelen. Daarom willen je helpen je problemen op te lossen, advies te geven en – als het nodig is – door te verwijzen naar een specialistische begeleiding. Informatie is verder te vinden op Sharenet Vluchtelingstudenten Bij vluchtelingstudenten spelen er naast taal- en cultuur problemen nog andere problemen een rol. Bijvoorbeeld: • Je hebt nog geen verblijfsvergunning en kan daardoor niet stage lopen • Je kunt niet in het buitenland stage lopen, terwijl dat wel goed binnen je studie past • Je moet je melden bij de vreemdelingenpolitie op een tijdstip dat je werkgroep vergadert • Je voelt je somber of zelfs depressief • Je hebt last van bepaalde angsten Voor deze doelgroep biedt Windesheim speciale begeleiding. Behoor je tot deze groep, neem dan contact op met je studentendecaan. 5.21 - Mentorprojecten en overige studentenactiviteiten SUN SUN staat voor Students United in the Netherlands. Het is een commissie van Windesheim die de internationale studenten opvangt en begeleidt. SUN bestaat uit studenten van Windesheim en zorgt ervoor dat de internationale studenten de tijd van hun leven hebben in Zwolle, zie ook Sharenet 5.22 - Studentenpsychologen Plaats: B 0.14 (bij balie studiesuccescentrum), telefoon: (088) 469 9100 of 59
mail:
[email protected] Heb je psychologische hulp of advies nodig bij persoonlijke problemen die misschien ook je studie kunnen verhinderen of belemmeren, dan kun je een afspraak maken met de studentenpsychologen van de hogeschool. Zij kunnen in een aantal gesprekken (max. 6) of met een therapiegroep hulp bieden of doorverwijzen naar andere instanties. Dagelijks houden de studentenpsychologen een intakegesprek. Ze gaan dan na of ze je kunnen helpen en of er sprake is van urgentie. Na inventarisatie van situatie, klachten en achtergronden, geven ze je advies over behandeling. Eventueel verwijzen ze door naar andere instanties. De studentenpsychologen bieden ook regelmatig therapiegroepen aan, zoals o.a. de assertiviteitsgroep en de faalangstgroep. De studentenpsychologen garanderen optimale privacy. Alleen met uitdrukkelijke toestemming van de student geven ze informatie aan derden. Ze zijn gebonden aan de beroepscode van het Nederlands Instituut van Psychologen en hebben daarom een beroepsgeheim. Hulp van een studentenpsycholoog is gratis voor Windesheimstudenten. Er kunnen wat kosten voor materiaal aan verbonden zijn, de training zelf is gratis. Verdere informatie en nieuws is te vinden op Sharenet Ambulatorium Met sommige problemen kun je ook goed terecht bij het ambulatorium. Het ambulatorium is een aan Windesheim verbonden begeleidings-, behandel- en kenniscentrum waar je begeleid en behandeld kunt worden door docenten en/of ouderejaars studenten van het domein Bewegen en Educatie (opleiding Psychomotorische therapie) en het domein Gezondheid en Welzijn. Uiteraard onder supervisie van deskundige en ervaren docenten/therapeuten. Afhankelijk van de ernst van de problematiek kun je op dit moment op het ambulatorium terecht met problemen op het gebied van o.a. (faal)angst, assertiviteit, burn out, dyslexie, fysieke belemmeringen, sociale vaardigheden (verstoorde omgang, verlegenheid, presentatieangst), spraak (logopedische problemen) en stemmingswisselingen (bijv. depressie-achtige klachten). Je kunt bij het ambulatorium terecht via de decaan van jouw opleiding. De decaan dient vervolgens een aanvraag in bij het ambulatorium. De medewerkers van het ambulatorium nemen na de aanmelding contact met je op voor een vrijblijvend gesprek. Aan de begeleiding binnen het ambulatorium zijn geen kosten verbonden. 5.23 - Studentenpastoraat Plaats: C-1.96, telefoon (088) 469 9226, site: www.ophef.net De studentenpredikant is een pastorale en theologische consultant in het hoger onderwijs. Hij legt de verbinding tussen geloof en God en studie en beroep. Elke dag om 7 voor 1 (12.53 uur) leest hij een korte tekst in het Heim als gedachte voor de dag. Hij werkt mee aan onderwijsprogramma’s en heeft individuele gesprekken en groepsgesprekken met studenten. Deze informatie is te vinden op Sharenet. 5.24 - Vertrouwenspersonen Bereikbaar via telefoon: ( 088) 469 9900 en mail:
[email protected] Windesheim wil voor iedereen (medewerker en student) een veilige omgeving bieden, een plek waar ieders persoonlijke integriteit wordt gerespecteerd. Windesheim maakt zich sterk voor een cultuur, waarin geen plaats is voor ongewenste omgangsvormen. Pesten, treiteren, roddelen, (seksuele) intimidatie, agressie, geweld (verbaal en non-verbaal), stalking, chantage en discriminatie zijn allemaal voorbeelden van ongewenste omgangsvormen. Ongewenste omgangsvormen zijn gedragingen die door de ontvanger als ongewenst, ongepast, hinderlijk, kwetsend en/of bedreigend worden ervaren. Helaas komen ook binnen de hogeschool vormen van ongewenst gedrag voor. Zowel medewerkers als studenten kunnen daar veroorzakers of slachtoffers van zijn. Vaak heeft het slachtoffer minder macht (door bijvoorbeeld positie of geslacht) dan de veroorzaker. De hogeschool heeft daarom vertrouwenspersonen in dienst. Zij staan klaar wanneer iemand te maken krijgt met ongewenste omgangsvormen zoals hierboven beschreven. De vertrouwenspersonen bieden hulp en ondersteuning. Zij adviseren over op welke wijze de ongewenste gedragingen kunnen worden gestopt. Als overwogen 60
