ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING
BACHELOR OF SCIENCE OPLEIDINGEN van de
Faculteit Economie en Bedrijfskunde (FEB)
STUDIEJAAR 2009-2010 UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM
ii
OER Bacheloropleidingen FEB 2009-2010
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave Vaststelling en publicatie
v
Hoofdstuk 1: Algemene regels voor alle bacheloropleidingen van de FEB -
artikel 1: artikel 2: artikel 3: artikel 4: artikel 5: artikel 6: artikel 7: artikel 8: artikel 9: artikel 10: artikel 11: artikel 12: artikel 13: artikel 14: artikel 15: artikel 16: artikel 17: artikel 18: artikel 19: artikel 20: artikel 21: artikel 22: artikel 23: artikel 24: artikel 25:
Toepasselijkheid Examencommissie Eindtermen Het studieprogramma Deeltijd / Voltijd Afleggen tentamens, examens en Cum Laude regeling Geldigheidsduur tentamens Tentamenregeling Fraude Bijzondere tentamenregelingen Openbaarheid Bekendmaking tentamenresultaat Inzage schriftelijke tentamens Vrijstellingen Bindend studieadvies propedeuse Toelating tot tentamens in de opleiding Deelname aan het onderwijs Taal Studievoortgang en -begeleiding Toelating tot Nederlandstalige programma’s Toelating tot Engelstalige programma’s Eisen Colloquium Doctum Deficiënties Bijvakstudenten Hardheidsclausule
Hoofdstuk 2: De bacheloropleiding Actuariële wetenschappen 2.1 Eindtermen naar doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude 2.2 Programma’s 2009-2010 2.3 Vakkenlijsten 2009-2010 2.4 Ingangseisen per vak
Hoofdstuk 3: De bacheloropleiding Econometrie en Operationele research 3.1 Eindtermen naar doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude 3.2 Programma’s 2009-2010 3.3 Vakkenlijsten 2009-2010 3.4 Ingangseisen per vak
Hoofdstuk 4: De bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde 4.1 Eindtermen naar doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude 4.2 Programma’s 2009-2010 4.3 Vakkenlijsten 2009-2010 4.4 Ingangseisen per vak
iii
1 3 3 3 3 5 5 7 7 7 7 8 8 8 9 9 11 12 13 13 13 14 14 15 15 15
17 19 21 22 24
25 27 30 34 37
39 41 44 56 63
OER Bacheloropleidingen FEB 2009-2010
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 5: De bacheloropleiding Fiscale economie 5.1 Eindtermen naar doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude 5.2 Programma’s 2009-2010 5.3 Vakkenlijsten 2009-2010 5.4 Ingangseisen per vak
Bijlagen Bijlage A:
67 69 71 72 74
75 Speciale Programma’s
77
- Honoursprogramma FEB - Double Degree Programma ‘s - Double Degree Fiscale Economie
77 78 84
Bijlage B:
Huishoudelijk Reglement Schriftelijke Tentamens FEB
85
Bijlage C:
Klachtenregeling FEB
89
Bijlage D:
Reglement Bachelorscripties en Stages aan de FEB 2009-2010
93
Bijlage E:
Fraude- en Plagiaatregeling UvA
103
Bijlage F:
Lijst met gebruikte afkortingen
109
iv
OER Bacheloropleidingen FEB 2009-2010
Vaststelling en publicatie
Vaststelling en publicatie 1. Deze Onderwijs- en Examenregeling voor alle bacheloropleidingen van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde 2009-2010 is vastgesteld door de decaan van de FEB op 29 juni 2009 na advies van: - de Opleidingscommissie Actuariële wetenschappen, Econometrie en Operationele research (AEO) - de Opleidingscommissie Economie en Bedrijfskunde - de Opleidingscommissie Fiscale Economie - de Examencommissie FEB - de Ondernemingsraad FEB en na advies c.q. instemming van de facultaire studentenraad FEB op de onderdelen van deze regeling waarop de facultaire studentenraad conform het faculteitsreglement advies- c.q. instemmingsrecht heeft. 2. Deze Onderwijs- en Examenregeling wordt bekend gemaakt door een verkorte opname in de studiegids van de FEB. De volledige tekst wordt op het FEB-web gepubliceerd. (www.FEB.uva.nl/onderwijsinstituut) 3. Deze Onderwijs- en Examenregeling kan voor een specifieke opleiding worden aangehaald als ‘Onderwijs- en Examenregeling Bachelor of Science in [betreffende opleiding] UvA studiejaar 2009-2010’ of kortweg OER BSc [betreffende opleiding] 2009-2010. De betreffende bacheloropleidingen zijn Actuariële wetenschappen, Econometrie en Operationele research, Economie en Bedrijfskunde, en Fiscale economie.
v
OER Bacheloropleidingen FEB 2009-2010
Vaststelling en publicatie
vi
OER Bacheloropleidingen FEB 2009-2010
Hoofdstuk I
Algemene regels voor alle
Bacheloropleidingen van de
Faculteit Economie en Bedrijfskunde (FEB)
1
OER Bacheloropleidingen FEB 2009-2010
2
OER Bacheloropleidingen FEB 2009-2010
Algemene regels
Hoofdstuk 1 Artikel 1 – Toepasselijkheid 1. Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de volgende vier bacheloropleidingen: - Bachelor of Science in Actuariële wetenschappen; - Bachelor of Science in Econometrie en Operationele research; - Bachelor of Science in Economie en Bedrijfskunde; - Bachelor of Science in Fiscale economie. De bacheloropleidingen zijn opleidingen van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde, verder te noemen: 'de faculteit' of ‘de FEB’. 2. Indien in deze regeling gesproken wordt van ‘de opleiding’ zonder nadere toevoeging, dan heeft dit betrekking op elke bacheloropleiding van de FEB. 3. Indien in deze regeling gesproken wordt van de opleiding Actuariële wetenschappen, of van de opleiding Econometrie en Operationele research, of van de opleiding Economie en Bedrijfskunde, of van de opleiding Fiscale economie, dan heeft de betreffende tekst alleen betrekking op de genoemde bacheloropleiding.
Artikel 2 – Examencommissie (art.7.12 WHW) 1. De Examencommissie is een door de decaan ingestelde commissie die tot taak heeft de controle op het afnemen van tentamens, alsook op de organisatie en coördinatie van de tentamens. 2. De Examencommissie is tevens bevoegd te beslissen in gevallen waarin deze regeling niet voorziet.
Artikel 3 – Eindtermen (art.7.13.2.a,b,c WHW) 1. De eindtermen qua doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude voor de opleiding Actuariële wetenschappen zijn opgenomen in hoofdstuk 2. 2. De eindtermen qua doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude voor de opleiding Econometrie en Operationele research zijn opgenomen in hoofdstuk 3. 3. De eindtermen qua doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude voor de opleiding Economie en Bedrijfskunde zijn opgenomen in hoofdstuk 4. 4. De eindtermen qua doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude voor de opleiding Fiscale economie zijn opgenomen in hoofdstuk 5.
Artikel 4 – Het studieprogramma (art. 7.13.2.a,d,e WHW) 1. Studiepunten worden berekend volgens het systeem van european credits (ec). De opleiding bestaat uit een propedeutische fase (de propedeuse of het eerste studiejaar) met een studielast van 60 studiepunten (ec), afgesloten met een propedeutisch examen, en een postpropedeutische fase (het tweede en derde studiejaar) met een studielast van 120 studiepunten (ec). De opleiding wordt afgesloten met het Bachelor of Science examen. Een uitgebreide beschrijving van het studieprogramma van elke opleiding staat weergegeven in de hoofdstukken 2 tot en met 5.
3
OER Bacheloropleidingen FEB 2009-2010
Algemene regels
2. Er zijn binnen de opleiding Economie en Bedrijfskunde Nederlandstalige en Engelstalige programma’s. Alle programma’s staan beschreven in hoofdstuk 4. Deelname aan de Nederlandstalige programma’s is aan beperkingen onderhevig conform artikel 20 in dit hoofdstuk. Deelname aan de Engelstalige programma’s is aan beperkingen onderhevig conform artikel 21 in dit hoofdstuk. 3. De vakken waaruit elk studieprogramma bestaat worden jaarlijks vastgesteld en in de studiegids bekend gemaakt. In de hoofdstukken 2, 3, 4 en 5 worden per opleiding de vakken beschreven waaruit elk studieprogramma in 2009-2010 bestaat. 4. a. Het door de student in de postpropedeutische fase gevolgde studieprogramma dient door de Examencommissie goedgekeurd te worden. b. Goedkeuring voor een studieprogramma in de postpropedeutische fase kan pas bij de Examencommissie aangevraagd worden als de student het propedeutisch examen van de betreffende opleiding heeft behaald dan wel daar vrijstelling voor heeft verkregen. c. Het studieprogramma dient te voldoen aan de Onderwijs- en Examenregeling geldig in het studiejaar waarin het studieprogramma ter beoordeling aan de Examencommissie wordt voorgelegd. d. In afwijking van het bepaalde in lid c kan de examencommissie onderdelen van het studieprogramma goedkeuren die beschreven staan in oudere Onderwijs– en Examenregelingen; deze regelingen mogen echter niet ouder zijn dan drie studiejaren voorafgaand aan het studiejaar waarin het studieprogramma ter beoordeling aan de Examencommissie wordt voorgelegd. e. Een student wiens studieprogramma door de Examencommissie is goedgekeurd, heeft het recht dat studieprogramma volledig af te ronden binnen 4 jaar met ingang van de datum van de goedkeuring van het studieprogramma. f. Indien een door de Examencommissie goedgekeurd studieprogramma als gevolg van het vervallen van vakken niet meer afgerond kan worden, beslist de Examencommissie op welke wijze dat studieprogramma alsnog afgerond kan worden. 5. a. Uitgezonderd de opleiding Fiscale economie en de studierichting Bedrijfskunde binnen de opleiding Economie en bedrijfskunde dient aan het einde van de postpropedeutische fase een Bachelorscriptie te worden geschreven binnen het vak Afstudeerseminar en Bachelorscriptie. De Bachelorscriptie dient te voldoen aan de eisen die staan vermeld in het ‘Reglement Bachelorscripties en Stages aan de FEB 2009-2010’ (Bijlage D). b. Bij de opleiding Fiscale economie, waar de Afstudeerseminar en de Bachelorscriptie twee afzonderlijke vakken zijn, kan de Bachelorscriptie geschreven worden bij ofwel een fiscaaleconomische docent van de FEB ofwel bij een fiscaal- juridische docent van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid (FdR). Wanneer een Bachelorscriptie geschreven wordt bij de FdR, is (eveneens) goedkeuring van de opleidingsdirecteur Fiscale economie vereist. De Bachelorscriptie dient te voldoen aan de eisen die staan vermeld in het ‘Reglement Bachelorscripties en Stages aan de FEB 2009-2010’ (Bijlage D). 6. In het kader van de opleiding Economie en Bedrijfskunde, de opleiding Fiscale economie en de opleiding Econometrie en Operationele research, variant Econometrie mag - indien het propedeutisch examen is behaald - een ‘keuzevakstage’ worden gelopen. Hieraan worden maximaal 10 studiepunten in de vrije keuzeruimte toegekend. De stage dient te voldoen aan de eisen die staan vermeld in het ‘Reglement Bachelorscripties en Stages aan de FEB 2009-2010’ (Bijlage D). 7. In het kader van de postpropedeutische fase van de opleiding Economie en Bedrijfskunde, de opleiding Actuariële wetenschappen en de opleiding Econometrie en Operationele research, (minor-) variant Operationele Research mag in samenhang met de Bachelorscriptie een ‘Bachelorscriptiestage’ worden gelopen; aan de Bachelorscriptiestage zelf worden geen studiepunten toegekend. De stage wordt wel afzonderlijk op de cijferlijst vermeld. De stage dient te voldoen aan de eisen die staan vermeld in het ’Reglement Bachelorscripties en Stages aan de FEB 2009-2010’ (Bijlage D).
4
OER Bacheloropleidingen FEB 2009-2010
Algemene regels
8. Keuzevakken binnen de vrije keuzeruimte van een opleiding kunnen gekozen worden: - uit alle vakkenlijsten van de FEB; - uit het aanbod van vakken bij een andere faculteit van de UvA; - uit het aanbod van vakken bij een andere universiteit in Nederland; - uit het aanbod van vakken bij een andere universiteit in het buitenland. Voor deelname aan het onderwijs en tentamens van keuzevakken gelden de volgende eisen: a. het propedeutisch examen dient behaald te zijn; b. aan de gestelde ingangseisen van het betreffende vak moet voldaan worden; c. het vak dient minimaal een postpropedeutisch niveau te hebben, tenzij het een cursus taalverwerving betreft (max. 10 ec) of het vak een onderdeel vormt van een door de Examencommissie goedgekeurde minor; d. het vak dient behaald te zijn in de periode dat de student bij een opleiding van de FEB stond ingeschreven; e. het vak heeft geen overlap met andere vakken binnen het postpropedeutische programma van de student; f. voor een vak buiten de FEB dient toestemming aan de Examencommissie te worden gevraagd. 9. Aan het postpropedeutische programma mogen extra vakken tot een maximum van 60 ec worden toegevoegd. Het toevoegen van vakken is alleen toegestaan als voldaan wordt aan de volgende eisen: - het vak is behaald aan de UvA, of aan een andere Nederlandse universiteit, of aan een buitenlandse universiteit; - het vak is behaald in de periode dat de student bij een opleiding van de FEB stond ingeschreven; - het vak dient minimaal een postpropedeutisch niveau te hebben, tenzij het een cursus taalverwerving betreft (max. 10 ec); - het vak heeft geen overlap met andere vakken binnen het (post)propedeutische programma van de student. 10. Een minor (30 ec) kan alléén binnen het studieprogramma worden opgenomen als: - de student een minorcertificaat kan overleggen dat door een faculteit of instituut van de UvA is afgegeven; - het een minor betreft die niet uit vakken bestaat die binnen de opleiding waarvoor de student staat ingeschreven worden aangeboden, met uitzondering van de minor ‘Entrepreneurship’. 11. Tijdens de propedeuse en de postpropedeutische fase kan een student aan de Examencommissie toestemming vragen om aan het universitaire Honoursprogramma te mogen deelnemen. De studielast van het universitaire Honoursprogramma komt bovenop die van de reguliere opleiding. Toestemming voor deelname aan het Honoursprogramma wordt alléén verleend wanneer voldaan is aan de daarvoor gestelde (toelatings)voorwaarden (zie Bijlage A).
Artikel 5 – Deeltijd / Voltijd (art. 7.13.2.i WHW) Elke opleiding van de FEB is voltijds ingericht.
Artikel 6 – Afleggen tentamens, examens en Cum Laude regeling (art.7.13.2.h, j WHW) 1. a. Voor alle vakken geldt dat in de periode van twaalf maanden, gerekend vanaf de aanvang van het onderwijs dat voorbereidt op een bepaald tentamen, ten minste driemaal de gelegenheid wordt geboden het tentamen af te leggen, waarvan éénmaal aansluitend op het verzorgde onderwijs. b. Het in sub a gestelde is niet van toepassing op practische oefeningen die deel uitmaken van een examenonderdeel. Studenten dienen in de gelegenheid te worden gesteld om, zo mogelijk
5
OER Bacheloropleidingen FEB 2009-2010
2.
3.
4.
5.
Algemene regels
en binnen de grenzen van de redelijkheid, werkstukken en/of praktische oefeningen die met een onvoldoende beoordeeld zijn te verbeteren. Onder praktische oefening wordt verstaan het deelnemen aan een practicum of andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden. Voorbeelden van een praktische oefening zijn: – het maken van een scriptie – het houden van een voordracht – het maken van een werkstuk of proefontwerp – het uitvoeren van een onderzoeksopdracht – het verrichten van een andere onderwijsactiviteit, vastgesteld door het opleidingsbestuur, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden. c. Voor een vak uit het studieprogramma waarvoor in een bepaald studiejaar geen onderwijs wordt aangeboden, kan toch ten minste éénmaal in dat studiejaar het tentamen worden afgelegd. Voor een vak dat per 1 september van het lopende studiejaar is komen te vervallen kan, naast eventueel de resterende herkansing(en) van de reguliere tentamenmogelijkheden zoals bedoeld in lid a, nog éénmaal in het lopende studiejaar tentamen worden afgelegd. d. Voor vakken binnen de opleiding die door een andere faculteit worden getentamineerd, geldt het tentamenreglement van de betreffende faculteit. e. Een afgelegd tentamen mag opnieuw worden afgelegd, waardoor het eerder behaalde judicium vervalt. Alléén het judicium van het laatst afgelegde tentamen geldt. Aan het tentamen van een vak wordt een judicium toegekend. a. Indien het judicium in een cijfer wordt uitgedrukt, dan gelden de volgende regels: - het laagste cijfer is een 1 en het hoogste cijfer een 10; - alléén hele of halve cijfers, uitgezonderd het cijfer 5.5, mogen worden toegekend; - het laagste cijfer dat voor een voldoende behaald kan worden, is het cijfer 6. b. Indien het judicium niet in een cijfer wordt uitgedrukt, dan is het judicium ofwel aan alle verplichtingen voldaan (AVV) ofwel onvoldoende (ONV). a. Indien een student voldaan heeft aan alle eisen van het propedeutisch examen van de opleiding waarvoor hij staat ingeschreven, kan hij het propedeutisch examen en het daarbij behorende propedeusediploma bij het Bureau Examens en Studiezaken (BES) aanvragen. De student dient zich hiertoe persoonlijk te melden bij BES en zijn paspoort of Nederlandse identiteitskaart te tonen. Propedeusediploma’s dienen door de student zelf te worden opgehaald bij BES, tenzij de student door het OWI is uitgenodigd voor de jaarlijkse diploma-uitreiking in het najaar. b. Indien een student voldaan heeft aan alle eisen van het bachelorexamen van de opleiding waarvoor hij staat ingeschreven, kan hij het bachelorexamen en het daarbij behorende bachelordiploma bij Bureau Examen- en Studiezaken (BES) aanvragen. De student dient zich hiertoe persoonlijk te melden bij BES en zijn paspoort of Nederlandse identiteitskaart te tonen. De uitreiking van bachelordiploma’s vindt negenmaal per jaar plaats. Aan het propedeusediploma wordt het judicium cum laude toegekend, indien: - het gewogen gemiddelde judicium van alle op de cijferlijst vermelde studieonderdelen tenminste 8 is; - er in geen enkel studieonderdeel een hertentamen is afgelegd; - voor maximaal 10 studiepunten aan vrijstelling is verleend. De Examencommissie behoudt zich het recht voor andere factoren bij de beoordeling te betrekken. Aan het bachelordiploma wordt het judicium cum laude toegekend, indien: - het gewogen gemiddelde judicium van alle op de cijferlijst vermelde niet-propedeuse studieonderdelen tenminste 8 is; - het judicium van de Bachelorscriptie tenminste het cijfer 8 bedraagt; - er in geen enkel studieonderdeel een hertentamen is afgelegd; - voor maximaal 20 studiepunten aan vrijstelling is verleend. De Examencommissie behoudt zich het recht voor andere factoren bij de beoordeling te betrekken.
6
OER Bacheloropleidingen FEB 2009-2010
Algemene regels
Artikel 7 – Geldigheidsduur tentamens (art.7.13.2.k WHW) 1. De geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde tentamens van de propedeutische fase is drie jaar en van de postpropedeutische fase zes jaar, behoudens de bevoegdheid van de Examencommissie die geldigheidsduur te verlengen. 2. In uitzondering op het in lid 1 gestelde geldt voor met goed gevolg afgelegde tentamens van doctoraalvakken - die vóór 1 september 2002 zijn behaald en die na 31 augustus 2002 zijn meegenomen bij de overstap van een doctoraalprogramma naar een bachelor- en masterprogramma een geldigheidsduur van 10 jaar, behoudens de bevoegdheid van de Examencommissie die geldigheidsduur te verlengen.
Artikel 8 – Tentamenregeling (art.7.13.2.l WHW) 1. a. De tentamens van de onderwijseenheden in de propedeutische fase worden schriftelijk afgelegd. b. De tentamens van de onderwijseenheden in de postpropedeutsche fase van de opleiding worden afgenomen in de vorm zoals jaarlijks vermeld in de studiegids. 2. Indien een tentamen bestaat uit verschillende onderdelen, wordt in de studiegids aangegeven uit welke onderdelen het tentamen bestaat en welke gewichten aan die onderdelen worden toegekend. 3. Voor vakken met een schriftelijk tentamen heeft de student recht op een representatief voorbeeldtentamen met uitwerkingen. 4. Nadere regels omtrent schriftelijke tentamens zijn vastgelegd in het ‘Huishoudelijk Reglement Schriftelijke Tentamens FEB’ (Bijlage B).
Artikel 9 – Fraude (art. 7.12.4 WHW) 1. Het bepaalde in de fraude- en plagiaatregeling studenten UvA is onverkort van toepassing en maakt onderdeel uit van deze onderwijs en examenregeling. De tekst van de regeling is als bijlage E bijgevoegd. 2. Indien tijdens een tentamen wordt geconstateerd dat een student handelt in strijd met de voorschriften zoals opgenomen in het ‘Huishoudelijk Reglement Schriftelijke Tentamens FEB’, wordt dit gemeld aan de Examencommissie. De Examencommissie bepaalt na het horen van student en docent de sanctie. 3. Bij de detectie van plagiaat in teksten kan gebruik worden gemaakt van elektronische detectieprogramma’s. Met het aanleveren van de tekst geeft de student impliciet toestemming tot het opnemen van de tekst in de database van het betreffende detectieprogramma. 4. Als aan een student vanwege fraude of een andere onregelmatigheid een sanctie wordt opgelegd, dan wordt deze geregistreerd in het dossier van de betreffende student.
Artikel 10 – Bijzondere tentamenregelingen (art. 7.13.2.m WHW) 1. Aan gehandicapte studenten wordt de gelegenheid geboden de tentamens af te leggen op een zo veel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze. De aanpassing kan inhouden dat maximaal een half uur extra per tentamen wordt gegeven voor het maken van het tentamen, en/of dat het tentamen wordt gemaakt in een aparte ruimte. Er moeten wel officiële bronnen zijn waaruit de handicap en de ernst ervan blijkt. Gehandicapte studenten kunnen zich met een verzoek om een voorziening formeel wenden tot de studie-adviseurs die de regeling namens de Examencommissie
7
OER Bacheloropleidingen FEB 2009-2010
Algemene regels
uitvoert. Indien een student zich niet houdt aan de door de FEB gestelde regels met betrekking tot deze extra faciliteiten, kan de Examencommissie als sanctie de extra faciliteiten tijdelijk dan wel permanent intrekken. 2. Studenten met een niet-Nederlandstalige achtergrond kunnen in hun eerste studiejaar van een Nederlandstalig programma maximaal een half uur extra per tentamen krijgen. Studenten die hiervoor in aanmerking komen, dienen vooraf toestemming van de Examencommissie te verkrijgen. 3. De FEB heeft bijzondere regelingen vastgesteld omtrent tentamendata voor topsporters. Voor meer informatie hierover kan de student zich wenden tot de studieadviseurs. 4. De Examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen over de wijze waarop tentamens bedoeld in artikel 10, lid 1,2,3 dienen te worden afgelegd.
Artikel 11 – Openbaarheid (art.7.13.2.n WHW) Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar tenzij de Examencommissie anders bepaalt.
Artikel 12 – Bekendmaking tentamenresultaat (art.7.13.2.o WHW) 1. Direct na afloop van een mondeling tentamen wordt de uitslag vastgesteld en aan de student bekend gemaakt. De examinator verstrekt de geëxamineerde een schriftelijke verklaring waaruit de uitslag blijkt. 2. Binnen dertien werkdagen na het afleggen van een schriftelijk tentamen wordt de uitslag door de examinator vastgesteld. Op verzoek van de examinator kan de termijn van dertien werkdagen met vijf werkdagen worden verlengd. Een dergelijk verzoek dient voor de tentamendatum te worden gericht aan de Examencommissie. 3. De examinator deelt de uitslag van het tentamen schriftelijk mee aan het Bureau Examen- en Studiezaken (BES) van de FEB. Deze zorgt ervoor dat de uitslag binnen twee werkdagen na inlevering bekend wordt gemaakt aan die studenten, die voor het betreffende tentamen stonden ingeschreven én die voldeden aan de ingangseisen van het betreffende vak. 4. Op het voorblad van een schriftelijk tentamen wordt vermeld wat de uiterste datum is waarop de uitslag aan de student wordt bekendgemaakt. Conform lid 2 en 3 van dit artikel is dit uiterlijk vijftien werkdagen na de tentamendatum. 5. Indien voor een vak een hertentamen plaats vindt binnen 6 weken na de tentamendatum, geldt het onder lid 2, 3 en 4 gestelde niet. De uitslag van een schriftelijk tentamen dient dan door de examinator binnen 10 werkdagen te zijn vastgesteld en de uitslag dient door de Onderwijsadministratie binnen twee werkdagen bekend gemaakt te worden. Op het voorblad van het tentamen dient de datum vermeld te worden waarop de uitslag aan de student bekend wordt gemaakt; dit is uiterlijk 12 werkdagen na de tentamendatum. 6. Het Bureau Examen- en Studiezaken (BES) draagt zorg voor de registratie van de uitslagen van examens en tentamens. Zij registreert tevens welke getuigschriften aan een student zijn uitgereikt.
Artikel 13 – Inzage schriftelijke tentamens (art.7.13.2.p,q WHW) 1. Binnen 30 werkdagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijke tentamen heeft elke student die zich volgens de regels - zoals bepaald in het ‘Huishoudelijk Reglement Schriftelijke Tentamens FEB’ (zie bijlage B) - voor dat tentamen heeft ingeschreven, het recht op inzage van het door hem gemaakte werk. 2. Op het voorblad van een schriftelijk tentamen wordt aangegeven op welke wijze er inzage is in dat tentamen.
8
OER Bacheloropleidingen FEB 2009-2010
Algemene regels
3. De examinator kan bepalen dat de inzage collectief geschiedt op een vooraf vastgestelde tijd en plaats. Hierbij blijft lid 1 van dit artikel onverminderd van toepassing. 4. Indien een student het recht op inzage heeft op grond van lid 1 van dit artikel en hij kan aantonen door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid tot inzage geboden. 5. Op verzoek wordt elke student die het recht op inzage heeft op grond van lid 1 van dit artikel in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van de vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de normen op grond waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. Tegen kostprijs wordt hem op verzoek een kopie van vragen, opdrachten, standaarduitwerkingen en beoordelingsnormen verschaft.
Artikel 14 – Vrijstellingen (art.7.13.2.r WHW) 1. De Examencommissie kan vrijstellingen voor het afleggen van één of meer tentamens van onderdelen binnen de opleiding verlenen op grond van vakken behaald aan een andere bachelor- dan wel masteropleiding. Vrijstelling wordt alléén verleend voor die vakken die wat betreft inhoud, niveau en studielast grotendeels overeenkomen met de vakken van de FEB waarvoor vrijstelling wordt aangevraagd. 2. Verzoeken om vrijstelling voor één of meer vakken dienen te worden gericht aan de Examencommissie. 3. Een verzoek tot vrijstelling wordt door de Examencommissie alléén in behandeling genomen als de student bij een opleiding van de FEB staat ingeschreven. 4. Voor het voldoen aan de eisen van het bachelorexamen mag voor maximaal 90 studiepunten aan vrijstellingen zijn opgenomen in de propedeutische én postpropedeutische fase van de opleiding (180 ec). 5. Vrijstellingen hebben dezelfde geldigheidsduur als tentamens, zoals opgenomen in artikel 7 van dit hoofdstuk, vanaf de datum waarop deze door de onderwijsdaministratie van de FEB worden geregistreerd.
Artikel 15 – Bindend studieadvies propedeuse (art.7.8.b; WHW) 1. a. In het eerste jaar van inschrijving ontvangt elke student vóór 15 december een resultatenoverzicht en een voorlopig studieadvies per e-mail op de UvA e-mailaccount. b. Elke student op wie dit artikel van toepassing is, ontvangt vóór 15 maart een resultatenoverzicht en een (waarschuwings)advies én voor 15 mei een tweede (waarschuwings)advies alsmede een resultatenoverzicht per e-mail op de UvA e-mailaccount. c. Voor het einde van het eerste jaar van inschrijving voor de opleiding geeft de FEB de studenten een studieadvies. Het negatieve studieadvies wordt per brief verstuurd met een resultatenoverzicht. d. Een negatief studieadvies wordt gegeven indien de student aan het einde van het eerste jaar van inschrijving: ofwel minder dan 45 studiepunten aan eerstejaars vakken heeft behaald ofwel 45 of meer studiepunten aan eerstejaars vakken heeft behaald maar het in lid 1e van dit artikel per opleiding gespecificeerde eerstejaars wiskundevak niet heeft behaald. e. Voor de opleiding Actuariële wetenschappen en voor de opleiding Econometrie en Operationele research dient in het kader van het bindend studie-advies het eerstejaars vak Lineaire Algebra A behaald te zijn. Voor de opleiding Economie en Bedrijfskunde en voor de opleiding Fiscale economie dient in het kader van het bindend studie-advies het eerstejaars vak Wiskunde 1 behaald te zijn. f. Een negatief studieadvies is bindend.
