Onderwijs- en examenregeling Studiejaar 2015-2016 Bachelor of Social Work Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Windesheim Flevoland Crohonummer: 34616 Bij de Christelijke Hogeschool Windesheim Voltijd Deze onderwijs- en examenregeling behoort tot het opleidingsdeel van het Studentenstatuut. Het studentenstatuut en Onderwijs-en Examenreglement van de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening op onderwijslocatie Zwolle vind je hier.
Accreditatie 28-11-2014 tot 27-11-2018
INHOUDSOPGAVE INLEIDING: HET DOEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING 1. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING - BESCHRIJVING VAN DE OPLEIDING
1.1 - OMSCHRIJVING VAN HET ONDERWIJS VAN DE OPLEIDING 1 - De onderwijsvisie van Windesheim 2 - De onderwijsleeractiviteiten 3 - Studiebegeleiding 4 - Kwaliteit en studeerbaarheid 5 - Vorm van de opleiding
1.2 - DE RELATIE VAN DE OPLEIDING MET HET BEROEPENVELD 1 - Doelstelling van de opleiding 2 - De eindtermen c.q. eindcompetenties van de opleiding 3 - Inhoud van de opleiding 4 - De relatie tussen de opleiding en het beroepenveld
1.3 - INRICHTING VAN HET ONDERWIJS 1 - Inrichting van de opleiding 1a - De propedeutische fase 1b - De postpropedeutische of hoofdfase 1c - Bijzondere leerwegen 2 - Overzicht informatie major, minors en onderwijseenheden 3 - Accreditatie
2.ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING – RECHTEN EN PLICHTEN Hoofdstuk 1 - Begripsbepalingen Artikel 1.1 - Algemene begripsbepalingen Hoofdstuk 2 – Toegang en Toelating Artikel 2.1 - Toegang Artikel 2.2 - Nadere vooropleidingseis Artikel 2.3 - Aanvullende vooropleidingseis (PMT, Sport en Bewegen, Lerarenopleiding Lichamelijke opvoeding, PABO) Artikel 2.4 - Aanvullende vooropleidingseis (DKBV) (Vervallen) Artikel 2.4a - Aanvullende vooropleidingseis deeltijdopleiding Artikel 2.5 - Toelating Artikel 2.6 - Vrijstelling vooropleidingseis op grond van gelijkwaardig diploma Artikel 2.7 - Vrijstelling propedeutisch examen Artikel 2.8 - EVC-assessment Artikel 2.9 - Ontzegging toegang Hoofdstuk 3 - Inrichting van de opleiding Artikel 3.1 - Vraaggestuurd en competentiegericht onderwijs Artikel 3.2 - Structuur van de opleiding (propedeuse, postpropedeuse, Associate degree) Artikel 3.3 - Examens en graden van de opleiding Artikel 3.4 - Major Artikel 3.5 - Minors Artikel 3.6 - Premastertraject Artikel 3.7 - Studiepunten onderwijseenheid Artikel 3.8 - Onderwijsperioden per studiejaar Artikel 3.9 - Gedragscode Nederlandse taal Hoofdstuk 4 - Studiebegeleiding Artikel 4.1 - Studiebegeleiding Artikel 4.2 - Studieloopbaanbegeleiding Artikel 4.3 - Algemene studiebegeleiding Artikel 4.4 - Bijzondere studiebegeleiding Hoofdstuk 5 - Studieadvies Artikel 5.1 - Uitbrengen studieadvies Artikel 5.2 - Bindend studieadvies met afwijzing Artikel 5.3 - Procedure bij afwijzing bij het studieadvies Hoofdstuk 6 – Toetsen, Tentamens en Examens Artikel 6.1 - Vorm van de tentamens Artikel 6.2 - Schriftelijk toets Artikel 6.3 - Portfolio of werkstuk als toets Artikel 6.4 - Mondelinge toets Artikel 6.5 - Vrijstelling voor tentamens Artikel 6.6 - Afleggen van tentamens Artikel 6.7 - Toetsuitslag en tentamencijfers Artikel 6.8 - Tentamenuitslag Artikel 6.9 - Inzage beoordeeld werk Artikel 6.10 - Geldigheidsduur tentamens Artikel 6.11 - Examen Artikel 6.12 - Cum laude 3
Hoofdstuk 7 - Examencommissie Artikel 7.1 - Instelling en taken examencommissie Artikel 7.2 - Benoeming en samenstelling examencommissie Artikel 7.3 - Subcommissies Artikel 7.4 - Examinatoren Artikel 7.5 - Getuigschriften en verklaringen Hoofdstuk 8 - Slot- en overgangsbepalingen Artikel 8.1 - Bezwaar en beroep Artikel 8.2 - Wijziging van de regeling Artikel 8.3 - Bijlagen bij Onderwijs- en Examenregeling Artikel 8.4 - Slot- en overgangsbepalingen Artikel 8.5 – Inwerkingtreding en looptijd
4
INLEIDING: HET DOEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING In het Studentenstatuut zijn de regels opgenomen die betrekking hebben op de rechten en plichten van studenten. Samen met het Reglement Examencommissie is de Onderwijs- en Examenregeling (OER) de belangrijkste regeling in het Studentenstatuut. In de OER is een concrete uitwerking van de inhoud van de opleiding opgenomen. Deze is opgesteld door het management van de opleiding. De examencommissie oordeelt of de OER op een juiste manier wordt uitgevoerd. Als een student vragen, opmerkingen of klachten over de uitvoering van de OER heeft, dan kunnen deze aan de examencommissie worden voorgelegd. In het Reglement Examencommissie staan de regels die de examencommissie daarbij hanteert. Enkele opleidingen hebben een deel van het Studentenstatuut verwerkt in een ‘studiegids’. In deze gids staat, naast enkele regelingen uit het statuut, ook nog andere informatie over de opleiding. Bijvoorbeeld een overzicht van alle docenten, of de openingstijden van de Servicebalie. Naast de OER en het Reglement Examencommissie zijn er nog meer regelingen, deze zijn alle in het Studentenstatuut opgenomen. Bijvoorbeeld regelingen over medezeggenschap, financiële uitkeringen, huisregels en privacy-regels, de rechtsbescherming van studenten en het klachtenloket. Het Studentenstatuut met al deze regelingen is te vinden op Sharenet.
1. ONDERWIJS EN EXAMENREGELING - BESCHRIJVING VAN DE OPLEIDING 1.1 – OMSCHRIJVING VAN HET ONDERWIJS VAN DE OPLEIDING 1.1.1 - De onderwijsvisie van Windesheim Windesheim is een brede kennisinstelling en heeft de ambitie een inspirerende omgeving voor hoger onderwijs te zijn. Onze studenten wordt een excellente opleiding aangeboden, die hen theoretisch en praktisch voorbereidt op een succesvolle en maatschappelijk relevante loopbaan. Om de ontwikkeling van het onderwijs verdere impulsen te geven, wordt praktijkgericht onderzoek verricht. Daarnaast wordt de kennis voortdurend getoetst aan de praktijk door samen te werken met bedrijven en non-profit-organisaties in de regio. Door onderwijs, onderzoek en ondernemen op deze wijze uitgebalanceerd ten opzichte van elkaar te positioneren, versterken ze elkaar. Onze vier uitgangspunten Ambitieus studieklimaat Windesheim daagt studenten uit. In de leersituatie wordt steeds spanning gecreëerd tussen het bestaande en het volgende competentieniveau, waardoor studenten worden geprikkeld hun grenzen te verleggen. De praktijk van het beroep is de basis waaraan uitdagende opdrachten worden ontleend. Om recht te doen aan de verschillende talenten en ambities kunnen studenten binnen de beroepsgerichte curricula een deel van het onderwijs zelf invullen om tot verbreding, verdieping of verzwaring van het programma te komen. In dit ambitieuze studieklimaat worden kwantitatieve en kwalitatieve eisen gesteld aan de inspanningen van de student. Uitdagend tegelijkertijd realistisch. De waarde(n)volle professional Windesheim leidt professionals op die geleerd hebben het eigen professionele handelen kritisch ter discussie te stellen en hierover verantwoording af te leggen. Daarbij hanteert de professional persoonlijke, institutionele en wettelijke waarden en normen. Door een onderzoekende en reflectieve houding ontwikkelen zij continu hun professionaliteit, vanuit hun idealen over goed samenleven. Vanuit 5
de eigen vakbekwaamheid en met die kritische reflectie leveren zij een bijdrage aan de kwaliteit van de samenleving. De professional is op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen op het vakgebied en is door onderzoekvaardigheden gewapend voor de toekomst en de steeds veranderende beroepspraktijk. Hij ziet kansen, weet deze te benutten, kan innoveren en neemt initiatief. Studentbegeleiding op maat Aan studenten wordt persoonlijke en adequate begeleiding aangeboden, met eerlijke en bruikbare feedback op de prestaties. Al voor de poort maakt de student kennis met Windesheim en vice versa, met het doel de meest passende opleiding te kunnen kiezen. Er wordt gestuurd op resultaat, zodat de student succesvol zijn studie kan doorlopen. Windesheim biedt een omgeving waarin studenten zich maximaal kunnen ontplooien. Hierbij worden zowel uitzonderlijke begaafdheden als specifieke functiebeperkingen serieus genomen. Tevens wordt tijd- en plaats-onafhankelijk werken gefaciliteerd. Hoge kwaliteit van onderwijs De norm is het aanbieden van opleidingen van bovengemiddeld niveau. Een deel van de opleidingen van Windesheim heeft een nóg hoger ambitieniveau en werkt toe naar het predicaat: Topopleiding. Om steeds met de nieuwste inzichten in de diverse vakgebieden te kunnen werken, zijn opleidingen verbonden met Centers of Expertise en kenniscentra. Onderwijs, onderzoek en ondernemen zijn met elkaar geïntegreerd en versterken elkaar daardoor in kwaliteit en vernieuwingskracht. Windesheim laat iedere student zich internationaal oriënteren om de kwaliteit en het beroepsperspectief van de afgestudeerden te vergroten. Windesheim handhaaft en verbetert continu onderwijskwaliteit. Het professioneel handelen van alle medewerkers is het vertrekpunt voor kwaliteit. Docenten vormen de ruggengraat van de kwaliteit van de opleiding. Zij zijn op de hoogte van de belangrijkste ontwikkelingen binnen hun vakgebied. Windesheim hanteert hierbij een dubbele professionaliteit: docenten zijn vakbekwaam én didactisch onderlegd. Hoge kwaliteit is voor hen geen toevallige uitkomst, het is een logisch gevolg van de beheersing van het proces en de afstemming met de omgeving. Windesheim Is een inspirerende kennisinstelling voor met name de regio Zwolle en Almere met een ambitieus studieklimaat en opleidingen van bovengemiddeld niveau. Biedt een omgeving waar de student zich, met de nodige invloed op het studieprogramma, kan vormen tot een waarde(n)volle professional. Levert een professional die de regie kan voeren over de eigen loopbaan en over de grenzen van het vakgebied kan heenkijken.
1.1.2 - De onderwijsleeractiviteiten De opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) leidt op tot een MWD professional op Bachelorniveau (Bachelor of Social Work). Het fundament van de opleiding is vastgesteld in het landelijk opleidingsprofiel, genaamd: “Herkenbaar en toekomstgericht 2.0 Landelijk opleidingsprofiel voor de HBO bacheloropleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening” (Landelijk opleidingsoverleg MWD, 2009). De opleiding MWD beoogt om de student de vereiste competenties en een zodanige integratie van kennis, vaardigheden en inzicht bij te brengen die hem of haar in staat stelt tot zelfstandige beroepsuitoefening. Er is een afstudeerregeling beschikbaar voor de opleiding, waarin opgenomen modules, eisen, en termijnen staan beschreven. Deze regeling is onderdeel van het Onderwijs-en Examenreglement en vind je hier. 6
De opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening van Windesheim Flevoland, is onderdeel van het Cluster Welzijn en Gezondheid en is vormgegeven op basis van het Onderwijsconcept, Onderwijsmodel en Curriculumkaders, uitgewerkt in “Samen-werkend-leren” (Directie Windesheim Flevoland, 2012). Onderwijsconcept Het onderwijsconcept is gebaseerd op werken en leren vanuit de praktijk, waarin ondernemend en onderzoekend leren een belangrijke basis zijn. Het onderwijsconcept is opgebouwd uit vijf pijlers (2012, p. 9): 1. Leren en werken vanuit een stevige basis, de Body of Knowledge and Skills 2. Samenwerken aan projecten en Comakerships (Toelichting: paragraaf Praktijkleerlijn)* aangepast conform de Notitie Praktijkgericht door het Comakership 3. Werken aan je waardenvolle professionele ontwikkeling 4. Onderzoekend leren 5. Ondernemend leren Onderwijsmodel Het onderwijsmodel is gebaseerd op de pijlers van het onderwijsconcept. Uitgangspunt van het leren is de sociaal-constructivistische benadering. Leren als een proces van construeren van kennis, gebruikmakend van reeds aanwezige kennis en het op een actieve manier verwerven van kennis. Het onderwijsmodel is opgebouwd uit een aantal leerlijnen (2012, p. 14 e.v.): 1. De Body of Knowledge and Skills; 2. De Praktijkleerlijn, bestaande uit Projecten, Stages en Comakerships; 3. De Onderzoeksleerlijn; 4. De leerlijn Studentbegeleiding. Belangrijk is dat alle leerlijnen werken vanuit de beroepspraktijk. Windesheim Flevoland stemt met de beroepspraktijk af welke Body of Knowledge & Skills voor de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening van belang zijn. Daarnaast is de Praktijkleerlijn met Praktijkleren (stages), projecten en Comakerships, het uitgangspunt van het competentie ontwikkelend, onderzoekend en ondernemend leren. Vanzelfsprekend is de Praktijkleerlijn afgestemd op de Body of Knowledge and Skills en omgekeerd. Praktijkleren is zowel ervaringsleren, als ook in de meest vergaande vorm het samen met en in de praktijk uitvoeren van opdrachten: Comakerships. Competentiegericht onderwijs Binnen Windesheim Flevoland ondersteunen wij studenten bij het ontwikkelen van alle vereiste beroepscompetenties, niet in het minst bij de ontwikkeling van de competentie zelfsturing. Bovendien wil Windesheim Flevoland studenten ondersteunen in het omgaan met de steeds veranderende samenleving waarin samengewerkt en geleefd wordt met mensen uit verschillende culturen en met verschillende achtergronden. Binnen de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening worden studenten ondersteund en gefaciliteerd bij het zelf ontwikkelen van de voor Maatschappelijk Werk relevante HBO-competenties. Daarbij wordt de student ook uitgedaagd en ondersteund in het ontwikkelen van de competentie tot zelfsturing: van begeleid naar zelfverantwoordelijkheid tot zelfsturend leren, onderzoeken en werken. Competentieleren is idealiter een volledige integratie van kennis, vaardigheden en attitude. Dit komt het best tot zijn recht in de beroepspraktijk. Deze praktijk wordt binnen de opleiding Maatschappelijk werk en Dienstverlening dan ook gezien als een zeer krachtige leeromgeving. Tijdens de praktijkperioden leert de student zich te ontwikkelen in zijn of haar beroepshouding, kennis, inzicht, vaardigheden en attitude. De student leert dit vervolgens toe te passen en te integreren in zijn of haar handelen als aankomend professional. Naast (beroeps)-producten wordt ook de reflectie hierop systematisch vastgelegd (2012, p. 14).
