ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING
MASTER OF SCIENCE OPLEIDINGEN van de
Faculteit Economie en Bedrijfskunde (FEB)
STUDIEJAAR 2009-2010 UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM
ii
OER Masteropleidingen FEB 2009-2010
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave Vaststelling en publicatie
v
Hoofdstuk 1:
Algemene regels voor alle masteropleidingen van de FEB - artikel 1: Toepasselijkheid - artikel 2: Examencommissie - artikel 3: Eindtermen - artikel 4: Het studieprogramma - artikel 5: Deeltijd/Voltijd - artikel 6: Afleggen tentamens, examens en Cum Laude regeling - artikel 7: Geldigheidsduur tentamens - artikel 8: Tentamenregeling - artikel 9: Fraude - artikel 10: Bijzondere tentamenregelingen - artikel 11: Openbaarheid - artikel 12: Bekendmaking tentamenresultaat - artikel 13: Inzage schriftelijke tentamens - artikel 14: Vrijstellingen - artikel 15: Instroommomenten en toelating - artikel 16: Toelating tot tentamens mastervakken - artikel 17: Deelname aan het onderwijs - artikel 18: Taal - artikel 19: Studievoortgang en -begeleiding - artikel 20: Toelating tot de masteropleiding - artikel 21: Deficiënties - artikel 22: Bijvakstudenten - artikel 23: Hardheidsclausule
1 3 3 3 4 5 5 6 6 7 7 7 8 8 8 9 9 9 10 11 11 12 13 13
Hoofdstuk 2:
De masteropleiding Accountancy & Control 2.1 Eindtermen naar doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude 2.2 Programma’s 2009-2010 2.3 Vakkenlijsten 2009-2010 2.4 Voorwaarden van toelating en deficiënties 2.5 Schakelprogramma’s
15 17 19 20 21 22
Hoofdstuk 3:
De masteropleiding Actuarial Science and Mathematical Finance 3.1 Eindtermen naar doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude 3.2 Programma’s 2009-2010 3.3 Vakkenlijsten 2009-2010 3.4 Voorwaarden van toelating en deficiënties 3.5 Deficiëntieprogramma’s
23 25 27 29 30 31
Hoofdstuk 4:
De masteropleiding Business economics 4.1 Eindtermen naar doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude 4.2 Programma’s 2009-2010 4.3 Vakkenlijsten 2009-2010 4.4 Voorwaarden van toelating en deficiënties 4.5 Deficiëntie- en schakelprogramma’s
33 35 37 39 42 44
iii
OER Masteropleidingen FEB 2009-2010
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 5:
De masteropleiding Business studies 5.1 Eindtermen naar doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude 5.2 Programma’s 2009-2010 5.3 Vakkenlijsten 2009-2010 5.4 Voorwaarden van toelating en deficiënties 5.5 Deficientie- en schakelprogramma’s
47 49 51 53 54 55
Hoofdstuk 6:
De masteropleiding Econometrics 6.1 Eindtermen naar doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude 6.2 Programma’s 2009-2010 6.3 Vakkenlijsten 2009-2010 6.4 Voorwaarden van toelating en deficiënties 6.5 Deficiëntieprogramma’s
57 59 61 64 65 67
Hoofdstuk 7:
De masteropleiding Economics 7.1 Eindtermen naar doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude 7.2 Programma’s 2009-2010 7.3 Vakkenlijsten 2009-2010 7.4 Voorwaarden van toelating en deficiënties 7.5 Deficiëntieprogramma’s
69 71 73 75 77 78
Hoofdstuk 8:
De masteropleiding Fiscale economie 8.1 Eindtermen naar doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude 8.2 Programma’s 2009-2010 8.3 Vakkenlijsten 2009-2010 8.4 Voorwaarden van toelating en deficiënties 8.5 Schakelprogramma’s
79 81 82 83 84 85
Hoofdstuk 9: De masteropleiding Operations research and Management 9.1 Eindtermen naar doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude 9.2 Programma’s 2009-2010 9.3 Vakkenlijsten 2009-2010 9.4 Voorwaarden van toelating en deficiënties 9.5 Deficiëntie- en schakelprogramma’s
87 89 91 93 94 95
Bijlagen
97
Bijlage A:
Speciale Programma’s
99
Bijlage B:
Huishoudelijk Reglement Schriftelijke Tentamens FEB
107
Bijlage C:
Klachtenregeling FEB
111
Bijlage D:
Reglement: Masterscripties en Stages aan de FEB 2009-2010
115
Bijlage E:
Toelatingsbeleid schakel- en deficiëntieprogramma’s
127
Bijlage F:
Fraude- en plagiaatregeling UvA
131
Bijlage G:
Lijst met gebruikte afkortingen
137
iv
OER Masteropleidingen FEB 2009-2010
Vaststelling en publicatie
Vaststelling en publicatie 1. Deze Onderwijs- en Examenregeling voor alle masteropleidingen van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde 2009-2010 is vastgesteld door de decaan van de faculteit op 29 juni 2009 na advies van: - de Opleidingscommissie AEO - de Opleidingscommissie Economie en Bedrijfskunde - de Opleidingscommissie Fiscale economie - de Examencommissie FEB - de ondernemingsraad FEB en na advies c.q. instemming van de facultaire studentenraad FEB op de onderdelen van deze regeling waarop de facultaire studentenraad conform het faculteitsreglement advies- c.q. instemmingsrecht heeft. 2. Deze Onderwijs- en Examenregeling wordt bekend gemaakt door een verkorte opname in de studiegids van de faculteit. De volledige tekst wordt op het FEB-web gepubliceerd (www.FEB.uva.nl/onderwijsinstituut). 3. Deze Onderwijs- en Examenregeling kan voor een specifieke opleiding worden aangehaald als ‘Onderwijs- en Examenregeling Master of Science in [betreffende opleiding] UvA studiejaar 20092010’ of kortweg OER MSc [betreffende opleiding] 2009-2010. De betreffende masteropleidingen zijn: Accountancy & Control, Actuarial Science and Mathematical Finance, Business economics, Business studies, Economics, Econometrics, Fiscale economie en ten slotte Operational research and Management.
v
OER Masteropleidingen FEB 2009-2010
Vaststelling en publicatie
vi
OER Masteropleidingen FEB 2009-2010
Hoofdstuk 1
Algemene regels voor alle
Masteropleidingen van de
Faculteit Economie en Bedrijfskunde (FEB)
1
OER Masteropleidingen FEB 2009-2010
2
OER Masteropleidingen FEB 2009-2010
Algemene regels
Artikel 1 – Toepasselijkheid 1. Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de volgende acht masteropleidingen: - Master of Science in Accountancy & Control - Master of Science in Actuarial Science and Mathematical Finance - Master of Science in Business economics - Master of Science in Business studies - Master of Science in Economics - Master of Science in Econometrics - Master of Science in Fiscale economie - Master of Science in Operations research and Management De masteroropleidingen zijn opleidingen van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde, verder te noemen: 'de faculteit' of ‘de FEB’. 2. Indien in deze regeling wordt gesproken van ‘de opleiding’ zonder nadere toevoeging, dan heeft dit betrekking op elke in deze OER genoemde masteropleiding van de faculteit. 3. Indien in deze regeling gesproken wordt van een Beta/Gamma opleiding, dan betreft het een opleiding die wordt aangeboden door het Instituut van Interdisciplinaire Studies (IIS) van de Universiteit van Amsterdam. 4. Indien in deze regeling gesproken wordt van de opleiding Actuarial Science and Mathematical Finance, of van de opleiding Accountancy & Control, of van de opleiding Business economics, of van de opleiding Business studies, of van de opleiding Economics, of van de opleiding Econometrics, of van de opleiding Fiscale economie, of van de opleiding Operations research and Management, dan heeft dit alleen betrekking op de genoemde masteropleiding.
Artikel 2 – Examencommissie (art. 7.12 WHW) 1. De Examencommissie is een door de decaan ingestelde commissie die tot taak heeft de controle op het afnemen van tentamens, alsook op de organisatie en coördinatie van de tentamens. 2. De Examencommissie is tevens bevoegd te beslissen in gevallen waarin deze regeling niet voorziet.
Artikel 3 – Eindtermen (art. 7.13.2.a,b,c WHW) 1. De eindtermen qua doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude voor de opleiding Accountancy & Control zijn opgenomen in hoofdstuk 2. 2. De eindtermen qua doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude voor de opleiding Actuarial science and Mathematical Finance zijn opgenomen in hoofdstuk 3. 3. De eindtermen qua doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude voor de opleiding Business economics zijn opgenomen in hoofdstuk 4. 4. De eindtermen qua doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude voor de opleiding Business studies zijn opgenomen in hoofdstuk 5. 5. De eindtermen qua doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude voor de opleiding Econometrics zijn opgenomen in hoofdstuk 6. 6. De eindtermen qua doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude voor de opleiding Economics zijn opgenomen in hoofdstuk 7. 7. De eindtermen qua doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude voor de opleiding Fiscale economie zijn opgenomen in hoofdstuk 8. 8. De eindtermen qua doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude voor de opleiding Operations research and Management zijn opgenomen in hoofdstuk 9.
3
OER Masteropleidingen FEB 2009-2010
Algemene regels
Artikel 4 – Het studieprogramma (art. 7.13.2.a,d,e WHW) 1. Studiepunten worden berekend volgens het systeem van european credits (ec). De opleiding kent een studielast van 60 studiepunten (ec), afgesloten met een Master of Science examen. 2. De onderwijseenheden waaruit het studieprogramma bestaat worden jaarlijks vastgesteld en in de studiegids bekend gemaakt. Per opleiding wordt in elk hoofdstuk aangegeven uit welk vakkenpakket het studieprogramma 2009-2010 bestaat. 3. In het kader van de opleiding dient een masterscriptie te worden geschreven. De masterscriptie dient te voldoen aan de eisen die staan vermeld in het “Reglement Masterscripties en Stages aan de FEB 2009-2010” (Bijlage D). 4. In het kader van alle opleidingen mag in samenhang met de masterscriptie een ‘masterscriptiestage’ worden gelopen; aan de masterscriptiestage zelf worden geen studiepunten toegekend. Deze stage wordt wel afzonderlijk op de cijferlijst vermeld. De masterscriptiestage dient te voldoen aan de eisen die staan vermeld in het “Reglement: Masterscripties en Stages aan de FEB 2009-2010” (Bijlage D). 5. Indien vakken ofwel bij een andere faculteit van de UvA ofwel bij een andere universiteit in Nederland of in het buitenland in het masterprogramma worden opgenomen als vervanging voor verbredings- resp. mastervakken die door de faculteit worden aangeboden, dan moet voldaan zijn aan elk van de volgende vier voorwaarden: a. het verbredings- resp. mastervak wordt elders behaald in de periode dat de student bij een opleiding van de FEB als voltijd- of als deeltijdstudent stond ingeschreven; b. het elders behaalde verbredings- resp. mastervak komt qua inhoud, qua diepgang en qua studielast overeen met het verbredings- resp. mastervak van de FEB waarvoor vervanging wordt aangevraagd; c. de opleidingsdirecteur van de betreffende opleiding heeft een positief advies aan de Examencommissie gegeven; d. het totale aantal studiepunten binnen het masterprogramma dat bij een andere faculteit wordt behaald, bedraagt niet meer dan 15 ec. 6. a. Verbredingsvakken die onderdeel uitmaken van het masterprogramma moeten worden behaald in de periode dat de student bij de betreffende masteropleiding als voltijd- of als deeltijdstudent stond ingeschreven. b. In afwijking van het bepaalde in lid a geldt voor verbredingsvakken die (i) behaald zijn voor 1 september 2010 terwijl (ii) de student niet stond ingeschreven voor één van de masteropleidingen van de FEB en (iii) die géén onderdeel uitmaken van de bacheloropleiding die de student toelating verschaft tot de betreffende masteropleiding, in het masterprogramma kunnen worden opgevoerd indien het betreffende masterprogramma − op het moment van aanvraag van goedkeuring van het master-studieprogramma − daartoe de mogelijkheid biedt. 7. Keuzevakken binnen het masterprogramma dienen allereerst minimaal het niveau van een verbredingsvak te hebben en vervolgens inhoudelijk aan de opleiding gerelateerd te zijn. Keuzevakken mogen geen overlap vertonen met andere vakken opgenomen in het masterstudieprogramma en met vakken uit de opleiding die voor de student toegang gaf de masteropleiding. Indien keuzevakken ofwel bij een andere faculteit van de UvA ofwel bij een andere universiteit in Nederland of in het buitenland in het masterprogramma worden opgenomen, dan moet voldaan zijn aan elk van de volgende vier voorwaarden: a. het keuzevak wordt elders behaald in de periode dat de student bij een opleiding van de FEB als voltijd- of als deeltijdstudent stond ingeschreven; b. de opleidingsdirecteur van de betreffende opleiding heeft een positief advies aan de Examencommissie gegeven; c. het aantal studiepunten binnen het masterprogramma dat bij de FEB wordt behaald, bedraagt niet minder dan 45 ec; d. het betreffende vak geen inhoudelijke overlap heeft met andere in het masterprogramma opgenomen vakken.
4
OER Masteropleidingen FEB 2009-2010
Algemene regels
8. Aan het masterprogramma mogen extra vakken tot een maximum van 30 studiepunten toegevoegd worden. Het toevoegen van vakken aan het masterprogramma is alleen toegestaan als voldaan wordt aan elk van de onderstaande voorwaarden: a. aantoonbaar is dat het betreffende vak minimaal het niveau heeft van een verbredingsvak; b. het betreffende vak inhoudelijk gerelateerd is aan het masterprogramma; c. het betreffende vak geen inhoudelijke overlap heeft met andere in het masterprogramma opgenomen vakken; d. de opleidingsdirecteur van de betreffende opleiding heeft een positief advies aan de Examencommissie gegeven; e. het betreffende vak is behaald bij de UvA, of bij een andere Nederlandse universiteit, of bij een door de Examencommissie goedgekeurde buitenlandse universiteit; f. het betreffende vak is behaald in de periode dat een student bij de betreffende opleiding van de FEB stond ingeschreven. 9. a. Het door de student in de opleiding gevolgde studieprogramma dient door de Examencommissie goedgekeurd te worden. b. Goedkeuring voor een studieprogramma kan bij de Examencommissie aangevraagd worden, indien de student voor de betreffende masteropleiding staat ingeschreven. c. In uitzondering op het in lid b gestelde geldt, tot 1 september 2010, dat een student - als hij ofwel minimaal 150 studiepunten van zijn bachelorprogramma bij de FEB heeft behaald ofwel minder dan 15 studiepunten hoeft te behalen van zijn schakelprogramma bij de FEB – goedkeuring van zijn studieprogramma in de masteropleiding kan aanvragen. d. Het studieprogramma dient te voldoen aan de Onderwijs- en Examenregeling geldig in het studiejaar waarin het studieprogramma ter beoordeling aan de Examencommissie wordt voorgelegd. e. In afwijking van het bepaalde in lid d kan de examencommissie onderdelen van het studieprogramma goedkeuren die beschreven staan in oudere Onderwijs- en Examenregelingen; deze regelingen mogen echter niet ouder zijn dan drie studiejaren voorafgaand aan het studiejaar waarin het studieprogramma ter beoordeling aan de Examencommissie wordt voorgelegd. f. Een student wiens studieprogramma door de Examencommissie is goedgekeurd, heeft het recht dat studieprogramma volledig af te ronden binnen 4 jaar met ingang van de datum van de goedkeuring van het studieprogramma. g. Indien een door de Examencommissie goedgekeurd studieprogramma als gevolg van het vervallen van vakken niet meer afgerond kan worden, beslist de Examencommissie op welke wijze dat studieprogramma alsnog afgerond kan worden.
Artikel 5 – Deeltijd / Voltijd (art. 7.13.2.i WHW) Elke opleiding is voltijds ingericht. Daarnaast zijn de volgende twee opleidingen ook in deeltijd ingericht: • MSc in Accountancy & Control • MSc in Fiscale economie
Artikel 6 – Afleggen tentamens, examens en Cum Laude regeling (art. 7.13.2.h, j WHW) 1. a. Voor alle vakken geldt dat in de periode van twaalf maanden, gerekend vanaf de aanvang van het onderwijs dat voorbereidt op een bepaald tentamen, ten minste driemaal de gelegenheid wordt geboden het tentamen af te leggen, waarvan éénmaal aansluitend op het verzorgde onderwijs. b. Een afgelegd tentamen mag opnieuw worden afgelegd, waarbij alléén het behaalde judicium van het laatst afgelegde tentamen geldt.
5
OER Masteropleidingen FEB 2009-2010
Algemene regels
c. Voor een vak uit het studieprogramma waarvoor in een bepaald studiejaar geen onderwijs wordt aangeboden, kan toch ten minste éénmaal in dat studiejaar het tentamen worden afgelegd. Voor een vak dat per 1 september van het lopende studiejaar is komen te vervallen kan, naast eventueel de resterende herkansing(en) van de reguliere tentamenmogelijkheden zoals bedoeld in lid a, nog éénmaal in het lopende studiejaar tentamen worden afgelegd. c. Het sub a gestelde is niet van toepassing op werkstukken en practische oefeningen die deel uitmaken van het tentamen. Studenten dienen in de gelegenheid te worden gesteld om, zo mogelijk en binnen de grenzen van de redelijkheid, werkstukken en/of practische oefeningen die met een onvoldoende beoordeeld zijn te verbeteren. d. Voor vakken binnen de opleiding die door een andere faculteit worden getentamineerd, geldt het tentamenreglement van de betreffende faculteit. 2. Aan het tentamen van een vak wordt door de examinator een judicium toegekend. a. Indien het judicium een cijfer betreft, dan gelden de volgende regels: - het laagste cijfer is een 1 en het hoogste cijfer een 10; - alléén hele of halve cijfers, uitgezonderd het cijfer 5.5, mogen worden toegekend;
- het laagste cijfer dat voor een voldoende behaald kan worden, is het cijfer 6. b. Indien het judicium geen cijfer betreft, dan is het judicium ofwel aan alle verplichtingen voldaan (AVV) ofwel onvoldoende (ONV). 3. Tot het afleggen van het masterexamen wordt zesmaal per jaar de gelegenheid geboden aan die student die bewijzen kan overleggen dat alle tentamens van de tot het desbetreffende examen behorende onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd. 4. Bij de opleidingen Econometrics en Fiscale economie is een mondelinge verdediging van de masterscriptie verplicht, tenzij de Examencommissie hier dispensatie voor verleent. 5. Aan het masterdiploma wordt het judicium cum laude toegekend, indien: • het judicium van elk afzonderlijk studieonderdeel tenminste het cijfer 8 bedraagt. In uitzondering hierop mag voor maximaal één vak (uitgezonderd de masterscriptie) een 7 of 7.5 zijn behaald; • het gewogen gemiddelde judicium van alle op de cijferlijst vermelde studieonderdelen tenminste het cijfer 8 bedraagt; • er in geen enkel studieonderdeel een hertentamen is afgelegd; • voor maximaal 10 studiepunten aan vrijstelling is verleend. De Examencommissie behoudt zich het recht voor andere factoren bij de beoordeling te betrekken. Studenten die afstuderen in studiejaar 2009/2010 en die voor 1 september 2009 één of meerdere studieonderdelen van hun masteropleiding hebben behaald, mogen nog afstuderen volgens de cum laude regeling die gold in studiejaar 2008/2009.
Artikel 7 – Geldigheidsduur tentamens (art. 7.13.2.k WHW) 1. De geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde tentamens is zes jaar, behoudens de bevoegdheid van de Examencommissie die geldigheidsduur te verlengen. 2. In uitzondering op het in lid 1 gestelde geldt voor met goed gevolg afgelegde tentamens van doctoraalvakken, die vóór 1 september 2002 zijn behaald en per 1 september 2002 zijn meegenomen bij de overstap van een doctoraal- naar een bachelor- en masterprogramma, een geldigheidsduur van 10 jaar, behoudens de bevoegdheid van de Examencommissie die geldigheidsduur te verlengen.
Artikel 8 – Tentamenregeling (art. 7.13.2.l WHW) 1. De tentamens van de onderwijseenheden in de opleiding worden afgenomen in de vorm zoals jaarlijks vermeld in de studiegids.
6
OER Masteropleidingen FEB 2009-2010
Algemene regels
2. Indien een tentamen bestaat uit verschillende onderdelen, wordt in de studiegids aangegeven uit welke onderdelen het tentamen bestaat en welke gewichten aan die onderdelen worden toegekend. 3. Voor vakken met een schriftelijk tentamen heeft de student recht op een representatief voorbeeldtentamen met uitwerkingen. 4. Nadere regels omtrent schriftelijke tentamens zijn vastgelegd in het ‘Huishoudelijk Reglement Schriftelijke Tentamens FEB’ (Bijlage B).
Artikel 9 – Fraude (art. 7.12.4 WHW) 1. Het bepaalde in de Fraude en plagiaat regeling studenten UvA is onverkort van toepassing en maakt onderdeel uit van deze onderwijs en examenregeling. De tekst van de regeling is als bijlage F bijgevoegd. 2. Indien tijdens een tentamen wordt geconstateerd dat een student handelt in strijd met de voorschriften zoals opgenomen in het ‘Huishoudelijk Reglement Schriftelijke Tentamens FEB’, wordt dit gemeld aan de Examencommissie. De Examencommissie bepaalt na het horen van student en docent de sanctie. 3. Bij de detectie van plagiaat in teksten kan gebruik worden gemaakt van elektronische detectieprogramma’s. Met het aanleveren van de tekst geeft de student impliciet toestemming tot het opnemen van de tekst in de database van het betreffende detectieprogramma. 4. Als aan een student vanwege fraude of een andere onregelmatigheid een sanctie wordt opgelegd, dan wordt deze geregistreerd in het dossier van de betreffende student.
Artikel 10 – Bijzondere tentamenregelingen (art. 7.13.2.m WHW) 1. Aan gehandicapte studenten wordt de gelegenheid geboden de tentamens af te leggen op een zo veel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze. De aanpassing kan inhouden dat maximaal een half uur extra per tentamen wordt gegeven voor het maken van het tentamen, en/of dat het tentamen wordt gemaakt in een aparte ruimte. Er moeten wel officiële bronnen zijn waaruit de handicap en de ernst ervan blijkt. Gehandicapte studenten kunnen zich met een verzoek om een voorziening formeel tot de studieadviseurs wenden die de regeling namens de Examencommissie uitvoeren. Indien een student zich niet houdt aan de door de faculteit gestelde regels met betrekking tot deze extra faciliteiten, kan de Examencommissie als sanctie de extra faciliteiten tijdelijk dan wel permanent intrekken. 2. Studenten met een niet-Nederlandstalige achtergrond kunnen in hun eerste jaar van inschrijving voor een Nederlandstalig programma maximaal een half uur extra per tentamen krijgen. Studenten die hiervoor in aanmerking komen, dienen vooraf toestemming van de studieadviseurs te krijgen die de regeling namens de Examencommissie uitvoeren. 3. De FEB heeft bijzondere regelingen vastgesteld omtrent tentamendata voor topsporters. Voor meer informatie hierover kan de student zich wenden tot de studieadviseurs. Deze regelingen worden door de studieadviseurs namens de Examencommissie uitgevoerd. 4. De Examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen over de wijze waarop tentamens bedoeld in artikel 10, lid 1,2,3 dienen te worden afgelegd.
Artikel 11 – Openbaarheid (art. 7.13.2.n WHW) Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar tenzij de Examencommissie anders bepaalt.
7
OER Masteropleidingen FEB 2009-2010
Algemene regels
Artikel 12 – Bekendmaking tentamenresultaat (art. 7.13.2.o WHW) 1. Direct na afloop van een mondeling tentamen wordt de uitslag vastgesteld en aan de student bekend gemaakt. De examinator verstrekt de geëxamineerde een schriftelijke verklaring waaruit de uitslag blijkt. 2. Binnen dertien werkdagen na het afleggen van een schriftelijk tentamen wordt de uitslag door de examinator vastgesteld. Op verzoek van de examinator kan de termijn van dertien werkdagen met vijf werkdagen worden verlengd. Een dergelijk verzoek dient voor de tentamendatum te worden gericht aan de Examencommissie. 3. De examinator deelt de uitslag van het tentamen schriftelijk mee aan het Bureau Examen- en Studiezaken (BES) van de FEB. Deze zorgt ervoor dat de uitslag binnen twee werkdagen na inlevering bekend wordt gemaakt aan die studenten, die voor het betreffende tentamen stonden ingeschreven én die voldeden aan de ingangseisen van het betreffende vak. 4. Op het voorblad van een schriftelijk tentamen wordt vermeld wat de uiterste datum is waarop de uitslag aan de student wordt bekendgemaakt. Conform lid 2 en 3 van dit artikel is dit uiterlijk vijftien werkdagen na de tentamendatum. 5. Indien voor een vak een hertentamen plaats vindt binnen zes weken na de tentamendatum, geldt het onder lid 2, 3 en 4 gestelde niet. De uitslag van een schriftelijk tentamen dient dan door de examinator binnen tien werkdagen te zijn vastgesteld en de uitslag dient door de onderwijsadministratie binnen twee werkdagen te worden bekend gemaakt. Op het voorblad van het tentamen dient de datum vermeld te worden waarop de uitslag aan de student bekend wordt gemaakt; dit is uiterlijk twaalf werkdagen na de tentamendatum. 6. Het Bureau Examen- en Studiezaken (BES) zorgt voor de registratie van de uitslagen van examens en tentamens. Zij registreert tevens welke getuigschriften aan een student zijn uitgereikt.
Artikel 13 – Inzage schriftelijke tentamens (art. 7.13.2.p,q WHW) 1. Binnen 30 werkdagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijke tentamen heeft elke student die zich volgens de regels - zoals bepaald in het ‘Huishoudelijk Reglement Schriftelijke Tentamens FEB’ (zie Bijlage B) - voor dat tentamen heeft ingeschreven, het recht op inzage van het door hem gemaakte werk 2. Op het voorblad van een schriftelijk tentamen wordt aangegeven op welke wijze er inzage is in dat tentamen. 3. De examinator kan bepalen dat de inzage collectief geschiedt op een vooraf vastgestelde tijd en plaats. Hierbij blijft lid 1 van dit artikel onverminderd van toepassing. 4. Indien een student het recht op inzage heeft op grond van lid 1 van dit artikel en hij kan aantonen door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid tot inzage geboden. 5. Op verzoek wordt elke student die het recht op inzage heeft op grond van lid 1 van dit artikel in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van de vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de normen op grond waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. Tegen kostprijs wordt hem op verzoek een kopie van vragen, opdrachten, standaarduitwerkingen en beoordelingsnormen verschaft.
Artikel 14 – Vrijstellingen (art.7.13.2.r WHW) 1. De Examencommissie kan vrijstelling verlenen voor het afleggen van één of meer tentamens van onderdelen binnen het masterprogramma, tot een maximum van 15 studiepunten (ec), op grond van een andere door de student behaalde wetenschappelijke masteropleiding (MSc). Een vrijstelling op
8
OER Masteropleidingen FEB 2009-2010
2.
3. 4. 5.
Algemene regels
basis van een ander masterdiploma (MSc) wordt alleen gegeven voor die onderwijseenheden die qua inhoud, qua diepgang en qua studielast grotendeels overeenkomen met de onderwijseenheden van de FEB waarvoor vrijstelling wordt aangevraagd. In uitzondering op het in lid a gestelde geldt dat geen vrijstellingen worden verleend voor onderwijseenheden die reeds onderdeel hebben uitgemaakt van de bachelor- en/of masteropleiding die de student in kwestie toelating heeft verschaft tot het masterprogramma. Verzoeken om vrijstelling voor één of meer vakken in het masterprogramma dienen te worden gericht aan de Examencommissie. Verzoeken om vrijstelling voor één of meer vakken in een schakel- of deficiëntieprogramma dienen te worden gericht aan de Examencommissie. Vrijstellingen hebben dezelfde geldigheidsduur als tentamens, zoals opgenomen in artikel 7 van dit hoofdstuk, vanaf de datum waarop deze door de onderwijsdaministratie van de FEB worden geregistreerd.
Artikel 15 – Instroommomenten en toelating 1. Toelating tot een opleiding is alléén mogelijk ofwel met ingang van het eerste semester (‘ 1 september’) ofwel met ingang van het tweede semester (‘1 februari’). Enkel voor de opleidingen MSc in Economics en MSc in Business Studies geldt dat er voor het instroommoment op 1 februari sprake is van een studeerbaar onderwijsprogramma dat in één jaar volledig afgerond kan worden en dat de studielast gelijkmatig over het studiejaar verdeeld kan worden. 2. Voor toelating tot een opleiding op een instroommoment dient het bachelorprogramma dat toegang geeft tot de (variant van een) aansluitende opleiding volledig afgerond te zijn. 3. Voor toelating tot een opleiding op een instroommoment dient - indien een student is toegelaten tot een schakel- en mastertraject van de faculteit - het schakelprogramma, dat toegang geeft tot de (variant van een) aansluitende opleiding, volledig afgerond te zijn. 4. Toelating tot een opleiding op een ander moment dan de in lid 1 en 2 van dit artikel genoemde instroommomenten kan door de Examencommissie verleend worden, wanneer voldaan is aan de voorwaarden gesteld in lid 2 of in lid 3 van dit artikel. Een studeerbaar onderwijsprogramma én een gelijkmatige verdeling van de studielast kan dan echter niet gegarandeerd worden. 5. Toelating tot een opleiding is alleen mogelijk als de student een bewijs van toelating tot de (variant binnen de) betreffende opleiding van de Examencommissie heeft ontvangen. Een bewijs van toelating wordt door de Examencommissie verstrekt als de student voldoet aan de voor de betreffende opleiding gestelde voorwaarden, zoals aangegeven in artikel 20 van dit hoofdstuk.
Artikel 16 – Toelating tot tentamens mastervakken (art. 7.13.2.j en 7.30.3 WHW) 1. Voor toelating tot het tentamen van een mastervak dient de student te staan ingeschreven voor één van de masteropleidingen van de FEB en te beschikken over de vereiste voorkennis voor het betreffende vak. Studenten die zijn toegelaten tot een masteropleiding voldoen aan de ingangseisen van alle vakken op de mastervakkenlijst behorende bij die opleiding.
Artikel 17 – Deelname aan het Onderwijs (art. 7.30.a3 en 7.30c WHW) 1. Deelnemen aan colleges van een vak is mogelijk indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: a. een student heeft op grond van het in artikel 16 gestelde recht op het afleggen van een tentamen voor het betreffende vak; b. een student heeft zich voor het betreffende vak minimaal twee weken van tevoren ingeschreven. Inschrijving is alleen mogelijk via het facultaire inschrijfsysteem CTIS, of in voorkomende gevallen waar het boven-nominale studiepunten betreft, via de studieadviseurs;
9
OER Masteropleidingen FEB 2009-2010
2. 3.
4.
5. 6. 7.
Algemene regels
c. een student voldoet aan het in lid 4 van dit artikel gestelde. Indien een student niet aan deze voorwaarden voldoet, kan het Onderwijsinstituut van de FEB hem uitsluiten van deelname aan colleges van het betreffende vak. Een student kan zich voor maximaal 45 studiepunten per semester inschrijven voor colleges. Na toestemming van de Examencommissie kan dit maximum in individuele gevallen worden verhoogd. Een student kan zich voor maximaal 30 ec per semester inschrijven voor mastervakken die voorkomen op de mastervakkenlijst van de MSc Business Studies,. Inschrijving biedt geen garantie voor deelname aan het betreffende vak, wel hebben ingeschreven studenten voorrang op niet ingeschreven studenten. Indien een ingeschreven student vanwege capacteitsbeperkingen niet kan deelnemen aan het vak, wordt de student altijd een alternatief vak aangeboden van de voornoemde lijst (maar niet noodzakelijkerwijs binnen hetzelfde accent). Studenten die voor meer dan 30 ec aan bedoelde vakken willen doen, kunnen dit - naast hun inschrijving voor 30 ec via CTIS - melden bij de studie-adviseurs. Wanneer de capaciteit het toelaat, kunnen zij voor meer dan 30 ec aan voornoemde vakken volgen, onverlet de overige bepalingen in dit artikel. Indien het aantal groepen voor het onderwijs van een vak ontoereikend is om elke student, die zich vóór de aanvang van het onderwijs voor het betreffende vak heeft ingeschreven, een plaats te bieden, kunnen studenten door de directeur van het onderwijsinstituut uitgesloten worden. Voor uitsluiting kunnen de volgende criteria gehanteerd worden: a. de student is niet ingeschreven voor de opleiding waarbinnen het betreffende vak een verplicht onderdeel is of kan zijn; b. de student is niet in het bezit van een bachelor of science examen dat directe toegang geeft tot de opleiding waarbinnen het betreffende vak een verplicht onderdeel is of kan zijn; c. de student voldoet niet aan de ingangseisen van het tentamen van het betreffende vak. d. een student heeft zich ingeschreven voor vakken met een studiebelasting in studiepunten (ec’s) die groter is dan de nominale studiebelasting van het studieprogramma voor de relevante periode. Het Onderwijsinstituut van de faculteit kan aanvullende ingangseisen stellen voor de deelname aan colleges en tentamens. Deze worden jaarlijks in het OER én in de studiegids bekendgemaakt. Het Onderwijsinstituut van de faculteit kan in overleg met de docent de inschrijvingsverplichting voor bepaalde colleges opheffen. Een masterscriptie dient aan het einde van de opleiding te worden geschreven over een door de opleidingsdirecteur of studierichtingscoördinator goedgekeurd onderwerp binnen de opleiding; het onderwerp van de masterscriptie dient aan te sluiten bij een relevant vakgebied van het door de student gekozen studieprogramma. Voor toelating tot het schrijven van een masterscriptie dient een student het bachelorexamen te hebben behaald, én inclusief vrijstellingen minimaal 25 ec binnen de opleiding te hebben behaald, én dient het studieprogramma te zijn goedgekeurd door de Examencommissie (zie Bijlage D).
