Ondersteuningsprofiel VSO
BERG EN BOSCHSCHOOL
Inhoudsopgave Inleiding Schoolgegevens Hoofdstuk 1
Missie en Visie
Hoofdstuk 2
De leerlingpopulatie
Hoofdstuk 3 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5.
Het pedagogisch beleid onderwijsbehoeften pedagogische aanpak en basisleerklimaat didactische aanpak het handelen van docenten de organisatie
Hoofdstuk 4 4.1. 4.2. 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
Onderwijskundig beleid uitgangspunten bij de onderwijsondersteuning de organisatie van de onderbouw de organisatie bovenbouw aanbod VMBO BBL en KBL theoretische Leerweg aanbod HAVO bovenbouw bijzondere voorzieningen bovenbouw AKA groen AKA breed schema overzicht opbouw onderwijs uitstroomgegevens
4.9 4.10 Hoofdstuk 5.1. 5.2. 5.3
5
Aanmelding, plaatsing, terug- en overplaatsing toelatingscriteria Commissie Van Begeleiding werkwijze Commissie Van Begeleiding
Hoofdstuk 6 6.1 6.2
Veiligheid veiligheidsbeleid arbocommissie
Hoofdstuk 7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6
Contacten met ouders/verzorgers ouderparticipatie gesprekken met ouders klachtenregeling vertrouwenspersoon privacy protocol ouderklankbordgroep
Hoofdstuk 8 8.1
Externe contacten stakeholders
2
Inleiding Voor u ligt het VSO-ondersteuningsprofiel van de Berg en Bosch-school. Een VSO-cluster IV school. Doel hiervan is te beschrijven hoe de school invulling geeft aan het ondersteuningsaanbod dat tegemoet komt aan leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte. Het is geschreven voor ouders/verzorgers/hulpverleners en de scholen (VO en VSO) uit het betreffende samenwerkingsverband, zodat duidelijk is voor hen wat er verwacht mag worden als een leerling een extra en specifieke ondersteuning nodig heeft om tot de voor haar/hem gewenste ontwikkeling te komen. Dit schoolondersteuningsprofiel is bedoeld om samen met de profielen van de andere scholen te komen tot een dekkend aanbod binnen het samenwerkingsverband, resulterend in het ondersteuningsplan, zodat er “geen leerling buiten de boot zal vallen”. Het schoolondersteuningsprofiel moet gezien worden als een groeidocument en wordt in eerste instantie vastgesteld voor de duur van één jaar. (schooljaar 2014-2015) Al werkend zal iedere keer opnieuw duidelijk (er) worden welke ondersteuningsvragen gesteld worden en op welke manier de school hier een antwoord op weet te vinden. Daarnaast zal o.a. d.m.v. kwaliteitsonderzoek en evaluatie het profiel tot aanpassingen en bijstellingen leiden.
3
Schoolgegevens Berg en Boschschool Prof. Bronkhorstlaan 22 3723 MB Bilthoven Berg en Boschschool Handboog 4 3994 AD Houten Tel : 030-2287620 Email:
[email protected] Website : www.bergenbosch-school.nl De Stichting Speciaal Onderwijs Midden Nederland heeft ongeveer 600 leerlingen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar. De leerlingen zijn verdeeld over SO (4 t/m 12 jaar) en VSO (12 t/m 18 jaar). De school is verdeeld over de locaties Bilthoven en Houten. In het VSO zitten ongeveer 345 leerlingen ; 200 in Bilthoven en 145 in Houten.
4
Hoofdstuk 1 Missie en Visie missie De Berg en Bosschool is er voor leerlingen met een vorm van autisme die op een gemiddeld intelligentieniveau functioneren. De Berg en Boschschool wil de leerlingen optimaal voorbereiden op een zo zelfstandig mogelijk leven in de maatschappij en biedt daartoe een ononderbroken onderwijsaanbod aan voor leerlingen van vier tot en met achttien jaar. De kern van onze missie is dat we een school willen zijn waar evenwicht is tussen het halen van kerndoelen, certificaten en diploma’s en het ontwikkelen van levensvaardigheden. Met andere woorden: de leerling moet zich mede door onze inspanningen – het liefst met een diploma – uiteindelijk zo zelfstandig mogelijk kunnen redden in de maatschappij. De hoofdopdracht voor onze school luidt: “leerlingen terdege voorbereiden op vormen van vervolgonderwijs en op de arbeidsmarkt”. Onderwijs op onze school houdt in dat we leerlingen opleiden voor het behalen van de kerndoelen, diploma’s en certificaten; kortom dat we de leerlingen voorbereiden op arbeid en op zinvol functioneren in de samenleving.
Visie Onze missie willen we bereiken door het organiseren van een onderwijsaanbod met een doorlopende leerlijn dat externe stages omvat. Te beginnen vanaf het basisonderwijs, via het voortgezet onderwijs tot en met een arbeidsmarkt gericht leertraject organiseren wij een onderwijs – leerondersteuning. Met onze onderwijsondersteuning werken we vraaggestuurd. Daarbij gaan we uit van de vragen van de leerling en geven ondersteuning die is gericht op de individuele onderwijsbehoeften en de mogelijkheden van de leerlingen. Om vraaggestuurd onderwijs te kunnen geven richten we ons naast het bieden van goed onderwijs ook op het aanleren van levensvaardigheden. Tussen het aanleren van de kerndoelen en de levensvaardigheden is inmiddels zo’n verwevenheid ontstaan dat we deze twee pijlers van ons onderwijs niet meer los van elkaar kunnen zien. De belangrijkste voorwaarde voor het bereiken van onze missie is het organiseren van een veilige onderwijsleeromgeving. In deze veilige onderwijsleeromgeving willen we in onze onderwijsondersteuning zorgdragen voor het vergroten van autonomie, competentiebeleving en het herstellen en/of versterken van voor de ontwikkeling van de leerling belangrijke relaties. Deze basale ontwikkelingsbehoeften, relatie, competentie en autonomie, vormen het uitgangspunt bij ons orthopedagogisch handelen. Het leren van de schoolse vaardigheden is daarbij zowel doel als middel voor het verkrijgen van succeservaringen die voor elke positieve ontwikkeling noodzakelijk zijn. We willen de leerlingen nauwgezet ondersteunen en volgen in hun ontwikkeling. Daarom maken wij gebruik van individuele ondersteunings- en groepsondersteuningsplannen. We besteden veel aandacht aan de verbetering van de wisselwerking tussen leerlingen onderling en sturen het groepsproces volgens duidelijke afspraken en gedragscodes aan. Behalve dat leerlingen klassikaal en individueel leren en werken, stimuleren we - waar dat kan - ook de samenwerking tussen leerlingen. We kijken regelmatig met leerlingen terug op hun leren en functioneren. We helpen ze om zelf oplossingen te bedenken, zodat hun zelfbeeld en zelfvertrouwen kunnen groeien. We zoeken daarbij steeds naar het evenwicht tussen het werken vanuit structuur en afspraken en het werken vanuit creativiteit, intuïtie en flexibiliteit. Voor leerlingen die even niet in de klas kunnen functioneren is een aparte opvang mogelijk gemaakt. In een aparte ruimte buiten de klas worden deze leerlingen opgevangen door een ervaren kracht en indien mogelijk zo snel mogelijk weer teruggeleid naar de klas.
