Ondersteuningsprofiel ROC Menso Alting 2015-2016 Op het ROC Menso Alting is de begeleiding van studenten gericht op 4 deelgebieden, namelijk competentieontwikkeling, loopbaanbegeleiding, leerproces en sociaal-emotionele ontwikkeling. Bij competentieontwikkeling moet men denken aan de kennis, vaardigheden en houding die nodig zijn voor het beroep. Loopbaanbegeleiding houdt in dat de student zich ervan bewust is dat hij onderweg is naar een beroep, naar een baan. Het is belangrijk dat hierin de juiste keuzes worden gemaakt. De begeleiding bij het leerproces zal in de loop van de opleiding afnemen: van sturing naar zelfsturing. De student leert verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen leerproces en krijgt inzicht in zijn eigen leerstijl en leermogelijkheden. De sociaal-emotionele ontwikkeling is gericht op de ontwikkeling van de student als persoon. Hij krijgt feedback en leert reflecteren. Ook is er aandacht voor de sociale vaardigheden die nodig zijn voor het beroep. Al deze aspecten worden geïntegreerd aangeboden en komen terug in de hele opleiding. In dit document wordt beschreven wat de school aanbiedt aan begeleiding en ondersteuning. Dat wordt beschreven op 5 terreinen/thema’s (gebaseerd op addendum bij onderwijsovereenkomst). - Individuele aandacht. - Verzorging - Didactische ondersteuning inclusief materiaal. - Fysieke omgeving. - Specialistische expertise. Eerst wordt beschreven waaruit de basisbegeleiding bestaat, die voor elke student van toepassing is. Daarna wordt aangegeven wat er aan extra ondersteuning mogelijk is. De extra ondersteuning is vrij breed. Van studenten kan bij de intake naar voren komt dat ze gedurende de hele schoolloopbaan extra ondersteuning en/of faciliteiten nodig hebben. Maar het kan ook voorkomen dat een student korte, tijdelijke extra ondersteuning nodig heeft. Soms komt deze vraag pas tijdens de opleiding naar voren. Deze ondersteuning valt nog binnen de reguliere begeleiding. Soms is er specifieke(r) extra ondersteuning nodig. Dan is het nodig de ondersteuning vast te leggen. Dit wordt dan als addendum bij de onderwijsovereenkomst gevoegd. De intake is belangrijk bij het bepalen van de toelaatbaarheid (wettelijke vereisten) en de plaatsbaarheid (match opleiding-competenties-ondersteuningsbehoefte) van de student. Daarvoor is het van belang dat er goed en compleet wordt geïnformeerd. Uitgangspunten bij het onderwijs op ROC Menso Alting zijn: - Ieder mens is een uniek kind van God - De student en zijn ontwikkeling staat centraal - We leiden op voor het beroep, maar ook voor het leven - Er is aandacht voor kennis, vaardigheden én houding - De school is een veilige plek - Docenten zijn professioneel en vakkundig - De student is eigenaar van zijn leerproces
1
1. Individuele aandacht Hier wordt beschreven wat er aan extra tijd en/of individuele aandacht beschikbaar is. Maar bijvoorbeeld ook welke eisen we stellen aan de groepsgrootte. Basis Groep(sgrootte) Op het ROC Menso Alting wordt onderwijs aan groepen gegeven. Binnen een groep is er wel enige ruimte voor differentiatie. Klassen kunnen bestaan uit studenten van verschillende niveaus. Bij niveau 2 is het streven om in één klas - met 1 docent - niet meer dan 18 studenten te hebben. Bij niveau 3 en 4 ligt dit op 27 studenten. Het zal soms echter kunnen voorkomen dat een groep toch iets groter is. Elke groep heeft specifieke coach- en begeleidingsuren. Bij praktijkvakken wordt de groep waar mogelijk gesplitst. Individuele aandacht Elke student heeft een coach die de student begeleidt. Een coach begeleidt meerdere studenten. Elke periode van 10 weken heeft de coach minimaal één individueel gesprek met de student. Daarin is aandacht voor het leerproces, de competentie-ontwikkeling, de loopbaanbegeleiding en de sociaal-emotionele ontwikkeling. De student is eigenaar van zijn eigen leerproces. Dit vraagt verantwoordelijkheid en zelfstandigheid van de student. De coach is er om de student hierbij te begeleiden. Hoe verder in de opleiding, hoe zelfstandiger de student zal (moeten kunnen) werken. Voor de bpv