Artikel 18 - Taal (art. 7.2.b,c WHW)
1. De opleiding Fiscale economie wordt aangeboden in de Nederlandse taal. Dit betekent dat het mondelinge onderwijs gegeven wordt en de tentamens afgenomen worden in het Nederlands. In afwijking hiervan kan Engels als taal worden gebezigd, indien het onderwijs betreft dat in het kader van een gastcollege door een anderstalige docent gegeven wordt of indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs, dan wel de herkomst van de studenten, daartoe noodzaakt. Jaarlijks zal per vak in de studiegids bekend worden gemaakt of het onderwijs in het Engels wordt gegeven en/of de tentamens in het Engels worden afgenomen. 2. De opleidingen: - Accountancy & Control - Actuarial Science and Mathematical Finance - Business economics - Business studies - Econometrics
10
OER Masteropleidingen FEB 2009-2010
Algemene regels
- Economics - Operations Research and Management worden aangeboden in de Engelse taal. Het onderwijs wordt gegeven en de tentamens worden afgenomen in het Engels. In afwijking hiervan kan de Nederlandse taal worden gebezigd, indien zowel de docent als de studenten het Nederlands voldoende machtig zijn. 8. a. Tentamens van onderwijseenheden voor de in lid 2 van dit artikel genoemde opleidingen worden in het Engels afgenomen. b. In uitzondering op het in lid 3a van dit artikel gestelde kan een docent - indien hij het Nederlands voldoende machtig is - besluiten dat een Nederlandstalige student het tentamen in het Nederlands mag afleggen. 9. a. De masterscriptie dient voor de in lid 2 van dit artikel genoemde Engelstalige opleidingen in het Engels geschreven te worden. b. In uitzondering op het in lid 4a van dit artikel gestelde kan een docent - indien hij het Nederlands voldoende machtig is - besluiten dat een Nederlandstalige student de masterscriptie in het Nederlands mag schrijven. Indien toestemming wordt gegeven om binnen een Engelstalig masterprogramma een masterscriptie in het Nederlands te schrijven, is een Engelstalige samenvatting verplicht.
Artikel 19 – Studievoortgang en -begeleiding (art. 7.13.2.u WHW) 1. Op verzoek van de student wordt aan hem door het Bureau Examen- en Studiezaken (BES) van de faculteit een overzicht verschaft van de door hem behaalde tentamenresultaten. 2. Een student die voor de opleiding is ingeschreven, kan voor studiebegeleiding een beroep doen op de studieadviseur van de opleiding. 3. In college- en tentamenperioden kunnen studenten dagelijks terecht bij een inloop en een telefonisch spreekuur van de studieadviseurs. Iedere student die zich bij het inloop spreekuur meldt, wordt te woord gestaan. 4. Een student kan een klacht indienen tegen de gevolgde procedure van of situatie aan de faculteit. De klachtenregeling staat beschreven in Bijlage C.
Artikel 20 – Toelating tot de masteropleiding (art. 7.30a,b,c WHW) 1. Toelating tot een masteropleiding van de FEB is alleen mogelijk onder een aantal algemene en opleidingsspecifieke voorwaarden. Deze voorwaarden gelden ook voor de in Bijlage A gespecificeerde speciale programma’s. Indien aan onderstaande algemene en opleidingsspecifieke toelatingseisen is voldaan wordt er een bewijs van toelating afgegeven door de Examencommissie van de FEB. Zonder bewijs van toelating mag een student zich niet inschrijven in de masteropleiding. 2. Algemene voorwaarden voor toelating tot een masteropleiding: Als ingangseis voor elke masteropleiding geldt dat de student: a. in bezit moet zijn van een wetenschappelijk bachelordiploma of een HBO-diploma; b. voldoende voorkennis heeft van de Nederlandse of Engelse taal, dit afhankelijk of toelating moet worden verkregen voor een Nederlandstalige danwel een Engelstalige masteropleiding; c. voldoende voorkennis heeft van de wiskunde. De voorkennis van de Nederlandse taal kan worden aangetoond met: - een vwo diploma met Nederlands, of - een diploma van een Nederlandstalige universitaire of HBO-opleiding, of - een NT2 certificaat. De voorkennis van de Engelse taal kan worden aangetoond met: - een vwo diploma met Engels, of
11
OER Masteropleidingen FEB 2009-2010
Algemene regels
- een diploma van een Engelstalige universitaire of HBO-opleiding (ook studenten met een diploma van een Nederlandstalige universitaire of HBO-opleiding worden geacht over voldoende voorkennis van de Engelse taal te beschikken), of - een TOEFL-score van tenminste 600 (paper based test)/250 (computerbased test)/100 (internet test), of - een IELTS-score van tenminste 6,5. Expliciet wordt gesteld dat na toelating tot een masteropleiding en in geval van twijfel met betrekking tot de voorkennis van de Engelse taal, een student kan worden verplicht nogmaals een Engelse vaardigheidstest af te leggen. Bij een onvoldoende score kan de student worden uitgesloten van het onderwijs en de tentamens, totdat voldaan is aan een van bovengenoemde voorwaarden met betrekking tot de voorkennis van de Engelse taal. De extra kosten (toetsing en studievertraging) zijn voor rekening van de student. De voorkennis van de wiskunde kan worden aangetoond met: - een vwo-diploma of een vwo-certificaat met wiskunde A1,2 dan wel B1, of - een havo-diploma met een voldoende voor wiskunde B1+B2, of - een universitair bachelordiploma op grond waarvan de student is toegelaten tot de opleiding en van een opleiding waarbinnen wiskunde op voldoende hoog niveau onderdeel uitmaakt van het studieprogramma, of - een voldoende voor de wiskunde entreetoets van de FEB (waarbij een voldoende resultaat voor deze toets 3 jaar geldig is vanaf de datum waarop de toets behaald is). 2. Opleidingsspecifieke voorwaarden tot toelating tot een masteropleiding. a. De regeling met betrekking tot toelating tot de opleiding Accountancy & Control is opgenomen in paragraaf 2.5.1 van hoofdstuk 2.3. b. De regeling met betrekking tot toelating tot de opleiding Actuarial Science and Mathematical Finance is opgenomen in paragraaf 3.5.1 van hoofdstuk 3.4. c. De regeling met betrekking tot toelating tot de opleiding Business economics is opgenomen in paragraaf 4.5.1 van hoofdstuk 4. d. De regeling met betrekking tot toelating tot de opleiding Business studies is opgenomen in paragraaf 5.5.1 van hoofdstuk 5. e. De regeling met betrekking tot toelating tot de opleiding Econometrics is opgenomen in paragraaf 6.5.1 van hoofdstuk 6. f. De regeling met betrekking tot toelating tot de opleiding Economics is opgenomen in paragraaf 7.5.1 van hoofdstuk 7.8. g. De regeling met betrekking tot toelating tot de opleiding Fiscale economie is opgenomen in paragraaf 8.5.1 van hoofdstuk 8.9. h. De regeling met betrekking tot toelating tot de opleiding Operations research and Management is opgenomen in paragraaf 9.5.1 van hoofdstuk 9.
Artikel 21 – Deficiënties (art. 7.30c WHW) 1. De regeling met betrekking tot deficiënties voor de opleiding Accountancy & Control is opgenomen in paragraaf 2.5.2 van hoofdstuk 2. 2. De regeling met betrekking tot deficiënties voor de opleiding Actuarial science and Mathematical Finance is opgenomen in paragraaf 3.5.2 van hoofdstuk 3. 3. De regeling met betrekking tot deficiënties voor de opleiding Business economics is opgenomen in paragraaf 4.5.2 van hoofdstuk 4. 4. De regeling met betrekking tot deficiënties voor de opleiding Business studies is opgenomen in paragraaf 5.5.2 van hoofdstuk 5. 5. De regeling met betrekking tot deficiënties voor de opleiding Econometrics is opgenomen in paragraaf 6.5.2 van hoofdstuk 6. 6. De regeling met betrekking tot deficiënties voor de opleiding Economics is opgenomen in paragraaf 7.5.2 van hoofdstuk 7.
12
OER Masteropleidingen FEB 2009-2010
Algemene regels
7. De regeling met betrekking tot deficiënties voor de opleiding Fiscale economie is opgenomen in paragraaf 8.5.2 van hoofdstuk 8. 8. De regeling met betrekking tot deficiënties voor de opleiding Operations research and Management is opgenomen in paragraaf 9.5.2 van hoofdstuk 9.
Artikel 22 – Bijvakstudenten 1. Deelname aan het onderwijs en tentamen van een mastervak door bijvakstudenten is alléén toegestaan als de Examencommissie daar toestemming voor geeft. 2. Toestemming wordt door de Examencommissie alléén gegeven als de student allereerst in een masteropleiding aan een andere faculteit dan de FEB en vervolgens als bijvakstudent aan de FEB staat ingeschreven. 3. Een verzoek wordt door de Examencommissie alléén in behandeling genomen als de student kan aantonen dat hij een wetenschappelijk bacheloropleiding elders volledig heeft afgerond, voldoet aan de algemene voorwaarden aangegeven in artikel 20, lid 2 én dat hij de vereiste voorkennis voor het betreffende mastervak heeft. Bij de beoordeling van de vereiste voorkennis wordt advies gevraagd aan de vakcoördinator van het betreffende mastervak.
Artikel 23 – Hardheidsclausule In geval van aantoonbare onredelijkheid of onbillijkheid van overwegende aard kan de examencommissie toestaan dat ten voordele van de student wordt afgeweken van de bepalingen in deze regeling.
13
OER Masteropleidingen FEB 2009-2010
Algemene regels
14
OER MSc Accountancy and Control 2009-2010
Hoofdstuk 2
Masteropleiding Accountancy & Control
Studiejaar 2009-2010
15
OER MSc Accountancy and Control 2009-2010
16
OER MSc Accountancy and Control 2009-2010
Eindtermen
2.1 Eindtermen naar doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude Eindtermen (art. 7.13.2.a,b,c WHW en art. 3, lid 1 in hoofdstuk 1 van deze OER) Doelstelling De opleiding is gericht op vorming tot een academisch niveau van denken en werken. Studenten verwerven kennis van de wetenschappelijke literatuur op het vakgebied van de Accountancy en Control en krijgen training in methoden en vaardigheden om deze kennis toe te passen. Aldus worden de studenten opgeleid voor beroepen waarin op wetenschappelijke niveau met deze kennis wordt gewerkt. . Eindtermen qua kennis De opleiding biedt kennis en inzicht gericht op zowel nationale als internationale vraagstukken op de vakgebieden Accountancy en Control. Kennis en inzicht in vraagstukken houdt in dat de afgestudeerde in staat is deze vanuit theoretische concepten te analyseren, alsmede in staat is kritisch te zijn ten opzichte van de in de theorie en praktijk gekozen oplossingen voor problemen en zelf alternatieve oplossingen te ontwerpen waarvoor een deugdelijke grondslag bestaat. Qua inhoudelijke kennis wordt een niveau geëist dat de de student tot specialist maakt op het vakgebied. Gedetailleerde kennis op hoog academisch niveau wordt gecombineerd met praktijkvoorbeelden en toepassingen. Studenten hebben na het voltooien van de opleiding de volgende kennis (afhankelijk van de gekozen variant): Variant Accountancy: a) kennis van de functies, doelstellingen en technieken van interne financieel administratieve vastleggingen in organisaties; in het bijzonder kennis van de inrichting van de administratieve organisatie en het systeem van interne controle rekening houdend met de ontwikkelingen op het terrein van informatietechnologie; b) kennis van de wijze waarop in organisaties beslissingen worden genomen op basis van financiële en niet-financiële informatie; c) kennis van de wijze waarop informatie van financiële en niet financiële aard ter kennis van derden wordt gebracht, waaronder kennis van en inzicht in alternatieve grondslagen van waardering en resultaatbepaling voor de jaarrekening en de inrichting van het directieverslag en in achtergronden en motieven die ondernemingsleidingen kunnen hebben bij het opstellen van een jaarrekening; d) kennis van de wijze waarop de betrouwbaarheid van verantwoordingen van financieel administratieve aard die ter kennis van derden wordt gebracht door registeraccountants kan worden gecontroleerd, alsmede kennis van en inzicht in de eisen die aan registeraccountants worden gesteld ter zake van deskundigheid en gedrags- en beroepsregels; Variant Control: a) kennis van de bestudering en beheersing van organisaties door middel van financieeladministratieve technieken; in het bijzonder kennis van de inrichting van de administratieve organisatie en het systeem van interne controle rekening houdend met de ontwikkelingen op het terrein van informatietechnologie; b) kennis van de functies, doelstellingen en technieken van kwantitatieve besluitvorming in organisaties; c) kennis van de grondslagen en methoden van het verzamelen, ordenen, aggregeren, analyseren en rapporteren van financiële en niet financiële informatie ten behoeve van beheersing en besluitvorming;
17
OER MSc Accountancy and Control 2009-2010
Eindtermen
d) kennis van de grondslagen en methoden van kostencalculatie, kostenverbijzondering, waardering, en winstbepaling; e) kennis van de wijze van financiële en niet financiële berichtgeving binnen en buiten organisaties; f) kennis van de wijze waarop investering-, belegging- en financieringbeslissingen in organisaties worden genomen. Eindtermen qua vaardigheden a) Het kunnen verrichten van onderzoek met een abstract, wetenschappelijk karakter, inclusief het formuleren van een probleemstelling en het vinden van de benodigde bronnen. b) Het helder en bondig zowel mondeling als schriftelijk kunnen rapporteren over onderzoek van wetenschappelijk niveau. c) De belangrijkste in de praktijk levende vraagstukken binnen de gekozen specialisatie kunnen analyseren en daarmee samenhangende problemen op creatieve wijze kunnen oplossen. Eindtermen qua attitude a) Een multidisciplinaire instelling; b) Het vermogen om zowel zelfstandig te functioneren, als in teamverband constructief samen te werken; c) Een besef van de maatschappelijke context waarbinnen het vak wordt beoefend.
18
OER MSc Accountancy & Control 2009-2010
Programma’s
2.2 Programma’s 2009-2010 De onderstaande programma’s zijn tevens weergegeven in de facultaire studiegids 2009-2010. Er worden twee varianten onderscheiden binnen de opleiding Accountancy & Control: de variant Accountancy en de variant Control. De opleiding en elke variant daarbinnen wordt Engelstalig aangeboden. Het instroommoment van elke variant binnen de opleiding is per 1 september. Variant Accountancy Eerste Semester Blok I Internal Control & 5 Accounting Information Systems Advanced Financial Accounting
Accounting Research Seminar
Auditing
Variant Control Eerste Semester Blok I
Tweede Semester Blok III
Blok II
Blok IV
5
Management & Internal Control
10
International Financial Reporting Standards (IFRS) Masterthesis
10
Tweede Semester Blok III
Blok II
Advanced Corporate Financial Management
10
Management Accounting
10
Management Accounting Research Seminar
10
5
15
Blok IV
Internal Control & 5 Accounting Information Systems International Financial Reporting Standards (IFRS) Masterthesis
Aanpassing programma variant Accountancy per september 2009 Per 1 september 2009 is het masterprogramma binnen de variant Accountancy lichtelijk gewijzigd. Het oude 10 EC vak Management & Internal Control (code 7102) is komen te vervallen en vervangen door de twee 5 EC vakken Management & Internal Control (code 80080) en Accounting Research Seminar (code 80079). . In beginsel volgen alle studenten per 1 september 2009 het nieuwe programma. Studenten die in het verleden het oude 10 puntsvak Management & Internal Control hebben gevolgd maar niet hebben behaald worden ten zeerste geadviseerd de 2 nieuwe 5 puntsvakken in hun studieprogramma op te nemen. Desgewenst kunnen zij in het studiejaar 2009-2010 nog tentamen doen in het vervallen 10 puntsvak. Het vak Advanced Corporate Financial Management komt inhoudelijk overeen met het vak Advanced Corporate Finance, maar is alleen toegankelijk voor studenten in de MSc Accountancy & Control.
19
10
10 15
OER MSc Accountancy & Control 2009-2010
Vakkenlijsten
2.3 Vakkenlijsten 2009-2010 De onderstaande vakkenlijst is tevens verschenen in de facultaire studiegids 2009-2010. Vakkenlijst MSc Accountancy & Control Vakcode Vaknaam Mastervakken (MV) 7634 Advanced Financial Accounting 6020 Auditing 80064 Int. Financial Reporting Standards (IFRS) 85005 Management Accounting 7630 Management Accounting Research Seminar 80079 Accounting Research Seminar 80080 Management & Internal Control
7153 7147
Verbredingsvakken (VV) Advanced Corporate Financial Management Internal Control & Accounting Information Systems
20
ec
blok
10 10 10 10 10 5 5
I+II I+II III+IV I+II I+II II III
10 5
I+II I / III
OER MSc Accountancy & Control 2009-2010
Toelating en defiënties
2.4 Voorwaarden van toelating en deficiënties 2.4.1
Toelating tot de MSc in Accountancy & Control (art. 7.30a,b,c WHW en art. 20, lid 1 in hoofdstuk 1)
1. Studenten met een voltooide bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde, studierichting Bedrijfseconomie, variant Accountancy & Control van de Universiteit van Amsterdam, krijgen onvoorwaardelijke toelating tot de MSc in Accountancy & Control. 2. Toegang van studenten met een afwijkende vooropleiding zal worden getoetst door de Examencommissie. Uitgangspunt hierbij zijn - voor zover benodigd - de eindtermen qua kennis van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde, studierichting Bedrijfseconomie, variant Accountancy & Control, van de Universiteit van Amsterdam zoals weergegeven in de Onderwijsen Examenregeling van die bacheloropleiding. Op grond hiervan kan de Examencommissie besluiten tot onvoorwaardelijke toelating, toelating met deficiënties zoals omschreven in paragraaf 2.5.2, of geen toelating. 3. De algemene voorwaarden en de procedure voor toelating tot een schakel- en deficiëntieprogramma staan beschreven in Bijlage E.
2.4.2
Deficiënties (art. 7.30c WHW)
1. Voor studenten met een afwijkende vooropleiding kan de Examencommissie deficiënties aanduiden die voor toelating tot en/of voor afronding van (onderdelen van) de betreffende opleiding dienen te zijn weggewerkt; de door de Examencommissie aangeduide deficiënties kunnen als ingangseis worden gesteld voor deelname aan mastervakken. Uitgangspunt hierbij zijn - voor zover benodigd de eindtermen van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde, studierichting Bedrijfseconomie, variant Accountancy & Control, van de Universiteit van Amsterdam zoals weergegeven in de Onderwijs- en Examenregeling van die bacheloropleiding. 2. Voor studenten met een afgeronde HEAO opleiding (RA, AA, AC, BE) die in het collegejaar 20092010 bij de FEB zijn ingestroomd in een schakeltraject, geldt een specifiek schakelprogramma. Dit schakelprogramma wordt in paragraaf 2.6 hierna weergegeven.
21
OER MSc Accountancy & Control 2009-2010
Schakelprogramma’s
2.5 Schakelprogramma’s 2009-2010 De procedure en de voorwaarden voor toelating tot een schakel- en deficiëntieprogramma staan in Bijlage E weergegeven. Het schakel- of deficiëntieprogramma waartoe de student door de Examencommissie is toegelaten is drie jaar geldig vanaf de eerste 1 september na de datum van toelating. Indien dit programma na drie jaar niet is afgerond dient de student een nieuw verzoek tot toelating in te dienen bij de Examencommissie die vervolgens besluit op welke wijze het programma alsnog afgerond kan worden. In de onderstaande schema’s heeft elke cel een studielast van 5 studiepunten (ec). Schakelprogramma variant Accountancy voor HEAO AA/RA/AC studenten (35 ec) Blok I Blok II Blok III Blok IV Externe Verslaggeving 1a (VV)1 Statistiek H1 (SV)
Externe Verslaggeving 1b (VV) Statistiek H2 (SV) Wetenschapsleer BE (SV)
Onderzoekspracticum AC (SV)
Schakelprogramma variant Accountancy voor HEAO BE studenten (55 ec) Blok I Blok II Blok III Externe Verslaggeving 1a (VV)1 Statistiek H1 (SV)
Externe Verslaggeving 1b (VV) Statistiek H2 (SV)
Strategisch Management (BV)
Wetenschapsleer BE (SV)
Onderzoekspracticum AC (SV) Management Accounting H (VV)2
Ondernemingsrecht (SV)
Blok IV Ondernemingsrecht (SV) Internal Accounting Control 2 (BV) Inl. Belastingheffing H3 (SV)
Schakelprogramma variant Control voor HEAO AA/RA/AC en BE studenten (60 ec) Blok I Blok II Blok III Blok IV Externe Verslaggeving 1a (VV)1
Externe Verslaggeving 1b (VV)
Management Accounting a (VV)
Management Accounting b (VV)
Strategisch Management (BV) Statistiek H1 (SV)
Wetenschapsleer BE (SV)
Onderzoekspracticum AC (SV) Wiskunde H (SV)
Ondernemingsrecht (SV) Internal Accounting Control 2 (BV)4
1
2
3 4
Statistiek H2 (SV)
Voor het verbredingsvak Externe Verslaggeving 1 (code 7106) wordt ook wel de naam Financial Statement Analysis (code 7106) gebezigd. Het verbredingsvak Management Accounting H (code 7141) is allereerst alléén toegankelijk voor studenten binnen het schakelprogramma Accountancy. Dit steunvak wordt alleen in een schakeltraject aangeboden. Studenten met een HEAO AA/RA/AC opleiding krijgen standaard vrijstelling voor dit basisvak.
22
OER MSc Actuarial science 2009-2010
Hoofdstuk 3
Masteropleiding Actuarial Science and Mathematical Finance
Studiejaar 2009-2010
23
OER MSc Actuarial science 2009-2010
24
OER MSc Actuarial science 2009-2010
Eindtermen
3.1 Eindtermen naar doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude Eindtermen (art. 7.13.2.a,b,c WHW en artikel 3, lid 2 in hoofdstuk 1 van deze OER) Doelstelling De opleiding is gericht op vorming tot een academisch niveau van denken en werken. Studenten verwerven een grondige kennis van de wetenschappelijke literatuur op het vakgebied Actuariaat, en worden getraind in methoden en vaardigheden om deze kennis toe te passen. Aldus worden zij opgeleid tot een beroep waarin op een wetenschappelijk niveau met actuariële kennis wordt gewerkt. Binnen de opleiding wordt de wetenschappelijke basis gelegd voor een analyse van de financiële vertaling, herverdeling en afwikkeling van risicoprocessen en spaarprocessen die optreden in het financiële systeem van een samenleving. Hierbij dienen methoden en technieken toegepast te kunnen worden die (1) risico’s vertalen in een verantwoord en hanteerbaar, op statistieken gestoeld beeld in termen van kasstromen; (2) dit beeld vertalen in een deterministisch of stochastisch tijdsafhankelijk kasstroommodel waarmee de werkelijkheid kan worden nagebootst, zodat die met minder onzekerheid en meer doelgericht kan worden beheerst. Tevens is de afgestudeerde actuaris in staat de modelveronderstellingen die gehanteerd worden voortdurend en systematisch te toetsen aan de gerealiseerde uitkomsten. Naast deze wetenschappelijke basis is een actuaris in staat een adequate wisselwerking tussen theorie en beroepspraktijk te onderhouden. Hoewel oriëntatie op het beroep actuaris van belang is, staat de academische vorming voorop. Daarnaast biedt deze opleiding, voor kandidaten met gebleken geschiktheid, toegang tot een aansluitend promotietraject. Eindtermen qua kennis De opleiding biedt kennis en inzicht gericht op zowel de nationale als de internationale situatie en opvattingen. Inzicht in vraagstukken houdt in dat de afgestudeerde in staat is deze vanuit theoretische concepten te analyseren, alsmede in staat is kritisch te zijn ten opzichte van de in de theorie en praktijk gekozen oplossingen voor problemen en zelf alternatieve oplossingen te ontwerpen waarvoor een deugdelijke grondslag bestaat. Qua inhoudelijke kennis wordt een niveau geëist dat de student tot specialist maakt op (een deel van) een vakgebied. Gedetailleerde kennis op hoog academisch niveau wordt gecombineerd met praktijkvoorbeelden en toepassingen. Studenten hebben na het voltooien van de opleiding de volgende kennis. a) Uitgebreide kennis van een aantal van de volgende toepassingsgebieden binnen het actuariaat: de actuariële leer der levensverzekering, de actuariële leer der schadeverzekering en de actuariële leer der pensioenfondsen en sociale verzekeringen, en ook op het gebied van Risk Management: het asset-liability management en het risicobeheer van aandelen plus derivaten en obligatieportefeuilles. b) Specialistische kennis op ten minste één van de gebieden genoemd in a). c) Begrip van de toepasbaarheid, reikwijdte en beperkingen van actuariële methoden in praktijksituaties. Eindtermen qua vaardigheden a) Het zelfstandig kunnen verrichten van onderzoek, wat onder meer inhoudt het formuleren van een probleemstelling met daarbij een planning voor de aanpak en de uitvoering van het onderzoek. b) In staat zijn een praktijkprobleem te vertalen naar een probleemstelling die met actuariële methoden kan worden geanalyseerd, en de resultaten van dergelijke analyses terug te vertalen naar de praktijksituatie. c) In staat zijn zich in korte tijd in te werken in een ander deelgebied dan de gekozen specialisatie.
25
OER MSc Actuarial science 2009-2010
Eindtermen
d) In staat zijn de nieuwe ontwikkelingen op het vakgebied bij te houden. Eindtermen qua attitude a) Een onderzoeksmatige instelling; b) Een primair kwantitatieve en analytische benadering van probleemstellingen uit de financiële of verzekeringspraktijk; c) Een multidisciplinaire instelling: de actuaris heeft in zijn beroepsuitoefening rechtstreeks te maken met onder meer econometristen, statistici, accountants, economen, fiscalisten, juristen, demografen, medici, technici en risicomanagers; d) Het vermogen om zowel zelfstandig te functioneren, als in teamverband constructief samen te werken; e) Een besef van de maatschappelijke context waarbinnen het actuariaat wordt beoefend; dit houdt onder meer in de maatschappelijke rol van op actuariële analyses gebaseerde beleidsaanbevelingen (zowel bij de overheid als in het bedrijfsleven).
26
OER MSc Actuarial science 2009-2010
Programma’s
3.2 Programma’s 2009-2010 De onderstaande programma’s zijn tevens verschenen in de facultaire studiegids 2009-2010. De opleiding wordt Engelstalig aangeboden. Het instroommoment van de opleiding is per 1 september. Het masterprogramma MSc in Actuarial Science and Mathematical Finance kent vier verplichte vakken, vijf keuzevakken (waarvan drie ‘gebonden’ en twee min of meer ‘vrij’) en een masterscriptie (15 ec). Keuzevakken kunnen worden gekozen uit vier categorieën, met de volgende restricties:
a) minstens één vak uit de categorie ‘Actuariële specialisatievakken’; b) minstens drie vakken uit de categorieën ‘Actuariële specialisatievakken’ en ‘Overige actuariële of nauw verwante mastervakken’; c) maximaal twee vakken uit de categorieën ‘Derdejaarsbachelorvakken’ en ‘Vakken uit andere opleidingen’. Vakken die onderdeel uitmaken van de opleiding die toelating gaf tot de MSc in Actuarial Science and Mathematical Finance mogen niet worden opgenomen in het studieprogramma. Verplichte vakken: • Asset Liability Management 1 (blok II) • Caput Derivatives (blok I) • Market-consistent Pricing and Embedded Value (blok I) • Non-Life Insurance: Statistical Techniques (blok I) Keuzevakken: a) Actuariële specialisatievakken • Asset Liability Management 2 (blok III) 1 • Caput Pensioenfinanciering (blok II, Nederlandstalig) • Market-consistent Valuation Seminar (blok II) b) Overige actuariële of nauw verwante mastervakken • Actuarial Practice (blok IV) • Caput Fixed Income Risk Management (blok II) • Caput Life Insurance (blok III, collegejaar 2009-2010) 2 • Caput Non-life Insurance (blok III, collegejaar 2010-2011) • Stochastic Calculus (blok IV) 3 c) Derdejaarsbachelorvakken • Schade Actuariaat 1 (blok, I, Nederlandstalig) • Schade Actuariaat 2 (blok II, Nederlandstalig) • Pensioen Actuariaat 1 (blok II, Nederlandstalig) • Pensioen Actuariaat 2 (blok III, Nederlandstalig) 1
2
3
Aan het onderwijs en het tentamen van het vak Caput Pensioenfinanciering mag alleen worden deelgenomen als de vakken Pensioen Actuariaat 1 en Pensioen Actuariaat 2 in het bachelor- danwel het masterprogramma zijn opgenomen en behaald. Aan het onderwijs en het tentamen van het vak Caput Non- Life Insurance mag alleen worden deelgenomen als de vakken Schade Actuariaat 1 en Schade Actuariaat 2 in het bachelor- danwel het masterprogramma zijn opgenomen en behaald. Alleen studenten die de genoemde derdejaars bachelorvakken niet in hun bachelorprogramma hebben opgenomen kunnen hieruit kiezen.
27
OER MSc Actuarial science 2009-2010
Programma’s
• Leven Actuariaat 1 (blok I) • Leven Actuariaat 2 (blok IV) d) Vakken uit andere opleidingen (toestemming opleidingsdirecteur noodzakelijk) Gekozen vakken dienen of verbredingvakken of mastervakken te zijn van door de FEB aangeboden opleidingen of eventueel elders aangeboden verwante opleidingen. Aanbevolen worden: Tijdsreeksanalyse (verbredingsvak, blok II, Nederlandstalig), Basisvak Verzekeringsrecht (MSc in Verzekeringskunde, blok I, Nederlandstalig), Verdieping Verzekeringsrecht (Msc in Verzekeringskunde, blok III, heeft Basis Verzekeringsrecht als ingangseis, Nederlandstalig), Regulering en Toezicht (MSc in Verzekeringskunde, blok II, Nederlandstalig), Enterprise Risk Management (MSc in Verzekeringskunde, blok III, Nederlandstalig), vakken uit de Netspar-master van de QFAS (Univeristeit van Tilburg).
28
OER MSc Actuarial science 2009-2010
Vakkenlijsten
3.3 Vakkenlijsten 2009-2010 De onderstaande vakkenlijst is tevens verschenen in de facultaire studiegids 2009-2010. Vakkenlijst MSc Actuarial Science and Mathematical Finance Vakcode Vaknaam Mastervakken (MV) 85001 Asset-liability Management 1 80005 Asset-liability Management 2 85002 Caput Derivatives 1 7910 Caput Life Insurance 80008 Caput Pensionfinanciering (Nederlandstalig) 85003 Caput Fixed Income Risk Management 7911 Caput Non-life Insurance1 80014 Market-consistent Pricing and Embedded Value 80015 Market-consistent Valuation Seminar 4019 Actuarial Practice 80020 Stochastic Calculus Verbredingsvakken (VV) 7908 Non-Life Insurance: Statistical Techniques
1
ec
Blok
5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
II III I III II II III I II IV IV
5
I
Caput Non-Life Insurance is in 2010-2011 geprogrammeerd en Caput Life Insurance in 2009-2010.
29
OER MSc Actuarial science 2009-2010
Toelating en deficiënties
3.4 Voorwaarden van toelating en deficiënties 3.4.1 Toelating tot de MSc in Actuarial Science and Mathematical Finance (art. 7.30 a,b,c WHW en artikel 20, lid 2 in hoofdstuk 1 van deze OER) 1. Studenten met een voltooide bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen van de Universiteit van Amsterdam krijgen onvoorwaardelijke toelating tot de MSc in Actuarial science and Mathematical Finance. 2. Toelating van studenten met een afwijkende vooropleiding zal worden getoetst door de Examencommissie. Uitgangspunt hierbij zijn – voor zover benodigd - de eindtermen qua kennis van de bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen van de Universiteit van Amsterdam zoals weergegeven in de Onderwijs- en Examenregeling van die bacheloropleiding. Op grond hiervan kan de Examencommissie besluiten tot onvoorwaardelijke toelating, toelating met deficiënties zoals omschreven in paragraaf 3.5.2 , of geen toelating. 3. De algemene voorwaarden en de procedure voor toelating tot een schakel- en deficiëntieprogramma staan beschreven in Bijlage E.
3.4.2 Deficiënties (art. 7.30c WHW) 1. Voor studenten met een afwijkende vooropleiding kan de Examencommissie deficiënties aanduiden die voor toelating tot en/of voor afronding van (onderdelen van) de betreffende opleiding dienen te zijn weggewerkt; de door de Examencommissie aangeduide deficiënties kunnen als ingangseis worden gesteld voor deelname aan mastervakken. Uitgangspunt hierbij zijn - voorzover benodigd de eindtermen van de bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen van de Universiteit van Amsterdam, zoals weergegeven in de Onderwijs- en Examenregeling van die bacheloropleiding. 2. Studenten met een afgeronde bacheloropleiding Econometrie en Operationele research dienen een aantal deficiënties weg te werken voordat zij toegelaten kunnen worden tot de MSc inActuarial Science and Mathematical Finance; het deficiëntieprogramma (totaal 35 ec) staat in paragraaf 3.6 beschreven. 3. Studenten die een wetenschappelijke bachelor- of masteropleiding in de wiskunde of in de natuurkunde of in een equivalente exacte opleiding hebben afgerond, dienen voor toelating tot de MSc in Actuarial Science and Mathematical Finance, het in paragraaf 3.6 weergegeven deficiëntieprogramma (totaal 50 ec) te volgen.
30
OER MSc Actuarial science 2009-2010
Deficientieprogramma’s
3.5 Deficiëntieprogramma’s 2009-2010 Het deficiëntieprogramma waartoe de student door de Examencommissie is toegelaten is drie jaar geldig vanaf de eerste 1 september na de datum van toelating. Indien dit programma na drie jaar niet is afgerond dient de student een nieuw verzoek tot toelating in te dienen bij de Examencommissie die vervolgens besluit op welke wijze het programma alsnog afgerond kan worden. De procedure en de voorwaarden voor toelating tot een schakel- en deficiëntieprogramma staan in Bijlage E weergegeven.