9
OER Bacheloropleidingen FEB 2009-2010
Algemene regels
g. Een student met een negatief studieadvies mag zich gedurende drie jaar - vanaf het moment dat het negatieve BSA aan hem is verstrekt - niet voor dezelfde opleiding bij de FEB inschrijven. Evenmin mag een student met een negatief studieadvies zich gedurende deze periode van drie jaar inschrijven voor een aanverwante opleiding aan de FEB. Voor de economische opleidingen zijn aanverwante opleidingen: de opleiding Economie en Bedrijfskunde en de opleiding Fiscale economie. Voor de kwantitatief economische opleidingen zijn aanverwante opleidingen de opleiding Econometrie en Operationele research en de opleiding Actuariële wetenschappen. h. Een negatief studieadvies wordt gegeven door de decaan van de FEB namens het College van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam. i. Alvorens een negatief studieadvies wordt uitgereikt, wordt de student in de gelegenheid gesteld te worden gehoord door de Examencommissie, namens de decaan van de FEB. j. Tegen een negatief studieadvies kan binnen vier weken na de dag waarop de beslissing is gedateerd, beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor de Examens (COBEX) van de Universiteit van Amsterdam (UvA). k. Een positief studieadvies wordt bij minimaal 45 studiepunten aan eerstejaars vakken (inclusief het in lid 1e van dit artikel per opleiding gespecificeerde eerstejaars wiskundevak) aan het eind van het eerste jaar van inschrijving gegeven door de Examencommissie namens de decaan. Het positieve advies wordt per brief verstuurd met daarbij een resultatenoverzicht. 2. a. Van het verbinden van een afwijzing aan het advies als bedoeld in Artikel 15, lid 1, kan worden afgezien indien persoonlijke omstandigheden van de student ertoe hebben geleid dat aan de BSA-norm van 45 studiepunten (inclusief het in lid 1e van dit artikel per opleiding gespecificeerde eerstejaars vak) na één jaar niet is voldaan. b. Indien op grond van persoonlijke omstandigheden wordt afgezien van het verbinden van een afwijzing aan het advies als bedoeld in lid 1 van dit artikel, kan de student zich herinschrijven voor de opleiding waarvoor hij was ingeschreven. Voor de student geldt (wederom) het in lid 1 van dit artikel gestelde waarbij het door hem totale aantal behaalde studiepunten aan eerstejaars vakken in zijn eerste jaar van inschrijving buiten beschouwing wordt gelaten. c. In uitzondering op het in lid 1d van dit artikel gestelde geldt dat een student die zich op grond van persoonlijke omstandigheden (zie lid 2a en 2b van dit artikel) of op grond van de 1 februari regeling (zie lid 2h van dit artikel) mag herinschrijven en die in het jaar van herinschrijving het propedeutisch examen behaalt, een positief studie-advies krijgt van de Examencommissie namens de Decaan. d. Persoonlijke omstandigheden die voor erkenning in aanmerking komen zijn: - ziekte van betrokkene - bijzondere familieomstandigheden - lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis van betrokkene - zwangerschap van betrokkene - topsport van betrokkene e. Een student die meent op basis van de persoonlijke omstandigheden genoemd in artikel 15, lid 2d, in aanmerking te komen voor dispensatie van het BSA, dient een verzoek in te dienen bij de Examencommissie. f. Bij de beoordeling van het verzoek genoemd in artikel 15, lid 2e, hanteert de Examencommissie de volgende criteria: - De student dient verantwoord studeergedrag te vertonen. Dit betekent onder andere dat de student zich moet houden aan het met een studieadviseur afgesproken studieprogramma. Ziekte van student wordt erkend als een persoonlijke omstandigheid indien - De ziekteperiode minstens 20 dagen omvat, dan wel de student als gevolg van ziekte vijf relevante tentamenmogelijkheden mist; en - De student tijdens of tot 5 werkdagen na afloop van de ziekte, schriftelijk meldt bij een studieadviseur dat ziekte de reden is van het niet afleggen of mogelijk niet halen van de tentamens; en - Deze ziekmelding vergezeld gaat van een verklaring van de behandelende arts die de duur en de ziekteperiode vermeldt. In het geval geen verklaring van een behandelende arts kan
10
OER Bacheloropleidingen FEB 2009-2010
Algemene regels
worden overlegd, dient de student contact op te nemen met een studieadviseur, een studentendecaan of een studentenpsycholoog. Bijzondere familieomstandigheden worden erkend als een persoonlijke omstandigheid indien: - De Examencommissie beoordeelt dat de familieomstandigheden van doorslaggevende invloed zijn geweest op de studieresultaten. De Examencommissie wint - indien nodig hierover deskundig advies in; en - De student kan aantonen dat de aangevoerde bijzondere familieomstandigheid heeft - plaats gevonden; en - De student in de periode van 5 werkdagen vóór, tot 5 werkdagen na de toetsdatum(s) bij een studieadviseur meldt dat een bijzondere familieomstandigheid de reden is van het niet afleggen of mogelijk niet halen van de tentamens; In het geval de student niet kan aantonen dat de bijzondere familieomstandigheid heeft plaats gevonden, dient student contact op te nemen met een studieadviseur, een studentendecaan of een studentenpsycholoog. Studenten met een lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis dienen hiervan bij aanvang van hun studie of zo spoedig mogelijk na het ontstaan van de functiestoornis, melding te maken bij een studieadviseur. Indien door de studieadviseur wordt vastgesteld dat de BSA norm niet gehaald kan worden als gevolg van een functiestoornis, dient de student samen met de studieadviseur een studieplan op te stellen. Zwangerschap van student wordt erkend als een persoonlijke omstandigheid indien: - De zwangerschap is gemeld bij een studieadviseur; en - De melding is vergezeld van een geboortebewijs, dan wel een doktersverklaring of een verklaring van een verloskundige. In het geval geen verklaring van een behandelend arts kan worden overlegd, dient betrokkene contact op te nemen met een studieadviseur, een studentendecaan of een studentpsycholoog. Topsport van student wordt als persoonlijke omstandigheid erkend, als: - de student de officiële UvA topsportstatus van de studentdecanen heeft gekregen; en - de student kan aantonen dat zijn sportschema tot studievertraging heeft geleid; en - de student op tijd, doch uiterlijk twee maanden na de vertraging, hiervan melding heeft gemaakt bij de studieadviseurs. g. In uitzondering op het in lid 1 en 2 van dit artikel gestelde geldt voor studenten, die zich als eerstejaars student voor 1 september 2009 bij de FEB hebben ingeschreven, die BSA regeling die gold op het moment dat zij zich voor het eerst inschreven bij de FEB. h. Studenten die voor 1 januari in hun eerste jaar van inschrijving een verzoek tot uitschrijving indienen en op grond daarvan per 1 februari worden uitgeschreven, krijgen aan het einde van dat studiejaar geen studieadvies. Zij kunnen in een volgend studiejaar éénmalig opnieuw met dezelfde opleiding beginnen. Bij herinschrijving geldt (wederom) het in lid 1 en 2 van dit artikel gestelde waarbij het totale aantal behaalde studiepunten aan eerstejaars vakken in het jaar van uitschrijving buiten beschouwing wordt gelaten.
Artikel 16 – Toelating tot tentamens in de opleiding (art. 7.13.2.j en 7.30.3 WHW) 1. Voor toelating tot het afleggen van een tentamen dient de student ingeschreven te staan als (bijvak)student aan de FEB en op het moment van sluiting van de inschrijving van het betreffende tentamen te voldoen aan de ingangseisen van dat tentamen.
11
OER Bacheloropleidingen FEB 2009-2010
Algemene regels
2. Voor toelating tot het afleggen van een tentamen van een verbredingsvak of van een keuzevak dient allereerst het propedeutisch examen te zijn behaald en dient vervolgens voldaan te zijn aan de ingangseisen van het betreffende verbredingsvak.
Artikel 17 – Deelname aan het onderwijs (art. 7.13.2.j en 7.30.3 WHW) 1. Deelnemen aan colleges van een vak is mogelijk indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: a. een student heeft op grond van het in artikel 16 gestelde recht op het afleggen van een tentamen voor het betreffende vak; b. een student heeft zich voor het betreffende vak minimaal twee weken van tevoren ingeschreven. Inschrijving is alleen mogelijk via het facultaire inschrijfsysteem CTIS, of in voorkomende gevallen waar het boven-nominale studiepunten betreft, via de studieadviseurs; c. een student voldoet aan het in lid 4 van dit artikel gestelde. Indien een student niet aan deze voorwaarden voldoet, kan het Onderwijsinstituut van de FEB hem uitsluiten van deelname aan colleges van het betreffende vak. Dit wordt voor aanvang van het eerste college aan de student medegedeeld. Een student zal niet worden uitgesloten indien een tentamen voor een vak dat als ingangseis geldt zoals bedoeld in artikel 16, lid 2, nog niet is nagekeken bij aanvang van het college, mits aan de overige ingangseisen is voldaan. 2. Een student kan zich voor maximaal 25 studiepunten per blok inschrijven voor colleges. 3. Indien het aantal groepen voor het onderwijs van een vak ontoereikend is om elke student, die zich vóór de aanvang van het onderwijs voor het betreffende vak heeft ingeschreven, een plaats te bieden, dan kunnen door de directeur van het onderwijsinstituut studenten uitgesloten worden. Voor uitsluiting kunnen de volgende criteria gehanteerd worden: a. de student staat niet ingeschreven voor de opleiding waarbinnen het betreffende vak een verplicht onderdeel is of kan zijn; b. de student heeft niet het propedeutisch examen behaald van de opleiding waarbinnen het betreffende vak een verplicht onderdeel is of kan zijn; c. de student voldoet niet aan de ingangeisen van het betreffende vak; d. de student heeft zich ingeschreven voor vakken met een studiebelasting in studiepunten (ec’s) die groter is dan de nominale studiebelasting van het studieprogramma voor de relevante periode. e. de student voldoet niet aan de voorwaarden zoals gesteld in lid 1 en 2 van dit artikel. 4. Het Onderwijsinstituut van de FEB kan aanvullende ingangseisen stellen voor de deelname aan colleges en tentamens. Deze worden jaarlijks in de studiegids bekendgemaakt. Het Onderwijsinstituut stelt de Facultaire Studentenraad in staat vooraf te reageren op voorgenomen aanvullende ingangseisen. 5. Het Onderwijsinstituut van de FEB kan in overleg met de docent de inschrijvingsverplichting voor bepaalde colleges opheffen. 6. Een Bachelorscriptie dient te worden geschreven over een door de opleidingsdirecteur of studierichtingscoördinator goedgekeurd onderwerp binnen de opleiding; het onderwerp van de Bachelorscriptie dient aan te sluiten bij een relevant vakgebied van het door de student gekozen studieprogramma. Voor toelating tot het schrijven van een Bachelorscriptie dient een student te voldoen aan de volgende eisen: a. De student dient inclusief vrijstellingen en propedeuse minimaal 120 ec te hebben behaald. b. Het studieprogramma van de student dient te zijn goedgekeurd door de Examencommissie. c. De student dient te voldoen aan de per opleiding nader gestelde ingangseisen. Deze worden per opleiding vermeld bij de ingangseisen van de Bachelorscriptie.
12
OER Bacheloropleidingen FEB 2009-2010
Algemene regels
Artikel 18 – Taal (art. 7.2.b,c WHW) 1. Binnen de opleiding Economie en Bedrijfskunde zijn er Nederlandstalige en Engelstalige programma’s. In de Nederlandstalige programma’s wordt het mondelinge onderwijs gegeven en worden de tentamens afgenomen in het Nederlands. In afwijking hiervan kan Engels als taal worden gebezigd, indien het onderwijs betreft dat in het kader van een college door een anderstalige docent gegeven wordt of indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs, dan wel de herkomst van de studenten, daartoe noodzaakt. Jaarlijks zal per vak in de studiegids bekend worden gemaakt of onderwijs in het Engels wordt gegeven en/of tentamens in het Engels worden afgenomen. In de Engelstalige programma’s van de opleiding wordt het onderwijs gegeven en worden de tentamens afgenomen in het Engels. 2. Voor alle niet in lid 1 van artikel 18 genoemde opleidingen geldt, dat het onderwijs wordt gegeven en de tentamens worden afgenomen in het Nederlands. In afwijking hiervan kan Engels als taal worden gebezigd, indien het onderwijs betreft dat in het kader van een gastcollege door een anderstalige docent wordt gegeven of indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs, dan wel de herkomst van de studenten, daartoe noodzaakt. Jaarlijks zal per vak in de studiegids bekend worden gemaakt of het onderwijs in het Engels wordt gegeven en/of tentamens in het Engels worden afgenomen.
Artikel 19 – Studievoortgang en -begeleiding (art.7.13.2.u WHW) 1. Eerstejaars studenten ontvangen na iedere tentamenperiode een overzicht van de tot dan toe behaalde studieresultaten. 2. Op verzoek van de student wordt aan hem door het Bureau Examen- en Studiezaken (BES) van de FEB een overzicht verschaft van de door hem behaalde tentamenresultaten. 3. Een student die voor de opleiding is ingeschreven, kan voor studiebegeleiding een beroep doen op de studieadviseur van de opleiding. 4. In college- en tentamenperioden kunnen studenten dagelijks terecht bij een telefonisch en een inloop spreekuur van de studieadviseurs. Iedere student die zich bij het inloopspreekuur meldt, wordt te woord gestaan. 5. Een student kan een klacht indienen tegen de gevolgde procedure van of situatie aan de FEB. De klachtenregeling is beschreven in Bijlage C.
Artikel 20 – Toelating tot Nederlandstalige programma’s 1. Toelating tot de Nederlandstalige programma’s binnen de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde en binnen de bacheloropleiding Fiscale Economie is mogelijk op grond van de volgende toelatingsvereisten: - VWO diploma nieuwe stijl (‘met profielen’) met wiskunde A1 én A2 en/of Wiskunde B1; - VWO diploma oude stijl (‘zonder profielen’) met wiskunde A en/of B; - een afgerond eerste studiejaar van een HBO-opleiding én met aantoonbare kennis van wiskunde op VWO niveau zoals hiervoor in dit lid omschreven. 2. Voor de Nederlandstalige programma’s binnen de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde en binnen de bacheloropleiding Fiscale economie is een specifieke intakeprocedure van kracht. Deelname aan deze procedure is een voorwaarde voor inschrijving. 3. Toelating tot de Nederlandstalige bacheloropleiding Actuariële wetenschappen en tot de Nederlandstalige bacheloropleiding Econometrie en Operationele research is mogelijk op grond van de volgende toelatingsvereisten: - VWO diploma oude stijl (‘zonder profielen’) met wiskunde B; - VWO diploma nieuwe stijl (‘met profielen’) met wiskunde B1 en/of B2;
13
OER Bacheloropleidingen FEB 2009-2010
Algemene regels
- Een afgerond eerste studiejaar van een HBO-opleiding én met aantoonbare kennis van wiskunde op VWO niveau zoals hiervoor in dit lid omschreven. 4. In uitzondering op het in lid 1 en 2 gestelde is de Examencommissie bevoegd toelating te verlenen op grond van een Colloquium Doctum wanneer voldaan wordt aan de in artikel 22 gestelde eisen. 5. In uitzondering op het in lid 1 en 2 gestelde is de Examencommissie bevoegd toelating te verlenen wanneer voldaan is aan de in artikel 23 gestelde eisen.
Artikel 21 – Toelating tot Engelstalige programma’s Toelating tot de Engelstalige programma’s binnen de bacheloropleiding Economie and Bedrijfskunde is aan selectie onderhevig. Selectie vindt plaats door een selectiecommissie die door de decaan jaarlijks wordt ingesteld. De selectiecommissie selecteert op basis van - kennis van de Engelse taal - kennis van de wiskunde - niveau en inhoud van de vooropleiding(en) - motivatie en communicatieve vaardigheden Bovendien zal bij gelijke geschiktheid worden gestreefd naar een evenwichtige opbouw van nationaliteiten. De selectiecommissie voert met elke student die aan de ingangseisen voldoet een selectie-interview dat mede bepalend is voor toelating. De voorkennis van de Engelse taal kan worden aangetoond met: - een VWO diploma met Engels, of - een TOEFL-score van tenminste 600 (paper based test)/250 (computerbased test)/100 (internet test), of - een IELTS-score van tenminste 6,5, waarbij daarnaast voor elke subscore minimaal een 6.0 behaald dient te zijn. Expliciet wordt gesteld dat na toelating tot een bacheloropleiding en in geval van twijfel met betrekking tot de voorkennis van de Engelse taal, een student kan worden verplicht nogmaals een Engelse vaardigheidstest af te leggen. Bij een onvoldoende score kan de student worden uitgesloten van het onderwijs en de tentamens, totdat voldaan is aan een van bovengenoemde voorwaarden met betrekking tot de voorkennis van de Engelse taal. De extra kosten (toetsing en studievertraging) zijn voor rekening van de student.
Artikel 22 – Eisen Colloquium Doctum (7.29 WHW) Bij het Colloquium Doctum onderzoek, als bedoeld in artikel 7.29 WHW, worden aan de kandidaat de volgende eisen gesteld: a. Nederlands op VWO-eindexamenniveau voor de Nederlandstalige opleidingen; b. Engels op VWO-eindexamen niveau; c. wiskunde op VWO-B1 niveau; d. algemene ontwikkeling: er wordt gekeken naar de vooropleiding en praktische ervaring van de kandidaat, o.a. blijkend uit het door de kandidaat overlegd documentatiemateriaal. De Colloquium Doctum commissie behoudt zich het recht voor, wanneer daartoe naar haar mening aanleiding bestaat, de kandidaat op te roepen voor een nader gesprek. e. minimaal de leeftijd van 21 jaar.
14
OER Bacheloropleidingen FEB 2009-2010
Algemene regels
Artikel 23 – Deficiënties (7.25 en 7.28 WHW) 1. Een deficiëntie in de vooropleiding van zowel VWO- abituriënten als van bezitters van een gelijkwaardig buitenlands diploma m.b.t. het vak wiskunde wordt opgeheven door het met goed gevolg afleggen van de wiskundetoets van het toelatingsonderzoek als bedoeld in artikel 22. 2. Een bezitter van een getuigschrift hoger onderwijs (propedeutisch- , kandidaats-, bachelor of afsluitend examen) wordt alleen met kennis van het vak wiskunde op VWO-niveau (wiskunde A1 én A2 of Wiskunde B1) toegelaten tot de opleidingen Economie en Bedrijfskunde alsmede Fiscale economie. Voor de opleidingen Econometrie en Operationele research alsmede Actuariële wetenschappen geldt als eis wiskunde B1 en/of B2 op VWO niveau. Deze kennis kan desgewenst worden aangetoond door het met goed gevolg afleggen van de wiskundetoets van het toelatingsonderzoek als bedoeld in artikel 22. 3. Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal (voor de Nederlandse variant van de opleidingen) voor bezitters van een buitenlands diploma wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van de toets Nederlands, afgenomen door het Instituut voor Nederlands als Tweede Taal van de Universiteit van Amsterdam (NT 2 –certificaat), ofwel door het behalen van het Staatsexamen Nederlands.
Artikel 24 – Bijvakstudenten. 1. Studenten die ingeschreven staan bij een wetenschappelijke bacheloropleiding van de UvA buiten de FEB, kunnen zich alléen als bijvakstudent bij de FEB inschrijven als zij kunnen aantonen dat zij het eerste studiejaar van hun opleiding volledig hebben afgerond. 2. Studenten die ingeschreven staan bij een in het CROHO geregistreerde HBO-opleiding of een bacheloropleiding buiten de UvA, kunnen zich alleen als bijvakstudent bij de FEB inschrijven als zij kunnen aantonen dat zij het eerste studiejaar van hun opleiding volledig hebben afgerond én als zij voldoende voorkennis van de wiskunde hebben. Deze voorkennis kan worden aangetoond met een VWO-diploma met wiskunde A1 én A2 of wiskunde B1, of een HAVO diploma met een voldoende voor wiskunde B1 én B2 (of een voldoende voor het oude wiskunde B). 3. Studenten, die voor een bacheloropleiding staan ingeschreven bij het Instituut van Interdiciplinaire Studies van de UvA (IIS) én die minimaal 50 studiepunten hebben behaald in hun eerste studiejaar, kunnen als bijvakstudent worden ingeschreven bij FEB indien zij een verklaring van de examencommissie van de betreffende bacheloropleiding kunnen overleggen. 4. Bijvakstudenten mogen alleen aan het onderwijs en tentamen van een vak deelnemen als zij als bijvakstudent staan ingeschreven bij de FEB. 5. Voor bijvakstudenten geldt dat zij voor deelname aan het onderwijs en tentamen van een vak moeten voldoen aan de gestelde vakinhoudelijke ingangseisen van het betreffende vak. 6. In uitzondering op het in lid 1 en 2 gestelde is de Examencommissie bevoegd een uitzondering te maken. De student dient daartoe een gemotiveerd en schriftelijk verzoek bij de Examencommissie in te dienen.
Artikel 25 – Hardheidsclausule In geval van aantoonbare onredelijkheid of onbillijkheid van overwegende aard kan de examencommissie toestaan dat ten voordele van de student wordt afgeweken van de bepalingen in deze regeling.
15
OER Bacheloropleidingen FEB 2009-2010
Algemene regels
16
OER BSc Actuariële wetenschappen 2009-2010
Hoofdstuk 2
Bacheloropleiding Actuariële wetenschappen
Studiejaar 2009-2010
17
OER BSc Actuariële wetenschappen 2009-2010
18
OER BSc Actuariële wetenschappen 2009-2010
Eindtermen
2.1 Eindtermen Eindtermen (art.7.13.2.a,b,c WHW en artikel 3, lid 1 in hoofdstuk 1 van deze OER) Doelstelling De opleiding is gericht op vorming tot een academisch niveau van denken en werken. Studenten verwerven hiertoe kennis van en vaardigheden in de verschillende methoden alsmede de daaraan ten grondslag liggende literatuur op het vakgebied van het actuariaat. Aldus worden zij opgeleid tot beroepen in bedrijf, beleid of onderzoek waarin op een wetenschappelijk niveau met actuariële kennis wordt gewerkt. Binnen de opleiding wordt de basis gelegd voor een analyse van de financiële vertaling, herverdeling en afwikkeling van risicoprocessen en spaarprocessen die optreden in het financiële systeem van een samenleving. Een diepgaande kennis van de wiskunde, kansrekening en statistiek is hiervoor essentieel. Hierbij dienen methoden en technieken toegepast te kunnen worden die (1) risico’s vertalen in een verantwoord en hanteerbaar, op statistieken gestoeld beeld in termen van kasstromen; (2) dit beeld vertalen in een deterministisch of stochastisch tijdsafhankelijk kasstroommodel waarmee de werkelijkheid kan worden nagebootst, zodat die met minder onzekerheid en meer doelgericht kan worden beheerst. Voor de beheersing van risico’s in de financiële, verzekerings- en pensioenpraktijk worden gangbare financieringsmethodieken aangeleerd. Tevens leert men de modelveronderstellingen die gehanteerd worden voortdurend en systematisch te toetsen aan de gerealiseerde uitkomsten. Naast deze wetenschappelijke basis is een afgestudeerde in staat een adequate wisselwerking tussen theorie en beroepspraktijk te onderhouden. Hoewel oriëntatie op het beroep van belang is, staat de academische vorming voorop. De bachelorpleiding actuariaat biedt een voorbereiding op de masteropleiding Actuariële wetenschappen, waarin de specialistische vakken actuariaat aan bod komen, maar waarin ook een verdere verdieping plaatsvindt van de kennis op het gebied van financiering en beleggingen. Eindtermen qua kennis Kennis en inzicht dienen opgebouwd te worden over de probleemgebieden en praktische toepassingsvelden waarop de actuaris zich begeeft, de methoden en technieken die hiertoe beschikbaar zijn en de wijze waarop deze kunnen worden uitgevoerd en toegepast. Inzicht in vraagstukken houdt in dat de afgestudeerde in staat is deze vanuit theoretische concepten te analyseren, alsmede in staat is kritisch te zijn ten opzichte van de in de theorie en praktijk gekozen oplossingen voor problemen. Deze kennis en inzichten dienen zowel nationaal als internationaal aan te sluiten. Qua inhoudelijke kennis wordt onderscheid gemaakt in drie niveaus. Niveau A: inleidende kennis. Dit betreft kennis van de basisbegrippen, standaardtheorieën en algemene inzichten van het vakgebied. Tevens inzicht in de relevantie van het vak voor de opleiding Actuariaat. Niveau B: basiskennis. Hierbij gaat het om een gedegen kennis van de belangrijkste methoden en technieken van het vakgebied. Veelal zal dit gepaard gaan met een nadere bestudering van praktijkvoorbeelden. Niveau C: uitgebreide kennis. Op dit niveau wordt de basiskennis uitgebreid met kennis van alternatieve methoden en technieken binnen het vakgebied. Ook wordt de student geleerd deze kennis op wetenschappelijk niveau toe te passen.
OER BSc Actuariële Wetenschappen 2009-2010
Eindtermen
Studenten hebben na het voltooien van de opleiding de volgende kennis. a) Kennis op niveau B van wiskundige en statistische methoden, voor zover deze gebruikt worden in het actuariaat: kansrekening, mathematische statistiek, lineaire algebra, calculus, optimalisatie, differentiaal- en differentievergelijkingen en beschrijvende statistiek. b) Kennis op niveau A van micro- en macro-economie. c) Kennis op niveau B van financiering. d) Kennis op niveau B van de technieken van de mathematische besliskunde. e) Kennis op niveau B van de econometrie. f) Kennis op niveau C van de toepasbaarheid, reikwijdte en beperkingen van actuariële methoden in praktijksituaties. De actuariële methoden omvatten: stochastische en deterministische financiële wiskunde, sterftemodellen en demografie, stochastische kasstroommodellen voor elementaire en meervoudige levensverzekeringen, financieringsvormen voor levensverzekeringen, spaar- en risicoprocessen, opbouw van financiering van pensioenen, solidariteit en risicodeling, risicotheorie, het verwachte nutsmodel, het collectieve en het individuele risicomodel, het klassieke ruïnemodel, premieprincipes en risicomaten, bonus-malus systemen en ordening van risico's. Eindtermen qua vaardigheden a) In staat zijn een praktijkprobleem te vertalen naar een probleemstelling die met actuariële methoden kan worden geanalyseerd, en de resultaten van dergelijke analyses terug te vertalen naar de praktijksituatie. b) Zich toegang kunnen verschaffen tot relevante literatuurbronnen. c) Het gebruik kunnen maken van moderne informatietechnologie; dit houdt in het gebruik van standaard softwarepakketten en van een programmeertaal, en het gebruik van het internet als informatiebron. d) In staat zijn om op zorgvuldige en heldere wijze schriftelijk en mondeling te rapporteren, zowel aan vakgenoten als aan niet-vakgenoten. e) In staat zijn actuariële resultaten te interpreteren en evalueren. Eindtermen qua attitude a) Een primair kwantitatieve en analytische benadering van probleemstellingen uit de financiële of verzekeringspraktijk. b) Een besef van de maatschappelijke context waarbinnen het vak wordt beoefend; dit houdt onder meer in de maatschappelijke rol van op actuariële analyses gebaseerde beleidsaanbevelingen (zowel bij de overheid als in het bedrijfsleven). c) Het vermogen om zowel zelfstandig te functioneren, als in teamverband constructief samen te werken. d) Een multidisciplinaire instelling; de actuaris heeft in zijn beroepsuitoefening rechtstreeks te maken met onder meer econometristen, statistici, accountants, economen, fiscalisten, juristen, demografen, medici, technici en risicomanagers.
20
OER BSc Actuariële wetenschappen 2009-2010
Programma’s
2.2 Programma’s 2009-2010 De onderstaande programma’s zijn tevens verschenen in de facultaire studiegids 2009-2010.
Propedeuse Eerste Semester Blok I
Blok II
Analyse A Lineaire Algebra A Micro voor AEO V&O: Econometrie
Tweede Semester Blok III
5 5
Macro voor AEO V&O: ORM
Blok IV
5
Wiskunde AEO III
5
5 5 5
Kansr.&Stat. 1
5
V&O: Actuariaat
5
Financiering voor AEO Kansr.&Stat. 2
5
V&O: Programmeren
5
5
Postpropedeutische fase In de keuzevakruimte is het verplicht om of het basisvak OM 1 (code 4015), of het basisvak OR 1D (code 4016), of het basisvak OR 1S (code 4017) op te nemen. Tweede Jaar Eerste Semester Blok I
Wisk. AEO IV 5 Wisk. AEO V Kansr.& Stat. 3 5 Kansr.& Stat. 4 Beleggings- en portefeuilletheorie1
Derde Jaar Eerste Semester Blok I Leven Act 1 Schade Act 1 Vak naar keuze
1
Tweede Semester Blok III
Blok II 5 5 10
Tweede Semester Blok III
Blok II 5 5 5
Pensioen Act. 1 Schade Act 2 Vak naar keuze
Basis Act 1 Econometrie 1 Vak naar keuze
5 5 5
Blok IV 5 5 5
Basis Act 2 Econometrie 2 Vak naar keuze
Blok IV
Vak naar keuze 5 Vak naar keuze Leven Act 2 5 Pensioen Act 2 Afstudeerseminar en Bachelorscriptie
Aan het tentamen van het verbredingsvak Beleggings- en portefeuilletheorie kan alléén deelgenomen worden als het propedeutisch examen is behaald.
21
5 5 5
5 5 10
OER BSc Actuariële wetenschappen 2009-2010
Vakkenlijsten
2.3 Vakkenlijsten 2009-2010 De onderstaande vakkenlijsten zijn tevens verschenen in de facultaire studiegids 2009-2010.
1. Vakkenlijst propedeuse De vakken die in de propedeuse gevolgd moeten worden liggen vast. Deze worden hieronder weergegeven. Code
Vaknaam Propedeusevak (PV)
227P05 226P05 203P05 204P03 229P05 225P05 224P05 231P05 232P05 233P05 234P05 222P05
Analyse A Financiering voor AEO Kansrekening en Statistiek 1 Kansrekening en Statistiek 2 Lineaire Algebra A Macro-Economie voor AEO Micro-Economie voor AEO Vaardigheden & Oriëntatie: ORM Vaardigheden & Oriëntatie: Econometrie Vaardigheden & Oriëntatie: Actuariaat Vaardigheden & Oriëntatie: Programmeren Wiskunde AEO III
Studiepunten
Blok
5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
I+II IV III IV I+II II I II I III IV III
2. Vakkenlijst postpropedeutische fase De onderstaande vakkenlijst geeft een overzicht van de vakken in het postpropedeutische programma van de opleiding Actuariële wetenschappen. Vakcode
Vaknaam Basisvakken (BV)
4024 4025 4005 4006 ----
Basis actuariaat 1 Basis actuariaat 2 Econometrie 1 Econometrie 2 Operationele research 1D (code 4016) of Operationele research 1S (code 4017) of Operationeel management 1 (code 4015)
Studiepunten
Blok
5 5 5 5 5
III IV III IV I II III
10 5 5 5 5 5 5
I+II/ III+IV I III II IV I II
5 5 5 5
I II I II
10
III+IV
Verbredingsvakken (VV) 7101 7316 7312 7317 7313 7318 7311
Beleggings- en portefeuilletheorie Leven actuariaat 1 Leven actuariaat 2 Pensioen actuariaat 1 Pensioen actuariaat 2 Schade actuariaat 1 Schade actuariaat 2
Steunvakken (SV) 3500 3501 3508 3514
Kansrekening & statistiek 3 Kansrekening & statistiek 4 Wiskunde AEO IV Wiskunde AEO V
Afstudeerseminar en Bachelorscriptie 3510
Afstudeerseminar en Bachelorscriptie actuariaat
22
OER BSc Actuariële wetenschappen 2009-2010
Vakkenlijsten
Aanbevolen keuzevakken voor de bachelor Actuariële wetenschappen Alle postpropedeutische vakken van de vakkenlijsten Economie en Bedrijfskunde en van de vakkenlijsten AEO kunnen als keuzevak worden opgenomen mits aan de gestelde ingangseisen wordt voldaan. Een relevant vak voor studenten van de bachelor Actuariële wetenschappen is het keuzevak Economie van de Sociale Zekerheid (code 6572, blok IV, 5 ec). Niet toegestane keuzevakken Actuariële wetenschappen Het is niet toegestaan om een keuzevakstage op te nemen in het programma. Daarnaast mogen de onderstaande vakken vanwege een aanzienlijke overlap met de in de opleiding verplichte vakken niet als keuzevak in het studieprogramma worden opgenomen. • • • • • • • • • • • • • •
Applied Econometrics (code 302BE) Bedrijfssimulatie (code 3014) Corporate Financial Management (bv, code 6021) Econometrics (code 205BE) Econometrie BE en Onderzoekspracticum (code 8015) Econometrie voor Economen (code 6508) Econometrie AE and Research Practicum (code 3019) Financiële Rekenkunde en Levensverzekeringswiskunde (code 3002) Financiële Tijdreeksanalyse (code 3003) Financiering bv (6003)/Finance bv (203BE) Operations Management for Business Studies (code 7155) Statistiek 2 (code 3006) / Statistics 2 (code 202BE) Statistiek H1 (code 164H) en Statistiek H2 (code 30064) Wiskunde 3 (code 3010) / Mathematics 3 (code 201BE)
23
OER BSc Actuariële wetenschappen 2009-2010
Ingangseisen
2.4 Ingangseisen per vak Om aan het onderwijs en tentamen van een verbredingsvak en van een keuzevak te mogen deelnemen geldt dat naast de in de onderstaande lijst vermelde ingangseisen het propedeutisch examen (PEX) behaald dient te zijn. Vakcode 4024 4025 4005 4006 6003
7101 7316 7312 7317 7313 7318 7311 3500 3501 3508 3514 3510
1
Vaknaam Basisvakken (BV) Basis actuariaat 1 Basis actuariaat 2 Econometrie 1 Econometrie 2 Financiering Operationele research 1D(code 4016) of Operationele research 1S (code 4017) of Operationeel management 1 (code 4015) Verbredingsvakken (VV) Beleggings- en portefeuilletheorie Leven actuariaat 1 Leven actuariaat 2 Pensioen actuariaat 1 Pensioen actuariaat 2 Schade actuariaat 1 Schade actuariaat 2 Steunvakken (SV) Kansrekening & Statistiek 3 Kansrekening & Statistiek 4 Wiskunde AEO IV Wiskunde AEO V Afstudeerseminar BSc Afstudeerseminar en Bachelorscriptie Actuariaat
PV: propedeusevak; PEX= propedeutisch examen.