wordt een officiële klacht in te dienen, kunnen de vertrouwenspersonen daarbij ook assisteren. De vertrouwenspersonen hebben zich te houden aan de geheimhoudingsplicht. Verdere informatie is te vinden op Sharenet 5.25 - Buitenschoolse activiteiten Naast het studeren op Windesheim kunnen er nog een aantal zaken interessant zijn voor jou als student. Hierbij valt te denken aan: • Studentenleven • Studentenverenigingen • Sponsoring studentactiviteiten • Wonen in Zwolle • Sporten bij Windesheim • Levensovertuiging • Rijlessen 5.26 - Studentenverenigingen Er zijn algemene, opleidingsgebonden en christelijke studentenverenigingen. Ook zijn er studentensportverenigingen. Op Sharenet staat de meest recente informatie. Algemene studentenverenigingen ASV ZHTC, site: www.zhtc.nl Bij ASV ZHTC is iedereen welkom, welke opleiding je ook doet! Er zijn 300 leden. Activiteiten zijn bijvoorbeeld de Bierweek (een week met speciaal bier), filmavonden, sportactiviteiten, de jaarlijkse Batavierenrace, Highland Games en ontwikkelingswerk. Gumbo Millennium, site: www.gumbo-millennium.nl Gumbo Millennium is een vereniging voor alle studenten die iets hebben met ICT, gadgets en games. Voor de feestvierende student zijn er de excursies naar de bierbrouwers, een landhuisweekend en de soosavond. Oikos Nomos, site: www.svoikosnomos.nl Naast de wekelijkse soosavonden geeft Oikos Nomos veel feesten door het jaar heen, voor leden en nietleden. Twee hoogtepunten van feesten voor leden én niet-leden zijn de jaarlijks terugkerende Mexican Tequila Party en hét Kerstgala. Christelijke studentenverenigingen Absens Carens, site: www.absenscarens.nl Absens Carens is de plek voor gezelligheid en diepgang tijdens je studententijd. Je leert binnen de kortste keren veel mensen kennen, er zijn leuke feesten, acties met andere verenigingen en sportactiviteiten. Ichthus, site: www.ichthuszwolle.nl Ichthus is een plek voor iedere christelijke student die wil groeien in relatie met God en een hoop gezelligheid zoekt. Naast Bijbelstudies is er een Open Podium Avond, een Praise en Prayer, Wild West Zwollywood en een gala. Navigators Studenten Zwolle (NSZ), site: www.nszwolle.nl Bij NSZ vind je een groep enthousiaste mensen die op een eigentijdse manier bij het geloof betrokken is. Maar je vindt er ook cabaret, toneel, vieringen of een spreker. Doe mee met de liftwedstrijd, het uittroweekend, de Diesweek, themafeesten, een ministrycursus, sporttoernooien en het songfestival. Solidamentum, site: www.solidamentum.nl 61
Zoek je vriendschap en bezinning met medestudenten op grond van de Bijbel? Dan zit je goed bij Solidamentum. Er zijn muziekavonden, excursies, debattrainingen, wandelingen, sportieve activiteiten en workshops. Sport Studentenverenigingen Studenten Wielervereniging GazGas, site: www.gazgas.nl GazGas is de wielrenvereniging voor elk niveau en voor iedereen die studeert en werkt bij Windesheim. Bij GazGas zitten 75 leden in het zadel. Z.S.R. Boreas, site: www.zsrboreas.nl De Zwolse Studenten Roeivereniging Boreas is de grootste sportvereniging van Zwolle. Hier combineer je de gezelligheid van een studentenvereniging met het actieve van een sportvereniging. 5.27 - Overzicht studiekosten Naast het centraal vastgestelde collegegeld zijn er kosten voor onderstaande zaken. Deze overige kosten verschillen per studiejaar. Vanaf studiejaar 2013-2014 moeten alle Windesheim studenten een laptop hebben, meer informatie op Sharenet. Kosten boeken en readers Voorafgaand aan de start van een nieuw semester wordt een literatuurlijst verstrekt. De boeken kunnen worden besteld via studieboekencentrale of via een zelfgekozen boekhandel. Informatie hierover is op Sharenet te vinden. Kosten externe activiteiten Externe activiteiten kunnen deel uit maken van het onderwijsprogramma van de major en de minors. Hiervoor kan een eigen bijdrage gevraagd worden. Meer informatie vind je in de desbetreffende studiehandleiding. Verzekering studenten De student is verzekerd tegen lichamelijk letsel ten gevolge van ongevallen binnen de lestijden of tijdens buitenschoolse onderwijsactiviteiten zoals stages. Daarbuiten geldt de verzekering niet. Slechts wettelijke aansprakelijkheid voortvloeiend uit “beroepsuitoefening” tijdens de verrichting van stage-activiteiten is door de hogeschool verzekerd. De student wordt geacht zelf een verzekering te hebben afgesloten ten behoeve van wettelijke aansprakelijkheden. Mocht een stagebiedende instelling eisen dat de “individuele wettelijke aansprakelijkheid” van de stagiair in een stagecontract met de hogeschool wordt geregeld, dan moet hij aantonen verzekerd te zijn tegen “individuele wettelijke aansprakelijkheid”. Zie verdere informatie op Sharenet. Voor andere vragen over de collectieve schoolverzekeringen kan een student terecht bij de afdeling Financiële administratie (F 3.42). Daar kan ook aangifte gedaan worden van schades.