1. Studenten met een bachelordiploma Econometrie & Operationele Research Studenten die in het bezit zijn van een bachelordiploma Econometrie & Operationele Research moeten de volgende vakken in hun deficiëntieprogramma (totaal 35 ec) opnemen om toegelaten te kunnen worden tot de MSc in Actuarial science and Mathematical Finance: a) Het verbredingsvak Beleggings- en Portefeuilletheorie (10 ec) b) Het basisvak Basis Actuariaat 1 (5 ec) en het basisvak Basis Actuariaat 2 (5 ec) c) Het verbredingsvak Leven Actuariaat 1 (5 ec) en het verbredingsvak Leven Actuariaat 2 (5 ec) d) Het verbredingsvak Schade Actuariaat 1 (5 ec) 2. Studenten met een wetenschappelijke bachelor- of masteropleiding in de Wiskunde, of in de Natuurkunde, of in een gelijkwaardige exacte opleiding Het deficiëntieprogramma Actuarial Science and Mathematical Finance voor studenten die in het bezit zijn van een bachelor- of masterdiploma in de Natuurkunde, of in de Wiskunde, of in een equivalente exacte opleiding én die toegelaten willen worden tot de MSc in Actuarial Science and Mathematical Finance, staat hieronder weergegeven (totaal 50 ec). a) Het verbredingsvak Beleggings- en Portefeuilletheorie (10 ec) b) Het basisvak Basis Actuariaat 1 (5 ec) en het basisvak Basis Actuariaat 2 (5 ec) c) Het verbredingsvak Leven Actuariaat 1 (5 ec) en het verbredingsvak Leven Actuariaat 2 (5 ec) d) Het verbredingsvak Schade Actuariaat 1 (5 ec) e) De steunvakken Kansrekening en Statistiek 3 en 4 (elk 5 ec) f) Het basisvak Econometrie 1 (5 ec)
31
OER MSc Actuarial science 2009-2010
Deficientieprogramma’s
32
OER MSc Business economics 2009-2010
Hoofdstuk 4
Masteropleiding Business economics
Studiejaar 2009-2010
33
OER MSc Business economics 2009-2010
34
OER MSc Business economics 2009-2010
Eindtermen
4.1 Eindtermen naar doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude Artikel 3. - Eindtermen (art.7.13.2.a,b,c WHW en artikel 3, lid 3 in hoofdstuk 1 van deze OER ) Doelstelling De opleiding is gericht op vorming tot een academisch niveau van denken en werken. Studenten verwerven kennis van de wetenschappelijke literatuur op het vakgebied van de bedrijfseconomie en krijgen training in methoden en vaardigheden om deze kennis toe te passen. Aldus worden de studenten opgeleid voor beroepen waarin op wetenschappelijke niveau met bedrijfseconomische kennis wordt gewerkt. De economische wetenschap houdt zich bezig met een bestudering van processen en instituties die te maken hebben met de allocatie van schaarse, alternatief aanwendbare middelen. De bedrijfseconomie heeft als studieobject het functioneren van ondernemingen, zowel intern als in de context waarin ze werkzaam zijn. Alle afgestudeerden dienen zich te specialiseren in één of meer van de vakgebieden binnen de bedrijfseconomie. De eindtermen qua kennis zijn daarom gedeeltelijk gedifferentieerd naar een door de student te kiezen specialisatie. Eindtermen qua kennis De opleiding biedt kennis en inzicht gericht op bedrijfseconomische vraagstukken. Kennis en inzicht in vraagstukken houdt in dat de afgestudeerde in staat is deze vanuit economisch-theoretische concepten te analyseren, alsmede in staat is kritisch te zijn ten opzichte van de in de theorie en praktijk gekozen oplossingen voor problemen en zelf alternatieve oplossingen te ontwerpen waarvoor een deugdelijke grondslag bestaat. Qua inhoudelijke kennis wordt een niveau geëist dat de student tot specialist op (een deel van) het vakgebied maakt. Gedetailleerde kennis op hoog academisch niveau wordt gecombineerd met praktijkvoorbeelden en toepassingen. Studenten hebben na het voltooien van de opleiding kennis van één van de volgende afstudeerspecialisaties binnen de bedrijfseconomie, of een combinatie van deze specialisaties. Finance: a) kennis van de prijsvorming op, en inrichting van de financiële markten; b) kennis van de rol van financiële intermediairs; c) kennis van de beleggingsanalyse; d) kennis van corporate finance, en met name de verbanden tussen de financierings- en operationele activiteiten van de onderneming; e) kennis van het financieel management van organisaties en de instrumenten die daarbij gebruikt worden; f) kennis van internationale financiële markten. Organisation economics a) kennis van het interne en externe functioneren van bedrijfshuishoudingen; b) kennis van strategische besluitvorming met betrekking tot de externe en interne ondernemingssituatie; c) kennis van de organisatie-achitectuur en met name de verbanden tussen de allocatie van verantwoodelijkheden/taken, evaluatie van prestaties, en beloning; d) kennis van de samenhang tussen (met name financiële en arbeids-)markten en de interne organisatie-achitectuur.
35
OER MSc Business economics 2009-2010
Eindtermen
Real Estate Finance a) kennis van vastgoedmarkten; b) kennis van prijsvorming en waardering van vastgoed; c) kennis van prijsvorming op, en inrichting van de financiële markten, in het bijzonder in relatie met beleggingen in vastgoed. Eindtermen qua vaardigheden a) Het kunnen verrichten van onderzoek met een abstract, wetenschappelijk karakter, inclusief het formuleren van een probleemstelling en het vinden van de benodigde bronnen. b) Het helder en bondig zowel mondeling als schriftelijk kunnen rapporteren over onderzoek van wetenschappelijk niveau. c) De belangrijkste in de praktijk levende vraagstukken binnen de gekozen specialisatie kunnen analyseren en daarmee samenhangende problemen op creatieve wijze kunnen oplossen. Eindtermen qua attitude a) Een economische blik op de dagelijkse ondernemingspraktijk. b) Het vermogen om zowel zelfstandig te kunnen functioneren als in teamverband constructief samen te werken. c) Een besef van de maatschappelijke context waarbinnen de economie wordt beoefend.
36
OER MSc Business economics 2009-2010
Programma’s
4.2 Programma’s 2009-2010 De onderstaande programma’s zijn tevens verschenen in de facultaire studiegids 2009-2010. De opleiding en elke variant daarbinnen wordt Engelstalig aangeboden. Het instroommoment van elke variant binnen de opleiding is per 1 september. Er worden drie varianten onderscheiden binnen de opleiding Business economics: • Finance • Organisation economics • Real Estate Finance De studieprogramma’s van elke variant worden in de hierna volgende schema’s weergegeven. Voor de keuzevakruimte in elke variant geldt dat het vak naar keuze minimaal het niveau van een verbredingsvak dient te hebben en inhoudelijk gerelateerd is aan de opleiding Business economics.
Variant Finance Eerste Semester Blok I Mastervak Financiering Vak naar keuze1
Tweede Semester Blok III
Blok II 5 10
Mastervak Financiering Vak naar keuze1
5 10
Mastervak Financiering Afstudeerseminar Financiering
Blok IV 5
Masterscriptie
20
5
In het collegejaar 2009-2010 wordt het Afstudeerseminar Financiering ook in blok I aangeboden. Variant Organisation economics Eerste Semester Blok I Blok II Vak naar Keuze2 Vak naar Keuze2
10
EOM 2
Tweede Semester Blok III 10 10
Blok IV
Mastervak naar keuze uit lijst mastervakken Organisation economics Masterscriptie
10 20
Studenten die door de Examencommissie toegelaten zijn tot zowel de variant Finance als de variant Organisation economics binnen de opleiding Business economics én die beide varianten op de cijferlijst vermeld willen hebben, dienen te voldoen aan de voorwaarden van elke afzonderlijke variant. Dit betekent dat: • 20 ec aan mastervakken Organisation economics en 20 ec aan mastervakken Finance besteed dienen te worden. Het mastervak Afstudeerseminar Financiering (5 ec) is verplicht; • een gemeenschappelijk masterscriptie (20 ec) geschreven dient te worden. Aan de masterscriptie wordt de eis gesteld dat deze betrekking dient te hebben op zowel financiële als organisatieeconomische aspecten en dat voor het onderwerp door de betreffende opleidingsdirecteur goedkeuring is verleend;
1
2
Eén keuzevak (of vakken met een studielast van 10 ec) dient gekozen te worden uit de Mastervakkenlijst Finance of de Keuzevakkenlijst Finance in par. 4.3; het andere keuzevak (of vakken met een studielast van 10 ec) mag vrij ingevuld worden mits het vak naar keuze minimaal het niveau heeft van een verbredingsvak van de FEB én inhoudelijk aan de opleiding Business economics gerelateerd is. Eén keuzevak dient gekozen te worden uit de Mastervakkenlijst Organsation Economics of de Keuzevakkenlijst Organisation economics in par. 4.3; het andere keuzevak mag vrij ingevuld worden mits het vak naar keuze minimaal het niveau heeft van een verbredingsvak én inhoudelijk aan de opleiding Business economics gerelateerd is.
37
OER MSc Business economics 2009-2010
Programma’s
•
twee keuzevakken (20 ec) besteed dienen te worden aan een master- of verbredingsvak en gekozen kunnen worden uit elke vakkenlijst van de opleiding Business economics in paragraaf 4.3; • een master- of verbredingsvak niet tweemaal binnen het gecombineerde studieprogramma mag voorkomen. Op basis van het voorgaande dient het programma voor beide varianten tezamen een minimale omvang van 80 ec te hebben. Variant Real Estate Finance Eerste Semester Blok I Blok II Real Estate Valuation and Investments Real Estate Markets and Analysis Vak(ken) naar keuze1
Tweede Semester Blok III 10 10 10
R.E.Fin. & P.M. Masterscriptie
Blok IV 10 20
Studenten die op hun cijferlijst de varianten Finance én Real Estate Finance vermeld willen hebben, dienen te voldoen aan de voorwaarden van elke variant afzonderlijk. Dit betekent dat: • 30 ec aan mastervakken Real Estate Finance en 20 ec aan mastervakken Finance besteed dienen te worden. Het mastervak Afstudeerseminar Financiering (5 ec) dient als verplicht vak in het studieprogramma opgenomen te worden; • een gemeenschappelijk masterscriptie (20 ec) geschreven dient te worden. Aan deze masterscriptie wordt de eis gesteld dat het onderwerp betrekking dient te hebben op zowel financiële als vastgoedaspecten en dat voor het onderwerp door de betreffende opleidingsdirecteur goedkeuring is verleend; • één keuzevak (10 ec) besteed dient te worden aan een master- of verbredingsvak en gekozen kan worden uit elke vakkenlijst van de opleiding Business economics in paragraaf 4.3; • een master- of verbredingsvak niet tweemaal binnen het gecombineerde studieprogramma mag voorkomen. Op basis van het voorgaande dient het programma voor beide varianten tezamen een minimale omvang van 80 ec te hebben.
1
Het keuzevak mag vrij ingevuld worden mits het vak naar keuze minimaal het niveau heeft van een verbredingsvak én inhoudelijk aan de opleiding Business economics gerelateerd is.
38
OER MSc Business economics 2009-2010
Vakkenlijsten
4.3 Vakkenlijsten 2009-2010 De onderstaande vakkenlijsten zijn tevens verschenen in de facultaire studiegids 2009-2010.
Variant Finance Vakkenlijst variant Finance Vakcode Vaknaam Mastervakken (MV) 80036 Finance Seminar 7631 Caput Commercial Banking 7626 Caput Corporate Finance 85002 Caput Derivatives 7627 Caput Financial markets 7632 Caput Advances in Investment Theory 85003 Caput Fixed Income Risk Management 8650 Caput International Housing Markets 80074 Caput Advanced Corporate Governance 7610E International Financial Economics 80040 Monetary economics and Financial Institutions 80038 Real Estate Finance and Portfolio Management Keuzevakkenlijst variant Finance1 Vakcode Vaknaam
7106 7114 7121 326BE 327BE 322BE 7142 320BE
1
2
Verbredingsvakken (VV) Externe Verslaggeving 1 Management Accounting: Advanced level Economics of Org. and Management 1 Industrial Organisation: Advanced Industrial Organisation: Regulation Micro-economics: Game Theory Monetary economics International economics Mastervakken (MV) Alle mastervakken die bovenstaande 2 verbredingsvakken als ingangseis hebben Alle mastervakken uit de mastervakkenlijsten Finance, Real Estate Finance en Organisation economics
ec
blok
5 5 5 5 5 5 5 5 5 10 10 10
I, III II III I I IV II IV III I+II III / IV III
Type vak
ec
Blok
VV VV VV VV VV AIC AIC AIC
10 10 10 5 5 5 5 5
I + II III + IV I + II II III II II I/III
MV
10
MV
10
MV: mastervak; VV: verbredingsvak. Bij algemeen economische verbredingsvakken wordt een onderscheid gemaakt naar Advanced Intensive Core Courses (AIC) en Advanced Extended Core Courses (AEC). Beide typen van vakken (AIC en AEC) zijn verbredingsvakken. Alleen bij AIC-verbredingsvakken is er een aansluitend mastervak. Voor alle in de keuzevakkenlijst opgenomen vakken geldt dat voldaan moet zijn aan de ingangseisen. Het verbredingsvak dat als ingangseis geldt voor het betreffende mastervak dient of in het bachelor- of in het masterprogramma te zijn opgenomen
39
OER MSc Business economics 2009-2010
Vakkenlijsten
Variant Organisation economics Vakkenlijst variant Organisation economics Vakcode Vaknaam Mastervakken (MV) 7631 Caput Commercial Banking 7626 Caput Corporate Finance 80074 Caput Advanced Corporate Governance 80051 Economics of entrepreneurship 85004 Economics of Org. and Management 2 (EOM 2) 80046 Industrial Organisation 80050 Toegepaste industriële organisatie1 85005 Management Accounting 85011 Competition Policy: Theory and practice
ec
blok
5 5 5 10 10 10 10 10 5
II III III I II III III+IV I+II III
Keuzevakkenlijst variant Organisation economics1 Vakcode Vaknaam
Type vak
ec
Blok
VV IEC VV VV AIC AEC VV VV AEC AEC
10 5 5 10 5 5 10 5 5 5
III+IV I II/ IV I+II II III III+IV IV IV IV
7114 322BE 7128 7140 326BE 327BE 7100 7132 334BEU 335BEU
1
2
Verbredingsvakken (VV) Management Accounting: Advanced level Micro-economics: Game Theory Strategie en Organisatie 2 Theorie van Industriële Organisatie Industrial Organisation: Advanced Industrial Organisation: Regulation Advanced Corporate Finance Human Resource Management (HRM) Micro-economics: Behavioral Game Theory Microeconomics: Labour economics Mastervakken (MV) Alle mastervakken van de accenten entrepreneurship, HRM-OB, Cultural industries en Strategie en Oganisatie binnen de MSc in Business studies alsmede het mastervak Microeconomics (80041) Alle mastervakken uit de mastervakkenlijsten Finance, Real Estate Finance en Organisation economics
MV
MV
Studenten die de Nederlandse taal onvoldoende machtig zijn mogen dit vak vervangen door het verbredingsvak Industrial Organisation, Applied (332BEU, 10 ec, blok III/IV). De vakken Theorie van de Industriële Organisatie (7140) en Industrial Organisation: Advanced and Regulation mogen niet worden gecombineerd.
40
OER MSc Business economics 2009-2010
Vakkenlijsten
Variant Real Estate Finance Vakkenlijst variant Real Estate Finance Vakcode Vaknaam Mastervakken (MV) 80036 Finance Seminar 7631 Caput Commercial Banking 7626 Caput Corporate Finance 85002 Caput Derivatives 7627 Caput Financial markets 7632 Caput Advances in Investment Theory 85003 Caput Fixed Income Risk management 8650 Caput International Housing Markets 80074 Caput Advanced Corporate Governance 80038 Real Estate Finance and Portf. Management 85007 Real Estate Markets and Analysis 85008 Real Estate Valuation and Investments Keuzevakkenlijst variant Real Estate Finance Vakcode Vaknaam Verbredingsvakken (VV) 7136 Detailhandelsmarketing 7121 Economie van organisatie en management 1 7128 Strategie en Organisatie Mastervakken (MV) Alle mastervakken die bovenstaande verbredingsvakken als ingangseis hebben Alle mastervakken uit de mastervakkenlijsten Finance, Real Estate Finance en Organisation economics
ec
Blok
5 5 5 5 5 5 5 5 5 10 10 10
III II III I I IV II IV III III I+II I+II
Type vak
ec
Blok
VV VV VV
5 10 5
I I + II II/IV
MV
10
MV
10
Overgangsregeling keuzevakkenlijst Organisation Economics. Per 1 september 2008 is de keuzevakkenlijst van de variant Organisation Economics ingeperkt: behalve de in de lijst opgenomen verbredingsvakken en alle mastervakken uit de mastervakkenlijsten Finance, Real Estate Finance en Organisation Economics (ongewijzigd t.o.v. vorig studiejaar) mogen verder alleen nog maar de mastervakken van de accenten Entrepreneurship, HRM-OB, Cultural Industries en Strategie en Organisatie binnen de MSc in Business Studies worden gekozen alsmede het mastervak Microeconomics (80041). De nieuwe keuzevakkenlijst Organisation Economics is verplicht voor studenten met ingang van het studiejaar 2008/2009 starten met de masteropleiding. Studenten die aantoonbaar eerder dan 1 september 2008 zijn gestart met de masteropleiding, zijn niet verplicht te voldoen aan deze inperking van de keuzevakkenlijst. Deze studenten dienen wel voor 1 september 2009 te beschikken over een door de Examencommissie goedgekeurd masterstudieprogramma.
41
OER MSc Business economics 2009-2010
Toelating en deficiënties
4.4 Voorwaarden van toelating en deficiënties 4.4.1 Toelating tot de MSc in Business economics (art. 7.30 a,b,c WHW en artikel 20, lid 3 in hoofdstuk 1 van deze OER) 1. Studenten met een voltooide bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde van de Universiteit van Amsterdam, - studierichting Bedrijfseconomie (met variant Financiering, of Vrije Studierichting Financiering, of Vrije variant Financiering, of minorvariant Financiering), of - studierichting Algemene economie (met of de Nederlandstalige of de Engelstalige variant International Economics and Finance), krijgen onvoorwaardelijke toelating tot de MSc in Business economics, variant Finance of variant Real Estate Finance. 2. Studenten met een voltooide bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde van de Universiteit van Amsterdam, studierichting Bedrijfseconomie (met variant Organisatie-economie, of Vrije Studierichting Organisatie-economie, of Vrije variant Organisatie-economie of minorvariant Organisatie-economie), krijgen onvoorwaardelijke toelating tot de MSc in Business economics, variant Organisation economics. 3. Masterstudenten die zijn toegelaten tot een van de Double Degree-programma’s Financiering of Organisation Economics van de FEB-UvA met de Universiteit van Ljubjana (Slovenië), de Norwegian Business School (Oslo, Noorwegen) of de Universiteit Pombeu Fabra (Barcelona, Spanje) en voldoen aan de gestelde eisen met betrekking tot afgeronde vakken krijgen onverwaardelijke toelating tot de opleiding Business Economics, variant Finance of Real Estate Finance. 4. a) Studenten met een afgeronde Beta/Gamma bacheloropleiding van de Universiteit van Amsterdam worden onvoorwaardelijk toegelaten tot de MSc in Business economics, variant Finance en/of variant Real Estate Finance, indien zij in hun Beta/Gamma bacheloropleiding het majorprogramma Financiering hebben opgenomen. Het majorprogramma Financiering (totaal 100 ec) wordt in Bijlage A weergegeven. b) Studenten met een afgeronde Beta/Gamma bacheloropleiding van de Universiteit van Amsterdam worden onvoorwaardelijk toegelaten tot de MSc in Business economics, variant Organisation economics, indien zij in hun Beta/Gamma bacheloropleiding het majorprogramma Organisatie-economie hebben opgenomen. Het majorprogramma Organisatie economie (totaal 100 ec) wordt in Bijlage A weergegeven. 5. Toegang van studenten met een afwijkende vooropleiding zal worden getoetst door de Examencommissie. Uitgangspunt hierbij zijn - voor zover benodigd - de eindtermen van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde, studierichting Bedrijfseconomie, varianten Financiering of Organisatie-economie, van de Universiteit van Amsterdam zoals weergegeven in de Onderwijs- en Examenregeling van die bacheloropleiding. Op grond hiervan kan de Examencommissie besluiten tot onvoorwaardelijke toelating, toelating met deficiënties zoals omschreven in paragraaf 4.5.2, of geen toelating. 6. De algemene voorwaarden en de procedure voor toelating tot een schakel- en deficiëntieprogramma staan beschreven in Bijlage E.
42
OER MSc Business economics 2009-2010
Toelating en deficiënties
4.4.2 Deficiënties (art. 7.30c WHW en artikel 21, lid 3 in hoofdstuk 1 van deze OER) 1. Voor studenten met een afwijkende vooropleiding kan de Examencommissie deficiënties aanduiden die voor die voor toelating tot en/of voor afronding van (onderdelen van) de betreffende opleiding dienen te zijn weggewerkt; de door de Examencommissie aangeduide deficiënties kunnen als ingangseis worden gesteld voor deelname aan mastervakken. Uitgangspunt hierbij zijn - voor zover benodigd - de eindtermen van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde, studierichting Bedrijfseconomie, variant Financiering of Organisatie-economie, van de Universiteit van Amsterdam zoals weergegeven in de Onderwijs- en Examenregeling van die bacheloropleiding. 2. Voor studenten met een afgeronde vierjarige HEAO opleiding (RA, AA, AC, BE) die in het collegejaar 2009-2010 bij de FEB zijn ingestroomd, geldt een specifiek schakelprogramma. Dit schakelprogramma wordt in paragraaf 4.6 weergegeven.
43
OER MSc Business economics 2009-2010
Deficiëntie- en schakelprogramma’s
4.5 Deficiëntie- en schakelprogramma’s 2009-2010 De procedure en de voorwaarden voor toelating tot een schakel- en deficiëntieprogramma staan in Bijlage E weergegeven. Het schakel- of deficiëntieprogramma waartoe de student door de Examencommissie is toegelaten is drie jaar geldig vanaf de eerste 1 september na de datum van toelating. Indien dit programma na drie jaar niet is afgerond dient de student een nieuw verzoek tot toelating in te dienen bij de Examencommissie die vervolgens besluit op welke wijze het programma alsnog afgerond kan worden. In paragraaf 4.6 worden de volgende deficiëntie- of schakelprogramma’s weergegeven:
A. Deficiëntieprogramma voor de varianten Finance en Real Estate Finance binnen de MSc Business economics voor studenten met een BSc in: Economie en Bedrijfskunde, of in Fiscale economie, of in Actuariële Wetenschappen , of in Econometrie en Operationele research. B. Deficiëntieprogramma voor de variant Organisation economics binnen de master Business economics voor studenten met een BSc in: Economie en Bedrijfskunde, of in Fiscale economie, of in Actuariële Wetenschappen, of in Econometrie en Operationele research. C. Schakelprogramma voor de variant Finance en voor de variant Real Estate Finance binnen de MSc Business economics voor studenten met een HEAO opleiding (richtingen AC, AA, RA of BE).
A. Deficiëntieprogramma voor de varianten Finance en Real Estate Finance binnen de MSc Business economics voor studenten met een BSc in Economie en Bedrijfskunde, of met een BSc in Fiscale economie, of met een BSc in Actuariële Wetenschappen , of met een BSc in Econometrie en Operationele research Indien studenten een wetenschappeliijke bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde, of Fiscale economie, of Actuariële Wetenschappen, of Econometrie en Operationele research hebben behaald én de volgende studieonderdelen niet in hun bacheloropleiding hebben opgenomen, dienen zij alvorens toegelaten te kunnen worden tot de mastervariant Finance de volgende deficiënties (maximaal 65 ec) weggewerkt te hebben: • het verbredingsvak Beleggings- en Portefeuilletheorie (10 ec) en het daarbij behorende basisvak Financiering (5 ec); het bedrijfskundige basisvak Corporate Financial Management (5 ec) geldt niet als substituut voor het basisvak Financiering (5 ec); • het verbredingsvak Advanced Corporate Finance (10 ec); • het basisvak Management Accounting: Intermediate level (5 ec); • het steunvak Statistiek 2 (5 ec) of Statistiek H2 (5 ec), of de basisvakken Econometrie 1 en 2 (10 ec) uit de opleiding AEO; • het steunvak Econometrie AE en Onderzoekspracticum (10 ec), of het steunvak Econometrie BE en Onderzoekspracticum (10 ec), of de basisvakken Econometrie 1 en 2 uit de opleiding AEO (10 ec); • de propedeusevakken Management Accounting: Introduction (4 ec) en Financial Acounting (5 ec). B. Deficiëntieprogramma voor de variant Organisation economics binnen de master Business economics voor studenten met een BSc in Economie en Bedrijfskunde, of in Fiscale economie, of in Actuariële Wetenschappen, of in Econometrie en Operationele research
44
OER MSc Business economics 2009-2010
Deficiëntie- en schakelprogramma’s
Indien studenten met een wetenschappelijke bachelor- of masteropleiding Economie en Bedrijfskunde, of Actuariële Wetenschappen, of Econometrie en Operationele research, toegelaten willen worden tot de mastervariant Organisation economics, dienen zij alvorens toegelaten te kunnen worden tot de mastervariant Organisation economics de volgende deficiënties (maximaal 65 ec) weggewerkt te hebben: • het verbredingsvak Economie, Organisatie en Management 1 (10 ec) en het daarbij behorende basisvak Strategisch Management (5 ec); • het verbredingsvak Theorie van Industriële Organisatie (10 ec) en het daarbij behorende basisvak Marktwerking en Mededinging (5 ec); in plaats van het verbredingsvak Theorie van Industriële Organisatie mag een ander verbredingsvak (10 ec) gekozen worden uit de keuzelijst van toegestane verbredingsvakken Organisatie-economie; • de basisvakken Management Accounting: Intermediate level (5 ec) en Financiering (5 ec); ). Het bedrijfskundige basisvak Corporate Financial Management (5 ec) geldt niet als substituut voor het basisvak Financiering (5 ec); • het steunvak Statistiek 2 (5 ec) of Statistiek H2 (5 ec), of de basisvakken Econometrie 1 en 2 (10 ec) uit de opleiding AEO; • het steunvak Econometrie AE en Onderzoekspracticum (10 ec), of Econometrie BE en Onderzoekspracticum (10 ec), of de basisvakken Econometrie 1 en 2 uit de opleiding AEO (10 ec); • de propedeusevakken Financial accounting (5 ec) en Management accounting: Introduction (4 ec). C. Schakelprogramma voor de variant Finance en voor de variant Real Estate Finance binnen de MSc Business economics voor studenten met een afgeronde HEAO opleiding (richtingen AC, AA, RA of BE) Blok I
1
BPT (VV) Marktwerking en Mededinging (BV) Statistiek H1 (SV)
1 2
Blok II
Blok III
Blok IV
BPT (VV) Wetenschapsl. BE (SV)
Adv. Corp. Fin. (VV) Econometrie BE en Onderzoeksprac. (SV) Wiskunde H (SV)
Adv. Corp. Fin. (VV) Econometrie BE en onderzoeksprac. (SV) Strat. Management (BV) of 2 Vastgoedkunde (SV)
Statistiek H2 (SV)
In dit schema heeft elke cel een studielast van 5 ec. Voor de variant Finance dient het basisvak Strategisch management (code 6019) gekozen te worden en voor de variant Real Estate Finance het keuzevak Vastgoedkunde (code 6590).
45
OER MSc Business economics 2009-2010
Deficiëntie- en schakelprogramma’s
46
OER MSc Business studies 2009-2010
Hoofdstuk 5
Masteropleiding Business studies
Studiejaar 2009-2010
47
OER MSc Business studies 2009-2010
48
OER MSc Business studies 2009-2010
Eindtermen
5.1 Eindtermen naar doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude Eindtermen (art.7.13.2.a,b,c WHW en artikel 3, lid 4 in hoofdstuk 1 van deze OER) Doelstelling De opleiding is gericht op vorming tot een academisch niveau van denken en werken. Studenten verwerven kennis van de wetenschappelijke literatuur op het vakgebied van de bedrijfskunde en krijgen training in methoden en vaardigheden om deze kennis toe te passen. Aldus worden de studenten opgeleid voor beroepen waarin op wetenschappelijke niveau met bedrijfskundige kennis wordt gewerkt. De bedrijfskunde als wetenschap houdt zich bezig met het op interdisciplinaire wijze bestuderen van complexe organisatievraagstukken en hun context. Analyses en oplossingen die vanuit één discipline (bijvoorbeeld economie, psychologie, sociologie, politicologie) rationeel zijn, hebben vrijwel altijd consequenties die beter vanuit andere disciplines begrepen kunnen worden. Door middel van een integrale, bedrijfskundige kijk op de vraagstukken kan met alle gevolgen rekening worden gehouden. Het onderwijs en onderzoek in de bedrijfskunde beoogt kennis te ontwikkelen van het ontwerpen, ontwikkelen en verbeteren van organisaties, waardoor deze in hun geheel effectiever worden. Studenten kunnen binnen de opleiding een vakkenpakket samenstellen uit verschillende specialisatiegebieden, accenten genoemd. De eindtermen qua kennis zijn daarom gedeeltelijk gedifferentieerd naar specialisatie. Als specialisatiegebieden (‘accenten’) worden onderscheiden: • Strategie & Organisatie (‘S&O’) • Human Resource Management – Organizational Behaviour (‘HRM-OB’) • Marketing (‘M’) • Informatiemanagement (‘IM’) • Governance and Valuation(‘GV’) • Entrepreneurship (‘E’) • Cultural Industries (‘CI’) Eindtermen qua kennis De opleiding biedt kennis van en inzicht in bedrijfskundige vraagstukken. Dit houdt in dat de afgestudeerde in staat is deze vraagstukken vanuit meerdere invalshoeken te analyseren, alsmede in staat is kritisch te zijn ten opzichte van de in de theorie en praktijk gekozen oplossingen en zelf alternatieven te ontwikkelen waarvoor een deugdelijke grondslag bestaat. Gedetailleerde kennis op hoog academisch niveau wordt gecombineerd met empirisch onderzoek en toepassingen. Studenten hebben na het voltooien van de opleiding kennis van minimaal twee specialisatiegebieden (accenten). De eindtermen voor kennis zijn: a) gespecialiseerde kennis van de essenties van strategische vraagstukken, in samenhang met de (markt-, bedrijfstak- en internationale) omgeving van organisaties, en met de interne structurele, culturele, financieel-economische, informatietechnische en proceskenmerken (S&O-accent); b) gespecialiseerde kennis van theorieën en benaderingen van Human Resources Management en arbeidsverhoudingen op organisatieniveau en hun samenhang met de culturele en maatschappelijke context (HRM-OB-accent); c) gespecialiseerde kennis van en inzicht in de functie, doelstellingen, onderzoeks- en analysetechnieken van marketing binnen verschillende soorten ondernemingen (profit en not-forprofit), en de samenhang hiervan met de maatschappelijke, strategische, economische en organisatorische context (M-accent); d) gespecialiseerde kennis van en inzicht in de doelstellingen, functie en effecten van de typische marketinginstrumenten (marketing-mix, customer relationship management) en hoe deze kunnen
49
OER MSc Business studies 2009-2010
e)
f) g) h)
i) j) k)
l)
Eindtermen
verschillen in verschillende markten (consumentenmarkt, zakelijke markt) en op specifieke toepassingsgebieden (detailhandelmarkt, dienstverlening) (M-accent); gespecialiseerde kennis van de eisen die zowel op strategisch als operationeel niveau van een organisatie, in samenhang met de financieel-economische, organisatorische en marketinguitgangspunten, aan de kennis- en informatievoorziening worden gesteld en de wijze waarop hieraan kan worden voldaan met behulp van informatie- en communicatietechnologie (IM-accent); gespecialiseerde kennis van het analyseren van informatiestromen binnen organisaties, en het vormgeven aan en het managen van complexe informatie infrastructuren (IM-accent); gespecialiseerde kennis van financieringsinstrumenten en treasurymanagement, in relatie tot het doel en de strategie van de onderneming (GV-accent); gespecialiseerde kennis van instrumenten die kunnen worden gebruikt voor de financiële en nietfinanciële aansturing van organisatieonderdelen, alsmede van de contextuele effectiviteit van deze instrumenten (GV-accent); gespecialiseerde kennis van vraagstukken rond de externe verslaggeving van complexe ondernemingen (GV-accent); gespecialiseerde kennis van vraagstukken op het gebied van ondernemerschap (E-accent); gespecialiseerde kennis van theorieën en benaderingen van (strategische) verandering, enter- en intrapreneurship en innovatie, de interne en externe sociaal-politieke krachtenvelden waarbinnen deze plaatsvinden, en de rollen die financieel management, ICT en marketing hierin spelen (alle accenten); gespecialiseerde kennis van het structureren van organisaties en het ontwerp van marktgerichte primaire processen, coördinatie- en controlmechanismen, alsmede van het structureren van ketenverbanden en samenwerkingsrelaties met andere organisaties (alle accenten).