7
Toetsing Elke onderwijseenheid wordt afgesloten met een summatieve toets. De beoordelingsvorm is afgestemd op de leerlijn en de inhoud van de onderwijseenheid. De opleiding hanteert de volgende toetsvormen: Tentamen: schriftelijke (casus)toets met open of gesloten vragen Vaardigheidstoets (demonstratie met (simulatie)cliënt) Productbeoordeling (opdracht, beoordeling van ontwikkeld product of geleverde dienst) Presentatie Rapport (proces- of reflectieverslag) Afstudeeropdracht (met toetsing op bachelorniveau) Deze toetsvormen zijn vastgelegd in het toetsplan van de opleiding. De summatieve beoordeling van een onderwijseenheid kan door een combinatie van deeltoetsen tot stand komen. In de studiehandleidingen is opgenomen hoe het betreffende vak wordt getoetst, en hoe het eindcijfer op basis van eventuele deeltoetsen tot stand komt. Naast de summatieve toetsing, kan er ook sprake zijn van formatieve toetsing. In dat geval is de toetsing bedoeld om de student inzicht te geven in zijn eigen leerproces en voortgang. De uitkomst van deze formatieve toetsing is niet van invloed op het eindcijfer; deelname aan deze formatieve toetsing kan wel als voorwaarde opgenomen zijn in de studiehandleiding. Leerlijn Body of Knowledge and Skills (BoKS) Binnen de eerste twee onderwijsjaren wordt vooral gewerkt aan de leerlijn ‘Body of Knowledge and Skills (BoKS)’. De BoKS bestaat vooral uit modules die bijdragen aan de opbouw van alle kennis en vaardigheden die nodig zijn voor het uitoefenen van het beroep. Hierin is het kennis- en vaardigheidsdomein van de beroepsgroep vastgelegd waaraan de professional zijn theoretische en praktische kennis, inzicht en methoden ontleent. Het geeft aan welke kennisinhouden behoren bij de te ontwikkelen competenties van deze beroepsopleiding. De BoKS fungeert als collectief referentiekader voor de Bachelor opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, door aan te geven wat de relevante kennis en vaardigheden zijn voor de beroepsgroep en geeft zo inhoudelijk richting aan het curriculum. In de leerlijn van de Body of Knowledge & Skills worden de kennis en vaardigheden aangeleerd die essentieel zijn voor het beroep en dus voor het leveren van producten en/of diensten binnen de zogenoemde Comakerships. De opleiding stelt in samenspraak met het werkveld en op landelijk niveau, de inhoud van de Body of Knowledge and Skills vast. Deze inhoud wordt vooraf vastgesteld en opgenomen in het curriculum. De Body of Knowledge and Skills omvat de verplichte theorie en vaardigheden die voor elke student die de opleiding volgt van essentieel belang zijn. De leerlijn kent een cursorisch karakter en heeft een opbouw in complexiteit, zelfsturing, … van Basis-, Gevorderd-tot Bachelorniveau. Onderwijseenheden bouwen op elkaar voort en maken verdieping mogelijk. Van tevoren is in het curriculum opgenomen welke eenheden in welk deel van de opleiding worden aangeboden. Dit is verder uitgewerkt in 'H1.3 inrichting van het onderwijs '. De opleiding leidt op tot het HBO bachelorniveau, het competentieprofiel is gebaseerd op de algemene HBO-competenties (Luiten, 2008) en de Dublin Descriptoren (NVAO, 2004). Binnen de BoKS worden verschillende activerende didactische werkvormen aangeboden, zoals hoorcolleges (grote groepen studenten, eventueel Clusterbreed), werkcolleges (groepen van ongeveer 25 studenten)en vaardigheidsonderwijs. Hierbij worden praktijksituaties en technische vaardigheden geoefend en krijgt gespreksvoering veel aandacht (kleine groepen tot maximaal 15 studenten, ook wel stamgroep genoemd). Blended learning Het curriculum Maatschappelijk Werk en Dienstverlening bestaat, zoals eerder beschreven, uit diverse werkvormen. Binnen Windesheim Flevoland is E-learning ook een gebruikte werkvorm. 8
De elektronische leeromgeving Sharenet geeft toegang tot studiemateriaal zoals: handleidingen, leerwerkpakketten, vakinhoudelijke sites en ondersteunende documenten. Verder is het voor studenten mogelijk via dit platform te communiceren met docenten en mede studenten bijvoorbeeld in het kader van projecten. Er wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van gemixte vormen van contactonderwijs en voor de student toegankelijke informatiebronnen van studiemateriaal. Zo kunnen hoorcolleges, lessen of toelichtingen digitaal aangeboden worden via de elektronische leeromgeving. Deze 'gemixte' vormen van het contact onderwijs en de zelfstudie verwijst naar 'blended learning'. Het binnen de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening aanwezig zijn van diverse werkvormen sluit aan op de verschillende leerstijlen die studenten hebben. Praktijkleerlijn Vanaf het eerste jaar is de praktijkleerlijn een belangrijke leerlijn in de opleiding. Het praktijkleren speelt een rol in de oriënterende functie van de propedeuse (studenten krijgen daarom al aan het begin van jaar 1 een beroepsorientatie en leggen eind jaar 1 een werkveldbezoek af, en lopen ook al in jaar 1 een eerste introductiestage). Vanaf jaar 2 is het belangrijk dat studenten voldoende ervaring opdoen in het werken als sociaal werker. Ze voeren steeds zelfstandiger steeds complexere taken uit. In jaar 2 loopt elke student vier periodes 1 dag stage in een externe organisatie of instelling. In jaar 3 loopt de student een jaarstage, waarin zij zich ontwikkelen tot zelfstandige maatschappelijk werkers. In jaar 2 doen studenten een comakership, waarbij zij met begeleiding van de opleiding een concrete opdracht uitvoeren van een opdrachtgever. In de afstudeercomaker vindt het producerend leren plaats in de Comakerships: een student voert een echte praktijkopdrachten uit binnen de context van het werk die uitmond in een beroepsproducten. De opleiding kent een tweetal Comakerships in jaar 2 en 4. Het is voor de zorg- en welzijnsinstellingen en hulpvragers in de samenleving van het grootste belang, dat de student voorbereid begint aan het praktijkleren. Als blijkt dat de student in perioden één en twee van zowel zijn eerste, tweede als derde studiejaar, regelmatig negatief studiegedrag/studiehouding vertoont, dan kan dat voor de opleiding aanleiding zijn om het Praktijkleren uit te stellen. Voor het derde jaar kan dit een belemmering zijn competenties op bachelorniveau in het praktijkleren af te ronden. Dit negatieve studiegedrag kan zich bijvoorbeeld uiten door: regelmatig afwezig zijn in de Studentbegeleidingslessen (SB 1 en SB 2) en / of het niet behalen van de toetsen horend bij deze onderwijseenheden. Daarnaast kan er sprake zijn van onvoldoende bijstelling op de beroepshouding, die in toenemende mate als toegankelijk en opbouwend vastgelegd kan worden in bijvoorbeeld studentbegeleiding, of vaardigheidslessen. In het derde leerjaar van de opleiding werken studenten vooral in de praktijk. Studenten die met het praktijkleren in het derde leerjaar willen starten zullen het praktijkleren (en studentbegeleiding) van jaar één en twee behaald moeten hebben. In de studentbegeleidingsleerlijn, het praktijkleren in de vorm van intervisie staat de beroepshouding van de student centraal. Studenten worden in de voorbereiding op het praktijkleren gecoacht op hun beroepshouding, en leren al in het propedeuse jaar welke middelen zij kunnen inzetten voor hulp of ondersteuning (studentbegeleider, decaan, studiesuccescentrum). In de VSA gesprekken is er niet alleen aandacht voor de studievoortgang, maar ook factoren die deze voortgang mogelijk beïnvloeden. Onderzoeksleerlijn De Onderzoeksleerlijn is een leerlijn die in het eerste jaar van de opleiding start. Deze leerlijn loopt door tot de afsluiting van de opleiding. Met de onderzoeksleerlijn beoogt de opleiding studenten een kritische, analytische onderzoekende houding ontwikkelen om zo goed te kunnen functioneren in de snel veranderende wereld.
9
De student heeft na het succesvol doorlopen van de onderzoeksleerlijn kennis van praktijkgericht onderzoek en bijbehorende onderzoeksmethoden, kan zelfstandig een onderzoek uitvoeren en kan (wetenschappelijke) bronnen benutten. Ook is hij/zij in staat om onderzoeksresultaten toe te passen in de beroepspraktijk. De Onderzoeksleerlijn komt aan bod binnen de Body of Knowledge and Skills (Kennis en vaardigheden voor het uitvoeren van onderzoek), van de Comakerships en andere praktijkgerichte opdrachten. Een Comakership is een overeenkomst tussen student, opleiding en organisatie. Comakerships richten zich op beroepstaken en beroepsproducten in de breedste zin van het woord en moeten leiden tot de ontwikkeling van onderzoekende en ondernemende competenties van de student Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. Bij een Comakership voert de student Maatschappelijk Werk en Dienstverlening echte opdrachten uit, bij bestaande zorg- of welzijnsinstellingen of organisaties. De instellingen geven als partner van Windesheim Flevoland, zo mede invulling aan het onderwijstraject: ze dragen levensechte praktijk- en onderzoeksopdrachten aan. Leerlijn Studentbegeleiding Binnen de leerlijn Studentbegeleiding (SB) krijgen studenten intensieve begeleidingbij het ontwikkelen van zelfkennis, persoonlijke vaardigheden en de beroepshouding. Er is veel aandacht voor de ontwikkeling van zelfvertrouwen, zelfsturing en reflectie. Zowel bij de studie, stage als in het beroep moeten studenten deze kennis en vaardigheden, gerelateerd aan zowel de HBO als beroepscompetenties, kunnen inzetten. Daarnaast krijgt de student ondersteuning om studieachterstanden te voorkomen en anders zo snel mogelijk op te lossen, zodat de studie in vier jaar kan worden afgerond. Binnen de stamgroep van de student zullen verplichte vormen van intervisie of intercollegiale consultatie plaatsvinden; de student leert reflecteren op eigen handelen en de studenten leren van elkaar. Binnen de leerlijn Studentbegeleiding worden ook workshops aangeboden, gericht op het aanleren van studievaardigheden. Deze vinden vooral in het begin van de opleiding plaats. De student ontwikkelt binnen studentbegeleiding zijn beroepscompetenties waarmee het behalen van dit vak voorwaardelijk is gesteld aan het toelaten tot het praktijkleren. 1.1.3 Studiebegeleiding Binnen het Cluster Welzijn en Gezondheid wordt het studiebegeleidingstraject verzorgd door studentbegeleiders (SB-‘ers). Het studentbegeleiderstraject is een systematisch en gericht begeleidingstraject voor studenten, zowel in groepsverband als individueel. De leerlijn Studentbegeleiding speelt een belangrijke rol in de professionele ontwikkeling van een student. De student ontwikkelt namelijk zijn persoonlijke kwaliteiten die nodig zijn voor de studievoortgang, loopbaanontwikkeling en het professioneel kunnen functioneren. Leren reflecteren, het ontwikkelen van zelfsturend vermogen en het ontwikkelen van een (zelf)kritische en onderzoekende houding zijn daarin belangrijke doelstellingen van de leerlijn studentbegeleiding. Kern van de activiteiten is: ‘de student centraal’. Het is de taak van de SB-‘er om de student te begeleiden en te ondersteunen in zijn professionele ontwikkeling. Dit kan het beste plaatsvinden in kleinschalige situaties waarin de student zichtbaar is. De begeleiding is erop gericht dat de student leert reflecteren op het eigen leerproces, zowel op de manier waarop de student met zijn studie omgaat, als ook op zijn persoonlijk functioneren, gerelateerd aan het beroep van Maatschappelijk Werker (loopbaancompetenties). Centrale vragen hierbij zijn: ‘Wat wil ik bereikt hebben aan het einde van mijn studie?’ en ‘Hoe kom ik daar?’. In het verloop van de studiejaren krijgt de student meer regie Studentbegeleiders volgen verder de studievoortgang van studenten. Zij adviseren studenten met studievertraging over herkansen, doubleren van een semester of doen verzoeken naar de examencommissie. Indien noodzakelijk verwijzen zij studenten door naar decaan of (school)psycholoog. De studentbegeleider (SB-‘er) is het eerste aanspreekpunt voor de student. 10
Studiesuccescentrum Naast de activiteiten binnen de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening voor Studentbegeleiding, is er voor de student de mogelijkheid om bijzondere aanvullende ondersteuning te krijgen in het Studiesuccescentrum (6e etage). Het Studiesuccescentrum is een centrale ontmoetingsplaats waar docenten, andere professionals en ervaren studenten in een eigentijdse sfeer en omgeving studenten verder kunnen helpen. Dit kan zijn om nog meer uit de studie(tijd) te halen (talentenprogramma) of om blokkades te overwinnen of omzeilen om zo toch tot een voldoende studieresultaat te komen, of gewoon om een onafhankelijke derden te spreken. Decaan Binnen Windesheim Flevoland is een decaan werkzaam. Deze behartigt de belangen van studenten in het algemeen en onderhoudt, in principe slechts voor een beperkte tijd, contact met een individuele student, behalve in een aantal hierna genoemde bijzonder gevallen. Via de servicebalie van het Studiesuccescentrum of via
[email protected] kan een afspraak met de decaan aangevraagd worden. De rol van de decaan is er een van een generalist, met overzicht over alle relevante aspecten die van invloed zijn op de studievoortgang van de student. Daarnaast is de decaan een specialist wat betreft de onderlinge samenhang van deze aspecten, specifiek gericht op relevante wet- en regelgeving (WHW, WSF, interne regelingen en dergelijke). De decaan heeft geheimhoudingsplicht en zal zonder toestemming van de student nooit informatie doorgeven aan derden. De decaan begeleidt studenten met betrekking tot de volgende zaken: Wet- en regelgeving: aanmelding, toelating en inschrijving, tussentijdse uitschrijving; aanvraag voorziening studiefinanciering (DUO) of Financiële Ondersteuning Windesheim ; aanvragen bijzondere regelingen bij de examencommissie. Studie- en beroepskeuzevragen (eerste opvang en eenvoudige vragen; voor specialistische begeleiding en uitgebreidere trajecten: zie de site van het StudieSuccesCentrum. twijfels over gekozen opleiding; overstap naar andere opleiding of instelling; vervolgopleiding of baan; verkorte of versnelde studieroutes; buitenlandse studie of stage. Studie belemmerende omstandigheden: persoonlijke problemen, blessures, (chronische) ziekte, al of niet zichtbare handicaps en functiebeperkingen (van dyslexie tot psychische problemen); problemen in de sociale omgeving (familie, vrienden); niet-Nederlandse vooropleiding of andere moedertaal, allochtone afkomst; topsport-beoefening (NSF-status); dreigende studievertraging als gevolg van bovenstaande omstandigheden. Financiële en materiële problemen: studiefinanciering, (bij)baantjes; financiële problemen, schulden; belasting, verzekering; huisvesting. Conflicten, klachten, bezwaar of beroep: onenigheid over beslissingen van Windesheim-medewerkers of –organen; 11
“ongewenst gedrag” door medestudenten, docenten of andere medewerkers. (School)Psycholoog Windesheim Flevoland werkt verder samen met een (school)psycholoog. Studenten kunnen op eigen initiatief contact zoeken of op advies van de studentbegeleider of decaan doorverwezen worden. De psycholoog is er niet alleen voor studieproblemen, maar op voor vragen op het gebied van: faalangst, stressmanagement, aanpassingsvragen (hoe om te gaan met een andere levensfase), verwerking van schokkende gebeurtenissen of een terneergeslagen stemming. Vergoeding van bezoeken aan de (school)psycholoog geschieden via de Zorgverzekering van de student en na verwijzing van de huisarts. 1.1.4 - Kwaliteit en studeerbaarheid Het beleid met betrekking tot kwaliteit en studeerbaarheid kent binnen de opleiding een aantal belangrijke aandachtspunten. Kwaliteit De ontwikkeling en bewaking van de onderwijsinhoud binnen de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening wordt aangestuurd door een Resultaat Verantwoordelijk Team, onder leiding van de opleidingscoördinator. Iedere periode in jaar één en twee wordt geëvalueerd door middel van moduleevaluaties en/of panelgesprekken (kwaliteitsgesprekken) met docenten en studenten. In jaar drie en vier gebeurt dit (minimaal) iedere twee perioden. Het onderwijs wordt jaarlijks mede op basis van deze evaluatiegegevens bijgesteld. Daarnaast wordt bij het werkveld een toetsing uitgevoerd en vinden er interne audits en accreditaties plaats. Curriculum herzieningen worden ter advisering voorgelegd aan de werkveldadviescommissie (WAC), Curriculumcommissie en de Opleidingscommissie. Studeerbaarheid Spreiding van de studielast De opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening omvat vier onderwijsjaren. Eén jaar is onderverdeeld in vijf onderwijsperioden van gemiddeld genomen tien weken. Onderwijsperioden één tot en met vier in jaar één en twee kennen de volgende indeling: Gemiddeld genomen zes tot zeven onderwijsweken in één periode. Eén collegeluwe week, per periode. Uitgezonderd in periode 2. In deze week kan remedial onderwijs worden aangeboden. Eén week met presentaties en herkansingen van tentamens uit eerdere perioden en eventueel (responsie)colleges. Eén week met assessments/ eindpresentaties en/of schriftelijke tentamens. Introductieweek in onderwijsperiode 1 van leerjaar 1 en een International week voor in onderwijsperiode 3 leerjaar 2. Elk studiejaar eindigt in de zomer met een vijfde periode, waarin onderwijsactiviteiten worden aangeboden, die studenten in staat stellen een (beperkte) achterstand in te lopen, hun opleiding te versnellen, of zich in verbredende of verdiepende zin extra kunnen ontwikkelen. Deze periode kan tevens worden ingezet voor remedial onderwijs, herkansingen voor Praktijkleren en verspreiding studielast voor studenten van de voltijdvariant van Blended Learning. Elke onderwijsperiode bestaat uit gemiddeld 15 ECTS. In totaal zijn er 60 ECTS per studiejaar te behalen. Eén ECTS staat gelijk aan 28 uur studiebelasting. De totale studiebelasting van een week is 40 uur.