62
BIJLAGEN Bijlage 1 - Nadere eisen m.b.t. toegang en toelating (zie hoofdstuk 2 OER) 1.
Regeling en voorwaarden voor deeltijd leren Het deeltijdonderwijs wordt aangeboden in een variant met Blended Learning. a. De deeltijdopleiding kan alleen worden gevolgd door BIG-geregistreerde verpleegkundigen niveau 4. b. De deeltijdopleiding is een verkorte opleiding met mogelijkheden voor vrijstellingen voor de onderwijseenheden behorend bij de eerste vier semesters van de major verpleegkunde. c. De student dient een werkcontract in de verpleegkundige zorg te hebben met een minimale omvang van 20 uur per week. De student let erop dat: - zoveel mogelijk werk wordt gedaan waarvoor men wordt opgeleid; - de werkzaamheden van voldoende niveau zijn en vergelijkbaar met de toekomstige beroepsuitoefening; - de werkzaamheden voldoende afwisselend zijn en de zelfstandigheid bevorderen; - de werkzaamheden zoveel mogelijk in authentieke (beroeps)situaties worden uitgevoerd. d. Werknemer-studenten worden op de stageplaats begeleid door een persoon die op hetzelfde niveau werk verricht als waar hij voor wordt opgeleid (minimaal niveau 5). e. De student heeft schriftelijke toestemming van de werkgever nodig om de deeltijdopleiding te volgen.
2.
Regeling en voorwaarden voor duaal leren a. Een student in bezit van het diploma verpleegkundige niveau 4 komt in aanmerking voor een verkort duaal traject: vrijstellingen zijn mogelijk voor de onderwijseenheden behorend bij de eerste vier semesters van de major verpleegkunde. b. De student dient over een leerarbeidsovereenkomst te beschikken met een zorginstelling. Hierbij let de student erop dat: - zoveel mogelijk werk wordt gedaan waarvoor men wordt opgeleid; - de student een ‘leer-werk’contract heeft met minimale omvang van 28 uur per week; - de werkzaamheden van voldoende niveau zijn en vergelijkbaar met de toekomstige beroepsuitoefening; - de werkzaamheden voldoende afwisselend zijn en de zelfstandigheid bevorderen; - de werkzaamheden zoveel mogelijk in authentieke (beroeps)situaties worden uitgevoerd. c. Werknemer-studenten worden op de stageplaats begeleid door een persoon die op hetzelfde niveau werk verricht als waar hij voor wordt opgeleid (minimaal niveau 5). d. De student volgt in principe de verpleegkunde minors die de opleiding aanbiedt. Een andere minor kan alleen gevolgd worden met toestemming van de werkgever. e. Het duale leerwerktraject duurt twee studiejaren. Er worden per instelling afspraken met de student gemaakt over het aantal en de duur van de onderwijs-arbeidsperiodes (OAP). f. Er is een samenwerkingsovereenkomst tussen de betreffende zorginstelling en de opleiding. g. Per student wordt een leerwerkovereenkomst getekend door student, instelling en opleiding. Hierin zijn taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van betrokken partijen vastgelegd. De leer/arbeidsovereenkomst is een uitvloeisel uit de CAO.