5
Hoofdstuk 2 De leerlingpopulatie kenmerken van leerlingen met een vorm van ASS Elke leerling met autisme is uniek. Dat maakt herkenning en begeleiding van deze leerlingen tot een speciale opgave. Toch zijn er grote overeenkomsten in het gedrag en in het denken van de leerlingen. Bij alle leerlingen op school treffen we kwalitatieve beperkingen aan in het: • sociaal contact • in de communicatie • in het verbeeldend vermogen Daarnaast is er vaak sprake van een abnormale prikkelgevoeligheid en heeft het autisme gevolgen voor het zelfbeeld en het emotioneel functioneren van de leerling. De problematiek van de leerlingen uit zich o.a. in: Tekortkomingen in de ontwikkeling van sociale relaties: • handelen vanuit het eigen perspectief zonder rekening te kunnen houden met anderen (zich niet kunnen inleven in het denken, voelen van anderen) • het gevoelsleven doet vaak vreemd aan, er ontbreekt wederkerigheid • fantasie en werkelijkheid kunnen door elkaar lopen Tekortkoming in de verbale-en non verbale communicatie: • soms achterstand in taalontwikkeling of juist een apart hoogdravend taalgebruik (boekentaal) • expressie in gebaren en mimiek kan afwijkend zijn (gevoel van pijn, verdriet, kwaadheid, blijdschap worden vaak niet herkend bij anderen en worden door de leerlingen zelf ook vaak op een “vreemde” wijze geuit) • beperkt reservoir aan bezigheden en belangstelling, zeer specifieke interesses (veel weten van één onderwerp en op andere gebieden niets weten) • moeite met taal-denkrelaties, oorzaak- gevolg, doel - middel, deel - geheel Tekortkoming in de cognitieve vaardigheden: • moeite met opname, ordening en integratie van informatie • serieel verwerken van informatie d.w.z. informatie wordt stap voor stap verwerkt • auditief aangeboden informatie vervluchtigt snel • moeite met oorzaak-gevolg. Dit betekent dat gebeurtenissen niet goed “geplaatst worden”: niet in de tijd en niet in de juiste volgorde of in het juiste perspectief. • star en rigide vast blijven houden aan bepaalde denkwijzen of handelingen • denken is gericht op het hier en nu. Reflecteren op eigen denken en handelen gaat moeizaam • moeite met het leggen van verbindingen, het zien van samenhang en betekenis verlenen. Denken is veelal concreet, letterlijk en detailgericht • nieuw aangeleerde kennis wordt vaak niet spontaan in andere situaties toegepast; kennis generaliseert niet of met moeite Voor een meer uitvoerige uitwerking van de leerlingpopulatie en wat dit betekent voor de wijze waarop onderwijsconcept en aspecten van onderwijskundig beleid aansluiten op de onderwijsbehoeften van de leerlingen verwijs ik naar hoofdstuk 3 van dit schoolondersteuningsprofiel.
6
Hoofdstuk 3 Het Pedagogisch beleid 3.1. Onderwijsbehoeften Uitgangspunten: • •
Voorspelbare, duidelijke en gestructureerde leer- en werkomgeving creëren. Aansluiten bij de basisbehoeften leerling: autonomie, competentie en relatievorming.
3.2. pedagogische aanpak en basisleerklimaat Onze pedagogische aanpak kenmerkt zich door een concrete, vragende, ordenende en neutrale (nietemotionele, rustige) manier van omgaan met onze leerlingen. Bij het geven van onderwijs houden we rekening met de informatieverwerkingsproblematiek en met de communicatieve problemen die leerlingen kunnen hebben. Dit betekent: • Voorspelbaarheid in tijd, plaats, ruimte en activiteiten: vragen als: waar, wat, met wie, hoe lang en hoe worden hierbij expliciet verduidelijkt om zo problemen met centrale coherentie (in 1 oogopslag, ogenblikken kunnen snappen wat er wordt bedoeld, wat belangrijk is in een situatie) te ondervangen • Aangepaste communicatie: dit is rekening houden in onze communicatie met communicatie problemen van onze leerlingen: bv. letterlijk nemen van taal, trage informatie verwerking, context blindheid, moeite met onderscheid van hoofd- en bijzaken, etc. Daarom moet onze communicatie helder en expliciet zijn; niet teveel tegelijkertijd, tijd geven om taal te verwerken, ondersteunen met visualisaties, etc. • Een orthopedagogische en orthodidactische benadering die aansluit bij de kernproblematiek van onze leerlingen: met andere woorden: oorzaak van voorkomende gedragsproblemen of werkhoudingsproblemen worden in eerste instantie gezocht in de andere informatieverwerking : de leerling begrijpt interacties, reacties van medeleerlingen, volwassenen vaak niet. Zij hebben moeite met het begrijpen van het gedrag van een ander omdat zij zich moeilijk kunnen indenken welke gevoelens, gedachten, wensen etc . anderen kunnen hebben. Interacties worden dus verduidelijkt, begeleid en zo nodig worden gedragsalternatieven aangedragen. • Werkhoudingsproblemen kunnen voortkomen uit centrale coherentie problemen. D.w.z. moeite met executieve functies: plannen, organiseren, verschuiven van de aandacht, etc. We passen opdrachten, instructie e.d. dan aan. • We werken ontwikkelingsgericht: We sluiten aan bij de ontwikkelingstaken van leerlingen: wat wordt er van de leerling verwacht in een bepaalde levensfase aan sociale en communicatieve vaardigheden en leertaken, waarbij we rekening houden met beperkingen. We proberen aan te sluiten bij talenten van leerlingen en die uit te bouwen of als hulpmiddel te gebruiken bij het aanleren van voor deze leerling moeilijkere vaardigheden. • We zorgen dat vaardigheden gegeneraliseerd kunnen worden naar diverse leer- en leefsituaties. Bij het bepalen of aan het basisleerklimaat wordt voldaan wordt gebruik gemaakt van een overzicht met aandachtspunten. Docenten kunnen daarmee zelf bepalen of zij volgens het vastgestelde basisleerklimaat te werk gaan. Voor orthopedagogen, leerlijncoördinatoren en teamleiders is deze zgn. “Vinklijst” een belangrijk observatie instrument bij het klassenbezoek ter voorbereiding op gesprekken over klimaat en ondersteuningsplannen.