12
De contacturen tussen docent en student gedurende de opleiding is in Leerjaar 1: 16-20 uur per week Leerjaar 2: 12-16 uur per week Leerjaar 3: 4-8 uur per week over 1 onderwijsdag. Leerjaar 4: 2-6 uur per week over 2 onderwijsdagen. Aanvullende informatie: Lestijden starten op het halve uur. Een lesuur duurt 50 minuten. Lesuren staan geroosterd vanaf 8.30 uur tot 18.30 uur. Op dinsdag en donderdag heeft de school avondopenstelling tot 22:30. Opleidingen kunnen gebruik maken van verschoven lesrooster en hiermee op een middag-avond colleges aanbieden. De opleiding streeft ernaar Voltijd opleiding tussen de reguliere lesuren te roosteren. Het is mogelijk lesuren te koppelen tot blokuren of dagdelen. Voor werkcolleges, de studentbegeleiding en de Special Weeks geldt een aanwezigheidsverplichting. Voor specifieke informatie verwijzen wij naar de studiehandleidingen van de opleiding MWD, binnen het Cluster Welzijn en Gezondheid. Individuele routes Studenten die voor een premaster of een Minor bij een andere hogeschool dan Windesheim kiezen via ‘Kies op Maat’, moeten een bepaald aantal credits (ECTS) behaald hebben (Surf Studiekeuze123, 2014). Er zijn geen speciale afstudeerroutes voor zogenaamde langstudeerders van de voltijdsvariant. De afronding zal plaatsvinden via de regulier geplande tentamens. Naast de reguliere opleiding biedt de opleiding Maatschappelijk werk en Dienstverlening de mogelijkheid aan om op een van de 2 uitstroomprofielen een diploma supplement te behalen. Het betreft de profielen: Jeugdzorgwerker en GGZ Agoog. Vanuit landelijke overkoepelende werkgroepen zijn eisen opgesteld, en worden deze bijgesteld op basis van huidige ontwikkelingen. Met het uitstroomprofiel Jeugdzorgwerker leiden wij professionals op die zowel breed zijn opgeleid als voldoende specifiek zijn toegerust voor werken in de jeugdzorg. Met de variant GGZ- agoog leiden wij professionals op die contextuele hulpverlening kunnen bieden, wat betekent dat de professionals cliënten behandelen, ondersteunen en begeleiden in de dynamiek tussen individu en samenleving bij het herstellen van een psychische aandoening en het weer integreren in de samenleving (COOA B, 2003). Deze studierichtingen worden als diplomasupplement toegevoegd. Indien een student een studierichting wil volgen, dient een aparte leerroute gevolgd te worden, zodat aan alle eisen wordt voldaan om aanspraak te kunnen maken op dit diplomasupplement. Voor het uitstroomprofiel Jeugdzorgwerker gelden de volgende eisen: 1. Om in aanmerking te komen voor dit diplomasupplement dien je te aan te kunnen tonen dat je jeugdzorg specifieke competenties bezit die horen bij het werken als (beginnend) jeugdzorgwerker. Deze competenties moet je op bachelorniveau hebben behaald. Om je de mogelijkheid te geven om af te studeren met dit diplomasupplement, bieden wij een apart uitstroomprofiel Jeugdzorgwerker aan. Om voor het diplomasupplement in aanmerking te komen dien je aan de volgende voorwaarden te voldoen: 2. Je moet in je derde jaar stage lopen bij een jeugdzorginstelling: ‘De student dient stage te lopen in de jeugdzorg. Dit houdt in het geven van ondersteuning en hulp aan jeugdigen(in de leeftijdscategorie 0-18 jaar) en hun ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen van geestelijke, sociale of pedagogische aard die de ontwikkeling naar volwassenheid belemmeren; het gaat daarbij om zowel vrijwillige hulpverlening als gedwongen interventies om hulp in het belang van de jeugdige mogelijk te maken. Hieronder verstaan we alle instellingen die vallen onder vrijwillige- en niet vrijwillige jeugdzorg. Aanverwante instellingen die in principe niet onder de 13
jeugdzorg vallen, maar wel in het kader van het Uitstroomprofiel Jeugdzorg worden goedgekeurd zijn: Kinder- en Jeugdpsychiatrie, Jeugd-LVG en Jeugdverslavingszorg. 3. Naast de MWD competenties dien je je in je tussenevaluatie en eindevaluatie dus extra te verantwoorden op de competenties van het uitstroomprofiel. 4. In het 4e jaar dien je bij het kiezen van een uitstroomprofiel een minor te kiezen die voldoet aan het uitstroomprofiel. Bijvoorbeeld: minor Werken met Multiprobleemgezinnen (MPG) of minor LVB of werken in gedwongen kader. Deze minoren worden aangeboden door Windesheim Zwolle, en staan in bijlage opgenomen in dit regelement. 5. Daarnaast dien je een afstudeercomaker te kiezen die voldoet aan eisen van het uitstroomprofiel en dien je je in het afstudeergesprek zowel te verantwoorden op de competenties van het beroepsprofiel als op de competenties van het uitstroomprofiel. Een onderwijsarrangement voor het uitstroomprofiel jeugdzorg bevat zowel binnen- als buitenschools leren. Binnen het uitstroomprofiel jeugdzorgwerker werken studenten aan taakgebieden, competenties (vakspecifiek, themagericht en generiek), kernopgaven en gedragsindicatoren, de competenties dienen bij het afstuderen allemaal op bachelorniveau getoetst te zijn. De taakgebieden en competenties van de jeugdzorgwerker worden binnenschools geleerd, terwijl de kernopgaven van de jeugdzorgwerker en gedragsindicatoren behorende bij de competenties buitenschools worden geleerd. Zie onderstaande diagram.
Figuur 1 onderwijsarrangement voor uitstroomprofiel Jeugdzorgwerker1
1
(Sectorraad HSAO met medewerking van: de gemengde werkgroep uitstroomprofiel jeugdzorgerwerker en de opleidingswerkgroep uitstroomprofiel jeugdzorgwerker, 2010)
14
De Student loopt zijn beroepsvormende stage in een instelling voor jeugdzorg, waarin de student zelf met een 'werkplekscan' kan checken of de (geplande) werkzaamheden aansluiten bij het aantonen van de specifieke competenties. Daarnaast dient de student het afstudeercomakership te richten op een onderwerp wat aansluit bij de jeugdzorg of specifieke competenties van de jeugdzorgwerker. Voor het uitstroomprofiel GGZ agoog gelden de volgende eisen: Om in aanmerking te komen voor certificering als GGZ agoog middels een diplomasupplement dien je te aan te kunnen tonen dat je GGZ specifieke competenties bezit die horen bij het werken als (beginnend) GGZ agoog. Deze competenties moet je op bachelorniveau hebben behaald. Om je de mogelijkheid te geven om af te studeren met dit diplomasupplement, bieden wij een apart uitstroomprofiel GGZ agoog aan. Om voor het diplomasupplement in aanmerking te komen dien je aan de volgende voorwaarden te voldoen: 1. Je moet de volgende modules hebben behaald: a. Outreachend werken b. Herstel & Rehabilitatie c. Netwerkontwikkeling d. Motiveren en ondersteunen gedragsverandering e. Werken in een gedwongen kader f. Groepsgerichte Behandeling g. beleid, legtimering en positionering’ De meeste van bovenstaande modules zijn opgenomen in het curriculum. De module Herstel & Rehabilitatie wordt door ons aangeboden als training voor cohort 2012 en is in het curriculum opgenomen vanaf cohort 2013 2. Je moet in je derde jaar stage lopen bij een GGZ erkende instelling. 3. Naast de MWD competenties dien je je in je eindevaluatie te verantwoorden op de competenties van het uitstroomprofiel. 4. In het 4e jaar dien je bij het kiezen van een uitstroomprofiel een minor te kiezen die voldoet aan het uitstroomprofiel. Dit is de minor GGZ-Verslavingskunde 2 binnen Windesheim Zwolle. Daarnaast dien je een afstudeercomaker te kiezen binnen een GGZ erkende instelling, gericht op GGZ problematiek waarbij je innovatieopdracht dient te voldoen aan 5 van de 7 competenties.
15
1.1.5 - Vorm van de opleiding De opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening wordt aangeboden als voltijds onderwijs. 1.2 - DE RELATIE VAN DE OPLEIDING MET HET BEROEPENVELD 1.2.1 - Doelstelling van de opleiding Met opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening van Windesheim Flevoland wordt beoogd een leertraject te bieden tot HBO Maatschappelijk Werker die op een bekwame, bewuste en betrokken wijze denkt, besluit en handelt in beroepssituaties, rekening houdende met voorkeuren, beleving en welzijn van de zorgvrager en passend bij de rol van de HBO Maatschappelijk Werker. De student beheerst bij het afstuderen alle competenties van de HBO Maatschappelijk Werker. De student kan het eigen handelen onderbouwen en kritisch beschouwen aan de hand van professionele standaarden (Landelijk opleidingsoverleg MWD, 2009). Verder is de student in staat tot zelfsturing van de loopbaan en heeft binnen de opleiding een eigen differentiatieprofiel (uitstroomprofiel GGZ agoog of jeugdzorgwerker zijn hierin optioneel) gekozen en doorlopen passend bij de beoogde beroepspraktijk en / of vervolgstudie. De student is, indien gewenst, master prepared. 1.2.2 - De eindtermen c.q. eindcompetenties van de opleiding De eindtermen van de sociaal-agogische opleidingen zijn landelijk vastgelegd in een gezamenlijk document: “ Vele takken een stam“ (Sectorraad Hoger Sociaal Agogisch Onderwijs, 2008), waarin de gedeelde opleidingskwalificaties worden beschreven. Daarnaast kent onze opleiding een opleidingsprofiel waar in de opleidingsspecifieke competenties zijn beschreven. De opleiding MWD heeft een landelijk opleidingsprofiel, genaamd: herkenbaar en toekomstgericht 2.0 Landelijk opleidingsprofiel voor de HBO bacheloropleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. Alle opleidingskwalificaties zijn opgenomen in dit opleidingsprofiel (Landelijk opleidingsoverleg MWD, 2009, p. 29). Voor studenten in bepaalde cohorten is het mogelijk om naast het diploma van de opleiding MWD een landelijk erkend certificaat Jeugdzorgwerker of GGZ- Agoog te behalen. Voor het behalen van een aanvullend certificaat op het diploma is een uitgebreidere studieroute noodzakelijk. De kwalificaties voor het uitstroomprofiel zijn te vinden in het opleidingsprofiel (Sectorraad HSAO, 2010). 1.2.3 - Inhoud van de opleiding Kennisintensief onderwijs Het onderwijsprogramma bestaat uit een Propedeutische fase, een Hoofdfase en een Minor waarmee de basiskwalificaties voor het diploma MWD kunnen worden behaald. Deze basiskwalificaties zijn landelijk vastgesteld (Landelijk opleidingsoverleg MWD, 2009, p. 25). Praktijkleerlijn De student MWD volgt in elk leerjaar een vorm van Praktijkleren. De Praktijkleerlijn omvat ervaringsleren,in de vorm van stages, maar ook producerend leren, in de vorm van projecten en Comakerships. Deze worden doorlopend door alle leerjaren ingezet. De werkplek van Maatschappelijk werkers is onder meer in het algemeen maatschappelijk werk, de psychiatrie, slachtofferhulp, vluchtelingenwerk, vrouwenopvang, gehandicaptenzorg, verslavingszorg, justitiële hulpverlening, de jeugdzorg, instanties voor de schuldhulpverlening, de ouderenzorg, het onderwijs, arbodiensten, ziekenhuizen, revalidatiecentra en de overheid bieden werk voor maatschappelijk werkers. Onderzoeksleerlijn Het realiseren en bewaken van de zogenaamde evidence based practice is een eis die vooral aan een Maatschappelijk Werker op Bachelorniveau wordt gesteld. Evidence Based Practice biedt beroepsbeoefenaren een hulpmiddel om verantwoording af te leggen over de effectiviteit en efficiëntie van de zorgverlening. Het gaat dan om (klinische) beslissingen op basis van het best beschikbare bewijs, in combinatie met de kennis en ervaring van de Maatschappelijk Werker en de waarde(n) en voorkeur van de individuele cliënt. 16
Daarnaast is kennis (zowel propositionele, professionele als persoonlijke) van zowel cliënt als Maatschappelijk Werker fundamenteel voor besluitvorming en staat dus centraal in de dienstverlening. Zelfsturing en vraaggestuurd onderwijs De opleiding gaat uit van een brede kwalificatie van de afgestudeerden. De student kan in het derde leerjaar kiezen voor een verdiepende Minor. Studenten kunnen ook kiezen voor de mogelijkheid om een premaster in te zetten als Minor en hiermee voorbereid te zijn op ‘aansluitende’ academische en professionele Masters (Zie ook artikel 3.5.7). 1.2.4 - De relatie tussen de opleiding en het beroepenveld De opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening heeft nauwe banden met het werkveld; In de eerste plaats via praktijkplaatsen van studenten en de afstudeeronderzoeken. Op meerdere niveaus is een relatie te benoemen tussen de opleiding en beroepenveld, namelijk op Landelijk-, Provincie- en op studentniveau. Het landelijk netwerk en opleidingsoverleg: In gezamenlijkheid vaststellen van het beroepsprofiel voor HBO-Maatschappelijk Werker. Het gezamenlijk ontwikkelen van de BoKS. De opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening van Windesheim werkt mee aan landelijke projecten om landelijke ontwikkelingen in de BoKS te implementeren. Windesheim Flevoland: De opleiding onderhoudt nauwe banden met de beroepspraktijk, waaronder via het clusterbrede Lectoraat Klantenperspectief. Zij voert onderzoek uit binnen de beroepspraktijk naar de ervaringen van klanten binnen zorginstellingen. Streven is om ook de docenten Maatschappelijk Werk en Dienstverlening te betrekken bij dit onderzoek. Er wordt gewerkt aan een duurzame relatie met organisaties binnen de Provincie Flevoland en omstreken. Dit gebeurt door structureel overleg over de invulling van de praktijkleerplaatsen en met de Werkveld Adviescommissie . De opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening organiseert minimaal twee maal per jaar een overleg met een afvaardiging vanuit het beroepspraktijk, in de Werkveld Adviescommissie (WAC), en spreekt dan over de inhoud en aansluiting van de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. De opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening onderhoudt contacten met zorg- en welzijnsinstellingen over de meest passende leerroutes voor hun medewerkers. Docenten worden binnen het dienstverband van Windesheim Flevoland blijvend gestimuleerd een verbinding te leggen tussen opleiding en beroepspraktijk. Dit uit zich bijvoorbeeld in het bezoeken van symposia, het volgen van beroepsrelevante cursussen, werkveldstages en het combineren van banen. Gastdocenten hebben allen relevante en accurate werkervaring, binnen zorginstellingen of organisaties. Op individueel- en studentniveau neemt de praktijkcomponent van de opleidingen een prominente plaats in. Dit gebeurt onder andere door middel van vaardigheidsonderwijs binnen de BoKS (Body of Knowlegde and Skills). De lopende transities en regionale, lokale en maatschappelijke dan wel politieke ontwikkelingen hebben een grote invloed op het werkveld van MWD. De opleiding MWD Windesheim Flevoland probeert in haar studieprogramma voortdurend te anticiperen op relevante ontwikkelingen en stemt hierin af met zowel het LOO MWD, als met de opleidingen Sociaal Pedagogische Hulpverlening en Pedagogiek binnen Windesheim (Flevoland).