24
Ingangseis (verplicht)
1
--------------------------------------Minimaal 120 ec (incl. PEX) behaald binnen de opleiding
OER BSc Econometrie en Operationele research 2009-2010
Hoofdstuk 3
Bacheloropleiding Econometrie en Operationele research
Studiejaar 2009-2010
25
OER BSc Econometrie en Operationele research 2009-2010
26
OER BSc Econometrie en Operationele research 2009-2010
Eindtermen
3.1 Eindtermen Eindtermen (art.7.13.2.a,b,c WHW en artikel 3, lid 2 in hoofdstuk 1 van deze OER) Doelstelling De opleiding is gericht op vorming tot een academisch niveau van denken en werken. Studenten verwerven hiertoe kennis en vaardigheden van de verschillende concepten en methoden alsmede de daaraan ten grondslag liggende literatuur op de vakgebieden van de Econometrie en van de Operationele research en management (ORM). Aldus worden zij opgeleid tot beroepen in bedrijf, beleid of onderzoek waarin op een wetenschappelijk niveau met econometrische en ORM kennis wordt gewerkt. Binnen de opleiding wordt de wetenschappelijke basis gelegd voor de uitoefening van beroepen waarin statistische en wiskundige methoden worden gebruikt ter analyse en oplossing van algemeen- of bedrijfseconomische problemen. Een diepgaande kennis van de wiskunde, kansrekening en statistiek is hiervoor essentieel. Daarnaast biedt de opleiding - afhankelijk van de gekozen variant een voorbereiding op de masteropleiding Econometrics en op de masteropleiding Operations Research and Management. Binnen de Econometrie worden metingen van economische variabelen, wiskundig geformuleerde economische modellen en statistische methoden gecombineerd om economische verbanden te kwantificeren. Met deze kennis wordt aan economische theorieën praktische inhoud gegeven en kunnen toekomstige ontwikkelingen voorspeld worden of kan een strategisch beleid ontworpen worden om gewenste ontwikkelingen te bewerkstelligen (door de overheid, de centrale bank, het management van een bedrijf, etc.). Binnen de Operationele research en het Operationeel management staat centraal het oplossen van logistieke en operationele problemen met behulp van kwantitatieve methoden en optimalisatietechnieken. Globaal worden drie doelstellingen onderscheiden: • Het herkennen van praktijk probleemstellingen waarvoor methoden en modelvorming uit de ORM gewenst zijn. • Het in staat zijn deze probleemstellingen om te zetten in wiskundige of relationele modellen die door middel van ORM-kennis, inzichten en technieken kwantitatief en kwalitatief te analyseren zijn. • Het zowel analytisch als met software-matige ondersteuning toepassen van deze methoden en technieken en het terugvertalen van de resultaten voor de praktische of theoretische probleemstellingen. Eindtermen qua kennis Kennis en inzicht dienen opgebouwd te worden over de probleemgebieden en praktische toepassingsvelden waarop de Econometrie en ORM zich begeven, de methoden en technieken die hiertoe beschikbaar zijn en de wijze waarop deze kunnen worden uitgevoerd en toegepast. Inzicht in vraagstukken houdt in dat de afgestudeerde in staat is deze vanuit theoretische concepten te analyseren, alsmede in staat is kritisch te zijn ten opzichte van de in de theorie en praktijk gekozen oplossingen voor problemen. Deze kennis en inzichten dienen zowel nationaal als internationaal aan te sluiten. Qua inhoudelijke kennis wordt onderscheid gemaakt in drie niveaus. Niveau A: inleidende kennis. Dit betreft kennis van de basisbegrippen, standaardtheorieën en algemene inzichten van een vakgebied. Tevens behelst dit inzicht in de relevantie van een vakgebied voor de opleiding in zijn geheel.
27
OER BSc Econometrie en Operationele research 2009-2010
Eindtermen
Niveau B: basiskennis. Hierbij gaat het om een gedegen kennis van de belangrijkste stromingen van een vakgebied. Veelal zal dit gepaard gaan met een nadere bestudering van praktijkvoorbeelden. Niveau C: uitgebreide kennis. Op dit niveau wordt de basiskennis uitgebreid met kennis van alternatieve stromingen binnen het vakgebied. Ook wordt de student geleerd deze kennis op academisch niveau toe te passen. Studenten hebben na het voltooien van de opleiding de volgende kennis. a) Kennis op niveau A van micro-economie, macro-economie en financiering. b) Kennis op niveau B van wiskundige en statistische methoden, voor zover deze gebruikt worden in de econometrie en operationele research: lineaire algebra, calculus, optimalisatie, differentiaal- en differentievergelijkingen, kansrekening, beschrijvende statistiek en mathematische statistiek. c) Kennis op niveau B van de econometrie en operationele research. Verder, afhankelijk van de gekozen variant: Bij Econometrie: d) Kennis op niveau C van een deelgebied van de Algemene Economie of Bedrijfseconomie. e) Kennis op niveau C van de econometrie en wiskundige economie. Wat betreft econometrie omvat dit het lineaire regressiemodel en de gewone kleinste-kwadraten techniek, alsmede de meest gangbare uitbreidingen daarvan (gegeneraliseerde kleinste-kwadraten, niet-lineaire regressiemodellen, maximum likelihood, instrumentele variabelen). Wat betreft de wiskundige economie omvat dit de theorie van consumenten- en producentengedrag, marktvormen en speltheorie. Bij Operationele research en Management d) Kennis op niveau C van operationele research. Dit betreft lineaire, geheeltallige en niet-lineaire programmering, dynamische programmering, netwerktheorie, simulatie, wachttijdtheorie en combinatorische optimalisering. e) Kennis op niveau C van operationeel management. Dit betreft enerzijds technieken als project management, lijn balanceren, MRP, als in breder verband de velerlei vraagstellingen en technieken op het gebied van geaggregeerde planning en voorraadbeheer. f) Voor zowel operationele research als operationeel management kennis van de diversiteit aan toepassingsgebieden en de daarbij behorende probleemstellingen. Eindtermen qua vaardigheden a) In staat zijn een praktijkprobleem te vertalen naar een probleemstelling welke met methoden uit de econometrie en operationele research kan worden geanalyseerd, en de resultaten van dergelijke analyses terug te vertalen naar de praktijksituatie. b) Zich toegang kunnen verschaffen tot relevante literatuurbronnen. c) Het gebruik kunnen maken van moderne informatietechnologie; dit houdt in het gebruik van standaard softwarepakketten en van een programmeertaal, en het gebruik van het internet als informatiebron. d) In staat zijn om op zorgvuldige en heldere wijze schriftelijk en mondeling te rapporteren, zowel aan vakgenoten als aan niet-vakgenoten. e) In staat zijn resultaten van econometrische en/of operationele research en management analyses te interpreteren, de rol daarin van aannames te onderkennen, en waar mogelijk dergelijke aannames empirisch te verifiëren. Eindtermen qua attitude a) Een primair kwantitatieve en analytische benadering van praktische maatschappelijke dan wel bedrijfsmatige probleemstellingen. b) Een besef van de maatschappelijke context waarbinnen het vak wordt beoefend; dit houdt onder meer in de maatschappelijke rol van op econometrische en/of operationele research en management analyses gebaseerde beleidsaanbevelingen (zowel bij de overheid als in het
28
OER BSc Econometrie en Operationele research 2009-2010
Eindtermen
bedrijfsleven). c) Het vermogen om zowel zelfstandig te functioneren, als in teamverband constructief samen te werken. d) Een multidisciplinaire instelling.
29
OER BSc Econometrie en Operationele research 2009-2010
Programma’s
3.2 Programma’s 2009-2010 De onderstaande programma’s zijn tevens verschenen in de facultaire studiegids 2009-2010.
Propedeuse Eerste Semester Blok I
Blok II
Analyse A Lineaire Algebra A Micro voor AEO V&O: Econometrie
Tweede Semester Blok III
5 5
Macro voor AEO V&O: ORM
Blok IV
5
Wiskunde AEO III
5
5 5 5
Kansr.&Stat. 1
5
V&O: Actuariaat
5
Financiering voor AEO Kansr.&Stat. 2
5
V&O: Programmeren
5
5
Postpropedeutische fase, Variant Econometrie Indien een student die de variant Econometrie volgt de basisvakken OM1 en Simulatie als keuzevakken kiest in blokken 3 en 4 (tweede semester van het tweede studiejaar), is het tweede studiejaar van de varianten Econometrie en ORM aan elkaar gelijk. Een definitieve keuze voor een variant hoeft dan pas aan het begin van het derde studiejaar gemaakt te worden. Voor de variant Econometrie is het verplicht minimaal 10 ec binnen de totale keuzevakruimte te besteden aan basis- en/of verbredingsvakken op het gebied van de Algemene Economie en/of de Bedrijfseconomie (zie de vakkenlijsten van de studierichtingen Algemene economie en Bedrijfseconomie in hoofdstuk 4). Aan deze verplichting kan niet worden voldaan door het kiezen van een keuzevakstage. Voor studenten die in de masteropleiding Econometrics de variant Financial Econometrics willen volgen, is het opnemen van het verbredingsvak Beleggings- en Portefeuilletheorie (10 ec) in de keuzeruimte verplicht. Tweede Jaar: variant Econometrie Eerste Semester Blok I Blok II
Tweede Semester Blok III
Blok IV
Wisk. AEO IV Kansr.& Stat. 3
5 5
Wisk. AEO V Kansr.&Stat. 4
5 5
Econometrie 1 Wisk. Econ. A
5 5
OR1D
5
OR1S
5
Vak naar keuze1
5
Derde Jaar: variant Econometrie Eerste Semester Blok I Blok II Econometrie 3 Wisk. Econ. B Vak naar keuze1
1
5 5 5
Tijdr.analyse Dyn. Systemen Empirische Econometrie
Tweede Semester Blok III
Econometrie 2 Inleiding Speltheorie Vak naar keuze1
Invulling van de keuzeruimte is aan de beperkingen onderhevig zoals in de hoofdtekst direct boven de schema’s wordt vermeld alsmede het gestelde in lid 8 van artikel 4 in hoofdstuk 1.
30
5
Blok IV
Vak naar keuze1 5 Vak naar keuze1 1 Vak naar keuze 5 Vak naar keuze1 Afstudeerseminar & Bachelorscriptie
5 5 5
5 5
5 5 10
OER BSc Econometrie en Operationele research 2009-2010
Vakkenlijsten
Postpropedeutische fase, minorvariant Econometrie Indien een student kiest voor de minorvariant Econometrie, is hij verplicht een minor van 30 ec of een buitenlandperiode van 30 ec in zijn studieprogramma op te nemen. Indien studenten zelf hun keuzevakkenpakket samenstellen of minder dan 30 ec besteden aan een minor of aan vakken in het buitenland, dienen zij het programma te volgen van de reguliere variant Econometrie. Voor deelname aan de minorvariant Econometrie is vooraf toestemming van de Examencommissie nodig. Voor de minorvariant Econometrie is het verplicht de keuzevakruimte (10 ec) in het tweede studiejaar te besteden aan basis- en/of verbredingsvakken op het gebied van de Algemene Economie en/of de Bedrijfseconomie (zie de vakkenlijsten van de studierichtingen Algemene economie en Bedrijfseconomie in hoofdstuk 4). Aan deze verplichting kan niet worden voldaan door het kiezen van een keuzevakstage. Voor studenten die in de masteropleiding Econometrics de variant Financial Econometrics willen volgen, is het opnemen van het verbredingsvak Beleggings- en Portefeuilletheorie (10 ec) in de keuzeruimte verplicht. Tweede Jaar: minorvariant Econometrie Eerste Semester Blok I Blok II
Tweede Semester Blok III
Blok IV
Wisk. AEO IV Kansr. & Stat. 3
5 5
Wisk. AEO V Kansr. & Stat. 4
5 5
Econometrie 1 Wisk. Econ. A
5 5
OR1D
5
OR1S
5
Vak naar keuze1
5
Derde Jaar: minorvariant Econometrie Eerste Semester Blok I Blok II Econometrie 3 5 Tijdr. analyse Wisk. Econ. B 5 Dyn. Systemen Afstudeerseminar & Bachelorscriptie
Tweede Semester Blok III 5 5 10
Econometrie 2 Inleiding Speltheorie Vak naar keuze1
5 5 5
Blok IV
Minor/Buitenland
30
Postpropedeutische fase, variant Operationele research en Management Indien een student die de variant ORM volgt, het basisvakken Wiskundige Economie A en Inleiding
Speltheorie als keuzevak kiest, is het tweede studiejaar van de varianten Econometrie en ORM aan elkaar gelijk. Een definitieve keuze voor een variant hoeft dan pas aan het begin van het derde studiejaar gemaakt te worden. Voor de variant Operationele research en Management is het verplicht minimaal 10 ec binnen de totale keuzevakruimte te kiezen uit de volgende lijst van 4 vakken: • • • •
1
OM Cases 1 (code 7405) OM Topics (code 4003) Operations Scheduling (code 7418) Programmeren B (code 3507)
Invulling van de keuzeruimte is aan de beperkingen onderhevig zoals in de hoofdtekst direct boven de schema’s wordt vermeld alsmede het gestelde in lid 8 van artikel 4 in hoofdstuk 1.
31
OER BSc Econometrie en Operationele research 2009-2010
Vakkenlijsten
Tweede Jaar: variant Operationele research en Management Eerste Semester Tweede Semester Blok I Blok II Blok III Wisk. AEO IV Kansr.& Stat. 3 OR 1D
5 5 5
Wisk. AEO V Kansr.& Stat. 4 OR 1S
5 5 5
Econometrie 1 OM 1 Vak naar keuze1
Blok IV 5 5 5
Derde Jaar: variant Operationele research en Management Eerste Semester Tweede Semester Blok I Blok II Blok III OR 2D OR Cases 1 Vak naar keuze2
5 5 5
OR 2S OM2 Vak naar keuze2
Econometrie 2 Simulatie Vak naar keuze1
Blok IV
2 5 Vak naar keuze2 Vak naar keuze 2 Vak naar keuze 5 Vak naar keuze2 Afstudeerseminar en Praktijkopdracht ORM
5 5 5
5 5 5
5 5 10
Per 1 september 2009 is het programma van de variant Operationele research en Management enigszins aangepast. Studenten in hun derde jaar die het vak Simulatie nog niet gevolgd hebben in hun 2e jaar, kunnen het vak volgen in blok IV. Overgangsregeling ORM Studenten die voor 1 september 2009 zijn gestart met de bacheloropleiding ORM en die nog willen afstuderen volgens de eisen van studiejaar 08/09 dienen uiterlijk 1 januari 2010 een studieprogramma ingeleverd te hebben bij de Examencommissie.
Postpropedeutische fase, minorvariant Operationele research en Management Indien een student kiest voor de minorvariant Operationele research en Management, is hij verplicht een minor van 30 ec of een buitenlandperiode van 30 ec in zijn studieprogramma op te nemen. Indien studenten zelf hun keuzevakkenpakket samenstellen of minder dan 30 ec besteden aan een minor of aan vakken in het buitenland, dienen zij het programma te volgen van de reguliere variant Operationele research en Management. Voor deelname aan de minorvariant Operationele research en Management is vooraf toestemming van de Examencommissie nodig. In plaats van het Afstudeerseminar en Praktijkopdracht ORM schrijven studenten binnen de minorvariant ofwel een theoretische scriptie ofwel een scriptie op basis van een stage (eventueel in de vorm van een bachelorscriptiestage). Dit is alléén mogelijk binnen de minorvariant. Tweede Jaar: minorvariant Operationele research en Management Eerste Semester Tweede Semester Blok I Blok II Blok III Wisk. AEO IV Kansr.& Stat. 3 OR 1D
1
2
3
5 5 5
Wisk. AEO V Kansr.& Stat. 4 OR 1S
5 5 5
Econometrie 1 OM 1 Programmeren B3
Blok IV 5 5 5
Econometrie 2 Simulatie OM cases 1
Invulling van de keuzeruimte is aan de beperkingen onderhevig zoals in de hoofdtekst direct boven de schema’s wordt vermeld alsmede het gestelde in lid 8 van artikel 4 in hoofdstuk 1. Invulling van de keuzeruimte is aan de beperkingen onderhevig zoals in de hoofdtekst direct boven de schema’s wordt vermeld alsmede het gestelde in lid 8 van artikel 4 in hoofdstuk 1. In plaats van dit vak mag ook het vak OM Topics (code 4003) of het vak Operations Scheduling (code 7418) opgenomen worden. Gezien de programmering van vakken en de voorkennisvereisten is dat echter niet altijd
mogelijk binnen een nominaal programma.
32
5 5 5
OER BSc Econometrie en Operationele research 2009-2010
Vakkenlijsten
Derde Jaar: minorvariant Operationele research en Management Eerste Semester Tweede Semester Blok I Blok II Blok III OR 2D 5 OR 2S OR Cases 1 5 OM2 Scriptie / Bachelorscriptiestage
5 5 10
Minor/Buitenland
33
Blok IV 30
OER BSc Econometrie en Operationele research 2009-2010
Vakkenlijsten
3.3 Vakkenlijsten 2009-2010 De onderstaande vakkenlijsten zijn tevens verschenen in de facultaire studiegids 2009-2010.
1. Vakkenlijst propedeuse De vakken die in de propedeuse gevolgd moeten worden liggen vast. Deze worden hieronder weergegeven. Vakcode
Vaknaam Propedeusevak (PV)
227P05 226P05 203P05 204P03 229P05 225P05 224P05 231P05 232P05 233P05 234P05 222P05
Analyse A Financiering voor AEO Kansrekening en Statistiek 1 Kansrekening en Statistiek 2 Lineaire Algebra A Macro-Economie voor AEO Micro-Economie voor AEO Vaardigheden & Oriëntatie: ORM Vaardigheden & Oriëntatie: Econometrie Vaardigheden & Oriëntatie: Actuariaat Vaardigheden & Oriëntatie: Programmeren Wiskunde AEO III
Studiepunten
Blok
5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
I+II IV III IV I+II II I II I III IV III
2. Vakkenlijst postpropedeutische fase De onderstaande vakkenlijst geeft een overzicht van de vakken in de postpropedeutische fase van de opleiding Econometrie en Operationele research. Variant Econometrie Vakcode Vaknaam 4005 4006 4021 4016 4017 4029 7401 7420 7315 7314 3505 3500 3501 3508 3514
Basisvakken (BV) Econometrie 1 Econometrie 2 Inleiding speltheorie Operationele research 1D (OR 1D) Operationele research 1S (OR 1S) Wiskundige economie A Verbredingsvakken (VV) Econometrie 3 Empirische Econometrie Tijdreeksanalyse Wiskundige economie B Steunvakken (SV) Dynamische systemen Kansrekening & statistiek 3 (KRS 3) Kansrekening & statistiek 4 (KRS 4) Wiskunde AEO IV Wiskunde AEO V
34
Studiepunten
Blok
5 5 5 5 5 5
III IV IV I II III
5 5 5 5
I II II I
5 5 5 5 5
II I II I II
OER BSc Econometrie en Operationele research 2009-2010
Vakcode 3511
7419
Vakkenlijsten
Vaknaam
Variant Operationele research en Management Vakcode Vaknaam 4005 4006 4015 4016 4017 4002 7403 7405 4003 7406 7407 7408 7418 3500 3501 3508 3514 3512 3507
Studiepunten
Blok
10
III+IV
5
III
Studiepunten
Blok
5 5 5 5 5 5
III IV III I II IV
5 5 5 5 5 5 5
II IV IV I II I IV
5 5 5 5
I II I II
10
III+IV
5
III
Afstudeerseminar en Bachelorscriptie Afstudeerseminar en Bachelorscriptie Econometrie Keuzevak (KV) Multivariate technieken
Basisvakken (BV) Econometrie 1 Econometrie 2 Operationeel management 1 (OM 1) Operationele research 1D (OR 1D) Operationele research 1S (OR 1S) Simulatie Verbredingsvakken (VV) Operationeel management 2 (OM 2) Operationeel management Cases 1 Operationeel management Topics1 Operationele research 2D (OR 2D) Operationele research 2S (OR 2S) Operationele research cases 1 Operations scheduling Steunvakken (SV) Kansrekening & statistiek 3 (KRS 3) Kansrekening & statistiek 4 (KRS 4) Wiskunde AEO IV Wiskunde AEO V Afstudeerseminar en Praktijkopdracht Afstudeerseminar en Praktijkopdracht ORM Keuzevak (KV) Programmeren B
Aanbevolen keuzevakken voor de opleiding Econometrie en Operationele research Alle postpropedeutische vakken (exclusief de vakken in de onderstaande lijst ‘Niet toegestane keuzevakken’) van de vakkenlijsten van de FEB en die van andere faculteiten kunnen als keuzevak worden opgenomen mits aan de gestelde voorwaarden voor keuzevakken wordt voldaan (zie lid 8 en 9 van artikel 4 in hoofdstuk 1). Aanbevolen wordt het vak Wetenschapsleer Economie (code 3009) als keuzevak in het studieprogramma op te nemen. Niet toegestane keuzevakken Econometrie en Operationele research. De onderstaande vakken mogen vanwege een aanzienlijke overlap met de verplichte vakken binnen de opleiding niet als keuzevak in het studieprogramma van de variant Econometrie en van de variant Operationele research en Management binnen de opleiding Econometrie en Operationele research worden opgenomen. • • • • • 1
Applied Econometrics (code 302BE) Bedrijfssimulatie (code 3014) Corporate Financial Management (bv, code 6021) Econometrie voor BE en Onderzoekspracticum (code 8015) Econometrics (code 205BE) Dit vak heette voorheen Management Support Systems (code 6581).
35
OER BSc Econometrie en Operationele research 2009-2010
• • • • •
• • • •
Vakkenlijsten
Econometrie AE and Research Practicum (code 3019) Econometrie voor Economen (code 6508) Financiële Rekenkunde en Levensverzekeringswiskunde (code 3002) Financiële Tijdreeksanalyse (code 3003) Financiering bv (6003)/Finance bv (203BE) Operations Management for Business Studies (code 7155) Statistics 2 (code 202BE) / Statistiek 2 (code 3006) Statistiek H1 (code 164H) / Statistiek H2 (code 3006H) Wiskunde 3 (code 3010) / Mathematics 3 (code 201BE)
Binnen de variant Econometrie van de opleiding Econometrie en Operationele research mogen daarnaast de onderstaande vakken niet als keuzevak worden opgenomen: • Micro-economie (BV; vakcode 6011) • Microeconomics (BV; code 206BE) • Microeconomics: Game theory (VV; vakcode 322BE) • Theorie van Industriële Organisatie (VV; vakcode 7140) Binnen de variant Operationele Research van de opleiding Econometrie en Operationele research mag daarnaast geen keuzevakstage als keuzevak worden opgenomen.
36
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Ingangseisen
3.4 Ingangseisen per vak Om aan het onderwijs en tentamen van een verbredingsvak en van een keuzevak te mogen deelnemen geldt dat naast de in de onderstaande lijst vermelde ingangseisen het propedeutisch examen (PEX) behaald dient te zijn. Variant Econometrie 2009-2010 Vakcode
7401
Vaknaam Basisvakken (BV) Econometrie 1 Econometrie 2 Inleiding Speltheorie Operationele research 1D Operationele research 1S Wiskundige Economie A Verbredingsvakken (VV) Econometrie 3
7420 7315
Empirische Econometrie Tijdreeksanalyse
7314
Wiskundige Economie B Steunvakken (SV) Dynamische Systemen Kansrekening & Statistiek 3 Kansrekening & Statistiek 4 Wiskunde AEO IV Wiskunde AEO V Afstudeerseminar BSc Afstudeerseminar en Bachelorscriptie Econometrie Keuzevak (KV) Multivariate technieken
4005 4006 4021 4016 4017 4029
3505 3500 3501 3508 3514 3511
7419
Ingangseis (verplicht)1 ------------Econometrie 1 (BV) of Econometrie 2 (BV) + KRS 3 (SV) of KRS 4 (SV) Econometrie 1 (BV) Econometrie 1 (BV) of Econometrie 2 (BV) + KRS 3 (SV) of KRS 4 (SV) ------------Minimaal 120 ec (incl. PEX) behaald binnen de opleiding Econometrie 2 (BV)
Variant Operationele research en Management 2009-2010 Vakcode 4005 4006 4015 4016 4017 4002
1
Vaknaam Basisvakken (BV) Econometrie 1 Econometrie 2 Operationeel Management 1 (OM 1) Operationele research 1D (OR 1D) Operationele research 1S (OR 1S) Simulatie
Ingangseis (verplicht)1 -------------
PV: propedeusevak; PEX= propedeutisch examen.
37
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Vakcode
3512
Vaknaam Verbredingsvakken (VV) Operationeel Management 2 Operationeel Management Cases 1 Operationeel Management Topics Operationele research 2D Operationele research 2S Operationele research Cases 1 Operations scheduling Steunvakken (SV) Kansrekening & Statistiek 3 Kansrekening & Statistiek 4 Wiskunde AEO V Wiskunde AEO IV Afstudeerseminar BSc Afstudeerseminar
3507
Keuzevak (KV) Programmeren B
7403 7405 4003 7406 7407 7408 7418 3500 3501 3514 3508
1
Ingangseisen
Ingangseis (verplicht)1 OR 1D (BV) + OM 1 (BV) OM 1 (BV) of OM voor BK OM 1 (BV) en OR 1S (BV) OR 1D (BV) OR 1S (BV) OR 1D (BV) + OR 1S (BV) OR 1D (BV) + OM 1 (BV) --------Minimaal 120 ec (incl. PEX) behaald binnen de opleiding Programmeren A (SV) of V&O: Programmeren (PV)
PV: propedeusevak; PEX= propedeutisch examen
38
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Hoofdstuk 4
Bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde
Studiejaar 2009-2010
39
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
40
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Eindtermen
4.1 Eindtermen Eindtermen (art.7.13.2.a,b,c WHW en artikel 3, lid 3, in hoofdstuk 1 van deze OER) Doelstelling De opleiding is gericht op vorming tot een academisch niveau van denken en werken. Studenten verwerven kennis van de wetenschappelijke literatuur op het vakgebied van de economie en bedrijfskunde en krijgen training in methoden en vaardigheden om deze kennis toe te passen. Aldus worden de studenten opgeleid voor beroepen waarin met deze kennis wordt gewerkt. De economische wetenschap bestudeert processen en instituties die te maken hebben met de aanwending en verdeling van schaarse, alternatief aanwendbare middelen. Hierbij worden drie subdisciplines of studierichtingen onderscheiden: Algemene Economie, Bedrijfseconomie en Bedrijfskunde. De Algemene Economie concentreert zich op de theorie en praktijk van allocatie via markten en overheidsinstituties en de Bedrijfseconomie bestudeert het functioneren van ondernemingen vanuit de economische theorie, zowel intern als in de context waarin ze werkzaam zijn. De Bedrijfskunde houdt zich bezig met de bedrijfsvoering in de markt- en publieke sector en streeft een integrale en interdisciplinaire aanpak na voor de benadering van complexe bedrijfsproblemen. Alle afgestudeerden dienen een brede inleidende kennis van de Algemene Economie, Bedrijfseconomie en Bedrijfskunde te combineren met kernkennis van de verschillende vakgebieden binnen één van de drie genoemde studierichtingen. De eindtermen qua kennis zijn daarom gedeeltelijk gedifferentieerd naar een door de student te kiezen studierichting. Eindtermen qua kennis De opleiding biedt kennis en inzicht gericht op zowel nationale als internationale economische vraagstukken. Kennis van en inzicht in vraagstukken houdt in dat de afgestudeerde in staat is deze vanuit theoretische inzichten te analyseren, in staat is kritisch te zijn ten opzichte van de in de theorie en praktijk gekozen oplossingen voor problemen alsmede geoefend is in het zelf aandragen van oplossingen. Qua inhoudelijke kennis wordt onderscheid gemaakt in drie niveaus. Niveau A: inleidende kennis (“Introductory”). Dit betreft kennis van de basisbegrippen, standaardtheorieën en algemene inzichten van de economische wetenschap. Tevens gaat het hierbij om de oriëntatie op de betreffende studierichtingen en de ertoe behorende vakgebieden. Niveau B: basiskennis( “Core”/”Intermediate”). Hierbij gaat het om het verwerven van de kernkennis van de verschillende vakgebieden van een studierichting en van de belangrijkste stromingen binnen een vakgebied. Veelal zal dit gepaard gaan met een nadere bestudering van praktijkvoorbeelden. Niveau C: uitgebreide kennis (“Advanced”). Op dit niveau wordt de kernkennis verdiept en uitgebreid met kennis van alternatieve stromingen binnen een vakgebied. Ook wordt de student geleerd deze kennis op academisch niveau toe te passen. Studenten hebben na het voltooien van de opleiding de volgende kennis. a) Kennis op niveau A van: consumenten- en producententheorie, de werking van markten, macro-economische processen en verbanden, financial accounting, management accounting & control, economische organisatietheorie, interne organisatie, marketing, informatiemanagement en financiering. b) Kennis van de beginselen van wiskunde en statistiek, benodigd voor elk onderscheiden studierichting.
41
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Eindtermen
c) Kennis op niveau A van: algemeen wetenschapsfilosofische beginselen en van methodologische beoordelingscriteria binnen de economische wetenschap. Verder, afhankelijk van de gekozen studierichting: Studierichting Algemene Economie a) Kennis op niveau B van: de micro-economie, i.h.b. de erking van markten in een gemengde economische orde. b) Kennis op niveau B van: macro-economische vraagstukken en de daarvoor gebruikte analysemethoden. c) Kennis op niveau B van: de wijze waarop allocatie via het budgetmechanisme plaatsvindt, de wijze waarop overheidsbeslissingen worden genomen en de invloed van de overheid op economische beslissingen van individuen. d) Kennis op niveau B van: de rol van geld en krediet én van monetaire instituties en financiële instellingen in de economie. e) Kennis op niveau B van: de internationale handelstheorie en –politiek, wisselkoersen, het internationaal financieel verkeer en internationale economische instituties. f) Kennis op niveau B van: de geschiedenis van de economische wetenschap, in het bijzonder de economische theorie. g) Kennis op niveau B van: econometrische onderzoeksmethoden, met name regressieanalyse. h) Kennis op niveau B van: de meest gangbare wiskundige technieken die in de studierichting Algemene Economie worden toegepast. i) Kennis op niveau B van (afhankelijk van de studievariant): mededingingsvraagstukken (industriële organisatie), dan wel de wijze waarop investerings-, beleggings- en financieringsbeslissingen in organisaties worden genomen. j) Kennis op niveau C van tenminste twee van de volgende vakgebieden: Macro-Economie, MicroEconomie, Internationale Economische Betrekkingen, Economie van de Publieke Sector, Methodologie en Geschiedenis van de Economische Wetenschap, Monetaire Economie en Financiële Instellingen, Industriële Organisatie, Ondernemingsfinanciering. Studierichting Bedrijfseconomie a) Kennis op niveau B van: de wijze waarop investerings-, beleggings- en financieringsbeslissingen in organisaties worden genomen. b) Kennis op niveau B van: het management van organisaties, in het bijzonder de economische theorie van het strategisch management, alsmede de wijze waarop organisaties worden bestuurd en de positie van organisaties in de markt waarbinnen ze opereren en de invloed van deze positie op bedrijfsbeslissingen. c) Kennis op niveau B van: de wijze waarop de financiële administratie in organisaties plaatsvindt. d) Kennis op niveau B van: de hoofdlijnen van het privaatrecht, in het bijzonder het vermogensrecht en het ondernemingsrecht. e) Kennis op niveau B van: de meest gangbare statistische methoden die binnen de studierichting Bedrijfseconomie worden gebruikt. f) Kennis op niveau C van: tenminste twee vakgebieden binnen de studierichting Bedrijfseconomie. De volgende acht vakgebieden worden onderscheiden: Administratieve Organisatie, Bedrijfstakorganisatie, Beleggingsleer, Externe Verslaggeving, Interne Organisatie, Management Accounting & Control, Ondernemingsfinanciering en ten slotte Economische Organisatietheorie. Studierichting Bedrijfskunde a) Kennis op niveau B van: het management van organisaties, menselijk gedrag binnen organisaties, alsmede de wijze waarop organisaties hun strategie bepalen en uitvoeren. b) Kennis op niveau B van: de aard, doelstellingen en effecten van marketingactiviteiten in organisaties. c) Kennis op niveau B van: de wijze waarop investerings- en financieringsbeslissingen in organisaties worden genomen.