7
3.3. Didactische aanpak De leerling heeft behoefte aan een duidelijkheid over wat hij/zij moet doen in de les: • Er wordt gewerkt met planners. Iedere leerling heeft een eigen map met per vak een planner van het hoofdstuk. • Daarnaast heeft de leerling per dag een planner wat er gedaan wordt per lesuur. • De docent visualiseert zoveel mogelijk de lesopbouw en volgt de stappen van het Directe Instructie Model • De docent stemt de didactische aanpak af op het groepsoverzicht, van waaruit het groepsplan wordt vastgesteld voor de specifieke les aan de specifieke klas. Daarin kan onderscheid worden gemaakt in maximaal 3 instructiegroepen: - Basisarrangement - Verdiept arrangement (voor leerlingen die meer aankunnen dan de basisstof) - Intensief arrangement (voor leerlingen die intensieve begeleiding behoeven) • De docent gebruikt het bord en houdt instructiemomenten kort. • De leerling heeft behoefte aan haalbare doelen en een didactiek aangepast aan de informatieverwerkingsproblematiek: • Er wordt gewerkt met individuele- en groepsondersteuningsplannen. • Voor elke leerling wordt een haalbaar streefdoel opgezet. • Veel aangeleerde vaardigheden moeten expliciet in andere situaties (binnen andere taken) aangeleerd worden.( transfer) • Accent op functioneel leren. D.w.z. rekening houdend met de tekorten van de leerlingen moet het aanleren van (schoolse) vaardigheden zoveel mogelijk gericht zijn op bevorderen van zelfredzaamheid (zelfstandigheid). • De leerling leren omgaan met het feit dat het tekorten heeft. Niet alles kan (meteen) lukken. • Intrinsieke motivatie om te leren ontbreekt vaak. D.m.v. beloningssystemen lukt het eerder om de leerling nieuwe leerstof aan te leren. • De docent stemt de instructie af op de leerstijl van de leerling. • De leerling heeft behoefte aan een eenduidige manier van lesgeven door verschillende docenten: Iedere leerkracht gebruikt eenzelfde lesroutine voor een klas. • De leerling heeft behoefte aan duidelijke vakmethodes Gebruik maken van specifieke methodes, die ontwikkeld zijn voor leerlingen met leerproblemen. • Het gebruik van methodes moet erop gericht zijn de sterke kanten van de leerling zoveel mogelijk te benutten en de zwakke kanten te helpen versterken d.m.v. ondersteuning. bv lezen d.m.v. boekje en bandje tegelijk. • Hulpmiddelen gebruiken die de leerling helpen met de tekorten (bij moeite met schrijven ook taken geven waarbij alleen iets ingevuld hoeft te worden). • Veel positieve taal gebruiken.(empowerment) • In staat zijn je als volwassene in te kunnen leven in de belevingswereld van deze leerlingen en daar met methodieken en onderwerpen op aansluiten. Bv. accent op 'de wereld' ruiken, voelen en proeven in plaats van alleen kijken en luisteren. Dit vraagt veel flexibiliteit van de volwassene.
3.4. Het handelen van docenten Omdat de groepen klein zijn, kunnen de docenten zich concentreren op de verschillende behoeften van de leerlingen. Hierdoor is het mogelijk om in de groepen een klimaat van veiligheid, rust en voorspelbaarheid te scheppen. De aanpak is afgestemd op de volgende punten: • duidelijk aangeven welk gewenst gedrag we willen zien • gedrag voor de leerling bespreekbaar maken, inzicht geven in eigen gedrag en dat van de ander • instructie en begeleiding op maat geven • samenwerking met anderen stimuleren • leren te delen • duidelijk omgaan met beloning en straf • positieve verwachtingen uitspreken • ruimte geven aan de eigen ontwikkeling van de leerling, verduidelijken toekomstperspectief • eigen verantwoordelijkheid geven daar waar dat kan
8
3.5. De organisatie Roostertechnisch De leerling heeft behoefte aan tijd om te schakelen tussen veranderingen en heeft behoefte aan zo min mogelijk schakelmomenten: • Vakken worden gegeven in blokuren of lesuren worden verlengd (bijvoorbeeld 1 uur duurt een les). Dit om minder vakken op een dag voor de leerlingen te hebben (minder schakelmomenten). • De eerste 5 minuten van de les is schakeltijd voor de leerlingen. Daarna wordt de les gestart. • De leerlingen van een klas hebben een vast lokaal. • De leerkrachten wisselen van lokaal. • De praktische vakken worden verspreid over de week. • Uitgangspunt: op iedere dag heeft de klas een praktisch vak. De leerling heeft behoefte aan individuele begeleiding door zijn mentor: • De docenten hebben extra uren om te besteden aan mentortijd. • De mentor geeft naar verhouding vaak les aan de eigen klas. • Fasegewijs afbouw van een groepsdocent(mentor) en meer vakdocenten per leerjaar. Ruimte buiten de klas De leerling heeft behoefte aan een voorspelbare, duidelijke schoolomgeving: • Er zijn vaste routines voor het binnenkomen in de school en het verlaten van de school • Er is een vaste en toegankelijke plek voor jassen, tassen, ed. • Er zijn vaste en voldoende pauzeplekken: een plek voor rust en een plek voor activiteit. • Tijdens alle pauzes wordt op alle plekken gesurveilleerd door docenten. • In de school hangen de schoolregels duidelijk zichtbaar op iedere pauzeplek, • In de school hangen op een vaste plek foto’s van docenten en leerlingen. De leerling heeft behoefte aan een ruimte om weer tot rust te kunnen komen: • In de school is een Time-Out-lokaal. • Deze wordt bemenst door een professionele begeleider. • De