17
1.3 - INRICHTING VAN HET ONDERWIJS 1.3.1 - Inrichting van de opleiding De opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening is opgebouwd uit verschillende onderwijseenheden van basisniveau naar gevorderd niveau tot bachelorniveau. Samen omvatten de onderwijseenheden 240 studiepunten. De opleiding bestaat in de eerste drie jaar uit vier perioden met elk 15 studiepunten, het vierder jaar is opgedeeld in twee semesters, waaronder een minor, de semesters beslaan beiden 30 studiepunten. Als de studiepunten zijn behaald, zijn aan alle landelijke kwalificaties van het landelijk opleidingsprofiel MWD voldaan. Jaar 1 Basisleerlijn Body of Knowledge & Skills
Praktijkleerlijn Projecten Comakerships Stages Workshops, Trainingen
Onderwijs Periode 1 Oriëntatie werkveld MWD 2
Periode 2
Periode 3
Periode 4
Ontwikkelingspsychologie 2
Communicatie
2
Sociodrama
2
Inleiding psychologie
2
2
Werk in organisaties 1
2
Politicologie
2
Sociologie
2
Inleiding recht Interculturele communicatie
2
Pedagogiek
2
Ethiek en Filosofie
2
Gezond gedrag
2
BOLAM
3
Inleiding methodiek
2
2
Taakgericht werken
2
Crisisinterventie 2 Geschiedenis sociaal werk Methodiek systeemgericht 2 Oriëntatie op het werkveld 2
Professioneel schrijven
2
Diversiteit Netwerkmethodiek Outrechend werken
Stage
1
Stage
2
Stage
3
Praktijkleren | Stage
2
Special week: introductieweek
1
Studentbegeleiding
1
Studentbegeleiding
1
Studentbegeleiding
1
| 2
Leerlijn Studentbegeleiding Studentbegeleiding
1
Totaal EC
15
Jaar 2 Basisleerlijn Body of Knowledge & Skills
15
15
Levensbeschouwing Literatuurstudie
3
2
Orthopedagogiek Interculturele communicatie
2
Casemanagement 2 Recht in het Maatschappelijk Werk 2
Professioneel schrijven
1
2
Rehabilitatie en herstel 2 Motiverende gespreksvoering 2 Schuldhulpverlening
2
2 Verlieskunde
15
Psycho pathologie 2 Politieke -Maatsch. Ontwikkelingen 2 Methodiek integratie (inleiding) 2 Meth: Signalering, belangenbehartiging en preventie 2
Werken met groepen 4
Praktijkleerlijn Projecten Comakerships Stage Stages Workshops , Trainingen Leerlijn Studentbegeleiding Studentbegeleiding Totaal EC
2
Comakership: inclusiviteit Stage
Training 1 Studentbegeleiding 15
18
3
Comakership: inclusiviteit Stage
5 3
2
Special week
1
1 Studentbegeleiding 14
Presentiebenadering
2
Stage Training agressie&gedwongen kader
2
1 Studentbegeleiding 16
2 1 15
Jaar 3 Basisleerlijn Body of Knowledge & Skills Praktijkleerlijn Projecten Comakerships Stages Workshops, Trainingen Leerlijn
Onderwijs Periode 1
Projectmatig werken
Basisleerlijn Body of Knowledge & Skills Praktijkleerlijn Projecten Comakerships Stages Workshops, Trainingen Leerlijn
2
Periode 3 Methodiek integratie
Beroepsethiek
2
Stage
Stage
25 Stage
Supervisie
Supervisie
Studentbegeleiding Studentbegeleiding Totaal
Jaar 4
Periode 2
Periode 4
2
Supervisie
Studentbegeleiding 2
Studentbegeleiding 28
Onderwijs Periode 1 en 2
Sociaal werk in Europa
2
Stage
25
Supervisie
2
Studentbegeleiding 2
28
Periode 3 en 4
Minor
Begeleidingskunde
3
afstudeercomakership
26
Profilering
1
30
Studentbegeleiding Totaal
30
30
1a - De propedeutische fase Met ingang van 1 augustus 1993 is de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW) in werking getreden. Belangrijke aspecten ervan zijn: De studielast van de propedeuse bedraagt 60 ECTS oftewel 1680 studie belastinguren. De aard van de propedeuse is oriënterend, selecterend en verwijzend. Iedere student krijgt aan het eind van zijn eerste jaar een advies over de voortzetting van de studie. Aan dit advies kan een afwijzing worden verbonden, het ‘bindend studieadvies’ (BSA). De propedeuse heeft een drietal functies: Oriëntatie Een goede oriëntatie op het beroep van Maatschappelijk werker en de studie door middel van het onderwijsprogramma van het eerste jaar, maakt verwijzing en selectie mogelijk. In de huidige opzet wordt er naar gestreefd de student een zo goed mogelijk inzicht te geven in de opleidingseisen en het beroep. Zo kan de student een weloverwogen beslissing nemen, met betrekking tot de voortgang van de studie. De oriëntatie krijgt vorm door middel van het onderwijsprogramma, zoals dat in de loop van het leerjaar wordt aangeboden. Zo vindt door middel van een Praktijkleerperiode van tien onderwijsweken, een eerste confrontatie met de beroepspraktijk plaats. Heeft de student het programma met goed gevolg afgerond (het propedeutische examen gehaald), dan wordt hij toegelaten tot de postpropedeutische of Hoofdfase.
19
Selectie In artikel 7.10 van de WHW staat: ‘Het instellingsbestuur van een bekostigde universiteit of hogeschool brengt iedere student aan het eind van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van een voltijdse opleiding advies uit over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding’. Zoals weergegeven bij ‘oriëntatie’ zal de student door het onderwijsprogramma voortdurend uitgenodigd worden tot reflectie op de gekozen opleiding en het latere beroep. Dit zal met name een plaats binnen de leerlijn Studentbegeleiding krijgen. Vragen die hierbij aan de student zullen worden gesteld zijn: Is het niveau van de opleiding haalbaar en is het beroep van Maatschappelijk Werker datgene wat de student zich daarvan heeft voorgesteld? Zo zal er een proces van zelfselectie op gang komen. Daarnaast dient de opleiding haar verantwoordelijkheid te nemen en de studenten te toetsen aan de vastgestelde normen met betrekking tot kennis, vaardigheden en beroepshouding. Als uiterste consequentie kan aan het bedoelde advies een afwijzing worden verbonden; men spreekt van het ‘bindend studieadvies’ (BSA). Verwijzing Door middel van individuele begeleiding en eventuele verwijzing naar bijvoorbeeld de decaan wordt getracht de student, indien nodig, te verwijzen naar andere opleidingen. De bezitter van het propedeutisch getuigschrift heeft de mogelijkheid door te stromen naar het wetenschappelijk onderwijs. Sommige opleidingen stellen echter meer toelatingseisen dan alleen een propedeuse. Normvakken Aan het eind van het eerste leerjaar moet een student bij Windesheim Flevoland minimaal 54 studiepunten behaald hebben, om de opleiding te mogen voortzetten. De zelfstandigheid van studenten zal in de loop van de leerjaren in belangrijke mate toenemen. Er zijn met het invoeren van de 54 studiepunten geen normvakken meer vanaf studiejaar 2014-2015. Eerste leerjaar Het eerste jaar is formeel het propedeutisch jaar. Het wordt officieel afgesloten met een Bindend Studie Advies (BSA). Gedurende de propedeuse worden verschillende kenmerkende beroepssituaties aangeboden. Er vindt een oriëntatie plaats op het beroep van de Maatschappelijk werker, de kerncompetenties en het toekomstig beroepenveld. Tevens is er een kennismaking met het onderwijssysteem en staat het leren werken in groepen centraal. Naast het leren binnen de onderwijsinstelling is er een oriëntatie op het werkveld (praktijkleren) gedurende het gehele jaar. 1b - De postpropedeutische of hoofdfase Postpropedeutische of Hoofdfase De studielast in de Hoofdfase bedraagt 180 ECTS. De hoofdfase bestaat uit tien perioden (150 ECTS) en één Minor (30 ECTS). De Minoren worden ontwikkeld, in overleg met de opleidingen binnen het Cluster Welzijn en Gezondheid, het Lectoraat Klantenperspectief en het werkveld binnen de provincie Flevoland. Instromen leerjaar 2 Studenten die in het tweede leerjaar instromen en minder dan 60 studiepunten hebben behaald in de Propedeutische fase, maken aan het begin van het tweede leerjaar een studieplan. In dat plan leggen ze vast hoe ze deze achterstand gaan inhalen, zodat ze hun propedeuse in ieder geval halen in het tweede jaar. Ze bespreken het plan met hun studentbegeleider en kijken wat het betekent voor de studievoortgang van het tweede leerjaar. In het derde leerjaar krijgt de studentbegeleider steeds meer de taak om de studenten te begeleiden in het maken van keuzes ten aanzien van de eigen profilering, de minorkeuze en de setting voor de eindstage of afstudeerstage en het Afstudeer Comakership.
20
Instromen in leerjaar 3 Het is van groot belang voor de student dat bij overgang naar het volgende studiejaar zo min mogelijk studielast meegenomen wordt. Om in te kunnen stromen in leerjaar 3 dient de student minstens 52 punten behaald te hebben uit het tweede studiejaar. Dit is inclusief de stage van jaar 2 en de Comakership. Voor studenten die starten met de jaarstage in september 2015 (Cohort 2013) wordt de oude regeling toegepast, voor MWD studenten betekent dit dat zij met 35 punten aan de jaarstage kunnen beginnen. Voor studenten die minder dan 45 punten in de hoofdfase hebben behaald, dienen een studieplan op te stellen in overleg met de studentbegeleider. toelatingseisen voor deze student blijven: minimaal 35 punten uit de hoofdfase, waarin comaker en praktijkleren verplicht behaalde modules zijn. Instromen in leerjaar 4 Om in te stromen in leerjaar 4 en te beginnen aan het afstuderen dient de student alle studiepunten behaald te hebben uit jaar 1 en 2 en 3. 1c - Bijzondere leerwegen In 2013-2014 is gestart met een MHBO-pilot, waarbij studenten die in het laatste jaar van een MBO opleiding zitten de mogelijkheid krijgen om gedurende dit jaar enkele vakken van het HBO mee te volgen om zo een reëel beeld te krijgen van het studeren op het HBO. Hiervoor is een samenwerkingsverband aangegaan met ROC Flevoland en ROC Top. Vooralsnog is deze route dan ook alleen toegankelijk voor studenten van deze school. Wanneer studenten via het Erasmusprogramma een studieprogramma volgen (in het kader van een combiminor), dan dienen zij een Learning Agreement in te vullen. Learning Agreements [WS1] Een Learning Agreement wordt gebruikt om een door de student in het buitenland te volgen studieprogramma vast te leggen en te accorderen. Het format voor studenten die in het kader van studiepuntmobiliteit bij een Erasmuspartner van Windesheim gaan studeren, wordt verstrekt door de Europese Commissie (via de Nuffic). Ook studenten die in het kader van studiepuntmobiliteit bij een nietErasmuspartner van Windesheim gaan studeren, leggen afspraken over het te volgen programma en het aantal te behalen credits vast in een Learning Agreement. Voor deze groep kan het format van de Europese Commissie worden gebruikt, met weglating van het Erasmus-logo. Learning Agreements worden opgesteld door de student in overleg met de coördinator internationalisering van zijn/haar domein en goedgekeurd door de examencommissie. De examencommissie delegeert deze bevoegdheid evt. aan de coördinator internationalisering van het betreffende domein. Een geldig Learning Agreement bevat minimaal: een vermelding van de naam van de student, studieperiode bij de gastinstelling, naam van de zendende en ontvangende instelling, course titles, course codes (indien beschikbaar), ECTS-credits per course, en handtekeningen en data van ondertekening van de coördinator internationalisering, de gastinstelling en de student. Learning Agreements worden vóór of maximaal 2 weken na aanvang van het uitwisselingssemester door alle partijen (i.e. domeincoördinator internationalisering van Windesheim, gastinstelling, student) ondertekend. Alle wijzigingen op het oorspronkelijk geaccordeerde Learning Agreement worden vastgelegd op het formulier ‘Changes to the original proposed Learning Agreement’ en per ommegaande door de drie partijen ondertekend. Op het (gewijzigde) Learning Agreement vermelde ECTS-credits worden na afloop van het uitwisselingssemester één-op-één toegekend aan de student, tenzij er sprake is van een onvoldoende beoordeling door de gastinstelling. De beoordeling van de gastinstelling wordt overgenomen door de examencommissie. De student is zelf verantwoordelijk voor het inleveren van het Learning Agreement bij Bureau Buitenland t.b.v. de toekenning van de Erasmusbeurs. Hierover wordt door Bureau Buitenland schriftelijk gecommuniceerd met de student.