Eindtermen voor vaardigheden a) het kritisch kunnen beoordelen en analyseren van algemene bedrijfskundige vraagstukken; afgestudeerden zijn in staat de belangrijkste in de praktijk levende vraagstukken te analyseren en voor daarmee samenhangende problemen creatieve oplossingsrichtingen aan te dragen; b) het kritisch kunnen beoordelen en analyseren van concrete bedrijfskundige vraagstukken van individuele organisaties; afgestudeerden zijn in staat deze organisaties en hun complexe relaties met klanten en andere stakeholders te ‘lezen’ en te interpreteren, en voor praktische vraagstukken een passende oplossingsrichting aan te dragen; c) het zelfstandig kunnen ontwerpen en uitvoeren van onderzoek met een wetenschappelijk karakter, inclusief het formuleren van een probleemstelling, het vinden en verwerken van de benodigde onderzoeksbronnen, en het systematisch verzamelen, interpreteren en analyseren van relevante praktijkinformatie; dit onderzoek kan zowel een theorievormend of -toetsend karakter hebben, als een toegepast karakter; d) het helder en bondig kunnen rapporteren, zowel schriftelijk als mondeling, over onderzoek van wetenschappelijk niveau, en op basis van dit onderzoek organisaties te adviseren; e) op adequate wijze kunnen communiceren met personen die binnen organisaties in andere disciplines werkzaam zijn. Eindtermen voor attitude a) een houding waarmee constructief in (multidisciplinair) teamverband kan worden samengewerkt; b) een actieve leer- en onderzoekshouding, die voortkomt uit een besef dat men nooit is ‘uitgeleerd’, ook niet wanneer het gaat om bedrijfskundige vraagstukken; c) een besef dat voor het succesvol functioneren van (bedrijfs)organisaties de mens, en de wijze waarop deze in een sociaal-economisch-politieke context acteert, een cruciale rol speelt; d) een besef dat de werkelijkheid van het functioneren van organisaties niet enkelvoudig is, omdat afhankelijk van de invalshoek die wordt gekozen, het begrip van problemen en oorzaken kan verschuiven; dit vereist een open houding naar verschillende (disciplinaire) visies; e) een besef van de internationale, maatschappelijke, culturele en ethische context waarbinnen de bedrijfskunde wordt beoefend.
50
OER MSc Business studies 2009-2010
Programma’s
5.2 Programma’s 2009-2010 Het onderstaande programma is tevens verschenen in de facultaire studiegids 2009-2010. De opleiding wordt Engelstalig aangeboden. Het instroommoment van de opleiding is ofwel per 1 september ofwel per 1 februari. Er worden binnen de opleiding Business studies zeven accenten onderscheiden: • Strategie & Organisatie (‘S&O’) • Human Resource Management – Organizational Behaviour (‘HRM-OB’) • Marketing (‘M’) 1 • Governance and Valuation (‘GV’) • Informatiemanagement (‘IM’) • Entrepeneurship (‘E’) • Cultural Industries (‘CI’) Een accent kan alleen op de cijferlijst worden vermeld, als de student twee mastervakken uit één accent in zijn studieprogramma heeft opgenomen én als de student een masterscriptie heeft geschreven over een onderwerp bij één van de twee binnen een accent vallende mastervakken. Indien een student een accent op de bulbijlage vermeld wil hebben, dient hij goedkeuring bij de examencommissie aan te vragen middels het indienen van een studieprogramma. Daarbij dient de student bij de aanvang van de masterscriptie via het masterscriptieformulier aan te geven of, en zo ja welk accent hij op de bulbijlage vermeld wil hebben. Op de cijferlijst kan binnen een studieprogramma van 60 ec nooit méér dan één accent worden vermeld. Voor vermelding van twee accenten op de cijferlijst moet voldaan zijn aan de volgende vijf voorwaarden: - het totale masterprogramma heeft een omvang van minimaal 80 ec; - er zijn vijf mastervakken in het masterprogramma opgenomen; - de vijf mastervakken hebben betrekking op drie accenten; - per accent zijn niet meer dan twee mastervakken opgenomen; - de opleidingsdirecteur heeft toestemming gegeven om een masterscriptie (20 ec) voor twee accenten te schrijven. Indien aan elk van deze vijf voorwaarden is voldaan, kan elk accent waarvoor twee mastervakken zijn behaald op de cijferlijst worden vermeld. Het programma van de opleiding bestaat uit: • 30 ec aan Mastervakken. Elke student kiest drie mastervakken uit minimaal twee accenten. Per accent mogen maximaal 2 mastervakken in het programma worden opgenomen. Maximaal één mastervak mag gekozen worden uit het aanbod van mastervakken buiten de opleiding; vereist wordt dat het betreffende mastervak inhoudelijk gerelateerd is aan de masteropleiding Business studies. Het mastervak kan gevolgd worden aan de FEB, bij een andere faculteit van de UvA of bij een andere Universiteit, maar vooraf dient goedkeuring van de Examencommissie te worden verkregen; • 5 ec aan Professional and Research Oriëntation (‘PRO’). • 5 ec aan Research Project • 20 ec aan de Masterthesis
1
Het accent Governance and Valuation heette voorheen het accent Financieel Management.
51
OER MSc Business studies 2009-2010
Programma’s
Het studieprogramma van de opleiding Business studies kent de volgende opbouw: Bij instroom in 1e semester 1e semester Blok I Blok II Mastervak 1 (10 ec)
2e semester Blok III
Januari Research Project (5 ec)
Mastervak 2 (10 ec)
Blok IV
Juni-juli
Mastervak 3 (10 ec) Masterthesis (20 ec)
Professional and Research Oriëntation (5 ec)
Bij instroom in 2e semester 2e semester Blok III Blok IV Mastervak 1 (10 ec)
1e semester Blok I
Juni-juli Research Project (5 ec)
Mastervak 2 (10 ec)
Blok II
Mastervak 3 (10 ec) Masterthesis (20 ec)
Professional and Research Oriëntation (5 ec)
52
Januari
OER MSc Business studies 2009-2010
Vakkenlijsten
5.3 Vakkenlijsten 2009-2010 De onderstaande mastervakkenlijst is tevens verschenen in de facultaire studiegids 2009-2010. Vakkenlijst MSc Business studies Vakcode Vaknaam Ec Blok Mastervakken (MV) Accent Strategie & Organisatie (‘S&O’) 80033 Strategy and Competitive Advantage 10 I+II 8651 Strategy and Sustainability 10 III+IV 1 80075 10 III+IV Strategy, Organisation & Context 1 80076 International Strategic Management 10 I+II/III+IV Accent Human Resource Management – Organizational Behaviour (‘HRM-OB’) 8648 HRM: Advanced Topics 10 I+II 8649 HRM: Personnel Selection and Assessment 10 III+IV 80058 Leadership 10 III+IV Accent Informatiemanagement(‘IM’) 80029 ICT and Services 10 I+II 80078 Information and Innovation 10 III+IV Accent Marketing(‘M’) 2 80056 10 III+IV Consumer Behavior 80023 10 I+II Services Marketing3 80077 10 I+II Marketing Strategy4 5 8652 10 III+IV International Marketing 80025 10 III+IV Retailmarketing6 Accent Governance and Valuation (‘GV’) 80044 Valuation and Value Based Management 10 I+II 80045 Internal and External Governance 10 III+IV Accent Entrepreneurship (‘E’) 80026 International Entrepreneurship 10 I+II / III+IV 80062 Entrepreneurial Finance 10 III+IV Accent Cultural Industries(‘CI’) 80059 Strategic Management Theory: the Cultural Industries 10 I+II 80063 Cultural Entrepreneurship and Innovation 10 I+II Algemene Modules 80034 Professional and Research Orientation 5 I+II / III+IV 80086
1
2 3 4 5 6 7
Research Project
7
5
januari / juni + juli
De vakken Strategy, Organisation & Context (80075) en International Strategic Management (80076) mogen niet worden gecombineerd met het vak Strategy, Organisation & Context (80031) dat tot 1 september 2008 aan de FEB werd gedoceerd. Dit vak heette voorheen Marketing Management: Consumer Behavior. Dit vak heette voorheen Marketing Management: Services Marketing. Dit vak heette voorheen Marketing Management: Marketing Strategy. Dit vak heette voorheen Marketing Management: International Marketing. Dit vak heette voorheen Marketing Management: Retailmarketing. Dit vak heette voorheen Project Design Masterthesis Research.
53
OER MSc Business studies 2009-2010
Toelating en deficiënties
5.4 Voorwaarden van toelating en deficiënties 5.4.1 Toelating tot de MSc in Business studies (art. 7.30 a,b,c WHW en artikel 20, lid 4 in hoofdstuk 1 van deze OER) 1. Studenten met een voltooide bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde, studierichting Bedrijfskunde van de Universiteit van Amsterdam krijgen onvoorwaardelijke toelating tot de MSc in Business studies. 2. Studenten met een major Bedrijfskunde binnen een volledig afgeronde Beta-Gamma bacheloropleiding van de Universiteit van Amsterdam krijgen onvoorwaardelijke toelating tot de MSc in Business studies. Het majorprogramma staat beschreven in Bijlage A. 3. Studenten van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) met een volledig afgerond HvA Honours Programme Business studies én met een volledig afgeronde HBO opleiding kunnen onder bepaalde voorwaarden toelating krijgen tot de MSc in Business studies. De voorwaarden die gelden voor toelating staan beschreven in Bijlage A. 4. Toegang van studenten met een afwijkende vooropleiding zal worden getoetst door de Examencommissie. Uitgangspunt hierbij zijn - voor zover benodigd - de eindtermen qua kennis van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde, studierichting Bedrijfskunde van de Universiteit van Amsterdam zoals weergegeven in de Onderwijs- en Examenregeling van die bacheloropleiding. Op grond hiervan kan de Examencommissie besluiten tot onvoorwaardelijke toelating, toelating met deficiënties zoals omschreven in paragraaf 5.5.2, of geen toelating. 5. De algemene voorwaarden en de procedure voor toelating tot een schakel- en deficiëntieprogramma staan beschreven in Bijlage E.
5.4.2 Deficiënties (art. 7.30c WHW en artikel 21, lid 4 in hoofdstuk 1 van deze OER)
. 1. Voor studenten met een afwijkende vooropleiding kan de Examencommissie deficiënties aanduiden die voor die voor toelating tot en/of voor afronding van (onderdelen van) de betreffende opleiding dienen te zijn weggewerkt; de door de Examencommissie aangeduide deficiënties kunnen als ingangseis worden gesteld voor deelname aan mastervakken. Uitgangspunt hierbij zijn - voor zover benodigd - de eindtermen qua kennis van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde, studierichting Bedrijfskunde van de Universiteit van Amsterdam zoals weergegeven in de Onderwijs- en Examenregeling van die bacheloropleiding. 2. Voor studenten met een afgeronde HEAO opleiding die in het collegejaar 2009-2010 bij de FEB zijn ingestroomd, geldt een specifiek schakelprogramma. Dit schakelprogramma wordt in paragraaf 5.6 hierna weergegeven. 3. Voor studenten met een afgeronde wetenschappelijke bachelor- of masteropleiding geldt een specifiek deficiëntieprogramma. Dit deficiëntieprogramma wordt in paragraaf 5.6 hierna weergegeven.
54
OER MSc Business studies 2009-2010
Schakel- en deficiëntieprogramma’s
5.5 Schakel- en deficiëntieprogramma’s 2009-2010 De procedure en de voorwaarden voor toelating tot een schakel- en deficiëntieprogramma staan in Bijlage E weergegeven. Het schakel- of deficiëntieprogramma waartoe de student door de Examencommissie is toegelaten is drie jaar geldig vanaf de eerste 1 september na de datum van toelating. Indien dit programma na drie jaar niet is afgerond dient de student een nieuw verzoek tot toelating in te dienen bij de Examencommissie die vervolgens besluit op welke wijze het programma alsnog afgerond kan worden. Voor de volgende twee groepen studenten zijn schakel- en deficiëntieprogramma’s opgesteld: 1. Studenten met een aanverwante HBO bachelor of met een niet aanverwante wetenschappelijke bachelor- of masteropleiding. 2. Studenten met een aanverwante wetenschappelijke bachelor- of masteropleiding. Een bedrijfskundig aanverwante bacheloropleiding bevat minimaal 30 studiepunten aan voor de FEB bedrijfskundig relevante vakken in de postpropedeutische fase van de betreffende opleiding. Of een opleiding voldoende verwant is wordt beoordeeld door de Examencommissie. Schakelprogramma Business studies (60 ec) voor studenten met een aanverwante HBO bachelor of met een niet aanverwante wetenschappelijke BSc of MSc opleiding Blok I Blok II IIa (Jan.) Blok III Blok IV IVa (Juni/juli) Strategisch management (BV)
Statistiek H1 (SV)
Informatiemanagement (VV)
Financiering (BV)1
MR 3H: Kwalitatieve Onderzoeksmethoden (SV)
Management Research 1: Inleiding Wetenschappelijk Onderzoek (SV)
Wiskunde H (SV)
Human Resource Management (VV)
Marketing management (VV)
Strategie en Organisatie (VV)
Project 3: Wet. Atelier (IP)
Management Research 2: Kwantitatieve Onderzoeksmethoden (SV)
Per 1 september 2008 wordt bovenstaande schakelprogramma ook in het Engels aangeboden.
1
Studenten met een HBO-opleiding BE, RA, AA of AC krijgen standaard vrijstelling voor dit basisvak.
55
OER MSc Business studies 2009-2010
Schakel- en deficiëntieprogramma’s
Deficiëntieprogramma’s Business studies (25 ec) voor studenten met een aanverwante wetenschappelijke BSc of MSc opleiding Instroom per 1 september1 Blok I Blok II Informatiemanagement (VV) Human Resource Management (VV)
Marketing Management (VV) Strategie en Organisatie (VV) Financiering (BV)
Instroom per 1 februari2 Blok III
Blok IV
Intermediate Financial Accounting (VV) Marketing Management (VV)
Human Resource Management (VV) Strategie en Organisatie (VV) E-Business (VV)
Per 1 september 2008 wordt bovenstaande deficiëntieprogramma ook in het Engels aangeboden. Per 1 september 2009 is in bovenstaande programma’s het basisvak Corporate Financial Management (code 6021) vervangen door het basisvak Financiering. Het vak Corporate Financial Management is daarmee komen te vervallen. In beginsel volgen alle studenten per 1 september 2009 het nieuwe programma. Voor studenten die Corporate Financial Management al hebben behaald geldt dat zij dit vak kunnen opnemen in plaats van Financiering. Studenten die het programma voor 1 september 2009 zijn begonnen maar Corporate Financial Management nog niet behaald hebben, worden ten zeerste geadviseerd het basisvak Financiering te volgen. Aan hen wordt in 2009-2010 nog eenmaal de mogelijkheid geboden tentamen te doen in het vervallen vak Corporate Financial Management.
1
De invulling van het deficiëntieprogramma is afhankelijk van het moment van instroom. Elke cel heeft een studielast van 5 ec.
56
OER MSc Econometrics 2009-2010
Hoofdstuk 6
Masteropleiding Econometrics
Studiejaar 2009-2010
57
OER MSc Econometrics 2009-2010
58
OER MSc Econometrics 2009-2010
Eindtermen
6.1 Eindtermen naar doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude Eindtermen (art. 7.13.2.a,b,c WHW en artikel 3, lid 5 in hoofdstuk 1 van deze OER) Doelstelling De opleiding is gericht op vorming tot een academisch niveau van denken en werken. Studenten verwerven kennis van de wetenschappelijke literatuur op het vakgebied van de econometrie (inclusief wiskundige economie) en krijgen training in methoden en vaardigheden om deze kennis toe te passen. Aldus worden zij opgeleid tot beroepen in bedrijf, beleid of onderzoek waarin op een wetenschappelijk niveau met econometrische kennis wordt gewerkt. Voortbouwend op de brede kennis van de econometrie en wiskundige economie, opgedaan in de bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research of een equivalente vooropleiding, vindt een verdere specialisatie plaats. Deze specialisatie betreft de algemene econometrie (gericht op het ontwikkelen en toepassen van schattings- en toetsingsmethoden), de financiële econometrie (gericht op het empirisch analyseren van financiële markten), of de wiskundige economie (gericht op wiskundige modellen van de economie). De opleiding bereidt met name voor op onderzoeksfuncties, onder andere bij marktanalyse-, advies- of onderzoeksbureaus, financiële instellingen, of (semi-) overheidsinstellingen zoals het Centraal Plan Bureau of een ministerie. Daarnaast biedt deze opleiding, voor kandidaten met gebleken geschiktheid, toegang tot een aansluitend promotietraject. Eindtermen qua kennis De opleiding biedt kennis en inzicht in econometrische vraagstukken gericht op zowel nationale als internationale ontwikkelingen en opvattingen. Inzicht in vraagstukken houdt in dat de afgestudeerde in staat is deze vanuit theoretische concepten te analyseren, alsmede in staat is kritisch te zijn ten opzichte van de in de theorie en praktijk gekozen oplossingen voor problemen en zelf alternatieve oplossingen te ontwerpen waarvoor een deugdelijke grondslag bestaat. Qua inhoudelijke kennis wordt per studieonderdeel een niveau geëist dat de student tot specialist op (een deel van) een vakgebied maakt. Gedetailleerde kennis op hoog academisch niveau wordt gecombineerd met praktijkvoorbeelden en toepassingen. Studenten hebben na het voltooien van de opleiding de volgende kennis. a) Uitgebreide kennis van één van de volgende toepassingsgebieden binnen de econometrie of wiskundige economie: micro-econometrie, financiële econometrie, marktonevenwichtigheden en niet-lineaire dynamiek, toepassingen van de speltheorie. b) Begrip van de toepasbaarheid, reikwijdte en beperkingen van econometrische methoden in praktijksituaties. Eindtermen qua vaardigheden a) Het zelfstandig kunnen verrichten van onderzoek, wat onder meer inhoudt het formuleren van een probleemstelling met daarbij een planning voor de aanpak en de uitvoering van het onderzoek. b) In staat zijn een praktijkprobleem te vertalen naar een probleemstelling welke met econometrische en wiskundig economische methoden kan worden geanalyseerd, en de resultaten van dergelijke analyses terug te vertalen naar de praktijksituatie. c) In staat zijn zich in korte tijd in te werken in een ander deelgebied dan de gekozen specialisatie. d) In staat zijn de nieuwe ontwikkelingen op het vakgebied bij te houden.
59
OER MSc Econometrics 2009-2010
Eindtermen
Eindtermen qua attitude a) Een onderzoeksmatige instelling; b) Een primair kwantitatieve en analytische benadering van praktische maatschappelijke dan wel bedrijfsmatige probleemstellingen; c) Een besef van de maatschappelijke context waarbinnen het vak wordt beoefend; dit houdt onder meer in een besef van de maatschappelijke rol van op econometrische analyses gebaseerde beleidsaanbevelingen (zowel bij de overheid als in het bedrijfsleven); d) Het vermogen om zowel zelfstandig te functioneren, als in teamverband constructief samen te werken; e) Een multidisciplinaire instelling.
60
OER MSc Econometrics 2009-2010
Programma’s
6.2 Programma’s 2009-2010 Het onderstaande programma is tevens verschenen in de studiegids 2009-2010. De opleiding wordt Engelstalig aangeboden. Het instroommoment van de opleiding is per 1 september. De algemene structuur van de opleiding Econometrics is als volgt: Eerste Semester Blok I Adv. Ectrics 1 Gen. Eq. Theory Vak naar keuze1
Tweede Semester Blok III
Blok II 5 5 5
Adv. Ectrics 2 Game Theory Vak naar keuze
5 5 5
Vak naar keuze Vak naar keuze Vak naar keuze
Blok IV 5 5 5
Masterscriptie
15
1. Master courses Econometrics: verplicht (4 vakken; 20 ec): • Advanced Econometrics 1 (5 ec; blok I) • Advanced Econometrics 2 (5 ec; blok II) • Game Theory (5 ec; blok II) • General Equilibrium Theory (5 ec; blok I) 2. Master courses Econometrics: keuzelijst (3 vakken; 15 ec): • Caput Mathematical Economics 12 (5 ec; blok II) 3 (5 ec; blok III) • Caput Mathematical Economics 2 • Financial Econometrics (5 ec; blok III) • Micro-Econometrics (5 ec; blok III) • Nonlinear Economic Dynamics (5 ec; blok I) • Stochastic Calculus (5 ec; blok IV) 3. Field courses: verbredings- of mastervakken naar keuze (10 ec): Verbredings- of mastervakken (totaal 10 ec) te kiezen uit vakkenlijst van de opleiding Economics (in alle gevallen blijven gestelde ingangseisen van kracht) of uit bovenstaande lijst Econometrie van master courses naar keuze. In overleg met de opleidingsdirecteur mogen ook verbredings- of mastervakken uit andere masteropleidingen als keuzevak opgenomen worden indien deze inhoudelijk aan het studieprogramma gerelateerd zijn en hiervoor goedkeuring van de Examencommissie is verkregen. 4. Masterthesis (15 ec) Binnen de algemene structuur van de opleiding Econometrics kunnen de volgende vier varianten worden onderscheiden: • Econometrics • Financial econometrics • Mathematical economics • Vrije variant 1
2
3
Tenminste 15 ec van de totale vrije keuzeruimte van 25 ec moet worden ingevuld met vakken van de Keuzelijst: Mastercourses Econometrics. De resterende vrije keuzeruimte mag worden opgevuld met verbredings- en/of mastervakken van de opleiding Economics. Capita Mathematical Economics 1 en 2 hebben een jaarlijks variërende invulling, met onderwerpen als evolutionaire speltheorie, veilingen, keuzetheorie, begrensde rationaliteit, dynamische optimalisatie, en toepassingen niet-lineaire economische dynamica. Zie voetnoot 2
61
OER MSc Econometrics 2009-2010
Programma’s
Een variant kan op de cijferlijst vermeld worden, indien dit op het masterscriptieformulier aangevraagd wordt. De vrije variant wordt niet als zodanig op de cijferlijst vermeld. Wie een combinatie kiest die niet als zodanig is te onderscheiden, krijgt geen vermelding van een variant op zijn cijferlijst. Studenten die een studieprogramma volgen dat voldoet aan de bovenstaande algemene structuur maar niet aan de onderstaande eisen van een van de drie varianten Econometrics, Financial Econometrics of Mathematical economics, studeren af in de Vrije variant econometrie. Eisen variant Econometrics • Master courses (35 ec) o Advanced Econometrics 1 (5 ec) o Advanced Econometrics 2 (5 ec) o General Equilibrium Theory (5 ec) o Game Theory (5 ec) o Financial econometrics (5 ec) o Micro-econometrics (5 ec) o Master course naar keuze uit bovenstaande lijst Econometrie (5 ec) • Field courses (10 ec): Zie hiervoor de eisen met betrekking tot de Field courses bij de algemene structuur van de opleiding Econometrics. • Thesis over een econometrisch onderwerp (15 ec) 1
Eisen variant Financial econometrics • Master courses (35 ec) o Advanced Econometrics 1 (5 ec) o Advanced Econometrics 2 (5 ec) o General Equilibrium Theory (5 ec) o Game Theory (5 ec) o Financial Econometrics (5 ec) o Stochastic Calculus (5 ec) o Master course naar keuze uit bovenstaande lijst Econometrie (5 ec) • Field courses naar keuze (10 ec) o Caput Derivatives (5 ec) o Field course naar keuze (5 ec) Zie hiervoor de eisen met betrekking tot de Field courses bij de algemene structuur van de opleiding Econometrics. • Thesis over een financieel-econometrisch onderwerp (15 ec) Eisen variant Mathematical economics • Master courses (35 ec): o Advanced Econometrics 1 (5 ec) o Advanced Econometrics 2 (5 ec) o General Equilibrium Theory (5 ec) o Game Theory (5 ec) o Nonlinear Economic Dynamics (5 ec) o Caput Mathematical Economics 1 of 2 (5 ec) o Master course naar keuze uit bovenstaande lijst Econometrie (5 ec) • Field courses naar keuze (10 ec): Zie hiervoor de eisen met betrekking tot de Field courses bij de algemene structuur van de opleiding Econometrics. • Thesis over een wiskundig-economisch onderwerp (15 ec) 1
Voor de variant Financial econometrics moet het verbredingsvak Beleggings- en Portefeuilletheorie ofwel in de bacheloropleiding gevolgd zijn ofwel als field course in het masterprogramma (dat dan een omvang van 65 ec krijgt) worden opgenomen.
62
OER MSc Econometrics 2009-2010
Programma’s
Eisen Vrije variant • Master courses (35 ec) o Advanced Econometrics 1 (5ec) o Advanced Econometrics 2 (5 ec) o General Equilibrium Theory (5 ec) o Game Theory (5 ec) o 15 ec aan Mastercourses naar keuze uit bovenstaande lijst Econometrie • Field courses (10 ec) Zie hiervoor de eisen met betrekking tot de field courses bij de algemene structuur van de opleiding Econometrics. • Thesis over een onderwerp op het gebied van de econometrie en/of wiskundige economie of op het grensgebied met actuariaat of operations research (15 ec).
63
OER MSc Econometrics 2009-2010
Vakkenlijst
6.3 Vakkenlijsten 2009-2010 De onderstaande vakkenlijst is tevens verschenen in de facultaire studiegids 2007-2008. Vakkenlijst MSc Econometrics Vakcode Vaknaam Mastervakken (MV) 80001 Advanced Econometrics 1 80002 Advanced Econometrics 2 85010 Caput Mathematical Economics 1 85009 Caput Mathematical Economics 2 80011 Financial Econometrics 80012 Game Theory 80013 General Equilibrium Theory 80016 Micro-Econometrics 80017 Nonlinear Economic Dynamics 80020 Stochastic Calculus
ec
blok
5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
I II II III III II I III I IV
Keuzevakkenlijst In de keuzeruimte dienen verbredings- of mastervakken (maximaal 10 ec) gekozen te worden uit de vakkenlijst van de opleiding Economics of uit de keuzelijst van de master courses Econometrics in paragraaf 6.2. In overleg met de opleidingsdirecteur mogen ook verbredings- of mastervakken uit andere masteropleidingen als keuzevak opgenomen worden indien deze inhoudelijk aan het studieprogramma gerelateerd zijn en hiervoor goedkeuring van de Examencommissie is verkregen. Caput Derivatives Het mastervak Caput Derivatives (85002) is een verplicht vak voor de variant Finacial Econometrics, maar kan binnen de andere varianten als keuzevak worden opgenomen. Aan het onderwijs en het tentamen van het mastervak Caput Derivatives mag alléén worden deelgenomen als het verbredingsvak Beleggings- en Portefeuilletheorie (7101) in het bachelor- dan wel masterprogramma is opgenomen en behaald.
64
OER MSc Econometrics 2009-2010
Toelating en deficiënties
6.4 Voorwaarden van toelating en deficiënties 6.4.1 Toelating tot de MSc in Econometrics (art. 7.30 a,b,c WHW en artikel 20, lid 5 in hoofdstuk 1 van deze OER) 1. Studenten met een voltooide bacheloropleiding Econometrie en Operationele research, variant Econometrie of minorvariant Econometrie van de Universiteit van Amsterdam krijgen onvoorwaardelijke toelating tot de MSc in Econometrics. 2. Masterstudenten die zijn toegelaten tot een van de Double Degree-programma’s in Econometrics en Mathematics en voldoen aan de gestelde eisen met betrekking tot afgeronde vakken (zie bijlage A) krijgen onverwaardelijke toelating tot de opleiding Econometrics. 3. Toegang van studenten met een afwijkende vooropleiding zal worden getoetst door de Examencommissie. Uitgangspunt hierbij zijn - voor zover benodigd - de eindtermen van de bacheloropleiding Econometrie en Operationele research, variant Econometrie van de Universiteit van Amsterdam zoals weergegeven in de Onderwijs- en Examenregeling van die bacheloropleiding. Op grond hiervan kan de Examencommissie besluiten tot onvoorwaardelijke toelating, toelating met deficiënties zoals omschreven in paragraaf 6.5.2 of geen toelating. 4. De algemene voorwaarden en de procedure voor toelating tot een schakel- en deficiëntieprogramma staan beschreven in Bijlage E.
6.4.2 Deficiënties (art. 7.30c WHW en artikel 21, lid 5 in hoofdstuk 1 van deze OER) 1. Voor studenten met een afwijkende vooropleiding kan de Examencommissie deficiënties aanduiden die voor toelating tot en/of voor afronding van (onderdelen van) de betreffende opleiding dienen te zijn weggewerkt; de door de Examencommissie aangeduide deficiënties kunnen als ingangseis worden gesteld voor deelname aan mastervakken. Uitgangspunt hierbij zijn - voor zover benodigd de eindtermen van de bacheloropleiding Econometrie en Operationele research, variant Econometrie van de Universiteit van Amsterdam zoals weergegeven in de Onderwijs- en Examenregeling van die bacheloropleiding. 2. Voor studenten met een wetenschappelijke bacheloropleiding in de Econometrie en Operationele research, variant ORM, of in de Actuariële Wetenschappen, is een deficiëntieprogramma (maximaal 30 ec) vastgesteld, dat na volledige afronding toegang geeft tot de MSc in Econometrics. Dit deficiëntieprogramma staat in paragraaf 6.6 weergegeven. 3. Voor studenten met een wetenschappelijke bachelor- of masteropleiding in de Wiskunde, of in de Natuurkunde, of in een equivalente exacte opleiding die tot de MSc in Econometrics toegelaten willen worden, is een deficiëntieprogramma (maximaal 35 ec) vastgesteld, dat na volledige afronding toegang geeft tot de MSc in Econometrics. Dit deficiëntieprogramma staat in paragraaf 6.6 weergegeven. 4. Voor studenten met een wetenschappelijke bachelor- of masteropleiding in de Economie en Bedrijfskunde, die tot de MSc in Econometrics toegelaten willen worden, is een deficiëntieprogramma (maximaal 65 ec) vastgesteld, dat na volledige afronding toegang geeft tot de MSc in Econometrics. Dit deficiëntieprogramma staat in paragraaf 6.6 weergegeven. 5. Voor studenten die aan een buitenlandse universiteit een bachelor- of masteropleiding afgerond hebben in de Wiskunde, of Statistiek, of Natuurkunde, of in een equivalente exacte opleiding, kunnen via het zogenaamde Prerequisites Program for MSc Econometrics toelating tot de MSc in Econometrics verkrijgen. Dit deficiëntieprogramma staat in paragraaf 6.6 beschreven. In plaats
65
OER MSc Econometrics 2009-2010
Toelating en deficiënties
daarvan kan een student ook een verzoek bij de Examencommissie indienen om een deficiëntieprogramma te volgen zoals bovengenomed in lid 3.
66
OER MSc Econometrics 20082009
Deficiëntieprogramma’s
6.5 Deficiëntieprogramma’s 2009-2010 De procedure en de voorwaarden voor toelating tot een schakel- en deficiëntieprogramma staan in Bijlage E weergegeven. Het deficiëntieprogramma waartoe de student door de Examencommissie is toegelaten is drie jaar geldig vanaf de eerste 1 september na de datum van toelating. Indien dit programma na drie jaar niet is afgerond dient de student een nieuw verzoek tot toelating in te dienen bij de Examencommissie die vervolgens besluit op welke wijze het programma alsnog afgerond kan worden. Voor alle hierna volgende deficiëntieprogramma’s geldt dat, als een student de variant Financial econometrics binnen de MSc in Econometrics wil volgen, hij verplicht is om ofwel in zijn deficiëntieofwel in zijn masterprogramma het verbredingsvak Beleggings- en Portefeuilletheorie (BPT) op te nemen. Indien het verbredingsvak Beleggings- en Portefeuilletheorie (BPT) als field course in het masterprogramma wordt opgenomen, krijgt het masterprogramma Financial Econometrics een totale omvang van 65 ec. 1. Deficiëntieprogramma Econometrie (30 ec) voor studenten met ofwel een bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research, variant ORM, ofwel een bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen Indien studenten ofwel een bacheloropleiding Econometrie en Operationele Research, variant ORM, ofwel een bacheloropleiding Actuariële Wetenschappen hebben behaald én de volgende studieonderdelen niet in hun bacheloropleiding hebben opgenomen, dienen zij alvorens toegelaten te kunnen worden tot de MSc in Econometrics, de volgende deficiënties weggewerkt te hebben: - het steunvak Dynamische Systemen (5 ec); - het verbredingsvak Econometrie 3 (5 ec); - het verbredingsvak Tijdreeksanalyse (5 ec); - het verbredingsvak Wiskundige Economie B (5 ec) en de daarbij behorende basisvakken Wiskundige Economie A (5 ec) en Inleiding Speltheorie (5 ec). 2. Deficiëntieprogramma Econometrie (35 ec) voor studenten met een wetenschappelijke bachelor- of masteropleiding in de Wiskunde of in de Natuurkunde of in een equivalente exacte opleiding Indien studenten een wetenschappelijke bachelor- of masteropleiding in de Wiskunde, of in de Natuurkunde, of in een equivalente exacte opleiding hebben behaald, dienen zij alvorens toegelaten te kunnen worden tot de MSc in Econometrics, de volgende deficiënties weggewerkt te hebben: - de steunvakken KRS 3 (5 ec) en KRS 4 (5 ec) - het verbredingsvak Econometrie 3 (5 ec) - het verbredingsvak Tijdreeksanalyse (5 ec) - het verbredingsvak Wiskundige Economie B (5 ec) en de daarbij behorende basisvakken Wiskundige Economie A (5 ec) en Inleiding Speltheorie (5 ec) 3. Deficiëntieprogramma Econometrie (65 ec) voor studenten met een wetenschappelijke bachelor- of masteropleiding in de Economie en Bedrijfskunde Indien studenten een wetenschappelijke bachelor- of masteropleiding in de Economie en Bedrijfskunde hebben behaald, dienen zij alvorens toegelaten te kunnen worden tot de MSc in Econometrics, de volgende deficiënties weggewerkt te hebben:
67
OER MSc Econometrics 20082009
-
Deficiëntieprogramma’s
de steunvakken KRS 3 (5 ec) en KRS 4 (5 ec) de propedeusevak Wiskunde AEO III (5 ec) het steunvakken Wiskunde AEO IV (5 ec) en Wiskunde AEO V (5 ec) het steunvak Dynamische Systemen (5 ec) het verbredingsvak Econometrie 3 (5 ec) en de daarbij behorende basisvakken Econometrie 1 (5 ec) en Econometrie 2 (5 ec) het verbredingsvak Tijdreeksanalyse (5 ec) het verbredingsvak Wiskundige Economie B (5 ec) en de daarbij behorende basisvakken Wiskundige Economie A (5 ec) en Inleiding Speltheorie (5 ec)
4. Prerequisites Programme Econometrics voor studenten die aan een buitenlandse universiteit een bachelor- of masterdiploma behaald hebben in de Wiskunde, of in de Statistiek, of in de Natuurkunde, of in een equivalente exacte opleiding Studenten die aan een buitenlandse universiteit een bachelor- dan wel masterdiploma behaald hebben in de Wiskunde of in de Statistiek of in de Natuurkunde of in een equivalente exacte opleiding kunnen via het zogenaamde Prerequisites Programme for MSc in Econometrics toelating tot de MSc in Econometrics verkrijgen. Dit zogenaamde Prerequisites Programme for MSc in Econometrics bestaat uit de volgende vier kennisgebieden: Mathematics, Statistics, Econometrics en ten slotte Mathematical Economics. Om voor toelating tot de MSc in Econometrics in aanmerking te komen, moet de student aangetoond hebben op elk kennisgebied over voldoende kennis te beschikken dan wel vrijstelling te hebben verkregen.