42
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Eindtermen
d) Kennis op niveau B van: de bijdrage van informatie en ICT aan het functioneren en innoveren van organisaties, alsmede de wijze waarop het management van deze bijdrage plaatsvindt. e) Kennis op niveau B van: de wijze waarop het management van organisaties kan worden ondersteund door middel van financiële inzichten en rapportages. f) Kennis op niveau C van: de vier hiervoor genoemde bedrijfskundige vakgebieden, in relatie met het richten (‘strategie’), inrichten (‘ontwerpen’) en het verrichten (‘uitvoeren’) van activiteiten van organisaties. g) Kennis van: inzichten uit andere vakgebieden die de student in staat stelt zijn kennis over organisaties te verbreden, situaties beter te begrijpen en hierover vanuit meerdere gezichtspunten te communiceren. h) Kennis van: de meest gangbare onderzoeks- en organisatieveranderingsmethoden binnen de bedrijfskunde. Eindtermen qua vaardigheden a) Het kritisch kunnen beoordelen van theorieën uit diverse subdisciplinaire achtergronden en deze kunnen combineren voor het oplossen van economische en/of bedrijfskundige vraagstukken. b) Het kritisch kunnen beoordelen van wetenschappelijk onderzoek op deugdelijkheid en relevantie. c) Het kunnen uitvoeren van toegepast of theoretisch wetenschappelijk onderzoek, waarbij vraagstukken worden geanalyseerd en oplossingsrichtingen worden ontwikkeld. d) Het gebruik kunnen maken van moderne ICT voor bronnenonderzoek, dataverwerking, mondelinge en schriftelijke verslaggeving. e) Het kunnen construeren en managen van nieuwe informatie op wetenschappelijk niveau. f) Het in teamverband kunnen ontwikkelen van nieuwe kennis. g) Het helder en bondig zowel mondeling als schriftelijk kunnen rapporteren. h) Op adequate wijze kunnen communiceren met personen die in organisaties in andere disciplines werkzaam zijn. Eindtermen qua attitude a) Een multidisciplinaire instelling. b) Het vermogen om zowel zelfstandig te functioneren, als in teamverband constructief samen te werken. c) Een besef van de cruciale rol die mensen spelen in het functioneren en veranderen van organisaties. d) Een besef van de maatschappelijke context waarbinnen de economie en bedrijfskunde worden beoefend.
43
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Programma’s
4.2 Programma’s 2009-2010 De onderstaande programma’s zijn tevens opgenomen in de facultaire studiegids 2009-2010. De opleiding kent drie studierichtingen: • Algemene Economie • Bedrijfseconomie • Bedrijfskunde. Elk van de drie genoemde studierichtingen biedt de mogelijkheid voor een minorvariant. Binnen een minorvariant heeft de keuzeruimte een totale omvang van 30 studiepunten (ec), welke besteed dient te worden aan: - een universitaire minor bij de UvA (30 ec), of - een semester in het buitenland studeren (30 ec), of 1 - de lerarenopleiding Algemene Economie en/of Bedrijfseconomie (30 ec) . Voor elk van de hiervoor genoemde drie mogelijkheden om de keuzeruimte in de minorvariant in te vullen is vooraf toestemming van de Examencommissie nodig. Indien vooraf geen toestemming aan de Examencommissie is gevraagd (en verkregen) voor de invulling van een minorvariant, wordt het studieprogramma van een minorvariant niet door de Examencommissie goedgekeurd. De propedeuse De propedeuse wordt in twee varianten aangeboden: een Engels- en een Nederlandstalig programma. Het Nederlandstalige programma in de propedeuse van de opleiding Economie en Bedrijfskunde geeft toelating tot de Nederlandstalige studierichtingen Algemene Economie, Bedrijfseconomie en Bedrijfskunde. De Nederlandstalige propedeuse van de opleiding Economie en Bedrijfskunde is gemeenschappelijk met de propedeuse van de opleiding Fiscale economie. Propedeuse Economie en Bedijfskunde (Nederlandstalig) Eerste Semester Blok I Blok II Blok III Organisatie en 5 Man. Accounting: omgeving Inleiding Financial 5 Microeconomie accounting Oriëntatie Fis. Ec 2 Wiskunde 1 Practicum Academische Vaardigheden 1
Tweede Semester Blok IV
4
Statistiek 1
5
Financiering
5
7
Organisatie en management
6
Macroeconomie
7
5 2
Wiskunde 2 Practicum Academische Vaardigheden 2
4 3
Het Engelstalige programma in de propedeuse van de opleiding Economics and Business studies geeft toelating tot de Engelstalige studierichting Economics en de Engelstalige studierichting Business
1
Door de combinatie van een minorvariant (Algemene Economie, of Financiering of Organisatie-economie) met een masteropleiding bestaat de mogelijkheid een eerstegraads onderwijsbevoegdheid te behalen in de Algemene Economie en / of Bedrijfseconomie. De lerarenopleiding valt onder verantwoordelijkheid van het Instituut voor de Lerarenopleiding (ILO) van de Universiteit van Amsterdam. Om een eerstegraads onderwijsbevoegdheid te verkrijgen dient een student zowel aan de eisen van het ILO als aan de eisen van de betreffende minorvariant en van het daarop volgende masterprogramma te voldoen. Dit betekent dat zowel het bachelor- als het masterprogramma door de Examencommissie van de FEB goedgekeurd dient te worden.
44
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Programma’s
studies. Toelating tot de Engelstalige programma’s is echter aan selectie onderhevig (zie artikel 21 in hoofdstuk 1 van deze OER). Propedeuse Economics and Business studies (Engelstalig) Eerste Semester Blok I Blok II Blok III Organisation and 5 Man. Accounting: Environment Introduction Financial 5 Microeconomics accounting Mathematics 1 Practicum Academic Skills 1
4
Tweede Semester Blok IV
7
Organisation and Management Statistics I
6
Finance
5
5
Macroeconomics
7
5 4
Mathematics 2 Practicum Academic Skills 2
De postpropedeutische fase De Nederlandstalige postpropedeutische fase heeft betrekking op het tweede en derde studiejaar van de studierichtingen Algemene Economie, Bedrijfseconomie en Bedrijfskunde; voor elk van de drie genoemde studierichtingen worden hierna de studieprogramma’s weergegeven. De Engelstalige postpropedeutische fase heeft betrekking op het tweede en het derde studiejaar van de studierichtingen Economics en Business studies; aan de Engelstalige postpropedeutische programma’s binnen de opleiding Economics en Business studies kan alleen deelgenomen worden als een student conform artikel 21 in hoofdstuk 1 van deze OER - tot de Engelstalige opleiding is toegelaten.
De vakken binnen de studierichtingen Binnen elke studierichting worden verschillende soorten vakken onderscheiden. 1
De volgende typen van vakken worden onderscheiden : • •
• • •
Basisvakken (BV) Verbredingsvakken (VV): voor deelname aan een verbredingsvak dient het corresponderende basisvak en het propedeutisch examen behaald te zijn. Integratieprojecten (IP): dit type vak komt alléén in de studierichting Bedrijfskunde voor. De ingangseisen per Integratieproject staan bij de vakomschrijvingen in de studiegids voor de bacheloropleidingen vermeld. Steunvakken (SV): dit zijn niet-economische of multidisciplinaire vakken waarvan kennis binnen de opleiding noodzakelijk geacht wordt. Keuzevakken (KV): voor deelname aan keuzevakken dient het propedeutisch examen behaald te zijn.2
Per type vak kunnen aanvullende ingangseisen voor deelname worden gesteld. In paragraaf 4.4 van dit hoofdstuk en bij de vakomschrijvingen in de facultaire studiegidsen wordt dit aangegeven.
Studierichting Algemene Economie De studierichting Algemene Economie binnen de opleiding Economie en Bedrijfskunde kent de volgende vijf varianten die elk onvoorwaardelijke toegang geven tot de masteropleiding Economics: • variant Economics • minorvariant Economics • variant International Economics 1
2
Naast de genoemde typen van vakken zijn er ook nog mastervakken. Deze komen niet in de bachelor- maar alléén in de masteropleiding voor. De eisen die aan keuzevakken gesteld worden, staan vermeld in lid 8 en 9 van artikel 4 in hoofdstuk 1.
45
4 3
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Programma’s
• variant International Economics and Finance • variant Industrial Organisation Deze varianten worden zowel grotendeels Nederlandstalig als Engelstalig aangeboden. De propedeuse en het tweede jaar van de Engelstalige varianten worden in aparte groepen gegeven. Het derde jaar wordt voor alle varianten in het Engels aangeboden. De variant International Economics and Finance geeft ook onvoorwaardelijke toelating tot de Engelstalige masteropleiding Business Economics, variant Finance of variant Real Estate Finance. Voor deelname aan elke Engelstalige variant binnen de studierichting Algemene Economie is vooraf toelating vereist conform het in artikel 21 in hoofdstuk 1 gestelde. De minorvariant Economie is alleen te gebruiken voor een minor (totaal 30 ec) of een buitenlandperiode (totaal 30 ec). Studenten die zelf hun keuzevakkenpakket samenstellen of die minder dan 30 ec behalen tijdens hun studie in het buitenland, moeten voldoen aan de eisen van de reguliere variant Economie. Voor deelname aan de minorvariant Economie is vooraf toestemming van de Examencommissie nodig. Binnen de studierichting Algemene Economie worden twee typen verbredingsvakken (VV) onderscheiden, namelijk Advanced Intensive Core Courses (AIC) en Advanced Core Extension Courses (AEC). Beide typen verbredingsvakken hebben hetzelfde eindniveau, maar verschillen in de vervolgmogelijkheden. Een AIC heeft een mastervak als vervolg en geldt voor dat mastervak als ingangseis; aanbevolen wordt om met name al in het bachelorprogramma Advanced Intensive Core Courses (AIC) op te nemen waardoor onnodige studievertraging in de masteropleiding voorkomen kan worden. Een AEC heeft daarentegen geen mastervak als vervolg. Zowel in de bachelor- als in de masteropleiding kunnen naar keuze beide typen verbredingsvakken opgenomen worden. Aan de invulling van de (eventuele) keuzeruimte binnen een variant wordt onder meer de eis gesteld dat het een postpropedeutisch vak dient te zijn.1 Het tweede studiejaar van de studierichting Algemene Economie. Het tweede studiejaar wordt in een Nederlands- en een Engelstalige variant aangeboden. Het tweede studiejaar is identiek voor alle varianten van de studierichting. Voor de Engelstalige variant is toelating vereist. De variant Economics binnen de studierichting Algemene Economie (Nederlandstalig) Tweede studiejaar Eerste Semester Tweede Semester Blok I Blok II Blok III Blok IV Geld, Krediet en Bankwezen (GKB)
5
Geschiedenis van de Economische Theorie (GET) Statistiek 2
5
1
5
Financiering of Industrial Organisation IEB 1: Handel
5
Wetenschapsleer Economie
5
MicroEconomie bv
10
Macro-economie bv
10
Wiskunde 3
5
IEB 2: Monetaire Stelsels
5
5
Zie voor alle eisen met betrekking tot keuzevakken lid 8 in artikel 4 in hoofdstuk 1.
46
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Programma’s
De variant Economics binnen de studierichting Algemene Economie (Engelstalig) Tweede studiejaar Eerste Semester Tweede Semester Blok I Blok II Blok III Blok IV Money, Credit and Banking (MCB)
5
History of Economic Theory Statistics 2
5 5
Finance of Industrial Organisation Economic Methodology Mathematics 3
5
MicroEconomics cc
10
Macro-economics cc
10
International Trade
5
International Money
5
5 5
Het derde studiejaar van de variant Economics binnen de studierichting Algemene Economie Binnen de variant Economie van de studierichting Algemene Economie dienen minimaal 20 studiepunten (ec) aan algemeen economische verbredingsvakken (Advanced Intensive Core Courses en/of Advanced Core Extension Courses) besteed te worden. De variant Economics binnen de studierichting Algemene Economie Derde studiejaar Eerste Semester Tweede Semester Blok I Blok II Blok III Blok IV Econometrics AE and Research Practicum Economics of the 5 Behavioural Public Public Sector Economics AIC/AEC/Elective1 5 AIC/AEC/Elective1
1
10 5
AIC/AEC AIC/AEC1
5 5
5
Thesis seminar + BSc thesis
AIC/AEC1 AIC/AEC1
5 5 10
Minorvariant Economics (Variant Economie met minor) Indien een student kiest voor de minorvariant Economics, is hij verplicht een minor van 30 ec of een buitenlandperiode van 30 ec in zijn studieprogramma op te nemen. Indien studenten zelf hun keuzevakkenpakket samenstellen of minder dan 30 ec besteden aan een minor of aan vakken in het buitenland, dienen zij het programma te volgen van de reguliere variant Economie. Voor deelname aan de minorvariant Economie is vooraf toestemming van de Examencommissie nodig. De minorvariant Economics binnen de studierichting Algemene Economie Derde studiejaar Eerste Semester Tweede Semester Blok I Blok II Blok III Blok IV Econometrics AE and Research Practicum Economics of the 5 Behavioural Public Public Sector Economics Thesis seminar + BSc thesis
10 5
Minor of Buitenland
30
10
Studenten die een minor volgen, kunnen (bij voorkeur) de BSc thesis in het tweede semester doen en zo de minorvakken spreiden over het hele derde studiejaar. 1
De keuzevakken in dit schema kunnen naar eigen inzicht van de student worden ingepland, zolang aan de volgende eis wordt voldaan: binnen de variant Economie van de studierichting Algemene Economie dienen minimaal 20 studiepunten (ec) aan algemeen economische verbredingsvakken (Advanced Intensive Core Courses en/of Advanced Core Extension Courses) besteed te worden.
47
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Programma’s
De variant International Economics binnen de studierichting Algemene Economie Naast de vakken International Economics en International Economic Organisations dient de student nog 10 ec aan algemeen economische verbredingsvakken (Advanced Intensive Core Courses en/of Advanced Core Extension Courses) op te nemen in zijn studieprogramma. De variant International Economics binnen de studierichting Algemene Economie Derde studiejaar Eerste Semester Tweede Semester Blok I Blok II Blok III Blok IV Econometrics AE and Research Practicum
10
European Economic Integration
5
Economics of the Public Sector Int. Ecs AIC
5
AIC/AEC
1
5
5 5
Behavioural Public Economics AIC/AEC/Elective1
International Economic Organisations AEC AIC/AEC1
Thesis seminar + BSc thesis
5
5 10
De variant Industrial Organisation binnen de studierichting Algemene Economie Deze variant is enkel te kiezen als in het tweede studiejaar het vak Industrial Organisation: Principles in het studieprogramma is opgenomen. De variant Industrial Organisation binnen de studierichting Algemene Economie Derde studiejaar Eerste Semester Tweede Semester Blok I Blok II Blok III Blok IV Econometrics AE and Research Practicum
10
Economics of the Public Sector Micro: Game Theory AIC
5 5
Behavioural Public Economics Ind. Organisation: Advanced AIC
5
5
Ind. Organisation: 5 Expermental regulation AEC Economics AEC Inudstrial Organisation: Applied AEC
5
Thesis seminar + BSc thesis
10
10
De variant International Economics and Finance binnen de studierichting Algemene Economie Deze variant is enkel te kiezen als in het tweede studiejaar het vak Financiering (bv) of Finance (cc) in het studieprogramma is opgenomen. De variant International Economics and Finance binnen de studierichting Algemene Economie Derde studiejaar Eerste Semester Tweede Semester Blok I Blok II Blok III Blok IV Econometrics AE and Research Practicum Economics of the 5 Behavioural Public Public Sector Economics Int. Ecs AIC 5 Accounting 1
10 5
Investment and Portfolio Theory AC Advanced Corporate Finance AC
10 10
Thesis seminar + BSc thesis
10
De keuzevakken in dit schema kunnen naar eigen inzicht van de student worden ingepland, zolang aan de volgende eis wordt voldaan: naast de vakken International Economics en International Economic Organisations dient de student nog 10 ec aan algemeen economische verbredingsvakken (Advanced Intensive Core Courses en/of Advanced Core Extension Courses) op te nemen in zijn studieprogramma.
48
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Programma’s
Overgangsregeling Algemene Economie m.b.t. de veranderingen in de studieprogramma’s per 1 september 2008. Per 1 september 2008 is een aantal wijzigingen aangebracht in het onderwijsprogramma van de studierichting Algemene economie van de bacheloropleiding Economie & Bedrijfskunde. In beginsel volgen alle studenten per 1 september 2008 het nieuwe programma. Studenten die de studierichting vóór 1 september 2008 begonnen, kunnen reeds behaalde vakken meenemen conform onderstaande overgangsregelingen. Hetzelfde geldt voor studenten die afstuderen op basis van het oude programma en wiens studieprogramma voor 1 januari 2009 is goedgekeurd. Studenten die reeds beschikken over een goedgekeurd studieprogramma en niet te maken hebben met vakken die zijn vervallen, kunnen dit programma afmaken. Tabel: Overgangsregeling Oud vak Economie van de Publieke Sector (10 ec, 6013) International Public Economics (5 ec, code 311BE) Industrial Organisation: Theory (10 ec, code 331BE) Econometrics (5 ec, code 205BE) en Applied Econometrics (5 ec, code 302BE) Of Econometrie voor Economen (10 ec, code 6508) Schriftelijke Vaardigheden/Writing Skills en Bachelorscriptie (5 ec)
Nieuw vak − Economics of the Public sector (5 ec, 6034) en − Behavioural Public Economics (5 ec, 6035) Economics of the Public Sector (5 ec, code 6034) −
Industrial Organization: Advanced (5 ec, 326BE) en − Industrial Organization: Regulation (5 ec, 327BE) Econometrics AE & Research Practicum (10 ec, 3019)
Thesis seminar & BSc thesis (10 ec)
Studenten die slechts één van beide vakken Econometrics (205BE) en Applied Econometrics (302BE) hebben behaald zijn verplicht Econometrics AE & Research Practicum (10 ec, 3019) op te nemen op het studieprogramma. Vanwege inhoudelijke overlap wordt dan één van de behaalde onderdelen Econometrics (5 ec, 205BE) dan wel Applied Econometrics (5 ec, 302BE) geschrapt van het studieprogramma.
Studierichting Bedrijfseconomie De studierichting Bedrijfseconomie kent vijf varianten: • variant Accountancy & Control • variant Financiering • minorvariant Financiering • variant Organisatie-economie • minorvariant Organisatie-economie Keuzevakken binnen de vrije keuzeruimte van de studierichting Bedrijfseconomie dienen 1 postpropedeutische vakken te zijn .
1
De eisen die aan keuzevakken gesteld worden, staan vermeld in lid 8 van artikel 4 in hoofdstuk 1.
49
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Programma’s
A. De variant Accountancy & Control binnen de studierichting Bedrijfseconomie Studierichting Bedrijfseconomie: Variant Accountancy & Control Tweede studiejaar Eerste Semester Tweede Semester Blok I Blok II Blok III Blok IV Geld-, Krediet en Bankwezen Statistiek 2 Strategisch Management
5
Financiering
5
5 5
IEB 1: Handel Wetensch. Leer BE
5 5
Onderzoekspracticum AC Vermogensrecht CEV
5
Man. Accounting: Intermediate level Ondernemingsrecht
5
5 5 10
Derde studiejaar Eerste Semester Blok II
Blok I
Blok III
20 ec uit keuzevakkenlijst Accountancy & Control Externe Verslaggeving 11 (VV)
Tweede Semester Blok IV
Internal Accounting 5 Internal Accounting Control 1 Control 2 Man. Accounting: Advanced level (VV) Afstudeerseminar en Bachelorscriptie Accountancy & Control
10
5 10 10
Keuzevakkenlijst Accountancy & Control • Bedrijfsadministratie (5 ec; vakcode 3000 ; semester 1, blok 1 • Inleiding Belastingheffing (10 ec; vakcode 7010 ; semester 1, blok 1 en 2) • Financiële Rekenkunde en Levensverzekeringswiskunde (5 ec; vakcode 3002 ; semester 1, blok 2) • Organisatiepsychologie (5 ec; vakcode 6031; semester 1, blok 1) • Beleggings- and Portefeuilletheorie (10 ec; vakcode 7101; semester 1, blok 1 en 2 of semester 2, blok 1 en 2) • Corporate Governance (5 ec; vakcode 6591; semester 2, blok 1) • Economie van Organisatie en Management 1 (10 ec; vakcode 7121; semester 1, blok 1 en 2) • Strategie & Organisatie (5ec; vakcode 7128; semester 1, blok 2/semester 2, blok 2).
B. De variant Financiering binnen de studierichting Bedrijfseconomie Studierichting Bedrijfseconomie: Variant Financiering Tweede studiejaar Eerste Semester Blok I Blok II Blok III
Tweede Semester Blok IV
Geld-, Krediet en Bankwezen Statistiek 2
5
Financiering
5
Econometrie BE en Onderzoekspracticum
10
5
IEB 1: Handel
5
5
Marktwerking en Mededinging
5
Wetenschapsleer BE
5
Man. Accounting: Intermediate level CEV
1
5
Strategisch Management
10
Voor het Nederlandstalige verbredingsvak Externe Verslaggeving 1 (code 7106) kan ook de volgende Engelstalige naamgeving gebezigd worden: Financial Statement Analysis (code 7106).
50
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Programma’s
Derde studiejaar Eerste Semester Blok I Blok II Vak naar keuze 5 Vak naar keuze
5
Beleggings- en Portefeuilletheorie (VV) Vak(ken) naar keuze
10 10
Tweede Semester Blok III Blok IV Vermogensrecht 5 Ondernemings(SV) of Marketing Recht (BV) Advanced Corporate Finance (VV) Afstudeerseminar en Bachelorscriptie BE
5
10 10
C. De minorvariant Financiering binnen de studierichting Bedrijfseconomie Indien een student kiest voor de minorvariant Financiering is hij verplicht een minor van 30 ec of een buitenlandperiode van 30 ec in zijn studieprogramma op te nemen. Indien studenten zelf hun keuzevakkenpakket samenstellen of minder dan 30 ec besteden aan een minor of aan vakken in het buitenland, dienen zij het programma te volgen van de reguliere variant Financiering.Voor deelname aan de minorvariant Financiering is vooraf toestemming van de Examencommissie vereist. Studierichting Bedrijfseconomie: minorvariant Financiering Tweede studiejaar Eerste Semester Blok I Blok II Blok III
Tweede Semester Blok IV
Geld-, Krediet- en Bankwezen Statistiek 2
5
Financiering
5
Econometrie BE en Onderzoekspracticum
10
5
IEB 1: Handel
5
5
Marktwerking en Mededinging
5
Wetenschapsleer BE
5
Man. Accounting: Intermediate level CEV
5 Strategisch Management
10
Derde studiejaar Blok I
Eerste Semester Blok II
Minor / Buitenland
Blok III 30
Tweede Semester Blok IV
Beleggings- en Portefeuilletheorie (VV) Advanced Corporate Finance (VV) Afstudeerseminar en Bachelorscriptie BE
10 10 10
D. De variant Organisatie-economie binnen de studierichting Bedrijfseconomie Studierichting Bedrijfseconomie: Variant Organisatie-economie Tweede studiejaar Eerste Semester Blok I Blok II Blok III
Tweede Semester Blok IV
Geld-, Krediet en Bankwezen Statistiek 2
5
Financiering
5
Econometrie BE en Onderzoekspracticum
10
5
IEB 1: Handel
5
5
Marktwerking en Mededinging
5
Wetenschapsleer BE
5
Man. Accounting: Intermediate level CEV
51
5
Strategisch Management
10
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Programma’s
Derde studiejaar Eerste Semester Blok II
Blok I Vak naar keuze
5
Vak naar keuze
EOM 1 (VV) Verbredingsvak uit lijst Organisatie-economie (VV)1
Blok III 5
Tweede Semester Blok IV
Vermogensrecht (SV) 5 Ondernemingsof Marketing (BV) recht Vak naar keuze 5 Vak naar keuze Afstudeerseminar + Bachelorscriptie BE
10 10
5 5 10
E. De minorvariant Organisatie-economie binnen de studierichting Bedrijfseconomie Indien een student kiest voor de minorvariant Organisatie-economie is hij verplicht een minor van 30 ec of een buitenlandperiode van 30 ec in zijn studieprogramma op te nemen. Indien studenten zelf hun keuzevakkenpakket samenstellen of minder dan 30 ec besteden aan een minor of aan vakken in het buitenland, dienen zij het programma te volgen van de reguliere variant Organisatie-economie. Voor deelname aan de minorvariant Organisatie-economie is vooraf toestemming van de Examencommissie vereist. Minorvariant Organisatie-economie binnen de studierichting Bedrijfseconomie Tweede studiejaar Eerste Semester Tweede Semester Blok I Blok II Blok III Blok IV Geld-, Krediet en Bankwezen Statistiek 2
5
Financiering
5
Econometrie BE en Onderzoekspracticum
10
5
IEB 1: Handel
5
5
Marktwerking en Mededinging
5
Wetenschapsleer BE
5
Man. Accounting: Intermediate level CEV
5
Strategisch Management
10
Derde studiejaar Blok I
Eerste Semester Blok II
Theorie van Industriële organisatie (VV) EOM 1 (VV) Afstudeerseminar + Bachelorscriptie BE
Blok III 10 10 10
Tweede Semester Blok IV
Minor / Buitenland
30
Studierichting Bedrijfskunde In het tweede studiejaar van de studierichting Bedrijfskunde wordt een brede basis in de bedrijfskunde gegeven en in het derde jaar een verbreding en verdieping. Kenmerkend voor de studierichting Bedrijfskunde zijn de zogeheten integratieprojecten. De integratieprojecten vinden plaats in de laatste vier collegeweken van elk semester. De studierichting Bedrijfskunde kent naast de reguliere variant ook een minorvariant.
1
Het verbredingsvak uit de lijst Organisatie-economie mag ook in het tweede semester geroosterd worden. De lijst Organisatie-economie omvat de volgende vijf verbredingsvakken: Advanced Corporate Finance (code 7100), Theorie van industriële organisatie (code 7140), Management Accounting: Advanced level (code 7114) of Management Acoounting (code 7114), Strategie en Organisatie (code 7128) én in combinatie daarmee HRM (code 7132), Micro-economics: Game theory (code 322BE) én in combinatie daarmee Micro-economics: Behavioral Game theory (code 334BEU) of Micro-economics: Labour economics (code 335BEU).
52
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Programma’s
A. De variant Bedrijfskunde binnen de studierichting Bedrijfskunde De eisen die aan de reguliere variant Bedrijfskunde worden gesteld zijn als volgt. • 30 ec bedrijfskundige basisvakken • 25 ec aan bedrijfskundige verbredingsvakken. De volgende vijf verbredingsvakken zijn verplicht - Strategie & Organisatie (blok II of blok IV) - Human Resource Management (blok I of blok IV) - Marketing Management (blok II of blok III) of Retail marketing (blok I) - Informatiemanagement (blok I) of E-Business (blok IV) of Kennismanagement (blok II) - Intermediate Financial Accounting (blok III) • 10 ec uit keuzevakkenlijst bedrijfskunde of verbredingsvakken bedrijfskunde1 • 20 ec onderzoeksvaardigheden bedrijfskunde • 25 ec integratieprojecten (incl. het afstudeerproject) • 10 ec vrije keuze (geen eerstejaars vakken) Het tweede studiejaar Bedrijfskunde (Nederlandstalig) Tweede studiejaar Eerste Semester Blok I Blok II Blok IIa Blok III Strategisch Management
5
Organisatie Psychologie
5
Financiering
MR 3: Kwal. Onderzoeksme thoden MR 1: Inleiding Wetenschappelijk Onderzoek
5
5
Project 1: Literatuu rstudie (5)
5
Bus. inf. Management Marketing
Tweede Semester Blok IV 5
5
MR 2: Kwant. Onderzoeksmethoden
5
5
Het tweede studiejaar Bedrijfskunde (Engelstalig) Tweede studiejaar Eerste Semester Blok I Blok II Blok IIa Blok III Organizational Psychology
5
Strategic management
5
Finance
MR 3: Qual. Methods of research MR 1: Introduction to Academic Research
1
5
5
5
Project 1: Literature study (5 ec)
Blok IVa
Management Accounting: Interm. level Vak naar keuze
5
Tweede Semester Blok IV
Bus. inf. Management
5
Marketing
5
Project 2: Empirisch Onderzoek (5 ec)
Blok IVa
Management Accounting: Interm. level
5
Strategy and Organisation
5
MR 2: Quant. Methods of research
5
Project 2: Empirical Research (5 ec)
De totale keuzevakruimte in de postpropedeuse van de studierichting Bedrijfskunde is 20 ec. Minimaal 10 van de 20 ec van de keuzevakruimte dienen gebruikt te worden voor vakken uit de vakkenlijsten van de studierichting Bedrijfskunde en maximaal 10 van de 20 ec van de keuzevakruimte mogen vrij ingevuld worden mits het geen eerstejaars vak betreft. In plaats van vakken uit de vakkenlijsten van de studierichting Bedrijfskunde mogen bedrijfskundige vakken van andere faculteiten en universiteiten in binnen- en buitenland in het studieprogramma worden opgenomen, mits de vakken bedrijfskundig relevant zijn en vooraf toestemming van de Examencommissie is verkregen.