Time-Out wordt als middel ingezet met behulp van een stappenplan, het doel is om de leerling weer in de klas te krijgen en de lessen te laten volgen. Ruimte in de klas: De leerling heeft behoefte aan een overzichtelijke indeling van het klaslokaal: • Alle lokalen hebben zoveel mogelijk dezelfde inrichting. In het lokaal zijn zelfstandige werkplekken aan de rand van het lokaal (tegen de muur). In het midden van het lokaal staat het bureau van de leerkracht en een instructietafel. De computers staan op een afgescheiden werkplek. De werkplek van de leerling is afgeschermd met schotten en flexibel: richting naar de muur of de leerkracht. In ieder klaslokaal is een instructietafel, groot genoeg voor alle leerlingen om aan te zitten. • In ieder klaslokaal hangen de klassen- en schoolregels op dezelfde plek. • Er wordt gebruik gemaakt van een vaste bordindeling • In de klas zijn grote en meerdere kleine time-timers. • Materialen liggen op een vaste plek. De leerling heeft behoefte aan overzichtelijke lesmethodes: • De school maakt gebruikt van auti-vriendelijke methodes of digitaal onderwijs. • De leerling heeft behoefte aan een overzichtelijke manier van het pakken van zijn materialen: • Leerlingen hebben een eigen werkplek met boekenplank waar hun leerstofmateriaal staat. • Mocht er huiswerk zijn dan neemt de leerling de betreffende boeken mee naar huis, in principe blijven de boeken op school.
9
Hoofdstuk 4 Onderwijskundig beleid De VSO-afdeling biedt binnen het uitstroomprofiel Vervolgonderwijs onderwijs aan op vmbo-niveau (Voorbereidend Middelbaar Beroeps Onderwijs). Alsook de gelegenheid voor leerlingen om HAVOmodules te volgen. De vmbo-opleiding duurt in principe vier jaar, de HAVO vijf jaar. Daarnaast biedt de school binnen het uitstroomprofiel Arbeid de mogelijkheid om te werken aan Arbeidsmarktgerichte Trajecten (AGT) Steeds vaker blijkt namelijk dat leerlingen ondanks hun intelligentie meer tijd nodig hebben om zich de lesstof en belangrijke levensvaardigheden eigen te maken. We willen onze leerlingen gericht voorbereiden op het vervolgonderwijs, arbeid en de samenleving en aandacht voor levensvaardigheden hoort daarbij. We geven hen de kans te leren reflecteren op wat ze wel en niet kunnen waardoor ze bewuster met hun mogelijkheden en beperking leren omgaan. Er wordt lesgegeven in kleine groepen op twee verschillende locaties. De onderwijsondersteuning wordt afhankelijk van de mogelijkheden en het geformuleerde uitstroomperspectief van de leerling aangeboden op verschillende niveaus . Dit aanbod is waar kan op maat toegesneden op de mogelijkheden van de leerling en de organisatorische mogelijkheden van de school.
4.1. Uitgangspunten bij de onderwijsondersteuning De Berg en Boschschool school heeft als uitgangspunten voor haar onderwijsondersteuning geformuleerd; • De onderwijsondersteuning is gericht op van ontwikkeling van de cognitieve vaardigheden.(schoolse vaardigheden) en de levensvaardigheden (praktijk gericht) in relatie tot het ontwikkelingsperspectief van de leerling • De onderwijsondersteuning vindt plaats binnen een duidelijk geformuleerd basisleerklimaat • Er is een ononderbroken leerroute waar de leerlingen 4 of 5 jaar over kunnen doen • In deze leerjaren kan op verschillend niveau gewerkt worden • De onderwijsondersteuning is competentiegericht d.w.z. dat de leerling gezien wordt als een actieve kennis-verwerver in interactie met zijn omgeving • De leerling leert de regie in handen te nemen van zijn eigen leerproces(actieve betrokkenheid en eigen verantwoordelijkheid). • Voor leerlingen en ouders wordt duidelijk gemaakt wat het ontwikkelingsperspectief is waarbij de streefdoelen in controleerbare en meetbare termen beschreven worden. • Ouders worden actief als partner betrokken bij de ontwikkeling van hun kind op school • De onderwijsondersteuning vindt geïntegreerd plaats ( één leerling, één plan) en wordt verantwoord in het OPP( Ontwikkelings Perspectief Plan). • Het OPP wordt minimaal twee maal per jaar met de leerling en ouders besproken. • Het OPP vormt de weerslag in een cyclisch proces van het geformuleerde uitstroomperspectief en de daaraan gekoppelde resultaten. • Pas wanneer de basisvorming is afgerond kunnen leerlingen doorstromen naar de examenperiode. • De leerlingen worden op de praktijk van de arbeid voorbereid door interne en externe stage.
4.2. De organisatie van de Onderbouw – de basisvorming In de onderbouw wordt de leerstof aangeboden volgens de kerndoelen van de basisvorming op VMBO – niveau. Differentiatie richting HAVO leerstof is in de basisvorming mogelijk. In het geval dat leerlingen boven het niveau van het VMBO functioneren krijgen zij extra leerstof aangeboden. Naast het behalen van de kerndoelen VO wordt veel aandacht geschonken aan het zich eigen maken van studievaardigheden en het vergroten van de schoolse en sociale competenties. Ontwikkeling van de competenties komt expliciet aan de orde tijdens de mentorlessen en tijdens de activiteiten in de “Doe eens wat anders” workshops.( zie bijlage “Doe eens wat anders”) Afhankelijk van het aantal te plaatsen leerlingen en hun onderwijsbehoeften delen de gedragswetenschapper en de teamleider van de onderbouw de leerlingen in de verschillende groepen in.