Om aan het Prerequisites Programme for MSc in Econometrics te kunnen deelnemen dient de student zich eerst aan te melden voor de MSc in Econometrics. De examencommissie bepaalt dan voor welk van de vier kennisgebieden de voorkennis onvoldoende is. Voor elk van de vier kennisgebieden wordt twee maal per jaar een schriftelijke toets geboden, namelijk één in januari en één in juni. De Examencommissie kan ook besluiten een deficiëntieprogramma vast te stellen zoals bovengenoemd in lid 2.
68
OER MSc Economics 2009-2010
Hoofdstuk 7
Masteropleiding Economics
Studiejaar 2009-2010
69
OER MSc Economics 2009-2010
70
OER MSc Economics 2009-2010
Eindtermen
7.1 Eindtermen naar doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude Eindtermen (art. 7.13.2.a,b,c WHW en artikel 3, lid 6 in hoofdstuk 1 van deze OER) Doelstelling De opleiding is gericht op vorming tot een academisch niveau van denken en werken. Studenten verwerven kennis van de wetenschappelijke literatuur op het gebied van de economische wetenschap en krijgen training in methoden en vaardigheden om deze kennis toe te passen. Aldus worden de studenten opgeleid voor beroepen waarin op wetenschappelijk niveau met economische kennis wordt gewerkt. De economische wetenschap bestudeert menselijk gedrag en maatschappelijke verhoudingen, instituties en processen in relatie met de aanwending en verdeling van schaarse alternatief aanwendbare middelen. Hiertoe is in de economische wetenschap een uitgebreid analysekader ontwikkeld. In de masteropleiding verdiepen studenten hun kennis van dit analysekader en leren het toe te passen op de probleemstellingen van de vakgebieden waarin zij zich specialiseren. De opleiding biedt een aantal specialisaties waaruit de student, geleid door zijn belangstelling en/of beroepsperspectief, kan kiezen. Eindtermen qua kennis De student neemt kennis van de theorieën en het analysekader van de moderne economische wetenschap en leert deze toe te passen op praktische vraagstukken. Daarbij heeft de student tevens oog voor de beperkingen van deze theorieën en dit analysekader alsmede hun toepassingen in de praktijk. Qua inhoudelijke kennis wordt een niveau geëist dat de student tot specialist op (een deel van) een vakgebied maakt. Na het voltooien van de opleiding hebben studenten dergelijke kennis op minimaal twee van de volgende vakgebieden: a) b) c) d) e) f) g) h) i)
Macro-economie Micro-economie Geschiedenis en Methodologie van de Economische Wetenschap Internationale Economische Betrekkingen Economie van de Publieke Sector Ontwikkelingseconomie Monetaire Economie en Financiële Instellingen Internationale Financiële Economie Industriële Organisatie
Meer in het bijzonder zijn in het kader van deze vakgebieden de volgende vaardigheden en attitudes verworven. Eindtermen qua vaardigheden a) Het kunnen beoordelen van wetenschappelijk onderzoek op het vakgebied. b) Het kunnen verrichten van onderzoek op wetenschappelijk niveau. Het laatste houdt in dat de student in staat is: een gemotiveerde onderzoekbare probleemstelling te formuleren, de voor het onderzoek benodigde bronnen te vinden, een gemotiveerde keuze te maken uit de beschikbare methoden om het probleem te analyseren en tevens deze methoden toe te passen. c) Het helder en bondig kunnen rapporteren over wetenschappelijk onderzoek, zowel mondeling als schriftelijk.
71
OER MSc Economics 2009-2010
Eindtermen
Eindtermen qua attitude Aan het eind van de opleiding beschikt de student over de volgende attitudes: a) Een interdisciplinaire c.q. multidisciplinaire instelling; b) Het vermogen om zelfstandig te functioneren, maar ook om constructief in teamverband samen te werken; c) Besef van de maatschappelijke context waarbinnen de economische wetenschap wordt beoefend.
72
OER MSc Economics 2009-2010
Programma’s
7.2 Programma 2009-2010 Het onderstaande programma is tevens verschenen in de studiegids 2009-2010. Dit is naar alle waarschijnlijkheid het laatste studiejaar waarin dit programma wordt aangeboden. De FEB is voornemens het studieprogramma van de MSc Economics per 1 september 2010 te herzien. De opleiding wordt Engelstalig aangeboden. Het instroommoment van de opleiding is ofwel per 1 september ofwel per 1 februari. In het programma Economics dienen naast de mastervakken ook algemeen economische verbredingsvakken (VV) opgenomen worden. Er worden twee typen verbredingsvakken (VV) onderscheiden: Advanced Intensive Core Courses (AIC) en Advanced Core Extension Courses (AEC). Beide typen van verbredingsvakken (AIC en AEC) hebben hetzelfde niveau. Bij AEC’s is geen verdere specialisatie meer mogelijk via een mastervak en is dus sprake van eindkennis. Bij AIC’s is verdere specialisatie via een aansluitend mastervak wel mogelijk. Voor toelating tot een mastervak dient het corresponderende verbredingsvak (AIC) ofwel in het bachelor- ofwel in het masterprogramma met succes te zijn afgerond. Het masterprogramma Economics (60 ec) heeft de volgende algemene structuur: 1 • het mastervak Research Practicum (5 ec) • minimaal twee mastervakken van elk 10 ec (totaal minimaal 20 ec); • minimaal twee verbredingsvakken van elk 5 ec (totaal minimaal 10 ec); • een masterscriptie (15 ec). Binnen de voorwaarden van de algemene structuur heeft de student derhalve twee mogelijkheden: of twee verbredingsvakken (AIC en/of AEC; totaal 10 ec) én drie mastervakken (30 ec), of vier verbredingsvakken (AIC en/of AEC; totaal 20 ec) én twee mastervakken (20 ec). In onderstaand schema wordt de algemene structuur van het masterprogramma Economics weergegeven. Algemene structuur van het studieprogramma MSc Economics I II III AIC of AEC (5 ec) AIC of AEC (5 ec) Research Practicum
Mastervak (10 ec)
IV
Mastervak (10 ec) 2
2
AIC of AEC (5 ec)
AIC of AEC (5 ec)
Masterscriptie (15 ec)
De opbouw van een individueel studieprogramma wordt mede bepaald door de blokken waarin de verbredingsvakken (AIC en AEC) en de mastervakken zijn geroosterd. Binnen de master Economics kan gekozen worden voor een zogenaamde major op een bepaald vakgebied. De volgende drie eisen worden gesteld aan een major: • een AIC verbredingsvak op het betreffende vakgebied; het betreffende verbredingsvak is of in het bachelor- of in het masterprogramma opgenomen. 1
2
Dit vak zal voor het eerst worden aangeboden in het studiejaar 2010/2011. Tot die tijd dient dit vak vervangen te worden door een verbredingsvak (AIC/AEC). In plaats van twee vijfpunts verbredingsvakken (AIC en/of AEC) mag ook een derde tienpunts mastervak in het studieprogramma opgenomen worden.
73
OER MSc Economics 2009-2010
Programma’s
• een mastervak op het betreffende vakgebied; • een masterscriptie op het betreffende vakgebied. Een major heeft aldus een omvang van (minimaal) 30 ec. Een student kan slechts één major op zijn cijferlijst opnemen. De volgende 9 majors worden onderscheiden: • • • • • • • • •
major in Macroeconomics major in Microeconomics major in History and Methodology of Economics major in International Economics major in Public Economics major in Monetary Economics & Financial Institutions major in International Financial Economics major in Industrial Organisation major in Development Economics
Indien een student een major op de bulbijlage vermeld wil hebben, dient er goedkeuring bij de examencommissie te worden aangevraagd middels het indienen van een studieprogramma. Daarbij dient de student bij de aanvang van de masterscriptie via het masterscriptieformulier aan te geven of, en zo ja welke major hij op de bulbijlage vermeld wil hebben.
74
OER MSc Economics 2009-2010
Vakkenlijsten
7.3 Vakkenlijsten 2009-2010 De onderstaande vakkenlijsten zijn tevens verschenen in de facultaire studiegids 2007-2008. Vakkenlijst MSc Economics Vakcode Vaknaam Mastervakken (MV) 80052 Development Economics: Globalization, Growth and Development 80053 Development Economics: Human Development 80039 History and methodology of economics 80046 Industrial Organisation 80081 International Economics 1 80082 International Economics 2 7610E International Financial Economics 7612 Macroeconomics 80042 Microeconomics 80040 Monetary economics and financial institutions 80037 Public economics
ec
Blok
5 5 10 10 5 5 10 10 10 10 10
III III II III II III I+II III II III II
In het masterprogramma Economics dienen altijd minimaal twee mastervakken van 10 ec (minimaal 20 ec) uit de bovenstaande tabel opgenomen te worden. Hierbij geldt dat het mastervak International Economics bestaat uit de twee vijf-puntsvakken International Economics 1 en 2 en het mastervak Development Economics uit de twee genoemde vijf-punts vakken Globalization, Growth and Development and Human Development. Voor de drie mastervakken in de onderstaande tabel geldt dat zij alléén in plaats van een verbredingsvak in het masterprogramma Economics opgenomen mogen worden en alléén bij een specifieke major. IEF staat in onderstaande tabel voor de major International Economics and Finance en IO voor de major Industrial Organisation. Voor elk van de drie onderstaande mastervakken geldt dat voldaan moet zijn aan de ingangseisen, zoals weergegeven bij de vakomschrijvingen in de studiegids. Extra mastervakken in plaats van verbredingsvakken bij specifieke major Vakcode Vaknaam mastervak Major Mastervakken (MV) 7631 IEF Caput Commercial Banking1 7627 Caput Financial Markets1 IEF 85011 IO Competition Policy: Theory and practice2
ec
Blok
5 5 5
II I III
Hieronder volgt een overzicht van alle algemeen economische verbredingsvakken die - indien niet opgenomen in het bachelorprogramma - in het masterprogramma opgenomen mogen worden
1 2
Ingangseis voor dit mastervak is het verbredingsvak Beleggings- en Portefeuilletheorie (code 7101). Ingangseis voor dit mastervak is het verbredingsvak Industrial Organisation: Advanced (code 326BE).
75
OER MSc Economics 2009-2010
Vakkenlijsten
Overzicht van alle algemeen economische verbredingsvakken (VV) Vakcode Vaknaam VV Advanced Intensive Core Courses (AIC) 319BE History & Methodology of Economics AIC 322BE Microeconomics: Game Theory AIC 321BE Macroeconomics: Growth Theory AIC 1 7146 AIC Microeconomics for Development 7142 Monetary Economics AIC 326BE Indutrial Organisation: Advanced AIC 320BE International Economics AIC 324BE Public Economics AIC Advanced Core Extension Courses (AEC) 328BE Experimental Economics AEC 337BEU Post-Keynesian Macroeconomics AEC 336BEU Political Economy: Dialectical Methodology AEC 333BEU Macroeconomics: Monetary & Fiscal Policy AEC 326BEU Hist.& Meth.Ecs: Research Frontiers AEC 327BE Industrial Organisation: Regulation AEC 332BEU Industrial Organisation: Applied (10 ec) AEC 334BEU Microeconomics: Behavioral Game Theory AEC 335BEU Microeconomics: Labour Economics AEC 330BEU International Economics: Int. Economic Organisations AEC 7154 Development Economics AEC
1
Dit verbredingsvak wordt aangeboden door de VU.
76
Blok I I II II II II I I IV I III III III III III/IV IV IV IV IV
OER MSc Economics 2007-2008
Toelating en deficiënties
7.4 Voorwaarden van toelating en deficiënties 7.4.1 Toelating tot de MSc in Economics (art. 7.30 a,b,c WHW en artikel 20, lid 6 in hoofdstuk 1 van deze OER) 1. Studenten met ofwel een voltooide bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde (studierichting Algemene economie (Engelstalig of Nederlandstalig) van de Universiteit van Amsterdam krijgen onvoorwaardelijke toelating tot de MSc in Economics. 2. Studenten met een volledig afgeronde major Algemene economie én een volledig afgeronde BetaGamma bacheloropleiding van de Universiteit van Amsterdam krijgen onvoorwaardelijke toelating tot de MSc in Economics. Het majorprogramma staat beschreven in Bijlage A. 3. Masterstudenten die zijn toegelaten tot een van de Double Degree-programma’s Economics van de FEB-UvA met de Universiteit van Ljubjana (Slovenië) of de Norwegian Business School (Oslo, Noorwegen) en voldoen aan de gestelde eisen met betrekking tot afgeronde vakken krijgen onverwaardelijke toelating tot de opleiding Business Economics, variant Finance of Real Estate Finance. 4. Toegang van studenten met een afwijkende vooropleiding wordt getoetst door de Examencommissie. Uitgangspunt hierbij zijn - voor zover benodigd - de eindtermen van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde, studierichting Algemene economie, zoals weergegeven in de Onderwijs- en Examenregeling van die opleiding. Op grond hiervan kan de Examencommissie besluiten tot onvoorwaardelijke toelating, toelating met deficiënties zoals omschreven in paragraaf 7.5.2, of geen toelating. 5. De algemene voorwaarden en de procedure voor toelating tot een schakel- en deficiëntieprogramma staan beschreven in Bijlage E.
7.4.2 Deficiënties (art. 7.30c WHW en artikel 21, lid 6 in hoofdstuk 1 van deze OER) 1. Voor studenten met een afwijkende vooropleiding kan de Examencommissie deficiënties aanduiden die voor toelating tot en/of voor afronding van (onderdelen van) de betreffende opleiding dienen te zijn weggewerkt. Uitgangspunt hierbij zijn - voor zover benodigd - de eindtermen van de bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde van de Universiteit van Amsterdam, studierichting Algemene economie, zoals weergegeven in de Onderwijs- en Examenregeling van die bacheloropleiding. 2. Voor studenten met een wetenschappelijke bachelor- of masteropleiding van de Universiteit van Amsterdam in de Economie en Bedrijfskunde, of in de Actuariële Wetenschappen, of in de Econometrie en Operationele research, die tot de MSc in Economics toegelaten willen worden, is een deficiëntieprogramma vastgesteld, dat na volledige afronding toegang geeft tot de MSc in Economics. Dit deficiëntieprogramma staat in paragraaf 7.6 weergegeven.
77
OER MSc Economics 20082009
Deficiëntieprogramma’s
7.5 Deficiëntieprogramma’s 2009-2010 De procedure en de voorwaarden voor toelating tot een schakel- en deficiëntieprogramma staan in Bijlage E weergegeven. Het deficiëntieprogramma waartoe de student door de Examencommissie is toegelaten is drie jaar geldig vanaf de eerste 1 september na de datum van toelating. Indien dit programma na drie jaar niet is afgerond dient de student een nieuw verzoek tot toelating in te dienen bij de Examencommissie die vervolgens besluit op welke wijze het programma alsnog afgerond kan worden. Het onderstaande deficiëntieprogramma (65 ec) is bedoeld voor studenten die een wetenschappelijke 1 bachelor- of masteropleiding hebben behaald én die voldoende kennis hebben van: • de economische theorie (micro en macro op propedeuse niveau FEB c.q. het vak Beginselen van de Economie aangeboden door de FEB • statistiek (eindniveau Statistiek 1 van de FEB) • wiskunde (eindniveau Wiskunde 1 en 2 van de FEB) Studenten met een afgeronde bacheloropleiding Economie, studierichting Algemene Economie, van een Nederlandse universiteit en die deficiënties hebben op een of meer van onderstaande vakken uit het deficiëntieprogramma, worden – na formele toestemming van de Examencommissie – toegelaten tot de MSc in Economics onder de voorwaarde dat zij deze vakken toevoegen aan hun masterprogramma (het masterprogramma omvat dan geen 60 studiepunten, doch zoveel meer studiepunten als er deficiënties zijn). Deficiëntieprogramma Economics:
Semester 1 Blok I Geld, Krediet en Bankwezen Gesch. Econ. Theorie Statistiek 2 Econometrics AE Econ. of the Public Sector
1
Semester 2 Blok II
Blok I
Blok II
Microeconomie (BV, 10 ec)
Macroeconomie (BV, 10 ec)
Wiskunde 3
IEB2: Monetair
IEB1: Handel
Econometrics AE
Ook studenten die het deficiëntieprogramma volgen als minor Economie (60 ec) dienen te voldoen aan de genoemde voorkenniseisen indien zij willen worden toegelaten tot de MSc in Economics.
78
OER MSc Fiscale economie 2009-2010
Hoofdstuk 8
Masteropleiding Fiscale economie
Studiejaar 2009-2010
79
OER MSc Fiscale economie 2009-2010
80
OER MSc Fiscale economie 2009-2010
Eindtermen
8.1 Eindtermen naar doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude Eindtermen (art. 7.13.2.a,b,c WHW en artikel 3, lid 7 in hoofdstuk 1 van deze OER)) Doelstelling De opleiding heeft tot doel studenten op te leiden zodat zij beschikken over een hoogwaardig wetenschappelijk kennisniveau van de moderne fiscaal economische literatuur, alsmede de vaardigheid om deze kennis adequaat toe te passen. Hoewel oriëntatie op een beroep van belang is, staat de academische vorming voorop. De Fiscale economie houdt zich bezig met het bestuderen van het belastingrecht vanuit een economisch perspectief. Eindtermen qua kennis De opleiding biedt kennis en inzicht gericht op zowel de nationale als de internationale economische situatie en opvattingen. Inzicht in vraagstukken houdt in dat de afgestudeerde in staat is deze vanuit theoretische concepten te analyseren, alsmede in staat is kritisch te zijn ten opzichte van de in de theorie en praktijk gekozen oplossingen voor problemen en zelf alternatieve oplossingen te ontwerpen waarvoor een deugdelijke grondslag bestaat. Qua inhoudelijke kennis wordt een niveau geëist dat de student tot specialist op (een deel van) het vakgebied maakt. Gedetailleerde kennis op hoog academisch niveau wordt gecombineerd met praktijkvoorbeelden en toepassingen. Studenten hebben na het voltooien van de opleiding de volgende kennis: a) kennis van de verhouding tussen de fiscus en onderneming; b) kennis van vennootschapsbelasting; c) kennis van financiële verslaggeving; en tevens bij het voltooien van de variant Fiscale economie: d) kennis van formeel belastingrecht; e) kennis van internationaal belastingrecht en dividendbelasting; en tevens bij het voltooien van de variant Tax compliance: d) kennis van comptabele verwerking van belasting in aangiften met nationale elementen; e) kennis van comptabele verwerking van belasting in aangiften met internationale elementen. Eindtermen qua vaardigheden a) Het kunnen verrichten van onderzoek met een abstract, wetenschappelijk karakter, inclusief het formuleren van een probleemstelling en het vinden van de benodigde bronnen. b) Het helder en bondig zowel mondeling als schriftelijk kunnen rapporteren over onderzoek van wetenschappelijk niveau. Eindtermen qua attitude a) Een multidisciplinaire instelling; b) Het vermogen om zowel zelfstandig te functioneren, als in teamverband constructief samen te werken; c) Een besef van de maatschappelijke context waarbinnen de Fiscale economie wordt beoefend.
81
OER MSc Fiscale economie 2009-2010
Programma’s
8.2 Programma’s 2009-2010 De onderstaande programma’s zijn tevens verschenen in de studiegids 2009-2010. De opleiding wordt Nederlandstalig aangeboden. Het instroommoment van de opleiding en elke variant daarbinnen is per 1 september. Binnen de masteropleiding Fiscale economie worden twee varianten onderscheiden: • variant Fiscale economie • variant Tax compliance Voor beide varianten hieronder geldt dat in plaats van het vak Europees Belastingrecht: Beginselen (5 ec; blok I) het vak Europees Belastingrecht: Direct (5 ec; blok III) gekozen mag worden. Programma voor de variant Fiscale Economie in de Msc Fiscale Economie Semester 1 Semester 2 Blok I Blok II Blok III Blok IV Financiële. Fiscus en Verslaggeving (5 ec) Onderneming (10 ec) Europees Belasting Recht, beginselen (5 ec) Formeel Belastingrecht (10 ec)
Belastingheffing van Concerns (5 ec) 1 Vak naar keuze (5 ec)
Masterscriptie (10 ec)
Internationaal Belastingrecht (10 ec)
Programma voor de variant Tax Compliance in de Msc Fiscale Economie Semester 1 Semester 2 Blok I Blok II Blok III Blok IV Fiscus en Financiële. Onderneming (10 ec) Verslaggeving (5 ec) Europees Belasting Recht, beginselen (5 ec) National Tax Compliance (10 ec)
1
Belastingheffing van Concerns (5 ec) Vak naar Keuze (5 ec)1
Masterscriptie (10 ec)
International Tax Compliance (10 ec)
Het vak naar keuze dient op minimaal het niveau van een verbredingsvak ingevuld te worden.
82
OER MSc Fiscale economie 2009-2010
Vakkenlijsten
8.3 Vakkenlijsten 2009-2010 De onderstaande vakkenlijst is tevens verschenen in de facultaire studiegids 2009-2010. Vakkenlijst MSc Fiscale economie Vakcode Vaknaam Mastervakken (MV) 7500 Fiscus en Onderneming M2260 Internationaal Belastingrecht 80055 International Tax compliance 80054 National Tax Compliance M2020 Formeel Belastingrecht 1 M1226 Belastingheffing van Concerns Verbredingsvakken (VV) M1915 Europees Belastingrecht, beginselen M1920 Europees Belastingrecht, direct 7144 Financiële Verslaggeving 2 M2005 Fiscale Winstbepaling M1225 Belastingheffing van Ondernemingen
1
2
Ec
Blok
Avond
10 10 10 10 10 5
II III+IV III+IV I+II I+II III
II III+IV III+IV I+II I+II III
5 5 5 5 5
I III I II I
I III I II I
Dit vak heette voorheen ofwel Vennootschapsbelasting (BEb; vakcode 7506) ofwel Belasting naar de winst, Vpb (Beb; vak code 7506). Dit vak heette voorheen Inkomstenbelasting en Winst uit onderneming (BEa; vakcode 80048).
83
OER MSc Fiscale economie 2009-2010
Toelating en deficiënties
8.4 Voorwaarden van toelating en deficiënties 8.4.1 Toelating tot de MSc in Fiscale economie (art. 7.30 a,b,c WHW en artikel 20, lid 7 in hoofdstuk 1 van deze OER) 1. Studenten met een voltooide bacheloropleiding Fiscale economie van de Universiteit van Amsterdam krijgen onvoorwaardelijke toelating tot de MSc in Fiscale economie. 2. Toegang van studenten met een afwijkende vooropleiding zal worden getoetst door de Examencommissie. Uitgangspunt hierbij zijn de eindtermen van de bacheloropleiding Fiscale economie van de Universiteit van Amsterdam zoals weergegeven in de Onderwijs- en Examenregeling van die bacheloropleiding. Op grond hiervan kan de Examencommissie besluiten tot onvoorwaardelijke toelating, toelating met deficiënties zoals omschreven in paragraaf 8.5.2 , of geen toelating. 3. De algemene voorwaarden en de procedure voor toelating tot een schakel- en deficiëntieprogramma staan beschreven in Bijlage E.
8.4.2 Deficiënties (art. 7.30c WHW en artikel 21, lid 7 in hoofdstuk 1 van deze OER) 1. Voor studenten met een afwijkende vooropleiding kan de Examencommissie deficiënties aanduiden die voor die voor toelating tot en/of voor afronding van (onderdelen van) de betreffende opleiding dienen te zijn weggewerkt; de door de Examencommissie aangeduide deficiënties kunnen als ingangseis worden gesteld voor deelname aan mastervakken. Uitgangspunt hierbij zijn de eindtermen van de bacheloropleiding Fiscale economie van de Universiteit van Amsterdam zoals weergegeven in de Onderwijs- en Examenregeling van die bacheloropleiding. 2. Voor studenten met een afgeronde HBO opleiding (AA, RA,AC, BE, FE en MER) die in het collegejaar 2009-2010 bij de FEB zijn ingestroomd in een schakeltraject, geldt een specifiek schakelprogramma. De schakelprogramma’s 2009-2010 worden in paragraaf 8.6 weergegeven.
84
OER MSc Fiscale economie 2009-2010
Schakelprogramma’s
8.5 Schakelprogramma’s 2009-2010 De procedure en de voorwaarden voor toelating tot een schakel- en deficiëntieprogramma staan in Bijlage E weergegeven. Het schakel- of deficiëntieprogramma waartoe de student door de Examencommissie is toegelaten is drie jaar geldig vanaf de eerste 1 september na de datum van toelating. Indien dit programma na drie jaar niet is afgerond dient de student een nieuw verzoek tot toelating in te dienen bij de Examencommissie die vervolgens besluit op welke wijze het programma alsnog afgerond kan worden. Voor de masteropleiding Fiscale economie bestaan de volgende twee schakelprogramma’s: - voor studenten met een afgeronde HEAO FE of MER opleiding (totale omvang 55 ec); - voor studenten met een afgeronde HEAO AA/AC/RA of BE opleiding (totale omvang 55 ec).
I. Schakelprogramma voor studenten met een afgeronde HEAO FE of HEAO MER opleiding (55 ec) Blok I Blok II Blok III Blok IV Belastingheffing Ondernemingen (5 ec)
Wetenschapsleer Bedrijfseconomie (5 ec) Overheid en Fiscaliteit (10 ec)
Comptabele Externe Verslaggeving (10 ec)
Bedrijfsadministratie (5 ec)1
Onderzoeks-practicum FE (5 ec)
Fiscale Winstbepaling (5 ec)
Inkomstenbelasting dga (5 ec) Inleiding Belastingheffing H (5 ec)1
II. Schakelprogramma voor studenten met een afgeronde HEAO AA/AC/RA of HEAO BE opleiding (55 ec) Blok I Blok II Blok III Blok IV Belastingheffing Ondernemingen (5 ec)
Fiscale Winstbepaling (5 ec)
Overheid en Fiscaliteit (10 ec)
Onderzoeks-practicum FE (5)
Economie en Recht (10 ec)
Inleiding Belastingheffing H (5 ec) Inkomstenbelasting dga (5 ec) Ondernemingsrecht (5 ec)
Wetenschapsleer Bedrijfseconomie (5 ec)
1
HEAO/FE studenten kunnen in aanmerking komen voor vrijstelling van de vakken Bedrijfsadministratie en Inleiding Belastingheffing H, mits zij aantoonbaar beide vakken op voldoende niveau en met vergelijkbare inhoud in hun HEAO curriculum hebben gehad.
85
OER MSc Fiscale economie 2009-2010
Schakelprogramma’s
86
OER MSc ORM 2009-2010
Hoofdstuk 9
Masteropleiding Operations Research and Management (ORM)
Studiejaar 2009-2010
87
OER MSc ORM 2009-2010
88
OER MSc ORM 2009-2010
Eindtermen
9.1 Eindtermen naar doelstelling, kennis, vaardigheden en attitude Eindtermen (art. 7.13.2.a,b,c WHW en artikel 3, lid 9 in hoofdstuk 1 van deze OER))
Doelstelling De opleiding is primair gericht op vorming tot een academisch niveau van denken, van toepassen en zelfstandig ontwikkelen van methoden en inzichten op het gebied van de operationele research en management (ORM), hetzij voor praktische doeleinden - waaronder advieswerkzaamheden dan wel bedrijfsvoering, hetzij voor wetenschappelijke doeleinden - waaronder beleid en onderzoek, en voor elk de daaraan gerelateerde beroepsuitoefening. Het oplossen van logistieke en operationele problemen met behulp van kwantitatieve methoden en optimalisatietechnieken staat hierbij centraal. Voortbouwend op de brede kennis van de methoden en technieken in de OR en econometrie, opgedaan in de variant Operationele Research en Management binnen de BSc Econometrie en ORM of een equivalente vooropleiding, vindt in deze opleiding een verdere ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden en specialisatie plaats. De doelstellingen zijn: - het zelfstandig een logistieke of operationele probleemstelling kunnen positioneren, vertalen en analyseren met de kennis, inzichten, methoden en middelen in de wetenschappelijke literatuur op het gebied van de ORM en dit kunnen uitwerken in een praktisch onderzoek; - Een specialisatie in de stochastische of deterministische Operationele Research op wetenschappelijk niveau. Daarnaast biedt deze opleiding, voor kandidaten met gebleken geschiktheid, toegang tot een aansluitend promotietraject. Eindtermen qua kennis Kennis en inzicht dienen opgebouwd en/of verdiept te worden over de probleemgebieden en praktische toepassingsvelden waarop ORM zich begeeft, de methoden en technieken die hiertoe beschikbaar zijn en de wijze waarop deze kunnen worden uitgevoerd en toegepast. Inzicht in vraagstukken houdt in dat de afgestudeerde in staat is deze vanuit theoretische concepten te analyseren, alsmede in staat is kritisch te zijn ten opzichte van de in de theorie en praktijk gekozen oplossingen voor problemen en zelf alternatieve oplossingen te ontwerpen waarvoor een deugdelijke grondslag bestaat. Qua inhoudelijke kennis wordt een niveau geëist dat de student tot specialist op (een deel van) het vakgebied maakt. Gedetailleerde kennis op hoog academisch niveau wordt gecombineerd met praktijkvoorbeelden en toepassingen. Studenten hebben na het voltooien van de opleiding de volgende kennis. a) Uitgebreide kennis van één van de toepassingsgebieden binnen de Operations Research & Management. b) Begrip van de toepasbaarheid, reikwijdte en beperkingen van de methoden van de Operations Research en Management in praktijksituaties. Eindtermen qua vaardigheden a) Het zelfstandig kunnen verrichten van onderzoek, wat onder meer inhoudt het formuleren van een probleemstelling met daarbij een planning voor de aanpak en de uitvoering van het onderzoek. b) In staat zijn een praktijkprobleem te vertalen naar een probleemstelling, welke met methoden uit de Operations research en Management kan worden geanalyseerd, en de resultaten van dergelijke analyses terug te vertalen naar de praktijksituatie.
89
OER MSc ORM 2009-2010
Eindtermen
c) Het helder en bondig kunnen rapporteren, zowel schriftelijk als mondeling, over onderzoek van wetenschappelijk niveau, en op basis van dit onderzoek organisaties te adviseren. d) In staat zijn zich in korte tijd in te werken in een ander deelgebied dan de gekozen specialisatie. e) In staat zijn de nieuwe ontwikkelingen op het vakgebied bij te houden. Eindtermen qua attitude a) Een onderzoeksmatige instelling; b) Een primair kwantitatieve en analytische benadering van praktische maatschappelijke dan wel bedrijfsmatige probleemstellingen; c) Een besef van de maatschappelijke context waarbinnen het vak wordt beoefend; dit houdt onder meer in het onderkennen van de maatschappelijke rol op econometrische en/of operations research en management analyses gebaseerde beleidsaanbevelingen (zowel bij de overheid als in het bedrijfsleven); d) Het vermogen om zowel zelfstandig te functioneren, als in teamverband constructief samen te werken; e) Een multidisciplinaire instelling.
90
OER MSc ORM 2009-2010
Programma’s
9.2 Programma’s 2009-2010 Het onderstaande programma is tevens verschenen in de facultaire studiegids 2009-2010. De opleiding wordt Engelstalig aangeboden. Het instroommoment van de opleiding is per 1 september. Binnen de masteropleiding Operations Research and Management kunnen studenten kiezen uit twee mogelijkheden. • Een gecombineerde stage en masterscriptie ter grootte van 30 ec • Een masterscriptie van 15 ec en 15 ec aan keuzevakken; invulling van de keuzeruimte behoeft de goedkeuring van de opleidingsdirecteur. Studenten worden ten zeerste geadviseerd om voor de gecombineerde stage en masterscriptie te kiezen. Als studenten voor een scriptie + stage ter grootte van 30 ec kiezen, dan dient in de keuzeruimte minimaal OR Cases 1 of OR Cases 2 gekozen te worden. Wanneer OR Cases 1 al onderdeel heeft uitgemaakt van de (bachelor of schakel) opleiding die de student toelating heeft verschaft tot de masteropleiding, kan dit vak niet meer worden opgenomen in het masterprogramma (en in dat geval is OR Cases 2 dus verplicht). Eerste Semester Blok I
Tweede Semester Blok III
Blok II
Advanced deterministic Operations Research Advanced stochastic Operations Research Vak naar keuze1 5 Vak naar keuze1
10 10 5
Blok IV
Stage + masterscriptie
30
Als studenten voor een scriptie van 15 ec kiezen, dan dient de keuzevakruimte opgevuld te worden met tenminste 3 van de volgende vier vakken, voorzover deze nog geen onderdeel hebben uitgemaakt van de opleiding die de student toelating heeft verschaft tot de masteropleiding. • • • •
OM Topics (code 4003) OR Cases 1 (code 7408) OR Cases 2 (code 80019) Operations Scheduling (code 7418)
Ook hier geldt dus dat het opnemen van minimaal OR Cases 1 of OR Cases 2 verplicht is.
1
Invulling van de keuzeruimte is aan de beperkingen onderhevig zoals in de hoofdtekst direct boven het schema wordt vermeld. Daarnaast dient het vak naar keuze minimaal het niveau van een verbredingsvak van de FEB te hebben. Het vak mag geen onderdeel uitmaken van het (bachelor of schakel) programma dat de student toelating heeft verschaft tot de masteropleiding.