53
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Programma’s
Het derde studiejaar Bedrijfskunde (Nederlandstalig) Derde studiejaar Eerste Semester Blok I Blok II Blok IIa Blok III VV of Vak naar keuze
5
VV of Vak naar keuze
5
VV of Vak naar keuze
5
VV of Vak naar keuze
5
VV of Vak naar keuze
Project 3: Wet. Atelier (5)
5
Int. Financial Accounting (VV) VV of Vak naar keuze
Tweede Semester Blok IV 5
VV of Vak naar keuze
5
Project 4: Afstudeerproject MR 4: Afstudeerseminar Bedrijfskunde
5
5
Het derde studiejaar Bedrijfskunde (Engelstalig) Derde studiejaar Eerste Semester Blok I Blok II Blok IIa Blok III VV of Vak naar keuze
5
VV of Vak naar keuze
5
VV of Vak naar keuze
5
VV of Vak naar keuze
5
VV of Vak naar keuze
Project 3: Academic Research (5)
5
Int. Financial Accounting (VV) VV of Vak naar keuze
VV of Vak naar keuze
5
Project 4: Thesis project MR 4: Thesis seminar
Vervolg Project 4: Afstudeer project (5)
5
Tweede Semester Blok IV 5
Blok IVa
Blok IVa
5
5
Vervolg Project 4: Thesis project (5)
5
B. De minorvariant Bedrijfskunde binnen de studierichting Bedrijfskunde Indien een student kiest voor de minorvariant Bedrijfskunde, is hij verplicht een minor van 30 ec of een buitenlandperiode van 30 ec in zijn studieprogramma op te nemen. Indien studenten zelf hun keuzevakkenpakket samenstellen of minder dan 30 ec besteden aan een minor of aan vakken in het buitenland, dienen zij het programma te volgen van de reguliere variant Bedrijfskunde. Om te mogen deelnemen aan de minorvariant Bedrijfskunde is vooraf toestemming van de Examencommissie vereist. Tweede studiejaar Blok I Strategisch Management Organisatie Psychologie
Eerste Semester Blok II 5 Financiering
5 MR 3: Kwal. Onderzoeksme thoden MR 1: Inleiding Wetenschappelijk Onderzoek
Blok Iia 5 5
5
Project 1: Literatuurs tudie (5)
Blok III Bus. Inf. management Marketing
Tweede Semester Blok IV 5
HRM (VV)
5
S&O (VV)
MR 2: Kwant. Onderzoeksmethoden
54
Blok IVa 5 Project 2: Empirisch Onderzoek (5) 5
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Programma’s
Derde studiejaar Blok I
Eerste Semester Blok II
Minor / Buitenland (30 ec)
Blok IIa
Blok III
Tweede Semester Blok IV
Intermediate 5 Project 4 Financial Accounting (VV) Marketing 5 E-Business Management (VV) (VV) MR 4: Afstudeerseminar
Blok IVa 5
Vervolg Project 4 (5)
5
5
Per 1 september 2009 is in beide varianten van de studierichting bedrijfskunde het basisvak Corporate Financial Management (code 6021) vervangen door het basisvak Financiering (code 6003 in de Nederlandstalige variant en code 203BE in de Engelstalige variant). Het vak Corporate Financial Management is daarmee komen te vervallen. In beginsel volgen alle studenten per 1 september 2009 het nieuwe programma. Voor studenten die Corporate Financial Management al hebben behaald geldt dat zij dit vak kunnen opnemen in plaats van Financiering. Studenten die de studierichting voor 1 september 2009 zijn begonnen maar Corporate Financial Management nog niet behaald hebben, worden ten zeerste geadviseerd het basisvak Financiering te volgen. Aan hen wordt in 2009-2010 nog eenmaal de mogelijkheid geboden tentamen te doen in het vervallen vak Corporate Financial Management.
55
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Vakkenlijsten
4.3 Vakkenlijsten 2009-2010 In paragraaf 4.3 staan de vakkenlijsten weergegeven voor het studiejaar 2009-2010. De vakken zijn ingedeeld naar studiefase, -richting en -variant. De vakkenlijsten zijn tevens verschenen in de facultaire studiegids 2009-2010
1. Vakkenlijst propedeuse De vakken die in de propedeuse gevolgd moeten worden liggen vast. Deze worden hieronder voor zowel de Nederlandstalige als de Engelstalige propedeuse weergegeven. Nederlandstalige propedeuse Vakcode Vaknaam Propedeusevakken (PV)
Studiepunten (ec)
Blok
5 5 4 7 7 5 6 2 2 3 5 5 4
I IV II IV II I III I I/II III/IV III I/II III/IV
Engelstalige propedeuse Vakcode Vaknaam Propedeusevakken (PV)
ec
Blok
100PE 101PE 105PE 113PE 107PE 108PE 114PE 118PE 119PE 115PE 120PE 111PE
5 5 4 7 5 4 7 5 6 4 3 5
I IV II IV I+II III+IV II I III I+II III+IV III
153P 152P 150P 167P 168P 169P 170P 161P 172P 173P 164P 158P 159P
Financial accounting Financiering Management Accounting: Inleiding Macro-economie Micro-economie Organisatie en Omgeving Organisatie en Management Oriëntatie Fiscale economie Pract. Academische Vaardigheden 1 Pract. Academische Vaardigheden 2 Statistiek 1 Wiskunde 1 Wiskunde 2
Financial accounting Finance Management Accounting: Introduction Macroeconomics Mathematics 1 Mathematics 2 Microeconomics Organisation and Environment Organisation and Management Practicum Academic Skills 1 Practicum Academic Skills 2 Statistics 1
2. Vakkenlijst bachelor De vakkenlijst bachelor geeft een overzicht van de vakken waarmee de programma’s van het tweede en het derde studiejaar (‘de postpropedeutische fase’) van de opleiding Economie en Bedrijfskunde (kunnen) worden ingevuld. Deze vakken zijn geordend naar studierichting en afstudeervariant. Omdat sommige vakken in verschillende varianten opgenomen (kunnen) worden, komen deze in verschillende lijsten voor. Daarnaast is er een aparte lijst van keuzevakken, voor zover die niet bij een variant zijn opgenomen.
56
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Vakkenlijsten
Om aan het onderwijs en tentamen van een verbredingsvak en van een keuzevak te mogen deelnemen geldt dat naast de in de onderstaande lijst vermelde ingangseisen ook het propedeutisch examen (PEX) behaald dient te zijn. Om aan een keuzevak te mogen deelnemen geldt dat de propedeuse volledig afgerond dient te zijn. Keuzevakken mogen niet het niveau van een eerstejaars vak hebben.1
Studierichting Algemene Economie Vakkenlijst van de studierichting Algemene economie Vakcode Vaknaam
7100 7101 319BE 326BE 320BE 7101 321BE 322BE 7146
Basisvakken (BV) Nederlandstalige variant Economics of the Public Sector Behavioural Public Economics Financiering Geld, krediet en bankwezen Geschiedenis van de economische theorie IEB 1: Handel IEB 2: Monetaire stelsels Industrial Organisation Macro-economie Micro-economie Basisvakken (core courses CC) Engelstalige variant Economics of the Public Sector Behavioural Public Economics Finance History of Economic Theory Macroeconomics Microeconomics Money, Credit and Banking Industrial Organisation International money International trade Verbredingsvakken (VV): Advanced Intensive Core Courses (AIC) Advanced corporate finance2 Beleggings- en portefeuilletheorie3 History and methodology of Economics Industrial organisation: Advanced International economics Investments and portfolio theory4 Macroeconomics: Growth theory Microeconomics: Game theory5 Microeconomics for Development6
7142 324BE
Monetary economics Public economics
6034 6035 6003 6015 6004 6016 6017 210BE 6008 6011 6034 6035 203BE 325BE 208BE 206BE 200BE 210BE 209BE 207BE
1
Studiepunten (ec)
Blok
5 5 5 5 5 5 5 5 10 10
I II II I I II IV II IV III
5 5 5 5 10 10 5 5 5 5
I II II I IV III I II IV III
10 10 5 5 5 10 5 5 5
III+IV I+II / III+IV I II I I+II/III+IV II I II
5 5
II I
Alle eisen met betrekking tot keuzevakken staan weergegeven in lid 8 van artkel 4 in hoofdstuk 1. Dit vak wordt niet als een algemeen economisch verbredingsvak beschouwd en telt derhalve niet mee bij de eis van minimaal 20 ec aan AIC/AEC (10 ec in minorvariant). 3 Zie voetnoot 2. 4 Zie voetnoot 2. 5 Dit vak mag niet gecombineerd worden met Game Theory: Introduction (code 211BE). 6 Dit vak wordt in samenwerkingsverband met de FEB door de Vrije Universiteit van Amsterdam (VU) aangeboden. 2
57
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Vakcode 7154 328BE 326BEU 327BE 332BEU 330BEU 333BEU 334BEU 335BEU 336BEU 337BEU 7152 6572 6582 221BE 6571 6593 6583 314BE 300BE 3019 3006 3009 3010
300BE 3019 204BE 201BE 202BE 8210
Vakkenlijsten
Vaknaam Verbredingsvakken (VV): Advanced Core Extension Courses (AEC) Development Economics Experimental Economics History and methodology of Economics: Research Frontiers Industrial organisation: Regulation Industrial organisation: Applied International Economic Organisations Macroeconomics: Monetary and Fiscal policy Microeconomics: Behavioral game theory1 Microeconomics: Labour Economics2 Political economy: Dialectical methodology3 Post-Keynesian macro-economics Financial Institutions Keuzevakken (KV) Economie van de Sociale Zekerheid Environmental Economics European Economic Integration History of Economic Theory and the Netherlands Methoden en technieken van survey-onderzoek Ontwikkelingseconomie Transition Economics4 Steunvakken (SV) Nederlandstalige variant Accounting Econometrics AE and Research Practicum Statistiek 2 Wetenschapsleer Economie Wiskunde 3 Steunvakken (support courses SC) Engelstalige variant Accounting Econometrics AE and Research Practicum Economic methodology Mathematics 3 Statistics 2 Bachelorscriptie Thesis seminar and BSc thesis AE
Studiepunten (ec)
Blok
5 5 5
IV IV III
5 10 5 5 5 5 5 5 5
III III+IV IV III IV IV III I II
5 5 5 5 5 5 5
IV IV III IV II I IV
5 10 5 5 5
II I+II I II III
5 10 5 5 5
II I+II II II I
10
I+II/III+IV
Studierichting Bedrijfseconomie Vakkenlijst voor de variant Accountancy & Control Vakcode Vaknaam Basisvakken (BV)
ec
Blok
6000 6003 6015 6016 7010 6030
10 5 5 5 10 5
III+IV II I II I+II III
1 2
3
4
Comptabele externe verslaggeving Financiering Geld, krediet en bankwezen IEB 1: Handel Inleiding Belastingheffing Internal Accounting Control 1
Dit vak mag niet gecombineerd worden met Experimental Economics (code 212BE). Dit verbredingsvak mag niet gecombineerd worden met het gelijknamige vervallen tienpunts verbredingsvak of met het vervallen keuzevak Labour Economics: Applied. Het verbredingsvak Political Economy: dialectical methodology (336BEU) mag niet gecombineerd worden met het vervallen vijfpunts verbredingsvak Political Economy (code 6584). Dit vak wordt voor het laatst gegeven in 2009/2010.
58
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Vakkenlijsten
Vakcode
Vaknaam
ec
Blok
6033 6009 6031 6019
Internal Accounting Control 2 Management Accounting: Intermediate level Organisatiepsychologie Strategisch management Verbredingsvakken (VV) Beleggings- en Portefeuilletheorie Economie van Organisatie en Management 1 Externe verslaggeving 11 Management Accounting: Advanced level Strategie en Organisatie Steunvakken (SV) Bedrijfsadministratie Financiële rekenkunde en levensverzekeringwisk. Ondernemingsrecht Onderzoekspracticum AC Statistiek 2 Vermogensrecht Wetenschapsleer bedrijfseconomie Keuzevak (KV) Corporate Governance Bachelorscriptie Afstudeerseminar en Bachelorscriptie A&C
5 5 5 5
IV III/IV I I/IV
10 10 10 10 7
I+II/III+IV I+II I+II III+IV II/IV
5 5 5 5 5 5 5
I IV III I III II
5
III
10
III+IV
ec
Blok
10 5 5 5 5 5 5 5
III+IV II I II III/IV III I I/IV
10 10 5 5
III+IV I+II; III+IV I/III II
10 5 5 5 5
III+IV IV I III II
10
I+II/III+IV
7101 7121 7106 7114 7128 3000 3002 3005 3515 3006 3008 3011 6591 3516
Vakkenlijst voor de varianten Financiering Vakcode Vaknaam 6000 6003 6015 6016 6009 6010 6028 6019 7100 7101 320BE 7142 8015 3005 3006 3008 3011 3018
Basisvakken (BV) Comptabele externe verslaggeving Financiering Geld, krediet en bankwezen IEB 1: Handel Management Accounting: Intermediate level Marketing Marktwerking en mededinging Strategisch management Verbredingsvakken (VV) Advanced corporate finance Beleggings- en portefeuilletheorie International economics Monetary economics2 Steunvakken (SV) Econometrie BE en Onderzoekspracticum Ondernemingsrecht Statistiek 2 Vermogensrecht Wetenschapsleer bedrijfseconomie Bachelorscriptie Afstudeerseminar en Bachelorscriptie BE
1
Voor het Nederlandstalige verbredingsvak Externe Verslaggeving 1 (code 7106) kan ook de volgende Engelstalige naamgeving gebezigd worden: Financial Statement Analysis (code 7106). 2 Dit verbredingsvak is een verplichte ingangseis als een student het mastervak Monetary economics and Financial institutions (code 80040) in de masteropleiding Business Economics wil opnemen.
59
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Vakkenlijsten
Vakkenlijst voor de varianten Organisatie-economie Vakcode Vaknaam 6000 6003 6015 6016 6009 6010 6028 6019 7100 7132 7114 7121 335BEU 334BEU 322BE 7128 7140 8015 3005 3006 3008 3011 3018
Basisvakken (BV) Comptabele externe verslaggeving Financiering Geld, krediet en bankwezen IEB 1: Handel Management accounting: Intermediate level Marketing Marktwerking en mededinging Strategisch management Verbredingsvakken (VV) Advanced Corporate Finance Human Resource Management (HRM) Management accounting: Advanced level Economie van organisatie en management 1 Labour economics Micro-economics: Behavioral Game Theory1 Micro-economics: Game Theory2 Strategie en Organisatie (S&O) Theorie van industriële organisatie Steunvakken (SV) Econometrie BE en Onderzoekspracticum Ondernemingsrecht Statistiek 2 Vermogensrecht Wetenschapsleer bedrijfseconomie Bachelorscriptie Afstudeerseminar en Bachelorscriptie BE
ec
Blok
10 5 5 5 5 5 5 5
III+IV II I II III/IV III I I/IV
10 5 10 10 5 5 5 5 10
III+IV I/IV III+IV I+II IV IV I II/IV I+II
10 5 5 5 5
III+IV IV I III II
10
I+II/III+IV
Studierichting Bedrijfskunde Vakkenlijst voor de studierichting Bedrijfskunde Vakcode Vaknaam 6032 6003 / 203BE 6009 6010 6031 6019 7134 7138 7133 7132 7139 7130
1
2
Basisvakken (BV) Business Information Management Financiering / Finance Management Accounting: Intermediate level Marketing Organisatiepsychologie / Organisational Psychology Strategisch Management/ Strategic Management Verbredingsvakken (VV) Cases in Entrepreneurship (Entr) Corporate Financial Management (CFM) E-Business (Ebus) Human Resource Management (HRM) Intermediate financial accounting Informatiemanagement (IM)/Informationmanagement
ec
Blok
5 5
III II
5 5 5 5
III/IV III I I/IV
5 5 5 5 5 5
I+II III IV I/IV III I
Dit verbredingsvak mag niet gecombineerd worden met het basisvak Experimental Economics (212BE). Binnen de variant Organisatie-economie geldt het basisvak Marktwerking en Mededinging als ingangseis voor het verbredingsvak Micro-economics: Behavioral Game Theory. Dit verbredingsvak vak mag niet gecombineerd worden met het basisvak Game Theory: Introduction (code 211BE). Binnen de variant Organisatie-economie geldt het basisvak Marktwerking en mededinging als ingangseis voor het verbredingsvak Micro-economics: Game Theory.
60
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Vakkenlijsten
Vakcode
Vaknaam
ec
Blok
7148 7137 7129 7155 7136 7128 7127
Kennismanagement (KM)/Knowledgemanagement Marketing Management (MM) Management Accounting & Control (MAC) 1 Operations Management for Business Studies Retail Marketing Strategie en Organisatie (S&O)/ Strategy and Organisation Sustainable Management (SusMan) Onderzoeksvaardigheden (SV) MR1: Inleiding Wetenschappelijk Onderzoek / MR1: Introduction to Academic Research MR2: Kwantitatieve Onderzoeksmethoden / MR2: Quantitative Methods of research
5 5 5 5 5 5 5
II II/III I I I II/IV I+II
5
I+II
5
III+IV
MR3: Kwalitatieve Onderzoeksmethoden / MR3: Qualitative Method of Research MR4: Afstudeerseminar/MR4: Thesis seminar Integratieprojecten (IP) Project 1: Literatuurstudie / Project 1: Literature Survey Project 2: Empirisch Onderzoek / Project 2: Empirical Research
5
II
5
III+IV/I+II
5 5
IIa Iva
5
IIa/IVa
8009
Project 3: Wetenschappelijk atelier /Project 3: Academic research Project 4: Afstudeeropdracht /Project 4: Thesis project
10
IV+IVa/ II+IIa
3014 6598 3013 6028 6593 3005 7405
Keuze- en Steunvakken Bedrijfssimulatie Cultural Industries : strategies for creative production2 Informatie- en communicatietechnologie (ICT) Marktwerking en mededinging Methoden en technieken van survey-onderzoek Ondernemingsrecht Operationeel management cases 13
8011 8012
8013 8014 8016 8017
8008
5
III I II I II IV II
5 5 5 5 5 5
3. Keuzevakken Economie en Bedrijfskunde Keuzevakken Economie en Bedrijfskunde kunnen worden gekozen uit de vakkenlijsten van elke studierichting, zoals hiervoor weergegeven. De eisen die aan keuzevakken worden gesteld, staan weegegeven in lid 8 en 9 van artikel 4 in hoofdstuk 1. Daarnaast kunnen vakken uit de onderstaande keuzevakkenlijst gekozen worden. Voor elk keuzevak in de onderstaande keuzevakkenlijst geldt als ingangseis dat het propedeutisch examen behaald dient te zijn; daarnaast kunnen aanvullende ingangseisen worden gesteld die bij de vakbeschrijvingen in de studiegids worden weergegeven. Code
Vaknaam
3014 6591 6598
Keuzevakken (KV) Bedrijfssimulatie Corporate Governance Cultural Industries : strategies for creative production4
1 2 3
4
Credits
Blok
5 5 5
III III I
Dit vak heette voorheen Operationeel Management voor Bedrijfskunde (vakcode 6594). Dit vak heette voorheen Cultural Economics / Cultural Industries (vakcode 6596). Voor deelname aan het onderwijs en tentamen van dit vak dient een student toestemming van de vakcoordinator te hebben verkregen als hij het het keuzevak Operations Management for Business Studies (code 7155) niet heeft behaald. Dit vak heette voorheen Cultural Economics / Cultural Industries (vakcode 6596).
61
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
6553 6551 6572 221BE 3013 6559 6560 6581 6593 6571 6526 6583 7405 6532 6597 7127 6588 314BE 6590
1
2 3
Vakkenlijsten
Economie en transport: Personenvervoer Economie en transport: Goederenvervoer Economie van de sociale zekerheid European economic integration Informatie- en communicatietechnologie Luchthaveneconomie Luchtvaarteconomie Management support systems Methoden en technieken van survey-onderzoek History of Economics and the Netherlands Debating (E) Ontwikkelingseconomie Operationeel management cases 11 Written Argumentation on Management and Policy (E) Regulation, Regulatory Impact and Reform2 Sustainable Management Technology Management Transition economics3 Vastgoedkunde
5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
I II IV III II III III III II IV IV I II IV I I+II II IV IV
Indien een student geen voldoende heeft behaald voor het vak Operations Management for Business Studies (code 7155), kan hij alléén toegang tot het onderwijs en het tentamen van het vak Operationeel magement cases 1 (code 7405) krijgen, als de docent van het betreffende vak daar toestemming voor geeft. Dit vak heette voorheen Regulation (vakcode 6592) Dit vak wordt voor het laatst gegeven in 2009/2010.
62
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Ingangseisen
4.4 Ingangseisen per vak Om aan het onderwijs en tentamen van een verbredingsvak en van een keuzevak te mogen deelnemen geldt dat het propedeutisch examen van de opleiding Economie en bedrijfskunde behaald dient te zijn; daarnaast kunnen aanvullende eisen worden gesteld. Bij elk vak wordt informatie over de ingangseisen gegeven. Voor bijvakstudenten geldt in onderstaande lijsten dat het vak Beginselen van de Economie (10 ec; code 9MM04) als ingangseis geldt in plaats van Micro (PV), of Macro (PV), of Micro + Macro (PV). 1
Vakcode Vaknaam Basisvakken (BV) 6032 Business Informatiemanagement
Ingangseis (verplicht)
6000 6034
Comptabele externe verslaggeving Economics of the Public Sector
6035
Behavioural Public Economics
203BE 6003 211BE 6015 6004 325BE 6016 6017 210BE
Finance Financiering Game theory: Introduction Geld, krediet en bankwezen Geschiedenis vd economische theorie History of Economic Theory IEB 1: Handel IEB 2: Monetaire stelsels Industrial organisation
7010 6009
Inleiding belastingheffing Man. Accounting: Intermediate level
209BE 6030 6033 207BE 208BE
International money Internal Accounting Control 1 Internal Accounting Control 2 International trade Macro-economics
6008
Macro-economie
6010 6028 206BE 6011 200BE 6031 6019
Marketing Marktwerking en mededinging Micro-economics Micro-economie Money, credit and banking Organisatiepsychologie Strategic Management
Financial accounting (PV) Micro (PV) + Macro (PV) of Micro AEO (PV) + Macro AEO (PV) Micro (PV) + Macro (PV) of Micro AEO (PV) + Macro AEO (PV) ----Micro (PV) of Micro AEO (PV) Micro (PV) of Micro AEO (PV) Micro (PV) of Micro AEO (PV) Micro (PV) of Micro AEO (PV) Micro (PV) of Micro AEO (PV) Macro (PV) of Macro AEO (PV) Micro (PV) + Wiskunde1/Mathematics 1 (PV) of Micro AEO (PV) + Analyse A --Man. Accounting: Inleiding (PV) of Man. Accounting (PV) of Management Accounting: Introduction (PV) Macro (PV) of Macro AEO (PV) Management accounting: Inleiding (PV) Management accounting: Inleiding (PV)) Micro (PV) of Micro AEO (PV) Micro (PV) + Macro (PV) of Micro AEO (PV) + Macro AEO (PV) Micro (PV) + Macro (PV) of Micro AEO (PV) + Macro AEO (PV) --Micro (PV) of Micro AEO (PV) Micro (PV) of Micro AEO (PV) Micro (PV) of Micro AEO (PV) Micro (PV) of Micro AEO (PV) -----
1
---
Micro-economie of Microeconomics wordt afgekort met Micro; Macro-economie of Macroeconomics met Macro. De afkorting PEX staat voor ‘propedeutisch examen’ en PV voor propedeusevak.
63
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Ingangseisen
Vaknaam
7100 7129
Verbredingsvakken (VV) Advanced corporate finance Management Accounting & Control
7101 7134 7138
Beleggings- en Portefeuilletheorie Cases in Entrepreneurship Corporate Financial Management
7154 7133
Development Economics E-Business
7121
Economie, organisatie & management 1
328BE
Experimental Economics
7106 7152 319BE
Externe Verslaggeving 1 2 Financial Institutions History and meth. of economics [AIC]
Ingangseis (verplicht)
326BEU History and meth. of economics [AEC]: Research Frontiers 7132 Human Resource Management 7140 Industriële organisatie: Theorie 326BE Industrial organisation: Advanced 327BE
Industrial organisation: Regulation
332BEU Industrial organisation: Applied 7130
Informatiemanagement
7139 320BE
Intermediate financial accounting International economics [AIC]
330BEU International economic Organisations 7148
Kennismanagement
333BEU Macro: Mon. & fiscal policy [AEC] 321BE Macro-economics: Growth theory [AIC] 7114 Man. accounting: Advanced level 7137
1
2
Marketing management
1
Financiering (BV) of Financiering AEO (PV) Man. Accounting & Control (BV) of Man. Accounting (BV) of Man. Accounting: Intermediate level (BV) Financiering (BV) of Financiering AEO (PV) -Corporate financial management (BV) of Financiering (BV) IEB1 (BV) + IEB2 (BV) Innoveren met ICT (BV) of Business Informatiemanagement (BV) of IMC (BV) of Marketing (BV) MM (BV) of SM (BV) of Micro (BV) of FIN (BV) of Financiering AEO (PV) Industrial organisation: Principles (BV) of Wiskundige economie A (BV; 4029) Comptabele externe verslaggeving (BV) GKB (BV) of Money, credit and banking (BV) Geschiedenis vd economische theorie (BV) of History of Economic Theory (BV) Geschiedenis vd economische theorie (BV) of History of Economic Theory (BV) --Marktwerking en mededinging (BV) Industrial organisation: Principles (BV) of Wiskundige economie A (BV; 4029) Industrial organisation: Principles (BV) of Wiskundige economie A (BV; 4029) Industrial Organisation: Principles (BV) (BV) of Wiskundige economie A (b; 4029) Bus.inf.management (BV) of Innoveren met ICT (BV) of IMC (BV) --IEB1 (BV) of Int. Trade (BV) + IEB2 (BV) of Int. Money (BV) IEB1 (BV) of Int. Trade (BV) + IEB2 (BV) of Int. Money (BV) Bus.inf.management (BV) of Innoveren met ICT (BV) of IMC (BV) Macro (BV) of Macro (BV) Macro (BV) Management accounting (BV) of Man. Accounting: Intermediate level (BV) Marketing (BV)
Micro-economie of Microeconomics wordt afgekort met Micro; Macro-economie of Macroeconomics met Macro. De afkorting PEX staat voor ‘propedeutisch examen’ en PV voor propedeusevak. De Engelse benaming voor het verbredingsvak Externe Verslaggeving 1 (code 7106) is Financial Statement Analysis (code 7106).
64
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Ingangseisen
1
Vakcode Vaknaam 322BE Microeconomics: Game theory [AIC]
Ingangseis (verplicht) Micro (BV) of Industial Organisation (BV) of Marktwerking en Mededinging (BV) of Industrial Organisation: Principles (BV) 335BE Microeconomics: Labour economics [AEC] Micro (BV) of Industial Organisation (BV) of Marktwerking en Mededinging (BV) of Industrial Organisation: Principles (BV) 334BEU Microeconomics: Behavioral game theory Micro (BV) of Industial Organisation (BV) of [AEC] Marktwerking en Mededinging (BV) of Industrial Organisation: Principles (BV) 7146 Microeconomics for Development IEB1 (BV) of Int. Trade (BV) + IEB2 (BV) of Int. Money (BV) 7142 Monetary economics GKB (BV) of Money, credit and banking (BV) 7155 Operations Management for Business --Studies 336BEU Political economy [AEC] GET (BV) 337BEU Post keynesian macro-economics [AEC] Macro (BV) 324BE Public Economics [AIC] Economie van de publieke sector (BV) of International public economics (BV) of Economics of the Public Sector 1 7136 Retail Marketing --7128 Strategie en Organisatie (NL) SM (BV) of OI (BV) 7128 Strategy and Organisation (E) SM (BV) of OI (BV)) 7127 Sustainable Management [PEX] Steunvakken (SV), Onderzoeksvaardigheden (SV) en Integratieprojecten (IP) 300BE Accounting (for IFE) Financial accounting (PV) 3000 Bedrijfsadministratie Financial accounting (PV) 3014 Bedrijfssimulatie Wiskunde 2 + Statistiek 1 (PV) 3019
Econometrics AE and Research Practicum
8015 204BE
Econometrie BE en Onderzoekspracticum Economic methodology
3002 8011 8012 8013 8014 201BE 3005 3515 7625 8016 8017 8008 202BE 3006 3008 3011
Financiële rekenkunde en levensverz.wisk. MR1: Inl. Wet. Onderzoek MR2: Kwant.Onderzoeksmethoden MR3: Kwal. Onderzoeksmethoden MR4: Afstudeerseminar Mathematics 3 Ondernemingsrecht Onderzoekspracticum AC Onderzoekspracticum Algemene Economie Project 1: Literatuurstudie Project 2: Empirisch Onderzoek Project 3: Wetenschappelijk atelier Statistics 2 Statistiek 2 Vermogensrecht Wetenschapsleer bedrijfseconomie
1
Statistiek 1/Statistics1 (SV) + Statistiek 2/Statistics 2 (SV), of Statistiek H1 + Statistiek H2 Statistiek 1 (SV) of Statistiek H1 Micro (PV) + Macro (PV) of Micro AEO (PV) + Macro AEO (PV) ------minimaal 120 ec [incl. PEX] Mathematics 1 + Mathematics 2 (PV) ----Micro (BV) ----MR3 (SV) + PEX ---------
Micro-economie of Microeconomics wordt afgekort met Micro; Macro-economie of Macroeconomics met Macro. De afkorting PEX staat voor ‘propedeutisch examen’ en PV voor propedeusevak.
65
OER BSc Economie en Bedrijfskunde 2009-2010
Ingangseisen
1
Vakcode Vaknaam 3009 Wetenschapsleer economie 3010 3516 8009 3018 3020
1
2
Ingangseis (verplicht) Micro (PV) + Macro (PV) of Micro AEO (PV) + Macro AEO (PV) Wiskunde 1+2 (PV) of Wiskunde H [sch]2
Wiskunde 3 Scriptie BSc Afstudeerseminar & Bachelorscriptie Accountancy & Control Project 4: Afstudeeropdracht Bedrijfskunde Afstudeerseminar en Bachelorscriptie Bedrijfseconomie Afstudeerseminar en Bachelorscriptie Algemene Economie
minimaal 120 ec [incl. PEX] minimaal 120 ec [incl. PEX] minimaal 120 ec [incl. PEX] minimaal 120 ec [incl. PEX]
Micro-economie of Microeconomics wordt afgekort met Micro; Macro-economie of Macroeconomics met Macro. De afkorting PEX staat voor ‘propedeutisch examen’ en PV voor propedeusevak. [sch]: vak uit het schakeltraject voor HBO-ers.
66
OER BSc Fiscale economie 2009-2010
Hoofdstuk 5
Bacheloropleiding Fiscale economie
Studiejaar 2009-2010
67
OER BSc Fiscale economie 2009-2010
68
OER BSc Fiscale economie 2009-2010
Eindtermen
5.1 Eindtermen Eindtermen (art.7.13.2.a,b,c WHW en artikel 3, lid 4, in hoofdstuk 1 van deze OER ) Doelstelling De opleiding heeft tot doel studenten op te leiden zodat zij beschikken over een wetenschappelijk kennisniveau van de moderne fiscaal economische literatuur, alsmede de vaardigheid om deze kennis adequaat toe te passen. Hoewel oriëntatie op een beroep van belang is, staat de academische vorming voorop. De Fiscale economie houdt zich bezig met het bestuderen van het belastingrecht vanuit een economisch perspectief. Eindtermen qua kennis De opleiding biedt kennis en inzicht gericht op zowel de nationale als de internationale fiscaal economische situatie en opvattingen. Inzicht in vraagstukken houdt in dat de afgestudeerde in staat is deze vanuit theoretische concepten te analyseren, alsmede in staat is kritisch te zijn ten opzichte van de in de theorie en praktijk gekozen oplossingen voor problemen. Qua inhoudelijke kennis wordt onderscheid gemaakt in drie niveaus. Niveau A: inleidende kennis. Dit betreft kennis van de basisbegrippen, standaardtheorieën en algemene inzichten van het vakgebied tevens inzicht in de relevantie van een vakgebied voor de opleiding in zijn geheel. Niveau B: basiskennis. Hierbij gaat het om een gedegen kennis van de belangrijkste stromingen van het vakgebied. Veelal zal dit gepaard gaan met een nadere bestudering van praktijkvoorbeelden. Niveau C: uitgebreide kennis. Op dit niveau wordt de basiskennis verdiept en uitgebreid met kennis van alternatieve stromingen binnen het vakgebied. Ook wordt de student geleerd deze kennis op academisch niveau toe te passen. Studenten hebben na het voltooien van de opleiding de volgende kennis: a) Kennis op niveau A van: consumenten en producenten theorie, de werking van markten, macroeconomische processen en verbanden, economie van de publieke sector, financial accounting, management accounting & control, organisatie theorie, interne organisatie, marketing, informatie management en financiering, vermogens- en ondernemingsrecht. b) Kennis van: de benodigde beginselen van wiskunde en statistiek met betrekking tot elk onderscheiden economisch vakgebied. c) Kennis op niveau A van: algemeen filosofische en theoretische principes en theorieën over het beoefenen van de economische wetenschap. d) Kennis op niveau B van: de verhouding tussen economie en recht in zijn algemeenheid, van boekhouden, van financiering en financial accounting en van omzetbelasting . e) Kennis op niveau C van: de relatie tussen overheid en fiscaliteit, van comptabele externe verslaggeving, en van inkomstenbelasting. Eindtermen qua vaardigheden a) Het kritisch kunnen beoordelen en analyseren van fiscaal-economische vraagstukken. b) Het helder en bondig zowel mondeling als schriftelijk kunnen rapporteren. d) Op adequate wijze kunnen communiceren met personen die in organisaties in andere disciplines werkzaam zijn. e) Het zowel kunnen communiceren met juristen als met economen vanuit het inzicht de samenhang tussen beide disciplines naar voren te brengen. f) Het vermogen om zelfstandig te kunnen werken.