10
eerste leerjaar: op basis van de rapportages /onderzoeken worden de leerlingen geplaatst in één van de klassen van het eerste leerjaar. In welke klas de leerling geplaatst wordt is afhankelijk van: • het niveau van functioneren • de mate waarin de leerling behoefte heeft aan structuur en veiligheid • de mate waarin het onderwijs-leerpakket aangepast moet worden • ook binnen de klassen wordt gedifferentieerd gewerkt in niveau en aanpak. •
tweede leerjaar: Afhankelijk van het niveau van functioneren kan de leerling in het tweede leerjaar in een andere klas geplaatst worden. In de loop van het tweede leerjaar moet duidelijk worden wat de leerling kan en wil. In de tweede helft van het tweede leerjaar wordt bepaald welk advies gegeven gaat worden ten aanzien van de studierichting in het derde leerjaar. Voor alle klassen in de onderbouw geldt: • een vaste mentor die de vertrouwenspersoon is ( voor taken zie de mentortaken) • een vast moment waarop met ouders gekeken wordt of de school de afgestemde onderwijsondersteuning biedt voor deze leerling. • een ondersteuning aan ouders en leerling voor het begeleiden van de leerling naar een andere school indien dat aan de orde is.
.
BB/KB/TL Z&W Nederlands Engels Wisk of Duits
BB/KB/TL H&A Nederlands Engels Wisk of Duits
Techniek TL Nederlands Engels Economie
Biologie
Economie
Wiskunde
Pas vanaf de bovenbouw nodig: CKV (afronden in 4e jaar) MY2 (afronden in 4e jaar) Z&W vakken
Pas vanaf de bovenbouw nodig: CKV (afronden in 4e jaar) MY2 (afronden in 4e jaar) H&A vakken
Biologie Natuur en scheikunde
AGT Nederlands Engels Mogelijkheid tot IVIO certificaten 15 jaar oud zijn (ivm stages) Kunnen werken aan arbeidsethos Willen werken aan vaardigheden Praktijkgericht zijn.
4.3. De organisatie van de Bovenbouw In de bovenbouw is het lesgeven meer gericht op het behalen van een diploma: het tempo van werken ligt hier duidelijk hoger dan in de onderbouw. Leerlingen moeten ook steeds zelfstandiger aan het werk. Het vooruitkijken naar vervolgopleidingen, beroepen mogelijkheden en zelfstandig leven wordt steeds belangrijker. Leerlingen brengen onder begeleiding in kaart waar hun kwaliteiten liggen maar ook wat ze (nog) niet kunnen. Wat willen de leerlingen bereiken en hoe kunnen ze dat aanpakken? Op basis van deze bevindingen wordt de mentorbegeleiding vormgegeven. In de bovenbouw wordt ook intensief gewerkt aan een overstap naar een opleiding of naar arbeid.
11
4.4 Aanbod VMBO De onderwijsondersteuning op VMBO niveau op de Berg en Boschschool bevat: • Basisberoepsgerichte leerweg(BBL) • Kaderberoepsgerichte leerweg(KBL) • Theoretische leerweg(TL) Welke leerweg voor de leerling open staat is afhankelijk van de keus van de leerling en van het niveau van functioneren. Iedere leerweg heeft ook nog de mogelijkheid tot het volgen van een sectorgerichte opleiding. De ondersteuning bevat binnen de beroepsgerichte leerweg de sectoren • Economie met de richting Handel en Administratie op de locatie Houten • Zorg en Welzijn met de richting Verzorging op de locatie Houten Bij de ondersteuning van deze beroepsgerichte opleiding wordt samengewerkt met “Scholengemeenschap Schoonoord” te Zeist. (voor het onderwijsprogramma zie schoolplan/schoolgids Berg en Bosch school)
4.5 De theoretische leerweg Bij de keus voor de theoretische leerweg is het voor de leerlingen mogelijk om te kiezen uit de sectoren Economie en Zorg en Welzijn. Per leerjaar wordt met de leerling vastgesteld welk pakket concreet kan worden aangeboden. Per sector staat vast welke combinatie van vakken verplicht is en daarnaast ook mogelijk is voor de school. Voor leerlingen die in de eerste twee jaar bewezen hebben de aangeboden leerstof makkelijk aan te kunnen, biedt de school de mogelijkheid aan om in het derde en vierde jaar een versneld programma door te lopen zonder de vereiste programma onderdelen over te slaan. Deze leerlingen kunnen in het vierde leerjaar hun VMBO diploma halen of een deel van de vakken afsluiten om in het jaar daarna te gaan werken aan HAVO modules. Deze extra ondersteuning wordt aangeboden op de locatie Bilthoven.
4.6 Aanbod HAVO – bovenbouw Doelstelling van de havo Het ontwikkelen van een onderwijsondersteuning voor kinderen met een gemiddelde tot bovengemiddelde intelligentie en tevens een autistische stoornis, waarbij recht wordt gedaan aan hun intellectuele capaciteiten en rekening wordt gehouden met hun specifieke behoeften. De insteek is dat zij kwalificaties kunnen halen, zowel op cognitief gebied als op het gebied van de levensvaardigheden. Belangrijk doel is tevens inzicht verkrijgen en acceptatie ontwikkelen ten aanzien van hun sterke en zwakke kanten die bij de vorm van autisme horen. Op zodanig niveau dat zij reële mogelijkheden krijgen om toe te treden tot de arbeidsmarkt en zo een zelfstandig mogelijk bestaan kunnen opbouwen.