is er een bpv-coach. Deze begeleidt de student tijdens de bpv. Elke bpv komt de bpv coach (minimaal) 2 keer op de werkplek (afhankelijk van de lengte van de bpv). Eerst voor een tussenevaluatie en aan het eind voor een eindevaluatie. Extra Taal/dyslexie Er worden voor Nederlands en Engels bijlessen aangeboden waar de student gebruik van kan maken. De bijlessen worden op vaste momenten gegeven, groepsgrootte is afhankelijk van aantal studenten dat zich heeft opgegeven. Als bij de intake of tijdens de opleiding naar voren komt dat de student nog op een te laag niveau zit, kan bijles verplicht worden gesteld. Voor studenten met dyslexie zijn er daarnaast faciliteiten mogelijk. Zij kunnen hiervoor terecht bij de dyslexiecoördinator. De student met dyslexie moet een officiële dyslexieverklaring inleveren. In een individueel gesprek wordt bekeken wat de student nodig heeft en kunnen faciliteiten toegekend worden. Elk jaar wordt dit geëvalueerd, zodat maatwerk gewaarborgd is. Daarbij worden de wettelijk vastgestelde kaders in acht genomen. Rekenen/dyscalculie en ernstige rekenproblemen Er worden voor rekenen bijlessen aangeboden waar de student gebruik van kan maken. De bijlessen worden op een vast moment gegeven, groepsgrootte is afhankelijk van aantal studenten dat zich heeft opgegeven. De rekendocent geeft deze bijlessen. Als bij de intake of tijdens de opleiding naar voren komt dat de student nog op een te laag niveau zit, kan bijles verplicht worden gesteld. Voor studenten met dyscalculie zijn daarnaast faciliteiten mogelijk: met een officiële dyscalculieverklaring hebben ze recht op faciliteiten bij het reguliere rekenexamen. Studenten met dyscalculie of ernstige reken- en wiskundeproblemen kunnen terecht bij de dyscalculiecoördinator. Er kunnen dan afspraken worden gemaakt over ondersteuning en de student kan – mits aan de voorwaarden wordt voldaan – een aangepast rekenexamen aanvragen.
2
Sociaal-emotioneel Waar nodig kan de coach een keer een extra gesprek hebben met een student. Ook zijn er collega’s die specifiekere begeleiding kunnen bieden, namelijk de schoolmaatschappelijk werker en de studentbegeleider. Deze begeleiding vindt buiten de klas plaats. Het betreft kortlopende trajecten, die maximaal 5 gesprekken beslaan. Is er meer hulp nodig, dan wordt de student doorverwezen naar een geschikte externe organisatie. Verder worden er cursussen aangeboden op gebied van faalangstreductie en sociale vaardigheden. Keuze/loopbaan Als er vragen zijn of de gekozen opleiding de juiste is voor de student, kan deze een gesprek aangaan met de decaan van zijn afdeling. Deze zal met de student een traject ingaan waarin bekeken wordt wat voor hem de beste loopbaan (keuze van opleiding) is. Competentie Soms ligt er een vraag voor nader onderzoek, bijvoorbeeld als er zorgen zijn over de competentieontwikkeling. Dit onderzoek zal buiten de school plaatsvinden. In principe worden deze onderzoeken door de studenten/ouders zelf bekostigd. De student kan met school overleggen over de mogelijkheden. Doorverwijzen gaat via de zorgcoördinator. In schooljaar 2015-2016 is er voor 10 studenten kosteloos nader onderzoek mogelijk bij het OPDC, met wie het ROC jaarlijks afspraken maakt. Dit gebeurt op volgorde van aanvraag. Bpv De school kan niet beslissen over de ondersteuning die een stagebedrijf kan geven. Wel kan de bpvcoach van school tijdens de bpv een extra gesprek inplannen. Specifieke extra ondersteuning Voor enkele studenten is er standaard meer begeleiding mogelijk, bijvoorbeeld structureel extra gesprekken met de coach waarin extra aandacht is voor bijvoorbeeld plannen of op sociaalemotioneel vlak. De school richt zich echter vooral op het scheppen van een goede omgeving waarbinnen de student goed kan functioneren.
2. Verzorging Dit betreft ondersteuning met betrekking tot persoonlijke verzorging. De school biedt zelf geen (ondersteuning bij) verzorging. Wel kunnen afspraken gemaakt worden over het ruimte bieden aan externe hulpverleners die de student hierbij ondersteunen (bijvoorbeeld rond hulp bij toiletbezoek).