91
OER MSc ORM 2009-2010
Eerste Semester Blok I
Programma’s
Tweede Semester Blok III
Blok II
Advanced deterministic Operations Research Advanced stochastic Operations Research Vak naar keuze1 5 Vak naar keuze1
10 10 5
Vak naar keuze6 Vak naar keuze6 Vak naar keuze6
Blok IV 5 5 5
Masterscriptie
Per 1 september 2009 is een aantal wijzigingen aangebracht in het programma van de MSc Operations Research and Management. In beginsel volgen alle studenten per 1 september 2009 het nieuwe programma. De nieuwe mastervakken zijn modulair van opzet met deeltentamens en materiaal overeenkomstig met en gelijkwaardig aan de mastervakken genoemd in de OER 2008-2009. Studenten die aantoonbaar voor 1 september2009 met de master zijn begonnen kunnen op individuele basis een overgangsregeling, waarbij ze nog tentamen kunnen doen in de vervallen vakken, bespreken met de opleidingsdirecteur. Deze studenten kunnen in het studiejaar 2009-2010 hun studieprogramma op basis van het onderwijsprogramma van studiejaar 2008-2009 nog laten goedkeuren door de Examencommissie, mits voorzien van de schriftelijke goedkeuring van de opleidingsdirecteur.
1
Invulling van de keuzeruimte is aan de beperkingen onderhevig zoals in de hoofdtekst direct boven het schema wordt vermeld. Daarnaast dient het vak naar keuze minimaal het niveau van een verbredingsvak van de FEB te hebben. Het vak mag geen onderdeel uitmaken van het (bachelor of schakel) programma dat de student toelating heeft verschaft tot de masteropleiding.
92
15
OER MSc ORM 2009-2010
Vakkenlijsten
9.3 Vakkenlijsten 2009-2010 De onderstaande vakkenlijst is tevens verschenen in de facultaire studiegids 2009-2010. Vakkenlijst MSc ORM Vakcode Vaknaam Mastervakken (MV) 80083 Advanced Deterministic Operations Research 80084 Advanced Stochastic Operations Research 80019 Operations Research Cases 2
93
ec
blok
10 10 5
I+II I+II II
OER MSc ORM 2009-2010
Toelating en deficiënties
9.4 Voorwaarden van toelating en deficiënties 9.4.1
Toelating tot de MSc in Operations research and Management (art. 7.30 a,b,c WHW en artikel 20, lid 9 in hoofdstuk 1 van deze OER)
1. Studenten met een voltooide bacheloropleiding Econometrie en Operationele research, variant Operationele research en Management van de Universiteit van Amsterdam krijgen onvoorwaardelijke toelating tot de MSc in Operations research and Management. 2. Studenten die de vierjarige HBO opleiding Bedrijfswiskunde bij de HvA − met daarbinnen het indaalprogramma zoals beschreven in paragraaf 9.6 − volledig hebben afgerond, krijgen onvoorwaardelijke toelating tot de MSc in Operations research and Management. 3. Toegang van studenten met een afwijkende vooropleiding zal worden getoetst door de Examencommissie. Uitgangspunt hierbij zijn − voor zover benodigd − de eindtermen van de bacheloropleiding Econometrie en Operationele research, variant Operationele research en Management van de Universiteit van Amsterdam zoals weergegeven in de Onderwijs- en Examenregeling van die bacheloropleiding. Op grond hiervan kan de Examencommissie besluiten tot onvoorwaardelijke toelating, toelating met deficiënties zoals omschreven in paragraaf 9.5.2, of geen toelating. 4. De algemene voorwaarden en de procedure voor toelating tot een schakel- en deficiëntieprogramma staan beschreven in Bijlage E.
9.4.2
Deficiënties (art. 7.30c WHW en artikel 21, lid 9 in hoofdstuk 1 van deze OER)
1. Voor studenten met een afwijkende vooropleiding kan de Examencommissie deficiënties aanduiden die voor toelating tot en/of voor afronding van (onderdelen van) de betreffende opleiding dienen te zijn weggewerkt; de door de Examencommissie aangeduide deficiënties kunnen als ingangseis worden gesteld voor deelname aan mastervakken. Uitgangspunt hierbij zijn − voor zover benodigd − de eindtermen van de bacheloropleiding Econometrie en Operationele research, variant Operationele research en Management van de Universiteit van Amsterdam zoals weergegeven in de Onderwijs- en Examenregeling van die bacheloropleiding. 2. Voor studenten die een bacheloropleiding in Econometrie en Operationele research, variant econometrie, of in de Actuariële Wetenschappen of in de Wiskunde of in de Natuurkunde of in een equivalente exacte opleiding hebben behaald, en die tot de MSc in Operations research and Management toegelaten willen worden, is een deficiëntieprogramma (maximaal 30 ec) vastgesteld, dat na volledige afronding toegang geeft tot de MSc in Operations research en Management. Dit deficiëntieprogramma staat in paragraaf 9.6 weergegeven.
94
OER MSc ORM 2009-2010
Schakel- en deficiëntieprogramma’s
9.5 Schakel- en deficiëntieprogramma’s 2009-2010 De procedure en de voorwaarden voor toelating tot een schakel- en deficiëntieprogramma staan in Bijlage E weergegeven. Het schakel- of deficiëntieprogramma waartoe de student door de Examencommissie is toegelaten is drie jaar geldig vanaf de eerste 1 september na de datum van toelating. Indien dit programma na drie jaar niet is afgerond dient de student een nieuw verzoek tot toelating in te dienen bij de Examencommissie die vervolgens besluit op welke wijze het programma alsnog afgerond kan worden.
A. Deficientieprogramma voor studenten met een wetenschappelijke opleiding Indien studenten een bachelor- of masteropleiding (BSc) in - Econometrie en Operationele Research, variant Econometrie of - Actuariële Wetenschappen of - Wiskunde of - Natuurkunde of - vergelijkbare exacte wetenschappelijke opleiding hebben behaald én de volgende studieonderdelen (of equivalenten daarvan) niet in hun bacheloropleiding hebben opgenomen, dienen zij alvorens toegelaten te kunnen worden tot de MSc in Operations research and Management, de volgende deficiënties (30 ec) weggewerkt te hebben: -
het verbredingsvak Operationeel Management 2 (5 ec); het verbedingsvak Operationele Research 2D (5 ec) en het daarbij behorende basisvak Operationeel Research 1D (5 ec); het verbredingsvak Operationele Research 2S (5 ec) en het daarbij behorende basisvak Operationeel Research 1S (5 ec); het verbredingsvak Operationele Research Cases 1 (5 ec) of het basisvak Simulatie (5 ec);
B. Indaalprogramma (30 ec) voor studenten met de HBO opleiding Bedrijfswiskunde van de HvA. Het indaalprogramma binnen de bachelor Bedrijfswiskunde van de HvA bestaat uit de onderdelen: -
het verbredingsvak Operationeel Management 2 (5 ec); het verbedingsvak Operationele Research 2D (5 ec) en het daarbij behorende basisvak Operationeel Research 1D (5 ec); het verbredingsvak Operationele Research 2S (5 ec) en het daarbij behorende basisvak Operationeel Research 1S (5 ec); het verbredingsvak Operationele Research Cases 1 (5 ec) of het basisvak Simulatie (5 ec);
Opmerking: Voor studenten met een andere bachelor Bedrijfswiskunde kunnen aanvullende eisen worden gesteld.
95
OER MSc ORM 2009-2010
Schakel- en deficiëntieprogramma’s
96
OER MSc 2009-2010
Bijlagen
BIJLAGEN
97
OER MSc 2009-2010
Bijlagen
98
OER MSc 2009-2010 Bijlage A
Speciale programma’s
Bijlage A Speciale programma’s Om toegelaten te kunnen worden tot een masteropleiding van de FEB dienen studenten in ieder geval te voldoen aan de algemene voorwaarden zoals gesteld in Artikel 20. De volgende speciale programma’s zijn opgenomen A. Majorprogramma’s binnen de Beta/Gamma bacheloropleiding B. HvA Honours Programme Business Studies C. Double Degree programma’s Economics en Finance. D. Double Degree programma’s Econometrics en Mathematics E. Minoren bedoeld voor toelating tot een masteropleiding. Kenmerkend voor de programma’s A en B is dat het betreffende programma een onderdeel kan vormen van een bachelorprogramma dat niet door de FEB wordt aangeboden. Indien een bepaalde bacheloropleiding elders met daarbinnen een major- of minorprogramma volledig is afgerond, kan voorwaardelijke dan wel onvoorwaardelijke toelating tot een masteropleiding bij de FEB worden verkregen.
A.
Majorprogramma’s binnen de Beta/Gamma bacheloropleiding
A1.
Majorprogramma Algemene economie (90 ec)
Indien de Beta/Gamma bacheloropleiding met daarin het majorprogramma Algemene economie door een student volledig is afgerond, krijgt de student onvoorwaardelijke toelating tot de masteropleiding Economics. Ingangseis: Wiskunde voor de Natuurwetenschappen. Majorprogramma Algemene economie: jaar 2 Blok I Blok II Statistiek H1 (SV)
5
Statistiek H2 (SV)
5
Majorprogramma Algemene economie: jaar 3 Blok I Blok II Economics of the Public Sector (BV) Geld, Krediet- en Bankwezen (BV) Geschiedenis van de Economische Theorie (BV)
5 5 5
Behavioural Public Economics (BV) IEB 1: Handel (BV) Finance of Industrial Organisation (BV)
Blok III
Blok IV
Micro-economie (BV)
10
Macro-economie (BV)
10
Wiskunde 3 (SV)
5
IEB2: Monetaire Stelsels (BV)
5
Blok III
Blok IV
5
Econometrie BE & Onderzoekspracticum (SV)
10
5
AIC of AEC naar keuze (VV)
5
5
99
5
Majorscriptie
OER MSc 2009-2010 Bijlage A
A2.
Speciale programma’s
Majorprogramma Bedrijfskunde (90 ec)
Indien de Beta/Gamma bacheloropleiding met daarin het majorprogramma Bedrijfskunde door een student volledig is afgerond, krijgt de student onvoorwaardelijke toelating tot de masteropleiding Business studies. Ingangseis: aanbevolen maar niet verplicht: Methoden en Technieken voor de sociale Wetenschappen. Majorprogramma Bedrijfskunde: jaar 2 Blok I Blok II Januari Financial accounting (PV, 5 ec) Strategisch management (BV, 5 ec)
Management accounting: Inleiding (PV, 4 ec) Statistiek H1 (SV, 5 ec)
Blok III
Blok IV
Juni/juli
Business Information Management (BV, 5ec ) Marketing (BV, 5 ec)
HRM (VV, 5 ec)
Project 2 (IP, 5 ec)
MR 2: Kwantitatieve Onderzoeksmethoden (SV, 5 ec)
Majorprogramma Bedrijfskunde: jaar 3 Blok I Blok II Januari Organisatiepsychologie (BV, 5 ec)
Financiering (BV, 5 ec)
Informatiemanagement (VV, 5 ec)
Marketing management (VV, 5 ec) MR 3: Kwal. Onderzoeksmethoden (SV, 5 ec)
A3.
Project 3: Wetenschappelij k Atelier (IP, 5 ec)
Blok III
Blok IV
Juni/juli
Corporate Financial Management (VV, 5 ec)
Strategie en Organisatie (VV, 5 ec)
MajorScriptie (5 ec)
Majorprogramma Financiering (90 ec)
Indien de Beta/Gamma bacheloropleiding met daarin het majorprogramma Financiering door een student volledig is afgerond, krijgt de student onvoorwaardelijke toelating tot de masteropleiding Business economics, variant Finance. Ingangseis: Wiskunde voor de Natuurwetenschappen.
Majorprogramma Financiering: jaar 2 Blok I Blok II
Blok III
Blok IV
Statistiek H1 (SV)
5
Statistiek H2 (SV)
5
Econometrie BE & Onderzeoekspracticum (SV)
10
Financial accounting (PV)
5
Financiering (BV)
5
Vermogensrecht (SV)
5
100
5
Strategisch Management (BV) Macro-economie (PV)
5
OER MSc 2009-2010 Bijlage A
Speciale programma’s
Majorprogramma Financiering: jaar 3 Blok I Blok II BPT (VV) IO: Marktwerking en Mededinging (BV)
5
5
A4.
Management Accounting: Inleiding (PV) IEB 1: Handel (BV)
Blok III 10 5
5
Blok IV
Advanced Corporate Finance (VV)
10
Management accounting: Intermediate level (BV)
5
5
Majorscriptie
Majorprogramma Organisatie-economie (90 ec)
Indien de Beta/Gamma bacheloropleiding met daarin het majorprogramma Organisatie-economie door een student volledig is afgerond, krijgt de student onvoorwaardelijke toelating tot de masteropleiding Business economics, variant Organisatie-economie. Het majorprogramma Organisatie-economie wordt hieronder weergegeven. Ingangseis: Wiskunde voor de Natuurwetenschappen. Majorprogramma Organisatie Economie: jaar 2 Blok I Blok II Blok III
Blok IV
Statistiek H1 (SV)
5
Statistiek H2 (SV)
5
Econometrie BE & Onderzoekspracticum (SV)
10
Financial accounting (PV)
5
Financiering (BV)
5
Vermogensrecht (SV)
5
5 5
Majorprogramma Organisatie Economie: jaar 3 Blok I Blok II Blok III EOM 1 (VV) IO: Marktwerking en Mededinging (BV)
5
Management Accounting: Inleiding (PV)
5
IEB 1: Handel (BV)
10 5
5
Strategisch Management (BV) Macro-economie (PV)
5
Blok IV
Advanced Corporate Finance (VV) of Man. Accounting: Advanced level (VV)
10
Management accounting: Intermediate level (BV)
5
5
Majorscriptie
B. HvA Honours Programme Business studies De Faculteit Economie en Bedrijfskunde (FEB) heeft met de Hogeschool van Amsterdam (HvA) een overeenkomst gesloten dat HBO-studenten tijdens hun HBO-opleiding aan een ‘HvA Honours Programme Business Studies’ (50 ec) kunnen deelnemen. Studenten die het HvA Honours Programme Business Studies (50 ec) volledig hebben afgerond binnen hun HBO-opleiding kunnen onvoorwaardelijke toelating tot de masteropleiding Business studies krijgen als zij kunnen aantonen dat zij:
101
OER MSc 2009-2010 Bijlage A
Speciale programma’s
1) Het HvA Honours Programme Business Studies (50 ec) volledig hebben afgerond (waarbij het HvA Honours Programme 3 jaar geldig is vanaf de datum van afronding), en 2) een vierjarige HBO-diploma hebben behaald, en 3) voldoen aan de eisen van de wiskunde entreetoets van de FEB (waarbij een voldoende resultaat voor deze toets 3 jaar geldig is vanaf de datum waarop de toets behaald is) Indien HBO-studenten het HvA Honours Programme Business Studies niet volledig hebben afgerond maar wel een vierjarig HBO-diploma bij de HvA hebben behaald, en voldoen aan de eisen van de wiskunde entreetoets van de FEB, kunnen zij alléén toegelaten worden tot het schakeltraject van de master Business studies. Op grond van binnen het HvA Honours Programme Business Studies behaalde vakken kunnen zij volgens onderstaande tabel vrijstellingen krijgen in het schakelprogramma Business studies; een studeerbaar programma kan echter niet meer gegarandeerd worden. Vakken schakelprogramma Business studies
Vakken ‘HvA Honours Programme Business Studies’
Management Research 1: Inleiding Wetenschappelijk Onderzoek (SV; 5 ec) Statistiek H1 (SV; 5 ec) Management Research 2: Kwantitatieve Onderzoeksmethoden (SV; 5 ec) Financiering (BV; 5 ec) Informatiemanagement (VV; 5 ec) Management Research 3H: Kwalitatieve Onderzoeksmethoden (SV; 5 ec) Marketing management (VV; 5ec) Strategie en Organisatie (VV; 5 ec) Human Resource Management (VV; 5 ec) Project 3: Wet. Atelier (IP; 5 ec)
Management Research 1: Inleiding Wetenschappelijk Onderzoek (SV; 5 ec) Statistiek H1 (SV; 5 ec) Management Research 2: Kwantitatieve Onderzoeksmethoden (SV; 5 ec) Financiering (BV; 5 ec) Informatiemanagement (VV; 5 ec) Management Research 3H: Kwalitatieve Onderzoeksmethoden (SV; 5 ec) Marketing management (VV; 5ec) Strategie en Organisatie (VV; 5 ec) Human Resource Management (VV; 5 ec) Project 3: Wet. Atelier (IP; 5 ec)
C. Double Degree programma’s Economics, Finance and Organisation Economics. Per 1 september 2008 biedt de FEB samen met de • • •
BI Norwegian Bussiness School, Oslo, Noorwegen (BI): Finance en Economics University of Ljubljana, Ljubljana, Slovenië (UL): Finance en Economics Universitat Pompeu Fabra, Barcelona, Spanje (UPF): Finance en Organisation Economics
double degree programma’s aan voor de hieronder aangegeven specialisaties. Geselecteerde studenten van de FEB voldoen het derde jaar van het bachelorprogramma van de BSc in Economie en Bedrijfskunde, studierichting Algemene Economie of de varianten Financiering en Organisatie-economie binnen de studierichting Bedrijfseconomie, door een specifiek programma te volgen dat onderdeel is van het eerste masterjaar van de bezochte instelling (UL, BI of UPF) (zie Bijlage A van de OER van de Bacheloropleidingen van de FEB). Na succesvolle afronding ontvangt de student het relevante bachelordiploma van de FEB. Na afronding van de relevante masteropleiding aan de FEB 1 ontvangt de student zowel een masterdiploma van de FEB als van de in de bachelor bezochte instelling. De masterscriptie dient te worden goedgekeurd en beoordeeld door zowel een docent van de FEB (eerste beoordelaar) als van de bezochte instelling (tweede beoordelaar).
1
In het geval van UPF is het wegens interne regelgeving aldaar niet mogelijk dat een student twee masterdiploma's ontvangt. Studenten van de FEB die het eerste masterjaar van UPF hebben voltooid ontvangen daarom geen diploma maar een certificaat.
102
OER MSc 2009-2010 Bijlage A
Speciale programma’s
Een geselecteerde groep masterstudenten van UL, BI of UPF die hun eerste masterjaar van hun thuisuniversiteit hebben afgerond, worden, afhankelijk van de door hen gevolgde specifieke master, toegelaten tot de MSc in Economics of de MSc in Business Economics, variant Finance, Organisation Economics of Real Estate Finance van de FEB. Na afronding van een specifiek programma (zie hieronder) ontvangt de student een masterdiploma van de thuisuniversiteit en een masterdiploma van de FEB. De vakken die door de studenten volgens de onderstaande regelingen kunnen worden gekozen mogen niet overlappen met de gevolgde vakken in het eerste masterjaar aan de thuisuniversiteit. Van te voren uitgesloten keuzemogelijkheden: • Studenten van BI van de MSc in Business and Economics, major Economics, mogen niet het mastervak Microeconomics van de FEB kiezen. • Studenten van UL van de MSc In Financial Management, mogen niet de mastervakken International Financial Economics en Monetary Economics and Financial Institutions van de FEB kiezen.
C1. Double degree programma Economics voor studenten van BI Geselecteerde studenten van BI die het masterdiploma van de MSc in Economics van de FEB willen verkrijgen via het double degree programma dienen een studieprogramma te volgen bestaande uit tenminste 20 ec aan mastervakken van de lijst van mastervakken van de MSc in Economics van de FEB en 30 ec aan een masterscriptie op het gebied van Economics. De resterende 10 ec moeten worden ingevuld met vakken van tenminste verbredingsvakniveau zoals die ook zijn toegestaan binnen de MSc in Economics van de FEB. De masterscriptie wordt goedgekeurd en beoordeeld door zowel een docent van BI (eerste beoordelaar) als van de FEB (tweede beoordelaar). C2. Double degree programma Economics voor studenten van UL Geselecteerde studenten van UL die het masterdiploma van de MSc in Economics van de FEB willen verkrijgen via het double degree programma dienen een studieprogramma te volgen bestaande uit tenminste 20 ec aan mastervakken van de lijst van mastervakken van de MSc in Economics van de FEB en 30 ec aan een masterscriptie op het gebied van Economics. De resterende 10 ec moeten worden ingevuld met vakken van tenminste verbredingsvakniveau zoals die ook zijn toegestaan binnen de MSc in Economics van de FEB. De masterscriptie wordt goedgekeurd en beoordeeld door zowel een docent van UL(eerste beoordelaar) als van de FEB (tweede beoordelaar). C3. Double degree programma Finance voor studenten van BI Geselecteerde studenten van BI die het masterdiploma van de MSc in Business Economics, variant Finance van de FEB willen verkrijgen via het double degree programma dienen een studieprogramma te volgen bestaande uit tenminste 25 ec aan mastervakken van de lijst van mastervakken van de MSc in Business Economics, variant Finance van de FEB, het Finance Seminar (5 ec) en 30 ec aan een masterscriptie op het gebied van Finance. De masterscriptie wordt goedgekeurd en beoordeeld door zowel een docent van BI (eerste beoordelaar) als van de FEB (tweede beoordelaar). C4. Double degree programma Finance voor studenten van UL Geselecteerde studenten van UL die het masterdiploma van de MSc in Business Economics, variant Finance van de FEB willen verkrijgen via het double degree programma dienen een studieprogramma te volgen bestaande uit tenminste 25 ec aan mastervakken van de lijst van mastervakken van de MSc in Business Economics, variant Finance van de FEB, het Finance Seminar (5 ec) en 30 ec aan een masterscriptie op het gebied van Finance. De masterscriptie wordt goedgekeurd en beoordeeld door zowel een docent van UL (eerste beoordelaar) als van de FEB (tweede beoordelaar).
103
OER MSc 2009-2010 Bijlage A
Speciale programma’s
C5. Double degree programma Finance voor studenten van UPF Geselecteerde studenten van UL die het masterdiploma van de MSc in Business Economics, variant Finance van de FEB willen verkrijgen via het double degree programma dienen een studieprogramma te volgen bestaande uit tenminste 35 ec aan mastervakken van de lijst van mastervakken van de MSc in Business Economics, variant Finance van de FEB, het Finance Seminar (5 ec) en 20 ec aan een masterscriptie op het gebied van Finance. De masterscriptie wordt goedgekeurd en beoordeeld door zowel een docent van UPF (eerste beoordelaar) als van de FEB (tweede beoordelaar). C6. Double degree programma Real Estate Finance voor studenten van BI Geselecteerde studenten van BI die het masterdiploma van de MSc in Business Economics, variant Real Estate Finance van de FEB willen verkrijgen via het double degree programma dienen een studieprogramma te volgen bestaande uit tenminste de mastervakken Real Estate Valuation and Investments, Real Estate Markets and Analysis en Real Estate Finance and Portfolio Management (elk 10 ec, totaal 30 ec) en 30 ec aan een masterscriptie op het gebied van Real Estate Finance. De masterscriptie wordt goedgekeurd en beoordeeld door zowel een docent van BI (eerste beoordelaar) als van de FEB (tweede beoordelaar). C7. Double degree programma Real Estate Finance voor studenten van UL Geselecteerde studenten van UL die het masterdiploma van de MSc in Business Economics, variant Real Estate Finance van de FEB willen verkrijgen via het double degree programma dienen een studieprogramma te volgen bestaande uit tenminste de mastervakken Real Estate Valuation and Investments, Real Estate Markets and Analysis en Real Estate Finance and Portfolio Management (elk 10 ec, totaal 30 ec) en 30 ec aan een masterscriptie op het gebied van Real Estate Finance. De masterscriptie wordt goedgekeurd en beoordeeld door zowel een docent van UL (eerste beoordelaar) als van de FEB (tweede beoordelaar). C8. Double degree programma Real Estate Finance voor studenten van UPF Geselecteerde studenten van UL die het masterdiploma van de MSc in Business Economics, variant Real Estate Finance van de FEB willen verkrijgen via het double degree programma dienen een studieprogramma te volgen bestaande uit tenminste de mastervakken Real Estate Valuation and Investments, Real Estate Markets and Analysis en Real Estate Finance and Portfolio Management (elk 10 ec, totaal 30 ec), 10 ec aan mastervakken naar keuze (uit de keuzelijst Finance of Real Estate Finance) en 20 ec aan een masterscriptie op het gebied van Real Estate Finance. De masterscriptie wordt goedgekeurd en beoordeeld door zowel een docent van UPF (eerste beoordelaar) als van de FEB (tweede beoordelaar). C9. Double degree programma Organisation Economics voor studenten van UPF Geselecteerde studenten van UL die het masterdiploma van de MSc in Business Economics, variant Organisation Economics van de FEB willen verkrijgen via het double degree programma dienen een studieprogramma te volgen bestaande uit tenminste het mastervakken Economics of Organisation and Management 2 (10 ec), 20 ec aan vakken uit de lijst van mastervakken Organisation Economics en 10 ec aan vakken van de lijst van keuzevakken Organisation Economics en 20 ec aan een masterscriptie op het gebied van Organisation economics. De masterscriptie wordt goedgekeurd en beoordeeld door zowel een docent van UPF (eerste beoordelaar) als van de FEB (tweede beoordelaar).
104
OER MSc 2009-2010 Bijlage A
Speciale programma’s
D. Double degree programma’s Econometrics en Mathematics Programma In samenwerking met de afdeling Wiskunde van de FNWI (het KdV Instituut) zijn een tweetal double degree programma’s opgezet voor studenten die zowel een graad in de econometrie als in de wiskunde willen behalen: 1. Een double degree programma in Mathematics and Econometrics 2. Een double degree programma in Econometrics and Stochastics and Financial Mathematics De totale omvang van elk van deze programma’s is 150 ec en beide hebben de volgende algemene opbouw: • 56 ec aan vakken in Mathematics • 45 ec aan vakken in Econometrics / Mathematical Economics • 6 ec aan Academic Skills (wordt gevolgd aan de FNWI) • 7 ec aan keuzevakken bij FEB en/of FNWI • 36 ec voor een gezamenlijke scriptie; met een begeleider vanuit de FNWI en een begeleider vanuit de FEB (6 ec voor mondelinge en schriftelijke presentatie) Studieprogramma’s moeten worden goedgekeurd door zowel de Examencommissie FEB als de Examencommissie Wiskunde. Deze programma’s moeten voldoen aan de standaardvereisten van de afzonderlijke MSc’s die de double degrees vormen (respectievelijk de MSc in Stochastics and Financial Mathematics of de MSc in Mathematics, en de MSc in Econometrics). Voor de 45 ec aan vakken in Ecometrics / Mathematical Ecnomics staan deze vereisten in hoofdstuk 6 omschreven. Voor de 56 ec aan vakken in Mathematics staan deze vereisten beschreven in de OER van respectievelijk de MSc in Mathematics (voor de variant Mathematics and Econometrics) en de OER van de MSc in Stochastics and Financial Mathematics (voor de variant Econometrics and Stochastics and Financial Mathematics). Toelating Studenten met een voltooide BSc in Econometrie en Operationele Research, (minor-)variant Econometrie van de Universiteit van Amsterdam en/of een voltooide BSc in Wiskunde van de Universiteit van Amsterdam worden toegelaten indien zij aan de onderstaande additionele voorwaarden voldoen. Voor overige studenten geldt dat voor toelating wordt beslist door de betrokken Examencommissies, op advies van de programmadirecteuren van beide MSc opleidingen. Toelatingsvereisten voor studenten met een BSc in Econometrie en Operationele Research, variant Econometrie Alvorens te kunnen worden toegelaten, dienen studenten de volgende deficiënties met betrekking tot wiskundevakken van de FNWI weggewerkt te hebben: • Analyse 1 (WI103026, 6 ec) • Analyse 2 (WI204026, 6 ec) • Lineaire Analyse (WI305036, 6 ec) • Ofwel Topologie (WI204046, 6 ec) voor het programma in Mathematics and Econometrics, ofwel Integratie Theorie (ST305016, 6 ec) voor het programma in Stochastics and Financial Mathematics.1
1
Voor het programma in “Mathematics and Econometrics” kan de ingangseis Topologie (WI204046, 6 ec) worden vervangen door Integratie Theorie (ST305016, 6 ec). Studenten wordt echter ten zeerste aangeraden Topologie op te nemen, vanwege ruimere keuzemogelijkheden later in de masters.
105
OER MSc 2009-2010 Bijlage A
Speciale programma’s
Toelatingsvereisten voor studenten met een BSc in Wiskunde Alvorens te kunnen worden toegelaten, dienen studenten de volgende deficiënties met betrekking tot econmetrie en wiskundige economie vakken van de FEB weggewerkt te hebben: • Econometrie 1 (BV, 4005, 5 ec) • Econometrie 2 (BV, 4006, 5 ec) • Econometrie 3 (VV, 7401, 5 ec) • Tijdreeksanalyse (VV, 7315, 5 ec) • Wiskundige Economie A (BV, 4029, 5 ec) • Wiskundige Economie B (BV, 4029, 5 ec) • Inleiding Speltheorie (BV, 4021, 5 ec) Voor de variant Financial Econometrics binnen het Econometrics gedeelte is het vak Beleggings- en Portefeuilletheorie (VV, 7101, 10 ec) vereist. Dit vak kan onderdeel vormen van het double degree programma voor zover het het Econometrics gedeelte betreft, zie hoofdstuk 6.
E. Minorprogramma’s voor toelating tot een masteropleiding. In de minorgids van de FEB worden een aantal minorprogramma’s gespecificeerd die na afronding van een wetenschappelijke bacheloropleiding en het minorprogramma toelating mogelijk maken tot een van de masteropleidingen van de FEB. Een student die op deze manier toelating wil verkrijgen tot een masteropleiding dient voordat hij start met de minor zich schriftelijk aan te melden bij de Examencommissie van de FEB. De Examencommissie controleert of de betreffende student voldoet aan de algemene voorwaarden tot toelating en stelt vast welk programma de student dient te volgen om directe toelating tot een masteropleiding te verkrijgen. Naast het programma stelt de Examencommissie ook de termijn vast waarbinnen een student op grond van dat minorprogramma kan worden toegelaten tot een masteropleiding.
106
OER MSc 2009-2010 Bijlage B
Huishoudelijk Reglement Schriftelijke Tentamens
BIJLAGE B Huishoudelijk Reglement Schriftelijke Tentamens FEB Dit reglement is van toepassing op schriftelijke tentamens aan de FEB. Voortgangstoetsen, tussentoetsen en tussentijdse computertoetsen zijn geen formeel tentamen. Derhalve is dit reglement daar niet op van toepassing. De regels voor dergelijke tussentijdse toetsing worden vastgesteld door de docent van het vak. 1. Aan- en afmelden van het tentamen: a) Om deel te mogen nemen aan een schriftelijk tentamen dient een student zich vooraf in te schrijven. De student kan zich tot uiterlijk de woensdag die voorafgaat aan de week waarin het betreffende tentamen plaats vindt inschrijven voor dat tentamen. Inschrijving is uitsluitend mogelijk via het facultaire inschrijfsysteem CTIS. b) Een student die zich niet dan wel niet tijdig voor een tentamen heeft ingeschreven, heeft geen recht op een tentamenuitslag, wanneer hij aan het betreffende tentamen heeft deelgenomen. c) Een student voor wie het in lid b van dit artikel gestelde geldt, kan een verzoek indienen bij het Bureau Examen- en Studentzaken (BES) om de tentamenuitslag alsnog te laten verwerken door middel van het daartoe bestemde formulier én een betaling van 20 euro per tentamen voor administratiekosten. De betaling dient per PIN te geschieden; restitutie is niet mogelijk. d) Het in lid c van dit artikel genoemde verzoek wordt alléén door het Bureau Examen- en Studentzaken (BES) verwerkt als de student stond ingeschreven als (bijvak)student bij de FEB én voldeed aan de ingangseisen van het betreffende tentamen op het moment dat de inschrijving voor dat tentamen sloot. e) De student kan zich afmelden voor een tentamen via het facultaire inschrijfsysteem CTIS tot de laatste dag voor de datum van het tentamen. 2. Legitimatie bij deelname tentamen De student is bij deelname aan het tentamen verplicht zich op verzoek van of vanwege de Examencommissie te legitimeren met het bewijs van inschrijving, vergezeld van stamkaart met foto, of een ander geldig legitimatiebewijs. Onder de laatste worden een geldig paspoort, een rijbewijs of een ander officieel identificatiebewijs verstaan. 3. Toezicht: a) De desbetreffende afdelingsvoorzitter draagt ervoor zorg, dat ten behoeve van de schriftelijke tentaminering surveillanten worden aangewezen, die erop toezien dat het tentamen in goede orde verloopt. b) Tijdens het tentamen dient tenminste één ter zake kundige aanwezig te zijn, die kan antwoorden op vak- en tentamentechnische vragen t.a.v. het te houden tentamen. c) Indien er meerdere surveillanten op het tentamen aanwezig zijn, wordt er één hoofdsurveillant aangewezen, die de eindverantwoordelijkheid draagt. 4. Te laat komen: a) Als een onderdeel schriftelijk wordt afgenomen, worden studenten tot 30 minuten na het officiële tijdstip van aanvang van het tentamen tot het tentamen toegelaten. b) Als een onderdeel schriftelijk wordt afgenomen, mogen de studenten gedurende de eerste 30 minuten van het tentamen de ruimte waarin het tentamen wordt afgenomen niet verlaten.