21
Verwerking van credits in Educator na studie of stage in het buitenland Nadat de in het buitenland behaalde credits (conform Learning Agreement) zijn goedgekeurd door de examencommissie, worden deze door de studievoortgangsadministratie van het domein in Educator verwerkt onder vermelding van ‘study abroad’ of ‘placement abroad’, met daaraan toegevoegd (in het geval van study abroad) de naam en de locatie (i.e. plaats, land) van de partnerinstelling. 1.3.2 - Overzicht informatie major, minors en onderwijseenheden
Minoren Lijst met minoren, gericht op de algemene hbo-kwalificaties Behorende bij Artikel 3.5 lid 5, OER 2015-2016 De minoren van de School of Social Work, gericht op de algemene hbo-kwalificaties, zijn opgenomen in een minorportfolio, welke hieronder is te vinden. Minorportfolio voltijd Minoren die zijn toegestaan, zijn hier onder genoemde minoren binnen Hogeschool Windesheim, te weten: Bedrijfsvoering in de zorg (Windesheim Flevoland) Netwerkontwikkeling in zorg en welzijn(Windesheim Flevoland) Addiction Studies Minor Licht Verstandelijk Beperking Ondernemen Minor Organisatiegericht Coachen en Trainen (OCT) Pedagogiek in de Wijk Inhoud van de minor Verslavingskunde 1 voor WK. Inhoud van de minor GGZ-VK2 voor WK Werken met multi probleemgezinnen Werken in Gedwongen Kader (WIGK) Ontwikkelingsstimulering Specifieke opvoedingssituaties Kinderen, media en opvoeding Windesheim De minoren bij andere opleidingen binnen Hogeschool Windesheim: Minor International Sustainable development (toelating door opgave en selectie) Minor de gezonde stad Minor zingeving voor professionals Minor ouderen in de samenleving Minor opvoedingsondersteuning (onderzoeksminor)
Wil je in aanmerking komen voor het uitstroomprofiel jeugdzorgwerker, dan dien je te kiezen uit de minoren: MPG: Multiprobleemgezinnen (bachelor niveau) LVB: Licht Verstandelijk Beperkten (bachelor niveau) WIGK: Werken in Gedwongen Kader (bachelor niveau) Wil je in aanmerking komen voor het uitstroomprofiel GGZ Agoog, dan dien je de volgende minor te volgen: VK2-GGZ: Geestelijke Gezondheidszorg en Verslavingskunde 2 (bachelor niveau)
22
Bij het volgen van een instellingsoverstijgende minor, of een minor binnen het domein, maar niet in dit overzicht, dient er een beoordeling plaats te vinden van de Examencommissie MWD/SPH. Hierin zal de opleiding advies uitbrengen of de minor een verdieping biedt op de beroepscompententies van de opleiding. Voor verdere uitwerking van de afzonderlijke onderwijseenheden: klik hier voor de informatiegids propedeuse en klik hier voor het overzicht en curriculum per jaar. Daar wordt ingegaan op onder andere de volgende aspecten: onderwijsinhoud, doelen, begeleidings-activiteiten, contacturen en toetsing. Conversietabel voor onderwijseenheden die vervallen zijn door de curriculumherziening vind je hieronder en in hoofdstuk 8.
23
Conversietabel FASE
P
P
H
H
H
H
H
Studiej aar/ Onder wijseen heid: Student begelei ding jaar 1
2012-2013
2013-2014
2014-2015
2015-2016
WFMWDH.STB1. V412 WFMWDP.STB2. V412 WFMWDP.STB3. V412 WFMWDP.STB4. V412
WFMWDH.STB1.V4 13 WFMWDP.STB2.V4 13 WFMWDP.STB3.V4 13 WFMWDP.STB4.V4 13
WFMWDP.STB1.0 2 WFMWDP.STB2.0 1 WFMWDP.STB3.0 1 WFMWDP.STB4.0 1
Medisc he kennis / leefstijl en / gezond gedrag Schuldh ulpverl ening Ethiek
WFCWGP.MK.V4 WFCWGP.MK.V413 WFCWGP.MK.01 12 MC tentamen MC tentamen MC tentamen
WFCWGP.STB1.0 3 WFMWDP.STB2. 02 WFMWDP.STB3. 02 WFMWDP.STB4. 02 Productbeoordeli ng WFMWDP.GEZG D.01 Module Gezond gedrag productbeoordeli ng
WFMWDH.SHV. V412 MC tentamen WFMWDH.ETH2. V412 Ethiek 2: presentatie en productbeoordel ing Comaker WFMWDH.CMS. ship V412 productbeoordel ing en reflectie Literatu WFCWGH.LITST. urstudi V412 e productbeoordel ing
WFMWDH.SHV.V4 13 Tentamen Niet aangeboden (verzet van jaar 2 naar 3)
WFMWDH.SHV.0 1 Tentamen WFMWDH.BRET. 01 Beroepsethiek: Productbeoordeli ng
WFMWDH.SHV.0 1 Tentamen WFMWDH.BRET. 01 Beroepsethiek: Productbeoordeli ng
WFCWGH.COM1.V WFCWGH.COM1. WFCWGH.COM1. 413 01 01 productbeoordeling productbeoordeli productbeoordeli ng ng WFCWGH.LITST.V4 WFCWGH.LITST.0 WFCWGH.LITST. 13 1 01 productbeoordeling tentamen & tentamen & productbeoordeli productbeoordeli ng ng Deskun WFMWDH.DKHV WFMWDH.DKHV.V WFMWDH.DKHV. WFMWDH.MG.0 dig .V412 413 01 1 hulpver Deskundig Deskundig Deskundig Motiverende lenen / hulpverlenen: hulpverlenen: hulpverlenen: gespreksvoering: Motiver productbeoordel productbeoordeling productbeoordeli productbeoordeli
H
H
ende gesprek svoerin g Werken in organis aties 2 (organi satieku nde) Groepsd ynamica
ing
ng (incl taaltoets) ng
WFMWDH.ORG2 WFMWDH.ORG2.V WFCWG.WIO2.01 VERVALT .V412 413 productbeoordeli Wordt verzet in productbeoordel productbeoordeling ng trainingsvorm ing naar jaar 3 (vanuit 2)
WFMWDP.GRDY 1.V400 Jaar 1 productbeoordel ing
WFMWDH.GRDY.V 413 Productbeoordeling & presentatie
WFMWDH.GRDY. 01 Productbeoordeli ng & prestenatie
H
Metho diek groeps maatsc happelij k werk
WFMWDH.MET6 WFMWDH.MET6.V WFMWDH.MET5. .V412 413 01 Productbeoordel Productbeoordeling Productbeoordeli ing ng
H
Signaler ing Belange nbehart iging en Prevent ie Verand erkundi g handel en
WFMWDH.SBP. WFMWDH.SBP.V41 WFMWDH.SBP.0 V412 3 3 Productbeoordel Productbeoordeling Productbeoordeli ing ng
H
H
WFMWDH.AGO 3.V412
Casema x nagem ent
WFMWDH.VKH.V4 13
WFMWDH.VKH.0 1
WFMWDH.CASE.V4 WFMWDH.CASE. 13B 03 Productbeoordeling Productbeoordeli ng (jaar 3)
25
VERVALT Wordt opgenomen in nieuwe module met WFMWDH.MET5. 01 'werken met groepen' VERVALT Wordt opgenomen in nieuwe module met WFMWDH.GRDY. 01 'Werken met groepen' WFMWDH.SBP.0 4 2x Productbeoordeli ng (tussentijdstoets en) VERVALT wordt opgenomen in jaar 3 met WFCWG.WIO2.0 1 in training WIO WFMWDH.CASE. 03 Productbeoordeli ng (jaar 2, cohort 2013 volgt casemanagemen t als combinatie met
WFMWDH.KEUZE 3.01) H/B
Metho x diek integrat ie
WFMWDH.MEIN.V 413 Assessment en reflectie
H
inleidin x g method iek integrat ie Stage x jaar 3 hoofdfa se
x
H
B
H B
Stage x jaar 3 bachelo rfase Supervi x sie 32 Supervi x sie 34
WFMWDH.STA32.V 413 (20EC)& WFMWDH.STB31.V 413 (1EC) Productbeoordeling WFMWDH.STA34.V 413 (28EC) & WFMWDH.STB33.V 413 (1EC) WFMWDH.SPV32.V 413 (1EC) WFMWDH.SPV34.V 413 (1EC)
WFMWDH.MEIN. 01 Assessment en reflectie
WFMWDH.MEIN .02 (bachelor! ivm toevoegen WFMWDH.INMI. 01) Assessment en reflectie WFMWDH.INMI. WFMWDH.INMI. 01 01 Productbeoordeli Productbeoordeli ng ng
WFMWDH.STA32 .01 (25EC) Productbeoordeli ng
WFMWDH.STA3 2.01 (25 EC) Productbeoordeli ng
WFMWDH.STA34 .01 (25 EC) Productbeoordeli ng x
WFMWDH.STA3 4.01 (25EC) Productbeoordeli ng x
WFMWDH.SPV34 WFMWDH.SPV3 .01 (2EC) 4.01 (2EC)
N.B. Stages en Comakerships kunnen maximaal één jaar herkanst worden volgens de eisen uit het voorafgaande studiejaar. Heeft een student de stage of Comakership dan nog niet afgerond, dan moet de student voldoen aan de eisen dit op dat moment gelden. Ook onderwijseenheden die afgerond worden met een individueel verslag of een individuele presentatie mogen volgens de eisen uit het voorafgaande studiejaar afgerond worden. Bij situaties waarin dit overzicht niet voorziet, beslist de opleidingscoördinator. 1.3.3.- Accreditatie De opleiding is geaccrediteerd tot en met 27 november 2018.
26
2. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING – RECHTEN EN PLICHTEN Deze regeling wordt vastgesteld door de directeur, na verkregen advies van de opleidingscommissie en na verkregen instemming van de deelraad. Hoofdstuk 1 – BEGRIPSBEPALINGEN Art. 1.1 – Algemene begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: Accreditatie:
het keurmerk dat tot uitdrukking brengt dat de kwaliteit van een opleiding positief is beoordeeld (artikel 1.1 sub s WHW).
Assessment:
een onderzoek naar de competenties die de student bezit.
Assessor:
degene die in een assessment beoordeelt in welke mate de student competenties heeft verworven.
Associate degree:
een samenhangend geheel van onderwijseenheden, af te sluiten met een examen waaraan de graad Associate degree (Ad) is verbonden.
Bacheloropleiding:
zie hbo-bacheloropleiding.
Beroepsvereisten:
vereisten die voor de uitoefening van een bepaald beroep op grond van een wettelijk voorschrift worden gesteld (artikel 7.6 WHW). Tot deze vereisten behoren de eisen zoals neergelegd in de Richtlijnen van de Raad van de EG ten aanzien van verpleegkundigen.
CMR:
Centrale Medezeggenschapsraad.
College van Beroep: voor de examens (CBE)
het College van Beroep voor de Examens Windesheim dat door het College van Bestuur is ingesteld (artikel 7:60 t/m 7:63 WHW).
Colloquium Doctum (21+ toets)
toelatingsonderzoek wanneer niet aan de vooropleidingseis is voldaan (art. 7:29 WHW).
Comakership
tripartiete verhouding tussen Windesheim Flevoland, de student en een bedrijf of instelling waarbij de student als onderdeel van zijn curriculum een praktijkopdracht uitvoert.
Competentie:
het duurzaam vermogen tot handelen in een beroepscontext met waarneembaar resultaat, ter uitvoering van bepaalde verrichtingen in een omschreven beroepsrol.
Competentiegericht onderwijs:
onderwijs dat is gericht op het koppelen van de leerdoelen en eindkwalificaties van de opleiding aan de beroepspraktijk.
Competentieniveau:
aanduiding van het niveau waarop de competentie beheerst wordt.
CROHO:
Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs, waarin de geaccrediteerde opleidingen in het Hoger Onderwijs zijn opgenomen (artikel 6.13 WHW).
Decaan:
De decaan begeleidt studenten in situaties waarin hun belang in het geding is. De decaan is de specialist op het gebied van wet- en regelgeving in het Hoger Onderwijs, opleidingsbeleid, studiefinanciering, financiële problemen, studeren met een functiebeperking en de regelgeving rondom rechten en plichten bij studiestagnatie- of versnelling.
Deeltijdopleiding:
een deeltijdopleiding is de opleidingsvorm die zodanig is ingericht dat de student werkzaamheden kan verrichten naast de onderwijsactiviteiten.
Domein:
is een samenstel van opleidingen die organisatorisch of qua inhoud bij elkaar horen.
Domeincompetenties: de door de HBO-raad vastgelegde domeincompetenties in de informatiebank domeincompetenties. Diplomasupplement:
document dat verplicht aan het getuigschrift wordt toegevoegd, waarop wordt vermeld de naam, de aard, het niveau, de context en de inhoud van de opleiding (artikel 7.11 lid 3 WHW).
Duale opleiding:
een duale opleiding is de opleidingsvorm die zodanig is ingericht dat het volgen van onderwijs gedurende een of meer periodes wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. De beroepsuitoefening is onderdeel van het onderwijsprogramma van de opleiding (art. 7.7 lid 2 WHW).
EVC:
eerder of elders verworven competenties.
Examen:
de verzameling van met goed gevolg afgelegde tentamens binnen een opleiding waarmee de propedeutische fase, het Associate degree programma of de bachelor- of masteropleiding wordt afgesloten. Het examen wordt door de examencommissie in vergadering bijeen vastgesteld.
Examencommissie:
iedere opleiding of groep van opleidingen, heeft een examencommissie. Deze commissie is ingesteld op grond van artikel 7.12 van de WHW.
Examinator:
het door de examencommissie aangewezen lid van het personeel dat belast is met het afnemen van tentamens.
Geschillenadviescommissie:
de Geschillenadviescommissie Windesheim die door het College van Bestuur is ingesteld (art. 7:63a en art. 7:63b WHW).
hbo-bacheloropleiding: een beroepsopleiding die aansluit op het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs en is geregistreerd in het CROHO. Zie ook: voltijdopleiding, duale opleiding, deeltijdopleiding. hbo-masteropleiding: een opleiding volgend op een bacheloropleiding (artikel 7.3, 7.3a lid 2 sub b en 7.3b sub b van de WHW). Hogeschool:
de Christelijke Hogeschool Windesheim.
Jaar:
studiejaar (zie studiejaar verderop in de begripsbepalingen).
28
Major:
een samenstel aan onderwijseenheden binnen een opleiding met een programmatische samenhang van 180 studiepunten voor de opleidingen op locatie Zwolle en 210 studiepunten voor de opleidingen op locatie Flevoland.
Minor:
een samenstel aan onderwijseenheden met een programmatische samenhang van 30 studiepunten.
Onderwijseenheid:
een onderwijseenheid als bedoeld in artikel 7.13 van de WHW, bestaande uit - een kenmerkende beroepssituatie, waarbij het gaat om de integratie van kennis, vaardigheden en attitudes en de toepassing daarvan in de beroepscontext; - een ondersteunende onderwijseenheid, waar de nadruk ligt op kennis, vaardigheden en attitudes.
Onderwijsperiode:
een periode van 10 weken onderwijs met een maximale studielast van 18 studiepunten. Per studiejaar bedraagt de gemiddelde studielast van een periode 15 studiepunten. Voor het WHC geldt: een periode van 14 weken gevolgd door een periode van 3 weken met een studielast van respectievelijk 25 en 5 studiepunten.
Opleiding:
een samenhangend geheel van onderwijseenheden gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken (artikel 7.3 WHW).
Persoonlijk Ontwikkelingsplan:
het document waarin een student zijn ontwikkeling vastlegt in relatie met de onderwijseenheden die tezamen de onderdelen van het door hem af te leggen afsluitend examen vormen.
Persoonlijk Activiteitenplan:
weergave van de door de student gevolgde en nog te volgen onderwijseenheden.