Opzet van de HAVO Vanaf het derde leerjaar biedt de Berg en Boschschool een havo-route aan op de locatie Bilthoven van twee jaar. In het eerste en tweede leerjaar is differentiatie richting Havo leerstof mogelijk. Samen met leerlingen wordt een individueel, vraaggestuurd leerprogramma gemaakt. Per leerling wordt een leerstoflijn opgezet, leerlingen kunnen hiermee individueel certificaten halen, middels staatsexamen. Er wordt gewerkt aan de hand van de MBO/HBO-competenties. De leerlingen kunnen staatsexamen doen in de profielen die worden aangeboden: • natuur en techniek • natuur en gezondheid • economie en maatschappij
In het onderwijsaanbod is ook aandacht voor: • • • •
mentorlessen externe stage programma “Doe Eens Wat Anders” (DEWA) de toeleiding tot vervolgonderwijs of arbeid
12
4.7 Bijzondere voorzieningen bovenbouw De speciale onderwijsondersteuning die aangeboden wordt in Bilthoven is bestemd voor die leerlingen die (nog) niet in staat zijn de reguliere leerwegen te volgen. Met de leerlingen die in deze klassen komen wordt gewerkt aan de toeleiding naar het MBO of een (beschermde) arbeidsplaats.(AT) Leerlingen die in aanmerking komen voor deze trajecten zijn minimaal 15 jaar en hebben ten minste drie jaar VSO gevolgd of hebben reeds hun VMBO diploma gehaald. Centraal bij deze speciale ondersteuning staat de zelfredzaamheid van de leerlingen. De leerlingen die nog geen VMBO diploma hebben kunnen ook worden opgeleid voor: AKA diploma’s ; Arbeidsmarkt Gekwalificeerd Assistent met een diploma op startniveau 1 • AKA groen • AKA breed • IVIO certificaten of staatsexamens • Arbeidstrajectklas (AT) gericht op (beschermde) arbeid 4.8 Het AKA groen programma is gericht op het behalen van een MBO1 opstapdiploma Uitstroommogelijkheden: MBO 1 ,MBO 2 of (beschermde) arbeid BBL Het onderwijsprogramma wordt uitgevoerd in samenwerking met het AOC Wellant en het ROC ASA. Het AKA breed programma wordt uitgevoerd in samenwerking met het ROC Midden Nederland Het programma werkt aan de hand van verschillende praktische projecten, het lesmateriaal is ontwikkeld door een ROC. De examens die eraan verbonden zijn leiden tot een erkend MBO niveau 1 AKA diploma. Alvorens de school te verlaten doorlopen de leerlingen een adviestraject waarin wordt uitgezocht wat het meest passende vervolg is na de Berg en Boschschool In dit traject wordt samengewerkt met de instanties: • MEE • UWV (Voor nadere uitwerking van de onderwijsprogramma’s inclusief de stage zie schoolplan / schoolgids Berg en Boschschool)
13
4.9 Schematisch overzicht “de opbouw onderwijs”
ROC
(onbetaalde) Arbeid
D I P L O M A G E R I C H T
HBO
Arbeids klassen
H&A Z&W
TL
HAVO
Basisvorming
14
4.10 Uitstroomgegevens
2009-‐ 2010 Theoretische 18 leerweg Geslaagd 18 Afgewezen 0 Leerweg H&A Geslaagd 1 Afgewezen 0 Leerweg 9 Z&W Geslaagd 9 Afgewezen 0 HAVO 2 Geslaagd 2 Afgewezen 0 AKA breed 5 Geslaagd 5 Afgewezen 0 AKA groen 5 Geslaagd 5 Afgewezen 0
2010-‐ 2011 15
2011-‐ 2012 22
15 0 15
22 0 11
15 0 11
11 0 6
11 0 7 7 0 3 3 0 0
6 0 2 2 0 4 4 0 2 2 0
Uitstroomgegevens. Hieronder worden de uitstroomgegevens van schooljaar 2011-‐2012 vermeld. In de schoolgids wordt jaarlijks een specifieke lijst gepubliceerd. 2011-‐2012 Vervolgonderwijs 39 Dagbesteding 12 Behandeling 1 Onbekend 6
Hoofdstuk 5 5.1 Aanmelding, plaatsing, terug- en overplaatsing. Toelatingscriteria en de stappen van de te volgen procedure; Voor de leerling is een cluster 4 beschikking (nu nog) en vanaf 1 augustus 2015 een toelaatbaarheidsverklaring verkregen. De ouder meldt aan.
15
Vult aanmeldingsformulier in en stuurt het naar het secretariaat. De school beoordeelt of plaatsing in principe mogelijk is. School nodigt leerling en ouders/verzorgers uit voor intakegesprek. Commissie van Onderzoek en Begeleiding besluit over toelating van de leerling op de Berg en Boschschool. Ouders/verzorgers ontvangen bericht van de Commissie. Bij afwijzing formuleert de Commissie een alternatief. Bij toelating start de leerling op de Berg en Boschschool.
5.2 De Commissie van Begeleiding De Commissie van Begeleiding (CVB) toetst de toelatingsdossiers van leerlingen, voert regie over het onderwijsaanbod en de aan te wenden extra zorg ( mensen en middelen) en stelt het ontwikkelingsperspectief van de leerlingen vast. Tevens heeft het CVB de opdracht de kwaliteit van het onderwijs, het onderzoek, de zorg en de kwaliteit van de rapportages te bewaken en te adviseren bij het aanbrengen van verbeteringen.
5.3 Werkwijze Commissie Van Begeleiding VSO A. Doel van de Commissie Van Begeleiding (CVB) voor het VSO 1 Centrale toelating van leerlingen tot de B&B school 2 Centrale bewaking van terug en overplaatsing. 3 Centrale bespreking complexe problematiek bij “ zittende leerlingen” (Multidisciplinair Team, MDT) B. Leden van de CVB 1. De voorzitter (directeur VSO) 2. Secretariële ondersteuner 3. De schoolarts 4. Van elke locatie een gedragswetenschapper 5. De maatschappelijk werkende (op afroep)
C. Werkwijze van de CVB bij centrale toelating 1. De dossiers van de toe te laten leerlingen worden op compleetheid gecheckt door de secretariële medewerker.(zie ook werkwijze secretariaat) Bij inhoudelijke vragen wordt de desbetreffende gedragswetenschapper geraadpleegd. 2. De te bespreken volledige dossiers van de toe te laten leerlingen worden per vergadering op basis van de door de ouders/leverende school verstrekte gegevens door de secretariële ondersteuner verdeeld over de gedragswetenschappers van de respectievelijke locaties. 3. De dossiers worden door de gedragswetenschappers getoetst op inhoud en op het mogelijke juiste aanbod van de locatie op de onderwijsvraag van leerling/ouders 4. De dossiers worden getoetst op de aanwezigheid van een problematische thuis- en vrijetijdssituatie 5. Tijdens de vergadering wordt mededeling gedaan over de toelaatbaarheid van de leerling op de desbetreffende locatie. De advisering betreft de prognose, en de onderwijs- en zorgbehoefte van de leerling. De advisering vindt op onderwijskundige, medische, pedagogische- en psychologisch gronden plaats, rekening houdend met de handicap van de leerling. Daarvoor zijn de verschillende functionarissen aanwezig. 6. De CVB doet een voorstel voor het ondersteuningsplan. Evaluatie van het ondersteuningsplan vindt plaats per locatie met betrokken functionarissen en zijn in het jaarrooster vastgelegd (2x). Daaruit kunnen adviezen volgen richting terug-en doorplaatsing in –en extern.