3. Didactische ondersteuning inclusief materiaal Welke middelen en materialen zijn beschikbaar binnen de opleiding? Zijn er specifieke afspraken nodig op didactisch gebied of wat betreft materiaalgebruik. Basis De student gebruikt onderwijsmateriaal dat bij het niveau van zijn opleiding past. Op school zijn er computers/laptops beschikbaar waar de student op kan werken. 3
Beneden zijn enkele computers beschikbaar waar de student voor zichzelf kan gaan werken. Ook is daar een printer en kopieerapparaat waar de studenten gebruik van mogen maken. Binnen school zijn verschillende beamers aanwezig die gebruikt kunnen worden voor presentaties. Ook zijn er foto- en videocamera’s te leen voor studenten. De student maakt en gebruikt een portfolio waarin alle resultaten bij elkaar liggen. Daarnaast worden de resultaten bijgehouden in het leerlingvolgsysteem. Extra Materiaal Voor studenten die extra uitleg nodig hebben, worden bijlessen georganiseerd. Daar is extra oefenmateriaal aanwezig. Faciliteiten Welke faciliteiten een student krijgt, is afhankelijk van de beperking en de hulpvraag. Dit wordt individueel met de student besproken. Daarbij wordt gehouden aan wet- en regelgeving. Mogelijke faciliteiten voor studenten zijn: - een vergrote letter bij toetsen; - extra tijd bij een toets; - gebruik van een (zelf ontwikkelde) regelkaart voor spelling en grammatica; - gebruik van een woordenboek; - een standaard (wettelijk voorgeschreven) hulpkaart bij dyscalculie of ERWD; - mondeling toetsen; - alternatieve bewijsvoering; Voorleessoftware is niet aanwezig, wel is er de mogelijkheid Claroread (zelf aan te schaffen) op school te gebruiken. Daarnaast zijn er via internet nog mogelijkheden voor voorlezen van teksten. De student moet zelf een koptelefoon meenemen en kan dan gebruik maken van de verschillende voorleesfuncties. Als een student faciliteiten nodig heeft die hier niet zijn genoemd, wordt in overleg met de examencommissie bekeken wat mogelijk en toegestaan is. Specifieke extra ondersteuning Soms moeten er specifieke afspraken worden gemaakt tussen docenten/coach en student. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de benadering van een student of manier van lesgeven. Ook kan de student rustmomenten nodig hebben en worden afspraken hierover vastgelegd. Je kunt daarbij bijvoorbeeld denken aan luisteren naar rustige muziek tijdens werken in de klas (met koptelefoon) of zich af en toe mogen terugtrekken uit de klas.
4. Fysieke omgeving Hoe ziet de ruimtelijke omgeving eruit? Is de school rolstoeltoegankelijk? Zijn er rustige werkplekken? Basis Er zijn zowel theorielokalen als praktijklokalen binnen de school. Er zijn praktijklokalen voor handel en economie (kantoorruimte), voor activiteiten (handvaardigheid), voor verpleegkunde en voor huishouding (huiskamer, keuken en wasruimte). De verschillende opleidingen hebben een vast eigen theorielokaal (stamlokaal). Voor sport en spel wordt gebruik gemaakt van een sporthal in de buurt.
4
Beneden is een kleine stilteruimte waar de student even tot rust kan komen, kan reflecteren of mediteren. Er is een ruime aula - met kantine - waar de student in pauzes en tussenuren kan verblijven. De kantine is alleen in de pauzes open. Buiten is een schoolplein met enkele bankjes. Extra Er is een lift binnen school en de school is rolstoeltoegankelijk. Studenten die (tijdelijk) invalide zijn, kunnen (tijdelijk) een liftsleutel krijgen. Ook is er een invalidentoilet binnen de school. Specifieke extra ondersteuning Op aanvraag kan er worden bekeken of er een extra ruimte beschikbaar is waar de student zich kan terugtrekken (als een student deze nodig heeft). Ook kan een student bijvoorbeeld toestemming krijgen om tijdens de pauze op de (rustige) gang te mogen blijven (in plaats van in de drukke aula).
5. Specialistische expertise Welke expertise is er binnen en buiten de school? Basis Intern: Alle vakdocenten zijn geschoold en hebben passie voor hun vak en voor de student. Zij zijn capabel om de student zowel kennis als vaardigheden en houding bij te brengen. Zij weten welke competenties voor hun vak en voor hun opleiding nodig zijn. De coach speelt een belangrijke rol op ROC Menso Alting. De coach is degene die het leerproces van de student, en alles wat daarbij komt kijken, volgt. De coach voert regelmatig gesprekken met de student en weet wanneer eventuele extra actie nodig is (signaleren en doorverwijzen). De bpv-coach begeleidt de student op de bpv. De bpv-coach heeft ervaring met de praktijk en het begeleiden van studenten. De bpv-coördinator regelt – in samenwerking met de student en de praktijk – een passende bpv-plek voor de student. De bpv-plekken zijn allemaal geaccrediteerd voor de opleiding en het niveau van de student. De vakdocenten en (bpv-)coaches komen samen in het team. Allen zijn bekwaam in signaleren van eventuele problemen. Het team bespreekt regelmatig de voortgang van de student en maakt afspraken over de begeleiding. De coach is degene die dit vervolgens regisseert en in de gaten houdt. Hij weet ook de route naar extra ondersteuning en begeleiding en begeleidt de student hiernaar. Extra Elke afdeling heeft een eigen decaan. De decaan kan de student helpen bij loopbaanvragen. Studenten die niet goed weten wat ze willen of kunnen, kunnen een beroepskeuzetest doen. Hij geeft voorlichting aan studenten over vervolgopleidingen. Als een student aangeeft te willen stoppen met de opleiding, gaat de decaan een uitschrijftraject aan met de student. Elke afdeling heeft een eigen absentiecoördinator. Deze houdt de afwezigheid bij van studenten en spreekt absenten aan. De absentiecoördinator weet hoe de regels en procedures rond absentie zijn. Waar nodig verwijst hij de student door naar leerplicht.