Postpropedeuse:
de fase van de opleiding die volgt na het behalen van de propedeuse en wordt afgesloten met het afsluitend examen, ook wel hoofdfase genoemd.
Premastertraject:
een deel van het examenprogramma dat de student voorbereidt op het volgen van een masteropleiding aan een universiteit.
Profileringsfonds:
het door het College van Bestuur ingestelde fonds van waaruit financiële ondersteuning verleend kan worden in de vorm van de toekenning van afstudeersteun en/of bestuurs- en topsportbeurzen.
Propedeuse:
de propedeutische fase van de opleiding, af te sluiten met het propedeutisch examen (artikel 7.8 WHW).
Semester:
twee opeenvolgende onderwijsperioden, die aanvangen in onderwijsperiode 1 en onderwijsperiode 3.
Student:
degene die is ingeschreven aan de hogeschool voor het volgen van onderwijs en het afleggen van de tentamens en de examens van een opleiding.
Studiejaar:
het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende kalenderjaar (art. 1.1. WHW). 29
Studieloopbaanbegeleider:
een docent die door de directeur van het domein als zodanig is aangewezen en die de student begeleidt bij het maken van studie- en loopbaankeuzes. Voor de opleidingen op locatie Windesheim Flevoland dient de term studieloopbaanbegeleider te worden gelezen als studentbegeleider.
Studiepunt:
één studiepunt omvat een studielast van 28 studie-uren (ook European Credit genoemd).
Tentamen:
een beoordeling van de competenties van een student, waarin begrepen het onderzoek naar kennis, inzicht en vaardigheden als bedoeld in artikel 7.10 van de WHW, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek door ten minste één door de examencommissie aangewezen examinator. Een tentamen kan bestaan uit één of meerdere toetsen.
Toelatingscommissie: commissie zoals bedoeld in art. 7.29 WHW welke belast is met het onderzoek naar de toelaatbaarheid van studenten voor het hoger onderwijs indien niet wordt voldaan aan de wettelijke (vooropleidings)eisen. Toets:
Een toets is een evaluatievorm waarbij de student op een vastgesteld tijdstip en binnen de vastgestelde tijd een taak uitvoert. De toets kan meerdere vormen hebben.
Verkort studietraject: het volgen van het onderwijsprogramma binnen een kortere tijdsperiode dan vier studiejaren, doordat voor onderdelen vrijstellingen zijn verleend. Versneld studietraject: het volgen van het volledige onderwijsprogramma binnen een kortere tijdsperiode dan vier studiejaren. Vraaggestuurd onderwijs:
onderwijs waarbij de student bewuste en gemotiveerde keuzes maakt ten aanzien van de eigen studieloopbaan.
Week:
iedere week gedurende het kalenderjaar.
WEB:
Wet Educatie Beroepsonderwijs
WHW:
de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek.
30
Hoofdstuk 2 - TOEGANG EN TOELATING Artikel 2.1 – Toegang (art. 7.24 WHW, art. 7.31a t/m e WHW, art. 7.2.2 WEB) 1. Voor de inschrijving in een opleiding is als vooropleidingseis het bezit vereist van: a. Een vwo- dan wel havo-diploma b. een diploma op mbo-4 niveau (WEB), dat wil zeggen een middenkaderopleiding of een specialistenopleiding. 2. Inschrijving wordt geweigerd indien een student met een voorgenomen inschrijving tijdens de studiekeuzecheck een bindend afwijzend studiekeuzeadvies heeft gekregen als bedoeld in artikel 14 Reglement studiekeuzecheck Windesheim. Artikel 2.2 - Nadere vooropleidingseis (art. 7.25 WHW) 1. Naast de vooropleidingseis, zoals genoemd in artikel 2.1 lid a, moet zijn voldaan aan de nadere vooropleidingseisen ofwel de profieleisen die behoren bij het examen van de vooropleiding. De nadere vooropleidingseisen zijn hier te vinden. 2. De student die niet voldoet aan de nadere vooropleidingseisen, kan voldoen aan inhoudelijk vergelijkbare eisen. Aan de eisen moet zijn voldaan voor de aanvang van de opleiding. De eisen zijn hier te vinden. Niet van toepassing. 3. De student die niet voldoet aan lid 1 wordt uitsluitend ingeschreven na overlegging van het bewijs dat aan de eisen als bedoeld in lid 2 is voldaan. Artikel 2.3 – Niet van toepassing Artikel 2.4 - Vervallen Artikel 2.4a – Aanvullende vooropleidingseis deeltijdopleiding (art. 7.27 WHW) Niet van toepassing voor Maatschappelijk werk en Dienstverlening. De eisen aan de werkkring zijn hier te vinden. [Indien een opleiding voor de deeltijd geen werkeis of andere vooropleidingseisen heeft, kan hier worden opgenomen “De deeltijdse opleiding kent geen werkeis”] Artikel 2.5 – Toelating (art. 7.29 WHW) 1. Een student die op de inschrijvingsdatum ouder is dan 21 jaar en niet voldoet aan de vooropleidingseis, wordt daarvan vrijgesteld op basis van een met goed gevolg afgelegde 21+toets (colloquium doctum). 2. De bij het toelatingsonderzoek te stellen eisen zijn hier te vinden. 3. Voor studenten die in het bezit zijn van een buiten Nederland afgegeven diploma dat in eigen land toegang geeft tot een opleiding aan een instelling voor hoger onderwijs kan door het instellingsbestuur worden afgeweken van de in het eerste lid genoemde leeftijdsgrens. Dit geldt ook indien in bijzondere gevallen geen diploma kan worden overgelegd. 4. Het toelatingsbewijs wordt verstrekt door de Toelatingscommissie. 5. Het toelatingsbewijs geeft toegang tot de inschrijving voor de opleiding, dan wel toegang tot de loting of de decentrale selectie indien de opleiding een numerus fixus heeft. 6. De student wordt schriftelijk van het besluit tot toelating in kennis gesteld. Artikel 2.6 - Vrijstelling vooropleidingseis ogv gelijkwaardig diploma (art. 7.10, 7.24 en 7.28 WHW) 1. De bezitter van een Nederlandse bachelor- of mastergraad of van een getuigschrift van een propedeutisch examen aan een instelling voor hoger onderwijs, is vrijgesteld van de vooropleidingseis, maar niet van de nadere vooropleidingseis en de aanvullende vooropleidingseisen. 2. De bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat voorkomt in de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 7.28, tweede lid van de WHW, is vrijgesteld van de vooropleidingseis, maar niet van de nadere vooropleidingseisen, de aanvullende vooropleidingseisen en in het geval dat het een niet in Nederland afgegeven diploma betreft het vierde lid van dit artikel. 31
3. De bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat, na onderzoek, naar het oordeel van het instellingsbestuur tenminste gelijkwaardig wordt geacht aan een van de diploma’s zoals genoemd in art. 2.1, is vrijgesteld van de vooropleidingseis, maar niet van de nadere vooropleidingseis en de aanvullende vooropleidingseisen en de eis zoals genoemd in lid 4. 4. Indien sprake is van een buiten Nederland afgegeven diploma, wordt de vrijstelling, zoals genoemd in lid 2 en 3 verleend nadat bewijs is geleverd van voldoende beheersing van de Nederlandse taal. Aan de eis van voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal, certificaat NT2, tenminste niveau II. 5. In plaats van het gestelde in lid 4 geldt voor studenten met een buiten Nederland afgegeven diploma die volledig Engelstalig onderwijs gaan volgen dat moet zijn voldaan aan een met goed gevolg afgelegde TOEFL test (paper-based test, result 550, een TOEFL computer-based test, result 213 of een TOEFL internet-based test, result 80) of een IELTS 6.0. 6. In bijzondere gevallen kan door het instellingsbestuur worden afgeweken van de eis zoals genoemd in lid 4 en 5. Artikel 2.7 - Vrijstelling propedeutisch examen (art. 7.30 WHW) 1. De examencommissie kan vrijstelling verlenen van het propedeutisch examen aan de bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma, indien dat diploma naar het oordeel van de examencommissie tenminste gelijkwaardig is aan het propedeutisch getuigschrift, onverminderd de aanvullende eisen. Of vrijstelling verleend kan worden bepaalt de examencommissie van de opleiding na inschrijving voor de opleiding. 2. De student wordt schriftelijk van het besluit tot vrijstelling van de examencommissie in kennis gesteld. Artikel 2.8 - EVC (art. 7.13 lid 2 sub r WHW) 1. Indien een Ervaringscertificaat is overlegd in overeenstemming met de landelijke kwaliteitscode EVC, kan de examencommissie bij aanvang van de studie vrijstellingen verlenen, voor zowel examenonderdelen van de propedeutische fase als van de hoofdfase van de opleiding. 2. Indien de student niet voldoet aan de vooropleidingseis, wordt door de Toelatingscommissie onderzocht in hoeverre met het overleggen van het Ervaringscertificaat is voldaan aan de eisen van het colloquium doctum zoals genoemd in art. 2.5 lid 1 van dit hoofdstuk. 3. De vrijstellingen worden verleend door de examencommissie op basis van een intakegesprek met de betrokken student. 4. De student wordt schriftelijk van het besluit tot vrijstelling van de examencommissie in kennis gesteld. Artikel 2.9 – Ontzegging toegang (art. 7.42a WHW) 1. Een student kan in bijzondere gevallen en na een zorgvuldige belangenafweging door het instellingsbestuur de inschrijving aan de opleiding worden geweigerd dan wel kan de inschrijving worden beëindigd, wanneer de student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. 2. Inschrijving of herinschrijving voor eenzelfde of verwante opleiding binnen of buiten de instelling kan worden geweigerd op basis van de gronden zoals genoemd in lid 1. 3. Wanneer sprake is van de situatie zoals genoemd in lid 1 kan worden besloten dat de student, die bij een andere opleiding een afstudeerrichting volgt die overeenkomt met of, gelet op de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening, verwant is aan de opleiding zoals bedoeld in lid 1, die afstudeerrichting of andere onderdelen van die opleiding niet mag volgen. 4. De door het College van Bestuur ter zake vastgestelde procedurele regels worden in acht genomen. Deze regels zijn te vinden in het Uitvoeringsreglement In- en Uitschrijving. 5. De student wordt geïnformeerd over de beëindiging van de inschrijving.
32
Hoofdstuk 3 – INRICHTING VAN DE OPLEIDING Artikel 3.1 – Vraaggestuurd en Competentiegericht onderwijs 1. De inrichting van de opleiding is zodanig dat studenten in staat worden gesteld het onderwijs vraaggestuurd te volgen en de algemene en beroepscompetenties te verwerven. Artikel 3.2 – Structuur van de opleiding - propedeuse, postpropedeuse en Associate degree (Ad) 1. De studielast van de bacheloropleiding bedraagt 240 studiepunten. Voor de opleidingen op de locatie Zwolle zijn 180 studiepunten gewijd aan de major en 60 studiepunten aan de minor(en) en/of het pre-mastertraject. Voor de opleidingen op locatie Flevoland zijn 210 studiepunten gewijd aan de major en 30 studiepunten aan de minor. 2. De opleiding is ingericht in een propedeutische fase die de eerste 60 studiepunten van de opleiding omvat en een postpropedeutische fase van 180 studiepunten. 3. Het propedeutisch examen wordt afgelegd over de onderwijseenheden van de propedeutische fase. De propedeutische fase is zodanig ingericht dat de student inzicht krijgt in de inhoud van de opleiding met de mogelijkheid van selectie en verwijzing aan het einde van die fase. 4. De studielast van het studieprogramma is 60 studiepunten per jaar. 5. Iedere student wordt in beginsel in staat gesteld om 60 studiepunten per studiejaar te behalen. Indien het niet mogelijk is voor de opleiding om 60 studiepunten aan te bieden gelet op het tijdstip van inschrijving dan wel de eerder geleverde studieprestaties van de student, worden er met de betrokken student afspraken gemaakt om tot een studeerbaar onderwijsprogramma te komen. 6. Verwant aan de opleiding is een Associate degree programma ingesteld van 120 studiepunten. Binnen het Associate degree programma is een propedeutische fase ingesteld. Artikel 3.3 - Examens en graden van de opleiding 3. De opleiding kent de volgende examens: a. het propedeutisch examen ter afsluiting van de propedeutische fase; b. het afsluitend examen ter afsluiting van de opleiding; c. het Associate degree examen ter afsluiting van het Associate degree programma. 4. Aan degene die het afsluitend examen van de opleiding heeft behaald, wordt de graad Bachelor verleend met de door het College van Bestuur vastgestelde toevoeging. 5. Aan degene die het Associate degree examen heeft behaald wordt de Associate degree verleend met de door het College van Bestuur vastgestelde toevoeging. Artikel 3.4 – Major 1. De major omvat meerdere onderwijseenheden. De major voor de locatie Zwolle bevat onderwijseenheden die tezamen 180 studiepunten omvatten. De major voor de locatie Flevoland bevat onderwijsheden die tezamen 210 studiepunten omvatten. 2. Binnen de major worden minimaal 8 en maximaal 16 studiepunten besteed aan studieloopbaanbegeleiding. 3. Binnen de major worden de competenties verworven, die, gezien het opleidings- en beroepsprofiel, voor alle studenten in de betreffende opleiding vereist zijn. 4. De onderwijseenheden van de major zijn ingericht rond kenmerkende beroepssituaties. Artikel 3.5 - Minors 1. De student kiest twee minors van elk 30 studiepunten, onverlet artikel 3.6. Voor de opleiding HBO Rechten en de opleidingen op de locatie Flevoland geldt dat één minor van 30 studiepunten wordt gekozen. 2. Een minor is samenhangend geheel van vooraf vastgestelde onderwijseenheden. Zonder voorafgaande instemming van de examencommissie is het niet mogelijk hiervoor andere onderwijseenheden in de plaats te stellen. 33
3. Aan één minor kan de eis worden gesteld dat deze betrekking heeft op de domeincompetenties van de opleiding. De lijst met minors welke betrekking hebben op de domeincompetenties is hier te vinden. De andere minor kan zo vrij mogelijk gekozen worden met inachtneming van lid 7. Voor de locatie Flevoland is de laatste volzin niet van toepassing (zie lid 1). 4. Van beide minors wordt er in elk geval één afgerond op bachelor- of gevorderd niveau. De andere minor mag worden afgerond op basisniveau. Voor de locatie Flevoland geldt: de minor mag worden afgerond op basisniveau. 5. De minors van de opleiding, gericht op de algemene hbo-kwalificaties, zijn opgenomen in een lijst welke hier is te vinden. Dit lid is niet van toepassing op de opleidingen op de locatie Flevoland. 6. Wanneer wordt gekozen voor een andere minor (opleiding- of domeinoverstijgende minor) dan opgenomen in de lijst van minors, dient voorafgaand toestemming te worden gevraagd aan de examencommissie. 7. De opleiding die de minor aanbiedt stelt de eventuele ingangseisen vast. 8. De examencommissie van de opleiding waar de student is ingeschreven, is verantwoordelijk voor de beslissing of de minor past in het examenprogramma van de student met als toetsingskader de overlap met de major of de andere minor. Voor de locatie Flevoland geldt: “of de andere minor” is niet van toepassing. 9. De minor kan bestaan uit een premastertraject voor een wetenschappelijke masteropleiding, waarbij is voldaan aan de toelatingseisen voor die master krachtens afspraken met de examencommissie van de opleiding die de master aanbiedt. Artikel 3.6 – Premastertraject 1. Het premastertraject kan de plaats innemen van (een deel van) de minor en/of de major. 2. Het premastertraject omvat onderwijseenheden van ten minste 30 en ten hoogste 60 studiepunten. 3. Indien het traject meer dan 30 maar minder dan 60 studiepunten omvat, worden na voorafgaande toestemming van de examencommissie onderwijseenheden gekozen waarmee het totale traject tot 60 studiepunten wordt aangevuld. Het premastertraject is hier nader uitgewerkt. Artikel 3.7 - Studiepunten onderwijseenheid 1. Elke onderwijseenheid wordt uitgedrukt in hele studiepunten. 2. Een onderwijseenheid omvat ten hoogste 30 studiepunten. Artikel 3.8 - Onderwijsperioden per studiejaar 1. Een studiejaar bestaat uit 5 opeenvolgende onderwijsperioden. 2. Voor opleidingen op de locatie Zwolle vormen de onderwijsperioden 1 en 2 en de onderwijsperioden 3 en 4 elk een semester. 3. Onderwijsperiode 5 is bestemd voor herkansing en/of voor versnelling van de studie. Artikel 3.9 - Gedragscode Nederlandse taal 1. Het onderwijs in de onderwijseenheden van de opleiding wordt in de Nederlandse taal gegeven en de examens worden in de Nederlandse taal afgenomen tenzij: a. het onderwijs in de onderwijseenheid door een anderstalige docent wordt gegeven in het kader van een gastcollege dan wel; b. de onderwijseenheid facultatief van aard is en als keuzeonderwijs wordt aangeboden, dan wel; c. het noodzakelijk wordt geacht dat studenten vaardigheid verwerven in het spreken, lezen en schrijven in de betreffende taal ter voorbereiding op o.m. deelname aan internationale uitwisseling of het volgen van internationale onderwijseenheden, dan wel; d. de onderwijseenheid voorafgaat aan en is bedoeld ter voorbereiding op een anderstalige opleiding, dan wel; e. de opleiding als geheel niet in de Nederlandse taal wordt aangeboden, dan wel; f. de opleiding een vreemde taal betreft. 2. Bij het onderwijs dat niet in de Nederlandse taal wordt gegeven, a. wordt bij de betreffende onderwijseenheid beschreven in welke taal het onderwijs wordt gegeven; 34
b. wordt het onderwijs gegeven op een zodanig niveau dat het door de gemiddelde student met vrucht kan worden gevolgd; c. wordt op verzoek van studenten een samenvatting van de colleges in de Nederlandse taal verstrekt, behalve in het geval van lid 1 sub d en e; d. kan het schriftelijke tentamen op gemotiveerd verzoek van de student ook in de Nederlandse taal worden gemaakt, behalve in het geval van lid 1 sub d en e.