69
OER BSc Fiscale economie 2009-2010
Eindtermen
Eindtermen qua attitude a) Een multidisciplinaire instelling. b) Het vermogen om zowel zelfstandig te functioneren als in teamverband constructief samen te werken. c) Een besef van de maatschappelijke context waarbinnen de Fiscale economie wordt beoefend.
70
OER BSc Fiscale economie 2009-2010
Programma’s
5.2 Programma’s 2009-2010 De onderstaande programma’s zijn tevens verschenen in de facultaire studiegids 2009-2010. Het vak naar keuze (5 ec) in het postpropedeutische programma van de opleiding Fiscale economie mag vrij gekozen worden, mits voldaan wordt aan het in lid 8 van artikel 4 in hoofdstuk 1 gestelde. De Bachelorscriptie FE mag aan de FEB of de FdR worden geschreven. Voor een scriptie bij de FdR is toestemming van de opleidingsdirecteur FE vereist. Er bestaat een speciaal Double Degree programma Fiscale Economie & Fiscaal Recht. Voor meer informatie zie Appendix A. Propedeuse Fiscale economie (Nederlandstalig) Eerste Semester Blok I Blok II Organisatie en 5 Man. Accounting: Omgeving Inleiding Financial 5 Microeconomie accounting Oriëntatie Fis.Ec 2 Wiskunde 1 Practicum Academische vaardigheden 1
Blok III
4
Statistiek 1
5
Financiering
5
7
Organisatie en management
6
Macroeconomie
7
5 2
Wiskunde 2 Practicum Academische vaardigheden 2
Tweede studiejaar Fiscale economie Eerste Semester Blok I Blok II Inleiding Belastingheffing Statistiek 2
5
Wetenschapsleer BE
Economie en Recht
Tweede Semester Blok III Vermogensrecht
5
Onderzoeks5 practicum FE Comptabele Externe Verslaggeving
Derde studiejaar Fiscale economie Eerste Semester Blok I Blok II Financiering
Bedrijfsadministratie
Fiscale Winstbepaling
1
5
4 3
Blok IV
10
10
Belastingheffing 5 Ondernemingen Overheid en Fiscaliteit
Tweede Semester Blok IV
5
Tweede Semester Blok III
Ondernemingsrecht Vak naar keuze
5 5 10
Blok IV
5
Omzet- en Overdrachtsbelasting
10
10
Man. Accounting: Intermediate level Afstudeerseminar FE1
5
5
5 5
Inkomstenbelasting dga Bachelorscriptie FE
Het afstudeerseminar FE moet worden gevolgd voordat kan worden begonnen aan de Bachelorscriptie FE.
71
5
OER BSc Fiscale economie 2009-2010
Vakkenlijsten
5.3 Vakkenlijsten 2009-2010 De onderstaande vakkenlijsten zijn tevens verschenen in de facultaire studiegids 2009-2010.
1. Vakkenlijst propedeuse De vakken die in de Nederlandstalige propedeuse gevolgd moeten worden liggen vast. Deze worden hieronder weergegeven. Nederlandstalige propedeuse Code Vaknaam 153P 152P 169 P 170 P 167 P 150P 168 P 161P 172P 173P 164P 158P 159P
Propedeusevakken (PV) Financial accounting Financiering Organisatie en Omgeving Organisatie en Management Macro-economie Management Accounting: Inleiding Micro-economie Oriëntatie Fiscale economie Pract. Academische Vaardigheden 1 Pract. Academische Vaardigheden 2 Statistiek 1 Wiskunde 1 Wiskunde 2
ec
Blok
5 5 5 6 7 4 7 2 2 3 5 5 4
I IV I III IV II II I I/II III/IV III I/II III/IV
2. Vakkenlijst bachelor De onderstaande vakkenlijst geeft een overzicht van de vakken waarmee het programma van de postpropedeutische fase van de opleiding Fiscale economie wordt ingevuld. Vakcode 6000 6001 6003 7010 6009 B23101 M1225 M2005 B21701 7002 3000 3005 3015 3006 3008 3011 1
Vaknaam Basisvakken (BV) Comptabele externe verslaggeving Economie en recht Financiering Inleiding Belastingheffing Management Accounting: Intermediate level Omzet- en Overdrachtsbelasting Verbredingsvakken (VV) Belastingheffing Ondernemingen Fiscale Winstbepaling Inkomstenbelasting, dga Overheid en fiscaliteit Steunvakken (SV) Bedrijfsadministratie Ondernemingsrecht Onderzoekspracticum FE Statistiek 2 Vermogensrecht Wetenschapsleer bedrijfseconomie
Deze vakken worden aangeboden door de FdR
72
ec
blok
10 10 5 10 5 10
III+IV I+II II I+II III III+IV
5 5 5 10
I II IV I+II
5 5 5 5 5 5
I IV III I III II
OER BSc Fiscale economie 2009-2010
Vakkenlijsten
Vakcode
Vaknaam
ec
blok
3017 8208
Afstudeerseminar FE en Scriptie BSc Afstudeerseminar FE Bachelorscriptie FE
5 5
III IV
73
OER BSc Fiscale economie 2009-2010
Ingangseisen
5.4 Ingangseisen per vak Om aan het onderwijs en tentamen van een verbredingsvak en van een keuzevak te mogen deelnemen geldt dat het propedeutisch examen van de opleiding Fiscale economie behaald dient te zijn; daarnaast kunnen aanvullende eisen worden gesteld. Bij elk vak wordt informatie over de ingangseisen gegeven. Vakcode
M1225
Vaknaam Basisvakken (BV) Comptabele externe verslaggeving Economie en recht Financiering Inleiding Belastingheffing Management Accounting: Intermediate level2 Omzet- en Overdrachtsbelasting Verbredingsvakken (VV) Belastingheffing Ondernemingen
M2005
Fiscale Winstbepaling
B2170
Inkomstenbelasting, dga
7002
Overheid en fiscaliteit Steunvakken (SV) Afstudeerseminar FE Bedrijfsadministratie Ondernemingsrecht Onderzoekspracticum FE Statistiek 2 Vermogensrecht Wetenschapsleer bedrijfseconomie Bachelorscriptie FE
6000 6001 6003 7010 6009 B2310
3017 3000 3005 3015 3006 3008 3011 8208
1 2
Ingangseis (verplicht)
1
Financial accounting (PV) ------Man. Accounting: Inleiding (PV) of Man. Accounting (PV) --Inkomstenbelasting Particulieren (B2160) of Inleiding Belastingrecht (5000) of Inleiding Belastingrecht voor Economen (6026) of Inleiding Belastingheffing (7010) Inkomstenbelasting Particulieren (B2160) of Inleiding Belastingrecht (5000) of Inleiding Belastingrecht voor Economen (6026) of Inleiding Belastingheffing (7010) Inkomstenbelasting Particulieren (B2160) of Inleiding Belastingrecht (5000) of Inleiding Belastingrecht voor Economen (6026) of Inleiding Belastingheffing (7010) --minimaal 120 ec [incl. PEX] Financial accounting (PV) ----------minimaal 120 ec [incl. PEX] + Afstudeerseminar FE (3017)
Propedeutisch examen wordt afgekort met PEX; PV: propedeusevak. Dit is per 1 september 2007 de nieuwe naam voor het basisvak Management Accounting (code 6009).
74
OER BSc 2009-2010
BIJLAGEN
75
OER BSc 2009-2010
76
OER BSc 2009-2010
Bijlage A: Speciale programma’s
BIJLAGE A SPECIALE PROGRAMMA’S In bijlage A zijn de volgende speciale programma’s opgenomen: • • •
Honoursprogramma FEB Double Degree programma’s Fiscale Double Degree
Honoursprogramma FEB De Universiteit van Amsterdam kent een Honoursprogramma voor studenten die meer willen en meer kunnen dan het volgen van alléén een reguliere bacheloropleiding. Het Honoursprogramma omvat tenminste 27 ec verspreid over vijf opeenvolgende semesters, startend in het tweede semester van het eerste jaar van de bacheloropleiding. Het biedt uitdagend en verzwaard onderwijs en komt bovenop de studielast van de reguliere opleiding. Deelname is niet voor iedere student mogelijk. Een student kan deelnemen aan het eerste semester van het Honoursprogramma (dit is het tweede semester van het propedeusejaar) van de Universiteit van Amsterdam indien de student voldoet aan de volgende voorwaarden: - De student is een eerstejaars-student die alle 30 ec van het eerste semester heeft behaald. - Het gemiddelde tentamencijfer (gewogen naar ec) is 7,0 of hoger. Tot uiterlijk 1 februari van zijn eerste studiejaar kan de student alleen via de studieadviseurs zich aanmelden voor het Honoursprogramma bij de Examencommissie. De Examencommissie geeft de student uitsluitsel over deelname zodra alle door de student behaalde resultaten van het eerste semester bekend zijn. Na elk studiejaar beoordeelt de Examencommissie of de student de mogelijkheid wordt geboden door te gaan met het Honoursprogramma. De student krijgt deze mogelijkheid indien de student voldoet aan de volgende voorwaarden: - De student heeft in het afgelopen studiejaar alle 60 ec van het reguliere programma behaald. - Het gemiddelde tentamencijfer van de vakken gehaald in het afgelopen studiejaar van het reguliere programma is (gewogen naar ec) 7,0 of hoger. - De student heeft de onderdelen van het Honoursprogramma van het afgelopen studiejaar behaald. Indien de student toestemming krijgt door te mogen gaan met het Honoursprogramma, wordt dit door de Examencommissie aan de student bekend gemaakt. De student dient tenminste 27 ec aan extra disciplinaire of interdisciplinaire vakken te doen (zie verder). Een disciplinaire cursus is een cursus die wordt aangeboden door de FEB of een andere economische faculteit. Disciplinaire cursussen mogen qua inhoud niet of nauwelijks overlappen met elkaar of cursussen uit het reguliere bachelorprogramma (inclusief propedeuse). De interdisciplinaire of honours cursussen worden, tenzij anders aangegeven, aangeboden door het Instituut voor Interdisciplinaire Opleidingen (IIS) van de Universiteit van Amsterdam. Ook interdisciplinaire cursussen die door de VU in het kader van het VU Honours Programme worden aangeboden, mogen worden opgenomen.
77
OER BSc 2009-2010
Bijlage A: Speciale programma’s
De student behaalt een Honoursdiploma indien: - Alle onderdelen van het Honoursprogramma met goed gevolg zijn afgerond. Het programma dient te bestaan uit disciplinaire en interdisciplinaire onderdelen, waarvan tenminste twee interdisciplinaire onderdelen. De onderdelen van het Honoursprogramma moeten van elkaar en van de vakken van het reguliere studieprogramma verschillen. Het totaal aantal ec van het Honoursprogramma dient 27 ec of hoger te zijn. - Het gemiddelde tentamencijfer van de vakken gehaald in het reguliere programma is (gewogen naar ec) is 7,0 of hoger. Dit geldt ook voor vakken waarvoor vrijstelling is verkregen. 1 - Het studieprogramma (incl. honoursprogramma) is afgerond binnen 3 jaar. Een student die het Honoursprogramma niet afmaakt, kan - indien het reguliere studieprogramma dat toestaat - de door de student met een voldoende afgesloten onderdelen van het Honoursprogramma inbrengen in de vrije keuzeruimte van het reguliere studieprogramma. Als het reguliere studieprogramma dat niet toestaat, kan de student de met een voldoende afgesloten onderdelen van het Honoursprogramma toevoegen aan de vakken op de vakkenlijst die behoort bij het bachelordiploma.
Double Degree programma’s. • • •
Double degree programma’s Organisation economics en Finance met de Universitat Pompeu Fabra, Barcelona, Spain (UPF); Double degree programma’s Economics en Finance met BI Norwegian Business School, Oslo, Norway (BI); Double degree programma’s Economics en Finance met de University of Ljubjana, Ljubljans, Slovenia (UL).
Inleiding Studenten van de FEB die een van de de varianten binnen de studierichting Algemene Economie of de variant Financiering of variant Organisatie-economie binnen de studierichting Business economics van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde volgen, kunnen het volledige derde studiejaar van hun bachelorprogramma volgen aan de UPF (organisation economics), BI (economics of finance) of UL (economics of finance). Indien de student alle vakken van het betreffende programma bij de bezochte instelling heeft behaald, ontvangt de student een bachelordiploma van de FEB dat onvoorwaardelijke toelating geeft tot de variant Organisation economics (UPF) of Finance (BI, UL in geval van gevolgd Finance programma) binnen de masteropleiding Business economics of tot de MSc in Economics (BI, UL in geval van gevolgd Economics programma). Wanneer de student de masteropleiding Business economics of de masteropleiding Economics volledig heeft afgerond, heeft hij recht op twee masterdiploma’s (“Double Degree’), namelijk een masterdiploma van de UPF, BI of 2 UL en een masterdiploma van de UvA.
Toelating Het aantal studenten dat kan worden toegelaten tot een van de ‘Double-Degree’ programma’s is beperkt. De voorwaarden van toelating tot het ‘Double-Degree’ programma voor een student van de FEB zijn: 1) Het eerste studiejaar van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde dient volledig afgerond te zijn.
1
2
De Examencommissie kan afwijken van deze driejarige termijn. Studenten die een semester in het buitenland hebben gestudeerd of studievertraging hebben opgelopen als gevolg van bijzondere persoonlijke omstandigheden (zie Artikel 15, OER), kunnen de Examencommissie (beargumenteerd) verzoeken deze termijn te verlengen. In het geval van UPF is het wegens interne regelgeving aldaar niet mogelijk dat een student twee masterdiploma's ontvangt. Studenten van de FEB die het eerste masterjaar van UPF hebben voltooid ontvangen daarom geen diploma maar een certificaat.
78
OER BSc 2009-2010
2) 3) 4)
Bijlage A: Speciale programma’s
Het tweede studiejaar van de studierichting Algemene Economie of Bedrijfseconomie dient volledig afgerond te zijn. De student dient voldoende kennis van de Engelse taal te hebben. Dit kan worden aangetoond via een TOEFL test (tenminste 600, of 200 voor de computertest) of via een gelijkwaardige test. Toelating tot het programma is aan selectie onderhevig. De selectiecommissie selecteert op basis van de behaalde studieresultaten.
De structuur van het bachelorprogramma Het eerste studiejaar is het propedeutische programma van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde bij de FEB. Het tweede studiejaar is het tweedejaars programma van een van de varianten binnen de studierichting Algemene Economie of de studierichting Bedrijfseconomie bij de FEB. Het derde studiejaar wordt volledig gevolgd bij de UPF, BI of UL. Dit programma is Engelstalig. Op grond van vakken behaald aan de FEB is het niet mogelijk om vrijstelling te krijgen van vakken uit het masterprogramma van de bezochte instelling binnen het ‘Double-Degree’ programma.
Onderwijs- en Examenregeling Voor studenten van de FEB die deelnemen aan het Double Degree programma geldt voor alle vakken waaraan bij de bezochte instelling, UPF, BI of UL, wordt deelgenomen, de Onderwijs- en Examenregeling van de UPF, BI of UL.Voor het totale bachelorprogramma dat 120 ec aan vakken bij de FEB en 60 ec aan vakken bij de bezochte instellingomvat, ligt de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid bij de FEB. Bij een geschil over een vak bij de bezochte instelling beslist de Examencommissie van de FEB na de betreffende Examencommissie van de bezochte instelling en de student gehoord te hebben.
Het Double Degree programma Organisation economics bij de Universitat Pompeu Fabra Het Double Degree programma bij de Universiteit van Pompeu Fabra (UPF) dat gelijkwaardig is aan het derdejaars programma van de variant Organsiatie-economie binnen de studierichting Bedrijfseconomie bij de FEB, is als volgt opgebouwd met UPF-vakken: 1. Verplichte vakken (totaal 20 ec) - Business Creation (code 13074) - Microeconomics I (code 11836) - Economic Organisations and Markets (code 11839) - Labour Economics (code 11871) of Human Resources I (code 11875) 2. Eén van de drie onderstaande combinaties naar keuze (totaal 10 ec) - Financial Economics I (code 11837) + Financial Economics II (code 10114), of - Corporate Finance I (code 11850) + Corporate Finance II (code 11851), of - Applied Microeconomics (code 11840) + Microeconomics II (code 11838). 3. Vakken naar keuze (20 ec) Vakken naar keuze (totaal 20 ec) kunnen gekozen worden uit alle vakken die door de Universiteit van Pompeu Fabra worden aangeboden. Voor keuzevakken bij de Universiteit van Pompeu Fabra zijn de regels van kracht zoals gesteld in lid 8 van artikel 4 in hoofdstuk 1 van deze OER. 4. Bachelorscriptie (10 ec) De bachelorscriptie wordt geschreven onder begeleiding van een docent van UPF; deze treedt op als eerste begeleider. De tweede begeleider is een docent van de FEB.
Onafgerond programma Organisation economics bij UPF Indien een student het programma bij de UPF niet volledig afrondt, kan hij niet in aanmerking komen voor een Double Degree bij UPF. De student dient dan het reguliere programma bij de FEB af te ronden. De bij de UPF behaalde vakken kunnen op de gebuikelijke wijze – indien een vak qua inhoud,
79
OER BSc 2009-2010
Bijlage A: Speciale programma’s
qua omvang en qua diepgang overeenkomt met een regulier vak van de FEB – ingebracht worden in het reguliere studieprogramma van de FEB, namelijk via het aanvraagformulier voor het opnemen van in het buitenland gevolgde vakken. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten: 1. De vakken Business Creation (13074) en Economic Organisations and Markets (11839) zijn gelijkwaardig aan het verbredingsvak EOM 1. 2. De vakken Financial Economics I en II (11837 en 10114) zijn gelijkwaardig aan het verbredingsvak BPT. 3. De vakken Corporate Finance I en II (11850 en 11851) zijn gelijkwaardig aan het verbredingsvak ACF. 4. De vakken Applied Microeconomics (11840) en Microeconomics II (11838) zijn gelijkwaardig aan het verbredingsvak Theorie van industriële organisatie. 5. De vakken Labour Economics (11871) en HRM I (11875) kunnen in de keuzevakruimte worden opgenomen. 6. Andere behaalde vakken, mits op minimaal derdejaars niveau van de economische faculteit van de UPF, kunnen in de keuzevakruimte ingebracht worden. In alle gevallen waarin de voorgaande uitgangspunten met betrekking tot het meenemen van vakken van de UPF niet voorziet, beslist de Examencommissie van de FEB.
Het Double Degree programma Finance bij de Universitat Pompeu Fabra Het Double Degree programma bij de Universiteit van Pompeu Fabra (UPF) dat gelijkwaardig is aan het derdejaars programma van de variant Finance binnen de studierichting Bedrijfseconomie bij de FEB, is als volgt opgebouwd met UPF-vakken: 1. Verplichte vakken (totaal 25 ec) - Financial Economics 1 (code 11837) - Financial Economics 2 (code 11851) - Corporate Finance 1 (code 11850) - Corporate Finance 2 (code 11851) - Financial Crisis 2. Vakken naar keuze (35 ec) Vakken naar keuze (totaal 35 ec) kunnen gekozen worden uit alle vakken die door de Universiteit van Pompeu Fabra worden aangeboden. Voor keuzevakken bij de Universiteit van Pompeu Fabra zijn de regels van kracht zoals gesteld in lid 8 van artikel 4 in hoofdstuk 1 van deze OER. 3. Bachelorscriptie (10 ec) De bachelorscriptie wordt geschreven onder begeleiding van een docent van UPF; deze treedt op als eerste begeleider. De tweede begeleider is een docent van de FEB.
Onafgerond programma Finance bij UPF Indien een student het programma bij de UPF niet volledig afrondt, kan hij niet in aanmerking komen voor een Double Degree bij UPF. De student dient dan het reguliere programma bij de FEB af te ronden. De bij de UPF behaalde vakken kunnen op de gebuikelijke wijze - indien een vak qua inhoud, qua omvang en qua diepgang overeenkomt met een regulier vak van de FEB - ingebracht worden in het reguliere studieprogramma van de FEB, namelijk via het aanvraagformulier voor het opnemen van in het buitenland gevolgde vakken. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten: 1. De vakken Financial Economics I en II (11837 en 10114) zijn gelijkwaardig aan het verbredingsvak BPT. 2. De vakken Corporate Finance I en II (11850 en 11851) zijn gelijkwaardig aan het verbredingsvak ACF. 3. Andere behaalde vakken, mits op minimaal derdejaars niveau van de economische faculteit van de UPF, kunnen in de keuzevakruimte ingebracht worden.
80
OER BSc 2009-2010
Bijlage A: Speciale programma’s
In alle gevallen waarin de voorgaande uitgangspunten met betrekking tot het meenemen van vakken van de UPF niet voorziet, beslist de Examencommissie van de FEB.
Het Double Degree programma Economics bij de BI Norwegian Business School Het Double Degree programma bij BI dat gelijkwaardig is aan het derdejaars programma van de algemene variant van de studierichting Algemene economie bij de FEB, is als volgt opgebouwd met BI-vakken (totaal 70 ec, 60 ec aan vakken en 10 ec BSc-scriptie): 1. Verplichte vakken (48 ec, 6 ec elk): - Research Methodology - Multivariate Statistics - Microeconomcis - Business Cycles - Topics in Microeconomics - International Macroeconomics - Environmental Economics and Management - Industrial Economics 2. Vak naar keuze (12 ec): Twee van andere vakken van de MSc in Business and Economics of BI. 3. Bachelorscriptie (10 ec) De Bachelorscriptie wordt geschreven onder begeleiding van een docent van BI of FEB; deze treedt op als eerste begeleider. De tweede begeleider is een docent van de FEB of BI (1e en 2e begeleider zijn van verschillende instellingen afkomstig).
Onafgerond programma Economics bij BI Indien een student het programma bij de BI niet volledig afrondt, kan hij niet in aanmerking komen voor een Double Degree bij de BI. De student dient dan het reguliere programma bij de FEB af te ronden. De bij de BI behaalde vakken kunnen op de gebuikelijke wijze - indien een vak qua inhoud, qua omvang en qua diepgang overeenkomt met een regulier vak van de FEB - ingebracht worden in het reguliere studieprogramma van de FEB, namelijk via het aanvraagformulier voor het opnemen van in het buitenland gevolgde vakken.
Het Double Degree programma Economics bij de University of Ljubljana Het Double Degree programma bij UL dat gelijkwaardig is aan het derdejaars programma van de algemene variant van de studierichting Algemene economie bij de FEB. Studenten hebben de keuze uit twee varianten: Monetary Economics track en Economics track. Het programma van het Monetary Economics-track is als volgt opgebouwd met UL-vakken (totaal 70 ec, 60 ec aan vakken en 10 ec BSc-scriptie): 1. Verplichte vakken (total 42 ec, 6 ec elk): - Microeconomics 2 - Microeconomics 3 - Macroeconomics 2 - Advanced Macroeconomics - Monetary Economics 2 - Econometrie 1 - Econometrie 2
81
OER BSc 2009-2010
Bijlage A: Speciale programma’s
2. Eén van de onderstaande vakken (totaal 6 ec) - Financial Macroeconomics - Financial Markets and Institutions 2 - Modeling Monetary Policy - Theory of Financial Intermediation 3. Twee vakken naar keuze (totaal 12 ec, 6 ec elk) Eén vak uit de volgende lijst: - Empirical research in Financial Intermediation - Financial Market Institutions 2 - Macroeconomics Risk Models - International Economics 2 - Any course from other Money and Finance programme tracks (Public Finance, International Finance, Financial Structure) Eén vak uit: - Any other MSc programmes, including courses from International Full Time Master Programme in Business Administration - IMB. 4. Bachelorscriptie (10 ec) De Bachelorscriptie wordt geschreven onder begeleiding van een docent van UL of FEB; deze treedt op als eerste begeleider. De tweede begeleider is een docent van de FEB of UL (1e en 2e begeleider zijn van verschillende instellingen afkomstig). Het programma van het Economics-track is als volgt opgebouwd met UL-vakken (totaal 70 ec, 60 ec aan vakken en 10 ec BSc-scriptie): 1. Verplichte vakken (total 48 ec, 6 ec elk): - Microeconomics 2 - Microeconomics 3 - Macroeconomics 2 - Advanced Macroeconomics - Advanced Mathematical Economics - Econometrie 1 - Econometrie 2 - Economic Measurement 2. Eén van de onderstaande vakken (totaal 6 ec) - Economic Growth - Political Economy - Post-Keynesian Economic Analysis - Comparative Analysis of Economic and Business Systems 3. Eén vak naar keuze (totaal 6 ec) Eén vak uit de volgende lijst: - Analytical Methods and Tourism Satellite Accounts - Tourism Economics and Tourism Policy - Economics of Public Choice - Economics of Public Enterprises and Non-Profit Organisation - Economics of Telecommunications - Economics of Real Property Market - Economic Philosophy - Economic Demography - Industrial Policy and Entrepreneurship - Institutional Economics - Research Methodology - Nonlinear Optimization - Cost Management
82
OER BSc 2009-2010
Bijlage A: Speciale programma’s
-
Business Environment Artificial Intelligence Any course from other Economics programme tracks (Business Economics, Public Sector, Operational Research) 4. Bachelorscriptie (10 ec) De bachelorscriptie wordt geschreven onder begeleiding van een docent van UL of FEB; deze treedt op als eerste begeleider. De tweede begeleider is een docent van de FEB of UL (1e en 2e begeleider zijn van verschillende instellingen afkomstig).
Onafgerond programma Economics bij UL Indien een student het programma bij de UL niet volledig afrondt, kan hij niet in aanmerking komen voor een Double Degree bij de UL. De student dient dan het reguliere programma bij de FEB af te ronden. De bij de UL behaalde vakken kunnen op de gebuikelijke wijze - indien een vak qua inhoud, qua omvang en qua diepgang overeenkomt met een regulier vak van de FEB - ingebracht worden in het reguliere studieprogramma van de FEB, namelijk via het aanvraagformulier voor het opnemen van in het buitenland gevolgde vakken.
Het Double Degree programma Finance bij de BI Norwegian Business School Het Double Degree programma bij BI dat gelijkwaardig is aan het derdejaars programma van de variant Financiering van de studierichting Bedrijfseconomie bij de FEB, is als volgt opgebouwd met BI-vakken (totaal 70 ec, 60 ec aan vakken en 10 ec BSc-scriptie): 1. Verplichte vakken (60 ec, 6 ec elk) - Theory of Finance - Investments - Applied Valuation - Research Methodology - Mathematics - Multivariate statistics with econometrics - Microeconomics - Corporate Responsibility - Multinational Financial Management - Introduction to derivatives and Risk management 2. Bachelorscriptie (10 ec) De bachelorscriptie wordt geschreven onder begeleiding van een docent van BI of FEB; deze treedt op als eerste begeleider. De tweede begeleider is een docent van de FEB of BI (1e en 2e begeleider zijn van verschillende instellingen afkomstig).
Onafgerond programma Finance bij BI Indien een student het programma bij de BI niet volledig afrondt, kan hij niet in aanmerking komen voor een Double Degree bij de BI. De student dient dan het reguliere programma bij de FEB af te ronden. De bij de BI behaalde vakken kunnen op de gebuikelijke wijze - indien een vak qua inhoud, qua omvang en qua diepgang overeenkomt met een regulier vak van de FEB - ingebracht worden in het reguliere studieprogramma van de FEB, namelijk via het aanvraagformulier voor het opnemen van in het buitenland gevolgde vakken.
Het Double Degree programma Finance bij de University of Ljubljana Het Double Degree programma bij UL dat gelijkwaardig is aan het derdejaars programma van de variant Financiering van de studierichting Bedrijfseconomie bij de FEB, is als volgt opgebouwd met UL-vakken (totaal 70 ec, 60 ec aan vakken en 10 ec BSc-scriptie):
83
OER BSc 2009-2010
Bijlage A: Speciale programma’s
1. Verplichte vakken (total 42 ec, 6 ec elk): - Microeconomics 2 - Microeconomics 3 - Investments - Corporate Finance 2 - Research Methodology - Multivariate Analysis - Strategic Management 2 2. Eén van de onderstaande vakken (totaal 6 ec) - Financial Statement Analysis 2 - Law of Business Finance - International Business Finance - Risk Management 3. Twee vakken naar keuze (totaal 12 ec, 6 ec elk) - Economics of Real Property Market - Empirical Corporate Finance - Financial Mathematics - Quantitative Finance - International Business Finance - International Banking - Personal Finance - Negotiable Instruments Law - Project Finance - Stohastic Models in Insurance and Finance - Measure Theory - Behaviour Finance - Corporate Governance - Corporate Valuation - Insurance Finance - Any course from other Financial Management programme tracks (Financial Markets, Management of Financial Institutions, Insurance) 4. Bachelorscriptie (10 ec) De bachelorscriptie wordt geschreven onder begeleiding van een docent van UL of FEB; deze treedt op als eerste begeleider. De tweede begeleider is een docent van de FEB of UL (1e en 2e begeleider zijn van verschillende instellingen afkomstig).
Onafgerond programma Finance bij UL Indien een student het programma bij de UL niet volledig afrondt, kan hij niet in aanmerking komen voor een Double Degree bij de UL. De student dient dan het reguliere programma bij de FEB af te ronden. De bij de UL behaalde vakken kunnen op de gebuikelijke wijze - indien een vak qua inhoud, qua omvang en qua diepgang overeenkomt met een regulier vak van de FEB - ingebracht worden in het reguliere studieprogramma van de FEB, namelijk via het aanvraagformulier voor het opnemen van in het buitenland gevolgde vakken.
Fiscale Double Degree Studenten van de BSc in Fiscale Economie hebben de mogelijkheid om door een verstandige inrichting van hun studieprogramma en het behalen van circa 90 ec per jaar, om de masteropleidingen MSc in Fiscale Economie en MSc in Fiscaal Recht in vier jaar tijd af te ronden. Dit programma wordt beschreven in het document “Fiscale Economie & Fiscaal Recht” dat op de facultaire website of bij de programmadirecteur van de BSc in Fiscale Economie beschikbaar is.
84
OER BSc 2009-2010
Bijlage B: Huishoudelijk reglement
BIJLAGE B
Huishoudelijk Reglement Schriftelijke Tentamens Dit reglement is van toepassing op schriftelijke tentamens aan de FEB. Voortgangstoetsen, tussentoetsen en tussentijdse computertoetsen zijn geen formeel tentamen. Derhalve is dit reglement daar niet op van toepassing. De regels voor dergelijke tussentijdse toetsing worden vastgesteld door de docent van het vak. 1.