5
Het intern zorg- en adviesteam (izat) heeft de benodigde expertise om de student en ook de teams te begeleiden en van adviezen te voorzien. Het kan het ondersteuningsplan opstellen en het izat heeft zicht op/kennis van de sociale kaart en weet wanneer welke hulp gewenst is. Het izat kan doorverwijzen naar externe instanties. In het izat zitten de zorgcoördinator (master SEN), coördinator dyslexie en dyscalculie, orthopedagoog, schoolmaatschappelijk werker en studentbegeleider. Het kan daarnaast andere deskundigen consulteren. Het izat heeft een korte lijn met de teams, die een vast contactpersoon hebben. De studentbegeleider en de schoolmaatschappelijk werker kunnen de student helpen op het gebied van sociaal-emotionele ontwikkeling. Dat kan gaan om enkele gesprekken, maar er worden ook cursussen aangeboden op gebied van faalangstreductie en sociale vaardigheden. Ze kennen de sociale kaart en weten wanneer en naar wie een student eventueel doorverwezen moet worden. De dyslexiecoördinator weet wat de mogelijkheden zijn op gebied van dyslexie. Hij weet ook de regels rond examinering voor deze studenten. De dyslexiecoördinator gaat in de gesprek met de student en kan faciliteiten toekennen. De dyslexiecoördinator kan een screeningsonderzoek doen naar lees- en spellingproblemen en kan op basis van de uitkomst wel of niet doorverwijzen voor een extern dyslexie-onderzoek. De dyscalculiecoördinator is bekwaam om studenten met dyscalculie en ernstige rekenproblemen te ondersteunen. Hij weet ook de regels rond examinering voor deze studenten. Hij weet wanneer een student moet worden doorverwezen voor extra hulp en/of voor onderzoek. Ook houdt hij het dossier van deze studenten bij. Dit alles gebeurt in samenwerking met de rekencoördinator. Er zijn 2 vertrouwenspersonen binnen school. De student kan hier terecht met vragen / klachten over bijvoorbeeld onveiligheid of seksuele intimidatie. Extern: OPDC is een externe instantie die nauw samenwerkt met onze school. Studenten kunnen mogelijk worden doorverwezen naar het OPDC voor een onderzoek. Ook zijn ze beschikbaar voor crisisopvang. De leerplichtambtenaar komt op school om studenten te spreken. De absentiecoördinatoren melden de studenten die te vaak afwezig zijn geweest bij hem aan. Ook is er een extern vertrouwenspersoon. De informatie is te vinden op de website en in de studiegids. Er is regelmatig overleg tussen zorgcoördinator en studiepunt, dat is een huiswerkinstituut. Studenten met een PGB kunnen deze vorm van ondersteuning hieruit financieren. Via het ZAT (zorgadviesteam) GSG-breed zijn er contacten met bijvoorbeeld GGZ, Jeugdzorg, politie en gemeente. Daarnaast zijn er nog instanties met wie we regelmatig contact hebben via de zorgcoördinator of de medewerker spreekuur-OPDC. Ook zijn binnen cluster 1 en cluster 2 Ambulant Begeleiders betrokken bij de begeleiding/ondersteuning van de betreffende student(en).
6
Tot slot: Heeft de student zich voor 1 april aangemeld en mocht binnen ons ROC geen geschikte opleidingsplaats voor de student zijn, dan helpt de school de student bij het zoeken naar een goede opleiding/school.
Tot slot twee opmerkingen: - Begeleiding binnen het onderwijs is een proces dat steeds in ontwikkeling is. Bovenstaande beschrijving geldt voor schooljaar 2015-2016. - Omwille van de leesbaarheid is ervoor gekozen telkens de mannelijke vorm (hij en zijn) te gebruiken.
7