Hoofdstuk 4 - STUDIEBEGELEIDING (art. 7.13 lid 2 sub u WHW) Artikel 4.1 - Studiebegeleiding 1. Studiebegeleiding bestaat uit: a. Studieloopbaanbegeleiding b. Algemene studiebegeleiding. c. Bijzondere studiebegeleiding. 2. Voor de opleidingen op locatie Flevoland geldt dat de studiebegeleiding bestaat uit studentbegeleiding waaronder is begrepen studieloopbaanbegeleiding. Daar waar de term studieloopbaanbegeleider in art. 4.2 wordt gebruikt, moet deze worden gelezen als studentbegeleider. Artikel 4.2 Studieloopbaanbegeleiding 1. Aan elke student wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen een maand na aanvang van de studie een studieloopbaanbegeleider toegewezen. De studieloopbaanbegeleider begeleidt de student bij het maken van studie- en loopbaankeuzes met als resultaat het ontwikkelen van de studieloopbaan en van een eigen arbeidsidentiteit. 2. De studieloopbaanbegeleider geeft binnen vijf maanden na aanvang van de studie op basis van ten minste drie gesprekken met de student, een voorlopig studieadvies. Dit advies wordt door de studieloopbaanbegeleider nader onderbouwd in een gesprek met de student. Voor afstandslerenstudenten kan een afwijkende regeling gelden. De procedure met betrekking tot het voorlopige advies is hier te vinden. 3. De studieloopbaanbegeleider adviseert de examencommissie in geval de examencommissie voornemens is aan een bindend studieadvies een afwijzing te verbinden. Het bindend studieadvies wordt beschreven in hoofdstuk 5. 4. Waar nodig verwijst de studieloopbaanbegeleider de student intern of extern door. 5. De student overlegt met zijn studieloopbaanbegeleider over de voortgang van zijn leerproces in het kader van het door hem op te stellen persoonlijk activiteitenplan, waarin wordt beschreven aan welke competenties de student wil werken en op welke wijze. 6. De onderwijseenheden met betrekking tot de studieloopbaanbegeleiding behoren tot de major. De totale omvang van de studieloopbaanbegeleiding en de verdeling van studiepunten is te vinden in deel 1 van dit statuut bij paragraaf 1.3.2. Artikel 4.3 – Algemene studiebegeleiding 1. De algemene studiebegeleiding bestaat uit begeleidingsvormen die gericht zijn op de studievoortgang en het welbevinden van de student. 2. De algemene studiebegeleiding bestaat uit: a. De studentbegeleiding door de studentendecaan. b. De studentbegeleiding door de studentenpsycholoog. c. De diensten van het studieloopbaancentrum.
35
Artikel 4.4 - Bijzondere studiebegeleiding 1. Een student kan in de gelegenheid worden gesteld om op een aangepaste wijze deel te nemen aan het onderwijs of de tentamens. Deze mogelijkheid wordt in elk geval geboden aan: a. studenten met een lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis of functiebeperking. Hierbij wordt het Uitvoeringsreglement studenten met een functiebeperking (SMF) in acht genomen. Het Uitvoeringsreglement is hier te vinden; b. studenten in een Nederlandstalige opleiding met een niet-Nederlandse vooropleiding en/of studenten met een gebleken achterstand in de Nederlandse taal; c. studenten die behoren tot een etnische of culturele minderheid waarvan de deelname in het hoger onderwijs in betekenende mate achterblijft bij de deelname van Nederlanders die niet behoren tot een dergelijke minderheid; d. studenten met één van de hier vermelde Topsportstatussen conform de regeling Profileringsfonds die hier te vinden is. e. Studenten met een topondernemersstatus conform de Topondernemersregeling, welke hier te vinden is. 2. De student die gebruik wil maken van een voorziening als bedoeld in lid 1, moet hiertoe een schriftelijk en gemotiveerd verzoek indienen (tenzij dit al in een overeenkomst met de student is vastgelegd). De intake hiertoe start bij de decanen in het studiesuccescentrum. Zo’n verzoek kan betrekking hebben op het onderwijs of de tentamens in het algemeen maar het kan ook één of meer specifieke onderwijseenheden en/of tentamens betreffen. a. De student dient het verzoek in bij de examencommissie wanneer het gaat om aanpassing van het onderwijsprogramma en de tentamens / examens en bij de directeur wanneer het gaat om het verstrekken van materiële faciliteiten en overige faciliteiten in de onderwijsvoorzieningen, waarin begrepen de begeleiding van de student bij het plannen van zijn studie. Een formulier voor de aanvraag bijzondere studiebegeleiding is hier te vinden. 3. De beslissing wordt, indien het een bijzondere begeleiding ex. artikel 1 lid a t/m c betreft, genomen met inachtneming van het Uitvoeringsreglement Studeren met een Functiebeperking. De beslissing op grond van lid 1d wordt genomen met inachtneming van de regeling Profileringsfonds. De beslissing op grond van lid 1 e wordt genomen met inachtneming van de Topondernemersregeling. 4. De beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan de student en voor zover nodig aan de betrokken coördinator Diversiteit binnen de opleiding, de betrokken docenten en/of examinator(en).
Hoofdstuk 5 - STUDIEADVIES Artikel 5.1 - Uitbrengen studieadvies 1. De examencommissie brengt namens het instellingsbestuur aan elke student die is ingeschreven in de propedeutische fase van de opleiding het studieadvies uit over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding, waaraan ook een afwijzing kan worden verbonden. 2. Het studieadvies is gebaseerd op de door de student behaalde studieresultaten. Het advies geeft een indicatie voor het verdere verloop van deze studie bij gelijkblijvende inspanningen van zowel de opleiding als van de student. 3. De examencommissie betrekt in zijn advies de persoonlijke omstandigheden van de student zoals aangegeven in het Uitvoeringsbesluit WHW (Stb. 1993, 48). 4. De examencommissie brengt het eerste advies aan de voltijd- en duale studenten niet eerder uit dan het moment waarop de student vier onderwijsperioden voor de opleiding ingeschreven staat. Voor de deeltijd- en afstandslerenstudenten wordt het eerste advies door de examencommissie uitgebracht op het hier genoemde tijdstip, maar niet eerder dan na vier onderwijsperioden. Niet van toepassing. 5. Voor het bepalen van het aantal behaalde studiepunten tellen vrijstellingen niet mee. 6. Zolang het propedeutisch examen nog niet is behaald, kan na afloop van ieder semester opnieuw een studieadvies worden uitgebracht waaraan een afwijzing wordt verbonden. Tweede en eventueel latere adviezen worden uitgebracht op de hier genoemde tijdstippen, waarbij tevens de studienorm is aangegeven. 36
7. Na het behalen van de propedeuse kan aan een studieadvies geen afwijzing meer worden verbonden. 8. Een student kan verzoeken om opschorting of intrekking van een studieadvies. Hiertoe dient een met redenen omkleed verzoek te worden ingediend bij de examencommissie. Artikel 5.2 - Afwijzing bij het studieadvies 1. Aan het eerste studieadvies wordt een afwijzing verbonden, indien de student bij het uitbrengen daarvan minder dan 54 studiepunten heeft behaald. Voor de te behalen studiepunten kunnen onderwijseenheden zijn aangewezen, waarvan de studiepunten in elk geval moeten zijn behaald. Niet van toepassing voor Maatschappelijk werk en dienstverlening 2. Voor de voltijdse afstandslerenstudenten geldt in afwijking van lid 1 dat aan het eerste studieadvies een afwijzing wordt verbonden, indien de student bij het uitbrengen daarvan minder dan 45 studiepunten heeft behaald. 3. Aan volgende studieadviezen wordt een afwijzing verbonden, indien de student niet heeft voldaan aan de in leden 1 tot en met 4 vastgelegde norm. 4. Alle studenten dienen uiterlijk na twee jaren van inschrijving het propedeutisch examen te hebben behaald. 5. Indien de afwijzing achterwege is gebleven wegens persoonlijke omstandigheden, kan de examencommissie voor het daaropvolgende studiejaar voor de betreffende student een individuele studienorm vaststellen. De examencommissie bepaalt de periode waarbinnen de studiepunten moeten zijn behaald. Indien de studiepunten niet binnen de vastgestelde periode zijn behaald, ontvangt de student alsnog een afwijzing. 6. De afwijzing heeft betrekking op de hierna genoemde opleidingen: Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Sociaal Pedagogische Hulpverlening, Pedagogiek en Pedagogisch Management in de Kinderopvang. 7. Bij afwijzing wordt de inschrijving voor de opleiding beëindigd. De student wordt ten minste twee jaar niet meer ingeschreven in de opleidingen waarvoor de afwijzing geldt. Bij een eventueel nieuw verzoek tot inschrijving dient de student ten genoegen van de examencommissie aannemelijk te maken dat hij die opleiding dit maal met succes zal kunnen volgen. De examencommissie kan hiervoor regels vaststellen. Artikel 5.3 - Procedure bij afwijzing bij het studieadvies 1. De student wordt in het kader van de studiebegeleiding ten minste één maal schriftelijk gewaarschuwd voor de gevolgen van het niet tijdig voldoen aan de norm van de studievoortgang. 2. Indien een student bij het studieadvies niet het door hem te behalen aantal studiepunten heeft behaald in de onderwijseenheden waarin deze moeten zijn behaald, vraagt de examencommissie a. het advies van de decaan met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de student; b. het advies van de studieloopbaanbegeleider met betrekking tot de studieloopbaan van de student. 3. De examencommissie betrekt beide adviezen bij het te nemen besluit. 4. Indien de examencommissie voornemens is aan het studieadvies een afwijzing te verbinden, stelt zij de student daarvan schriftelijk op de hoogte en stelt hem daarbij tevens in de gelegenheid voorafgaand aan het nemen van het besluit te worden gehoord. De examencommissie voegt bij het bericht de studievoortgangslijst waarop het voornemen is gebaseerd. 5. De examencommissie stelt de student schriftelijk en gemotiveerd in kennis van haar besluit tot afwijzing en wijst de student op de mogelijkheid van het instellen van beroep. 6. De door het College van Bestuur ter zake vastgestelde procedurele regels worden in acht genomen. Deze regels zijn hier te vinden. 7. Elke examencommissie rapporteert jaarlijks aan het College van Bestuur over het aantal gegeven afwijzingen. Zij kan daarbij tevens adviseren of en in welk opzicht de regels met betrekking tot de afwijzing verbonden aan het studieadvies, aanpassing behoeven.
37
Hoofdstuk 6 – TOETSEN, TENTAMENS EN EXAMENS Artikel 6.1 - Vorm van de tentamens 1. Het tentamen bestaat uit één of meerdere van de volgende vormen: a. een schriftelijke of mondelinge toets; b. een portfolio of werkstuk; c. een assessment. 2. De vorm(en) van het tentamen wordt/worden bij elke onderwijseenheid aangegeven. 3. De datum waarop de laatste toets van het tentamen is afgelegd dan wel waarop de toets moet worden ingeleverd, wordt als tentamendatum geregistreerd. Artikel 6.2 - Schriftelijke toets 1. Een schriftelijke toets wordt afgenomen aan, of onmiddellijk na het einde van de onderwijsperiode waarin het onderwijs in de onderwijseenheid is verzorgd. 2. In de regel is de herkansing van een schriftelijke toets van een onderwijseenheid uit het curriculum van de hoofdfase aan het einde van de daaropvolgende periode. De herkansing van een schriftelijke toets van een onderwijseenheid uit het curriculum van de propedeuse is in de regel in de loop van de daaropvolgende periode. 3. Om deel te nemen aan een schriftelijke toets van een onderwijseenheid uit het curriculum van de hoofdfase moet de student zich voor deze toets inschrijven. Met uitzondering van schriftelijke toetsen bij de opleidingen afstandsonderwijs is inschrijven niet nodig voor deelname aan een schriftelijke toets van een onderwijseenheid uit het curriculum van de propedeuse. 4. Bij aanvang van het tentamen moet de student de presentielijst tekenen en zich kunnen legitimeren door middel van zijn collegekaart van het lopende studiejaar en een geldig identiteitsbewijs (2 x ID). Artikel 6.3 - Portfolio of werkstuk als toets 1. Een groepsgewijs afgenomen toets in de vorm van een portfolio of werkstuk is zodanig ingericht dat door de examinator een individuele beoordeling kan worden gegeven. 2. Het portfolio, documenten in het portfolio en/of ander schriftelijke werkstukken van studenten kunnen worden gecontroleerd op een juiste wijze van bronvermelding, eventueel met behulp van een plagiaatchecker. Het kopiëren van andermans werk zonder bronvermelding is een vorm van fraude. De examencommissie is bevoegd om bij fraude een strafmaatregel op te leggen. Dit is verder uitgewerkt in het Reglement Examencommissie. Artikel 6.4 - Mondelinge toets 1. Bij een mondelinge toets wordt als regel niet meer dan één persoon tegelijk getoetst. De opleiding kan hier gemotiveerd van afwijken. 2. De mondelinge toets is onder voorwaarden openbaar, deze voorwaarden zijn hier te vinden (NVT). De examencommissie of de desbetreffende examinator kunnen in een bijzonder geval anders bepalen. In het geval de student gemotiveerd tegen de openbaarheid bezwaar heeft gemaakt neemt de examencommissie een beslissing over de openbaarheid van de mondelinge toets. 3. De examencommissie kan besluiten dat een mondelinge toets wordt afgelegd in aanwezigheid van een tweede examinator. Indien de examencommissie geen besluit heeft genomen, kan de student de examencommissie schriftelijk verzoeken de mondelinge toets te mogen afleggen in aanwezigheid van een tweede examinator, of het tentamen vast te leggen op een mediadrager. 4. De datum waarop de mondelinge toets is afgelegd wordt geregistreerd als tentamendatum.