63
Bijlage 2 -Premastertraject (zie artikel 3.6 OER) Binnen de opleiding Verpleegkunde kan een premastertraject voor de volgende (wetenschappelijke) masteropleidingen worden afgelegd. Op grond van de gemaakte afspraken omvatten de trajecten de daarbij vermelde studiepunten. 1. Verplegingswetenschap in Utrecht (UU) – 30 studiepunten 2. Gezondheidswetenschappen in Amsterdam (VU) – 30 studiepunten 3. Zorgethiek en Beleid Universiteit voor Humanistiek (UvH) Utrecht – 45 studiepunten De examencommissie kent voor de aanvragen voor een premaster de volgende procedure: 1. Vraag een gesprek aan met je studieloopbaanbegeleider. 2. Verken de mogelijkheden eventueel met de decaan. 3. Leg je keuze vast in je POP en vraag goedkeuring aan de SLB-er. 4. Bij akkoord van de SLB-er legt de student het verzoek en het akkoord voor ter bekrachtiging aan de examencommissie. 5. Schrijf je voor het betreffende cursusjaar in aan onze hogeschool. 6. Schrijf je tevens, middels een BBC (Bewijs Betaald Collegegeld) in bij de universiteit van je keuze. 7. Windesheim stuurt het akkoord van de examencommissie naar de VU of de UU alsmede een bevestiging van studievoortgang waarin Windesheim bevestigt dat het zeer waarschijnlijk is dat de student de opleiding Verpleegkunde met succes zal afronden. 8. Lever na het behalen van de premaster een bewijs hiervan, als mede van het aantal behaalde EC’s in bij het bedrijfsbureau van de opleiding verpleegkunde. 9. Plan je diplomering zodanig dat beoordelingen van de universiteiten tijdig bij ons binnen zijn. Inschrijving: • Schrijf je in bij Windesheim als voltijdstudent (en betaalt dus ook collegegeld aan Windesheim) • Schrijf je in bij de WO-instelling als bijvakstudent /gaststudent of als tweede inschrijving. • Betaal op de universiteit geen collegegeld, je overlegt hier het BBC (Bewijs betaald Collegegeld). • Dit brengt aan het einde van het traject een hbo-diploma, geen WO-diploma! • Heb je het hele “instroomtraject” (premaster) gevolgd tijdens je hbo-opleiding, dan kun je instromen in een WO-master bij instelling waar je het traject hebt gevolgd. Overstappen naar een andere universiteit is in uitzonderlijke gevallen wel mogelijk, maar universiteiten hebben allemaal hun eigen eisen, ga vooral vooraf praten bij de universiteit waar je naar zou willen overstappen! • Raadpleeg de sites van de betreffende onderwijsinstellingen (hbo en universiteiten) voor de precieze wijze van inschrijving. Studiefinanciering: • Zolang je bent ingeschreven bij Windesheim gelden de “normale” ib-regels: je hebt 4 jaar recht op de prestatiebeurs en drie jaar op lenen. • Als je je daarna inschrijft voor een 1-jarige WO masteropleiding en je hebt maar vier jaar prestatiebeurs verbruikt, dan heb je nog recht op drie jaar rentedragende lening en een OV-kaart. Sta je ingeschreven voor een 2-jarige master, dan heb je ook nog recht op een jaar prestatiebeurs. Let wel, het moet hier wel gaan om een master die recht geeft op studiefinanciering. • Let op: ga je pas na je Hbo-opleiding beginnen aan een instroomprogramma/premaster, dan betaal je het collegegeld aan de WO-instelling en dan kom je NIET in aanmerking voor studiefinanciering! Organisatie: • Als student val je onder de regels en begeleiding van Windesheim. Je kunt/moet dus gebruik blijven maken van de begeleiding van de studieloopbaanbegeleiders, decanen en docenten van Windesheim. Natuurlijk kun je ook ondersteuning verwachten van de universiteit. Zorg wel dat je aan het begin van het studiejaar zelf gaat checken bij de studentenadministratie van de universiteit 64
of je inschrijving wel goed is verwerkt, of je wel staat aangemeld voor colleges, etc. Als bijvakstudent word je niet altijd meegenomen in het proces. Pre-master Verplegingswetenschap UMC Utrecht Premasterprogramma Klinische Gezondheidswetenschappen, richting Verplegingswetenschap Het premasterprogramma Klinische Gezondheidswetenschappen (KGW) richting Verplegingswetenschap, beoogt de student voor te bereiden op het masterprogramma Verplegingswetenschap aan de Universiteit Utrecht. De omvang van het premasterprogramma KGW is 30 EC. De lessen zijn iedere week op vrijdag. Eis: Hbo-V propedeuse en Vwo-wiskunde. Het premasterprogramma KGW omvat de volgende cursussen: Academische Vorming, Methodologie Kwantitatief Onderzoek, Methodologie Kwalitatief Onderzoek, Inleiding Statistiek en Klassieke Statistische Methoden Voor het premasterprogramma KGW kan de student zich elektronisch aanmelden via Studielink. De deadline voor aanmelden is 1 april. Voor meer informatie en aanmelden zie http://www.uu.nl/masters/verplegingswetenschap/premasterprogramma onder punt 2. Premaster tijdens je hbo (doorstroomminor).