Aan- en afmelden van het tentamen: a. Om deel te mogen nemen aan een schriftelijk tentamen dient een student zich vooraf in te schrijven. De student kan zich tot uiterlijk de woensdag die voorafgaat aan de week waarin het betreffende tentamen plaats vindt inschrijven voor dat tentamen. Inschrijving is uitsluitend mogelijk via het facultaire inschrijfsysteem CTIS. b. Een student die zich niet dan wel niet tijdig voor een tentamen heeft ingeschreven, heeft geen recht op een tentamenuitslag, wanneer hij aan het betreffende tentamen heeft deelgenomen. c. Een student voor wie het in lid b van dit artikel gestelde geldt, kan een verzoek indienen bij het Bureau Examen- en Studentzaken (BES) om de tentamenuitslag alsnog te laten verwerken door middel van het daartoe bestemde formulier én een betaling van 20 euro per tentamen voor administratiekosten. De betaling dient per PIN te geschieden; restitutie is niet moglijk. d. Het in lid c van dit artikel genoemde verzoek wordt alléén door het Bureau Examen- en Studentzaken (BES) verwerkt als de student stond ingeschreven als (bijvak)student bij de FEB én voldeed aan de ingangseisen van het betreffende tentamen op het moment dat de inschrijving voor dat tentamen sloot. e. De student kan zich afmelden voor een tentamen via het facultaire inschrijfsysteem CTIS tot de laatste dag voor de datum van het tentamen.
2.
Legitimatie bij deelname tentamen De student is bij deelname aan het tentamen verplicht zich op verzoek van of vanwege de Examencommissie te legitimeren met het bewijs van inschrijving, vergezeld van stamkaart met foto, of een ander geldig legitimatiebewijs. Onder de laatste worden een geldig paspoort, een rijbewijs of een ander officieel identificatiebewijs verstaan.
3.
Toezicht: a. De desbetreffende afdelingsvoorzitter draagt ervoor zorg, dat ten behoeve van de schriftelijke tentaminering surveillanten worden aangewezen, die erop toezien dat het tentamen in goede orde verloopt. b. Tijdens het tentamen dient tenminste één ter zake kundige aanwezig te zijn, die kan antwoorden op vak- en tentamentechnische vragen t.a.v. het te houden tentamen. c. Indien er meerdere surveillanten op het tentamen aanwezig zijn, wordt er één hoofdsurveillant aangewezen, die de eindverantwoordelijkheid draagt.
85
OER BSc 2009-2010
4.
Bijlage B: Huishoudelijk reglement
Te laat komen: a. Als een onderdeel schriftelijk wordt afgenomen, worden studenten tot 30 minuten na het officiële tijdstip van aanvang van het tentamen tot het tentamen toegelaten. b. Als een onderdeel schriftelijk wordt afgenomen, mogen de studenten gedurende de eerste 30 minuten van het tentamen de ruimte waarin het tentamen wordt afgenomen niet verlaten. c. Een student die te laat op het tentamen komt, krijgt geen extra tijd om het tentamen af te leggen. d. Bij onvoorziene omstandigheden - zoals grote ongeregeldheden in het openbaar vervoer kan de hoofdsurveillant, zoals omschreven in art. 2, lid c, besluiten ten gunste van de student af te wijken van hetgeen is gesteld in art. 4, lid a,b en c (waarbij de afwijking van lid a altijd samengaat met een overeenkomstige afwijking van lid b).
5.
De orde tijdens het tentamen: a. Er geldt tijdens het tentamen een rookverbod. b. Tijdens het tentamen is toiletbezoek niet toegestaan, tenzij de hoofdsurveillant hier toestemming voor geeft; de student dient dan de aanwijzingen van de hoofdsurveillant op te volgen. Tijdens toiletbezoek mag er niet gesproken worden en mag de student niet in het bezit zijn van ongeoorloofde hulpmiddelen, zoals bijvoorbeeld een draagbare telefoon, aantekeningen of syllabi. c. De student dient alleen pen, potlood en gum als hulpmiddel op tafel te hebben, tenzij op het voorblad van het tentamen aanvullende hulpmiddelen aangegeven zijn. Aanvullende hulpmiddelen worden op het college bekendgemaakt. Mobiele telefoons dienen uitgezet te worden en in een tas of koffer naast de tentamentafel opgeborgen te worden. De tas of koffer dient dicht te zijn. d. Het gebruik van grafische en/of programmeerbare rekenmachines tijdens het tentamen is nooit toegestaan, tenzij op het voorblad van het tentamen expliciet vermeld wordt dat het gebruik ervan wel is toegestaan. e. Bij een geconstateerde onregelmatigheid kan de student door de (hoofd)surveillant worden uitgesloten van het tentamen. De student dient dan direct de tentamenzaal te verlaten zonder dat hij/zij het tentamen meeneemt. f. Een geconstateerde onregelmatigheid wordt schriftelijk gerapporteerd door de hoofdsurveillant aan de Examencommissie g. Als een door de (hoofd)surveillant geconstateerde onregelmatigheid achteraf onjuist blijkt te zijn en deze geleid heeft tot het voortijdig verlaten van de tentamenzaal door de student, zoals beschreven in artikel 5, lid e, heeft de student recht op een extra hertentamen op een in overleg met de student nader te bepalen tijdstip.
6.
Inleveren van het antwoordformulier van het tentamen a. Elke student die het tentamen van de (hoofd)surveillant in ontvangst heeft genomen, is verplicht het door hem op het antwoordformulier gemaakte werk in te leveren. Deze verplichting geldt ook als de student niets heeft ingevuld op het antwoordformulier b. Op elk ingeleverd antwoordformulier dient de naam van de student en zijn collegekaartnummer vermeld te worden.
7.
Meenemen vragen: Na afloop van het tentamen mogen de vragen en het voorblad van het tentamen door de student worden meegenomen.
8.
Extra tentamentijd voor studenten met een handicap: Een student met dyslexie of met andere psychische of fysieke handicaps kan in aanmerking komen voor extra tentamentijd, namelijk een half uur per tentamen (ongeacht de duur van het tentamen) en/of voor het maken van het tentamen in een andere tentamenruimte. Om hiervoor in aanmerking te kunnen komen dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden:
86
OER BSc 2009-2010
Bijlage B: Huishoudelijk reglement
a.
De student heeft zich uiterlijk de woensdag die voorafgaat aan het tentamen ingeschreven voor dat tentamen. Inschrijving is mogelijk via internet en bij het Bureau Examen- en Studiezaken (BES). b. De student heeft uiterlijk de woensdag die voorafgaat aan het tentamen een verzoek voor verlenging van de tentamentijd en/of voor een andere tentamenruimte bij de studieadviseurs ingediend. c. Bij het in lid b genoemde verzoek dient door de student een brief van een studentdecaan van de UvA overlegd te worden waarin verklaard wordt dat de student vanwege dyslexie of vanwege een andere psychische of fysieke handicap recht heeft op extra tentamentijd en/of op een andere tentamenruimte. d. Als de student zich niet tijdig voor een eerder tentamen – waarvoor hij extra tentamentijd en/of een andere tentamenruimte toegekend heeft gekregen – heeft afgemeld via internet of via het Bureau Examen- en Studiezaken (BES), wordt een verzoek van de student zoals aangegeven in lid 6b niet meer door de studie-adviseurs in behandeling genomen. Tijdig afmelden kan tot de laatste dag vóór het tentamen. De beslissing over het al of niet toekennen van extra tentamentijd en/of van een andere tentamenruimte berust bij de Examencommissie. 9. Bewaren Schrifelijke Tentamens: Het door de student gemaakte werk bij een schriftelijke tentamen dient door de docent (minimaal) twee jaar na de betreffende tentamendatum bewaard te worden. 10. Hardheidsclausule: De Examencommissie is bevoegd in bijzondere gevallen ten gunste van de student af te wijken van dit huishoudelijk reglement.
87
OER BSc 2009-2010
Bijlage B: Huishoudelijk reglement
88
OER BSc 2009-2010
Bijlage C Klachtenregeling FEB
BIJLAGE C
Klachtenregeling FEB Algemene Bepalingen Artikel 1 1. Iedere studerende aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Universiteit van Amsterdam (zowel reguliere als niet-reguliere studerenden, als ook promotiestudenten) heeft de mogelijkheid om over de wijze waarop een orgaan (bestuurlijke- of organisatorische eenheid) van de faculteit zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem/ haar heeft gedragen, een mondelinge of schriftelijke klacht in te dienen bij de decaan. 2. Een gedraging van een persoon, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van een orgaan van de faculteit, wordt aangemerkt als een gedraging van dat orgaan. Artikel 2 De decaan draagt zorg voor behoorlijke behandeling van schriftelijke en mondelinge klachten. Artikel 3 De decaan belast een klachtenpersoon met de behandeling van en de advisering over klachten. De klachtenpersoon behandelt elke klacht die volgens deze regeling is ingediend. Artikel 4 De behandeling van de klacht gebeurt door een persoon die niet betrokken is geweest bij de gedraging waarop de klacht betrekking heeft. Artikel 5 De persoon als bedoeld in artikel 3, tracht de klacht zo mogelijk via bemiddeling op te lossen. Het indienen van klachten Artikel 6 1. Het indienen van klachten dient mondeling en/of schriftelijk via de klachtenpersoon te gebeuren. 2. Ingediende klachten worden door de klachtenpersoon dusdanig frequent verzameld, dat de klachtenpersoon kan voldoen aan het gestelde in artikel 15, lid 1. Artikel 7 1. De klachtenpersoon dient immer de privacy van de klager in acht te nemen. 2. Indien het klaagschrift niet in het Nederlands of Engels is gesteld en een vertaling voor een goede behandeling van de klacht noodzakelijk is, dient de indiener van de klacht zorg te dragen voor een vertaling. Artikel 8 1. Een ingediende klacht dient minimaal de onderstaande gegevens te bevatten: a persoonsgegevens van de indiener (naam en adres) b datum van indienen klacht c omschrijving tegen wie de klacht gericht is d omschrijving klacht 2. Indien het klaagschrift niet voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in dit artikel, wordt de
89
OER BSc 2009-2010
Bijlage C Klachtenregeling FEB
klager in de gelegenheid gesteld alsnog aan zijn / haar verplichtingen te voldoen. Het in behandeling nemen van klachten Artikel 9 1. Klachten over de klachtenpersoon en de decaan kunnen door de klager worden voorgelegd aan de Ombudsman van de Universiteit van Amsterdam. 2. Wanneer een klacht betrekking heeft op de decaan of de klachtenpersoon wordt de student gewezen op de mogelijkheid de klacht direct voor te leggen aan de ombudsman van de Universiteit. Artikel 10 De klachtenpersoon is niet verplicht de klacht te behandelen indien: a. het klaagschrift niet voldoet aan de vereisten van artikel 8 lid 1; b. de klacht een gedraging betreft die langer dan een jaar voor indiening van de klacht heeft plaatsgevonden; c. de klager een ander is dan degene jegens wie de gedraging heeft plaatsgevonden; d. een klacht reeds eerder op een in dit reglement beschreven wijze is afgehandeld Artikel 11 De klachtenpersoon als bedoeld in artikel 3 is niet bevoegd een klacht te behandelen indien ten aanzien van de gedraging voor de klager een wettelijke, dan wel binnen de Universiteit van Amsterdam geregelde klachten-, bezwaar-, of beroepsprocedure open staat, dan wel open heeft gestaan en de klager daarvan geen gebruik heeft gemaakt. Artikel 12 1. Van het niet in behandeling nemen van de klacht wordt de klager zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van het klaagschrift schriftelijk in kennis gesteld onder vermelding van de redenen. 2. Indien tegen de gedraging waarop de klacht betrekking heeft een andere klacht, bezwaar-, of beroepsmogelijkheid bestaat, stelt de klachtenpersoon de klager daarvan zo spoedig mogelijk in kennis. Afhandeling van klachten Artikel 13 1. De decaan draagt zorg voor een goede registratie van de ingediende mondelinge, schriftelijke en digitale klachten (e-mail). 2. De volgende gegevens kunnen per klacht worden vermeld: a. persoonsgegevens van de indiener b. datum van indienen klacht c. omschrijving klacht d. verantwoordelijke voor afhandeling e. genomen acties f. datum van afhandeling. Artikel 14 1. Zodra de eenheid/het orgaan, al dan niet via bemiddeling, naar tevredenheid van de klager aan diens klacht tegemoet is gekomen, vervalt de verplichting de bepalingen van dit reglement verder toe te passen. 2. Van het niet verder behandelen van de klacht als bedoeld in dit artikel wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de klager en aan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft.
90
OER BSc 2009-2010
Bijlage C Klachtenregeling FEB
Artikel 15 1. Binnen vijf werkdagen na ontvangst van de klacht wordt een schriftelijke ontvangstbevestiging naar de indiener gestuurd. 2. Een afschrift van het klaagschrift wordt binnen 5 werkdagen gezonden naar de beklaagde. Artikel 16 De klacht wordt zo spoedig mogelijk door de klachtenpersoon behandeld. Daarin wordt bepaald: a. waarop of op wie de klacht betrekking heeft; b. welke acties er door de klachtenpersoon worden genomen, wat betreft de ingediende klacht Artikel 17 1. De klachtenpersoon stelt klager en degene op wiens gedragingen de klacht betrekking heeft in de gelegenheid te worden gehoord. Het horen geschiedt door de klachtenpersoon. 2. Van het horen van de klager kan worden afgezien indien deze heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord. 3. Van het horen wordt een kort verslag gemaakt Artikel 18 De klachtenpersoon die belast is met de behandeling van klachten stuurt een rapport van bevindingen, vergezeld van een advies en eventuele aanbevelingen aan de decaan. Het rapport bevat tevens het verslag van het horen. Artikel 19 1. De decaan handelt de klacht af binnen zes weken na ontvangst van het klaagschrift. 2. De decaan kan de afhandeling met ten hoogste vier weken uitstellen. Van het uitstel wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de klager en aan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft. Artikel 20 1. De decaan stelt de klager en degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft schriftelijk en gemotiveerd in kennis van de bevindingen van het onderzoek naar de klacht alsmede van de eventuele conclusies die de decaan daaraan verbindt. 2. Indien de conclusies van de decaan afwijken van het advies wordt in de conclusies de reden voor afwijking vermeld en wordt het advies meegezonden met de kennisgeving, bedoeld in lid 1. 3. Indien vervolgens nog een klacht kan worden ingediend bij een persoon of college aangewezen om klachten over de faculteit te behandelen, wordt daarvan bij de kennisgeving melding gemaakt. Artikel 21 1. Tegen een besluit inzake de behandeling van een klacht over een gedraging van een orgaan kan geen beroep worden ingesteld. 2. Tegen het oordeel over de klacht en de daaraan verbonden conclusies kan geen beroep worden ingesteld. Overige Bepalingen Artikel 22 De decaan draagt zorg voor de bekendmaking van deze klachtenregeling. Artikel 23 Een verwijzing van deze regeling wordt in ieder geval opgenomen in de studiegids en op de website van de faculteit.
91
OER BSc 2009-2010
Bijlage C Klachtenregeling FEB
Artikel 24 1. De decaan brengt jaarlijks over elk kalenderjaar een openbaar verslag uit. In dit verslag wordt aangegeven: a. het aantal behandelde klachten b. de aard en inhoud van de klachten c. de conclusies over de klachten 2. Het verslag wordt toegezonden aan: a. de decaan b. de Facultaire Studentenraad c. het College van Bestuur d. de Ombudsman e. de Opleidingscommissies f. het Onderwijsinstituut g. de Examencommissie
Slotbepaling Artikel 25 Dit reglement is in werking getreden op 1 februari 2001
92
OER BSc 2009-2010
Bijlage D Bachelorscripties en Stages
BIJLAGE D Reglement: Bachelorscripties en Stages aan de FEB 2009-2010 Inhoud 1 Inleiding
93
2 Algemene begrippen en regels
94
2.1 Begrippen 2.2 Opschorting van de openbaarheid 2.3 Examenbevoegdheid 2.4 Termijnen, herzien en afhandeling 2.5 Bezwaar en beroep 2.6 Plagiaat
94 94 95 95 95 96
3 Bachelorscripties 3.1 Wat is een bachelorscriptie? 3.2 Ingangseisen 3.3 Regels voor het beginnen met de bachelorscriptie 3.4 Beoordeling 3.5 Regels voor het bewaren van bachelorscripties
96 96 97 97 98 99
4 Stages
99
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
Soorten stages binnen de opleidingen aan de FEB Doelstelling stage Ingangseisen Inhoudelijke eisen Procedure aanmelding en goedkeuring stage Stagebureau FEB, doelstelling en taken Verdere informatie
93
99 99 100 100 100 102 102
OER BSc 2009-2010
Bijlage D Bachelorscripties en Stages
1. Inleiding Dit reglement voorziet in de voorwaarden en vormeisen voor bachelorscripties en beschrijft de procedure rondom de inschrijving voor een bachelorscriptie. Het reglement bevat tevens een uitwerking van de eisen ten aanzien van vorm en inhoud en de te volgen procedure bij stages binnen de opleidingen aan de FEB. In dit reglement wordt meestal gesproken van de ‘beoordelaar’; veelal zal dit ook de feitelijke begeleider zijn. In alle opleidingen is een afstudeerseminar geprogrammeerd om het schrijven van de bachelorscriptie te faciliteren. Voor de opleiding Fiscale economie en de studierichting Bedrijfskunde binnen de opleiding Economie en Bedrijfskunde geldt dat het afstudeerseminar en de bachelorscriptie twee afzonderlijke vakken zijn.1 Voor alle andere opleidingen en studierichtingen geldt dat het afstudeerseminar en de bachelorscriptie één geïntegreerd geheel vormen. Deelname aan dit afstudeerseminar is verplicht.
2. Algemene begrippen en regels 2.1 Begrippen Afstudeerseminar Het afstudeerseminar is bedoeld om het schrijven van een bachelorscriptie beter te structureren, om de student een betere begeleiding te geven bij de formele gang van zaken rond een bachelorscriptie, en om extra onderwijs in vaardigheden aan te bieden binnen het afstudeerseminar. De begeleiding vindt weliswaar plaats in groepen maar de puur inhoudelijke (en individuele) begeleiding blijft in handen van een docent. Bachelorscriptie Een bachelorscriptie dient aan het einde van de opleiding te worden geschreven over een door de opleidingsdirecteur of studierichtingscoördinator goedgekeurd onderwerp binnen de opleiding; het onderwerp van de bachelorscriptie dient aan te sluiten bij een relevant vakgebied van het door de student gekozen studieprogramma, bij voorkeur bij een behaald verbredingsvak. Indien het onderwerp van de bachelorscriptie niet aansluit bij een behaald verbredingsvak dient het kwalitatief ten minste aan te sluiten bij het niveau van verbredingsvakken.
2.2 Opschorting van de openbaarheid De bachelorscriptie en/of het stageverslag zijn in beginsel openbaar. Als de student van mening is dat bepaalde gegevens die hij gebruikt in de bachelorscriptie of het stageverslag vertrouwelijk dienen te blijven, moet hij een verzoek doen om opschorting van de openbaarheid. De student kan opteren voor één van de volgende drie mogelijkheden: een beperkte vertrouwelijkheid (tot maximaal drie jaar) of een uitbreiding hiervan (tot maximaal zes jaar, echter slechts in uitzonderlijke gevallen), of een parallel versie van de scriptie of stageverslag, dat wil zeggen een scriptie of stageverslag waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn verwijderd of anderszins zijn geanonimiseerd. In alle gevallen geldt dat voor opschorting van de openbaarheid goedkeuring door de Examencommissie is vereist. Het verzoek moet schriftelijk en goed gemotiveerd worden gedaan en mede ondertekend zijn door de beoordelaar. Het verzoek moet worden ingediend bij de Examencommissie van
1
Binnen de opleiding Fiscale Economie geldt dat het afstudeerseminar moet zijn afgerond voordat kan worden gestart met de bachelorscriptie.
94
OER BSc 2009-2010
Bijlage D Bachelorscripties en Stages
de FEB. De student behoort het verzoek in te dienen zodra hem bekend is dat de te gebruiken gegevens vertrouwelijk zijn.
2.3 Examenbevoegdheid Alleen docenten die examenbevoegd zijn, mogen als beoordelaar optreden bij scripties of stages. Dit betekent dat zij deel moeten uitmaken van de vaste wetenschappelijke staf van een afdeling. Om die reden zijn bijvoorbeeld Assistenten in Opleiding (AIO's), Onderzoekers in Opleiding (OIO's) en docenten in tijdelijke dienst niet examenbevoegd, tenzij een docent in tijdelijke dienst door de Examencommissie examenbevoegd is verklaard. Zij mogen echter wel begeleiden, maar de bachelorscriptie en/of de stage kan alleen door een examenbevoegd docent worden beoordeeld. Behalve voor de opleiding Fiscale economie geldt verder dat scripties en stages alleen beoordeeld kunnen worden door een docent van de FEB en niet door docenten van andere faculteiten of universiteiten.1 Voor de opleiding Fiscale economie is het echter mogelijk om een examenbevoegd docent zowel aan de FEB als aan de FdR te kiezen.
2.4 Termijnen, herzien en afhandeling Voor het nakijken van bachelorscripties geldt een vaste termijn van officieel 28 dagen conform het Studentenstatuut van de UvA. Er wordt ook wel gesproken over 20 werkdagen als termijn, wat per saldo op hetzelfde neerkomt. De beoordelaar moet de student binnen uiterlijk vier weken na ontvangst van de bachelorscriptie of het stageverslag het cijfer laten weten, dan wel informeren over het commentaar. Als de bachelorscriptie of het stageverslag onvoldoende wordt bevonden, krijgt de student de gelegenheid tot herschrijven volgens de aanwijzingen van de beoordelaar. De beoordelaar dient het beoordelingsformulier met handtekening én een digitale versie van de scriptie in te leveren bij het Bureau Examen- en Studiezaken (BES), die het cijfer registreert na controle of aan de vereisten van het afstudeerseminar is voldaan. In het geval van een scriptiestage moet de stage en de naam van het bedrijf of organisatie, waar deze is uitgevoerd, duidelijk op het beoordelingsformulier van de bachelorscriptie vermeld worden. De datum die op het beoordelingsformulier (tentamenbriefje) vermeld wordt, is de datum waarop het cijfer van de bachelorscriptie (het stageverslag) door de beoordelaar is vastgesteld.
2.5 Bezwaar en beroep In geval van een conflict is het de student aan te raden eerst zelf door middel van een gesprek met de begeleider te proberen het probleem op te lossen voordat het formele traject wordt gevolgd dat hieronder is beschreven. Studenten kunnen ook altijd terecht bij de studieadviseurs of in geval van een stage bij het Stagebureau FEB; zij kunnen de student van onpartijdig advies voorzien. In geval van een conflict tussen student en docent kan de student een aantal acties ondernemen. In eerste instantie moet hij zich wenden tot de opleidingsdirecteur of studierichtingscoördinator; deze wordt geacht te bemiddelen. Als dit geen bevredigende oplossing biedt, kan de student terecht bij de Examencommissie van de opleiding door schriftelijk het probleem voor te leggen. Deze stuurt binnen uiterlijk vier weken een antwoord. In laatste instantie kan hij/zij zich wenden tot het College van Beroep voor de Examens (COBEX) van de UvA.
1
De Examencommissie kan besluiten van deze eis af te wijken als zij meent dat er bijzondere redenen zijn die rechtvaardigen dat de scriptie wordt begeleid en/of beoordeeld door een docent van buiten de FEB. De student moet daartoe een schriftelijk en goed gemotiveerd verzoek bij de Examencommissie indienen.
95
OER BSc 2009-2010
Bijlage D Bachelorscripties en Stages
2.6 Plagiaat De FEB ziet er strikt op toe dat studenten zich bij schriftelijke opdrachten niet schuldig maken aan plagiaat, dat wil zeggen het overnemen van schriftelijke bronnen op een onjuiste manier (bijvoorbeeld: zonder bronvermelding, of te veel uit dezelfde bron, of letterlijk overgenomen zonder dat het een citaat is). De FEB maakt gebruik van Ephorus, een database die docenten de mogelijkheid biedt te controleren of werkstukken overlap vertonen met teksten die via het internet te verkrijgen zijn. De database is zeer uitgebreid. Ieder document dat Ephorus checkt, wordt ook opgenomen in de database. Het werkt als volgt. Nadat de docent de digitale versie van de scriptie van de student heeft ontvangen, voert hij deze in in de Ephorus database via de website van Ephorus: www.ephorus.nl. De docent krijgt een e-mail met een overzicht van de bevindingen wanneer de controle gereed is. Het is ook mogelijk dat studenten hun scriptie inleveren bij Ephorus: zie de uitgebreide handleiding die beschikbaar is via de website van Ephorus. De docent beoordeelt de bevindingen en besluit zo nodig tot verdere acties. Als er sprake is van plagiaat, wordt de Examencommissie van de FEB ingeschakeld. Deze bepaalt welke sanctie aan de student wordt opgelegd.1
3. Bachelorscripties In de bacheloropleidingen van de FEB is het schrijven van een bachelorscriptie als afsluiting van de postpropedeutische fase een verplicht onderdeel.
3.1 Wat is een bachelorscriptie? Inhoudelijke eisen Onder een bachelorscriptie wordt verstaan ‘een verslag van een leeronderzoek’. Het moet voldoen aan de volgende inhoudelijke eisen. Het moet gaan om een zelfstandig werkstuk dat speciaal voor deze gelegenheid is vervaardigd en dat het creatieve gedachtegoed van de student zelf bevat. Dit wil zeggen dat de bachelorscriptie niet mag bestaan uit overgeschreven bronnen (internet, boeken, tijdschriften) en dat het niet elders (ander vak, andere studie, andere universiteit) al mag zijn ingeleverd en gewaardeerd met een cijfer. Het leeronderzoek moet een wetenschappelijk karakter hebben. Gedacht moet worden aan een werkstuk waarin een beoordelende of adviserende onderzoeksvraag wordt beantwoord. De bachelorscriptie dient verslag te doen van een bescheiden, door de student zelfstandig, uitgevoerd onderzoek. Verder gelden de algemene eisen voor de inhoud en de vormgeving van wetenschappelijke teksten (onder meer als het gaat om de omgang met bronnen en de literatuurverwijzingen).2 De bachelorscriptie mag zowel in het Nederlands als in het Engels geschreven worden. Omvang De omvang van een bachelorscriptie ligt in beginsel tussen de15 tot 30 pagina's (10 ec), meer specifiek 4500-9000 woorden. Van deze voorgeschreven omvang kan worden afgeweken; dit is ter beoordeling van de beoordelaar (zie paragraaf 3.3). Gegevens voorblad Het voorblad van de scriptie dient ten minste de volgende gegevens te bevatten: titel, naam auteur, collegekaartnummer, datum definitieve versie, opleiding, studierichting, afstudeervariant, FEB, UvA, en de naam van de beoordelaar.
1 2
Ephorus kan door de docent ook gebruikt bij andere schriftelijke opdrachten. Zie hiervoor S. Gerritsen (2001), Schrijfgids voor economen. Bussum: Coutinho, 2e druk.
96
OER BSc 2009-2010
Bijlage D Bachelorscripties en Stages
Gemeenschappelijke scriptie Als studenten de bachelorscriptie samen willen schrijven, is het verplicht vooraf een schriftelijke aanvraag ter goedkeuring aan de Examencommissie voor te leggen. In deze aanvraag moeten de studenten aangeven welk deel van het onderzoek zij elk afzonderlijk en welk deel zij gemeenschappelijk zullen verrichten. Elke student dient een substantieel deel van het onderzoek te verrichten. Hij dient afzonderlijk verslag te doen van het verrichte onderzoek. De omvang en het niveau van het verrichte werk bij een gemeenschappelijke scriptie dienen vergelijkbaar te zijn met het werk dat moet worden gedaan door een student die een scriptieonderzoek alleen uitvoert. De aanvraag dient te worden ondertekend door de aanvragende studenten en de begeleidende docent.
3.2 Ingangseisen Voor toelating tot het afstudeerseminar en het schrijven van een bachelorscriptie dient een student inclusief vrijstellingen en een afgeronde propedeuse minimaal 120 studiepunten te hebben behaald én dient het studieprogramma ter goedkeuring te zijn voorgelegd aan de Examencommissie.
3.3 Regels voor het beginnen met de bachelorscriptie Als de student wil beginnen met zijn bachelorscriptie, of met het tweede deel van het Afstudeerseminar & Bachelorscriptie, moet hij daar toestemming voor vragen. De aanvraag voor 1 toestemming geschiedt via het scriptieformulier. De student moet hiertoe het volgende doen: 1
Inschrijven De student vult een maand voor aanvang van het schrijven van de bachelorscriptie of het tweede deel van de Afstudeerseminar & Bachelorscriptie deel A in van het scriptieformulier, en levert dit in bij Bureau Examen- en Studiezaken (BES).2 Het BES controleert of voldaan is aan een aantal formele eisen om met de bachelorscriptie (en evt. de bachelorscriptiestage) te mogen beginnen. Wanneer het BES dit deel van het formulier heeft gecontroleerd en deel B heeft ingevuld, ontvangt de student van het BES een tweede formulier met de delen C en D. Als niet is voldaan aan de formele eisen kan de student niet aan de bachelorscriptie of de bachelorscriptiestage deelnemen
2
Een begeleider vinden De student zoekt aan het begin van het afstudeerseminar in overleg met de coördinator van het afstudeerseminar een onderwerp en een begeleidend docent van de FEB die werkzaam is op het terrein waarop hij de bachelorscriptie wil schrijven. Met deze docent bespreekt hij de opzet van 3 de bachelorscriptie. Het is niet aan te raden om met een onderwerp naar een docent te gaan die zich niet bezighoudt met het onderwerp van de bachelorscriptie. Mocht dit bij vergissing toch voorkomen, dan zal de docent de student doorverwijzen naar een collega die zich wel bezighoudt met dit onderwerp. Vaak kost het enige tijd voordat de docent het met de student eens is over de opzet, daarom wordt geadviseerd om er rekening mee te houden dat de opzet eerst nog moet worden bijgesteld voordat de docent akkoord gaat. Als de opzet rond is, vult de docent deel C van het formulier in en voegt de opzet van de bachelorscriptie als bijlage aan het scriptieformulier toe. Als er sprake is van een stage in het kader van de scriptie dient de student tegelijkertijd ook de procedure voor stages te bewandelen (zie par.
1
Het scriptieformulier is te downloaden via de knop Onderwijsbalie op www.student.uva.nl/ecb. Indien de student ook een bachelorscriptiestage wil volgen, dient dit ook bij deel A van het scriptieformulier ingevuld te worden (zie ook par. 4.5). 3 Onder een opzet moet worden verstaan: een centrale vraag, een tekststructuur, een voorlopige literatuurlijst en een toelichting op dit geheel of een eerste versie van de inleiding. 2
97
OER BSc 2009-2010
Bijlage D Bachelorscripties en Stages
4.4 en 4.5). In aanvulling op de bachelorscriptieopzet dient de student een stageplan te schrijven, dat ook bij het scriptieformulier wordt gevoegd. Dit stageplan dient te zijn afgerond alvorens met de stage kan worden begonnen. 3
Goedkeuring van de bachelorscriptie- (en stage-)opzet door de opleidingsdirecteur of studierichtingscoördinator De opleidingsdirecteur of studierichtingcoördinator toetst de opzet na ontvangst marginaal en wijst een beoordelaar aan voor de bachelorscriptie. De opleidingsdirecteur of studierichtingcoördinator kan dit delegeren aan de scriptie- en stagecoördinator van de betreffende opleiding of studierichting. Als beoordelaar wordt meestal de docent aangewezen met wie de opzet is besproken. De beoordelaar is meestal de daadwerkelijke scriptiebegeleider met wie de student in de praktijk het meest te maken zal hebben. Als echter een andere docent als beoordelaar wordt aangewezen, mag dit alleen nadat eerst met de student is overlegd. Als de opleidingsdirecteur of studierichtingcoördinator de scriptieopzet (eventueel met stageplan) goedkeurt laat hij dit aan de student en de betreffende docent weten (deel D van het scriptieformulier). Het scriptieformulier wordt doorgestuurd naar het BES. Als alles in orde is kan de student beginnen aan de bachelorscriptie.