107
OER MSc 2009-2010 Bijlage B
Huishoudelijk Reglement Schriftelijke Tentamens
c) Een student die te laat op het tentamen komt, krijgt geen extra tijd om het tentamen af te leggen. d) Bij onvoorziene omstandigheden - zoals grote ongeregeldheden in het openbaar vervoer - kan de hoofdsurveillant, zoals omschreven in art. 2, lid c, besluiten ten gunste van de student af te wijken van hetgeen is gesteld in art. 3, lid a,b en c (waarbij de afwijking van lid a altijd samengaat met een overeenkomstige afwijking van lid b). 5. De orde tijdens het tentamen: a) Er geldt tijdens het tentamen een rookverbod. b) Tijdens het tentamen is toiletbezoek niet toegestaan, tenzij de hoofdsurveillant hier toestemming voor geeft; de student dient dan de aanwijzingen van de hoofdsurveillant op te volgen. Tijdens toiletbezoek mag er niet gesproken worden en mag de student niet in het bezit zijn van ongeoorloofde hulpmiddelen, zoals bijvoorbeeld een draagbare telefoon, aantekeningen of syllabi. c) De student dient alleen pen, potlood en gum als hulpmiddel op tafel te hebben, tenzij op het voorblad van het tentamen aanvullende hulpmiddelen aangegeven zijn. Aanvullende hulpmiddelen worden op het college bekendgemaakt. Mobiele telefoons dienen uitgezet te worden en in een tas of koffer naast de tentamentafel opgeborgen te worden. De tas of koffer dient dicht te zijn. d) Het gebruik van grafische en/of programmeerbare rekenmachines tijdens het tentamen is nooit toegestaan, tenzij op het voorblad van het tentamen expliciet vermeld wordt dat het gebruik ervan wel is toegestaan. e) Bij een geconstateerde onregelmatigheid kan de student door de (hoofd)surveillant worden uitgesloten van het tentamen. De student dient dan direct de tentamenzaal te verlaten zonder dat hij/zij het tentamen meeneemt. f) Een geconstateerde onregelmatigheid wordt schriftelijk gerapporteerd door de hoofdsurveillant aan de Examencommissie g) Als een door de (hoofd)surveillant geconstateerde onregelmatigheid achteraf onjuist blijkt te zijn en deze geleid heeft tot het voortijdig verlaten van de tentamenzaal door de student, zoals beschreven in artikel 5, lid e, heeft de student recht op een extra hertentamen op een in overleg met de student nader te bepalen tijdstip. 6. Inleveren van het antwoordformulier van het tentamen a) Elke student die het tentamen van de (hoofd)surveillant in ontvangst heeft genomen, is verplicht het door hem op het antwoordformulier gemaakte werk in te leveren. Deze verplichting geldt ook als de student niets heeft ingevuld op het antwoordformulier b) Op elk ingeleverd antwoordformulier dient de naam van de student en zijn collegekaartnummer vermeld te worden. 7. Meenemen vragen: Na afloop van het tentamen mogen de vragen en het voorblad van het tentamen door de student worden meegenomen. 8. Extra tentamentijd voor studenten met een handicap: Een student met dyslexie of met andere psychische of fysieke handicaps kan in aanmerking komen voor extra tentamentijd, namelijk een half uur per tentamen (ongeacht de duur van het tentamen) en/of voor het maken van het tentamen in een andere tentamenruimte. Om hiervoor in aanmerking te kunnen komen dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden: a) De student heeft zich uiterlijk de woensdag die voorafgaat aan het tentamen ingeschreven voor dat tentamen. Inschrijving is mogelijk via internet en bij het Bureau Examen- en Studiezaken (BES). b) De student heeft uiterlijk de woensdag die voorafgaat aan het tentamen een verzoek voor verlenging van de tentamentijd en/of voor een andere tentamenruimte bij de studie-adviseurs ingediend. c) Bij het in lid b genoemde verzoek dient door de student een brief van een studentdecaan van
108
OER MSc 2009-2010 Bijlage B
Huishoudelijk Reglement Schriftelijke Tentamens
de UvA overlegd te worden waarin verklaard wordt dat de student vanwege dyslexie of vanwege een andere psychische of fysieke handicap recht heeft op extra tentamentijd en/of op een andere tentamenruimte. d) Als de student zich niet tijdig voor een eerder tentamen – waarvoor hij extra tentamentijd en/of een andere tentamenruimte toegekend heeft gekregen – heeft afgemeld via internet of via de Bureau Examen- en Studiezaken (BES), wordt een verzoek van de student zoals aangegeven in lid b niet meer door de studie-adviseurs in behandeling genomen. Tijdig afmelden kan tot de laatste dag vóór het tentamen. De beslissing over het al of niet toekennen van extra tentamentijd en/of van een andere tentamenruimte berust bij de Examencommissie. 9. Bewaren Schrifelijke Tentamens: Het door de student gemaakte werk bij een schriftelijke tentamen dient door de docent (minimaal) twee jaar na de betreffende tentamendatum bewaard te worden. 10. Hardheidsclausule: De Examencommissie is bevoegd in bijzondere gevallen ten gunste van de student af te wijken van dit huishoudelijk reglement.
109
OER MSc 2009-2010 Bijlage B
Huishoudelijk Reglement Schriftelijke Tentamens
110
OER MSc 2009-2010 Bijlage C
Klachtenregeling FEB
BIJLAGE C Klachtenregeling FEB Algemene Bepalingen Artikel 1 1. Iedere studerende aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Universiteit van Amsterdam (zowel reguliere als niet-reguliere studerenden, als ook promotiestudenten) heeft de mogelijkheid om over de wijze waarop een orgaan (bestuurlijke- of organisatorische eenheid) van de faculteit zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem/ haar heeft gedragen, een mondelinge of schriftelijke klacht in te dienen bij de decaan. 2. Een gedraging van een persoon, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van een orgaan van de faculteit, wordt aangemerkt als een gedraging van dat orgaan.
Artikel 2 De decaan draagt zorg voor behoorlijke behandeling van schriftelijke en mondelinge klachten.
Artikel 3 De decaan belast een klachtenpersoon met de behandeling van en de advisering over klachten. De klachtenpersoon behandelt elke klacht die volgens dit reglement is ingediend.
Artikel 4 De behandeling van de klacht gebeurt door een persoon die niet betrokken is geweest bij de gedraging waarop de klacht betrekking heeft. Artikel 5 De persoon als bedoeld in artikel 3, tracht de klacht zo mogelijk via bemiddeling op te lossen.
Het indienen van klachten Artikel 6 1. Het indienen van klachten dient mondeling of schriftelik ingdiend te worden bij de klachtenpersoon (mondeling of schriftelijk). 2. Ingediende klachten worden door de klachtenpersoon dusdanig frequent verzameld, dat de klachtenpersoon kan voldoen aan het gestelde in artikel 15, lid 1.
Artikel 7 1. De klachtenpersoon dient immer de privacy van de klager in acht te nemen. 2. Indien het klaagschrift niet in het Nederlands is gesteld en een vertaling voor een goede behandeling van de klacht noodzakelijk is, dient de indiener van de klacht zorg te dragen voor een vertaling.
111
OER MSc 2009-2010 Bijlage C
Klachtenregeling FEB
Artikel 8 1. Een ingediende klacht dient minimaal de onderstaande gegevens te bevatten: a) persoonsgegevens van de indiener (naam en adres) b) datum van indienen klacht c) omschrijving tegen wie de klacht gericht is d) omschrijving klacht 2. Indien het klaagschrift niet voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in dit artikel, wordt de klager in de gelegenheid gesteld alsnog aan zijn / haar verplichtingen te voldoen.
Het in behandeling nemen van klachten Artikel 9 1. Klachten over de klachtenpersoon en de decaan kunnen door de klager worden voorgelegd aan de Ombudsman van de Universiteit van Amsterdam. 2. Wanneer een klacht betrekking heeft op de decaan (of de klachtenpersoon) wordt de student gewezen op de mogelijkheid de klacht direct voor te leggen aan de ombudsman van de Universiteit.
Artikel 10 De klachtenpersoon is niet verplicht de klacht te behandelen indien: a) het klaagschrift niet voldoet aan de vereisten van artikel 8 lid 1; b) de klacht een gedraging betreft die langer dan een jaar voor indiening van de klacht heeft plaatsgevonden; c) de klager een ander is dan degene jegens wie de gedraging heeft plaatsgevonden; d) een klacht reeds eerder op een in dit reglement beschreven wijze is afgehandeld
Artikel 11 De klachtenpersoon als bedoeld in artikel 3 is niet bevoegd een klacht te behandelen indien ten aanzien van de gedraging voor de klager een wettelijke, dan wel binnen de Universiteit van Amsterdam geregelde klachten-, bezwaar-, of beroepsprocedure open staat, dan wel open heeft gestaan en de klager daarvan geen gebruik heeft gemaakt. Artikel 12 1. Van het niet in behandeling nemen van de klacht wordt de klager zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van het klaagschrift schriftelijk in kennis gesteld onder vermelding van de redenen. 2. Indien tegen de gedraging waarop de klacht betrekking heeft een andere klacht, bezwaar-, of beroepsmogelijkheid bestaat, stelt de klachtenpersoon de klager daarvan zo spoedig mogelijk in kennis.
Afhandeling van klachten Artikel 13 1. De klachtenpersoon draagt zorg voor een goede registratie van de ingediende mondelinge, schriftelijke en digitale klachten (e-mail). 2. De volgende gegevens kunnen per klacht worden vermeld: a) persoonsgegevens van de indiener b) datum van indienen klacht c) omschrijving klacht d) verantwoordelijke voor afhandeling e) genomen acties f) datum van afhandeling.
112
OER MSc 2009-2010 Bijlage C
Klachtenregeling FEB
Artikel 14 1. Zodra de eenheid/het orgaan, al dan niet via bemiddeling, naar tevredenheid van de klager aan diens klacht tegemoet is gekomen, vervalt de verplichting de bepalingen van dit reglement verder toe te passen. 2. Van het niet verder behandelen van de klacht als bedoeld in dit artikel wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de klager en aan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft.
Artikel 15 1. Binnen vijf werkdagen na ontvangst van de klacht wordt een schriftelijke ontvangstbevestiging naar de indiener gestuurd. 2. Een afschrift van het klaagschrift wordt binnen 5 werkdagen gezonden naar de beklaagde.
Artikel 16 De klacht wordt zo spoedig mogelijk door de klachtenpersoon behandeld. Daarin wordt bepaald: a) waarop of op wie de klacht betrekking heeft; b) welke acties er door de klachtenpersoon wordt genomen, wat betreft de ingediende klacht.
Artikel 17 1. De klachtenpersoon stelt klager en degene op wiens gedragingen de klacht betrekking heeft in de gelegenheid te worden gehoord. Het horen geschiedt door de klachtenpersoon. 2. Van het horen van de klager kan worden afgezien indien deze heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord. 3. Van het horen wordt een kort verslag gemaakt.
Artikel 18 De klachtenpersoon die belast is met de behandeling van klachten stuurt een rapport van bevindingen, vergezeld van een advies en eventuele aanbevelingen aan de decaan. Het rapport bevat tevens het verslag van het horen.
Artikel 19 1. De klachtenpersoon handelt de klacht af binnen zes weken na ontvangst van het klaagschrift. 2. De klachtenpersoon kan de afhandeling met ten hoogste vier weken uitstellen. Van het uitstel wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de klager en aan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft.
Artikel 20 1. De klachtenpersoon stelt de klager en degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft schriftelijk en gemotiveerd in kennis van de bevindingen van het onderzoek naar de klacht alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt. 2. Indien de conclusies van de decaan afwijken van het advies wordt in de conclusies de reden voor afwijking vermeld en wordt het advies meegezonden met de kennisgeving, bedoeld in lid 1. 3. Indien vervolgens nog een klacht kan worden ingediend bij een persoon of college aangewezen om klachten over de faculteit te behandelen, wordt daarvan bij de kennisgeving melding gemaakt. Artikel 21 1. Tegen een besluit inzake de behandeling van een klacht over een gedraging van een orgaan kan geen beroep worden ingesteld. 2. Tegen het oordeel over de klacht en de daaraan verbonden conclusies kan geen beroep worden ingesteld.
113
OER MSc 2009-2010 Bijlage C
Klachtenregeling FEB
Overige Bepalingen Artikel 22 De klachtenpersoon draagt zorg voor de bekendmaking van deze klachtenregeling.
Artikel 23 Een verwijzing van deze regeling wordt in ieder geval opgenomen in de studiegids en op de website van de faculteit.
Artikel 24 1. De klachtenpersoon brengt jaarlijks over elk kalenderjaar een openbaar verslag uit. In dit verslag wordt aangegeven: a) het aantal behandelde klachten b) de aard en inhoud van de klachten c) de conclusies over de klachten 2. Het verslag wordt toegezonden aan: a) de decaan b) de Facultaire Studentenraad c) het College van Bestuur d) de Ombudsman e) de Opleidingscommissies f) het Onderwijsinstituut
Slotbepaling Artikel 25 Dit reglement is in werking getreden op 1 februari 2001.
114
OER MSc 2009-2010 Bijlage C
Klachtenregeling FEB
BIJLAGE D Reglement Masterscripties en Stages aan de FEB 2009-2010 Inhoud 1. Inleiding
117
2. Algemene begrippen en regels 2.1 Begrippen 2.2 Opschorting van de openbaarheid 2.3 Examenbevoegdheid 2.4 Termijnen, herzien en afhandeling 2.5 Bezwaar en beroep 2.6 Plagiaat
117 117 117 117 118 118 118
3. Masterscripties 3.1 Wat is een masterscriptie? 3.2 Ingangseisen 3.3 Regels voor het beginnen met de masterscriptie 3.4 Beoordeling 3.5 Regels voor het bewaren van masterscripties
119 119 120 120 121 122
4. Stages 4.1 Soorten stages 4.2 Doelstelling masterscriptiestages 4.3 Ingangseisen 4.4 Inhoudelijke eisen 4.5 Procedure aanmelding en goedkeuring masterscriptiestage 4.6 Stagebureau FEB, doelstelling en taken 4.7 Verdere informatie
122 122 123 123 123 123 124 125
115
OER MSc 2009-2010 Bijlage D
Scripties en stages
116
OER MSc 2009-2010 Bijlage D
Scripties en stages
1. Inleiding Dit reglement voorziet in de voorwaarden en vormeisen voor masterscripties en beschrijft de procedure rondom de inschrijving voor een masterscriptie. Het bevat tevens een uitwerking van de eisen ten aanzien van vorm en inhoud en de te volgen procedure bij stages binnen elke opleiding aan de FEB. In dit reglement wordt meestal gesproken van de ‘beoordelaar’; doorgaans zal dit ook de feitelijke begeleider zijn.
2 Algemene begrippen en regels 2.1 Begrippen Masterscriptie Een masterscriptie dient aan het einde van de masteropleiding te worden geschreven over een door de opleidingsdirecteur of studierichtingscoördinator goedgekeurd onderwerp binnen de opleiding; het onderwerp van de masterscriptie dient aan te sluiten bij een relevant vakgebied van het door de student gekozen studieprogramma, bij voorkeur bij een behaald mastervak. Indien het onderwerp van de masterscriptie niet aansluit bij een behaald mastervak, dient het kwalitatief ten minste aan te sluiten bij het niveau van de mastervakken in de opleiding.
2.2 Opschorting van de openbaarheid De masterscriptie en/of het stageverslag zijn in beginsel openbaar. Als de student van mening is dat bepaalde gegevens die hij gebruikt in de masterscriptie of het stageverslag vertrouwelijk dienen te blijven, moet hij een verzoek daartoe doen om opschorting van de openbaarheid. De student kan opteren voor één van de volgende drie mogelijkheden: een beperkte vertrouwelijkheid (tot maximaal drie jaar) of een uitbreiding hiervan (tot maximaal zes jaar, echter slechts in uitzonderlijke gevallen), of een parallel versie van de scriptie of het stageverslag, d.w.z. een scriptie of stageverslag waaruit de vertrouwelijke gegevens zijn verwijderd of anderszins zijn geanonimiseerd. In alle gevallen geldt dat voor opschorting van de openbaarheid goedkeuring door de Examencommissie is vereist. Het verzoek moet schriftelijk en goed gemotiveerd worden gedaan en mede ondertekend zijn door de eerste beoordelaar. Het verzoek moet worden ingediend bij de Examencommissie van de FEB. De student behoort het verzoek in te dienen zodra hem bekend is dat de te gebruiken gegevens vertrouwelijk zijn.
2.3 Examenbevoegdheid Alleen docenten die examenbevoegd zijn, mogen als eerste of als tweede beoordelaar optreden bij masterscripties of stages. Dit betekent dat zij deel moeten uitmaken van de vaste wetenschappelijke staf van een afdeling. Om die reden zijn bijvoorbeeld Assistenten in Opleiding (AIO's), Onderzoekers in Opleiding (OIO's) en docenten in tijdelijke dienst niet examenbevoegd, tenzij een docent in tijdelijke dienst door de Examencommissie examenbevoegd is verklaard. Zij mogen echter wel begeleiden, maar de masterscriptie en de masterscriptiestage kunnen alleen door een examenbevoegd docent van de FEB worden beoordeeld. Bij masterscripties is altijd sprake van een eerste én een tweede beoordelaar. Behalve voor de opleiding Fiscale economie geldt dat masterscripties en masterscriptiestages alleen beoordeeld kunnen worden door een docent van de FEB en niet door een docent van een andere faculteit of universiteit.1 Voor de opleiding Fiscale economie is het echter mogelijk om een examenbevoegd docent aan zowel de FEB als de FdR te kiezen. 1
De Examencommissie kan besluiten van deze eis af te wijken als zij meent dat er bijzondere redenen zijn die rechtvaardigen dat de scriptie wordt begeleid en/of beoordeeld door een docent van buiten de FEB. De student moet daartoe een schriftelijk en goed gemotiveerd verzoek bij de Examencommissie indienen.
117
OER MSc 2009-2010 Bijlage D
Scripties en stages
2.4 Termijnen, herzien en afhandeling Voor het nakijken van masterscripties geldt een vaste termijn van officieel 28 dagen conform het Studentenstatuut van de UvA. Er wordt ook wel gesproken over 20 werkdagen als termijn, wat per saldo op hetzelfde neerkomt. De eerste beoordelaar − en in overeenstemming met de tweede beoordelaar − moet de student binnen uiterlijk vier weken na ontvangst van de masterscriptie of de masterscriptiestage het cijfer laten weten, dan wel informeren over het commentaar. Als de masterscriptie of de masterscriptiestage onvoldoende wordt bevonden, krijgt de student de gelegenheid tot herschrijven volgens de aanwijzingen van de eerste beoordelaar. De eerste beoordelaar dient het beoordelingsformulier met handtekeningen én een digitale versie van de masterscriptie in te leveren bij het Bureau Examen- en Studiezaken (BES), die het cijfer registreert. Het beoordelingsformulier moet ondertekend worden door zowel de eerste als de tweede beoordelaar. In het geval van een masterscriptiestage moet de stage en de naam van het bedrijf of organisatie, waar deze is uitgevoerd, duidelijk op het beoordelingsformulier van de masterscriptie vermeld worden. De datum die op het beoordelingsformulier vermeld wordt, is de datum waarop het cijfer van de masterscriptie door de eerste en de tweede beoordelaar is vastgesteld.
2.5 Bezwaar en beroep In geval van een conflict is het de student aan te raden eerst zelf door middel van een gesprek met de begeleider te proberen het probleem op te lossen voordat het formele traject wordt gevolgd dat hieronder is beschreven. Studenten kunnen ook altijd terecht bij de studieadviseurs of in geval van een stage bij het Stagebureau FEB; zij kunnen de student van onpartijdig advies voorzien en eventueel bemiddelen. In geval van een conflict tussen student en docent kan de student een aantal formele acties ondernemen. In eerste instantie moet hij zich wenden tot de betreffende opleidingsdirecteur; deze wordt geacht te bemiddelen. Als dit geen bevredigende oplossing biedt, kan de student zich schriftelijk wenden tot de Examencommissie van de FEB. Deze stuurt binnen uiterlijk vier weken een antwoord. In laatste instantie kan hij/zij zich wenden tot het College van Beroep voor de Examens (COBEX) van de UvA.
2.6 Plagiaat De FEB ziet er strikt op toe dat studenten zich bij schriftelijke opdrachten niet schuldig maken aan plagiaat, dat wil zeggen het overnemen van schriftelijke bronnen op een onjuiste manier (bijvoorbeeld: zonder bronvermelding, of te veel uit dezelfde bron, of letterlijk overgenomen zonder dat het een citaat is). De FEB maakt gebruik van Ephorus, een database die docenten de mogelijkheid biedt te controleren of werkstukken overlap vertonen met teksten die via het internet te verkrijgen zijn. De database is zeer uitgebreid. Ieder document dat Ephorus checkt, wordt ook opgenomen in de database. Het werkt als volgt. Nadat de docent de digitale versie van de scriptie van de student heeft ontvangen, voert hij deze in in de Ephorus database via de website van Ephorus: www.ephorus.nl. De docent krijgt een e-mail met een overzicht van de bevindingen wanneer de controle gereed is. Het is ook mogelijk dat studenten hun scriptie inleveren bij Ephorus: zie de uitgebreide handleiding die beschikbaar is via de website van Ephorus. De docent beoordeelt de bevindingen en besluit zo nodig tot verdere acties. Als er sprake is van plagiaat, wordt de Examencommissie van de FEB ingeschakeld. Deze bepaalt welke sanctie aan de student wordt opgelegd.1
1
Ephorus kan door de docent ook gebruikt worden bij andere schriftelijke opdrachten.
118
OER MSc 2009-2010 Bijlage D
Scripties en stages
3. Masterscripties 3.1 Wat is een masterscriptie? Inhoudelijk eisen Onder een masterscriptie wordt verstaan ‘een individuele schriftelijke vastlegging van een door de student verricht, oorspronkelijk onderzoek met een wetenschappelijk karakter’. Op masterscripties die geen wetenschappelijk karakter hebben, bijvoorbeeld alleen een verslag van een stage, of een literatuurbespreking, kan niet worden afgestudeerd. Het moet voldoen aan de volgende inhoudelijke eisen: het moet gaan om een oorspronkelijk, zelfstandig werkstuk dat speciaal voor deze gelegenheid is vervaardigd en dat het creatieve gedachtegoed van de student zelf bevat. Dit wil zeggen dat de masterscriptie niet mag bestaan uit overgeschreven bronnen (internet, boeken, tijdschriften) en dat het niet elders (ander vak, andere studie, andere universiteit) al mag zijn ingeleverd en gewaardeerd met een cijfer (zie ook §3.4). Eerder moet worden gedacht aan een werkstuk waarin een beoordelende of adviserende onderzoeksvraag wordt beantwoord. De masterscriptie dient verslag te doen van een door de student zelfstandig uitgevoerd onderzoek. Voor een masterscriptie geldt dat de student een eigen individuele bijdrage moet leveren, waarbij duidelijk is wat de eigen inbreng is en wat ontleend is aan literatuur. Beweringen en hypothesen moeten zijn onderbouwd met argumenten en/of literatuurverwijzingen. Eigen meningen moeten op theoretische of empirische wijze zijn ondersteund. Verder gelden de algemene eisen voor de inhoud en de vormgeving van wetenschappelijke teksten (onder meer als het gaat om de omgang met bronnen en de literatuurverwijzingen).1 De masterscriptie mag bij de Nederlandstalige masteropleidingen zowel in het Nederlands als in het Engels worden geschreven. Bij de Engelstalige masteropleidingen dient de masterscriptie in het Engels te worden geschreven. Indien bij een Engelstalige masteropleiding de eerste en tweede beoordelaar het Nederlands voldoende machtig zijn, kan de eerste beoordelaar toestemming geven om de masterscriptie in het Nederlands te schrijven; in dit geval is de student verplicht een Engelstalige samenvatting in zijn masterscriptie op te nemen. Omvang De richtlijn voor de omvang van een masterscriptie is 30-35 pagina’s (10 ec), meer specifiek 900010500 woorden, 35-45 pagina’s (15 ec), meer specifiek 10500-13500 woorden, 45-60 pagina’s (20 ec), meer specifiek 13500-18000 woorden (voor een masterscriptie en de daarbij behorende stage bij de masteropleiding ORM 30 ec), exclusief literatuurlijst en bijlagen. De eerste beoordelaar kan toestaan dat van deze eis wordt afgeweken, als hij vindt dat de aard of de inhoud van de scriptie dat nodig maakt. Gegevens voorblad Het voorblad van de masterscriptie dient ten minste de volgende gegevens te bevatten: titel, naam auteur, collegekaartnummer, inleverdatum laatste versie, afstudeervariant, FEB, UvA, en de namen van de eerste en tweede beoordelaar. Gemeenschappelijk masterscriptie In geval van een gemeenschappelijk onderzoeksproject dient goedkeuring te worden aangevraagd bij de Examencommissie van de FEB. In deze aanvraag moeten de studenten aangeven welk deel van het onderzoek zij elk afzonderlijk en welk deel zij gemeenschappelijk zullen verrichten. Elke student dient een substantieel deel van het onderzoek te verrichten en afzonderlijk verslag te doen van het verrichte onderzoek. De omvang en het niveau van het verrichte werk bij een gemeenschappelijke scriptie dienen vergelijkbaar te zijn met het werk dat moet worden gedaan door een student die een scriptieonderzoek
1
Zie hiervoor S. Gerritsen (2006), Schrijfgids voor economen. Bussum: Coutinho, 3e herziene druk.
119
OER MSc 2009-2010 Bijlage D
Scripties en stages
alleen uitvoert. De aanvraag bij de Examencommissie dient vooraf te gebeuren en te worden ondertekend door de aanvragende studenten en door de eerste beoordelaar. Een masterscriptie voor twee opleidingen De Examencommissie kan toestemming verlenen voor het schrijven van een gecombineerde masterscriptie voor twee verschillende masteropleidingen. Deze scriptie dient te voldoen aan de volgende eisen: 1. De scriptie moet wat betreft omvang gelijkwaardig zijn aan twee volwaardige masterscripties. 2. De scriptie moet inhoudelijk beide vakgebieden beslaan. 3. De goedkeuring van beide opleidingsdirecteuren is nodig. Zij dienen beide het masterscriptieformulier te ondertekenen. Goedkeuring van de Examencommissie kan worden verkregen middels het indienen van twee masterstudieprogramma’s.
3.2 Ingangseisen Voor toelating tot het schrijven van de masterscriptie dient de student ingeschreven te staan in de masteropleiding, én minimaal 25 ec (inclusief vrijstellingen) van zijn studieprogramma in de opleiding te hebben behaald, én dient het studieprogramma van de student ter goedkeuring te zijn voorgelegd aan de Examencommissie. Voor het schrijven van een masterscriptie dient de student via een masterscriptieformulier toestemming aan te vragen (zie hierna).
3.3 Regels voor het beginnen met de masterscriptie Als de student wil beginnen met het scriptieonderzoek moet hij daar via het masterscriptieformulier 1 toestemming voor vragen. De student moet hiervoor het volgende doen: 1
Inschrijven De student vult een maand voor aanvang van het schrijven van de masterscriptie of de masterscriptiestage deel A in van het masterscriptieformulier en levert dit in bij Bureau Examen- en Studiezaken (BES). Het BES controleert of is voldaan aan een aantal formele eisen voor de masterscriptie (en indien sprake is van een masterscriptiestage aan de formele eisen voor de masterscriptiestage). Wanneer het BES deel A heeft gecontroleerd en deel B heeft ingevuld, ontvangt de student van het BES - wanneer voldaan is aan alle formele eisen - de delen C en D van het masterscriptieformulier. Als echter niet voldaan is aan alle formele eisen, kan de student niet met de masterscriptie of de masterscriptiestage beginnen.
2
Een begeleider vinden De student zoekt een begeleidend docent van de FEB die werkzaam is op het terrein waarop hij de 3 masterscriptie wil schrijven en bespreekt de opzet van de masterscriptie met deze docent . Als de scriptieopzet rond is, vult de docent deel C van het masterscriptieformulier in en voegt de scriptieopzet als eerste bijlage aan het masterscriptieformulier toe.
1 2 3
2
Het masterscriptieformulier kan gedownload worden via de knop Onderwijsbalie op www.student.uva.nl/ecb. Voor fiscaal economen is het ook mogelijk om een examenbevoegd docent van de FdR te kiezen. Onder een opzet moet worden verstaan: een centrale vraag, een tekststructuur, een voorlopige literatuurlijst en een toelichting op dit geheel of een eerste versie van de inleiding. Het is niet aan te raden om met een opzet naar een docent te gaan die zich niet bezighoudt met het onderwerp van de masterscriptie. Mocht dit bij vergissing toch voorkomen, dan zal de docent de student doorverwijzen naar een collega die zich wel bezighoudt met dit scriptieonderwerp. Vaak kost het enige tijd voordat de docent het met de student eens is over de opzet, daarom wordt geadviseerd om er rekening mee te houden dat de opzet eerst nog moet worden bijgesteld voordat de docent akkoord gaat.
120
OER MSc 2009-2010 Bijlage D
Scripties en stages
Als er sprake is van een stage in het kader van de masterscriptie dient de student tegelijkertijd ook de procedure voor stages te bewandelen (zie § 4.4). In aanvulling op de scriptieopzet dient de student een stageplan te schrijven, dat ook aan het masterscriptieformulier wordt gevoegd. Dit stageplan dient te zijn afgerond alvorens met de stage kan worden begonnen. Het advies is om ruim van tevoren op zoek te gaan naar een docent die de masterscriptie kan en wil begeleiden: deze aanloopfase kan enige tijd in beslag nemen. Vaak is het verstandig om eerst ter oriëntatie contact op te nemen met de scriptiecoördinator van de betreffende afdeling (zie studiegids) als het gaat om de keuze van het onderwerp en de begeleider. 3
Goedkeuring van de masterscriptie- (en stage)opzet door de opleidingsdirecteur of studierichtingscoördinator De docent stuurt het masterscriptieformulier (met de bijlagen) door naar de opleidingsdirecteur of studierichtingscoördinator. De opleidingsdirecteur of studierichtingscoördinator toetst de opzet na ontvangst marginaal en wijst een eerste beoordelaar en een tweede beoordelaar aan voor de masterscriptie. De opleidingsdirecteur of studierichtingscoördinator kan dit delegeren aan de scriptieen stagecoördinator van de betreffende opleiding of studierichting. De eerste beoordelaar is de daadwerkelijke scriptiebegeleider met wie de student in de praktijk het meest te maken zal hebben. Als eerste beoordelaar wordt meestal de docent aangewezen met wie de opzet is besproken. Als er een andere docent als eerste beoordelaar wordt aangewezen, mag dit alleen nadat eerst met de student 1 is overlegd. Als de opleidingsdirecteur of studierichtingscoördinator de scriptieopzet (eventueel met stageplan) goedkeurt, tekent hij deel D van het masterscriptieformulier en stuurt dit door naar het Bureau Examen- en Studiezaken (BES). Tevens laat hij dit aan de student en de betreffende docenten weten.
4
Starten met de masterscriptie Indien de stappen 1 t/m 3 zijn doorlopen en de student van de opleidingsdirecteur dan wel studierichtingcoördinator bericht heeft gehad dat zijn masterscriptieopzet is goedgekeurd, kan begonnen worden met de masterscriptie. Indien de student zich niet houdt aan de hiervoor beschreven procedure, kan dit tot gevolg hebben dat zijn masterscriptie niet wordt goedgekeurd door de Examencommissie.
3.4 Beoordeling Er zijn een aantal regels die afdelingen en docenten moeten aanhouden bij het beoordelen van een masterscriptie. Zo moeten masterscripties altijd worden beoordeeld door minstens twee docenten (de eerste en de tweede beoordelaar). De opleidingsdirecteur of de studierichtingscoördinator bepaalt uiteindelijk welke docenten de masterscriptie gaan begeleiden en beoordelen (zie ook § 2.3). Dat een begeleidend docent akkoord gaat met de opzet en de masterscriptie ook wil begeleiden, is dus niet voldoende; de opleidingsdirecteur of de studierichtingscoördinator neemt de uiteindelijke beslissing. Als de eerste beoordelaar de masterscriptie heeft goedgekeurd, levert de student de definitieve versie van de masterscriptie in bij de eerste beoordelaar. De eerste beoordelaar zorgt dat ook de tweede beoordelaar de masterscriptie beoordeelt. In onderling overleg stellen zij samen het cijfer voor de masterscriptie vast. De eerste beoordelaar laat binnen 4 weken na inlevering het cijfer aan de student weten. Als de masterscriptie niet voldoende is (een cijfer lager dan 6), krijgt de student de gelegenheid de masterscriptie te verbeteren volgens de aanwijzingen van de eerste beoordelaar. Als de gecorrigeerde versie is ingeleverd, stellen de eerste en tweede beoordelaar het cijfer voor de gecorrigeerde 1
De tweede beoordelaar vervult zijn rol alleen op de achtergrond: de student zal de tweede beoordelaar normaliter niet spreken over de masterscriptie. De belangrijkste taak van de tweede beoordelaar is samen met de eerste beoordelaar te bekijken welk cijfer voor de scriptie op zijn plaats is.
121
OER MSc 2009-2010 Bijlage D
Scripties en stages
masterscriptie vast. De eerste beoordelaar laat binnen 4 weken na inlevering het cijfer aan de student weten. Als de masterscriptie voldoende is, vult de eerste beoordelaar het beoordelingsformulier in en laat dit medeondertekenen door de tweede beoordelaar. De datum die op het beoordelingsformulier vermeld wordt, is de datum waarop het cijfer (van de laatste versie) van de masterscriptie door de eerste en de tweede beoordelaar is vastgesteld. De datum waarop het cijfer van de scriptie is vastgesteld, is - zoals hiervoor aangegeven - maximaal 4 weken (of 20 werkdagen) na de datum waarop de scriptie is ingeleverd. De eerste beoordelaar levert het beoordelingsformulier én de digitale versie van de masterscriptie (eventueel met stageverslag) met de handtekeningen van de twee beoordelaars in bij het Bureau Examen- en Studiezaken (BES). Als niet aan deze vereisten is voldaan, wordt de masterscriptie niet geaccepteerd door het BES. Het BES registreert het cijfer. De student krijgt ook een exemplaar van het beoordelingsformulier van de eerste beoordelaar. De opleidingsdirecteur of studierichtingscoördinator kan bepalen dat voor de opleiding of studierichting geldt dat de student de masterscriptie in het openbaar verdedigt. Bij de masteropleidingen Econometrie en Fiscale economie is een mondelinge verdediging van de masterscriptie verplicht.