Premaster gezondheidswetenschappen Vrije Universiteit van Amsterdam (VU) De procedure is als volgt. 1) De studenten melden zich tijdig bij de coördinator in Windesheim (= eigen studieloopbaanbegeleider) 2) De studenten nemen tijdig contact op de premastercoordinator dr. Hella Brandt aan de VU (
[email protected]) 3) De premastercoordinator legt de procedure uit: De studenten moeten 1) een motivatiebrief sturen, 2) een overzicht van de behaalde cijfers tijdens de HBO-V opleiding (minimaal 100% moet behaald zijn uit eerste en tweede jaar en minimaal 50% van het derde jaar voor student kan starten met de premaster), 3) een verklaring van de examencommissie van Windesheim waarin staat dat ze toestemming krijgen om de premaster aan de VU van 30 EC in het 4e jaar te volgen (en maakt dus deel uit van hun examenprogramma) en dat ze met het afronden van de premaster ook hun HBO-V diploma behalen. 4) Aanmelding: a. Student meldt zich via studielink aan als premaster student GZW (zie: http://www.vu.nl/nl/opleidingen/toelating-en-inschrijving/premaster/index.asp) b. Student meldt zich via VUnet aan voor het assessment met voorkeursdata (het assessment kost € 110, -) c. Bij de betaling van het collegegeld moet student kiezen voor ‘ik betaal aan een andere instelling’. d. Lever een BBC (bewijs betaald collegegeld) in bij de Premastercoordinator. De student volgt keurig alle stappen en kan deelnemen. Wat vooral belangrijk is, is dat ook studenten van Windesheim dit jaar het assessment moeten maken en dat dit assessment met een voldoende moet worden behaald (informatie over de inhoud van het assessment is te vinden op http://www.vu.nl/nl/opleidingen/toelating-eninschrijving/premaster/onderdelen/index.asp. Uiterste datum van aanmelden voor het assessment en voor de premaster is 15 juli. Dit is een harde deadline!
Premaster en Master Zorgethiek en Beleid Universiteit voor Humanistiek (UvH) Utrecht Het pre-masterprogramma beoogt voldoende bagage te geven voor de master Zorgethiek en beleid, en het humanistieke karakter van de opleiding daarbij te waarborgen. De premaster duurt 1 jaar. Afhankelijk van de vooropleiding bedraagt de omvang 30 of 45 ec Zie: http://www.uvh.nl/onderwijs/premaster-uvh In de 1 jarige master Zorgethiek en Beleid staat de vraag centraal wat zorg tot goed zorg maakt. zie http://www.uvh.nl/onderwijs/master-zorgethiek-en-beleid Beide opleidingen zijn voltijds. Het onderwijs is voor beide opleidingen geroosterd op maandag en donderdag tussen 15.30 en 21.30 uur.
65
Bijlage 3 - Europese descriptoren, hbo competenties en VPK competenties. A (Europees)
B (hbo)
Europesedescriptoren bachelor Bachelor’s degrees are awarded to students who:
Vertaling naar omschrijving generieke kwalificaties hbo-bachelor:
knowledge and understanding
Brede, multidisciplinaire basis:
have demonstrated knowledge and understanding in a field of study that builds upon and supersedes their general secondary education, and is typically at a level that, whilst supported by advanced textbooks, includes some aspects that will be informed by knowledge of the forefront of their field of study
de afgestudeerde is toegerust met actuele en multidisciplinaire kennis, inzichten, houdingen en vaardigheden teneinde de taken van een beginnend beroepsbeoefenaar zelfstandig te kunnen uitvoeren
applying knowledge and understanding:
Probleemgericht werken: Probleemgericht werken
can apply their knowledge and understanding in a manner that indicates a professional approach to their work or vocation, and have competences typically demonstrated through devising and sustaining arguments and solving problems within their field of study
de afgestudeerde kan relevante (wetenschappelijke) kennis, inzichten, houdingen en vaardigheden toepassen bij het definiëren, analyseren en oplossen van complexe problemen in de beroepspraktijk
Aanhakend bij generieke kernkwalificaties hbobachelor in rapport Commissie Franssen (pg. 36-37) + CHW competentie Zelfsturing: Brede professionalisering
Multidisciplinaire integratie
(Wetenschappelijke) toepassing Creativiteit en complexiteit in handelen
C (VPK) 12 Kerncompetenties van de HBOverpleegkundige (Pool, e.a.), afgeleid van vijf rollen.