16
7. 8.
9. 10. 11. 12.
Indien er twijfels zijn over de toelaatbaarheid worden de bevindingen t.a.v. het dossier besproken en wordt indien nodig nadere informatie opgevraagd en/of verder onderzoek afgesproken met de school/organisatie van herkomst van de leerling De resultaten van de nadere onderzoeken komen de eerstvolgende vergadering aan de orde. Er wordt vervolgens een gemotiveerd besluit genomen over de toelating. Bij tussentijdse plaatsingen moet duidelijk zijn op welke locatie een plaats is. Besluiten over welke leerling op welke locatie tussentijds geplaatst wordt, vinden in principe plaats tijdens een CVB vergadering. De secretariële ondersteuner notuleert de genomen besluiten over de toe te laten leerlingen tijdens de vergadering en verwerkt deze gegevens op een overzicht. De secretariële ondersteuner verricht namens de directie van de school alle verdere administratieve handelingen t.a.v. ouders/leerlingen/leverende scholen enz. De CVB vergadert volgens een jaarrooster gebaseerd op het schooljaar N.B. Alle leerlingen worden naar de B&B school verwezen door het CVI (Commissie voor Indicatiestelling) van het REC indien er een indicatie cluster 4 is afgegeven. (tot 1 augustus 2014) Daarna vindt de aanmeIding plaats op basis van de afgegeven toelaatbaarheidsverklaring door het betreffende samenwerkingsverband. In principe zijn daardoor alle leerlingen toelaatbaar. De toelatingscriteria voor de B&B school staan geformuleerd in de schoolgids.
Hoofdstuk 6 6.1 Veiligheidsbeleid veiligheid in de school Een veilig leerklimaat voor onze leerlingen en een veilig werkklimaat voor het personeel zijn belangrijke voorwaarden om optimaal te kunnen functioneren en voor de leerlingen om zich te kunnen ontwikkelen. Betrokkenheid van ouders is hierbij van groot belang. De school is eerstverantwoordelijke voor het creëren van een veilig schoolklimaat, maar dit kan niet zonder de medewerking van leerlingen en ouders. Het schoolveiligheidsbeleid van de Berg en Boschschool is niet beperkt tot incidentenbeleid. Het wordt planmatig ontwikkeld en uitgevoerd, waarmee het team alle vormen van agressie, geweld, seksuele intimidatie, discriminatie en pesten binnen of in de directe omgeving van de school zoveel mogelijk wil voorkomen. Daar waar zich incidenten voordoen worden maatregelen getroffen om verdere escalatie te voorkomen, maar preventie blijft centraal staan. Er is een veiligheidsplan ontwikkeld waarin beschreven staat welke maatregelen de school neemt om agressie en geweld zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken. In de gedragscode ligt vast hoe wij met elkaar om dienen te gaan. In een protocol is beschreven hoe er gehandeld moet worden als zich een ernstig incident voordoet. Medewerkers worden getraind in agressie- en conflicthantering. Ook de klachtenregeling en het inzetten van de time out maken deel uit van dit veiligheidsplan. Tevens is duidelijk omschreven wat de omgangsregels zijn betreffende internet-, gsm-, msn- en smsgebruik. Mocht er sprake zijn van het zogenoemde “cyberpesten” dan wordt het pestprotocol en eventueel de klachtenprocedure gevolgd. Essentieel voor een effectief veiligheidsbeleid is echter dat de nadruk ligt op het voorkómen van incidenten.
6.2 Arbocommissie Belast met de ontwikkeling en bewaking van de continuïteit van het veiligheidsbeleid is de Arbocommissie. Deze commissie is samengesteld uit vertegenwoordigers van verschillende disciplines en de beleidsmedewerker arbeidsomstandigheden. Er is een coördinator sociale veiligheid die als taak heeft het sociale veiligheidsbeleid te implementeren en op maat te maken voor de verschillende locaties. Het Veiligheidsbeleidsplan bestaat uit drie onderdelen: - preventief beleid, ter voorkoming van incidenten; - curatief beleid, ter voorkoming van verdere escalatie ingeval van incidenten; - melding, registratie en evaluatie.
17
( zie ook schoolplan en schoolgids Berg en Boschschool)
Hoofdstuk 7 contacten met ouders ( zie ook schoolplan en schoolgids Berg en Boschschool) 7.1 ouderparticipatie Om goed onderwijs te kunnen geven is het absoluut noodzakelijk dat de communicatie met ouders goed verloopt. Juist vanwege onze doelgroep willen we verwarring tussen de thuis- en schoolsituatie voorkomen. We zien ouders dan ook als partners. Ouders zijn emotioneel betrokken bij de school en de kwaliteit van het onderwijs. We betrekken in ons onderwijs ook de effecten op het leren die door factoren buiten de school veroorzaakt worden. Wij willen dus graag ervaringen rond leerlingen uitwisselen en gebruiken voor een goede ontwikkeling van het kind.