3.5 Regels voor het bewaren van masterscripties Nadat de eerste beoordelaar de masterscriptie heeft goedgekeurd levert de student twee definitieve exemplaren van de scriptie in bij de eerste beoordelaar in hardcopy. Deze worden door de docent behouden. Tegelijkertijd dient de student ook het digitale bestand van de masterscriptie per diskette of e-mail bij de docent in te leveren. De docent stuurt het beoordelingsformulier én het tentamenbriefje én de digitale versie van de masterscriptie door naar het Bureau Examen- en Studiezaken (BES). Alleen de digitale versie wordt opgeslagen in de Pierson Revesz Bibliotheek. Als een masterscriptie (met verleende toestemming van de Examencommissie) vertrouwelijk is (zie § 2.2), dan wordt de masterscriptie opgeslagen in de databank van de bibliotheek, maar kan maximaal 3 jaar niet worden ingezien, tenzij de Examencommissie tot een langere termijn voor de opschorting van de openbaarheid heeft besloten. De masterscriptie kan in dat geval alleen worden ingezien door de schrijver, de scriptiebeoordelaars, de opleidingsdirecteur, de scriptiecoördinator, de voorzitter van de Examencommissie, het hoofd van het BES en de directeur van het Onderwijsinstituut. Desgevraagd mogen de vertrouwelijke scripties ook worden ingezien door externe Visitatiecommissies, die landelijk de kwaliteit van het onderwijs beoordelen.
4. Stages 4.1 Soorten stages Masterscriptiestage Bij elke masteropleiding is het mogelijk een masterscriptiestage te vervullen binnen het kader van de studie, mits in combinatie met een masterscriptie. Er worden geen studiepunten toegekend aan de afzonderlijke masterscriptiestage, deze kan wel op de cijferlijst worden vermeld. Een masterscriptiestage wordt alleen als masterscriptiestage erkend als deze volgens de procedure van het Stagebureau FEB is verlopen. De studielast van de masterscriptie ligt per opleiding vast. Keuzevakstage Een keuzevakstage is niet mogelijk binnen de masteropleidingen van de FEB.
122
OER MSc 2009-2010 Bijlage D
Scripties en stages
4.2 Doelstelling masterscriptiestage Een stage geeft de student de mogelijkheid om in een periode van minimaal 400 uur / 10 weken fulltime werkervaring op te doen op het niveau waarvoor hij is opgeleid. De student kan zo kennismaken met het toepassen van zijn kennis in de praktijk en de opgedane ervaring meenemen bij het verder afronden van zijn masteropleiding. Het volgen van een stage, waarin de student eigen verantwoordelijkheid krijgt toegewezen, vergroot het kritisch inzicht en de analytische vaardigheden en de student leert creatief en innovatief met wetenschappelijke kennis om te gaan. Daarnaast heeft het vervullen van een stage tot doel oriëntatie op de arbeidsmarkt, aanscherping van de persoonlijke leerdoelen en studiemotivatie van de student. Een stage komt daarmee tegemoet aan de doelstellingen en eindtermen van de opleidingen aan de FEB (zie studiegids FEB).
4.3 Ingangseisen Zie paragraaf 3.2.
4.4 Inhoudelijke eisen Onder een masterscriptiestage wordt verstaan ‘een onderzoek op wetenschappelijk niveau binnen een bedrijf of organisatie’. Het onderzoek dient een wetenschappelijk karakter te hebben. Gedacht moet worden aan een onderzoek waarin een beoordelende of adviserende onderzoeksvraag wordt beantwoord, dan wel getoetst.
4.5 Procedure aanmelding en goedkeuring masterscriptiestage De aanmelding en goedkeuring van een masterscriptiestage vinden plaats in een aantal stappen: 1
Aanmelding als stagezoekende Een student die een masterscriptiestage wil lopen dient zich in te schrijven bij het Stagebureau FEB. Wanneer de student een stageplaats zoekt, kan dit op twee manieren. De student kan zich inschrijven op openstaande stageplaatsen uit het aanbod van het Stagebureau of zelf een stageplaats organiseren.1
2
Voor aanvang van de stage De student vraagt door middel van het masterscriptieformulier (zie §. 3.3) gelijktijdig toestemming voor het vervullen van een masterscriptiestage en voor het schrijven van de masterscriptie. Wanneer de student een stageplaats gevonden heeft, zoekt hij een begeleidende docent van de FEB die werkzaam is op het terrein van de stage. De docent beoordeelt of de stage aan de inhoudelijke eisen voldoet. Vervolgens stelt de student een stageplan op. Dit plan dient voor aanvang van de stage te worden beoordeeld en ondertekend door de begeleidende docent en de contactpersoon van het bedrijf of de organisatie. De student stuurt een kopie van het stageplan naar het Stagebureau FEB. De kopie van het stageplan dient bij het Stagebureau FEB binnen te zijn voordat de stage van start gaat. De student vraagt door middel van het masterscriptie-formulier (zie §. 3.3) gelijktijdig toestemming voor het vervullen van een masterscriptiestage en voor het schrijven van de masterscriptie.
3
Vervullen stage en begeleiding De student wordt vanuit de FEB begeleid door de begeleidend docent. Elke sectie heeft een stagecoördinator2 die de student inhoudelijk op weg kan helpen en door kan verwijzen naar een potentiële begeleider. Onder begeleiding van de docent/stagescriptiebegeleider wordt het volgende verstaan:
1 2
Het Stagebureau biedt stageplaatsen aan, studieverenigingen aan de FEB doen dit ook. Zie Richtlijnen voor stages aan de FEB voor docenten en studenten (te vinden op www.student.uva.nl/feb_stage ).
123
OER MSc 2009-2010 Bijlage D
Scripties en stages
- voorbereiding op de stage (oriënterend gesprek) - beoordeling van het stageplan - begeleiding tijdens de stage - beoordeling van het stageverslag Beoordeling van de werkzaamheden binnen de stage vindt plaats door de contactpersoon van het bedrijf of de instelling. Het is belangrijk dat de student met zowel zijn begeleidend docent als de begeleider binnen het bedrijf goede afspraken maakt over de vorm van begeleiding en de regelmaat van het contact. 4
Schrijven stageverslag Na afloop van de stage dient de student een stageverslag te schrijven. Het verslag over een masterscriptiestage is aanvullend op de masterscriptie.1 Inzake vorm en taal worden aan deze verslagen dezelfde eisen gesteld als aan een scriptie. De omvang van het verslag van een masterscriptiestage is 4-5 pagina’s, meer specifiek 1200-1500 woorden. Daarnaast dient de bedrijfsbegeleider een evaluatieformulier in te vullen.2 Deze evaluatie zal niet worden meegewogen in de beoordeling door de docent, tenzij de docent dit vooraf heeft duidelijk gemaakt. Het dient in eerste plaats ter informatie aan de student en het stagebureau. Een copie van het formulier dient te worden ingeleverd bij het stagebureau.
5
Beoordeling stageverslag en vermelding van de masterscriptie stage op cijferlijst Beoordeling van het stageverslag vindt plaats door de begeleidend docent. In geval van een masterscriptiestage beoordeelt de eerste beoordelaar niet alleen de masterscriptie maar ook het stageverslag. Het stageverslag dient door de student, de eerste en tweede beoordelaar en de bedrijfscontactpersoon te worden ondertekend. Na goedkeuring van het stageverslag worden de stage en het bedrijf of instelling waar de masterscriptiestage is gelopen, op de cijferlijst bij het diploma vermeld. De docent dient hiertoe de stage en de naam van de stage-instelling duidelijk op het tentamenbriefje van de masterscriptie te vermelden.
6
Stagebibliotheek De student levert een kopie van het ondertekende stageverslag in bij het Stagebureau FEB. Het stageverslag wordt door het Stagebureau FEB opgenomen in haar bibliotheek, waar iedereen het stageverslag kan inzien. Het wordt echter niet uitgeleend. Een stageverslag is openbaar, tenzij in het overeengekomen stageplan tijdelijke opschorting of beperking van de openbaarheid van gegevens is verkregen (zie § 2.2). Stageverslagen blijven vijf jaar in de stagebibliotheek opgenomen. Op gemotiveerd verzoek van de desbetreffende afdeling kunnen stageverslagen definitief in de stagebibliotheek worden opgenomen.
4.6 Stagebureau FEB, doelstelling en taken Het Stagebureau FEB stelt zich ten doel het accommoderen van stages binnen de opleidingen aan de FEB. Het Stagebureau FEB rekent tot haar taken het geven van informatie, advies en begeleiding aan studenten bij het vinden, organiseren, lopen en afronden van een stage. Het Stagebureau ontwikkelt en draagt bij aan de bewaking van een heldere procedure ten aanzien van stages aan de FEB. Het informeert studenten, docenten en bedrijven en organiseert waar nodig samenwerking met docenten en bedrijven, en biedt een aanspreekpunt op het gebied van stages binnen en buiten de faculteit. Daarnaast neemt het Stagebureau FEB een deel van de administratie rondom stages voor haar rekening.
1 2
Zie Richtlijnen voor stages aan de FEB voor docenten en studenten (te vinden op www.student.uva.nl/feb_stage). Te downloaden van www.student.uva.nl/feb_stage.
124
OER MSc 2009-2010 Bijlage D
Scripties en stages
4.7 Verdere informatie Voor vragen en advies omtrent stages kan de student terecht bij het Stagebureau FEB. Voor vragen over een mogelijke begeleider kan de student zich wenden tot de scriptie- of stagecoördinator van de opleiding (zie de studiegids en website). Voor zover het gaat om vragen en problemen die direct betrekking hebben op het vak, het onderwerp of de begeleiding van de scriptie of de stage, kan de student zich het beste wenden tot de begeleidend docent. Het advies aan de student is om van tevoren en tussentijds goede afspraken te maken met de begeleider, zodat duidelijk is wat de student mag verwachten van de begeleider en waaraan hij zich moet houden. Ten slotte staat op blackboard een apart vak, namelijk ‘scriptie FEB’. Hier is veel informatie te vinden met betrekking tot het schrijven van een scriptie.
125
OER MSc 2009-2010 Bijlage D
Scripties en stages
126
OER MSc 2009-2010 Bijlage E
Toelatingsbeleid schakel- en deficiëntieprogramma’s
BIJLAGE E Toelatingsbeleid schakel- en deficiëntieprogramma’s 1. Toelatingsbeleid HBO-instroom 1.1 Algemene ingangseisen HBO Als ingangseis voor elk schakelprogramma geldt dat de student in bezit moet zijn van een Nederlands vierjarig HBO-diploma (240 ec) of een afstudeerverklaring met daarop: ‘heeft aan alle eisen van de opleiding voldaan’ én dat de student voldoende voorkennis van de wiskunde heeft. Deze voorkennis van de wiskunde kan worden aangetoond met: - een vwo-diploma of een vwo-certificaat met wiskunde A1+2 dan wel B1, of - een havo-diploma met een voldoende voor wiskunde B1+B2, of - een voldoende voor de wiskunde entreetoets van de FEB (waarbij een voldoende resultaat voor deze toets 3 jaar geldig is vanaf de datum waarop de toets behaald is). 1.2 Toelating tot een HBO schakelprogramma Business economics, of Accountancy & Control, of Fiscale economie. In aanvulling op de in 1.1 genoemde algemene ingangseisen HBO wordt in onderstaand schema aangegeven welke afgeronde vierjarige HBO-opleiding (240 ec) vereist wordt voor toelating tot een schakelprogramma Business economics, of Accountancy & Control, of Fiscale economie. Schakelprogramma Business economics Finance Real Estate Finance Accountancy and Control Accountancy Control Fiscale Economie Fiscale Economie Tax Compliance
HEAO AC/RA/AA
HEAO BE
HEAO FE
HEAO MER
HEAO FSM
HvA IFM
Ja Ja
Ja Ja
Nee Nee
Nee Nee
Ja Ja
Ja Ja
Ja Ja
Ja Ja
Nee Nee
Nee Nee
Nee Nee
Ja Ja
Ja Ja
Ja Ja
Ja Ja
Ja Ja
Nee Nee
Nee Nee
1.3 Toelating tot het HBO schakelprogramma Business Studies (60 ec)1 In aanvulling op de in 1.1 genoemde algemene ingangseisen HBO wordt de volgende specifieke ingangseis gesteld voor toelating tot het schakelprogramma Business studies: minimaal 30 studiepunten (ec) aan voor de FEB bedrijfskundige relevante post-propedeutische vakken.
1
Het schakelprogramma Business Studies (60 ec) wordt weergegeven in paragraaf 5.6 van deze OER.
127
OER MSc 2009-2010 Bijlage E
Toelatingsbeleid schakel- en deficiëntieprogramma’s
1.4 Inschrijfprocedure schakelprogramma’s voor HBO-studenten Inschrijving bij de faculteit (FEB) Studenten dienen zich uiterlijk voor 1 juli 2009 te hebben aangemeld via de website van de FEB. Daarnaast dienen studenten uiterlijk voor 1 augustus 2009 originele diploma’s en bijbehorende cijferlijsten (HAVO/VWO of ander bewijs dat aan de wiskunde-eis is voldaan èn HBO/WO) te hebben getoond bij het Bureau Examen- en Studiezaken (BES). Indien het diploma nog niet is uitgereikt, dan voldoet ook een afstudeerverklaring met daarop ‘heeft aan alle eisen van de opleiding voldaan’. Centrale inschrijving bij de Universiteit (UvA) Het inschrijfformulier of het herinschrijfformulier voor de UvA dient uiterlijk 1 september 2009 ingeleverd te zijn bij de Centrale Studentenadministratie van de UvA samen met het Toelatingsbewijs tot het schakelprogramma, afgegeven door de Examencommissie van de FEB. Op die datum dient tevens het collegegeld te zijn betaald of een machtiging tot betaling te zijn afgegeven. Schakelstudenten dienen zich in te schrijven als bachelorstudent bij de FEB met als speciale codering ‘Schakelprogramma’.
2. Toelatingsbeleid WO-instroom 2.1 Algemene ingangseisen WO-instroom Als ingangseis voor elk deficiëntieprogramma geldt dat de student in bezit moet zijn van een Nederlands universitair bachelor en/of masterdiploma of een afstudeerverklaring met daarop: ‘heeft aan alle eisen van de opleiding voldaan’ én dat de student voldoende voorkennis van de wiskunde dient te hebben. Deze voorkennis kan worden aangetoond met: - een vwo-diploma of een vwo-certificaat met wiskunde A1,2 dan wel B1, of - een havo-diploma met een voldoende voor wiskunde B1+B2, of - een bachelordiploma op grond waarvan de student is toegelaten tot de opleiding en van een opleiding waarbinnen wiskunde op voldoende hoog niveau onderdeel uitmaakt van het studieprogramma, of - een voldoende voor de wiskunde entreetoets van de FEB (waarbij een voldoende resultaat voor deze toets 3 jaar geldig is vanaf de datum waarop de toets behaald is). 2.2 Specifieke ingangseisen WO-instroom Bij informatieaanvragen en aanmeldingen wordt - in aanvulling op het in 2.1 gestelde - door de Examencommissie op basis van de instroomeisen van de desbetreffende masteropleiding bepaald of toelating wel of niet mogelijk is. Indien een aanmelder eerst een deficiëntietraject dient te volgen, wordt door de Examencommissie bepaald welke vakken in het deficiëntietraject door de aanmelder gevolgd dienen te worden.
2.3 Deficiëntieprogramma’s Business studies 2.3.1 Directe toelating tot de MSc in Business studies Studenten met een Nederlands universitair bachelordiploma Business Studies of International Business worden direct en zonder een deficiëntieprogramma toegelaten tot de MSc in Business Studies. Ook studenten die het minorprogramma Academische Competenties HvA hebben behaald, kunnen - indien zij voldoen aan een aantal andere eisen - directe toelating tot de MSc in 1 Business Studies krijgen. 1
Voor een overzicht van alle eisen wordt naar het Minorprogramma Academische Competenties HvA in bijlage A verwezen.
128
OER MSc 2009-2010 Bijlage E
Toelatingsbeleid schakel- en deficiëntieprogramma’s
2.3.2 Deficiëntieprogramma (25 ec) Business studies voor aanverwante WO-opleidingen Of een opleiding voldoende verwant is wordt beoordeeld door de Examencommissie. Het deficiëntie-programma Business Studies (25 ec) voor aanverwante universitaire opleidingen wordt weergegeven in paragraaf 5.6 van deze OER. 2.3.3 Deficiëntieprogramma (60 ec) Business studies voor niet aanverwante universitaire
opleidingen In aanvulling op de in 2.1 genoemde algemene ingangseisen hebben alle niet in 2.3.2 genoemde universitaire opleidingen een deficientieprogramma van (maximaal) 60 ec. Het deficiëntieprogramma Business Studies (60 ec) is gelijk aan het in paragraaf 5.6 van deze OER weergegeven schakelprogramma voor HBO-studenten. 2.4 Inschrijfprocedure deficiëntieprogramma’s voor WO-ers Teneinde alle aanvragen tijdig en zorgvuldig te kunnen behandelen, wordt een sluitingsdatum voor aanmeldingen gehanteerd van 1 juni 2009 voor toelating tot het deficiëntie- en masterprogramma per 1 september 2009 en een sluitingsdatum van 1 december 2009 voor toelating tot het deficiëntie- en masterprogramma per 1 februari. Aanmeldingen die te laat binnenkomen worden pas in behandeling genomen bij de volgende sluitingsdatum.
129
OER MSc 2009-2010 Bijlage E
Toelatingsbeleid schakel- en deficiëntieprogramma’s
130
OER MSc 2009-2010 Bijlage F
UvA Fraude- en plagisstregeling
Bijlage F UvA Fraude- en Plagiaatregeling REGELING FRAUDE EN PLAGIAAT STUDENTEN UvA Artikel 1 Definities 1. Onder fraude en plagiaat wordt verstaan het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt. 2. Onder fraude wordt in ieder geval verstaan: a) a. tijdens het tentamen in het bezit zijn van hulpmiddelen (voorgeprogrammeerde rekenmachine, mobiele telefoon, boeken, syllabi, aantekeningen etc), waarvan de raadpleging niet uitdrukkelijk is toegestaan; b) b. tijdens het tentamen afkijken of, binnen of buiten de tentamenruimte uitwisselen van informatie; c) c. zich tijdens het tentamen uitgeven voor iemand anders; d) d. zich tijdens het tentamen door iemand anders laten vertegenwoordigen; e) e. zich voor de datum of het tijdstip waarop het tentamen zal plaatsvinden, in het bezit stellen van de opgaven van het desbetreffende tentamen; f) f. fingeren en/of vervalsen van enquête- of interviewantwoorden of onderzoekgegevens. 3. Onder plagiaat wordt in ieder geval verstaan: a) a. het gebruik maken dan wel overnemen van andermans teksten, gegevens of ideeën zonder volledige en correcte bronvermelding; b) b. het presenteren als eigen werk of eigen gedachten van de structuur dan wel het centrale gedachtegoed uit bronnen van derden, zelfs indien een verwijzing naar andere auteurs is opgenomen; c) c. het niet duidelijk aangeven in de tekst, bijvoorbeeld via aanhalingstekens of een bepaalde vormgeving, dat letterlijke of bijna letterlijke citaten in het werk werden overgenomen, zelfs indien met een correcte bronvermelding; d) d. het parafraseren van de inhoud van andermans teksten zonder voldoende bronverwijzingen; e) e. het overnemen van beeld-, geluids- of testmateriaal, software en programmacodes van anderen zonder verwijzing en zodoende laten doorgaan voor eigen werk; f) f. het indienen van een eerder ingediende of daarmee vergelijkbare tekst voor opdrachten van andere opleidingsonderdelen; g) g. het overnemen van werk van medestudenten en dit laten doorgaan voor eigen werk; h) h. het indienen van werkstukken die verworven zijn van een commerciële instelling of die (al dan niet tegen betaling) door iemand anders zijn geschreven. 4. Met examencommissie is bedoeld de examencommissie van de opleiding die verantwoordelijk is voor het desbetreffende studieonderdeel. 5. Met tentamen is bedoeld een onderzoek per onderdeel naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student, waaraan een beoordeling is verbonden.
131
OER MSc 2009-2010 Bijlage F
UvA Fraude- en plagisstregeling
Artikel 2 Medeplichtigheid 1. Zowel de pleger als de medepleger van fraude en plagiaat (kunnen) worden bestraft. 2. Indien het overnemen van werk van medestudenten gebeurt met toestemming en/of medewerking van de medestudent is deze laatste medeplichtig aan plagiaat. 3. Wanneer in een gezamenlijk werkstuk door een van de auteurs plagiaat wordt gepleegd, zijn de andere auteurs medeplichtig aan plagiaat, indien zij hadden kunnen of moeten weten dat de ander plagiaat pleegde. Artikel 3 Plagiaatdetectie Bij de detectie van plagiaat in teksten kan gebruik worden gemaakt van elektronische detectieprogramma’s. Met het aanleveren van de tekst geeft de student impliciet toestemming tot het opnemen van de tekst in de database van het betreffende detectieprogramma. Artikel 4 Procedure 1. Wanneer fraude en/of plagiaat wordt geconstateerd deelt de examinator dit terstond mee aan de student en tevens schriftelijk aan de examencommissie onder overlegging van de schriftelijke stukken en bevindingen. 2. De examencommissie stelt de student binnen een termijn van 2 weken in de gelegenheid te worden gehoord. 3. De examencommissie stelt vast of er sprake is van fraude of plagiaat en deelt de student schriftelijk haar besluit en de sancties conform het bepaalde in artikel 4 jo. artikel 5 mede binnen een termijn van 4 weken, onder vermelding van de beroepsmogelijkheid bij het College van beroep voor de examens. 4. Indien plagiaat wordt geconstateerd of vermoed in een bepaald werkstuk, kan de examencommissie besluiten eerder door dezelfde student(en) ingeleverde werkstukken te onderzoeken op plagiaat. De student is verplicht aan zo’n onderzoek mee te werken en kan worden verplicht digitale versies van eerdere werkstukken aan te leveren. 5. De opgelegde sancties worden vastgelegd in het studentendossier. Artikel 5 Sancties bij fraude Fraude wordt door de examencommissie als volgt bestraft: 1. Bij gedragingen zoals omschreven in artikel 1, tweede lid onder a volgt ongeldig verklaring van het ingeleverde tentamen en uitsluiting van deelname aan de eerstkomende tentamengelegenheid van het desbetreffende vak. 2. Bij gedragingen zoals omschreven in artikel 1, tweede lid onder b volgt ongeldig verklaring van het ingeleverde tentamen en uitsluiting van deelname aan de eerstkomende en eventueel tweede tentamengelegenheid van het desbetreffende vak. 3. Bij gedragingen zoals omschreven in artikel 1, tweede lid onder c tot en met f volgt ongeldig verklaring van het werk dat tot stand is gekomen met behulp van fraude en volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding dan wel van de gehele instelling voor een periode van maximaal 12 maanden. 4. Bij gedragingen waarin deze regeling niet voorziet, kan de examencommissie afhankelijk van de ernst van de gepleegde fraude een sanctie opleggen inhoudende ongeldig verklaring van het ingeleverde tentamen, uitsluiting van het desbetreffende tentamen voor ten hoogste 12 maanden, dan wel volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding dan wel van de gehele instelling voor een periode van ten hoogste 12 maanden. 5. Indien de student reeds eerder een sanctie heeft gekregen in verband met geconstateerde fraude dan wel plagiaat volgt volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere
132
OER MSc 2009-2010 Bijlage F
UvA Fraude- en plagisstregeling
vormen van toetsing van de opleiding dan wel van de gehele instelling voor een periode van maximaal 12 maanden en het advies de opleiding te verlaten. 6. De examencommissie verleent geen vrijstellingen op grond van elders behaalde resultaten, behaald in de periode waarvoor de student, krachtens dit artikel, was uitgesloten van deelname aan tentamens bij de opleiding. 7. Indien de student staat ingeschreven voor meer dan een opleiding, dan treedt de examencommissie in overleg met de examencommissies van de desbetreffende opleidingen alvorens een sanctie toe te passen. 8. Indien de geconstateerde gedraging betrekking heeft op een module van het honoursprogramma kan de examencommissie bepalen dat verdere deelname aan het programma wordt ontzegd. Artikel 6 Sancties bij plagiaat Plagiaat wordt door de examencommissie als volgt bestraft: 1. Bij gedragingen zoals omschreven in artikel 1, derde lid, waarbij bepaalde gedeeltes uit bestaande teksten zijn overgenomen maar de student nog wel eigen onderzoek heeft verricht, volgt ongeldig verklaring van het ingeleverde werkstuk en uitsluiting van deelname aan het tentamen van het desbetreffende vak dan wel volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding voor een periode van maximaal 6 maanden. Indien het werkstuk betrekking heeft op een bachelor- dan wel masterscriptie worden de begeleidingswerkzaamheden van de scriptiebegeleider voor duur van deze periode opgeschort. 2. Bij gedragingen zoals omschreven in artikel 1, derde lid, waarbij het hele werkstuk dan wel aanzienlijke delen daarvan, inclusief het als eigen werk gepresenteerde onderzoek, afkomstig is van bestaand materiaal en elders gepubliceerd onderzoek dan wel literatuur, volgt ongeldig verklaring van het ingeleverde werkstuk en uitsluiting van deelname aan het tentamen van het desbetreffende vak dan wel volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding dan wel van de gehele instelling voor een periode van maximaal 12 maanden. Indien het werkstuk betrekking heeft op een bachelor- dan wel masterscriptie worden de begeleidingswerkzaamheden van de scriptiebegeleider voor duur van deze periode opgeschort. 3. Indien na onderzoek ex artikel 3, zesde lid, blijkt dat eerder plagiaat is gepleegd kan de examencommissie besluiten eerder behaalde resultaten van onderdelen waarbij plagiaat is vastgesteld, ongeldig te verklaren. 4. Bij gedragingen waarin deze regeling niet voorziet, kan de examencommissie afhankelijk van de ernst van het gepleegde plagiaat een sanctie opleggen inhoudende ongeldig verklaring van het ingeleverde werkstuk en uitsluiting van deelname aan het tentamen van het desbetreffende vak dan wel volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding dan wel van de gehele instelling voor een periode van ten hoogste 12 maanden. Indien het werkstuk betrekking heeft op een bachelor- dan wel masterscriptie worden de begeleidingswerkzaamheden van de scriptiebegeleider voor de duur van deze periode opgeschort. 5. Indien de student reeds eerder een sanctie heeft gekregen in verband met geconstateerde fraude dan wel plagiaat volgt volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens, examens of andere vormen van toetsing van de opleiding dan wel van de gehele instelling voor een periode van maximaal 12 maanden en het advies de opleiding te verlaten. 6. De examencommissie verleent geen vrijstellingen op grond van elders behaalde resultaten, behaald in de periode waarvoor de student, krachtens dit artikel was uitgesloten van deelname aan tentamens bij de opleiding. 7. Indien de student staat ingeschreven voor meer dan een opleiding, dan treedt de examencommissie in overleg met de examencommissies van de desbetreffende opleidingen alvorens een sanctie toe te passen. 8. Indien de geconstateerde gedraging betrekking heeft op een module van het honoursprogramma kan de examencommissie bepalen dat verdere deelname aan het programma wordt ontzegd.
133
OER MSc 2009-2010 Bijlage F
UvA Fraude- en plagisstregeling
Artikel 7 Inwerkingtreding, citeertitel Deze regeling treedt in werking uiterlijk op 1 september 2008 en kan worden aangehaald als 'Regeling fraude en plagiaat studenten UvA'.
TOELICHTING FRAUDE EN PLAGIAAT REGELING STUDENTEN UvA Op advies van de Werkgroep ter voorkoming en bestrijding van plagiaat en fraude door studenten en in samenspraak met de examencommissies is deze uniforme regeling opgesteld. De regeling maakt onderdeel uit van een breder fraude en plagiaatbeleid en geeft vooral duidelijke definities van fraude en plagiaat en richtlijnen voor op te leggen sancties. Definities De regeling geldt voor alle studenten die aan de UvA studeren, dat wil zeggen ook voor uitwisselingstudenten, extraneï en contractstudenten. Hoewel plagiaat ook kan worden aangemerkt als een vorm van fraude, zijn de twee begrippen afzonderlijk benoemd. Dit vergemakkelijkt het geven van definities en het uitwerken van de verschillende sancties. De definitie in artikel 1 ziet slechts op tentamen- en examensituaties. Dit betekent dat de regeling niet ziet op plagiaat in ontwerphoofdstukken en andere voorbereidende documenten voor een scriptie of paper. Indien de docent in de voorbereidende fase plagiaat constateert, ligt het in de rede dat de docent de student daarop aanspreekt en de student erop wijst dat in het geval de ontwerptekst als definitieve tekst wordt ingeleverd er een probleem ontstaat. Het is van belang dat steeds volkomen duidelijk is welke examencommissie een kwestie behandelt. Vooral bij keuzevakken kan dit tot problemen leiden. In de regeling is als uitgangspunt opgenomen dat de examencommissie waaronder het betreffende onderwijs/onderdeel valt verantwoordelijk is. Indien de student staat ingeschreven voor meer dan een opleiding, dan zal de examencommissie in overleg moeten treden met de examencommissie van de desbetreffende opleiding alvorens een sanctie toe te passen. In artikel 2 is aangeven dat naast de pleger ook de medepleger strafbaar is. De 'pleger' neemt het initiatief tot de daad, terwijl een 'medepleger' hier actief aan meedoet. Lid 2 en lid 3 stellen de medeplichtigheid strafbaar. Een medeplichtige is bepaald gedrag dan wel het nalaten van bepaald gedrag te verwijten. Procedure In het geval er een vermoeden van fraude of plagiaat wordt geconstateerd deelt de examinator dit terstond mee aan de examencommissie. Bij de examencommissie ligt vervolgens de verantwoordelijkheid voor de procedure. Met deze bepaling wordt voorkomen dat er een onwenselijke onderhandelingsruimte ontstaat tussen de examinator en de student. Bovendien kan de examencommissie beter waken over de vereiste zorgvuldigheid in de procedure en de rechtszekerheid van de student. De opgelegde sancties worden vastgelegd in het “studentendossier”. Hiermee is bedoeld de map – hetzij in schriftelijke hetzij in elektronische vorm – die iedere facultaire onderwijsadministratie van de studenten beheert. Sancties Ingevolge het bepaalde in artikel 7.12 vierde lid van de WHW geldt dat in geval van fraude en plagiaat de examencommissie, gedurende een termijn van ten hoogste één jaar, de student kan uitsluiten van het afleggen van tentamens van de opleiding dan wel van de instelling. In deze regeling is voor het sanctiebeleid aansluiting gezocht bij de reeds bestaande jurisprudentie van
134
OER MSc 2009-2010 Bijlage F
UvA Fraude- en plagisstregeling
examencommissies en het College van Beroep voor de Examens. Bij de op te leggen sanctiemaatregel zal duidelijk aangegeven moeten worden of de uitsluiting enkel ziet op de tentamens van de opleiding of ook geldt voor alle tentamens aan de UvA. Implementatie Krachtens artikel 9.5 WHW kan het College van Bestuur richtlijnen vaststellen met betrekking tot de bevoegdheid van de decaan ex artikel 9.15, eerste lid, WHW tot het vaststellen van de onderwijs- en examenregeling. Deze Fraude- en plagiaatregeling omvat een richtlijn aan de decaan om de tekst uiterlijk met ingang van het studiejaar 2008-2009 onverkort op te nemen in de onderwijs- en examenregeling. Specifieke situaties bij de opleiding kunnen als aanvulling op de regeling worden opgenomen.
135
OER MSc 2009-2010 Bijlage F
UvA Fraude- en plagisstregeling
136
OER MSc 2009-2010 Bijlage G
Lijst van gebruikte afkortingen
Bijlage G Lijst met gebruikte afkortingen Afkorting A&C AE AEC AEO AG AIC AIO Art. BaMa BE BES BI BK BS BSA BSc BV CSA CTIS CC CROHO ec EC E FC FE FEB FSR HBO HEAO HES HRM HvA ICT IEF IIS IO IP ISIS KE KV
Begrip Accountancy & Control Algemene Economie Advanced Core Extension Course Actuarial Science and Mathematical Finance, Econometrie en Operationele research Actuarieel Genootschap Advanced Intensive Cor Course Assistent in opleiding Artikel Bachelor / Master Bedrijfseconomie Bureau Examens en Studentzaken BI Norwegian Business School, Oslo, Norway Bedrijfskunde Business Studies Bindend Studieadvies Bachelor of Science Basisvak Centrale Studentadministratie College- en Tentamen Inschrijf Systeem Core Course Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs european credit Elective Course Engelstalig Field Course Fiscale Economie Faculteit Economie en Bedrijfskunde Facultaire Studentenraad Hoger Beroepsonderwijs Hogere Economisch Administratief Onderwijs Hogere Economische School Human Resources Management Hogeschool van Amsterdam Informatie- en Communicatie Technologie International Economics and Finance Instituut voor Interdiscplinaire Studies Industrial Organisation Integratieproject Individueel Student Informatie Systeem Kwantitatieve Economie Keuzevak
137
OER MSc 2009-2010 Bijlage G
Afkorting MC MV NIVRA NL OC OER OR ORM OIO OWI MSc PEX PV SC SV UL UPF UvA VV VU WHW WO
Lijst van gebruikte afkortingen
Begrip Mastercourse Mastervak Koninklijk Nederlands Instituut voor Registeraccontants Nederlandstalig Opleidingscommissie Onderwijs- en Examenregeling Ondernemingsraad Operationele research en Management Onderzoeker in opleiding Onderwijsinstituut Master of Science Propedeutisch Examen Propedeusevak Support Course Steunvak of Onderzoeksvaardigheden University of Ljubljana, Ljubljana, Slovenia Universtitat Pompeu Fabra, Barcelona, Spain Universiteit van Amsterdam Verbredingsvak Vrije Universiteit Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek Wetenschappelijk Onderwijs
138