4. Om de zorg te laten verlopen als een continu en integraal proces dat gericht is op het welzijn van de zorgvrager coördineert de hboverpleegkundige de zorg 6. Om verpleegkundige deskundigheid te waarborgen in een integrale aanpak van zorg, behandeling en voorlichting werkt de verpleegkundige mee aan ontwikkeling en vaststelling van nieuwe zorgprogramma’s 7. Om de zorgverlening op de afdeling zo efficiënt en goed mogelijk te laten verlopen, verleent de hboverpleegkundige een bijdrage aan het tot stand komen van het verpleegbeleid 11. Om het beroep van verpleegkundige te ontwikkelen tot een professie die aansluit bij maatschappelijke ontwikkelingen van de eenentwintigste eeuw, vervult de hbo-verpleegkundige een actieve rol in de vernieuwing van het beroep en het bevorderen van het beroepsbewustzijn 1. Om de last van ziekte, handicap of sterven te verlichten, verleent de hboverpleegkundige op een professioneel verantwoorde wijze verpleegkundige zorg op menselijke maat. 2. Om risico’s voor de gezondheid en complicaties van onderzoek of behandeling te verminderen, past de hbo-verpleegkundige primaire, secundaire en tertiaire preventie toe. 3. Om een gezonde leefstijl bij patiënten en hun familieleden te bevorderen geeft de hboverpleegkundige op basis van programmatische aanpak informatie, voorlichting en advies aan individuen en groepen.
making judgements:
have the ability to gather and interpret relevant data (usually within their field of study) to inform judgements that include reflection on relevant social, scientific or ethical issues
communication:
can communicate information, ideas, problems and solutions to both specialist and nonspecialist audiences
Methodisch en reflectief denken en handelen:
Methodisch en reflectief denken en handelen
de afgestudeerde is in staat relevante informatie te verzamelen en analyseren teneinde projectmatig te werken en te reflecteren op het beroepsmatig handelen, mede vanuit ethische en maatschappelijke vragen Sociaal communicatieve bekwaamheid:
Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid
Sociaal communicatieve bekwaamheid
de afgestudeerde kan intern en extern Basiskwalificering voor communiceren, managementfuncties teamgericht samenwerken, en leiding geven aan projecten in een multidisciplinaire, multiculturele en internationale arbeidsomgeving
67
KC 1, 4 en 11 + 5. Om te zorgen dat de doelen van een preventieprogramma worden gerealiseerd, coördineert de hboverpleegkundige de afgesproken activiteiten 12. Om de kwaliteit van het verpleegkundig beroep op het vereiste peil te houden zodat het kan voldoen aan de maatschappelijke criteria, werkt de hbo-verpleegkundige actief mee aan de bevordering van de deskundigheid van de beroepsgroep. KC 1 + 9. Om de doelen van het verpleegbeleid en de zorgprogramma’s te realiseren kan de hbo-verpleegkundige andere verpleegkundigen en verzorgenden helpen en steunen bij het uitvoeren van de vastgestelde taken en functies 10. Om stagiaires en collegaverpleegkundigen en -verzorgenden te steunen in hun professionele identiteit, staat de hboverpleegkundige de collega met raad en daad terzijde
Bijlage 4 - Vrijstellingenbeleid 2015-2016 Vrijstellingen De student kan vrijstelling krijgen van OE’s op grond van eerder gevolgd onderwijs, diploma’s. Dit kan leiden tot verkorten van het traject, maar hoeft niet zo te zijn. Algemene procedure Het indienen van alle verzoeken tot vrijstellingen dient na inschrijving schriftelijk te gebeuren bij de examencommissie. De voorwaarden zijn: • Vrijstelling dient door de individuele student (dus niet door een groep studenten of door een andere belanghebbende) aangevraagd te worden. • Vrijstelling kan slechts worden verkregen voor een gehele onderwijseenheid (OE) en niet voor onderdelen daarvan. • Het instroomtijdstip in de opleiding wordt in overleg met de studieloopbaanbegeleider bepaald. Dit is mede afhankelijk van het tijdstip van toekenning van de vrijstellingen door de examencommissie. • Voor studenten die al gestart zijn in het eerste jaar dient de aanvraag binnen 10 weken na aanvang van de opleiding te worden ingediend. • Vrijstellingen worden verleend op basis van het curriculum Verpleegkunde dat het landelijk vastgestelde competentieprofiel voor hbo-verpleegkundigen (Met het oog op de toekomst, Pool 2001) als opleidingscriterium hanteert. • Om voor vrijstellingen in aanmerking te komen dienen aan de aanvraag gedegen schriftelijke bewijzen te worden toegevoegd, zoals diploma’s, cijferlijsten, certificaten en bekwaamheidsverklaringen (voor teva-onderdelen). Richtlijn aanvraag vrijstellingen • Potentiële studenten die vrijstellingen aan willen vragen worden aangemeld bij de jaareigenaren SLB. Zij beschikken over de juiste formulieren. • Als eerste dient besloten te worden of de kandidaat rechtstreeks vrijstellingen kan aanvragen • In het algemeen geldt dat een directe aanvraag aan de orde is bij weinig werkervaring en op basis van (deels) gevolgde opleiding(en). • Een directe aanvraag wordt door de jaareigenaar SLB begeleid. • Alleen voor bepaalde opleidingen is aanvraag voor vrijstellingen mogelijk; - BIG-geregistreerde verpleegkundigen met een mbo diploma niveau 4 verpleegkunde - Bachelor of Nursing propedeuse, elders behaald - Bachelor of Nursing opleiding, niet afgerond - HBO/bachelors diploma sociale studies - Deel van de bachelor sociale studies - HBO/ Master diploma of delen van een HBO/Master-opleiding Dit houdt o.a. in dat voor geen enkele Mbo-opleiding, uitgezonderd Verpleegkunde, recht op vrijstellingen bestaat. •
Bij goedkeuring vrijstellingen wordt een traject samengesteld met de SLB-er
Om vrijstelling te krijgen voor een SLB- onderwijseenheid, in samenhang met verkregen vrijstellingen voor andere onderwijseenheden, geldt het volgende: 1. Bij een vrijstelling tot 60 credits volgt automatisch vrijstelling voor OE SLB1. 2. Bij een vrijstelling van 90 - 150 credits volgt automatisch vrijstelling voor OE SLB1 en 2. 3. Bij een vrijstelling boven de 150 credits volgt automatisch vrijstelling voor OE SLB1, 2 en 3.