7.2. Gesprekken met ouders Gesprekken met ouders over de ontwikkeling van hun kind. • eerste kennismakingsgesprek door mentor waarin het Ontwikkelings Perspectief Plan wordt besproken • ouderavond 1 • ouderavond 2 • voorlichtingsavond over verschillende thema’s als Sector- en leerwegkeuze, Externe stage en het examenprogramma ( PTA) telefonisch contact Onze medewerkers zijn tijdens de schooluren moeilijk telefonisch bereikbaar. We streven ernaar ouders na schooltijd terug te bellen. 7.3. klachtenregeling Als ouders of een leerling klachten hebben op het gebied van agressie, geweld, seksuele intimidatie, discriminatie, pesten, over het onderwijs of de begeleiding op school, dan worden deze in eerste instantie besproken met de groepsleerkracht of mentor. Als blijkt dat het niet mogelijk is de klacht eenvoudig op te lossen, dan verwijst de groepsleerkracht of mentor naar de directie of één van de interne vertrouwenspersonen. 7.4. vertrouwenspersoon Ouders en leerlingen kunnen zich ook rechtstreeks tot een vertrouwenspersoon wenden. Deze vertrouwenspersonen zijn geschoold in de behandeling van klachten en kunnen inschatten of behandeling van een klacht binnen hun mogelijkheden valt. Wanneer de vertrouwenspersoon tot de conclusie komt dat de klacht niet binnen school is op te lossen, dan worden de ouders/leerlingen doorverwezen naar de Landelijke Klachtencommissie. Deze neemt de klacht in behandeling volgens het protocol zoals vastgesteld in het Klachtenreglement. De klachtencommissie geeft in een uitspraak aan of de klacht gegrond is en zal, als dat het geval is, het bevoegd gezag van de school adviseren over te nemen maatregelen. Het bestuur van de Stichting Speciaal Onderwijs Midden Nederland heeft zich hiertoe aangesloten bij de Landelijke Klachtencommissie van de Vereniging voor Bijzondere Scholen. Het adres van de Landelijke Klachtencommissie en het telefoonnummer van de vertrouwensinspecteur evenals de contactgegevens van de interne vertrouwenspersonen staan achterin de schoolgids. Naast bovengenoemde regeling is op de Berg en Boschschool ook nog een interne, laagdrempelige klachtenregeling ingesteld. Ouders kunnen kiezen tussen de algemene klachtenprocedure zoals hierboven beschreven, of deze regeling. Er is een onpartijdige commissie ingesteld, die een advies uitbrengt aan het bestuur. De commissie bestaat uit een voorzitter, een voormalig personeelslid en een ouder van een oud-leerling. 7.5. privacy protocol leerlingengegevens en inzagerecht De school bewaart, met het oog op optimale begeleiding van de leerlingen, veel gegevens in een dossier. Dit begint al bij het toelatingsonderzoek. De leden van de Commissie van Begeleiding maken een verslag van hun onderzoek. Deze verslagen maken deel uit van het leerlingendossier, waarin ook persoonlijke
18
gegevens zijn opgenomen. Na toelating worden verslagen als het Ontwikkelings Perspectief Plan de rapporten e.d. aan dit dossier toegevoegd. Alle leerlingendossiers zijn, op de verschillende locaties, opgeborgen in een afsluitbare kast. De dossiers zijn ter inzage voor de medewerkers van de school, het bestuur en de inspectie. Ouders kunnen ook inzage vragen. Bij overgang naar een andere school of als derden informatie opvragen, dienen ouders hiervoor toestemming te geven. Het dossier van een leerling wordt na het verlaten van de school vijf jaar bewaard en vervolgens vernietigd. Wanneer een lid van de ondersteunende diensten een verslag van een leerling maakt, dan ontvangen de ouders hiervan een kopie. Voor begeleidingsdoelen worden af en toe video-opnames gemaakt. Deze opnames worden alleen bekeken door de begeleiders van de leerling, ter observatie voor een diagnose of om een ondersteuningsplan op te stellen. Vervolgens worden deze opnames gewist. Ouders kunnen aan het begin van het schooljaar bij de groepsleerkracht/mentor van hun kind aangeven of ze bezwaar hebben tegen het maken van opnames. Van activiteiten zoals sportdagen, schoolfeesten e.d. worden soms foto’s gemaakt. Wanneer we deze foto’s willen gebruiken voor de schoolgids of de website, vragen we altijd toestemming aan de ouders en de leerling. De school heeft de procedure betreffende de omgang met leerlingendossiers vastgelegd in een protocol. Dit protocol en de wettelijke verplichtingen op het gebied van privacy-beleid (afgeleid van de Wet op de Bescherming van Persoonsgegevens) is opvraagbaar bij het secretariaat van de school. 7.6. ouderklankbordgroep Op de Berg en Boschschool is een ouderklankbordgroep (OKBG). Hierin zitten ouders van de vsoleerlingen. De ouders in de OKBG kunnen vanuit een vrije, niet formele positie in gesprek gaan met de directie. Jaarlijks zijn er zes bijeenkomsten. Het doel van de klankbordgroep is: - het geven van informatie vanuit het gezichtsveld van ouders op nieuw te ontwikkelen beleid - bespreken en zo nodig aanpassen van initiatieven van de directie tot nieuw beleid - feedback geven op processen in de school
Hoofdstuk 8 Externe contacten Veel van onze leerlingen hebben een vorm van extra zorg buiten de school. De orthopedagoog onderhoudt de contacten met de Bureaus Jeugdzorg en instellingen voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie. Deze contacten zijn gericht op een goede afstemming van behandeling, de thuissituatie en de school. Elke leerling maakt een grote lichamelijke en geestelijke ontwikkeling door. De afdeling Jeugdgezondheidszorg van de GGD begeleidt dit proces van gezondheid, groei en ontwikkeling. In de onderbouw worden de leerlingen met de ouders uitgenodigd door de jeugdarts (schoolarts) voor een onderzoek. De arts bekijkt dan onder andere de groei, het gehoor en het gezichtsvermogen. Verder worden zaken als eten, slapen en contact met vrienden met ouders en leerling besproken. Wanneer ouders zelf vragen hebben over de gezondheid of de ontwikkeling van hun kind kunnen zij contact opnemen met de jeugdarts. De school kan eveneens aan ouders adviseren om contact op te nemen met de jeugdarts. Instanties waar de Berg en Boschschool relaties mee heeft zijn: • Bureau Jeugdzorg • Altrecht (RIAGG) • UMC • Reatres college • UWV • MEE • Jeugd en Kinderpsychiatrische instellingen(b.v. Leo Kannerhuis , Altrecht) • GGD
8.1 Stakeholders Een wederzijds en zo inspirerend mogelijk contact met de aan school verbonden stake-holders is voor De Berg en Boschschool van essentieel belang. Het betreft diverse gremia: van collega-scholen tot onderwijsondersteunende instanties; van de landelijke, provinciale en lokale politiek tot perscontacten; van uitgeverijen en kunst- en cultuur educatie-stichtingen tot fondsen en sponsoren. Maar ook professionaliserings-instanties als universiteiten en hogescholen, met stagebedrijven en toeleveranciers. Met al deze organisaties houdt de school regelmatig contact.
19
20