4
Starten met de bachelorscriptie Indien de stappen 1 t/m 3 zijn doorlopen en de student van de opleidingsdirecteur dan wel studierichtingscoördinator bericht heeft gehad dat zijn bachelorscriptieopzet is goedgekeurd, kan begonnen worden met de bachelorscriptie. Indien de student zich niet houdt aan de hiervoor beschreven procedure, kan dit tot gevolg hebben dat zijn bachelorscriptie niet wordt goedgekeurd door de Examencommissie.
3.4 Beoordeling Er is een aantal regels die afdelingen en docenten moeten aanhouden bij het beoordelen van een bachelorscriptie. Zo moeten bachelorscripties altijd worden beoordeeld door minstens één docent (de beoordelaar). De opleidingsdirecteur of de studierichtingcoördinator bepaalt uiteindelijk welke docent de scriptie gaat begeleiden en beoordelen (zie ook § 2.3). Dat een begeleidend docent akkoord gaat met de opzet en de scriptie ook wil begeleiden, is dus niet voldoende; de opleidingsdirecteur of de studierichtingcoördinator neemt de uiteindelijke beslissing. Als de bachelorscriptie naar de mening van de student af is, moet deze een geprinte en een digitale versie van de scriptie inleveren bij de beoordelaar. De beoordelaar stelt het cijfer voor de scriptie vast en laat de student binnen vier weken het cijfer weten. Als de bachelorscriptie niet voldoende is (lager dan 6), krijgt de student de gelegenheid de scriptie te verbeteren volgens de aanwijzingen van de beoordelaar. Als vervolgens een verbeterde definitieve versie (geprint en digitaal) wordt ingeleverd, hoort de student ook weer binnen vier weken te vernemen tot welk cijfer de beoordelaar heeft besloten. Als de bachelorscriptie voldoende is, vult de beoordelaar het beoordelingsformulier in. Op het beoordelingsformulier hoort als datum te worden vermeld de datum waarop het cijfer door de beoordelaar is vastgesteld; zoals hiervoor vermeld is dit binnen 4 weken na inlevering van de bachelorscriptie. De beoordelaar levert het beoordelingsformulier en de digitale versie van de bachelorscriptie (eventueel met het stageverslag) met zijn handtekening in bij het Bureau Examen- en Studiezaken (BES). Als niet aan deze vereisten is voldaan, wordt de scriptie niet door het BES geaccepteerd. Het BES registreert het cijfer, na controle of aan de vereisten van het afstudeerseminar is voldaan. De student krijgt ook een exemplaar van het beoordelingsformulier van de beoordelaar.
98
OER BSc 2009-2010
Bijlage D Bachelorscripties en Stages
3.5 Regels voor het bewaren van bachelorscripties Nadat de beoordelaar de bachelorscriptie heeft goedgekeurd, levert de student een definitief geprint exemplaar van de bachelorscriptie in bij de docent. Deze wordt door de beoordelaar behouden. Daarnaast dient de student ook het digitale bestand van de scriptie per diskette of e-mail bij de beoordelaar in te leveren. De beoordelaar stuurt het beoordelingsformulier én de digitale versie van de scriptie met zijn handtekening door naar het Bureau Examen- en Studiezaken (BES). Alleen de digitale versie van de bachelorscriptie wordt opgeslagen in de Pierson Révész Bibliotheek. Als een bachelorscriptie (met verleende toestemming) vertrouwelijk is (zie § 2.2), dan wordt de scriptie opgeslagen door het BES, maar kan – afhankelijk van de beslising van de Examencommissie in uitzonderlijke gevallen maximaal 6 jaar niet worden ingezien. De scriptie kan in dat geval alleen worden ingezien door de schrijver, de scriptiebeoordelaars, de opleidingsdirecteur, de scriptiecoördinator, de voorzitter van de Examencommissie, het hoofd van het BES en de directeur van het College. Desgevraagd mogen de vertrouwelijke scripties ook worden ingezien door externe Visitatiecommissies, die landelijk de kwaliteit van onderwijs beoordelen.
4. Stages 4.1 Soorten stages binnen de opleidingen aan de FEB Bachelorscriptiestage Een bachelorscriptiestage is een stage aan het einde van een bacheloropleiding die in het kader van de bachelorscriptie kan worden gelopen. Dit is mogelijk bij de bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen, de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde (alle richtingen) en de variant Operationele research binnen de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research. Een bachelorscriptiestage is dus niet mogelijk bij de bacheloropleiding Fiscale Economie en ook niet bij de variant Econometrie binnen de bacheloropleiding Econometrie en Operationele research. Aan de bachelorscriptiestage worden 10 ec toegekend. Er worden geen extra punten toegekend voor het lopen van een stage; de stage wordt wel op de cijferlijst vermeld. Een bachelorscriptiestage wordt alleen als bachelorscriptiestage erkend als deze volgens de procedure van het Stagebureau FEB is verlopen. Keuzevakstage Het is in de meeste bacheloropleidingen binnen de FEB mogelijk een keuzevakstage van 10 ec in het studieprogramma op te nemen. Een keuzevakstage is niet mogelijk in de bacheloropleidingen Actuariële wetenschappen en Econometrie en operationele research, variant operationele research. Indien de keuzevakruimte van de gekozen variant kleiner is dan de omvang van de keuzevakstage, wordt de keuzevakstage toch voor 10 ec op de cijferlijst opgenomen, waardoor het bachelordiploma meer studiepunten heeft dan volgens de wet noodzakelijk is. Indien de gekozen variant geen keuzevakruimte biedt kan de stage als extra onderdeel op de cijferlijst worden vermeld. Een keuzevakstage wordt alleen als keuzevakstage erkend als deze volgens de procedure van het Stagebureau FEB is verlopen. Binnen de studierichting Bedrijfskunde kan een student ervoor kiezen een keuzevakstage voor 5 ec in de keuzevakruimte op te nemen en (in overleg met de begeleider) voor 5 ec als Integratieproject 3.
4.2 Doelstelling stage Een stage geeft de student de mogelijkheid om in een periode van minimaal 280 uur / 7 weken fulltime (keuzevakstage) of 400 uur / 10 weken fulltime (bachelorscriptiestage) werkervaring op te doen op het niveau waarvoor hij is opgeleid. De student kan zo kennismaken met het toepassen van zijn kennis in de praktijk en de opgedane ervaring meenemen bij het verder afronden van de studie. Het volgen van een stage, waarin de student eigen verantwoordelijkheid krijgt toegewezen, vergroot het kritische
99
OER BSc 2009-2010
Bijlage D Bachelorscripties en Stages
inzicht en de analytische vaardigheden en de student leert creatief en innovatief met wetenschappelijke kennis om te gaan. Daarnaast heeft het vervullen van een stage tot doel oriëntatie op de arbeidsmarkt, aanscherping van de persoonlijke leerdoelen en studiemotivatie van de student. Een stage komt daarmee tegemoet aan de doelstellingen en eindtermen van de opleidingen aan de FEB (zie studiegids FEB).
4.3 Ingangseisen Keuzevakstage: De propedeuse dient te zijn afgerond.1 Bachelorscriptiestage: Zie paragraaf 3.2
4.4 Inhoudelijke eisen Keuzevakstage: Onder een keuzevakstage wordt verstaan ‘een onderzoek op wetenschappelijk niveau binnen een bedrijf of organisatie’ of ‘een meeloopstage binnen een bedrijf of organisatie waar de student op relevant vakgebied de werkzaamheden uitvoert van een academicus’. Het moet voldoen aan de volgende inhoudelijke eisen. Het onderzoek dient een wetenschappelijk karakter te hebben. Gedacht moet worden aan een onderzoek waarin een beoordelende of adviserende onderzoeksvraag wordt beantwoord, dan wel getoetst. In geval het een meeloopstage betreft, dienen de werkzaamheden die worden uitgevoerd te vallen binnen een functieprofiel van het bedrijf/de organisatie, waarvoor academisch niveau is vereist. Bachelorscriptiestage: Onder een bachelorscriptiestage wordt verstaan ‘een onderzoek op wetenschappelijk niveau binnen een bedrijf of organisatie’. Het onderzoek dient een wetenschappelijk karakter te hebben. Gedacht moet worden aan een onderzoek waarin een beoordelende of adviserende onderzoeksvraag wordt beantwoord, dan wel getoetst.
4.5 Procedure aanmelding en goedkeuring stage De aanmelding en goedkeuring van een stage vindt plaats in een aantal stappen: 1
Aanmelding als stagezoekende Een student die stage wil lopen dient zich in te schrijven bij het Stagebureau FEB. Wanneer de student een stageplaats zoekt, kan dit op twee manieren. De student kan zich inschrijven op openstaande stageplaatsen2 uit het aanbod van het Stagebureau of zelf een stageplaats organiseren.
2
Voor aanvang van de stage Wanneer de student een stageplaats gevonden heeft, zoekt hij een begeleidende docent van de FEB die werkzaam is op het terrein van de stage. De docent beoordeelt of de stage aan de inhoudelijke eisen voldoet. Vervolgens stelt de student een stageplan op. Dit plan dient voor aanvang van de stage te worden beoordeeld en ondertekend door de begeleidende docent en de contactpersoon van het bedrijf of de organisatie. De student stuurt een kopie van het stageplan naar het Stagebureau FEB. De kopie van het stageplan dient bij het Stagebureau FEB binnen te zijn voordat de stage van start gaat. In geval van een scriptiestage vraagt de student door middel van het bachelorscriptieformulier (zie §. 3.3) gelijktijdig toestemming voor het schrijven van de scriptie.
1
2
Voor het moment waarop het judicium van de keuzevakstage wordt ingevoerd, geldt dat het studieprogramma dient te zijn goedgekeurd door de Examencommissie. Het Stagebureau biedt stageplaatsen aan, studieverenigingen aan de FEB doen dit eveneens.
100
OER BSc 2009-2010
Bijlage D Bachelorscripties en Stages
3
Vervullen stage en begeleiding De student wordt vanuit de FEB begeleid door de begeleidende docent. Elke sectie heeft een stagecoördinator1 die de student inhoudelijk op weg kan helpen en door kan verwijzen naar een potentiële begeleider. Onder begeleiding van de docent/stagescriptiebegeleider wordt het volgende verstaan: - voorbereiding op de stage (oriënterend gesprek) - beoordeling van het stageplan - begeleiding tijdens de stage - beoordeling van het stageverslag Beoordeling van de werkzaamheden binnen de stage vindt plaats door de contactpersoon van het bedrijf of de instelling. Het is belangrijk dat de student met zowel zijn begeleidende docent als de begeleider binnen het bedrijf goede afspraken maakt over de vorm van begeleiding en de regelmaat van het contact.
4
Schrijven stageverslag Na afloop van de stage dient de student een stageverslag te schrijven. In het geval van een keuzevakstage dienen duidelijk en logisch geordend het doel van de stage, de stage-ervaringen, de tijdens de stage verzamelde gegevens en de resultaten van de stage te worden vermeld, alsmede een evaluatie van de verrichte activiteiten en persoonlijke doelstellingen. De omvang van het verslag over een keuzevakstage is 12-15 pagina’s, meer specifiek 3500-4500 woorden. Het verslag over een scriptiestage is aanvullend op de bachelor-/masterscriptie, hiervoor gelden 2 andere richtlijnen. Inzake vorm en taal worden aan deze verslagen dezelfde eisen gesteld als aan een bachelorscriptie. De omvang van het verslag van een scriptiestage is 4-5 pagina’s, meer specifiek 1200-1500 woorden Daarnaast dient de bedrijfsbegeleider een evaluatieformulier3 in te vullen. Deze evaluatie zal niet worden meegewogen in de beoordeling door de docent, tenzij de docent dit vooraf heeft duidelijk gemaakt. Het dient in de eerste plaats ter informatie aan de student en het stagebureau. Een kopie van het formulier dient te worden ingeleverd bij het stagebureau.
5
Beoordeling stageverslag en vermelding van stage op cijferlijst Beoordeling van het stageverslag vindt plaats door de begeleidend docent. In geval van een bachelorscriptiestage beoordeelt de beoordelaar niet alleen de bachelorscriptie maar ook het stageverslag. Het stageverslag dient door de student, de beoordelaar en de bedrijfscontactpersoon te worden ondertekend. Na goedkeuring van het stageverslag worden de stage en het bedrijf of instelling waar de (keuzevak- of scriptie)stage is gelopen, op de cijferlijst bij het diploma vermeld. De docent dient hiertoe in het geval van een keuzevakstage een tentamenbriefje uit te schrijven, dan wel de stage en de naam van de stage-instelling duidelijk op het tentamenbriefje van de scriptie te vermelden. De keuzevakstage wordt gewaardeerd met het judicium AVV of ONV (Aan Verplichtingen Voldaan of ONVoldoende).
6
Stagebibliotheek De student levert een kopie van het ondertekende stageverslag in bij het Stagebureau FEB. Het stageverslag wordt door het Stagebureau FEB opgenomen in haar bibliotheek, waar iedereen het stageverslag kan inzien. Het wordt echter niet uitgeleend. Een stageverslag is openbaar, tenzij in het overeengekomen stageplan tijdelijke opschorting of beperking van de openbaarheid van de gegevens is verkregen (zie § 2.2). Stageverslagen blijven vijf jaar in de stagebibliotheek opgenomen. Op gemotiveerd verzoek van de desbetreffende afdeling kunnen stageverslagen definitief in de stagebibliotheek worden opgenomen.
1 2 3
Zie Richtlijnen voor stages aan de FEB voor docenten en studenten (te vinden op www.student.uva.nl/feb_stage ). Zie Richtlijnen voor stages aan de FEB voor docenten en studenten (te vinden op www.student.uva.nl/feb_stage). Te downloaden van www.student.uva.nl/feb_stage
101
OER BSc 2009-2010
Bijlage D Bachelorscripties en Stages
4.6 Stagebureau FEB, doelstelling en taken Het Stagebureau FEB stelt zich ten doel het accommoderen van stages binnen de opleidingen aan de FEB. Het Stagebureau FEB rekent tot haar taken het geven van informatie, advies en begeleiding aan studenten bij het vinden, organiseren, lopen en afronden van een stage. Het Stagebureau ontwikkelt en draagt bij aan de bewaking van een heldere procedure ten aanzien van stages aan de FEB. Het informeert studenten, docenten en bedrijven en organiseert waar nodig samenwerking met docenten en bedrijven, en biedt een aanspreekpunt op het gebied van stages binnen en buiten de FEB. Daarnaast neemt het Stagebureau FEB een deel van de administratie rondom stages voor haar rekening.
4.7 Verdere informatie Voor vragen en advies omtrent stages kan de student terecht bij het Stagebureau FEB. Voor vragen over een mogelijke begeleider kan de student zich wenden tot de scriptie- of stagecoördinator van de opleiding (zie de studiegids en website). Voor zover het gaat om vragen en problemen die direct betrekking hebben op het vak, het onderwerp of de begeleiding van de scriptie of de stage, kan de student zich het beste wenden tot de begeleidend docent. Het advies aan de student is om van tevoren en tussentijds goede afspraken te maken met de begeleider, zodat duidelijk is wat de student mag verwachten van de begeleider en waaraan hij zich moet houden. Ten slotte staat op blackboard een apart vak, namelijk ‘scriptie FEB’. Hier is veel informatie te vinden met betrekking tot het schrijven van een scriptie.
102
OER BSc 2009-2010
Bijlage E Fraude- en plagiaatregeling UvA
Bijlage E
Fraude- en plagiaatregeling UvA REGELING FRAUDE EN PLAGIAAT STUDENTEN UvA Artikel 1 Definities 1. 2.
3.
4. 5.
Onder fraude en plagiaat wordt verstaan het handelen of nalaten van een student waardoor een juistoordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt. Onder fraude wordt in ieder geval verstaan: a) tijdens het tentamen in het bezit zijn van hulpmiddelen (voorgeprogrammeerde rekenmachine, mobiele telefoon, boeken, syllabi, aantekeningen etc), waarvan de raadpleging niet uitdrukkelijk is toegestaan; b) tijdens het tentamen afkijken of, binnen of buiten de tentamenruimte uitwisselen van informatie; c) zich tijdens het tentamen uitgeven voor iemand anders; d) zich tijdens het tentamen door iemand anders laten vertegenwoordigen; e) zich voor de datum of het tijdstip waarop het tentamen zal plaatsvinden, in het bezit stellen van de opgaven van het desbetreffende tentamen; f) fingeren en/of vervalsen van enquête- of interviewantwoorden of onderzoekgegevens. Onder plagiaat wordt in ieder geval verstaan: a) het gebruik maken dan wel overnemen van andermans teksten, gegevens of ideeën zonder volledige en correcte bronvermelding; b) het presenteren als eigen werk of eigen gedachten van de structuur dan wel het centrale gedachtegoed uit bronnen van derden, zelfs indien een verwijzing naar andere auteurs is opgenomen; c) het niet duidelijk aangeven in de tekst, bijvoorbeeld via aanhalingstekens of een bepaalde vormgeving, dat letterlijke of bijna letterlijke citaten in het werk werden overgenomen, zelfs indien met een correcte bronvermelding; d) het parafraseren van de inhoud van andermans teksten zonder voldoende bronverwijzingen; e) het overnemen van beeld-, geluids- of testmateriaal, software en programmacodes van anderen zonder verwijzing en zodoende laten doorgaan voor eigen werk; f) het indienen van een eerder ingediende of daarmee vergelijkbare tekst voor opdrachten van andere opleidingsonderdelen; g) het overnemen van werk van medestudenten en dit laten doorgaan voor eigen werk; h) het indienen van werkstukken die verworven zijn van een commerciële instelling of die (al dan niet tegen betaling) door iemand anders zijn geschreven. Met examencommissie is bedoeld de examencommissie van de opleiding die verantwoordelijk is voor het desbetreffende studieonderdeel. Met tentamen is bedoeld een onderzoek per onderdeel naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student, waaraan een beoordeling is verbonden.
103
OER BSc 2009-2010
Bijlage E Fraude- en plagiaatregeling UvA
Artikel 2 Medeplichtigheid 1. 2. 3.
Zowel de pleger als de medepleger van fraude en plagiaat (kunnen) worden bestraft. Indien het overnemen van werk van medestudenten gebeurt met toestemming en/of medewerking van de medestudent is deze laatste medeplichtig aan plagiaat. Wanneer in een gezamenlijk werkstuk door een van de auteurs plagiaat wordt gepleegd, zijn de andere auteurs medeplichtig aan plagiaat, indien zij hadden kunnen of moeten weten dat de ander plagiaat pleegde.
Artikel 3 Plagiaatdetectie Bij de detectie van plagiaat in teksten kan gebruik worden gemaakt van elektronische detectieprogramma’s. Met het aanleveren van de tekst geeft de student impliciet toestemming tot het opnemen van de tekst in de database van het betreffende detectieprogramma.
Artikel 4 Procedure 1.
2. 3.
4.
5.
Wanneer fraude en/of plagiaat wordt geconstateerd deelt de examinator dit terstond mee aan de student en tevens schriftelijk aan de examencommissie onder overlegging van de schriftelijke stukken en bevindingen. De examencommissie stelt de student binnen een termijn van 2 weken in de gelegenheid te worden gehoord. De examencommissie stelt vast of er sprake is van fraude of plagiaat en deelt de student schriftelijk haar besluit en de sancties conform het bepaalde in artikel 4 jo. artikel 5 mede binnen een termijn van 4 weken, onder vermelding van de beroepsmogelijkheid bij het College van beroep voor de examens. Indien plagiaat wordt geconstateerd of vermoed in een bepaald werkstuk, kan de examencommissie besluiten eerder door dezelfde student(en) ingeleverde werkstukken te onderzoeken op plagiaat. De student is verplicht aan zo’n onderzoek mee te werken en kan worden verplicht digitale versies van eerdere werkstukken aan te leveren. De opgelegde sancties worden vastgelegd in het studentendossier.
Artikel 5 Sancties bij fraude Fraude wordt door de examencommissie als volgt bestraft: 1. Bij gedragingen zoals omschreven in artikel 1, tweede lid onder a volgt ongeldig verklaring van het ingeleverde tentamen en uitsluiting van deelname aan de eerstkomende tentamengelegenheid van het desbetreffende vak. 2. Bij gedragingen zoals omschreven in artikel 1, tweede lid onder b volgt ongeldig verklaring van het ingeleverde tentamen en uitsluiting van deelname aan de eerstkomende en eventueel tweede tentamengelegenheid van het desbetreffende vak. 3. Bij gedragingen zoals omschreven in artikel 1, tweede lid onder c tot en met f volgt ongeldig verklaring van het werk dat tot stand is gekomen met behulp van fraude en volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding dan wel van de gehele instelling voor een periode van maximaal 12 maanden. 4. Bij gedragingen waarin deze regeling niet voorziet, kan de examencommissie afhankelijk van de ernst van de gepleegde fraude een sanctie opleggen inhoudende ongeldig verklaring van het ingeleverde tentamen, uitsluiting van het desbetreffende tentamen voor ten hoogste 12 maanden, dan wel volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding dan wel van de gehele instelling voor een periode van ten hoogste 12 maanden. 5. Indien de student reeds eerder een sanctie heeft gekregen in verband met geconstateerde fraude dan wel plagiaat volgt volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere
104
OER BSc 2009-2010
6.
7.
8.
Bijlage E Fraude- en plagiaatregeling UvA
vormen van toetsing van de opleiding dan wel van de gehele instelling voor een periode van maximaal 12 maanden en het advies de opleiding te verlaten. De examencommissie verleent geen vrijstellingen op grond van elders behaalde resultaten, behaald in de periode waarvoor de student, krachtens dit artikel, was uitgesloten van deelname aan tentamens bij de opleiding. Indien de student staat ingeschreven voor meer dan een opleiding, dan treedt de examencommissie in overleg met de examencommissies van de desbetreffende opleidingen alvorens een sanctie toe te passen. Indien de geconstateerde gedraging betrekking heeft op een module van het honoursprogramma kan de examencommissie bepalen dat verdere deelname aan het programma wordt ontzegd.
Artikel 6 Sancties bij plagiaat Plagiaat wordt door de examencommissie als volgt bestraft: 1. Bij gedragingen zoals omschreven in artikel 1, derde lid, waarbij bepaalde gedeeltes uit bestaande teksten zijn overgenomen maar de student nog wel eigen onderzoek heeft verricht, volgt ongeldig verklaring van het ingeleverde werkstuk en uitsluiting van deelname aan het tentamen van het desbetreffende vak dan wel volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding voor een periode van maximaal 6 maanden. Indien het werkstuk betrekking heeft op een bachelor- dan wel masterscriptie worden de begeleidingswerkzaamheden van de scriptiebegeleider voor duur van deze periode opgeschort. 2. Bij gedragingen zoals omschreven in artikel 1, derde lid, waarbij het hele werkstuk dan wel aanzienlijke delen daarvan, inclusief het als eigen werk gepresenteerde onderzoek, afkomstig is van bestaand materiaal en elders gepubliceerd onderzoek dan wel literatuur, volgt ongeldig verklaring van het ingeleverde werkstuk en uitsluiting van deelname aan het tentamen van het desbetreffende vak dan wel volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding dan wel van de gehele instelling voor een periode van maximaal 12 maanden. Indien het werkstuk betrekking heeft op een bachelor- dan wel masterscriptie worden de begeleidingswerkzaamheden van de scriptiebegeleider voor duur van deze periode opgeschort. 3. Indien na onderzoek ex artikel 3, zesde lid, blijkt dat eerder plagiaat is gepleegd kan de examencommissie besluiten eerder behaalde resultaten van onderdelen waarbij plagiaat is vastgesteld, ongeldig te verklaren. 4. Bij gedragingen waarin deze regeling niet voorziet, kan de examencommissie afhankelijk van de ernst van het gepleegde plagiaat een sanctie opleggen inhoudende ongeldig verklaring van het ingeleverde werkstuk en uitsluiting van deelname aan het tentamen van het desbetreffende vak dan wel volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding dan wel van de gehele instelling voor een periode van ten hoogste 12 maanden. Indien het werkstuk betrekking heeft op een bachelor- dan wel masterscriptie worden de begeleidingswerkzaamheden van de scriptiebegeleider voor de duur van deze periode opgeschort. 5. Indien de student reeds eerder een sanctie heeft gekregen in verband met geconstateerde fraude dan wel plagiaat volgt volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding dan wel van de gehele instelling voor een periode van maximaal 12 maanden en het advies de opleiding te verlaten. 6. De examencommissie verleent geen vrijstellingen op grond van elders behaalde resultaten, behaald in de periode waarvoor de student, krachtens dit artikel was uitgesloten van deelname aan tentamens bij de opleiding. 7. Indien de student staat ingeschreven voor meer dan een opleiding, dan treedt de examencommissie in overleg met de examencommissies van de desbetreffende opleidingen alvorens een sanctie toe te passen. 8. Indien de geconstateerde gedraging betrekking heeft op een module van het honoursprogramma kan de examencommissie bepalen dat verdere deelname aan het programma wordt ontzegd.
105
OER BSc 2009-2010
Bijlage E Fraude- en plagiaatregeling UvA
Artikel 7 Inwerkingtreding, citeertitel Deze regeling treedt in werking uiterlijk op 1 september 2008 en kan worden aangehaald als 'Regeling fraude en plagiaat studenten UvA'.
TOELICHTING FRAUDE EN PLAGIAAT REGELING STUDENTEN UvA Op advies van de Werkgroep ter voorkoming en bestrijding van plagiaat en fraude door studenten en in samenspraak met de examencommissies is deze uniforme regeling opgesteld. De regeling maakt onderdeel uit van een breder fraude en plagiaatbeleid en geeft vooral duidelijke definities van fraude en plagiaat en richtlijnen voor op te leggen sancties. Definities De regeling geldt voor alle studenten die aan de UvA studeren, dat wil zeggen ook voor uitwisselingstudenten, extraneï en contractstudenten. Hoewel plagiaat ook kan worden aangemerkt als een vorm van fraude, zijn de twee begrippen afzonderlijk benoemd. Dit vergemakkelijkt het geven van definities en het uitwerken van de verschillende sancties. De definitie in artikel 1 ziet slechts op tentamen- en examensituaties. Dit betekent dat de regeling niet ziet op plagiaat in ontwerphoofdstukken en andere voorbereidende documenten voor een scriptie of paper. Indien de docent in de voorbereidende fase plagiaat constateert, ligt het in de rede dat de docent de student daarop aanspreekt en de student erop wijst dat in het geval de ontwerptekst als definitieve tekst wordt ingeleverd er een probleem ontstaat. Het is van belang dat steeds volkomen duidelijk is welke examencommissie een kwestie behandelt. Vooral bij keuzevakken kan dit tot problemen leiden. In de regeling is als uitgangspunt opgenomen dat de examencommissie waaronder het betreffende onderwijs/onderdeel valt verantwoordelijk is. Indien de student staat ingeschreven voor meer dan een opleiding, dan zal de examencommissie in overleg moeten treden met de examencommissie van de desbetreffende opleiding alvorens een sanctie toe te passen. In artikel 2 is aangeven dat naast de pleger ook de medepleger strafbaar is. De 'pleger' neemt het initiatief tot de daad, terwijl een 'medepleger' hier actief aan meedoet. Lid 2 en lid 3 stellen de medeplichtigheid strafbaar. Een medeplichtige is bepaald gedrag dan wel het nalaten van bepaald gedrag te verwijten. Procedure In het geval er een vermoeden van fraude of plagiaat wordt geconstateerd deelt de examinator dit terstond mee aan de examencommissie. Bij de examencommissie ligt vervolgens de verantwoordelijkheid voor de procedure. Met deze bepaling wordt voorkomen dat er een onwenselijke onderhandelingsruimte ontstaat tussen de examinator en de student. Bovendien kan de examencommissie beter waken over de vereiste zorgvuldigheid in de procedure en de rechtszekerheid van de student. De opgelegde sancties worden vastgelegd in het “studentendossier”. Hiermee is bedoeld de map – hetzij in schriftelijke hetzij in elektronische vorm – die iedere facultaire onderwijsadministratie van de studenten beheert. Sancties Ingevolge het bepaalde in artikel 7.12 vierde lid van de WHW geldt dat in geval van fraude en plagiaat de examencommissie, gedurende een termijn van ten hoogste één jaar, de student kan uitsluiten van
106
OER BSc 2009-2010
Bijlage E Fraude- en plagiaatregeling UvA
het afleggen van tentamens van de opleiding dan wel van de instelling. In deze regeling is voor het sanctiebeleid aansluiting gezocht bij de reeds bestaande jurisprudentie van examencommissies en het College van Beroep voor de Examens. Bij de op te leggen sanctiemaatregel zal duidelijk aangegeven moeten worden of de uitsluiting enkel ziet op de tentamens van de opleiding of ook geldt voor alle tentamens aan de UvA. Implementatie Krachtens artikel 9.5 WHW kan het College van Bestuur richtlijnen vaststellen met betrekking tot de bevoegdheid van de decaan ex artikel 9.15, eerste lid, WHW tot het vaststellen van de onderwijs- en examenregeling. Deze Fraude- en plagiaatregeling omvat een richtlijn aan de decaan om de tekst uiterlijk met ingang van het studiejaar 2008-2009 onverkort op te nemen in de onderwijs- en examenregeling. Specifieke situaties bij de opleiding kunnen als aanvulling op de regeling worden opgenomen.
107
OER BSc 2009-2010
Bijlage E Fraude- en plagiaatregeling UvA
108
OER BSc 2009-2010 Bijlage F
Lijst met gebruikte afkortingen
Bijlage F
Lijst met gebruikte afkortingen Afkorting A&C AE AEC AEO AG AIC AIO Art. BaMa BE BES BI BK BS BSA BSc BV CSA CTIS CC CROHO ec EC E FC FE FEB FSR HBO HEAO HES HRM HvA ICT IEF IIS IO IP ISIS KE KV MC
Begrip Accountancy & Control Algemene Economie Advanced Core Extension Course Actuariële wetenschappen, Econometrie en Operationele research Actuarieel Genootschap Advanced Intensive Cor Course Assistent in opleiding Artikel Bachelor / Master Bedrijfseconomie Bureau Examens en Studentzaken BI Norwegian Business School, Oslo, Norway Bedrijfskunde Business Studies Bindend Studieadvies Bachelor of Science Basisvak Centrale Studentadministratie College- en Tentamen Inschrijf Systeem Core Course Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs european credit Elective Course Engelstalig Field Course Fiscale Economie Faculteit Economie en Bedrijfskunde Facultaire Studentenraad Hoger Beroepsonderwijs Hogere Economisch Administratief Onderwijs Hogere Economische School Human Resources Management Hogeschool van Amsterdam Informatie- en Communicatie Technologie International Economics and Finance Instituut voor Interdiscplinaire Studies Industrial Organisation Integratieproject Individueel Student Informatie Systeem Kwantitatieve Economie Keuzevak Mastercourse
109
OER BSc 2009-2010 Bijlage F
MV NIVRA NL OC OER OR ORM OIO OWI MSc PEX PV SC SV UL UPF UvA VV VU WHW WO
Lijst met gebruikte afkortingen
Mastervak Koninklijk Nederlands Instituut voor Registeraccontants Nederlandstalig Opleidingscommissie Onderwijs- en Examenregeling Ondernemingsraad Operationele research en Management Onderzoeker in opleiding Onderwijsinstituut Master of Science Propedeutisch Examen Propedeusevak Support Course Steunvak of Onderzoeksvaardigheden University of Ljubljana, Ljubljana, Slovenia Universtitat Pompeu Fabra, Barcelona, Spain Universiteit van Amsterdam Verbredingsvak Vrije Universiteit Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek Wetenschappelijk Onderwijs
110