Bijlage 5 - Afwijkende individuele studietrajecten Met vrijstellingen, bestemd voor verpleegkundigen niveau 4 Een vrijstelling betekent dat een student niet hoeft deel te nemen aan een onderwijseenheid en het betreffende tentamen niet hoeft af te leggen. Vrijstellingen kunnen leiden tot een verkorting van het studietraject. Vrijstellingen (en daarmee samenhangende wijzigingen van het studietraject) dienen schriftelijk aangevraagd te worden bij de examencommissie. Zie verder het Reglement examencommissie.
Versneld traject Een versneld studietraject komt tot stand doordat bepaalde tentamens eerder worden afgelegd dan gebruikelijk. De mogelijkheden zijn:
Maatwerk Neem contact op met je slb’er om te bezien wat mogelijkheden kunnen zijn.
Zelfstudie Een student kan te allen tijde besluiten bepaalde tentamens (indien aangeboden) na zelfstudie eerder af te leggen.
Afwijkende volgorde Het volgen van bepaalde onderdelen (blokken, semesters) in een afwijkende volgorde is soms mogelijk. Dit betekent geen wijziging van het examenprogramma; daarom is toestemming van de examencommissie niet nodig. Een afwijkende volgorde kan echter wel consequenties hebben voor (bijvoorbeeld) een te volgen stage. Daarom dient een dergelijke trajectwijziging altijd tot stand te komen in overleg met je slb’er en betrokken partijen (m.n. praktijkbureau).
Uitzondering Alleen als je door een afwijkende volgorde niet kunt voldoen aan de ingangseisen van een bepaalde onderwijseenheid, is toestemming van de examencommissie nodig.
Bepaalde lessen opnieuw volgen Een student is ingedeeld in een bepaald cohort en volgt het onderwijs voor dat cohort. Lessen kunnen in principe slechts één keer worden gevolgd. Opnieuw volgen van onderwijs is slechts mogelijk met toestemming van de directie.
69
Bijlage 6- Onderwijseenheden mbt studieloopbaanbegeleiding
OE-code
studiepunten
hoort bij:
HCV-SLB1
4 EC
1e studiejaar
HCV-SLB2
3 EC
2e studiejaar
HCV-SLB3
2 EC
major PLP3
HCV-SLB4
2 EC
major PLP4
70
Bijlage 7 – Overzicht van VOE’s die niet meer worden aangeboden (wijzigingen voorbehouden) VerkorteNaamVoe
LangeNaamOe
HCV-BB1bmXX001
Rol beroepsbeoefenaar niveau gevorderd
HCV-BB1bXX001
Rol beroepsbeoefenaar niveau gevorderd
HCV-BB1bXX002
Rol beroepsbeoefenaar niveau gevorderd
HCV-BB2bmXX001
Rol beroepsbeoefenaar niveau bachelor
HCV-BB2bXX001
Rol beroepsbeoefenaar niveau bachelor
HCV-BID.B.1XX001
Beroepsbeoefenaar, innoveren en deskundigheidsbevordering
HCV-BIDbXX001
Beroepsbeoefenaar, innoveren en deskundigheidsbevordering
HCV-BTM.C.1xx001
Beroepsthemas en MGZ
HCV-BTMcxx001
Beroepsthemas en MGZ
HCV-BTMcxx002
Beroepsthemas en MGZ
HCV-CO1bmXX001
Rol coach niveau gevorderd
HCV-CO1bXX001
Rol coach niveau gevorderd
HCV-CO1bXX002
Rol coach niveau gevorderd
HCV-CO2bmXX001
Rol coach niveau bachelor
HCV-CO2bXX001
Rol coach niveau bachelor
HCV-COA.V.1xx001
Coachen
HCV-COAvxx001
Coachen
HCV-COAvxx002
Coachen
HCV-EMP.V.1xx001
Empowerment bevorderen
HCV-EMPvxx001
Empowerment bevorderen
HCV-ERAGZ.A001
Ethiek en recht en de AGZ
HCV-GGZbxx001
De GGZ in beeld
HCV-GNKINT.A001
Geneeskunde, introductie
HCV-HBOAGZ.A001
HCV-HBOINT.A001