38
Artikel 6.5 - Vrijstelling voor tentamens 1. Een student kan de examencommissie verzoeken vrijstelling te geven voor het afleggen van een of meer tentamens. De student dient aan te tonen dat hij op grond van elders in het hoger onderwijs behaalde tentamens of examens, dan wel op grond van buiten het hoger onderwijs opgedane kennis of vaardigheden, voldoet aan het/de leerdoel(en) van die onderwijseenheid en deze deel uitmaakt van het examen van de student. 2. De van toepassing zijnde regels voor het aanvragen van een vrijstelling zijn opgenomen in het Reglement Examencommissie. 3. Een vrijstelling wordt in de studievoortgangregistratie verwerkt. Artikel 6.6 - Afleggen van tentamens 1. Een tentamen kan niet worden afgelegd indien niet aan de ingangseisen van de betreffende onderwijseenheid is voldaan. 2. Elk tentamen kan maximaal tweemaal per jaar worden afgelegd. Nadere regels omtrent herkansingen zijn te vinden in het Reglement Examencommissie. De Examencommissie kan besluiten dat individuele studenten een extra tentamenkans krijgen. 3. Indien de student bij het eerste studieadvies als bedoeld in art. 5.1, 50 of meer studiepunten heeft behaald, maar minder dan 60 studiepunten, krijgt de student in afwijking van lid 2 driemaal de mogelijkheid een propedeusetentamen af te leggen. De derde tentamenmogelijkheid vindt plaats in de vijfde periode. 4. Een tentamen dat met voldoende resultaat is afgelegd, kan niet opnieuw worden afgelegd. Indien het cijfer van een onderwijseenheid is gebaseerd op de beoordeling van meer dan één onderdeel en een onderdeel meer dan eenmaal wordt afgelegd, telt het hoogst behaalde cijfer van elk onderdeel, onverlet lid 2 en lid 3. 5. In bijzondere gevallen kan voorafgaand aan het studiejaar worden bepaald dat het tentamen voor een onderwijseenheid maar één maal per jaar kan worden afgelegd. 6. De ‘Regels Tentaminering’ met daarin de regel die van toepassing zijn tijdens de tentamens, zijn hier te vinden. 7. De student kan de examencommissie verzoeken wegens bijzondere omstandigheden het tentamen op een andere wijze af te leggen dan aangegeven bij de desbetreffende onderwijseenheid. Dit is verder uitgewerkt in het Reglement Examencommissie. 8. Aan studenten met een lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis of functiebeperking kan de gelegenheid worden geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. Artikel 6.7 - Cijfers 1. Met in achtneming van het bepaalde in de volgende volzinnen, moet ieder tentamen van een examen moet met goed gevolg worden afgelegd. 2. Bij de beoordeling van de tentamens wordt de volgende normering gehanteerd: a) een cijfer of letter(combinatie): 1 of zs = zeer slecht / very poor 2 of s = slecht / poor 3 of zo = zeer onvoldoende / very insufficient 4 of o = onvoldoende / insufficient 5 of bv = bijna voldoende / almost sufficient 6 of v = voldoende / sufficient 7 of rv = ruim voldoende / satisfactory 8 of g = goed / good 9 of zg = zeer goed / very good 10 of u = uitmuntend / excellent b) een oordeel V, NV = Voldaan / Pass, Niet Voldaan / Fail c) een beoordeling vr = vrijstelling / exemption 39
d) een beoordeling Evr
= vrijstelling op grond van Ervaringscertificaten / exemption based on an assessment of prior learning
Artikel 6.8 – Toetsuitslag en tentamencijfer 1. De uitslag van de toetsen wordt door de examinator vastgesteld en bekend gemaakt binnen 3 weken na het afleggen van de toets. 2. De examencommissie stelt regels vast voor de bekendmaking van de uitslag van toetsuitslagen en tentamencijfers. Deze regels zijn in het Reglement Examencommissie opgenomen. 3. De student heeft digitaal toegang tot zijn studievoortganglijst, waarop de uitslag van elk door hem afgelegd tentamen is opgenomen. Bij het verkrijgen van toegang wordt de student geïnformeerd over het recht op inzage zoals bedoeld in artikel 6.9 van deze regeling, alsmede op de mogelijkheid tegen de beoordeling van tentamens beroep in te stellen bij het College van Beroep voor de Examens. Artikel 6.9 - Inzage beoordeeld werk 1. Gedurende een periode van ten minste 3 weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Gedurende deze termijn kan een student die aan het tentamen heeft deelgenomen kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de beoordelingsnormen. 2. In afwijking van lid 1 kan de examencommissie bepalen dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op ten minste één vast tijdstip. Indien de student aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op de vastgestelde plaats en tijdstip, wordt hem een andere mogelijkheid geboden (zie het Reglement Examencommissie). Artikel 6.10 – Geldigheidsduur tentamens en vrijstellingen 1. De geldigheidsduur van tentamens en vrijstellingen is vier jaar. 2. De geldigheidsduur kan op verzoek van een student door de examencommissie worden verlengd. De examencommissie stemt in ieder geval met dit verzoek in wanneer de kennis, vaardigheden en inzichten die in deze onderwijseenheid worden onderwezen, nog actueel zijn, dan wel, indien deze niet meer actueel zijn, de student naar het oordeel van de examencommissie kan aantonen dat de kennis, vaardigheden en inzichten van deze module door deze student actueel zijn gehouden. 3. De geldigheidsduur kan worden verkort door de opleiding. De lijst van onderwijseenheden met afwijkende geldigheidsduur is hier te vinden. Niet van toepassing. Artikel 6.11 - Examen 1. De examencommissie stelt in vergadering bijeen de uitslag van het examen vast, nadat de examencommissie heeft onderzocht of de student aan alle voor het desbetreffende examen geldende verplichtingen heeft voldaan en of de student voldoet aan de voorwaarden die deze onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor de bij de opleiding behorende graad. De examencommissie kan hiertoe een door of namens haar zelf te verrichten onderzoek uitvoeren. 2. In het Reglement Examencommissie is de wijze vastgelegd waarop de examencommissie uitvoering geeft aan het bepaalde in lid 1. 3. De datum van de in het eerste lid bedoelde vergadering is de examendatum die op het getuigschrift wordt vermeld. 4. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de examencommissie een getuigschrift uitgereikt. Het getuigschrift vermeldt in ieder geval de opleiding waarin het examen is afgelegd, de onderdelen van het examen en de graad die is verleend. 5. De examencommissie reikt naast het getuigschrift een diplomasupplement uit.
40
Artikel 6.12 - Cum laude 1. Het propedeutisch examen en het afsluitend examen van de bachelor kunnen cum laude worden afgelegd. 2. Het propedeutisch examen is cum laude afgelegd indien a. het (gewogen) gemiddelde van de beoordelingen van de examenonderdelen in de propedeuse ten minste en zonder afronding 8,0 is; b. voor elk van de tot het propedeutisch examen behorende onderdelen zonder herkansing ten minste een 6,0 is behaald; c. en voor minimaal 30 credits van de propedeuse een tentamen is afgenomen. 3. Het afsluitende examen van de bachelor is cum laude afgelegd indien a. het (gewogen) gemiddelde van de beoordelingen van de examenonderdelen in de hoofdfase ten minste en zonder afronding 8,0 is; b. voor elk van de tot het afsluitende examen behorende onderdelen zonder herkansing ten minste een 6,0 is behaald; c. en voor minimaal 120 credits van de hoofdfase een tentamen is afgenomen. 4. Het toekennen van cum laude is nader uitgewerkt in het reglement “Cum laude Windesheim”. Dit reglement is hier te vinden.
Hoofdstuk 7 - EXAMENCOMMISSIE Artikel 7.1 - Instelling en taken examencommissie 1. De directeur van het domein stelt voor elke opleiding of groep van opleidingen van het domein een examencommissie in. 2. De examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. 3. Naast het bepaalde in lid 2 heeft de examencommissie de volgende taken en bevoegdheden: het borgen van de kwaliteit van de tentamens, het aanwijzen van examinatoren om tentamens en examens af te nemen en de uitslag daarvan vast te stellen, het borgen van een correcte organisatie en coördinatie van de tentamens en examens van de opleiding(en), het uitbrengen van het bindend studieadvies alsmede het verlenen van vrijstelling voor het afleggen van één of meer tentamens. 4. De examencommissie stelt richtlijnen en beoordelingsnormen vast voor de uitslag van tentamens en examens. Deze richtlijnen en beoordelingsnormen zijn te vinden in het Reglement Examencommissie. 5. Het Reglement Examencommissie bevat, naast hetgeen genoemd in lid 4, in elk geval bepalingen omtrent: a. het verlenen van vrijstellingen; b. fraude; c. het beleid met betrekking tot de goedkeuring van het PAP; d. het aanvragen en uitreiken van getuigschriften; e. de gang van zaken tijdens de tentamens. Het Reglement Examencommissie is in het Studentenstatuut te vinden. Artikel 7.2 - Benoeming en samenstelling examencommissie 1. De directeur van het domein benoemt de leden van de examencommissie waaronder begrepen de voorzitter, op basis van hun deskundigheid op het terrein van de opleiding of van de groep van opleidingen. 2. Ten minste één lid is als docent verbonden aan de opleiding of aan een opleiding die tot de groep van opleidingen behoort. Ten minste één lid is niet verbonden aan de opleiding of aan één van de andere opleidingen uit het domein waartoe de opleiding behoort. Er worden geen commissieleden benoemd die een managementfunctie binnen Windesheim hebben met een financiële verantwoordelijkheid. 3. Alvorens tot benoeming van een lid over te gaan, hoort de directeur de leden van de examencommissie. 4. De examencommissie bestaat uit ten minste vijf leden. Uitzondering hierop is de examencommissie van 41
het Windesheim Honours College, deze bestaat uit minimaal drie leden. 5. De examencommissie kent voldoende plaatsvervangende leden om zonder onderbreking haar taken als bedoeld in artikel 7.1 uit te kunnen voeren. 6. De benoeming geschiedt voor een periode van 3 jaar. De leden zijn opnieuw benoembaar. De benoeming van het lid als genoemd in lid 2, tweede volzin, wordt benoemd voor een periode van 1 jaar en kan maximaal 2 keer opnieuw benoemd worden. 7. Het lidmaatschap van de in het tweede lid, eerste volzin genoemde lid van de examencommissie, eindigt indien de betrokkene niet meer aan de opleiding of instelling is verbonden. 8. De leden van de examencommissie hebben in geen enkel opzicht een financiële verantwoordelijkheid voor of binnen de opleiding. 9. Aan een examencommissie kan een ambtelijk secretaris worden toegevoegd. Artikel 7.3 - Subcommissies 1. De examencommissie kan al dan niet uit haar midden een onder haar verantwoordelijkheid functionerende commissie instellen met betrekking tot bijvoorbeeld: a. het doen van beleidsvoorstellen met betrekking tot het goedkeuren van regelmatig voorkomende persoonlijke activiteitenplannen van studenten; b. het goedkeuren van persoonlijke activiteitenplannen van studenten; c. het bewaken van de kwaliteit van toetsing en beoordeling. 2. De examencommissie maakt voorstellen zoals bedoeld in lid 1 sub a bekend in de door haar opgestelde regels (zie artikel 7.1 lid 4). Deze besluiten kunnen worden gewijzigd en/of ingetrokken met ingang van het tweede semester volgend op de datum van het besluit. Artikel 7.4 - Examinatoren 1. Ten behoeve van het afnemen van de tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan wijst de examencommissie examinatoren aan. 2. Als examinator kunnen worden aangewezen leden van het personeel die met het verzorgen van onderwijs in de desbetreffende onderwijseenheid zijn belast alsmede deskundigen van binnen of buiten de instelling. 3. De examinatoren verstrekken de examencommissie de gevraagde inlichtingen. Artikel 7.5 - Getuigschriften en verklaringen 1. Het getuigschrift wordt niet eerder uitgereikt dan nadat de examencommissie heeft vastgesteld dat: a. de student conform artikel 6.11 lid 1 heeft voldaan heeft aan de voorwaarden die deze onderwijsen examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor de bij de opleiding behorende graad, b. de student aan al zijn studie-verplichtingen heeft voldaan; c. de student aan al zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan; d. de student aan de overige bij wet gestelde vereisten heeft voldaan. 2. De examencommissie voegt aan een getuigschrift van het met goed gevolg afgelegde afsluitend examen, een supplement toe. Het supplement wordt opgesteld in het Engels. 3. De examencommissie reikt op verzoek van de student een verklaring uit in de gevallen dat een student meer dan een tentamen met goed gevolg heeft afgelegd, maar aan hem geen getuigschrift kan worden uitgereikt. 4. De examencommissie kan regels van procedurele aard vaststellen ten aanzien van de uitreiking van getuigschriften en verklaringen.
42
Hoofdstuk 8 – SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN Artikel 8.1 - Bezwaar en beroep Tegen besluiten op grond van deze regeling genomen staat beroep open bij het College van Beroep voor de Examens Windesheim. Het reglement van het College van Beroep voor de Examens is hier te vinden. Artikel 8.2 - Wijziging van de regeling Tentamens van onderwijseenheden, die niet meer in het onderwijsprogramma zijn opgenomen, worden in het eerste daaropvolgende studiejaar voor de studenten die het onderwijs daarin al hebben gevolgd, nog ten minste eenmaal afgenomen. Artikel 8.3 - Bijlagen bij onderwijs- en examenregeling De bij deze regeling behorende uitwerkingen vormen tezamen met deze regeling de onderwijs- en examenregeling van de opleiding. Artikel 8.4 - Slot- en overgangsbepalingen 1. De bij deze regeling behorende overgangsregeling is hier te vinden, waarbij is aangegeven: a. op welke studenten (zo nodig per jaar van inschrijving) de regeling van toepassing is; b. voor welke minor en/of onderwijsheden de overgangsregeling van toepassing is; c. de jaren waarin het onderwijs uiterlijk nog wordt gegeven en de jaren waarin de tentamens uiterlijk nog kunnen worden afgelegd. 2. In de gevallen waarin deze onderwijs- en examenregeling niet voorziet, beslist de directeur van het domein. Artikel 8.5 - Inwerkingtreding en looptijd 1. Deze regeling treedt in werking op 1 september 2015 en loopt tot 1 september 2016. 2. Het format van de Onderwijs- en Examenregeling is door het College van Bestuur op 29-05-2015 vastgesteld, na instemming van de Centrale Medezeggenschapsraad op 13-05-2015. 3. De directeur van het domein [Rien Komen] heeft de Onderwijs en Examenregeling van de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Flevoland Almere vastgesteld op 31-08-2015, na het advies van de Opleidingscommissie en na instemming van de Deelraad, respectievelijk op 25-06-2015, en 2808-2015.
Dr. ir. M.H.C. Komen Directeur van het domein Windesheim Flevoland
Almere, 31-08-2015
Handtekening Dr. ir. M.H.C. Komen:
43