HBO-vaardigheden, de patiënt met somatische aandoeningen HBO-vaardigheden, de geriatrische en verstandelijk gehandicapte zorgvrager HBO-vaardigheden, introductie
HCV-HBOZGT.A001
HBO-vaardigheden: onderzoek doen
HCV-HBVGGZ.A001
HBV-Praktijkgericht verpleegkundig onderzoek
HCV-IDZVN.A001
Innovatie en deskundigheidsbevordering
HCV-MAN.B.1xx001
De mantelzorger
HCV-MANbxx001
De mantelzorger
HCV-OBPxx001
Organisatie en beroep plus
HCV-ORGZGT.A001
Organisatie gezondheidszorg
HCV-OVZb.1xx001
Ontwerpen van zorg
HCV-OVZbxx001
Ontwerpen van zorg
HCV-HBOGVB.A001
71
VerkorteNaamVoe
LangeNaamOe
VerkorteNaamVoe
LangeNaamOe
HCV-OW1bmXX001
Rol ontwerper niveau gevorderd
HCV-OW1bXX001
Rol ontwerper niveau gevorderd
HCV-OW1bXX002
Rol ontwerper niveau gevorderd
HCV-OW2bmXX001
Rol ontwerper niveau bachelor
HCV-OW2bXX001
Rol ontwerper niveau bachelor
HCV-PLP1Axx001
Praktijkleerperiode 1A
HCV-PLP1Bxx001
Praktijkleerperiode 1B
HCV-PLP3.A001
HBO - verpleegkundige in de praktijk
HCV-POZ.A001
Praktijkgericht onderzoek in de zorg
HCV-PVObxx001
Praktijkgericht Verpleegkundig Onderzoek
HCV-PVObxx002
Praktijkgericht Verpleegkundig Onderzoek
HCV-PVObxx003
Praktijkgericht Verpleegkundig Onderzoek
HCV-REFAGZ.A001
Reflectie binnen samenwerking
HCV-REFGGZ.A001
Afstemmen op de ander
HCV-REG.B.1xx001
Domein zorg: regisseur
HCV-REGbxx001
Domein zorg: regisseur
HCV-REGbxx002
Domein zorg: regisseur
HCV-REGbxx003
Domein zorg: regisseur
HCV-REIrxx001
Reflecteren en informatie zoeken
HCV-REIrxx001
Reflecteren en informatie zoeken
HCV-REProudxx001
Reflectie en praktijk
HCV-REPrxx001
Reflectie en praktijk
HCV-REPrxx002
Reflectie en praktijk
HCV-RG1bmXX001
Rol regisseur niveau gevorderd
HCV-RG1bXX001
Rol regisseur niveau gevorderd
HCV-RG1bXX002
Rol regisseur niveau gevorderd
HCV-RG2bmXX001
Rol regisseur niveau bachelor
HCV-RG2bXX001
Rol regisseur niveau bachelor
HCV-RG2bXX001
Rol regisseur niveau bachelor
HCV-SLB2.S.1xx001
Studieloopbaanbegeleiding 2
HCV-SLB2xx001
Studieloopbaanbegeleiding 2
HCV-SLB3.A001
Studieloopbaanbegeleiding 3
HCV-SLB3xx001
Studieloopbaanbegeleiding 3
HCV-SLB4.A001
Studieloopbaanbegeleiding 4
HCV-SLB4xx001
Studieloopbaanbegeleiding 4
72
VerkorteNaamVoe
LangeNaamOe
HCV-TVC.V.1xx001
Technische vaardigheden in context
HCV-TVCvxx001
Technische vaardigheden in context
HCV-VELbxx001
Verpleegkunde en levensverhaal
HCV-VPKZGT.A001
Verpleegkunde: ziekte en gezondheid thuis
HCV-VSP2xx001
Vrije studiepunten verpleegkunde 2
HCV-VSP2zxx001
Vrije studiepunten jaar 2
HCV-ZGTcxx001
Ziekte en gezondheid thuis
HCV-ZGTcxx002
Ziekte en gezondheid thuis
HCV-ZI.A001
Zorginnovatie Afstandsleren
HCV-ZORbxx001
Domein zorg: zorgverlener
HCV-ZORbxx002
Domein zorg: zorgverlener
HCV-ZORbxx003
Domein zorg: zorgverlener
HCV-ZORG2.0.A001
Zorg 2.0
HCV-ZPxx001
Zorg plus
HCV-ZV1bmXX001
Rol zorgverlener niveau gevorderd
HCV-ZV1bXX001
Rol zorgverlener niveau gevorderd
HCV-ZV1bXX002
Rol zorgverlener niveau gevorderd
HCV-ZV2bmXX001
Rol zorgverlener niveau bachelor
HCV-ZV2bXX001
Rol zorgverlener niveau bachelor
HCV-ZVU.V.1xx001
Voeding, vocht en uitscheiding
HCV-ZVUvxx001
Voeding, vocht en uitscheiding
73
Bijlage 8 - Semesterversieplannen
75
76
77
78